Thema 1:
De Nederlandse les
Dit leer ik
Ik kan het zo
• Ik lees een infoblad van de school en noteer de belangrijke informatie. • Ik lees een formele en een informele sms. • Ik schrijf een formele en een informele sms.
1
IN HET CVO
CVO Studiebazaar: ons schooljaar De module 1.2 De module 1.2 begint op 4 september en eindigt op 26 januari. De herfstvakantie is van 30 oktober tot 5 november. 11 november is een feestdag. De kerstvakantie begint op 25 december en eindigt op 7 januari. De proclamatie is op 30 januari. Inschrijven voor de module 2.1 kan op 1, 2 en 3 februari van 9 tot 12 uur. De module 2.1 De eerste lesdag van module 2.1 is op 5 februari en de laatste lesdag is op 22 juni. De krokusvakantie is van 12 februari tot 18 februari. De paasvakantie is van 2 april tot 15 april. 1 mei is een feestdag. Op 30 juni is er een schoolfeest en krijgen alle cursisten hun diploma. Hebt u nog vragen? Spreek met uw leerkracht of kom naar mijn bureau. Ik ben aanwezig op maandag / dinsdag / donderdag / vrijdag van 10 tot 15 uur. Ik ben afwezig op woensdag. Joris Duytschaever Directeur
1
Lees de informatie van de directeur. Wat staat samen? Trek een streep, zoals in het voorbeeld.
beginnen aanwezig de lesdag eerste de cursist
• • • • •
• • • • •
1
2
3
4
laatste de leerkracht afwezig de feestdag eindigen
5
6
7
8
9
10
11
2
Maak een kalender voor CVO Studiebazaar. Schrijf de maanden op de kalender van CVO Studiebazaar. Schrijf de belangrijke datums op de kalender.
september 4: module 1.2 begint
juni
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 20. Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 21.
12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
TA AL TA AK
3
Rol: cursist
Werk samen met je klasgenoten. Maak een kalender voor jouw schooljaar. Kies 1, 2 of 3. 1 Vraag het aan de leerkracht. 2 Ga naar de website van jouw school. 3 Ga naar www.wettelijke-feestdagen.be. Klik op ‘schoolvakanties’.
EX TR A
2 TA AL TA AK
4
Welke feestdagen zijn er in jouw land? Kies een feestdag. Vertel jouw klasgenoten over de feestdag. Toon een foto.
EEN SMS 1
Rol: cursist
Lees de sms’jes. Dag Hassan, Yurek en ik staan bij de tramhalte. Ga je mee met ons naar de school? Wij wachten op jou!
Hé Pei Le. Je moet niet op mij wachten? Ik blijf thuis vandaag. Groetjes.
Beste leerkracht. Het spijt me. Ik kom vandaag niet. Mijn buurvrouw is ziek. Ik blijf bij haar. Ik ga met haar naar de dokter. Wat is het huiswerk? Ik zal het dan morgen aan u geven.
Van:
Van:
Van:
Hassan, Yurek en Pei Le zijn klasgenoten. Wie schrijft de sms? Schrijf 1 naam bij de sms: Hassan – Yurek – Pei Le. Wanneer is de Nederlandse les? Schrijf een kruisje X. vandaag morgen overmorgen Zoek het juiste woord. Schrijf op. gaan
met iemand samen gaan: staan / zitten tot iemand komt:
w
niet weggaan:
bl
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
13
2
Lees de sms’jes.
Goedemorgen cursisten 1.2. Het spijt me, morgen is het geen les. Morgen is een studiedag voor de leerkrachten. De secretaresse stuurt het huiswerk naar jullie. Met vriendelijke groet, jouw leerkracht
Beste mevrouw Jansen, ik ben ziek. Vandaag en morgen blijf ik thuis. Overmorgen kom ik terug. Spreekt u met de leerkrachten? In de keuken staat voor hen een nieuw koffiezetapparaat. Els Verhoeven, directeur
Beste collega. De directeur is ziek. Sturen wij samen een kaartje naar hem? R. Ramael, secretaresse
Wie is ziek? Schrijf een kruisje X. de leerkracht de secretaresse de directeur Het is maandag. Wanneer komt de directeur terug naar de school? Schrijf een kruisje X. dinsdag woensdag donderdag Wat past erbij? Onderstreep.
LE ER TI P
14
sturen naar:
met de computer of de post / met de taxi of de tram
huiswerk:
thuis poetsen / thuis voor de school werken
thuisblijven:
buitenkomen / niet buitenkomen
terugkomen:
weer naar school komen / niet komen
Kijk naar de nieuwe woorden. Zeg de woorden. Doe dan je boek toe. Zeg de woorden nog een keer.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3
IN DE KLAS De grammatica vind je bij dit icoon. Ken je de grammatica van TaalRecht 1.1 nog? Die staat achteraan in het boek. Je vindt er ook een lijst met de werkwoorden. Weet je nog hoe je HEBBEN en ZIJN vervoegt? 1
Ken je de preposities nog? Vul aan.
OP, MET, NAAR, VOOR ... zijn preposities. Ken je nog preposities? Schrijf op.
Kijk naar de gemarkeerde woorden in de sms'jes op pagina 13 en 14. Je ziet: een prepositie + een pronomen. Schrijf de pronomina in het schema. ik /
jij /
wij /
u/
hij /
jullie /
zij /
zij /
LET OP: zij / haar = 1 vrouw zij / hen = veel mensen LET OP: Je kan soms ook ZE gebruiken (voor HEN). Met HEN gaat het goed. Het gaat goed met HEN. Het gaat goed met ZE. 2
In de klas Schrijf de juiste pronomina. Kijk naar de tip.
Yurek, Hassan en Pei Le Yurek:
Ga je met
naar het secretariaat? (ik)
Ga je met mij naar het secretariaat? . (jij)
Hassan:
Ja, dat is goed. Ik ga mee met
Yurek:
En Pei Le? Gaat zij ook mee met
Hassan:
Nee, zij blijft bij de klasgenoten. Zij blijft bij
? (wij) . (zij)
De leerkracht Leerkracht:
Van wie is dat boek? Is dat boek van
, Nematullah? (jij)
Safi:
Nee, dat boek is van Pei Le. Dat boek is van
Leerkracht:
Waarom schrijf je dan in dat boek?
. (zij)
Schrijf alleen in het boek dat van
is! (jij)
Nematullah: Dat doe ik. Ik luister naar
1
2
3
. (u)
4
5
6
7
8
9
10
15
De cursisten Cursisten:
Leerkracht, stuurt u het huiswerk naar
? (wij)
Leerkracht:
Ja, dat is goed. Ik stuur het huiswerk naar
. (jullie)
Maak het huiswerk en geef het aan de mensen van het secretariaat. Geef het aan
. (zij)
Vind je dit moeilijk? Maak dan een blauwe oefening op pagina 20. Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 21 en 22.
4
FORMEEL / INFORMEEL 1
Lees de sms’jes nog een keer. Wat hoort bij elkaar? Trek een streep. Informeel
Formeel
Groetjes • Dag • Sorry •
• Beste • Met vriendelijke groet • Het spijt me.
Informeel of formeel? Onderstreep. Hoe schrijf je naar een vriend?
informeel / formeel
Hoe schrijf je naar de leerkracht?
informeel / formeel
2
Ook deze sms’jes staan op de gsm van Hassan. Wat is correct? Onderstreep.
Dag / Beste Hassan, kan jij mij morgen helpen? Ik heb veel werk. Yurek.
Dag / Beste cursist, volgende week hebben wij een test. Groetjes / Met vriendelijke groet, uw leerkracht Nederlands.
Mevrouw, mijn huiswerk is niet klaar. Sorry / Het spijt me, Hassan.
Dag Yurek. Ik kan jou niet helpen. Ik heb geen tijd. Sorry / Het spijt me, Hassan.
16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
TA AL TA AK
3
Rol: cursist
Werk samen met een klasgenoot. Schrijf een sms naar een klasgenoot. Kies: 路 Je vraagt iets (bijvoorbeeld: je vraagt hulp.) 路 Je zegt iets (bijvoorbeeld: je brengt koekjes mee naar de les.) Dag
Antwoord:
Lees de sms van jouw klasgenoot. Onderstreep wat belangrijk is en noteer: heeft jouw klasgenoot een vraag? Schrijf dan een antwoord. Schrijf een sms naar de leerkracht. Kies: 路 Je komt niet naar de les. 路 Je vraagt iets (bijvoorbeeld: informatie, hulp ...) Beste
Vind je dit gemakkelijk? Maak dan een gele oefening op pagina 22.
Ook thuis kan je Nederlands oefenen. Zoek op de computer bij www.nederlandsoefenen.be. Woon je dicht bij Antwerpen? Klik op Antwerpen of Provincie Antwerpen. Woon je dicht bij Brussel? Klik op Brussel. Woon je dicht bij Hasselt? Klik op Limburg. Woon je dicht bij Leuven? Klik op Vlaams-Brabant. Woon je dicht bij Gent? Klik op Oost-Vlaanderen. Woon je dicht bij Brugge? Klik op West-Vlaanderen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
17
5
DE BLOG VAN HASSAN 1
Lees de blog van Hassan. Zoek de moeilijke woorden op.
De blog van Hassan HOME
OVER
CO N TAC T
Ik zit nu in 1.2! Ik ben blij, want ik heb sympathieke klasgenoten. In 1.2 wil ik nog veel Nederlands leren. We werken veel samen in de klas. Soms moeten we gaan staan en rondlopen. In Irak blijven we in de klas zitten.
2
Schrijf jouw blog.
Hoe gaat het in 1.2? Wat doe jij in 1.2?
HOME
OVER
CO N TAC T
Oefen extra online op diddit.be!
18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DIT LEER IK
HOE SCHRIJF JE HET? Een formele sms Beste ... Het spijt me. Met vriendelijke groet,
Een informele sms Dag ... Sorry. Groetjes. Bedankt!
NIEUWE WOORDEN Het schooljaar het secretariaat de secretariaatsmedewerker de openingsuren de school is gesloten de les, de lessen geen tijd hebben
De maand, de maanden januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
Werkwoorden (zie ook lijst achteraan) meegaan – Ga je mee naar de school? wachten – Wij wachten bij de tramhalte. blijven – Ik blijf bij de buurvrouw. sturen – Wij sturen een kaartje naar de leerkracht. thuisblijven – Hij blijft 2 dagen thuis. terugkomen – Ik kom overmorgen terug. beginnen – De les begint om 8.45 u. eindigen – De les eindigt om 12.15 u. inschrijven – Wie schrijft in voor de module 1.2?
Preposities naar de les komen op iemand wachten met iemand meegaan naar ... bij iemand blijven iets sturen naar iemand
GRAMMATICA Een pronomen ik
mij
Met mij gaat het goed.
jij
jou
Met jou gaat het goed.
u
u
hij
hem
Is dat boek van hem?
zij
haar
Die pen is van haar.
wij
ons
Met ons gaat het goed.
jullie
jullie
Zijn deze papieren van jullie?
zij
Is dat boek van u?
hen / ze
1
Met hen gaat het goed. Het gaat goed met ze.
2
3
4
5
6
7
8
9
10
19
IK OEFEN EXTRA
1
IN HET CVO Leg een blad op de blauwe kolom. Zet de dagen juist. Schrijf 1 tot 7. Zet de maanden juist. Schrijf 1 tot 12. Controleer. Doe je boek toe. Schrijf de dagen en de maanden. maandag woensdag donderdag dinsdag zaterdag vrijdag zondag
3
1
7
1 3 4 2 6 5 7
januari november maart april augustus juni februari september juli oktober mei december
1
12
1 11 3 4 8 6 2 9 7 10 5 12
IN DE KLAS Leg een blad op de blauwe kolom. Schrijf het pronomen: mij / jou / u / hem / haar / ons / jullie / hen. Kijk en controleer. Correct
20
Hassan gaat met Pei Le naar school. Hij gaat met ... naar school. Pei Le neemt samen met Hassan de tram. Zij neemt samen met ... de tram. En jij? Wie gaat met ... naar school?
haar hem jou
Ik ga graag naar mijn buren. Ik ga graag naar ... Zij zijn heel vriendelijk voor ... Dat vind ik leuk. Ga jij met ... mee naar mijn buren? Mijn buurvrouw maakt koffie voor ... Wij kunnen Nederlands spreken met ...
hen mij mij ons haar
Gaat u naar de klas? De leerkracht wacht op ... Ja, maar mijn klasgenoten zijn er niet. Ik wacht op ... Maar let op: de leerkracht wacht niet lang op ... Hij gaat om 10 uur naar huis. Zijn kinderen wachten op ...
u hen jullie hem
In de bibliotheek staan boeken voor de cursisten Nederlands. Het zijn interessante boeken voor ... De vrouw van de bibliotheek geeft alle informatie aan ... De cursisten zeggen ‘Dank u.’ tegen ...
hen hen haar
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
IK OEFEN EXTRA
1
IN HET CVO Leg een blad op het gele vak. Welke datum? Trek een streep. Dag van de Arbeid Nieuwjaar de Belgische nationale feestdag Internationale Vrouwendag Kerstmis Valentijn Halloween oudejaarsavond grappendag
• • • • • • • • •
• • • • • • • • •
8 maart 1 januari 21 juli 31 december 1 mei 14 februari 1 april 31 oktober 25 december
Controleer. Dag van de Arbeid Nieuwjaar de Belgische nationale feestdag Internationale Vrouwendag Kerstmis Valentijn Halloween oudejaarsavond grappendag
3
1 mei 1 januari 21 juli 8 maart 25 december 14 februari 31 oktober 31 december 1 april
IN DE KLAS 1
Leg een blad op het gele vak. Schrijf: ik – mijn / mij jij – jouw / jou hij – zijn / hem zij – haar / haar
De cursist 1 Mag ik
iets vragen? Ik heb
boek niet bij. Kan je
helpen? Heb jij
boek bij?
2 Nee, maar mijn klasgenoot Abdel heeft
boek bij. Vraag het aan
Of vraag het aan Fatiha. Misschien heeft zij
.
boek bij.
3 Dat is goed. Ik vraag het
.
De cursist: controleer. 1 Mag ik jou iets vragen? Ik heb mijn boek niet bij. Kan je mij helpen? Heb jij jouw boek bij? 2 Nee, maar mijn klasgenoot Abdel heeft zijn boek bij. Vraag het aan hem. Of vraag het aan Fatiha. Misschien heeft zij haar boek bij. 3 Dat is goed. Ik vraag het haar. 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
21
2
Leg een blad op het gele vak. Schrijf: wij – ons, onze / ons jullie – jullie / jullie zij – hun / hen
De leerkracht Wij gaan met
klas 1.2 naar de film. De directeur gaat ook met
Jullie hebben
boek niet nodig.
mee.
De klasgenoten van 2.1 gaan niet mee naar de film. Ze moeten studeren voor van vrijdag. Ik ga zaterdag met
examen
naar de film.
De leerkracht: controleer. Wij gaan met onze klas 1.2 naar de film. De directeur gaat ook met ons mee. Jullie hebben jullie boek niet nodig. De klasgenoten van 2.1 gaan niet mee naar de film. Ze moeten studeren voor hun examen van vrijdag. Ik ga zaterdag met hen naar de film.
4
FORMEEL / INFORMEEL Schrijf een elfje (11’je). Een elfje is een gedicht in elf woorden. Stuur het elfje als een sms naar je leerkracht. Elfje
Jouw elfje
blij
1 woord
ik begrijp
2 woorden
veel mooie woorden
3 woorden
spreek ook een beetje
4 woorden
Nederlands
22
1
1 woord
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DRAAIKAARTJES
24 uur is samen 1 ...
De leerkracht is er niet. Wij ... op haar.
1 januari is een ...
Vraag een formulier op het ...
De directeur is in de school. Hij is ...
De directeur is niet in de school. Hij is ...
Op de infodag kan je ... voor de lessen.
In de vakantie is de school ...
Op 1 september ... de lessen.
Op 1 september is de ... lesdag.
Op 30 juni ... de lessen.
Op 30 juni is de ... lesdag.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
23

24
wachten
dag
secretariaat
feestdag
afwezig
aanwezig
gesloten
inschrijven
eerste
beginnen
laatste
eindigen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10