accent
Taal
Handleiding 3A Jeroen Reumers Virginie Thielemans Vincent Verhelst Rien Broere
Coรถrdinatie Erwin Lenaers
Met medewerking van Leen Bresseleers Ides Callebaut Tine Geenen Geert Willaert (leerplan GO) Karolien Willems
Tijd voor Taal accent Taal 3 bestaat uit: - Werkschrift A en B - Werkschrift A en B correctiesleutel - Z-schrift A en B - Z-schrift A en B correctiesleutel - Taalboek A en B - Handleiding A en B - Toets- en Remediëringsmap - Set wandplaten - Klasbib - Bordboek Plus - Bingel.be - methodesite: www.tvtaccent.be Tijd voor Taal accent Taal - Handleiding 3A Jeroen Reumers, Virginie Thielemans, Vincent Verhelst en Rien Broere Met medewerking van: Leen Bresseleers, Ides Callebaut, Tine Geenen, Geert Willaert (leerplan GO) en Karolien Willems Coördinatie: Erwin Lenaers Omslagontwerp: Nancy Kers en Karttouch Lay-out: CAT en Lieve Lenaerts Zetwerk: Lieve Lenaerts Tekeningen: Claeys Brothers en Nancy Kers
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toelating te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Diegenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te melden.
© Uitgeverij Van In, Wommelgem, 2013 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Eerste druk, eerste bijdruk 2014 ISBN 978-90-306-5667-8 D/2013/0078/142 Art.nr. 513910/02 NUR 191
accent
Inhoud
Audio- en beeldfragmenten
5
Inleiding
7
Woordenschatlijst
18
Uitleg bij de spellen op de flapjes van het werkschrift
19
Bibliografie
20
Thema 1: Gewoon anders
21
Thema 2: Allemaal beestjes
97
Thema 3: De appel valt niet ver van de boom
165
Thema 4: Als een dief in de nacht
239
Thema 5: In de spotlights
307
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Inhoud
3
accent
Audio- en beeldfragmenten
cd
dvd
thema 1
thema 4
1 les 1a – bronnenblad 1.1
1 les 2 – bronnenblad 4.2
2 activiteit 1 – kopieerblad 1.6 thema 5 thema 3
2 les 2a – bronnenblad 5.2
3 les 2a – bronnenblad 3.1 – nieuwsbericht 1 4 les 2a – bronnenblad 3.1 – nieuwsbericht 2 5 les 2a – bronnenblad 3.1 – nieuwsbericht 3 6 activiteit 1 – bronnenblad 3.4
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Audio- en beeldfragmenten
5
accent
Inleiding
ALGEMEEN Je hebt als professional gekozen voor de betere taalmethode: Tijd voor Taal accent Taal (verder: TvT accent), een taalmethode geschreven door leerkrachten die jou helpt om goed taalonderwijs te realiseren. Als leerkracht ben jij de motor in het leerproces. Jij weet immers hoe een krachtige leeromgeving tot stand komt. Maar leerkrachten verschillen van elkaar en ook het publiek waaraan je lesgeeft is divers. Meer dan ooit is het belangrijk om je onderwijs rond deze diversiteit te organiseren. Zeker voor het leergebied Nederlands, dat zeer nauw samenhangt met ieders identiteit. Daarom heb jij net deze methode gekozen: omdat ze respect heeft voor jouw inbreng en je de mogelijkheid geeft je taalonderwijs op je publiek af te stemmen. TvT accent Taal is de taalmodule van de totale taalmethode TvT accent. Die bevat naast de taalmodule ook een aparte spellingmodule: TvT accent Spelling. De taalmodule start vanaf het tweede leerjaar en loopt tot en met het zesde leerjaar. We zetten de belangrijkste kenmerken van TvT accent Taal op een rijtje en maken je daarna aan de hand van 13 vragen wegwijs in TvT accent.
De belangrijkste kenmerken • TvT accent zorgt voor een haalbare uitvoering van de activiteiten door een duidelijk, doelgericht (zie vraag 2 en 5) basispakket met heldere leerlijnen (zie vraag 6) te voorzien voor de leerkracht. Het basisjaarplan is haalbaar ingedeeld in slechts 20 basislesweken. Die basisaanpak bereikt de methode door de doelen slim te clusteren in de lessen. Bovendien voorziet TvT accent een vast stramien in de aanpak van de lessen (zie vraag 3), waarbij de leerkracht steeds in drie fasen werkt: voor, tijdens en na de taalactiviteit. Dat zorgt voor een gestructureerde didactiek en loopt parallel met de strategieën voor de verschillende vaardigheden (zie vraag 8). • TvT accent zorgt voor de praktische invulling van een gedifferentieerd taalbeleid op maat van de school, de klas of de leerling. In de derde week van elk thema, de accentweek, biedt TvT accent een aantal oefenactiviteiten aan (zie vraag 4). Door een weldoordachte keuze kun je inspelen op noden van je leerlingen, je klas of je school. • TvT accent behoudt ten opzichte van Tijd voor Taal een aantal principes die hun kracht bewezen hebben, bv. de uitwerking van technisch lezen. De methode voegt nog enkele didactische verfijningen toe. Zo is de aanpak voor technisch lezen in het tweede leerjaar doorgetrokken naar het derde leerjaar en vierde leerjaar met bv. een doorloopverhaal in de aangeboden ABC-teksten. Andere verfijningen vind je in de nieuwe aanpak van strategieën (zie vraag 8) door hardop denkend voordoen, in de aanpak van woordenschat (zie vraag 10) enz. • TvT accent stemt de lessen rond het taalsysteem en taalbeschouwing af op de eindtermen 2009 en de aangepaste leerplannen 2010. Dat merk je bijvoorbeeld aan de duidelijke schema’s en vraagstelling in het nadenken over zinnen (vraag 1). • TvT accent spelling (zie vraag 2) is op een aantal wijzen verbonden met TvT accent Taal. Zo koppelt de methode de activiteiten technisch lezen aan de woordpakketten spelling. In de lessen taalbeschouwing is er aandacht voor belangrijke zaken in de spelling, zoals de werkwoordspelling. Maar omgekeerd is een aantal doelen taalbeschouwing (bv. het nadenken over spellingvormen) expliciet opgenomen binnen de spellingmethode. Ten slotte is er bij de revisie van schrijftaken aandacht voor de verbetering van een spellingverschijnsel. Verder zorg jij ook voor transfer tussen spelling, taal en de andere leergebieden door bv. een beroep te doen op het spellingbewustzijn van de leerlingen. • TvT accent zet sterk in op lezen (zie vraag 7), bijvoorbeeld door boekpromotie. Een mooi voorbeeld is de aangeboden ‘klasbibliotheek’ met twintig boeken per leerjaar, gekoppeld aan de leeslessen uit de methode. • TvT accent ondersteunt het ‘leren leren’ (zie vraag 9) door taalweters die de essentie van de les weergeven. Sommige essentiële informatie die nodig is bij taalleren vindt de leerling op uitvouwbare flappen van het werkschrift. TvT accent ondersteunt het leren van de leerlingen ook door een doordachte en expliciete aanpak van de school- of instructietaal (zie vraag 10). De belangrijkste tekstwoorden en schooltaalwoorden worden verklaard in het taalboek of het werkschrift. De methode ondersteunt de leerkracht met didactische tips voor een efficiënte aanpak.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Inleiding
7
accent
Inleiding
• Voor de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften biedt TvT accent twee nieuwigheden: • Een Z-schrift (Zorgschrift): een alternatief werkschrift ontwikkeld voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Het Z-schrift volgt dezelfde lesgang als het gewone werkschrift, maar onderscheidt zich door een eenvoudigere instructietaal en een prikkelarme lay-out, zodat kinderen minder snel afgeleid zijn (zie vraag 11). • TvT accent biedt voor de ‘bollebozen’ in de accentweken een ‘turbobundel’ (zie vraag 4) met uitdagende en motiverende taken. Ook die activiteiten zijn gekoppeld aan taaldoelen en leerplannen.
TvT accent in dertien vragen 1 Welke visie op taal hanteert TvT accent? 2 Hoe is de methode georganiseerd? 3 Hoe lees je de handleiding? 4 Wat is de rol van de accentweken? 5 Hoe sluit de methode aan bij leerplannen en eindtermen? 6 Hoe zijn de leerlijnen herkenbaar verwerkt? 7 Hoe wil TvT accent de ‘ontlezing’ van het gedrukte woord tegengaan? 8 Hoe leren de leerlingen omgaan met strategieën? 9 Hoe ondersteunt de methode het leren van de leerlingen? 10 Hoe zijn schooltaal en woordenschat verweven in de activiteiten? 11 Op welke wijze is de differentiatie uitgewerkt? 12 Hoe systematisch werkt de methode aan interactie en coöperatie? 13 Hoe volgt de methode de vorderingen van leerlingen?
1 Welke visie op taal hanteert TvT accent? a TvT accent is een stimulerende en motiverende methode op maat van de leerlingen. • De thema’s zijn ontleend aan de maatschappij of de leefwereld van de leerlingen. • De taaltaken zijn voor de leerlingen betekenisvol en doelgericht. • De activiteiten zijn ook uitdagend, onder meer door de verschillende vormen van differentiatie in de methode: differentiatietips in de les, tempodifferentiatie, niveaudifferentiatie, remediërings- en verdiepingsactiviteiten en accentweken. • De teksten zijn authentiek en met zorg gekozen door leerkrachten. De taalweters en teksten zijn vaak humoristisch. De tekeningen en foto’s maken het geheel luchtig. b TvT accent maakt de leerlingen taalvaardig door de combinatie van vijf zaken. • Door hen realistische, zinvolle taalsituaties aan te bieden, die ze aanpakken door te luisteren, te spreken, te lezen en te schrijven. • Door hen te leren die situaties strategisch aan te pakken (strategieën).
8
Inleiding
• Door hen vanuit die situaties te laten reflecteren over taalgebruik en taalsysteem (taalbeschouwing). • Door hen te leren hoe taal in elkaar zit, met voldoende aandacht voor de cultureel verworven vaardigheden zoals technisch lezen en spelling. • Door hen interactief en coöperatief (zie vraag 12) met elkaar te laten samenwerken, met respect voor de eigen en andermans taal (interculturele gerichtheid). c TvT accent sluit naadloos aan bij de huidige eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Dat zie je door de transparante koppeling van leerplandoelen en eindtermen op lesniveau. Elke activiteit is opgebouwd rond één vaardigheid, maar de methode laat alle vaardigheden binnen een activiteit zo veel mogelijk door elkaar aan bod komen. d TvT accent geeft, via de accentweek, de kans om school- of klaseigen accenten te leggen binnen de taalopvoeding. e TvT accent biedt een volledige evaluatie aan via toetsen met criteria voor alle leerdomeinen. Nadien biedt de methode remediërende en verrijkende materialen (zie vraag 13).
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Inleiding
2 Hoe is de methode georganiseerd? TvT accent Taal bestaat uit 10 thema’s, verspreid over 20 basisweken en 10 accentweken. Dat maakt 30 lesweken in totaal. Elk thema wordt in 3 weken behandeld.
10 thema’s van 3 weken
Tijd voor Taal accent - Taal 10 thema’s van 3 weken 2 basisweken
1 accentweek (keuzeweek)
- Alle inhouden komen in afzonderlijke domeinlessen aan bod
- Geen nieuwe leerstof
- Evenwichtige spreiding: 6 uur taal per week (4 taal + 2 spelling)
- Toetsing en remediëring
- Optimale clustering van doelen
- Accentlessen: keuze uit toegepast lezen, schrijfopdrachten, taaloefeningen, begrijpend lezen, turbobundel
Elke lesweek biedt 6 lesuren Nederlands aan. Dat is het gemiddelde van de onderwijstijd die voor Nederlands wordt voorgesteld (20 % tot 25 % van de lestijd). Schematisch uitgedrukt kan het aanbod van de verschillende leerdomeinen en activiteiten als volgt samengevat worden:
Overzicht per thema van 3 weken – aantal lestijden per taaldomein
Week 1 + 2 = basisweken
Per thema Technisch Begrijpend Spreken van 3 lezen lezen en weken luisteren
Week 3 = accentweek
Schrijven
TB/TS
Evaluatie Technisch KeuzeRem/Ver lezen activiteiten
1
12 (+ 6 spelling)
2
2
12 (+ 6 spelling)
2
2
12 (+ 6 spelling)
leerjaar 2
2
2
2
1
1
2
leerjaar 3
1
2
2
1
2
3
2
1
2
leerjaar 4-5-6
Totaal
1
TvT accent biedt de noodzakelijke materialen om goed taalonderwijs te verzorgen: de handleiding, de toets- en remediëringsmap, het taalboek A en B, het werkschrift A en B (+ Z-schriften), de correctiesleutels, de klasbibliotheek (20 boeken per leerjaar), de prentenboeken voor het tweede leerjaar, de flitskaarten technisch lezen voor het tweede leerjaar, online oefeningen op www.bingel.be, en ten slotte de website www.tvtaccent.be.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Inleiding
9
accent
Inleiding
3 Hoe lees je de handleiding? TvT accent biedt een compacte en gestructureerde handleiding met een duidelijke lesopbouw. Bij het begin van elk thema vind je in het taalboek een korte mindmap met daarin uitdagende prikkels voor de leerlingen. Lesnummer: Bv. thema 6 les 1.
Leerdomein: Luisteren en spreken, spreken en luisteren, lezen (‘juist lezen’, begrijpend lezen, studerend lezen), schrijven en taalbeschouwing. Elk taaldomein heeft een eigen icoon, waardoor de leerling in het taalboek en het werkschrift dadelijk weet met welk taaldomein hij bezig is.
Lestitel: Korte en speelse titel om de leerlingen te vatten.
Bedoeling van de activiteit: Bovenaan staat het hoofddoel van de les. Daaronder staan per lesfase (voor, tijdens, na) de doelen beschreven die expliciet of impliciet in de verschillende lesfasen aan bod komen. De koppeling met de leerplandoelen en eindtermen vind je op www.tvtaccent.be.
Materiaal: De materialen uit het taalboek, het werkschrift … die je nodig hebt. Verder ook de (beperkte) materialen waarvoor jij of de leerlingen moet zorgen.
accent
Lesduur: Voorziene tijd voor de activiteit.
Lesnummer Lestitel Leerdomein Lesduur
Thema 2 les 1 Een tekening in stapjes Begrijpend lezen 50 minuten
BEDOELING VAN DE ACTIVITEIT Hoofddoel van de les Eenvoudige instructies bij opdrachten – met ten hoogste vier stappen – lezen en correct uitvoeren. Doelen per lesfase VOOR
- Het teksttype aanduiden. - De bedoeling van de schrijvers aangeven. - Door oriënterend lezen de inhoud van de tekst inschatten.
TIJDENS
- Structuur vinden in eenvoudige informatieve teksten. - Bij non-fictie inleiding, kern, slot aanduiden. - Verbanden herkennen en aanduiden door verbindingswoorden. - Oorzaak en gevolgrelaties identificeren.
NA
- Het resultaat van de leesactiviteit beoordelen.
MATERIAAL TB A
WS A
kopieerblad
15
20
2.1
bronnenblad
extra materiaal voor de leerlingen: kleurpotloden
VOORBEREIDING / SUGGESTIES
Voorbereiding / suggesties: Al wat je op voorhand kunt of moet doen om de les goed te starten.
Knip het kopieerblad in stukjes en stop de stukjes dichtgevouwen in een zak of doos.
TIPS VOOR DE LEERKRACHT - Er zijn 25 kaartjes voorzien voor het inleidende spel. Afhankelijk van de grootte van je klasgroep krijgen sommige leerlingen twee kaartjes of kan het zijn dat je kaartjes te weinig hebt. Verdeel dan de klas in twee groepen en laat het spel spelen. - Laat de leerlingen vluchtig tekenen. Als je de leerlingen nauwkeurig laat tekenen, kan de timing uitlopen.
WERKSCHRIFT / Z-SCHRIFT
Tips voor de leerkracht: Hier vind je tips om de les anders te organiseren dan voorgeschreven.
Werkschrift / Z-schrift: Extra uitleg bij de oefeningen in het Z-schrift.
Alle opdrachten zijn genummerd.
DIFFERENTIATIE Laat taalzwakke leerlingen eerst de signaalwoorden (‘eerst’, ‘daarna’, ‘vervolgens’ en ‘ten slotte’) aanduiden in de tekst vooraleer ze de stukjes in de juiste volgorde gaan zetten. Je kunt die woorden ook aan het bord brengen als hulp.
WOORDENSCHAT tekstwoorden
terloopswoorden
schooltaalwoorden
de rechthoek verschillend
de kippenpoot de varkensneus
het stappenplan uitvoeren
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 1
107
Differentiatie: Algemene of specifieke tips voor differentiatie in de les. Woordenschat: De woorden die in de les staan en die interessant zijn voor de leerlingen. We ordenen de woorden per soort: tekstwoorden, terloopswoorden, schooltaalwoorden.
10
Inleiding
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Inleiding
Lesgang in drie fasen: voor (oriënteren en plannen), tijdens (uitvoeren) en na (controleren en reflecteren): Per lesonderdeel staat er een beschrijving van een mogelijke lesgang, afgestemd op de doelen vernoemd in het eerste deel van de handleiding.
Wat de leerkracht of leerling moet doen, staat in gewoon lettertype. Wat de leerkracht rechtstreeks aan de leerlingen zegt of vraagt, staat cursief.
Materialen: Specifieke verwijzing in de lesgang naar de materialen die vernoemd zijn in het eerste deel van de handleiding.
MATERIALEN WERKVORMEN GROEPERINGSVORMEN
LESVERLOOP VOOR HET LEZEN
kopieerblad 2.1 (verknipt) klassikaal
onderwijsleergesprek
Werk- en groeperingsvormen: Voorstel tot toepassing van (coöperatieve) werkvormen: bv. partnerwerk zoals denken-delen-doen, groepswerk, onderwijsleergesprek …
Een spel spelen: opdrachten in reeks In dit thema leren we over huisdieren. Om op een leuke manier te starten heb ik een spelletje voor jullie. Iedereen zal iets moeten doen, maar het is heel belangrijk wanneer je dat doet! Zo dadelijk krijgt iedereen van mij een kaartje dat je aan niemand mag laten zien. Lees het goed, en doe dan wat je moet doen. Let goed op wat de anderen doen. Laat de leerlingen een kaartje trekken. Wanneer iedereen een kaartje heeft, kan het spel beginnen. Nabespreking spel Het lesdoel stellen Bespreek het doel van de les. Verwijs duidelijk naar het spel dat de leerlingen net gespeeld hebben. Daarnet hebben jullie een spel gespeeld. - Wat heb je opgemerkt bij anderen? - Wat moest je zelf doen? - Was het moeilijk? - Waar moest je goed op letten? (Dat je alles in de juiste volgorde deed, dat je goed oplette.) Je merkt zelf dat de volgorde heel belangrijk is. Vandaag leren we hier meer over. Jullie maken een tekening volgens een stappenplan. TIJDENS HET LEZEN
modellen leesstrategie 2 taalboek p. 15 werkschrift p. 20
onderwijsleergesprek
individueel
Een opdracht maken in stappen: Hardop denkend voordoen: leesstrategie 2 (Waarover gaat de tekst?) Laat de leerlingen hun taalboek nemen. Model strategie 2: Oh kijk, hier staat de uitleg over hoe je een tekening moet maken. Dat zie ik al aan de titel: een tekening in stapjes. Dat betekent dat ik stap voor stap moet tekenen. Ik lees deel per deel wat ik moet doen, en kom zo tot een tekening. Ik zie wel dat de stukjes in de verkeerde volgorde staan. Ik zal dus even moeten nadenken terwijl ik lees. De stukjes in volgorde zetten Geef de leerlingen een aanzet door het begin zelf te zoeken: Ik lees het eerste stukje. Dat begint met het woord ‘ten slotte’. Zou dat het begin kunnen zijn? Ik denk het niet, want ‘ten slotte’ is een woord dat je op het einde van een tekst tegenkomt. Misschien is dat het laatste stukje. Ik kijk eens verder naar het tweede stukje. Dat begint met ‘eerst’. Aha, dat zou wel eens het stukje kunnen zijn dat ik nodig heb … Laat de leerlingen individueel verderwerken aan de tekening. Controleer of iedereen de juiste volgorde heeft gevonden en stuur bij waar nodig. Laat de leerlingen verwoorden waarom ze voor een bepaalde volgorde hebben gekozen. NA HET LEZEN
onderwijsleergesprek werkschrift p. 20
Evaluatie Overloop met de leerlingen wat ze geleerd hebben (een stappenplan lezen en volgen, letten op signaalwoorden zoals ‘eerst’, ‘daarna’, ‘vervolgens’ en ‘ten slotte’ …). Verbeter samen de opdracht. Laat de leerlingen (kort) verwoorden wat ze eerst getekend hebben, wat daarna enz. Heeft iedereen dezelfde volgorde gebruikt? Bespreek het evaluatiekader. Vul samen de rest van het werkblad in.
108
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 2: Allemaal beestjes • Les 1
Tijd voor Taal accen - Taal - Handleiding 3
Inleiding
11
accent
Inleiding
4 Wat is de rol van de accentweken? Taalbeleid is een structurele en strategische poging om (taal)onderwijs af te stemmen op de behoeften van de leerling zodat hun resultaten verbeteren. Voor het leergebied Nederlands wil TvT accent hiertoe een bijdrage leveren. In de derde week van elk thema krijgen de leerlingen via ‘accentlessen’ een extra aanbod dat het mogelijk maakt om op maat van de school, klas of leerling leerstof te herhalen of te verrijken. In de accentweek kun je kiezen uit de volgende onderdelen: Technisch lezen (2de, 3de leerjaar en 4de leerjaar) – Begrijpend lezen (2de leerjaar) – Toegepast lezen (2de tot 6de leerjaar) – Informatief lezen (4de tot 6de leerjaar) – Schrijven (2de tot 6de leerjaar) – Taaloefeningen/Taalbeschouwing (2de tot 6de leerjaar) – Turbotaal (2de tot 6de leerjaar).
De leerkracht of de school kan beslissen om extra in te zetten op bepaalde terreinen. Zo kun je bv. in de lagere klassen focussen op begrijpend lezen en in de hogere klassen op het lezen van informatieve teksten. Je kunt ook op lesniveau differentiëren: sommige leerlingen krijgen de schrijfles aangeboden, anderen de les informatief lezen. De accentlessen bevatten geen nieuwe leerstof en behandelen dus geen nieuwe doelstellingen. Ze gaan wel dieper en uitgebreider in op de behandelde leerstof of eerder nagestreefde doelen. De accentweken zijn een vorm van differentiatie. De accentlessen zijn vooral op zelfstandig werk gebaseerd.
5 Hoe sluit de methode aan bij leerplannen en eindtermen? Alle taaldomeinen komen evenredig aan bod in TvT accent. In elke activiteit staat een vaardigheid centraal. Dat merk je aan het leerdomein bovenaan de handleiding van de lesactiviteit. In deze activiteit worden ook andere taaldomeinen geïntegreerd. In een schrijfles kunnen bijvoorbeeld ook luister- en spreekkansen of leesmogelijkheden voorkomen. Met andere woorden, TvT accent biedt in alle activiteiten zo veel mogelijk verschillende vaardigheden aan. Elke activiteit heeft een hoofddoel en een aantal onderliggende deeldoelen, die soms expliciet, soms impliciet aan bod komen in de lesgang. TvT accent verbindt er zich toe de huidige eindtermen en leerplandoelen nauwgezet na te streven. De methode voorziet een transparante koppeling van leerplandoelen en eindtermen op lesniveau. In de koppeling van leerplandoelen heeft TvT accent gebruik gemaakt van een zinvolle en correcte clustering van doelen uit de leerplannen, teneinde alle doelen na te streven binnen het aanbod Nederlands. De exacte koppeling van de doelen uit jouw leerplan vind je op www.tvtaccent.be. Dat digitaal overzicht kun je gebruiken bij de opmaak van je planning of verantwoording. Wil je bv. een les uit TvT accent inruilen voor een activiteit die beter aansluit bij het schoolleven (bv. een brief schrijven), dan kun je vanuit dit doelenoverzicht nauwkeurig nagaan welke doelen je op een alternatieve wijze moet nastreven.
12
Inleiding
Het lesdoel wordt opgenomen in de lesgang. In het taalboek en/of het werkschrift staat dat lesdoel ook op een voor de leerlingen begrijpelijke manier genoteerd. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om kinderen bij de les te betrekken en om doelgericht te leren. Toch stellen de methodemakers van TvT accent vast dat elk afzonderlijk leerplandoel niet enkel en alleen gerealiseerd kan worden binnen de activiteiten Nederlands. Tenslotte loopt taalontwikkeling over de grenzen van het leergebied Nederlands: de leerlingen ontplooien de hele dag taalactiviteiten. TvT accent vertrouwt erop dat bepaalde doelstellingen die aangezet zijn in taalactiviteiten, door de ervaren leerkracht expliciet en impliciet worden herhaald in andere activiteiten. Als bv. in een lees- of schrijfactiviteit aandacht besteed wordt aan signaalwoorden van tegenstelling (maar, echter …) en tijd (eerst, daarna …), dan zal de leerkracht ook in andere activiteiten aandacht moeten hebben voor deze en nog andere signaalwoorden. Sommige doelen moet je als leerkracht realiseren als de situatie zich voordoet: tijdsrelatie aanduiden, reflecteren op de rangorde, communicatief gedrag aanpassen … Nederlands leren stopt niet als de les Nederlands afgelopen is, integendeel.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Inleiding
6 Hoe zijn de leerlijnen herkenbaar verwerkt? TvT accent vertrekt vanuit een duidelijke visie in leerlijnen op elk taalonderdeel. Dat vormt de basis voor doelgerichte activiteiten en een zinvolle koppeling van doelen. De leerlijnen voor luisteren en spreken, lezen, schrijven, taalbeschouwing en strategieën, vind je op www.mijnmethodes.be.
Die leerlijnen geven je niet alleen houvast om na te gaan of je alle doelen van het leerplan nastreeft, maar ze bieden je ook de kans om op een zinvolle en doelgerichte manier taken uit de methode te vervangen of te veranderen in functie van schoolspecifieke activiteiten.
7 Hoe wil TvT accent de ‘ontlezing’ van het gedrukte woord tegengaan? Het lijkt steeds moeilijker om leerlingen te doen ervaren dat een boek lezen leuk en waardevol is. School en ouders dragen hier een gedeelde verantwoordelijkheid. TvT accent geeft heel wat aanzetten om kinderen in contact te brengen met kwalitatief leesmateriaal, om op die manier de leesmotivatie te vergroten. • In het tweede leerjaar start elk thema met het voorlezen van een goedgekozen prentenboek. Op die manier trekken we het genieten van (voorgelezen) boeken, dat al in de kleuterschool en het eerste leerjaar ruimschoots aan bod kwam, door. • De lessen technisch lezen zijn in het tweede leerjaar interactief. De leerlingen oefenen technische aspecten in groep. Daarbij maken we gebruik van specifieke, op niveau geschreven teksten. De humor zal de leerlingen verrassen en motiveren. Daarnaast voorziet elke technische leesles in leerjaar 2, 3 en 4 een verwerking in de vorm van ‘spelen met letters’. Daarnaast biedt TvT accent 2 en 3 een verhaal aan dat wekelijks wordt vervolgd. Dat verhaal is telkens uitgeschreven in 3 niveaus (A/B/C), opdat iedere leerling hetzelfde verhaal op zijn niveau kan lezen. De moeilijkere tekst (B is moeilijker dan A, C is moeilijker dan B) geeft wat meer informatie dan de gemakkelijkere tekst.
Zo wordt elke leerling op zijn niveau geprikkeld om het vervolg van het verhaal te lezen, maar een leerling kan in de loop van het schooljaar hetzelfde verhaal ook lezen op een moeilijker of gemakkelijker niveau. TvT accent 2, 3 en 4 voorzien een aanbod van authentieke boekfragmenten op drie verschillende leesniveaus. • In de lessen begrijpend lezen biedt de methode een rijk aanbod aan fictie en non-fictie uit Vlaamse boeken, uit klassiekers en uit het internationale repertorium. Zo’n boekfragment is de ideale instap om aan boekpromotie te doen. Daarom biedt TvT accent de mogelijkheid om je klasbibliotheek uit te rusten met 20 boeken die in de methode gebruikt worden. • Naast de leeslessen in de basisweken, voorziet TvT accent ook in de accentweken activiteiten leesbevordering en begrijpend en informatief lezen die de leerling moeten prikkelen om zelf naar een boek te grijpen. Je kunt leesmotivatie nog extra stimuleren met initiatieven als bibliotheekbezoeken, contacten met auteurs, de Jeugdboekenweek, de Voorleesweek, Gedichtendag … Ook om die reden heeft TvT accent het aanbod zinvol geclusterd in 30 lesweken. Zo kun jij als leerkracht ingaan op actuele leesinitiatieven.
8 Hoe leren de leerlingen omgaan met strategieën? Een goede taalgebruiker zet een aantal stappen voor, tijdens en na de taaltaak. TvT accent zet vooral in op strategieën waarvan uit literatuur en onderzoek is gebleken dat ze efficiënt zijn. Elk leerjaar focust op tien strategieën (zie leerlijnen). Door die elk leerjaar weer onder de aandacht te brengen van de leerlingen, slijpen ze in. Maar naarmate de leerlingen ouder worden, worden enkele strategieën die al ingeslepen zijn, vervangen door nieuwe. Waar mogelijk modelleert de leerkracht een bepaalde strategie (hardop
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
denkend voordoen). De leerling past die nadien toe, hetzij onder begeleiding van de leerkracht, hetzij zelfstandig. In de derde graad modelleert de leerkracht niet meer, maar bespreekt hij de strategie met de leerlingen. De leerling vindt de strategieën op de uitvouwbare flappen van het werkschrift. In sommige activiteiten, zoals bij schrijven, zitten de strategieën ook merkbaar ingebouwd in het werkschrift. Zo wordt de leerling in het werkschrift ook visueel ondersteund bij het gebruik van strategieën.
Inleiding
13
accent
Inleiding
9 Hoe ondersteunt de methode het leren van de leerlingen? TvT accent biedt ondersteuning voor het ‘leren leren’ van leerlingen. We denken aan het aanleren van strategieën, het leren opzoeken van informatie, het leren samenvatten, het leren zelfstandig taken aanpakken, kritische zin ontwikkelen … Andere in het oog springende zaken zijn: • Het leren van de leerlingen wordt ondersteund door taalweters. Die taalweters staan in het werkschrift of taalboek en geven ondersteunende of samenvattende informatie om een taak uit te voeren. Ze bevatten ook
kenniselementen die de leerling aangeboden krijgt vooraleer hij een oefeningenreeks afwerkt. • De informatie die leerlingen in meerdere lessen bij de hand moeten hebben, staat vermeld op uitvouwbare flappen van het werkschrift. • In de derde graad werken we met mindmaps om de leerlingen de inhoud van teksten aan elkaar te laten voorstellen. • Tijdens een spreektaak denken de leerlingen na over hun eigen leren, door te reflecteren op wat vorige keer niet goed ging.
10 Hoe zijn schooltaal en woordenschat verweven in de activiteiten? Leerlingen zijn gebaat bij degelijk onderwijs in de school- en instructietaal die nodig is om op school de lessen te kunnen volgen. TvT accent wil als taalmethode een voorbeeld zijn voor een didactische aanpak in de klas. Uiteraard leren de leerlingen ook veel woorden buiten de les Nederlands. De methode veronderstelt dan ook dat jij wat je doet in TvT accent ook toepast in andere leergebieden. TvT accent heeft op verschillende wijzen aandacht voor woorden: • Themawoorden vind je in het taalboek bij het begin van elk thema in een originele mindmapstructuur. Niet al deze woorden komen voor in de lessen. Je kunt deze woordspin op verschillende manieren gebruiken, bv. om het thema in te leiden en de kinderen voor te bereiden op/nieuwsgierig te maken naar wat komen gaat. Je kunt zelf een woordspin bij het nieuwe thema samenstellen. • Schooltaalwoorden vind je met een woordclip op de rechterzijde van de pagina in het werkschrift of taalboek. De schooltaalwoorden staan vetjes in de opdracht, in de woordclip hebben ze een kleur om aan te duiden dat ze
14
Inleiding
belangrijk zijn voor de schoolse taalontwikkeling. • Tekstwoorden vind je met een woordclip op de rechterzijde van de pagina in het taalboek. De tekstwoorden staan vetjes in de tekst, in de woordclip hebben ze een kleur omdat ze interessant zijn voor de algemene taalontwikkeling. • Terloopswoorden vind je op de rechterzijde van de pagina in het taalboek. De terloopswoorden staan vetjes in de tekst, en zwart in de woordclip. Sommige leerlingen hebben die woorden nodig om de tekst te begrijpen, maar de leerlingen moeten ze niet actief kunnen gebruiken. Enkele schooltaalwoorden en tekstwoorden worden uitgelegd via een woordscript, dat de leerkracht helpt om een bepaald woord ‘vulling’ te geven. Sommige woorden worden ingeoefend en verwerkt via oefeningen in de activiteiten taalbeschouwing of via de taaloefeningen in de accentweken. Zo biedt TvT accent een werkwijze om ook in andere lessen met schooltaalwoorden aan de slag te gaan. Sommige tekst- of schooltaalwoorden worden getoetst. Een overzicht van de woorden van het derde leerjaar is opgenomen na deze inleiding.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Inleiding
11 Op welke manier is de differentiatie uitgewerkt? TvT accent biedt een waaier aan differentiatiemogelijkheden. En toch maak jij als leerkracht het verschil. De methode ‘ziet’ jouw leerlingen niet, maar ondersteunt je met allerhande materialen om jou toe te laten onderwijs op maat aan te bieden. Differentiatie in de les • Vooraan de les staan er algemene of specifieke tips om tijdens de les gedifferentieerd te werken met alle leerlingen. De meest voor de hand liggende differentiatie bestaat erin om leerlingen in heterogene groepen te laten samenwerken. • In de les vind je regelmatig oefeningen voor de snellere leerling (tempodifferentiatie ) of voor de taalsterkere leerling (niveaudifferentiatie ). • De taalweters en uitvouwbare flappen geven de leerlingen ondersteuning indien ze die nodig hebben. Differentiatie voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften • Voor de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften biedt TvT accent een alternatief werkschrift. Het Z-schrift volgt dezelfde lesgang als het werkschrift, maar onderscheidt zich door een eenvoudigere instructietaal en een prikkelarme lay-out, zodat kinderen minder snel afgeleid zijn. Werkschrift en Z-schrift kunnen perfect naast elkaar gebruikt worden, wat instructie en verwerking meteen een pak haalbaarder maakt. • In het Z-schrift is de lay-out aangepast. • Er worden enkele spoorlijntjes gebruikt. • De instructie is eenvoudig geformuleerd en kan verschillen van die van het werkschrift.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
• Meervoudige opdrachten worden altijd enkelvoudig genoteerd en dat is visueel weergegeven door de opdrachten onder elkaar te noteren. • In het woordkader staan soms meerdere woorden uitgelegd. Het staat altijd rechts bovenaan op de pagina. • Vaak is er geopteerd om een aangepaste taalweter boven de oefeningen te zetten waaraan hij gekoppeld is. De taalweter kan korter of eenvoudiger geformuleerd zijn. • Voor de ‘bollebozen’ is er in de accentlessen een turbobundel voorzien, waarin de leerlingen met bv. een ontwikkelingsvoorsprong uitdagende en moeilijker taaltaken kunnen aanpakken, binnen hetzelfde taalthema. Differentiatie na de evaluatie • Na de afname van de toetsen biedt TvT accent remediërende en verrijkende oefeningen. De methode voorziet per getoetst doel een remediëringsblad voor leerlingen die een bepaald doel niet bereiken. Ze voorziet een verrijkend oefenpakket voor de leerlingen die de leerstof beheersen. Op die manier heb je als leerkracht altijd materiaal bij de hand om effectief met de resultaten van de toets aan de slag te gaan. Differentiatie in de accentweek • De accentweek biedt de kans om in het kader van taalbeleid accenten te leggen binnen de taalopvoeding op niveau van de school, de klas of zelfs de leerling. De taken kunnen ook aangeboden worden in hoekenof contractwerk of binnen het kader van binnenklasdifferentiatie.
Inleiding
15
accent
Inleiding
12 Hoe systematisch werkt de methode aan interactie en coöperatie? Taalontwikkeling, denkontwikkeling en zelfstandigheid groeien als leerlingen op een coöperatieve wijze een taaltaak interactief kunnen uitvoeren. Ze leren van en met elkaar. TvT accent biedt daarvoor 8 werkvormen die doorheen de methode geregeld aan bod komen, wat de leerkrachten en leerlingen ermee vertrouwd maakt. Je vindt ze in de linkerkolom van het lesverloop.
16
Tweegesprek vanaf 2de lj.
Denken–delen–doen vanaf 2de lj.
1 Leerkracht stelt een vraag: ‘Overleg met je buurman/-vrouw over …’ 2 Leerlingen overleggen met elkaar. 3 Leerkracht wijst een willekeurige leerling uit de groep aan die het antwoord geeft.
1 Leerkracht stelt een 1 Leerkracht geeft aan 1 Leerkracht stelt een vraag of geeft een over welk onderwerp vraag en binnen de opdracht. men gaat interviewen. groep bespreken de 2 Leerlingen denken eerst Daarna vormen de leerlingen het antwoord. individueel na. leerlingen tweetallen. 2 Van een viertal draaien 3 Leerlingen overleggen 2 Ieder bedenkt voor twee leerlingen zich om in tweetallen. zichzelf welke vragen naar een tweetal uit de 4 Leerlingen proberen men aan de ander wil dichtstbijzijnde groep een gezamenlijk gaan stellen. De leerling en overleggen over het antwoord te formuleren, schrijft de vragen op. best te geven antwoord. waarin de antwoorden 3 In ieder tweetal stelt Dat gebeurt ook zo van beide leerlingen de een, binnen een met de andere twee vervat zijn. bepaalde tijd, aan de leerlingen uit de groep. 5 Leerkracht wijst een ander de bedachte 3 Leerkracht rondt af door aantal leerlingen aan vragen. Men probeert enkele willekeurige die het antwoord geven. ook door te vragen. leerlingen het antwoord 4 De tweetallen wisselen te vragen. van rol.
Binnen- en buitenkring vanaf 3de lj.
Verdeelde informatie vanaf 4de lj.
Placemat vanaf 5de lj.
Woordenweb vanaf 5de lj.
1 Leerlingen staan/zitten opgesteld in twee kringen. 2 Leerlingen bespreken met elkaar de opdracht, bespreken de vraag of interviewen elkaar. 3 Leerlingen buitenkring draaien door (één plaats naar links). Ze bespreken de vorige antwoorden, de opdracht, of interviewen elkaar opnieuw. Dat kan enkele malen herhaald worden. 4 Leerkracht vraagt aan sommige leerlingen wat ze gehoord hebben.
1 Leerkracht geeft drie leerlingen verschillende informatie en opdrachten. Leerlingen hebben nummers: 1 – 2 – 3. 2 Leerlingen maken de opdracht. 3 Leerlingen hergroeperen volgens nummer (nummers 1 – 2 – 3) en wisselen informatie uit. 4 Leerlingen maken samen een eindopdracht of samenvatting. 5 Leerkracht wijst willekeurig een aantal leerlingen aan die het antwoord, de samenvatting … geven.
1 Leerkracht geeft iedere groep een flap papier waarop een rechthoek staat met daarin 4 gelijke delen en in het midden een groot vierkant. 2 Leerkracht geeft een opdracht/thema/ onderwerp. 3 Leerlingen schrijven in het vak dat het dichtst bij hen ligt, gedurende enkele minuten hun ideeën, antwoorden, uitspraken … op. 4 Leerlingen lezen elkaars bijdragen en/of lichten toe. 5 Leerkracht geeft opdracht om de gemeenschappelijke/ gezamenlijke dingen in het middenvak te noteren. Discussie en gesprek in de groep. 6 Leerkracht wijst een willekeurige leerling aan die vertelt wat er in het centrale deel staat.
1 Iedere groep heeft stiften en een flap papier met daarop een vraag/opdracht. 2 De eerste leerling vult aan met een begrip/ reactie. 3 De volgende leerling (met de klok mee) geeft een verwant begrip of gaat verder met het gegeven antwoord. Ze kunnen ook een verwant begrip/ reactie aanbrengen. Zo ontstaat een woordenweb. 4 Leerkracht vraagt één leerling het woordenweb toe te lichten.
Inleiding
Groepsinterview vanaf 3de lj.
Deel en vergelijk vanaf 3de lj.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Inleiding
13 Hoe volgt de methode de vorderingen van leerlingen? TvT accent evalueert in de eerste plaats met toetsen. Die toetsen worden ook digitaal op cd-rom aangeboden, wat de leerkracht in staat stelt de toets af te stemmen op de aangeboden leerstof. Je vindt de toetsen in de toets- en remediëringsmap. Bij de oneven thema’s worden telkens drie toetsen gemaakt: • Taalbeschouwing • Begrijpend lezen • Luisteren of Spreken Bij de even thema’s worden drie toetsen gemaakt: • Woordenschat/taalbeschouwing • Begrijpend lezen • Schrijven TvT accent voorziet in de derde themaweek standaard 50 minuten voor de toetsing. Wie alle toetsen wil afnemen, zal daarvoor soms tijd moeten gebruiken van het remediërings- en verrijkingspakket of van de accentweken. TvT accent voorziet 6 uren Nederlands per week, in principe kun je dus occasioneel nog een halve of hele lestijd extra inrichten.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Voor schrijven en spreken voorziet TvT accent ook criteria voor beoordeling. Die maken dat de evaluatie objectiever kan verlopen, alhoewel dat nooit helemaal lukt. Elke toets is vergezeld van een toetswijzer vooraan in de toetsenbundel. Die bevat: • de doelen die getoetst worden; • criteria voor beoordeling (voor luisteren en spreken en schrijven); • de correctiesleutel; • een voorstel tot puntenverdeling; • de manier waarop de kinderen zich op de toets kunnen voorbereiden (vanaf het 4de leerjaar). Op het einde van de toets staat er een zelfevaluatie, in te vullen door de leerling. Elke toets wordt gevolgd door remediërings- en verrijkingsoefeningen. Per leerjaar voorziet de methode 2 summatieve toetsen voor de domeinen spreken, lezen, schrijven, luisteren en taalbeschouwing.
Inleiding
17
accent
Woordenschatlijst 3de leerjaar (A-deel)
Tekstwoorden Niet in script uitgeschreven
In script uitgeschreven
bijzonder (thema 1) het raadsel (thema 1) integendeel (thema 1) een trap uitdelen (thema 1) messcherp (thema 1) gewoon (thema 1) de rechthoek (thema 2) verschillend (thema 2) de cirkel (thema 2) gevoelens (thema 2) extra (thema 2) trots (thema 3) de wenkbrauw (thema 3) nieuwsgierig (thema 3) de verwondering (thema 3) teleurgesteld (thema 3) griezelig (thema 3) het concert (thema 3) de dader (thema 4) bedreigen (thema 4) ontdekken (thema 5) per ongeluk (thema 5) het pad (thema 5)
geregeld (thema 1) wijzer worden (thema 1) schoon (thema 1) de vouw (thema 1) bedroefd (thema 2) kerngezond (thema 3) de sproet (thema 3) het misdrijf (thema 4) de inhoud (thema 4) ongestoord (thema 4)
Schooltaalwoorden
18
Niet in script uitgeschreven
In script uitgeschreven
uitleggen (thema 1) het stappenplan (thema 2) uitvoeren (thema 2) de volgorde (thema 2) ten slotte (thema 2) vervolgens (thema 2) duidelijk (thema 2) horizontaal (thema 2) de zender (thema 2) de instructie (thema 2) de ontvanger (thema 2) herlezen (thema 2) vergelijken (thema 2) discussiĂŤren (thema 2) de discussie (thema 2) het argument (thema 2) overtuigen (thema 2) het gebaar (thema 3) uitbeelden (thema 3) aan de hand van (thema 4)
aankruisen (thema 1) beschrijven (thema 1) rangschikken (thema 3) het pictogram (thema 3) het diagram (thema 4) ordenen (thema 4) waarschijnlijk (thema 4) evalueren (thema 5)
Woordenschatlijst
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Uitleg bij de taalspellen op de flappen van de werkschriften
Op de flappen van de werkschriften zijn een aantal heel eenvoudige, maar bijzonder leuke taalspelletjes opgenomen. Je kunt ze samen met de leerlingen spelen of de leerlingen zelfstandig laten spelen op vrije momenten.
• Woordenpiramide – Voeg telkens een letter toe en maak zo een nieuw woord.
Laat een leerling een woord van twee letters bedenken. Er moet nu telkens een letter bijkomen zodat een nieuw woord ontstaat. Hoever geraken we?
• Boggle – Maak een zo lang mogelijk woord met de letters op het bord.
Zo moeten alle maanden aan bod komen. Maar als twee leerlingen tegelijk roepen, eindigt de reeks en mag de andere ploeg van start gaan. De ploeg die het eerst alle maanden afzonderlijk heeft kunnen roepen, wint. Je kunt dit ook doen met dagen van de week, getallen tot 20 …
• Sterke verhalen – Is het waargebeurd of niet?
Vertel een straf verhaal (of laat een leerling er één vertellen). De leerlingen moeten raden of het echt gebeurd is of niet.
• Levende memory – Zoek dezelfde gebaren.
Bedenk een willekeurig woord met veel letters (bv. pennendoosje). Schrijf die letters in willekeurige volgorde op het bord. De leerlingen zoeken zo veel mogelijk woorden met de letters van dat woord. De leerling met de meeste woorden of met het langste woord wint.
Stuur twee leerlingen even de gang op. De andere leerlingen in de klas spreken per twee een gebaar af (bv. duimen omhoog, lange neus, tong uitsteken, aan oor trekken …). De twee leerlingen komen weer binnen. Ze duiden twee leerlingen aan die hun gebaar uitvoeren. Komen de gebaren overeen, dan verdienen ze een punt.
• Geen ja, nee, euh – De woorden ‘ja’, ‘nee’ en ‘euh’ mag je niet gebruiken.
• Beroepenalfabet – Zoek bij elke letter van het alfabet een beroep.
Nodig een leerling uit om bij jou in de winkel iets te komen kopen. De klant mag geen ‘ja’, ‘nee’ of ‘euh’ zeggen. Hoelang houdt de leerling dat vol?
• Januari, februari – Roep de maand, maar niet tegelijk!
Maak twee ploegen. De eerste ploeg begint. De leerlingen liggen met hun hoofd op de bank met gesloten ogen. Als een ploeglid het juiste moment gekomen acht, roept hij ‘januari’. Als een ander lid het juiste moment gekozen acht, roept hij ‘februari’.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Laat de leerlingen het alfabet op papier zetten. Ze bedenken binnen een bepaalde tijdspanne zo veel mogelijk beroepen en zetten die bij de juiste letter. Wie vindt het meeste beroepen?
• Liplezen – Kijk goed naar wat de ander zegt zonder geluid.
Zeg een zin zonder geluid. De leerlingen moeten raden wat je zegt. Je kunt de leerlingen dit ook laten doen in groep op per twee.
Uitleg bij de taalspellen
19
accent
Bibliografie
Algemene bibliografie Over taaldidactiek in het algemeen Daems, F., Van Den Branden, K., Verschaffel, L. (redactie) - Taal verwerven op school: taaldidactiek voor basisonderwijs en eerste graad secundair. Leuven-Voorburg: Acco, 2004. - Met een bijdrage van Ides Callebaut over taalbeschouwing. Kuiken, F. e.a. - Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. - Amersfoort: Thieme Meulenhoff, 2011. Van den Branden, K. - Handboek taalbeleid basisonderwijs. - Leuven: Acco, 2010. Over technisch lezen Koning, L. - Speciale leesbegeleiding: een orthodidactisch programma bij het voortgezet technisch lezen in de basisschool en speciaal onderwijs. - Den Bosch: Malmberg, 2000. Feys, R., Van Biervliet P. - Beter leren lezen: De directe systeemmethodiek. - Leuven-Den Haag: Acco, 2010. mits, A., Braams, T. - Dyslectische kinderen leren S lezen. - Amsterdam: Boom, 2009. ernooy, K. - Elk kind een lezer. - AntwerpenV Apeldoorn: Garant, 2012. Over mondeling taalonderwijs Damhuis, R., Litjens, P. - Mondelinge communicatie: drie werkwijzen voor mondelinge taalontwikkeling. - Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 2003. Bonset, H. , Hoogeveen, M. - Mondelinge taalvaardigheid in het basisonderwijs: een inventarisatie van empirisch onderzoek. Enschede: SLO, 2011. Over leesonderwijs Van Coillie, J. - Leesbeesten en boekenfeesten. Leuven: Davidsfonds 2007. Bonset, H., Hoogeveen, M. - Schrijven in het basisonderwijs: een inventarisatie van empirisch onderzoek. - Enschede: SLO, 2009. Chambers, A. - Vertel eens. Kinderen lezen en praten. - Amsterdam: Querido, 1995. Chambers, A. - De leesomgeving. Hoe volwassenen kinderen kunnen helpen om van boeken te genieten. - Amsterdam: Querido, 1995.
20
Bibliografie
Colpin, M., Ramaut, S., Timmermans, S., Van Den Branden, K., Vandenbroucke M., Van Gorp, K., (redactie) - Leesrijk school- en klasklimaat: een schat aan leesideeĂŤn voor het basisonderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2002. Met enkele bijdragen van Ides Callebaut. Over schrijfonderwijs Callebaut, I. - Kinderen schrijven. - LeuvenAmersfoort: Acco, 1988. Bonset, H., Hoogeveen, M. - Schrijven in het basisonderwijs: een inventarisatie van empirisch onderzoek in het perspectief van leerplanontwikkeling. - Enschede: SLO, 2007 Fiori, L., Korstanje, M. , Van Hardeveld, J. Teksten in de maak: leerlingen begeleiden bij het schrijven. - Amersfoort: CPS. Over school- en instructietaal Hajer, M. , Meestringa, T. - Schooltaal als Struikelblok. - Muiderberg: Coutinho,1995. Beck I., McKeown, M en Kucan, L. - Veel gestelde vragen over woordenschatonderwijs: onderwijs maak je samen. - Helmond, Coutinho, 2010. Duerings, J., van der Linden, B., Schuurs, U., Strating, H. - Op woordenjacht. - AntwerpenApeldoorn: Garant, 2010. Kienstra, M. - Woordenschatontwikkeling: werkwijzen voor groep 1-4 van de basisschool. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 2003. Marzano, R. - Wijs met woorden: een zesstappenaanpak voor het aanleren van schooltaal. - Vlissingen: Bazalt, 2011. Nulft, D. v.d., Verhallen, M. - Het grote consolideerboek. 88 woordspelletjes voor het inoefenen van woorden. - Muiderberg: Coutinho, 2004. Verhallen, S. en Verhallen, M. - Woorden leren, woorden onderwijzen. - Amersfoort: CPS, 1994. Verhallen, M., Nulft, D. - Met woorden in de weer: praktijkboek voor het basisonderwijs. - Muiderberg: Coutinho, 2002. Bonset, H., Hoogeveen, M. Woordenschatontwikkeling in het basisonderwijs: een inventarisatie van empirisch onderzoek. Enschede: SLO, 2010.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
21
accent
Lesnummer Lestitel Leerdomein Lesduur
Thema 1 les 1a De eerste schooldag Luisteren en spreken 25 minuten
BEDOELING VAN DE ACTIVITEIT Hoofddoel van de les In voorgelezen verhalen de verhaallijn ontdekken, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden. Hierbij hun voorkeur of afkeer uitspreken voor een of meer hoofdpersonages en vertellen waarom ze dat voelen. Doelen per lesfase VOOR
- Zich vooraf een beeld vormen van de inhoud van het verhaal. - Verkennende inhoudsvragen correct beantwoorden. - Eigen vragen stellen over de te verwachten inhoud.
TIJDENS
- In fictionele teksten de verhaallijn volgen en begrijpen. - In fictionele teksten de hoofdpersoon aanduiden. - In fictionele teksten de beginsituatie aanduiden. - In fictionele teksten het slot aanduiden. - Non-verbale communicatie begrijpen. - Oogcontact als teken van luisteren. - Intonatie interpreteren. - De gevoelswaarde verwoorden. - De bedoeling van de spreker achterhalen bij fictionele teksten. - De volgende termen gebruiken: spreker, luisteraar, lezer, schrijver.
NA
- Het luisterresultaat beoordelen. - Gevoelens uit/over de tekst beschrijven. - Reflecteren op het gebruik en de betekenis van figuurlijk taalgebruik. - Informatie controleren en evalueren: een oordeel vellen over de tekst.
MATERIAAL TB A
WS A
kopieerblad
bronnenblad
3 1.1 - 1.2 1.1
extra materiaal boek: Malus (Marc de Bel) cd track 1 (bronnenblad 1.1)
VOORBEREIDING / SUGGESTIES Je kunt het boek als ‘boek van de week’ aanbieden in de leeshoek.
TIPS VOOR DE LEERKRACHT - De term ‘hoofdpersonage’ kwam al in het 2e leerjaar aan bod. Als je wilt, kun je herhalen. Schrijf het woord op het bord. Bespreek de twee delen van het woord: - Welke twee woorden herken je in dit woord? (hoofd en personage) - Wat is een ‘personage’? (een persoon uit een boek) - Wat betekent het woord ‘hoofd’? Hulpvragen: Wie is het hoofd van de school? Wie is het hoofd van de politie? - Je kunt met de leerlingen fantaseren over wat tante Truus kan, wat oma kan met haar kunstgebit, wat vader kan met de trol.
WERKSCHRIFT / Z-SCHRIFT Opdracht 6: is in het Z-schrift weggevallen.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
23
DIFFERENTIATIE TIJDENS - Je kunt de twee prenten bij de luistertekst (kopieerblad 1.1 en 1.2) kopiëren op A3 en op het bord hangen ter ondersteuning voor de leerlingen. - Schriftelijke verwerking: in partnerwerk indien beter haalbaar voor je klasgroep.
MATERIALEN WERKVORMEN GROEPERINGSVORMEN
LESVERLOOP VOOR HET LUISTEREN
klasgesprek boek: Malus
modellen leesstrategie 1
onderwijsleergesprek
Sfeerschepping Vertel de leerlingen dat er een nieuwe leerling in de klas komt. Laat de voorkant van het boek zien. Laat vrij reageren. Kaftbespreking: Hardop denkend voordoen: leesstrategie 1 (de kaft onderzoeken) Model de eerste leesstrategie en verwijs ernaar op de kaft van het werkschrift. Ik zie hier een jongen. Hij ziet er wel vreemd uit. Hij heeft een boom op zijn hoofd. Dat is niet alledaags! Hoe zou die boom daar gegroeid zijn? Er zal misschien een pitje op zijn hoofd gevallen zijn. Waarschijnlijk wordt er in het boek wel verteld waarom die jongen een boom op zijn hoofd heeft. Misschien zegt de titel het al. Malus. Neen, dat zegt niets meer. Alhoewel, misschien is dat de naam van die jongen: Malus. Er staat nog een naam op het boek: Marc de Bel. Dat is de schrijver. Oh, maar die ken ik al. Ik heb eens eerder enkele van zijn boeken gelezen: Blinker, De Boeboeks en Zotte Klaas en zwarte Miet. Dat vond ik best leuke boeken. Ik ben nu wel nieuwsgierig naar dit boek. Het lesdoel stellen Je luistert naar een verhaal. Voor en na het luisteren denk je na over wat je weet over de hoofdpersonages, wat je te weten gekomen bent en wat je ervan vindt. Aandachtspunten daarbij: - niet prutsen - kijken naar de spreker. TIJDENS HET LUISTEREN
bronnenblad 1.1 (cd track 1) differentiatietip 1 onderwijsleergesprek
werkschrift p. 3 individueel differentiatietip 2 coöperatief leren: denken-delen-doen
24
Het verhaal beluisteren Laat het verhaal beluisteren of lees het voor. Nabespreking verhaal Laat eerst het verhaal van Malus kort navertellen. - Kijk naar wat je vooraf dacht te weten. Is alles juist? Kun je aanvullen? - Wat vind je van Malus en waarom? Met wat je nu over hem weet, zou je nog op dezelfde manier reageren als toen je zijn foto voor het eerst zag? - Hoe zou het verhaal verdergaan? - Waarom schrijft een auteur zo’n verhaal? (leesplezier) Oef. 1-4: schriftelijke verwerking Naar keuze: individueel of partnerwerk. Oef. 5: de personages bespreken Laat individueel en met potlood de figuren uit het verhaal rubriceren in twee kolommen: voorkeur (+) / afkeer (-). Laat ze vervolgens overleggen met hun buur en komen tot een gezamenlijk besluit. Bespreek klassikaal, rubriceer eventueel op het bord. De leerlingen vertellen hierbij hun voorkeur of afkeer.
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
onderwijsleergesprek
De uitdrukking ‘Je kon een blad horen vallen’ bespreken Sta samen met de leerlingen stil bij de volgende zin: ‘Het werd muisstil in de klas. Je kon een blad horen vallen.’ - Kun je echt een blad horen vallen? - Wat betekent die zin? Hoe weet je dat? Maak het eens zo stil. - Waarom heeft de auteur deze uitdrukking gebruikt? Past ze goed bij het verhaal? NA HET LUISTEREN
klasgesprek werkschrift p. 3
Evaluatie Verwijs naar de taalweter en laat die door de leerlingen invullen. - Wat heb je in deze les geleerd? - Wat betekent het woord ‘hoofdpersonage’? - Is het hoofdpersonage altijd één persoon? - Wie kan een voorbeeld geven van een verhaal met meerdere hoofdpersonages? (Bv. Roodkapje en de boze wolf, Sneeuwwitje en de zeven dwergen …) - enz.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
25
accent
BRONNENBLAD 1.1
De eerste schooldag – Malus is anders Hij tikte met een liniaal op zijn lessenaar. Het geroezemoes achter Malus’ rug viel stil. “Beste kinderen, dit is Malus …” Het werd muisstil in de klas. Je kon een blad horen vallen. “En, euh … zoals jullie allemaal kunnen merken, ziet Malus er een beetje anders uit.” “Hé, er zit een kat in je kruin”, fluisterde Freya in Malus’ oor. “Maar we zijn allemaal een beetje anders, niet?”, vervolgde meester Piet. “Ja, meester”, knikte een braaf jongetje met een gezicht vol spettersproeten. “Sja, dat iss waar”, beaamde een meisje met een beugel en een aardig wipneusje. “En jij hebt een knoert van een neus, meester”, wees een vrijpostig meisje met krullen. “Haha”, lachten de twee deugnieten op de achterste bank. Meester Piet stond even voor snot. “Euh, juist, ja”, glimlachte hij droogjes. Freya keek ondertussen gespannen naar Malus’ kruin. “Zit er behalve die kat nog iets anders in die boom van je?”, vroeg ze verwonderd. “Wij hebben dus allemaal iets bijzonders”, hernam meester Piet. “Malus heeft toevallig een boom op zijn hoofd.” “Mijn vader heeft een moedervlek in de vorm van een trol op zijn achterste”, wist een jongetje te vertellen. “Hij kan daarmee …” “Mijn oma kan met haar kunstgebit …” “En mijn Tante Truus kan…” “Zie je wel! Zie je wel!”, nam meester Piet snel het woord. “Wij kunnen allemaal wel iets wat anderen niet kunnen.”
26
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
KOPIEERBLAD 1.1 1x op A3
(niet recto verso)
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
27
accent
KOPIEERBLAD 1.2 1x op A3
(niet recto verso)
28
Thema 1: Gewoon anders • Les 1a
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Lesnummer Lestitel Leerdomein Lesduur
Thema 1 les 1b Een appelboom op je hoofd Spreken en luisteren 25 minuten
BEDOELING VAN DE ACTIVITEIT Hoofddoel van de les Een onderscheid maken tussen fantasie en realiteit en daarbij argumenten geven. Fantaseren bij wat ze gelezen of gehoord hebben. Doelen per lesfase VOOR - Informatie verzamelen: ideeën verzamelen. - Selecteren van informatie volgens criteria. - Openheid en interesse tonen voor talen en culturen. - Respect tonen en een positieve houding aannemen tegenover verschillende talen. - Reflecteren over talen uit de omgeving/klas en de emoties die hiermee gepaard kunnen gaan. - De volgende termen gebruiken: Nederlands, Frans, Engels, Duits ... (aan te vullen met de moedertalen van de leerlingen in de klas). - Vragen stellen bij een gekend antwoord. TIJDENS - Begrippen met één woord noemen: kenmerken en karakteristieken van personen en voorwerpen. - Zinnen correct formuleren. - Zinnen formuleren met uitsluitend feiten of meningen. - Bij het spreken gebruikmaken van non-verbale elementen: tekeningen. - Fictie en non-fictie van elkaar onderscheiden en reflecteren op de kenmerken ervan. - In een gesprek relevante vragen stellen aan een andere leerling wanneer zij de mening, het gevoel, het oordeel van die medeleerling willen kennen (gespreksvaardigheden). - Gevoelens verwoorden bij een prent. NA - De spreektaal controleren (volume, tempo, articulatie, intonatie, vlotheid). - Bij een volgende spreekact tekorten bijsturen. - Spreken met aangepast spreektempo. - Rustpauzes begrijpen.
MATERIAAL TB A
WS A
kopieerblad
bronnenblad
4 1.3 1.2 t.e.m. 1.7
extra materiaal boek: Malus (Marc de Bel) voor de leerlingen: rode en groene balpen kleurpotloden of stiften
VOORBEREIDING / SUGGESTIES - Geef de leerlingen als voortaak de opdracht om hun Malus te tekenen op kopieerblad 1.3. Dat kan als huistaak of in een les muzikale vorming. - Je kunt de tip meegeven om eigen hobby’s te verwerken in hun ontwerp, bv. iemand die graag fietst, kan een fiets verwerken in zijn Malus.
DIFFERENTIATIE TIJDENS Je kunt zwakkere leerlingen enkele zinnen aanreiken om te gebruiken, bv.: - Zoals je ziet, heeft … een bijzonder(e) … - Mijn personage heeft … - Het gekke aan mijn personage is …
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
29
MATERIALEN WERKVORMEN GROEPERINGSVORMEN
LESVERLOOP VOOR HET SPREKEN
klasgesprek boek: Malus
rode en groene balpen klasgesprek bronnenblad 1.2 bronnenblad 1.3 bronnenblad 1.4
klassikaal
onderwijsleergesprek
Het verhaal in herinnering brengen (les 1a) Toon de kaft van het boek. - Wat is er anders aan Malus? (Er groeit een boom op zijn hoofd.) - Kan dit echt gebeuren? - Wat is er normaal aan Malus? (2 ogen, 1 neus, 2 benen ...) Het onderscheid realiteit - fictie bespreken Toon de verschillende prenten. Echt: groene balpen opsteken. Fantasie: rode balpen opsteken. Laat de leerlingen verwoorden waarom ze echt of fantasie zijn. Prent 1: geen fantasie/realiteit - Wie kent iemand die in een rolstoel zit? Waarom zou deze jongen in een rolstoel zitten? Prent 2: fantasie - Niemand heeft zulke lange benen. Prent 3: geen fantasie/realiteit - Wat is er anders bij deze loper? Hoe zou jij je voelen? De eigen Malus (voortaak) tonen Laat de leerlingen hun zelfontworpen Malus tonen. Bespreek er enkele. Je kunt vragen stellen als: Kan dit echt? Is dit realiteit? Het lesdoel stellen Je stelt je eigen Malus voor. Je denkt daarbij na of het echt kan of voortkomt uit je wildste fantasie. TIJDENS HET SPREKEN
werkschrift p. 4 individueel groepswerk kopieerblad 1.3
werkschrift van de buur, p. 4 differentiatietip
De eigen Malus ontwerpen (deze lesfase vervalt als de leerlingen de voortaak gemaakt hebben) Ondersteun de leerlingen door eigen hobby’s te laten verwerken in hun ontwerp, bv. iemand die graag fietst, kan een fiets verwerken in zijn Malus. Interactieve werkvorm: de eigen Malus voorstellen Verdeel de klas in groepjes van 4 of 5 leerlingen. Iedereen stelt binnen de groep het eigen personage voor. Vertel wat hij ‘anders’ heeft, en wat hij ‘normaal’ heeft. Jullie beoordelen elkaar op de volgende punten. Verwijs naar de evaluatiepuntjes in het werkschrift. Laat iemand de opdracht voorlezen. - Wat moet je doen? Laat een leerling de opdracht met eigen woorden vertellen. De leerlingen voeren hun spreektaak uit en evalueren elkaar.
NA HET SPREKEN klasgesprek
30
Evaluatie - Hoe was je spreekopdracht? - Wat was er goed? Wat was er minder goed? - Voelde je het zelf ook zo aan?
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
BRONNENBLAD 1.2 PRENT 1
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
31
accent 32
BRONNENBLAD 1.3 PRENT 2
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
BRONNENBLAD 1.4 PRENT 3
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
33
accent
KOPIEERBLAD 1.3
Naam:
1x per ll.
Datum:
Klasnummer:
Teken hier jouw Malus.
34
Thema 1: Gewoon anders • Les 1b
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
Lesnummer Lestitel Leerdomein Lesduur
Thema 1 les 2 Het appeljongetje Begrijpend lezen 50 minuten
BEDOELING VAN DE ACTIVITEIT Hoofddoel van de les Eenvoudige krantenartikelen lezen, de informatie erin ordenen en beoordelen op basis van de eigen mening. Inzien dat informatie geordend is volgens inleiding, midden en slot. Doelen per lesfase VOOR
- Oriëntatievragen beantwoorden. - Het teksttype aanduiden. - De bedoeling van de schrijver aangeven.
TIJDENS
- Structuur vinden in eenvoudige informatieve teksten. - Bij non-fictie inleiding, kern en slot aanduiden. - Inleiding, midden en slot in een tekst herkennen en erop reflecteren. - De bedoeling van de schrijver achterhalen in rapporterende teksten. - Afbeeldingen associëren met non-fictionele teksten. - De letterlijke betekenis van woorden kennen.
NA
- Gevoelens beschrijven. - Het resultaat van de leesactiviteit beoordelen.
MATERIAAL TB A
WS A
kopieerblad
bronnenblad
4 5 1.4
VOORBEREIDING / SUGGESTIES Je kunt de actualiteit bespreken en eventueel een nieuwshoekje maken in de klas.
extra materiaal een krant voor de leerlingen: een schaar een lijmstift
TIPS VOOR DE LEERKRACHT NA Stel zelf een verkeerd krantenartikel samen (zie kopieerblad).
DIFFERENTIATIE TIJDENS - Reik zwakke lezers vooraf het eerste of het laatste stuk van het krantenartikel aan. - Partnerwerk: tutoring (de sterke leerlingen helpen de zwakkere).
WOORDENSCHAT tekstwoorden
terloopswoorden
bijzonder geregeld (zie script p. 38) wijzer worden (zie script p. 39) het raadsel integendeel
grijsgeleerd de kruin toestromen de kraam de rage
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
schooltaalwoorden
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
35
MATERIALEN WERKVORMEN GROEPERINGSVORMEN
LESVERLOOP VOOR HET LEZEN
klasgesprek krant
onderwijsleergesprek
onderwijsleergesprek
De krant bespreken Toon een krant. - Waarvoor dient een krant? (Om nieuws mee te delen.) - Wiens mama of papa leest de krant? - Wie schrijft er in een krant? Verduidelijk: een auteur schrijft een boek, een journalist schrijft een krant. - Wat staat er zoal in de krant van vandaag? Overloop enkele actuele onderwerpen. De krant aan het verhaal van Malus linken Malus trekt veel aandacht, zowel in de klas als daarbuiten. Het nieuws over Malus bereikt al snel de journalisten. Ze hebben een artikel geschreven over Malus’ boom. - Wat zou de journalist in de krant over Malus geschreven hebben? Het lesdoel stellen Maar blijkbaar liep er iets mis. Een journalist heeft zijn notities niet zo ordelijk bijgehouden en alles is door elkaar geraakt. Door hem te helpen ontdek je hoe teksten opgebouwd zijn. TIJDENS HET LEZEN
onderwijsleergesprek werkschrift p. 5
onderwijsleergesprek kopieerblad 1.4 werkschrift p. 5 taalboek p. 4
coöperatief leren: denken-delen-doen differentiatietip 2
coöperatief leren: deel en vergelijk zelfgemaakt krantenartikel
Bespreken structuur tekst: inleiding - midden - slot Verwijs naar de taalweter. Een goede journalist weet dat een artikel uit 3 delen bestaat: - een inleiding: kennismaking met het hoofdpersonage - een kern: verdere informatie, de boodschap, het verhaal (Hoe is het nu?) - een slot: het einde (Hoe zou het kunnen verdergaan?) Opdracht: tekst reconstrueren Het is nu aan jullie, journalisten, om het artikel te maken. Merk op dat de journalist niet alles heeft afgewerkt. - Wat ontbreekt er nog? (Kom o.m. tot ‘passende titel’) De volgende puntjes moeten jullie als echte journalisten uitvoeren. 1 Zet de stukjes in de juiste volgorde. 2 Vul de zinnen aan en geef ze een plaats in het artikel. 3 Bedenk een goede titel. Laat de opdracht eerst individueel uitvoeren. Vervolgens gaan twee leerlingen samen zitten en komen ze samen tot één volgorde en één aanvullende tekst en titel. Laat het krantenartikel in het werkschrift kleven. Twee groepen samensmelten: de werken bespreken Twee groepen worden samengevoegd: elke groep leest zijn artikel voor. Bespreek: - Hebben jullie allemaal hetzelfde krantenartikel gemaakt? - Klopt elk krantenartikel? Lees zelf een compleet verkeerd krantenartikel voor. - Is het zo ook mogelijk? NA HET LEZEN
klasgesprek werkschrift p. 5
36
Evaluatie - Wat heb je vandaag geleerd? - Wat vond je leuk/minder leuk/interessant/…? - Wat heb je geleerd over het artikel/over schrijven in de krant? Bespreek nogmaals de taalweter.
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
KOPIEERBLAD 1.4 1x per ll.
✂
✂ Ondertussen is het boompje al even groot als hijzelf. Grijsgeleerde professoren van over de hele wereld zijn naar België overgevlogen om Malus geregeld van kruin tot teen te onderzoeken, maar niemand wordt er wijzer van. Het Appeljongetje blijft voor iedereen een groot raadsel. Gelukkig ligt onze Appeljongen er niet wakker van, integendeel: hij voelt zich steeds beter in zijn vel.
✂
✂
Malus vindt De leerlingen van zijn klas
✂ Hoe is die boom daar terechtgekomen, vraagt u zich af? Toen er op een zekere dag een appel op zijn hoofd was gevallen, groeiden de volgende morgen twee groene blaadjes uit zijn haar. Ze groeiden zomaar uit zijn hoofd, precies op de plaats waar de appel was gevallen, wist Malus ons te vertellen. De blaadjes groeiden op tot een klein boompje. Het is weer 1 september en duizenden kinderen zitten weer op de schoolbanken. In het derde leerjaar zit er wel een heel speciale leerling, Malus; of beter gekend als het Appeljongetje. Zoals zijn bijnaam het al zegt, is Malus geen gewone jongen. Het is een heel bijzonder iemand, hij is anders dan de anderen. Hij heeft namelijk een appelboom op zijn hoofd.
✂
✂
Hij heeft meer last van de toeristen, die van over heel de wereld toestromen. Er zijn ondertussen al kraampjes met Malus-foto’s, T-shirts, posters, petjes, poppen … Het is een echte rage!
✂
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
37
accent
SCRIPT
GEREGELD
uitbeelden
geregeld Een handeling een paar keer uitvoeren (bv. door de klas lopen, bord afvegen …)
uitleggen
uitdiepen
vaak – dikwijls – zelden
38
Om gezond te leven moeten we eerst en vooral geregeld bewegen. Sommigen onder jullie gaan vaak voetballen, terwijl anderen dikwijls gaan dansen. Elke dag 1 uur bewegen wordt aangeraden. Niet alleen vaak of regelmatig sporten is belangrijk, maar ook geregeld of dikwijls water drinken. Af en toe mag je wel eens wat frisdrank drinken maar het beste is om geregeld water te drinken, zo’n 1 tot 1,5 liter per dag. Verder moet je nog geregeld fruit en groenten eten. Ik eet vaak fruit. Ik eet ook dikwijls groenten. Elke dag. Ik eet maar zelden snoep. Snoep is niet gezond. Het mag wel voor een keer, maar niet dikwijls. Eet het dus niet vaak, maar zelden.
geregeld = hetzelfde herhalen geregeld = dikwijls
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
Verwerking: Vraag aan de leerlingen wat zij geregeld doen en wat zij zelden doen. Je kunt inventariseren op het bord.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
SCRIPT
WIJZER WORDEN
uitbeelden
wijzer worden Een woord niet begrijpen (gelaatsuitdrukking ) opzoeken in het woordenboek het woord begrijpen (gelaatsuitdrukking ) (beeld uit dat je plots iets begrijpt)
uitdiepen
slim – intelligent – wijs – leren
We zitten nu al in het derde leerjaar en zijn al heel wat wijzer geworden. In het eerste leerjaar leerden we tot 20 tellen, maar nu zijn we al wat slimmer of wijzer, we kunnen tot 100 tellen, kunnen ook al optellen en aftrekken tot 100 … Kortom, we zijn wijzer geworden. Elke dag dat we naar school gaan, leren we iets bij, zowel bij rekenen, als bij taal, als bij WO, maar we leren ook elke dag wat beter met elkaar omgaan. Zo worden we intelligente mensen of slimme mensen, dat is hetzelfde. Wat we leren, kunnen we nu, maar ook later als we groot zijn, goed gebruiken. We kunnen dus maar beter slim zijn of wijs, want dat is hetzelfde.
uitleggen
Wijzer is zo’n woord met twee betekenissen. Een wijzer hangt ook aan de klok. Je hebt een grote wijzer en een kleine wijzer. Dat is de ene betekenis van het woord. wijzer worden = slimmer worden wijzer worden = bijleren
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Maar wijzer betekent dus ook slimmer. Of intelligenter. Want intelligent is een ander woord voor wijs, of slim. Verwerking: Vraag de leerlingen een opsomming te geven van wijze dingen, van dingen die slim zijn om te doen.
Thema 1: Gewoon anders • Les 2
39
accent
Lesnummer Lestitel Leerdomein Lesduur
Thema 1 les 3 Schone Toon Begrijpend lezen 50 minuten
BEDOELING VAN DE ACTIVITEIT Hoofddoel van de les In verhalen de verhaallijn ontdekken en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden. De hoofdpersonages aanduiden en hierbij een voorkeur of afkeer uitspreken en verklaren. De inhoud van het gedicht associëren met een persoonlijke belevenis. Aangeven wat fantasie is en wat realiteit kan zijn. Doelen per lesfase VOOR - Door oriënterend lezen de inhoud van een tekst inschatten. - Reflecteren op de verschijningsvormen van teksten en op basis hiervan verschillende teksttypes onderscheiden. - Oriëntatievragen beantwoorden. - Verkennende inhoudsvragen beantwoorden. - Zich vooraf een beeld vormen van de inhoud. TIJDENS - In fictionele teksten de hoofdpersoon aanduiden. - De gevoelswaarde van woorden achterhalen. - Reflecteren op niet-talige elementen in een communicatieve situatie. - In fictionele teksten de bedoelingen en plannen van de hoofdpersoon achterhalen. - Ontdekken en ervaren dat woorden verwijzen naar de wereld om ons heen. - Reflecteren op de verschijningsvormen van teksten en op basis daarvan verschillende teksttypes onderscheiden. - Een positieve houding hebben tegenover het leren van woorden en reflecteren op de manier hoe ze woorden leren. - Het antecedent bij verwijswoorden aanduiden. - De figuurlijke betekenis herkennen. - De functie van leestekens bij het begrijpen van teksten kennen. - Reflecteren op de invloed van rustpauzes en intonatie op het tekstbegrip. - De volgende term(en) gebruiken: komma, dubbelepunt. NA
- Het resultaat van de leesactiviteit beoordelen. - Zichzelf bijkomende vragen stellen bij de leestaak.
MATERIAAL TB A
WS A
kopieerblad
bronnenblad
5
6 - 7
extra materiaal
DIFFERENTIATIE TIJDENS Lees eerst het gedicht voor aan de zwakke leerlingen. Vervolgens werken ze zelfstandig.
TIPS VOOR DE LEERKRACHT Je kunt de leerlingen vertellen dat dit gedicht komt uit het boek “Licht op zolder”. Dat boek stond drie jaar lang in de lijst van de dertig meest verkochte boeken. Het werd voor de Nederlandse uitgave vertaald door de beste Nederlandse dichters voor kinderen.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
41
WOORDENSCHAT tekstwoorden
terloopswoorden
schooltaalwoorden
schoon (zie script p. 43) een trap uitdelen messcherp de vouw (zie script p. 44)
tien maal daags om de tel luchtjes naar de manicure de wattenstaaf paraat de strijkstok schrobben
aankruisen (zie script p. 45)
MATERIALEN WERKVORMEN GROEPERINGSVORMEN
LESVERLOOP VOOR HET LEZEN
klasgesprek
onderwijsleergesprek taalboek p. 5
onderwijsleergesprek
Verwijs naar de voorbije luisterles over Malus en de Malus die de leerlingen zelf tekenden tijdens de vorige les. De tekst bespreken: leesstrategie 1 herhalen (de kaft onderzoeken) In jullie taalboek vinden jullie nog een andere Malus. - Wat doen we voor we een tekst lezen? (de tekst bestuderen of ‘boeksnuffelen’) - Wat onderzoeken we aan de tekst? Bespreek de volgende items samen met de leerlingen: - Titel en prent: laat de leerlingen de link zoeken tussen de prent en de titel. - Schrijver: verduidelijk, bv. Shel Silverstein is een auteur die altijd grappige gedichten schrijft. Vaak heb je de tekening bij zijn gedichten nodig om het gedicht goed te begrijpen. - Tekstsoort: sta stil bij de kenmerken van een gedicht: rijmwoorden, witregels, korte zinnen … Het lesdoel stellen We lezen een gedicht. Je denkt na waarover het gaat, wie erin meespeelt en wat je bij die persoon voelt. Je denkt ook na over wat je van het gedicht vindt. TIJDENS HET LEZEN
individueel differentiatietip
werkschrift p. 6 - 7 individueel
Het gedicht lezen De leerlingen lezen individueel. Vraag de woorden aan te duiden die ze niet begrijpen. Die bespreek je achteraf. Lees tot slot het gedicht expressief voor. Bespreek: er wordt vaak het woord ‘hij’ gebruikt. Wie is dat? Schriftelijke verwerking Laat de leerlingen individueel de vragen oplossen. Verbeter het werkschrift klassikaal. NA HET LEZEN
klasgesprek werkschrift p. 6
42
Evaluatie - Wat vond je van de opdracht? Wat vond je leuk? - Wat heb je vandaag geleerd? Bespreek de taalweter met de leerlingen.
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
SCRIPT
SCHOON
uitbeelden
schoon Beeld uit dat je je wast. Ga rond en kijk ‘achter de oren’ van de kinderen. Geef complimentjes.
Jullie zijn allemaal zo schoon vandaag. Het ziet ernaar uit dat jullie allemaal een bad of een douche genomen hebben. Er zit precies geen enkel vuiltje op jullie. Ik dacht dat er gisteren enkele kinderen in de modder gespeeld hadden. Hun kleren vuil, hun schoenen smerig. Smerig gebruiken we als iets heel erg vuil is. Heel vuil is dus smerig. En als iets smerig of vuil is, dan moet dat gewassen worden.
uitdiepen
schoon – proper – mooi vuil – smerig
uitleggen
schoon = goed gewassen schoon = proper
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Soms gebruiken mensen daar een machine voor: denk maar aan een wasmachine om je kleren te wassen. Maar als jij vuil bent of, erger nog, smerig bent, dan gebruiken we geen machine. Dan neem je een bad of een douche. Als je daar uitkomt, ben je proper, of schoon. Want dat is hetzelfde. Ik zie dat jij proper bent, en jij bent schoon, en jij bent schoon, en jij bent proper. Jullie zijn dus allemaal pas in de douche of in bad geweest! Verwerking - Maak een woordtrap op het bord: smerig – vuil – schoon. - Oefening 3: laat de mannetjes inkleuren: schoon – vuil – smerig.
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
43
accent
SCRIPT
EEN VOUW
uitbeelden
een vouw Vouw een papier in twee, in vier ... Strijk je kleren met de hand recht.
Dat zie ik niet graag. Daarom mogen jullie jullie huiswerken, brieven … niet zomaar los in jullie boekentas stoppen. Ik denk dat jullie mama en papa niet graag een blad zien met vouwen en ezelsoren.
uitdiepen
een vouw – een plooi – een ezelsoor – een kreuk – glad
uitleggen
een vouw = een kreuk in een stuk papier, in een stuk stof ...
44
Ik heb vanmorgen jullie banken eens bekeken. Ik heb heel veel papieren gezien met ezelsoren. Zitten er in jullie boekentas ook papieren met kreukels en vouwen?
een vouw = een plooi
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
We stoppen onze papieren in een mapje, zodat ze niet vol plooien of in twee gevouwen eruit komen, maar zodat je ze netjes aan je mama en papa kunt geven. Over vouwen en plooien gesproken, ik weet dat mijn kleren er vandaag gerimpeld uitzien, want mijn strijkijzer is stuk. Daardoor zitten mijn kleren nog vol vouwen en rimpels. Normaal is alles mooi gladgestreken en zijn er geen plooien meer te zien. Gelukkig ga ik straks een nieuw strijkijzer kopen zodat ik morgen zonder vouwen naar school kan komen. Verwerking Oefening 5: het eerste mannetje met zijn kostuum vol met vouwen is niet schone Toon.
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
accent
SCRIPT
AANKRUISEN
uitbeelden
aankruisen Vergroot de aanwezigheidslijst op het bord, roep de namen af en kruis aan wie aanwezig is.
uitleggen
uitdiepen
aankruisen – aanduiden
aankruisen = een kruisje zetten bij
Zoals jullie zien moet ik elke dag invullen wie er aanwezig is. Hoe doe ik dat? Ik heb een lijst met jullie namen. Als je aanwezig bent, dan kruis ik je naam aan. Als iemand afwezig is, omdat hij bv. ziek is, dan mag ik hem/haar niet aankruisen. Zo heb ik een duidelijk overzicht van wie er wel en wie er niet is. Omdat ik het duidelijk heb aangekruist, weet ik nog heel goed wie er verleden week ziek was. Op die manier kun je dingen aanduiden die je gecontroleerd hebt. Als je op vakantie gaat, maken je ouders misschien een lijstje met wat ze allemaal moeten meenemen (om niets te vergeten). Zo kunnen ze aanduiden op het lijstje wat ze al in de koffer hebben gestoken, door het aan te kruisen. Zo weten ze later nog: het zit al in de koffer! Verwerking: Schrijf enkele oefeningen op het bord en laat de leerlingen aankruisen wat juist is. werkschrift p. 7 oefening 5
Tijd voor Taal accent - Taal - Handleiding 3
Thema 1: Gewoon anders • Les 3
45