KORTE INHOUD
Thema 1
De Nederlandse les
Je leert: • instructies in de klas begrijpen • instructies aan je klasgenoten geven • spreken over jouw familie • informatie over de school noteren ROLLEN
Een uitstap
Je leert: • telefoneren en vragen wanneer iets begint en gedaan is • zeggen wat je gaat doen • zeggen waarom je niet meegaat • een vriend begroeten • iemand voorstellen
Lawaai
Je leert: • woorden over klachten en problemen begrijpen • een gesprek over een probleem begrijpen • een klacht formuleren • reageren op een klacht
Basiscompetenties 11 8 8 11 11
p. 43 Basiscompetenties 18 18/20 10 20
administrator – communicator
Thema 4
Ik ben ziek
Je leert: • aan de apotheker zeggen wat jouw probleem is • een medicijn aan de apotheker vragen • begrijpen wanneer je een medicijn moet nemen • zeggen wat je denkt over een advies aan een zieke • advies geven aan een zieke ROLLEN
p. 27
vrijetijdsbesteder
Thema 3
ROLLEN
Basiscompetenties 20 7 9 19
communicator – cursist
Thema 2
ROLLEN
p. 11
p. 55 Basiscompetenties 10 9 19/22 17 7
opvoeder – werknemer – consument
5