Traject Nederlands 2 - Basis

Page 1

BOEK

TRAJECT Nederlands 2

ERK EERW

VA N

IN

L

Š

Vicky Aerts Stijn Buysschaert Leen Lammertijn Tom Rambaut Ria Van der Mueren

Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-8745-0

580701

9 789030 687450

vanin.be


BOEK

ERK EERW

©

VA N

IN

L

Vicky Aerts Stijn Buysschaert Leen Lammertijn Tom Rambaut Ria Van der Mueren


Inhoud DEEL 1 SNOEPEN

9 10

1 Om van te snoepen ... Reporter ter plaatse 2 Hoe gezond snoep jij? Op zoek naar info over gezonde voeding 3 Werkwoorden spellen Word kampioen werkwoordspelling 4 Woordbetekenissen en woordrelaties Strooi met synoniemen en antoniemen 5 Als ik een snoepje ben … Promoot jezelf! 6 Snoeppoëzie Maak een gatengedicht! UITDAGING In de snoepkrant DE LAATSTE RONDE

12 16 18 26 27 33 34 43 44 47 49 53 54 56

DEEL 2 BELOVEN

N

EEN, TWEE, DRIE PIANO – Kristien Dieltiens

IN

SNOEPEN – Karen Dierickx

©

VA

1 Beloofd is beloofd Overtuig de ander! 2 Feiten of fabels? Het stellingenspel 3 Beloven en doen is twee Giet een studietekst in een schema 4 Zit er waarheid in? Wissel een fragment uit! 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd Jouw creatieve versie van het verhaal UITDAGING Wall of fame DE LAATSTE RONDE

DEEL 3 ONTWERPEN

59 60 62 67 68 79 80 88 89 96 97 104 105 109

113

FRITZ HABER ... ONTWERPER VAN DE STILLE DOOD – Geert Spillebeen

114

1 Boodschap in beeld Jonge milieuvriendelijke ontwerpers of uitvinders 2 Ontwerp een schrijfkader Gedachten logisch geordend 3 Het grote striponderzoek Verken een strip 4 Van strip naar taal en tekst Een verhaal bij een strip UITDAGING Ontwerp een eigen beeldverhaal DE LAATSTE RONDE

116 127 128 134 136 145 146 154 155 157

INHOUD  TRAJECT Nederlands 2

3


DEEL 4 DURVEN

161

DURVEN – Kathleen Vereecken

162

1 Aan jou het woord Bellers zijn durvers! 2 Over woorden met tekens Dobbeldictee 3 Luisteren naar info ­– Samengestelde zinnen Nieuws spinnen 4 Bloggen en vloggen … Ben je er nog? Lees dan onze blog! 5 Jeugdboeken op het witte doek Deel een spannende ervaring UITDAGING Presenteren, vloggen of bloggen? DE LAATSTE RONDE

164 169 171 181 182 190 192 199 201 211 212 214

DEEL 5 PIMPEN

217

BIJ DE NEUS – Jonas Boets

218

©

VA N

IN

ROUTEPLANNER 220 1 Kom voor je mening uit! 221 De degens kruisen ... 227 2 Vindingrijk 229 Word journalist voor de upcyclingkrant! 235 3 Kleur je taal 237 Begrijp jij het taalverschil (-gebruik)? 246 4 Lees je warm 248 Gaat beeldspraak aan je neus voorbij? 256 5 Het voorzetselvoorwerp 258 Bedenk quotes of een virtuele wereld 264 UITDAGING Pimp je school 266 DE LAATSTE RONDE 268

DEEL 6 VERSCHILLEN

4

271

VERSCHILLENDE MEISJES – Sharmila Madhvani

272

1 Bizar luistertalent De (f)luisteraar 2 Liefste iedereen … Een kaartjesconversatie 3 Bepaling of voorwerp? De wedstrijd 4 De dialoog en het bijwoord Schrijf een dialoogje 5 Ontdek het verschil – nog meer voornaamwoorden Wie is wie? Ken je het verschil? UITDAGING Kom op voor verschillen DE LAATSTE RONDE

274 278 279 286 288 294 296 304 306 313 314 316

INHOUD  TRAJECT Nederlands 2


DEEL 7 KIEZEN

319

KIEZEN EN VERLIEZEN – Noëlla Elpers

320

ROUTEPLANNER 322 1 Aan jou om te lezen 323 Schrijf een stukje schoolreglement 330 2 Het verslag in diverse vormen 331 Verslag van een beeldfragment 336 3 Boeken en genres 337 Breng je boek aan de man! 348 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern 350 Rechtstreeks verslag van de reporter ter plaatse 360 5 Actief of passief? 362 Word reporter: schrijven, interviewen en presenteren 369 UITDAGING Maak een nieuwsverslag of een boekentrailer 370 DE LAATSTE RONDE 372

377

DURF JE? – Karla Stoefs

©

VA N

1 Spelen met teksten Word meester-verteller 2 Teksten binnenstebuiten Journalist zoekt structuur 3 Informatie presenteren Presenteer en noteer 4 Toerist in woordenland Help de woordenboekschrijver 5 Op de planken … Spelen met toneelteksten UITDAGING Presenteren over acteren DE LAATSTE RONDE

IN

DEEL 8 SPELEN

DEEL 9 DROMEN

LIMBO – Johan Vandevelde

378 380 383 385 392 394 398 400 407 408 412 413 414

419 420

ROUTEPLANNER 422 1 Dromen van … 423 Info opslaan en delen 426 2 Dromen is geen prietpraat 428 Beschrijf je droom met info en enkele tips 438 3 Spel correct 440 De spellingwedstrijd 445 4 Met een goed boek de vakantie in! 446 Giet je leeservaring in een video-slideshow. 450 UITDAGING Op het dromenbureau 451 DE LAATSTE RONDE 453

INHOUD  TRAJECT Nederlands 2

5


Starten met Traject Nederlands 2 Welkom bij Traject Nederlands 2. Hoe ga je met dit boek aan de slag? We navigeren je even door enkele belangrijke aspecten.

1

Op weg met Traject In het leerwerkboek vind je negen delen. Elk deel heeft als titel een werkwoord en is op dezelfde manier opgebouwd. Op de titelpagina van elk deel staat een beeld dat verband houdt met het werkwoord in de titel van dat deel. Daaronder vind je vragen over dat beeld.

deel 5

PIMPEN

KARLA STOEFS

1

5

10

15

20

Gwen buigt zich over de dakrand heen en kijkt in de diepte. De speelplaats ligt er verlaten bij. Midden in de nacht is dat niet zo verwonderlijk. Jammer dat er aan deze zijde van het gebouw geen brandladder is. Ze zal zonder beveiliging tot bij het getraliede raam moeten klimmen. Daar kan ze haar musketon vasthaken waar haar touw doorheen kan, zodat ze de rest van het parcours beveiligd is. Gwen klimt goed, maar vrij klimmen is nooit zonder risico. ‘Dit is ellendig. Waarom heb ik de opdracht niet geweigerd?’ Na de Franse les kreeg ze een snapchat bericht van Ilias: zijn gestrekte hand met daarin een witte steen. En dan de vraag ‘Durf je?’ ‘Ja.’ ‘Om vier uur bij de fietsstalling.’ Waarom heeft ze ja gezegd zonder te weten waar het om ging? Wil ze zichzelf bewijzen? Nee, het ging haar om Ilias. Ilias is nieuw op school. Gitzwart haar en groene panterogen. Niet overdreven sociaal; hij zegt nauwelijks wat. En doet hij dat toch, dan komen de woorden er in schokjes uit; hij stottert. Maar hij intrigeert; ondanks zijn spraakgebrek is hij zelfzeker. Ze moesten in de Franse les per twee een gesprek voeren over hun hobby’s. Gwen volgt al sinds de kleuterklas tekenacademie en is al vier jaar lid van een klimclub. In de club noemen ze haar ‘Gekko’, want ze kleeft als zo’n diertje tegen de klimmuur. Ilias verzamelt stenen. Saai? Niet als je hem erover hoort vertellen. Hij maakt verre fietsreizen, in zijn eentje. Vorige vakantie fietste hij tot in Oostenrijk om daar in een bergrivier een maansteen op te rapen. Een witte steen die magisch fluoresceert. Het viel Gwen op dat hoe aandachtiger ze luisterde, hoe minder hij stotterde. ‘Ken je het spel van de witte steen?’ vroeg hij haar bij de fietsstalling. Het oude spel gaat als volgt: diegene die de steen bezit, bedenkt een opdracht voor de andere. Voert de andere de opdracht goed uit, dan krijgt die de steen en is het zijn beurt om een opdracht te bedenken. Eenvoudig, maar tricky. De uitdaging zit hem in het verzinnen van een goede opdracht, die moet voor de andere moeilijk zijn, maar niet onmogelijk. Haar eerste opdracht kon al tellen: ‘Schilder iets vrolijks op de muur van het asielcentrum.’ Vanuit de klas aan de overkant van de speelplaats kijken ze op die muur: rode baksteen, drie verdiepingen hoog met slechts een enkel getralied raam helemaal bovenaan. Soms staat er een man met een roze tulband achter het raam. Maar als Gwen naar hem zwaait, zwaait hij nooit terug. De muur is een triestig geval. De directie had enkele graffitikunstenaars aangesproken om de muur in te kleuren. Maar geen van hen wil voor niets in opdracht werken. Alleen als ze er fors voor betaald worden. En daarvoor is er geen budget.

IN

25

© Christian van der Meij

30

1 Wat zie je op de foto? Wat wordt getoond? 2 Waar bevinden de leerlingen zich? Hoe weet je dat? 3 Hoe zijn de jongeren in deze situatie terechtgekomen, denk je? 4 Op welke manier zullen ze moeten samenwerken? 5 Wat valt je op als je op de kleuren let?

35

6 Bespreek het perspectief.

Na de titelpagina verrast een jeugdauteur je met een kort verhaal dat te maken heeft met het werkwoord.

DURF JE?

Gwen kijkt opnieuw in de diepte. Kan ze nog terug? Ja, maar dan verbreekt ze haar woord. Voor klimmers is een gegeven woord heilig; hang je aan hetzelfde touw, dan moet je elkaar tot in het uiterste kunnen vertrouwen. Ze haalt diep adem. Hoe langer ze wacht, hoe onzekerder ze wordt. Ze trekt haar klimschoenen aan en haar klimgordel met een zogenaamde ‘grigri’ om zichzelf te zekeren. Haar rode geluksmusketon mag ze niet vergeten. Ja, ze is bijgelovig, want als je ergens hoog tegen een steile wand hangt, dan heb je bijzondere

woord

VA N

de musketon: klimhaak met een schuivend deel dat de opening volledig afsluit tricky: verraderlijk, hachelijk, sluw, listig, lastig, moeilijk de tulband: hoofddeksel, om het hoofd gewonden doek het budget: begroting, raming; som geld die voor bepaalde (groepen van) uitgaven ter beschikking gesteld wordt de grigri: apparaat waar het (klim)touw door geleid wordt

217

routeplanner van deel 9 DROMEN

Klas

Nr.

Bekijk de uitdaging over het voorstellen van je droom eerst aandachtig. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom alle lessen van dit deel. Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je. De volgorde van de lessen binnen deel A en B kies je zelf. De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig. Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest. Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!

In delen 5, 7 en 9 kun je zelf je route uitstippelen: de routeplanner begeleidt je in de keuzes die je maakt om dat deel te doorlopen. Je kunt er invullen welke lessen je klassikaal of zelfstandig doet en in welke volgorde je door de lessen gaat.

JOUW ROUTEPLANNER volgorde

Beeld en verhaal: ‘Limbo’

zelfstandig

klassikaal

afgerond

1,5 - 2

Les 3 Spel correct

1 - 1,5

Les 2 Dromen is geen prietpraat

2

Les 4 Met een goed boek de vakantie in!

1,5

Uitdaging: Op het dromenbureau …

1,5

De laatste ronde

0,5 - 1

TOTAAL

422

mag

0,5

Les 1 Dromen van …

B

aantal moet lesuren 0,5 - 1

Verken de uitdaging en de andere lessen + planning

9 - 11

TRAJECT NederlaNds 2

Elke les eindigt met een pitstop. Dat is een creatieve opdracht waarbij je kunt laten zien wat je geleerd hebt. Aan de hand van OVUR word je door de opdracht geloodst. Daarbij hoort ook een evaluatiemoment.

Jonge milieuvriendelijke ontwerpers of uitvinders Presenteer een kort milieujournaal waarin jonge uitvinders aan het woord komen. Ze hebben een milieuvriendelijk voorwerp of apparaat ontworpen.

orIëNtereN

o

v

u

r

1 Wat komt aan bod in de journaalitems? Hoeveel onderwerpen wil je presenteren? Waar weet je al iets over? Welk taalregister gebruik je? Neem je een interview af? Welke beelden kun je gebruiken om je presentatie te ondersteunen?

voorbereIdeN

o

v

u

r

2 Werk in kleine groepjes van twee of drie. 3 Kies twee onderwerpen die te maken hebben met een milieuvriendelijk ontwerp of uitvinding. Je mag je fantasie gebruiken. 4 Gebruik bij de presentatie één of twee dia’s waarin ook een passend pictogram verwerkt is. 5 Neem één kort interview af dat je ook uitbeeldt en gebruik daarbij het passende taalregister.

uItvoereN

o

v

u

r

6 Spreek duidelijk af wie precies wat uitvoert. Kijk het publiek aan en zorg voor een passende houding. Let tijdens het interview op je lichaamstaal. Is de geïnterviewde trots op de uitvinding, dan moet het publiek dat kunnen zien en horen. Probeer je tekst niet volledig uit te schrijven. Gebruik bij voorkeur een mindmap als hulpmiddel bij de presentatie.

reflectereN

o

v

u

r

7 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes Je onderwerpen zijn gepast voor een milieujournaal.

jij

je klasgenoot

1234

1234

Je presenteert de items duidelijk en gestructureerd.

1234

1234

Je gebruikt een passend taalregister.

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je hebt een beeld of een pictogram op een correcte manier verwerkt in het milieujournaal. Je maakt gebruik van een voorgestructureerd schema of een mindmap als hulpmiddel bij het presenteren.

DEEL 8 speleN

1

Elk deel bevat vier tot zes lessen. Aan het begin van elke les tonen vliegertjes je wat in de les aan bod zal komen.

Beloven en doen is twee

3

tekstsoort herkennen

lay-out herkennen en verzorgen studietekst in schema gieten

vaardig en studerend lezen

rug aaN rug OPDRACHT 1

Zoek de tekstsoort en de hoofdgedachte of het centrale thema.

Neem een andere plaats in. Je start de les rug aan rug. • •

Leerling A krijgt een tekst van de leraar. Hij beschrijft wat hij ziet: de buitenkant van de tekst. Leerling B luistert aandachtig. Hij probeert om de tekst met de aangereikte kenmerken te achterhalen en te benoemen. Daarna leest leerling A de tekst globaal, terwijl leerling B het centrale thema zoekt en wat in de tekst aan bod zal komen. Daarna draai je de rollen om.

• •

OPDRACHT 2

Onderzoek je eigen werkwijze. Wat belooft het meeste succes?

Hoe spring jij om met een studietekst? Markeer in de uitspraken wat voor jou past. Wees eerlijk! Hoe pak jij het aan? 1

Je bekijkt de buitenkant (lay-out en illustraties) van de tekst.

2

Je bepaalt de tekstsoort.

3

Je leest de tekst globaal en bepaalt het onderwerp en de hoofdgedachte(n).

soms

4

Je zoekt in de alinea’s de sleutelwoorden.

5

Je leest de tekst onmiddellijk intensief.

6

Je vertelt meteen opnieuw wat je las.

7

Je past de woordleerstrategie toe of zoekt woorden op om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen.

8

Je maakt een schema dat bij de structuur van de tekst past.

9

Je let op signaalwoorden die het verband tussen de zinnen en alinea’s aangeven.

10

Je onthoudt het centrale thema of de hoofdgedachte(n).

11

Je probeert met behulp van het schema de inhoud van de tekst weer op te bouwen.

altijd nooit

Omcirkel het nummer van de uitspraken die jou al het meest geholpen hebben. Vergelijk met je klasgenoot en vertel waarom het voor jou zo’n hulp is.

80

DEEL 9 dromeN

TRAJECT NederlaNds 2

les

©

lessen A

378

TRAJECT NederlaNds 2

DEEL 2 beloveN

Bij een literatuurles is er een leesstop in plaats van een pitstop.

Verken een strip Zoek een strip uit een stripreeks die je nog niet (goed) kent. Geef je mening over de strip.

orIëNtereN

o

v

u

r

1 Ga naar de bib, zoek een minder bekend stripverhaal en lees het in één adem uit!

voorbereIdeN

o

v

u

r

2 Neem tijdens het lezen enkele notities over: • de inhoud van het verhaal (denk aan de w-vragen); • de tekeningen; • het weergeven van geluid, beweging … (grafische tekens); • de originele striptaal.

uItvoereN

o

v

u

r

3 Geef je mening weer over het stripverhaal. Gebruik eventueel een schrijfkader. 4 Denk eraan dat je een samenhangend geheel maakt. Gebruik signaalwoorden om structuur aan te brengen. 5 Breng variatie in je zinnen, zoals mededelende en vragende zinnen, ontkennende en bevestigende zinnen.

reflectereN

o

v

u

r

6 Onderzoek of je tekst voldoet aan de criteria. Pas indien nodig je tekst aan. 7 Laat de tekst daarna nog eens lezen aan een klasgenoot. Vraag om je tekst te reviseren. Pas indien nodig je tekst een laatste keer aan. In orde Je traject naar succes Je geeft je mening over een strip. Je kunt je notities logisch ordenen tot een vlot leesbare tekst. Je tekst is samenhangend en bevat de gepaste signaalwoorden. Je gebruikt verschillende soorten zinnen: je brengt variatie.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

LES 1 boodschap IN beeld

6

127

Starten met TRAJECT Nederlands 2

LES 3 het grote strIpoNderzoek

145


Na de laatste pitstop volgt het grotere, belangrijke werk: de uitdaging. Dat is een grotere opdracht waarbij je combineert wat je in de lessen van dat deel hebt geleerd. De uitdaging is ook opgebouwd rond OVUR en bevat eveneens een evaluatiemoment.

Uitdaging: Maak een nieuwsverslag of een boekentrailer Schrijven of filmen over een jeugdboek? Lees beide opdrachten en geef je keuze door aan de leraar.

orIëNtereN

o

v

u

r

1 Schrijf een nieuwsverslag op basis van een jeugdboek. Je verslag kan als item in een journaal komen. OF Ontwerp een boekentrailer. Dat is een korte filmversie van de achterflap. Met beeld en geluid creëer je een bepaalde sfeer. Zo kun je de nieuwsgierigheid van een lezer opwekken.

voorbereIdeN

o

v

u

r

2 Kies een jeugdboek waarvan je denkt vlot een verslag of trailer te kunnen ontwerpen. Dat doe je: • • •

door de cover en de flaptekst te lezen; door te zoeken naar informatie over je boek op websites; door het boek (bij voorkeur) zelf te lezen.

tip Inspiratie vind je op verschillende websites. Daar kun je ook enkele eerste pagina’s van boeken of recensies lezen.

tip Ook boekentrailers over een jeugdboek kun je online bekijken. Je vindt er veel op YouTube, maar ook op websites van uitgeverijen.

Leef je zo goed mogelijk in het verhaal in.

uItvoereN

o

v

u

r

3 Werk verder volgens de keuze die je maakte. Keuze 1 Een nieuwsverslag over een jeugdboek Maak je verslag zelfstandig. Beschrijf kort wat er in het boek gebeurt of nog kan gebeuren. Kies zelf of je de ontknoping prijsgeeft of niet. Gebruik de informatie die je vond om de inhoud vorm te geven. Je verslag zou zo in een journaal kunnen komen. Doe ook het volgende: • • • • •

omcirkel twee betrekkelijke voornaamwoorden; schrijf en onderstreep twee passieve zinnen; markeer twee actieve zinnen met geel; markeer twee keer een kernwoord met blauw; omcirkel één aanwijzend voornaamwoord.

Lees en beoordeel het werk van een klasgenoot.

370

2

TRAJECT NederlaNds 2

DEEL 7 kIezeN

Na de uitdaging volgt De laatste ronde: daarin ga je op een leuke en uitdagende manier aan de slag met de woordenschat van het deel.

De laatste ronde OPDRACHT 3

Welke uitdrukkingen uit opdrachten 1 en 2 passen bij de afbeeldingen?

Schrijf ze boven de afbeelding naast de nummers. Gebruik ze in een nieuwe, duidelijke context onder de afbeelding. 1

2

3

4

5

6

317

DE LAATSTE RONDE

Handig voor onderweg In de loop van elk deel word je ondersteund door enkele hulpmiddelen. Dit logo geeft aan dat je een fragment zult bekijken of beluisteren.

Dit logo geeft aan dat je op diddit extra materiaal kunt vinden.

IN

Wissel gedurende drie minuten met je klasgenoot van gedachten over de foto’s. Zorg ervoor dat je beiden evenveel tijd hebt om je gedachten te verwoorden. Noteer daarna enkele opvallende, spontane reacties van de ontvanger (je klasgenoot) op jouw boodschap.

Dit logo geeft aan dat je meer info over de leerstof kunt vinden in je Trajectwijzer. Hoe reageert de luisteraar op jouw boodschap?

reacties van de ontvanger

Welke spontane reactie vind je leuk of helemaal niet aangenaam?

Oriënteren Voorbereiden Uitvoeren Reflecteren

Hoe toont je klasgenoot dat hij inderdaad luistert en je boodschap begrijpt?

n best doen, Meg’, zei Stevie. ‘Ik ga de hele tijd al alles na in mijn hoofd. Maar we hebben nu geen tijd aten’, zei Stevie, zijn wenkbrauwen fronsend terwijl hij om zich heen keek. Hij klonk zo veel ouder en n een kind van zijn leeftijd normaal gesproken klinkt. ‘Laten we straks afspreken op de pier. Dan zie Laten we zeggen rond middernacht, oké?’ ‘Hoe wil je daar op dat uur van de nacht in je eentje zien n, Stevie?’ obleem’, zei hij op een onmiskenbaar niet-rouwende toon, wat me nog meer hoop gaf. ‘Er is een beurd sinds je vertrokken bent. Ik ben zo goed als onafhankelijk!’

d. De appeltaart van hoop, Van Goor

VA N

Welke lichamelijke reactie vond je wel of niet tof?

o

v

o

v

u

r

u

r

Inleiding

2 Heb je actief geluisterd, dan kun je de boodschap van de zender kort samenvatten. Verwoord in twee duidelijke zinnen hoe de zender denkt over ‘pimpen’ en ‘upcyclen’.

Heb je al eens gehoord van

Swan Market: een markt voor creatieve koppen!

OVUR loodst je regelmatig door de opdrachten. 3 Beluister de korte boodschap. Beoordeel of jouw mening duidelijk verwoord werd. Noteer een werkpuntje.

n lievelingsmaand? Hoe stel jij je die voor? den voor als mensen, planten, dieren of vergelijk ze met andere zaken op een creatieve manier.

o

v

o

v

nt 3

u

r

u

r

? Het is

Je hebt je mening duidelijk verwoord.

Op zondag 22 mei kun je op de Grote Markt in Antwerpen naar de Swan Market gaan. Een markt voor startende creatieve ondernemers. Geen markt waar je van de ene foute kledinghandelaar naar de andere gaat, maar een echte lifestylemarkt met betaalbare kunst, leuke interieurspulletjes, live muziek en volledig hipsterconforme foodtrucks. Als je tussen de muziek en het eten nog tijd hebt om verder te shoppen, kun je ook nog unieke accessoires en sieraden vinden, kinderspulletjes, mooie jurkjes en ga zo maar door!

1234

Werkpuntje voor jezelf:

4 Wat kun je daaruit besluiten?

Nieuw: een online markt Nu zul je die once-in-a-lifetime vondsten nog meteen moeten nemen, maar Swan Market is ook volop bezig met een online markt. Zo kun je die ene jas waar je nog over twijfelde gewoon online bestellen eenmaal je weet dat je hem echt nodig hebt in je leven.

Lees enkele reacties op een eigen oordeel. Welke wil je zeker horen, welke liever niet? Bespreek. a Jouw idee is belachelijk. b Tof voor jou, maar ik houd er niet van. c Hoe kun je zoiets nu mooi vinden? d Smaken verschillen, ik vind het niet zo geslaagd. e Ik zal er eens over nadenken. f Heb je geen betere keuze? g Jouw idee slaat nergens op. h Kun je het verduidelijken? i Bekijk het eens vanuit mijn standpunt.

k op uit zijn gedachten door het opgewonden geduw in zijn rug van de jongeren achter hem. Hij de bus wat beter. Hij had gehoopt op een staaltje van superieure maar was niet 6 Als hettechnologie, om het aanprijzen vanhet producten gaat, is een vlogger bezig met pure reclame. Waar of niet? Verklaar. r dan een degelijke, wat afgeleefde bus. De groene plastic stoelen waren versleten, verhard door het e vervoer van jongeren naar de stad. Tientallen, zo niet honderden symbolen waren in het plastic Bijna altijd hetzelfde symbool: de gebalde vuist met een armband. De armband die Gus ook had.

©

Bij het leren en studeren krijg je ook hulp van verschillende kaderteksten. Gebruik ze zeker om je voor te bereiden.

de voormannen gebaarde naar een stoel vooraan, tussen twee jongens die bewonderend naar de nen staarden. De voormannen hadden een vreemd effect op de jongeren. Ze waren de gidsen naar ofde land. De voormannen wisten wat leven in de stad betekende, ze droegen het stof dat er rond e met zich mee. Jongeren droomden ervan zelf voorman te worden. Een Ze wisten beter. blog ofniet weblog is een plaats op het internet waar iemand geregeld teksten en nieuwtjes dde het hoofd en wilde verder lopen. Hij had geen zin om tussen twee slungels te zitten die de hele plaatst of post. De schrijver of schrijfster van een weblog noem je een blogger of blogster. De bezoekers of te fantaseren over hun luxeleven in de stad. Hij wist wél beter. lezers van een weblog kunnen onder een blogpost een reactie schrijven. erhaalde de voorman. n andere plaats?’ Een vlog is een weblog in videovorm. Zo’n dagboek op het internet bestaat uit videobeelden of ond en zag nog tal van vrije plaatsen. Achteraan leken de jongeren rustiger. filmpjes die door een vlogger of vlogster gemaakt worden. r.’ man sloeg met zijn hand op de zitplaats. De twee jongens keken hem geërgerd aan, alsof ze zich al STAP 5 Controleer je brief aan de hand van deze criteria. n in hun rol als toekomstig voorman. het niet’, zei Ish. In orde Je traject naar succes jij je klasgenoot n seconde later had de voorman hem bij zijn kraag vast. Hij werd hardhandig op de stoel geduwd, zijn 1234 1234 Je bepaalt vooraf de ontvanger, het taalgebruik en het schrijfdoel. n raakten zijn buurjongens en onmiddellijk voelde hij hun reactie in zijn zij. Hij keek niet opzij en beet JeDe kunt: adresgegevens van de afzender en de ontvanger staan 1234 1234 nden. De smalende glimlach van de voormannen probeerde hij te negeren. linksboven: onder elkaar en gescheiden door een witregel.

wat

waarheen

Een wat-kader brengt je kennis of theorie. • op een correcte manier een sms’je of WhatsAppbericht opstellen; en datum, gescheiden door een komma,instaan onder de • Woonplaats een passende aanspreking en slotgroet gebruiken een bericht;

de nog een tijd voor de bus vertrok. De voorman die hem op de stoel• had was verdwenen. adresgegevens en worden van de adresgegevens gescheiden door eengeduwd bericht opstellen en rekening houden met de netetiquette; witregel. ijn kans. Hij liet zich van zijn stoel glijden en sloop door het gangpad. Halfweg liet zich • een vragen overde eenbus leesenhij luisterfragment correct beantwoorden; briefblogbericht bevat een gepaste en slotgroet zonder komma. • Jeeen opstellenaanspreking en daarop passend reageren; ast een jongen die ongeïnteresseerd naar buiten staarde. Rust, eindelijk. brief bevat een inleiding, een slot. • Jewoordtekens in een eigen een tekstmidden correcten gebruiken.

de inleiding vat je de gebeurtenissen kort maar duidelijk samen. van Gus veroorzaakte een lawine in het hoofd van Ish. Alles wat Gus jaren hadInmoeten verzwijgen, stroomde n stapelde zich op in Ish’ hersenen. De wereld die hij kende, zou nooit meer dezelfde zijn. Werkpuntje voor jezelf: mpen, klimaatverschuivingen, industriële rampen … ze volgen elkaar steeds sneller op. Eind 2021 zat meer elft van de wereld zonder eten en drinkbaar water. Ziektes, moordpartijen, burgeropstanden en een oorlog en nucleaire wapens. Er zijn zoveel mensen gestorven, er blijft nu minder dan een tiende van de totale volking over. Al jarenlang was de levensverwachting aan het kelderen en Shinu bracht dat aan het licht.’ het even te snel voor Ish. De opbouw van een brief

1234

1234

1234 1234 1234

1234 1234 1234

Slot

Dus, als jij

Dan moet je zeker een bezoek brengen aan

waarheen

hoe Je kunt:

Gespreksregels • Je luistert actief naar de boodschap van de ander en reageert respectvol op zijn boodschap. • Begrijp je de zender niet, dan vraag je om de boodschap te verduidelijken. • Je herhaalt kort de boodschap van de zender of knikt om te tonen dat je de boodschap begrepen hebt. • In een gesprek wacht je je beurt af. • Je blijft bij het onderwerp. • Tijdens een groepsgesprek volg je de aanwijzingen van de gespreksleider.

222

TRAJECT NederlaNds 2

• • • • • •

de strategieën van het oriënterend, globaal en intensief lezen vlot inzetten; de drie grote delen van een zakelijke tekst onderscheiden: inleiding, midden en slot; bij een tekst een gepaste inleiding en een gepast slot schrijven; een goede alineaverdeling voorzien in een zakelijke tekst; gepaste tussentitels voorzien in een zakelijke tekst; waar nodig loperwerkwoorden vervangen door tekenende werkwoorden.

DEEL 5 pImpeN

Een hoe-kader vertelt je hoe je aan de slag kunt gaan bij spreken, schrijven, luisteren, lezen, spellen, taal onderzoeken …

hoe

Wat je moet kennen en kunnen staat in een waarheen-kader. Dat kader vind je telkens op het einde van een leswoord en geeft aan waaraan je gewerkt hebt. conform: overeenkomstig met, gelijk aan, passend

234

TRAJECT NederlaNds 2

DEEL 5 pImpeN

Onderaan sommige paginas tref je de verklaring aan van een woord dat of een uitdrukking die op die pagina staat. Op diddit vind je een overzicht van al die woorden en schooltaalwoorden.

Een brief bevat een aantal delen en heeft een specifieke opbouw.

woord

Adresgegevens Je vermeldt de adresgegevens van de afzender en die van de ontvanger. Die gegevens komen linksboven. Helemaal bovenaan schrijf je de gegevens onmiskenbaar: overduidelijk de afzender. Daaronder, gescheiden door een witregel, de gegevens van superieur: uitmuntend, van beter, overtreffend de ontvanger.

smalend: vanuit de hoogte, hooghartig

De woonplaats, de datum Woonplaats en datum, gescheiden door een komma, komen onder de adresgegevens. Ze worden van elkaar gescheiden door een witregel.

astig om die woorden te lezen?

De aanhef Dat is de aanspreking van de ontvanger. De aanspreking wordt van woonplaats en datum gescheiden door een witregel. 253 Je schrijft geen komma na een aanspreking.

warm

De inhoud De inhoud van je brief bevat een vraag of een mededeling. Werk met een inleiding, een midden en een slot.

tip

ervoor zorgen dat je de woorden vlotter leest? n  apostrof  trema  accent

Afsluiting Je formuleert een gepaste slotgroet. Ook na een slotgroet schrijf je geen komma.

Bij sommige opdrachten staat een tip om je op weg te helpen.

tabel de woorden met dat teken.

Je ondertekent de brief met je naam en handtekening. Je schrijft het teken bij het begin van eenHoud nieuwe lettergreep. voor het taalgebruik in je brief rekening met de communicatiesituatie.

arom we bacteriën schrijven en toch theorieën? 198

TRAJECT NederlaNds 2

• •

Aan wie schrijf je de brief? DEEL 4 durveN Wat wil je bereiken?

tip

klemtoon

den correct in de gegeven zinnen. Gebruik elk woord+één keer.

Schrijf als ooggetuige een brief aan Roos, de moeder van Samuel. s al een aantal jaren actief met mindervaliden. Er zijn enkele judoka’s met een Vertel handicap die daarin waarom Samuel zo overstuur was. OPDRACHT 4

STAP 1 Denk na over de communicatiesituatie.

.

hebben geen effect op virussen, enkel op

ader is erg

.

in prehistorische

e investeerders

Aan wie schrijf je de brief? Welke gevolgen heeft dat voor de taal? Ik schrijf de brief aan

Ik gebruik . dus

taal.

Soms wil je wat verder gaan? Dan is een plusopdracht iets voor jou. Dat is een extra opdracht of extra theorie, gewoon wat meer of wat moeilijker.

Wat is je schrijfdoel?

vorig jaar wereldwijd 1,2 miljoen nieuwe jobs.

ducten worden vers afgesneden en daarna

n.

verpakt. 284

TRAJECT NederlaNds 2

elektricien

samenvloeiing

opticien

begroeiing

Julien

draaiing

den ging het minder vlot? Markeer ze.

orden een trema?

DEEL 6 verschIlleN

Starten met TRAJECT Nederlands 2

omen veel klinkers na elkaar voor. Toch kun je ze niet verkeerd lezen.

7


het onlineleerplatform bij Traject Nederlands Leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leraar kan ook voor jou oefeningen klaarzetten. Hier vind je de opdrachten terug die de leraar voor jou heeft klaargezet. Hier kan de leraar toetsen en opdrachten voor jou klaarzetten.

IN

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten. Hier vind je het lesmateriaal per deel (o.a. videobestanden en instructiefilmpjes).

VA N

Geniet bij de start al even mee van deze raptekst. Misschien kun je die zelf eens rappen.

Elke dag wat snoepen lijkt voor mij zo fijn! Beloof je dat j’ er voor mij altijd zult zijn?

Met jou wil ‘k dit jaar ontwerpen als festijn. Ik durf ervan te dromen, jij op mijn terrein.

©

Elke dag nog dromen lijkt me supertof, taal snoepen en plechtig beloven: ik bof! Durf maar verschillen met mij, take-off! Ja, kies nu maar dit traject, komaan: jump-off!

Door niemand laat ik me pimpen dit jaar! Ik weet het jij en ik verschillen van elkaar. Kun je me zoeken, gretig kiezen, ’t is waar! Speel maar met taal en raak gevoelige snaar! Elke dag nog dromen lijkt me supertof, taal snoepen en plechtig beloven: ik bof! Durf maar verschillen met mij, take-off! Ja, kies nu maar dit traject, komaan: jump-off! Ria Van der Mueren

8

Starten met TRAJECT Nederlands 2


deel 1

©

VA N

IN

Snoepen

1 Wat zie je? Beschrijf de situatie.

2 Wat is het kind van plan volgens jou? 3 Waar heb jij al eens stiekem van gesnoept? 4 Wat lust jij helemaal niet? 5 Je hoort weleens: ‘Dat is om van te snoepen!’ Waar kun jij echt van genieten? 6 Vanuit welk perspectief is dit beeld genomen? Waarom zou de fotograaf daarvoor gekozen hebben? 7 Is het volgens jou belangrijk dat je het gezicht van de persoon ziet of dat je de persoon helemaal ziet? Waarom wel/niet?

9


Snoepen Karen Dierickx

1

5

10

25

30

35

©

20

VA N

IN

15

Om de bitterheid van het leven wat zoeter te maken. Daarvoor doen ze het, Manou en haar grootmoe, rondtrekken met het leger om de soldaten van koek en andere zoetigheid te voorzien. ‘Die arme kerels hebben dat nodig’, zegt grootmoe steeds. En ze heeft gelijk. Kijk maar in hun ogen als ze haar lekkernijen in hun mond stoppen. Dat kleine geluk. Alleen al het vooruitzicht daarop doet hen alle ongemakken onderweg verdragen. Dat ze heen en weer schudden en op en neer springen bij elk kuiltje of steentje in de weg. Dat grootmoe al hotsend en botsend deeg en beslag moet maken achterin de kar, terwijl Manou ment. Zodra ze bivak houden, glijdt dat allemaal van hen af en beginnen ze eraan. Tijd verspillen? Niks voor hen! Manou legt het vuur aan; grootmoe installeert zich met haar gietijzeren kookstel en bakplaten. Terwijl zij bakt, loopt Manou langs de mannen, die hun tent aan het opzetten zijn. ‘Stop vanavond de hemel in je mond! Gekonfijte appels en kandijkoek!’ ‘Gemberbiscuits, amandelgebak en anijsbollen zoals alleen grootmoe die maakt!’ ‘Deze avond ligt het paradijs op je tong met onze karamellen, babelutten en nougat!’ Geen dag slaan ze over. ‘Liever regen, wind en kou dan één avond zonder Zoete Jeanne en haar al even zoete kleindochter Manou!’ Maar vandaag moeten ze het misschien toch eens zonder hen stellen. Het is grootmoe. Normaal springt ze de kar uit zodra ze halt houden, maar nu niet. ‘Grootmoe’, roept Manou terwijl ze de ezel uitspant. ‘We zijn er.’ Geen reactie. ‘Grootmoe’, roept ze weer. ‘We zijn er.’ Weer niks. Er zit een hand rond haar hart als Manou zich naar de kar omdraait. ‘Grootmoe?’ Ook rond haar keel zit nu zo’n hand. Er komt haar alleen stilte tegemoet. Ze hoort geen potten rammelen, geen zakken verschuiven, geen ik kom. Haar hand trilt als ze de huif openslaat. Dan ziet ze haar. Grootmoe zit onderuitgezakt – nee, ze hangt op de zakken meel, tussen de bokalen met honing en stroop, kruiden en specerijen. Ook haar mond hangt; haar ogen kijken wezenloos voor zich uit in haar plots grijsgrauwe gezicht. ‘Grootmoe?’ Ze reageert niet. Ze probeert het wel, denkt Manou, maar het zijn enkel spuugbelletjes die over haar lippen komen. En haar ogen lijken haar niet te herkennen. Manou kan er niets aan doen, ze deinst achteruit. Dit beeld van grootmoe is zowat het gruwelijkste wat ze al heeft gezien. Een etterende wonde, een been waar het koudvuur in woekert, de verse stomp van een afgerukte arm, zelfs een oogbol die uit zijn kas hangt, doen haar lang niet zoveel als dit. Ze springt uit de kar en zet het op een lopen. De mannen roepen haar van alles toe als ze tussen de tenten loopt, maar ze negeert hen. Het is Aimée die ze moet hebben. Aimée met haar kruik jenever op haar heup en haar schoonste glimlach op haar lippen. Aimée

woord

het beslag: mengsel van meel, melk … mennen: trek- en rijdieren met de teugels besturen het bivak: plaats waar militairen, bergbeklimmers … onder de blote hemel of in tenten overnachten gekonfijt: ingelegd in suiker of een andere stof die voedingsmiddelen goed bewaart uitspannen: losmaken de huif: linnen doek die als overdekking over hoepels is gespannen de specerij: deel van een plant dat smaak en geur geeft aan eten wezenloos: zonder gevoel, verstand of uitdrukking achteruitdeinzen: van schrik een ontwijkende beweging naar achteren maken het koudvuur: gangreen: het afsterven van weefsel

10

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


55

60

65

70

75

IN

50

VA N

45

die op elke vraag een antwoord weet en voor elk probleem een oplossing. Ze zijn met veel, zoetelaarsters die de troep volgen, maar niemand is zo bijdehand als Aimée. En ze is haar vriendin. Zij zal haar helpen. Aimée aarzelt niet. Ze rennen door het kamp, letten niet op de mannen, denken maar aan één ding. ‘Dat ziet er niet best uit’, zegt Aimée als ze grootmoe ziet. Aan haar toestand is niks veranderd. Maar Aimée maakt het haar wat gerieflijker, zodat ze daar niet meer zo hangt als een uitgewrongen theedoek. Manou staat erop te kijken. Ze weet niet wat te doen, wat te zeggen. ‘Meer kunnen we voorlopig niet doen’, zegt Aimée als ze uit de kar klimmen. Manou ziet dat er al mannen naar hen toekomen. ‘Waar is Zoete Jeanne?’ roepen ze van ver. ‘Waarom is ze nog niet aan het bakken?’ Het is Aimée die het uitlegt; Manou kan dat niet. Ze kan hen ook amper aankijken als doordringt wat er is gebeurd. Eén van hen snelt weg om de chirurgijn te halen, de lieverd, maar de anderen staan daar met hun armen langs hun zij en hun ogen op de grond. Deze avond zal het leven net zo bitter smaken als het is. ‘Tenzij gij bakt.’ Manou verslikt zich bijna in haar eigen speeksel. ‘Ik?’ ‘Gij weet hoe het moet.’ ‘Dat weet ik niet! Het is grootmoe die …’ Er stijgt gemor op. Manou voelt hoe ze boos wordt, maar ze voelt ook een arm rond haar schouder. Aimée. ‘We vinden er wel iets op.’ En ze vinden inderdaad wat. Het rode boekje van grootmoe. Haar Zoete Bijbel. Al haar recepten in een kriebelig handschrift. Manou is niet zo sterk in lezen, maar met Aimée win je elke veldslag. Zij is het ook die beslist om madeliefkoekjes te maken. ‘Simpel beginnen.’ Manou zoekt de bloemen – daar hoeft ze niet veel moeite voor te doen, de wei rond hen staat er vol mee. Aimée verzamelt de overige ingrediënten. Al die tijd zit grootmoe daar, met vijverogen en een komma als mond. Manou kan moeilijk verlangen dat Aimée de hele avond bij haar blijft. ‘De mannen krijgen al geen zoets, wie ben ik om hen ook nog eens hun slok jenever te ontzeggen?’ Ze doet het dus alleen. Het is een opgewonden spanning waarmee ze de plakjes deeg met de madelieven erop op de hete bakplaat legt en er een handvol as over strooit, zoals ze het grootmoe weleens heeft zien doen. Dan is het wachten. Ze wacht net lang genoeg. Dan wrijft ze de as weg. Tussen het grijs en het zwart liggen goudbruine schijfjes die eruit zien zoals het moet. Zouden ze ook smaken zoals het hoort? Bij de eerste beet weet ze het al. Ook haar koekjes zijn lekker. Anders, maar even goed. Licht, knapperig, stevig en toch zacht. Heerlijk zoet. Dit is de hemel in haar mond. Het paradijs op haar tong. Troost in deze wereld. Ze denkt aan de soldaten. En aan grootmoe. Ze verkruimelt een koek en steekt de kruimels tussen de lippen van grootmoe. Haar lippen sluiten zich, ook haar ogen gaan toe. Maar op haar gezicht spreidt zich een uitdrukking van verrukking uit. ‘Om de bitterheid van het leven wat zoeter te maken’, zegt Manou en ze legt de hand van grootmoe tegen haar wang. Dan gebeurt het. Manou voelt hoe grootmoe in haar hand knijpt. Als om te zeggen: ik ben er. En Beluister het verhaal en maak kennis op dat moment weet ze dat alles goed komt. met de auteur Karen Dierickx.

©

40

woord

bijdehand: slim gerieflijk: comfortabel de chirurgijn: chirurg of dokter in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd het gemor: gemompel van ontevredenheid de verrukking: opgetogenheid, enthousiasme

11


les

Om van te snoepen …

1

interview beluisteren

communicatiemodel toepassen jezelf voorstellen

OVUR-strategie inzetten

1

reportage ter plaatse brengen

Snoeper of niet? Luister naar het interview met auteur Karen Dierickx.

IN

OPDRACHT 1

1 Welke gekke vragen moest de auteur beantwoorden? Kruis aan. Ben je eerder een zoetekauw of een gezondheidsfreak? Wat is je favoriete snoepgoed? Lust je ook drop? Snoep je ook weleens gezond? Waar heb je al eens stiekem van gesnoept? Waar ga je dit schooljaar echt van snoepen? Welk snoepgoed lust je niet? Welk snoepmoment wens je ons toe?

(vraag 1) (vraag 2) (vraag 3) (vraag 4) (vraag 5) (vraag 6) (vraag 7) (vraag 8)

VA N

{ { { { { { { {

©

2 Onderstreep bij 1 alle vraagwoordvragen.

3 Welke andere vraagsoort herken je bij 1? Waaraan herken je die?

4 Welke spreekdoelen had de auteur voor ogen bij dit interview? Leg uit. Kies uit: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – een mening geven – een instructie geven 5 Geef nu op drie vragen van het interview een persoonlijk antwoord. Vraag …: Vraag …: Vraag …:

12

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Iets om van te snoepen … OPDRACHT 2

Laat je klasgenoten smullen van enkele weetjes over jezelf.

Stel jezelf op een creatieve manier voor in één minuut. Je werkt voor deze opdracht in groepen van vier. Maak deze (deel)opdrachten in groep: 1, 2a, 2b, 2d, 2f. Maak deze (deel)opdrachten individueel: 2c, 2e, 3, 4.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Wat wordt er van jou verwacht? Vul voor deze situatie de vragen van het communicatiemodel in. Denk na over spreekdoel/doelgroep/ … zender

boodschap

ontvanger

bedoeling

kanaal

VA N

je klasgenoten

IN

monoloog: stem – taal

zodat ze je beter leren kennen.

Voorbereiden

o

v

2 Aan de slag!

u

effect Je klasgenoten kennen je een beetje beter.

r

a Welke antwoorden zouden jij en je klasgenoten geven op de vragen die aan de auteur gesteld werden? Kruip om de beurt in de huid van de reporter en stel een van die vragen aan een klasgenoot.

©

2

b Beantwoord deze vragen mondeling. • Welke overeenkomsten met een andere klasgenoot ontdekte je? • Door welk antwoord werd je verrast? • Over welke klasgenoot leerde je iets nieuws? c Maak van jouw antwoorden op de vragen uit het interview een vlotte tekst. Volg de stappen. Stap 1 Herlees je antwoorden op drie vragen van het interview (opdracht 1, 5). Bepaal wat je eerst wilt vertellen en wat daarna. Nummer de antwoorden. Stap 2 Werk in het schrijfkader aan het midden van je tekst. Bouw de antwoorden aan elkaar. Voeg zinnen toe waar nodig. Zorg voor logische overgangen. Maak gebruik van voegwoorden (en, omdat, daarom …). Stap 3 Schrijf een inleiding. Daarin vertel je waarover je het zult hebben. Probeer creatief uit de hoek te komen. Stap 4 Schrijf een slot. Daarmee rond je de tekst mooi af.

woord

individueel: afzonderlijk, persoonlijk in de huid kruipen van: zich inleven in, zich verplaatsen in

LES 1 Om van te snoepen …

13


Inleiding Mijn naam is Ik wil jullie iets meer vertellen over Midden: Noteer hier je persoonlijk antwoord op de drie vragen. De vraag zelf hoef je niet te noteren.

IN

VA N

Slot Ziezo, ik hoop dat

©

d Geef je tekst door aan een klasgenoot binnen je groepje. Vraag zijn mening: wat is goed, wat kan beter? Geef zelf ook je mening over een tekst van een klasgenoot. Je kunt daarvoor het reflectiekader bij OVUR gebruiken. Pas daarna je eigen tekst aan waar nodig. Noteer de aanpassingen in een andere kleur. Noteer de definitieve versie in het sjabloon dat je van de leraar krijgt. e Maak een spiekbriefje of een kleine, eenvoudige mindmap. Noteer enkele sleutelwoorden waarop je kunt terugvallen als je de draad kwijt bent. f Mini-voorstelling: stel jezelf voor aan je groepsgenoten. Luister naar hun feedback.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Stel jezelf voor aan de klas. Je mag je spiekbriefje of mindmapje als geheugensteun gebruiken.

Reflecteren

o

v

u

r

4 Vul het reflectiekader in voor jezelf en voor een klasgenoot. Kruis aan wat in orde is. De score gaat van 1 tot 4. • 1 staat voor onvoldoende of helemaal niet. • 2 betekent voldoende: je houdt voldoende rekening met het criterium. • Als je 3 aanduidt, betekent dat goed. • Een 4 staat voor zeer goed tot uitstekend.

14

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je tekst bevat een inleiding, midden en slot.

1234

1234

Je vertelt weetjes over jezelf in een logische volgorde.

1234

1234

Je hebt een goed spreektempo: niet te snel of te traag.

1234

1234

Je spreekt voldoende luid (goed volume).

1234

1234

Je spreekt Standaardnederlands.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

hoe Een spreekopdracht voorbereiden met de OVUR-strategie

VA N

IN

Om een opdracht tot een goed einde te brengen volg je de OVUR-strategie. g Wat moet je doen? Oriënteren Voorbereiden g Hoe pak je dat aan? Uitvoeren g Je voert de opdracht uit. Reflecteren g Je denkt na over je resultaat.

©

Bij het voorbereiden van een spreekopdracht houd je rekening met de vragen van het communicatieschema. • Wie is de zender? • Welke boodschap zul je brengen? Hoe pas jij je boodschap aan je publiek aan? (Wat is de boodschap? Waarover gaat de boodschap?) • Wie is de ontvanger? Voor welk publiek zul je iets brengen? • Wat is je bedoeling? Wat wil je bereiken? • Hoe wordt er gecommuniceerd? • In welke context (of situatie) wordt er gecommuniceerd? • Welk kanaal zul je gebruiken? • Welk effect wil je bereiken?

waarheen Je kunt: • • • •

een persoonlijk antwoord formuleren op een vraag; de OVUR-strategie toepassen bij een spreekopdracht; bij een spreekopdracht rekening houden met de vragen van het communicatiemodel; jezelf kort voorstellen.

LES 1 Om van te snoepen …

15


Reporter ter plaatse Kruip in de huid van een reporter ter plaatse en breng verslag uit over een nieuwtje. Vul waar nodig ook de stappen van de strategie in.

O

o

v

u

r

1 Wat is de taak van een reporter? 2 Welke omstandigheden kunnen de taak van een reporter ter plaatse moeilijker maken?

VA N

IN

3 Als reporter ter plaatse zul jij verslag uitbrengen over een gebeurtenis. Je krijgt van de leraar een kaartje met meer informatie over de gebeurtenis. Gebruik als voorbereiding vragen van het communicatiemodel: denk na over de zender, de ontvanger, de bedoeling en het effect, de boodschap en het kanaal. Noteer op een apart blad.

V

o

v

u

r

4 Zet de informatie over jouw gebeurtenis om in een vlotte, korte tekst. Stap 1 Herlees de informatie op het kaartje dat je van je leraar kreeg. Stap 2 Werk in het schrijfkader. Beschrijf de gebeurtenis in ongeveer vijf zinnen. Denk daarbij aan de w-vragen (wie, wat, waar, wanneer, waarom) en aan hoe.

©

Stap 3 Schrijf een inleiding. Vertel daarin kort waar je bent en waarom je daar bent. Stap 4 Schrijf een slot. Daarmee rondt de reporter zijn tekst af. Dikwijls vertelt hij dan ook zijn naam en daarna geeft hij het woord weer door aan iemand in de studio.

Inleiding

Dag beste              . Ik ben

,

jullie Ik bevind mij Midden Beschrijf de gebeurtenis in ongeveer vijf zinnen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe? Misschien heb je een van de vragen in de inleiding al vermeld. Dan hoef je dat hier niet meer te doen.

16

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Slot Beste kijkers, dit was Ik wens jullie

IN

5 Er loopt wat mis in de studio. Bij het uitzenden van je reportage verschijnt de verkeerde achtergrond. Je zoekt uit welke achtergrond er getoond wordt. Je mag vijf ja-neevragen op je klasgenoten afvuren. Welke vragen zijn geschikt om snel een plaats te achterhalen? Formuleer drie goede ja-neevragen. Uiteraard mag je op het moment zelf beslissen welke vragen je zult stellen.

U

VA N

o

v

u

r

©

6 Tijd voor actie! Breng je klasgenoten op de hoogte van je nieuwtje en probeer daarna te raden welke foute achtergrond er bij jouw reportage getoond wordt.

R

o

v

u

r

7 Vul het reflectiekader in voor jezelf en voor één klasgenoot. Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je reportage bevat een inleiding, een midden en slot.

1234

1234

Je geeft in je reportage een antwoord op de w-vragen.

1234

1234

Je spreekt voldoende luid (volume).

1234

1234

Je spreekt Standaardnederlands.

1234

1234

Je hebt een goed spreektempo.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 1 Om van te snoepen …

17


les

Hoe gezond snoep jij?

2

communicatiemodel gebruiken

leesstrategieën inzetten steekkaart invullen

hoofddoel en nevendoel bepalen

1

Frisdrank of water? OPDRACHT 1

Lees het artikel ‘Geen frisdrank meer op school’.

Geen frisdrank meer op school

IN

Scholen zullen geen snoep of frisdrank meer verkopen. Dat spraken de Vlaamse overheid en de scholen af met bedrijven van voeding. Die afspraak moet van scholen gezonde plaatsen maken. Nu staan in 65 % van de scholen automaten met frisdrank en snoep. Frisdrank en snoep bevatten te veel suiker en dat zet jongeren aan tot ongezond leven. Geleidelijk zullen de automaten in de scholen verdwijnen. In de plaats komen er automaten met fruit en rijstwafels.

VA N

Naar: Wablieft

1 Vul het communicatiemodel in. Werk per twee. zender

©

boodschap: wat

ontvanger

boodschap: waarover

bedoeling

hoe

context/situatie

kanaal

effect

2 Wat vind jij? Ben je voor of tegen frisdrank op school? Waarom? Noteer je eigen mening. Geef minstens twee argumenten. Gebruik volledige zinnen. Ik ben voorstander/tegenstander van frisdrank op school omdat Bovendien

18

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


3 Werk samen met een klasgenoot. Overtuig elkaar met goede argumenten. Vul voor deze situatie het communicatiemodel aan. zender

boodschap

ontvanger

bedoeling

kanaal

effect

hoofddoel:

nevendoel:

Was er ruis op de boodschap?    ja    nee Zo ja: wanneer was er ruis? Hoe kwam dat? Gaf je klasgenoot feedback?    ja    nee

Is de communicatie geslaagd?    ja    nee Wat kan een volgende keer beter?

Bekijk de teksten samen met een klasgenoot. Vul telkens het communicatiemodel aan.

VA N

OPDRACHT 2

IN

Zo ja: welke feedback kreeg je?

©

A

© Margreet de Heer

Wie is de zender van al die beeldplaatjes? Wat is de boodschap? Wat is de hoofdbedoeling van de zender (tekstdoel)? informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven Wie is de ontvanger? Welk kanaal herken je? Wat is het effect?

LES 2 Hoe gezond snoep jij?

19


B

Wie is de zender? Wat is de boodschap? Wat is de hoofdbedoeling (tekstdoel)? • hoofddoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven • nevendoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven Wie is de ontvanger? Welk kanaal herken je? Wat is het effect?

C

Wie is de zender? Wat is de boodschap?

IN

Wat is de hoofdbedoeling (tekstdoel)?

VA N

• hoofddoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven • nevendoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven Wie is de ontvanger?

Welk kanaal herken je? Wat is het effect?

D

Wie is de zender?

ELKE WEEK

©

Wat is de boodschap?

ELKE DAG

ELKE ST TELT AP

ELKE 30 MIN. EVEN RECHTSTAAN

• hoofddoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven • nevendoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven Wie is de ontvanger?

BEWEGINGSDRIEHOEK

E

Wat is de bedoeling (tekstdoel)?

Welk kanaal wordt gebruikt? Wat is het effect?

Welke boodschap wordt hier gegeven? Wat is de bedoeling (tekstdoel)? •  hoofddoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven •  nevendoel: informeren – overtuigen – ontspannen – ontroeren – mening geven – instructie geven Welk kanaal wordt gebruikt? Wat is het effect?

20

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Hoe pak je het aan? OPDRACHT 3

Ga aan de slag met de zakelijke teksten op diddit.

Kruis aan welke tekst je kiest.  Eet meer noten en minder salami   Wat zit er in de brooddoos? 1 Werk samen met een klasgenoot om de vragen op te lossen. Kruis na het oplossen van de vragen de gebruikte leesstrategie aan.  oriënterend

 globaal

 zoekend

 intensief

 genietend

 kritisch lezen

• Som enkele kenmerken van de teksten op. • Wat is de bron? • Wat is het hoofdtekstdoel?

IN

• Lees de titels van de teksten. Waarover denk je dat de teksten gaan?

• Welke tekst zou jij het liefst willen lezen? Waarom?

VA N

2 Werk vanaf hier voort met de tekst van jouw keuze.  oriënterend

 globaal

 zoekend

 intensief

 genietend

 kritisch lezen

 genietend

 kritisch lezen

• Lees de tussentitels, de inleiding en het slot. Klopte jouw voorspelling?

• Wat is het centrale thema van de tekst?

©

2

• Waar in de tekst heb je dat thema gevonden? • Welk neventekstdoel heeft de tekst?

3 Lees de tekst nu volledig. Vul daarna de tabel in.  oriënterend

 globaal

 zoekend

 intensief

Je vindt in de linkerkolom de tussentitels. Noteer in de rechterkolom de hoofdvraag (de vraag waarop het hele tekstblok een antwoord geeft) en de hoofdgedachte van dat tekstblok (een samengevat antwoord op de hoofdvraag). tekst – tussentitel Eet meer noten en minder salami Oude voedingsdriehoek

hoofdgedachte hoofdvraag hoofdgedachte

LES 2 Hoe gezond snoep jij?

21


tekst – tussentitel Tijd voor iets nieuws

hoofdgedachte hoofdvraag hoofdgedachte

Boze reacties

hoofdvraag hoofdgedachte

hoofdvraag

VA N

Wat zit er in de brooddoos? Choco of kaas

IN

hoofdgedachte

hoofdvraag

©

Gezondheid en kleur

hoofdgedachte Over de grenzen

hoofdvraag hoofdgedachte

22

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


tekst – tussentitel Bacteriën

hoofdgedachte hoofdvraag hoofdgedachte

4 Beantwoord ook nog deze vragen over de teksten.  oriënterend

 globaal

 zoekend

 intensief

 genietend

 kritisch lezen

Tekst: ‘Eet meer noten en minder salami’ • Welke kritiek kwam er op de oude voedingsdriehoek?

IN

• Wie heeft er NIET meegewerkt aan de nieuwe voedingsdriehoek?

VA N

• Waarom kan de voedingsindustrie de nieuwe voedingsdriehoek niet appreciëren?

©

Tekst: ‘Wat zit er in de brooddoos?’

• Welke oplossing bedachten twee Vlaamse bedrijven voor de ‘saaie’ brooddozen?

• Waarom kies je beter voor bruin brood dan voor wit brood? • Wat vind je in een Turkse brooddoos?

LES 2 Hoe gezond snoep jij?

23


5 Vergelijk beide figuren over drinkwater. Noteer twee verschillen.  oriënterend

 globaal

 zoekend

 intensief

 genietend

 kritisch lezen

A

KRAANTJESWATER

FLESSENWATER

Kost gemiddeld €0,005/liter

Kost gemiddeld €1,00/liter

Dagelijks op meer dan 60 parameters getest

Getest op 40 tot 60 parameters Je moet ervoor naar de winkel

24/7 Overal beschikbaar

Komt uit de kraan = geen transport

VA N

B

127 LITER Zoveel flessenwater verbruikt de gemiddelde Belg per jaar.

€ 761 MILJOEN EURO

©

Dit bedrag kunnen we besparen als alle Belgen hun flessenwater vervangen door kraantjeswater.

O CALORIEËN Caloriearm, zonder toevoegingen.

verschil 1: in figuur A verschil 2: in figuur B

24

Vergroot de afvalberg

IN

Geen verpakking = milieuvriendelijk

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen

Vrachtwagen met flessenwater

884 MILJOEN MENSEN Wereldwijd hebben zoveel mensen geen toegang tot zuiver water. 60 KWALITEITSEISEN Product van topkwaliteit. CO² 500 KEER MEER CO Kraantjeswater is milieuvriendelijker want geen transport of verpakking nodig.

Bron: drinkraantjeswater.be


wat Communicatie Wanneer je communiceert, breng je informatie over van een zender naar een ontvanger. Soms doe je dat met woorden, soms met gebaren, gezichtsuitdrukkingen enz.

IN

In een communicatieve context of situatie kun je deze delen onderscheiden: • de zender: wie de boodschap zendt: de spreker, de schrijver, de tekenaar … • de bedoeling: het doel dat de zender of ontvanger voor ogen heeft (informeren, ont­ roeren …) Dikwijls zijn er meer bedoelingen. Het belangrijkste doel is het hoofddoel. De andere doelen zijn nevendoelen. • de boodschap: wat: de informatie die van de ene naar de andere partij wordt gestuurd; wat je zegt. waarover: de boodschap achter de boodschap; wat je bedoelt. • het kanaal: hoe/waarmee de informatie wordt doorgegeven. Daarbij spelen de omstandigheden waarin en de manier waarop de boodschap wordt doorgegeven een belangrijke rol. • de ontvanger: wie de informatie ontvangt. • het effect: de uitwerking die de boodschap heeft op de ontvanger.

hoe

VA N

Leesstrategieën

Als je een zakelijke tekst behandelt, zet je verschillende leesstrategieën in. Oriënterend lezen: je bekijkt de tekst vlug omdat je wilt nagaan welke tekst je in handen hebt en wat je ermee kunt doen. Je leest de titel en tussentitels of kopjes en je bekijkt de illustraties. Je wilt het lees- en tekstdoel van de tekst kennen. Globaal lezen: je leest het begin en einde van de tekst. Wat is het hoofdonderwerp (thema)? Intensief lezen: je wilt de tekst helemaal begrijpen. Daarom lees je die grondig, alinea na alinea.

©

Afhankelijk van wat je verder met de tekst wilt doen, kunnen ook deze leesstrategieën handig zijn. Zoekend lezen: je wilt gerichte informatie vinden, bv. een antwoord voor een bepaald probleem, de vertaling van een woord … Genietend lezen: je wilt je enkel ontspannen, je wilt genieten van de tekst. Studerend lezen: je wilt de inhoud van de tekst in je geheugen opslaan om er later mee te werken. Kritisch lezen: je vraagt je af of alles wat in de tekst staat wel klopt; daarom ga je kijken of het correct is wat de auteur schrijft. Je vergelijkt met een andere bron of met wat je zelf al weet. Je vormt je een oordeel over de tekst.

waarheen Je kunt: • voor een bepaalde context/situatie de vragen van het communicatiemodel beantwoorden en die info gebruiken bij het voorbereiden van een spreek-, schrijf-, lees- of luisteropdracht; • het onderscheid maken tussen het hoofddoel en een nevendoel; • de verschillende leesstrategieën op een efficiënte manier inzetten bij het behandelen van een zakelijke tekst.

LES 2 Hoe gezond snoep jij?

25


Op zoek naar info over gezonde voeding Oriënteren

o

v

u

r

1 Zoek per twee een tekst over gezonde voeding en vul voor die tekst een steekkaart in. Helpt die tekst je bij je zoektocht naar informatie over gezonde voeding? Of net niet?

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Ben je al eerder op zoek gegaan naar informatie over gezonde voeding? Vertel. 3 Waar zou je een dergelijke tekst kunnen vinden? 4 Hoe weet je of een bepaalde tekst in aanmerking komt?

IN

Uitvoeren

VA N

o

v

u

r

5 Vul voor jouw tekst de steekkaart op diddit in.

Reflecteren

o

v

u

r

©

6 Vul het reflectiekader in. Je traject naar succes

Je hebt een tekst over gezonde voeding gevonden.

1234

De steekkaart is volledig ingevuld.

1234

Je kunt alle leesstrategieën vlot toepassen.

1234

Je begrijpt de tekst beter door hem eerst oriënterend en globaal te lezen.

1234

Werkpuntje voor jezelf:

26

jij

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


les

Werkwoorden spellen

3

gepaste tijd gebruiken: tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid of onvoltooid

imperatief vormen en gebruiken werkwoordkampioen worden

voltooid deelwoord vormen en gebruiken

Diagnostische test werkwoordspelling OPDRACHT 1

Hoe ervaar jij werkwoordspelling? Vul de enquête eerlijk in. helemaal mee eens

meestal mee eens

helemaal niet mee eens

VA N

Ik verander mijn zin om spelproblemen te ontlopen. Ik ken de regels goed, maar doe het dikwijls fout.

meestal niet mee eens

IN

Ik ben onzeker over de werkwoordspelling.

geen mening

Ik ken de regels niet goed, maar doe het meestal correct. Ik zie snel fouten bij anderen. OPDRACHT 2

Bekijk de reportage van Over eten.

Maar voor je kijkt: wat denk jij? Is dit mythe of waarheid?

©

1

Een ingeslikte kauwgom blijft zeven jaar in je lichaam.   mythe   waarheid In de tabel zie je uitspraken over en uit de reportage. • Noteer het vervoegde werkwoord in de tweede kolom. • Kruis aan of de uitspraak waar is of niet. • Als de uitspraak niet waar is, noteer dan in de eerste kolom waarom. uitspraken

werkwoord(en)

W

NW

1 Danira (blazen, ovt) een enorme bel van haar blauwe kauwgom. 2 De kauwgom die je per ongeluk (inslikken, ovt), neem je nog dagelijks overal mee naartoe. 3 Gom (worden, ott) door je maagzuur verteerd.

woord

de mythe: hier: een onzinverhaal dat als waar aangenomen wordt

LES 3 Werkwoorden spellen

27


uitspraken

werkwoord(en)

W

NW

4 In het filmpje (praten, ovt) professor Grauwet met kennis van zaken. Zo wist ze dat de natuur wel drie keer zeven jaar nodig heeft om kauwgom af te breken! 5 De kauwgom in je maag zal verder (stuwen) worden door de beweging van maag en darmen. Na 24 uur zul je een onveranderde substantie terugvinden in je ontlasting. 6 Een kauwgom inslikken is niet erg, maar zorg dat dat niet systematisch (gebeuren). OPDRACHT 3

Bekijk ook deze reportage van Over eten.

IN

Voor je kijkt: choco, appelstroop, honing of speculoospasta, van al die producten heb je al weleens gesnoept. Waarin zit volgens jou de meeste suiker?  choco   appelstroop   honing   speculoospasta Hieronder vind je weer uitspraken over en uit de reportage.

VA N

• Noteer het vervoegde werkwoord in de tweede kolom. • Kruis aan of de uitspraak waar is of niet. • Als de uitspraak niet waar is, noteer dan in de eerste kolom waarom. uitspraken

werkwoord(en)

W

NW

1 Danira vraagt aan een geschminkte papa wat er met hem (gebeuren) is.

©

2 Twee jongens hebben een spelletje (spelen) om tot het antwoord van Kobe en Danira te komen.

3 Het (verbazen, ott) de deelnemers dat honing bijna 80 gram suiker per 100 gram bevat.

4 Hoewel de voedselindustrie aan choco en speculoospasta suiker (toevoegen), bevat appelsiroop toch de meeste suiker. 5 Wie als kind veel natuurlijke suikers (eten, ovt), is daarom niet gezonder. Suiker is suiker. 6 Het ‘mooiste jongetje van de aflevering’ heeft (leren) dat je meer choco moet eten.

woord

de substantie: grondstof, stof waaruit iets bestaat systematisch: hier: stelselmatig; ook: geordend, volgens een vast of logisch patroon

28

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


OPDRACHT 4

Onderzoek waar je fouten maakte. Oefen wat je nog niet zo goed kunt.

Fouten?

leerstof

oefeningen

ja/nee

ROOD

ott

pakket 1

ja/nee

PAARS

ovt

pakket 2

ja/nee

GROEN

vd

pakket 3

wat Het werkwoord in de tegenwoordige tijd De onvervoegde vorm van het werkwoord heet de infinitief. De infinitief eindigt meestal op -en. De ik-vorm (of de infinitief – en) van het werkwoord wordt de stam genoemd.

IN

De vervoegde vorm van het werkwoord heet de persoonsvorm (pv). Hij komt in persoon en getal overeen met het onderwerp: • als één persoon een handeling uitvoert of een toestand meemaakt, dan schrijf je het onderwerp en de persoonsvorm in het enkelvoud; • als meer dan één persoon een handeling uitvoert of een toestand meemaakt, dan schrijf je het onderwerp en de persoonsvorm in het meervoud. Enkelvoud en meervoud worden het getal genoemd.

VA N

Je vervoegt het werkwoord door te vertrekken van wat je hoort. Daarvoor kun je dit ­schema gebruiken. Is het een pv?

ja

nee

Zoek het onderwerp en de pv.

©

onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) 1e persoon enkelvoud

2e persoon enkelvoud

3e persoon enkelvoud

1e/2e/3e persoon meervoud

ik

jij/je/u

hij/zij/ het …

wij/jullie/ zij …

STAM

STAM + t

STAM + t

STAM + en

MAAR … jij/je na pv: STAM

onvoltooid verleden tijd (ovt) geen klankverandering

klankverandering

STAM + de(n)

Schrijf wat je hoort.

STAM + te(n)

Let op! Hoor je d/t achteraan? Luister naar de wij-vorm.

Schrijf wat je hoort. Bv. de vergrote foto, de verbrande vinger, gelopen, de uitgeputte jongen … Hoor je d/t achteraan? Verleng. OF Luister naar de laatste klank voor de -en van de infinitief (kijkletter).

Twijfel je? Denk aan het werkwoord spelen of werken. Daar hoor je wat je moet schrijven. ik speel

jij speelt speel jij

hij speelt

wij spelen

ik speelde

ik werk

jij werkt werk jij

zij werkt

jullie werken

zij werkten

LES 3 Werkwoorden spellen

kijkletter = letter van 't kofschip  t andere letter  d Bv. gewerkt, gespeeld

29


Of je redeneert op deze manier: ENKELVOUD ik = stam

ik fluister

je/jij = stam + t Als het onderwerp achter de persoonsvorm staat, dan schrijf je de stam.

je/jij fluistert MAAR fluister jij

hij, zij (enk), het = stam + t

hij fluistert / zij fluistert / het kind fluistert

MEERVOUD jullie = stam + en (infinitief)

jullie fluisteren

zij (mv) = stam + en (infinitief)

zij fluisteren

Oefeningenpakket 1: ott OPDRACHT 5

IN

wij fluisteren

Schrijf de persoonsvorm in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Markeer eerst het onderwerp.

VA N

2

wij = stam + en (infinitief)

2 Het (gebeuren) weleens dat mijn zusje haar tanden niet wil poetsen.

3 Suiker (beschadigen) het tandglazuur.

4 Mijn broer (geloven) de tandarts niet, maar flossen helpt echt!

5 (Worden) je tandarts niet boos als je niet halfjaarlijks op controle gaat?

©

1 Oma (verwennen) haar kleinkinderen graag met snoep.

Meer oefeningen vind je op diddit of krijg je van je leraar.

3

Oefeningenpakket 2: ovt OPDRACHT 6

Schrijf de persoonsvorm in de onvoltooid verleden tijd. Markeer de werkwoorden met klankverandering.

1 Oma (verwennen) haar kleinkinderen graag met snoep.

2 Toen opa te gulzig was, (bijten) hij zijn gevulde kies stuk.

3 (Vergeten) jij vroeger weleens je tanden te poetsen?

4 Omdat ze niet beseften hoe belangrijk tandhygiëne was, (besteden) ze er geen aandacht aan.

5 Hoeveel mijn tandartsbezoeken toen (kosten), weet ik niet meer.

Meer oefeningen vind je op diddit of krijg je van je leraar.

30

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


4

Oefeningenpakket 3: vd OPDRACHT 7

Schrijf het voltooid deelwoord. Markeer de persoonsvorm die bij het vd hoort.

1 Wie kinderen te veel met snoep (verwennen) heeft, zal zijn tandarts niet blij maken.

2 Heb jij als kind veel (snoepen)?

3 Ben je weleens (vergeten) je tanden te poetsen?

4 Omdat ze niet beseften hoe belangrijk tandhygiëne was, hebben ze er geen aandacht aan (besteden).

5 Hoeveel mijn tandartsbezoeken ons toen (kosten) hebben, weet ik niet meer.

Geen persoonsvorm?

Bekijk het recept ‘Scones met aardbeienconfituur’.

DE SCONES

VA N

OPDRACHT 8

1 100 g boter Zorg dat de boter op kamertemperatuur is. 2 Verwarm de oven voor tot 150 °C.

3 500 g bloem, 25 g bakpoeder, 100 g kristalsuiker, een snuifje zout

Meng de bloem met het bakpoeder, de kristalsuiker en een snuifje zout. Vorm een bergje op je werkblad.

4 250 ml melk Maak een putje in het midden. Giet er de melk in en voeg er de zachte boter aan toe. Kneed alles goed door elkaar. Blijf lang kneden en voeg eventueel wat extra bloem toe als het deeg te vochtig is. Het deeg moet mooi elastisch zijn.

©

5

IN

Meer oefeningen vind je op diddit of krijg je van je leraar.

5 Bestuif een werkblad met bloem. Rol het deeg uit tot een dikte van 1 cm. 6 Bekleed een ovenplaat met een siliconen bakmat of bakpapier. 7 (steken) rondjes uit het deeg en leg ze op de bakplaat.

8 (splitsen) 1 ei het ei. Klop de eierdooier los met een scheutje melk.

Bestrijk de scones met het mengsel. Dat mag je twee keer doen.

9 (zetten) de scones in de voorverwarmde oven. Verhoog de temperatuur meteen naar 200 °C en laat de scones ongeveer 20 minuten bakken.

AFWERKEN EN SERVEREN 10 (opkloppen) 2 dl room, 1 eetlepel bloemsuiker de room half met de bloemsuiker.

11 (opensnijden) aardbeienconfituur de scones overlangs en schep er room en confituur op.

12 (serveren) warm met a cup of  tea.

1 Lees de eerste stap. Welk soort zin is dat? Welke vorm van het werkwoord herken je? 2 Staat er een onderwerp in de zin? 3 Markeer de imperatieven in de eerste zes instructies. 4 Onderzoek de spelling. Hoe wordt de imperatief gespeld? 5 Schrijf nu zelf de imperatieven bij stappen zeven tot en met twaalf. Vergeet de hoofdletters niet. LES 3 Werkwoorden spellen

31


wat De imperatief In een bevelende zin staat geen onderwerp. Het werkwoord is dan geen persoonsvorm, maar een imperatief. De imperatief schrijf je zoals de stam. Bv. Spreek met twee woorden! Antwoord als ik iets vraag! De imperatief van het werkwoord ‘zijn’ is ‘wees’. Bv. Wees maar niet bang. Soms staat er wel een onderwerp in een bevelende zin. Het werkwoord is dan een persoonsvorm. Je schrijft die zoals in de tegenwoordige tijd. Bv. Komt u maar binnen, mevrouw. Rijdt u maar naar binnen, meneer. Opgepast bij wederkerende werkwoorden! Bv. Brand u niet, mevrouw. (u is geen onderwerp) Brandt u zich niet, mevrouw. (u is wel onderwerp)

Noteer de imperatief van de werkwoorden tussen haakjes.

1 (Vermijden) de autosnelweg! 2 (Staan) stil!

IN

OPDRACHT 9

VA N

3 (Zijn) toch niet zo gierig en koop een steunkaart.

4 (Zich wenden) tot het secretariaat, Mette.

5 (Worden) nu toch eens volwassen!

+

©

OPDRACHT 10 Herschrijf of formuleer een passende zin. Gebruik een imperatief.

1 Je moet nu onmiddellijk vertrekken!

2 Het is verboden om tijdens de les te sms’en. 3 Het is niet beleefd om anderen zo te onderbreken.

waarheen Je kunt: • • • •

32

een werkwoordsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd herkennen; een imperatief herkennen en schrijven; een werkwoord vervoegen in de tegenwoordige en verleden tijd; een voltooid deelwoord herkennen en schrijven.

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Word kampioen werkwoordspelling Bewijs je inzicht in de werkwoordspelling en word kampioen van de klas!

OriĂŤnteren

o

v

u

r

1 Lees de wat-kaders opnieuw. 2 De leraar geeft je een opgaveblad. Maak de opgave rustig in de klas.

Voorbereiden

o

v

u

r

3 Luister aandachtig naar de voorgelezen zinnen.

Uitvoeren

o

v

u

r

5 Schrijf je antwoord op.

IN

4 Denk na en redeneer. Bepaal de tijd, zoek het onderwerp, de stam en de uitgang.

VA N

6 Wat is je score?

7 Wie is spellingkampioen van de klas?

Reflecteren

o

v

u

r

8 Vul het reflectiekader in.

jij

Š

Je traject naar succes

Je hebt vooraf de wat-kaders doorgenomen.

1234

Je hebt niet gegokt, maar geredeneerd.

1234

Je kunt werkwoorden correct spellen.

1234

Je weet welke vormen en/of tijden van het werkwoord voor jou moeilijk (kunnen) zijn.

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Werkwoorden spellen

33


les

Woordbetekenissen en 4 woordrelaties woordfamilie onderzoeken

synoniemen en antoniemen geven en homoniemen begrijpen tekst herwerken: synoniemen en antoniemen

woordleerstrategieën inzetten

1

Mee met de les OPDRACHT 1

Verken de moeilijke woorden.

1 Duid aan hoe goed je deze woorden kent. Noteer een cijfer in de tabel.

synchroon

garandeert (garanderen)

isolement

laagdrempelig

helpdesk

introductie

woord

het isolement: afzondering

VA N

consulent

IN

1 = Dit woord is nieuw voor jou. Je begrijpt het helemaal niet. 2 = Dit woord heb je al gehoord of gelezen, maar je kent de betekenis niet. 3 = Je weet ongeveer wat dit woord betekent. 4 = Je kent de betekenis van dit woord en kunt het gebruiken in een zin.

chronisch

2 Bekijk de folder. Vind zo snel mogelijk wie de zender is en wat de boodschap is.

“Zo kan ik de les volgen samen met mijn klasgenoten”

Giften zijn welkom op IBAN: BE56 0015 9950 0088 BIC: GEBABEBB met vermelding “naam+gift Bednet” (Fiscaal aftrekbaar vanaf € 40)

©

Hoe aanvragen ?

Nadat een aanvraag bij Bednet is binnengekomen, wordt nagegaan of aan alle voorwaarden is voldaan om Bednet-ondersteuning te kunnen genieten.

Beantwoordt jouw kind aan onze ontvankelijkheidscriteria • Het kind zit in het Nederlandstalig lager of secundair onderwijs • Het kind is langdurig of chronisch ziek • De school van het kind is erkend door de Vlaamse Gemeenschap • Het kind is administratief in orde ( inschrijving, attest van wettelijke afwezigheid … ) • Er wordt meer dan zes weken effectief gebruik voorzien

info@bednet.be www.bednet.be

Na 5 werkdagen neemt een consulent in jouw regio telefonisch contact met je op. Wat zijn na de aanvraag de volgende stappen ? 1. 2. 3. 4.

Een introductie bij je thuis en op school door een consulent Speedtest en netwerkafspraken Levering en installatie van het computermateriaal Opstart bij je thuis en op de school

V.U.: Bednet vzw - Bondgenotenlaan 134 bus 4 - 3000 Leuven

De aanvraag kan: • door eender wie (de ouders, de school, het CLB, het ziekenhuis of de arts) • op eender welk moment • via het aanvraagformulier op onze website www.bednet.be

GDF SUEZ GDF_SUEZ_foundation_GB_signature_PANTONE 10/12/2013 24, rue Salomon de Rothschild - 92288 Suresnes - FRANCE Tél. : +33 (0)1 57 32 87 00 / Fax : +33 (0)1 57 32 87 87 Web : www.carrenoir.com

RÉFÉRENCES COULEUR

PANTONE 485 C

PANTONE 425 C

34

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen

(*) De leerling is een regelmatige leerling in het gefinancierd of gesubsidieerd lager of secundair onderwijs.

Bednet vzw Bondgenotenlaan 134 bus 4 3000 Leuven 016/20 40 45

Dan komt jouw kind in aanmerking voor een aanvraag.

Met synchroon internetonderwijs garandeert Bednet het recht op onderwijs voor langdurig zieke kinderen in Nederlandstalige scholen in Vlaanderen en Brussel*

Onze diensten zijn gratis en in overleg met de school, de ouders, en met de zieke leerling.


Bednet biedt Synchroon Internetonderwijs Jouw kind volgt van thuis uit, live mee de lessen. Op hetzelfde moment en samen met zijn/haar eigen klasgenoten.

Lore is veertien en zal overgaan naar het vierde secundair in het Spectrum College in Beringen

In het ziekenhuis zelf kon ik naar de ziekenhuisschool en in september kon ik dan ‘naar school’ dankzij Bednet. Thuis stond een computer met een camera en een scanner/printer en op school ook.

Is jouw kind langdurig of chronisch ziek? Volgt het les in het Nederlandstalig lager of secundair onderwijs ? Bednet biedt een oplossing Bednet streeft twee doelen na: ✔ Het ondersteunen van het leerproces • lessenpakket op maat • kan in combinatie met Tijdelijk Onderwijs Aan Huis, ziekenhuisschool, vrijwilligers aan huis via School & Ziek zijn, … ✔ Het bevorderen van sociaal contact • regelmatig contact met leeftijdsgenoten • het ziek zijn verschuift naar de achtergrond • klasgenoten nemen taken op zich

“ Het isolement wordt doorbroken en 4 op 5 Bednetters gaan dankzij Bednet over naar de volgende klas ”

Wat betekent Bednet voor jouw kind? • Eenvoudig en laagdrempelig • Gratis voor gezin en school • Alle materiaal wordt gratis uitgeleend en geleverd • Proximus voorziet gratis de internetlijn indien de bestaande verbinding niet volstaat of afwezig is • De klassenraad blijft verantwoordelijk voor het leertraject van de zieke leerling • Een consulent van Bednet ondersteunt het hele traject • Een technische helpdesk ondersteunt je tijdens het traject • Les volgen via Bednet kan zolang het nodig is voor jouw kind

Ik heb mijn vriendinnetjes kunnen behouden want tijdens de speeltijd kwamen ze dan naar achter in de klas met me praten. Ik hoorde er gewoon bij.

IN

De juf kwam ook aan huis om bijles te geven voor die vakken die in de klas wat te snel gingen of om even te herhalen. Ik stuurde ‘s morgens een sms om te laten weten of Lore die dag kon meevolgen en de juf zorgde ervoor dat van de eerste dag het opstarten van de computer en het begroeten van Lore een vast ritueel werden.

a Wie is de zender?

VA N

Lore maakte echt deel uit van de klas en het was als ouder geruststellend dat er een deel van het leven van Lore ‘normaal’ bleef. Toen Lore terug naar school kon in de lente ging dat heel vlot.

b Wat is de boodschap?

c Ken je Bednet? Wat vind je ervan?

©

d Zoek in de folder alle woorden uit de tabel bij 1 en markeer ze. e Er zijn verschillende manieren om betekenissen van woorden te achterhalen. Bekijk het filmpje over woordleerstrategieën. Zoek daarna de betekenis van de woorden. f Lees de woorden in de tabel hieronder. Noteer de informatie die je in de tekst over de betekenis van die woorden vindt. g Noteer bij elk woord wat het volgens jou betekent. woord

informatie

betekenis

synchroon

isolement

LES 4 Woordbetekenissen en woordrelaties

35


hoe Context helpt woorden verklaren Wat doe je als je een woord in een tekst niet begrijpt? Je kunt proberen om het woord vanuit de context te verklaren. Je bekijkt de illustraties. Of je zoekt in de zinnen voor en achter het onbekende woord een synoniem, een antoniem, een uitleg of een voorbeeld. Soms wordt het woord ook in de tekst verklaard. Bv. In een artikel over sociale media lees je: ‘Na een dagenlange zoektocht werd het vermiste meisje gezond teruggevonden. Hoewel de politie nog druk bezig is met het onderzoek, gaan er op social media verhalen rond dat het meisje slachtoffer is geworden van een catfish …’ De context legt uit wat een catfish is. ‘Het is zeker dat een jongen die in haar vriendenlijst op Facebook stond, niet dezelfde persoon was als de jongen op zijn profielfoto. Sterker nog: de jongen op de foto woonde helemaal niet in Nederland, zoals dat op zijn profiel te lezen was, maar in Amerika.’ g Een catfish is dus iemand die zich online voordoet als iemand anders.

tip isolement isoleren isolatie isolator

IN

h De context geeft weinig informatie over de betekenis van ‘garandeert’, ‘introductie’ en ‘chronisch’. Hoe kun je toch de betekenis ervan achterhalen als je geen woordenboek ter beschikking hebt?

woord garandeert

informatie

betekenis

©

introductie

VA N

i Pas die strategie toe. Noteer je antwoord in de tabel. Schrijf op wat het woord volgens jou betekent.

chronisch

hoe Woordfamilies en taalverwantschap helpen woorden verklaren Soms geeft de context weinig of geen informatie over de betekenis van woorden. Geen nood, je kunt de betekenis ook achterhalen door te zoeken naar bekende delen in het woord of naar woorden die erop lijken. Je gebruikt dan de woordfamilie. Bv. In een artikel over succes op school lees je: ‘Rekenen, taalbeschouwing en begrijpend lezen doen een beroep op het analytisch vermogen van de leerlingen.’ g analyse, analist, analyseren (woordfamilie) g ‘analytisch’ betekent: onderzoekend, ontledend Soms begrijp je een woord omdat het lijkt op een woord in een andere taal. Je spreekt dan over taalverwantschap. Bv. Je kent het Engels of het Frans introduction en weet dat het ‘inleiding’ betekent. g introductie betekent: inleiding

36

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


tip

j Op welke manier kun je de betekenis van woorden als ‘laagdrempelig’ en ‘helpdesk’ te weten komen?

laag + drempel

k Pas die strategie toe. Noteer je antwoord in de tabel. woord

informatie

betekenis

laagdrempelig

helpdesk

IN

Woordbouw helpt woorden verklaren

hoe

VA N

Om de betekenis van een samenstelling of een afleiding te achterhalen kijk je naar de woordbouw. Je zoekt dan eerst de betekenis van de afzonderlijke delen. Bv. In Vermoord het verleden, een jeugdboek van Jonas Boets, lees je: ‘Een halfjaar eerder was ik naar een filmmarathon geweest bij iemand van mijn klas.’ g film en marathon g verscheidene films direct na elkaar bekijken

©

l Wat als geen enkele woordleerstrategie helpt?

m Pas die strategie toe. Noteer je antwoord in de tabel. woord

informatie

betekenis

consulent

wat Met bestaande woorden kun je nieuwe woorden maken. Een grondwoord is het allerkleinste puzzelstukje. Je kunt het niet in afzonderlijke woorden opsplitsen, zonder dat de betekenis zou veranderen. Bv. rust, plaats, bloem, bak, put, water Als je grondwoorden samenvoegt, krijg je een samenstelling. Het laatste woord bepaalt de betekenis van de samenstelling! Bv. rustplaats, bloembak, bakbloem, waterput, putwater Je kunt een woord een nieuwe betekenis geven door aan het grondwoord een voorvoegsel of een achtervoegsel toe te voegen. Dan ontstaat een afleiding. Bv. voorvoegsel: onrust (on-), gebak (ge-) Bv. achtervoegsel: rustig (-ig), plaatselijk (-lijk), bloempje (-pje), putje (-je), waterachtig (-achtig)

LES 4 Woordbetekenissen en woordrelaties

37


hoe Woordleerstrategieën Wat doe je als je een woord in een tekst niet begrijpt? Dan pas je woordleerstrategieën toe. Dit zijn belangrijke woordleerstrategieën. 1 Je bestudeert de woordbouw. Daarvoor ga je bij samenstellingen en afleidingen op zoek naar de betekenis van de afzonderlijke woorddelen. 2 Je probeert het woord vanuit de context te verklaren. Je bekijkt de illustraties. Of je zoekt een synoniem, antoniem, uitleg of voorbeeld in de zinnen voor of na het onbekende woord. 3 Je kijkt naar de woordfamilie. Je vergelijkt met woorden die je al kent. Je gaat op zoek naar bekende delen in het woord of woorden die erop lijken, zowel in je eigen als in een vreemde taal. 4 Lijkt het onbekende woord op een woord in een andere taal? Je zoekt naar taalverwantschap. 5 Als je de betekenis niet kunt afleiden, dan gebruik je een informatiebron. Je zoekt het woord op in een woordenboek of op het internet.

IN

6 Als je de betekenis zelf niet kunt vinden, dan vraag je de betekenis aan iemand die het woord wel begrijpt.

Heel wat Griekse kunstenaars leven en werken in Italië. Ze kopiëren massaal Griekse beelden. De Romeinen baseren zich op de Etruskische beeld­houwkunst. In Etruskische graven hebben archeologen mooie beelden teruggevonden. Ondanks al die invloeden ontwikkelen de Romeinen een eigen Romeinse kunst. De borstbeelden van politici vertonen een enorme zin voor realiteit. Terwijl de Grieken hun helden en goden geïdealiseerd voorstelden, wordt de geportretteerde nu uitgebeeld zoals hij is, met zijn gebreken en minder mooie kanten. Toch slaat het realisme soms over naar idealisme in de Romeinse beeldhouwkunst. Keizer Augustus bijvoorbeeld wordt mooier afgebeeld dan in werkelijkheid, om zijn grootheid en macht te beklemtonen.

Realistische portretkunst in Rome

©

A

Lees de teksten en voer de opdrachten uit.

VA N

OPDRACHT 2

B

Publius Cornelius Scipio

Cicero

Naar: Storia 2

Zo ontstaat runner’s high Niet endorfine, maar een stofje genaamd anandamide is de hoofdrolspeler bij het fenomeen runner’s high. Uit onderzoek blijkt dat endorfines niet de oorzaak zijn van runner’s high. Dat is het verschijnsel waarbij sporters een aangenaam gevoel ervaren na een zware fysieke inspanning. Proeven tonen aan dat de stof anandamide een grotere impact heeft op de roes die we ervaren na een zware inspanning. Naar: Eos

1 De woorden in de tabel staan in dezelfde volgorde als in de teksten. Onderstreep ze. 2 Noteer in je eigen woorden wat elk woord betekent.

38

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen

woord

fysiek: wat met het lichaam te maken heeft


3 Waar heb je de betekenis in de context gevonden: in de tekst of in de afbeelding? Zet een kruisje. woord

betekenis

tekst afbeelding

geïdealiseerd realisme fenomeen impact

OPDRACHT 3

Vul de ontbrekende woorden in. Maak gebruik van de woordfamilies.

1 emotie Na de theatervoorstelling was ik erg           . Ik zag dat ook de andere toeschouwers hun

IN

de vrije loop lieten. Ja, de acteurs wisten hun publiek te   2 evolutie

!

Een            bioloog houdt zich bezig met de leer van de evolutiebiologie. Dat vakgebied

VA N

binnen de biologie onderzoekt de            van soorten. Ze stelt zich de vraag: wat zorgt ervoor dat soorten            tot de soorten die ze zijn? 3 drama

De spelers vinden de uitschakeling           , maar de trainer roept op om naar de toekomst te kijken en de nederlaag niet te           .

Gebruik een woordleerstrategie om de betekenis van de gemarkeerde woorden in de tekst te achterhalen. Schrijf het cijfer in de tabel.

©

OPDRACHT 4

De nieuwe voedingsdriehoek Hij is er: de vernieuwde voedingsdriehoek. Op zijn kop gezet, door elkaar geschud en verduurzaamd. Het jongste model gewikt en gewogen. Hoera, de voedingsdriehoek is jarig! Weg met de voedingsdriehoek! Al sinds 1997 biedt de figuur een visuele samenvatting van hoe een gezond voedingspatroon eruitziet. Het Vlaams Instituut Gezond Leven heeft de driehoek nu volledig omgegooid.

LES 4 Woordbetekenissen en woordrelaties

39


Wat is er nieuw? Duurzaam Voor het eerst houdt de driehoek niet alleen rekening met wat gezond is, maar ook met de impact van ons voedingspatroon op het milieu. Hij kijkt vooral naar de uitstoot van broeikasgassen en in mindere mate naar de watervoetafdruk. Gezonde voedingsmiddelen die het milieu het minst belasten, krijgen de voorkeur. Onafhankelijk Bij de opstelling werd een expertenpanel geraadpleegd, met naast voedingsdeskundigen ook bewegings­ wetenschappers, psychologen, vertegenwoordigers van de overheid en organisaties als Kind en Gezin. Voor het eerst zaten er geen belangengroepen mee aan tafel. Bruikbaar De oude driehoek diende als educatief hulpmiddel voor diëtisten, leraren en artsen. Het nieuwe model moet bruikbaar zijn voor al wie in een oogopslag wil weten hoe gezond te eten. Wat is er veranderd? De belangrijkste aanpassingen op een rijtje.

IN

Omgekeerd De nieuwe driehoek staat op zijn kop. Om te vermijden dat wat in de top staat positief lijkt, terwijl het in werkelijkheid te mijden is.

VA N

Weg met beweging De bewegingslaag vormt niet langer de basis van de driehoek. Niet omdat de experts vinden dat je gerust in de zetel mag blijven hangen, maar omdat ze een afzonderlijke bewegingsdriehoek hebben ontwikkeld.

Kleurencode De kleur van de verschillende etages in de driehoek weerspiegelt de gezondheidseffecten van wat erin staat. Donkergroen staat voor een bewezen positief effect op de gezondheid. Lichtgroen voor een positief, neutraal of onvoldoende bewezen effect. Producten in de oranje top zijn nefast als we er te veel van eten. Ze bevatten wel nog nuttige voedingstoffen, in tegenstelling tot de rode, overbodige voedingsmiddelen.

©

Meer of minder, maar geen porties De nieuwe voedingsdriehoek vermeldt geen porties. Hoeveelheden zijn sterk individueel bepaald. Wie geen topsporter of dokwerker is, hoeft geen half brood te eten. Daarom zegt de nieuwe voedingsdriehoek enkel wat we beter meer en minder eten. Bonen zijn geen biefstuk In de oude voedingsdriehoek stonden alle bronnen van eiwitten in één groep. Nochtans hebben ze verschillende effecten op onze gezondheid én op het milieu. Peulvruchten en vegetarische producten als tofu krijgen de voorkeur. Vis en wit vlees zijn te verkiezen boven rood vlees. Olijfolie is geen boter Niet alle vetten zijn gelijk. Verzadigde vetzuren, zoals in boter en kokosvet, vervang je het best zo veel mogelijk door onverzadigde vetzuren. Plantaardige oliën staan daarom niet langer samen met boter in één groep. Nadruk op noten Noten, bronnen van onder meer eiwitten en gezonde vetten, krijgen een prominente plek in de basis. Rode rommel Veruit de ingrijpendste verandering: de nieuwe driehoek is duidelijker. Ultrabewerkte producten als frisdrank, snoep, gebak, snacks, fastfood en alcohol zijn uit de figuur geknikkerd. In het oude model hoorden ze thuis bij de blanco ‘restgroep’ bovenaan de piramide. Dan zijn de rode cirkel, de expliciete afbeeldingen en de boodschap ‘zo weinig mogelijk’ een pak duidelijker. Naar: Eos

woord

expliciet: heel duidelijk, uitdrukkelijk

40

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


1 = woordbouw | 2 = context | 3 = woordfamilie | 4 = taalverwantschap | 5 = informatiebron

2

watervoetafdruk

3

expertenpanel

4

belangengroepen

5

educatief

6

etage

7

nefast

8

individueel

9

tofu

10

prominent

11

ultrabewerkt

12

expliciet

Woordrelaties OPDRACHT 5

IN

visueel

betekenis

Zoek het woord met dezelfde betekenis.

Vul daarna de zinnen aan met de woorden die je hebt genoteerd. Kies uit: gynaecoloog – cryptisch – educatief – exporteren – astronaut leerrijk

©

2

1

strategie

VA N

woord

ruimtevaarder

vrouwenarts

uitvoeren

raadselachtig

1 Frank De Winne is na Dirk Frimout de tweede Belgische          die aan boord van het internationaal ruimtestation ISS verbleef. 2 Een          vraag: ‘Welk zeedier helpt tegen jeuk?’ (krab) 3 België          elk jaar voor meer dan 1 miljard euro chocolade en is daarmee de grootste exporteur ter wereld. 4 Wenst u een consultatie bij een van onze           ? Maak dan een afspraak via het centraal afsprakennummer. 5 Mijn leraar heeft me een superinteressante          app aangeprezen. Hoe noem je woorden met ongeveer dezelfde betekenis? LES 4 Woordbetekenissen en woordrelaties

41


OPDRACHT 6

Zoek het woord met de tegengestelde betekenis.

Vul daarna de zinnen aan met de woorden die je hebt genoteerd. Kies uit: vergeten – giftig – chronisch – amateuristisch – praktijk eetbaar

theorie

professioneel

acuut

memoriseren

1 De filmproducent is een professional, maar zijn laatste productie kwam             over. 2 Acute pijn is de pijn die direct na een ongeval zoals een verzwikte enkel ontstaat. We spreken van          pijn als de patiënt maanden nadien nog altijd pijn heeft. 3 De Franse champignon is eetbaar, maar de vliegenzwam is         . 4 Ik hoop dat ik de definities die ik moet memoriseren voor de test niet zal         ! 5 Ik houd van techniek. Wat verkies jij: theorie of         ?

OPDRACHT 7

IN

Hoe noem je woorden met een tegengestelde betekenis?

Van welk woord lees je het synoniem? Laat je leiden door het anagram. GNAB

doortrapt, geslepen, gewiekst, slinks

WULS

mistroostig, treurig, triest, verdrietig

GIERVOD

intelligent, pienter, schrander, snugger

MILS

fris, guur, kil, koel

DOKU

VA N

angstig, bevreesd, schuw, timide

©

wat

Woordrelaties

Synoniemen zijn woorden met ongeveer dezelfde betekenis. Bv. Mag ik jou mijn felicitaties overbrengen? Zeker, je gelukwensen doen me veel plezier! uitzicht = panorama / meteorologie = weerkunde / grafsteen = tombe Antoniemen zijn woorden met een tegengestelde betekenis. Bv. Mijn ouders houden van een klassiek interieur, maar ik verkies een modern interieur. spontaan n berekend / meedogenloos n hartelijk / symmetrisch n asymmetrisch

waarheen Je kunt: • • • • • •

42

woordfamilies onderzoeken om de betekenis van woorden te achterhalen; de juiste woordleerstrategieën inzetten bij het zoeken naar de betekenis van moeilijke woorden; synoniemen en antoniemen zoeken; in een tekst woorden door antoniemen of synoniemen vervangen; voor- en achtervoegsel in woorden herkennen; van grondwoorden nieuwe woorden maken door voor- en achtervoegsels toe te voegen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Strooi met synoniemen en antoniemen Herwerk een tekst. Zoek vijf synoniemen en vijf antoniemen.

Oriënteren – Voorbereiden

o

v

u

r

1 Kies een tekst of werk met de tekst die je van je leraar krijgt. 2 Zorg dat je weet wat synoniemen en antoniemen zijn.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Onderstreep in de tekst vijf woorden waarvan je een synoniem kunt bedenken. 4 Vervang de onderstreepte woorden door goedgekozen synoniemen. 5 Onderstreep in de tekst vijf woorden waarvan je een antoniem kunt bedenken.

7 Beluister of lees het werkje van je buur.

VA N

Reflecteren

IN

6 Vervang de onderstreepte woorden door correcte antoniemen.

o

v

u

r

8 Hoe lukte dat?

Je traject naar succes

jij 1234

Je hebt vijf antoniemen gevonden.

1234

Je synoniemen zijn origineel.

1234

Je antoniemen zijn correct/gepast.

1234

©

Je hebt vijf synoniemen gevonden.

Werkpuntje voor jezelf:

woord

origineel: oorspronkelijk, onvervalst, niet van iemand afgekeken

LES 4 Woordbetekenissen en woordrelaties

43


les

Als ik een snoepje ben …

5

schrijfplan volgen: verzamelen, structureren, reviseren

spellingattitude inzetten affiche opmaken

inleiding/midden/slot gebruiken

1

Gesprek van lolly tot dropveter OPDRACHT 1

Welk snoepgoed zou jij willen zijn? Maak een schets in de linkerkolom en beschrijf met sleutelwoorden in de rechterkolom.

sleutelwoorden

©

VA N

IN

schets

OPDRACHT 2

Kruip in de huid van het snoepgoed uit opdracht 1. Beantwoord de vragen.

Je krijgt van je leraar een kaartje met daarop een vraag. Alle leerlingen van de klas vormen samen een binnen- en buitencirkel. Vorm een duo met de leerling die tegenover jou staat. Stel elkaar om de beurt de vraag die op het kaartje staat. Probeer de vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. Schuif daarna één plaats op en je hebt een nieuwe gesprekspartner.

44

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Als ik een snoepje ben … OPDRACHT 3

Stel jezelf voor als snoepje. Vertel iets over je uitzicht, smaak, ingrediënten, populariteit …

Volg de stappen van het schrijfplan om deze opdracht tot een goed einde te brengen. Stap 1 Beantwoord voor deze opdracht de vragen van het communicatieschema. Doe dat mondeling of op een kladblad. Stap 2 Verzamel al je ideeën op een kladblad. Selecteer alle items die je wilt gebruiken en orden die informatie in de woordspin. Je mag poten bijmaken zoveel je wilt.

kleur uitzicht

IN

verpakking

snoepgoed

populariteit

VA N

smaak

reclame

ingrediënten

Stap 3 Schrijf een eerste versie van je tekst op een apart blad. Houd rekening met deze criteria. • Houd het communicatiemodel (ontvanger, boodschap, bedoeling, effect …) voor ogen. • Kondig het onderwerp aan in een inleiding en rond af of trek een besluit in een slot. • Het midden telt minstens twee alinea’s die elk een deelonderwerp behandelen. • Schrijf in ik-zinnen. • Zorg voor correcte/duidelijke/volledige informatie.

©

2

Stap 4 Wissel je tekst met die van een klasgenoot. Vul voor je klasgenoot het reflectiekader bij stap 5 in. Stap 5 Herschrijf de tekst. Zorg dat hij aantrekkelijk is, zodat de ontvanger jouw tekst gemakkelijk kan lezen. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je hebt rekening gehouden met het communicatiemodel.

1234

1234

Je tekst is gestructureerd: hij bevat een inleiding, een midden en een slot.

1234

1234

Het midden van je tekst bevat minstens twee alinea’s.

1234

1234

Je tekst is volledig en bevat duidelijke informatie.

1234

1234

Je hebt rekening gehouden met de spelling. Je tekst bevat hoofdletters en leestekens.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: LES 5

Als ik een snoepje ben …

45


wat Delen van een tekst Inleiding Je kondigt het onderwerp aan: waarover zul je het hebben? Midden Je werkt het thema uit. Het midden kan bestaan uit verscheidene alinea’s die elk een ander deelonderwerp behandelen. Slot Je sluit de tekst af: je herhaalt de belangrijkste info of je trekt een besluit.

hoe Schrijfplan

IN

Voor het schrijven Stap 1 Denk na over de communicatieve situatie of context en het taalgebruik. Wat wil je schrijven? Voor wie schrijf je? Welke gevolgen heeft dat voor je taalgebruik?

VA N

Stap 2 Bereid de schrijfopdracht voor. • Verzamel informatie: wat weet je al? Wat wil je nog weten? Denk aan de w-vragen. Zoek informatie op in boeken, op het internet … • Selecteer en orden de informatie: welke informatie kun je gebruiken? Houd rekening met je bedoeling en je publiek. In welke volgorde zul je die info brengen? Wat vertel je in de inleiding? Welke informatie komt in het midden? Wat vertel je in het slot? • Maak een kladversie: lees vooraf de criteria aandachtig: aan welke criteria moet je tekst beantwoorden? Waarop word je beoordeeld?

©

Tijdens het schrijven Stap 3 Denk na over je woordkeuze: probeer enkele goedgekozen tekenende werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. Zorg voor een correcte spelling. Na het schrijven Stap 4 Reviseren: lees je tekst goed na of laat hem nalezen. Verbeter waar nodig en herschrijf de tekst dan. Stap 5 Verzorgen en publiceren: je tekst is klaar om te laten lezen, om ‘ergens’ op te nemen.

waarheen Je kunt: • bij het schrijven van een tekst een schrijfplan volgen; • een tekst opbouwen met inleiding, midden en slot; • het midden van een tekst opbouwen met verschillende alinea’s die elk een deelonderwerp behandelen; • rekening houden met de spellingsregels bij het schrijven van een tekst.

46

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Promoot jezelf! Oriënteren

o

v

u

r

Maak een tekst voor een affiche over het snoepgoed dat je in je tekst beschreef. Zorg dat iedereen dat nieuwe snoepgoed wil proeven! 1 Welke affiches springen bij jou het meest in het oog? Heb je een favoriete affiche? 2 Wat maakt die affiche zo aantrekkelijk?

Voorbereiden

o

v

u

r

3 Voor je de affiche maakt: beantwoord voor jezelf de vragen van het communicatiemodel. boodschap

bedoeling

effect

VA N

kanaal

ontvanger

IN

zender

4 Verzamel je ideeën op een kladblad. Selecteer de items die je wilt gebruiken en orden ze in een woordspin. Denk aan: naam product, slogan, troeven, prijs …

©

slogan

prijs

foto

smaak

troeven

5 Maak een eerste versie van je tekst voor de affiche op de volgende pagina. Houd rekening met deze criteria: • communicatiemodel (doel, ontvanger …); • duidelijke, verzorgde lay-out; • correcte/duidelijke/volledige informatie: naam product, slogan, troeven, prijs …; Schrijf minstens vijf goede zinnen. 6 Wissel je eerste versie met die van een klasgenoot. Vul voor je klasgenoot het reflectiekader in. 7 Denk na over het uitzicht van de affiche. Maak eventueel een schets.

LES 5

Als ik een snoepje ben …

47


Uitvoeren

o

v

u

r

8 Maak een definitieve versie van de affiche. Zorg dat je met die affiche het beoogde doel bereikt. Wie wil, kan een digitale tool gebruiken. Je leraar helpt je verder.

Reflecteren

o

v

u

r

9 Vul het reflectiekader in. jij

je klasgenoot

Je houdt rekening met de vragen van het communicatiemodel.

1234

1234

Je affiche heeft een aantrekkelijke lay-out.

1234

1234

De tekst op je affiche bevat minstens vijf zinnen, is volledig en bevat duidelijke informatie.

1234

1234

Je houdt rekening met de spelling. Je tekst bevat hoofdletters en leestekens waar nodig en de woorden zijn juist gespeld.

1234

1234

IN

In orde Je traject naar succes

VA N

Werkpuntje voor jezelf:

©

Noteer hier je eerste versie.

48

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


les

Snoeppoëzie

6

eigen mening verwoorden

van poëzie genieten

gatengedicht maken

gedichten beoordelen

Smullen maar … OPDRACHT 1

Beluister de gedichten en vul het ontbrekende woord in.

Ik vind dit gedicht …

humoristisch ontroerend mysterieus spannend vreemd brutaal

B

C

D

E

F

G

H

VA N

A

IN

1 Vul voor elk gedicht het schema in. Zet een kruisje bij de criteria waaraan het gedicht volgens jou voldoet. Vind je dat er nog andere criteria in het lijstje moeten? Schrijf ze er maar bij. De laatste twee kolommen kun je gebruiken om een gedicht te beoordelen dat je zelf meebracht en het gedicht dat een klasgenoot meebracht.

©

1

vrolijk warm ernstig pittig

woord

mysterieus: geheimzinnig, raadselachtig

LES 6 Snoeppoëzie

49


2 In elk gedicht ontbreekt minstens één woord. Noteer dat woord tijdens het luisteren.

A

B

16 jaar

Assepoester aan het strand

Wij fietsen op een zinkend schip naar feesten voor piraten waar drinken een vermomming is als je niet goed kan praten

Haar geheven hand een bedelend kommetje boordvol honger.

Wij fietsen tot onder ons bed begraven ons in anders worden Verkleden ons als elkaar achter een mistgordijn Tot we ontdekken dat we later           nog zullen zijn

Het huis uitgeslagen. Haar schoenen moesten thuisblijven. De man die uit haar mama’s hand eet, draagt ze naar het pandjeshuis. Dulcia is haar bed zo moe. Een matras van karton, dekens van papier, lakens van wind.

IN

Ik leerde moppen uit mijn hoofd: twee gekken yoghurt kuikentjes en nonnen in de stad als ik ze durf vertellen dan zeg ik ook eens wat

Bij maanlicht aan het strand schept ze glanzende muiltjes van          . D. Billiet. Moenie Worry Nie.

C

D

In een woestijn kun je heel eenzaam zijn.

©

Dat was wat ik dacht toen ik in de verte keek.

VA N

S. Lambert. Waar de monsters nu naartoe zijn.

Tenzij je, zo dacht ik ook nog,

een           bent. G. De Kockere. Vreemdgaan.

Bekentenis Ik mag je. Nee. Ik mag je niet. Ik moet je. Dat bedoel ik. Ik heb je lief. Nee. Heb ik niet. Ik word je lief. Dat voel ik. Ik ga met jou. Nee. Ga ik niet. Ik sta je bij. Beloof ik. Ben stapel op je. Hou je vast. Ik. Hou. Van. Jou.           ik. B. Moeyaert. Verzamel de liefde.

50

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


F Bedtijd Onder mij mijn bed daaronder de vloer daaronder plafond daaronder bezoek daaronder de vloer daaronder de grond met wortels en wormen met botten en potten die nooit zijn gevonden met stenen en ijzer met ijzer en vuur daaronder daarboven de grond en de rotsen daarboven de bomen de mensen de zon

Kreeg in de trein jouw sms om eventjes te melden dat je zulk fijn kippenvel gekregen had van te koud zwemmen. Bye! schreef je eronder en terwijl ik opkeek was je alweer plonzend weggespat. Ik reisde door per smile. Zo lezen we al tijden onze gsm’s: met honderdzestig tekens maar en één verzendgebaar blijft wat mobiel is stilstaan, knielen wij en tikken we voorover in elkaar. Ik sms’te terug: hier is het droog en warm toch al wel. Wou nog even melden: heb hier ook

VA N

hun           is net mooi de bocht om gekomen.

sms

IN

E

J. van Leeuwen. ‘Bedtijd’, in: Ozo heppie en andere versjes.

jouw          .

E. van de Vendel. Aanhalingstekens.

G

H

©

Omdat ik niet kan groeien een huis is me te klein Vlucht mijn grote verbeelding

naar daar waar           zijn In buizen gangen kieren ik krimp zoveel ik kan beleef mijn grootste angsten en word daar sterker van

Shy effects Ben ik verlegen wordt elke gedachte een bang konijntje op mijn hoofd. Ik kan daar verder niets aan doen: de een gaat zweten, de ander wordt rood

Ze kunnen me niets doen geen onrecht en geen pijn

En ik zit al gauw

Ik hou zoveel van           omdat ze er niet zijn

met een           konijntjes op schoot.

S. Lambert. Waar de monsters nu naartoe zijn.

I. Heytze. Sta op en wankel.

OPDRACHT 2

Deel je mening met je klasgenoten.

Waar gaat je voorkeur naar uit? Wat zeggen en kiezen je klasgenoten? Welk gedicht vind je het grappigst, pittigst, meest ontroerend …?

LES 6 Snoeppoëzie

51


2

Ik smul het meest van … OPDRACHT 3

Bekijk opnieuw het schema dat je invulde bij de gedichten.

1 Markeer twee criteria die voor jou erg belangrijk zijn bij het kiezen van een gedicht. 2 Welk gedicht roep je uit tot jouw favoriete gedicht? Beantwoord voor dat gedicht de vragen. Mijn favoriete gedicht: a Waarover gaat het gedicht? Noteer sleutelwoorden. Maak daarna met de sleutelwoorden één of twee goede zinnen. sleutelwoorden: zin(nen): b Schuilt er een boodschap achter de woorden van het gedicht? Wat wil de schrijver ons duidelijk maken/ vertellen?

IN

c Welke gevoelens heb je bij het lezen van dit gedicht?

VA N

d Wie is de auteur van je gedicht? Heb je eerder al iets van hem gelezen?

3 Zoek op het internet informatie over de auteur van je favoriete gedicht. Wie is hij? Schrijft hij enkel gedichten of ook verhalen? Welke andere werken heeft hij gepubliceerd?

©

+

wat

Genieten van gedichten

Iedereen beleeft poëzie op een persoonlijke manier. Wat voor de één een mooi gedicht is, is dat daarom niet voor de ander. Iedereen hanteert eigen criteria om te bepalen of een gedicht in de smaak valt, hem aanspreekt of raakt. In een gedicht schept de auteur een bepaalde wereld en sfeer waarmee hij de lezers iets wil vertellen. Die boodschap kan heel duidelijk zijn of net niet. Soms is ze verpakt in symbolisch taalgebruik, in allerlei beelden, in figuurlijke taal.

waarheen Je kunt: • • • •

52

gericht luisteren naar gedichten; je mening of gevoel verwoorden bij een bepaald gedicht; verwoorden welke criteria voor jou belangrijk zijn bij de keuze van een gedicht; genieten van gedichten die beantwoorden aan je vooropgestelde criteria.

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


maak een gatengedicht! Oriënteren

o

v

u

r

Zoek een gedicht dat bij jou in de smaak valt. Maak er een gatengedicht van voor een klasgenoot en vervolledig zelf het gatengedicht van een klasgenoot. Hang het dichtwerk op in de klas en maak zo je eigen poëziebeurs! Bewaar je eigen werk in je leesportfolio.

Voorbereiden

o

v

u

r

1 Bekijk opnieuw het schema bij het begin van deze les. Welke criteria zijn voor jou belangrijk bij het kiezen van een gedicht? 2 Waar kun je op zoek gaan naar een goed gedicht? Waar zeker niet?

IN

3 Waarover gaat het gedicht? Noteer enkele sleutelwoorden. Maak daarna met minstens twee sleutelwoorden een goede zin. sleutelwoorden:

Uitvoeren

VA N

zin:

o

v

u

r

4 Schrap op een kopie van je gedicht de sleutelwoorden (minstens vijf ) met een stift, zodat je ze niet meer kunt lezen. 5 Geef je gatengedicht aan een klasgenoot. Zelf krijg je er uiteraard ook een.

©

6 Zoek nieuwe woorden die passen in de gaten en maak zo je eigen gedicht. Zorg voor een liefdevol, droevig, grappig of knotsgek geheel! 7 Lees elkaars werk en beoordeel het resultaat. Houd rekening met de criteria in het reflectiekader.

Reflecteren

o

v

u

r

8 Vul het reflectiekader in. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Alle gaten zijn gevuld met een woord of woorden.

1234

1234

De ingevulde woorden passen grammaticaal in de verzen.

1234

1234

De ingevulde woorden zijn goedgekozen. De woordkeuze is creatief of origineel.

1234

1234

De ingevulde woorden zorgen voor een geheel. Er ontstaat een nieuw gedicht.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 6 Snoeppoëzie

53


Uitdaging: In de snoepkrant Oriënteren

o

v

u

r

Wat wordt er op jouw school allemaal gesnoept? Wie is een stiekeme snoeper? Interview iemand van het schoolteam en schrijf een artikel voor de snoepkrant. Je werkt in groepjes. 1 Beantwoord voor jezelf de vragen van het communicatiemodel. Doe dat voor het interview én voor het artikel.

Het interview

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Zoek leuke vragen voor het interview. • Kies twee vragen die een tegenwoordige tijd bevatten, twee vragen die een verleden tijd bevatten en twee vragen die een toekomende tijd bevatten. • Bedenk ook extra vragen die je kunt stellen om een uitgebreider antwoord te krijgen op een ja-neevraag. 3 Het interview begint met een gepaste inleiding en eindigt met een gepast slot. Bereid dit voor op een apart blad.

Uitvoeren

VA N

a Verdeel het werk! Wie doet de inleiding, wie stelt welke vraag, wie neemt het slot voor zijn rekening?

o

v

u

r

©

b Tijd voor actie! Neem het interview af.

Reflecteren

o

v

u

r

c Vul het reflectiekader in.

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je interview bevat een inleiding en een slot.

1234

1234

Je zelfbedachte vragen bevatten elk een andere tijd van het werkwoord.

1234

1234

Je spreekt Standaardnederlands.

1234

1234

Je hebt een goed spreektempo.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

54

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


Het artikel voor de snoepkrant

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Herlees de informatie die je kreeg bij het interview en orden ze in een woordspin.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Schrijf een eerste versie van je tekst. Houd rekening met de criteria. 4 Wissel dan je tekst met die van een ander groepje. 5 Herschrijf je tekst en houd rekening met de tips die je kreeg.

Reflecteren

o

v

u

r

In orde Je traject naar succes

IN

6 Vul het reflectiekader in. jij

je klasgenoot je leraar

1234

1234

1234

Je tekst is gestructureerd: hij bevat een inleiding, een midden en een slot.

1234

1234

1234

Het midden van je tekst bevat minstens drie alinea’s en elke alinea bevat een andere tijd van het werkwoord.

1234

1234

1234

Je tekst is volledig en bevat duidelijke informatie.

1234

1234

1234

Je houdt rekening met de spelling: je tekst bevat hoofdletters en leestekens waar nodig en de werkwoorden zijn juist gespeld.

1234

1234

1234

©

VA N

Je houdt rekening met de vragen van het communicatiemodel.

Werkpuntje voor jezelf:

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot: • dit vraagt training:

LES 6 Snoeppoëzie

55


De laatste ronde OPDRACHT 1

Wat is jouw favoriete snoepgoed?

Bedenk voor elke letter van jouw snoepwoord een eigenschap van jezelf of iets dat met jou te maken heeft. Vertel erover aan je buur of voor de hele klas. Bv. DONUT g dierenvriend – onzeker – nieuwsgierig – uil (lievelingsdier) – Thuis (favoriete serie) OPDRACHT 2

Zoek andere woorden die ook in de zin passen.

1 Het kind neemt een snoepje uit de snoeppot. Zoek minstens drie andere werkwoorden die passen in de zin. Kies uit: stelen – likkebaarden – graaien – hutselen – grissen – sjokken – pakken – morrelen 2 Het kind neemt ongevraagd een snoepje uit de snoeppot. Bedenk minstens drie andere woorden die zeggen hoe het kind een snoepje neemt.

Welke vijf smaken zijn er? Vul ze in de cirkels in. Vul elke smaak aan met een voorbeeld.

VA N

OPDRACHT 3

IN

Z

Z

Z

citroen, azijn,

oester, haring,

honing, stevia,

©

B

U      parmezaan, zolderspek,

pompelmoes, koffie,

OPDRACHT 4

Vul aan.

1 Horen staat tot luisteren als zien staat tot k       . 2 Proeven staat tot smaken als tasten staat tot v       . OPDRACHT 5

56

Welk woord gebruikt Karen Dierickx in het verhaal?

het enthousiasme

de v

slim, listig

b

het kampement

het b

van schrik achteruitgaan

a

kruidnagel, peper …

de s

ingelegd, ingemaakt

g

comfortabel g

het gefoeter, het gemok

het g

de geneesheer

apathisch, gedachteloos

w

de c

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


De laatste ronde OPDRACHT 6

Zoek in de woordenlijst drie woorden die je in verband kunt brengen met deze tekening.

Schrijf de woorden bij de juiste pijl en geef een woordje uitleg.

Ken je het verschil tussen beslag en deeg? Zoek het op en geef van elk een duidelijk voorbeeld. Formuleer dat voorbeeld in een zin.

IN

OPDRACHT 7

• beslag:

zin: • deeg: voorbeeld: zin: OPDRACHT 8

VA N

voorbeeld:

De schrijfster gebruikt beeldende taal. Wat bedoelt ze hiermee? Vul aan.

©

1 Stop vanavond de hemel in je mond! g Stop iets            in je mond. 2 Er zit een hand rond haar hart als Manou zich naar de kar omdraait. Ook rond haar keel zit nu zo’n hand. g Manou voelt           . Dat voel je dikwijls ter hoogte van je hart of je keel. Het lijkt alsof er een hand rond zit. 3 Manou is niet zo sterk in lezen, maar met Aimée win je elke veldslag. g Aimée weet

.

Zoek nu zelf in het verhaal nog een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.

DE LAATSTE RONDE

57


De laatste ronde OPDRACHT 9

Geef een woord uit de woordfamilie.

Kies voor een werkwoord (ww), een zelfstandig naamwoord (zn) of een bijvoeglijk naamwoord (bn). Gebruik het woord daarna in een zin. • de mythe

(bn)

(ww)

zin: • gekonfijt zin: • systematisch het

(zn)

zin: • de huif

de

(zn)

(bn)

zin: • de verrukking

OPDRACHT 10 Ontcijfer de anagrammen.

IN

zin:

Gebruik het gevonden woord in een goede zin. De beginletter is onderstreept.

zin:

VA N

• rijpe scene:

• gelijke rif:            zin:

zin:

©

• bassen tuit:

• zienden:            zin:

(synoniem: kruiden)

(synoniem: comfortabel)

(synoniem: grondstof )

(synoniem: uit schrik reageren)

• cas mythe sist:            (synoniem: stelselmatig) zin: • kruk lekvrije:

(synoniem: heerlijk)

zin: • gym hit school:            (tip: mythe) zin: • ezels woon:

(synoniem: gedachteloos)

zin: OPDRACHT 11 Maak zelf anagrammen.

Kies een woord uit de woordenlijst. Probeer met alle letters van dat woord één of meer andere (onbestaande) woorden te maken. Gelukt? Laat een klasgenoot jouw anagram ontcijferen.

58

TRAJECT Nederlands 2   deel 1 Snoepen


deel 2

Š

VA N

IN

BELOVEN

1 Wat gebeurt er op de foto? Wat zie je waardoor je dat zegt? 2 Waar denk je aan? 3 Wat zouden de personen beloven? Waarover zouden ze het nog kunnen hebben? 4 Vind jij beloven iets gemakkelijks? Doe je dat dikwijls? Wat beloof je dan zoal? 5 Vertel kort wanneer je een belofte niet kon nakomen. Welk gevoel kreeg je daarbij? 6 Wat zie je (niet) in het beeld? Beschrijf. 7 Welk gevoel spreekt uit het beeld? 8 Waar zouden de jongeren zich kunnen bevinden? 9 Wanneer zou de foto gemaakt kunnen zijn? Door wie? Voor wie?

59


EEN, TWEE, DRIE PIANO Kristien Dieltiens

1

5

10

25

30

35

40

©

20

VA N

IN

15

Max keek door het kleine raampje naar buiten. De septemberzon gaf nog warmte. Maar waar hij zat, was het donker en kil. Zeker meer dan honderd mensen zaten hier bij elkaar in de kazerne van Mechelen. Hij had het bord gelezen toen ze met de vrachtwagen waren binnengereden. Wat was hij dom geweest om Helena alleen achter te laten! Hoe had dit kunnen gebeuren? Max overliep in gedachten de voorbije dag. Alles was begonnen deze ochtend. Ze hadden in drie dagen geen brood meer gegeten. Helena had geknabbeld op de laatste wortel en hij had zich tevredengesteld met een kommetje havervlokken, geweekt in water. ‘Ik ga naar Lena’, zei Max. ‘Zij heeft mama beloofd om ons iedere dag eten te brengen. Als zij niet naar hier komt, ga ik naar haar.’ ‘Blijf je niet te lang weg?’ Helena keek hem met haar donkere ogen smekend aan. ‘Ik ben zo bang als ik alleen ben.’ ‘Ik beloof het’, had hij geantwoord. De angst in het gezicht van zijn zesjarig zusje was duidelijk te zien. ‘Ik ben zo terug. Je bent trouwens niet alleen’, grapte hij, ‘het huis krioelt hier van de muizen.’ Het grapje kwam niet aan, ze bleef angstig kijken. Haar huid was even wit als de lakens waaronder ze lag. En de koortsblossen op haar wangen waren onrustwekkend. Kon hij haar maar iets geven! Een medicijn tegen de koorts of wat vers fruit voor extra vitamientjes. Ze zou zo weer beter zijn, daar was hij van overtuigd. Hij moest iets doen! Anders zou ze nog zieker worden. Voor haar zorgen, dat moest hij. Hij had het mama en papa enkele weken geleden beloofd. Toen ze nog samen waren. Toen ze nog een gezin vormden dat alles had geprobeerd om de oorlog uit hun leven te houden. Papa was niet meer gaan werken. Mama liet de boodschappen brengen door Lena. De overbuurvrouw hoefde geen vrees te hebben om zich op straat te vertonen. Ze droeg geen ster op haar jas. Zo goed als ze kon probeerde ze aan extra levensmiddelen te geraken. Iedere dag minder brood, aardappelen, boter of melk. Niemand klaagde. ‘We zijn nog samen’, had mama gezegd. Dit was nog voor de grote razzia twee weken geleden. Toen was er die warme nacht een vrachtwagen met gierende remmen in hun straat gestopt. Een tiental mannen van der Sicherheitspolizei kwam hun appartementsblok binnengerend. Ze bonkten op de deuren of trapten ze in. Alle inwoners, jong en oud, werden naar buiten gecommandeerd. Papa had hen net op tijd in de lege ruimte van de piano laten klimmen. Hij had een maand eerder de piano omgebouwd tot verstopplaats. ‘Je weet maar nooit’, had hij gezegd. ‘In de buik van de piano passen precies twee kinderen.’ Mama weende toen papa het binnenwerk van de piano eruit haalde. En hij, Max, net dertien jaar geworden, besefte toen ten volle dat de oorlog levensgevaarlijk was geworden voor iedereen die een ster droeg. Hij zou nooit meer piano spelen. Helena was toen nog niet ziek. En nog niet bang. De oorlog was nog niet in haar hoofdje binnengedrongen. Ze had tegen haar pop gefluisterd. ‘Jij mag je samen met mij verstoppen. Dan spelen we van één, twee, drie piano.’ Papa had met hen geoefend. ‘Hoe snel kunnen jullie in de piano geraken?’ vroeg hij lachend. Het was geen echte lach. Het was iets dat daarop moest gelijken om Helena niet bang te maken. De laatste keer was het hen gelukt om in zestig seconden erin te kruipen. ‘Eén, twee, drie piano’, giechelde Helena in een bolletje naast hem. ‘Je moet stil zijn als we hierin zitten’, had Max gezegd.

woord

de kazerne: gebouw bestemd voor soldaten, brandweer … krioelen: zich in alle richtingen door elkaar bewegen, wemelen de (koorts)blos: rode kleur van de wangen onrustwekkend: onrustbarend, zorgwekkend de razzia: actie waarbij op grote schaal mensen worden opgepakt gieren: zich snel, fluitend of huilend voortbewegen

60

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


60

65

70

75

80

85

IN

55

VA N

50

©

45

Die warme augustusnacht was het gebeurd. De razzia, het geklop en gestamp op de deuren bij de onderburen. ‘Kinderen, vlug de piano in!’ riep papa. De bevelende stemmen kwamen dichterbij. Mensen weenden en krijsten door elkaar. Als vee werden ze naar de open vrachtwagen geduwd. ‘Max, ze zullen ons meenemen’, sprak papa haastig voor hij het deksel van de piano sloot. ‘Beloof me dat jij voor Helena zorgt!’ ‘Ik beloof het’, fluisterde Max in de enge ruimte waar nauwelijks plaats was voor twee. ‘Het is hier zo donker’, jammerde Helena. ‘Helena, nu moet je stil zijn! Als het je lukt, krijg je als we terugkomen een cadeautje’, beloofde mama met snikken in haar stem. Het hielp. Max hoorde stampende laarzen in de traphal. ‘Mama, hoe moeten we aan eten geraken?’ Zijn stem klonk raar in de buik van de piano. ‘Lena zal voor jullie zorgen heeft ze beloofd. We komen jullie vlug halen’, fluisterde mama tegen de achterwand van de piano. ‘Nu mogen jullie geen kik geven!’ Toen werd de deur open gestampt. Het geluid van laarzen, Duitse bevelen, harde stemmen, het angstige roepen van mama, stoelen die omvielen, kasten die open werden gemaakt. Alles werd gecontroleerd. ‘Waar zijn de kinderen?’ riep een man met een Duitse tongval. ‘Die zijn er niet’, zei papa. Max trok Helena dicht tegen zich aan en hield zijn hand voor haar mond. Hij voelde het trillen van haar lijfje. De kamers werden onderzocht, meubels opzij getrokken, de linnenkist geopend. Aan de piano werd niet geraakt. Roffelende voetstappen op de trap. Mama’s jammerende stem in de verte. Een vrachtwagen die vertrok. Daarna werd het stil. Hoelang ze er hadden gezeten, wist Max niet. ‘Ik moet pipi doen’, fluisterde Helena met een bibberstemmetje. Toen ze uit de piano klommen was er geen levende ziel meer te bespeuren. Ze bleven binnen en durfden zich niet aan het raam te vertonen of een licht aan te steken. Precies twee weken hadden ze hun honger kunnen stillen met wat er in de kast was achtergebleven. Lena was niet gekomen. Misschien had ze niet durven komen, dacht hij. Ja, dat moest het zijn geweest. Lena zou nooit haar belofte breken. Dus was hij, op klaarlichte dag, de straat overgestoken. Naar het huis van Lena. Net toen er weer een vrachtwagen stopte in de straat. Voor hij het besefte, had iemand hem bij zijn kraag gegrepen. De kraag van zijn vestje met een ster op.

woord

Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Kristien Dieltiens.

de kik: flauw keelgeluid geen kik geven: geen geluid maken de tongval: dialect

61


les

Beloofd is beloofd

1

gepast register inzetten bij spreken

feit en mening onderscheiden overtuigen met filmpje

kiezen tussen formeel en informeel

1

‘Belofte maakt schuld’ Beantwoord deze vragen mondeling. Werk per twee.

IN

OPDRACHT 1

1 Aan wie heb jij recent iets beloofd? Waarover ging het? Herinner je je nog hoe je dat verwoord hebt? Probeer het voor je klasgenoot opnieuw.

VA N

2 Kies een van deze situaties of contexten. Wat zul je beloven? Aan wie? Hoe breng je de boodschap? Denk daarbij ook na over het taalregister. Noteer achter de situaties een F voor formeel taalgebruik en een I voor informeel taalgebruik. a Je komt met een slecht rapport thuis.

b Na de film ben je in de stad blijven hangen. Je kwam meer dan een uur later thuis dan afgesproken.     c Je vergat de verjaardag van je beste vriend(in).

©

d Voor de les lichamelijke opvoeding ben je nog maar eens je sportschoenen vergeten. Je wilt liever geen sanctie …     Enkele duo’s brengen hun suggestie voor de klas. 3 Voor welke van de vorige situaties of contexten bestaat er een officieel reglement waar je je aan moet houden? a Over welk reglement gaat het? b Hoe heb je daar je ‘belofte’ getoond? Heb jij daarbij alleen beloftes aangegaan? Wie nog, en hoe gebeurde dat? c Zoek in dat reglement een regel waar je moeite mee hebt, maar waarbij je toch beloofd hebt om je eraan te houden. Noteer met sleutelwoorden waarover de regel gaat.

woord

recent: nog niet lang geleden, onlangs

62

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


hoe Formeel en informeel: het gepaste register Wanneer zender en ontvanger elkaar goed kennen en elkaars gelijken zijn, spreek je van een informele situatie. De zender kan ervoor kiezen om Standaardnederlands of dialect te gebruiken. Wanneer zender en ontvanger elkaar niet of niet goed kennen of wanneer een van beide hoger geplaatst is, spreek je van een formele situatie of context. De zender gebruikt in een formele situatie of context altijd Standaardnederlands. Denk na over de situatie of context en gebruik zeker in formele situaties het gepaste taalregister: de standaardtaal!

OPDRACHT 2

Onderzoek het reglement.

1 Bekijk het kampreglement.

IN

Kampreglement

Het Kamp Rock Solid Friends belooft superleuk en gezellig te worden, maar natuurlijk is het van belang dat we een aantal regels met elkaar afspreken om het kamp gezellig te houden.

VA N

1 Alcohol is verboden! Dat kan tot vrijdagavond, zonder consequenties, worden ingeleverd bij de leiding. Wanneer later toch blijkt dat je alcohol bij je hebt of gebruikt hebt, word je naar huis gestuurd. 2 Wanneer de leiding praat, is het stil.

3 ‘s Nachts zijn de slaapkamers om te slapen: houd rekening met je kamergenoten! Je bent ’s nachts alleen op je eigen kamer, niet op de kamer van anderen. Wanneer de leiding merkt dat je die regels overtreedt en er sprake is van overlast, zul je daarop aangesproken worden. Wanneer dat niet afdoende blijkt, kan dat verdere gevolgen hebben. Zie ook punt 8. 4 De corveegroep doet zijn werk uitmuntend!

©

5 De keuken is voor de leiders, alleen na toestemming mag je naar binnen. 6 Alleen wanneer de leiding het aangeeft, mag je van het terrein af. 7 We gebruiken geen (smart)phones tijdens activiteiten (diensten en spellen e.d.), tenzij leiding dat van je vraagt of je toestemming geeft. 8 We maken er met elkaar een superleuk en gezellig kamp van! Pesterijen of op een negatieve manier het kamp beïnvloeden horen daar niet bij. Wanneer we dit toch vaststellen, zullen we je hierop aanspreken. Wanneer dat niet genoeg blijkt, kun je ook naar huis gestuurd worden. ‘Kampreglement’, jeugdkampngkapeldoorn.wordpress.com

a Hoe is het kampreglement opgebouwd? Bespreek samen. b Regels moet je goed begrijpen om ze te kunnen volgen. Welke woorden in het kampreglement begrijp je niet? Markeer. Waar en hoe vind je de verklaring? LES 1 Beloofd is beloofd

63


+

c Waarop zou het verschillend gebruik van het onderwerp kunnen wijzen (soms ‘we’ en dikwijls ‘je’)? d Wat zou het effect zijn als de ‘wij-vorm’ overal door de ‘je-vorm’ vervangen werd of omgekeerd? Verduidelijk met een voorbeeld.

2 Stel in de klas een eigen reglement op. Werk per drie. a Maak een keuze: Pesten kan niet Antirookreglement De ‘groene’ klas Gebruik van (smart)phones in de klas Ander thema: …

VA N

• • • • •

IN

b Stel samen drie regels voor. Noteer die op een apart blad.

c Wissel die uit met een andere groep. De tweede groep vult aan met minstens één extra regel en geeft feedback op de regels.

©

• Zijn de regels duidelijk? Zijn ze haalbaar? • Zou je aan de formulering iets aanpassen? Is het gebruik van het onderwerp goed gekozen (Je? Wij?) Onderzoek de zinnen: werk je met bevelende zinnen? Breng je variatie in de zinnen? Zijn de zinnen te lang? d Bekijk de aanvulling en de feedback. Bespreek samen. e Enkele groepen presenteren hun reglement aan de klas. Organiseer daarna een stemming en kies welk reglement de klas wil opnemen. f Noteer het gekozen reglement op een poster, onderteken het met z’n allen en hang het op.

64

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


Gebruik feiten en meningen OPDRACHT 3

Onderzoek de meningen en regels op het internaat.

1 Ook op het internaat bestaan er regels. Bespreek deze vragen klassikaal. a Ben je zelf op internaat? Geef een van de regels die je goed vindt en een die je vervelend vindt. b Ben je niet vertrouwd met het internaat, bedenk dan zelf een regel waar je achter kunt staan en een regel die je niet zo fijn vindt. 2 Bekijk de filmpjes van enkele bekende Vlamingen die getuigen over hun leven op het internaat. Wat hebben ze gemeen? Die personen vertellen over hun ervaringen.

IN

• Wat verwacht je te zien? • In welk filmpje vind je een verwijzing naar een reglement? • Welke regel zou dat kunnen zijn? Verwoord die eens.

VA N

• Waarom zouden regels belangrijk zijn op het internaat?

• Wat zou het doel van de filmpjes zijn?

• Brengen de getuigen vooral feiten of meningen?

©

2

• Geef een voorbeeld van een feit en een voorbeeld van een mening. – feit:

– mening:

• Welke term zou je dan bij de filmpjes plaatsen: objectief of subjectief? 3 Werk verder in groepjes van twee of drie. Zoek online twee filmpjes van een internaat van een school. Vergelijk beide filmpjes. • Over welke scholen gaat het? • Hebben beide filmpjes dezelfde bedoeling? Welk doel? • Hoe brengen ze het internaat in beeld? Wordt er gefilmd? Gebruiken ze foto’s? Wordt er gespeeld met kleur? Krijg je veel tekst: gesproken of geschreven? • Krijg je feiten en meningen? Waarover gaan de feiten vooral? Geef ook een mening uit beide filmpjes. • Zijn de filmpjes objectief of subjectief? Of krijg je een mengvorm? Verduidelijk. Maak een vergelijkend schema.

woord

objectief: op basis van feiten, los van eigen mening of interpretatie subjectief: niet gebaseerd op feiten, met eigen meningen

LES 1 Beloofd is beloofd

65


OPDRACHT 4

Bekijk de foto’s. Kies een persoon en beschrijf die in minstens vier zinnen.

Duid de persoon aan op de foto. Werk daarna op een apart blad. • Verwerk in je beschrijving minstens vier bijvoeglijke naamwoorden. • In een eerste deel van je beschrijving geef je alleen feiten. In een tweede deel geef je ook je mening over de persoon.

VA N

IN

• Jouw beschrijving gaat verder dan wat de foto je vertelt. Fantaseer maar!

©

wat

Feit en mening – objectief en subjectief Een feit is iets wat vaststaat of echt gebeurd is. Een mening geeft aan wat iemand over iets denkt. Feiten zijn objectief, meningen zijn subjectief.

waarheen Je kunt: • het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen en weten wanneer je wat gebruikt; • regels op een heldere manier formuleren; • feiten en meningen onderscheiden; • uit boodschappen feiten en meningen halen; • objectief en subjectief aan een uitspraak koppelen.

66

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


Overtuig de ander! Sta je sterk en kun jij de anderen overtuigen? Toon je overtuigingskracht in een filmpje van één minuut. Verwerk daarin minstens een feit en een mening.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Kies een thema: waarom zit je op internaat; waarom ben je lid van een sportclub of jeugdbeweging; waarom zit je op deze school; waarom koos je voor deze richting; waarom … ? Of kies zelf in overleg met de leraar een ander thema.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Maak praktische afspraken. Je komt alle twee in beeld en filmt de getuigenis. Of je spreekt af met een ander duo dat je elkaar filmt. Waar kunnen de filmpjes geüpload worden? Tegen wanneer?

Uitvoeren

VA N

3 Maak een scenario: wie zal wat zeggen? Gebruik een spreekplannetje met de kern van de boodschap. Stel het op met enkele sleutelwoorden.

o

v

u

r

4 Breng je boodschap op een overtuigende manier in beeld. Zorg ervoor dat iedereen je goed begrijpt: spreek rustig en duidelijk, gebruik Standaardnederlands.

o

v

u

©

Reflecteren

r

5 Vul de uitspraken aan met een score, voor jezelf en voor een klasgenoot. De score gaat van 1 tot 4. • 1 staat voor onvoldoende of helemaal niet. • 2 betekent voldoende, je houdt voldoende rekening met het criterium. • Als je 3 aanduidt, betekent dat goed. • Een 4 staat voor zeer goed tot uitstekend. Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je brengt de boodschap overtuigend.

1234

1234

De boodschap bevat minstens een feit en een mening.

1234

1234

Je brengt de boodschap op een vlotte manier en leest niet van je spreekplan af.

1234

1234

Je gebruikt Standaardnederlands.

1234

1234

Je spreekt duidelijk (articulatie).

1234

1234

Je spreekt rustig en zonder haperingen (tempo).

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

LES 1 Beloofd is beloofd

67


les

Feiten of fabels?

2

digitale tekst controleren

woordgroepen tellen

zinnen onderzoeken

1

wederkerend voornaamwoord herkennen en gebruiken

spellingchecker gebruiken

stellingenspel spelen

Verzonnen of echt? OPDRACHT 1

Denk na over deze uitspraken.

1 Een mens slikt per jaar acht spinnen in.

IN

2 Je lichaamslengte is gelijk aan je spanwijdte. 3 Voor iedere 100 000 Pickwick theelabels die je spaart, wordt een rolstoel gegeven aan een bejaarde. 4 Van een tekenbeet word je altijd ziek.

VA N

5 Charlie Chaplin werd na zijn dood ontvoerd.

Is de uitspraak een feit of een fabel, een verzinsel? Geef je mening! Je hebt twee mogelijkheden: je bent het eens met de uitspraak of je gaat er niet mee akkoord. Aan jou de keuze. Wie het eens is, staat op. Wie niet akkoord gaat, blijft zitten. Let op, je moet je mening wel duidelijk kunnen verwoorden. OPDRACHT 2

Lees en onderzoek de zinnen in de tekst.

©

Kies een van de vijf uitspraken uit de vorige opdracht. Lees de tekst die bij het feit of fabeltje hoort. Voer de opdracht uit en controleer met een klasgenoot die dezelfde uitspraak koos. Onderzoek de zinnen en de zinsdelen. • Stel de juiste sleutelvraag. • Gebruik daarvoor de taalpuzzel. • Duid de bepaling nog niet aan.

Bekijk het instructiefilmpje met de verschillende sleutelvragen. De vragen zullen je helpen om de taalpuzzel op een goede manier te gebruiken.

woord

de spanwijdte: afstand tussen twee (steun)punten, afstand tussen de vleugeluiteinden van een vogel of vliegtuig de fabel: verzinsel, korte vertelling waarin dieren of dingen als handelende personen optreden en met een boodschap waaruit je iets kunt leren

68

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


LES 2 Feiten of fabels?

69

werkwoordelijk gezegde naamwoordelijk gezegde

zin

Š voorwerp

VA N

onderwerp

IN

bepaling

rest van de zin / andere zinsdelen


VA N

IN

1 Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd? Wie doet er iets? Wie is of wordt er iets? ONDERWERP

5 Welke woorden zeggen wat, aan wie of voor wie iemand iets is of doet? VOORWERP (LV / MV / ANDERE VOORWERPEN)

©

2 Wat wordt over het onderwerp gezegd? REST VAN DE ZIN / ANDERE ZINSDELEN

wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor iemand iets doet of wanneer, waar, waarmee, waardoor BEPALING

Een zin is een betekenisvolle boodschap en kan bestaan uit ONDERWERP + ANDERE ZINSDELEN. DE ZIN

3 Welke woorden zeggen wat het onderwerp doet, wat ermee gebeurt? WERKWOORDELIJK GEZEGDE

4 Welke woorden zeggen hoe, wie of wat het onderwerp is of wordt? NAAMWOORDELIJK GEZEGDE

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN

70


1 Een mens slikt per jaar acht spinnen in. Niet waar. Lisa Holst, een Amerikaanse columniste voor een computerblad, ergerde zich dood aan alle nep‘feiten’. Je vindt die op internet. Bijna iedereen neemt ze klakkeloos over. Ze schreef er een pinnige column over. Die sloot ze af met een waslijst aan verzonnen feiten. Volgens Lisa Holst zouden mensen die onmiddellijk geloven. Op die lijst stond ook de stelling dat mensen per jaar gemiddeld acht spinnen inslikken. Lisa Holst schreef haar column in de jaren negentig. Ruim vijftien jaar later is de lijst met bizarre ‘feiten’ die Holst bedacht nog altijd een van de populairste e-mail-hoaxes. Naar: ‘Spinnen’, www.feit-of-fabel.nl

2 Je lichaamslengte is gelijk aan je spanwijdte.

VA N

IN

Niet waar. De man van Vitruvius is een van de beroemdste prenten van Leonardo da Vinci. Het toont een man in een vierkant en een cirkel. Zijn lichaamslengte blijkt precies gelijk aan de afstand van middelvingertop tot middelvingertop bij gestrekte armen. Da Vinci baseerde zich op de Romeinse architect Vitruvius. Hij had die overeenkomst als eerste ontdekt, op eigen metingen. Het middelpunt van de uitgestrekte armen is de navel. De lengte van iemands uitgestrekte armen is gelijk aan zijn hoogte. Dit schreef hij bij zijn illustratie. Pas aan het eind van de negentiende eeuw gingen ze nog eens nameten. Bij ongeveer 60 procent van de volwassen mannen is de spanwijdte groter dan de lengte. Bij de vrouwen is dat ongeveer 20 procent. Van enige overeenkomst is dus eigenlijk geen sprake. Naar: ‘Vitruvius’, www.feit-of-fabel.nl

3 Voor iedere 100 000 Pickwick theelabels die je spaart, wordt een rolstoel gegeven aan een bejaarde.

©

Het verhaal is niet waar. Om de zoveel jaar is het raak. Dan duikt opeens het verhaal op. Het sparen van theelabels, barcodes of logo’s van een bepaald merk zou voor rolstoelen zorgen. De fabrikant geeft rolstoelen weg aan bejaarde mensen of gehandicapte kinderen. Pickwick, Douwe Egberts, Verkade, Appelsientje hebben in de loop der jaren wel een keer te maken gekregen met een van de hardnekkigste broodjeaapverhalen. In Noord-Brabant en Gelderland verzamelden consumenten massaal theelabels. Een bejaarde mevrouw had een kilo aan theelabeltjes weten te verzamelen. Mensen belden Pickwick geregeld. Want ze hadden voldoende zegels gespaard. Graag wilden ze weten waar ze de zegels naartoe moesten sturen. Het is een welbekend broodjeaapverhaal. Ze vragen zich af waar het vandaan komt. Naar: ‘Pickwick’, www.feit-of-fabel.nl

woord

pinnig: scherp, fel, bits de column: regelmatige (min of meer kritische en op een vaste plaats verschijnende) bijdrage in een krant of een weekblad de hoax: Engels woord voor poets, nep, bedrog, truc, oplichterij, broodjeaapverhaal. Het woord is waarschijnlijk een samentrekking van hocus pocus.

LES 2 Feiten of fabels?

71


4 Van een tekenbeet word je altijd ziek. Gelukkig niet. Teken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. Dat doen alleen teken die zelf besmet zijn met de Borrelia-bacterie. Ongeveer één op de vijf teken draagt die bacterie bij zich. De andere maken je dus niet ziek. Naar schatting loopt 1-3 procent van de mensen na een tekenbeet de ziekte van Lyme op. Meestal houd je dus niets over aan een ontmoeting met een teek. Teken vallen uit bomen bovenop je Veel mensen denken dat teken zich uit een boom op je hoofd laten vallen. Dat is een fabeltje. Teken leven liever wat lager bij de grond dan in bomen. Ze kunnen ook niet naar een slachtoffer springen of vliegen. Meestal klimmen teken als ze honger krijgen via een grasspriet of stengel een eindje omhoog. Daar wachten ze tot er een mens of een dier langskomt. Ze verheugen zich op een lekkere maaltijd. Vervolgens stappen ze van de stengel over op de voorbijganger. De teek stort zich op het been van zijn gast.

5 Charlie Chaplin werd na zijn dood ontvoerd.

IN

Naar: ‘7 feiten en fabels over teken’, www.gezondheidsnet.nl

©

VA N

Dat verhaal is helaas waar. Sir Charles Chaplin overleed in zijn slaap op Kerstmis 1977. Hij was 88 jaar. Begin maart 1978 werd het lichaam van Chaplin opgegraven. Het werd ontvoerd van de begraafplaats in Corsier-sur-Vevey. De familie van Chaplin kreeg brieven. Daarin vroegen ze 600 000 dollar losgeld. De familie onderhandelde bijna twee maanden met de ontvoerders. Tegen die tijd had de Zwitserse politie uitgezocht wie de daders waren. Twee Oost-Europese vluchtelingen werden in mei 1978 gearresteerd. Zij bekenden de ontvoering. De ontvoerders wezen de politie de weg naar een korenveld in Villeneive. Ze hadden daar de kist met het lichaam van Chaplin verstopt. Onderzoekers haastten zich naar die plaats. Daar vonden ze het lichaam van Charlie Chaplin. Chaplin werd herbegraven in een zwaar betonnen grafmonument. Naar: Chaplin, www.feit-of-fabel.nl

wat

De zin Een zin is een betekenisvolle boodschap en bestaat uit zinsdelen. Bv. Teken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. Als je die zin nader bekijkt, vind je over wie of waarover iets gezegd wordt (het onderwerp) en wat er over dat onderwerp gezegd wordt: de rest van de zin. Bv. Teken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. Stel je deze vragen. • Welke woorden zeggen wat het onderwerp doet, wat ermee gebeurt? Dan spoor je het werkwoordelijk gezegde (wwg) op. (doen-relatie) Bv. Teken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. • Welke woorden zeggen hoe, wie of wat het onderwerp is of wordt? Dan vind je het naamwoordelijk gezegde (nwg). (zijn-relatie) Bv. Het verhaal is niet waar.

72

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


• Welke woorden zeggen wat, aan wie of voor wie iets is of doet? Met die vraag leer je de voorwerpen (lv en mv en andere voorwerpen) benoemen. Bv. T eken kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. De fabrikant geeft rolstoelen weg aan bejaarde mensen of gehandicapte kinderen. • Welke woorden zeggen wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor iemand iets doet OF wanneer, waar, waarmee, waardoor iemand iets is of wordt? Met die vraag zoek je in de zin naar meer informatie, naar de bepalingen. Bv. Sir Charles Chaplin overleed in zijn slaap op Kerstmis 1977.

OPDRACHT 3

Lees het lijstje van uitspraken; feiten en fabeltjes staan door elkaar.

1 Deel ze in.

IN

• Markeer FEIT of FABEL achter de uitspraak. • Vergelijk daarna met je buur. FEIT / FABEL

b Psoriasis is besmettelijk, dus contact met de patiënt is gevaarlijk.

FEIT / FABEL

c Een spellingchecker in Word verbetert alle spelfouten in je tekst.

FEIT / FABEL

d Een fabel is een korte, verzonnen vertelling met een wijze levensles voor de lezer of luisteraar. In een fabel komen meestal pratende dieren als handelende personen voor.

FEIT / FABEL

e Muizen zijn gek op kaas.

FEIT / FABEL

f Een broodjeaapverhaal is een verzonnen verhaal, waarin de hoofdpersoon meestal iets gruwelijks overkomt. Mensen vertellen het verhaal als waargebeurd door. Vaak geloven ze die verhalen. Broodjeaapverhalen spelen in op universele angsten. Soms duiken ze over de hele wereld op als een soort mythe.

FEIT / FABEL

g Japanners staan bekend om hun gekke producten.

FEIT / FABEL

©

VA N

a Reigers liften soms mee met nijlpaarden. Zo kunnen ze goed over het water kijken.

2 Onderstreep de onderwerpen, zodat je precies weet waarover of over wie iets wordt gezegd. 3 Zoek daarna het gezegde. Markeer de woorden die zeggen wat het onderwerp is of wordt, of wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. Controleer je antwoorden met de correctiesleutel en vraag indien nodig uitleg aan je buur. 4 Vervang in drie zinnen het onderwerp door andere woorden (een woord of een woordgroep). Zorg ervoor dat de boodschap duidelijk blijft. Een beetje fantasie zorgt voor grappige situaties. Speel maar met je taal! Gebruik een apart blad. a Welke woorden zul je aanpassen als je een onderwerp in het enkelvoud vervangt door een onderwerp in het meervoud?

woord

de psoriasis: huidziekte gekenmerkt door rode vlekken bedekt met witte schilfers universeel: over de hele wereld

LES 2 Feiten of fabels?

73


b Verplaats het onderwerp in de zinnen. Denk na over de betekenis van de talige boodschap. Werk op een apart blad. Vertel wat er met de boodschap gebeurt als je het onderwerp verplaatst. c Vervang mondeling in dezelfde zinnen het wwg of nwg. d Welke mogelijkheden bestaan er om het wwg en nwg te vervangen?

wat Woordgroep en zinsdeel Een woordgroep is een eenheid die meer omvat dan een woord en minder dan een zin. Een rij woorden die zomaar zonder verband achter elkaar staan, vormt geen woordgroep. Bv. Sierlijke reigers surfen af en toe mee met logge nijlpaarden.

IN

Een zinsdeel bestaat uit één woord of een woordgroep; de woorden hebben een nauwe band met elkaar in de zin. Bv. De fabrikant geeft rolstoelen weg aan bejaarde mensen of gehandicapte kinderen.

VA N

Deze voorbeeldzin bestaat uit vier zinsdelen (het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp) en uit vijf woordgroepen.

tip

Soms vallen het aantal woordgroepen en het aantal zinsdelen samen.

• • • • • •

©

5 Onderzoek in duo’s het werkwoordelijk gezegde in de zinnen uit de teksten van opdracht 2. Lisa Holst, een Amerikaanse columniste voor een computerblad, ergerde zich dood aan alle nep’feiten’. Da Vinci baseerde zich op de Romeinse architect Vitruvius. Ze vragen zich af waar het vandaan komt. Ze verheugen zich op een lekkere maaltijd. De teek stort zich op het been van zijn gast. Onderzoekers haastten zich naar die plaats.

a Noteer de infinitieven van de werkwoorden onder A. A werkwoorden met …

B werkwoorden met … zich wassen zich scheren zich aankleden zich verwonden zich inschenken zich verschaffen

74

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


b Bouw met de ingevulde werkwoorden korte zinnen. • Gebruik een enkelvoudig en meervoudig onderwerp. • Vervang het onderwerp door persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, u, zij, hij, wij, jullie en ze. Schrijf de zinnen op een apart blad. c Onderzoek de zinnen. Kun je zich, me, ons, je … weglaten of vervangen door andere woorden? JA/NEE d Naar wie of waarnaar verwijzen die woordjes? e Wat merk je op als je het onderwerp verandert van persoon of getal? f Met welk woord zijn de verwijswoorden nauw verbonden? g Waartoe behoren de verwijswoorden (me, je, zich …)? h Bouw zinnen met de werkwoorden in kolom B.

IN

VA N

i Onderstreep de verwijswoorden: zich, me … Vervang ze door een woord of woordgroep. Kun je de verwijswoorden weglaten? JA/NEE

©

j Welk verschil merk je op tussen de werkwoorden in kolom A en die in kolom B? Vul de tabel in. A werkwoorden met …

B werkwoorden met …

k Markeer de werkwoorden met een verplicht wederkerend voornaamwoord in de reeks. Onderzoek de werkwoorden en de verwijswoorden door zinnen te bouwen. zich vergissen, zich inschenken, zich gedragen, zich aanmelden, zich inbeelden

LES 2 Feiten of fabels?

75


wat Het wederkerend voornaamwoord Sommige werkwoorden hebben een (verplicht) wederkerend voornaamwoord bij zich. Het komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Bv. zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen, zich afvragen, zich bekommeren om, zich bemoeien met, zich haasten, zich inbeelden, zich verheugen op … Bv. Hij herinnert zich de mooie momenten samen. g zich herinneren Ook de vorm ‘wederkerend voornaamwoord + zelf’ wordt tot de wederkerende voornaamwoorden gerekend.

OPDRACHT 4

Verzin zinnen bij de foto’s. Gebruik het gepaste werkwoord.

1 Bouw bij elke foto een zin met het werkwoord dat erbij past.

IN

zich haasten, zich verplaatsen, zich bedenken

D

©

C

B

VA N

A

2 Onderzoek je eigen zinnen bij de foto’s. Werk met z’n tweeën. a Markeer het onderwerp in het geel en het werkwoordelijk gezegde in het groen. b Bij welk werkwoordelijk gezegde duidde je ook het wederkerend voornaamwoord aan? c Waarom deed je dat?

76

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


d Vervang in een van de zinnen het wederkerend voornaamwoord door een woord of woordgroep.

Feit of fabeltje over jezelf OPDRACHT 5

Vertel een feit of fabeltje over jezelf!

1 Zorg ervoor dat je klasgenoten het geloven. Wat heb jij ooit aan iemand beloofd? Schrijf minstens drie zinnen. (onderwerp + rest van de zin) Onderstreep in de zinnen het nwg of wwg. Wil je dat de anderen je geloven, dan is het belangrijk om je taal te verzorgen en geen spelfouten te maken. 1 2 3

IN

2 Digitaliseer je feit of fabeltje en laat de spellingchecker erop los. Welke fouten geeft de spellingchecker aan? 3 Herinner je je het antwoord nog? Een spellingchecker in Word verbetert alle spelfouten in je tekst.

Kimono

VA N

• Welke fouten duidde de spellingchecker in je tekst aan? • Lees de tekst op het scherm en kijk of de spellingchecker alle fouten aanduidt.

De vrouw en op Japanse kleuren hout sneden dragen vaak zogenaamde kimono’s. Een kimono is een traditioneel Japans kleding stuk: een losse man tel of jap on met wij de mouw en die met een ceintuur word dicht ge bond en. Een traditionele kimono is van zij de gemaakt en kost nieuw zo’n 60 000 euro! De mees te kimono’s word en van moeder op dochter door ge geven. Mees tal gaat een kimono drie generaties mee. Naar: DADA Japan. Plint

• Zitten er spelfouten en andere fouten in de tekst? Welke fouten worden niet aangeduid? • Herschrijf de tekst in Word. Knip en plak even de tekst over de kimono. • Wat kun je daaruit besluiten voor het gebruik van de spellingchecker?

©

2

• Ken je andere online tools om je te helpen voor spelling? Welke? 4 Als je de definitie van het Japanse woord ‘Yokai’ in Word plakt, rekent de ‘spellingcontrole’ alles goed. De fouten in de tekst ziet de spellingcontrole dus over het hoofd. Yokai Yokai is een vers zamel naam voor al lemon sterk en demo neen die in oude volks ver halen werd en op gevoerd als ver klaar ring voor ge beurt en is sen die niemand kon uit leg gen. Naar: ‘ABC’, DADA Japan. Plint

Herschrijf met z’n tweeën de definitie. Bespreek samen: wat kan een spellingcontrole wel/niet?

woord

de definitie: samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip, zodat het niet met een ander verward kan worden, begripsbepaling

LES 2 Feiten of fabels?

77


hoe De digitale spellingchecker Als je een digitale spellingchecker gebruikt, bekijk je de woorden die de checker met een rode gebogen lijn heeft onderstreept. Maar let goed op! • Sommige namen kent de computer niet, maar zijn wel juist geschreven. • Dit programma haalt niet alle fouten uit je tekst: tik je een bestaand woord correct in, dan vindt de spellingchecker het juist, hoewel het woord misschien helemaal niet in de zin past. Wie aan de juiste spelling van een woord twijfelt, past best de juiste spelregels toe of zoekt het woord op in de onlineversie van het woordenboek: www.vandale.nl/opzoeken.

woordenlijst.org onzetaal.nl/taaladvies www.taaltelefoon.be

IN

Of raadpleeg: • de woordenlijst: • Onze Taal: • de Taaltelefoon:

Je kunt:

78

een eigen mening in correcte zinnen verwoorden; een digitale tekst schrijven en daarbij de spellingchecker gebruiken; zinsdelen en woordgroepen van elkaar onderscheiden; zinsdelen (onderwerp, wwg, nwg en voorwerpen) herkennen en benoemen.

©

• • • •

VA N

Google raadplegen is niet verstandig, want je vindt er dikwijls fouten!

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN

waarheen


Het stellingenspel Probeer de andere groepen om de tuin te leiden en win het spel.

OriĂŤnteren

o

v

u

r

1 Met een groep van vier leerlingen zoek je bestaande en onbestaande feiten en fabeltjes. Je verpakt het feit of fabeltje in enkele duidelijke zinnen. Leg de uitspraken voor aan de andere groepen voor een stellingenspel. De groep die de andere groepen het meest om de tuin kan leiden, wint het spel!

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Start met een woordspin: noteer zo veel mogelijk onderwerpen waarrond je wilt werken met de groep.

IN

3 Kies er vier uit. Spreek af wie wat over het onderwerp wil vertellen.

4 Werk dit verder individueel uit met de computer. Zoek info op en verwoord het in minimaal drie, maximaal vijf zinnen. Gebruik de spellingchecker of een andere website om spelfouten te vermijden.

Uitvoeren

VA N

5 Elke leerling leest de eigen uitspraak voor bij het stellingenspel. Duid per groep een leerling aan die de score bijhoudt.

o

v

u

r

Š

6 Zoek voor elke zin de zinsdelen: o, nwg, wwg, de voorwerpen (lv, mv). Maak gebruik van de vragen in de taalpuzzel. Laat de groepsleden en - bij twijfel - de leraar de zinnen controleren. Breng de uitspraken in een volgende les voor de klas in de vorm van een stellingenspel.

Reflecteren

o

v

u

r

7 Leg in deze les de uitspraak voor aan de groep. Gebruik de checklist: je traject naar succes. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

De uitspraak bevat minimaal drie, maximaal vijf zinnen.

1234

1234

Je duidt het onderwerp, het wwg, het nwg, de voorwerpen (lv, mv) correct aan.

1234

1234

Je gebruikt de spellingchecker zoals geleerd in de les.

1234

1234

Je raadpleegt een andere website als hulpmiddel.

1234

1234

Zend de digitale versie van de groep ter controle naar je leraar.

LES 2 Feiten of fabels?

79


les

Beloven en doen is twee

3

tekstsoort herkennen

lay-out herkennen en verzorgen studietekst in schema gieten

vaardig en studerend lezen

1

Rug aan rug OPDRACHT 1

Zoek de tekstsoort en de hoofdgedachte of het centrale thema.

Neem een andere plaats in. Je start de les rug aan rug.

OPDRACHT 2

VA N

IN

• Leerling A krijgt een tekst van de leraar. Hij beschrijft wat hij ziet: de buitenkant van de tekst. • Leerling B luistert aandachtig. Hij probeert om de tekst met de aangereikte kenmerken te achterhalen en te benoemen. • Daarna leest leerling A de tekst globaal, terwijl leerling B het centrale thema zoekt en wat in de tekst aan bod zal komen. • Daarna draai je de rollen om. Onderzoek je eigen werkwijze. Wat belooft het meeste succes?

Hoe spring jij om met een studietekst? Markeer in de uitspraken wat voor jou past. Wees eerlijk! Hoe pak jij het aan?

Je bekijkt de buitenkant (lay-out en illustraties) van de tekst.

2

Je bepaalt de tekstsoort.

3

Je leest de tekst globaal en bepaalt het onderwerp en de hoofdgedachte(n).

4

Je zoekt in de alinea’s de sleutelwoorden.

5

Je leest de tekst onmiddellijk intensief.

6

Je vertelt meteen opnieuw wat je las.

7

Je past de woordleerstrategie toe of zoekt woorden op om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen.

8

Je maakt een schema dat bij de structuur van de tekst past.

9

Je let op signaalwoorden die het verband tussen de zinnen en alinea’s aangeven.

10

Je onthoudt het centrale thema of de hoofdgedachte(n).

11

Je probeert met behulp van het schema de inhoud van de tekst weer op te bouwen.

©

1

Omcirkel het nummer van de uitspraken die jou al het meest geholpen hebben. Vergelijk met je klasgenoot en vertel waarom het voor jou zo’n hulp is.

80

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN

soms

altijd nooit


OPDRACHT 3

Tekst en schema: volg de stappen en bouw een schema op.

1 Je leest de tekst oriënterend. • Je bekijkt de lay-out, illustraties, de titel, woorden in vetjes. • Je bepaalt de tekstsoort. • Je voorspelt en geeft aan wat je van het onderwerp weet. 2 Je leest de tekst globaal. • Je leest de titel en tussentitels of de eerste en laatste zin van de alinea. • Je bepaalt het hoofdonderwerp. • Je schrijft de hoofdgedachte(n) op. 3 Je leest de tekst intensief. • Je past de woordleerstrategie toe om de betekenis van de woorden te achterhalen. • Je zoekt verbanden in de tekst. • Voor elke alinea duid je de sleutelwoorden aan. De w-vragen kunnen je dikwijls helpen bij 4 Je leest de tekst studerend. het opstellen van een schema, eventueel • Je markeert de signaalwoorden. een mindmap. De antwoorden op die • Je zoekt naar de structuur van de tekst. vragen zijn ook sleutelwoorden van de tekst.

tip

IN

5 Je maakt met de sleutelwoorden een gepast schema. Tekst 1 Cheops

VA N

Cheops gaf alle Egyptenaren het bevel om voor hem te werken: zo verplichtte hij de enen rotsblokken uit de groeven in de Arabische bergen te halen en die naar de Nijl te slepen; hij gaf anderen de opdracht om die stenen op schepen naar de andere oever van de stroom te brengen om ze naar het Libische gebergte te sleuren. Er werd met 100 000 man tegelijk gewerkt. Elke groep werkte drie maanden. Men werkte tien jaar aan het aanleggen van een weg. Daardoor raakte het volk totaal uitgeput. Naar: Herodotos. Historiën (dl II, 124)

1 Lees de tekst oriënterend. Wat ontdek je over de tekst?

©

2 Lees de tekst globaal. Wat kom je te weten over het onderwerp?

3 Lees de tekst intensief. • Pas de woordleerstrategie toe om de betekenis van de woorden te achterhalen. • Zoek verbanden in de tekst. • Onderstreep in elke alinea de sleutelwoorden.

4 Lees de tekst studerend. • Markeer de signaalwoorden. • Zoek de structuur van de tekst.

5 Maak met de sleutelwoorden een schema. Welk schema kies je?

Bedenk ook een passende titel voor de tekst.

woord

de groef: inkerving, rimpel

LES 3 Beloven en doen is twee

81


oorzaak ZWAAR WERK g gevolg Tekst 2 Forensisch onderzoeker Wat doet een forensisch onderzoeker?

VA N

IN

‘De plaats delict is de plek waar een misdrijf is gepleegd. Daar worden sporen verzameld. Ik werk in een laboratorium. Daar onderzoek ik alle sporen die op de plek van het misdrijf werden gevonden. Dat zijn bijvoorbeeld bebloede kledingstukken, voorwerpen, wapens of zakjes gevuld met grond.’ Wat vertellen die sporen?

‘Ik doe onderzoek naar sporen die afkomstig zijn van dieren en planten. Stel dat de broek van een verdachte vol met hondenharen zit, dan kan de politie daar een conclusie uit trekken. Die persoon kan namelijk een hond als huisdier hebben of hij is op een plek geweest waar veel honden waren.’ Wat maakt jouw werk leuk?

©

‘Dankzij mijn onderzoek worden er mysteries opgelost! Eigenlijk werk ik altijd aan een puzzel. Aan een berken­ blaadje zie ik van welke berkenboom hij komt en ik weet precies van welke hond een haar is.’ Gaat het bij jullie net als in politieseries op televisie? ‘De apparaten die ze bijvoorbeeld in Crime Scene Investigation gebruiken zijn echt. Maar niet alles gaat zoals op tv. Ik heb geen pistool, ik ga niet in een mooie jurk en op hoge hakken naar een plaats van delict en ik arresteer ook geen verdachten. Dat doet de politie. Ook krijgen de onderzoekers in de politieseries altijd supersnel resultaten van een onderzoek. In het echt kan het wel een dag duren, omdat chemicaliën soms lang moeten intrekken.’ Gaat er weleens iets mis tijdens een onderzoek? ‘Soms komt mijn DNA op een bewijsstuk. Gelukkig komen we daar altijd supersnel achter, want we doen veel controles. Ook gaat er weleens iets mis als ik onderzoek doe naar harde materialen, zoals botten en ivoor. Ik stop stukjes van dit harde materiaal in een buisje met stikstof. Soms spat zo’n buisje uit elkaar en dan heb ik niets meer aan het materiaal. Gelukkig bewaar ik altijd wat stukjes, zodat ik opnieuw onderzoek kan doen.’ Los je veel zaken op? ‘Ja, maar soms ook juist niet! Dan blijkt uit mijn onderzoek dat de verdachte het niet gedaan kan hebben. De politie is dan een beetje teleurgesteld, want die wil het onderzoek graag afronden. Mij maakt het niet uit of een verdachte het wel of niet gedaan heeft. Ik vind het alleen belangrijk dat er bewijs is waarmee het aangetoond kan worden.’ Naar: Zo Zit Dat

82

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


1 Lees de tekst oriënterend. Wat ontdek je over de tekst?

2 Lees de tekst globaal. Wat kom je te weten over het onderwerp?

3 Lees de tekst intensief. • Pas de woordleerstrategie toe om de betekenis van de woorden te achterhalen. • Zoek verbanden in de tekst. • Onderstreep in elke alinea de sleutelwoorden.

4 Lees de tekst studerend. • Markeer de signaalwoorden. • Zoek de structuur van de tekst.

IN

5 Maak met de sleutelwoorden een schema. Welk schema kies je?

©

VA N

forensisch onderzoeker

woord

forensisch: gerechtelijk het delict: strafbaar feit de plaats delict: plaats waar een strafbaar feit heeft plaatsgevonden het mysterie: onbegrijpelijk iets, raadsel het pistool: vuistvuurwapen voor korte afstand; met het pistool op de borst = onder zware druk iets moeten beslissen de chemicaliën: scheikundige stoffen het DNA (afkorting van desoxyribonucleïnezuur): drager van alle erfelijke eigenschappen van mensen en dieren

LES 3 Beloven en doen is twee

83


Tekst 3 Bouwen in aardbevingsrijke gebieden In veel rijke landen wordt bij de bouw van huizen, gebouwen en constructies rekening gehouden met aardbevingen. Japan, dat op verschillende plaatgrenzen ligt en daarom een zeer hoog risico loopt, heeft de strengste bouwvoorschriften, maar ook de VS en Europa hebben regels opgesteld. Daarbij wordt er een variëteit aan structuren gebruikt om de energie van de aardbevingsgolven te verspreiden of te absorberen. Dat kan door de basis van het gebouw, de architectuur of het bouwmateriaal aan te passen. Voorbeelden van verstevigende structuren zijn dwarsbalken onder een gebouw, flexibele isolatielagen (meestal gemaakt van rubber), S-vormige of spiraal­ vormige stootkussens en hydraulische cilinders. In wolkenkrabbers wordt vaak een slinger met een zwaar gewicht bovenin het gebouw gehangen. Bij een windstoot of aardschok verplaatst de slinger zich (vertraagd) in dezelfde richting als het gebouw. Als een gebouw terugveert, vertraagt de slinger het heen-en-weerbewegen van het gebouw. Maar ondanks deze bouwaanpassingen zullen in de toekomst nog altijd gebouwen instorten. Een vernietigende aardbeving, al of niet gepaard met een tsunami, zoals in Fukushima in 2011, is daar het bewijs van.

IN

Naar: Terranova 4. Wommelgem, Van In

1 Lees de tekst oriënterend. Wat ontdek je over de tekst?

VA N

2 Lees de tekst globaal. Wat kom je te weten over het onderwerp?

4 Lees de tekst studerend. • Markeer de signaalwoorden. • Zoek de structuur van de tekst.

©

3 Lees de tekst intensief. • Pas de woordleerstrategie toe om de betekenis van de woorden te achterhalen. • Zoek verbanden in de tekst. • Onderstreep in elke alinea de sleutelwoorden.

5 Maak met de sleutelwoorden een schema. Welk schema kies je? Markeer. tabellenschema – T-schema – feitenketting – cyclisch schema

woord

de variëteit: verscheidenheid, afwisseling absorberen: opslorpen, opzuigen hydraulisch: werkend door vloeistofdruk de cilinder (meetkunde): lichaam, begrensd door een gebogen vlak en twee gelijke cirkelvlakken OF hol rond voorwerp

84

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


WAT? hoofdonderwerp WIE? WAAR?

VOORBEELDEN

VA N

IN

HOE?

verstevigende structuur:

©

wolkenkrabbers:

BESLUIT/SLOT

LES 3 Beloven en doen is twee

85


Tekst 4 Dienaren en slaven Jeanne Devos vecht met de schuldslaven tegen de slavernij

Naar: ‘Zuster Jeanne Devos’, www.readmylips.be

IN

Door haar werk en verschillende ontmoetingen kwam zuster Jeanne tot het besef dat armoede vooral vrouwen en kinderen treft, in het bijzonder zij die in slavernij leefden. Ze werd woest door de wandaden waarbij jonge meisjes uit hun geboortedorp werden gehaald om als bedienden in de stad te werken. ‘De meest uitgebuite mensen in India zijn seksslaven, meiden en verwaarloosde kinderen.’ Vanaf de jaren tachtig van vorige eeuw beslist zuster Jeanne voor hun rechten te gaan vechten in Mumbai. Met de hulp van drie andere zusters uit de congregatie organiseerde ze verschillende ontmoetingen tussen ‘kleine meiden’, zodat zij in groep konden opkomen voor hun rechten. Iedereen zei dat dit onmogelijk was en dat er nooit solidariteit zou ontstaan tussen huishoudhelpers. Maar zuster Jeanne ging door met haar plan. ‘We informeerden 200 vrouwen door een afspraak voor hen te maken op een gekozen dag. Ik hoopte dat 20 tot 30 van hen zouden opdagen, dat waren er uiteindelijk slechts zeven.’ Haar taak werd nog moeilijker gezien iedereen, met uitzondering van haar congregatie, haar actie boycotte. Dienaren werden verboden naar de vergaderingen te komen met als bedreiging ontslagen of geslagen te worden. Sommige bazen betaalden hun bedienden zelfs om niet te komen. ‘Tijdens die momenten begonnen we onvermijdelijk te twijfelen. We dachten dat we het niet konden doen, maar het kostte maar een telefoontje dat ons informeerde dat een meisje ergens verkracht werd en we waren weer vertrokken!’

1 Lees de tekst oriënterend. Wat ontdek je over de tekst?

VA N

2 Lees de tekst globaal. Wat kom je te weten over het onderwerp?

4 Lees de tekst studerend. • Markeer de signaalwoorden. • Zoek de structuur van de tekst.

©

3 Lees de tekst intensief. • Pas de woordleerstrategie toe om de betekenis van de woorden te achterhalen. • Zoek verbanden in de tekst. • Onderstreep in elke alinea de sleutelwoorden.

5 Maak met de sleutelwoorden een schema. Welk schema kies je?

woord

de schuldslaaf: slaaf die zijn lening betaalt met absurd lang en zeer veel werken de wandaad: slechte, barbaarse daad uitbuiten (negatief): zo veel mogelijk voordeel halen uit de congregatie: vereniging van kloosterlingen die bepaalde geloften hebben afgelegd de solidariteit: gevoel van een-zijn met anderen, van samen horen gezien: met het oog op; wegens boycotten: buitensluiten; niet meer kopen

86

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


Beantwoord de vragen eerst mondeling. Vul daarna het schema in. • Welk probleem ervaart zuster Jeannne Devos in India? • Wie zijn de meest uitgebuite mensen? • Wanneer wil zuster Jeanne Devos dat probleem oplossen? • Hoe wil zij het probleem oplossen? • Wat zorgde ervoor dat de zusters begonnen te twijfelen? • Waar haalde ze de kracht vandaan om verder te doen? PROBLEEM? WIE?

IN

WANNEER?

WAAR?

GEVOLG?

©

MOEILIJKHEDEN?

VA N

OPLOSSING?

SLOT?

waarheen Je kunt: • de juiste leesstrategie inzetten; • de tekst oriënterend, globaal, intensief en studerend lezen; • een schema maken van een studietekst.

LES 3 Beloven en doen is twee

87


GIET EEN Studietekst in een schema Oriënteren

o

v

u

r

1 Je kiest een studietekst voor een bepaald vak. Breng de tekst mee naar de klas om er de volgende les aan te werken. Maak eventueel een kopie van de tekst. 2 Zoek een klasgenoot die je tekst en schema naleest en positieve feedback geeft.

Voorbereiden

o

v

u

r

3 Voer de opdracht uit. Werk met het kader en de vragen van opdracht 3.

Uitvoeren

o

v

u

r

Reflecteren

o

v

u

r

5 Vul het reflectiekader aan.

IN

4 Beantwoord de vragen en maak het schema.

jij

je klasgenoot

Je zet de juiste strategie in om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen.

1234

1234

Je schrijft de hoofgedachte(n) op.

1234

1234

Je gaat op zoek naar de sleutelwoorden.

1234

1234

Je duidt signaalwoorden aan.

1234

1234

Je maakt een duidelijk schema dat bij de tekststructuur past.

1234

1234

©

VA N

In orde Je traject naar succes

Werkpuntje voor jezelf:

Hoe stuur jij jezelf bij?

tip

Je reflecteert over je leer- en denkprocessen: jij plant je activiteiten, bewaakt wat je doet, controleert en stuurt. Wie leert, moet op elk moment van het leerproces reflecteren: dat belooft het meeste succes! Val niet terug op een ‘vertel jij het maar’-houding, maar wees zelf verantwoordelijk voor je leerproces. Succes verzekerd!

88

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


les

Zit er waarheid in?

4

feit/mening over boek in media interpreteren

realiteit en poëzie verbinden verhalen uitwisselen

fictie lezen en begrijpen

Verbind met de realiteit en met poëzie OPDRACHT 1

Lees deze woorden/woordcombinaties.

1 Een tere huid

3 Verwoest 4 Vermist 1 Bespreek in duo’s de vragen en opdrachten.

IN

2 Een teken van leven

VA N

a Veronderstel dat dit koppen zijn die je in een krant of tijdschrift vindt. Waarover zou het dan in de tekst kunnen gaan? Welk beeld zou je ermee combineren? Wees creatief. b Bekijk de beelden. Waar passen ze volgens jou bij: 1, 2, 3 of 4?

A

B

C

D

E

F

G

H

I

©

1

LES 4 Zit er waarheid in?

89


c Bespreek klassikaal. Veronderstel dat het titels van jeugdboeken zijn. Waarover zou het boek kunnen gaan? d Ken je een boek met die titel? Vertellen maar.

wat De titel van een boek vertelt niet onmiddellijk waarover het verhaal gaat. Het doel van een titel is de lezer nieuwsgierig te maken, zodat hij het boek wil lezen. De auteur zoekt een sprekende titel en het beeld op de cover biedt meer informatie over de inhoud, bv. over een gebeurtenis, een personage … Een krantenkop bijvoorbeeld zal duidelijk aangeven waarover de tekst gaat. Bij zakelijke teksten wil de titel informeren en is die titel dikwijls de kortst mogelijke samenvatting van de tekst.

IN

e Lees deze teksten. Welke kun je aan een woordcombinatie koppelen? Verduidelijk je keuze.

A

B

Huid, peau, skin, Haut je huid ademt in alle talen. Wat doe je me aan?

Wacht nog wat (maar geef wel een teken)

Op winternamiddagen streel ik met voorzichtige vingers je huid, glanzend in de schemering.

©

Onder je huid bonst je hart, brengt mijn hart, fladderend als een vlinder, tot rust. In gulzige liefde verslind ik je met huid en hart.

R. Campert. Licht van mijn leven. Amsterdam, De Bezige Bij.

C Mama’s jasje

90

Ik zag je wel staan met je donkere ogen, met je stem die mijn weestanden smelt, maar het is nog te kort, sinds ik weer werd bedrogen, dus wacht nog wat voor je me belt. (…) Maar geef wel een teken, een teken van leven, je hoeft niet te spreken, een blik is genoeg. Je hoeft niets te zeggen, geen oorzaak, geen reden, en niets uit te leggen, het is nog te vroeg (…)

VA N

Huid en hart

P. De Leeuw. ‘Wacht nog wat maar geef wel een teken’, www.songteksten.nl

D

Geef mij een teken van leven Laat me horen hoe het met je gaat Laat me weten waar je staat, En waarover je praat Vertel me hoe je sterren staan

als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden

‘Teken van leven’, muzikum.eu

J. Beranová. Amnesty International, 1976

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


E

F

Nu

Stilte

Ik adem niet, ik zing. zelfs als ik zucht, klinkt het per ongeluk alsof ik een paar noten neurie die me vannacht, terwijl ik sliep, zijn voorgezongen. Het is alsof de lucht mijn deken is en ik mijn hoofd het liefst te rusten leg op het kussen van mijn longen, de plek waar ik mijn hartslag hoor in vierkwartsmaat: dat ik besta, dat ik besta.

Als de zee stopt met ruisen De sterren stoppen met stralen Als klokken niet meer tikken De regen bevriest in de lucht Een pen hangt stil boven papier Geweren stoppen met schieten De tijd staat stil De stilte is oorverdovend Plots, een schreeuw En nog een, en nog een en nog een De wereld schreeuwt om hulp Maar niemand geeft er nog gehoor aan Want alles staat stil Een stilte die nooit luider is geweest.

B. Moeyaert. Gedichten voor gelukkige mensen. Amsterdam, Querido.

L. Beckers. Soet. www.jeugdenpoezie.be

Vaarwel

En al die tijd lag daar Dat heel gewone stukje papier;

VA N

Ik weet niet of er woorden bestaan die de geur van je huid kunnen vangen, het beweeglijke licht in je ogen, de warmte die in me opspringt zodra je me aanraakt, het rulle gevoel van je haar aan mijn vingertoppen, de bloemblaadjestere huid van je oogleden tegen mijn lippen.

H

IN

G

Niemand wist Dat er zo’n vreselijke afscheidsbrief Op zou worden geschreven. R. Kousbroek. Dierentalen en andere gedichten. Augustus (Atlas/Contact), 2009.

©

Als daar woorden voor waren, kon ik alles snel vastleggen op papier voor als je er niet bent (en dat is dikwijls).

H. Michaelis. Ik zoek een woord. Amsterdam, Querido.

+

f Zoek zelf een stukje poëzie, een gedicht of een fragment van een lied bij ‘Vermist’ of ‘Verwoest’. Breng het mee naar de klas. Lees voor in groepjes van vier. Bespreek wat volgens de groep het beste aansluit bij de woordcombinatie.

LES 4 Zit er waarheid in?

91


OPDRACHT 2

Lees over deze titels enkele commentaren uit de media.

1 Zorgt wat je leest over het boek ervoor of je het wel of niet wilt lezen? Waarom wel/niet? 1 Een tere huid Met Een tere huid brengt Gerda Van Erkel een boek dat je meteen vastgrijpt. (…) Ze schetst een realistisch beeld van de leefwereld van een jongere voor wie zekerheden wegvallen, waardoor ze echter ook kansen krijgt om haar mening over relaties bij te stellen. users.skynet.be/gerda.van.erkel/jeugdboeken/een_tere_huid

Het is een verhaal dat vrij langzaam vooruit gaat, omdat er veel vergelijkingen en beschrijvingen gebruikt worden. Voor tieners die veel lezen, is het een mooi boek dat dieper durft in te gaan op gevoelens, voor anderen gaat het misschien wat traag, omdat er niet veel spanning in zit. (…) Op het einde komt alles goed, maar dit stoort niet omdat het niet op een melige, voorspelbare manier gebeurt. Mette blijft een koppige tiener die gesteld is op haar privacy, maar tegelijkertijd zoveel nood heeft aan aandacht en liefde en altijd op zoek is naar bevestiging. users.skynet.be/gerda.van.erkel/jeugdboeken/een_tere_huid

users.skynet.be/gerda.van.erkel/jeugdboeken/een_tere_huid

2 Een teken van leven

IN

Het ritme is soms traag en de gesprekken zijn wat breed uitgesponnen. Misschien had het boek ook aan kracht gewonnen door te knippen in minder belangrijke verhaallijnen, bijvoorbeeld rond de dementerende buurvrouw. Veel jonge lezers zullen evenwel het verhaal van Mette herkennen en dat kan beslist helpen om ook hun emotionele intelligentie aan te scherpen.

D.J. Hoenink, www.bol.com

©

3 Verwoest

VA N

Omdat Juca nu aan de kunstacademie studeert, probeert hij dit te vangen in een eigen stripverhaal. Dat deel is veel zoekender van taal. De ontwikkeling van de door zijn verleden getekende Juca tot iemand die weet wat hij wil, komt goed uit de verf. Op het moment dat er hulpverleners in beeld komen, stokt het ritme. Spannend, gevoelig, met veel empathie geschreven, al overtuigt niet alles. Bloedrood omslag, kleine druk en ruime interlinie. Vanaf ca. 13 jaar.

Wat een vaart! Een echte highschool read! Naar: Storyhunters

Bij de allereerste zin word je al op de boot gezet en meegenomen op de hoge spanningsgolven. Naar: Hebban.nl

4 Vermist Het is een bloedspannend verhaal, je gaat vanzelf mee speuren met Tobias en uiteindelijk weet je zelf ook niet meer wie er nog wel of niet te vertrouwen is. (…) Heerlijk verhaal! Lezen! Naar: leestafel.info

2 Onderzoek de commentaren. Vind je vooral feiten of meningen? Waarom zou dat zo zijn? 3 Hoe kies jij een boek? Lees je soms een commentaar voor je aan een boek begint? Krijg je weleens tips van een vriend(in)?

92

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


4 Noteer de titel van een boek dat je zelf aan een ander wilt aanraden. Titel: Ik raad dit boek aan voor 5 Wat zou je zelf over het boek in een of twee zinnen kunnen schrijven? Noteer een voorstel. Wees creatief!

wat In een recensie of review van een boek geeft de schrijver naast feiten ook zijn mening. Als de auteur van de review tot de uitgeverij van het boek behoort, zal het zijn doel zijn om de lezers te overtuigen om het boek te kopen en te lezen. Deeltjes van een recensie of review vind je dikwijls ook op de cover van het boek zelf. Een koper of lezer krijgt zo nog eens een bevestiging en een stimulans om het boek te kopen en te lezen.

IN

Als lezer moet je kritisch omgaan met die commentaren. Wat is het doel van de commentaar? Wie heeft die geschreven, wie is de zender?

OPDRACHT 3

5

10

15

20

25

Lees dit fragment en beantwoord de vragen per twee.

Wat is er mis met haar dat geen enkele man haar aardig genoeg vindt? Zelfs haar vader zou nog liever doodgaan van eenzaamheid dan bij hen terug te keren. Als hij het niet voor mama wou, had hij het voor haar kunnen doen. Maar niet dus. Nu breken de tranen toch door de muur. Ze rollen over haar wangen, zonder enig geluid, en laten het regenen boven de velden. Ze veegt ze niet weg, hoopt dat haar vader het dan niet merkt, dat gunt ze hem niet, maar bij de eerste parking rijdt hij de snelweg af. ‘Kijk naar me, Mette’, zegt hij. ‘Ik weet niet wat jij allemaal in dat hoofdje van jou steekt,’ zegt hij, ‘maar ik kan het wel ongeveer raden. Ik heb je moeder nog altijd graag, maar zoals je een vriendin of zus graag hebt, en dat is niet genoeg om de rest van mijn leven met haar te willen delen. Tussen een man en een vrouw gebeuren die dingen. Maar jij bent mijn dochter. Ik ben je vader. Die liefde is voor het leven, ook al ga ik op een andere plek wonen en heb je het met het voorbije jaar ongetwijfeld moeilijk om dat te geloven. Ik zou niet liever willen dan dat je bij me kwam wonen, omdat ik weet dat ik nu een betere vader voor je zou kunnen zijn dan degene die ik was. Als jij dat ook wilt, spring ik huizenhoog. Maar je hebt je leven daar, bij je vrienden, bij je moeder … Als ik egoïstisch was, Mette, ontvoerde ik je. Blijf deze maand …’ ‘Als het wij tweeën was …’ ‘Natuurlijk.’ Haar vader neemt haar handen in de zijne. ‘Maar dat kan nu eenmaal niet.’ Mette schokschoudert. Als hij het zegt. In elk geval schieten ze zo geen millimeter op. Zij kan niet als het niet met hun tweeën is. ‘Mette, alsjeblieft. Ik heb de voorbije maand alles uit de brand gesleept. Normaal had ik geen recht op vakantie, maar ik heb een goede baas en juli is toch stil seizoen … Ik kreeg dan wel geen loon, maar ik kreeg jou terug en dat is onbetaalbaar.’ Het beverige lachje dat zijn laatste woorden vergezelde, verbreedt tot een grijns. ‘Je raadt in geen honderd jaar wat ik nu doe.’ Nu lacht zij, ondanks zichzelf. Ze gaat echt geen honderd jaar blijven, als dat zijn truc zou zijn. ‘Zeg jij het dan maar’, zegt ze.

©

1

VA N

Eigen onderzoek: geef je mening

LES 4 Zit er waarheid in?

93


45

50

55

60

65

70

75

80

IN

40

VA N

35

©

30

‘Ik werk voor een groothandel in kerstartikelen. Dat kan toch geen toeval zijn? Alle wegen moesten samen­ komen op dit punt. Ik doe de offertes, bestellingen, de eerstelijnsboekhouding … maar ik sta vooral in voor de contacten met het buitenland. De grootste internationale beurs is in Italië, dus wil mijn baas dat ik tegen volgend jaar Italiaans leer. Het is een leuke job, Mette, ik wil hem niet kwijt. Ik kan me dat ook niet veroorloven. Veronica heeft me al genoeg geholpen, ze stond er ook tweehonderd procent achter dat ik naar jou kwam en mijn tijd nam, maar ik kan en wil niet op haar kosten blijven leven. Dat begrijp je toch?’ ‘Het klinkt logisch. Ik ben niet dom.’ ‘Maar?’ Ze haalt opnieuw de schouders op, boos op zichzelf dat er opnieuw tranen in haar ogen springen. Ze is opgelucht dat op dat moment de gsm van haar vader belt. Hij lijkt in tweestrijd of hij zal opnemen of niet. ‘Doe maar’, zegt ze. ‘Het is Veronica. Misschien is er iets met Noël.’ Hij praat in rad Frans, dat ze maar met moeite kan volgen. Hij lacht, ontspannen. Er lijkt niets met Noël aan de hand. Na een paar minuten krijgt hij hem aan de lijn. ‘Maar ja, ik heb het je beloofd’, hoort ze haar vader tegen hem zeggen. En even later: ‘Nee, dat heb ik haar nog niet kunnen vragen. Maar wacht even …’ Hij kijkt naar haar. ‘Noël vraagt of je zaterdag op zijn verjaardagsfeest komt. Hij zou het super vinden. Hij is al overal over zijn grote zus gaan opscheppen.’ De gedachte aan het krekeljong jaagt een rilling over haar rug. Toch hoort ze zichzelf ja zeggen. Haar vader kijkt of hij meteen zal gaan huilen en aan de andere kant lost het krekeljong een vreugdekreet alsof zij een toegangskaartje voor Eurodisney is. Tegen de tijd dat haar vader heeft ingehaakt, heeft zij de huid van Roberta. Zijn armen, die haar wilden omhelzen, verliezen de moed en vallen slap weer neer. ‘Daarom moet je thuis zijn. Mais oui, Noël, je te l’ai promis …’ Ze bootst zijn stem na, overdrijft. De vriendelijkheid druipt eraf als mierzoete honing. Haar vader doet alsof hij het niet hoort. ‘Daarom ook. Ik wou het je net vertellen, maar hij was me voor. Herinner jij je jouw verjaardagsfeestjes nog?’ Als ze geen antwoord geeft, gaat hij zelf verder. ‘Het moest altijd op een zondag, want op woensdagmiddag en zaterdag werkte je moeder. Je mocht kiezen wat er gebeurde en de hele klas mocht mee, want je wilde niet kiezen en iemand overslaan. Het Dolfinarium, een toneelvoorstelling en daar taart eten, een knutselatelier … het leukst vond je dat bezoek aan een kinderschoonheidsspecialiste en daarna de modeshow, ik weet niet of daar ook jongens bij waren … En toen je groter werd … ‘ ‘Het mocht nooit thuis. Het bracht rommel mee en daar kon je niet tegen.’ Hij heeft moeite met slikken. ‘Vond je dat echt zo erg?’ Dat vond ze niet, tot nu. ‘Ja’, zegt ze hard. ‘Dat spijt me.’ ‘Spijt komt te laat, zei je vroeger.’ ‘Dat was dom. Ik heb zoveel moeten leren. Zeg dat ik het nog kan goedmaken.’ Dat had hij gekund door voor haar te kiezen, maar hij moet zo nodig bij dat krekeljong zijn. En nu zit ze er zelf ook nog aan vast. Zaterdag, dat zijn nog vier volle dagen. ‘Ik had je hier niet mee mogen overvallen’, zegt hij. ‘Ik zou het heel jammer vinden, en Veronica en Noël ook, ze willen je graag leren kennen, maar als je liever niet blijft … of een andere keer … Ik wil geen fouten meer maken, Mette. Ik wil een goede vader voor je zijn.’ Hij huilt, ingehouden. Dat heeft ze nooit van hem gezien. ‘Ik wil het wel proberen’, zegt ze, nadat ze haar keel geschraapt heeft. ‘Ik beloof niets. We zullen wel zien. Wat voor feest wordt het?’ Haar woorden moeten even tot hem doordringen, dan breekt er een lach door op zijn gezicht, een hele opklaring, en verzekert hij haar dat ze een ongelooflijke dochter is. De rest van het verhaal is, als ze dat goedvindt, voor onderweg, dan kunnen ze straks nog eerst op hun gemak onder hun tweetjes iets eten. G. Van Erkel. Een tere huid. Leuven, Davidsfonds/Infodok.

94

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


1 Waarom zou je na het lezen van het fragment het boek wel/niet willen lezen? 2 Herlees wat in de media over het boek verscheen. Welke commentaar kun je met het fragment verbinden? Verklaar je keuze. 3 Breng het fragment in verband met de titel van het boek. Zoek een mogelijke verklaring.

IN

4 Zijn de personages in het verhaal sympathiek, herkenbaar, geloofwaardig, clichématig? Toon aan met een voorbeeld uit het fragment.

VA N

5 Zou jij in de plaats van Mette of van Noël willen zijn? Maak een keuze en verduidelijk ze. Zou jij een vriend van Mette kunnen zijn? Waarom wel/niet?

©

6 Tijdens het lezen vorm je je een beeld van de personages. Hoe zouden de hoofdpersonen eruitzien? Zoek passende foto’s en vermeld waarom je die kiest.

7 Stel je voor dat jij de nieuwe broer/zus wordt van Mette. Aan een van je vrienden stuur je een tweet waarin je je nieuwe zus beschrijft. Gebruik daarvoor enkel sleutelwoorden. Denk aan de beperking van het aantal tekens.

waarheen Je kunt: • een verhaal verzinnen bij een titel; • je mening geven over een verhaal(fragment); • kritisch omgaan met de commentaar over een boek.

LES 4 Zit er waarheid in?

95


Wissel een fragment uit! Oriënteren

o

v

u

r

1 Nodig een klasgenoot uit om een fragment te lezen dat jij hebt gekozen. Vergelijk daarna jullie mening over het verhaal.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Breng een boek mee naar de klas op __ /__ /____. Duid daarin voor een klasgenoot een fragment aan van maximaal twee bladzijden. Schrijf op een apart blad drie zinnen over het fragment: wat is jouw mening erover? Eén feit mag ook.

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

3 Geef het boek aan een medeleerling. Lees het fragment uit het aangeboden boek. Schrijf ook drie zinnen. 4 Bespreek per twee en vergelijk jullie mening.

VA N

5 Iedereen noteert een gemeenschappelijke mening van maximaal vier zinnen. Die worden samen met de titel van het boek in de klas opgehangen.

Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

©

Je kiest tegen een afgesproken moment een fragment van maximaal twee bladzijden in een jeugdboek. Je geeft je mening in drie zinnen over het fragment dat jij koos. Daarin staat maximaal een feit. Je geeft je mening in drie zinnen over het fragment dat je klasgenoot koos. Daarin staat maximaal een feit. Je formuleert een gemeenschappelijke mening over beide fragmenten.

Werkpuntje voor jezelf:

96

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234


les

In welke tijd? 5 De onvoltooide en voltooide tijd toen, nu of straks in boodschappen ontdekken onvoltooide of voltooide tijden herkennen en gebruiken

Oude verhalen in een andere tijd Bekijk het beeld. Wat roept het bij je op?

VA N

IN

OPDRACHT 1

©

1

verhaal creatief aanpassen

1 Wat gebeurt er volgens jou? Vertel maar. 2 Werk met z’n tweeën. Rangschik de zinnen die bij dit beeld horen in drie blokken. a Noteer in elk blok één voorbeeldzin. b Bedenk een titel voor elk blok en leg uit waarom je die titel koos. Vind je geen gepaste titel, plaats dan een vraagteken. c Markeer in de voorbeeldzin de werkwoorden die de tijd aangeven. d Vergelijk de vorming van de tijd. Wat is het verschil tussen de eerste twee blokken en het derde blok?

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

97


IN VA N

e Onderzoek de persoonsvorm. Welk werkwoord vind je in de zinnen?

©

f Welke tijd duidt het werkwoord ‘zullen’ als persoonsvorm in de zinnen aan? g Hoe noem je de verschillende tijden? Noteer de naam in de linkerkolom van elk blok.

OPDRACHT 2

Beluister het Japanse volksverhaal over een visser die een verenkleed vindt.

1 Wat belooft het maanmeisje aan de visser als hij haar het gevonden verenkleed teruggeeft? Vind je het een mooi verhaal? Waarom wel/niet? Wat verwondert je? 2 Bekijk de tijdlijn. Welke woorden kun je noteren in de linkerkolom van de tabel bij opdracht 1? Noteer ook de zinnen van het verhaal in het juiste blok in de tabel.

98

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


3 Denk na over de tijd. Wanneer speelt het gebeuren zich af? a In welke tijd staan de zinnen? Zet een kruisje in de juiste kolom. zin

toen

nu

straks

tt

vt

tkt

1 Ruzies brengen je altijd een beetje uit je evenwicht. 2 We maakten de opdracht gisteren. 3 Zal mama je droom begrijpen? 4 We zullen samen stil en blij deze weg afleggen. 5 Gaan we morgen naar de nieuwe film kijken? 6 Volgende week is dat in orde. b Herlees de zinnen waarbij je ‘straks’ aanduidde. Wordt ‘straks’ – de toekomende tijd – in alle zinnen op dezelfde manier gevormd? JA/NEE c Hoe kun je een toekomende tijd weergeven?

IN

d Markeer in de zinnen de persoonsvorm en de infinitief.

hoe

VA N

e Onderstreep de bepaling die de tijd aanduidt.

Hoe weet je dat de zinnen zich in die bepaalde tijd afspelen? De persoonsvorm geeft de tijd weer voor ‘nu’ en ‘toen’. Het ww (pv) van zullen en de infinitief geven ‘straks’ weer. Hoe noem je die tijden?

verleden tijd – tegenwoordige tijd – toekomende tijd

©

Hoe kun je de tijd op een andere manier in een zin/boodschap weergeven? Je voegt nu, toen, straks (een bepaling) in de zin toe. Bv. gisteren, vandaag, morgen, volgende week …

tip Je kunt ook de tegenwoordige tijd gebruiken om een handeling in de toekomst uit te drukken. Bv. Morgen kom ik wel even langs. Om de toekomende tijd uit te drukken kun je ook het werkwoord gaan gebruiken. Bv. Ik ga een stukje fietsen. Het gaat regenen.

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

99


OPDRACHT 3

Lees de twee versies van het verhaal over de Indische maangod Soma.

1

2 Soma, de god van de maan is door de lucht in een wagen gereden. Witte paarden hebben het voertuig getrokken.

Indiërs maken Soma, de drank der Goden, uit het sap van de somaplant: een soort paddenstoel of hasj.

Indiërs hebben Soma, de drank der Goden, gemaakt uit het sap van de somaplant: een soort paddenstoel of hasj.

De godendrank schenkt onsterfelijkheid.

De godendrank heeft onsterfelijkheid geschonken.

De Indiërs zien de maan als een beker. Daaruit drinken de goden de drank Soma. Het afnemen van de maan komt omdat de goden de maan leegdrinken.

IN

Soma, de god van de maan, rijdt door de lucht in een wagen. Witte paarden trekken het voertuig.

De Indiërs hebben de maan als een beker gezien. Daaruit hebben de goden de drank Soma gedronken. Het afnemen van de maan is gekomen omdat de goden de maan leeggedronken hebben.

Bij het wassen van de maan heeft de maangod zichzelf weer hersteld.

Soma vormt een brug tussen de wereld van de goden en de mensen.

Soma heeft een brug tussen de wereld van de goden en de mensen gevormd.

Wie van de soma drinkt, krijgt moed of inspiratie.

Wie van de soma gedronken heeft, heeft moed of inspiratie gekregen.

VA N

Bij het wassen van de maan herstelt de maangod zichzelf weer.

Naar: ‘Onder invloed van de maan’, www.abedeverteller.nl

©

1 Vergelijk beide versies met elkaar. Wat is het verschil tussen de tijd in versie 1 en versie 2?

2 Welke versie klinkt het vlotst? 3 In welke tijd staan de zinnen in de eerste versie? a Markeer de persoonsvormen groen. b Is het gebeuren of de handeling, uitgedrukt door het wwg afgewerkt? Of duurt het nog voort? c Gaat het over een onvoltooid tegenwoordige tijd of voltooid tegenwoordige tijd? Markeer het juiste antwoord. 4 In welke tijd staan de zinnen in de tweede versie? a Markeer de persoonsvormen groen. b Welke werkwoorden werden er in de zinnen gebruikt voor de persoonsvorm? Noteer de infinitief van die werkwoorden. c Markeer de werkwoorden die bij de persoonsvorm horen en samen het wwg vormen roze.

100

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


d Hoe noem je die vorm van het hoofdwerkwoord? e Is het gebeuren of de handeling, uitgedrukt door het wwg of nwg, afgewerkt? Of duurt het nog voort? f Gaat het over een onvoltooid tegenwoordige tijd of een voltooid tegenwoordige tijd? Markeer het juiste antwoord.

wat

De onvoltooide tijd geeft aan dat wat door het nwg of wwg uitgedrukt wordt nog aan de gang is, dus nog niet voltooid is. Het is van onbeperkte duur, een gewoonte. Bv. O nze buur bouwt een nieuw kippenhok. (= hij is het nu nog aan het bouwen) Hij vertrouwt niemand. De voltooide tijd duidt aan dat wat door het nwg of wwg uitgedrukt wordt al af of gedaan is, dus voltooid. Bv. O nze buur heeft een nieuw kippenhok gebouwd. Ik drink. Ik dronk. Ik zal drinken. Ik zou drinken. Ik heb gedronken. Ik had gedronken. Ik zal gedronken hebben. Ik zou gedronken hebben.

IN

ott ovt otkt ovtkt vtt vvt vtkt vvtkt

VA N

In het Nederlands spreek je over: • de onvoltooid tegenwoordige tijd • de onvoltooid verleden tijd • de onvoltooid toekomende tijd • de onvoltooid verleden toekomende tijd • de voltooid tegenwoordige tijd • de voltooid verleden tijd • de voltooid toekomende tijd • de voltooid verleden toekomende tijd

In een verhaal gebruikt de schrijver of verteller vooral een onvoltooide tijd. Over de ovtkt, vtkt en vvtkt leer je meer in de volgende leerjaren.

©

5 Herschrijf deze zin uit het verhaal.

De godendrank schenkt onsterfelijkheid. a Zet de zin in de onvoltooid verleden tijd. b Zet de zin in de voltooid verleden tijd. 6 Lees het gedicht en bepaal de tijd. Ik schreef eens een gedicht en het gedicht stond op, deed een stap achteruit en bekeek mij – argwanend en hooghartig zoals alleen een gedicht kan kijken bekeek het gedicht zijn dichter. Vliegen zoemden, stofjes dansten, precies zoals ik geschreven had, en de deur ging open en op de drempel stond – maar dát had ik niet geschreven, dat wist ik zeker! En het gedicht verscheurde mij, gooide mij haastig weg. T. Tellegen. Als we vlammen waren

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

101


a Markeer de juiste tijd en alle werkwoorden die de tijd aangeven. Het gedicht staat in de ott, ovt, otkt, vtt, vvt. b Schrijf het gedicht nu in een andere tijd: ott of otkt. zoals ik geschreven heb, en de deur gaat open en op de drempel staat – maar dát heb ik niet geschreven, dat weet ik zeker! En het gedicht verscheurt mij, gooit mij haastig weg.

IN

Wat of wie staat er op de drempel? 7 Lees de koppen en bepaal de tijd. Herschrijf de titel in de aangeven tijd tussen haakjes. a Dronken vogels teisteren Amerikaanse stad: ‘Ze zijn een gevaar op de weg’

VA N

(ovt)

b Muis valt van plafond bij McDonald’s naast groep Chiromeisjes (vtt)

c Hoe zal de natuur om ons heen veranderen als de aarde met 1,5 graad Celsius opwarmt?

©

(ovt)

d Elke spijbeldag verlaagt slaagkans

(otkt) e Arbeiders zitten op kraan uit protest

(vvt) f Gearresteerde man had mensen op metrosporen geduwd

(ovt) g Ook in jou schuilt een Boeddha

(otkt) h Meisje vindt vikingzwaard van 1000 jaar oud

(vtt)

woord

teisteren: ernstig schaden

102

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


i Honderden bezorgde ouders fietsten langs A12 naar Brussel

(otkt) j Belgische bus brandt uit in Spanje

(ovt) 8 Lees de tekst. Werk met vier leerlingen. Bepaal eerst individueel de tijd van de onderstreepte zinnen. Zet de zinnen daarna in een andere tijd: ovt, ott, otkt, vtt of vvt. Controleer mondeling of de tijd correct gevormd werd. Een cavia op een stokje

Naar: M. Masters. Jakkes! 101 walgelijke weetjes.

VA N

a Jij vindt een biefstuk of een stukje kip wel lekker.

IN

Jij vindt een biefstuk of een stukje kip wel lekker. Maar zou je er ooit aan denken om je allerliefste huisdier op te eten? In veel landen doen ze dat wel. Daar staan Fikkie en Minoes gewoon op het menu. In heel wat Aziatische landen eten ze graag kat en hond. Het vlees wordt gedroogd en smaakt een beetje naar konijn. In China is het intussen verboden om hond of kat te eten, maar je vindt het vlees soms nog in restaurants. Koreanen doen hondenvlees in hun traditionele soep. En zie je in Vietnam thjt chó op de kaart staan? Dan weet je dat je hond met een pittig dipsausje krijgt. De inwoners van Peru houden meer van cavia. De dieren lopen naar het schijnt door het huis tot ze dik genoeg zijn om te slachten. Ze worden in hun geheel geroosterd en je krijgt ze ook zo geserveerd. Met de kop er nog aan. Walgelijk, niet?

b In veel landen doen ze dat wel.

c Daar staan Fikkie en Minoes gewoon op het menu.

©

d In heel wat Aziatische landen eten ze graag kat en hond.

e De inwoners van Peru houden meer van cavia.

waarheen Je kunt: • • • • •

de tijd van de boodschap herkennen; zinnen in de tegenwoordige, verleden en toekomende tijd zetten; het verschil tussen onvoltooide en voltooide tijd weergeven; zinnen in een voltooide tijd omzetten; de juiste tijd in een verhaal gebruiken.

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

103


Jouw creatieve versie van het verhaal Oriënteren

o

v

u

r

1 Je vertelt het verhaal van de Japanse maangodin opnieuw. Wat gebeurt er met de visser en het meisje? Wat belooft het maanmeisje aan de visser?

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Werk in duo’s. Verzamel ideeën om het verhaal een andere wending te geven. Maak samen een woordspin. Kies wat je verder creatief wilt uitwerken. 3 Stel de w-vragen en formuleer een origineel antwoord. 4 Bouw vijf zinnen om het verhaal in dezelfde tijd aan te passen: je kiest voor een ott of een ovt.

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

5 Markeer in de vijf zinnen de tijd. Stop er ook twee voltooide tijden in.

6 Schrijf het aangepaste gedeelte van het verhaal: minimaal vijf zinnen.

VA N

7 Zet drie zinnen om in een voltooide tijd. Herschrijf twee zinnen in een onvoltooid toekomende tijd.

Reflecteren

o

v

u

r

8 Wissel het aanpassen van het verhaal met een ander duo. Lees hun verhaal en geef jullie feedback. Pas daarna de zinnen aan. jij

je klasgenoot

Je schrijft vijf zinnen in eenzelfde onvoltooide tijd om het verhaal creatief aan te passen.

1234

1234

Je zet drie zinnen om in een onvoltooid toekomende tijd.

1234

1234

1234

1234

1234

1234

©

In orde Je traject naar succes

Je verandert drie zinnen van het aangepaste verhaal in een voltooide tijd: vtt of vvt. Je begint zinnen met een hoofdletter en eindigt met een leesteken. Werkpuntje voor jezelf:

woord

de wending: (verandering van) richting, idee, ommekeer

104

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


Uitdaging: Wall of Fame Stel een abc’tje samen over een belangrijke persoon, over jouw land …

o

v

u

r

©

Oriënteren

VA N

IN

Wiens naam mag er volgens jou op een wall of fame prijken? Wie verdient een straatnaambord? Licht je antwoord mondeling toe.

1 Noteer vijf zaken die je interesseren: een land, een bepaalde cultuur, een persoon of een mysterie. Waarover wil je nog meer weten? Welk weetje, verschijnsel of mysterie wil je delen met anderen? Noteer bij enkele letters van het alfabet enkele weetjes over een belangrijk persoon, een kunstwerk … Aan jou de keuze: werk je met twee of drie klasgenoten of wil je de taak alleen maken? 2 Vul de tabel in en start daarna met de voorbereiding. je interesse

namen klasgenoten

letters alfabet

verzamelde info

titel en tussentitels

1 2 3

woord

prijken: als iets moois zichtbaar zijn of vertoond worden

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

105


Voorbereiden

o

v

u

r

©

VA N

IN

3 Bekijk het voorbeeld.

106

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


IN VA N © Naar: ‘ABC’, DADA Japan. Plint

4 Verzamel zo veel mogelijk info en weetjes over het onderwerp. Breng de informatie onder een titel bij een letter van het alfabet. Verdeel de opdracht onder elkaar. Elke leerling van de groep neemt een letter (een belangrijk kenmerk bijvoorbeeld) voor zijn rekening. 5 Markeer de tekststructuur die je kiest: opsommend, vergelijkend of chronologisch. Noteer signaalwoorden voor de gekozen structuur.

LES 5 In welke tijd? De onvoltooide en voltooide tijd

107


Uitvoeren

o

v

u

r

6 Schrijf een alinea met een bepaalde tekststructuur. Gebruik passende sleutelwoorden en signaalwoorden.

Reflecteren

o

v

u

r

7 Een klasgenoot leest je tekst en formuleert positieve feedback. Pas de alinea aan. Maak er een digitale tekst van en laat de spellingchecker erop los. Denk erom: niet alles wordt verbeterd! In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

Je stopt signaalwoorden in de tekst.

1234

1234

Je zorgt voor afwisselende zinnen met een verband.

1234

1234

De eerste zin geeft de hoofdgedachte weer.

1234

1234

VA N

IN

Je alinea heeft een bepaalde structuur (beschrijvend, opsommend, vergelijkend, chronologisch …). De titel van de alinea begint met de opgegeven letter uit het alfabet en spreekt de lezer aan om verder te lezen.

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot:

©

• dit vraagt training:

108

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


De laatste ronde OPDRACHT 1

Bekijk deze woordfamilie. Is het een vorm van beloven – loven – geloven?

1 In de sportclub volg je de regels.

2 De winnaar krijgt een trofee: de voorzitter prijst zijn inzet en enthousiasme.

3 In de rechtbank zweert de getuige dat hij de waarheid zal spreken.

4 Ze twijfelt niet aan het verhaal dat haar vriend vertelt.

5 Dat gezin volgt trouw de tradities van hun godsdienst.

6 Na de film zul je rechtstreeks naar huis fietsen, zoals mama vroeg.

OPDRACHT 2

Met of zonder voorvoegsel, met een ander voorvoegsel: onderzoek deze woordrijen. Werk per twee.

1 Wat is het verschil in betekenis, in woordsoort? Maak mondeling zinnen met deze woorden. Onderstreep de woorden die geen werkwoord zijn. a antwoorden – beantwoorden – verantwoorden

c volgen – vervolgen – gevolgen d goochelen – begoochelen – ontgoochelen e trouwen – vertrouwen – betrouwen

IN

b staan – ontstaan – bestaan

VA N

f leiden – afleiden – begeleiden

g vangen – vervangen – ontvangen – bevangen h bieden – verbieden – ontbieden i drinken – verdrinken – dranken

j binden – verbinden – ontbinden – binding

2 Hebben de woorden (betekenissen) nog een verband?

©

3 Hoe kon je de betekenis achterhalen van de woorden die je niet kende? Hoe heb je het aangepakt? OPDRACHT 3

Zoek het woord. Denk na over de tips en combineer ze.

De kamer is vergeven van de muggen.

Hier stikt het van de vogels.

De jonge puppy’s wemelen door elkaar.

Zie je die wormen in het zand wriemelen?

Ik maakte me zorgen over de verdwijning.

De angst greep me naar de keel toen ik het bericht hoorde.

Nog nooit bracht zo’n telefoon zoveel onrust bij me teweeg.

De verdwijning maakte me erg onrustig en angstig.

De klopjacht werd door de politie georganiseerd.

Bij een onverwachte inval werden joden uit hun huizen verdreven.

De andere stam hield een brutale strooptocht.

Velen werden toen massaal gearresteerd.

DE LAATSTE RONDE

109


De laatste ronde streektaal

accent

dialect

uitspraak

huis van de soldaten

verblijfsgebouw voor de brandweer

grote blok woningen

legerplaats

Het natuurlijke rood op haar wangen viel altijd op.

Ben je verliefd, dan krijg je weleens rode kaken.

Je zag op haar gezicht dat ze zich schaamde.

Breng toch een beetje rood aan op je kaken, ter hoogte van de jukbeenderen.

De remmen maakten een vreselijk hoog lawaai.

Let maar niet op die bulderende jongeren.

De wind floot hard.

IN

Hij vertrok met fluitende banden.

flauw geluid

bijna onhoorbaar geluid

VA N

keelgeluid

zwakste geluid dat iemand kan voortbrengen

OPDRACHT 4

Een woordzoeker

©

Werk in duo’s. Lees de zinnen op de volgende pagina. Zoek voor het gemarkeerde woord snel het juiste woord. De eerste letter helpt je al verder! Bouw daarna een duidelijke zin met het gevonden woord op een apart blad. Uit de zin moet blijken dat je het woord begrijpt. Controleer elkaars zin.

110

X

E

Z

T

G

I

P

N

K

C

R

R

N

S

T

R

E

T

S

I

E

T

E

U

S

E

V

J

S

I

N

I

N

A

L

D

S

R

X

E

N

E

E

E

E

N

S

N

E

S

A

B

A

T

A

D

E

O

I

L

V

G W

E

T

I

S

F

O

R

H

G

K

P

E

R

O

S

V

A

D

U

S

D

M

C

N

E

G

R

E

B

R

E

H

P

G

C

D M O

E

Y

E

A

X

O

S

S

E

I

H

I

V

S

L

N

L

A

T

G

I

N

O

I

I

I

N

L

E

X

W

E

J

G

S

A

D

D

I

G

H

Y

A

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


De laatste ronde 1 Na de verhuizing kwam er in het leven van het jonge gezin een totale ommekeer. w 2 De overstroming schaadt de huizen ernstig. t 3 Plots gaf ze haar vriendin een bits (scherp) antwoord.

p

4 Elk jaar rond Kerstmis verspreidt een broodjeaapverhaal zich als een lopend vuurtje over het internet.

h

5 Geloof niet wat reclame je vertelt over allerlei wonderbaarlijke eigenschappen van een product, het is dikwijls een verzinsel. f 6 Hoeveel vluchtelingen kun je in de stad nog huisvesten? h 7 De verscheidenheid tussen de gevangen vogels valt me onmiddellijk op.

d

8 Snel controleert de winkelbediende de opslagplaats van de gegevens van de klanten.

d

OPDRACHT 5

Rangschik de woorden in groepjes van vier.

IN

Start telkens met een gemarkeerd woord. De betekenis van dat woord kun je achterhalen door de juiste woorden samen te voegen.

©

VA N

uitbuiten – prachtig – leiden (tot) – uitmelken – afloop – wandaad – variant – resulteren – uitzuigen – pralen – uitkomst – verscheidenheid – conclusie – pronken – voortspruiten (uit) – variëteit – zonde – prijken – diversiteit – uitknijpen – misdaad – uitmonden (in) – besluit – barbaars

Vul de zinnen aan. Gebruik elk gemarkeerd woord. Schrijf een correcte zin met een zinvolle boodschap. 1 Het Nederlands heeft 2 In de etalage liggen 3 De jury veroordeelde de beschuldigde voor 4 Houd op met de vervelende plagerijen, want dat 5 Na het slechte resultaat op school 6 Lang geleden werden Controleer de aangevulde zin door het gemarkeerde woord te vervangen door een synoniem. Onderzoek of dat lukt.

DE LAATSTE RONDE

111


De laatste ronde OPDRACHT 6

Markeer het juiste woord in de zin.

1 Onmiddellijk zag het meisje de diepe groeven/groezen op het gezicht van de oude man. 2 De bekendste boyscout/boycot vond plaats in Montgomery in 1955. 3 Het was in ieder geval een hysterie/mysterie, hoe kon zo’n klein kindje plots verdwijnen? 4 Het steriele doekje abstraheert/absorbeert snel het bloed van de wonde. OPDRACHT 7

Wees creatief!

VA N

IN

1 Neem een foto of maak een schets of tekening waarbij je beloven, loven of geloven in beeld brengt. Schrijf er een onderschrift bij van minimaal twee zinnen. Beantwoordt het onderschrift aan de w-vragen? Controleer!

2 Sommige verenigingen hebben een lied waarin ze als lid een en ander beloven. Ken jij zo’n lied? Schrijf samen met de klas een ‘klaslied’. Op welke melodie? Werk in groepjes van vier. Maak een strofe en maak dan samen met de klas het refrein. Wie brengt zijn muziekinstrument mee? Breng een kort ‘optreden’ voor je klassenleraar.

©

Ken je dit lied?

Ik ben scout/gids Ik verken de wereld, ik val, ik tuimel en ik sta weer op. Ik wil mijn best doen.

Ik ben scout/gids, tussen scouts en gidsen. Daarom beloof ik me in te zetten voor mijn groep. want mijn werk is ploegwerk, en onze inzet verzet bergen. Ik ben scout/gids, tussen scouts en gidsen, hier & nu; ginds & morgen het spel dat we spelen is niet luchtledig. Samen willen we de wereld verdraaien Ik ben scout/gids, tussen scouts en gidsen, in de wereld zo hoop ik op iets meer dan wat ik zie. Ik hoop dat wat ik doe niet voor niets is, ik geloof dat wat we doen zin heeft, ik beloof dat het niet om het even is.

112

TRAJECT Nederlands 2   deel 2 BELOVEN


deel 3

©

VA N

IN

ONTWERPEN

1 Bekijk het beeld: leg uit wat het volgens jou met het werkwoord ‘ontwerpen’ te maken heeft. 2 Welke jobs zou je met dit beeld in verband kunnen brengen? 3 Met wie zou het plan besproken kunnen worden? 4 Wat zou jij eens willen ontwerpen? Heb je daarvoor veiligheidsmiddelen nodig? 5 Ken je PBM? Waarvoor staat die afkorting? 6 Bespreek de relatie tussen wat je op de voorgrond en op de achtergrond ziet in het beeld. 7 Zou de maker van het beeld ook willen spelen met kleur en zwart-wit? Verduidelijk je mening.

113


FRITZ HABER … ONTWERPER VAN DE STILLE DOOD Geert Spillebeen

1

5

10

25

30

35

©

20

VA N

IN

15

Hij moet het goedkeuren! Hij moet …, piekert Herr Haber. Nagelbijtend cirkelt hij rond zijn imposante schrijf­ tafel, als een havik rond zijn prooi, de blik gefixeerd op de telefoon, om zich bij het minste gerinkel op het toestel te storten. De Duitse generaals moesten niets hebben van zijn nieuwe wapen. ‘Gas?! De vijand verstikken?’ klonk het. ‘Soldaten zijn geen lafaards! Wij vechten met menswaardige wapens …!’ Met veel moeite kon hij de legerleiding overtuigen om een demonstratie in zijn lab bij te wonen. ‘Chloorgas kan mensenlevens redden’, pleitte de gereputeerde geleerde. ‘Dit ultrageheime wapen kan een verrassende doorbraak forceren en de oorlog verkorten. Minder doden, minder gruwelijke verwondingen …’ Alleen hertog von Württemberg, bevelhebber in België, wil het gas een kans geven. Chemicus Fritz Haber reist speciaal naar Vlaanderen. In het Limburgse Kamp van Beverlo zet hij een test op in de buitenlucht. Terwijl hij te paard dolenthousiast de bruine gaswolk tegemoet draaft, draait de wind. Doctor Haber kan ternauwernood ontsnappen. Bijna wordt hij zelf het beste bewijs dat zijn experiment werkt. Ook de generaals op de kleine tribune moeten zich hoestend uit de voeten maken. Vanavond wordt de knoop doorgehakt. Ze bellen hem, zo is beloofd. Fritz Haber heeft een helse week achter de rug. Zijn vrouw Clara, met wie hij al jaren overhoop ligt, mengt zich nu ook in de discussie over het chloorgas. ‘Ik maak mezelf liever van kant dan de vrouw te zijn van een massamoordenaar!’ had ze hem toegeschreeuwd. ‘Wetenschap moet de mensheid dienen, niet kapotmaken!’ Met slaande deuren is hij naar kantoor vertrokken, in het beroemde Keizer Wilhelminstituut in Berlijn. Hij wil geen energie meer verspillen aan een discussie met zijn echtgenote. Clara Immerwahr weet nochtans waarover ze spreekt. Ze heeft zelf een doctorstitel in de scheikunde, maar offerde een eigen carrière op om mevrouw Haber te worden en moeder van een jongen die nu dertien is. Fritz Haber is intussen opgeklommen tot de top van de wetenschap. Sinds Duitsland in 1914 de wereldoorlog ontketende, stelt hij als overtuigd patriot zijn wetenschappelijk instituut ten dienste van de overwinning. De Duitse legerleiding, zelfs de keizer luistert naar hem. De aanvoer overzee van grondstoffen voor munitie is geblokkeerd, maar dr. Haber ontdekt een chemisch alternatief. Hij heeft wereldfaam verworven met nieuwe ammoniakverbindingen. Zo kan Haber zelf het nu schaarse salpeterzuur, de basis voor explosieven, maken. Bovendien ontdekt hij kunstmest. Door salpeter en ammoniak te binden tot NH4NO3 vindt hij ammoniumnitraat uit. Dat zorgt voor een revolutie in de landbouw. Zonder Fritz Habers ontdekking zou de hongersnood in de wereld ook vandaag veel groter zijn dan nu. Fritz Haber kijkt op zijn klok. Hij pikt de hoorn op. Hoort het gezoem. Legt de hoorn op de haak. Begint opnieuw. Drukt een knop in. ‘Fräulein Weber …’ Zijn stem is hard en dwingend. ‘Herr Doktor?’ antwoordt een verre, ijle meisjesstem. ‘Er heeft toch niemand opgebeld?’ ‘Nein, Herr Doktor. Niemand’, reageert zijn secretaresse. ‘Ik …’ ‘Ja ja, goed …’ onderbreekt hij. ‘U blijft op post. Hoe laat ook. Meteen doorverbinden als er telefoon is.’ Hij haakt in. Gesprek afgesloten.

woord

imposant: indrukwekkend fixeren: vastzetten, vasthechten gereputeerd: met een (goede) reputatie de reputatie: de weerslag van een reeks van eigenschappen die spontaan met een persoon of een voorwerp geassocieerd worden de chemicus: wetenschapper die de chemie of scheikunde beoefent ternauwernood: maar net, nauwelijks, nipt, bijna niet de patriot: iemand die erg van zijn eigen land houdt de munitie: projectielen voor vuurwapens het alternatief: andere mogelijkheid of oplossing de revolutie: snelle onomkeerbare verandering

114

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


55

60

65

70

75

80

IN

50

VA N

45

©

40

Fritz Haber raakt nog altijd gefascineerd als hij denkt aan die eerste proef, veilig achter glas. Hoe dat vieze, bruine goedje plots gaat kolken als je de ampul breekt. Die sissende, wervelende, donkergroene wolk. Die dikke chloordampen, die in de testruimte kniehoog boven de vloer bleven hangen. Hij herinnert zich de honden die huilend op hun rug vielen. De apen waren als gummiballen tot tegen het plafond gestuiterd. En dan het paard. Wat zielig, ja. Maar ach, zo gaat het in de wetenschap. Die oude knol was toch al blind van de vorige chloorproef. De merrie had eerst geen kik gegeven. De wolk was onder haar buik blijven hangen. ‘Er moet een lichte bries staan’, had hij tegen zijn assistent gezegd. ‘Een tikje van de ventilator?’ had de kerel geopperd. Fritz Haber ziet in gedachten weer de dampen in spiralen omhoog warrelen. Het paard snokt zich in paniek los, briest, huilt, hoest met gestrekte hals, braakt en spuwt ten slotte bloed tot het met een dreun omvervalt. De stuiptrekkingen hadden maar drie minuten geduurd. Een succes. De telefoon rinkelt op het bureau. Haber duikt naar het toestel. ‘Hallo? … Nein, Schmidt. Jetzt nicht. Deze lijn moet vrij blijven! Nu niet. Verstanden?!’ Hij patst de hoorn neer en begint door de half verlichte kamer te ijsberen. Stap voor stap doorloopt hij de driloefeningen die hij met de geheime legereenheid Gaspionieren tot vervelens toe heeft doorgenomen. Doctor Haber sist met het puntje van zijn tong tegen zijn opeengeklemde tanden. Als dit maar goed afloopt, denkt hij … In de vooravond van 22 april 1915 beleeft de wereld een wrange primeur. Bij Ieper en Langemark (WestVlaanderen) draaien Duitse militairen zo’n 6000 metalen gascilinders open. Die hadden ze in het grootste geheim langs de frontlijn ingegraven. Traag drijft de wind een dodelijk gas als een groengele mistbank naar de loopgraven van Franse, Algerijnse en Belgische tegenstanders. Wie niet stikt, vlucht in paniek. Sommigen springen in het Ieperleekanaal en verdrinken. Er valt een bres van zeven kilometer in de verdediging. De Duitsers kunnen doorstoten naar zee en de oorlog winnen, maar zijn zelf verrast door het effect. Ze hebben te weinig reservetroepen. Vooral de Canadees-Britse troepen dichten het gat in de frontlijn. Ook zij verliezen duizenden jongens door kogels en gas. Terug thuis, in zijn Berlijnse villa, klinkt Fritz Haber met vrienden en medewerkers op het succes. Na het feest galmt een schot door de tuin. Clara Haber-Immerwahr heeft zich door het hart geschoten, met het dienstwapen van ‘kapitein’ Fritz Haber. Ze sterft in de armen van haar zoontje. ’s Anderendaags reist Haber naar het oostelijke front om een gasaanval tegen de Russen te leiden. In 1917 ontwerpt het ‘Kaiser Wilhem Institut’ van directeur Haber het nog gruwelijker mosterdgas. Beluister het verhaal en maak kennis Dat veroorzaakt brandwonden en blaren. Het met de auteur Geert Spillebeen. wordt eerst ingezet bij Ieper, vandaar de bijnaam Yperiet. In 1918 krijgt Fritz Haber de nobelprijs voor scheikunde. Weliswaar voor zijn gefascineerd: heel erg geboeid in iets zijn verdiensten met ammoniak en kunstmest, maar stuiteren: kaatsend opspringen toch … Chemische wapens zijn intussen allang de bres: opening in een muur of wal van een vesting, verboden, maar er zijn bewijzen dat ze onder gemaakt met behulp van kanonvuur of een stormram meer in Irak zijn ingezet tegen de Koerden (Halabdja, 1988), en de voorbije jaren in Syrië.

woord

85

115


les

Boodschap in beeld

1

pictogrammen herkennen

WhatsAppbericht schrijven

taalregisters gebruiken

1

milieujournaal presenteren

ondertitels lezen contexten bouwen

Beelden en tekens OPDRACHT 1

Herken je deze? Lees de vragen en bespreek samen.

IN

1 Deze pictogrammen vind je op de site van Ketnet. Noteer de betekenis eronder.

VA N

Voor welk publiek is Ketnet vooral bedoeld? Vind je de pictogrammen duidelijk voor dat kijkpubliek? Waarom wel/niet? Teken een ander mogelijk pictogram naast het origineel. Toon je tekening aan een klasgenoot. Beoordeel elkaar. 2 Op Facebook vind je ook heel wat pictogrammen. Noteer de betekenis onder de beelden. 1

2

3

4

5

6

©

1                  2                  3                  4                  5                  6                  Welke van die pictogrammen gebruik je zelf weleens? Welke nooit? Welke andere pictogrammen gebruik je nog op Facebook? 3 Welke betekenis hebben deze iconen die je op Instagram vindt? Waarom vind je ze goed of niet goed gekozen? 1

2

3

4

1                  2                  3                  4

116

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

woord

het pictogram: symbool dat de plaats van tekst inneemt het origineel: oorspronkelijk, als eerste gemaakt, van niemand overgenomen het icoon: klein teken of symbool, pictogram


Gebruik je zelf Instagram? Waarvoor? Welke iconen gebruik je zelf dikwijls?

OPDRACHT 2

VA N

IN

4 Gebruik je WhatsApp? Waarvoor? Omcirkel vijf pictogrammen die jij dikwijls gebruikt in jouw berichten. Verklaar wat ze betekenen.

Welke pictogrammen herken je?

Š

Noteer in de rechterkolom de verklaring van het pictogram. Gebruik de betekenis van het pictogram in een passende, goedgebouwde context.

LES 1 Boodschap in beeld

117


IN VA N © OPDRACHT 3

Pictionary: zoek andere pictogrammen en symbolen.

Teken ze op het bord. De klas raadt de betekenis.

wat Het pictogram Een pictogram is een eenvoudige en makkelijk te herkennen afbeelding die de plaats van tekst inneemt. Het is een vorm van beeldtaal die iedereen begrijpt, welke taal je ook spreekt (universeel taalgebruik). Je hebt heel weinig tijd nodig om deze snel herkenbare beelden te lezen of te begrijpen. Daardoor worden ze op veel plaatsen en in veel situaties gebruikt.

118

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Goed in je vel? OPDRACHT 4

Bekijk een filmpje over angst.

Aan je lichaamstaal of aan de manier waarop je iets zegt, weten anderen dikwijls hoe je je voelt. Welke gevoelens worden in het filmpje opgesomd? Noteer ze bovenaan in de tabel. gevoel Hoe voel je je dan? Wat ben je dan?

Ik voel me

Ik ben

Ik ben

Ik ben

Ik vind iets

van iets. Ik       iets. Ik heb       van iets.

IN

Ik heb er een       aan. 1 Hoe kun je zien of iemand kwaad is?

VA N

2 Waaraan herken je iemand die gehaast is?

3 Met welk gebaar maak je duidelijk dat je iets lekker vindt?

©

2

4 Hoe laat je weten dat je al lang aan het wachten bent? 5 Met welke gezichtsuitdrukking toon je dat je verdrietig bent? 6 Hoe kun je laten zien dat je heel erg schrikt? Beeld op een expressieve manier een gevoel uit. Gebruik je lichaamstaal en je gezichtsuitdrukking. De klas raadt welk gevoel je uitbeeldt.

woord

expressief: met veel gevoel, levendig

LES 1 Boodschap in beeld

119


OPDRACHT 5

Bekijk de stripplaatjes met tekens en symbolen.

1 Welke tekens en symbolen versterken emoties in stripverhalen? Bekijk de afbeeldingen. Vul daarna de kolommen aan. Hoe voelen de stripfiguren zich?

VA N

IN

© 2019 Standaard Uitgeverij

©

© 2019 Standaard Uitgeverij

© 2019 Standaard Uitgeverij

2 Zoek zelf nog enkele andere voorbeelden in stripverhalen.

120

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

Waaraan merk je dat?


Een ‘gevoelig’ WhatsAppbericht of sms’je schrijven OPDRACHT 6

Teken een smiley en schrijf een bericht.

1 Lees de korte berichten en teken er een passende smiley, emoji of een passend symbool bij. Als je het grondig wenst aan te pakken, kun je het tekstje herschrijven op een apart blad.

Hey

Hallokes

Waar blijven jullie?

Alles goed?

Goed nieuws!

Jammer, maar kan niet komen straks.

Mag zaterdagavond naar de pyjamaparty komen!

Wij staan hier al 20 minuten te wachten.

Saluukes

En het regent!

IN

Een waanzinnig gelukkige verjaardag! Massa’s cadeautjes vandaag.

VA N

Genieteueueueu!

2 Voeg nu een kort passend berichtje toe bij deze symbolen.

©

3

LES 1 Boodschap in beeld

121


4

Welk taalregister past? OPDRACHT 7

Stuur een passende boodschap.

Breng dezelfde boodschap over naar verschillende personen die je op de afbeeldingen ziet. Stel een passende vraag. Draai daarna de rollen om: de persoon vraagt hetzelfde aan jou. Noteer een passend antwoord. Situatie: je wilt van die persoon te weten komen waar het dichtstbijzijnde toilet is. personen

jouw vraag

2

VA N

Jeroen Degroote, schooldirecteur

©

een dame die je in de supermarkt tegenkomt

3

Wim Vanbrugghe, de voetbaltrainer van jouw ploeg

4

een jongen op school die jij niet kent

122

IN

1

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

jouw antwoord


personen

jouw vraag

jouw antwoord

5

jouw tante, die werkt aan de balie in de bibliotheek OPDRACHT 8

Bepaal de zender, de ontvanger en de communicatieve situatie.

Geef voor elke zin een mogelijke zender, ontvanger en situatie waarin de boodschap meegedeeld zou kunnen worden. Noteer telkens of het om formele (F) of informele (I) taal gaat.

F/I

VA N

IN

Boodschap a HĂŠ kerel, dat flesje mag je meteen in de vuilnisemmer gooien! b Mevrouw, kunt u mij helpen met de deur even open te houden? c Hoi, Aaron, blijf je vanavond ook nog even voor de schoolraad? d Beste luisteraars, we waarschuwen alle automobilisten voor gladde wegen. e En dan nu, de meest succesvolle Belgische popgroep aller tijden! mogelijke zender

b

mogelijke communicatieve situatie

Š

a

mogelijke ontvanger

c

d

e

LES 1 Boodschap in beeld

123


OPDRACHT 9

Bouw een passende context.

Maak een duidelijke, goedgebouwde context met de gegevens die je krijgt. Kies zelf een aanspreking. Gebruik een passende communicatieve situatie. Noteer dat op een apart blad. zender

ontvanger

dame aan de kassa

Ze vraagt de klantenkaart.

een oude man

2

atletiektrainer

Je moet harder lopen.

tieners

3

jij

Je vraagt uitleg over een app.

je beste vriend of vriendin

4

jouw huisarts

Hij zegt dat je niet buitenshuis mag en dat je medicatie moet nemen.

iemand uit jouw familie

5

jij

Je vraagt iemand op de speelplaats beter uit de doppen te kijken, want hij loopt tegen jou aan.

een medeleerling die jij niet (goed) kent

IN

5

boodschap

1

Welke jeugdprogramma’s op radio en tv ken je?

1 Bespreek eerst samen.

VA N

OPDRACHT 10 Zoek de informatie.

• Welke televisieprogramma’s ken je die voor jongeren bedoeld zijn? Welke bekijk je zelf dikwijls? • Ken je ook radioprogramma’s? Welke? • In welke onderwerpen uit het journaal ben jij geïnteresseerd? Waarom? Organiseer een kort klassengesprek.

©

2 Bekijk en beluister deze fragmenten. Beantwoord daarna de vragen. Fragment 1  Halloween

Wanneer is het Halloween?

Wat was Halloween oorspronkelijk? Hoe oud is Halloween? Waar gaan de mensen in het fragment op tocht? Hoe is het beeld van heksen ontstaan? Wat vindt Celeste grappig?

124

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


tip

Fragment 2  Technologie bij de dokter

Lees ook de ondertitels aandachtig. Noteer tijdens het kijken en luisteren enkele sleutelwoorden of kernwoorden. Vul het schrijfkader aan. Het fragment situeert zich in Sabrina wordt behandeld in Daar gebruiken ze de nieuwste Met behulp van een 3D-printer wordt Zes uur is Eerst wordt het materiaal Daarna wordt het

Fragment 3  Een auto ontwerpen in 1400 dagen Lees de ondertitels en vervolledig de mindmap.

VA N

IN

Het leven van Sabrina verandert, want

– gericht op de bestuurder

start altijd met

virtueel weergegeven

©

andmatig h gestoffeerd

m een nieuwe go kleur te creëren

een

een nieuwe

van het ontwerp wordt

gemaakt

duurt vier jaar g g veel wijzigingen

ontwerpen

g definitief model

wat Informatie noteren in een mindmap Een mindmap is een gestructureerde voorstelling van een aantal gegevens. Op een tekening die er als een kaart (map) uitziet, worden gedachten (mind) over een onderwerp voorgesteld. Vanuit een kernidee vertrekken verschillende pijlen. Vanuit een pijl of zijtak vertrekken nieuwe ideeën, zodat het geheel er als een boomstructuur uitziet.

woord

situeren: een plaats geven

LES 1 Boodschap in beeld

125


hoe Een mindmap maken • Start met je mindmap in het midden en werk naar buiten toe. • Handig is ook om je blad papier horizontaal te leggen. Dat biedt een goed overzicht. • Gebruik kleuren. Elk onderwerp kan een andere kleur krijgen. Zo onderscheid je de hoofdtakken nog duidelijker van elkaar. • Werk niet met volzinnen, maar gebruik pijlen die woordgroepen met elkaar verbinden of verbanden aanduiden. • Gebruik signaalwoorden, beelden of symbolen die voor jou handig zijn om nadien informatie uit je geheugen op te roepen.

waarheen Je kunt:

IN

bij pictogrammen een passende context bouwen; een passend pictogram of teken kiezen bij een korte zelfgeschreven tekst of een sms’je; in stripverhalen tekens die gevoelens aanduiden herkennen; een passend taalregister gebruiken in communicatieve situaties; notities ordenen in een voorgestructureerd kader; informatie presenteren: een milieujournaal.

©

VA N

• • • • • •

126

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Jonge milieuvriendelijke ontwerpers of uitvinders Presenteer een kort milieujournaal waarin jonge uitvinders aan het woord komen. Ze hebben een milieuvriendelijk voorwerp of apparaat ontworpen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Wat komt aan bod in de journaalitems? Hoeveel onderwerpen wil je presenteren? Waar weet je al iets over? Welk taalregister gebruik je? Neem je een interview af? Welke beelden kun je gebruiken om je presentatie te ondersteunen?

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Werk in kleine groepjes van twee of drie.

IN

3 Kies twee onderwerpen die te maken hebben met een milieuvriendelijk ontwerp of uitvinding. Je mag je fantasie gebruiken. 4 Gebruik bij de presentatie één of twee dia’s waarin ook een passend pictogram verwerkt is.

Uitvoeren

VA N

5 Neem één kort interview af dat je ook uitbeeldt en gebruik daarbij het passende taalregister.

o

v

u

r

©

6 Spreek duidelijk af wie precies wat uitvoert. Kijk het publiek aan en zorg voor een passende houding. Let tijdens het interview op je lichaamstaal. Is de geïnterviewde trots op de uitvinding, dan moet het publiek dat kunnen zien en horen. Probeer je tekst niet volledig uit te schrijven. Gebruik bij voorkeur een mindmap als hulpmiddel bij de presentatie.

Reflecteren

o

v

u

r

7 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je onderwerpen zijn gepast voor een milieujournaal.

1234

1234

Je presenteert de items duidelijk en gestructureerd.

1234

1234

Je gebruikt een passend taalregister.

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je hebt een beeld of een pictogram op een correcte manier verwerkt in het milieujournaal. Je maakt gebruik van een voorgestructureerd schema of een mindmap als hulpmiddel bij het presenteren. Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

LES 1 Boodschap in beeld

127


les

Ontwerp een schrijfkader

2

notities maken

schrijfkader kiezen gedachten logisch ordenen

instructietaal gebruiken

1

Het schrijfkader OPDRACHT 1

Wandel, wissel uit.

Over schrijfkaders weet ik

Ik vraag me af

VA N

IN

Denk na over schrijfkaders. Wat weet je erover? Wat vraag je je af? Wat wil je er nog over weten? Vul het schrijfkader aan.

Ik wil vooral te weten komen

©

Loop nu door het lokaal. Als je leraar een teken geeft, sta je stil en wissel je met de dichtstbijzijnde klasgenoot jouw ideeën uit. Na de tweede uitwisseling keer je naar je plaats terug en vul je het kader aan. Wat is een schrijfkader? Voordelen Nadelen

128

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Soorten schrijfkaders OPDRACHT 2

Onderzoek de schrijfkaders.

1 Bekijk de schrijfkaders aandachtig. Denk individueel na over wat je in de voorbije weken leerde. • Welk schrijfkader kun je daarbij gebruiken? Markeer dat schrijfkader in je leerwerkboek. • Kun je nog een ander kader gebruiken? Markeer ook dat in je leerwerkboek. 2 Vergelijk je ideeën met die van een klasgenoot. Zoek samen bij elk schrijfkader een tekst uit andere lessen. 3 Lees de definitie van een schrijfkader. 4 In verschillende instructiefilmpjes ontdek je schrijfkaders. De filmpjes ondersteunen je om een gepast schrijfkader te kiezen en het op een goede manier te gebruiken. 1 Verslag Over het onderwerp                 wist je al

IN

Je hebt nu geleerd dat Ook heb je geleerd dat Bovendien is

VA N

Iets anders wat je te weten gekomen bent, is dat

Tot slot heb je geleerd dat

©

2

2 Beschrijving van zaken en begrippen Een is een

Een kenmerk van is Dat betekent dat Een ander belangrijk kenmerk is Een is geen

LES 2 Ontwerp een schrijfkader

129


3 Uitleg: een oorzakelijke relatie beschrijven Je wilt uitleggen hoe het komt dat Als dan Daardoor Dan Dat veroorzaakt

IN

Dus

VA N

4 Vergelijken: overeenkomsten

Hoewel een                 en een                 verschillend zijn, lijken ze ook op elkaar.

Ze hebben bijvoorbeeld allebei

©

Een andere overeenkomst is dat ze beide

De                 is net zo                 als

De                 lijkt op                , want Tot slot zijn ze allebei

130

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


5 Uitleg: een tijdsvolgorde beschrijven Ik wil uitleggen hoe Eerst Daarna Vervolgens Ten slotte

IN

6 Werkwijze Hoe maak je Je hebt nodig: –

VA N

?

– Eerst Daarna

©

Vervolgens Ten slotte

LES 2 Ontwerp een schrijfkader

131


7 Je mening geven Mijn mening over                 is dat Ik heb een aantal argumenten voor mijn mening. Ten eerste Ten tweede Ten derde Sommige mensen zijn het niet met mij eens. Ze vinden bijvoorbeeld dat

IN

Hun argument is dat Ze hebben volgens mij ongelijk, want

Ik vind dus

VA N

wat

©

Een schrijfkader biedt al een aanzet voor structuur. Het is een tekst waarvan bepaalde beginzinnen gegeven zijn. Jij vult zelf de zinnen aan, bijvoorbeeld op basis van voorkennis of van wat je geleerd hebt. Het helpt je te formuleren. Met een schrijfkader kun je bij (korte) schrijfopdrachten je gedachten logisch ordenen tot een vlot leesbare en gestructureerde tekst. De mate van steun bij het schrijfkader kan variëren: • je krijgt enkel de beginzinnen; • de te gebruiken vakwoorden zijn ingevuld; • er wordt een mogelijk schema aangereikt. Er bestaan schrijfkaders voor verschillende tekstsoorten en allerlei teksten, bijvoorbeeld een verslag, een vergelijkende tekst, een overtuigende tekst …

tip De zinnen in het schrijfkader dienen als inspiratie/hulpmiddel. Je hoeft de formuleringen niet letterlijk over te nemen, maar je mag ze aanpassen.

132

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

tip Dikwijls moet je het schrijfkader wat aanpassen aan wat je precies wilt vertellen over het onderwerp, afhankelijk van de informatie die je vond en de structuur van je tekst.


OPDRACHT 3

Kies een passend schrijfkader.

1 Je werkt in een basisgroep van vier leerlingen. Elke leerling van de groep kiest een nummer (1 tot 4) en werkt met de tekst die bij dat nummer hoort. Je vindt de genummerde teksten op diddit. Tekst 1 Supersonisch snel Tekst 2 Hoe vindt een mol zijn weg? Tekst 3 De Hunnen leefden op de rug van hun paarden Tekst 4 Wat is het verschil tussen klassieke muziek en rockmuziek? 2 Lees de tekst oriënterend en globaal.

Je kunt:

in een voorgestructureerd kader notities maken; het gepaste schrijfkader kiezen bij een tekst; je gedachten ordenen tot een vlot leesbare tekst; het schrijfkader bij een tekst verduidelijken voor je klasgenoten.

©

• • • •

waarheen

VA N

IN

3 Zoek bij de tekst een schrijfkader en ga aan de slag met de beginzinnen. Lees de tekst daarna intensief. Bij de woorden die je niet begrijpt, pas je de woordleerstrategie toe. Vorm een expertengroep met vier leerlingen die dezelfde tekst bespraken. Vergelijk jullie schrijfkaders en pas je eigen schrijfkader aan waar het nodig is. Ga daarna terug naar je basisgroep en vertel welke tekst je gelezen hebt door het schrijfkader aan de andere leerlingen te verduidelijken. Je klasgenoten mogen je vragen stellen over de tekst.

woord

bespreken: samen spreken over, beoordelen

LES 2 Ontwerp een schrijfkader

133


Gedachten logisch geordend Je ordent wat je weet en leest in een schrijfkader.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Wat wil je schrijven over een bepaald onderwerp? Wil je verschillen of gelijkenissen benoemen, je mening geven of een werkwijze beschrijven? Wat wil je ontwerpen, bedenken, creëren, ontwikkelen, uitdenken, uitstippelen, vormen of vormgeven? Welke bekende figuren deden dat al? Misschien wil je hun ontwerp beschrijven, vertellen hoe het werkt of …? Kies een schrijfkader.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Wat weet je al over het onderwerp? Verzamel voldoende informatie: teksten, studieteksten, video’s … 3 Selecteer de info die je wilt gebruiken in het gekozen schrijfkader.

VA N

4 Schrijf de tekst uit met de tekststructuur die je gekozen hebt. Start met het aanvullen van de gegeven zinnen.

tip

Dikwijls moet je het schrijfkader wat aanpassen aan wat je precies wilt vertellen over het onderwerp, afhankelijk van de info die je vond en de structuur die je in de tekst stopt.

©

5 Controleer of je rekening hebt gehouden met de opgegeven criteria. Stip die aan in de tabel.

Uitvoeren

o

v

u

r

6 Schrijf een boeiende tekst die voldoet aan de opgegeven criteria.

134

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Reflecteren

o

v

u

r

7 Onderzoek of je tekst voldoet aan de criteria. Pas indien nodig je tekst aan. In orde Je traject naar succes Je gebruikt een voorgestructureerd schrijfkader. Je kunt je gedachten logisch ordenen tot een vlot leesbare tekst. Je tekst is samenhangend en bevat de juiste signaalwoorden om de tekststructuur en het juiste zinsverband aan te geven. Je past het woordgebruik aan het onderwerp aan en zorgt voor afwisseling.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

IN

Š

VA N

Laat de tekst lezen aan een klasgenoot. Vraag om je tekst te reviseren. Pas indien nodig je tekst een laatste keer aan.

woord

reviseren: een tekst, of delen ervan, herlezen en eventueel opnieuw aanpassen

LES 2 Ontwerp een schrijfkader

135


les

Het grote striponderzoek

3

striptaal en beeldtaal begrijpen

strip ontwerpen

mening formuleren over strips

1

tussenwerpsel herkennen en gebruiken

strip verkennen

Wat gebeurt er? OPDRACHT 1

Bekijk de strip van Asterix.

VA N

IN

1 Vertel met je eigen woorden wat er gebeurt.

Welke figuur komt niet veel voor in de strips over Asterix? Waarom denk je dat?

©

Hoeveel personages zeggen iets in dit kader? Waaruit leid je dat af?

2 Bekijk de twee kaders die volgen. Vertel met je eigen woorden hoe het verder gaat.

ASTERIX® - OBELIX® - IDEFIX® / © 2020 LES EDITIONS ALBERT RENE / GOSCINNY - UDERZO

Hoe reageert Asterix op wat er met Toon gebeurt? Hoe weet je dat?

136

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


3 Lees hoe het verder gaat en onderzoek de verschillende kaders en teksten.

A

IN

B

VA N

C

a Vergelijk de woorden die de druïde spreekt in de kaders. Welk verschil merk je op?

©

b Wat zou de bedoeling van de auteur zijn?

D

ASTERIX® - OBELIX® - IDEFIX® / © 2020 LES EDITIONS ALBERT RENE / GOSCINNY - UDERZO

c In het vierde kader vind je nog een andere ‘tekst’. Beschrijf wat er gebeurt. Wat betekenen die letters? d Hoe geeft de tekenaar een beweging weer? Wat beweegt hier? e ‘Na een lange nacht komt de zon op boven het dorp.’ • Wie is de zender van die zin? • Vergelijk met de andere spreekballonnen. Hoe valt het op?

LES 3 Het grote striponderzoek

137


4 Onderzoek nog deze stripkaders. Wat wordt weergegeven?

OH! M IK WAS VE VER.TA AL COMP4JT STAND

VA N

©

B

IK SEN SEN W"r'DE.LiSTANE.R. SN IK KOM MET MiJN INTE.RSTE.LL AiRE. R.�iMTE.­ SCHi? V AN SEN VERRE STER, W"r'DE.LiSTAN �!:.HE.TEN.

D

C

138

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

ASTERIX® - OBELIX® - IDEFIX® / © 2020 LES EDITIONS ALBERT RENE / GOSCINNY - UDERZO

IN

A


OPDRACHT 2

Lees deze strip van Bollie en Billie.

Werk per twee. Spreek met elkaar af of je A of B leest.

©

VA N

IN

A

© Studio Boule & Bill, 2020

LES 3 Het grote striponderzoek

139


©

VA N

IN

B

© Studio Boule & Bill, 2020

140

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


1 Vertel aan je buur wat er gebeurt. 2 Welke non-verbale elementen zijn er gebruikt om het verhaal te ondersteunen? 3 Lees de strip die je duopartner las. a Zou je het verhaal op dezelfde manier verteld hebben? b Wat zou jij nog aangevuld / niet verteld hebben?

Geef je voorkeur OPDRACHT 3

Iedereen brengt een stripalbum mee. Bekijk de stripverhalen die in de klas aanwezig zijn.

1 Bekijk enkele fragmenten uit verschillende strips.

3 Welke fragmenten spreken je niet aan?

IN

2 Waar gaat je voorkeur naar uit?

4 Welke fragment(en) ken je al? Uit welke reeks(en) heb je al een stripverhaal gelezen?

Mening geven

VA N

5 Geef in dit schrijfkader je mening over stripverhalen.

Mijn mening over                 is dat

Ik heb een aantal argumenten voor mijn mening. Ten eerste

©

2

Ten tweede

Sommige mensen zijn het niet met mij eens. Ze vinden bijvoorbeeld dat Hun argument is dat Ze hebben volgens mij ongelijk, want Wat ik vind, is dus

woord

non-verbaal: zonder woorden

LES 3 Het grote striponderzoek

141


wat Het stripverhaal (ook beeldverhaal of strip genoemd) is een van de oudste vormen van literatuur. Een stripverhaal wordt gevormd door een aantal afbeeldingen die samen een verhaal vormen. Het wordt gemaakt door een striptekenaar en een scenarioschrijver. Als er tekst is, wordt die ook mee in de tekeningen verwerkt. De tekeningen zijn minstens even belangrijk als de tekst en bevatten essentiële stukken informatie: je kunt het verhaal niet begrijpen zonder de tekeningen.

wat In strips worden dikwijls tussenwerpsels gebruikt. Een tussenwerpsel is een uitroep die buiten de normale zinsvolgorde staat. Het kan voor of na een zin worden gezet, zonder dat de zinsvolgorde verandert (inversie).

3

VA N

IN

Imitaties van geluiden, begroetingen, vloeken en scheldwoorden, uitroepen van ontkenning, bevestiging, vreugde, twijfel, spijt, afkeuring, aansporing, om aandacht te krijgen … kunnen als tussenwerpsel gebruikt worden. Bv. o, o ja, tja, ach, och, bah, au, aha, hé, hè, oei, oeps, oké …

Zelf een strip ontwerpen

Ontwerp een strip.

©

OPDRACHT 4

Kies een van deze opdrachten.

A Maak een fotostrip op een A4 of een digitale stripbladzijde. B Zoek een ‘mop’. Zet die om in enkele beelden met tekst. Gebruik minstens twee tussenwerpsels. C Maak met enkele groepjes een soort vervolgverhaal. Ieder groepje neemt een deel van het verhaal voor zijn rekening. D Ontwerp een stripfiguur. Bestudeer eerst enkele bekende en minder bekende figuren. Maak een karakterschets en link die aan een foto of beeld van een persoon. Ben je creatief? Teken dan zelf een personage. Plaats de stripfiguur in een drietal kaders.

142

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Volg het stappenplan. A – B Stappenplan: fotostrip of mop in strip Stap 1 A Schrijf het verhaal in het kort uit. Maak een pagina-indeling: schrijf op wat op de pagina komt, in hoeveel strips en hoeveel vakjes. B Zoek een mop of werk met de mop die je van de leraar krijgt. Stap 2 Tekeningen: storyboard – schetsen personages en decors – potloodtekening (eventueel al de kaders vooraf aanbrengen) – inkten – letteren – inkleuren C Stappenplan: een vervolgverhaal Benodigdheden: tekenpapier, potloden, een boek of kortverhaal, bv. een van de verhalen bij de start van een deel Stap 1 Het boek of het verhaal wordt in stukken verdeeld. Elke leerling/leerlingengroep neemt een deel van het verhaal voor zijn rekening en ontwerpt één bladzijde.

Stap 3 Alle beelden bundel je en zo vorm je een verstripping van het verhaal.

Een scenario en een schetsmatige indeling in beelden en dialogen kunnen ook.

IN

Stap 2 Bespreek vooraf samen hoe je het verhaal indeelt. Zijn er regels voor het te bereiken resultaat?

tip

VA N

D Stappenplan: een stripfiguur

Stap 1 Observeer en analyseer. Verzamel uit kranten of van het internet enkele bekende strookjesstrips. Zoek de belangrijkste eigenschappen van de hoofdpersonages van die dagelijkse strips: man, vrouw, dier of kind, leeftijd, tijd, decor, realisme of fantastische verhalen? Stap 2 Maak je eigen stripfiguur: kies een voorspellende naam. Bedenk een personage wiens naam al iets zegt over het uiterlijk of over het gedrag van het personage.

©

Stap 3 Bedenk voor dat personage een strip in drie of vier vakjes.

woord

inkten: met een zwarte balpen of stift over de lijntjes van de potloodtekening gaan letteren: de tekst in de tekstballonnen toevoegen inkleuren: kleur toevoegen aan de tekening observeren: aandachtig bekijken, waarnemen

LES 3 Het grote striponderzoek

143


hoe Hoe lees je een strip? Een stripfiguur spreekt en denkt; dat lees je in spreek- of gedachteballons. In stripverhalen worden geluiden weergegeven aan de hand van klanknabootsingen: een bom die ontploft wordt BOEM!, een persoon die slaapt wordt zzzzz … Grafische tekens verduidelijken de beelden en het verhaal: close-up, bewegingen … Striptaal is niet alleen kort en bondig, maar dikwijls ook origineel en vernieuwend. Ze leunt nauw aan bij de spreektaal. Tussenwerpsels krijgen daarin dikwijls een plaats. Informatie door de verteller komt in een apart tekstkader, bv. over een andere tijd, een andere periode …

IN

waarheen Je kunt:

VA N

de taal in strips lezen en begrijpen; tussenwerpsels herkennen en gebruiken; strips vergelijken; je voorkeur uitdrukken en duiden; je mening formuleren over strips / een strip; creatief met een strip aan de slag gaan: – een verhaal samenvatten en de belangrijkste elementen uitkiezen om in de strip op te nemen; – grafische verteltechnieken gebruiken (close-up, beweging weergeven …); – beslissen welke teksten je in de tekeningen zult plaatsen.

©

• • • • • •

144

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Verken een strip Zoek een strip uit een stripreeks die je nog niet (goed) kent. Geef je mening over de strip.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Ga naar de bib, zoek een minder bekend stripverhaal en lees het in één adem uit!

Voorbereiden

o

v

u

r

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

2 Neem tijdens het lezen enkele notities over: • de inhoud van het verhaal (denk aan de w-vragen); • de tekeningen; • het weergeven van geluid, beweging … (grafische tekens); • de originele striptaal.

VA N

3 Geef je mening weer over het stripverhaal. Gebruik eventueel een schrijfkader. 4 Denk eraan dat je een samenhangend geheel maakt. Gebruik signaalwoorden om structuur aan te brengen. 5 Breng variatie in je zinnen, zoals mededelende en vragende zinnen, ontkennende en bevestigende zinnen.

o

v

u

©

Reflecteren

r

6 Onderzoek of je tekst voldoet aan de criteria. Pas indien nodig je tekst aan. 7 Laat de tekst daarna nog eens lezen aan een klasgenoot. Vraag om je tekst te reviseren. Pas indien nodig je tekst een laatste keer aan. In orde Je traject naar succes Je geeft je mening over een strip. Je kunt je notities logisch ordenen tot een vlot leesbare tekst. Je tekst is samenhangend en bevat de gepaste signaalwoorden. Je gebruikt verschillende soorten zinnen: je brengt variatie.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Het grote striponderzoek

145


les

Van strip naar taal en tekst

4

inleven in stripverhaal

tekstballonnen schrijven aanhalingstekens gebruiken verhaal brengen bij strip

online zoekend lezen

1

Bekende en minder bekende striphelden OPDRACHT 1

Welke strips lees je vaak? Bespreek samen.

IN

Waarom lees je die strips dikwijls en graag? Wat moet een goed stripverhaal volgens jou allemaal bevatten? Herken je deze stripfiguren? Zijn ze jou minder bekend? Lees de beschrijving. Probeer hun naam te achterhalen en vul die in de tekst in.

Hun namen beschrijven perfect de wereld waarin ze hun

VA N

avonturen beleven. Ze zijn yin en yang, onbevangen en onbevreesd, met een eigenzinnige kijk op de wereld. De meisjestweeling            ontstond in de

© Nix

krant De Morgen, om daarna de wereld te veroveren. Vooral in Nederland en Frankrijk gaan er veel stripfans voor de bijl.

©

De inkt op het uithangbord is nog niet droog of de bank is al overvallen door de beruchte gebroeders Dalton. Kleine driftkikker Joe gaat voorop. Averell is de grootste, hongerigste en domste en heeft een ham buitgemaakt. Onze stripheld            is eens te meer sneller dan zijn schaduw.

woord

onbevangen: heel spontaan, uit jezelf onbevreesd: zonder schrik eigenzinnig: je eigen mening sterk willen doordrijven, koppig, eigenwijs voor de bijl gaan: bestraft worden, vernietigd worden berucht: bekend zijn om slechte, negatieve dingen de driftkikker: iemand die heel snel boos wordt

146

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Ze is ingenieur elektrotechniek, een verwoed ruimtereiziger en minstens zo doortastend, moedig en avontuurlijk als haar mannelijke collega's striphelden. De jonge Japanse            is een meertalige boeddhiste die met haar kennis van aikido en kendo menig booswicht het nakijken geeft en zich moeiteloos tussen verschillende culturen begeeft. Afwisselend beleeft ze haar avonturen op aarde en in de ruimte. Beschrijf de striphelden.

IN

1 Werk nu andersom. Welke striphelden herken je in deze afbeelding? Plaats hun naam of de titel van de stripreeks onder het beeld.

VA N

© Standaard Uitgeverij

OPDRACHT 2

Beschrijf kort drie striphelden naar keuze, zoals in opdracht 1. Verwerk daarin zowel twee innerlijke als uiterlijke kenmerken van het personage. Je kunt dit schrijfkader gebruiken. Wie?

Wie?

Typisch voor deze stripheld is

Iedereen weet dat deze stripheld

Dikwijls gebeurt het ook dat

Geregeld doet

Meestal kan hij/zij

Daarnaast is

Wist je ook dat

Het gebeurt echter nooit dat

Als het gevaarlijk wordt, dan

Als hij/zij alleen is, dan

Ik schiet in de lach als

©

Deze stripheld herken je

Wie?

woord

verwoed: heel erg, met veel inzet doortastend: met overtuiging, vastberaden, krachtig het aikido: Japanse krijgskunst waarin je lichaam en geest verenigt het kendo: Japanse zwaardvechtkunst om een groot aantal verschillende technieken te verenigen; oefening in zelfdiscipline

LES 4 Van strip naar taal en tekst

147


2 Op welke stripfiguur lijk jij? Heb je je weleens afgevraagd of jij kenmerken van een stripfiguur hebt? Doe de test via de link op diddit. Klopt het? Waarom wel/niet? Van welke stripfiguur heb je zelf wel wat kenmerken? OPDRACHT 3

Onderzoek de Brusselse stripmuren

1 Beantwoord de vragen met gegevens die je op de website over de Brusselse striproute vindt. a Komen er nog altijd stripmuren bij of houdt het op? Verklaar je antwoord. b Wat moet je doen als je zelf een strip op de muur van je gebouw wilt?

IN

c Waar precies bevinden de meeste stripmuren zich? Hoe kun je dat te weten komen?

VA N

d Welke stripmuur ligt volgens jou het verst van het sportcomplex van Evere?

Welke stripmuur ligt daar het dichtst bij?

©

e Welke stripmuur spreekt je het meest aan? Waarom?

2 Surf naar de site met meer details over de muren van de stripwandeling. a Lees de webpagina. Plaats de passende naam van de stripreeks naast de tekst. … in Amerika is het derde album uit de wereldberoemde reeks van Hergé en dateert uit 1932. Dat is een hele poos geleden, maar deze stripheld heeft nooit opgehouden wereldwijd lezers van 7 tot 77 jaar in vervoering te brengen. Deze strips bestaan uit verschillende komische verhalen van een of twee pagina’s, al dan niet voorzien van tekst. In een familiale omgeving vol vriendelijkheid en levensvreugde charmeren de kwajongensstreken van deze stripfiguren al tientallen jaren lezers van alle leeftijden. In Vlaanderen verkoopt Kiekeboe van Merho beter, maar met dank aan Nederland en Franstalig België is deze stripreeks nog altijd de best verkopende stripreeks van de Benelux. Samen met zijn onafscheidelijke metgezellen Kwabbernoot en Spip de eekhoorn bindt hij overal ter wereld de strijd aan met schurken van allerlei aard.

148

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


b Lees de vragen en wissel je mening uit met die van een klasgenoot. • Welke strips die je leerde kennen zou je weleens willen lezen? • Met welke stripfiguur zou je graag eens een dagje op pad gaan? Met wie zelfs een week op vakantie? Waarom? • Met welke stripfiguur zou je zeker en vast niet samen opgesloten in een lift willen zitten voor een paar uurtjes? OPDRACHT 4

Hoe wordt een stripmuurtekening gemaakt?

Bekijk het fragment. Het bevat geen gesproken tekst of ondertiteling. a Noteer enkele stappen. b Bekijk het fragment een tweede keer en vul of pas je notities aan. c Vergelijk jouw stappenplan met dat van een klasgenoot.

Tekstballonnen

Lees deze krantenkoppen met uitspraken.

VA N

OPDRACHT 5

1 Markeer de woorden die letterlijk uitgesproken worden.

1

2

Nina Derwael over haar his

torische prestatie: ‘Een eno rme opluchting. Alle stress viel plots van mij n schouders.’

Trainer Club Brugge blikt tevred

©

2

IN

d Werk je notities vervolgens uit tot een korte, samenhangende tekst. Werk op een apart blad.

3

4

en terug: ‘De ploeg ging tot het

uiterste.’

Eerste minister zei dat er geen extra belastingen komen

Organisatoren van volksfeest erg gelukkig: ‘We hebben getoond dat we een grote happening veilig kunnen organiseren.’

2 Welke leestekens worden gebruikt in wat je gemarkeerd hebt? 3 Waarom staan die tekens niet in de derde krantenkop? 4 Herschrijf de derde krantenkop zo dat de woorden van de eerste minister letterlijk worden weergegeven. 5 Waarvoor gebruik je die leestekens?

LES 4 Van strip naar taal en tekst

149


wat Als je de woorden die iemand zegt niet letterlijk wilt weergeven of citeren gebruik je geen aanhalingstekens. Bv. J eroen zei dat hij zijn opdracht aardrijkskunde niet heeft afgewerkt. Zopas vertelde mijn zus mij dat ze vanavond met vriendinnen op stap gaat. Als je de woorden die iemand zegt wel letterlijk wilt weergeven of citeren, dan plaats je dat citaat tussen aanhalingstekens. Wat tussen die aanhalingstekens staat, noem je de aanhaling. Er zijn drie soorten aanhaling. Eindaanhaling De letterlijk weergegeven woorden staan op het einde van de zin, na een dubbelpunt. Het eindleesteken maakt dan deel uit van het citaat. Bv. D e winkelbediende zei: ‘Als u nog een tweede artikel koopt, krijgt u korting.’ De dame vroeg: ‘Kunt u mij even een handje helpen?’

VA N

IN

Beginaanhaling De letterlijk weergegeven woorden staan in het begin van de zin. Een punt achteraan het citaat valt weg en wordt vervangen door een komma, buiten de aanhalingstekens. Een vraagteken of uitroepteken blijft altijd binnen de aanhaling. In dat geval mag de komma na de aanhaling weggelaten worden. Bv. ‘ Neem gerust nog een extra taartje’, zei mijn oma. ‘Ben je er nu al?’(,) vroeg mijn tante. Onderbroken aanhaling Als de aanhaling opgesplitst wordt, spreken we van een onderbroken aanhaling. Leestekens die tot de letterlijk geciteerde tekst behoren, staan binnen de aanhalingstekens, anders staan ze erbuiten. Bv. ‘ Verdorie,’ riep mijn vriend plots, ‘ik ben mijn zwembroek vergeten!’ ‘Jonas gaat naar huis,’ zei de studiemeester, ‘want hij voelt zich erg ziek.’ ‘Zowel vandaag als morgen’, vertelde mijn opa, ‘bouwen we verder aan de boomhut.’

©

Bedoel je iets ironisch? Dan kun je die woorden ook tussen aanhalingstekens plaatsen. Bv. We kregen op het einde van de les nog een ‘cadeautje’! (Je bedoelt: een vervelende taak.) Toen hij dat grapje voor de zevende keer vertelde, vond iedereen het ‘erg leuk’. (Je bedoelt: vervelend.)

150

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


OPDRACHT 6

Ga aan de slag met zinnen en aanhalingstekens.

1 Voer deze opdrachten uit. a Kies een van deze werkwoorden en noteer de vervoegde vorm in de passende zin. getuigen, vertellen, verklaren, mompelen, vragen, jammeren, verklappen, roepen.

tip

b Plaats de ontbrekende aanhalingstekens en een dubbele punt in de zin als dat nodig blijkt.

Na een leesteken komt er een spatie, voor een leesteken komt er geen. Uitzondering: een spatie voor én na …

c Markeer de letters die een hoofdletter moeten worden.

De trainer           luid: ‘jullie hebben fantastisch gespeeld, meisjes!’ Aan het onthaal           de man: ‘kan ik uw jas aannemen, mevrouw?‘ De brandweerman          : ‘ik heb nog nooit zo’n grote vuurzee meegemaakt. Verschrikkelijk!‘ De piloot           aan de steward: ‘gisteren is een ongeval op het nippertje vermeden.‘

IN

‘Die toets wiskunde was niet eenvoudig’,           Servaas aan zijn moeder toen hij thuiskwam. Jolien           tegen haar zus dat ze de hele nacht wakker gebleven is uit angst. ‘Nu krijg je geen ijsje,‘           de jonge moeder stilletjes tegen haar zoontje, ‘want straks moet je

VA N

nog een boterhammetje eten. Daarna krijg je er wel eentje.’

‘Ik vind toch’,           Sarah kordaat, ‘dat het te veel regent om met de fiets te gaan.‘ 2 Verbouw de zinnen: maak zinnen met een eindaanhaling.

‘Er waren zeker 250 mensen aanwezig op dat feestje’, zei de eigenaar van de feestzaal.

©

‘De bomen moeten dringend gesnoeid worden’, vertelde de tuinman.

3 Verbouw de zinnen: maak zinnen met een beginaanhaling. Het jongetje jammerde: ‘Ik heb het echt niet met opzet gedaan.‘ Mijn oma vroeg: ‘Wil je van mij straks nog een beetje zakgeld?’ 4 Verbouw de zinnen: maak een onderbroken aanhaling. Dit is wat moeilijker. ‘Beste leerlingen, jullie hebben een fantastische prestatie geleverd‘, zei de directeur. ‘Zonder aarzelen ben ik in het water gesprongen om mijn zoontje te redden’, verklaarde de vader.

LES 4 Van strip naar taal en tekst

151


OPDRACHT 7

Kies een passende tekstballon.

Bekijk de strip van Boerke. 1 Herken je het allereerste stripplaatje? Aan welk bekend schilderij doet je dat denken?

OPDRACHT 8

Onderzoek de tekstballonnen van stripverhalen.

1 Lees het stripfragment aandachtig. a Wat valt er op aan de tekst? Bekijk de tekst zelf en de leestekens. b Hoe verklaar je dat?

152

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN

© Pieter De Poortere/Boerke/Nanuq/www.dickiecomics.com

©

VA N

IN

2 Welke tekstballon past volgens jou bij welk plaatje? Teken die naast de strip. Schrijf er ook een of meer passende zinnen of woordgroepen in.


© Standaard Uitgeverij

IN Kiekeboe vraagt:

©

VA N

2 Schrijf de dialoog van de stripplaatjes met de nodige aanhalingstekens. Begin als volgt:

waarheen Je kunt: • • • • •

informatie op een vlotte manier op websites zoeken en verwerken; op basis van een beeldfragment een stappenplan opmaken; striphelden op een duidelijke manier beschrijven; in zinnen aanhalingstekens op een correcte manier gebruiken; zinnen met begin- en eindaanhalingen en onderbroken aanhalingen maken.

LES 4 Van strip naar taal en tekst

153


Een verhaal bij een strip Oriënteren

o

v

u

r

1 Leef je in een stripverhaal in. Maak van stripplaatjes met tekstballonnen een doorlopende tekst die voldoende levendig is.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies een fragment uit een stripverhaal. Je kunt een keuze maken uit de aangeboden mogelijkheden op diddit, maar je mag ook zelf een fragment kiezen van ongeveer één bladzijde. Een wat korter of langer fragment mag ook. Gebruik werkwoorden die een bepaalde sfeer creëren.

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

3 Lees het stripfragment aandachtig en leef je in.

VA N

4 Verwerk de beelden en tekstballonnen tot een doorlopende tekst. Gebruik daarin aanhalingstekens correct om letterlijk weer te geven wat de stripfiguren zeggen. Houd rekening met je leespubliek.

©

5 Kies je een eigen fragment? Dan kun je met een klasgenoot samenwerken. • Lees eerst elkaars stripfragment. • Daarna lees je elkaars geschreven fragment. • Beoordeel vervolgens elkaars geschreven tekst.

Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je leeft je in een stripverhaal in.

1234

1234

Je tekst sluit aan bij de tekeningen.

1234

1234

Je verwerkt de tekstballonnen op een vlotte en correcte manier tot een doorlopende tekst.

1234

1234

Je gebruikt leestekens in je tekst op een correcte manier.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

154

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


Uitdaging: Ontwerp een eigen beeldverhaal Je werkte in dit deel met schrijfkaders en instructietaal. Je leerde meer over beeldtaal, stripverhalen en tekstballonnen, en over het gebruik van tussenwerpsels en aanhalingstekens. Pas dat toe in deze opdracht.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Maak een korte fotopagina (geen tekeningen, wel foto’s) met nieuws uit je eigen school: een geplande activiteit, een verslag van een activiteit of excursie, een evacuatieoefening, een ouderavond, enkele duidelijke schoolafspraken in beeld gebracht … Pictogrammen moeten er een plaats in krijgen.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Werk in groepjes van drie. Je hebt een fototoestel (of tablet ) en een pc nodig.

Uitvoeren

VA N

3 Maak een beeldverhaal met eigen tekst en foto’s. Bepaal de geschikte ruimte en tijd om de foto’s te maken. Ga vooraf na waar er duidelijke pictogrammen op je school aanwezig zijn. Overleg samen over een eenvoudig script.

o

v

u

r

©

4 Maak in groepjes van drie een beeldverhaal/strippagina met eigen foto’s over nieuws uit je eigen school. Je kunt daarvoor gebruikmaken van PowerPoint of een ander programma. • Werk een eenvoudig storyboard uit dat straks gelezen zal worden door je leraar en klasgenoten. • Gebruik een passende ruimte en een passend tijdstip voor je foto’s. • Beslis samen welke foto’s je in kleur en welke je in grijswaarden wilt plaatsen. • In je strippagina moeten twee passende pictogrammen te zien zijn. • Markeer in de tekstballonnen minimaal drie tussenwerpsels. Gebruik ook drie woorden die instructietaal zijn en onderstreep ze. • Laat je resultaat door een ander groepje lezen en beoordelen.

woord

het storyboard: een soort stripverhaal ter voorbereiding op een film- of video-opname; elk shot wordt eerst getekend

LES 4 Van strip naar taal en tekst

155


Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je maakte een passende fotopagina voor je leespubliek.

1234

1234

Je gebruikte voldoende pictogrammen in je foto’s.

1234

1234

Je gebruikte voldoende tussenwerpsels in je tekstballonnen.

1234

1234

Je gebruikte voldoende instructietaal in je tekstballonnen.

1234

1234

Je maakte een passende keuze van tijd en ruimte voor de foto’s.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

IN

VA N

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot:

©

• dit vraagt training:

156

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


De laatste ronde OPDRACHT 1

Waaraan denk je bij het woord ‘ontwerpen’?

OPDRACHT 2

Verbouw woorden.

IN

Noteer minstens acht woorden in een woordenwolk.

VA N

Maak van een werkwoord een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Alle werkwoorden zouden synoniemen van ontwerpen kunnen zijn. werkwoord ontwerpen creëren

plannen fantaseren

©

schetsen

zn of bn (met lidwoord)

ontwikkelen uitvinden modelleren

improviseren voorstellen Bij welk werkwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord bedenken? Noteer het werkwoord en het bn.

DE LAATSTE RONDE

157


De laatste ronde OPDRACHT 3

Welk werkwoord past bij welk beeld?

Kies uit: boetseren – stuiteren – bespreken – citeren – scannen – ontketenen – improviseren

B

D

©

C

VA N

IN

A

E

F

1 Welke werkwoorden heb je niet gebruikt? Maak er een zin mee. 2 Welk werkwoord heb je meer dan een keer gebruikt? Hoe komt dat? Maak een zin met nog een andere betekenis.

158

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


De laatste ronde 3 Welk werkwoord is hier in de letterlijke betekenis uitgebeeld? Maak een zin met daarin de figuurlijke betekenis. 4 Bij welk beeld past meer dan één werkwoord? OPDRACHT 4

Vul in. Gebruik elk woord uit het lijstje één keer.

imposant – munitie – chemicus – pictogram – kadaver – definitie – gereputeerd – ironie – patriot – driftkikker

b een synoniem voor een scheikundige

c een woord voor een dood lichaam van een dier …

d een vorm van humor

e een ander woord voor indrukwekkend

f een woord voor ‘wie echt van zijn land houdt’

g een verzamelnaam voor kogels, bommen …

h een woord voor ‘wie heel snel boos is’ i een synoniem voor beroemd

IN

a een woord dat dikwijls voorkomt bij wiskunde

VA N

j een ander woord voor ‘een symbool dat tekst vervangt’            Kies twee woorden die je in één zin kunt gebruiken. Noteer je zin.

Vul in met een passend woord.

©

OPDRACHT 5

Kies uit: berucht – onbevreesd – doortastend – individueel – expressief – onbevangen – origineel – eigenzinnig – gefascineerd – verwoed – gefixeerd a Naast groepsreizen bieden ze daar ook … reizen aan.

b Het kind gebruikt al een … taal!

c Ze is heel spontaan, … geeft ze haar mening.

d Hij trekt zich van niemand iets aan, hij is erg … .

e Hij keek geboeid naar dat … schilderij.

Zo … zag ik hem nog maar zelden kijken.

f Mijn vader treedt meestal erg krachtig op bij problemen, hij is een … man.              g Over die … misdadiger wordt binnenkort een film gemaakt.

Maak nu zelf een zin met de drie woorden die je nog niet gebruikt hebt. Leg je zinnen voor aan je buur. Vindt die je zinnen leuk, mooi en duidelijk? Vergelijk met elkaar.

DE LAATSTE RONDE

159


De laatste ronde OPDRACHT 6

Vergelijk. Geef één betekenis voor deze woorden.

1 Weet je een verschil tussen een icoontje en een icoon? Leg beide uit. 2 Verduidelijk met een eenvoudig pictogram: non-verbaal en verbaal.

3 Letterlijk en figuurlijk: wat betekent ‘voor de bijl’? • letterlijk: • figuurlijk: Verzin een context waarin je de figuurlijke betekenis kunt gebruiken. Geef weer met enkele kernwoorden.

OPDRACHT 7

Oefen nog eens extra instructietaal.

IN

zin 1

VA N

Werk met twee en verbeter de zinnen. Gebruik de gemarkeerde woorden op de juiste plaats. In enkele zinnen pas je het woord aan.

De leerlingen ordenen tijdens een groepswerk het kunstwerk van Leonardo da Vinci. zin 4

Je moet argument lang wachten aan de kassa in grote warenhuizen.

zin 2

De vlijtige leerlinge adviseert eerst het verslag vooraleer het aan de leraar te geven. zin 5

De opinie van een begrip leer je best uit het hoofd.

©

zin 7

Jullie maken de oefening zogenoemd.

Ze had haar verslag netjes in verschillende alinea’s gereviseerd.

zin 10

Vandaag reviseert de muziekleraar me om vaker te oefenen.

OPDRACHT 8

zin 8

zin 11

De individuele Ghelamco Arena zat nokvol supporters.

zin 3 In de aardrijkskundeles moeten de leerlingen de verschillende begrippen kunnen structureren. zin 6 Wil je je ouders overtuigen, zorg dan voor een prima doorgaans. zin 9 Het slachtoffer kon de plaats vanhet ongeval goed bespreken. zin 12 Gelukkig delen we dezelfde definitie en hoeven we niet te discussiëren.

Creatief aan de slag

Ontwerpen start vanuit een probleem of behoefte en is gericht op het ontwikkelen van een oplossing. Het is een creatief proces. Noteer per twee een probleem op een post-it. De leraar verzamelt ze. Overleg in duo’s over een van de problemen die in de klas rondgedeeld worden. Verzamel mogelijke oplossingen en stel er een voor aan de klas. Je krijgt daarvoor maximaal een minuut. Een beeld kan je voorstel ondersteunen. Enkele ideeën: • Je kunt niet onthouden of je mes en vork rechts of links van een bord moeten komen. • Het regent en stormt hevig: hoe kun je ervoor zorgen dat je paraplu niet kapot gaat? • Je gaat op vakantie, maar je vissen kunnen niet mee: hoe slaag je erin om hen toch eten te geven?

160

TRAJECT Nederlands 2   deel 3 ONTWERPEN


deel 4

©

VA N

IN

DURVEN

© Nancy De Ridder

1 Wie zou hier gewoond hebben?

2 Welke stemming hoort bij de foto? 3 Ken je boeken, series of films die in dezelfde sfeer baden? Welke? 4 Welke personages koppel je aan het griezelgenre? 5 Zou jij deze ruïne durven te betreden? 6 Zoek eens op wat ‘urbex’ betekent. Waarom zou deze ruïne ‘urbexers’ aantrekken? 7 Waar ben jij bang van? 8 Vanuit welk perspectief is dit beeld gemaakt? Welk effect wil de maker daardoor krijgen?

woord

de ruïne: overblijfsel van een verwoest of vervallen gebouw

161


© Koen Broos

DURVEN Kathleen Vereecken

1

5

10

25

30

35

40

©

20

VA N

IN

15

Het is aardedonker. Alleen aan de helwitte lijn die loodrecht naar beneden loopt daar waar de deur is, zie ik dat het dag is. De lucht ruikt naar oud vocht. Naar de schimmelige geur van bezwete kleren, die te lang ingepakt zaten. Ik zit ineengedoken in een hoek van het hok, een wc-huis zonder wc. Een berghok zonder materiaal. Een houten kooi zonder zin, zonder doel. Behalve mij te verbergen dan. Ik hoor stemmen in de verte. Ze klinken opgewonden, komen langzaam en toch veel te haastig dichterbij. Ik begin sneller te ademen. Mijn mond is droog, mijn handen ballen zich tot vuisten. Ga weg, denk ik. Laat me met rust, ga allemaal weg. Ik knijp mijn ogen dicht en denk aan verhalen die mijn moeder soms vertelt over de kracht van de geest. Dat ik dingen moet visualiseren, zegt ze dan. Dat ik een film in mijn hoofd moet afspelen. Een film, waarin alles verloopt zoals ik dat wil. Een film waarin alles goed afloopt. Ik lach altijd een beetje met haar als ze daarover begint. Maar nu wil ik haar geloven. Ik zie de buitenkant van de hut, waar ze allemaal naartoe lopen. Ik zie hoe ze elkaar aankijken en hoe één van hen zegt: ‘Laten we weggaan, hier is niets te zien. Laten we het gewoon vergeten en iets anders gaan doen.’ Ik zie hoe ze samen weglopen, hoe ik kan buitenkomen zonder bang te zijn. Ik zie het levensecht, ik geloof het keihard. Ineens wordt er op de deur gebonsd. Mijn hart springt zo ongeveer uit mijn lijf, het bloed vlamt naar mijn wangen. Tot zover de kracht van visualisatie. Ik vloek op mijn moeder. In gedachten natuurlijk, want ik durf geen kik te geven. ‘Hallo! Halloooo-ho!’ Ik herken de stem van de leider van de groep. Van degene naar wie alle anderen opkijken. Niet omdat hij de grootste of de sterkste is, wel omdat ze bang zijn van hem. Dus volgen ze hem, lachen ze schaapachtig met zijn grappen, hoe flauw die ook zijn. Verstoppen ze zich half achter zijn rug en doen ze alsof alles wat hij doet of zegt geweldig is. In zijn zicht lopen is onveilig, want voor je het weet ben je zijn schietschijf. En hij schiet met scherp. Soms met vuisten, soms met woorden. Woorden die scherper zijn dan een mes, die je harder raken dan een rij knokkels. ‘Ko-be, o Kooo-be’, klinkt het onheilspellend zoet. ‘Tijd om tevoorschijn te komen. Tijd om te tonen dat je geen mietje bent, mietje!’ Schaapachtig gelach. Ik adem diep in en uit, probeer rustig te worden. Mijn haar plakt tegen mijn voorhoofd en in mijn nek. Weer gebons op de deur. En op de zijwanden van het hok. En op de achterwand. De handen die het hout slaan, verdubbelen zich. En nog, tot het er tientallen lijken. Met vlakke hand slaan ze nu, ritmisch in de maat. ‘Ko-be mie-tje! Ko-be mie-tje! Ko-be mie-tje!’ Mijn hart blijft tekeergaan als gek, maar ik voel de angst wegglijden. Bij elke bons, bij elke keer mijn naam en mietje, voel ik iets anders groeien in mijn hoofd. Mijn vuisten worden dichter, harder. Het ritmische bonzen verandert in chaotisch trommelen. ‘Je durft niet, je durft niet! Broekschijter!’ Ik ga rechtop staan en mijn been schiet vooruit. Met een knal wordt het slot uit zijn hengsels gerukt. Heel even voel ik een pijnscheut in mijn knie. Ik knipper met mijn ogen tegen de lage middagzon, die me verblindt. Het bonzen en scanderen is gestopt. Ik stap naar buiten. De bonzers en roepers hebben een paar passen achteruit gezet. Ze joelen en lachen nu. Ik kijk eerst naar de schapen, één voor één. Ze zijn met drie, veel minder dan ik gedacht had. Daarna kijk ik naar de leider, die breed grijnst.

woord

visualiseren: uitbeelden, iets (bv. een gedachte) in beeld omzetten, aanschouwelijk maken de visualisatie: een gedachte vertalen naar een beeld, uitdrukkingsvorm schaapachtig: onnozel, dom, gehoorzaam met scherp schieten: (figuurlijk) rake klappen uitdelen met woorden de knokkel: gewricht van de vinger chaotisch: verward, dooreen, ongeordend scanderen: iets in lettergrepen uitroepen joelen: luid toejuichen, roepen

162

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


45

50

65

70

75

80

85

90

©

60

VA N

IN

55

‘Oeh, nu ben ik bang!’ hoont hij met wijde ogen, terwijl hij met zijn hand schudt. Nog meer gelach. Ik zet een paar passen vooruit, richting schaap nummer één. Ook hij doet alsof hij bang maar helemaal niet bang is. Wanneer hij toch een stap achteruit zet, voel ik me groeien. Wanneer schaap nummer twee weer begint te joelen, stap ik naar hem toe. Ik krijg een onzachte duw tegen mijn borst, maar ook hij staat intussen een stap achteruit. Ik doe niets terug. De leider komt nu voor me staan. Het kost me alle moeite van de wereld, maar ik blijf staan. Er zit nu nauwelijks tien centimeter tussen onze gezichten. ‘Waarom ga je niet achteruit? Hè, mietje. Wil je me zoenen of zo?’ sist hij. ‘Jij bent dichterbij gekomen, niet ik.’ ‘Ik ruik aan je adem dat je schrik hebt’, zegt hij. ‘Schrik waarvoor?’ ‘Schrik waarvoor, schrik waarvoor’, bauwt hij me na. Hij trekt een idioot gezicht. Ik weet wat hij bedoelt, natuurlijk weet ik wat hij bedoelt. ‘Je durft niet, hè. Broekschijter.’ ‘Wat durf ik niet? Je zoenen? Je bent mijn type niet.’ De schapen proesten het uit, maar stoppen meteen wanneer de leider woest naar hen omkijkt. En dan kijkt hij weer naar mij en knijpt zijn ogen tot spleetjes. ‘Toon dat je het durft. Toon dat je ballen hebt, mietje. Ga mee en doe wat we afgesproken hebben.’ ‘We hebben niets afgesproken.’ ‘Ik dacht van wel.’ ‘Je moet met twee zijn voor een afspraak.’ Hij snuift, schraapt zijn keel en bolt zijn lippen alsof hij me in het gezicht gaat spuwen. Ik sluit even mijn ogen. Hij wendt zich af en spuwt op de grond naast mijn voeten. Ik zie dat er anderen komen toelopen. Ze kijken nieuwsgierig en terughoudend. Soms ongerust. ‘Nu, meteen,’ fluistert de leider, ‘of je bent voor altijd een mietje. Voor altijd.’ Zijn neusgaten zijn wijd en er zit plak op zijn ondertanden. Ik zet een paar stappen achteruit, dwing mezelf dat langzaam te doen, zonder hem uit het oog te verliezen. ‘Nee’, zeg ik. ‘Wat?’ ‘Nee.’ Zijn ogen gloeien, maar ik zie een zweem van verbijstering. Hij wijst naar mij. ‘Je weet wat dat betekent. Je hebt het zélf gewild!’ Ik ontspan mijn vuisten, dwing mezelf mijn armen in de lucht te steken. Ik voel iets warms over mijn polsen lopen. Bloed, zo diep heb ik mijn nagels in mijn handpalmen gedrukt. Ik kijk hem aan, zeg het zo rustig ik maar kan. ‘Voor altijd mietje.’ Hier en daar schiet iemand in de lach. Gejoel en Beluister het verhaal en maak kennis applaus. Het klinkt helemaal anders dan daarnet. met de auteur Kathleen Vereecken. De leider geeft me nog een laatste vuile ‘wacht maar’-blik en verdwijnt dan met de drie schapen in zijn zog. Een jongen die achter hen stond glimlacht. Het honen: neerbuigend de spot drijven met iemand nabauwen: spottend nadoen meisje naast hem trekt haar wenkbrauwen hoog de zweem: schijn op en grinnikt: ‘Dat was durven, maat.’ de verbijstering: verbazing, ontzetting Ze houden allebei hun hand omhoog voor een in iemands zog varen: hem navolgen high five die meer deugd dan pijn doet. Mijn bloed krijgen ze er gratis en voor niets bij.

woord

163


les

Aan jou het woord

1

telefoongesprek voeren

onbekende opbellen

passend taalregister gebruiken

mening argumenteren

Bellen of sms’en? OPDRACHT 1

Bespreek de situaties. Kies je voor een telefoongesprek of stuur je een sms?

IN

1

durven te bellen

Kleur de situaties waarin je zou bellen groen. Als je een sms zou sturen, dan kleur je die rood. Leg kort je keuze uit.

melden dat je iets later thuis zult zijn

vragen of iemand mee gaat naar de film

je vader, die al in de supermarkt is, vragen om bananen mee te brengen

je broer of zus melden dat een vriend(in) zopas aan de deur stond

vragen of je na een leuke namiddag bij je vriend(in) mag blijven slapen

afspreken om in de vakantie een leuk dagje te plannen met een vriend(in)

VA N

iemand een gelukkige verjaardag wensen

afspreken met iemand hoe jullie een groepswerk aanpakken

©

In welke situaties kies je eerder voor een telefoongesprek? Wanneer is een kort sms’je voldoende? Geef een voorbeeld van een situatie waarbij een persoonlijk gesprek beter past dan een sms of telefoongesprek.

2

Durf je te bellen? OPDRACHT 2

Bel de personen in de tabel op. Hoe pak je het aan?

Noteer naast de foto’s op de volgende pagina met enkele zinnen een passend vervolg. Onder de foto wordt telkens beschreven wat jij moet vragen. Gebruik je formele of informele taal? Waarom?

164

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


De persoon op de foto neemt Formeel of informeel de telefoon op en zegt de eerste taalgebruik? zin. Schrijf een passend vervolg. Verklaar je keuze. Bouw een korte dialoog.

A

Goedemiddag, met het onthaal van het stedelijk ziekenhuis.

Je vraagt naar het kamernummer van een patiënt die je kent.

B

VA N

IN

(Gebruik de naam van je grootvader of grootmoeder.) Met …

Vraag hem/haar wanneer hij/zij thuis is omdat je eens wilt langskomen.

C

©

Met Samuel, goeiemorgen.

Deze jongen van een andere klas ken je niet, maar jij hebt per ongeluk zijn boekentas meegenomen, want hij heeft net dezelfde.

D

Met de alarmcentrale, wat kunnen we voor u doen?

Je belt de alarmcentrale, want er is net een zwaar ongeval gebeurd voor jouw school.

LES 1 Aan jou het woord

165


3

Vroeger en nu OPDRACHT 3

Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

1 Wie vond de telefoon uit? 2 Wat zegt de uitvinder als hij de telefoon opneemt? 3 Wat zegt hij als hij de tweede keer opneemt? 4 Hoe moet het eigenlijk? Kun je – volgens het filmpje – ‘hallo’ zeggen als je opneemt? 5 Hoe komt het dat we de telefoon aan Bell toeschrijven?

OPDRACHT 4

VA N

6 Zou je zelf zo ook iemand opbellen of op die manier antwoorden? Wat vind je in orde? Wat zou je anders aanpakken? Wissel je mening uit in een klassengesprek.

IN

Do’s en dont’s bij het telefoneren. Kruis in de rechterkolom aan wat het best past.

©

Je wordt opgebeld. Wat zeg je als … … de persoon die je telefoneert, zijn naam niet zegt?

 Mag ik vragen hoe u heet, meneer/mevrouw?  Wie bent u?  Ik ken je niet, wie ben je?

… je iemand niet verder kunt helpen?

 Sorry hoor. Bel eens iemand anders.  Excuseer, maar ik kan u echt niet helpen. U neemt het best contact op met iemand anders.  Excuseer, u merkt toch dat ik u niet kan helpen. U moet iemand anders bellen.

… je niet zeker bent of jij wel de juiste persoon aan de lijn bent?

 Ik weet niet of u met mij de correcte persoon aan de lijn hebt, meneer/ mevrouw.  Je belt best met mijn ouders. Daaag!  Euh, ik onderbreek even, want mij moet je niet aan de telefoon hebben.

… iemand je vraagt of je  Jaja, maar zeg het vlug, want ik heb niet veel tijd. in de loop van de dag een  Natuurlijk, maar ik weet niet of ik het zal onthouden. boodschap kunt doorgeven  Dat kan. Wat kan ik doorgeven aan mijn vader/moeder? aan je ouder(s)? … je wilt dat iemand later terugbelt?

166

 Kunt u later op de dag nog even terugbellen?  Bel nog eens terug.  Kunt u nog eens terugbellen? Maar ik weet niet of ik ga kunnen opnemen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


hoe als je opgebeld wordt

als je zelf belt

Neem op en stel je vriendelijk voor. ‘Met Lucas Vandamme.’ ‘Goeiemorgen (…), met Bouchra Ammar.’

Je krijgt de persoon aan de lijn. Stel jezelf altijd voor. Vraag eventueel met wie je spreekt als je dat niet weet.

‘Hallo’ gebruik je alleen als je geen goede ontvangst hebt en wilt weten of de ander jou nog hoort.

Wens je iemand anders te spreken, vraag dan naar hem/haar.

OPDRACHT 5

Vertel je boodschap of stel je vraag. Als je verkeerd verbonden bent, excuseer je dan. ‘Excuseer, meneer/mevrouw, ik heb me waarschijnlijk vergist.’ ‘Neemt u mij niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.’ Eindig met een passende slotzin en leg als eerste de hoorn neer. ‘Dank u voor de informatie. Tot een volgende keer.’

VA N

Eindig met een passende slotzin. ‘Tot ziens.’ ‘Graag gedaan.’

‘Met Vergauwe.’ ‘Spreek ik met …?’ ‘Met Eloise Vergauwe.’ ‘Kan ik … even spreken, alstublieft?’ ‘Goeiemorgen (…), met Robbe Stoffels.’ ‘Kunt u me verbinden met …, alstublieft?’

IN

Als degene naar wie gevraagd wordt er niet is, kun je drie dingen doen: – Verbind door. ‘Blijf even aan de lijn, ik verbind u door.’ – Vraag of jij de boodschap kunt aannemen. ‘Nee, hij/zij is er niet. Kan ik een boodschap aannemen? Ik noteer … Dank u. Ik herhaal even wat ik noteerde.’ – Vraag of hij/zij kan terugbellen. ‘Nee, hij/zij is er niet. Kunt u straks (…) eens terugbellen?’

Telefoneer en gebruik je fantasie.

©

Ga in duo’s rug aan rug zitten. Begin een spontaan telefoongesprek waarbij je je voordoet als een bepaalde persoon die iets nodig heeft of een vraag heeft. Stel een concrete vraag, zodat de ander snel weet waarover het gaat en meteen in het rollenspel kan meespelen. Houd rekening met wat je leerde over correct telefoneren.

4

Durf je je smartphone afzetten? OPDRACHT 6

Bekijk het fragment en beantwoord daarna de vragen.

1 Kun jij een dagje zonder je smartphone? Wat zou je missen? Kun je op een andere manier communiceren als je geen smartphone hebt? Hoe? 2 Bekijk het fragment uit het journaal. Bespreek de vragen in een kleine groep. a Wat is phubbing? b Wat vinden Joliens collega’s vervelend? LES 1 Aan jou het woord

167


c Wat hebben Gentse studenten ontwikkeld? Wat willen ze precies bereiken? Vind je dat positief? Denk je dat veel jongeren dat zouden doen? Staaf je mening.

De dappere beller!

Je bevindt je in deze situatie. Wat doe je om dit probleem op te lossen?

VA N

OPDRACHT 7

IN

5

Vrijdagavond, omstreeks 17 uur. Je komt thuis en je merkt dat je boeken Frans nog op school liggen. Maandag is er een grote overhoring gepland.

©

Bespreek samen. Wie stuur je een berichtje? Via welk kanaal? Wat schrijf je? Durf je de school op te bellen om te vragen of er nog iemand aanwezig is die voor jou de deur(en) kan openmaken? Bel de school op. Een onbekende persoon neemt op. Schrijf een korte dialoog uit. Dat mag met sleutelwoorden of delen van zinnen. Houd rekening met de tips die je al kreeg om zelf te bellen of als je opgebeld wordt.

Je kunt: • • • •

168

in een communicatieve context het passende taalregister gebruiken; vragen over een kijk- en luisterfragment correct beantwoorden; je mening in een klassengesprek argumenteren; op een correcte manier een telefoongesprek voeren.

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

waarheen


Bellers zijn durvers! Kies een foto en leef je in de situatie in. Ontwikkel een gesprek en stel passende vragen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Jij staat op de plaats van de foto. Iemand belt jou op om te vragen hoe de situatie daar ter plaatse is.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies een van de foto’s en leef je in de situatie in.

Uitvoeren

o

v

u

r

OPDRACHT 1

VA N

4 Ga met je keuze aan de slag.

IN

3 Kies een opdracht om mee te starten.

a Werk in duo’s met de foto die je hebt gekozen. Wat zie je op de foto? Kun je je de sfeer voorstellen? Wie zou er allemaal in de buurt kunnen staan? Wat is er precies gebeurd of wat is er aan de hand? De persoon die opbelt, wil te weten komen hoe de sfeer is, waar jij je bevindt.

©

b Schrijf een kort telefoongesprek uit. Open het gesprek zoals het hoort en sluit het ook correct af. Leef je op een gepaste manier in de situatie in. Geef passende antwoorden op de vragen. OPDRACHT 2

Kies een (nieuwe) foto, maar laat die niet aan je klasgenoot zien. Via een telefoongesprek probeer je te weten te komen waar of in welke situatie iemand zich bevindt. De antwoorden kunnen vaag blijven, zodat je niet meteen alles prijsgeeft.

woord

prijsgeven: bekendmaken

LES 1 Aan jou het woord

169


OPDRACHT 3

Voer met z’n tweeën een gesprek voor de klas over een foto naar keuze. Toon allerlei foto’s die op elkaar lijken, maar die de klas in verwarring kunnen brengen. De klas moet raden welke foto bij het gesprek hoort.

VA N

IN

Je kunt werken met deze foto’s of met afbeeldingen die je zelf kiest.

5 Ga met je keuze aan de slag.

©

Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je leeft je op een passende manier in een situatie in.

1234

1234

Je voert op een correcte manier een telefoongesprek.

1234

1234

Je stelt gerichte vragen om te weten te komen hoe een situatie is of waar iemand zich bevindt.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

170

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


les

Over woorden met tekens

2

koppelteken, apostrof, trema, accent gebruiken afkortingen lezen

Allemaal tekens OPDRACHT 1

Lees de tekst.

IN

Mohamad Al Jounde (16) heeft de Internationale Kindervredesprijs gewonnen. Hij startte een school op in een vluchtelingenkamp in Libanon. 100 000 euro krijgt hij. ‘Daarmee kunnen nog veel meer kinderen naar school’, aldus Mohamad.

VA N

De wereld durven veranderen Kunnen kinderen de wereld veranderen? Zeer zeker! De 16-jarige Mohamad uit Syrië is er het levende bewijs van. Toen de burgeroorlog daar uitbrak, vluchtte hij samen met zijn familie naar Libanon, waar hij in een vluchtelingenkamp terechtkwam. Een school was er niet en daarom richtte Mohamad er zelf één op. Nu krijgen al meer dan 200 kinderen er onderwijs en zelf geeft hij er Engels en wiskunde. Financiële steun Zijn missie leverde Mohamad de prestigieuze Internationale Kinder­ vredesprijs op. Goed voor een pak media-aandacht, onvergetelijke foto’s en 100 000 euro. Met dit financieel duwtje in de rug kan hij zijn project verder uitwerken. Hij kreeg ook een bronzen beeldje en een dankbrief van de Zuid-Afrikaanse bisschop Desmond Tutu. Hij is de peter van de prijs en zelf winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1984. Daardoor krijgt de Kindervredesprijs extra uitstraling.

© KidsRights Foundation en Internationale Kindervredesprijs

Mohamad wint Kindervredesprijs

©

1

dobbeldictee spelen

Malala De bekendste ex-winnaar van de Kindervredesprijs is Malala. Zij kreeg de prijs in 2013 en het jaar nadien ontving ze zelfs de Nobelprijs voor Malala, de bekendste winnaar de Vrede. Malala ijvert al sinds haar elfde voor onderwijs voor meisjes in haar moederland, Pakistan. Mohamad ontving van haar de 13de Kindervredesprijs. Hij reageerde geëmotioneerd op Malala’s aanwezigheid: ‘Veel kinderen in vluchtelingenkampen kunnen niet naar school. Nu kan ik hen nog veel beter helpen.’ Naar: ‘Nieuwsbegrip’, december 2017

1 Lees deze woorden zoals ze geschreven zijn. in de tekst mediaandacht Malalas aanwezigheid Mohamad richtte er zelf een op Syrie LES 2 Over woorden met tekens

171


2 Welke moeilijkheid ondervind je? 3 Hoe worden de woorden in de tekst gespeld? Zoek ze en schrijf ze correct naast de woorden in de tabel. 4 Zoek in de tekst nog zes andere woorden met tekens. Markeer ze. 5 Noteer de gevonden woorden in de passende kolom van de tabel. koppelteken (-)

Malala’s aanwezigheid

trema (¨)

accent (´,`, ^)

Syrië

Mohamad richtte er zelf één op

IN

media-aandacht

apostrof (‘)

6 Vul de tabel aan met deze woorden. In elke kolom staan evenveel woorden.

première – tv’tje – zo’n – enquête – patiënt – e-mailen – poëzie – Alex’ rapport – café – ampère

VA N

wat

Tekens in woorden Tekens in woorden (woordtekens) helpen je om woorden vlot en correct te lezen en uit te spreken. Er zijn verschillende soorten.

©

Hulptekens 1 Het koppelteken, bv. vanille-ijs, Brussel-Zuid 2 De apostrof, bv. villa’s, James’ gast 3 Het trema, bv. ideeën, officiële (maar wel officieel) Uitspraakteken 4 Het accent(teken), bv. crème, maîtresse Afkortingsteken 5 d.w.z. (dat wil zeggen)

2

Verder onderzoek OPDRACHT 2

Onderzoek het koppelteken.

1 Lees de woorden zoals ze geschreven zijn.

172

autoongeval

galaavond

zoeven

meeeters

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

email


a Waarom is het lastig om die woorden vlot te lezen? b Bij welke twee woorden bepaalt de betekenis de spelling? Markeer ze in de tabel bij 1. Wat is de betekenis van die woorden? Markeer in de tabel hieronder. zoeven

racen

kort geleden

email

elektronisch bericht

laag ter versiering of bescherming

c Zijn de woorden in de tabel op de vorige pagina samenstellingen of afleidingen?  samenstellingen    afleidingen d Welk teken kan ervoor zorgen dat je de woorden vlotter leest?  koppelteken    apostrof    trema    accent e Schrijf de woorden met dat teken naast het woord in de tabel bij 1. f Schrijf die woorden correct in de gegeven zinnen. Gebruik elk woord één keer.

IN

• Zie je die zwarte stipjes op zijn neus? Dat zijn           . Ze ontstaan wanneer dode huidcellen, talg en bacteriën zich ophopen.

VA N

• Ik heb je            nog een uitgebreide            gestuurd. Vond je die niet in je mailbox? • Door een            op de E-17 richting kust staat er een file van vijf kilometer. • Na afloop van het congres ontvangen we u en uw partner graag tijdens een            in het Kasteel van Gaasbeek. 2 Leesverwarring is niet de enige reden waarom woorden met een koppelteken geschreven worden. a Bekijk deze woorden en denk na over de schrijfwijze.

©

niet-roker oud-leerling gsm-mast #-teken ex-president bijna-botsing tv-presentator T-shirt

non-fictie 5-voudig

b Groepeer de woorden in twee kolommen. Schrijf alle samenstellingen met cijfers, letters, symbolen of een afkorting in kolom A. De andere komen in kolom B. A

B

Vul het besluit aan. We schrijven een koppelteken: • bij                met cijfers, letters, symbolen of een afkorting (kolom A); • bij samenstellingen met de voorvoegsels                      (kolom B).

LES 2 Over woorden met tekens

173


3 Lees aandachtig de woorden in de eerste kolom. Waarom worden ze met een koppelteken geschreven? Kies de juiste verklaring uit de derde kolom. Noteer het nummer in de tweede kolom. woord

nummer

mogelijke verklaringen

kant-en-klaarmaaltijd

1 samenstellingen met gelijkwaardige delen

West-Vlaanderen

2 weggelaten woorddelen

back-up

3 Engelse woorden waarvan het tweede deel een voorzetsel is dat met een klinker begint

vertaler-tolk

4 samengestelde aardrijkskundige namen en hun afleidingen

in- en uitvoer

5 uitgebreide samenstellingen met gelijkwaardige delen of woordcombinatie

hoe Het koppelteken 1 Bij leesverwarring door klinkerbotsing Bv. gala-avond, ski-instructeur

IN

Je gebruikt een koppelteken om leesverwarring te voorkomen.

2 Bij samenstellingen met de voorvoegsels niet-, ex-, non-, oud- en bijnaBv. niet-Europees, ex-minister, non-actief, oud-strijder, bijna-ongeval

VA N

3 Bij samenstellingen met cijfers, letters, symbolen of een afkorting Bv. 3-daagse, B-elftal, &-teken, sms-bericht 4 Bij samenstellingen met gelijkwaardige delen Bv. studiemeester-opvoeder, Nederlands-Vlaams

5 Bij Engelse woorden waarvan het tweede deel een voorzetsel is dat met een klinker begint Bv. black-out, hold-up 6 Bij samengestelde aardrijkskundige namen en hun afleidingen Bv. Oost-Vlaanderen, Zuidwest-Vlaams

©

7 Bij uitgebreide samenstellingen met gelijkwaardige delen of woordcombinatie Bv. zwart-witfoto, staakt-het-vuren 8 Bij weggelaten woorddelen Bv. bus- en vliegreizen, op- en afrit

4 Aaneen of met een koppelteken? Schrijf correct. Noteer ook het nummer van de regel die je gebruikt. oplossing a ex trainer b in en uitademen c Noordpool expeditie d ski jas e luxe uitvoering f bank verzekeraar g mond op mondbeademing h @ teken i drive in j benzine auto

174

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

nummer regel


OPDRACHT 3

Onderzoek de apostrof.

1 Lees de woorden in de eerste kolom. • Noteer het grondwoord. • Markeer de vorm. Bij één woord kun je geen vorm markeren. opgave

grondwoord

vorm meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

Jana’s gsm

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

tv’tje

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

N-VA’er

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

Hannes’ account

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

‘t regent

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

pony’tje

meervoud / verkleinwoord / bezitsvorm / afleiding van een letterwoord of cijfer

IN

menu’s

VA N

2 Bij welke opgave kon je niets markeren?

Waarom wordt dat met een apostrof geschreven?

3 Volgens welk woord in de tabel worden deze woorden geschreven?

b baby’tje

©

a taxi’s

c Hafsa’s boek

d cd’tje

e A4’tje

LES 2 Over woorden met tekens

175


hoe De apostrof Je gebruikt een apostrof om het lezen makkelijker te maken. 1 Bij verkleinwoorden van zelfstandige naamwoorden die eindigen op -y Bv. lolly’tje, baby’tje 2 Bij het meervoud (of de bezitsvorm) van zelfstandige naamwoorden die eindigen op een klinker (a, e, i, o, u of y) Bv. cavia’s maar: dames portfolio’s maar: cafés ski’s maar: bureaus Eli’s boek (het boek van Eli) Zorro’s paard (het paard van Zorro) 3 Bij bezitsvormen die eindigen op een sisklank Bv. J ames’ microfoon (de microfoon van James) Aziz’ smartphone (de smartphone van Aziz)

IN

4 Bij afleidingen van letterwoorden en cijfers Bv. een sms’je (een korte sms) een 60+’er (een zestigplusser)

VA N

5 Om aan te geven dat er letters zijn weggelaten Bv. ’ s Morgens eet ik graag muesli. (Des morgens) Ik gaf hem m’n sleutel. (mijn)

4 Met of zonder een apostrof? Schrijf correct. Geef het nummer van de regel (van de apostrof ) die je gebruikt. oplossing

a twee accu s

©

b twee cowboy s

nummer regel

c Otto s wagenpark d VTM er

e lolly tje

f mp3 tje g twee cadeau s h Obelix hondje i s Morgens douch ik. j twee tante s

OPDRACHT 4

Onderzoek het trema.

1 Lees deze woorden zoals ze geschreven zijn.

176

ruine

geinteresseerd

judoen

vacuum

zij creeerden

bacterien

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


a Waarom is het lastig om die woorden te lezen? b Welk teken kan ervoor zorgen dat je de woorden vlotter leest?  koppelteken    apostrof    trema    accent c Schrijf nu in de tabel de woorden met dat teken.

tip Je schrijft het teken bij het begin van een nieuwe lettergreep.

d Weet je nog waarom we bacteriën schrijven en toch theorieën?

tip

klemtoon

e Schrijf de woorden correct in de gegeven zinnen. Gebruik elk woord één keer.

• Onze club is al een aantal jaren actief met mindervaliden. Er zijn enkele judoka’s met een handicap die bij ons           . • Antibiotica hebben geen effect op virussen, enkel op           .

IN

• Mijn grootvader is erg            in prehistorische           . • Buitenlandse investeerders            vorig jaar wereldwijd 1,2 miljoen nieuwe jobs.

2 Lees deze woorden. museum petroleum Mattheus

VA N

• Al onze producten worden vers afgesneden en daarna            verpakt.

elektricien

samenvloeiing

opticien

begroeiing

Julien

draaiing

a Bij welke woorden ging het minder vlot? Markeer ze. b Krijgen die woorden een trema?

©

3 In deze woorden komen veel klinkers na elkaar voor. Toch kun je ze niet verkeerd lezen. Test het zelf! financieel – eieren – beademen – beoordelen – geautomatiseerd

4 Schrijf de woorden tussen haakjes zo dat je ze niet verkeerd kunt lezen. a België kent tien (officieel)            feestdagen. b De studierichting (industrieel)            wetenschappen is sterk theoretisch met de klemtoon op wiskunde en wetenschappen. c Zwemmen is een perfecte sport om veel (calorie)            te verbranden. d (knie)            zijn een belangrijke, maar vaak zwakke schakel in het menselijk lichaam. Heel wat sportblessures situeren zich rond dit gewricht. e Je hoort weleens in boeken en films over de zeven (zee)           . Maar welke zijn dat?

LES 2 Over woorden met tekens

177


hoe Het trema Het trema gebruik je om leesverwarring te voorkomen. Plaats het trema bij het begin van een nieuwe lettergreep. Bv. smeuïg, naïef leesverwarring mogelijk zonder trema

geen leesverwarring mogelijk

financiële

financieel

beëindigen

beoefenen

patiënt

dieet

poëzie

paella

diëtist

duet

genieën

geniaal

Je gebruikt geen trema in deze speciale gevallen.

IN

1 dubbele i Bv. glooiing, verfraaiing 2 Latijnse woorden op -eum en -eus Bv. atheneum, Zeus

VA N

3 Franse woorden op -ien en -ienne Bv. opticien, Parisienne

5 Schrijf een trema waar dat nodig is.

a De skigebieden in Belgie hebben vaak maar één of twee korte liften, toch kun je er heerlijk skien. b In het Museum voor Natuurwetenschappen vind je de Galerij van de Dinosauriers. Dat is de grootste zaal van Europa die volledig in het teken staat van de dinosaurussen.

©

c Sommige mensen kopieren het uiterlijk van diegenen naar wie ze opkijken. Ze worden dus beinvloed door hun idool. d Commercieel en financieel is het ambitieuze project niet gezond, maar commerciele en financiele belangen dienen te wijken voor principiele redenen. e De ervaren Israelische elektricien raakte bijna geelektrocuteerd toen hij bij buiig weer de paellapan wou herstellen.

OPDRACHT 5

Onderzoek het accent.

1 Lees deze krantenkoppen. Markeer de Nederlandse woorden die uit het Frans afkomstig zijn.

Prins aanwezig op première FC De Kampioen en Doden bij explosie in depot zee

haven

Vliegtuig stort neer na defilé in Spanje Menapische varkens zijn eeuwenoude delicatesse Crèche moet uw kind iets bijlere

n

Chineesje zit vast in tralies op 8ste etage

178

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

woord

de/het depot: plaats waar vervoermiddelen (bv. bussen) worden gestald en onderhouden de delicatesse: exclusieve lekkernij (bv. truffel)


2 Bekijk de woorden die je accentueerde. Groepeer ze in twee kolommen. Schrijf alle woorden die een accent behouden in het Nederlands in kolom A, de andere in kolom B. Vergelijk het Nederlandse woord met het Franse woord. Frans première dépôt defilé délicatesse crèche étage

Nederlands première depot defilé delicatesse crèche etage

3 Bekijk deze tabel. Wat kun je besluiten? Vul aan.

Nederlands

etage decoratie delicatesse resumé

VA N

Frans étage décoration délicatesse résumé

B: accent niet behouden

IN

A: accent behouden

©

Besluit: in het Nederlands krijgt de -e in de eerste lettergreep        accent.

hoe

Het accent

In veelgebruikte woorden uit het Frans schrijf je alleen een accent op de e: é, è of ê. Bv. een comité, een frêle meisje Bij vernederlandste woorden krijgt de -e in de eerste lettergreep geen accent. Bv. een eclair, de tweede etage De vrouwelijke vormen van woorden op -é schrijf je met -ee. Bv. een logé (mannelijke gast), een logee (vrouwelijke gast) Op woorden die echt nog Frans aanvoelen, blijven de accenttekens staan. Bv. een déjà-vu, een tête-à-tête Een accentteken kun je ook gebruiken om een woord of een deel van een woord te beklemtonen. Bv. Het is voor ééuwig! Hij heeft slechts één boek gelezen.

woord

accentueren: markeren

LES 2 Over woorden met tekens

179


4 Schrijf de woorden over met de nodige accenten. a premiere

b pate

c ragout

d clientele

e enquete

OPDRACHT 6

Over het muurtje kijken. Kies een van de twee opdrachten.

1 Zoek in je boeken van andere vakken twee woorden met een teken. vak

woord met teken

naam van het teken

2 Zoek twee krantenkoppen met een teken. naam van het teken

VA N

OPDRACHT 7

kop met teken

IN

krant/bron

Welke woorden worden hier afgekort?

Geldig t.e.m. woensdag 31 mei, zolang de voorraad strekt.

€ 199,00

€ 169,00

©

€ 139,67 excl. btw

Stel een vraag

Betalen in termijnen

Verlanglijst

Snelkeuzelijst

Bestellen

waarheen Je kunt: • w oorden met een koppelteken, apostrof, trema of accent die in de les aan bod kwamen correct spellen; • de regels voor het gebruik van tekens in woorden toepassen bij frequente woorden; • frequente afkortingen voluit lezen.

woord

de ragout: stoofgerecht met kruidige saus de clientèle: alle klanten van een bedrijf of zaak

180

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


Dobbeldictee Werk per twee. Gooi om de beurt met een dobbelsteen. Gooi je een drie? Dan moet je partner drie woorden dicteren uit het woordpakket dat je krijgt van je leraar. Daarna is het jouw beurt. Wie heeft als eerste tien woorden correct?

Oriënteren – Voorbereiden

o

v

u

r

1 Zorg voor een dobbelsteen en een apart blad. Het woordpakket krijg je van je leraar. 2 Fris eventueel de spellingregels op.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 De jongste van jullie beiden gooit als eerste met de dobbelsteen.

IN

4 De andere dicteert evenveel woorden uit het woordpakket als er ogen gegooid werden. Spreek af of de woorden willekeurig gekozen mogen worden. 5 Jullie verbeteren samen. Het aantal correct gespelde woorden wordt genoteerd. 6 Daarna worden de rollen omgewisseld.

VA N

7 Wie als eerste tien woorden correct spelt, is de winnaar. 8 Klaar en nog tijd over? Speel nog eens.

Reflecteren

o

v

u

r

9 Hoe lukte dat?

jij

je klasgenoot

Je past de regels van het koppelteken correct toe.

1234

1234

Je past de regels van de apostrof correct toe.

1234

1234

Je past de regels van het trema correct toe.

1234

1234

Je past de regels van het accentteken correct toe.

1234

1234

Je speelt het spel fair.

1234

1234

©

In orde Je traject naar succes

Werkpuntje voor jezelf:

LES 2 Over woorden met tekens

181


les

Luisteren naar info – 3 Samengestelde zinnen zoekend luisteren

enkelvoudige en samengestelde zinnen onderzoeken voegwoord gebruiken

mediawijs worden

1

nieuws spinnen

Zinnen onderzoeken OPDRACHT 1

Luister naar een tekst over mediawijsheid. Vul de fiche met tips aan.

A Internetprofielen 1 Wat weet je al over internetprofielen?

IN

Wil je iets leren over goed beveiligde profielen, kies dan voor A. Wil je iets leren over goede wachtwoorden, kies dan voor B.

VA N

a Heb je een profiel op Facebook of Instagram? b Hoe bepaal je wie je als vriend toevoegt?

c Welke gevaren hebben sociale media volgens jou?

d Hoe kun je internetprofielen beveiligen? Noteer minstens twee tips.

©

VEILIG PROFIEL

2 Vul de fiche aan terwijl je luistert. Kies uit: locatie – privacyinstellingen – log uit – iedereen – gebruiksvoorwaarden – sterk wachtwoord – alles – geheim – privacy FICHE  Hoe bescherm je jouw profiel?  8 tips 1 Voeg niet zomaar          toe. 2 Post niet zomaar          op je profiel. 3 Bekijk zeker de                    . 4 Gebruik een               en houd het         . 5          als je de gebruikte computer verlaat. 6 Vermijd om informatie te geven over jouw         en post ook niet dat je op vakantie bent. 7 Lees altijd de                     voor je een profielpagina aanmaakt. 8 Respecteer de          van anderen.

182

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


B Wachtwoorden 1 Wat weet je al over wachtwoorden? a Heb je voor elk account een ander wachtwoord? b Hoe bedenk je een wachtwoord? c Hoe zorg je ervoor dat je jouw wachtwoord(en) niet vergeet? d Hoe maak je een sterk wachtwoord? Noteer minstens twee tips. STERK WACHTWOORD 2 Vul de fiche aan terwijl je luistert.

IN

Kies uit: trucje – geheim – schrijf – acht – bestaand woord – verschillende – symbolen – wijzig – hoofdletters FICHE  Hoe maak je een sterk wachtwoord  8 tips

VA N

1 Een sterk wachtwoord is          en mag je aan niemand zeggen. 2 Gebruik geen              of een naam, omdat dat makkelijk te raden is. 3 Gebruik minstens          tekens voor je wachtwoord. 4 Gebruik een combinatie van letters, cijfers,         , kleine letters en          zoals @, € of !. 5 Gebruik een          opdat je je sterke wachtwoord zelf niet zou vergeten.

©

6          je wachtwoord niet op zodat niemand het te weten kan komen. 7          je wachtwoord regelmatig. 8 Gebruik          wachtwoorden.

OPDRACHT 2

A

Blijf bij je keuze: A of B. Werk enkel met die zinnen. boodschap

boodschap in fiche

1

Gebruik een sterk wachtwoord. Houd het geheim.

Gebruik een sterk wachtwoord

2

Log uit. Je verlaat de gebruikte computer.

Log uit

B 1

2

boodschap

boodschap in fiche

Een sterk wachtwoord is geheim. Een wachtwoord mag je aan niemand zeggen.

Een sterk wachtwoord is geheim

Gebruik geen bestaand woord of een naam. Dat is makkelijk te raden.

Gebruik geen bestaand woord of een naam,

LES 3 Luisteren naar info – Samengestelde zinnen

183


1 Lees de boodschap in de eerste kolom. Hoe staat dezelfde boodschap in je fiche? Vervolledig de zin. 2 Zoek het woord dat de twee zinnen met elkaar verbindt. Markeer het blauw in de tabel. Zulke woorden worden voegwoorden genoemd. 3 Hoe noem je een zin die twee (of meer) enkelvoudige zinnen met een voegwoord of een leesteken verbindt? 4 Tel het aantal wwg/nwg (persoonsvormen) in elke zin. boodschap 1

aantal wwg/nwg – pv’s:

boodschap in fiche aantal wwg/nwg – pv’s:

2

aantal wwg/nwg – pv’s:

aantal wwg/nwg – pv’s:

Vul aan. In een enkelvoudige zin staat

IN

.

In een             zin staat er meer dan één wwg/nwg; meer dan één persoonsvorm.

VA N

5 Markeer in de fiche alle samengestelde zinnen geel.

wat

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Gebruik geen bestaand woord of een naam. Dit is makkelijk te raden. Dat zijn enkelvoudige zinnen. Gebruik geen bestaand woord of een naam omdat dit makkelijk te raden is. Dat zijn samengestelde zinnen.

©

Twee enkelvoudige zinnen kunnen met een verbindingswoord (voegwoord) of een leesteken (komma, dubbele punt, puntkomma) met elkaar verbonden worden. Deze verbindingswoorden (voegwoorden) worden dikwijls gebruikt: en, maar, of. Behalve want en omdat zijn er nog andere verbindingswoorden (voegwoorden) die een zin in een zin aangeven, bijvoorbeeld: wanneer, als, zoals, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, zodat, doordat, opdat, sinds, waardoor, tenzij, hoewel, alsof, dat … Voor de verbindingswoorden (voegwoorden) maar en want schrijf je een komma. In een vlot geschreven tekst vind je variatie: zowel enkelvoudige als samengestelde zinnen komen aan bod.

184

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


OPDRACHT 3

Blijf bij je keuze: A of B. Lees de twee teksten. Welke tekst heb je gehoord? Kruis aan.

A  tekst 1 Wil je jouw privacy op het internet beschermen? Scherm jouw profielpagina’s op verschillende websites en apps dan goed af. Anders kan iedereen jouw activiteiten op Facebook, Instagram of een andere socialenetwerksite zien. Zo komen anderen veel over jou te weten. Of kunnen anderen in jouw naam dingen posten of berichten verzenden! Met deze acht tips kun je veilig gebruikmaken van de sociale media. Houd er rekening mee.

 tekst 2 Wil je jouw privacy op het internet beschermen? Zorg er dan voor dat jouw profielpagina’s op verschillende websites en apps goed afgeschermd zijn, want anders loop je het risico dat iedereen kan zien wat je op Facebook, Instagram of een andere socialenetwerksite doet. Zo kunnen anderen veel over jou te weten komen. Of erger nog, als je je profiel niet goed beveiligt, kunnen anderen in jouw naam dingen posten of berichten verzenden! Als je met deze acht tips rekening houdt, kun je veilig gebruikmaken van de sociale media.

B  tekst 2

Een egel beschermt zichzelf tegen gevaar met zijn stekels. Online bescherm je jezelf ook best tegen gevaren. Een sterk wachtwoord biedt bescherming. Zonder een sterk wachtwoord ben je zo kwetsbaar als een egel zonder stekels! Anderen kunnen dan toegang krijgen tot je onlineaccounts. Ze kunnen in jouw naam ongepaste dingen posten op Facebook of je digitaal schoolplatform. We geven acht tips om sterke wachtwoorden te maken.

Een egel beschermt zichzelf met stekels tegen gevaar en jij beschermt jezelf best ook online. Een sterk wachtwoord biedt bescherming. Als je geen sterk wachtwoord gebruikt, ben je zo kwetsbaar als een egel zonder stekels! Mensen met slechte bedoelingen kunnen dan toegang krijgen tot je onlineaccounts en in jouw naam ongepaste dingen posten op Facebook of je digitaal schoolplatform. Daarom geven we acht tips om sterke wachtwoorden te maken.

VA N

IN

 tekst 1

1 Welke tekst is volgens jou het best geschreven? Waarom?

©

2 Tel het aantal zinnen en persoonsvormen in teksten 1 en 2. Onderstreep de persoonsvormen. A tekst 1 zinnen

pv’s

tekst 2 zinnen

pv’s

B tekst 1 zinnen

pv’s

tekst 2 zinnen

pv’s

a Welke tekst heeft de meeste zinnen?   tekst 1     tekst 2 b Waarom is de tekst met de minste zinnen toch de langste? Markeer. Omdat tekst 2 enkelvoudige/samengestelde zinnen bevat. Die zinnen zijn bijna altijd korter/langer (= meer woorden) dan enkelvoudige zinnen.

LES 3 Luisteren naar info – Samengestelde zinnen

185


3 Neem de twee boodschappen onder de loep. boodschap A Als je met deze acht tips rekening houdt, kun je veilig gebruikmaken van de sociale media.

boodschap B Mensen met slechte bedoelingen kunnen dan toegang krijgen tot je onlineaccounts en in jouw naam ongepaste dingen posten op Facebook of je online schoolplatform.

a Markeer de voegwoorden blauw. b Bekijk de zinnen. Over wie wordt iets gezegd? boodschap A

boodschap B

c Markeer de onderwerpen geel. d Onderstreep alle persoonsvormen in de zinnen. Onderzoek boodschap B. Hoeveel pv’s vind je in die samengestelde zin?

IN

Is het dan wel een samengestelde zin?

VA N

e Bekijk de twee samengestelde zinnen. Van welke zin kun je twee zinnen maken zonder de woordvolgorde te veranderen, dus door enkel het voegwoord weg te laten?   zin in boodschap A     zin in boodschap B Bewijs je antwoord. De eerste zin staat er al. Noteer de tweede. Wat voeg je toe? Mensen met slechte bedoelingen kunnen dan toegang krijgen tot je online account, zoals die op Facebook of je digitaal schoolplatform.

f Bekijk nogmaals de twee samengestelde zinnen. Van welke zin kun je twee ja-neevragen stellen?   zin in boodschap A     zin in boodschap B

©

Bewijs je antwoord door de twee ja-neevragen te noteren.

wat Nevenschikking en onderschikking Van een samengestelde zin met nevenschikking kun je twee gelijkwaardige zinnen maken zonder dat de woordvolgorde verandert. Bij een samengestelde zin met onderschikking kun je dat niet. nevenschikking: gelijkwaardige zinnen worden aan elkaar gevoegd

186

zin 1

voegwoord of leesteken

Mensen met slechte bedoelingen kunnen dan toegang krijgen tot je onlineaccounts.

en

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

zin 2 (ze kunnen) in jouw naam ongepaste dingen posten.


Mensen met slechte bedoelingen kunnen dan toegang krijgen tot je onlineaccounts en (ze kunnen) in jouw naam ongepaste dingen posten. onderschikking: bijzin is ondergeschikt aan de hoofdzin; er is een zin in een zin bijzin

hoofdzin

Als je met deze acht tips rekening houdt,

kun je veilig gebruikmaken van sociale media.

Als je met deze acht tips rekening houdt, kun je veilig gebruikmaken van sociale media. Bij een samengestelde zin met nevenschikking kun je twee vragen stellen. Bij een samengestelde zin met onderschikking kun je dat niet. nevenschikking

IN

slechts één vraag Kun je veilig gebruikmaken van sociale media als je met deze acht tips rekening houdt?

VA N

vraag 1 Kunnen mensen met slechte bedoelingen toegang krijgen tot je onlineaccounts? vraag 2 Kunnen ze in jouw naam ongepaste dingen posten?

onderschikking

tip

Let op de plaats van de pv in de onderschikking.

Samengestelde zinnen ontdekken en bouwen OPDRACHT 4

Markeer alle samengestelde zinnen. Onderstreep de voegwoorden.

©

2

Bij het Jongeren Advies Centrum of kortweg JAC kan elke jongere tussen 12 en 25 terecht met elke vraag of probleem. Je kunt met ons bellen, mailen of chatten, maar je kunt ook langskomen tijdens de openingsuren of op afspraak. Je kunt in alle vertrouwen contact met ons opnemen. Het JAC is altijd en overal gratis. Wat doen we? We laten je van bij het eerste gesprek ervaren dat je er niet alleen voor staat. Samen met jou zoeken we naar oplossingen of antwoorden. Eerst maken we je vraag zo helder en concreet mogelijk en leren we je situatie beter begrijpen. We bieden je dus een luisterend oor, maar we geven ook directe hulp, informatie en advies. We helpen je bij allerlei administratieve en praktische zaken. We geven antwoord op juridische vragen of bieden tijdelijke opvang als je hier nood aan hebt. Wij helpen je bij het maken van keuzes. Je kunt ook kiezen voor een verdere begeleiding. Je hulpverlener legt alle mogelijkheden aan je uit. Is het JAC niet open en heb je toch snel nood aan hulp? Dan kun je terecht op het telefoonnummer 106 van TeleOnthaal. Zij zijn 24u/24u bereikbaar. Naar: ‘Hoe wij helpen’, www.caw.be/jac

LES 3 Luisteren naar info – Samengestelde zinnen

187


OPDRACHT 5

Vul een passend voegwoord in.

Kies uit: zodat – terwijl – vooraleer – maar – en – indien. Chat met JAC-hulpverlener Elke werkdag kun je gratis en anoniem chatten met een JAC-hulpverlener. Hoe werkt het? Bij een chatgesprek praat je met een hulpverlener van het JAC. Zij zijn deskundig in het begeleiden van jongeren         werken in een van de jongerenonthaalpunten in Vlaanderen. Je kunt je verhaal vertellen, advies of hulp vragen,        je blijft altijd zelf bepalen wat je nodig hebt. Zo’n chatgesprek duurt maximaal één uur,         ook anderen de kans krijgen om te chatten.         er te veel oproepen tegelijk zijn, bestaat de kans dat we je vragen om het later nog eens te proberen.         je begint te chatten, vragen we wat algemene informatie: een naam (mag een schuilnaam

je toch anoniem kunt blijven.

OPDRACHT 6

Vul de zin onder de foto passend aan. Gebruik het opgegeven woord. hoogtevrees

©

brandweer

VA N

Naar: www.jac.be

IN

zijn), je leeftijd, je geslacht en de regio waar je verblijft. Zo kunnen we beter een antwoord geven op je vragen,

188

De splinternieuwe taxi brandde helemaal uit, hoewel

De building runner heeft veel ervaring, maar

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


OPDRACHT 7

Schrijf onder elke foto een passende samengestelde zin. Gebruik de opgegeven woorden. grimas – want

IN

reddingsactie – en

Je kunt:

waarheen

enkelvoudige van samengestelde zinnen onderscheiden; voegwoorden herkennen; voegwoorden op een correcte manier in zinnen gebruiken; van verschillende enkelvoudige zinnen één samengestelde zin maken.

©

• • • •

VA N

woord

de grimas: grijnzende vertrekking van het gezicht

LES 3 Luisteren naar info – Samengestelde zinnen

189


Nieuws spinnen Verzamel de feiten en schrijf een nieuwsbericht met samengestelde zinnen.

Oriënteren – Voorbereiden

o

v

u

r

1 Kies een van deze drie thema’s. Werk alleen of samen met een klasgenoot. a Lego b Google Maps c paarden 2 Beluister (of lees) één keer het nieuwsbericht. Bij partnerwerk kan de ene luisteren en de andere lezen. 3 Vul het spindiagram aan met drie woorden die je hebt onthouden.

Uitvoeren

o

v

u

r

4 Lees de titel. Lees de woorden uit het spindiagram en ook de voegwoorden.

IN

5 Bedenk zinnen om het bericht te reconstrueren. Gebruik de woorden uit het spindiagram. Kies de juiste voegwoorden. 6 Wanneer alle woorden en voegwoorden gebruikt zijn, is je verhaal af. a Lopen op legoblokjes

want

VA N

maar

terwijl

wereldrecord

©

blootsvoets

45 m b Mario palmt Google Maps in

pad en

YouTube-kanaal omdat

daarom

marker

Mario Day

loodgieter

190

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

10 maart

Nintendo


c Belgisch kampioenschap manen vlechten totdat

als

en

Flanders Horse Expo

Gent

VA N

leeftijdscategorieën

IN

jury

Reflecteren

o

v

u

cadeaubonnen

r

7 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

Je hebt correcte samengestelde zinnen gebouwd.

1234

1234

Je hebt de inhoud van het oorspronkelijke bericht gereconstrueerd.

1234

1234

Je bericht heeft een logische structuur.

1234

1234

©

Je hebt alle woorden en voegwoorden gebruikt.

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Luisteren naar info – Samengestelde zinnen

191


les

Bloggen en vloggen

4

passende aanspreking en slotgroet kiezen

mening uitwisselen

1

netetiquette toepassen

feedback geven

WhatsAppbericht schrijven

blog en vlog lezen en opstellen

Even chatten? OPDRACHT 1

Vul het schrijfkader in.

1 Vul aan met enkele passende zinnen. Ik kies ervoor iemand op te bellen als …

IN

Ik zou eerder een sms sturen om …

Het gebeurt weinig, maar soms stuur ik …

Chatten vind ik ideaal om …

Een e-mail stuur ik vooral …

©

VA N

Als ik mijn beste vriend(in) vlug iets wil laten weten, dan …

2 Ga na op welke manier je klasgenoten anderen meestal contacteren. Kun je dat verklaren?

2

Een sms’je of een WhatsAppbericht? OPDRACHT 2

Schrijf een sms’je of een WhatsAppbericht.

Schrijf een bericht over deze situaties. a Je bent eventjes weg van huis. b De pakketdienst komt een pakje leveren. c De bijeenkomst van de leerlingenraad vindt plaats in een ander lokaal. d Je broer of zus moet jouw oplader teruggeven. e Je vriend(inn)en moet(en) nog even wachten op jou. f Je laat aan je vriend(inn)en weten wat ze moeten doen terwijl ze nog even op je wachten.

192

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


IN VA N © LES 4 Bloggen en vloggen

193


3

Hallo, mvg en … tot ziens! Formele en informele taal OPDRACHT 3

Beluister het fragment.

Maak notities tijdens het luisteren. Beantwoord de vragen. 1 Op welke manieren wordt Jan Hautekiet aangesproken door luisteraars die hem een bericht sturen? Markeer enkel wat in het fragment opgesomd werd. Beste meneer

Hallo

Hoi

Mijnheer

Yuplahoi

Beste relatie

Goede vrienden met een Jooo! groot en warm hart

Dag Jan

Dag mensen

Geachte heer

Dag allemaal

Gedag

Geachte redactie

Dag Jan en redactie

Geachte meneer

Morning

Hey

Meneer, mevrouw

Goedemorgen

Hoogachtend

Arrividerci!

Hartelijks

Ciao

Respectvolle groeten

Groet(jes)

Doeoei!

Lieve groet

Tot ziens

Moderne groetjes

Slu!

mvg, kind regards, meilleures salutations

VA N

IN

Hoe sluiten ze af?

2 Wat vind jij een passende aanspreking en slotgroet in een bericht of een mailtje naar de redactie van de radio (of televisie)? Onderstreep in beide tabellen drie mogelijkheden. Verklaar je keuze.

Netetiquette

©

4

OPDRACHT 4

Wat hoort bij correct gebruik van netetiquette?

1 Markeer de hokjes die volgens jou te maken hebben met correct gebruik van netetiquette groen. Wat niet bij correct en beleefd internetgebruik past, kleur je oranje of rood. a Gebruik HOOFDLETTERS om iets te beklemtonen.

b Afkortingen en c Het is interessant om smileys kunnen alleen ellenlange berichten, in informele berichten die al vele keren heen naar familieleden, en weer gestuurd vrienden en werden, te blijven kennissen, niet in een versturen. formele e-mail.

e Zorg voor voldoende witregels om de leesbaarheid te vergroten.

f Respecteer de privacy g Geef in de h Formuleer je van anderen. onderwerpregel boodschap kort (subject) van je e-mail en bondig, in duidelijk aan waar het begrijpelijke taal. bericht over gaat.

i Vergeef anderen hun j Bekijk geregeld je k Lees je berichten fouten, zeker wanneer mailbox en antwoord altijd grondig na voor het mensen zijn die snel. Het specifieke je ze verstuurt. Let op hun eerste stappen van internet is precies taal- en typfouten. op het internet zetten. de snelheid.

194

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

d Als je een mail beantwoordt, gebruik dan ‘Reply all’, zodat alle geadresseerden jouw antwoord naar de afzender kunnen lezen.

l Neem deel aan discussies en bemoei je ook met de ruzies van anderen.


wat Netetiquette omvat de gedragsregels die je gebruikt en respecteert als je communiceert via het internet.

2 Lees de tips voor het gebruik van het internet. Wat heb je zelf al eens fout gedaan? Wat deed je al eens correct? Welke vijf tips vind je zelf heel waardevol? OPDRACHT 5

Meld nieuws aan de redactie van de nieuwsdienst. Kies een van de gebeurtenissen.

1 Je hebt net met je smartphone een van deze gebeurtenissen kunnen filmen. a Enkele mensen hebben iemand uit een zinkende auto kunnen redden. b Een groot appartementsgebouw in jouw buurt wordt volledig ontruimd.

IN

c Een vliegtuigje of een luchtballon heeft een noodlanding moeten maken in een weide; er zijn enkele lichtgewonden. d Een wereldster die straks in het Sportpaleis optreedt, kwam zopas heel spontaan de frituur binnen waar ook jij was! e Andere: er zijn best nog mogelijkheden om nieuws te melden aan de redactie van een zender.

VA N

Stel een passend kort bericht op en houd daarbij rekening met de netetiquette.

©

2 Vorm een duo met de dichtstbijzijnde leerling. Lees elkaars bericht. • Wat vind je goed? • Welke tips geef je om het nog beter te maken? Doe dat een aantal keer.

LES 4 Bloggen en vloggen

195


hoe Hoe pas je netetiquette op een correcte manier toe in alle communicatie via het internet? Houd bij het opstellen van een bericht rekening met enkele belangrijke basisregels. Blijf respectvol en beleefd in alles wat je schrijft en meng je niet in discussies van anderen. Lees je berichten goed na. Vermijd spelfouten en gebruik correcte taal. Gebruik geen hoofdletters om iets te beklemtonen; dat komt over als agressief taalgebruik. Respecteer de privacy van anderen; gedraag je bij het schrijven van berichten zoals je zelf ook aangesproken of behandeld wilt worden. Houd een persoonlijk e-mailbericht kort en eenvoudig. Voor een lange mededeling voer je beter een telefoongesprek. Twijfel je of je een bericht wel zou versturen? Zet het klaar en wacht tot de volgende dag om op de knop Verzenden te drukken. Kregen nog anderen hetzelfde bericht? Als je wilt antwoorden, denk dan goed na of jouw antwoord enkel aan de afzender (Beantwoorden) of aan iedereen (Allen beantwoorden) gericht moet zijn. Een mailbericht bevat geen lichaamstaal of intonatie. Wees daarom voorzichtig met een mededeling die je humoristisch bedoelt, maar die door anderen misschien niet zo begrepen wordt.

• • • • • • •

IN

Bloggers en vloggers OPDRACHT 6

VA N

5

Onderzoek een website over bloggen.

Dé manier om al je verhalen te delen met andere mensen is een blog starten. Lees je weleens blogs van anderen? Welke?

©

1 Surf naar de link die je op diddit vindt. • Klik op ‘kenmerken’. Lees het overzicht van de kenmerken en functies van de site. • Verbind een woord(groep) uit reeks 1 met een passend(e) woord(groep) uit reeks 2. Ze staan in een willekeurige volgorde. Reeks 1: naar een datum aftellen – meerdere auteurs – polls – blokkeren bezoekers – reageren Reeks 2: functie uitschakelen mogelijk – vragen stellen – belangrijke gebeurtenis – anderen laten meewerken – gastenboek

Reeks 1

Reeks 2

2 Lees de tips die je krijgt over het opstarten van een blog. Welke drie tips vind jij het interessantst? Waarom? Bespreek.

196

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


OPDRACHT 7

Schrijf een blog.

Gebruik een zoekmachine om blogs te vinden en lees enkele blogartikels. Schrijf een korte blog over een weekje of enkele dagen tijdens een korte of lange vakantie. Gebruik deze woordtekens in je blog en markeer die in de kleur waarin het woord hier geschreven is: koppelteken – apostrof – trema – accent Laat een klasgenoot je blog lezen en waarderen. Gebruik het kader dat je op diddit vindt. OPDRACHT 8

Lees deze tekst over vloggen.

Vloggen – een videodagboek op internet bijhouden – is razend populair bij de jeugd. Daarom organiseert de provincie Vlaams-Brabant workshops ‘Hoe word ik een vlogger?’

VA N

IN

‘De digitalisering van de jeugd is een feit: 92 % van de jongeren tussen 12 en 18 jaar heeft een eigen smartphone’, zegt Tie Roefs, gedeputeerde voor Jeugd en Informatica. ‘Het is hun toegangspoort tot de wereld en biedt mogelijkheden. Heel veel jongeren slaan ermee aan het vloggen. Maar zoals met alles op het internet, doe je zoiets best voorbereid. Daarom bieden we een vlogcursus voor jongeren. Omdat ouders vaak met schrik zitten over wat hun kinderen op het internet doen, zijn er voor hen de lezingen Vloggers zijn de nieuwe helden van de jeugd!.’ Een tiental jongeren leerde zaterdag onder begeleiding van vlogger Anton Olbrechts (24) – YouTubenaam: Flippolife – de eerste stappen als vlogger te zetten. ‘We leren niet alleen vlogs opnemen met de smartphone, maar ook een goed verhaal te vertellen en alles samen te brengen tot een fijne, coole montage. We bekijken ook hoe je alles op YouTube plaatst en hoe je je publiek nog kunt vergroten’, zegt Olbrechts. De volgende workshop en lezing in onze regio is op 4 januari in Kortenberg. In Holsbeek is er op maandag 5 december vanaf 20 uur een lezing in het gemeentehuis. Inschrijven gebeurt voor alle sessies bij de betreffende gemeenten. ‘Provincie leert jongeren en hun ouders vloggen’, www.hln.be

Beluister nu het fragment over vloggen en beantwoord de vragen.

1 Wat is de precieze reden om jongeren een vlogcursus aan te bieden?

©

2 Wat wordt aan de ouders aangeboden?

3 Waarom wordt dat aan ouders aangeboden? 4 Welke drie dingen leren beginnende vloggers in de cursus? 5 Wat vindt Espe Ryckaert zo kenmerkend aan vloggers?

woord

de gedeputeerde: afgevaardigde

LES 4 Bloggen en vloggen

197


6 Als het om het aanprijzen van producten gaat, is een vlogger bezig met pure reclame. Waar of niet? Verklaar.

wat Een blog of weblog is een plaats op het internet waar iemand geregeld teksten en nieuwtjes plaatst of post. De schrijver of schrijfster van een weblog noem je een blogger of blogster. De bezoekers of lezers van een weblog kunnen onder een blogpost een reactie schrijven.

Je kunt:

op een correcte manier een sms’je of WhatsAppbericht opstellen; een passende aanspreking en slotgroet gebruiken in een bericht; een bericht opstellen en rekening houden met de netetiquette; vragen over een lees- en luisterfragment correct beantwoorden; een blogbericht opstellen en daarop passend reageren; woordtekens in een eigen tekst correct gebruiken.

©

• • • • • •

VA N

IN

Een vlog is een weblog in videovorm. Zo’n dagboek op het internet bestaat uit videobeelden of filmpjes die door een vlogger of vlogster gemaakt worden.

198

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

waarheen


Ben je er nog? Lees dan onze blog! Je kiest een foto en je leeft je in een situatie in. Je leest en schrijft blogberichten met reacties en met verplicht gebruik van een aantal woordtekens.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Werk in duo’s. Bekijk de foto’s. Over welke foto zou je het meest kunnen vertellen of schrijven?

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies een van de foto’s. Leef je in de situatie in.

IN

3 Waar ben je? Wat ging aan de situatie vooraf? Wat zou er verder kunnen gebeuren? Wie is er in de buurt? Welk weer is het? Wat is de weersvoorspelling? Vanop die plaats of vanuit die situatie breng je verslag uit in een blog.

VA N

A

D

©

C

B

Uitvoeren

o

v

u

r

4 Schrijf een blog waarop een klasgenoot een reactie post. De reactie komt onder of naast het bericht. 5 Kies daarna een tweede foto en draai de rollen om. 6 Houd rekening met deze afspraken. • Gebruik het passende taalregister. • Gebruik deze woordtekens minstens twee keer correct in je volledige blog: het koppelteken, de apostrof, het trema, het accent. • Duid ze aan met een kleurtje.

LES 4 Bloggen en vloggen

199


Reflecteren

o

v

u

r

7 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je leeft je op een passende manier in een situatie in.

1234

1234

Je schrijft een blogbericht op een passende en correcte manier.

1234

1234

Je gebruikt woordtekens correct.

1234

1234

Je schrijft een passende reactie op een blogbericht.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

IN

tip

©

VA N

In een (internet)woordenboek kun je de spelling van woorden met woordtekens opzoeken.

200

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


les

Jeugdboeken op het witte doek

5

kijkvaardigheid oefenen

spanningstechnieken ontdekken en inzetten opinie vormen

genietend lezen

Boek of film? OPDRACHT 1

Lees de titels van de verfilmde jeugdboeken.

1 Welke verfilmde jeugdboeken ken je? Heb je het boek gelezen? De film gezien? Zet een kruisje.

titel boek De GVR (Roald Dahl) Iep (Joke van Leeuwen) Ben X (Nic Balthazar)

van gehoord? boek gelezen?

film gezien?

VA N

Harry Potter en de Steen der Wijzen (J.K. Rowling)

IN

2 Ken je nog andere verfilmde jeugdboeken? Vul het lijstje aan.

Het engelenhuis (Dirk Bracke)

OPDRACHT 2

‘Het boek is beter dan de film!’ Geef je mening.

©

1

spannende ervaring uitwisselen

1 Houd je meestal meer van het boek? Of verkies je toch vaker de film? 2 Welke troeven heeft een boek volgens jou? En een film?

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

201


Vergelijkend onderzoek OPDRACHT 3

Bekijk aandachtig de vier covers. A

B

1 Welke cover spreekt je het meest aan? Waarom?

3 Wat betekent ‘trash’?

D

VA N

2 Welke covers zijn boekcovers? En de andere?

C

IN

2

4 Waar zou Trash zich afspelen?

5 In welke stad speelt het verhaal van Hugo zich af? 6 Wat zou Hugo Cabret uitgevonden hebben?

©

7 In beide verhalen gaan de personages op zoektocht. Een gestolen sleutel speelt daarbij een belangrijke rol. In welke cover kun je dat ook zien?

8 Een van beide boeken leest als een film: het wordt namelijk evenveel in woorden als in beelden verteld. Dat maakt het heel bijzonder! Welk boek is volgens jou ook een beetje een prentenboek?

© Tony Cenicola / The New York Times / Redux

202

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


9 Kun je deze teksten van het achterplat aan het juiste verhaal koppelen? Schrijf de titel boven elke tekst.

Rafael Fernández woont samen met zijn vrienden Gardo en Rat op een vuilnisbelt ergens in ZuidAmerika. Ze voorzien in hun levensonderhoud door afval te sorteren. Dan vindt Rafael tussen de rotzooi een tasje met een sleutel in. Hij en zijn vrienden verkeren in groot gevaar als blijkt dat corrupte politieagenten op zoek zijn naar het tasje. Straatkinderen verdwijnen immers vaak zomaar, zonder dat iemand zich hun lot aantrekt. Waarom is de politie zo wanhopig op jacht naar de sleutel? Kunnen Rafael en zijn vrienden het mysterie oplossen voordat de politie hen te pakken krijgt?

Wees, klokkenmeester en dief. Hugo Cabret woont in de muren van een druk treinstation in Parijs en zorgt ervoor dat de klokken gelijk blijven lopen. Maar wanneer Hugo het pad van een excentriek, leesgraag meisje en een verbitterde oude man kruist, worden Hugo's bestaan en zijn grote geheim in gevaar gebracht. Een tekening, een notitieboekje, een gestolen sleutel, een mechanische man en een verborgen bericht van Hugo's overleden vader vormen de spil van dit ingenieuze, ontroerende en betoverende mysterie.

10 Een auteur vertelt zijn verhaal anders dan een regisseur. Vergelijk het boek met de film. Verdeel de klas in twee groepen. Maak eerst een keuze.

kijken

Ga naar opdracht 5.

IN

Ga naar opdracht 4.

VA N

Wat wil je eerst doen?

OPDRACHT 4

lezen

Je koos ervoor om eerst te lezen. Welk verhaal boeit je het meest?

Lees de twee fragmenten van het verhaal. Beantwoord de vragen. Ga daarna naar opdracht 6. Trash – Andy Mulligan

©

Vragen bij Fragment 1 ‘Het tasje’

1 Wie is de ik-persoon in het fragment? 2 Waar ‘werkt’ de verteller?

3 Wat zit er in de gevonden portefeuille? 4 Hoeveel euro is 1100 Filipijnse peso? Is zijn vondst waardevol? 5 Heb je zelf al eens iets waardevols gevonden? Wat?

woord

corrupt: omkoopbaar, onbetrouwbaar, oneerlijk excentriek: heel anders dan normaal en daardoor opvallend mechanisch: gerobotiseerd, werktuiglijk ingenieus: slim bedacht of gemaakt

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

203


Vragen bij fragment 2 ‘De bijbel’ 1 Wie is de ik-persoon in het fragment? 2 Hoe weet hij dat hij de juiste bijbel heeft gekocht? 3 Met welk wapen haalt de ik-persoon het gezicht van Marco open? 4 Ben je zelf al eens moeten vluchten voor iemand? 5 Zou jij geweld gebruiken om je te verdedigen? Ga nu naar opdracht 6. De uitvinding van Hugo Cabret – Brian Selznick Vragen bij fragment 1 ‘De dief’ 1 Hugo steelt speelgoed uit de kiosk. Wat wou hij stelen toen de oude man hem bij de kraag greep?

2 Heb je zelf al eens iets gestolen? Wat?

IN

3 Om wiens hulp roept de oude man als hij Hugo op heterdaad betrapt? 4 Welk dierbaar bezit nam de oude man van Hugo af?

VA N

5 Waarvan zouden er tekeningen in het boekje staan, denk je?

Vragen bij fragment 2 ‘De boodschap’ 1 Hoe kwam Hugo aan de sleutel?

2 Behalve de sleutel was er nog iets nodig om de mechanische man te laten schrijven. Wat? 3 Wat zal de mechanische man schrijven, denk je?

©

4 Waarom wou Hugo een opwindmuis stelen, denk je?

5 Hugo is een kei in techniek. Wat heb jij al helemaal alleen gemaakt of in elkaar gestoken? Ga nu naar opdracht 6. OPDRACHT 5

Je koos ervoor om eerst te kijken. Welk verhaal boeit je het meest?

Bekijk de twee fragmenten van dat verhaal. Beantwoord de vragen. Ga daarna naar opdracht 7. Trash – Andy Mulligan Filmfragment 1 ‘Het tasje’ Vragen 1 Hoe zijn de ‘werkomstandigheden’ van Rafael en zijn vrienden?

204

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


2 Waarom is de vondst van Rafael zo waardevol voor hem? 3 In het tasje zit ook een sleutel. Hoe ziet de sleutel eruit? Kun je raden wat je ermee kunt openen? 4 Waaruit blijkt de hechte vriendschap tussen Rafael en Gardo? 5 Zou jij gevonden geld net als Rafael voor jezelf houden? Of geef je het aan bij de politie? Filmfragment 2 ‘De bijbel’ Vragen 1 Hoe wordt de bijbelroof voorbereid?

2 Wie is volgens jou de ‘denker’ van de drie jongeren? 3 Wie is de ‘durver’?

VA N

4 Wie steelt de bijbel?

IN

5 Verloopt de roof volgens plan? Geef minstens één voorbeeld. Ga nu naar opdracht 7.

De uitvinding van Hugo Cabret – Brian Selznick Vragen

©

Filmfragment 1 ‘De dief’

1 Waarom dacht Hugo dat de kust veilig was toen hij de speelgoedmuis wou stelen?

2 Wie heeft jou eens betrapt? Wat deed je? 3 Wat stal de oude man van Hugo? 4 Waaraan zie je dat het verhaal zich niet in onze tijd afspeelt? 5 Zou je graag in 1931 geleefd hebben? Filmfragment 2 ‘De boodschap’ Vragen 1 Waar verbergt Hugo zijn mechanische man? 2 Wat heeft Hugo nodig om de mechanische man in werking te laten treden?

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

205


3 Wat denk je dat de mechanische man zal schrijven? 4 Waarom is de mechanische man zo belangrijk voor hem? 5 Welke karaktertrekken of eigenschappen zou je Hugo toeschrijven? Ga nu naar opdracht 7. OPDRACHT 6

Hoe creëer je spanning in een boek? Vul aan.

1 Om spanning te creëren kiest de auteur niet zo maar een omgeving. De plaats waar het verhaal zich afspeelt, moet voldoende sfeer uitstralen: griezeligheid, drukte, mysterie … Alleen een goedgekozen ruimte zal leiden tot spanning. Benoem de ruimte van het verhaal dat je las. De uitvinding van Hugo Cabret

VA N

IN

Trash

2 Raadsels en geheimzinnige gebeurtenissen zorgen meteen voor spanning in een verhaal. Als lezer weet je meer of minder dan de personages. Dat zorgt voor spanning. Wat is het raadsel in het verhaal dat je las? De uitvinding van Hugo Cabret

©

Trash

3 Een auteur beschrijft plaatsen, personages of handelingen soms zeer gedetailleerd. Welk effect heeft dat op de spanning? Waar is dat zo in het verhaal dat je las? Trash

Ga nu terug naar opdracht 5 en bekijk het verhaal.

206

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

De uitvinding van Hugo Cabret


OPDRACHT 7

Hoe creëer je spanning in een film? Vul aan.

1 In vergelijking met een auteur heeft een regisseur een extra troef om spanning te creëren. Wat kan hij (zelfs nadien) aan een scène toevoegen? Waar is dat zo in het fragment dat je zag? Geef minstens één voorbeeld. Trash

De uitvinding van Hugo Cabret

2 Hoe laat een regisseur de kijker weten dat een emotie of een voorwerp heel belangrijk is?

IN

Waar in het fragment is dat zo? Geef minstens één voorbeeld.

De uitvinding van Hugo Cabret

VA N

Trash

©

wat

Bij een close-up wordt een deel van het onderwerp heel erg sterk naar voren gehaald. De rest van de omgeving wordt genegeerd; alleen het onderwerp wordt sterk ingezoomd in beeld gebracht. Een close-up focust bijvoorbeeld op de gelaatsuitdrukking van een personage of op een belangrijk detail.

3 Bekijk het beeld. Welke woorden passen bij deze persoon? Markeer ze. zwak slungelig zelfverzekerd machtig passief ondernemend

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

207


Hoe komt het dat het personage zo overkomt? Zo’n camerastandpunt of perspectief heet kikvorsperspectief. Het omgekeerde is een vogelperspectief. Hoe komt een personage dan over, denk je? Benoem het perspectief. Verklaar de keuze voor dit camerastandpunt. De uitvinding van Hugo Cabret

IN

Trash

Verklaring:

VA N

Verklaring:

Ga nu terug naar opdracht 4 en lees het verhaal. OPDRACHT 8

Vergelijk boek en film.

©

1 Waar heb je het meest van genoten: boek- of filmfragment? Waarom?

2 Het verhaal wordt in de film een beetje anders verteld. Geef minstens twee verschillen tussen boek en film. Trash

208

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN

De uitvinding van Hugo Cabret


3 Ben je benieuwd naar de afloop? Welke vragen zijn nog niet beantwoord? Noteer er twee.

Spanningstechnieken

De uitvinding van Hugo Cabret

IN

Trash

wat

VA N

Een verhaal wordt spannend als de auteur iets verborgen houdt, iets (voorlopig) verzwijgt. Die onwetendheid roept vragen op en net op die vragen wil je een antwoord krijgen. Daarom lees of kijk je verder. Een schrijver of regisseur kan op verschillende manieren spanning in een verhaal brengen. Dit zijn enkele voorbeelden van spanningstechnieken.

Š

1 Vertellen over een geheim of raadsel dat beetje bij beetje onthuld wordt. 2 Bewust belangrijke informatie verzwijgen. 3 Het verhaal vertragen: de afloop van een situatie niet meteen vertellen, maar uitvoerig beschrijven of in beeld brengen. 4 Personages in een enge of gevaarlijke situatie plaatsen. 5 Het verhaal in een griezelige of gevaarlijke omgeving laten spelen. 6 Het verhaal op een spannend moment afbreken (cliffhanger). 7 Een onverwachte wending in het verhaal stoppen. 8 Verwachtingen en vermoedens wekken door aanwijzingen over de afloop te geven. 9 Een informatievoorsprong geven: de lezer of kijker iets vertellen wat de personages niet weten.

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

209


OPDRACHT 9

Lees de mening van anderen.

1 Lees stukjes uit recensies. Een recensie is een voorbeeld van een opiniërende tekst. Over welk boek of film wordt iets gezegd? A = Trash B = (De uitvinding van) Hugo (Cabret) 2 Zegt de recensent iets over het boek of over de film? 3 Is de kritiek positief of negatief? 4 Wat vind jij? Ga je akkoord met de commentaren? kritiek

A/B?

boek of film?

+/–

‘Je wordt vooral aangetrokken door de mooie lay-out. Af en toe wordt de tekst onderbroken en gaat het verhaal verder in mooie tekeningen.’ (E. Verlinden, www.pluizer.be) ‘Net als Danny Boyle in zijn film Slumdog millionaire slaagt regisseur Stephen Daldry erin een film te maken over arme kindjes elders in de wereld.’ (A. de Jong, De Telegraaf)

IN

‘Het boek zit vol geheimen, maar zoals het hier verteld wordt, interesseert het je als lezer geen snars om erachter te komen. De personages zijn bloedeloze, vlakke mensen, die echt niet leven.’ (E. Verlinden, www.pluizer.be)

VA N

‘Natuurlijk worden misstanden als armoede en corruptie aangekaart. Maar het is vooral een uitermate spannend boek waarin de hoofdpersonen overtuigend tot leven komen en de lezer met hun charme moeiteloos om de vinger winden.’ (Jaap Leest)

‘Ronduit zwak zijn de pogingen om kritiek te leveren op de maatschappij. Vooral de kritiek op de belabberde leefomstandigheden van zwerfkinderen is nogal gratuit, als je weet dat die afkomstig is van filmmakers die voor veel geld een vuilnisbelt lieten namaken, omdat ze echte armoede te veel vonden stinken.’ (F. de Jong, filmkrant.nl)

©

‘Al in de eerste vijf minuten laat regisseur Scorsese zien dat hij, zelfs op zijn gezegende leeftijd, de modernste cameratechnologieën en digitale tovenarijen als geen ander beheerst. Maestro, u heeft de mooiste, de ontroerendste en de meest betoverende film van het jaar gemaakt.’ (Humo)

waarheen Je kunt: • • • •

210

argumenten geven waarom je een boek boven een film verkiest of omgekeerd; spanningstechnieken in een boek vergelijken met die in een film; je mening verwoorden over een boek- en filmfragment; een eigen ervaring spannend vertellen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


Deel een spannende ervaring Wanneer maakte jij iets spannends mee? Wat heb je na lang twijfelen uiteindelijk gedurfd? Schrijf er kort over of speel je ervaring na in een kort filmpje.

Oriënteren – Voorbereiden

o

v

u

r

1 Bedenk wanneer jij iets spannends, angstaanjagends of avontuurlijks hebt beleefd of gedurfd. • Waar was dat? • Wat gebeurde er precies? • Was er nog iemand bij of was je helemaal alleen? • Hoe voelde je je? 2 Bepaal of je gaat schrijven of filmen. Wat zijn je talenten? Wat is haalbaar?

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

3 Schrijf of film je spannende ervaring. Maak gebruik van minstens twee spanningstechnieken.

VA N

4 Houd het kort. Je leraar vertelt je hoeveel woorden je schrijft of hoeveel minuten je filmt.

jij

je klasgenoot

Je hebt minstens twee spanningstechnieken gebruikt.

 ja  nee

 ja  nee

Je hebt je verhaal kort verteld (gevraagde lengte/duur).

 ja  nee

 ja  nee

1234

1234

Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe lukte dat?

6 Lees of bekijk elkaars ervaring. Wie heeft de spannendste ervaring gedeeld?

©

In orde Je traject naar succes

Je verhaal wordt door anderen als spannend ervaren.

Werkpuntje voor jezelf:

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

211


Uitdaging: Presenteren, vloggen of bloggen? Durf je een radioprogramma presenteren? Schrijf een blog of ontwerp een vlog!

Oriënteren

o

v

u

r

1 In dit deel leerde je over formeel en informeel taalgebruik, een telefoongesprek voeren, over hulptekens en samengestelde zinnen, over bloggen en vloggen en over verfilmde jeugdboeken. Dat oefen je verder in op een creatieve en communicatieve manier. Kies per duo minstens twee opdrachten.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Maak eerst de nodige oefeningen op diddit om alles in te oefenen.

Uitvoeren

VA N

IN

3 Bekijk het filmpje. Het kan je een idee geven van hoe de radiopresentatoren tijdens De Warmste Week aan de slag zijn. Op YouTube vind je nog meer filmpjes. Gebruik deze zoektermen: De Warmste Week , interview, radio …

o

v

u

r

4 Kies een van de vier opdrachten. OPDRACHT 1

Kruip in de huid van een radiopresentator

©

Werk in duo’s. Als radiopresentator presenteer je de slotactiviteit van De Warmste Week. Voer een telefoongesprek dat rechtstreeks op de radio komt. Je krijgt een leerling aan de lijn die met de school via een fantastische actie zo’n € 14 000 verzameld heeft. Gebruik vragen en antwoorden in het passende taalregister. Zorg ervoor dat je interview zowel enkelvoudige als samengestelde zinnen bevat. OPDRACHT 2

Maak een tekst voor een Facebookpagina, een webpagina of een blogbericht

In je tekst beschrijf je wat die school met de actie bereikt heeft. Houd rekening met de netetiquette. Deze hulptekens komen in je tekst voor: apostrof, trema, accent en koppelteken. Zorg dat je tekst ook minstens twee samengestelde zinnen bevat. Wissel je tekst uit met een klasgenoot en beoordeel elkaars werk. OPDRACHT 3

Vlogger gezocht!

Maak als radiopresentator van De Warmste Week een korte vlog. Je laatste fragment is een oproep om mee te doen aan de warme acties. Gebruik het passende taalregister. Bekijk en beoordeel elkaars video’s.

woord

aan de slag zijn: bezig zijn met iets

212

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


OPDRACHT 4

Een blog schrijven

Jij bent dit jaar de radiopresentator van De Warmste Week. Schrijf een blog over je ervaringen van die week. Gebruik ook deze hulptekens in je blog en markeer die in de kleur waarin het woord hier geschreven is. koppelteken – apostrof – trema – accent datum

blogbericht

waardering ****

o

v

u

r

VA N

Reflecteren

IN

Wissel je blog uit met een klasgenoot en beoordeel elkaars werk.

5 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

Je voert op een passende manier een telefoongesprek.

©

Je gebruikt een passend taalregister in een communicatieve context. Je schrijft een kort tekstje waarin hulptekens en samengestelde zinnen voorkomen. Je maakt een duidelijke en passende vlog die door klasgenoten beoordeeld kan worden.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot: • dit vraagt training:

LES 5 Jeugdboeken op het witte doek

213


De laatste ronde OPDRACHT 1

Gebruik elk woord uit het lijstje één keer.

Kies uit: grimas – joelen – gerobotiseerd – excentriek – gedeputeerde a synoniem voor ‘roepen’

b woord voor ‘rare grijns’

c synoniem voor ‘afgevaardigde’

d ander woord voor ‘werktuiglijk’

e bijvoeglijk naamwoord voor ‘raar, vreemd’

f uitdrukking voor ‘iemand navolgen’

OPDRACHT 2

Bouw bruggen.

VA N

1 a onnozel, dom b vreemde trekkende beweging in het gezicht c een slogan in lettergrepen uitroepen

IN

Zoek het passende woord bij de omschrijvingen. De laatste letter van woord a = de eerste letter van woord b, enz.

2 a verbazing, ontzetting b door machines uitgevoerd c stalplaats, opslagplaats

©

3 a exclusieve lekkernij zoals kaviaar en truffel b bizar, extravagant c gewricht van de vinger

OPDRACHT 3

Zoek voor deze zelfstandige naamwoorden een werkwoord uit dezelfde woordfamilie.

a de robotisering Het              van arbeid betekent nog niet dat alle banen meteen zullen verdwijnen. Er zullen altijd mensen nodig zijn. b de visualisatie Een moodboard lijkt op een collage, maar is veel meer dan dat. Het kan je helpen om je ideeën over de inrichting van je huis te             . c het accent Het meisje wilde in haar spannend verhaal de rol van de boze stiefmoeder             .

214

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


De laatste ronde OPDRACHT 4

Zoek de woorden in het rooster. Ze staan horizontaal, verticaal en diagonaal.

Kies uit: scanderen – nabauwen – grimas – excentriek – delicatesse – ragout – clientèle – corrupt – ingenieus – honen – depot – joelen F

R

M H

O

N

E

N

A

E

L

A

F

W A

V

S

O M

N

L

O

G

A

N

X

S

C

P

A

Q

T

F

O

V

W

F

O

H

B

K

Y

O

S

U

F

Q

R

A

A

J

D

E

P

O

T

B

R

J

U

I

N

G

E

N

I

E

U

S

W U

E

M Q

T

U

H

P

L

E

G

R

I

M

A

S

J

T

Q

N

Z

G

J

R

C

F

G

Q

F

a spottend nazeggen:

D

b plaats waar bussen worden gestald:

IN

c stoofgerecht van stukjes vlees of vis met kruidige saus:               d omkoopbaar, oneerlijk:

VA N

e slim bedacht:

f neerbuigend de spot drijven:

g vertrokken gelaatstrek:

OPDRACHT 5

ingenieus

Markeer het woord dat het best past in de context van de vetgedrukte woorden. uitvinding

universiteit

festival

controle

slogan

verbijstering

ontdekking

journalist

klimaat

gedeputeerde

bevoegdheid

bereikbaarheid

schoonheid

clientèle

moestuin

bedrijf

film

visualisatie

geluid

vorm

beeld

chaotisch

verwarring

opgeruimd

situatie

iets prijs geven

wonder

geheim

winkel

met scherp schieten

kritiek

wet

game

aan de slag zijn

expeditie

jacht

activiteit

scanderen

©

discussie

OPDRACHT 6

Anagrammen. Hoe noem je iemand die …

a alles durft? Tip: LADFUR

b niets durft? Tip: TANGHASSA

DE LAATSTE RONDE

215


De laatste ronde OPDRACHT 7

Welke held wordt hier afgebeeld? Leg ook uit wat ermee bedoeld wordt.

Betekenis: OPDRACHT 8

Markeer alle synoniemen van griezelig.

akelig

onverschrokken

luguber

eng

heldhaftig

huiveringwekkend

dapper

koen

kranig

stoutmoedig

beangstigend

spookachtig

Van welk woord zijn de overgebleven woorden een synoniem? OPDRACHT 9

Fobie betekent ‘angst’. Waarvan zijn deze mensen bang? Hoe heet de fobie?

Angst voor Naam fobie:

3

IN

2

VA N

1

Angst voor

Angst voor

Naam fobie:

Naam fobie:

1

©

OPDRACHT 10 Schrijf bij de foto’s een passende context. Verwerk de opgegeven woorden erin.

ragout – in affronten brengen

2

scanderen – honen

3

depot – aan de slag zijn

OPDRACHT 11 Creatieve opdracht.

Overwin je plankenkoorts en improviseer vanop DE STOEL. Je leraar legt alles uit.

216

TRAJECT Nederlands 2   deel 4 DURVEN


deel 5

Š

VA N

IN

PIMPEN

Š Christian van der Meij

1 Wat zie je op de foto? Wat wordt getoond? 2 Waar bevinden de leerlingen zich? Hoe weet je dat? 3 Hoe zijn de jongeren in deze situatie terechtgekomen, denk je? 4 Op welke manier zullen ze moeten samenwerken? 5 Wat valt je op als je op de kleuren let? 6 Bespreek het perspectief.

217


BIJ DE NEUS Jonas Boets

5

10

15

Naast mij zat een monster. Ik zag hem voor het eerst toen ik net wakker werd. Het was in een flits, ik ging rechtop zitten en keek om me heen. Zijn gezicht en zijn hoofd stonden vol sneden, zijn neus zat er half op en er zaten brandwonden op zijn armen. Ik durfde niet te blijven kijken, dat zou onbeleefd zijn. Er waren dus meerdere kamers in het ziekenhuis, ik herinnerde me nauwelijks hoe ik was binnengekomen, mijn hoofd tolde en er kwamen zwarte vlekken voor mijn ogen. Maar ik wist nog wel waarom ik er naartoe was gekomen. ‘Ik ben een monster’, zei ik tegen mama. Mama keek op van haar telefoon, keurde me nauwelijks een blik waardig. ‘Niet overdrijven. Je vader was een monster, jij hebt hoogstens een scheve neus. En misschien flaporen.’ Dat antwoord kreeg ik elke keer. Mijn papa was aan de drank of de drugs, afhankelijk van de gemoedstoestand van mama. Maar eigenlijk was hij gewoon aan een andere vrouw. En heel soms, wanneer ik mijn mama zo zag zitten, in haar kamerjas, haar haren te lang ongewassen, met als enige interesse sociale media, waar anderen het steevast beter dan haar deden, kon ik hem geen ongelijk geven. ‘Ik wil mijn neus laten rechtzetten’, zei ik. ‘Vraag je vader dan maar om geld. Dan kan ik ineens ook mijn borsten laten pimpen.’

IN

1

20

Op mijn zestiende kreeg ik er genoeg van. Mama zat nu hele dagen thuis met iets wat ze zelf een burn-out noemde, maar wat ik eerder vermoeid door het leven zou noemen. Alhoewel, ze had nooit enige moeite gedaan om er iets van te maken, dus hoe kon ze dan vermoeid zijn? Het leven werd eerder moe van naar haar te kijken. Ik had tijdens het weekend een baantje bij een ijssalon en zette mijn zuurverdiende centen opzij. Ik kocht geen dure telefoon, hoefde geen dure abonnementen of kleren en ging nooit iets drinken met vrienden. Dat laatste was niet moeilijk, want die vrienden had ik toch niet. Dat heb je met de neus van Pinokkio en de oren van Dumbo. Ik overdreef niet. Maar de redding was nabij.

©

25

VA N

Ik wilde van het bed komen, mijn lichaam voelde verstijfd aan. Ik moest bewegen, maar dat ging niet, ik zat vast. Ik keek omlaag naar de banden die rond mijn benen gegespt zaten en ontdekte daarna dezelfde banden rond mijn armen. Waarom hadden ze me vastgebonden? En vooral: waarom hadden ze me niet losgemaakt?

30

35

Het monster naast mij was in paniek. Ik vermoedde dat zijn operatie zo zou gaan beginnen, want hij wilde zich losmaken, prutste wanhopig aan zijn boeien. Ik was zelf heel rustig geweest toen ik binnenging. Omdat ik wist waarom ik het deed, om mijn leven te veranderen. Maar ik begreep zijn paniek wel. Waar waren de dokters trouwens? En misschien nog belangrijker: waar waren mijn dokters? ‘Gewoon een beetje pimpen?’ Ik verafschuwde het woord dat de dokter voor me gebruikte, maar toch knikte ik gedwee.

woord

de gemoedstoestand: humeur, stemming steevast: altijd, volgens vaste gewoonte de burn-out: gevoel opgebrand te zijn, geen energie of motivatie meer vinden voor de bezigheden op het werk verafschuwen: een hekel hebben aan, niet kunnen uitstaan gedwee: volgzaam, gewillig

218

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


40

Deze man was mijn laatste strohalm, ik moest hem te vriend houden. Terwijl hij op een foto van mijn gezicht met een dikke rode viltstift tekende wat hij ging doen, keek ik rond in zijn bureau. Overal lagen stapels papier en waar er geen papieren lagen, lag er stof. De diploma’s achter glas waren vergeeld en de enige metalen kast miste een deur. Was dit wel een goed idee?

45

Maar ik had weinig keuze. Ik was bij veel dokters geweest en allemaal hadden ze me weggelachen. Met het geld dat ik had gespaard konden ze me net een spuit Botox geven. En dan nog zouden ze korting moeten geven. Dus was ik beginnen te zoeken op het internet. En bij deze man terechtgekomen. Er ontbraken letters op zijn naamplaatje. ‘De betaling is cash en op voorhand’, zei hij nog bij wijze van afsluiten. ‘Volgende week zaterdag hebben we nog een plaatsje’.

60

65

VA N

55

De aankomst in het ziekenhuis gaf me de kriebels. De ontvangstkamer was gelegen in een bijgebouw van het huis van de dokter. Het was er kil en donker, net als de man die mijn identiteitskaart aannam. Zonder iets te zeggen, legde hij een bundel papieren voor mijn neus. ‘Sign.’ Ik wilde lezen wat er op de papieren stond, maar zijn hand lag erover. Ik moest vertrouwen hebben. Als ik hen nog niet vertrouwde met een papier, wat dan als ze aan mijn gezicht bezig waren? Doorzetten nu, denken aan later, alles zou beter worden. Deze dokter bespaarde gewoon op marketingkosten, maar hij kon hetzelfde als elke andere chirurg. Met een bonzend hart liep ik verder naar de operatiekamer. Mijn hart stopte met kloppen toen ik mijn arm uitstak naar het dossier dat ik op een tafel in de hoek van de operatiekamer zag liggen. Mijn buurman deed net hetzelfde. Het enige wat ik had gewild was dat mijn leven een beetje meer kleur kreeg. Een nieuwe neus en andere oren zouden mijn voortdurende gevoel van onbehagen doen verdwijnen. Ze zouden misschien zelfs wat geluk in mijn leven toelaten. Gewoon een beetje pimpen. Maar toen ik naar het raam in de kamer stapte, besefte ik dat het niet zou gebeuren. Integendeel. Het onbehagen zou groter worden, de isolatie zou toenemen. Ik legde mijn hand op het raam. Het was een vuile spiegel. Misschien had ik overdreven. Misschien was ik nooit een monster geweest. Maar ik was het wel geworden.

©

50

IN

De banden rond mijn voeten kwamen los. Oef. Ik wilde hier weg, zo snel mogelijk. En het resultaat van de operatie zien, de nieuwe toekomst die me tegemoet zou lachen. Waar waren de dokters? Op weg naar de andere patiënt? Dan moesten ze snel zijn, want die stond op het punt te ontsnappen, alsof hij tegen zijn zin in het ziekenhuis was aangekomen.

Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Jonas Boets.

woord

de laatste strohalm: de geringste kans op uitkomst of redding aangrijpen; een laatste wanhopige poging doen de Botox: (merk) cosmetisch middel dat onderhuids wordt aangebracht om bijvoorbeeld rimpels te laten verdwijnen en lippen voller te maken de marketing: alles wat een bedrijf doet om de verkoop van producten te bevorderen het onbehagen: ontevreden gevoel, misnoegen de isolatie: 1 afzondering 2 bedekking met speciale laag om warmte, koude of geluid tegen te houden

219


routeplanner van

deel 5 PIMPEN Klas  Nr.  Bekijk de uitdaging ‘Pimp je school’ aandachtig. Binnenkort zul je een creatief idee voorstellen aan je leraar en klasgenoten. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom de lessen van dit deel. Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen binnen het deel A en B en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je en zorgt voor correctiesleutels waar nodig. Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor het groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest. Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!

lessen Beeld en verhaal: ‘Bij de neus’

1

Verken de uitdaging en de andere lessen + planning

0,5 - 1

Les 1: Kom voor je mening uit!

1,5

Les 2: Vindingrijk

1,5

Les 3: Kleur je taal

1,5 - 2

Les 5: Het voorzetselvoorwerp

1,5 - 2

Uitdaging: Pimp je school De laatste ronde

TOTAAL

220

2

Les 4: Lees je warm

©

B

aantal lesuren

moet

mag

VA N

A

volgorde

IN

JOUW ROUTEPLANNER

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN

1,5 0,5 - 1 11,5 - 13,5

zelfstandig

klassikaal

afgerond


les

Kom voor je mening uit!

1

ideeën beluisteren

actief luisteren

respectvol spreken

Pimpen: een must of not done? OPDRACHT 1

Bekijk de foto’s.

1 Wat zie je? Wat voel en denk je bij de foto’s?

A

VA N

IN

B

C

E

D

©

1

van gedachten wisselen

eenvoudig debatteren: de degens kruisen

G

LES 1 Kom voor je mening uit!

F

H

221


Wissel gedurende drie minuten met je klasgenoot van gedachten over de foto’s. Zorg ervoor dat je beiden evenveel tijd hebt om je gedachten te verwoorden. Noteer daarna enkele opvallende, spontane reacties van de ontvanger (je klasgenoot) op jouw boodschap. Hoe reageert de luisteraar op jouw boodschap?

reacties van de ontvanger

Welke spontane reactie vind je leuk of helemaal niet aangenaam? Welke lichamelijke reactie vond je wel of niet tof?

Hoe toont je klasgenoot dat hij inderdaad luistert en je boodschap begrijpt? 2 Heb je actief geluisterd, dan kun je de boodschap van de zender kort samenvatten. Verwoord in twee duidelijke zinnen hoe de zender denkt over ‘pimpen’ en ‘upcyclen’.

IN

3 Beluister de korte boodschap. Beoordeel of jouw mening duidelijk verwoord werd. Noteer een werkpuntje.

VA N

Je hebt je mening duidelijk verwoord.

1234

Werkpuntje voor jezelf:

4 Wat kun je daaruit besluiten?

©

Lees enkele reacties op een eigen oordeel. Welke wil je zeker horen, welke liever niet? Bespreek. a Jouw idee is belachelijk. b Tof voor jou, maar ik houd er niet van. c Hoe kun je zoiets nu mooi vinden? d Smaken verschillen, ik vind het niet zo geslaagd. e Ik zal er eens over nadenken. f Heb je geen betere keuze? g Jouw idee slaat nergens op. h Kun je het verduidelijken? i Bekijk het eens vanuit mijn standpunt.

hoe Gespreksregels • Je luistert actief naar de boodschap van de ander en reageert respectvol op zijn boodschap. • Begrijp je de zender niet, dan vraag je om de boodschap te verduidelijken. • Je herhaalt kort de boodschap van de zender of knikt om te tonen dat je de boodschap begrepen hebt. • In een gesprek wacht je je beurt af. • Je blijft bij het onderwerp. • Tijdens een groepsgesprek volg je de aanwijzingen van de gespreksleider.

222

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Je oor te luisteren leggen OPDRACHT 2

Bekijk en beluister het nieuwsbericht.

IN

1 Wil je een oordeel vellen over iets, dan moet je eerst goed geïnformeerd zijn en je oor goed te luisteren leggen. Deze uitdrukkingen en woorden komen in het nieuwsbericht voor. Verbind de twee kolommen met elkaar. A een kijk hebben op, kunnen overzien

2 in zicht zijn

B vandaal, herrieschopper

3 de guerrillero

C iets dat op een zeker ogenblik sterk in de mode is

4 de degens kruisen 5 de hooligan 6 de madam 7 zicht krijgen op 8 de rage 1

VA N

1 de graffiti (mv)

D straatkunst E

iemand die zich door kleding en houding als een dame wil voordoen

F

(letterlijk) duelleren (figuurlijk) elkaar bestrijden, debatteren

G verzetsstrijder

H te verwachten

2

3

4

5

6

7

8

©

2

2 Beantwoord deze vragen mondeling. a Welke rages ken je? b Welk synoniem bestaat er voor madam? c Wat is er op dit moment voor jou in zicht? d Waarop krijg/heb je zicht? e In welke omgeving komt het woord hooligan vooral voor? f Uit welke taal is guerrillero afkomstig? g Welk Frans woord herken je daarin? h Wat heeft het Spaanse woord met het Franse woord te maken? 3 Lees de vragen voor je het fragment bekijkt en beluistert. a Hoe heet de rage waarover in het fragment sprake is? b Wat is het precies? c Met welke andere rage wordt het vergeleken? d Wat is de officiële Engelse benaming? LES 1 Kom voor je mening uit!

223


e Wat is het doel van de vrouwen? f Hoe worden de vrouwen door de reporter genoemd? g Hoe staat de reporter tegenover die rage? Hoe weet je dat? h Hoe sta jij zelf tegenover dat verschijnsel?

IN

OPDRACHT 3

Bekijk en beluister het fragment over Owen, een rasechte skater.

VA N

1 Heb jij een bepaalde kleding- of muziekstijl of heb je interesse in een bepaalde hobby? Vertel. 2 Bereid je voor op het luisteren door eerst de vragen te lezen.

©

a Hoe ziet Owens kledingstijl eruit? Beschrijf die stijl nauwkeurig.

b Wat vindt Owen jammer als het over skaters gaat?

c Wat vind jij van skaters?

d Heeft Owen of zijn vriend Hicham een boodschap voor jou? Zo ja, welke boodschap?

224

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Argumenteren kun je leren! OPDRACHT 4

Bekijk en beluister het derde fragment waarin enkele jongeren aan het woord zijn.

1 Bereid je voor en lees de vragen. Luister intensief, maar ook kritisch. a Wat is de titel van het televisiefragment? b Over welke tekstsoort gaat het? c Wie is de leider? d Wat is de stelling? e Wat is de opdracht van voor- en tegenstanders? f Hoe noem je zo’n bewijs(voering)?

IN

2 Welke subculturen komen er in het programma aan bod?

Zou jij bij een van de subculturen willen behoren? Waarom wel/niet?

VA N

Behoor jij ook tot een bepaalde groep, een subcultuur? Welke? Waarom?

wat

Š

3

Het debat of de discussie

In een discussie of debat gaan voor- en tegenstanders met elkaar in gesprek over een bepaalde stelling. Ze stellen hun mening voor en onderbouwen hun standpunt om de tegenstander te overtuigen. Je noemt dat argumenteren. Een moderator of gespreksleider leidt alles in goede banen. Op het einde van het gesprek volgt een samenvatting of conclusie.

3 Kon je alle jongeren goed begrijpen tijdens het gesprek? Waarom wel/niet? Welke tips zou jij hen geven?

LES 1 Kom voor je mening uit!

225


Wil je dat de ander je begrijpt, dan zijn deze tips belangrijk.

hoe Spreektips • Articuleer duidelijk. • Gebruik het gepaste tempo en volume tijdens het gesprek. • Spreek zonder haperingen of herhalingen. • Spreek Standaardnederlands. • Pas een goede ademtechniek toe. • Gebruik je stem juist. Spreek bijvoorbeeld niet te hoog.

waarheen Je kunt:

IN

deelnemen aan een gedachtewisseling; gepast reageren op een uitspraak in een discussie; een onbevooroordeelde houding in een discussie aannemen; tonen dat je actief luistert; de ander laten uitspreken; de gepaste luisterstrategie toepassen; over je eigen luisterhouding reflecteren.

©

VA N

• • • • • • •

226

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


De degens kruisen … Oriënteren

o

v

u

r

1 Je leraar verdeelt de klas in groepen. De ene groep observeert de andere groep die van gedachten wisselt over een welbepaald onderwerp. In elke groep leidt een moderator het gesprek en verdedigen voorstanders en tegenstanders de stelling. • Als je zelf dingen maakt, creëert of oude dingen weer nieuw leven inblaast, voel je je gelukkiger. • Een eigen gemaakt cadeau wordt meer gewaardeerd. • Wie gelukkig wil worden, sluit zich best bij een subcultuur aan. • Gewoon jezelf zijn, is overal mogelijk. • Muziek- en kledingstijlen bepalen wie je in feite bent. • …

o

v

u

r

IN

Voorbereiden

VA N

2 Je kiest in de groep een stelling die jullie interesseert. Ga na of je er voldoende over weet en of er evenveel leerlingen positief als negatief tegenover staan. Duid de moderator en de tegen- en voorstanders aan. Ga na welke woorden en uitdrukkingen bij het gespreksonderwerp passen. 3 Gebruik als voor- en tegenstander een spreekbriefje om: • je mening te formuleren met enkele sleutelwoorden; • je standpunt te onderbouwen met minimaal twee argumenten; • daarbij een voorbeeld te geven.

©

4 Gebruik als moderator een spreekbriefje om: • het onderwerp kort in te leiden; • de stelling duidelijk te vermelden; • voor- en tegenstanders aan te sporen om hun mening te verwoorden of hun beurt af te wachten; • de inhoud van het gesprek samen te vatten of een besluit te verwoorden.

Uitvoeren

o

v

u

r

5 Je houdt met je groep het debat. De moderator leidt het gesprek in en vat het op het einde samen. De andere groep observeert het gesprek. De observator volgt het debat aandachtig en geeft nadien positieve feedback.

LES 1 Kom voor je mening uit!

227


Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je komt voldoende aan bod tijdens het gesprek.

1234

1234

Je gebruikt de woorden die bij een bepaald onderwerp horen.

1234

1234

Je luistert actief naar de boodschap van de ander.

1234

1234

Je wacht je beurt af.

1234

1234

Je spreekt Standaardnederlands.

1234

1234

Je spreekt zonder haperingen of herhalingen.

1234

1234

Je articuleert duidelijk. Je gebruikt het gepaste tempo en volume tijdens het gesprek.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

©

VA N

IN

228

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


les

Vindingrijk

2

leesstrategieën inzetten

tekenende werkwoorden gebruiken artikel schrijven voor upcyclingkrant

tekstopbouw onderzoeken

Hipper dan hip OPDRACHT 1

Dompel je onder in de wereld van upcycling. Lees de tekst.

1 Lees eerst oriënterend en beantwoord de vragen.

Welke tekst is dit? b Wat zijn het leesdoel en het tekstdoel?

tekstdoel:

VA N

leesdoel:

IN

a Welke tekstkenmerken zie je?

c Wat verwacht je te lezen in deze tekst?

2 Lees de tekst globaal. Wat is het centrale thema of de hoofdgedachte? 3 Lees de tekst nu intensief.

Hipper dan hip: upcycling

©

1

Hoe haal je het maximum uit iets? Het antwoord is upcycling ofwel aan de slag gaan met wat je hebt en het mooier, beter, anders, origineler maken. Zin in meer-experte Griet nam alvast een wereldbol, een gloeilamp en een paar blikjes onder handen. Mensen kiezen opnieuw voor duurzaamheid, ambachtelijkheid en daarbij ook authenticiteit. We moeten het onder invloed van de economische crisis stellen met een slanker budget, wat onze inner diy-queen ertoe aanzet zélf de handen uit de mouwen te steken. Met een aantal afgedankte spullen en een snuifje creativiteit kun je je afgeleefde huisraad in no time opwaarderen tot de meest unieke producten. Zulk zelfgemaakt design geeft een persoonlijke toets aan je woning en oogst gegarandeerd bewonderende commentaar op feestjes. Upcycling is niet alleen hipper dan hip, maar nog verrassend leuk ook!

woord

de duurzaamheid: het milieu weinig belastend – het langdurig meegaan zonder slijtage de ambachtelijkheid: door een vakman gemaakt de authenticiteit: echtheid de inner diy-queen: diy = do it yourself; het deeltje van jezelf dat de zaken graag zelf aanpakt opwaarderen: een hogere waarde toekennen

LES 2 Vindingrijk

229


Van een oude wereldbol kun je een mooie hanglamp maken. Leg een omgekeerd kommetje op de onderkant van de wereldbol en teken de contouren af met een potlood. Snijd nu met een cuttermes de onderkant weg. Bevestig aan de andere zijde een socket en bijvoorbeeld een rode elektriciteitsdraad. Zo heb je in geen tijd een leuke lamp. Met een oude landkaart kun je de rechte vlakken van een stoel of tafeltje bekleden. Hoe? Simpel: vastkleven, bijsnijden en een likje vernis erover. Verwijder de wikkel van lege conservenblikjes en maak er bovenaan aan één zijde een gaatje in. Maak met een boormachine een gaatje in de muur en stop er een plug in. Zet het blikje vast met een schroef. Een aantal blikjes op een rij is decoratief en handig als opberger voor bijvoorbeeld penselen of potloden in een werkkamer. Of ze zijn leuk én handig in de keuken als opbergers voor bestek en houten spatels. Van oude gloeilampen kun je leuke vaasjes maken. Verwijder met een kleine ijzerzaag het onderste zwarte topje van de lamp. Zo kun je de gloeidraad en het binnenwerk er voorzichtig uithalen. Maak twee kleine gaatjes aan weerszijden van het metalen buisje en steek er een ijzerdraad door. Vul met water en een klein bosje bloemen, en hang het vaasje omhoog. Je merkt het: upcycling is voor iedereen! Probeer het eens. Het loont absoluut de moeite! Naar: ‘Hipper dan hip upcycling’, www.zininmeer.be

a Waarom vraagt het lezen van de tekst veel concentratie? Zou jij de tekst willen lezen? Waarom wel/niet?

IN

b Welke aanpassingen kun je aanbrengen om het lezen te vergemakkelijken?

• Je kunt een verdeling maken in          ,           en          .

VA N

• Je kunt het           nog verder opdelen in          . Breng een verdeling in drie delen aan door de juiste woorden in de marge te schrijven. c Op hoeveel kernvragen geeft het midden van de tekst een antwoord?       Lees het midden van de tekst opnieuw intensief. Markeer de kernvragen waarop in de tekst een antwoord gegeven wordt. Waarom kiezen mensen steeds vaker voor upcycling? Waarom is upcycling zo erg in trek? Hoe maak je van een wereldbol een hanglamp? Wat kan ik doen met restjes jeans? Hoe pimp je een nachtkastje? Waarvoor kun je een oude landkaart gebruiken? Hoe maak je een handige opberger voor penselen, potloden of bestek? Hoe maak ik mijn oude boekentas weer hip? Waar kun je het nodige materiaal kopen? Hoe maak je een origineel vaasje?

©

A B C D E F G H I J

Waar het antwoord op een nieuwe kernvraag begint, vind je een nieuwe alinea. Verdeel het midden van de tekst in alinea’s door schuine strepen te plaatsen tussen twee alinea’s (//). Schrijf tussen haakjes de letter van de bijbehorende kernvraag. d Geef drie alinea’s van het midden een passende tussentitel. Noteer hieronder de tussentitels en schrijf er de letter van de bijbehorende kernvraag bij.

230

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


wat Inleiding, midden, slot en alineaverdeling Een goede zakelijke tekst bevat een inleiding, een midden en een slot. Inleiding: het onderwerp wordt aangekondigd. Midden: het onderwerp wordt uitgewerkt. Meestal wordt het midden van de tekst verdeeld in alinea’s. in elke alinea wordt een ander deelonderwerp belicht. Boven de alinea staat soms een tussentitel. Die geeft het deelonderwerp weer. Slot: er wordt een besluit gevormd en/of de belangrijkste zaken worden herhaald.

Creatieve koppen Werk per twee. Kies twee van de drie teksten om te ‘pimpen’.

IN

OPDRACHT 2

Werkwijze

a Lees de tekst oriënterend en bespreek mondeling de tekstkenmerken, de tekstsoort, het leesdoel en het tekstdoel, de leesverwachting.

VA N

b Lees de tekst globaal en bepaal het centrale thema of de hoofdgedachte van de tekst. c Lees de tekst intensief en verzorg de lay-out van de tekst: • markeer inleiding en slot; • verdeel het midden telkens in drie alinea’s door // te plaatsen tussen twee alinea’s; • noteer voor elke alinea van het midden een goede kernvraag en voorzie voor twee van de drie alinea’s een goede tussentitel. Schrijf het overeenkomstige cijfer op de juiste plaats in de tekst. Tekst A Europese week van de Maker

Europa is helemaal mee met upcycling. Dat is een feit! Want tijdens de European Maker Week viert Europa al zijn makers. En hoe! Van 30 mei tot 5 juni viert Europa makers allerhande. Van creatieve doe-het-zelvers tot de meest ingenieuze technici, iedereen wordt tijdens de European Maker Week in de kijker gezet. De organisatie wil zo meer mensen betrekken bij de bruisende Europese gemeenschap van makers. De voorbije jaren kende Europa een ware explosie van Maker Spaces, Fablabs en Hackerspaces. Meer en meer mensen gingen op zoek naar nieuwe technologieën, eigen technieken en processen om dingen te produceren. Al die mensen konden hun workshops of open dagen registreren op de website van European Maker Week. Op 30 mei wordt het startschot van de Maker Week gegeven in Brussel met een openingsconferentie waar een aantal Europese politici het project toelicht met aansluitend een aantal demonstraties en tentoonstellingen. Als je eenmaal door de makermicrobe gebeten bent kun je na de Maker Week weer bij HetVindingrijk.be terecht voor onze vindingrijke workshops!

©

2

www.hetvindingrijk.be

LES 2 Vindingrijk

231


Kernvragen en tussentitels 1 kernvraag: tussentitel: 2 kernvraag: tussentitel: 3 kernvraag: tussentitel: Tekst B Samen Maken

©

www.hetvindingrijk.be

VA N

IN

Zelf kapotte gebruiksvoorwerpen herstellen met deskundig advies en aangeboden gereedschap in gezelschap van andere knoeiers en met een kop koffie, dat is leuk, leerzaam, maar vooral ook duurzaam. En dat is waar de Repair Cafés om draaien. Er wordt ontzettend veel weggegooid. Gebruiksvoorwerpen waar bijna niets mis mee is, belanden op de vuilnisbelt. Wij doen ons best om daar iets nieuws van te maken, maar is het niet nog beter als we ze eerst proberen te maken? Na een eenvoudige reparatie kunnen ze weer helemaal bruikbaar zijn, maar veel mensen weten niet hoe je die spullen herstelt. Daarvoor biedt Repair Café de oplossing. Het concept is simpel. Op gratis sessies wordt gereedschap en materiaal aangeboden om reparaties uit te voeren. Waardevolle praktische kennis wordt overgedragen van deskundigen naar iedereen die maar interesse heeft. Je leert er hoe je zelf kleine reparaties kunt uitvoeren. Kleding, meubels, elektro, fietsen, servies, speelgoed … Alles kan! Het Het concept concept werd werd bedacht bedacht door door de de Nederlandse Nederlandse milieujournaliste milieujournaliste Martine Martine Postma in 2009. Toen werd het eerste Repair Café georganiseerd in Amsterdam. Het idee van onze noorderburen kwam al snel overgewaaid naar ons land. In 2015 werden in 150 gemeentes maar liefst 320 Repair Cafés georganiseerd. Per bijeenkomst worden gemiddeld 28 spullen gemaakt. Repair Café is een internationale trend geworden. Ondertussen zijn er in 18 verschillende landen al 843 initiatieven aangesloten bij de Internationale Repair Café Organisatie. Samen voorkomen zij jaarlijks 200 000 kilo afval. Zo zie je maar wat je met een beetje vindingrijkheid allemaal kunt bereiken!

Kernvragen en tussentitels 1 kernvraag:

tussentitel: 2 kernvraag: tussentitel: 3 kernvraag: tussentitel:

woord

het concept: plan, ontwerp

232

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Tekst C Aangeklede boom al uitgekleed Een boom in het midden van het Henri Conscienceplein in Elsene kreeg de laatste dagen een veelkleurige outfit aangemeten. Niet enkel de stam, maar ook de takken werden helemaal ingepakt in breiwerk. Ondertussen hebben vandalen het jasje wel verwijderd. Breien is hip en voor sommigen gaan de traditionele sjaals, mutsen en kersttruien duidelijk niet ver genoeg. Urban knitting of wildbreien zo u wil, is een trend waarbij bomen, paaltjes, vuilnisbakken en andere voorwerpen in de openbare ruimte versierd worden met kleurrijk breiwerk. Die Elsense boom werd helemaal ingepakt in patchwork breiwerk, takken inbegrepen. Auteurs zijn de leden van de groep Yarn Bombing Bruxelles, een groep die met straatkunst ‘buurten wil opfleuren en reacties uitlokken bij voorbijgangers’. Het kleurrijke ontwerp paste netjes bij de bont geschilderde deur op de achtergrond. Ook de verkeersborden op het plein kregen een jasje. Ondertussen is de boom wel de jas kwijtgeraakt. Onbekenden trokken het breiwerk stuk. www.bruzz.be

Kernvragen en tussentitels

IN

1 kernvraag: tussentitel: 2 kernvraag:

3 kernvraag: tussentitel: OPDRACHT 3

Werkwijze

VA N

tussentitel:

Pimp de tekst met een goede inleiding en een passend slot. Werk per twee.

©

a Lees eerst oriënterend en bespreek mondeling de tekstkenmerken, de tekstsoort, het leesdoel en het tekstdoel, de leesverwachting. b Lees de tekst globaal en bepaal het centrale thema of de hoofdgedachte van de tekst. c Lees de tekst intensief. Bepaal welke inhoud de inleiding en het slot van de tekst kunnen bevatten. Verdeel het werk: wie schrijft de inleiding, wie schrijft het slot? Klaar? Wissel je stukje tekst dan met je partner. Wat is goed? Wat kan beter? d Vervang de gemarkeerde loperwerkwoorden door een beeldender synoniem (= tekenend werkwoord). gaan:

vinden:

gaat:

nemen:

hebt:

weet:

woord

de outfit: geheel van bij elkaar passende kledij, bedekking, uitrusting het loperwerkwoord: weinigzeggend werkwoord dat in veel zinnen past

LES 2 Vindingrijk

233


Inleiding Heb je al eens gehoord van             ? Het is Swan Market: een markt voor creatieve koppen! Op zondag 22 mei kun je op de Grote Markt in Antwerpen naar de Swan Market gaan. Een markt voor startende creatieve ondernemers. Geen markt waar je van de ene foute kledinghandelaar naar de andere gaat, maar een echte lifestylemarkt met betaalbare kunst, leuke interieurspulletjes, live muziek en volledig hipsterconforme foodtrucks. Als je tussen de muziek en het eten nog tijd hebt om verder te shoppen, kun je ook nog unieke accessoires en sieraden vinden, kinderspulletjes, mooie jurkjes en ga zo maar door! Nieuw: een online markt

IN

Nu zul je die once-in-a-lifetime vondsten nog meteen moeten nemen, maar Swan Market is ook volop bezig met een online markt. Zo kun je die ene jas waar je nog over twijfelde gewoon online bestellen eenmaal je weet dat je hem echt nodig hebt in je leven. Slot

VA N

Dus, als jij

Dan moet je zeker een bezoek brengen aan

• • • • • •

©

Je kunt:

waarheen

de strategieën van het oriënterend, globaal en intensief lezen vlot inzetten; de drie grote delen van een zakelijke tekst onderscheiden: inleiding, midden en slot; bij een tekst een gepaste inleiding en een gepast slot schrijven; een goede alineaverdeling voorzien in een zakelijke tekst; gepaste tussentitels voorzien in een zakelijke tekst; waar nodig loperwerkwoorden vervangen door tekenende werkwoorden.

woord

conform: overeenkomstig met, gelijk aan, passend

234

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Word journalist voor de upcyclingkrant! Oriënteren

o

v

u

r

1 Werk in groepen van vier. Schrijf een artikel voor de upcycling krant waarin je minstens twee upcyclingideeën bespreekt. Heb jij zelf al eens aan upcycling gedaan? Op welke manier? Spreekt upcycling jou aan? Verwoord waarom wel/niet.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Zoek op het internet enkele haalbare ideeën. Noteer ze in een spinschema op een apart blad. Plaats telkens het te maken voorwerp in het midden en schrijf er de werkwijze in kernwoorden bij. Ben je in een creatieve bui, schrijf er dan zeker al je eigen ideeën bij! materiaal

pimpidee

nut

stap 1

VA N

uitzicht

stap 2

werkwijze stap 3

3 Als redacteur selecteer je twee ideeën die je in je artikel wilt gebruiken.

©

4 Verdeel het schrijfwerk. Je artikel bestaat uit een inleiding, een midden met twee alinea’s (één alinea per idee) en een slot. Wie neemt welk deel voor zijn rekening? Maak een kladversie op een apart blad. Een mogelijk schrijfkader vind je op diddit. inleiding:

midden – alinea 1: midden – alinea 2: slot:

Uitvoeren

o

v

u

r

5 Wissel je werk met een groepsgenoot. Kijk kritisch na met het reflectieschema. Wat is al goed? Wat kan nog beter? Werden er voldoende tekenende werkwoorden gebruikt? 6 Maak nu een definitieve versie van je tekst. Houd rekening met de feedback van je klasgenoot.

LES 2 Vindingrijk

235


Reflecteren

o

v

u

r

7 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes Je artikel bevat een inleiding, een midden met twee alinea’s en een slot. In de inleiding kondig je het onderwerp van het artikel aan. In het midden werk je twee deelonderwerpen uit in afzonderlijke alinea’s. Je zorgt voor gepaste tussentitels. In het slot sluit je het artikel op een gepaste manier af: je formuleert een besluit of je herhaalt de belangrijkste info. Je vermijdt loperwerkwoorden en gebruikt passende, tekenende werkwoorden. Je verzorgt je spelling. Je laat geen fouten staan in je tekst.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

IN

Werkpuntje voor jezelf:

©

VA N

236

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


les

Kleur je taal

3

taalplezier beleven

lidwoorden en voornaamwoorden gebruiken

letterlijke en figuurlijke taal gebruiken

Breng jij kleur in je taal? OPDRACHT 1

Kleur je eigen taalgrafiek.

7 Het taalgebruik, de woordkeuze in teksten en gedichten boeit je.

1 Je denkt na over je taalgebruik.

VA N

8 Taal zorgt ervoor dat jij jezelf kunt zijn.

IN

1 Lees de uitspraken over taal en taalgebruik. Kleur vier vakjes als je volledig akkoord gaat met de uitspraak, drie vakjes als je ermee akkoord gaat , twee vakjes als je eraan twijfelt, één vakje als de uitspraak voor jou niet echt geldt.

©

1

het taalverschil aanduiden

literaire en andere teksten talig onderzoeken

6 Je vindt figuurlijk taalgebruik leuk, uitdagend.

5 Je past je taalgebruik aan de communicatiesituatie aan.

2 Je houdt van woorden, zinnen, je moedertaal.

TAAL gebruiken, pimpen

3 Taal helpt je gevoelens te uiten.

4 Taal is enkel nodig om iets te begrijpen, te leren, te doen.

2 Wat ben je over jouw taal en taalgebruik te weten gekomen? Vertel het aan je klasgenoten.

LES 3 Kleur je taal

237


3 Bekijk en lees de beeldverhalen. All rights reserved © 2016 Meneer D

A

VA N

IN

C

© Mark Retera/ComicHouse.nl

© Mark Retera/ComicHouse.nl

B

4 Waarom zijn de situaties grappig?

©

wat De dubbele betekenis van woorden kan je op het verkeerde been zetten.

OPDRACHT 2

Achterhaal in groep de juiste betekenis van het woord.

1 Wat zijn synoniemen? Vul het ontbrekende woord in de definitie in. Twee woorden worden synoniemen genoemd als ze (ongeveer) dezelfde           hebben. bv. versieren, tooien of opsmukken – prachtig, magnifiek – hollen, rennen

238

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


2 Lees de zinnen en verklaar de woorden die dezelfde schrijfwijze en uitspraak hebben, maar een andere betekenis. • De graven kregen een ereplaats in de schouwburg. Vandalen hebben de graven beschadigd. • Ik vond het maal helemaal niet lekker, mijn moeder kookt veel beter! Hoeveel maal heb ik je al gezegd om altijd de deur goed te sluiten? Hoe noem je woorden die dezelfde schrijfwijze en uitspraak hebben, maar een andere betekenis? 3 Elke groep krijgt van de leraar vier woorden en deze instructie. a Zoek de verschillende betekenissen van het woord op. Noteer ze op een apart blad. b Bouw samen een zin waarin je het woord gebruikt. Let erop dat de lezer uit de context van de zin de betekenis van het woord kan afleiden. c Controleer de spelling en de zinsbouw. Schrijf de zinnen op het bord of tik ze in de klascomputer in, maar laat het homoniem weg. d Klassikale zoektocht. Welke groep kent de meeste homoniemen?

Homoniem

VA N

IN

De leraar toont de zinnen van elke groep. In de groepjes wordt er overlegd en het antwoord verschijnt. De groep die de zinnen schreef, controleert de woorden en houdt de score van elke groep bij. Op het einde worden alle zinnen verzameld.

wat

‘Recht’ en ‘verband’ hebben minstens twee verschillende betekenissen. Andere voorbeelden: licht, kan, haar, arm, gerecht …

©

Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien of op dezelfde manier worden uitgesproken, maar verschillen in betekenis.

2

Moet je koppen en teksten opleuken? OPDRACHT 3

Markeer de woorden in de krantenkoppen die sprekend weergeven hoe iets of iemand eruitziet of zich voelt of hoe anderen iets/iemand zien.

1 Belgische rugzaktoerist gestorven op boerderij in Australië 2 Van der Poel torenhoog favoriet op EK veldrijden 3 Kwartiertje stappen per dag en scholier zit beter in zijn vel 4 ‘Donderpreek’ bij boetes helpt niet als pakkans klein blijft 5 Met deze modeshow schreef Chanel geschiedenis

LES 3 Kleur je taal

239


OPDRACHT 4

Is het letterlijk of figuurlijk bedoeld?

1 Wat betekent de gemarkeerde uitdrukking in deze zinnen? Kruis de juiste betekenis aan. Laat je leiden door de context om de betekenis te achterhalen. a Hoi, Marie, wat ben jij vroeg op de been. De meeste jongeren slapen nog op dit uur op zaterdag!   vroeg aangekleed   vroeg opgestaan   vroeg gaan slapen b Gisteren ontmoette ik mijn 80-jarige tante. Ze is nog goed te(r) been. Ze heeft geen wandelstok nodig.   Stappen is geen probleem.   Stappen is een probleem.   Stappen lukt maar amper. c Ze vertelde haar nichtje dat ze beter kon stappen toen ze jonger was en jonge benen had.   Je kunt niet meer lopen.   Je hebt het lastig om te lopen.   Je kunt nog goed lopen. d Vroeger liep ze de benen van onder het lijf om bij haar vriendinnen te zijn. Ze wilde geen enkele ontmoeting missen.   Zou ze alles gedaan hebben.   Zou ze hard gelopen hebben.   Zou ze ernaartoe gelopen zijn. e Gelukkig is er vandaag niet veel volk op de been en zit de tram niet overvol.   Er loopt veel volk voorbij.   Het is er niet druk.   Het is er druk.   Voor anderen zorgen.

IN

f Wat leuk dat we eindelijk op eigen benen kunnen staan …   Voor zichzelf zorgen.   Hulp nodig hebben.

g Heb je Dieters excuus gehoord als antwoord op zijn spieken? Hij had geen been om op te staan! Welke leraar gelooft dat je plots tijdens een toets dezelfde ideeën hebt?   Ongelijk hebben.   Geen antwoord geven.   Geen enkel argument hebben.

VA N

h Soms is studeren lastig en heb ik het wat moeilijk. Maar door de lieve aandacht van mijn vrienden blijf ik op de been, gelukkig maar!   Voel ik me niet verslagen.   Kan ik blijven stappen.   Voel ik me gelukkig. 2 Noteer nog vijf uitdrukkingen met het woord ‘been’. Gebruik ze in een zin die de betekenis weergeeft. Let op: het mag geen verklaring zijn. a

b c

©

d e OPDRACHT 5

Zit jij in een keurslijf? Beluister vraag en antwoord van David en zijn vader.

1 Let op het taalgebruik van Davids vader. Luister gericht en lees daarom eerst de vragen. Welke woorden (woordsoorten) ontbreken in het antwoord van de vader? a Begrijp je de inhoud van het antwoord? Wat antwoordt de vader? b Wat besluit je in verband met de weggelaten woorden? Markeer het juiste antwoord. De lidwoorden hebben inhoudelijk meer/minder belang dan de andere woordsoorten: zoals onder andere de zelfstandige naamwoorden die veel meer/minder inhoud hebben.

240

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


2 Beluister het fragment opnieuw en beantwoord vragen a, b en c. a Met welk woord verduidelijkt Davids vader dat de vrouwen een superslanke taille wensten? b Wat doet de zender (vader) om duidelijk te maken hoe de vrouwen er toen wilden uitzien? Vul de ontbrekende woorden aan. Davids vader gebruikt het beeld van de        . Hij vergelijkt de taille van een vrouw met dat voorwerp. Hij gebruikt dus een

: geen letterlijke, maar           taal.

c Denk in duo’s na over hoe je met een beeld je klas, je slaapkamer, je huisdier … wilt omschrijven. Laat andere leerlingen je beeld verduidelijken. Check of zij inderdaad vertellen wat jij met het beeld wilt uitdrukken. Gebruik daarvoor een apart blad. 3 Lees de tekst. In een nieuw jasje

IN

Een nieuwe jas zorgt voor een nieuw uiterlijk, daarom staat een nieuw jasje voor ‘een nieuwe buitenkant’. Er kan van alles in een nieuw jasje gestoken worden, van een website tot een compleet museum. Soms heeft de uitdrukking net als oude wijn in nieuwe zakken de ondertoon ‘de buitenkant is dan wel nieuw, maar de binnenkant is dezelfde oude troep als altijd’, maar meestal is het nieuwe jasje iets waar je trots op bent. H. Aalbrecht. Waarom is een blauwe maandag blauw? Meer dan 500 andere verklaringen van spreekwoorden en uitdrukkingen. Den Haag, SDU

VA N

a Markeer alle lidwoorden in de tekst.

b Welke lidwoorden komen het meeste voor? Duid aan: onbepaalde/bepaalde lidwoorden. c Leg het verschil uit tussen de soorten lidwoorden: de, het en een.

+

©

d Wat is het verschil tussen een nieuwe jas en het nieuwe jasje?

e Onderzoek de uitdrukking ‘op de been zijn’ aandachtig. • Uit welke woordsoorten bestaat de uitdrukking? Noteer ze. • Hoe herken je een lidwoord? Waar staat het in een woordgroep? • Welke lidwoorden kent de Nederlandse taal? • Wanneer gebruik je een, het of de? Bespreek mondeling. • Is er niets vreemds aan de hand in de uitdrukking? Welk lidwoord gebruik je bij ‘been’? • Waarom staat er toch ‘de been’?

LES 3 Kleur je taal

241


wat Het lidwoord staat voor een zelfstandige naamwoord of voor een woord dat zelfstandig gebruikt wordt, zoals een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord. Bv. W il jij een workshop over pimpen volgen? De leerling fleurt haar taal op met prachtige beelden. Het zelfgemaakte cadeau vind ik heel leuk. Het hergebruiken van oude spullen zint me wel. De liefste ben jij. Als je een bepaald lidwoord gebruikt, wil je een bepaald iets of begrip aanduiden. Bv. Ze gaf hem snel de schaar. (die ene schaar) Met een onbepaald lidwoord zeg je niet over welk voorwerp of begrip het precies gaat. Bv. Ze gaf hem snel een schaar. (om het even welke schaar) Het bepaald lidwoord het wordt gebruikt bij onzijdige zelfstandige naamwoorden (het-woorden). Bij vrouwelijke en mannelijke zelfstandige naamwoorden en bij meervoudsvormen van zowel het-woorden als de-woorden gebruik je het bepaald lidwoord de.

IN

Het ontkennend lidwoord geen duidt op de afwezigheid van iets of op een ontkenning. Bv. Geen mens zal dat begrijpen.

VA N

4 Lees deze vragen uit het boek.

©

Woorden die je op het verkeerde been zetten • Maak je iemands mond dood als je hem monddood maakt? • Wat is bitter aan een bitterbal? • Gooit een bankroet roet in het eten van de bank? • Wat slaat een slager? • Bij welk gerecht krijg je een ratjetoe? • Staan rendieren ook weleens stil? • Is een luipaard een lui dier?

Uit: H. Aalbrecht. Waarom is een witte neushoorn grijs (en een zwarte ook)? Van Dale

a Markeer de lidwoorden.

b Noteer een bepaald lidwoord bij de zelfstandige naamwoorden met een onbepaald lidwoord. c Aan welke woorden twijfelde je? Wat is daarvan de reden? d Hebben andere talen ook lidwoorden? En jouw moedertaal? e In welke taal heb je het weleens moeilijk met het gebruik van lidwoorden? f Ken je de betekenisverschillen? • Lees de zin en duid het juiste bepaald lidwoord aan. • Noteer naast het lidwoord de betekenis. • Bouw een zin met de andere betekenis van het woord. Noteer de zinnen op een apart blad.

242

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


1 Voor het grote chique hotel stond een goedlachse portier.  de betekenis:   het betekenis: 2 De gepimpte auto volgde een smal pad.  de betekenis:  het betekenis: 3 Ze nam een proper doek om het zelfgemaakte kunstwerkje op te poetsen.  de betekenis:  het betekenis: 4 Het bekende koor zong een prachtig koraal van Bach.  de betekenis:  het betekenis:

 de betekenis:  het betekenis:

IN

5 Ken jij een andere patroon die zo vriendelijk en attent is voor zijn personeel?

VA N

6 Met een veer bereiken we de overkant van de rivier.  de betekenis:  het betekenis:

7 Op de speelplaats vond ik een natte want; de eigenaar zal die in deze kou zeker missen.  de betekenis:  het betekenis:

©

8 Een boze koper wil niet langer aan de kassa wachten.  de betekenis:  het betekenis:

9 Tijdens het gezellige feestje vloog een kurk tot tegen het plafond.  de betekenis:  het betekenis: 10 Haar droevige blik voorspelt weinig goeds voor het gesprek.  de betekenis:  het betekenis: g Onderzoek bij zinnen 7, 8 en 9 het verschil in betekenis als je het bepaald lidwoord verandert. Wanneer gebruik je ‘het’?

LES 3 Kleur je taal

243


OPDRACHT 6 Ik begrijp er geen jota van. Lees het gedicht en voer de opdrachten uit.

De drie wonderlijkste woorden Wanneer ik het woord Toekomst uitspreek, vertrekt de eerste lettergreep al naar het verleden. Wanneer ik het woord Stilte uitspreek, vernietig ik haar. Wanneer ik het woord Niets uitspreek, schep ik iets wat in geen enkel niet-bestaan past. Wislawa Szymborska (vertaald door Gerard Rasch)

1 Welke zijn jouw drie meest wonderlijke (wonderbare) woorden? Waarom kies je voor die bepaalde woorden? 2 Herschrijf met twee het gedicht en gebruik jullie ‘wonderbaarlijke’ woorden. Vind je geen woorden, laat je dan inspireren door de woorden in het kader.

IN

vijandschap, ongeluk, geluk, verdriet, ongeloof, geloof, vertrouwen, liefde, vriendschap, hoop, moed, durf, vrede, ziekte, gezondheid, gemis, tijd, lach, plezier … 3 Wissel je gedicht uit met een ander duo en geef elkaar positieve feedback.

4 Denk na over de tweede strofe van het gedicht. Waarom staat er niet ‘hem’, maar ‘haar’?

VA N

5 Bekijk de tweede strofe van de herschreven gedichten. Welke leerlingen gebruikten ‘hem’? Naar welk woord wilde je verwijzen?

©

vrouwelijke zelfstandige naamwoorden

mannelijke zelfstandige naamwoorden

onzijdige zelfstandige naamwoorden

6 Markeer in de gedichten de woorden met dezelfde klank. Hoe noem je die woorden? Werk in duo’s.

A

Ceci c’est un poème Het is niet alles goud wat blinkt Het is niet alles stront wat stinkt Het is niet alles kool wat slinkt Het is niet alles lood wat zinkt Het is niet alles mank wat hinkt Het is niet alles zat wat drinkt Het is niet alles hol wat klinkt Het is niet alles fat wat schminkt

B Twee zusjes zitten voor het raam. Eén leest. De ander luistert. Haar handje schuifelt door het haar. Er is nog even samenhang maar dan ontgaat haar het verhaal. De duim blijft steken tussen mond en kin. De oudste leidt met zachte dwang haar zusje weer het sprookje in. Neeltje Maria Min

Het is niet alles traan wat pinkt Het is niet alles schoft wat linkt Het is niet alles stoer wat flinkt Het is, dit alles, niets dan inkt Hendrik Jan Bosman

woord

er geen jota van begrijpen: er helemaal niets van begrijpen

244

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


C

D

Ruzie

Wat weegt een vel A4-papier? Wat weegt een druppel inkt? Hoe zwaar is digi-taal?

Ik vond gemeen dat jij … En jij vond ook iets. Woorden vliegen als scherp zand in ons gezicht.

Al leest men woorden van gewicht een klein gedicht blijft altijd

Daar ga je met driftige stappen, nu al bijna de hoek om. Daar sta ik en kijk je na.

vederlicht.

Theo Olthuis

Hans & Monique Hagen

7 Beantwoord samen de vragen.

IN

Welke van de vier gedichten zou je wel/niet in je kamer willen ophangen? Waarom? Noteer drie redenen. Gebruik een apart blad om de gedichten te beoordelen. Wat is volgens jou het mooiste vers? Waarom vind je dat? Noteer een vergelijking die je in een van de gedichten terugvindt. Herken je gevoelens van jezelf in het gedicht? Welke? Is het eerste gedicht werkelijk een gedicht? Wat is volgens jou een gedicht?

VA N

a b c d e f

wat

©

Je spreekt van rijm als twee woorden in de beklemtoonde lettergrepen een gelijke klank hebben. Rijm speelt een belangrijke rol in gedichten en wordt daarom als een stijlfiguur beschouwd. Als je een gedicht van meerdere regels leest, ontdek je er soms een bepaald rijmschema in.

8 Pimp deze versregels door ze aan te vullen met een rijmwoord en/of een vergelijking. 1 Woorden worden wat ze 2 Ik noem je: 3 Mijn hart is een rood hondje 4 Ik heb je liever dan 5 Binnen ging het feest door, maar wij

waarheen Je kunt: • • • • • • •

in titels en teksten figuurlijk taalgebruik aanduiden; uitdrukkingen gepast gebruiken in je eigen taalgebruik; lidwoorden in teksten markeren; het juiste lidwoord gebruiken; homoniemen in zinnen gebruiken; nieuwe beeldtaal bedenken bij het herschrijven van een gedicht of zin; met een persoonlijk voornaamwoord verwijzen naar een zelfstandig naamwoord.

LES 3 Kleur je taal

245


Begrijp jij het taalverschil (-gebruik)? Kies een van de vier teksten. Denk na over het gebruik van de lidwoorden en de figuurlijke taal.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Er bestaat geen duidelijke richtlijn die bepaalt of je ‘de’ of ‘het’ voor een zelfstandig naamwoord plaatst. Toch kunnen enkele tips je helpen als je twijfelt.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies met je groep een tekstfragment. Ze staan op diddit.

IN

a ‘Bij de neus’ (verhaalfragment) b ‘Elle: van het altaar naar de kringwinkel’ (tijdschriftartikel) c ‘Met deze tips breng je het er in de sneeuw als voetganger of fietser veilig vanaf’ (krantenbericht) d ‘Ik heb jouw zee van tijd’, ‘Een dichter’, ‘Flamingoos’, ‘Lijmen’: vier gedichten

VA N

3 Werk in groep en markeer de zelfstandige naamwoorden. Lees eerst de verschillende categorieën in de tabel onder Uitvoeren. Zoek minimaal twee voorbeelden die bij elke categorie passen. Orden de zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud en met hun bepaald lidwoord in de tabel.

©

4 Werk daarna met een placemat. Voer de opdracht eerst individueel uit en overleg in de groep. Noteer het resultaat in het vak in het midden. Zoek in het tekstfragment of de gedichten drie voorbeelden van figuurlijk taalgebruik. Verklaar de figuurlijke betekenis vanuit de context. Onderzoek kort of jij die beeldspraak in je eigen taal zou gebruiken. 5 Presenteer je antwoord voor de andere groepen. Duid iemand aan die het resultaat van de groep aan de klas voorstelt.

woord

het altaar: tafel of verhoogde plaats bestemd om erop of erbij te offeren of andere godsdienstige plechtigheden te verrichten

246

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Uitvoeren

o

v

u

r

6 Gebruik deze tabel. de-woorden de meeste zn die personen aanduiden

groep:

de-woorden het-woorden als het zn eindigt voor op -ing, -ie, -heid, verkleinwoorden -teit, -a, -nis, -st, -schap, -de, -te

het-woorden woorden met twee lettergrepen die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-

tekstfragment:

o

v

u

r

VA N

Reflecteren

IN

7 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

Je markeert de lidwoorden en zelfstandige naamwoorden in de tekst. Je ordent de zelfstandige naamwoorden in de juiste categorie.

Š

Je verklaart het gebruik van de figuurlijke taal in de tekst. Je werkt efficiĂŤnt samen met je klasgenoten.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Kleur je taal

247


les

Lees je warm

4

beeldtaal opsporen

warmlopen voor figuurlijk taalgebruik beeldtaal onderzoeken in diverse teksten

beeldtaal verklaren en beoordelen

1

Warmlopen voor taal Lees jij en herlees jij of is enkel de inhoud belangrijk?

Kies een fragment en verdeel de taken.

VA N

OPDRACHT 1

IN

Je mag de jeugdboekfragmenten lekker lezen en herlezen. De opdrachten zullen je helpen om na te denken over het taalgebruik, dat van je mama, je papa, je vrienden, je lief, je zus of de auteur of politieagent. Want elk vogeltje zingt zoals het gebekt is!

Lees de korte inhoud of inleiding van de jeugdboeken. Maak op basis daarvan een keuze voor een van de fragmenten of kies om te werken met poëzie. Wil je een wielerwedstrijd, een race, een marathon winnen … dan warm je je best op! De voorbereiding is het halve werk! Je werkt in kleine groepen. Iedere leerling kiest een nummer en krijgt een bijzondere opdracht. Na de opdracht brengt iedereen zijn bevindingen in de groep. Vergelijkingen opsporen

©

Leerling 1

Spoor alle vergelijkingen in het fragment op. Markeer ze in de tekst en geef ze een persoonlijke score. 1

eerder flauwtjes

2

3

4

5

wat gewoontjes

goed bedacht

vindingrijk

erg origineel/creatief

Vertel je klasgenoten waarom je die welbepaalde score gaf. Gaan zij akkoord met jouw oordeel? Praat erover. Ervaren verschillende lezers hetzelfde? Leerling 2

Uitdrukkingen opsporen en verklaren

Zoek naar de uitdrukkingen in het verhaalfragment en verklaar ze vanuit de context. Vind je de keuze van de figuurlijke taal geslaagd of eerder ongepast/saai … Spreek erover met de anderen. Wat vinden zij ervan?

woord

elk vogeltje zingt zoals het gebekt is: ieder spreekt of uit zich overeenkomstig zijn aard, kunnen, opvoeding

248

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Leerling 3

Nadenken over de schrijfstijl

Elke schrijver heeft een eigen stijl. De ene gebruikt veel woorden, hij is een spraakwaterval. De andere houdt het sober, maar weet de juiste snaar van de lezer te raken. Waarvan houd jij: van een woordenstroom of van een soberder woordgebruik? Verduidelijk de schrijfstijl. Leerling 4

Spelen met taal

Jij houdt er wel van om te spelen met taal, om na te denken over rijm, herhalingen, woorden en zinnen, het taalgebruik in het algemeen. Onderzoek de taal. Inleiding 1

IN

Voor haar veertiende verjaardag krijgt Emma hét cadeau van haar leven. Haar vader, die zijn gezin zeven jaar geleden verliet, neemt haar mee op een reis naar de Verenigde Staten van Amerika. Emma is door het dolle heen, maar mama is net iets minder enthousiast. Is dit geschenk wel zo mooi als het lijkt? Kent Emma haar vader wel genoeg om alleen met hem op reis te gaan? Misschien is de terughoudendheid van haar moeder niet helemaal onterecht … Hoe vergeef je iemand die je op je zevende zomaar achterliet? Kun je zeven lange jaren van bitter weinig contact met een reisje uitwissen? Humor en scherpe confrontaties vormen de ingrediënten voor de zoektocht naar een antwoord op deze vragen.

VA N

Inleiding 2 Oscar Dunleavy bakt de meest perfecte appeltaarten ter wereld. Nu wordt hij vermist en ze vermoeden dat hij dood is. Niemand lijkt zich erover te verbazen, behalve zijn beste vriendin Meg en zijn broertje Stevie. Meg en Stevie zijn vastbesloten om te ontdekken wat er met Oscar is gebeurd. Samen leren ze over loyaliteit en vriendschap en de kracht van hoop.

Inleiding 3

©

De levensverwachting van Ish en de rest van de wereld is gekelderd door industriële vervuiling, ecologische rampen en chemische voeding. De maatschappij is hertekend naar de efficiëntie van Shinu: wie lang leeft, is interessant; wie snel zal sterven, waardeloos. Ish is zestien en vertrekt zoals al zijn leeftijdsgenoten naar de stad om zijn taak in de nieuwe wereldorde te vervullen. De anderen weten van niets, hij wel. Hij weet dat hem in de stad de hel wacht. Ish wil ontsnappen, het systeem ontregelen. Maar wat kan één jongen beginnen tegen een geoliede machine? In de stad begint zijn strijd. Een gevecht met het Beheer, een zoektocht naar vertrouwelingen en een race tegen zijn doodsvonnis. Zijn Shinu. En zo start de SHINU-saga; hard, ruw en tegen de tijd. Sluit je aan bij de SHINU-community op SHINULEAKS.COM.

woord

de juiste snaar raken: over iets spreken dat bij iemand sterk op zijn gevoel werkt door het dolle heen: heel erg blij, enthousiast de confrontatie: (vijandige) opstelling tegen elkaar, botsing, conflict de loyaliteit: getrouwheid, oprechtheid, eerlijkheid kelderen: onmogelijk maken, mislukken industrieel: van de industrie, fabrieken de efficiëntie: doeltreffendheid ontregelen: de regelmaat of regelmatige werking doen verliezen

LES 4 Lees je warm

249


OPDRACHT 2

Lees het fragment en voer de opdracht uit.

Fragment 1 Feest en toch weer niet

10

15

20

25

©

30

IN

5

‘Hi i i i i i i i i!’ De gil die ik slaak, klinkt hoog en schril. De schreeuw verlaat mijn lichaam alsof twee gigantische handen mijn middenrif zo hard dichtknijpen dat mijn longen alle lucht in één keer naar buiten persen. De buren vragen zich op dit moment vast af of ze de hulpdiensten moeten bellen. Maar ik gil niet van paniek of angst, en ook niet omdat ik pijn heb. Ik gil omdat ik nog nooit in mijn leven zo blij ben geweest. Ik vlieg mijn vader om de hals en knijp hem zowat fijn. ‘Ho, rustig maar’, lacht paps. ‘Straks wurg je me nog en gaat het hele feestje niet door.’ Mijn moeder staat toe te kijken alsof ze zonet Sinterklaas met paard en al door de schoorsteen heeft zien vallen. Sprakeloos hapt ze naar lucht als een goudvis die door een fatale salto naast zijn viskom is beland. Ongeloof spreekt uit haar ogen. Ik zit nog midden in een huppelknuffel – je pakt iemand vast alsof je hem nooit meer los zult laten en springt tegelijkertijd met beide voeten op en neer – wanneer ze een eerste poging waagt om mijn vreugde de grond in te boren. ‘Meen je dat nou echt, Edwin?’ Haar stem klinkt ijskoud. Ik voel meteen hoe laat het is. Als mijn moeder verontwaardigd is, lijkt het alsof de deur van een gigantische koelcel wagenwijd wordt opengezet. Omdat ik al weet wat er gaat komen, laat ik mijn vader los en wacht op de doodsteek die mijn moeder ongetwijfeld zal toebrengen. Paps is nooit opgewassen geweest tegen haar. Edward trouwens ook niet. Edward is de nieuwe partner van mijn moeder. Ze noemt hem Ed. Dat deed ze ook bij paps toen ze nog van hem hield. Gek toch: ze kiest een nieuwe partner met vrijwel dezelfde naam, noemt hem hetzelfde en slaagt erin hem net als paps te doen zwijgen als zij het hoge woord voert. Begrijp me niet verkeerd, mijn moeder kan lief zijn, heel lief zelfs. Maar als ze het krijgt, kun je niet snel genoeg een loopgraaf induiken. ‘Je laat ons in de steek als Emma zeven is, je bezoekt haar amper één keer per jaar en nu kom je doodleuk aandraven met het idee om haar mee te nemen naar Amerika.’ ‘Het is geen idee’, verdedigt paps zich, terwijl hij in zijn binnenzak grijpt. Hij haalt er een envelop uit. ‘Ik heb de tickets al gekocht.’ ‘En waar haal jij ineens dat geld vandaan om zo’n dure reis te betalen?’ ‘Ik heb gespaard.’ ‘Zeven jaar lang, zeker?’ Mams haalt minachtend haar neus op. ‘Nou ja, met die boekjes van jou kan ik me wel voorstellen dat het zo lang geduurd heeft. Wel, dan heb je mooi je geld in het water gegooid, want dit feestje gaat niet door. Geen denken aan dat ik mijn dochter de toelating geef om met jou op reis te gaan.’ Daar is hij dan: de doodsteek. Ik laat mijn armen en mijn hoofd hangen, want ik weet dat het voorbij is. Vijf seconden intense vreugde, dat is blijkbaar alles wat mijn moeder me gunt op mijn verjaardag. Maar mijn vader geeft het nog niet op, hij ademt diep in en maakt zich op voor wat wellicht zijn laatste offensief zal zijn. ‘Luister, Miranda, ik … Ik hoef helemaal niet naar jou te luisteren!’ ‘Je hebt je nooit een verantwoordelijke vader getoond. Toen Emma nog klein was, heb je me met haar laten zitten. Ik moest het zelf maar zien te klaren – niet dat het daarvoor ooit anders was geweest, trouwens – en nu wil je met haar op reis alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is. Dacht je nou echt dat je daarmee jaren van afwezigheid kon wegvegen?’ De koelcel is inmiddels een heuse diepvriezer geworden. ‘Aan fantasie heeft het jou nooit ontbroken, dat moet ik je nageven. Maar je bent nooit een vader geweest, Edwin, en dat zul je nooit zijn.’ ‘Schat’, probeert Edward zich in het gesprek te mengen. Ik zie aan zijn gezicht dat hij vindt dat mams overdrijft, maar ik weet dat hij beter geen poging kan doen. ‘Bemoei je er niet mee, Ed’, haalt mams fel naar hem uit. ‘Dit is iets tussen mijn ex en mezelf. Daar heb jij niets mee te maken.’

VA N

1

35

40

woord

gigantisch: reusachtig verontwaardigd: gekrenkt, geërgerd, boos, verbolgen aandraven: ermee komen aanzetten, dravend naderen intens: sterk, stevig het offensief: aanval

250

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


55

60

65

IN

50

Edward buigt zijn hoofd en doet een stapje achteruit. Tot zover de inbreng van mijn pluspapa. Veel plus is daar ook niet aan. Maar wat mams net heeft gezegd, brengt iets in me naar boven waarvan ik niet wist dat ik het had. Withete woede! Mijn ouders hebben hun problemen gehad en ik heb alles ondergaan, zonder ooit te klagen. Toen mijn moeder me zeven jaar geleden vertelde dat het voor iedereen beter was dat paps wegging, heb ik mijn verdriet opgekropt. Ik vond het vreselijk dat hij niet meer bij ons zou wonen, maar het leek logisch dat ik bij mams bleef. Daar heb ik me eigenlijk nooit vragen bij gesteld. Mams heeft haar moeilijke momenten en als ze in de ijskoningin-modus komt, doe ik altijd een stapje terug. Wachten tot het overwaait, is altijd de beste tactiek gebleken. Maar nu gaat ze te ver. Die vliegtuigtickets hangen daar voor mijn neus, in de slappe hand van mijn vader, die beseft dat hij het gevecht – weeral – verloren heeft. ‘Ik denk dat je iets vergeet, mams’, zeg ik. ‘Of beter, dat je iemand vergeet.’ Ik schrik zelf van de kilte in mijn stem. Blijkbaar ben ik echt de dochter van de ijskoningin, een ijsprinses, zeg maar. Mams kijkt me aan met een blik die me duidelijk maakt dat ik beter mijn mond kan houden – slik. Nee, dat ga ik deze keer nu eens niet doen. Tussen mijn vaders duim en wijsvinger bungelt de kans van mijn leven en die laat ik me niet ontglippen. ‘Of tel ik niet meer mee dan? Het gaat toevallig wel over mijn verjaardagscadeau. Paps geeft me het mooiste geschenk van heel mijn leven en dat wil jij zomaar van me afpakken. Of ben je jaloers dat jij niet op dat geweldige idee bent gekomen? Heb jij me ooit al meegenomen naar Amerika? Nee, elk jaar naar diezelfde saaie badplaats in Spanje van het strand naar een terrasje hollen en weer terug. Nu kan ik eens een reis maken die ik nooit meer zal vergeten en dan vind jij het nodig om me dat te verbieden. Wat moet ik doen? Googelen naar plaatjes van Amerika op die smartphone die ik voor mijn verjaardag van jou en Ed heb gekregen? Ik haat je, mams, hoor je me? Ik haat je!’ De woorden stromen uit mijn mond als gloeiende lava en raken mijn moeder als scherpe ijskristallen. Zonder op haar reactie te wachten draai ik me om en ren de woonkamer uit. Met twee treden tegelijk storm ik de trap op en boven laat ik me snikkend op mijn bed vallen. Mijn verjaardag is verpest nog voor hij goed en wel is begonnen.

VA N

45

L. Descamps. En ik dan? Antwerpen, Van Halewyck

Heb jij ook een lievelingscadeau? Hoe stel jij je dat voor? Waarmee kun je het vergelijken? Hoe ziet het eruit? Stel het gekke idee op een creatieve manier voor. Fragment 2 Het eerste stuk

5

10

15

Er stond een ambulance klaar naast de kerk voor het geval er iemand flauwviel. Mannen met groene banden rond hun arm regelden het verkeer. Iemand had met rode stift vol op een stuk karton geschreven en dat bij de ingang van de parkeerplaats opgehangen. De buren openden hun hekken voor extra parkeerruimte. Binnen waren er grote papieren stroken aan de rugleuning van de eerste vier kerkbanken bevestigd, met daarop de tekst ‘gereserveerd voor 3r’, want daar mochten alleen zijn klasgenoten en hun familie zitten. Iedereen zat er als verdoofd bij. Dit was de dag van herdenking en gebed voor Oscar Dunleavy. Hij was vermist, en men nam aan dat hij dood was. En dat is niet iets waar je ooit aan kunt wennen. Een centrale rol in dit alles was weggelegd voor pastoor Frank. Hij zei dat Oscars klasgenoten ruimte, bescherming en respect nodig hadden en dat ook verdienden vanwege al die ‘ongewone, ellendige dingen en de ontkenning’ die je voelt als alles erop wijst dat je iemand uit je klas opeens nooit meer zult terugzien. We hadden ook dekens nodig, want de verwarming in de kerk had het prompt begeven op het moment dat het februariweer zich van een nog slechtere kant liet zien. Ik hoorde pastoor Frank tegen de ouders zeggen dat ons ‘een zeer moeilijke periode’ te wachten stond, met Oscars lege tafeltje in de klas, en zijn kluisje met het hangslot en de graffiti erop. Niemand had nog de moed gehad om het open te breken. Pastoor Frank was in zijn element. Hij kon zich nu aan belangrijker dingen wijden dan zijn gebruikelijke taken: rondlopen door de school en leerlingen bevelen hun afval op te rapen of hun kauwgum uit te spugen.

©

1

woord

de modus: wijze, manier de tactiek: manier waarop je in het spel, een wedstrijd enz. te werk gaat om de overwinning te behalen prompt: vlot, snel

LES 4 Lees je warm

251


20

25

30

45

50

55

60

©

40

VA N

IN

35

Nu troostte hij mensen die bedroefd en getraumatiseerd waren. Hij sprak de taal van verdriet en geruststelling, waarin hij vloeiend bleek. Hij legde uit dat zelfs als iedereen weer in orde leek, we nog allerlei verwarrende momenten zouden doormaken waarop het verlies van Oscar zou aanvoelen als een aanslag op onze beïnvloedbare, jonge geest … niet alleen de komende weken van stilte en verdriet, maar nog vele jaren lang. Onze klas liep in een nette rij door het gangpad naar voren. Bleke gezichten. Vlekkerige, rode neuzen. De hele klas veranderde in één enkele, zwijgende vlek, een blauwe waas van uniformen, schemerend als een reusachtig spook. … Februari was altijd Oscars favoriete tijd van het jaar geweest. Ik had hem weleens gezegd dat hij waarschijnlijk de enige in het hele universum was met een lievelingsmaand, maar hij wist het zeker. Hij legde me uit dat als je geen klein kind meer bent, Kerstmis alleen nog maar één grote teleurstelling is. Januari was al nooit meer dan een donkere, saaie maand vol huiswerk en oersaaie avondmaaltijden. Maar net op het moment dat de wereld niet somberder lijkt te kunnen worden, besluipt februari je als een goede vriend die je al een tijd niet meer hebt gesproken, en tikt hij je op je schouder. Bovendien bracht deze februari allemaal nieuwe dingen met zich mee. We konden nu eindelijk plannen maken voor dingen die we nog nooit eerder hadden gedaan: spannende dingen, andere dingen, heuse tienerdingen. We waren geen kleine kinderen meer en deze februari had bol gestaan met wel honderd verschillende nieuwe kansen en mogelijkheden. Nu was de kans op al die mogelijkheden die ooit voor Oscar waren weggelegd, opeens drastisch geslonken tot nul. … Het duurde eeuwen voordat ik Stevie had gevonden, die in zijn rolstoel vlak bij de ingang van de kerk zat. Zijn vader was in de buurt, maar werd helemaal in beslag genomen door de ernstige, eentonige taak van het schudden van honderden handen. ‘O, Stevie’, zei ik terwijl ik naar voren boog om hem een knuffel te geven. Ik sloot mijn ogen en de tranen die ik binnen had willen houden, stroomden over mijn wangen. ‘Het is oké, Meg’, fluisterde hij, ook al was het overduidelijk niet zo. Toch voelde ik een soort van opluchting toen ik zijn gezicht eenmaal goed kon zien. ‘Wanneer ben je teruggekomen?’ vroeg hij, en ik vertelde hem dat we de vorige avond waren aangekomen. Dat we zo snel mogelijk waren vertrokken zodra we het nieuws hadden gehoord. Ik bedacht dat alles misschien zo wankel voelde omdat ik last had van jetlag. Ik kon amper uit mijn ogen kijken. Maar midden in deze nevel van gefluisterd verdriet zag ik een sprankje opgewektheid in Stevie, een licht in zijn ogen waardoor mijn hart iets minder zwaar voelde, en waardoor ik het gevoel kreeg dat er wellicht een reden was om blij of zelfs hoopvol te zijn, of misschien zelfs een heel klein beetje optimistisch. ‘Wat is er gebeurd, Stevie? Wat is er in hemelsnaam gebeurd? En waarom doet iedereen zo? Waar slaat deze mis op? Ik bedoel: een mís? Dat doe je toch pas als het absoluut zeker is dat degene aan wie je de mis opdraagt zonder enige twijfel dood is? En dat weet je pas als daar bewijs voor is. Ik bedoel, we hebben geen enkele reden om te geloven dat hij dood is, of wel?’ Stevie keek naar me op en draaide zijn rolstoel iets dichter naar me toe. ‘Precies!’ fluisterde hij. ‘Dat probeer ik iedereen nou al de hele tijd duidelijk te maken! Gelukkig ben je weer thuis, Meg, want echt waar, je bent de eerste persoon met wie ik praat – afgezien dan van mezelf – die het niet gelooft. Ik wist dat ik op jou kon rekenen, en ik ben zo ongelooflijk blij dat je weer terug bent, want ik voelde me best wel een soort eiland hier, en ik dacht toch eventjes dat ik gek werd, als ik heel eerlijk mag zijn. Iedereen blijft maar beweren dat hij zelfmoord gepleegd heeft. Ik bedoel, even serieus, zeg. Dat is toch niet logisch? Echt, helemaal niet.’ ‘Stevie, je moet me alles vertellen wat je weet. Alles wat er gebeurd is voordat hij verdween.’

woord

traumatiseren: een shock veroorzaken, een trauma bezorgen, hevig schokken drastisch: krachtig, ingrijpend, doortastend amper: maar net, ternauwernood de sprank: vonk

252

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


65

‘Ik zal mijn best doen, Meg’, zei Stevie. ‘Ik ga de hele tijd al alles na in mijn hoofd. Maar we hebben nu geen tijd om te praten’, zei Stevie, zijn wenkbrauwen fronsend terwijl hij om zich heen keek. Hij klonk zo veel ouder en wijzer dan een kind van zijn leeftijd normaal gesproken klinkt. ‘Laten we straks afspreken op de pier. Dan zie ik je daar. Laten we zeggen rond middernacht, oké?’ ‘Hoe wil je daar op dat uur van de nacht in je eentje zien te komen, Stevie?’ ‘Geen probleem’, zei hij op een onmiskenbaar niet-rouwende toon, wat me nog meer hoop gaf. ‘Er is een hoop gebeurd sinds je vertrokken bent. Ik ben zo goed als onafhankelijk!’ S. Fitzgerald. De appeltaart van hoop, Van Goor

Heb jij ook een lievelingsmaand? Hoe stel jij je die voor? Stel de maanden voor als mensen, planten, dieren of vergelijk ze met andere zaken op een creatieve manier. Fragment 3

15

20

IN

10

VA N

5

Ish schrok op uit zijn gedachten door het opgewonden geduw in zijn rug van de jongeren achter hem. Hij bekeek de bus wat beter. Hij had gehoopt op een staaltje van superieure technologie, maar het was niet veel meer dan een degelijke, wat afgeleefde bus. De groene plastic stoelen waren versleten, verhard door het jarenlange vervoer van jongeren naar de stad. Tientallen, zo niet honderden symbolen waren in het plastic gekrast. Bijna altijd hetzelfde symbool: de gebalde vuist met een armband. De armband die Gus ook had. Shinu. ‘Zitten!’ Een van de voormannen gebaarde naar een stoel vooraan, tussen twee jongens die bewonderend naar de voormannen staarden. De voormannen hadden een vreemd effect op de jongeren. Ze waren de gidsen naar het beloofde land. De voormannen wisten wat leven in de stad betekende, ze droegen het stof dat er rond dwarrelde met zich mee. Jongeren droomden ervan zelf voorman te worden. Ze wisten niet beter. Ish schudde het hoofd en wilde verder lopen. Hij had geen zin om tussen twee slungels te zitten die de hele tijd zaten te fantaseren over hun luxeleven in de stad. Hij wist wél beter. ‘Zitten!’ herhaalde de voorman. ‘Is er geen andere plaats?’ Ish keek rond en zag nog tal van vrije plaatsen. Achteraan leken de jongeren rustiger. ‘Je zit hier.’ De voorman sloeg met zijn hand op de zitplaats. De twee jongens keken hem geërgerd aan, alsof ze zich al inleefden in hun rol als toekomstig voorman. ‘Ik dacht het niet’, zei Ish. Nog geen seconde later had de voorman hem bij zijn kraag vast. Hij werd hardhandig op de stoel geduwd, zijn ellebogen raakten zijn buurjongens en onmiddellijk voelde hij hun reactie in zijn zij. Hij keek niet opzij en beet op zijn tanden. De smalende glimlach van de voormannen probeerde hij te negeren.

©

1

25

Het duurde nog een tijd voor de bus vertrok. De voorman die hem op de stoel had geduwd was verdwenen. Dit was zijn kans. Hij liet zich van zijn stoel glijden en sloop door het gangpad. Halfweg de bus liet hij zich vallen naast een jongen die ongeïnteresseerd naar buiten staarde. Rust, eindelijk.

30

De uitleg van Gus veroorzaakte een lawine in het hoofd van Ish. Alles wat Gus jaren had moeten verzwijgen, stroomde er nu uit en stapelde zich op in Ish’ hersenen. De wereld die hij kende, zou nooit meer dezelfde zijn. ‘Natuurrampen, klimaatverschuivingen, industriële rampen … ze volgen elkaar steeds sneller op. Eind 2021 zat meer dan de helft van de wereld zonder eten en drinkbaar water. Ziektes, moordpartijen, burgeropstanden en een oorlog met bio- en nucleaire wapens. Er zijn zoveel mensen gestorven, er blijft nu minder dan een tiende van de totale wereldbevolking over. Al jarenlang was de levensverwachting aan het kelderen en Shinu bracht dat aan het licht.’ Nu ging het even te snel voor Ish.

woord

onmiskenbaar: overduidelijk superieur: uitmuntend, beter, overtreffend smalend: vanuit de hoogte, hooghartig

LES 4 Lees je warm

253


40

45

50

Ish wist niet wat hij daarvan moest denken. Hij knikte alleen maar. ‘En wanneer begint die opleiding?’ Gus glimlachte, voor de eerste keer sinds zijn terugkeer. Het was een wrange lach. ‘Ze is al begonnen.’

VA N

55

‘Wacht, wat is Shinu?’ Gus toonde zijn pols, waar een lichtgevende strook om zat. Ish had de band altijd als een symbool van volwassenheid beschouwd. De armband was hem zo vertrouwd dat hij er niets had achter gezocht. ‘Shinu is de basis van onze huidige maatschappij. Shinu is jouw sterfdatum en die ligt vast. Shinu wordt concreet door deze armband hier. Die onthult wanneer jij zal sterven. Als je twee jaar oud bent, wordt je levensverwachting berekend en die bepaalt hoe de rest van je leven er zal uitzien. Geen ruimte voor wensen, plannen, dromen of ambities. Dat is Shinu. Hard en gewetenloos. Stel je eens voor wat voor macht je als bevelhebber hebt wanneer je weet hoe oud je bevolking wordt. Welke mensen de moeite waard zijn om op te leiden en welke vervangbaar zijn. Jij hebt nog zo’n vijfentwintig jaar te leven, Ish, of minder, maar zeker niet veel meer, anders was je hier niet. En daarom moet jij in de stad gaan werken. Je hele leven staat in het teken van productiviteit. Intellect of creativiteit hoef je niet te ontwikkelen. Je wordt nooit zo oud als ik. Het Beheer zuigt je leeg en geeft je er niets voor terug.’ Gus duwde met zijn duim op het lichtgevende staafje. ‘Klote technologie. Gelukkig ken ik mijn eigen Shinu niet. Ik wil het niet weten. Ik ben blij dat ik ooit voor de farm heb gekozen. Rond elke stad zijn er duizenden farms die de stad voorzien van voedsel. In de stad zelf wordt ook geproduceerd: technologie, materieel, toestellen, medicijnen … En daar wonen ook de gegoede klassen. Mensen met een hoge Shinu.’ Ish probeerde het te vatten. Het was te veel informatie ineens. Maar wat hij wel had begrepen, was dat mensen die lang leefden alles kregen en hij zou niet lang leven. ‘Ik heb al die jaren gezwegen. De regels gevolgd van een Beheer waar ik van walg, gewoon om veilig te zijn. Maar jou ga ik helpen, jongen. Ik ga je opleiden, zodat je klaar bent om naar de stad te gaan. Zo kun jij toch je eigen pad bewandelen. Niet zoals al die naïeve snotapen die in hun ongeluk worden gestort.’

IN

35

Jonas Boets, Peter Van De Wiele, Bert Baeck. Strijd tegen de tijd Shinu. Amsterdam, Leopold

Denk jij positief of negatief over de toekomst? Hoe stel jij je die voor? Stel de nieuwe wereld op een creatieve manier voor. Hoe zal die heten, wie krijgt welke taak, worden taken eerlijk verdeeld? Heeft iedereen voldoende eten? Wat loopt er goed, wat lukt niet? …

©

Elke groep vult eerst de tabel in met een voorbeeld uit het gekozen fragment. titel van het fragment vergelijking

beeldspraak uitdrukking

woord

onthullen: ontsluieren, openbaren (geheim, waarheid) de ambitie: ijver, lust om te werken, betere vervulling van een taak de productiviteit: voortbrengende of scheppende kracht het intellect: verstandelijk vermogen gegoed: bemiddeld, welgesteld, rijk

254

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Na het lezen van het jeugdboekfragment beantwoordt elke groep deze drie vragen. a Heeft het fragment je geboeid en wil je het jeugdboek lezen? Waarom wel/niet? b Biedt de figuurlijke taal (de beeldspraak) in de tekst een meerwaarde of maakt het het lezen juist lastiger? c Hoe luidt de hamvraag voor het fragment? Herlees hoe je tot een goede hamvraag komt in de Trajectwijzer op p. 109. jij

je klasgenoot

Je voert de opgegeven opdracht vlot uit.

1234

1234

Je brengt het resultaat van je opdracht duidelijk aan je klasgenoten over.

1234

1234

Je luistert actief naar de anderen van je groep.

1234

1234

Je geeft duidelijk je eigen mening weer in de groep.

1234

1234

IN

In orde je traject naar succes

Beeldtaal

wat

VA N

In mondelinge en schriftelijke communicatie gebruik je beeldtaal. Je gebruikt beelden om jouw boodschap krachtig weer te geven of kleur te geven. Dikwijls gaat het niet over wat je precies zegt, maar wel over wat je bedoelt: de boodschap achter de boodschap. In die beeldtaal druk je uit wat je voelt, hoe jij erover denkt, hoe iets voor jou aanvoelt … In literaire teksten wil de schrijver gevoelens in woorden en zinnen vertalen, zodat de lezer leest hoe angstig, gelukkig … het personage is. Daarom gebruikt een schrijver beeldtaal. Hij wil het beeld dat hij voor zichzelf maakte, delen met de ontvanger, de lezer of luisteraar. In beeldtaal lijkt het alsof er een foto gemaakt wordt, bijvoorbeeld van wat het personage voelt. Je ziet het beeld, de ‘foto’, voor je als je de tekst leest of beluistert.

©

Bv. Het veroorzaakte een lawine in het hoofd van Ish. Een schrijver brengt beeldtaal met woorden; een cameraman, fotograaf, beeldend kunstenaar … verwerkt dat al in zijn beelden. Het is aan de kijker om die taal te begrijpen, erover na te denken en zich af te vragen wat de beelden vertellen, welk effect de maker ermee wilde bereiken. Beelden onderzoeken en daarbij nadenken over allerlei beeldelementen is belangrijk: beïnvloedt licht, kleur, de kadrering … wat je waarneemt, voelt, denkt …?

waarheen Je kunt: • • • •

vergelijkingen in een fragment opsporen en verklaren; het gebruik van uitdrukkingen verklaren vanuit de context van het fragment; je mening geven over het gebruik van de beeldtaal in een fragment; het taalgebruik in een fragment kritisch bekijken.

LES 4 Lees je warm

255


Gaat beeldspraak aan je neus voorbij? Oriënteren

o

v

u

r

1 Kies met je groep een tijdschriftartikel, webtekst, reclametekst, krantenkop of -bericht of een kort fragment uit een jeugdboek met figuurlijke taal (beeldspraak). Stel de gekozen tekst aan de klas voor. Kies voor deze mogelijkheden: a je leest de tekst expressief voor en beoordeelt de figuurlijke taal kritisch; b je maakt een PowerPointpresentatie met de beeldtaal uit de tekst, de krantenkoppen en verklaart de beeldspraak; c je geeft de leerlingen een kopie van de gekozen tekst en vertelt over de beeldspraak.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Breng tekstfragmenten (reclameteksten, krantenkoppen, tijdschriftartikelen, jeugdboekfragmenten of webteksten …) mee naar de klas.

IN

• Lees de teksten oriënterend en globaal. Kies daarna welke teksten jullie interesseren. • Verdeel de tekst of krantenkoppen en lees intensief. Let op de beeldspraak. • Kies de tekst of krantenkoppen waarin beeldspraak voorkomt. Achterhaal de betekenis van de beeldspraak en beoordeel het gebruik ervan. • Maak een kopie van het fragment of zorg voor een digitale versie.

VA N

3 Bereid je keuze voor. Bij elke keuze hoort een korte inleiding: hoofdonderwerp van de tekst, de bron, de auteur … De duur: maximaal twee minuten. Duid na de voorbereiding in de tabel van de reflectie aan of alle criteria in orde zijn. a Oefen om de tekst of krantenkoppen duidelijk voor te lezen. Verdeel de tekst in de groep. Luister kritisch en geef positieve feedback. Pas eventueel het voorlezen aan. Het voorlezen duurt maximaal drie minuten. Na het lezen beoordeel je de figuurlijke taal kritisch (maximaal twee minuten). Verdeel de taken in de groep.

©

b Zoek bij de beeldspraak passende beelden voor de PowerPoint. Gebruik maximaal zeven dia’s. Toon zinnen met de figuurlijke taal en verklaar die vanuit de context. Stel je PowerPointpresentatie aan elkaar voor en let op je taalgebruik. Het voorstellen duurt maximaal drie minuten. c Kopieer het fragment, duid de beeldspraak aan en bespreek die in de groep. Vertel er maximaal drie minuten over. Ga na of je klasgenoten de beeldspraak op dezelfde manier ervaren en interpreteren. Het nagaan duurt maximaal twee minuten. Verdeel het werk en stel het resultaat aan elkaar voor. Wees kritisch en pas de voorstelling aan.

Uitvoeren

o

v

u

r

4 Voer de gekozen opdracht uit.

256

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Reflecteren

o

v

u

r

5 Denk na over de criteria. jij

je klasgenoot

a Je beoordeelt de beeldspraak kritisch: je zegt wat je ervan vindt en waarom je dat vindt. b Je verklaart in de PowerPointpresentatie de figuurlijke taal: je noteert de figuurlijke taal en je zet er de verklaring bij. c Je interpreteert de beeldspraak uit het fragment: je vertelt in welke context/situatie uit het fragment de beeldspraak gebruikt wordt en je vertelt of je dat passend vindt of niet. Je leidt de gekozen tekst duidelijk in (onderwerp, bron of auteur, titel, korte inhoud).

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je stelt de opdracht (a, b of c) boeiend voor.

1234

1234

Je houdt rekening met de ideeĂŤn van de anderen.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Š

VA N

IN

In orde Je traject naar succes

LES 4 Lees je warm

257


les

Het voorzetselvoorwerp

5

zinsdelen spotten

voorzetsel ontdekken en gebruiken quotes of virtuele wereld bedenken

voorzetselvoorwerp herkennen

1

Quotes en virtuele werelden OPDRACHT 1

Lees de uitspraken (citaten) of bekijk de afbeeldingen van de virtuele werelden. Denk erover na.

1 Welke quote of virtuele wereld past het best bij jou? Vertel!

IN

2 Welke uitspraken zou je helemaal niet in je kamer willen ophangen? In welke virtuele wereld zou je helemaal niet willen leven? 3 Welke uitspraken wil je tussen je agenda stoppen? Welke virtuele werelden verkies je? Waarom kies je daarvoor?

4

Niemand weet wat ik nu pimp! 7

258

2

3

5

6

VA N ©

1

Hier kan ik zwemmen tussen de haaien. 8

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN

Eindelijk ben ik een superman in deze wereld. 9


10

11

12

In deze wereld ben ik dol op allerlei sporten.

In het oerwoud sta je oog in oog met gevaarlijke dieren.

Ik stel me graag bloot aan allerlei gevaren.

4 Luister naar wat je buur erover vertelt. OPDRACHT 2

Onderzoek de taal van de quotes en de uitspraken over de virtuele wereld.

1 Stel de sleutelvragen om de zinsdelen op te sporen. Vul daarna de tabel aan. Vergelijk je oplossing met die van een klasgenoot. nwg

lv (iets)

IN

wwg

Š

VA N

onderwerp

woordgroep duidt plaats aan

LES 5 Het voorzetselvoorwerp

259


onderwerp

wwg

nwg

lv (iets)

woordgroep duidt plaats aan

IN

Nog problemen met het benoemen van het onderwerp of lijdend voorwerp? Maak dan de oefeningen op diddit.

2

VA N

2 Denk na over de zinsdelen die met een voorzetsel beginnen. Met welke woorden zijn ze nauw verbonden? Kun je het voorzetsel weglaten? Kun je een ander voorzetsel invullen en dezelfde boodschap behouden?

Voorwerp met een voorzetsel OF voorzetselvoorwerp OPDRACHT 3

Hoe herken je een voorzetselvoorwerp?

©

1 Welk zinsdeel van de uitspraken is nauw verbonden met het wwg of nwg? Noteer die woorden achter het werkwoord. a geniet

b wacht

c heb zin

d zich gelukkig voelen

e kan de noodzakelijke stap zijn

f dol zijn

2 Onderstreep in deze zinnen de zinsdelen die met een voorzetsel beginnen.

260

a Ik zit dikwijls slaperig in de les.

b Ik wacht op mijn stoel tot de les begint.

c Voor het bord staat een knappe leraar.

d Ik verlang naar het weekend.

e Voor jou is deze oefening gemakkelijk.

f Ik worstel met de oefening.

g Geef het krijtje nu maar aan mij!

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


3 Zoek de zinsdelen die je al kent en benoem ze. 4 Onderzoek het voorzetsel van de overblijvende zinsdelen. Het voorzetsel: • kun je wel/niet weglaten • kun je wel/niet vervangen • heeft een letterlijke/figuurlijke betekenis 5 Vul de werkwoorden aan met een zinsdeel dat met een voorzetsel begint. • beginnen • denken • betrekken • tevreden zijn • benieuwd zijn • gebukt gaan

IN

• discussiëren • veroordelen

• de draak steken • de voorkeur geven • zich vergissen • overladen • blij zijn • een beroep doen

VA N

• verstand hebben

©

• zich wapenen • wijs raken

• oog hebben

wat Het voorzetselvoorwerp komt voor bij een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. Het is een zinsdeel dat nauw verbonden is met (het) werkwoord(en) / de woorden in het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. Het begint altijd met een vast voorzetsel. Dat voorzetsel ‘zit vast’ aan het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. Je kunt niet zomaar een ander voorzetsel kiezen zonder de betekenis van de boodschap te veranderen. Het gaat om een vaste uitdrukking met een figuurlijke betekenis. Stel je de vraag of het voorzetsel een letterlijke of figuurlijke betekenis heeft. Bv. H ij wacht geduldig op zijn vriendin. Miro is gek op chocolade met hazelnoten.

LES 5 Het voorzetselvoorwerp

261


OPDRACHT 4

Onderzoek de krantenkoppen.

1 Rangschik de krantenkoppen die je van de leraar krijgt in twee groepen. a Schrijf boven elke kolom een titel. Verantwoord je keuze. Noteer in elke kolom een krantenkop als voorbeeld.

VA N

IN

1 2 3 4 5

©

b Lees deze krantenkoppen. Markeer de woordgroepen die beginnen met ‘aan’. Nijlpaardje geeft aan mama dikke kus Bouw mee aan het netwerk van morgen Bekende Vlaming stelt drie vragen aan premier Michel Besteed meer aandacht aan je kapsel Directie verbiedt aan leerlingen toegang tot school

c Bij welke woordgroepen kun je het voorzetsel ‘aan’ weglaten? Onderstreep die. d Hoe noem je die woordgroepen? e Laat ‘aan’ weg bij de andere woordgroepen en lees de zin opnieuw. Wat valt je op? 2 Lees de tekst. a Markeer de voorzetselvoorwerpen. Yarnbombster Magda Sayeg fleurt al 10 jaar haar omgeving op met wol. Ze begon met het versieren van de deurknop van haar winkel. Omdat ze zulke enthousiaste reacties van klanten kreeg, ging ze verkeersborden en lantaarnpalen opvrolijken. Haar werk werd op het internet verspreid. Later werd ze gesponsord door Absolut Vodka en mocht ze een bus yarnbomben met haak- en breiwerk in Mexico City. b Onderstreep de andere zinsdelen die ook met een voorzetsel beginnen.

262

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


3 Wat voor soort handschrift heb jij? a Markeer wat bij jou past. Schrijf je, zoals je vroeger hebt geleerd, de letters aan elkaar? Of schrijf je ze juist los? Of gebruik je alles een beetje door elkaar? b Markeer in de zinnen het voorzetselvoorwerp. • Schrijf je naam in het kader in de sfeer van de gekozen omschrijving. Versier je letters met leuke illustraties. Doodles en letters houden van veel krullen.

• Elegante letters teken je met een fijn rond penseel, brushpen of brushmark. Ken je de belangrijkste doodle basisingrediënten?

IN

• De ampersand & is het sierlijke en-teken dat prima past bij het opleuken of pimpen van een tekst. • Versier je zelfgetekende bloemen met allerlei verschillende blaadjes.

• Wil je je werk verfijnen, verdiep je dan in enkele boeken over handlettering.

Veel succes!

VA N

• Of zoek naar interessante websites of blogs.

4 Bouw vier zinnen met een voorzetselvoorwerp. Gebruik vier verschillende werkwoorden uit het kader. bezwijken voor – zijn neus ophalen/optrekken voor – aansporen tot – boos zijn om – akkoord gaan met – in zijn maag zitten met – behoefte hebben aan – beginnen aan – buigen voor – in de bres springen voor – denken aan – vergelijken met – geloven in

©

waarheen Je kunt: • • • •

het voorzetselvoorwerp aanduiden in de zin; zinnen bouwen met een voorzetselvoorwerp; een creatieve uitspraak bedenken; bij het werkwoordelijk en/of naamwoordelijk gezegde het juiste vaste voorzetsel gebruiken.

LES 5 Het voorzetselvoorwerp

263


Bedenk quotes of een virtuele wereld Ben jij zo’n tiener die het omslag van je schoolagenda vol met krulletjes en frulletjes kribbelt? Houd je van quotes? Misschien is handlettering absoluut iets voor jou. Of wil je een virtuele wereld verkennen? Wat beleef je in die wereld?

Oriënteren

o

v

u

r

1 Duik in de wereld van letters, woorden en zinnen. Zet je frulletjes om in een mooi ontwerp. Je kunt individueel werken of met twee of drie leerlingen. Of duik in de virtuele wereld en bedenk drie nieuwe werelden waarin je wenst te vertoeven.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Verzamel uitspraken die je ‘aanspreken’ of mogelijkheden voor een virtuele wereld.

IN

3 Overleg met de anderen welke drie quotes of werelden je verder wilt uitwerken. Herschrijf de quotes of schrijf er zelf nieuwe. Of beschrijf de drie virtuele werelden. 4 Werk de verzamelde of nieuwe uitspraken of werelden uit met werkwoorden en het bijbehorende voorzetsel uit het kader. Of kies er een uit de zinnen van de oefeningen.

VA N

beginnen met/aan, plezier beleven aan, horen bij, stilstaan bij, geloven in, volharden in, verlangen naar, geven om, lachen om, zich verheugen op, leiden tot, groeien uit, genieten van, op je hoede zijn voor, kiezen voor …

©

• Stop in de quotes of de beschrijving van de wereld enkele voorzetselvoorwerpen. • Bouw eerst drie volledige, correcte zinnen en markeer minstens twee voorzetsel­ voorwerpen. • Laat de zinnen controleren en verbeter eventueel spelfouten. • Bespreek hoe je de woorden van de quote zult schikken of hoe je de nieuwe wereld wilt voorstellen in een advertentie. Maak een ontwerp. • Spreek af hoe je het ontwerp samen uitwerkt. Zorg ervoor dat iedereen evenveel werk levert.

Uitvoeren

o

v

u

r

5 Werk de quote of nieuwe wereld uit op een tekenblad, zodat je het eventueel kunt inkaderen.

woord

de quote: aanhaling of citaat; weergave van wat iemand gezegd heeft vertoeven: verblijven

264

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je verzint een originele (creatieve) uitspraak of virtuele wereld.

1234

1234

Je bouwt zinnen met een voorzetselvoorwerp.

1234

1234

Je controleert de spelling.

1234

1234

Je werkt efficiĂŤnt samen.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Š

VA N

IN

De quotes en virtuele werelden krijgen een plaatsje in de klas.

LES 5 Het voorzetselvoorwerp

265


Uitdaging: Pimp je school Bedenk een creatief pimpidee voor je school en presenteer het aan je leraar en klasgenoten.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Werk in groepen van vier. Hoe zou je jouw school kunnen pimpen? Brainstorm op een apart blad. Markeer ideeën die samenhoren in dezelfde kleur. Maak dan een keuze. Welk pimpidee wil je voorstellen?

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Brainstorm over dat ene, specifieke idee met behulp van post-its. Briefjes die bij elkaar horen, plak je aan elkaar vast.

IN

3 Hoeveel deelonderwerpen ga je belichten? Kijk naar de gegroepeerde post-its. Stel voor elk deelonderwerp een kernvraag. Noteer die op een apart blad.

VA N

4 Schrijf een eerste versie van je tekst. Verdeel het werk. Houd rekening met de criteria in het reflectiekader. Wissel daarna je tekst met die van een groepsgenoot en geef feedback. Leg de verschillende tekstdelen samen om te kijken of ze goed op elkaar aansluiten. Daarna kun je een definitieve versie schrijven. 5 Zorg voor visuele ondersteuning bij je presentatie: PowerPointpresentatie, maquette … 6 Verdeel het werk voor de presentatie: inleiding – delen van het midden – slot.

o

v

u

©

Uitvoeren

r

7 Tijd voor de presentatie op de ideeëncatwalk! Stemmen maar!

266

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


Reflecteren

o

v

u

r

8 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

In de inleiding van je presentatie gebruik je beeldtaal.

1234

1234

Het midden van je presentatie bevat minstens twee deelonderwerpen.

1234

1234

Je presentatie is volledig en bevat duidelijke informatie.

1234

1234

Je houdt rekening met het communicatiemodel: ontvanger, tekstdoel … Je presentatie is goed gestructureerd en bevat een inleiding, een midden en een slot.

Werkpuntje voor jezelf:

IN

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:

VA N

• dit gaat vlot:

©

• dit vraagt training:

LES 5 Het voorzetselvoorwerp

267


De laatste ronde OPDRACHT 1

Markeer alle synoniemen van ‘pimpen’.

opleuken

verwoesten

verfraaien

versieren

afbreken

oppoetsen

slopen

ruïneren

Van welk woord zijn de overgebleven woorden een synoniem? OPDRACHT 2

Gebruik elk woord uit het lijstje één keer.

Kies uit: intellect – degens – onthullen – snaar – moderator – guerrillero

b een synoniem voor ‘gespreksleider’

c een woord dat past in ‘de … kruisen’

d een synoniem voor ‘verzetsstrijder’

e een ander woord voor ‘openbaren’

f een woord voor ‘verstandelijk vermogen’ OPDRACHT 3

Bouw bruggen.

IN

a een woord dat past in ‘de juiste … raken’

VA N

Zoek de woorden die passen bij de omschrijvingen. De laatste letter van woord a = de eerste letter van woord b enzovoort.

©

1 a een … gevoel (= sterk) b uitmuntend, beter, overtreffend c iets dat op een zeker ogenblik sterk in de mode is

2 a overeenkomstig met b wijze, manier c vanuit de hoogte, hooghartig

OPDRACHT 4

Zoek voor deze zelfstandige naamwoorden een werkwoord uit dezelfde woordfamilie.

Vul in elke zin het werkwoord in. a het isolement De verzorger had veel moeite om het zieke kalf te           van de kudde. b het trauma De rebellen waren erop uit het stadje te terroriseren en de inwoners te             .

268

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


De laatste ronde OPDRACHT 5

Zoek de bijvoeglijke woorden in het rooster.

De woorden staan horizontaal en verticaal (niet diagonaal).

M N

Z

E

B

E

O

U

T

A

S

O

K

G

F

C

E

F

P

C

S

C

D

J

B

O

X

D

F

Q

I

C

O

Kies uit: comfortabel – offensief – conform – virtueel – gigantisch – conceptueel – ambachtelijk

H

I

M

J

Q

D

E

Z

H

O

N

L

L

O

Q

H

F

N

R

C

M

C

a denkbeeldig:

E

E

L

C

A

N

S

X

S

F

E

b gerieflijk, aangenaam:

E

T

E

O

X

B

I

Q

I

O

P

c reusachtig:

U

H W N

Z

Z

E

A

T

R

T

d overeenkomstig met:

T

C

P

F

J

I

F

D

N

T

U

e door een vakman gemaakt:

R

A

K

O

E

F

W A

A

A

E

I

B

K

R

K

S

T

V

G

B

E

f gebaseerd op een ontwerp:

V

M

R

M

F

X

C

P

I

E

L

g aanvallend:

R

A

I

T

Q W

B

K

G

L

D

Markeer het woord dat het best past in de context van de vetgedrukte woorden.

IN

OPDRACHT 6

bibliotheek

economie

munteenheid

ambitie

voorstel

wapen

droom

guerrillero

revolutie

Nobelprijs

herdenking

hooligan

rel

huldiging

belangstelling

duurzaamheid

politie

klimaatopwarming

werkgelegenheid

authenticiteit

elektriciteit

wedstrijd

oorsprong

intellect

emotie

opvoeding

verstand

uitspugen

tong

kauwgom

kookpot

productiviteit

aardappelen

weerstation

parking

virtueel

eetlust

virus

beleving

©

VA N

marketing

OPDRACHT 7

Vul het passende woord in. Je krijgt de eerste letter.

a De stad wil de buitenwijken o         door de aanleg van veilige fietspaden en recreatiegebieden. b Een leuk idee alleen is nog geen c         voor een geslaagde merkcampagne. c Kom nu niet met flauwe excuses a        , beste vriend. Te laat is te laat! d Jij bent o         de zoon van je vader. Wat een gelijkenis! e Ik v         het fokken van marters voor de productie van dierenbont. f I         van zieke dieren is gebruikelijk in de dierentuin.

DE LAATSTE RONDE

269


De laatste ronde OPDRACHT 8

Zoek drie verbanden aan de hand van drie trefwoorden.

volle lippen

geen rimpels

bij sportwedstrijden

fysiek geweld

geen energie meer

geen zin meer in werk

opgebrand

verbaal geweld

inspuiten

Schrijf bij de foto’s een korte, passende context. Verwerk er de opgegeven woorden in.

ambachtelijk – gigantisch

IN

OPDRACHT 9

tactiek – in zicht zijn – overwinning

opwaarderen – amper

VA N

OPDRACHT 10 Als je aan het pimpen gaat, doen er ook andere (werk)woorden mee.

©

1 Je leraar schrijft een situatie op het bord. Associëren maar!

2 Woorden pimpen: zoek voor deze woorden een mooier, fraaier, tekenender woord. mooi

leuk

rood

stappen                   zien

OPDRACHT 11 Pimp een boodschap.

Zoek een tekstje (krant, internet, reclame …) en ga ermee aan de slag. Pimp het tekstje zodat het nog aangenamer leest en meer enthousiasme uitstraalt. Werk met woorden en beelden! Leg nadien alle teksten samen (origineel + gepimpte versie). Welke tekst vind jij het best gepimpt? Waarom? Leg je standpunt uit. Ga in discussie met je klasgenoten.

270

TRAJECT Nederlands 2   deel 5 PIMPEN


deel 6

©

VA N

IN

VERSCHILLEN

©monodramatic / crowd @Daisuke Takakura / Courtesy of TEZUKAYAMA GALLERY

1 Past het beeld volgens jou bij ‘verschillen’? Geef je mening en argumenteer. 2 Hoe zou het beeld ‘gemaakt’ zijn? 3 Waaraan doet dit beeld je denken? 4 Bespreek enkele van deze vragen met je buur. Straks volgt een klassengesprek. • Wanneer gaan mensen op eenzelfde manier gekleed, wanneer dragen velen dezelfde kleuren? Houd jij daarvan? • Zouden alle scholen een uniform moeten verplichten? Zou jij voor zo’n school kiezen als andere scholen niet met een uniform werken? • Waarom kiezen sport- of jeugdverenigingen voor een uniform? • Hoe zou een modern schooluniform er volgens jou moeten uitzien?

271


VERSCHILLENDE MEISJES Sharmila Madhvani

1

5

10

IN

15

Ze trekt een geblokt flanellen hemd aan over haar topje. Het felgroen waar ik al een hele ochtend naar zit te kijken, wordt nu aan twee zijden geflankeerd door grote bruine en groene ruiten. ‘Wat is er?’ vraagt ze, terwijl ze haar blonde krullen met beide handen onder haar kraagje vandaan trekt. De beweging brengt een zweem van haar geur naar mijn neus. Parfum en wasverzachter. En kokosshampoo. Ik besef ineens dat ik haar sta aan te gapen. Het aardappelmesje hangt als bevroren boven de tomaat die ik zonet op het plankje legde. ‘Euh, niks. Zomaar.’ ‘Zomaar?’ Ze schiet in de lach. ‘Ik stelde geen vraag waarop je “zomaar” kunt antwoorden, stomkop.’ Ik vloek in mezelf. Sinds ik hier binnenkwam en kon zien in wat voor gigantisch huis ze leeft, kraam ik al de hele tijd onzin uit. Dit huis verschilt zeer sterk van waar ik met mijn ouders woon. Het is min of meer tegenovergesteld zelfs. Met haar hoofd schuin en een kleine frons tussen haar wenkbrauwen laat ze haar ogen naar mijn handen zakken. ‘We kunnen ook straks eten. Of heb je nu honger?’ ‘Straks is goed.’ Ik leg het aardappelmesje trillend neer op het plankje en wrijf mijn handen droog aan mijn jeans. Aan mijn oude, lelijke jeans. Ik kom achter het keukeneiland vandaan en stap de living in. Mijn afgewassen kousen zien er misplaatst uit op het dure, knalrode tapijt. Achter Sarah werpt de koude zon een fel licht op de gladde, schone schuiframen. De ramen geven uit op een tuin. Welja. Deze tuin lijkt meer op een park. Met een zwembad. En met paardenstallen. Met paarden erin en alles.

30

35

40

VA N

25

©

20

Ik sta naast het schuifraam en rits mijn jas dicht tot aan mijn kin. Mijn handen steek ik diep in mijn zakken. Sarah komt van de trap gestormd met hoge rijlaarzen aan en een extra paar in haar handen. Ik denk niet dat ik me al eerder zo ongemakkelijk voelde. Normaalgezien voel ik me nergens ongemakkelijk over. Nooit. Als ze bij me is, zet ze langzaam de laarzen op de grond en slaat haar armen om mijn schouders. Ze geeft een speels rukje aan mijn hoge paardenstaart, en een voorzichtige kus op mijn neus. ‘Je ziet er mooi uit’, zegt ze, terwijl haar blos verdiept en een grote, half verlegen grijns haar gezicht doet open­ bloeien. ‘Dank je.’ Voorzichtig leg ik mijn armen om haar middel en trek haar naar me toe. Daar is dat fronsje weer. ‘Is alles goed met je? Je lijkt … anders dan anders.’ Ze haalt haar schouders op. Het is een kort, speels gebaar. ‘Stiller of zo. Anders ben je een spraakwaterval met al je weetjes en ideeën.’ Nog een kus op mijn neus. ‘En met je domme mopjes.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Neen, alles is goed. Ik heb gewoon een stille bui.’ ‘Het is goed dat je ‘n oude jeans aantrok’, zegt ze. ‘Als je op een paard zit, hang je achteraf vol haar.’ Buiten zuig ik de koude lucht tot diep in mijn longen. De grond is bezaaid met knalgele herfstblaadjes. De rijlaarzen die ze me gaf zijn een tikje te groot. Ik kan mijn tenen heen en weer wiebelen. Ineens pakt ze mijn hand vast. Wol in wol, handschoen in handschoen. Al wandelend legt ze haar hoofd op mijn schouder. Het gaat niet makkelijk en ze maakt er een spel van door heen en weer te wippen met haar hoofd. ‘Bots bots’, zegt ze met een grappige stem. Normaal gezien zou ik nu een mopje maken. Ik zou haar een idioot noemen, we zouden onnozel beginnen te doen en al gauw allebei plat liggen van het lachen. Nu is mijn hoofd leeg. De enige zin die ik kan denken, is dat ik arm ben. En zij niet. Dat onze levens enorm verschillen. Dat ik mij nooit eerder bezighield met wat anderen van me dachten. Maar nu wel. ‘Weet je,’ zegt ze, ‘ik heb nooit eerder iemand ontmoet die zo weinig van me verschilt als jij. En dan bedoel ik niet dat we twee meisjes zijn. Ik bedoel gewoon dat je altijd zo goed snapt hoe ik me voel. Dat ik zo goed snap hoe jij je voelt.’ Ze trekt één wenkbrauw op en kijkt me gespeeld ernstig aan. ‘Snap je?’ grapt ze en schiet dan om zichzelf in de lach.

woord

geblokt: geruit de/het flanel: wollen stof die wat warmer aanvoelt de spraakwaterval: iemand die veel en vlug praat

272

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


60

65

70

75

IN

55

VA N

50

Pas wanneer onze paarden naast elkaar door de herfstbladeren stappen, is de knoop in mijn maag volledig opgelost. Ik kan haar opeens met een glimlach aankijken. Ze kijkt met fonkeloogjes naar me terug. ‘Je hebt gelijk’, zeg ik. ‘Het verschilt niet zoveel. Je bent nog steeds even idioot als voor ik wist dat je rijk was.’ ‘Ha. Daar ben je weer’, gniffelt ze. ‘Welkom terug.’

©

45

Ik weet niet wat ik daarop terug moet zeggen. Ze kijkt me aan alsof ze hoopt op een antwoord, maar geeft het op als ze ziet dat ik niet reageer. We stappen flink door en voor ik het weet, doemen de paardenstallen in de verte op. Het zijn er zeker tien. De knoop in mijn maag wordt groter. ‘Jeetje, hebben jullie een fokkerij of zo?’ vraag ik. Het klinkt wanhopiger dan ik had bedoeld. Ik wil verder stappen, maar moet stoppen omdat ze mijn hand vasthoudt en me terugtrekt. Langzaam draai ik me om. Ze kijkt een beetje boos. ‘Is dat het?’ vraagt ze met een ongelovige blik. Ze laat mijn hand los en gebaart om zich heen. Haar handschoenen zweven als okerkleurige vlekken door het herfsttafereel. ‘Is het omdat we … omdat we …’ ‘Mijn leven verschilt zeer erg van het jouwe’, flap ik eruit. ‘Ik woon met mijn ouders in een caravan, Sarah. Ik heb maar twee jeansbroeken. Onze volledige benedenverdieping is kleiner dan jullie halve keuken.’ Ik wil me omdraaien, maar ze heeft mijn hand alweer vast en trekt me terug. Boos kijk ik haar aan. ‘Laat los.’ ‘Ik wist dat toch allemaal al’, zegt ze. ‘Wat?’ ‘Stomkop. Ik wist toch al waar je woont.’ Ze rolt met haar ogen. ‘Ik fietste er eens voorbij toen je net buitenkwam. Wat kan mij dat nu schelen. Dat zorgt er toch alleen maar voor dat de buitenkanten van onze levens verschillen? De binnenkanten zijn gelijk.’ Terwijl ze dat zegt, legt ze een handpalm op haar borstkas en een andere op de mijne. Zo is Sarah. Ze praat vooral met haar lichaam. ‘Dat voel je toch?’ Een seconde later wrijft het oker van haar handschoenen mijn gezicht droog. ‘Niet huilen’, fluistert ze in mijn oor. En dan: ‘Ik zie je graag.’ Ik kijk op. ‘Ik jou ook.’ Het is de eerste keer dat we het tegen elkaar zeggen.

Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Sharmila Madhvani.

woord

opdoemen: langzaam tevoorschijn komen; aan de horizon zichtbaar worden de fonkeloogjes: ogen die blinken gniffelen: grinniken, heimelijk of onderdrukt lachen

273


les

Bizar luistertalent

1

luisterstrategieën gebruiken

actief luisteren cultuurverschillen ontdekken

gepaste luisterhouding inzetten

Over bizarre billen en zangtalent OPDRACHT 1

Word jij een luisteraar of een waarnemer?

IN

1

1 Je leraar verdeelt de klas in twee groepen. Voer de opdrachten uit die bij jouw rol horen. Voor de luisteraars

VA N

a Je beluistert de tekst ‘Bizarre billen’. Bespreek met je buur vooraf waarover de tekst zou kunnen gaan. Wat roept de titel bij je op?

©

Bizarre billen

b Je ontvangt een vragenblad.

c Dek de vragen af en beluister de tekst. Je mag op een kladblad notities nemen. d Los de vragen op. e Je krijgt van je leraar een nieuw vragenblad. f Dek de vragen af. Beluister de tekst een tweede keer. Je mag opnieuw op een kladblad notities nemen. g Los weer de vragen op. h Vergelijk je antwoorden van de twee vragenbladen met die van je buur. Bekijk ook elkaars notities. Hoe pakte je dat aan? Wat/hoe noteerde je? Markeer wat past. Doe dat voor jezelf met blauw en voor je buur met groen.

274

Je nam geen notities.

Je gebruikte symbolen.

Je nam weinig notities.

Je lette op je geschrift.

Je nam veel notities.

Je noteerde enkel sleutelwoorden.

Je noteerde de hele tekst.

Je noteerde volledige zinnen.

Je gebruikte afkortingen.

Je noteerde details.

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Voor de waarnemers a Observeer je klasgenoten. Hoe pakken zij de luisteropdracht aan? Vul de observatielijst die je van je leraar krijgt in door een kruisje te zetten bij de zaken die van toepassing zijn voor de meerderheid van de luisteraars. b Welke luisterstrategie moesten de luisteraars toepassen? Markeer de juiste strategie op de observatielijst. c Observeer je klasgenoten opnieuw tijdens hun tweede luisterbeurt. Hoe pakken ze de opdracht nu aan? Vul opnieuw de observatielijst in. d Welke luisterstrategie moesten de luisteraars deze keer toepassen? Markeer de juiste strategie op de observatielijst. e Welke verschillen merk je op in de observatielijst tussen de eerste en de tweede luisterbeurt? Bespreek met je buur. 2 Nu worden de rollen omgedraaid. Luisteraars worden waarnemers en waarnemers worden luisteraars. De luisteraars beluisteren de tekst ‘Zangtalent’. 3 Wat heb je na het experiment geleerd over je eigen luisterhouding? Noteer een besluit.

IN

Dit lukt goed: Dit kan nog beter:

VA N

hoe

Luisterstrategie kiezen

©

Afhankelijk van wat je met de beluisterde informatie moet doen, zul je een andere luisterstrategie gebruiken. Daarom is het belangrijk dat jij je vooraf oriënteert: je vraagt je af wat voor tekst je zult beluisteren en met welk doel. Wat moet je precies met de informatie doen? Pas dan kun je de gepaste luisterstrategie kiezen. Wil je enkel kunnen vertellen waarover een bepaalde tekst, reportage, documentaire … gaat, dan luister je globaal. Wanneer je op specifieke vragen een antwoord wilt krijgen, dan luister je gerichter. Je past dan de strategie van het zoekend luisteren toe. Als je de informatie wilt vergelijken met informatie van een andere bron, dan zul je eerder kritisch luisteren. De keuze van de luisterstrategie vertaalt zich soms in je luisterhouding. Iemand die detailvragen moet beantwoorden en dus zoekend luistert, zal doorgaans meer notities nemen dan iemand die globaal luistert. Hij noteert sleutelwoorden en maakt met behulp van opsommingstekens en symbolen de structuur tussen de sleutelwoorden duidelijk. Uiteraard is het voor elke luisterbeurt belangrijk dat jij je goed kunt concentreren. Zorg voor zo weinig mogelijk afleiding in je omgeving. Stop daarom overbodig materiaal weg en probeer niet te veel rond te kijken. Notities nemen is een goed idee, zeker wanneer je specifieke informatie moet onthouden. Sommige mensen kunnen zich net beter concentreren wanneer ze droedelen. Dat voorkomt dat je gedachten afdwalen en begint te dagdromen.

LES 1 Bizar luistertalent

275


2

Luister jij wel naar mij? Of ben jij de mol? OPDRACHT 2

Onderzoek hoe je kunt zien of iemand actief luistert.

Werk in groepen van drie. Duid een verteller, een luisteraar en een waarnemer aan. Na enkele minuten wissel je van rol. Doe dat tot iedereen elke rol heeft gespeeld. Bespreek daarna de bevindingen in groep en formuleer een besluit. Let op: de leraar zal in elke groep een mol aanduiden. Die leerling zal, wanneer hij de luisteraar is, helemaal niet aandachtig naar zijn klasgenoot luisteren. Taken • De verteller vertelt aan de luisteraar over iets wat hem de afgelopen week overkomen is. • De luisteraar luistert naar het verhaal van zijn klasgenoot. • De waarnemer observeert de luisterhouding van de luisteraar. Hoe merk je dat iemand actief luistert? Neem notities op een kladblad.

IN

Formuleer een besluit. • Hoe merk je dat iemand actief naar je luistert? • Welk gevoel krijg je als spreker wanneer er niet actief naar je geluisterd wordt? Een actieve luisteraar

Gevolgen:

VA N

Je krijgt als spreker een            gevoel wanneer er niet naar jou wordt geluisterd.

hoe

©

Het is voor een spreker aangenaam wanneer zijn luisteraars actief luisteren. Een actieve luisteraar maakt oogcontact met de spreker, buigt lichtjes naar voren en maakt op regelmatige tijdstippen duidelijk dat hij nog altijd mee is met het verhaal door te knikken, vragen te stellen, de wenkbrauwen te fronsen …

3

Non-verbale verwarring OPDRACHT 3

Luister naar de tekst ‘Non-verbale communicatie in verschillende culturen’.

Los de vragen op. Je mag de tekst twee keer beluisteren. Tijdens het luisteren dek je de vragen af. Je mag wel notities nemen. Denk na over een goede luisterhouding! Waarover verwacht je dat de tekst gaat? Wat weet je al over dat onderwerp? Welke vragen heb je hierbij? a Klopte jouw voorspelling? Noteer het thema van de tekst.

276

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


b Welke luisterstrategie gebruikte je om vraag a op te lossen? Kies uit: oriënterend luisteren – globaal luisteren – zoekend luisteren – intensief luisteren – kritisch luisteren – genietend luisteren c Waarom is het voor een tolk zo belangrijk dat hij niet alleen de taal, maar ook de cultuur goed begrijpt? d In welk land kun je beter geen stevige handdruk geven? e Wie zal je twee zoenen en een knuffel geven tijdens de kennismaking? Markeer het juiste antwoord: Italianen – Turken – Chinezen – Japanners – Nederlanders – Irakezen – Grieken f Waarom raak je beter nooit het hoofd van iemand aan? g Waar kussen ze de vingertoppen als het eten lekker was? Markeer het juiste antwoord: Italië – Turkije – China – Japan – Nederland – Irak – Iran - Griekenland – Suriname – Thailand – Brazilië

IN

h In welk land steek je beter nooit de duim omhoog? Markeer het juiste antwoord: Italië – Turkije – China – Japan – Nederland – Irak – Iran – Griekenland – Suriname – Thailand – Brazilië i Welk gebaar betekent in Griekenland iets als ‘Ik gooi stront in jouw gezicht’?

VA N

j Welke luisterstrategie gebruikte je om vragen d t.e.m. i op te lossen? Kies uit: oriënterend luisteren – globaal luisteren – zoekend luisteren – intensief luisteren – kritisch luisteren – genietend luisteren k Zoek drie verschillen in communicatie tussen onze cultuur en de Japanse cultuur.

©

l Welke luisterstrategie gebruikte je om vraag k op te lossen? Markeer. Kies uit: oriënterend luisteren – globaal luisteren – zoekend luisteren – intensief luisteren – kritisch luisteren – genietend luisteren

waarheen Je kunt: • de juiste luisterstrategie bepalen door vooraf te oriënteren; • de luisterstrategieën vlot toepassen: globaal luisteren – zoekend luisteren – intensief luisteren – kritisch luisteren; • een goede luisterhouding aannemen; • actief luisteren.

LES 1 Bizar luistertalent

277


De (f)luisteraar Oriënteren

o

v

u

r

Zoek in groepen van vier op het internet hoe non-verbale communicatie soms tot verwarring kan leiden als je in een ander land op bezoek bent. Selecteer één duidelijk voorbeeld. Noteer waarvoor jij koos.

Voorbereiden

o

v

u

r

1 Beschrijf het voorbeeld in een tekstje van minstens acht en maximaal tien zinnen. Noteer eerst sleutelwoorden in het w-schema. Bouw daarna goede zinnen. Werk op een apart blad. wie:

wanneer:

wat:

details:

waar:

IN

2 Stel een kleine luistertoets op met vijf vragen: twee w-vragen en drie detailvragen.

Uitvoeren

VA N

3 Lees het tekstje een aantal keer, zodat je het vlot uit het hoofd kunt vertellen.

o

v

u

r

4 De groepen worden opnieuw ingedeeld. Jij zit samen met enkele leerlingen die elk een andere basisgroep hadden. a Elke leerling komt aan de beurt om zijn verhaal te vertellen. b De luisteraars luisteren actief. Na het luisteren proberen ze de bijbehorende luistertoets op te lossen.

©

c De verteller overloopt de juiste antwoorden zodat de luisteraars hun antwoorden kunnen nakijken.

Reflecteren

o

v

u

r

5 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je zorgt voor een verhaal van acht tot tien zinnen.

1234

1234

Je vertelt het verhaal vlot aan je groepsgenoten.

1234

1234

Je luistert actief naar de verhalen van je groepsgenoten: je maakt oogcontact, knikt …

1234

1234

Je neemt notities tijdens het luisteren.

1234

1234

Je kunt de w-vragen op de luistertoets oplossen.

1234

1234

Je kunt de detailvragen op de luistertoets meestal oplossen.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

278

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


les

Liefste iedereen …

2

verhaal samenvatten

briefopbouw gebruiken kaartjesconversatie voeren

in de huid van personage kruipen

… Dit moet je gewoon weten! OPDRACHT 1

Vertel je partner een anekdote uit jouw leven.

Bereid individueel voor en werk dan per twee.

IN

1 Wat wil jij vertellen? Noteer sleutelwoorden in het spinschema. ik

VA N

bv.: wie

anekdote

enkele vrienden

2 Ga per twee aan de slag. Vertel om de beurt een anekdote. Probeer na het luisteren deze vragen op te lossen.

©

1

a Wat was het onderwerp van de anekdote van jouw partner?

b Wat vertelde je partner over het onderwerp? Noteer de vragen die beantwoord werden. • • • • c Heb jij aan je partner nog bijkomende vragen gesteld over de anekdote? Welke? • • •

woord

de anekdote: kort verhaal over een opmerkelijk voorval

LES 2 Liefste iedereen …

279


d Werden in beide anekdotes dezelfde vragen beantwoord of waren er verschillen? Bespreek.

wat Een verhaal samenvatten Om een verhaal samen te vatten ga je eerst op zoek naar de sleutelwoorden. Die vind je door een antwoord te zoeken op de w-vragen. wat Wat is er gebeurd? (verhaallijn) wie Wie beleefde iets? (personages) waar Waar vond de gebeurtenis plaats? (ruimte) wanneer Wanneer gebeurde er iets? (tijd)

IN

Afhankelijk van het verhaal kunnen er nog andere vragen beantwoord worden, bijvoorbeeld waarom, hoe … Daarna gebruik je de sleutelwoorden om je verhaal in enkele zinnen samen te vatten. Details laat je weg.

Lees een anekdote uit het leven van een jeugdboekpersonage.

VA N

OPDRACHT 2

Lees een fragment uit Gewoon anders van Luc Descamps. Beantwoord daarna de vragen en kruip in de huid van Samuel of Rani.

5

10

15

20

25

280

Samuel keek de hele tijd recht voor zich uit, alsof hij bang was om ook maar iets af te wijken van de denkbeeldige rechte lijn waarop hij liep. Hij gaf niet de indruk te luisteren naar Rani, die voortdurend tegen hem liep te praten. Het meisje maalde er niet om; ze had er plezier in de jongen even te helpen ontsnappen uit zijn dagelijkse omgeving en ze deed voortdurend haar best zijn aandacht te vestigen op wat ze ook maar tegenkwamen op hun korte wandeling. Ook al reageerde hij niet, hij zou haar wel horen, redeneerde ze en misschien had hij wel graag dat ze tegen hem praatte. Toen ze de bakkerswinkel binnengingen, voelde ze hem aarzelen. Hij greep haar hand steviger vast en leek te aarzelen om binnen te gaan. ‘Ik moet hier brood kopen, Samuel. Dat kan ik niet als we buiten blijven. Ik wil je ook niet alleen laten, dus moet je wel met me mee naar binnen. Het is er fijn, hoor. Dat zul je zien. En het ruikt er heerlijk.’ De klank van Rani’s stem stelde hem gerust en Samuel ging mee binnen. Hij schrok even van het felle geluid van de winkelbel en kneep in Rani’s hand. Die gaf hem een kort geruststellend kneepje terug en lachte hem bemoedigend toe. ‘Dat belletje rinkelt altijd als de deur opengaat’, zei ze. ‘Als ze achter zijn, weten ze dat er een klant binnenkomt.’ Meer dan wat ze zei, was het de klank van haar stem die hem geruststelde. Terwijl ze hun beurt afwachtten, merkte ze op hoe hij gebiologeerd stond te kijken naar een klein aardbeigebakje. ‘Dat ziet er lekker, uit, hè? Lust je dat graag?’ vroeg Rani. ‘Wil je er eentje?’ Samuel antwoordde uiteraard niet, maar liet alleen zijn hoofd wat zakken, alsof hij verlegen was. Ze besloot het te kopen en toen ze het bestelde, dacht ze hem even zacht in haar hand te voelen knijpen, maar daar kon ze zich net zo goed in vergist hebben. Met zijn hand in de hare was het onmogelijk om te betalen en ze wilde hem loslaten om haar portefeuille te nemen. Het kostte haar moeite om zich uit zijn greep los te maken en ze voelde hoe hij naast haar verstijfde. ‘Ik pak gewoon even mijn geld, Samuel. Ik ga niet weg. Maak je maar geen zorgen’, zei Rani. Samuel staarde verkrampt naar de grond en ontspande pas een beetje toen ze hem weer bij de hand nam.

©

1

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


‘Vond je het leuk, Samuel?’ vroeg ze toen ze weer buiten waren. Ze voelde de verandering in hem. Hij leek nog meer gesloten dan hij daarvoor was geweest. ‘Zie je, ik geef je graag een hand, maar voor sommige dingen heb je nu eenmaal twee handen nodig, begrijp je? Maar ik zou je nooit achterlaten, hoor, als je dat soms dacht.’ Ze keek hem lachend aan, maar Samuel liep weer op zijn denkbeeldige lijn en sloot zich op in zijn eigen wereld.

30

L. Descamps, Gewoon anders. Abimo/Pelckmans, 2013.

1 Welke twee personages komen in het fragment aan bod? In welk personage kun jij je het best inleven? Samuel: Rani: Ik kan me het best inleven in              omdat 2 Waar speelt het verhaal zich af? Beschrijf de ruimte.

IN

plaats: beschrijving:

VA N

3 Wanneer speelt het verhaal zich af? Welke tijd herken je?

4 Wat gebeurt er in het verhaalfragment? Hoe denk je dat de verhaallijn verder gaat in het boek? In het fragment

©

In het vervolg

5 Werk per twee. Iemand kruipt in de huid van Samuel en iemand in de huid van Rani. Vat je belevenissen samen in een vijftal zinnen. Vermeld ook hoe jij je voelde bij de gebeurtenissen. Werk eerst met sleutelwoorden in een spinschema. Bouw daarna met de sleutelwoorden goede zinnen.

gebeurtenissen

LES 2 Liefste iedereen …

281


Samenvatting in zinnen: 6 Vergelijk de samenvattingen. Wat is anders? Hoe komt dat? 7 Het fragment komt uit het boek Gewoon anders van Luc Descamps. Kun je, nu je het fragment gelezen hebt, de twee woorden van de titel van het boek verklaren? ANDERS:

IN

GEWOON:

2

Ik schrijf je deze brief OPDRACHT 3

5

10

15

20

25

Lees nu het tweede fragment uit Gewoon anders van Luc Descamps.

‘Hé sufkop!’ ‘Ja, we hebben het tegen jou, idioot! Kom eens hier.’ Samuel keek van onder de klep van zijn pet naar de twee jongens die bij het hekje stonden, maar hij verroerde zich niet. Bij mooi weer zat hij altijd op de drempel en er was geen enkele reden om die plek te verlaten. Het hekje was ver weg en zelfs al zou hij begrijpen wat de jongens hem vroegen, dan nog zou hij niet op hun vraag ingaan. Samuel was liever alleen. ‘Laat hem, Kenny. Hij wil niet. Volgens mij snapt hij niet eens wat we hem vragen.’ ‘Zo dom kan niemand zijn.’ ‘Ik zei je toch dat hij compleet geschift is.’ ‘Als hij niet tot hier komt, ga ik wel naar hem toe.’ ‘Dat durf je niet.’ ‘Waarom niet? Hij zal niet bijten, hoor.’ ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Hij is echt gek.’ ‘Hoe zit het nou, Michiel? Je troont me mee om naar een gek te gaan kijken en alles wat hij doet, is wat voor zich uit zitten staren. Saai man. Wat zou hij doen als ik zijn pet afpak?’ ‘Zijn moeder is vast thuis.’ ‘Nou en? Heeft ze een jachtgeweer misschien? Zit ze achter het gordijn op de loer tot iemand haar idiote zoon komt lastigvallen? Wat ben jij een broekschijter, zeg.’ ‘Hou je bek, Kenny.’ ‘Moet ik bang zijn? Als ik jou zo hoor, lijk je wel elf in plaats van veertien.’ ‘Ik laat me niet beledigen, Kenny. Hou je mond of ik sla op je gezicht.’ ‘Wind je niet zo op, kerel. Kom, we gaan wat lol trappen.’

©

1

282

VA N

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Kenny wachtte niet op een reactie en sprong over het hekje. Hij nam niet de moeite om het open te doen. ‘Verdomme, Kenny. Je bent gek’, siste Michiel, maar hij volgde wel. Hij had geen zin om te blijven staan en dan dagenlang te moeten horen dat hij een lafaard was. Met stoere tred liep Kenny op Samuel af. Die liet zijn hoofd zakken en staarde naar zijn voeten. Michiel volgde zijn vriend op de hielen. Voor Samuel bleven ze staan. ‘Zeg sufkop, ik had het wel tegen jou, hè. Heb je niet geleerd te antwoorden als iemand iets tegen je zegt?’ Samuel bleef gespannen naar de grond staren. ‘Volgens mij kan hij niet eens praten’, zei Michiel. ‘Hij kan toch weleens opkijken als ik tegen hem spreek. Of niet soms? Ik zal hem zijn malle pet eens afpakken, dan moet hij wel reageren.’ Kenny griste met een snelle beweging de pet van Samuels hoofd. Die keek geschrokken op en wilde de pet terugpakken, maar Kenny deed een stap achteruit. ‘Kijk, waar is je mooie pet nu, idioot?’ lachte hij. Hij zwaaide de pet voor Samuel heen en weer. Die kwam overeind en graaide er vruchteloos naar, zonder een voet van de drempel af te halen. De twee jongens lachten om de stuntelige bewegingen van Samuel. Het speeksel droop uit zijn mond en hij werd snel onrustiger. Aanvankelijk produceerde hij alleen een soort gekreun, maar dat ging al snel over in een schreeuw van machteloosheid. Zijn moeder kwam op het geluid af en toen de jongens haar hoorden aankomen, maakten ze zich snel uit de voeten. ‘Tot ziens, sufkop!’ riep Kenny en hij gooide de pet in Samuels gezicht. In een paar passen was hij bij het hekje en sprong er vlot over. Michiel had iets minder geluk, want die bleef met zijn voet haken en viel pardoes op zijn gezicht. Lachend hielp Kenny hem overeind en de twee zetten het op een lopen. ‘Schoften!’ riep Samuels moeder. Ze raapte de pet op en zette ze terug op Samuels hoofd. Zijn gezicht was nat van speeksel en tranen, en het snot droop uit zijn neus. ‘Hier is je pet, lieverd. De stoute jongens zijn weg, hoor’, suste ze. Zodra hij de vertrouwde pet weer op zijn hoofd voelde, kalmeerde Samuel. Terwijl hij nog nasnikte, veegde zijn moeder zijn gezicht schoon met een zakdoek. ‘Kom je niet liever mee naar binnen, lieverd?’ vroeg ze. Samuel reageerde niet op haar vraag en ging opnieuw op de drempel zitten, met zijn gezicht in de zon. Hij staarde naar het hekje en leek zich van haar aanwezigheid niet meer bewust.

30

35

40

50

VA N

IN

45

L. Descamps, Gewoon anders. Abimo/Pelckmans, 2013.

1 Wat zou Rani aan Kenny en Michiel willen vertellen, denk je?

©

2 Werk per twee. Kruip in de huid van Rani en schrijf een brief aan een van de pestkoppen waarin je de gebeurtenis samenvat en duidelijk maakt wat je van hun gedrag vindt. STAP 1 Denk na over de communicatiesituatie. • Aan wie schrijf je de brief? Welke gevolgen heeft dat voor de taal? Ik schrijf de brief aan De taal • Wat is je schrijfdoel? STAP 2 Schrijf de inhoud van de brief uit en kijk je werk goed na. Gebruik het schrijfkader op diddit. • Zorg voor een inleiding waarin je de feiten kort samenvat. • In het midden vertel je wat jij vindt van dat soort gedrag. • In het slot verwoord je een wens voor de toekomst. STAP 3 Schrijf de brief over in het briefsjabloon dat op diddit staat. STAP 4 Breng de nodige vormkenmerken aan op de juiste plaats in het briefsjabloon. Kies uit: • naam en adres van de geadresseerde (gebruik dit adres: Zilverheide 25, 3740 BILZEN) • aanspreking (kies zelf een gepaste aanspreking) – Denk aan formeel/informeel. • slotgroet (kies zelf een gepaste slotgroet) – Denk aan formeel/informeel. • datum en woonplaats van de afzender (gebruik de datum van vandaag + woonplaats: Bilzen) • naam en adres van de afzender (gebruik dit adres: Karrenweg 6a, 3740 BILZEN) LES 2 Liefste iedereen …

283


STAP 5 Controleer je brief aan de hand van deze criteria. In orde Je traject naar succes Je bepaalt vooraf de ontvanger, het taalgebruik en het schrijfdoel. De adresgegevens van de afzender en de ontvanger staan linksboven: onder elkaar en gescheiden door een witregel. Woonplaats en datum, gescheiden door een komma, staan onder de adresgegevens en worden van de adresgegevens gescheiden door een witregel. Je brief bevat een gepaste aanspreking en slotgroet zonder komma. Je brief bevat een inleiding, een midden en een slot. In de inleiding vat je de gebeurtenissen kort maar duidelijk samen.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234 1234 1234

1234 1234 1234

Werkpuntje voor jezelf:

De opbouw van een brief

IN

hoe Een brief bevat een aantal delen en heeft een specifieke opbouw.

VA N

Adresgegevens J e vermeldt de adresgegevens van de afzender en die van de ontvanger. Die gegevens komen linksboven. Helemaal bovenaan schrijf je de gegevens van de afzender. Daaronder, gescheiden door een witregel, de gegevens van de ontvanger. De woonplaats, de datum Woonplaats en datum, gescheiden door een komma, komen onder de adresgegevens. Ze worden van elkaar gescheiden door een witregel. De aanhef D at is de aanspreking van de ontvanger. De aanspreking wordt van woonplaats en datum gescheiden door een witregel. Je schrijft geen komma na een aanspreking.

©

De inhoud D e inhoud van je brief bevat een vraag of een mededeling. Werk met een inleiding, een midden en een slot. Afsluiting J e formuleert een gepaste slotgroet. Ook na een slotgroet schrijf je geen komma. Je ondertekent de brief met je naam en handtekening. Houd voor het taalgebruik in je brief rekening met de communicatiesituatie. • Aan wie schrijf je de brief? • Wat wil je bereiken?

+

OPDRACHT 4

Schrijf als ooggetuige een brief aan Roos, de moeder van Samuel. Vertel daarin waarom Samuel zo overstuur was.

STAP 1 Denk na over de communicatiesituatie. • Aan wie schrijf je de brief? Welke gevolgen heeft dat voor de taal? Ik schrijf de brief aan Ik gebruik dus           taal. • Wat is je schrijfdoel?

284

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


STAP 2 Schrijf de inhoud van de brief uit en kijk je werk goed na. • Zorg voor een inleiding waarin je vertelt dat jij ooggetuige was bij het voorval. • In het midden vertel je wat er precies gebeurd is. • In het slot verwoord je wat jij van het voorval vindt. Inleiding Je vertelt wie je bent (ooggetuige). Midden Je vertelt wat je gezien hebt.

IN

Slot Je verwoordt wat jij vindt van het voorval.

VA N

STAP 3 Schrijf nu de brief op een apart blad. Zorg dat alle vormkenmerken aanwezig zijn. STAP 4 Controleer je brief aan de hand van deze criteria. In orde Je traject naar succes

©

Je bepaalt vooraf de ontvanger, het taalgebruik en het schrijfdoel. De adresgegevens van de afzender en de ontvanger staan linksboven: onder elkaar en gescheiden door een witregel. Woonplaats en datum, gescheiden door een komma, staan onder de adresgegevens en worden van de adresgegevens gescheiden door een witregel. Je brief bevat een aanspreking zonder komma. Je brief bevat een inleiding, een midden en een slot. Je brief bevat een slotgroet zonder komma.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234 1234 1234

1234 1234 1234

Werkpuntje voor jezelf:

waarheen Je kunt: • een anekdote samenvatten aan de hand van de w-vragen; • de inhoud van een verhaalfragment samenvatten aan de hand van de w-vragen; • een brief schrijven en daarbij rekening houden met de verschillende delen en de specifieke opbouw; • het taalgebruik in je brief aanpassen aan de communicatiesituatie.

LES 2 Liefste iedereen …

285


Een kaartjesconversatie Oriënteren

o

v

u

r

Begin een kaartjesconversatie met een klasgenoot over jouw favoriete boek. Vat op het eerste kaartje samen waarover het boek gaat. 1 De opbouw van een kaartje verschilt uiteraard van de opbouw van een brief. Welke typische vormkenmerken heeft een postkaartje? • Het adres van de ontvanger • Het adres van de afzender • De inhoud • Structuur: 2 Aan wie schrijf jij een kaartje en wat is je schrijfdoel? Ik schrijf een kaartje aan

IN

Het schrijfdoel is 3 Over welk boek wil jij iets vertellen aan een klasgenoot? Waarom valt je keuze op dat boek? Ik wil iets vertellen over                omdat

VA N

Voorbereiden

o

v

u

r

©

4 Vat de inhoud van het boek samen aan de hand van de w-vragen. Werk eerst met sleutelwoorden in een spinschema. Bouw daarna goede zinnen.

boek:

Samenvatting in zinnen: 5 Zoek een geschikt postkaartje of ontwerp er zelf een.

286

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Uitvoeren

o

v

u

r

6 Schrijf het kaartje. Noteer de adresgegevens van je klasgenoot aan de rechterkant. Controleer je kaartje aan de hand van de criteria in het reflectieschema. 7 Heb je een kaartje ontvangen? Vul dan voor je klasgenoot het reflectieschema in. Schrijf een kaartje terug waarin je enkele vragen stelt over de inhoud van het boek.

Reflecteren

o

v

u

r

8 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

VA N

IN

Je denkt vooraf na over de communicatiesituatie (ontvanger, schrijfdoel) en past je taalgebruik daaraan aan. Je noteert het adres van de ontvanger aan de rechterkant van het kaartje. Je vat de inhoud van het boek samen aan de hand van de w-vragen: je vermeldt over wie het boek gaat, wat er gebeurt, waar en wanneer het verhaal zich afspeelt. Je bouwt een vijftal goede zinnen met een onderwerp, een wwg/nwg en enkele andere zinsdelen.

jij

Je verzorgt je spelling: hoofdletters, leestekens …

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor je klasgenoot:

©

LES 2 Liefste iedereen …

287


les

Bepaling of voorwerp?

3

bepaling herkennen en aanduiden voorwerp en bepaling onderscheiden

1

Welke informatie? OPDRACHT 1

Zoek de gepaste vraag.

a Heb je Sterre vandaag al gezien?

IN

1 Op welke vragen is ‘Sterre’ het antwoord? Wat is de functie van ‘Sterre’ in de zin?

VA N

b Waarom geef je Sterre geen uitbrander?

c Toen ik haar belde, was Sterre in de wolken!

d Wat heb je voor Sterre gekocht?

©

e En de winnaar is Sterre!

2 Op welke vragen is ‘een kwartiertje’ het antwoord? a Een kwartiertje volstaat om tot daar te stappen. b Na vijf uur wachten mocht ik toch een kwartiertje binnen. c Een kwartiertje is zo voorbij.

288

wedstrijd: zinnen met bepalingen vormen

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


OPDRACHT 2

Vul aan met informatie.

1 Lees de zinnen. Denk na over waar, wanneer, waarom, hoe, hoelang … • Markeer eerst of ze volgens jou waar (groen) of niet waar (rood) zijn. • Vul aan met extra informatie die een antwoord geeft op de vraag tussen haakjes. Fantaseer maar. a Mama’s moeten het huis poetsen. (wanneer) b Papa’s kunnen taart bakken. (wanneer) c Alleen meisjes kunnen verpleger worden. (waar)

VA N

e Meisjes en jongens spelen voetbal. (waar)

IN

d Alleen jongens kunnen metselaar worden. (waarom)

2 Zijn de zinnen zonder jouw aanvulling voldoende duidelijk?

a Onderzoek de zinnen en duid onderwerp, wwg of nwg en de voorwerpen aan. b Schrap wat niet past in dit besluit.

©

De aangevulde informatie over tijd, plaats, reden zijn zinsdelen die even nauw / minder nauw met het werkwoord verbonden zijn. Die aanvulling noem je een bepaling. c Bekijk opnieuw de zinnen van opdracht 1, oefening 2. Noteer telkens de functie van ‘een kwartiertje’.

wat De bijwoordelijke bepaling Bepalingen zijn zinsdelen die extra informatie geven aan de ontvanger, dikwijls over wanneer, hoe, waarom, waar … iemand iets doet. De bepaling is een zinsdeel (woord of woordgroep) dat minder nauw met het werkwoord verbonden is dan zinsdelen zoals het onderwerp en voorwerpen (bv. lijdend en meewerkend voorwerp). Ze kan makkelijker wegvallen dan die andere zinsdelen. Een zin kan meer dan één bepaling bevatten. De bepaling als zinsdeel is een bijwoordelijke bepaling en geeft meer uitleg over de ‘context’. De bijwoordelijke bepaling geeft meer uitleg over de ‘context’. Het zinsdeel bepaalt wanneer, waar, hoe, waarmee, hoe dikwijls … iets gebeurt. Bv. Thuis keek hij altijd te lang naar televisie. (een woord) Ouders staan elke dag vroeg op. (een woordgroep) Als ze ziek is, blijft ze lang in bed. (een woordgroep met pv)

LES 3 Bepaling of voorwerp?

289


OPDRACHT 3

Lees de weetjes en vul de zinnen aan.

Breid de zinnen uit met bepalingen (zinsdelen die minder nauw met het werkwoord verbonden zijn) die de bood­ schap met informatie over tijd, plaats, wijze … aanvullen. 1 Kangoeroe leeft in een boom a Er zijn verschillende soorten kangoeroes. (waar) b Zo is er een kangoeroe die in bomen leeft. (hoelang) c Dat dier lijkt meer op een kleine beer. (waarom) d Die kangoeroes wonen vooral in Australië. (hoe)

IN

e Over hun gedrag weten we nog niet veel. (wanneer)

f Het is ook niet bekend hoeveel van deze soort er leven. (waar)

VA N

g Jagers bedreigen deze kangoeroes. (wanneer/waarmee)

h Je ziet de dieren almaar minder in de wilde natuur; daarom probeert de zoo van Perth ze te kweken. (wanneer) Naar: Wablieft

©

2 Fietsen met muziek maakt je een betere wielrenner a In 1911 liet onderzoeker Leonard Ayres een testgroep fietsers eerst in stilte rijden. (waar)

b Daarna reden ze op de muzikale tonen van een liveband. (hoe of hoelang) c Wat bleek? (wanneer) d Dat ze sneller fietsten terwijl de band speelde. (waar/hoe) e Een interessanter feit kwam boven in 2012, meer dan 100 jaar later: wie met muziek fietste, had zeven procent minder zuurstof nodig dan wie in complete stilte fietste. (waarbij) f Het lijkt erop dat muziek ervoor zorgt dat de energie die je nodig hebt om te sporten wordt beperkt. Naar: www.proximusmusic.be

290

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


OPDRACHT 4

Voorwerp of bepaling? Is het onderstreepte zinsdeel nauw met het werkwoord verbonden? Zet een kruisje in de juiste kolom. zin

1

De proefwerken starten over drie weken.

2

Chiara rijdt met haar scooter naar de stad.

3

Ik raad jou aan om met de fiets te gaan.

4

Een vliegtuig biedt meer veiligheid dan een auto.

5

Sommige mensen durven nooit te vliegen.

6

De straat werd wegens een ongeval afgesloten.

7

Waarschijnlijk (1) krijgt hij morgen een nieuwe fiets (2) voor zijn verjaardag.

8

Haar vriend verkoopt bloemen op de markt.

9

In Japan zijn de steden overbevolkt.

nauw verbonden

minder nauw verbonden

voorwerp

bepaling

OPDRACHT 5

IN

10 Mijn opa krijgt veel bezoek in het ziekenhuis.

Markeer de bepalingen in de zinnen van deze tekst. De cursieve delen mag je overslaan.

Een harig vitaminebommetje, hoe vind je daar een naam voor?

VA N

1 De naam klinkt geweldig.

2 Hij telt twee lettergrepen. In die lettergrepen vind je een klinker.

3 Die klinker wordt herhaald en aan het begin krijg je een forse, knallende medeklinker. Niet slecht voor een vrucht met een doordeweekse buitenkant en een opvallend lekkere binnenkant: de kiwi. 4 De kiwi heette vroeger ‘Chinese kruisbes’.

©

5 Dan klinkt ‘kiwi’ veel beter.

6 Eigenlijk is ‘Chinese kruisbes’ juister.

7 Oorspronkelijk is de kiwi een Aziatische vrucht. 8 Pas sinds de jaren vijftig kennen we de Nieuw-Zeelandse kiwi’s. 9 Enkele ondernemende Nieuw-Zeelanders waren de vrucht toen ook gaan verbouwen. 10 Ze wilden die graag exporteren. Ze vonden ‘Chinese kruisbes’ toen zeker geen ideale benaming. 11 Ze keken even rond in eigen land en in de natuur. De vrucht leek op de nationale vogel van Nieuw-Zeeland. 12 De vorm, kleur en harigheid waren ongeveer hetzelfde. 13 Daarom gaven ze in Nieuw-Zeeland de vrucht een aantrekkelijke naam: kiwi. Naar: www.onzetaal.nl

LES 3 Bepaling of voorwerp?

291


2

Onderzoek de bouw van de zin OPDRACHT 6

Onderzoek de zinnen in de korte tekst.

1 Lees de tekst en maak deze opdrachten. a Over wie of waarover wordt er in elke zin iets gezegd? Onderstreep dat zinsdeel: het onderwerp. b Markeer in elke zin het nwg of wwg. c Noteer alle infinitieven van het belangrijkste werkwoord van het wwg in het rooster. d Ga na of bij die werkwoorden zinsdelen nodig zijn die heel nauw met het werkwoord verbonden zijn. Benoem die zinsdelen: de voorwerpen. e Welke informatie krijg je extra: waar, wanneer, waardoor, waarover, hoe, hoelang, hoever …: de bepalingen. Markeer ze in een andere kleur. Proost, cheers en salut

VA N

IN

Het proosten van een glas bier of wijn komt eerst voor bij de Romeinen. Maar waardoor kennen we die gewoonte? Blijkbaar wantrouwden de Romeinen elkaar. Velen wilden de anderen vergiftigen. Het ruw proosten brengt een hoop drank van het ene glas in het andere. Romeinen wisselen op die manier drank uit tussen de glazen. De kans op vergiftiging was daardoor een stuk kleiner. Naar: ‘Weetjes over eten en drinken’, www.thuisbezorgd.nl

voorwerp nodig? (ww + iets/iemand?)

welk voorwerp?

©

belangrijkste werkwoord

2 Onderzoek de zinnen van de tekst. a Vind je variatie in de zinsbouw? Met welk zinsdeel begint de zin? b Vind je veel extra informatie: waar, wanneer, waarom, hoe, hoelang? Markeer. Ogen, wortels en oranje Vele ouders en grootouders vertellen dat je van wortels eten betere ogen krijgt. Dat is een smoesje om kinderen meer groente te laten eten. Te veel wortels passen soms wel de kleur van je huid aan. Daardoor wordt die oranje. Je moet dan wel erg veel worteltjes eten! Dat betekent: minstens zoveel als Bugs Bunny. Naar: ‘Weetjes over eten en drinken’, www.thuisbezorgd.nl

c Noteer een besluit.

292

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


d Hoe zou jij de tekst herschrijven? Bespreek mondeling met je buur. Maak samen een voorstel.

IN

hoe

VA N

Bepalingen zijn zinsdelen die bijkomende informatie geven bij het wwg en nwg, maar weg­ gelaten kunnen worden. Je vindt ze door het antwoord te zoeken op deze vragen: Waar + wwg/nwg + o?  g  bijwoordelijke bepaling (bwb) Vanwaar Wanneer Hoe Hoelang Hoever Waarom Waardoor Waarmee

©

Bv. W AAR flitste de politie gisteren de bestuurder van een bromfiets? g in de buurt van de school = bijwoordelijke bepaling WANNEER flitste de politie de bestuurder van een bromfiets in de buurt van de school? g gisteren = bijwoordelijke bepaling HOE luisterde de jongen naar de berisping? g aandachtig = bijwoordelijke bepaling restbepaling  g  bijwoordelijke bepaling Een restbepaling geeft geen antwoord op de vorige vragen, is geen ander zinsdeel … en bestaat dikwijls maar uit één woord. Bv. ook, niet, slechts, wel, zeker, misschien

waarheen Je kunt: • de bepaling aanduiden; • een bepaling aan een zin toevoegen; • het verschil tussen voorwerp en bepaling aanduiden.

LES 3 Bepaling of voorwerp?

293


De wedstrijd Je schrijft een vijftal zinnen over een wedstrijd. Daarin gebruik je ook bijwoordelijke bepalingen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Vertrek van de feiten en vertel hoe een wedstrijd die je zelf speelde of die je bijwoonde voor jou verliep. Denk eerst na over welke wedstrijd je wilt schrijven. Neem een blad, noteer de naam van de wedstrijd in het midden en bouw daar een woordspin rond.

Voorbereiden

o

v

u

r

VA N

IN

2 Schrijf over de wedstrijd en zoek indien mogelijk eerst een antwoord op deze vragen. • Welke soort wedstrijd was het? – Waar speelde die zich af? – Tussen welke partijen? – Wat was het doel (kampioenschap, vriendschappelijk, (inter)nationaal …)? • Hoelang duurde die? • Wanneer begon die? • Hoe verliep die? • Wanneer stopte die? • Hoe werd er gespeeld? • Wat voelde, zong, riep … je daarbij? Welke eigen aanvullingen wil je nog doen? Vul maar aan.

©

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Bedenk vijf zinnen om de wedstrijd boeiend, spannend en kleurrijk te beschrijven. • De zinnen bevatten informatie over minstens vier van de vragen. • Begin de zin af en toe met een ander zinsdeel dan het onderwerp. • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een gepast leesteken. • Verwerk bijwoordelijke bepalingen in de zinnen. Duid die aan. • Herlees de zinnen en schrijf ze hieronder. Controleer ook de spelling.

294

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Reflecteren

o

v

u

r

4 Je buur leest de beschrijving van de wedstrijd. Hij markeert in de zinnen de bepalingen die je gebruikte om extra informatie aan de boodschap toe te voegen. Bekijk daarna samen opnieuw de zinnen. In orde Je traject naar succes Je hebt vijf zinnen geschreven over een wedstrijd. Het antwoord op minstens vier vragen is in de zinnen verwerkt. Je begint de zinnen met een hoofdletter en eindigt met een punt. Je varieert in de zinsbouw: niet elke zin begint met het onderwerp. Je gebruikt bijwoordelijke bepalingen en duidt die aan.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor je klasgenoot:

Š

VA N

IN

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Bepaling of voorwerp?

295


les

De dialoog en het bijwoord

4

dialoog herkennen

woorden benoemen bijwoord herkennen, benoemen en gebruiken

1

dialoogje schrijven

Een andere toon aanslaan OPDRACHT 1

Wat is volgens jou een dialoog?

IN

1 Beantwoord die vraag in groepjes rond een placemat. Bekijk eerst individueel de afbeeldingen. Wat vertellen ze jou over de dialoog? Noteer je antwoord bij de afbeelding die je koos in het voorziene vakje van de placemat. 2 Bespreek vervolgens elkaars antwoorden en formuleer een duidelijke definitie voor de dialoog. 1

3

©

VA N

2

4

3 In welke communicatiesituaties gebruik je die gespreksvorm?

296

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


2

Dialoog tussen muziekinstrumenten OPDRACHT 2

Beluister het gesprek tussen de muziekinstrumenten.

Lees de vragen en luister gericht. Beantwoord daarna de vragen. 1 Waarom is dat volgens jou een dialoog? Het is wel/geen dialoog, want 2 Wie worden er in het luisterfragment als personen voorgesteld? a de trompet en cello b de hoorn en de gitaar c de hoorn en trompet d de gitaar en klarinet 3 Waarover gaat het gesprek? Kies alle mogelijkheden. Ze spreken over:

4 Wie vind jij het sympathiekst? Waarom?

IN

gezin  leeftijd  woonplaats  afkomst

VA N

5 Waarover zouden ze nog van mening kunnen verschillen?

wat

Een gesprek tussen twee personen noem je een dialoog. In een ruimere betekenis geldt een dialoog ook voor een gesprek tussen twee of meer partijen, bv. tussen de leraar en zijn klas.

©

Afhankelijk van de context waarin het begrip ‘dialoog’ gebruikt wordt, is de betekenis verschillend. In de muziek spreek je van dialoog, bijvoorbeeld bij een concerto, wanneer de solist dialogeert met het orkest of de pianist met de zanger. In stripverhalen en jeugdboeken vind je dikwijls passages in dialoogvorm.

3

Dialoogwoorden, wie zijn ze? Een gesprek heeft nood aan woorden, of toch niet. Kun jij een dialoog houden zonder woorden? Bespreek. Wat betekent de boodschap zonder woorden, maar met pictogrammen?

http://picto.ccl.kuleuven.be/picto.php

LES 4 De dialoog en het bijwoord

297


OPDRACHT 3

Speel het (woord)spel.

1 Zoek in de dialoog tussen de hoorn en de gitaar de woorden die nodig zijn om een boodschap over te brengen. a Wie kan als snelste het aantal gevraagde woordsoorten noteren? woordsoorten (aantal)

woorden uit de dialoog

zelfstandig naamwoord (5)

bijvoeglijk naamwoord (5)

lidwoord (2)

werkwoord (5) (Noteer de infinitief.)

VA N

persoonlijk voornaamwoord (3)

IN

voorzetsel (2)

bezittelijk voornaamwoord (1) b Hoe verliep de oefening?

1234

Je kunt de bijvoeglijke naamwoorden opsporen.

1234

Je kunt de infinitieven van de werkwoorden opsporen.

1234

Je kunt de lidwoorden Je kunt de voorzetsels opsporen. opsporen.

1234

Je kunt de voorzetsels opsporen.

1234

Je kunt de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden opsporen.

1234

©

Je kunt de zelfstandige naamwoorden opsporen.

Werkpuntje voor jezelf: Op diddit staan extra oefeningen voor de woordsoorten. 2 Onderzoek de functie van de woorden die je in de dialoog benoemde. a Wat vertelt een zelfstandig naamwoord aan de lezer/luisteraar? b Komen die zelfstandige naamwoorden dikwijls voor in de dialoog? c Waarom gebruik je in een gesprek bijvoeglijke naamwoorden? Wat is de functie van zo’n woord? d Kun je de werkwoorden weglaten? Waarom wel/niet? e Lees een aantal boodschappen uit de dialoog zonder lidwoorden. Lukt dat? f Waarom gebruik je voornaamwoorden in je gesprek?

298

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


g Bekijk de gemarkeerde woorden in enkele zinnen van de dialoog opnieuw. • Goedemorgen, Hoorn, je bent vroeg uit de veren! • Ja, ja, lekker vroeg opstaan zorgt voor mooiere klanken in mijn mond. En het maakt het hart bijzonder gezond. • Ik lig liever lang in bed, dacht de oude gitaar. Mijn snaren zijn wat stram en moeten zachtjes weer op gang komen. Ik heb ‘s morgens veel meer tijd nodig. Want ik ben al wat ouder dan jij en van Spaanse afkomst. Laat de gemarkeerde woorden weg. Verandert er iets aan de boodschap? Wat precies? Wat is de taak van die woorden?

VA N

IN

Over welke woorden geven de onderstreepte woorden meer info? Markeer ze. 1 Ik lig lang in bed. 2 Ik lig liever lang in bed. 3 Ja, ja, lekker vroeg opstaan zorgt voor bijzonder mooie klanken in mijn mond. 4 Misschien klink ik veel mooier dan jij. 5 Dus, zeg nu zelf, mijn voorouders zijn veel ouder dan de jouwe!

wat

Bijwoorden zijn woorden die meer informatie geven over een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een hele zin.

tip

©

Een bijvoeglijk naamwoord zegt alleen iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord kan over verschillende woordsoorten iets zeggen.

Zoek woorden die een tijd of plaats aanduiden en die niet van vorm veranderen.

3 Welke extra informatie geeft het onderstreepte bijwoord? Markeer het juiste antwoord. a Het regelmatig bespelen van de didgeridoo is niet alleen een goede training van de mond, keel en longspieren, maar zou ook een goede remedie zijn tegen snurken. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling b Als solo-instrument kun je de saxofoon overal tegenkomen: in jazz-, klezmer- en popmuziek en de klassieke muziek. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling c Misschien bespeel jij een instrument. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling d Een deuntje dat altijd in je hoofd blijft hangen, vinden velen vreselijk irritant! graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming

LES 4 De dialoog en het bijwoord

299


e Zo’n oorwurm kun je makkelijk uitschakelen als je een sudoku maakt. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling f Het is bekend welke nummers de kans op een oorwurm verhogen. Daarom hier een top vijf met mooie voorbeelden. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling g Films kunnen niet zonder muziek. Met muziek kun je een film heel triest maken of juist heel spannend. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling h Je bespeelt de banjo door te tokkelen met de vingers of een plectrum. Dat instrument wordt vaak gebruikt in ragtime, bluegrass en traditionele jazzmuziek. graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling i De banjo heeft vijf snaren, de balalaika heeft er echter drie. Het is een Russische volksluit met een vrij platte, driehoekige klankkast en een korte hals.

j Hoe bespeel je een hoorn?

IN

graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling

Het bijwoord

VA N

graad, plaats of richting, tijd, ontkenning, wijze, reden of oorzaak, zekerheid of onzekerheid, opsomming, tegenstelling

wat

©

Bijwoorden (bw) zijn woorden die meer informatie geven over een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een telwoord en een hele zin. Bv. Z e juichten vrolijk. (vrolijk bepaalt het werkwoord ‘juichen’ nader) Dat vind ik een bijzonder knap jeugdboek. (bijzonder bepaalt het bijvoeglijk naamwoord ‘knap’ nader) Dat vind ik een heel erg interessant verschil. (heel bepaalt ‘erg’ (ook een bijwoord) nader) Misschien zie ik een verschil. (misschien bepaalt de hele zin nader) Bijwoorden kunnen deze informatie aangeven: • een graad (niveau): heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke … Bv. Is er heel veel verschil tussen jongens en meisjes? • een plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij, daar, waar, hier … Bv. H et geheime dagboek ligt daar. Ze bewaarde haar geheime tekeningen elders. • een tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs, altijd, nu … Bv. W anneer vertrekt de trein, vandaag of morgen? Je zult me altijd vragen blijven stellen.

300

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


OPDRACHT 4

Lees de korte inhoud van het jeugdboek.

1 Markeer de bijwoorden. Onderstreep de voorzetsels en de voornaamwoorden. De castraat Italië, 17de eeuw: Angelo Montegne is de zoon van een leerlooier. Hij kan prachtig zingen in het plaatselijke kerkkoor en wordt erg aangemoedigd door de dirigent. Hij krijgt de kans om in Florence aan het conservatorium zangles te volgen, maar moet daarvoor ongewild een hoge prijs betalen. Zijn stem zal nooit zwaar worden, maar hij zal ook nooit kinderen kunnen krijgen. Tijdens zijn opleiding moet hij tijdens een uitvaartmis zingen. Daar wordt hij opgemerkt door prins Ferdinando De’Medici die Angelo een aanbod doet om aan zijn hof te komen zingen en wonen … www.pluizuit.be

2 Bedenk leuke zinnen voor de afbeeldingen. Stop er een bijwoord in. Gebruik woorden uit het kader of zelfgekozen bijwoorden. erg, nooit, zeker, gisteren, wel, nog, zo, morgen, waarschijnlijk, niet …

IN

Zie jij de verschillen? Onderstreep het bijwoord in de zin. 1

VA N 4

©

3

2

LES 4 De dialoog en het bijwoord

301


3 Lees de tekst ‘Lelijke eendjes uit het dierenrijk’. Markeer de woordsoorten met de juiste kleur. bijvoeglijk naamwoord – bijwoord – zelfstandig naamwoord – werkwoord – voornaamwoord Lelijke eendjes uit het dierenrijk Sommige dieren wil je meteen knuffelen, ook al zijn ze levensgevaarlijk. Andere doen niemand kwaad, maar hebben helaas hun smoeltje niet mee. Neusapen bijvoorbeeld hebben een enorm neusorgaan in het midden van hun snuit. Het ding heeft de vorm van een augurk en hangt meestal slap naar beneden. Toch maken mannelijke neusapen er indruk mee op de vrouwtjes. Hoe groter hun neus, hoe aantrekkelijker ze zijn. Ze gebruiken de neus ook om rivalen of aanvallers weg te jagen. Een naakte molrat ziet er niet uit. Het dier is zo groot als een rat met twee enorme voortanden. In plaats van haar heeft het een rozig, rimpelig vel dat je liever niet wilt aaien. Wetenschappers zijn erg geïnteresseerd in deze dieren. Naakte molratten kunnen wel achttien minuten lang overleven zonder zuurstof. Bovendien zijn ze een van de weinige zoogdieren die geen kanker krijgen. En ze zijn immuun voor allerlei soorten pijn. Alleen jammer voor de naakte molrat dat hij niet wat aantrekkelijker is. M. Masters. Jakkes! 101 walgelijke weetjes.

IN

4 Lees het gesprek dat Coco opschreef in haar dagboek op donderdag 26 september.

VA N

Zestien Rockende Indianen. En Amanda draagt een rood jurkje met een ketting van buttons. What the f*ck. Er zit een Valentino-bruid in onze klas. Jada ging uit haar dak het eerste uur. ‘Heb je gezien wat Amanda aanheeft?’ piepte ze zodra ze me zag. ‘Een jurkje.’ Ik was zelf ook nogal verbaasd, want Amanda heeft altijd een skinny aan. En dit jurkje had precies hetzelfde model als de Valentino-lookalike uit de etalage van Alicia. En ze had ook een ketting met buttons gemaakt, precies zoals die van mij. Is Amanda langs de etalage gefietst? ‘Ze ziet er belachelijk uit.’ Jada trok haar boeken uit haar tas en knalde ze op tafel. ‘Het is toch een leuk jurkje?’ vroeg ik. Jada rolde geïrriteerd met haar ogen. ‘Jij vindt Amanda toch ook stom?’ ‘Amanda is stom. Maar haar jurkje is leuk, toch?’ Het voelde alsof Jada mijn eigen kledingkast aan het afzeiken was. ‘Zul je zien dat ze straks ook nog zo’n domme modeblog begint. Ik vind het altijd zo suf als mensen een blog beginnen over hun eigen kleding. Hoe arrogant kun je zijn?’ Ik hapte naar adem. Jada trok een heel vies gezicht. ‘Ik hoop dat de Modepolitie haar een vette bekeuring geeft.’ Aarrggghhhhh. Alsof ik mezelf ga bekeuren. Ik ben de Modepolitie helemaal zat.

©

N. Smit. 100 % Coco.

Zoek de gevraagde woordsoorten in het fragment. Noteer de woorden in de tabel. woordsoorten (aantal) zelfstandig naamwoord (5) bijvoeglijk naamwoord (5) lidwoord (2) / voorzetsel (2) werkwoord (5) (Noteer de infinitief.) persoonlijk voornaamwoord (3) bezittelijk voornaamwoord (4) telwoord (2) bijwoord (8)

302

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN

woorden uit de dialoog


5 Lees de krantenkoppen. a Markeer het bijwoord.

Deze harde noten moet de regering nog kraken

1 2

3

Zin in zon? Op deze terrasjes zit

je goed

Kat overleeft rit van 360 kilometer in autoradiator 4 Zo bescherm je je kind tegen de zon 5

Nieuw teken van leven op Mars?

b Herschrijf de krantenkop(pen) die geen bijwoord bevat(ten). Voeg een bijwoord toe.

IN

+ OPDRACHT 5

VA N

©

Bedenk krantenkoppen die iets over verschillen vertellen. Onderstreep de bijwoorden. Wissel de krantenkoppen uit en selecteer de vijf origineelste.

waarheen

Je kunt: • • • •

het verschil tussen zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord aanduiden; bijwoorden markeren in zinnen en krantenkoppen; bijwoorden toevoegen aan zinnen; een creatieve dialoog schrijven waarin bijwoorden voorkomen.

LES 4 De dialoog en het bijwoord

303


Schrijf een dialoogje Oriënteren

o

v

u

r

1 Bekijk de afbeeldingen. Van welk muziekinstrument houd jij het meest? Verantwoord je keuze. Schrijf twee duidelijke zinnen. Noteer je antwoord op een apart blad. Ik houd enorm veel van         , omdat dat instrument me

IN

Ik hoor graag een          want de klanken maken me

Herlees de zin en voeg er een bijwoord bij. Lees de zin van een klasgenoot en duid het bijwoord aan.

VA N

2

©

1

4

Voorbereiden

o

v

u

5

3

6

r

2 Werk met een klasgenoot samen om een dialoog te schrijven tussen twee instrumenten. Of kies twee andere voorwerpen, personen, dieren of dingen. Wat denk je bijvoorbeeld van de sinaasappel en de pompoen? Aan jou de keuze. 3 Start met een mindmap, de twee voorwerpen schrijf je in het midden. Zoek een leuke naam voor die twee. Waarover kunnen ze met elkaar dialogeren? Gebruik een aantal takken met mogelijke onderwerpen. Breid de takken uit met allerlei ideeën bij het onderwerp. 4 Verzamel informatie over de voorwerpen bij de onderwerpen en start een gesprek. Je kunt je mondeling inleven in het voorwerp en samen praten. Behoud de beste ideeën.

304

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Uitvoeren

o

v

u

r

5 Werk de ideeën verder uit. Schrijf het gesprek op, herlees en durf te schrappen.

tip Varieer in woordkeuze en zinsbouw! Wissel af in de volgorde van woorden of zinsdelen en in soorten zinnen. 6 Onderstreep in minimaal vijf zinnen het bijwoord.

Reflecteren

o

v

u

r

7 Hoe ging het? In orde Je traject naar succes

jij

IN

Je vult de dialoog aan met enkele nauwkeurige beschrijvingen (plaats, situatie …). Wat het personage zegt, past bij hem of haar. Je vermijdt herhalingen zoals ‘zeggen’ en je vult aan met passende werkwoorden zoals: fluisteren, roepen, brullen …

je klasgenoot 1234

1234

1234

Je bouwt duidelijke en afwisselende zinnen.

1234

1234

Je onderstreept in minimaal vijf zinnen het bijwoord.

1234

1234

Je gebruikt leestekens correct.

1234

1234

VA N

1234

Werkpuntje voor jezelf:

©

Werkpuntje voor je klasgenoot:

De schrijftaak geef je op        af aan de leraar. Je spreekt een moment af om het verbeterde gesprek expressief voor de klas te brengen.

LES 4 De dialoog en het bijwoord

305


les

Ontdek het verschil – 5 Nog meer voornaamwoorden verbanden leggen tussen beeld, lied en tekst voornaamwoorden herkennen, benoemen en gebruiken

OPDRACHT 1

‘wie is wie’spel spelen

Zoek het verband tussen de afbeelding, het lied en de tekst.

Zich ontpoppen als … Zich ontwikkelen tot …

IN

1 Bekijk de afbeeldingen. Vertel wat je ziet.

VA N

Misschien ben jij iemand die graag tekent of schildert. Dan bestaat de kans dat je je later ontpopt als een schilder. Net zoals een rups zich ontpopt als een vlinder. Uit de eitjes van een vlinder komen piepkleine larven. Die worden rupsen genoemd. Na een tijdje verpoppen de rupsen zich. Hun huid wordt hard en vormt een stevig omhulsel, de pop. Daarin verandert de rups heel geleidelijk in een vlinder. Zodra die zich helemaal ontwikkeld heeft, barst de pop open en komt de vlinder tevoorschijn. Hij heeft zich dan ontpopt. Uit: S. Tyberg. Waar komt dit spreekwoord vandaan? Deltas

©

2 Hoe zou jij je graag ontpoppen? Wat wil je worden? Wat wil je veranderen …? Ik wil graag

3 Bekijk en beluister het lied ‘Vlinder’ van #LikeMe. • Wie zijn de ontvangers? • Wat is het tekstdoel? • Wat heeft de videoclip te maken met de afbeeldingen en de tekst? Markeer het juiste antwoord. Caro ontpopt zich tot een vlinder. Yemi wil dat Caro zich gelukkig kan voelen, zoals een ontpopte rups. Caro was eerst een bang en verlegen rupsje in een cocon. 4 Lees de tekst van het lied. Geen zon meer in haar leven Ze liep verloren door de stad Wou haar liefde zo graag geven Ze heeft er nooit wat aan gehad De maan was half verlegen Ze zag geen prins en ze zag geen man Maar opeens hield hij haar tegen Zodat ze weer op adem kwam Zo wordt de rups een vlinder

306

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN

Al was ze ooit cocon En zo fladdert haar hart van hier naar ginder En warmt zich aan de zon In de stilte van zijn armen Was ze niet langer meer alleen Want ze kon zich aan hem warmen Totdat de zon in haar verscheen Vlinder, #LikeMe


a Markeer de verwijswoorden. b Hoe noem je die woorden? c Welke voornaamwoorden herken je? Noteer de soorten die je al kent. d Wat is het verschil tussen die voornaamwoorden? 5 Vul de naam van het voornaamwoord op de juiste plaats in. Het           voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Ze vervangen andere woorden en zorgen voor variatie of afwisseling. Het           voornaamwoord geeft aan dat iets het bezit is van iemand of aan iemand toebehoort. Het           voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. 6 Markeer in de tekst ‘Zich ontpoppen als …’ de voornaamwoorden. Spoor de voornaamwoorden op.

1 Onderzoek deze zin met het onderstreepte woord.

b Het verwijst naar

Misschien ben jij iemand die graag tekent of schildert.

VA N

a Is het woord een verwijswoord? JA/NEE

IN

OPDRACHT 2

©

c Markeer de voornaamwoorden in de cartoon.

CALVIN AND HOBBES © Watterson. Reprinted with permission of ANDREWS MCMEEL SYNDICATION. All rights reserved.

Moet je m’n sombrero zien!

Nu zijn we allebei cool!

LES 5 Ontdek het verschil – Nog meer voornaamwoorden

Een sombrero? Ben je gek Wat is nou de lol van cool geworden? Niemand zijn als je niet eens een draagt een sombrero! sombrero kunt dragen?

307


wat Het onbepaald voornaamwoord Een onbepaald voornaamwoord verwijst niet – zoals andere voornaamwoorden – naar een specifieke persoon of zaak, maar naar iets algemeens. De term ‘onbepaald’ geeft aan dat het aantal of de identiteit van iets of iemand niet nader aangeduid wordt. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden: alle(maal), alles, andere(n), elk, het (het regent), ieder(een), iemand, iets, niemand. Bv. Alles wat je hier ziet, heeft Mette zelf geknutseld. Iedereen zal vannacht een slaapplaats hebben.

2 Onderzoek de zin met het onderstreepte woord. Uit de eitjes van een vlinder komen piepkleine larven. Die worden rupsen genoemd. a Is het woord een verwijswoord? JA/NEE  Het verwijst naar

c Vervang het woord ‘larven’ door ‘larfje’.

IN

b Markeer het juiste antwoord: is het woord waarnaar het voornaamwoord verwijst een het-woord of een de-woord?

VA N

d Wat gebeurt er met het voornaamwoord? Noteer de zin met het voornaamwoord.

©

e Markeer de voornaamwoorden in de cartoon. Werk alleen.

CALVIN AND HOBBES © Watterson. Reprinted with permission of ANDREWS MCMEEL SYNDICATION. All rights reserved.

1 En deze broek dan, mam? Mag ik deze hebben?

308

2 Jeetje, heb je die prijs gezien? Ik heb niet eens zulke dure broeken.

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN

3 En voor je het weet, ben je eruit gegroeid! Wat moet een kind nu met designkleding?

4 ‘Meiden’. Meiden, mam. Ik moet er toch cool uitzien?


3 Denk met z’n tweeën na over het gebruik van de aanwijzende voornaamwoorden. a Bekijk de eerste tekening. Waarom gebruikt de tekenaar ‘deze’ en niet ‘die’ broek? b Hoe werden de voornaamwoorden gebruikt in de eerste spreekballon? zin 1: ZELFSTANDIG/NIET-ZELFSTANDIG of BIJVOEGLIJK zin 2: ZELFSTANDIG/NIET-ZELFSTANDIG of BIJVOEGLIJK c Bekijk de tweede tekening. d Hoe werden de voornaamwoorden gebruikt in de tweede spreekballon? zin 1: ZELFSTANDIG/NIET-ZELFSTANDIG zin 2: ZELFSTANDIG/NIET-ZELFSTANDIG e Vervang die voornaamwoorden door ‘deze’. Welk verschil merk je op?

IN

f Wat betekent volgens jou ‘zulke’ bij dure broeken? Duid het juiste antwoord aan. • Het duidt aan dat het veel broeken zijn. • Het zegt min of meer welke broeken het zijn, namelijk hele dure en designbroeken. • Het zegt iets over de prijs van de broeken.

VA N

tip

‘Zulke’ kan versterkend werken en zorgt ook voor afwisseling.

wat

©

‘Zulk(e)’ staat bij voorwerpsnamen in het meervoud, bij niet-telbare woorden en bij stofnamen in het enkelvoud. Bv. zo’n gedachte (enkelvoud), zulke gedachten (meervoud), zulke wol (stofnaam)

tip

Het aanwijzend voornaamwoord wijst aan waar iets of iemand is. Het kan bijvoeglijk (bij een ander woord) of zelfstandig (alleen) voorkomen. Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfstandig naamwoord. • Bij de-woorden gebruik je altijd die of deze. • Bij het-woorden gebruik je altijd dat of dit. Ook de afstand bepaalt welk aanwijzend voornaamwoord je het best gebruikt. deze (de-woorden) die (de-woorden) dichtbij

deze/dit

dit (het-woorden) dat (het-woorden) verderaf

die/dat

Een aanwijzend voornaamwoord kan zelfstandig in een zin voorkomen. Je kunt er dan een zelfstandig naamwoord achter zetten. Bv. Die auto kan sneller rijden dan deze (auto). Een aanwijzend voornaamwoord kun je dus zowel zelfstandig als niet-zelfstandig gebruiken. Bv. W aar zit die ezel? (niet-zelfstandig of bijvoeglijk) Waar zul je die vinden? (zelfstandig)

LES 5 Ontdek het verschil – Nog meer voornaamwoorden

309


Welk aanwijzend voornaamwoord gebruikt wordt, hangt af van of het zelfstandig of nietzelfstandig gebruikt wordt en van het woord waar het bij hoort. niet-zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt enkelvoud

bij het-woorden

dit, dat, zo’n, zulk, zulk een

bij de-woorden

deze, die, zo’n, zulke, zulk een

meervoud

deze, die, zulke

zelfstandig gebruikt enkelvoud

bij het-woorden

dit, dat, datgene, hetgene

bij de-woorden

deze, die, degene, diegene

meervoud

OPDRACHT 3

deze, die, degene(n), diegene(n), zulke(n)

Lees de gedichten. Werk in groep.

IN

1 Welk gedicht spreekt je het meest aan? Vertel maar aan elkaar!

VA N

2 Markeer in alle gedichten de voornaamwoorden die je kent. Werk eerst individueel. Wissel daarna de antwoorden uit. Bij twijfel gebruik je de wat-kaders. 3 Je kent ondertussen zes soorten voornaamwoorden. Noteer elke soort boven een van de gedichten. 1 voornaamwoord Wens

3 voornaamwoord

Troost

Zij

‘k Had niet veel sjans. ‘k Had niet veel charme. Maar ik lig als boek tóch in jouw armen.

Je haastte je naar buiten je spoedde je snel duizend voetjes fel alsof je vloog

©

Ik wou dat ik een mooi gedicht was en jij leerde me uit het hoofd

2 voornaamwoord

en toen je mij voordroeg in de klas werd ik mooier dan ik was.

Lévi Weemoedt

Erik van Os

je vergiste je niet want hij was het wel, hij die jij zo graag ziet! Ria Van der Mueren

woord

de sjans: geluk

310

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


4 voornaamwoord

5 voornaamwoord

Woorden Mijn woorden zitten soms zo klein ineengedoken naast elkaar dat ik niet weet wat ik met ze moet doen.

Maar nu ik me alleen voel en verlaten, beginnen zij ineens te praten.

Jana Beranová

VA N

Johanna Kruit

als niemand luistert naar niemand vallen er doden in plaats van woorden

IN

Hou je toch stil! Gebruik die mond liever voor kussen dan voor leugens! Laat die lippen zich Zoeken ze troost, een stille plek, zijn geluidloos tuiten ze geschrokken zich verzegelend op mijn van zichzelf of van elkaar? lippen en die tong maar rollen, maar alleen Ik strijk ze door hun haar, vertel dat de mijne rond! er niets is, Elly de Waard dat ze gerust naar buiten mogen komen. Niets helpt, ze zwijgen maar.

6 voornaamwoord

4 Lees het vierde gedicht opnieuw. Onderzoek de verzen met de onderstreepte woorden. a Waarnaar verwijst ‘elkaar’?

b Verwijst het naar enkelvoud of naar meervoud? Markeer het juiste antwoord.

©

c Wat vertelt het over die woorden/personen?

d Welk woord kun je in de plaats van ‘elkaar’ gebruiken?

wat Het wederkerend voornaamwoord Sommige werkwoorden hebben een (verplicht) wederkerend voornaamwoord bij zich. Het wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Bv. zich aanpassen, zich verzetten, zich vergissen, zich afvragen, zich bekommeren om, zich bemoeien met, zich haasten, zich inbeelden, zich verheugen op … Bv. Hij herinnert zich de mooie momenten samen. g zich herinneren Ook de vorm ‘wederkerend voornaamwoord + zelf’ wordt tot de wederkerende voornaamwoorden gerekend. Bv. Hij hoort zichzelf te graag spreken.

LES 5 Ontdek het verschil – Nog meer voornaamwoorden

311


5 Bekijk het beeld en voer de opdrachten uit. a Onderstreep in de zin bij de afbeeldingen het wederkerig voornaamwoord.

3 Beste vrienden hebben veel geduld met elkaar.

IN

1 Beste vrienden steunen elkaar 2 Beste vrienden maken bij tegenslag! dikwijls veel plezier met elkaar.

6 Beste vrienden vragen elkaar om raad.

VA N

4 Beste vrienden steunen elkaar 5 Beste vrienden bewaren door dik en dun. elkaars geheimen.

b Kies een van deze drie opdrachten.

A Ontwerp zelf zo’n beeld met een zin en een wederkerig voornaamwoord. B Vul het beeld aan met een zin met een wederkerig voornaamwoord. Beste vrienden,

©

Beste vrienden,

C Herschrijf het gedicht ‘Woorden’. Gebruik in de verzen wederkerige voornaamwoorden.

waarheen Je kunt: • het aanwijzend, wederkerig en onbepaald voornaamwoord in de zin herkennen; • de juiste voornaamwoorden gebruiken in een zin; • de verschillende voornaamwoorden benoemen.

312

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Wie is wie? Ken je het verschil? Oriënteren

o

v

u

r

1 Je speelt een ontdekkingsspel. Wie is wie? Je gaat op zoek naar het woord dat op jouw rug werd gespeld. Het woord heeft allerlei kenmerken. Je stelt zo veel mogelijk vragen om te achterhalen welk woord je bent. Ben je een aanwijzend voornaamwoord, een wederkerig voornaamwoord of een bijvoeglijk naamwoord …? Veel woordsoorten die je tot nu toe leerde, komen aan bod.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Bereid je goed voor. Denk na over welke vragen je kunt stellen om te weten te komen wie/ wat je bent. Herlees de wat-kaders van de les en die van de vorige lessen. Kies een voornaamwoord. Noteer hier minimaal drie mogelijke vragen. HET

VOORNAAMWOORD ?

b

?

IN

a c

?

Uitvoeren

VA N

3 Stel de drie vragen aan een klasgenoot. Kan hij zeggen voor welk voornaamwoord jij de vragen opstelde, dan markeer je de vraag. Lukt het niet, dan overleg je samen om de vraag eventueel aan te passen.

o

v

u

r

4 Je loopt rond met het woord op je rug. Je stelt vragen om snel te achterhalen wie je bent. Nadien zoek je uit bij welk ander woord je kunt horen. Let daarbij op de combinatiemogelijkheden.

©

5 De leerlingen die vermoeden dat ze een zin kunnen vormen, zetten zich op de juiste plaats in een rij. De leraar controleert of het een zinvolle boodschap is en of iedereen op de juiste plaats staat. Voegwoorden, lidwoorden en voorzetsels spelen het spel niet mee. Je vindt die woorden op een kaartje om je zin te vervolledigen.

Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe ging het? In orde Je traject naar succes

jij

Je stelt duidelijke vragen om te achterhalen wie je bent.

1234

Je weet wie je bent na het stellen van de vragen.

1234

Je gaat op zoek naar de juiste combinatiemogelijkheden.

1234

Je vormt vlot met je medeleerlingen een zin met een duidelijke boodschap.

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 5 Ontdek het verschil – Nog meer voornaamwoorden

313


Uitdaging: Kom op voor verschillen Oriënteren

o

v

u

r

1 Werk in groepen van vier. Welke initiatieven voor ‘bijzondere kinderen/jongeren’ ken je? Brainstorm op een apart blad. 2 Je krijgt vier teksten en vier vragenbladen. Elk groepslid neemt één tekst voor zijn rekening. Lees de tekst en los de eerste reeks vragen op. 3 Vertel nu a.d.h.v. je voorbereiding op het werkblad aan je klasgenoten wat het onderwerp van je tekst is en wat er over dat onderwerp verteld wordt. 4 Leg nu alle teksten in het midden en los samen de tweede reeks vragen op. Probeer dat zo efficiënt mogelijk te doen.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

5 Zoek nu zelf een leuk initiatief voor kinderen of jongeren met een beperking en zoek daarover informatie op het internet. Orden die informatie in een spinschema.

VA N

6 Schrijf per twee een leuke brief aan de organisatie waarin je vertelt waarom je hun project/ initiatief bewondert. Denk daarbij aan de criteria voor het schrijven van een brief. 7 Maak met z’n vieren een promoposter voor dat initiatief/project. Zorg bijvoorbeeld voor een afbeelding en een duidelijke tekst waarin de w-vragen beantwoord worden (Wie leidt het initiatief? Wat voor initiatief is het? Waarom bestaat dat initiatief?). Daarvoor kun je terugkijken naar je spinschema.

o

v

u

r

©

Uitvoeren

8 Presenteer het initiatief/project aan je klasgenoten. Vertrek vanuit de w-vragen. Gebruik daarbij de promoposter. Neem elk één w-vraag voor je rekening.

314

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


Reflecteren

o

v

u

r

9 Vul het reflectiekader in. In orde Je traject naar succes Bij het samenwerkend lezen slaag je erin om op elke vraag een antwoord te vinden. Je ordent alle info die je vindt over je zelfgekozen initiatief in een overzichtelijk spinschema. Je schrijft een brief die voldoet aan de criteria.

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

VA N

je klasgenoot

IN

Je promoposter bevat een tekst die een antwoord geeft op de belangrijkste w-vragen en een duidelijke afbeelding. Je stelt het initiatief op een heldere, duidelijke manier voor aan je klasgenoten. Je doet dat met behulp van de promoposter en de w-vragen.

jij

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot:

©

• dit vraagt training:

LES 5 Ontdek het verschil – Nog meer voornaamwoorden

315


De laatste ronde OPDRACHT 1

Wat is een gemeenschappelijk element in de betekenis van deze uitdrukkingen?

a Een slok op een borrel schelen b Of je van de kat of de kater gebeten wordt c Het zal me worst zijn/wezen. d Met twee monden praten. e Niet met iemand door één deur kunnen

IN

f Over smaak valt niet te twisten. g Appels met peren vergelijken.

OPDRACHT 2

VA N

h Woorden zijn dwergen, daden zijn bergen.

Zoek verschillen in het Nederlands van een Vlaming en een Nederlander.

Combineer de kolommen: wat zegt een Nederlander als een Vlaming dat zegt? met zijn gat in de boter vallen

1

Hij werd er gallisch van.

B

van je neus of je oren maken

2

er met hun neus in duiken

C

de spons erover

3

je over iets sappel maken

D

terug naar het jaar stillekens

4

poppetje gezien, kastje dicht

E

Hij schoot in een Franse colère.

5

terug naar de dagen van olim

©

A

Vlaming

A

B

Nederlander

316

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN

C

D

E


De laatste ronde OPDRACHT 3

Welke uitdrukkingen uit opdrachten 1 en 2 passen bij de afbeeldingen?

Schrijf ze boven de afbeelding naast de nummers. Gebruik ze in een nieuwe, duidelijke context onder de afbeelding. 2

IN

1

4

©

VA N

3

5

6

DE LAATSTE RONDE

317


De laatste ronde OPDRACHT 4

Vervang wat onderstreept is door een ander woord dat je leerde.

Kies uit deze woorden. Opgelet: er staan twee overbodige woorden in. zweem – spraakwaterval – fonkelogen – lucht – anekdote – opdoemen – flanel – gniffelen Herschrijf de zin als dat nodig is. 1 In de wintermaanden verkiest mijn pa altijd lakens in een wollen stof die wat warmer aanvoelt. Een echte koukleum is hij! 2 Dit weekend mochten we weer getuige zijn van mijn oom die als iemand die erg veel en vlug praat de hele namiddag voor heerlijke verhalen zorgde op het feest bij mijn oma. 3 De leraar ging vlug een stapeltje kopies halen op de gang. Toen de leerlingen wat gek aan het doen waren in het lokaal als ze even alleen waren, kwam plots de directeur tevoorschijn. 4 Het kleutertje keek haar mama met haar mooie ogen die blinken aan en vroeg heel lief of ze haar popje mocht meenemen naar de school.

IN

5 Die twee deugnieten hadden onder de stoel van hun opa een platte ballon gelegd die een vies geluidje maakt als je erop gaat zitten. Vanop een afstand zaten ze stilletjes te lachen.

OPDRACHT 5

VA N

6 Telkens als ik bij mijn grootouders ben, vertelt mijn grootvader over vroeger. Dat kort verhaal over een opmerkelijk voorval toen hij plots een onbekende door zijn tuin zag wandelen, is altijd razend spannend. Wees creatief en origineel.

1 Beluister het lied ‘Een beetje anders’. Verwerk je gevoelens bij het lied op een creatieve manier. Dat kan met beeld, kleur, klank, woord … Je kunt ervoor kiezen om alleen te werken, of je kiest een partner om samen aan de slag te gaan. Denk ook na waarover het lied zou kunnen gaan. Krijg je dat duidelijk aangegeven in de tekst?

©

2 Bekijk deze foto’s. Verzin een verhaal van een halve tot één A4 bij een van de beelden. Wissel het verhaal uit met twee klasgenoten. Zij zullen je verhaal beoordelen op originaliteit.

318

TRAJECT Nederlands 2   deel 6 VERSCHILLEN


deel 7

Š

VA N

IN

KIEZEN

1 Wat roept dit beeld bij je op? Waaraan denk je? 2 Waarover zou de persoon in dit beeld kunnen denken? 3 Welke keuze zou jij maken? Waarheen zou je de weg zien leiden? 4 Heb je ooit zelf al voor een moeilijke keuze gestaan? Welke? 5 Hoe zou de fotograaf dit beeld gemaakt hebben? Waar zou hij dit beeld gemaakt hebben? 6 Hoe is kiezen in beeld gebracht? Zou jij dat op dezelfde manier doen?

319


KIEZEN EN VERLIEZEN Noëlla Elpers

15

20

25

30

35

Vandaag heb ik geluk. Dalila stapt net van de bus en we komen samen aan bij de schoolpoort. Ze draagt haar hoofddoek nog. Ik hou haar in de gaten, wacht vol spanning op het moment dat zij die hoofddoek afdoet. Dat moet in onze school. Dalila heeft gemerkt dat ik naar haar kijk. Ze bloost, glimlacht verlegen en slaat haar ogen neer. Mijn hart klopt in mijn keel. Haar haren zijn in een sierlijke knot bijeengebonden in haar nek. Rond haar gezicht vallen een paar fijne krulletjes die zich niet laten temmen. Haar huid is bleek, haar ogen amandelvormig: ze is van Berberse afkomst, net als ik. Als ik in de schoolbanken toevallig een keer achter haar zit, ruik ik haar shampoo. Die geurt naar oranjebloesem en rozenwater. Als ik naar de sportschool ga, zal ik Dalila niet meer zien … Ik weet niet waar ze woont. De kans dat ik haar ooit toevallig tegenkom, is klein. Marokkaanse meisjes lopen niet zomaar over straat. En als het toch gebeurt terwijl ze winkelen, zijn ze met twee of in groep. Ze giechelen en kijken weleens stiekem naar je met hun reeënogen.

IN

10

VA N

5

‘Alle jongeren van jouw leeftijd hebben een brein als een plat geknepen erwt, dat is onderzocht en bewezen’, zegt Sebastiaan. ‘Jullie zijn wandelende hormonenbommen en zijn nog niet in staat om in te zien wat goed voor jullie is. Op dat punt ben jij niet anders dan de anderen, Youness.’ ‘Maar ik ben Marokkaan, meneer’, zeg ik. ‘Nou en? Je bent hier geboren, dus ben je evengoed een Belg. Voor mij staat één ding zo vast als een huis: jij kan een stukje voetballen man! Hou je aan de nuchtere feiten en dan weet je wat je te doen staat.’ Voor Sebastiaan, onze trainer, is het doodsimpel: ik kan voetballen, dus moet ik volgend jaar de richting sportwetenschappen kiezen. Ik loop er al weken over te piekeren. Ik weet ook wel dat ik mij staande kan houden tegen Abdel, Rafik en Mamoun, een stel oudere jongens op het plein. Ik slalom zo tussen hen door met de bal aan mijn voeten en onverwachts op het doel schieten kan ik ook met een knaller. In de club presteer ik goed en ik hou me netjes aan de regels. Toch stelt onze trainer het naar mijn gevoel iets te simpel voor. De sportschool ligt in een ander deel van de stad, ver uit mijn buurt.

‘Nee, man’, zegt Jamal. ‘Moet je vooral niet doen!’ ‘Waarom niet? Sebastiaan zegt dat ik de sportschool aankan met mijn vingers in de neus. Mijn resultaten op de algemene vakken zijn goed genoeg en je weet toch dat sporten mijn ding is?’ ‘Ja, we weten allemaal dat je een streber bent, Youness. Jij scoort op alle fronten.’ ‘Zeg!’ ‘Nee, even serieus nu, wat ga je doen zonder Tarik, Omar en mezelf? We zijn een team. Daar mag niets of niemand tussenkomen, ook geen stomme sportschool. Zie je jezelf al lopen op het speelplein? Wat een lol zal je hebben zonder ons! Met ons kun je toch ook een balletje trappen? Jij bent echt een lieverdje, je hebt ons nodig om te voelen dat je leeft, man.’ ‘Dat is juist het probleem. Met jullie erbij maak ik net iets té veel lol. Voor ons is het sowieso moeilijk om ons neer te leggen bij de discipline in een sportclub. Waarom denk je dat er zo weinig voetballers van Marokkaanse afkomst meespelen op topniveau? Ze krijgen ruzie met hun trainer of scoren vooral rode kaarten bij de scheidsrechter.’ ‘Dus je gaat een uitslover worden en de hielen likken van je trainer? Niet doen, Younie-boy… En blijf toch gewoon op onze school!’

©

1

woord

met de vingers in de neus: zonder al te veel inspanning, erg makkelijk de hielen likken: erg onderdanig of nederig tegen iemand doen

320

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


55

60

65

70

IN

50

Ik kan niet slapen. Met open ogen lig ik in het donker te staren. Wat moet ik doen? Heb ik wel het karakter om een topvoetballer te worden? Ik heb het moeilijk met gezag. Wil altijd een weerwoord geven als de trainer een opmerking maakt, maar ik houd mij in. Ik heb al vaak op mijn tong moeten bijten, maar tot nu toe is dat gelukt. Voor Sebastiaan ben ik een model-Marokkaantje. Een jongen waarmee je kunt uitpakken: zie eens, de integratie is gelukt! Ik word kregelig bij dat idee. En Dalila niet meer zien … En mijn maten: Jamal, Tarik en Omar. Je kunt wel beloven om in contact te blijven, maar ik weet hoe dat gaat. Ali, mijn beste vriend van de lagere school, zie ik haast nooit meer. We liken elkaars berichten op Facebook en daar blijft het meestal bij. Zou die sportschool echt zo veel geld kosten? Baba en yimma hebben het niet breed … Van mijn moeder zou ik naar die sportschool mogen en zij praat mijn vader wel om als ik het echt graag wil. Wil ik dit echt? Een gelukkig mens doet wat hij goed kan en graag doet en daar moet hij offers voor brengen. Je zou van minder wakker liggen.

VA N

45

‘Wat gaat dat kosten?’ zegt mijn baba als ik hem vertel dat ik volgend jaar voor de richting sportwetenschappen wil kiezen. ‘Nu ga je te voet, maar als je naar die sportschool gaat, moet je een heel eind met de bus. En wie weet wat voor duur materiaal heb je daar allemaal nodig.’ ‘Och, laat die jongen toch’, zegt mijn yimma. ‘Voetballen is zijn grootste plezier, dat weet je toch, baba? En denk eens aan hoe jij zelf was toen je klein was? Jij nam je voetbal mee naar bed, zo dol was je op die sport. En je was goed … Die jongen heeft het echt van geen vreemde geërfd.’ ‘Van jou mag hij altijd alles. Jij zou onze Youness zelfs naar een school in Brussel laten gaan als hij daar om vroeg. Pas maar op, hij wordt een echt moederskindje.’ ‘Ben je dan niet fier op hem als hij scoort?’ ‘Natuurlijk wel’, zegt baba, maar het is duidelijk tegen zijn zin. ‘Ik vind het belangrijk dat onze kinderen doen wat ze graag doen’, zegt yimma. ‘Ze hebben het al moeilijk genoeg hier.’

©

40

Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Noëlla Elpers.

woord

de integratie: opgenomen worden in een groter geheel; hier: in de samenleving kregelig: geërgerd, geïrriteerd, geprikkeld, humeurig

321


routeplanner van

deel 7 KIEZEN Klas  Nr.  Bekijk de uitdaging over het nieuwsverslag of de boekentrailer aandachtig. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom alle lessen van dit deel. Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen binnen het deel A en B en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je. De volgorde van lessen binnen deel A en B kies je zelf. De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig. Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest.

IN

Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!

JOUW ROUTEPLANNER

A

Beeld en verhaal: ‘Kiezen en verliezen’

volgorde

0,5

Les 1 Aan jou om te lezen

1,5 - 2

©

2,5

Les 3 Boeken en genres

2

Les 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

2

Les 5 Passief of actief?

1,5

Uitdaging: Maak een nieuwsverslag of een boekentrailer

1,5 - 2

De laatste ronde

0,5 - 1

TOTAAL

322

0,5 - 1

Verken de uitdaging en de andere lessen + planning

Les 2 Het verslag in diverse vormen

B

aantal moet lesuren

mag

VA N

lessen

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN

12,5 - 14,5

zelfstandig

klassikaal

afgerond


les

Aan jou om te lezen

1

bijvoeglijke naamwoorden herkennen

allerlei teksten lezen stukje schoolreglement schrijven

mening formuleren

Allerlei teksten OPDRACHT 1

Bekijk de foto’s.

Wat zouden deze mensen lezen? Waaruit leid je dat af? Hoe voelen ze zich? Waarom denk je dat?

A

VA N

B

IN

Ondertitels, reclame, sms’jes, teksten op het internet … Wat las jij vandaag ondertussen al? Praat erover in de klas.

D

C

E

F

H

I

©

1

G

LES 1 Aan jou om te lezen

323


OPDRACHT 2

Lees de teksten. Bespreek de vragen bij elke tekst klassikaal.

1 Lees tekst 1. Tekst 1 In het belang van de leerling De leerling staat centraal in de begeleiding door een CLB. Alle tussenkomsten hebben tot doel het welzijn en welbevinden van de leerling te bevorderen of te herstellen. Discreet en in vertrouwen

Samen met maar onafhankelijk van de school

IN

CLB-medewerkers zijn gebonden door het beroepsgeheim. We geven geen persoonlijke informatie door zonder toestemming. Er zijn regels die ervoor zorgen dat anderen niet zomaar het CLB-dossier van een leerling kunnen inkijken. Dat geldt bv. voor schoolpersoneel: zij hebben geen inzage in de gegevens. Ook ouders van leerlingen die ouder zijn dan 12 jaar hebben slechts onder strikte voorwaarden (toestemming van de leerling) toegang tot het CLB-dossier. Een leerling die begeleid wordt, heeft inspraak in wat we opschrijven. De leerling heeft zelf recht om het CLB-dossier in te kijken. Meer informatie over je rechten als leerling in de hulpverlening vind je op onze site.

VA N

School en CLB werken samen aan de begeleiding van leerlingen. Het CLB neemt de begeleiding over als er een grotere of meer specifieke kennis rond hulpverlening nodig is dan op school aangeboden kan worden. Hoewel school en CLB samenwerken, blijven ze onafhankelijk van elkaar. Ze kunnen een verschillend standpunt innemen. Het belang van de leerling blijft voorop staan. Bijzondere zorg voor wie minder kansen krijgt

CLB-medewerkers besteden meer aandacht aan leerlingen die door hun leefsituatie of door een beperking minder (ontwikkelings)kansen krijgen. Gratis

Alle CLB-tussenkomsten zijn gratis.

©

www.clbbrugge.be

a Voor wie is de tekst bedoeld? Waaraan merk je dat? b Waarvoor zou jij het CLB raadplegen? Waarvoor niet? c Formuleer zelf een vraag over de tekst.

woord

het beroepsgeheim: beroepsplicht om te zwijgen over dingen die je weet uit de privésfeer van anderen specifiek: speciaal, bijzonder, met bepaalde kenmerken

324

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


2 Lees tekst 2. Tekst 2 Middagspel De leerlingen van het eerste jaar beginnen het middagspel na het vierde lesuur, dus om 12.05 uur. Zij begeven zich onmiddellijk naar de aangeduide terreinen/lokalen en nemen deel aan de activiteiten. Het middagspel van de tweedejaars begint om 12.35 uur, ook zij gaan onmiddellijk naar de speelterreinen en nemen actief deel onder leiding van een leraar. Leerlingen van de eerste graad kunnen voor het ontlenen van ballen voor het middagspel terecht in het sportlokaaltje. Leerlingen van de tweede en derde graad kunnen terecht in het winkeltje in gebouw D. Ontlenen van materiaal kan alleen tegen een pand (leerlingenkaart, abonnement, identiteitskaart). Na het spel wordt het ontleende materiaal teruggebracht. Respecteer spel en sport van de anderen. Loop niet over hun spelterrein. Als je om een vakgebonden reden (bv. spreekbeurt voorbereiden) gebruik wenst te maken van een lokaal, zorg je ervoor dat je vooraf toestemming hebt van de vakleraar. Als je om een andere reden (bv. voorbereiden van Don Boscofeest) van een lokaal gebruik wenst te maken, vraag je de toestemming daarvoor aan de verantwoordelijke leraar. Op vertoon van je leerlingenkaart vraag je aan de leraar die assistentie heeft in de gang om het lokaal te openen. Enkel geopende lokalen mag je gebruiken.

a Waar zou je die tekst kunnen aantreffen?

IN

www.dbhaacht.be

b Markeer in de tekst de afspraken die je goed vindt in het groen.

VA N

c Formuleer zelf een vraag over de tekst.

3 Bestudeer de gemarkeerde woorden in tekst 2. a Wat is hun functie?

b Van welk werkwoord zijn die woorden afgeleid?

c Noteer de infinitief. Vervolledig ook de zin met het voltooid deelwoord.

©

• aangeduide:               De getuige heeft de dader             . • ontleende:             Mijn broertje heeft vier leesboekjes             in de bibliotheek. • geopende:             Gisteren is in onze stad een nieuwe broodjeszaak            . d Gebruik de infinitieven nu ook als persoonsvorm in de verleden tijd. • De getuige          de dader         . • Mijn broertje          vier leesboekjes in de bibliotheek. • Gisteren          in onze stad een nieuwe broodjeszaak.

LES 1 Aan jou om te lezen

325


wat Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord Voltooide deelwoorden kunnen gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord. Als een voltooid deelwoord bijvoeglijk wordt gebruikt, wordt het verbogen zoals een gewoon bijvoeglijk naamwoord. Bv. D e arbeiders hebben de weg verbreed. vd De verbrede weg is ondertussen al in gebruik. bn zn De vorm van zo’n bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord komt niet altijd overeen met de persoonsvorm van de verleden tijd. Bv. Hij verbreedde de weg. Het is nu een verbrede weg. pv (ovt) bn

a Aan wie is de tekst gericht? Waarom denk je dat?

IN

4 Lees tekst 3.

b Welke totem zou jij voor jezelf kiezen? Welke voor je vriend of vriendin?

VA N

c Is er een andere totem die je jezelf of je vriend(in) zou geven?

Verklaar waarom je een andere keuze maakt. d Formuleer zelf een vraag over de tekst. Tekst 3

©

Scouts en totems

Al doende leren kinderen en jongeren in scouting plezier maken, genieten, zichzelf kennen en aanvaarden. De eerste keer je eigen potje koken op kamp levert rauwe patatjes op, maar een paar jaar later ben je de chef-kok tijdens de kookwedstrijd. En wie echt niet van koken houdt, blinkt ondertussen uit in vuur maken, nieuwe tafel­ liederen verzinnen of prachtige tafelversiering maken. Scouts en gidsen worden uitgedaagd om nieuwe dingen uit te proberen en problemen vindingrijk aan te pakken. Zo leren ze doorzetten en ‘hun plan te trekken’ en ontdekken ze wat ze graag en goed doen en wat juist niet. Iedereen krijgt zo de kans om zijn mogelijk­ heden te ontplooien op het moment dat hij er klaar voor is. Een scoutslid krijgt twee totems: een totem (meestal als jongverkenner/jonggids) en een voortotem (als verkenner/ gids, jin of leiding). De totem is de naam van een dier dat dezelfde eigenschappen heeft als de drager van deze totem. Totemisatie is het krijgen van een totem tijdens de scoutsloopbaan. Dit wordt gezien als een belangrijk moment binnen scouting.

Op de volgende pagina vind je enkele totems: kies er een tweetal uit die je leest. Heb je tijd over, lees dan gerust alles.

326

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


omschrijving

aanpassend, genietend, grappig, gulzig imiterend, merkwaardig, nieuwsgierig, ondeugend, snel, uitdagend

De alpaca is een koppig en trots dier. Als hij ergens zijn zinnen op zet, is hij daar niet van af te brengen en volhardt hij hardnekkig. De alpaca is kieskeurig wat zijn voedsel betreft. De alpaca leeft in een goede verstandhouding met soortgenoten.

hardnekkig, kieskeurig, koppig, sociaal, trots, verdraagzaam, volhardend

De bever is een werkzaam, vooruitziend en voorzichtig knaagdier. Deze goede zwemmer en duiker leeft in kolonies. Hij verzet zich tegen dwang. De bever is sociaal, maar eerder zwijgzaam en kent weinig vijanden. Hij is ingenieus en heeft een enorme bouwlust. De bever is trouw en blijft zijn hele leven bij zijn partner.

bouwlustig, familiaal, hardwerkend, ijverig, ingenieus, trouw, vooruitziend, voorzichtig, vrijgevochten, zelfstandig, zwijgzaam

Het jachtluipaard leeft alleen, maar jaagt soms samen. Hij is aanhankelijk en speels. Het jachtluipaard is fraai en verstandig. Hij is het snelste landdier ter wereld. Hij besluipt zijn prooi sluw en sprint er dan razendsnel achteraan. Als de prooi voldoende voorsprong heeft, geeft het jachtluipaard op, uitgeput door de plotse uitbarsting van energie.

aanhankelijk, energiek, fraai, samenwerkend, sluw, snel, solitair, speels, verstandig

De libel is een sierlijk insect met schitterende vleugels. Hij vangt zijn eten in de vlucht. Hij is een snelle, doortastende en zeer wendbare jager. De libel merkt alles op en gaat zeer doelgericht te werk. Hij maakt optimaal gebruik van de kansen die zijn omgeving hem bieden.

doelgericht, doortastend, lenig, opmerkzaam, opportunistisch, sierlijk snel, wendbaar

IN

Deze hagedis is een schrokop. Hij is grappig, ondeugend, nieuwsgierig en uitdagend. De agame past zich vlot aan. Hij is erg snel, soms merkwaardig, maar ongevaarlijk. De agame is verzot op zon en warmte. Hij imiteert zijn vijanden door grootdoenerij.

VA N Š

eigenschappen

www.scoutsengidsenvlaanderen.be/totem

woord

volhardend: blijvend volhouden solitair: eenzaam, alleen, geĂŻsoleerd doortastend: vastberaden opportuun: van pas, als gelegen komen, geschikt opportunistisch: een ingesteldheid hebben om de kansen te grijpen

LES 1 Aan jou om te lezen

327


5 Lees tekst 4. Tekst 4 Adviezen voor jongeren die aan sexting doen Voorkom dat je slachtoffer wordt van sextingmisbruik

Wat als het toch misgaat?

IN

• Zet nooit foto’s online die niet iedereen mag zien. Elk bericht dat je online verzendt, kan ooit, zelfs ongewild, bij een massa mensen terechtkomen voor wie het niet bedoeld was. • Probeer jouw seksualiteit en intimiteit op een andere manier te beleven. Vind andere originele manieren om elkaar je liefde, je intimiteit en trouw te tonen. • Stuur niet zomaar een sexy foto, wanneer iemand je erom vraagt. Ga niet in op dergelijke vragen, ook niet als je gelokt wordt met een expliciete foto van de vragende partij. Reageer eventueel met een grappige foto van een gekke figuur, zodat de ander weet dat hij/zij grenzen overschrijdt. Vraag hulp van een volwassene of de politie als ze je onder druk zetten, pesten of wraakacties ondernemen. • Wees voorzichtig met het antwoorden op berichten. In de hoop dat je zult reageren, stuurt een persoon je als eerste een seksueel getint bericht of foto. Denk twee keer na vooraleer je erop ingaat. • Zeg iets wanneer je ziet dat anderen een sexting-bericht verspreiden. Als je ziet dat iemand een sexy foto doorstuurt of toont zonder toestemming van de betreffende persoon, zeg dan openlijk dat zoiets niet kan en vraag om ermee op te houden. • Er werd een bericht verzonden, maar het werd nog niet verspreid. Als je dit erg vindt of spijt hebt, vraag de ontvanger om het bericht of de afbeelding te verwijderen en vertel over je gevoelens.

©

VA N

• Houd het hoofd koel. Beschuldig niemand, maar onderneem wel meteen actie om eventuele schade te beperken. • Onderneem actie door de privacy-instellingen voor jouw profielpagina aan te passen. Soms kan het gebeuren dat iemand sexy foto’s van jou verspreidt zonder dat je ze zelf naar iemand hebt gestuurd. Dat is niet meteen sexting, maar het heeft dezelfde gevolgen. De oorzaak kan liggen in onaangepaste privacy­ instellingen, en daarom moet je direct je profielpagina aanpassen door persoonlijke foto’s of berichten onzichtbaar te maken of slechts aan een beperkte groep toegang te verlenen. Denk altijd goed na over eventuele gevolgen die foto’s op je profielpagina kunnen teweegbrengen. • Contacteer de verspreider. Probeer de dader te overtuigen om de afbeelding te verwijderen en te stoppen met de verspreiding. Als dit toch al gebeurd is, contacteer dan diegenen die de afbeelding verder kunnen verspreiden en vraag hetzelfde. • Contacteer de provider. Als je de foto op andere pagina’s ontdekt, moet je de aanbieder van de websites (zoals sociaalnetwerksites) vragen de afbeelding te verwijderen en hem erop attent maken dat de afbeel­ ding de gebruiksvoorwaarden van de website schendt. Daarin staat dat gebruikers ongepaste inhoud mogen signaleren. • Vraag hulp aan anderen. Overwin je schaamte en vraag hulp aan ouders, opvoeders of hulporganisaties. • Wees discreet. Pak het probleem discreet aan, want de kans bestaat dat nieuws over sexting zich zal verspreiden binnen de vriendenkring of zelfs via de nieuwsmedia. • Ga op zoek naar compromitterende foto’s. Probeer alle compromitterende foto’s die je vindt op alle publieke diensten zoals sociaalnetwerksites, fotosites, blogs, peer-to-peer-netwerken, harde schijven … verwijderd te krijgen. • Bewaak jouw online reputatie. Probeer vanaf nu te waken over jouw online reputatie en zorg dat voortaan iedereen al je online afbeeldingen mag zien. Naar: sextingopschool.mediawijs.be

woord

compromitterend: belastend, wat iemand in opspraak kan brengen (negatief kan zijn voor iemand)

328

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


a Aan wie is de tekst gericht? Waarom denk je dat? b Zijn er mensen uit je omgeving die al met dat probleem geconfronteerd werden? c Hoe pakten ze dat aan? d Welke adviezen uit de tekst vind je belangrijk? Markeer. e Formuleer zelf een vraag over de tekst. f Ga je met alles akkoord? Spreek erover met elkaar in de klas. 6 Vul de krantenkoppen aan met het passende bijvoeglijk naamwoord. Tussen haakjes staat het voltooid deelwoord. Dat moet je verbuigen als een bijvoeglijk naamwoord.

IN

1 Nieuwe          parking in gebruik genomen (vergroot) die 2 Honderden

ren geslacht (besmet)

VA N

3          gangsters meteen gevat (ontsn apt) 4 Illegaal            muziek op personeelsfeest (gedownload) Mooist          dame wint weekendje Arden

5

nen (gekleed)

6 Hoogst          aantal doelpunten per wedstrijd (gescoord)

7

eert gevat (geplaagd) Fel          reporter reag

8 Hoogst            restaurant sluit plots de

Fel          topacteur onherkenbaar (vermagerd)

© 9

deuren (gequoteerd)

10 Aan verkeerde knie

man dient klacht in (ge

opereerd)

1 (vergroot)

5 (gekleed)

8 (gequoteerd)

2 (besmet)

6 (gescoord)

9 (vermagerd)

3 (ontsnapt)

7 (geplaagd)

10 (geopereerd)

4 (gedownload)

waarheen Je kunt: • • • • •

het leespubliek van verschillende teksten bepalen; vragen over die teksten en grafieken correct en duidelijk beantwoorden; een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord in een context herkennen; een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord in een context gebruiken; je mening geven in een klasgesprek.

LES 1 Aan jou om te lezen

329


Schrijf een stukje schoolreglement Je krijgt de kans om zelf een stukje uit het schoolreglement te helpen opstellen. Leerlingen krijgen inspraak, maar het moet uiteraard nog goedgekeurd worden door de schooldirectie.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Je schrijft een stukje voor het schoolreglement. Kies uit deze titels: De eetzaal, Gsm-gebruik op school, Ontspanning tussen de middag, Planning van taken en overhoringen, Afspraken i.v.m. kledij.

Voorbereiden

o

v

u

r

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

2 Houd er rekening mee dat de tekst wordt gelezen door zowel ouders, leraren als leerlingen. Bereid het voor in duo’s. Denk met z’n tweeën na over de inhoud.

VA N

3 Maak de tekst op per twee. In je tekst komen minstens drie voltooide deelwoorden voor die als een bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden. 4 Laat de tekst nalezen door een klasgenoot en houd rekening met eventuele opmerkingen. Pas de tekst aan waar nodig.

©

5 Werk vervolgens met vier samen. Twee duo’s presenteren elkaar hun tekst. Ga met elkaar in debat over de inhoud.

Reflecteren

o

v

u

r

6 Hoe verliep het?

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

Je houdt bij het schrijven rekening met het leespubliek.

1234

1234

Je bent luisterbereid tijdens het groepswerk.

1234

1234

Je respecteert de mening van je klasgenoten tijdens het debat.

1234

1234

Je schrijft op een creatieve manier een stukje tekst voor een schoolreglement. Je gebruikt voltooide deelwoorden op een correcte manier als bijvoeglijk naamwoord.

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

330

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


les

Het verslag in diverse vormen

2

meningen en feiten herkennen

letterlijk en woordelijk verslag weergeven

soorten verslagen benoemen

De verslaggever of correspondent OPDRACHT 1

Wie is het?

IN

1 Wie zijn deze personen? Wat doen ze precies? Onder de foto staat een tip. Die kun je gebruiken om informatie over de personen op te zoeken. Noteer de beknopte informatie over deze mensen naast de foto.

VA N

A

voetbal – Extra Time

B

©

1

verslag schrijven

reporter – New York

C

analiste – voetbal

woord

de correspondent: iemand die met iemand anders contact onderhoudt corresponderen: met iemand vanop een (verre) afstand informatie uitwisselen via brieven, e-mail … beknopt: kort

LES 2 Het verslag in diverse vormen

331


D

Het haar van de stripfiguur staat rechtop en is een kuif. Waaruit bestaat de taak van een verslaggever?

IN

2 Lees de tekst.

©

VA N

Gisteren gebeurde er een zwaar ongeval op de autosnel­weg richting Brussel. Een chauffeur van een sportwagen slalomde met hoge snelheid tussen wagens en had over­duidelijk haast. Hoe kan dat toch! Ze zouden zo iemand zijn rijbewijs moeten afnemen. Het duurde niet lang voor een politiepatrouille de auto in de gaten had en achtervolgde. Ze probeerden de auto tevergeefs te doen stoppen. Of de politieagenten hier hun uiterste best deden, weten we natuurlijk niet, maar we vermoeden van niet. Het onvermijdelijke gebeurde; de snelheidsduivel ramde vier personenwagens en kwam uiteindelijk op de pechstrook tot stilstand. De wagen was onherstelbaar beschadigd. Gelukkig vielen er geen gewonden en was er enkel blikschade. In feite is dat al erg genoeg. Snelheidsduivels moeten heel zwaar gestraft worden. De politiediensten zullen de zaak verder onderzoeken en de roekeloze chauffeur wacht wellicht een zware straf. Wat vind je niet passen in het verslag? Waarom? Markeer de tekst die zou moeten verdwijnen.

wat Het verslag Een verslag is een stukje tekst dat een gebeurtenis op een correcte en objectieve manier weergeeft. Bijvoorbeeld een concert, een optreden, een wedstrijd, een ongeval, het bezoek van een belangrijk persoon. Een verslaggever of correspondent brengt dikwijls vanaf de plaats van de gebeurtenis verslag uit.

332

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Verschillende types verslagen OPDRACHT 2

Lees de verslagen en beantwoord de vragen.

1 De fatale foto (Ronald Verheyen) Op de eerste dag van de zomervakantie is de dertienjarige Tim met zijn vriend naar een platenzaak geweest om daar zijn vakantiegeld te besteden aan vinylplaten. Hij zit op een bankje in Antwerpen te genieten van de zon en van zijn aankopen, terwijl hij wat met zijn smartphone speelt. Foto’s maken vindt hij leuk, zomaar wat klikken en dat doet hij nu ook. Maar het voorval dat hij vastlegt, zal zijn vakantie volledig veranderen.

Naar: www.leestafel.info

VA N

a Waarover wordt hier een verslag geschreven?

IN

Het grappige van dit verhaal is dat het vol verwijzingen zit naar bekende personen. Er lijkt een akelige grote hond te zijn. En wat is die gloed die Tim – net als anderen – ziet? Maar het is toch een thriller met een prettige spanningsboog voor de beginnende thrillerlezer. Er gebeuren genoeg akelige dingen, maar de beschrijvingen hadden nog wat meer spanning kunnen opwekken: dat kan de jeugd wel aan. Ronald Verheyen (1951) is leraar van opleiding. In principe weet hij dus wel wat kinderen aankunnen. Bovendien brengt hij op een speelse wijze allerlei wetenswaardigheden onder de aandacht, over Wales en over de Engelse literatuur, zoals De Hond van de Baskervilles die in een van de Sherlock Holmesverhalen voorkomt. Het zou leuk zijn als jonge lezers daar nieuwsgierig naar worden!

b Is het verslag objectief of niet? Waarom?

c Markeer een zin uit de tweede alinea waar objectieve gegevens in staan groen. Markeer een andere zin waar subjectieve gegevens in voorkomen geel. d Markeer wat past: dit verslag is een recensie – een sfeerverslag – een nieuwsverslag. 2 Een prima smartphone

©

2

De smartphone Samsung Galaxy A5 is voorzien van een octa core-processor die een snelle multitasking biedt. De uitzonderlijke beeldresolutie is een eigenschap van deze smartphone. Hij beschikt over een Super Amoled-scherm die beelden in Full HD weergeeft. Dat is ideaal om je video’s te bekijken! De Samsung Galaxy A5 is water- en stofbestendig. Hij is uitgerust met een uitstekend fototoestel dat je toelaat om zelfs bij weinig licht mooie foto’s te maken. Om al je foto’s, video’s en muziek op je smartphone te kunnen opslaan, beschikt de Galaxy S5 over een opslagcapaciteit van 32 GB. Naar: www.vandenborre.be

a Markeer wat past: dit verslag is een recensie – een sfeerverslag – een nieuwsverslag. b Markeer drie zinnen die voor een koper interessant kunnen zijn. Verklaar je keuze.

LES 2 Het verslag in diverse vormen

333


3 Bieber-fever! Voor wie het nog niet wist: de ‘Bieber-fever’ is duidelijk in het land. De Canadese superster heeft gisteren zijn eerste van twee uitverkochte shows gespeeld in het Antwerpse Sportpaleis. Het werd een echt spektakel, maar net als Rihanna op Pukkelpop zong Bieber niet altijd live en lag de nadruk vooral op het visuele aspect. Al meer dan 36 uur vooraf kwamen tientallen tienermeisjes samen aan het Sportpaleis voor het concert van Bieber. Het was dan ook geen verrassing dat de zaal vooral gevuld werd door joelende tieners. Toch waren er ook opvallend veel volwassenen aanwezig voor Biebers ‘Purpose World Tour’. Er was ook Belgisch succes op het podium gisteravond. Bieber had voorafgaand aan het optreden drie Antwerpse meisjes laten selecteren om mee te dansen op het podium. Na afloop nam de Canadese ster uitgebreid de tijd om ze te bedanken met een applaus en een knuffel. www.hln.be

Markeer wat past: dit verslag is een recensie – een nieuwsverslag – een sfeerverslag. 4 Nieuws van de dag

Waarover gaat het? Waar en wanneer speelt het zich af? Over welke personen of groepen wordt er gesproken? Worden hoofdzaken, details of allebei verteld? Wordt er objectieve of subjectieve taal gebruikt? Verklaar.

VA N

• • • • •

IN

Kies een van de teksten op diddit en beantwoord de vragen. A Europa op weg naar eeuwige zomertijd? Gepalaver, een pingpongspel, maar nog geen beslissing B Buitenbeenpop in Leopoldsburg is weer een feestje C Zwaar ongeval met fietsers

Markeer wat past: dit verslag is een recensie – een nieuwsverslag – een sfeerverslag.

wat

©

Boekverslag Een recensie geeft een beoordeling van een boek, film, toneelstuk, game, maar bijvoorbeeld ook van een toestel. Naast enkele objectieve elementen geeft de zender ook zijn eigen mening. Een boekverslag is een voorbeeld van een opiniërende tekst. Sfeerverslag Bij een optreden, een festival of een grote sportgebeurtenis heerst een bepaalde sfeer. De zender beschrijft die sfeer in zijn verslag. Naast een aantal objectieve elementen komen er ook subjectieve meningen in voor. Een sfeerverslag is een mengvorm van een informatieve en opiniërende tekst. Nieuwsverslag Zo’n verslag vind je onder andere in de krant. Ook op een nieuwssite komen zulke korte of uitgebreidere verslagen voor; daar wordt het nieuws heel snel geüpdatet. Een nieuwsverslag is een voorbeeld van een informatieve tekst.

woord

updaten: aanvullen met recente informatie (update – updatete – geüpdatet)

334

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


OPDRACHT 3

Schrijf een WhatsAppbericht.

Maak eerst een keuze. • Je staat helemaal vooraan bij een optreden van een van je favoriete artiesten. • Je hebt een schitterende plaats op de tribune in het stadion of in de zaal van je favoriete ploeg. • Je staat in de winkel en twijfelt tussen twee truien.

OPDRACHT 4

VA N

IN

Stuur een WhatsAppbericht naar je beste vriend of vriendin.

Schrijf een verslag.

Klaar om nu al als een juniorjournalist in je pen te kruipen? Maak dan een sfeerverslag van: • een gebeurtenis die je zelf meemaakte of hoorde vertellen; • een schoolopdracht of -activiteit; • een boek dat je las, een film die je zag, een nieuwe smartphone of een nieuwe game.

©

Houd er rekening mee dat je leraar dit verslag ook kan lezen.

tip Gebruik variatie in de zinnen: bevestigende, ontkennende, mededelende, vragende, bevelende … zinnen.

waarheen Je kunt: • • • • •

vlot correcte informatie opzoeken over een bepaald onderwerp; in een tekst objectieve van subjectieve taal en feiten van meningen onderscheiden; verschillende types van verslagen herkennen; een passend WhatsAppbericht schrijven; een correct en vlot verslag schrijven.

LES 2 Het verslag in diverse vormen

335


Verslag van een beeldfragment Aan de hand van een kort beeldfragment stel je een verslag op.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Kies een van de drie beeldfragmenten. Je mag ook een ander fragment kiezen. 2 Maak een kort verslag bij het fragment. Daarbij mag je een aantal gegevens verzinnen.

Voorbereiden

o

v

u

r

3 Zorg dat je vlot notities kunt nemen tijdens het kijken en luisteren. Je mag het fragment meermaals bekijken. Als je het zelf kunt Vlot noteren betekent ook afkortingen gebruiken, stopzetten en terugspoelen, is dat in telegramstijl de kernboodschap noteren. ideaal.

Uitvoeren

o

v

u

r

VA N

4 Bekijk en beluister het fragment.

IN

tip

5 Lees aandachtig de tekst die verschijnt in het fragment. Die kan je op weg helpen om structuur in je verslag te stoppen. 6 Zorg voor objectief taalgebruik.

7 Maak een keuze uit deze fragmenten:

©

• fragment 1: Allemaal samen: tijgers, leeuwen, honden en hyena’s; • fragment 2: Verlamde student haalt eigenhandig zijn diploma op; • fragment 3: De prijs voor de domste inbreker van het jaar is bekend.

Reflecteren

o

v

u

r

8 Hoe verliep het? In orde Je traject naar succes Je kunt tijdens het kijken en luisteren vlot en correct notities nemen. Je stelt een gestructureerd sfeerverslag op. Je gebruikt de tekst uit het fragment als leidraad. Je kunt verzonnen gegevens op een passende manier in je fragment verwerken Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

336

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234 1234

1234 1234

1234

1234


les

Boeken en genres

3

genres en pictogrammen herkennen

fictie en non-fictie onderscheiden

verhaallijn schetsen

chronologie herkennen

genieten van jeugdliteratuur

Een interview met jeugdauteur Marc de Bel OPDRACHT 1

Bekijk en beluister het interview. Beantwoord daarna de vragen.

1 Welke vraag zou de interviewer gesteld hebben aan de auteur? Markeer de vraag die het best past.

IN

Voor wie schrijft u? Wie bent u? Bent u eerder een schrijver voor jongeren of voor volwassenen? Wie zijn uw lezers? Welk genre schrijft u het liefst? Waarom schrijft u boeken voor kinderen, jeugd en volwassenen?

VA N

a b c d e f

2 Welke boeken schreef Marc de Bel aan het begin van zijn carrière?

3 Welk genre boeken schrijft hij nu ook?

4 Welk antwoord geeft de auteur op de vraag die jij markeerde? 5 Las je al boeken van Marc de Bel? Welke?

6 Welke vragen zou je de auteur zelf nog willen stellen? Waarom?

©

1

elkaar interviewen

OPDRACHT 2

Observeer deze tekst.

1 Welke tekst verwacht je? Wat zou het doel van de schrijver kunnen zijn? Met welk doel zou iemand de tekst lezen? 2 Lees nu de tekst en beantwoord daarna de vragen. Cruysem 1634. Nelle woont sinds haar geboorte bij haar tante Clara in een lemen huisje aan de rand van het Hollebeekbos. Het lukt hen nog net om de eindjes aan elkaar te knopen. Ook al ligt het land er verdord bij, duiken er om de haverklap rondzwervende roversbendes op en maakt de pest, die als een hete, moordende wind over Vlaanderen waait, almaar meer slachtoffers. Het lijkt wel of de duivel ermee gemoeid is. In het dorp nemen de roddels toe en wordt tante Clara, wiens vader ook al de naam had een tovenaar te zijn, steeds meer met de vinger gewezen …

woord

verdord: volledig uitgedroogd (landschap) met de vinger wijzen: iemand de schuld geven van iets

LES 3 Boeken en genres

337


Dit boek is een geromantiseerd verhaal dat gebaseerd is op een echt gebeurd verhaal in 1634. We volgen Nelle die bij haar tante Clara woont aan de rand van het Hollebeekbos. Ze hebben het niet makkelijk; roversbendes en de pest domineren hun omgeving. Hoe meer slachtoffers de pest maakt in hun dorp, hoe vaker tante Clara met de vinger wordt gewezen. Ze werd als heks beschouwd. Haar vader stond immers bekend als een tovenaar. Clara werd levend verbrand … De eerste historische roman van Marc de Bel, Epinona, speelde zich af in het bronzen tijdperk en werd bekroond door de KJV. Ook in deze roman gaat de Bel de historische toer op; het verhaal is gebaseerd op waargebeurde feiten uit de zeventiende eeuw. Het hoofdpersonage Nelle is het veertienjarige nichtje van Clara De Vos, een heks die in 1634 tot de brandstapel veroordeeld werd. Het boek is chronologisch opgedeeld in drie delen. In deze delen staan telkens verschillende personages centraal. Die duidelijke structuur maakt dat een historisch verhaal als dit wel eenvoudig te volgen is. Ook de taal is eenvoudig en staat dit keer niet bol van de typische gekke woordspelletjes en namen die Marc de Bel zo kenmerken. Opmerkelijk is hoe de Bel erin slaagt om ware historische feiten te vermengen met een verhaal dat ook hedendaagse jongeren kan aanspreken. Clara De Vos, de heks door wie het verhaal geïnspireerd is, was in werkelijkheid een heks uit Nokere, vlak bij het dorp van de Bel, Kruishoutem. De geschiedkundige kring van deze gemeente startte een onderzoek over Clara’s leven en zo raakte de Bel geïnspireerd door haar verhaal. Vervolgens ontstond deze historische roman.

IN

Naar: www.pluizer.be

3 De tekst is een recensie. Wat wordt daarin beschreven?

VA N

4 Is deze tekst fictie of non-fictie? Waaruit leid je dat af? Wat is fictie? Staaf je verklaring met wat je in de tekst vindt.

©

5 Bekijk het fragment. Welk genre is het boek Nelle?

Zet het fragment je aan het boek te lezen? Waarom wel/niet? 6 Markeer in de tekst de elementen waarover je iets verneemt in het fragment. Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot of bespreek het in de klas.

woord

domineren: de bovenhand nemen, sterker zijn dan de andere bekroond worden: een prijs krijgen

338

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Je favoriete genre bij fictie OPDRACHT 3

Zoek het genre.

1 Combineer pictogram en genre. Kies uit: avonturenverhaal – fantasyverhaal – humor – sprookje – detective – dierenverhaal

1

2

3

4

5

6

nr.

beschrijving

IN

2 Noteer in de rechterkolom het passende boekengenre naast de beschrijving. Noteer ook het cijfer van het passende pictogram.

boekengenre

In deze verhalen hebben de gebeurtenissen een heel avontuurlijk karakter. Het zijn spannende verhalen waarin de actie centraal staat.

VA N

Verhaal dat zich afspeelt in een denkbeeldige wereld waarin meestal een zoektocht en/of een strijd tussen goed en kwaad centraal staat. Magische en mythologische figuren en elementen spelen een opvallende rol. Verhaal met veel komische gebeurtenissen of figuren. De schrijver wil je aan het lachen krijgen. Vertelsel met wonderbaarlijke elementen en wezens uit de verbeelding: tovenarij, kabouters, sprekende dieren of planten … Ook verhalen rond sprookjesfiguren (prinsen, prinsessen, heksen …) vallen onder dit genre.

©

2

Verhaal over het naspeuren en ontrafelen van een misdaad door de politie, een detective of amateurspeurders. Verhaal waarin een dier centraal staat. Het dier of de dieren moet(en) wel dierengedrag vertonen. Voorbeelden zijn o.a. verhalen rond katten of honden. Paarden krijgen het genre ‘Paardenverhalen’.

3 Houd je van chronologische verhalen of eerder van boeken met flashbacks en/of flashforwards? Waarom? 4 Welk boekengenre geniet je voorkeur? Waar houd je helemaal niet van? 5 Stel de vraag even aan de hele klas en maak een rangschikking op. Gebruik daarbij de cijfers van de pictogrammen. Geef elk genre punten van 1 tot 6; 6 is de hoogste score. Wat is het populairste genre? LES 3 Boeken en genres

woord

ontrafelen: uitzoeken hoe iets precies in elkaar zit

339


3

Het Achterhuis, Anne Frank OPDRACHT 4

Bekijk en beluister het fragment op diddit, lees de website en klik op enkele links.

1 Beantwoord deze vragen. Werk in duo’s. a Over wie gaat het? b Wat wordt er verteld? c Wat zie je?

d Welke gevoelens roept dat op?

VA N

e Wat weet je er al over?

IN

Kruis de passende antwoorden aan nadat je het filmfragment bekeken hebt. Waardoor werd Anne Frank bekend?

  Door haar dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog.   Omdat alle Duitsers de joden haatten.   Omdat hij in een (economisch) moeilijke periode beloofde de problemen op te lossen.

©

Waarom kreeg Hitler steeds meer aanhangers en macht?

  Door haar dagboek dat ze schreef aan het begin van de Tweede Wereldoorlog

Waarom werden de joden door de Nazi’s gehaat?

Waarom besluit de familie Frank plots onder te duiken? Wat zijn die zogenoemde werkkampen in werkelijkheid? Waarover schrijft Anne in haar dagboek? Wat is de schuilplaats van Anne nu geworden?

Wat besloot haar vader toen hij haar notities vond?

340

  Omdat de joden in een economisch moeilijke tijd arbeidsplaatsen van de Duitsers innamen. Zo was er minder werk voor Duitsers.   Omdat de Nazi’s de joden de schuld van de problemen gaven.   Omdat de zus van Anne Frank in de problemen kwam met de Duitsers.   Omdat de zus van Anne plots wordt opgeroepen om naar een zogenoemd werkkamp te gaan.   Eigenlijk zijn dat concentratie- en vernietigingskampen.   Dat zijn eigenlijk gevangenissen waar alle bezittingen van joden vernietigd werden.   Ze schrijft over de oorlog en over wat haar familie meemaakt.   Ze schrijft over Het Achterhuis, de oorlog en over wat ze denkt en voelt.   Het is een museum geworden met jaarlijks een miljoen bezoekers.   Het is een museum geworden waar een miljoen mensen alles over de Tweede Wereldoorlog en Anne Frank te weten kunnen komen.   Hij besloot dat de wens van Anne, een boek uitgeven, uitgevoerd moest worden.   Hij besloot dat alle teksten van Anne over de hele wereld bekend moesten worden door ze in boekvorm te publiceren.

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Lees een stukje uit Het Achterhuis Van Anne Frank in stripvorm.

©

VA N

IN

OPDRACHT 5

LES 3 Boeken en genres

341


IN VA N © 342

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


IN VA N © LES 3 Boeken en genres

343


IN VA N © 344

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


IN VA N © LES 3 Boeken en genres

345


IN VA N © Het Achterhuis. Graphic Diary. In de bewerking van Ari Folman en David Polonsky, © 2017 by Anne Frank Fonds, Basel Published by courtesy of Liepman AG, Zurich

346

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


1 Probeer kort te schetsen wat er gebeurt. Voorspel ook het vervolg: wat zou er al gebeurd zijn en nog kunnen gebeuren? Hoe zou het verhaal evolueren? Welke afloop zou het verhaal kunnen kennen? Vertel maar. 2 Plaats de letters van de gebeurtenissen op de tijdslijn in een chronologische volgorde. A B C D E F

De zus van Anne vertrekt naar een werkkamp. Anne wordt gewekt om naar de schuilplaats te gaan. De zus van Anne krijgt een oproep. De familie Frank maakt kennis met het Achterhuis. De spullen van het gezin Frank worden naar een onbekende schuilplek gebracht. De familie Frank is volop bezig met hun woning leeg te maken en schuilt in het bos uit schrik voor Duitse soldaten.

IN

verhaallijn

wat

De verhaallijn in een boek beschrijft wat het personage in het begin, in de loop van het verhaal en op het einde meemaakt.

VA N

Als de gebeurtenissen verteld worden in de volgorde zoals ze plaatsvonden, dan spreek je over een chronologisch verhaal.

3 Stel dat je Anne zou kunnen interviewen. Welke vragen zou je haar stellen?

©

waarheen Je kunt: • • • • •

informatie uit een interview vergelijken met een recensie; genieten van een fragment uit een jeugdboek; de verhaallijn van een (strip)verhaal schetsen; chronologie in een verhaal herkennen; fictie en non-fictie onderscheiden.

woord

kort schetsen: op een korte of beknopte manier beschrijven met woorden evolueren: zich geleidelijk ontwikkelen de afloop: het einde

LES 3 Boeken en genres

347


Breng je boek aan de man! Oriënteren

o

v

u

r

1 Zoek een boek dat je de moeite waard vindt om te lezen en dat ook geschikt is voor je klasgenoot: het sluit aan bij zijn/haar interesses. Probeer je klasgenoot daarvan te overtuigen.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Je hebt een pc, laptop of tablet nodig.

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

3 Werk in duo’s. Bereid enkele vragen voor en interview elkaar. Probeer van elkaar te weten te komen welk genre de voorkeur geniet, of je klasgenoot wel of niet graag leest, wat hij precies zo leuk of lastig vindt aan lezen. 4 Met die gegevens zoek je naar een geschikt boek voor je klasgenoot.

VA N

5 Surf naar de link op diddit. Je mag uiteraard ook een andere goede boekensite als bron gebruiken. Zoek bij kinderboeken van 10-12 jaar of bij jeugdboeken van 12-17 jaar.

6 Noteer enkele troeven van je boek. Je kunt van dit schrijfkader gebruikmaken. Noteer gerust nog meer elementen. Wat meteen opvalt en leuk is aan dit boek is …

©

Je moet dit absoluut lezen, want …

Daarom is dit boek heel geschikt voor jou:

Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen, maar toch …

7 Overtuig je klasgenoot. Wissel daarna de rollen om.

348

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Reflecteren

o

v

u

r

8 Beoordeel elkaars interview en het moment waarop je elkaar probeert te overtuigen om het boek te lezen. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je stelt duidelijke vragen in het interview.

1234

1234

Je hebt een geschikt boek gevonden voor je klasgenoot.

1234

1234

Je kunt je klasgenoot overtuigen.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

Š

VA N

IN

LES 3 Boeken en genres

349


les

Over vragen, voornaamwoorden 4 en de kern vraagwoorden en vragen herkennen

kern en bepaling aanduiden

1

congruentie toepassen betrekkelijk voornaamwoord herkennen, benoemen en gebruiken

getuigen en interviewen

Heldere vragen en antwoorden OPDRACHT 1

Lees de tekst en vul daarna in de tabel de passende vraag bij het antwoord aan.

De leukste openluchtzwembaden

VA N

IN

Niets is beter dan een frisse duik bij zomerse temperaturen. Behoor jij ook niet tot de gelukkigen met een zwembad in eigen tuin? Geen nood, wij lijsten voor jou even de plekken in Vlaanderen op waar je kunt zwemmen in openlucht: gewoon handdoekje leggen, ogen sluiten en doen alsof je aan de Costa del Sol ligt. Hier kun je deze zomer plonzen onder de blote hemel: West-Vlaanderen

Oké, in West-Vlaanderen hebben ze ook al de zee. Toch is er daarnaast nog een ruim aanbod aan openlucht­ zwembaden. In Wielsbeke kun je terecht voor openluchtzwemmen én minigolf, en bij uitzonderlijk mooi weer wordt er ook ‘s nachts gezwommen – met dj en muziek. De Krekel in Izegem blinkt dan weer uit wat betreft waterglijbanen. En wie niet kan kiezen tussen zeewater en chloorwater moet naar Oostende of Koksijde. Oost-Vlaanderen

©

In Oost-Vlaanderen kun je op verschillende plekken terecht voor een duik onder de blote hemel. In Provinciaal Domein Puyenbroeck in Wachtebeke is het naast rustig wandelen en fietsen ook heerlijk afkoelen in het openluchtzwembad. Wie liever droog blijft, kan met een roeibootje de vijver op. Ook Recreatiepark De Ster in Sint-Niklaas heeft een grote zwemvijver, ruime ligweide en een gigantisch springkasteel dat op het water drijft. Antwerpen Antwerpse stadmussen nemen een verfrissende duik in een openluchtzwembad op Linkeroever. In Deurne is er een ecologische zwemvijver. Het Zilvermeer in Mol is een klassieker bij openluchtzwemmers: al generaties lang wordt hier verkoeling gezocht op warme dagen. Brussel In Brussel is helaas geen plaats voor een openluchtzwembad. Dat loste Bozar vorig jaar handig op door er tijdelijk zelf eentje te installeren, met groot succes. Dit jaar was daarvoor jammer genoeg geen toelating en dus kun je niet gaan zwemmen op NO POOL FOR EVERYONE. Spreid je handdoekje uit en kom gezellig zonnebaden rond het niet-zwembad; verkoeling vind je helaas enkel in je frisse drankje.

woord

de stadsmus: iemand die graag in een stad woont, verblijft

350

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Vlaams-Brabant Ook in Vlaams-Brabant kunnen waterratten en zonnekloppers hun hart ophalen. Provinciedomein Halve Maan in Diest heeft een ruim openluchtzwembad met een hagelwit strand erbij en ook in Hofstade kun je gaan strandliggen en zwemmen in de bewaakte zone. Limburg Limburgers worden niet aan hun lot overgelaten bij heet weer: in Hasselt is er openluchtzwembad Kapermolen, in Lommel recreatiedomein Parelstrand en in Zonhoven recreatiedomein Heidestrand. Staat je strandtas al klaar? Naar: www.uitinvlaanderen.be

1 Vul in de linkerkolom de passende vraag in. In de rechterkolom staat een antwoord dat in de tekst te vinden is. vraag

antwoord plekken in Vlaanderen waar je kunt zwemmen in de openlucht

IN

Daarvoor kun je in Wielsbeke terecht.

Š

VA N

vorig jaar

Limburgers

een hagelwit strand

Ze worden stadsmussen genoemd.

Drie: een grote zwemvijver, een ruime ligweide en een gigantisch springkasteel dat op het water drijft. 2 Welke soort vragen stelde je? Waaraan herken je die vragen? Welke soort woorden gebruikte je telkens om een vraag te formuleren?

woord

je hart ophalen: dingen doen waar je veel plezier aan beleeft aan je lot overgelaten: niemand helpt je, je moet je alleen redden

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

351


2

De ene vraag is de andere niet OPDRACHT 2

Bekijk de afbeelding.

Op diddit vind je een link naar de website met meer gelijkaardige foto’s.

Hoe kan ik openhartig met mijn ouders praten over gevoelige onderwerpen?

Met mijn ouders onderhandelen over grenzen, regels en afspraken, hoe pak ik dat aan?

Ik wil meer samendoen met mijn gezin. Hoe begin ik daar aan?

Hoe krijg ik iets gedaan van mijn ouders?

Hebben ouders ook rechten en plichten?

Hoeveel zakgeld krijg jij wekelijks? (11-13)

Kan ik mijn ouders vertrouwen?

©

VA N

IN

Gelden dezelfde afspraken in alle gezinnen?

Moet ik alles aan mijn ouders vertellen?

Bron: www.watwat.be

Welke soorten vragen staan in beide kolommen? Noteer dat bovenaan. Noteer in beide kolommen passende voorbeelden van vragen die je op de afbeelding of op de website vindt.

352

Hoe kan ik openhartig met mijn ouders praten over gevoelige onderwerpen?

Gelden dezelfde afspraken in alle gezinnen?

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


OPDRACHT 3

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Vergroeid met de smartphone Je vindt een smartphone superbelangrijk? In jouw dagelijks leven kun je die wellicht niet meer missen. Het nieuws dat je vrienden en vriendinnen jou willen melden, wil je meteen te weten komen. Je bent al toe aan een nieuw toestel? De nodige euro’s die je daarvoor nodig hebt, spaarde je ondertussen bijeen? Op speciale sites die heel wat info over smartphones bieden, zoek je dan het toestel dat jou het meest aanspreekt. Je kunt niet echt kiezen? Lees dan enkele recensies en reviews van gebruikers. Je bent daardoor geholpen? Dan kun je de knoop doorhakken. Succes met je nieuwe aankoop! 1 Hoeveel vragen staan er in dit stukje?            2 Als je op het einde van die zinnen een punt zou plaatsen in plaats van een vraagteken, wat valt er dan op?

3 Lees ze nu eens hardop. Wat stel je vast?

VA N

4 Waarom lees je die zinnen als een vraag?

IN

5 Hoe noem je zulke vragen?

6 Ken je intonatievragen in andere talen? Hoe gebruiken ze die daar? Lees dit kader. Wat komt overeen met de intonatievraag in het Nederlands? Wat niet? Onderzoek en formuleer een besluit.

©

+

In het Frans kun je een bevestigende zin vragend maken door hem een vragende intonatie te geven (mondeling) of door er een vraagteken achter te zetten (schriftelijk). Bv.  Tu viens demain? On y va?

Je kunt voor een bevestigende zin ‘est-ce que’ zetten om meteen duidelijk te maken dat het over een vragende zin gaat. Bv.  Est-ce que tu es d’accord? Est-ce qu’il y a un problème? Als je wilt weten of iemand er net zo over denkt als jij kun je een korte vraag achter een gewone zin plakken. In het Nederlands zeg je dan ‘toch?’ of ‘nietwaar?’. In het Engels krijg je dan dit soort vragen. Bv.  His friend is nice, isn’t he? These castles are really old, aren’t they? They can’t help us, can they? He isn’t here right now, is he? Intonatie speelt een belangrijke rol. Als de intonatie naar beneden gaat, is het gewoon een aanvulling op de zin. Maar als de intonatie stijgt, is het een echte vraag en wordt een antwoord verwacht.

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

353


wat Vragen met en zonder vraagwoord Op een vraag met een vraagwoord geef je een ander antwoord dan ja of nee. Wat kun je allemaal bestellen? Hoe moet je een gaatje in de muur boren? Waar is het ijs het lekkerst? Een vraagwoord staat dikwijls vooraan in de zin. Het kan ook een deel van het eerste zinsdeel zijn. Bv. Aan wie heb jij gisteren jouw powerbank uitgeleend? Veelgebruikte vraagwoorden zijn: wie, waar, wat, waarom, wanneer, hoe, hoeveel … Een intonatievraag heeft de vorm van een mededelende zin en eindigt met een vraagteken. Door de stijgende intonatie die gebruikt wordt, klinkt de zin als een vraag. Bv. D e stortbui heeft voor wateroverlast gezorgd? Jij bent deze morgen naar de kapper geweest?

Op zoek naar het belangrijkste woord OPDRACHT 4

VA N

3

IN

Een vraagwoord kan een vragend voornaamwoord zijn (zoals wie, wat, welke) of een vragend bijwoord (zoals waar, wanneer, hoe).

Welk woord geeft weer wat je op de foto ziet?

©

1 Noteer bij dat woord ook een passend lidwoord en één bijvoeglijk naamwoord. Noteer dat naast de foto.

door de bekende architect werd ontworpen …

aan dat snoepkraampje verkocht worden …

rondhuppelt in de tuin …

2 Hoe noem je het belangrijkste woord van een woordgroep? Schrijf naast dat woord in de tabel de letter K. 3 Vul de rechterkolom aan met jouw woordgroep en het woord die of dat. 4 Wat is de functie/taak van de woorden voor of achter de kern?

354

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


OPDRACHT 5

Zorg voor de overeenkomst tussen het onderwerp en de persoonsvorm.

1 Vul aan met een vorm van ‘gaan’. a Een speler         niet akkoord met de trainer tijdens de vorige match. b Twee spelers         niet akkoord met de trainer tijdens de vorige match. c Een ploeg spelers         niet akkoord met de trainer tijdens de vorige match. Onderzoek de derde zin. Welk woord bepaalt het getal van de persoonsvorm? Bespreek per twee. 2 Onderzoek ook deze zinnen. Onderstreep eerst de kern van het onderwerp. Een kudde koeien liep te grazen. Een bende jongeren maakte ruzie. Wat kun je besluiten? Markeer.

IN

Woorden die een groep aanduiden, zijn het belangrijkste woord of de kern van het onderwerp. De persoonsvorm bij zo’n onderwerp staat daarom in het enkelvoud/meervoud.

hoe

VA N

Als het onderwerp in het enkelvoud staat, staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud. Als het onderwerp in het meervoud staat, verandert de pv ook naar het meervoud. Dat verschijnsel heet congruentie. Soms bestaat het onderwerp uit een woordgroep. Het getal komt dan overeen met de kern van het onderwerp.

©

3 Vervolledig de tekst met het werkwoord in het passende getal. De zanger had zijn publiek volledig mee. De groep mensen (applaudisseren, vt)

tip Zoek eerst de kern van het onderwerp.

minutenlang. Dat soort artiesten (hebben, tt)         altijd succes bij het brede publiek. Een reeks nummers (worden, tt)        gezongen en iedereen zingt mee. Een aantal nummers (zijn, tt)      zelfs over de landsgrenzen heen bekend. De honderden aanwezigen (kijken, vt)         al wekenlang uit naar dit moment.

wat Het belangrijkste woord in een zinsdeel dat bestaat uit een woordgroep is de kern van die woordgroep.

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

355


4

Het betrekkelijk voornaamwoord OPDRACHT 6

Ken je de voornaamwoorden nog? Bespreek mondeling.

1 De persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden heb je vorig jaar geoefend. Je kent ze ook al in vreemde talen, maar dikwijls hangt de keuze voor een specifiek voornaamwoord af van andere factoren dan in het Nederlands. Bekijk deze Nederlandse woorden in het Frans en het Engels. mijn boek – mijn vriendin – mijn ouders mon livre – mon amie – mes parents my book – my friend – my parents Bespreek per twee het verschil / de gelijkenis. Wat bepaalt de keuze van het bezittelijk voornaamwoord? 2 Bij andere voornaamwoorden ontdek je ook verschillen/gelijkenissen. Onderzoek ook deze.

IN

dit meisje – dat meisje – deze meisjes – die meisjes cette fille – ces filles deze jongen – die jongen – deze jongens – die jongens ce garçon – ces garçons

VA N

Om in de Franse taal te weten welk aanwijzend voornaamwoord je moet gebruiken, kijk je naar het zelfstandig naamwoord dat er direct achter staat. Er zijn namelijk verschillende vormen voor mannelijk enkelvoud, vrouwelijk enkelvoud en (mannelijk en vrouwelijk) meervoud. In het Frans zijn er geen aparte woorden voor deze/dit en die/dat. In het Nederlands is er een betekenisverschil tussen dit – dat, deze – die … Met die aanwijzende voornaamwoorden wijs je iets aan dat zich eerder dichtbij of verder van je af bevindt. Dichtbij of verder van je af?

g deze leerling

• de jongen

g die jongen

©

• de leerling

• het schilderij g dat schilderij

• het huis

g dit huis

Je kunt een aanwijzend voornaamwoord vervangen door een ander aanwijzend voornaamwoord. Breng het ‘dichtbij’ • het boek

g dat boek

boek

• het gerecht g dat gerecht

gerecht

• de schoenen g die schoenen

schoenen

• de broek

broek

OPDRACHT 7

g die broek

tip

Ook zo’n, zulke, dergelijke, zelf, dezelfde, diezelfde, hetzelfde … zijn aanwijzende voornaamwoorden.

Lees de tekst.

1 Zoek de voornaamwoorden in deze tekst. Er zijn beelden vrijgegeven van de Thaise jongens die na meer dan twee weken gered zijn uit een grot. Dat moment was erg aangrijpend. Die beelden vergeet je nooit. Ze worden verzorgd in het ziekenhuis. De jongens zitten met mondkapjes in een ziekenhuisbed en ze zwaaien naar hun ouders die achter een raam staan. Je houdt het niet voor mogelijk, maar ze verkeren in een prima gezondheid. De arts zei: ‘Ik stond ervan versteld. Ze zijn in opperbeste gezondheid. Toen ik het jongste voetballertje vroeg hoe hij zich voelde, lachte hij uitbundig en stak zijn duim omhoog.’

356

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


a Welke persoonlijke voornaamwoorden herken je in de tekst? Markeer ze. b Welke bezittelijke voornaamwoorden herken je in de tekst?           2 Vul de ontbrekende woorden aan. • De dieren      tot de oudste op aarde behoren zijn dolfijnen, samen met sommige zeeschildpadden, krokodillen en haaien. Toch dreigen verschillende dolfijnsoorten binnenkort voorgoed te verdwijnen. Het geluid      ze maken is een soort klik. • De tennisser      het meest verdiende de afgelopen dertien jaar is Roger Federer. Het bedrag      hij opstreek door met een racket tegen een balletje te slaan, is fenomenaal. • De vrouw deed in de winkel niets      verdacht leek. Daardoor viel ze niet op bij de winkelbediende. • Kruiden, look, ajuin, olie en azijn is alles      je nodig hebt om die dressing te maken. • Bij warme temperaturen moet je bereid voedsel snel in de koelkast stoppen,      iedereen wel weet. • De speler,      de trofee van man van de match werd gegeven, bedankte het publiek uitvoerig.

b Waarnaar verwijzen de woorden die je invulde?

IN

a Welk voorzetsel zou je kunnen schrijven voor het woord dat je invulde bij de laatste zin?

VA N

De woorden die je invulde, zijn betrekkelijke voornaamwoorden.

wat

Het betrekkelijk voornaamwoord

Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord dat er vlak voor staat of een woordgroep die er vlak voor staat. Wat ervoor staat, noem je het antecedent.

©

Na een het-woord volgt dat. Bv. Het geschenk dat ik kreeg voor mijn verjaardag was een echte verrassing. Na een de-woord volgt die. Bv. De bagage die niet mee was met de vlucht, werd later naar het hotel gebracht. Als het antecedent een meewerkend voorwerp is, wordt wie gebruikt. Bv. De jongen (aan) wie een glaasje water werd gegeven, is ondertussen weer wat beter. Is het antecedent het onbepaalde woord alles, niets, iets, al of is het een volledige zin of een overtreffende trap? Dan volgt wat als betrekkelijk voornaamwoord. Bv. E r was niets wat ik niet lustte. Hij schonk alles wat hij bezat aan een goed doel. Al wat hij kon doen, was gewoon beschikbaar zijn. Bij een volgend bezoek aan de stad vonden we nog iets wat we nog niet hadden gezien. Te veel suiker eten is niet gezond, wat iedereen wel beseft. Het beste wat ons kon overkomen, was dat we opnieuw een ritje mochten maken.

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

357


OPDRACHT 8

Vul het passende betrekkelijk voornaamwoord in.

a De trainer vertelde over de oefening        hij meermaals uitvoerde met zijn spelers. b Al        je nodig hebt om een vogelhuisje te maken, is wat hout en spijkers. c Het meisje        aangereden werd, was nog maar tien jaar. d Niets        hij deed was in orde; er is nog werk aan de winkel! e Vindt u ook        het jongetje vervelende geluiden maakt terwijl hij eet? f De kraan        door de hevige wind tegen de gevel viel, werd afgebroken. g Het mooiste        ze zongen, was een heel gevoelig liedje over vroeger. h Auto’s rijden vaak veel te snel binnen de bebouwde kom,        de politie ook vaak vaststelt. i Mijn vriendin las alle boeken        de laatste twee maanden in de bibliotheek aangeraden werden. j De persoon        het beeldje overhandigd werd, was de moeder van de winnaar.

OPDRACHT 9

IN

k Zonder aarzelen liep ze naar het kindje        gevallen was om het te helpen. Speur de betrekkelijke voornaamwoorden op. Markeer ze. Verduidelijk de keuze per twee. De bronzen medaille van het vorige WK werkte haar oefening uitstekend af met uiteraard de kenmerkende Derwael-beweging. Ook de afsprong was nagenoeg perfect. Toch werd de 18-jarige gymnaste maar karig beloond met een totale score van 14 733. Het was nog nagelbijten totdat de laatste oefening werd afgewerkt, wat iedereen in spanning hield. De jury, die erg streng beoordeelde, trok de lijn echter ook voor de andere turnsters door. De moeilijkheidsgraad van de oefening van Derwael lag het hoogst en daar konden al haar concurrentes niet aan tippen. Haar gevaarlijkste tegenstandster - Jonna Adlerteg - kwam met 14 533 nog het dichtst in de buurt. Het Zweedse meisje, dat eveneens wereldtop is, kaapte zo de zilveren medaille weg voor de neus van de Russische Angelina Melinkova (14 336). Op die manier deed Derwael haar kunststukje dat vorig jaar al bewonderd kon worden nog eens dunnetjes over. In 2017 pakte ze nog de eerste Belgische gouden medaille die ooit op een EK turnen werd behaald. Nu kan ze er een tweede gouden plak bij hangen.

©

VA N

Nina Derwael heeft haar Europese titel die ze vorig jaar won op de brug met ongelijke leggers met verve verdedigd. Ook dit jaar pakte de 18-jarige gymnaste die wereldtop is, het goud op het EK turnen. Met de perfecte oefening. Daar bleef het echter niet bij. Een klein uur later ging Derwael in de finale van de balk opnieuw vol aan de bak. Daar sleepte ze een zilveren medaille uit de brand, wat een fantastisch resultaat is.

www.hln.be

woord

vol aan de bak gaan: je uiterste best doen, alles geven wat je kunt uit de brand slepen: met veel inspanning bereiken of bekomen karig: sober, pover, weinig talrijk ergens niet aan kunnen tippen: hetzelfde niveau niet kunnen halen wegkapen: iets bereiken, winnen of behalen, net voor iemand anders iets dunnetjes overdoen: op dezelfde manier opnieuw doen

358

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


OPDRACHT 10 Maak van twee korte zinnen een lange zin.

Gebruik het passende betrekkelijk voornaamwoord. Vermijd storende herhaling waar dat kan. 1 De stewards lieten de supporters het stadion binnenkomen. De supporters gedroegen zich rustig. 2 De schoonmaakdienst nam de lokalen onder handen. De lokalen leken wel varkensstallen. 3 Vandaag kwam er in het journaal een verslag over de Portugese bosbranden. De bosbranden eisten slachtoffers. 4 Een ijsje met vanille, chocolade en slagroom zal ik bestellen. Dat ijsje vind ik het lekkerst.

IN

5 We maken een huifkartochtje dat niet zo lang duurt. Het tochtje viel door de regen in het water.

VA N

6 Ik kocht het het prachtige boek Blauwtje van Lydia Rood. Het boek gaat over de zoektocht van het hoofdpersonage Liesbeth naar zichzelf.

©

7 De getuigenis van een naaste medewerker bracht de president in nauwe schoentjes. Ik vond de getuigenis erg schokkend.

8 De Rode Duivels scoren doelpunten aan de lopende band. Ze zijn een van de beste landenteams ter wereld. 9 De protesten van de studenten in Hong-Kong waren heel hevig. Door de Chinese overheid werden ze nochtans verboden.

waarheen Je kunt: • • • •

passende vragen met vraagwoorden stellen bij opgegeven antwoorden; soorten vragen herkennen in een tekst of online; onderwerp en persoonsvorm in het passende getal gebruiken in een zin; de correcte betrekkelijke voornaamwoorden gebruiken in zinnen.

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

359


Rechtstreeks verslag van de reporter ter plaatse Je stelt in een rollenspel vragen met vraagwoorden en intonatievragen. Daarna werk je een kort schriftelijk verslag uit waarin betrekkelijke voornaamwoorden komen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Interview een klasgenoot die getuige is van een spectaculaire gebeurtenis. Deze foto’s kunnen daarbij helpen.

B

D

©

C

VA N

IN

A

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Bereid enkele vragen voor. Je klasgenoot krijgt die vragen niet te zien, maar denkt na over mogelijke vragen en antwoorden.

360

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Uitvoeren

o

v

u

r

3 Kies een van de foto’s uit als onderwerp. Stel daarover vragen met vraagwoorden en ook intonatie­vragen. Je klasgenoot geeft duidelijke antwoorden. 4 Werk daarna samen een kort verslag of nieuwsbericht van een achttal regels uit. Baseer je op de vragen die werden gesteld en de antwoorden die werden gegeven. In je verslag komen zeker vier verschillende betrekkelijke voornaamwoorden voor die je ook markeert.

Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe verliep het? In orde Je traject naar succes Je kunt je in een fictieve situatie voldoende inleven.

je klasgenoot

1234

1234

VA N

IN

Je stelt duidelijke, gerichte vraagwoordvragen en intonatievragen. Je antwoordt gepast en op een duidelijke manier op de vragen. Je kunt een kort en duidelijk verslagje maken waarbij je betrekkelijke voornaamwoorden correct gebruikt en markeert.

jij

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor je klasgenoot:

©

LES 4 Over vragen, voornaamwoorden en de kern

361


les

actief of Passief?

5

passieve en actieve zinnen schrijven

1

handelend voorwerp zoeken

nieuwsitem schrijven en presenteren

Doen of ondergaan? OPDRACHT 1

Bekijk de foto. Beantwoord de vragen.

IN

1 Wat deed jij vandaag al allemaal? Geef dat aan met enkele werkwoorden. Bv. opstaan, fietsen, eten, antwoorden, praten, lachen … 2 Bestudeer de foto en geef antwoorden op de vragen.

VA N

f man, reiziger

f auto

f reiskoffers

©

a Wie zie je?

b Wat doet hij? Welke actie voert hij uit? c Noteer een zin die de actie weergeeft en die bij de foto past. d Markeer in die zin het werkwoordelijk gezegde. e De man/persoon speelt een rol. Hij voert een actie uit. Hij doet iets. Je zou kunnen stellen dat de man een ‘doener’ is. Welk zinsdeel herken je? f Bij een werkwoord als ‘plaatsen’ hoort een ‘doener’, maar ook iets wat de actie ondergaat. Je zou dat de ‘ondergaander’ kunnen noemen. Wat ‘ondergaat’ het plaatsen in de auto? Welk zinsdeel herken je nu?

362

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


3 Wat is het verschil tussen a verwennen en verwend worden? b verrassen en verrast worden? Maak twee zinnen met elk woordduo. Waar zit de ‘doener’ en waar de ‘ondergaander’? a b OPDRACHT 2

Onderzoek deze zinnen. Weet je het nog?

Markeer het onderwerp in het geel. Het lijdend voorwerp geef je een groene kleur. Onderstreep het werkwoordelijk gezegde. • De artiest zingt een liedje in de uitverkochte zaal. • Het hondje eet de brokjes gulzig op. • In volle zee gooit de visser het net in het water.

IN

• De dirigent zwaait zijn dirigeerstokje heftig heen en weer.

Passief of actief? OPDRACHT 3

Vul de zin naast de foto passend aan. Je krijgt enkele kernwoorden. a De jongen

©

2

VA N

• Zonder aarzelen arresteren de politieagenten de dame die ze al een tijdje aan het achtervolgen waren.

.

b De appel

jongen – appel a Het meisje

b Het bericht

meisje – bericht/foto/WhatsApp 1 In welke zin doet iemand iets? 2 Wat ondergaat de actie in zin a? Hoe noem je dat zinsdeel? LES 5

actief of Passief?

363


3 Onderstreep het werkwoordelijk gezegde in de zinnen. 4 Markeer het onderwerp in de zinnen geel. Wat stel je vast? 5 In welke zin is iets of iemand actief? In welke zin is er een actie? Die zin is een actieve zin. 6 In welke zin wordt beschreven dat er iets gebeurt of dat iets een actie ondergaat? Die zin is een passieve zin. Actieve of passieve zinnen?

wat

Een zin is passief als het onderwerp van de zin de handeling niet uitvoert. Het onderwerp ondergaat de handeling of de actie. Bv. D e appel wordt door de jongen gegeten. Het bericht werd verstuurd.

IN

De persoonsvorm van een passieve zin is altijd het werkwoord worden of zijn, of een vervoegde vorm ervan. In passieve zinnen kan een zinsdeel voorkomen dat begint met door. Dat zinsdeel noem je het handelend voorwerp of ook wel de door-bepaling. Dat zinsdeel is het onderwerp in de actieve zin die met de passieve zin overeenkomt.

VA N

Vergelijk: Luc Descamps heeft dit boek geschreven. Dit boek is geschreven door Luc Descamps.

Het handelend voorwerp komt lang niet in alle passieve zinnen voor. Soms is het noodzakelijk aanwezig, maar in andere zinnen kan of moet het achterwege blijven.

©

Voorbeelden van passieve zinnen zonder handelend voorwerp zijn: De brand werd snel geblust. Er zijn dit jaar maar weinig huizen gebouwd. Een zin is actief als het onderwerp de handeling uitvoert. Bv. De jongen eet een appel. In een actieve zin staat geen handelend voorwerp. De persoonsvorm is een ander werkwoord dan worden. Om spanning en actie in een verhaal uit te drukken zal een auteur voor actieve zinnen kiezen. Gebruik een passieve zin als je de handeling wilt beklemtonen, niet de handelende persoon. Als je veel passieve zinnen na elkaar gebruikt, wordt de boodschap minder persoonlijk. Hoe meer passieve zinnen je gebruikt, hoe groter ook de kans dat de formulering omslachtig wordt. Het is daarom beter om in teksten niet te overdrijven met passieve zinnen.

OPDRACHT 4

Wanneer gebruik je een passieve zin?

1 Als het niet belangrijk is wie iets doet of gedaan heeft. 2 Als je niet weet wie iets doet of gedaan heeft. 3 Als je de handeling wilt beklemtonen.

364

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Lees deze passieve zinnen. Waarom is de keuze van de schrijver voor passief hier oké? Noteer het nummer bij de zin. zin

Waarom passief?

De factuur wordt volgende week verstuurd. Er wordt elke middag gevoetbald op het speelplein. Dat lied wordt telkens te hoog gezongen. De stagiaires worden begeleid door de mentor. De voorbije weken werd veel houten speelgoed verkocht. Er werd aan de noodrem getrokken. OPDRACHT 5

Passieve zinnen: niet altijd zinvol.

1 Verbouw deze zinnen: passief wordt actief. Oefenen maar! a Het liedje wordt door het koor erg mooi gezongen.

IN

b De verf wordt door de schilder in het bakje gegoten.

c De bus wordt door de chauffeur op de parking gereden.

VA N

d De planken worden door de trappenmaker gevernist.

e Het doosje wordt door de verkoopster in een mooi papiertje ingepakt.

2 Welke zinnen lezen het vlotst? Welke zinnen gebruik jij het meest?

©

3 Noteer een tip voor jezelf.

4 Hoe heb je de zinnen verbouwd? Vertel en gebruik daarbij de juiste termen! 5 Markeer het handelend voorwerp in deze zinnen. Herformuleer de zin mondeling. Maak hem actief. Werk in duo’s en verbeter elkaar indien nodig. a De jongen wordt door de trainer op het matje geroepen. b Twintig rode rozen worden door de bloemist netjes in een boeket verwerkt. c Het boek wordt door de jeugdauteur voorgelezen.

woord

op het matje geroepen worden: berispt worden, een vermaning krijgen omdat je iets fout deed

LES 5

actief of Passief?

365


d Niettegenstaande het drukke verkeer wordt de afstand tot Brussel door de koerier snel afgelegd. e Zonder aarzelen wordt de gewonde fietser vakkundig door de spoedarts naar de ambulance begeleid. OPDRACHT 6

A

Noteer bij de foto’s een passende actieve zin. Zet die daarna om in een passieve zin.

actieve zin: passieve zin:

actieve zin: passieve zin:

C

VA N

IN

B

actieve zin:

passieve zin:

actieve zin:

©

D

passieve zin:

E

actieve zin: passieve zin:

Waar zou je het handelend voorwerp kunnen schrappen? Waarom? Bespreek samen.

woord

de koerier: persoon die per auto of fiets pakjes aflevert aan de geadresseerde

366

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


OPDRACHT 7

Lees de tekst.

CHOCOLADE OVERSPOELT STRAAT De brandweer in de Duitse stad Werl kreeg een ongewone oproep: door een lek in een chocolade­ fabriek was een straat overspoeld met chocolade.

Door een ‘klein technisch defect’ met een opslagtank zou de chocolade weggelekt zijn uit de DreiMeister-

chocoladefabriek. ‘Ongeveer een ton chocolade liep

naar buiten op straat’, zegt een woordvoerder van de brandweer. De straat werd door de brandweer afgezet.

De gestolde chocolade werd door een speciale firma

opgeschept. Daarna werd de straat schoongemaakt door de brandweer.

Als het lek rond Kerstmis was gebeurd, dan zou dat volgens de directeur van het bedrijf een ramp zijn geweest. Door gespecialiseerde technici werd de opslagtank de volgende dag hersteld. De chocoladeproductie kon snel weer op gang komen.

IN

www.standaard.be

1 Zijn de gemarkeerde zinnen actieve of passieve zinnen?

VA N

2 Wie doet de handeling? Onderstreep in die zinnen het handelend voorwerp. 3 Schrap het foute woord in de kolomkop. Zet de actieve of passieve zin om naar de andere vorm in de rechterkolom. Onderstreep het handelend voorwerp. passieve / actieve zinnen

passieve / actieve zinnen

©

De straat werd door de brandweer afgezet.

De gestolde chocolade werd door een speciale firma opgeschept.

Daarna werd de straat schoongemaakt door de brandweer.

Door gespecialiseerde technici werd de opslagtank de volgende dag hersteld.

LES 5

actief of Passief?

367


+ OPDRACHT 8

Onderzoek deze korte zinnen.

A Hij is gekomen. B Hij is ontslagen. In welke zin kun je een handelend voorwerp toevoegen?

Probeer de persoonsvorm door ‘wordt’ te vervangen. Waar lukt het wel/niet? Formuleer een besluit.

IN

tip

Je kunt:

368

actieve en passieve zinnen herkennen; zinnen verbouwen: passieve zinnen actief maken; een handelend voorwerp aanduiden in een zin; een gepaste keuze maken: actieve of passieve zinnen gebruiken.

©

• • • •

VA N

Als er geen handeling is (zoals bij een nwg) kun je de zin niet passief maken.

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN

waarheen


Word reporter: schrijven, interviewen en presenteren Oriënteren

o

v

u

r

1 Je bereidt een kort nieuwsitem over een vluchtmisdrijf voor. Je schrijft een korte tekst om voor te lezen in een journaal. Daarnaast werk je een interview uit met iemand die getuige was van een vluchtmisdrijf.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Werk in duo’s en verdeel de rollen: een journalist en een getuige die geïnterviewd wordt.

o

v

u

r

3 Bekijk het fragment Wat is vluchtmisdrijf?

IN

Uitvoeren

VA N

4 Werk in duo’s. Maak een kort item dat geschikt is om in een journaal voor te lezen. Daarin komt nieuws over een ongeval met vluchtmisdrijf. Zorg ervoor dat in je korte tekst minstens vier passieve zinnen met een handelend voorwerp voorkomen. Dat hoeft niet echt gebeurd te zijn en je mag dus iets verzinnen. Verdeel dan de rollen. Een journalist stelt een getuige van het ongeval ter plaatse enkele vragen. De antwoorden van de getuige bevatten enkel actieve zinnen.

©

Stel duidelijke vragen. Beschrijf het ongeval zo gedetailleerd mogelijk. Je luisterpubliek zijn onbekende volwassenen, want het gaat om een televisiereportage. Gebruik de standaardtaal en verzorg je uitspraak. Beoordeel elkaar: laat een ander duo de tekst lezen en het interview beluisteren. Draai daarna de rollen om.

Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe verliep het? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je gebruikt passieve zinnen in een verslag.

1234

1234

Je gebruikt actieve zinnen in een getuigenis.

1234

1234

Je gebruikt standaardtaal en je verzorgt je uitspraak.

1234

1234

Je verslag of getuigenis heeft voldoende nieuwswaarde.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf: Werkpuntje voor je klasgenoot:

LES 5

actief of Passief?

369


Uitdaging: Maak een nieuwsverslag of een boekentrailer Schrijven of filmen over een jeugdboek? Lees beide opdrachten en geef je keuze door aan de leraar.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Schrijf een nieuwsverslag op basis van een jeugdboek. Je verslag kan als item in een journaal komen.

Voorbereiden

o

v

u

IN

OF Ontwerp een boekentrailer. Dat is een korte filmversie van de achterflap. Met beeld en geluid creëer je een bepaalde sfeer. Zo kun je de nieuwsgierigheid van een lezer opwekken.

r

2 Kies een jeugdboek waarvan je denkt vlot een verslag of trailer te kunnen ontwerpen. Dat doe je:

VA N

• door de cover en de flaptekst te lezen; • door te zoeken naar informatie over je boek op websites; • door het boek (bij voorkeur) zelf te lezen.

tip

©

Inspiratie vind je op verschillende websites. Daar kun je ook enkele eerste pagina’s van boeken of recensies lezen.

tip

Ook boekentrailers over een jeugdboek kun je online bekijken. Je vindt er veel op YouTube, maar ook op websites van uitgeverijen.

Leef je zo goed mogelijk in het verhaal in.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Werk verder volgens de keuze die je maakte. Keuze 1 Een nieuwsverslag over een jeugdboek Maak je verslag zelfstandig. Beschrijf kort wat er in het boek gebeurt of nog kan gebeuren. Kies zelf of je de ontknoping prijsgeeft of niet. Gebruik de informatie die je vond om de inhoud vorm te geven. Je verslag zou zo in een journaal kunnen komen. Doe ook het volgende: • • • • •

omcirkel twee betrekkelijke voornaamwoorden; schrijf en onderstreep twee passieve zinnen; markeer twee actieve zinnen met geel; markeer twee keer een kernwoord met blauw; omcirkel één aanwijzend voornaamwoord.

Lees en beoordeel het werk van een klasgenoot.

370

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


Keuze 2 Een boekentrailer ontwerpen Werk per twee of in kleine groepjes. Bekijk vooraf via de links enkele voorbeelden. Overleg welke beelden je gebruikt. Bepaal vooraf de tijd en de ruimte voor je beelden. Varieer je camerastandpunt (vogelperspectief, kikkerperspectief, close-up …). Kies voor gesproken tekst door de acteurs of voor ondertiteling van je (bewegende) beelden. Verwerk in je tekst of ondertiteling deze zaken: • • • •

twee betrekkelijke voornaamwoorden; twee passieve zinnen; twee actieve zinnen; één aanwijzend voornaamwoord.

Reflecteren

o

v

u

r

4 Hoe verliep het? In orde Je traject naar succes

IN

Een ander duo of groepje bekijkt jullie boekentrailer en onderzoekt of je dit goed uitgevoerd hebt. Beoordeel elkaars werk.

VA N

Je leeft je goed in een verhaal in.

Je hebt voldoende informatie verzameld om te verwerken in je verslag of boekentrailer. Je gebruikt de opgegeven elementen in je verslag of boekentrailer. Je kunt in het verslag of de boekentrailer van een ander duo de te gebruiken elementen achterhalen/ onderzoeken.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

©

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor je klasgenoot:

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot: • dit vraagt training:

LES 5

actief of Passief?

371


De laatste ronde OPDRACHT 1

Welk woord of welke uitdrukking associeer je met deze afbeeldingen?

Schrijf die woorden of uitdrukkingen onder de afbeelding. Gebruik ze daarna in een duidelijke context. Noteer die in de onderste rij.

OPDRACHT 2

Welk synoniem kun je gebruiken voor wat onderstreept is?

IN

1 Een mooie zege dus voor de jongste Nys. ‘Ik had van deze wedstrijd niet speciaal een doel gemaakt, maar het is altijd mooi om voor eigen volk te winnen’, vertelde Nys na afloop bij de organisatie. ‘Na de snelle eerste ronde van Cortjens heb ik vanaf de tweede ronde zelf druk gezet.’

VA N

www.wielerkrant.be

2 Je wilt niet weten hoe hard je huisdier afziet met Nieuwjaar of bij andere events waar vuurwerk aan te pas komt. Ford Europe heeft daar een mogelijk antwoord op gevonden. Zij bedachten een hok dat hevige knalgeluiden weert door een vindingrijk audiosysteem. nl.metrotime.be

©

3 Vorig jaar in september kregen Alinga en Maka al een eerste kleintje, dat in maart van dit jaar uit de buidel naar buiten kwam en volgens Planckendael intussen al een eigen stek heeft in het koalaverblijf. Koala’s leven immers meestal eenzaam, wat in een dierentuin meestal betekent dat ze elk over een eigen boom beschikken.

www.hln.be

4 Na een lekke band voor Vanthourenhout lagen de posities naar het einde toe vast, al moest Aerts zich nog reppen om de derde plaats te behouden. Een verrassende Joris Nieuwenhuis maakte het hem knap lastig. Aerts verklapte na de race dat hij de voorbije week ziek was, dus hij was blij dat hij dit nog met veel inspanning kon bereiken. 5 Wat is er dit weekend in de wereld allemaal gebeurd? We geven u een kort overzicht in de rubriek buitenlands nieuws. www.sporza.be

OPDRACHT 3

Vul de zin aan met een geschikte context die je zelf kiest.

1 De mening van de leraar vond ik wel erg subjectief, want 2 Als je altijd wilt domineren, 3 Het is goed om aandachtig te observeren, omdat 4 Een stadsmus kun je haar niet echt noemen, aangezien 5 Als je daaraan wilt tippen, dan

372

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


De laatste ronde OPDRACHT 4

Ontcijfer de anagrammen.

Je krijgt de eerste letter als hint.        norpopuut – sprorcondeent – vrodder o         – c            – v         Noteer het passende woord en gebruik het in een passende context.

A

B

C

woord

passende context

OPDRACHT 5

VA N

IN

Noteer het passende synoniem onder de gegeven woorden. vastbesloten, krachtig

©

met veel volhouding

belastend, wat iemand in opspraak kan brengen (negatief kan zijn voor iemand)

aanvullen met recente informatie

Vul dat synoniem in de passende zin aan. De eerste letter krijg je alvast. Er ontbreekt ook een woord. Achterhaal het door de context goed te lezen en vul het woord aan. 1 Het nieuwe model van die wagen is verbluffend mooi, maar het gewicht is met ongeveer 150 kg toegenomen in vergelijking met het vorige model. Echter, dat c            het vlotte rijgedrag niet. Hij stuurt even soepel, is snel en heeft een uitstekende wegligging. 2 Een volledige redactieploeg is dagelijks voortdurend in de weer om de nieuwswebsite te u

.

Elk moment van de dag komt er van over de hele wereld nieuws binnen. Dat moet dus altijd aangepast worden. 3 Dat de demonstranten zo v          zouden zijn, had de Franse regering niet verwacht. 4 Met behulp van cameratoezicht en d          optreden van agenten zijn vanmorgen twee verdachten van 17 en 18 jaar oud aangehouden in de Bosvoordestraat. In de woning is een vuurwapen aangetroffen. Het tweetal had even daarvoor een koppel van hun auto beroofd.

DE LAATSTE RONDE

373


De laatste ronde OPDRACHT 6

Welk woord of welke uitdrukking verbind je met de woordgroep?

Noteer dat in de middelste kolom. Gebruik het woord of de uitdrukking in een nieuwe, passende woordgroep of context in de rechterkolom. uitzoeken hoe iets precies in elkaar zit op een korte of beknopte manier beschrijven met woorden berispt worden, een vermaning krijgen omdat je iets fout deed je uiterste best doen, alles geven wat je kunt ogen die lijken op die van een hert

wat er gebeurt als een groep zich mengt met een andere groep en één geheel wordt OPDRACHT 7

IN

iemand die ergens opvallend veel moeite voor doet

Schrijf bij de foto’s een korte, passende context.

A

VA N

De opgegeven woorden moet je erin verwerken.

bekroond worden – onverwacht

B

©

dunnetjes overdoen – trainen

C

met de vingers in de neus – enthousiast

D

aan je lot overgelaten – helpen

374

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


De laatste ronde OPDRACHT 8

Welk van de volgende woorden past het best bij de onderstaande contexten?

Ze hebben allemaal met kiezen te maken. Soms passen meerdere keuzes bij de context. Kies uit: kiezen – verkiezen – uitkiezen – sorteren – selecteren – schiften – uitpikken De peren werden geoogst, maar niet elk stuk fruit was geschikt voor de veiling. De beschadigde peren werden verwijderd. De goede werden behouden. De goochelaar houdt een pakje kaarten in een waaier open voor het publiek. Hij vraagt een dame er een kaart uit te nemen. Op dat terras heb je een schitterend zicht op de vallei. Daarvoor moet je uiteraard wel een stoel hebben die uitzicht geeft op die vallei. Kijk, die vriendelijke man laat zijn echtgenote bepalen waar ze wilt plaatsnemen.

IN

In het publiek zat een dame telkens heel opvallend te lachen. Het is dan ook niet te verwonderen dat de artiest, toen hij er iemand uit het publiek bij wilde, net die dame vroeg om op het podium te komen. De agenten lieten heel wat wagens passeren, maar toen er eentje met zware bassen en luid motorgeluid kwam aangereden, lieten ze die toch stoppen.

VA N

De trainer beschikte over heel wat goede spelers, maar hij kon er maar elf aan de wedstrijd laten beginnen. De reservespelers kregen allemaal hun kans tijdens die wedstrijd. Plaats je alle boeken waarvan de eerste letter van de naam van de auteur begint van a tot en met m in de grijze rekken? Van n tot en met z mogen in de blauwe rekken geplaatst worden. Alfabetisch als het kan. Dank je wel, hoor!

Welke uitdrukking past bij de foto’s?

©

OPDRACHT 9

Kies uit: de gulden middenweg kiezen – eieren voor je geld kiezen – het hazenpad (ver)kiezen – het ruime sop kiezen – moeten kiezen of delen Noteer in de rechterkolom de verklaring.

1

2

DE LAATSTE RONDE

375


De laatste ronde 3

4

VA N

IN

5

Gebruik elke uitdrukking in een nieuwe, goedgebouwde context. OPDRACHT 10 Creatieve opdracht in duo’s

©

Zoek een aantal afbeeldingen die je per twee naast elkaar kunt plaatsen: twee ruimtes, twee voorwerpen, twee stukken fruit … om het even wat. Stel elkaar voor de keuze en geef aan waarom je die keuze maakt. Als je het eens bent met de keuze van je klasgenoot, dan laat je dat weten. Ben je het niet eens, geef dan aan waarom en gebruik passende argumenten.

376

TRAJECT Nederlands 2   deel 7 KIEZEN


deel 8

Š

VA N

IN

SPELEN

1 Wat gebeurt er in dit beeld? Vertel. 2 Wat zie je waardoor je dat zegt?

3 Waar bevindt het meisje zich? Waar kijkt ze naar? 4 Hoeveel personen zie je op de achtergrond? Wat doen ze? 5 Waar zou jij jezelf willen plaatsen: bij het meisje op de voorgrond of bij de personages op de achtergrond? Waarom? 6 Welk gevoel roept dit beeld bij je op? Vertel. 7 Hoe zou het beeld gemaakt zijn? Door wie? Voor wie? 8 Zou de maker een bepaald doel voor ogen gehad hebben? Welk?

377


DURF JE? Karla Stoefs

10

15

20

Waarom heeft ze ja gezegd zonder te weten waar het om ging? Wil ze zichzelf bewijzen? Nee, het ging haar om Ilias. Ilias is nieuw op school. Gitzwart haar en groene panterogen. Niet overdreven sociaal; hij zegt nauwelijks wat. En doet hij dat toch, dan komen de woorden er in schokjes uit; hij stottert. Maar hij intrigeert; ondanks zijn spraakgebrek is hij zelfzeker. Ze moesten in de Franse les per twee een gesprek voeren over hun hobby’s. Gwen volgt al sinds de kleuterklas tekenacademie en is al vier jaar lid van een klimclub. In de club noemen ze haar ‘Gekko’, want ze kleeft als zo’n diertje tegen de klimmuur. Ilias verzamelt stenen. Saai? Niet als je hem erover hoort vertellen. Hij maakt verre fietsreizen, in zijn eentje. Vorige vakantie fietste hij tot in Oostenrijk om daar in een bergrivier een maansteen op te rapen. Een witte steen die magisch fluoresceert. Het viel Gwen op dat hoe aandachtiger ze luisterde, hoe minder hij stotterde.

IN

5

Gwen buigt zich over de dakrand heen en kijkt in de diepte. De speelplaats ligt er verlaten bij. Midden in de nacht is dat niet zo verwonderlijk. Jammer dat er aan deze zijde van het gebouw geen brandladder is. Ze zal zonder beveiliging tot bij het getraliede raam moeten klimmen. Daar kan ze haar musketon vasthaken waar haar touw doorheen kan, zodat ze de rest van het parcours beveiligd is. Gwen klimt goed, maar vrij klimmen is nooit zonder risico. ‘Dit is ellendig. Waarom heb ik de opdracht niet geweigerd?’ Na de Franse les kreeg ze een snapchat bericht van Ilias: zijn gestrekte hand met daarin een witte steen. En dan de vraag ‘Durf je?’ ‘Ja.’ ‘Om vier uur bij de fietsstalling.’

VA N

1

‘Ken je het spel van de witte steen?’ vroeg hij haar bij de fietsstalling.

30

35

©

25

Het oude spel gaat als volgt: diegene die de steen bezit, bedenkt een opdracht voor de andere. Voert de andere de opdracht goed uit, dan krijgt die de steen en is het zijn beurt om een opdracht te bedenken. Eenvoudig, maar tricky. De uitdaging zit hem in het verzinnen van een goede opdracht, die moet voor de andere moeilijk zijn, maar niet onmogelijk. Haar eerste opdracht kon al tellen: ‘Schilder iets vrolijks op de muur van het asielcentrum.’ Vanuit de klas aan de overkant van de speelplaats kijken ze op die muur: rode baksteen, drie verdiepingen hoog met slechts een enkel getralied raam helemaal bovenaan. Soms staat er een man met een roze tulband achter het raam. Maar als Gwen naar hem zwaait, zwaait hij nooit terug. De muur is een triestig geval. De directie had enkele graffitikunstenaars aangesproken om de muur in te kleuren. Maar geen van hen wil voor niets in opdracht werken. Alleen als ze er fors voor betaald worden. En daarvoor is er geen budget. Gwen kijkt opnieuw in de diepte. Kan ze nog terug? Ja, maar dan verbreekt ze haar woord. Voor klimmers is een gegeven woord heilig; hang je aan hetzelfde touw, dan moet je elkaar tot in het uiterste kunnen vertrouwen. Ze haalt diep adem. Hoe langer ze wacht, hoe onzekerder ze wordt. Ze trekt haar klimschoenen aan en haar klimgordel met een zogenaamde ‘grigri’ om zichzelf te zekeren. Haar rode geluksmusketon mag ze niet vergeten. Ja, ze is bijgelovig, want als je ergens hoog tegen een steile wand hangt, dan heb je bijzondere

woord

de musketon: klimhaak met een schuivend deel dat de opening volledig afsluit tricky: verraderlijk, hachelijk, sluw, listig, lastig, moeilijk de tulband: hoofddeksel, om het hoofd gewonden doek het budget: begroting, raming; som geld die voor bepaalde (groepen van) uitgaven ter beschikking gesteld wordt de grigri: apparaat waar het (klim)touw door geleid wordt

378

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


55

60

65

70

75

De volgende ochtend is het verdacht stil op de speelplaats. Iedereen kijkt naar de muur. Op de muur staat een reusachtige boom waarin een vogelkooi hangt, maar de kooi is open en een gouden vogel vliegt in zeven vleugelslagen op naar het getralied raam. Het vensterglas weerkaatst de wolkenhemel, waardoor het lijkt alsof de vogel via het venster ontsnapt. Gwen speurt de tralies af, maar haar geluksmusketon hangt er niet meer. De directrice is de eerste die wat zegt. ‘Ik hoop dat de maker hiervan op onze school zit. Dit is meesterlijk.’ Er volgt een uitbundig applaus. ‘De steen is van jou’, fluistert Ilias in Gwens oor. ‘Om vier uur bij de fietsstalling’, antwoordt ze.

IN

50

Heeft ze nog de tijd om terug naar boven te klimmen? Nee, vliegensvlug laat ze zich tot op de grond zakken. Plots verschijnt ook de man met de roze tulband achter het raam. Gwen gebaart dat hij haar moet helpen. Wonderlijk genoeg begrijpt hij haar. Hij opent het raam, maakt het touw los en gooit het naar beneden. ‘Wie is daar?’ roept de nachtwaker. Haastig scharrelt ze het touw bij elkaar en zet het op een lopen.

VA N

45

©

40

krachten nodig om niet te gaan gillen. Ze wrijft haar klamme handen in met magnesiumpoeder. Touw, rugzak met spuitbussen ... Ze is klaar. Met beide handen houdt ze zich stevig aan de dakrand vast, haar voeten zoeken grip. Concentratie, kracht, evenwicht en geduld. Pas als ze een steunpunt vindt, laat ze een hand los. Ze heeft niet veel nodig, anderhalve centimeter grip tussen twee bakstenen is voldoende. Acrobatenwerk. De afdaling duurt. Iedere keer als ze een beweging maakt, versnelt haar hartslag en suist de adrenaline door haar heen. Wanneer ze met beide voeten op de vensterbank van het raam staat, herademt ze. Snel haakt ze haar geluksmusketon aan een tralie vast en haalt haar touw erdoor. Nu kan ze zich laten afzeilen. Ze weet precies wat ze op de muur zal tekenen. Ze begint rechts van het raam, dan laat ze zich wat zakken. De tekening moet over heel de muur komen. In goud, zwart en bruin. Het gaat goed en snel. Maar wanneer ze bijna klaar is, glipt er een bus kletterend de grond op. In de school gaat er een licht aan. De nachtwaker?

‘Dit is ellendig’, vloekt Ilias. Hij staat voor de deur van het asielcentrum. Waarom heeft hij de opdracht niet geweigerd? Hij haalt diep adem. Hoe langer hij wacht, hoe onzekerder hij wordt. Hij veegt zijn klamme handen aan zijn broek droog. Hij moet aanbellen, Gwens geluksmusketon terugvragen. Mus-ke-ton, drie Beluister het verhaal en maak kennis struikelblokken. Zijn keel is kurkdroog. met de auteur Karla Stoefs. Kan hij nu nog terug? Of durft hij?

woord

de grip: greep, houvast, steun de adrenaline: hormoon dat de hartfunctie stimuleert en dat opgewekt wordt in gevaarlijke of spannende situaties

379


les

Spelen met teksten

1

voorleesonderzoek voeren voorlees- en verteltechnieken gebruiken

1

meester-verteller worden

Een verhaaltje als slaapmuts OPDRACHT 1

Voer een klassengesprek! Denk na over deze vragen.

1 Werd jij vroeger voorgelezen? Door wie? Wanneer?

IN

2 Word je nu soms nog voorgelezen? In welke situatie? Wat wordt voorgelezen? 3 Heb je zelf al eens voor iemand voorgelezen? Wat las je voor? Voor wie? Hoe verliep het voorlezen? OPDRACHT 2

Onderzoek het verband tussen voorgelezen worden en zelf graag lezen.

VA N

Worden kinderen die vaak voorgelezen werden ook doorgewinterde lezers? Werk in groepen van vier. Bij voorkeur zitten twee leerlingen die dikwijls voorgelezen werden samen met twee leerlingen die niet dikwijls voorgelezen werden. Noteer een groepsbesluit.

2

©

Het grote voorleesonderzoek OPDRACHT 3

Hoe lees je goed voor? Ga in groepen van vier op onderzoek.

Bekijk en beluister de fragmenten op diddit en beantwoord de vragen. Je mag het werk verdelen. Leg daarna alle bevindingen samen en noteer een besluit. Fragmenten: A B C D

Matilda (Danira Boukhriss) Dichterbij (Bart Moeyaert) Verhalen uit de Heksenkeet (Femke Dekker en Marieke Nelissen) Poppentheater Froefroe

woord

doorgewinterd: heel ervaren

380

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


fragment A – B – C – D (Markeer het fragment dat jij bekijkt.) Wat wordt voorgelezen?

Aan wie wordt voorgelezen? monotoon – levendig intonatie

verschillende stemmetjes: ja/nee zachter op deze momenten:

volume

trager op deze momenten: tempo

VA N

sneller op deze momenten:

IN

luider op deze momenten:

duidelijk – eerder binnensmonds articulatie

Besluit:

©

hoe Voorleestechnieken Om op een aangename manier voor te lezen of te vertellen is het belangrijk dat je je goed voorbereidt. Dat doe je door rekening te houden met de communicatiesituatie en stil te staan bij de vragen van het communicatiemodel. Wat ga je voorlezen? Aan wie? Met welk doel? Het is ook belangrijk om rekening te houden met deze spreektechnieken: • articulatie: beweeg je mond en je lippen voldoende tijdens het spreken, zodat alle klanken duidelijk verstaanbaar zijn. • intonatie: varieer je toonhoogte en vertel niet het hele verhaal op dezelfde toon. Soms is het nodig voor het verhaal om stemmen na te bootsen. • volume: pas je volume aan de inhoud van het verhaal aan. Spreek luider wanneer een personage bijvoorbeeld enthousiast is of fluister wanneer er een geheim wordt verteld. • tempo: pas ook het tempo aan de inhoud van het verhaal aan. Spreek sneller op spannende momenten en vertraag het tempo bij dreigend gevaar.

LES 1 Spelen met teksten

381


OPDRACHT 4

Je leraar vertelt je met welke tekst je aan de slag zult gaan. Werk in groepen van vier.

Bereid de tekst voor, zodat je hem op een aangename manier aan je klasgenoten kunt voorlezen. Daarna worden de groepen opnieuw ingedeeld, zodat vier leerlingen samenzitten die een andere tekst hebben voorbereid. Organiseer een voorleesmoment. 1 Wat ga je voorlezen? Aan wie? En met welk doel?

3 Oefen het voorlezen een paar keer.

IN

2 Bereid je tekst goed voor. Breng de nodige aantekeningen aan. Let op deze elementen. a Waar in de tekst zul je extra aandacht besteden aan intonatie? Waarom? b Waar en hoe pas je je volume aan? c Houd ook rekening met je verteltempo. Waar spreek je sneller? Waar vertraag je? Waar las je een pauze in? Zorg voor een persoonlijke legende bij je tekst. • aandacht voor intonatie: • volume: luider  zachter • tempo: sneller  trager • pauze:

VA N

4 Wil je de tekst liever vertellen? Ook dat kan, mits goed oefenen. Houd rekening met bovenstaande voorbereidingen. Probeer de tekst een paar keer in je eigen woorden te vertellen. Wees kritisch. Wat lukt het best: voorlezen of vertellen? 5 Tijdens het voorleesmoment beoordeel je een klasgenoot met behulp van het reflectieschema. Teksten A, B, C en D

jij

je klasgenoot

Je bepaalt vooraf de voor te lezen tekst en het doelpubliek.

1234

1234

Je bereidt de tekst grondig voor en je brengt aanduidingen aan.

1234

1234

Je intonatie is levendig. Je gebruikt stemmetjes waar nodig.

1234

1234

Je articuleert duidelijk. Je bent goed verstaanbaar.

1234

1234

Je past je spreekvolume aan de situatie in de tekst aan.

1234

1234

Je past je spreektempo aan de situatie in de tekst aan.

1234

1234

©

In orde Je traject naar succes

Werkpuntje voor jezelf:

waarheen Je kunt: • • • • • •

382

de delen van het commmunicatiemodel op een voorleessituatie toepassen; je tekst vooraf doornemen en notities aanbrengen waar nodig; duidelijk articuleren; je intonatie aanpassen aan de situatie; je volume aanpassen aan de inhoud van de tekst; je tempo aanpassen aan de inhoud van de tekst.

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Word meester-verteller Zoek een kortverhaal of verhaalfragment dat je wilt voorlezen of vertellen. Bepaal zelf je doelgroep. Je kiest zelf of je de opdracht alleen, per twee of in groep voorbereidt.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Voor welk doelpubliek wil je voorlezen of vertellen? 2 Waar ga je op zoek naar een geschikte tekst? 3 Op welke tekst valt je keuze? Wees specifiek. Waarom kies je daarvoor?

IN

4 Is het voor jouw doelpubliek nodig om het voorlezen of vertellen te ondersteunen met beelden? Zo ja, waar vind je geschikte beelden?

VA N

Voorbereiden

o

v

u

r

5 Bepaal of je de tekst wilt voorlezen of vertellen. Werk je per twee of in groep? Maak dan een evenwichtige verdeling. Iedereen neemt onge­ veer evenveel tekst voor zijn rekening. 6 Bereid je tekst goed voor. Breng de nodige aantekeningen aan. Let op deze elementen.

©

a Waar in de tekst zul je extra aandacht besteden aan intonatie? Waarom? b Waar en hoe pas je je volume aan? c Houd ook rekening met je verteltempo. Waar spreek je sneller? Waar vertraag je? Waar las je een pauze in? d Wil je ergens een prent/foto tonen? Waar? Zorg voor een persoonlijke legende bij je tekst. • aandacht voor intonatie: • volume: luider  zachter • tempo: sneller  trager • pauze: • beeld:

7 Oefen het voorlezen of vertellen een paar keer. 8 Tijdens het voorleesmoment beoordeel je een klasgenoot met behulp van het reflectieschema. Houd bij de beoordeling rekening met de doelgroep die je klasgenoot voor ogen heeft. Probeer je in de doelgroep in te leven.

woord

evenwichtig: in evenwicht zijn, een goede balans hebben

LES 1 Spelen met teksten

383


Uitvoeren

o

v

u

r

9 Breng je tekst voor de klas.

Reflecteren

o

v

u

r

10 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je articuleert duidelijk. Je bent goed verstaanbaar.

1234

1234

Je past je spreekvolume aan de situatie in de tekst aan.

1234

1234

Je past je spreektempo aan de situatie in de tekst aan.

1234

1234

VA N

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor je klasgenoot:

©

384

IN

Je bepaalt vooraf het doelpubliek en kiest welke tekst je zult voorlezen. Je tekst past bij je publiek. Je bereidt de tekst grondig voor door notities aan te brengen in de tekst. Je intonatie is levendig. Je gebruikt stemmetjes waar nodig.

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


les

Teksten binnenstebuiten

2

leesstrategieën inzetten

schema’s lezen en maken

tekststructuren herkennen en gebruiken

Buiten spelen onder de loep OPDRACHT 1

Ga aan de slag met de tekst ’Waarom kinderen buiten moeten spelen’.

1 Beantwoord de vragen en markeer waar nodig de juiste strategie.

b Welke tekst herken je? c Met welk doel lees je de tekst?

VA N

IN

a Som drie tekstkenmerken op.

Leesstrategie: oriënterend lezen – globaal lezen – zoekend lezen – intensief lezen – studerend lezen – kritisch lezen – genietend lezen d Wat is de hoofdgedachte of het centrale thema van deze tekst?

Leesstrategie: oriënterend lezen – globaal lezen – zoekend lezen – intensief lezen – studerend lezen – kritisch lezen – genietend lezen

©

1

als journalist aan de slag gaan

e Lees de tekst nu helemaal.

Leesstrategie: oriënterend lezen – globaal lezen – zoekend lezen – intensief lezen – studerend lezen – kritisch lezen – genietend lezen 2 Werk per twee. Maak op een apart blad een schematische voorstelling van deze tekst. Voor welk schema kies je en waarom? Maak een weloverwogen keuze en verduidelijk die keuze onder je schema. Leesstrategie: oriënterend lezen – globaal lezen – zoekend lezen – intensief lezen – studerend lezen – kritisch lezen – genietend lezen Verduidelijking: a Welke woorden uit de tekst konden je helpen bij het maken van het schema? b Hoe noem je die woorden? LES 2 Teksten binnenstebuiten

385


Waarom kinderen buiten moeten spelen De mooiste herinneringen van een kind en ook de strafste verhalen zijn vaak gelinkt aan het ravotten in de tuin. Samen met kinderen uit de buurt of bij de jeugdbeweging kampen bouwen, wedstrijden organiseren, spelletjes improviseren en fantaseren rond gevonden voorwerpen … Het zijn stuk voor stuk activiteiten die inherent zijn aan een gelukkige jeugd. Goed voor lichaam en geest

IN

Buiten spelen heeft alleen maar positieve effecten en die zijn zowel van individuele als sociale aard. Het beïnvloedt niet alleen de fysieke, maar ook de mentale gezondheid van het kind. Spelen en dan vooral buiten spelen is even belangrijk voor de ontwikkeling van een kind als andere elementaire behoeften. Via het spel ontdekt het kind zijn omgeving en tast het de verhouding tot anderen af. In het tablet- en smartphonetijdperk waarin de kinderen nu opgroeien, verdwijnt buiten spelen spijtig genoeg naar de achtergrond. Bovendien zijn buren over het algemeen minder tolerant voor lawaaihinder van joelende kinderen … Daarom hebben een aantal televisiezenders zoals onder andere Nickelodeon, Studio 100 TV, Ketnet, en VTMKZOOM, in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap, de buitenspeeldag in het leven geroepen. Alle kinderen naar buiten! Vier redenen waarom kinderen buiten moeten spelen Blije kinderen

Creatieve kinderen

VA N

Ten eerste wordt volgens een Nederlandse studie ruim 80 % van de kinderen vrolijk en blij van vrij buitenspelen met andere kinderen. Een omgeving met veel prikkels daagt het kind uit tot bewegen. Volgens dezelfde studie werd aangetoond dat kinderen die veel buiten spelen en bewegen meer kans hebben om gezond en evenwichtig op te groeien. Ze lopen relatief minder risico op botbreuken en herstellen sneller bij ziekte. Het kind leert zelf zijn (on)mogelijkheden inschatten en is zodoende minder vaak het slachtoffer van een ongeluk(je).

Ten tweede leren kinderen tijdens het buiten spelen ook creatief zijn en ontwikkelen ze hun fantasie. Ze bedenken ad hoc oplossingen, spelregels en allerlei scenario’s.

©

Kinderen met nieuwe vriendjes

Buiten spelende kinderen komen ook los uit het isolement van de vertrouwde omgeving die de klas en het gezin vormen. Ze maken nieuwe vriendjes en vriendinnetjes. Socialere kinderen

Ten slotte komen kinderen tijdens het spel in contact met andere kinderen. Samen doen ze een activiteit waarbij ze samenwerken of elkaar beconcurreren. Ze leren hoe het voelt om te winnen of te verliezen en hoe zij zelf en anderen daarmee omgaan. Daardoor ontwikkelen ze ook sociale en emotionele vaardigheden zoals empathie, flexibiliteit en zelfbewustzijn. En daar ligt de basis voor het oefenen van sociale vaardigheden en sociaal adequaat handelen. Redenen genoeg dus om je kind naar buiten te sturen! www.gezondheid.be

improviseren: onvoorbereid iets doen of maken inherent aan: onafscheidelijk verbonden met mentaal: wat met de geest te maken heeft elementair: de basis, de eerste beginselen omvattend tolerant: verdraagzaam

386

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN

woord

relatief: betrekkelijk, vergeleken met iets anders ad hoc: voor dit doel in het bijzonder de empathie: het vermogen om zich in de gevoelens van iemand anders in te leven adequaat: geschikt voor het beoogde doel


Tekststructuren onder de loep OPDRACHT 2

Onderzoek de structuur van de tekst.

tip

1 Werk per twee. Welke structuur herken je in de De naam van de tekststructuur verraadt meestal volgende korte tekstjes? al iets over de inhoud van de tekst. Kies uit deze mogelijkheden: chronologische structuur – opsommende structuur – oorzaak/gevolgstructuur – vergelijkende structuur – beschrijvende structuur. Noteer er ook bij waarom je voor die structuur kiest. 2 In elk tekstje werd één signaalwoord gemarkeerd. Markeer er telkens nog één.

Naar: National Geographic Junior

VA N

IN

A Op Madagaskar vind je niet alleen stukken regenwoud, je vindt er ook drogere gebieden. Hier leven verschillende dieren. Eerst en vooral heb je de Madagaskar-grondboa. Die kruipt ’s nachts rond, op zoek naar eten. Razendsnel wikkelt hij zijn lange lijf om zijn slachtoffer. De slang knijpt zo hard dat zijn prooi alleen nog kan uitademen en uiteindelijk stikt. Een andere opvallende verschijning op Madagaskar zijn de verreauxsifaka’s. De mensen op het eiland hebben hen vernoemd naar hun roep die klinkt als ‘Si-fa, si-fa!’ Door hun platvoeten lopen de dieren moeilijk. Ze ‘dansen’ daarom met hun gespierde achterpoten in grote sprongen over de grond, terwijl ze met hun voorpoten hun evenwicht bewaren.

omdat

B Een professionele duiker komt zonder zuurstoffles 100 meter diep. Dat is niets vergeleken bij de 500 meter die de keizerspinguïn haalt. Normaal slaat zijn hart 60 tot 70 keer per minuut, maar vlak voor een duik verdriedubbelt dat. Zo krijgt hij extra zuurstof in zijn lijf om langer onder water te kunnen blijven. In tegenstelling tot een menselijke duiker is de keizerspinguïn tijdens de duik zuinig met zuurstof en slaat zijn hart maar 20 keer per minuut.

©

2

Naar: National Geographic Junior

omdat

C Toen het baasje van de hulphond Faith bewusteloos neerviel, wist de viervoeter meteen wat haar te doen stond. Eerst liep ze naar de telefoon en daarna toetste ze het alarmnummer in. Faith blafte vervolgens, de hulpdiensten kwamen meteen in actie en haar baasje werd gered. Naar: National Geographic Junior

omdat

LES 2 Teksten binnenstebuiten

387


D Als orang-oetang Princess honger heeft, pakt ze gewoon even de kano van het opvangcentrum waar ze woont op het eiland Borneo. Met haar handen roeit ze dan een eindje verder, op zoek naar lekker fruit dat niet in het kamp te vinden is. Vervolgens keert de aap weer terug naar huis, maar dan met een volle buik. Naar: National Geographic Junior

omdat

E De Europese wilde kat krabt met zijn achttien nagels aan bomen, ten eerste om ze messcherp te houden voor de jacht. Maar het is ook een waarschuwing voor soortgenoten. Zij zien de krassen én ruiken de geursporen die de kat met zijn nagels achtergelaten heeft. De boodschap is duidelijk: ‘Wegwezen! Dit is mijn plek!’

IN

Naar: National Geographic Junior

OPDRACHT 3

VA N

Maak een schematische voorstelling van een van de teksten van opdracht 2.

©

Werk per twee. Leg uit waarom je voor een bepaalde voorstelling kiest.

388

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN

omdat

tip

Het ontdekken van de tekststructuur en de signaalwoorden kan een hulpmiddel zijn bij het maken van een schema.


wat Verschillende tekststructuren Een tekst is dikwijls opgebouwd volgens een bepaalde structuur. Het ontdekken van die structuur kan je helpen om de tekst te begrijpen en een schematische voorstelling van de tekst te maken. Er zijn verschillende tekststructuren. • Opsommende structuur De schrijver wil een aantal zaken oplijsten en er uitleg bij geven. De schematische voorstelling van de tekst ziet er dan uit als een lijstje. Je somt de sleutelwoorden (of hoofdpunten) op en je laat de uitleg weg. Mogelijke sleutelwoorden: ten eerste, ten tweede, ook, en, ten slotte … • Chronologische structuur De schrijver wil iets vertellen in volgorde van tijd. Wat eerst gebeurde, vertelt hij eerst. Wat later gebeurde, komt ook later in de tekst voor. Mogelijke schematische voorstelling: een tijdlijn. Mogelijke signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens, dan, ten slotte …

IN

• Vergelijkende structuur De schrijver wil in zijn tekst twee of meer zaken met elkaar vergelijken. Mogelijke schematische voorstelling: een tabel, een kolommenschema, een T-schema. Mogelijke signaalwoorden: in vergelijking met, vergeleken met, zoals, net als …

Van spelen ga je … geeuwen! OPDRACHT 4

Ga aan de slag met deze langere tekst.

©

3

VA N

Een tekst bevat niet altijd één duidelijke structuur. Soms wordt een tekst in zijn geheel opgebouwd rond een bepaalde structuur, maar vind je in de afzonderlijke alinea’s nog andere structuren terug.

1 Lees eerst de inleiding. Kun je al ontdekken rond welke structuur de tekst opgebouwd werd? Onderstreep de zin die de structuur prijsgeeft. 2 Lees nu de rest van de tekst. Kruis de tekstdelen aan die aanwezig zijn.   inleiding    midden    slot 3 Onderstreep in het midden van de tekst de signaalwoorden die duiden op de structuur die je al ontdekte bij vraag 1. 4 Welke andere structuur herken je in het weetje? Markeer de signaalwoorden.

LES 2 Teksten binnenstebuiten

389


Het geheim van de geeuw Sommige dieren genieten echt van een geeuw. Misschien doe jij nu hetzelfde, want gapen is aanstekelijk. En als je aan een geeuw begint, kun je hem niet meer stoppen. Je geeuwt wat af op een dag, vaak wel vijftien keer. Tijdens een saaie les. Of ’s ochtends als je veel te vroeg je bed uit moet. Je bent niet de enige. De natuur zit vol gapers! Bijna alle gewervelde dieren geeuwen: van stokstaartjes tot struisvogels. Hoe dit bekkentrekken is ontstaan, dat weten biologen niet. Wél is duidelijk dat een geeuw verschillende functies kan hebben.

Hoe verloopt een geeuw? Een geeuw begint vanzelf, daar kun je niets aan doen. Een beetje zoals een nies. Als je gaapt, trek je eerst je onderkaak ver naar beneden, tot hij echt niet meer verder kan. Daarbij adem je diep in. Dan, na een korte pauze, adem je weer uit en sluit je je mond. Bij een écht goede gaap rek je je ook nog eens lekker uit!

Hoektanden Ten eerste mag in de dierenwereld een goede gaap gezien worden! Sterker nog: hij moet gezien worden. Dikwijls is het een boodschap voor andere dieren. Zoals bij de baardaap. Die zegt met een geeuw tegen vijanden: nog één stap verder en je maakt kennis met mijn scherpe hoektanden. Bedtijd

IN

Bij dieren die in groepen leven, heeft het gapen een andere functie. Biologen denken dat het helpt bij het zoeken van een goed slaapmoment. Veel groepsdieren nemen het geeuwen van elkaar over. Struisvogels bijvoorbeeld, zijn daar erg gevoelig voor. Als de leider begint te gapen, volgt de rest van de groep snel. Tijd om een slaapplaats te zoeken! Aflossen

Ontwrichte kaken

VA N

En ook bij stokstaartjes bewijst geeuwen zijn nut. Het stokstaartje gaat geeuwen als hij moe is. En dat is wel handig. Het Afrikaanse diertje staat bekend om zijn waakzaamheid en staat op de uitkijk. Maar dan moet hij wel wakker blijven! Het gapen helpt hem daarbij. Als hij blijft geeuwen, weten de andere stokstaartjes hoe laat het is: tijd om hem af te lossen!

Stress

©

Een slang geeuwt niet als hij moe is, maar als hij zijn buikje rond heeft gegeten. Het reptiel slikt zijn prooi in één keer door. En daarbij ontwricht hij zijn kaken. Door zijn bek extreem ver open te trekken, schiet alles weer op de juiste plaats. Een ander reptiel, de krokodil, lijkt wel uren achter elkaar te gapen als hij lekker in de zon ligt. Als zijn kop oververhit dreigt te raken, houdt hij zijn bek open. Zo koelt hij lekker af. Ten slotte zijn niet alle gapers zo relaxed als een zonnebadende krokodil. Veel dieren – én mensen – gaan juist geeuwen als ze gestrest zijn. Honden gapen als ze iets moeten doen wat ze niet leuk vinden, zoals in bad gaan. Siamese kempvissen geeuwen als ze vechten met een concurrent. Bij mensen is dat niet anders. Zo gapen sporters opvallend vaak voor een belangrijke wedstrijd. Gapen is een mysterie dat wetenschappers graag willen oplossen. Maar ook na jaren van onderzoek hebben ze nog veel vragen over die oeroude gewoonte. De geeuw geeft zijn geheimen maar langzaam prijs … Naar: National Geographic Junior

390

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


hoe Tekststructuren herkennen Om de tekststructuur in een tekst te herkennen lees je eerst de inleiding aandachtig. Soms wordt daar al prijsgegeven rond welke structuur de tekst werd opgebouwd. Als de tekst geen inleiding heeft of als de inleiding geen info over de structuur biedt, ga je op zoek naar signaalwoorden in de tekst. Op basis van die signaalwoorden kun je de tekststructuur bepalen.

waarheen Je kunt:

IN

in een tekst signaalwoorden ontdekken; op basis van de inleiding van een tekst of de signaalwoorden de tekststructuur herkennen; een schematische voorstelling maken van een tekst die past bij de tekststructuur; een kort tekstje schrijven bij een opgegeven tekststructuur; de nodige signaalwoorden aanbrengen in een tekst.

©

VA N

• • • • •

LES 2 Teksten binnenstebuiten

391


Journalist zoekt structuur Schrijf een kort tekstje (vijf à acht zinnen) met een bepaalde structuur rond het thema ‘spelen’. Je leraar bepaalt met welke structuur jij aan de slag zult gaan.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Werk per twee. Bedenk zelf een onderwerp of kies uit deze titels. • Nadelen van het beroep van acteur • Spelverloop van tikkertje • Hoe speelden kinderen vroeger en hoe spelen ze nu? 2 Voor welk doelpubliek zul je een tekstje schrijven? 3 Welk onderwerp kies je?

4 Welke structuur zal je tekst bevatten?

VA N

IN

Voorbereiden

o

v

u

r

5 Brainstorm: schrijf alle ideeën in een spinschema. Werk op een apart blad of met het spinschema dat je op diddit vindt. 6 Selecteer: welke ideeën wil je in je tekst gebruiken? Markeer ze.

©

7 Welke moeilijke woorden kun je in je tekst gebruiken? Probeer minstens twee moeilijke woorden te gebruiken.

Uitvoeren

o

v

u

r

8 Maak een eerste versie van je tekst. 9 Voeg de nodige signaalwoorden toe aan je tekst. 10 Herlees je tekst nog een keer en maak dan een definitieve versie. 11 Wissel je tekst met die van een ander groepje. Maak op een apart blad een schematische voorstelling van de tekst die je nu voor je krijgt.

392

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Reflecteren

o

v

u

r

12 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je tekst past bij de titel of je titel sluit goed aan bij het thema ‘spelen’.

1234

1234

Je tekst bevat de opgegeven structuur.

1234

1234

Je tekst bevat minstens drie signaalwoorden die duiden op de opgegeven structuur.

1234

1234

Je tekst bevat twee moeilijke woorden.

1234

1234

Je zinnen volgen vlot op elkaar. Je tekst leest vlot.

1234

1234

Je verzorgt je spelling.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Werkpuntje voor je klasgenoot:

©

VA N

IN

LES 2 Teksten binnenstebuiten

393


les

Informatie presenteren

3

informatie zoeken

informatie noteren info presenteren en vragen stellen

informatie beluisteren/lezen

1

Informatie verwerven OPDRACHT 1

Lees dit fragment. Beantwoord de vragen mondeling.

Op zoek naar informatie

IN

Wil je iets te weten komen, dan kun je het aan iemand vragen of opzoeken. Boeken zijn jarenlang de belangrijkste bron van informatie geweest. Misschien bezit je zelf zulke boeken of je kunt ze in de bibliotheek raadplegen.

VA N

Sinds de komst van het internet is informatie wereldwijd raadpleegbaar in een mum van tijd. Ervaren internetsurfers weten dat er ook onjuistheden of halve waarheden op het net staan. Daarom is het nodig dat je verstandig leert surfen. Je bron onderzoeken is belangrijk. Bevraag en vergelijk je bron met een tweede bron. Dat levert altijd voordelen op. Wil je snel informatie vinden op het internet, dan kun je makkelijk gebruikmaken van een zoekmachine. Kies altijd eerst je taal (het Nederlands) om artikels op te sporen. Wil je bijvoorbeeld weten of soldaten van Napoleon ook al konden fietsen, dan moet je meer dan één zoekopdracht uitvoeren. • Je moet weten waar en wanneer Napoleon leefde. • Je moet weten wanneer en waar de fiets voor het eerst gebruikt werd.

©

1 Waarom moet je verstandig leren surfen?

2 Hoe kun je de juistheid van een bron controleren? 3 Wat zijn nog belangrijke criteria als je een bron wilt onderzoeken? 4 Geef een voorbeeld van een zoekmachine. 5 Welke zoekmachine gebruik je zelf dikwijls?

hoe Informatie zoeken • Zoek online, via verschillende zoekmachines, of in boeken, bijvoorbeeld in de bibliotheek. • Gebruik de gepaste zoektermen. • Controleer je bronnen (tweede bron, betrouwbaar, recent, tekstdoel …).

394

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Informatie presenteren OPDRACHT 2

Zoek de informatie.

1 Probeer met de klas zicht te krijgen op de geschiedenis van het theater, op acteren en het leven van acteurs. Werk daarvoor in groepjes. Maak straks ook een planning op. Presenteer samen de informatie. Zorg ervoor dat iedereen evenveel aan bod komt. a Verzamel informatie over het onderwerp en rangschik die info in een spreekplan door een schema te maken. Werk op een apart blad. • Wat breng je in de inleiding? • Wat wil je aan bod laten komen in het midden? • Vind je een leuke afsluiter?

b Noteer de bron. Waar heb je de informatie gevonden? Wees kritisch: is de bron betrouwbaar? Recent?

IN

Zoek ook beeldmateriaal om je presentatie kracht bij te zetten.

c Lees de informatie. Begrijp je alles? Vertel aan elkaar wat je gelezen en onthouden hebt. d Noteer de belangrijkste zaken met kernwoorden. Die zul je in de presentatie aan bod laten komen.

VA N

e Kies de presentatievorm: een poster, een digitale presentatie of filmpje. Bespreek met je leraar. f Maak samen de presentatie. Houd daarbij rekening met de afspraken. 2 Oefen je presentatie in en geef elkaar feedback. Gebruik daarvoor het schema en noteer je feedback in de laatste kolom. Tijdens de presentatie worden deze criteria gebruikt: correct, duidelijk, gepast en aantrekkelijk. In orde

Je traject naar succes

jij

Correct Is de informatie juist? Is het taalgebruik juist?

1234

Duidelijk Is de informatie goed gestructureerd? Is de presentatie verstaanbaar? volume (stil/luid); articulatie; tempo (traag/snel); makkelijk/moeilijk

1234

Gepast Is de informatie op het gepaste niveau?

1234

Aantrekkelijk Is er materiaal ter ondersteuning? Is er oogcontact?

1234

©

2

opmerkingen

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Informatie presenteren

395


3 Planning: je krijgt maximaal twee lesuren om samen aan de opdracht te werken. Noteer jullie planning in dit schema. planning

planning tijd/ wie geschat

In orde?

werkelijk

Wat plan je het eerste uur? Wat werk je thuis verder af? Wie doet wat? Wat plan je het tweede uur? Wat werk je thuis verder af? Wie doet wat? OPDRACHT 3

Sluit je presentatie bij opdracht 2 af met een mini-quiz.

IN

1 Beëindig je presentatie met vier vragen over de inhoud van je presentatie. Maak voor jezelf ook een correctiesleutel. Stel telkens een andere soort vraag. Lees de informatie over soorten vragen in het wat-kader. Welke vragen passen volgens jou het beste in een quiz? Bespreek mondeling.

VA N

2 De luisteraars mogen notities nemen tijdens je presentatie. Die mogen ze gebruiken om het antwoord op je vragen te vinden. 3 Noteer de vragen in een presentatie, op een poster of stel ze mondeling. Geef de andere leerlingen de tijd om op een kladblad de antwoorden te noteren.

©

4 Geef de antwoorden of laat een andere leerling de antwoorden formuleren. De leerlingen evalueren zichzelf en duiden aan welke antwoorden ze juist/fout hebben. Je kunt eventueel naar de scores vragen.

Soorten vragen

Je kunt vragen indelen naar de vorm. • Ja-neevragen Bv. Konden de soldaten van Napoleon al fietsen? • Vraagwoordvragen Bv. Wie waren de uitvinders van de fiets? Andere vraagwoorden: wat, welke, wanneer, hoe, waar … • Meerkeuzevragen Bv. Wanneer werd Napoleon geboren? In de  ⎕ 17de eeuw  ⎕ 18de eeuw  ⎕ 19de eeuw • Juist-foutvragen of waar-onwaarvragen Bv. De fiets werd voor het eerst gebruikt in de tijd van Napoleon  J/F • Gesloten en open vragen Bij een gesloten vraag is het antwoord precies voorspelbaar, bij een open vraag niet. Bv. Wanneer leefde Napoleon? (gesloten) Bv. Welke eigenschappen zouden de soldaten van Napoleon van pas gekomen zijn? (open)

396

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN

wat


Je kunt vragen ook indelen naar de inhoud. • Kennisvragen Met dit soort vragen kom je iets te weten over iets of iemand. Bv. Wie was Napoleon? • Belevingsvragen Met dit soort vragen vraag je naar iemands beleving of ervaring. Bv. Heb jij al met een elektrische fiets gereden? Hoe voelde dat? • Probleemoplossende vragen Wat je weet, koppel je aan een nieuwe situatie door informatie met elkaar te verbinden. Bv. Konden de soldaten van Napoleon al met de fiets rijden?

In orde Je traject naar succes

jij

A Product 1234

2 Heb je vier vragen? Zijn ze ook opgelost?

1234

B Proces 1 Hoe vond je de samenwerking?

IN

1 Zijn de vragen kort en helder geformuleerd?

+

0

VA N

2 Hoe vond je de tijdsplanning? 3 Hoe vond je de opdracht? Werkpuntje voor jezelf:

©

5 Beantwoord deze vragen voor jezelf. Stel dat je de oefening zou moeten overdoen: • Wat zou je op dezelfde manier doen? • Wat zou je anders doen?

hoe

Informatie presenteren • • • •

Denk na over de communicatieve situatie. Breng de boodschap (informatie) gestructureerd: I – M – S (inleiding – midden – slot). Kies een gepaste presentatievorm. Deze criteria kunnen je helpen bij de zelfreflectie: correct, duidelijk, gepast en aantrekkelijk.

waarheen Je kunt: • • • • •

de belangrijkste informatie uit een tekst halen; notities nemen tijdens het luisteren naar of het lezen van de informatie; die informatie kernachtig presenteren; vragen stellen over de informatie; gepaste antwoorden formuleren.

LES 3 Informatie presenteren

397


Presenteer en noteer Oriënteren

o

v

u

r

1 Breng een deel van een les geschiedenis, aardrijkskunde, wetenschappen … voor de klas of voor een groep van de klas.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies een gedeelte uit een les van een ander vak. Wat is de kern van de les? Noteer minstens drie belangrijke aspecten. Stel voor elk kernidee een vraag.

Uitvoeren

o

v

u

r

4 Word spreker en ook luisteraar.

VA N

A Ben je spreker?

IN

3 Hoe breng je de informatie uit de les? • Maak je een poster? • Ontwerp je enkele dia’s voor een presentatie? • Gebruik je een digitale tool?

Je krijgt maximaal vier minuten om je leerstofdeeltje voor te stellen. Breng drie kernideeën en stel drie vragen. B Ben je luisteraar?

©

Luister naar de korte uiteenzetting. Tijdens het luisteren mag je voor jezelf notities nemen. Zoek het antwoord op de drie vragen.

tip

Denk aan de opbouw van je uiteenzetting en gebruik gepaste signaalwoorden.

tip

Noteer geen volledige zinnen, maar gebruik afkortingen, kernwoorden, symbolen.

Bekijk na de uiteenzetting samen of de luisteraar op de drie vragen een juist antwoord kan geven.

Vragen en notities

398

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je kiest een deeltje uit een ander vak om op een gepaste manier te presenteren.

1234

1234

Je brengt drie kernideeĂŤn en stelt er telkens een vraag bij.

1234

1234

Je uitleg over de leerstof is goed opgebouwd met gepaste signaalwoorden.

1234

1234

Je neemt persoonlijke notities tijdens de uiteenzetting, afkortingen kunnen en je gebruikt geen volledige zinnen.

1234

1234

Je kunt een antwoord geven op de drie vragen.

1234

1234

Je kunt je antwoorden aanvullen of bijsturen als dat nodig is.

1234

1234

spreker

Werkpuntje voor jezelf:

IN

luisteraar

VA N

Werkpuntje voor je klasgenoot:

Š

LES 3 Informatie presenteren

399


les

Toerist in woordenland

4

nieuwe en vreemde woorden begrijpen

Engelse werkwoorden vervoegen betekenis formuleren (miniwoordenboek)

woorddelen onderzoeken

1

Wie wint? OPDRACHT 1

Speel een quiz.

IN

1 Maak quiz 1 of quiz 2 per twee en geef de ingevulde zinnen door aan een ander duo. Zij corrigeren jouw quiz en geven je feedback. Gebruik bij het corrigeren een woordenboek. Quiz 1 Ken je het verschil? Markeer het gepaste woord.

1 Ik vind jouw verklaring nogal ... ; kun je geen duidelijker voorbeeld geven? A concreet B abstract

VA N

2 Gebruik je ook het ... vervoer? Dat is inderdaad beter voor het milieu. A openlijk B openbaar 3 Hij vond de oefeningen erg ... . A moeizaam B moeilijk

4 Topsporters moeten zowel lichamelijk als … in orde zijn om een goede prestatie te leveren. A fysiek B psychisch

©

5 Voor de echte fijnproever is vooral de … van chocolade van belang. A kwaliteit B kwantiteit Quiz 2 Ken je het verschil? Markeer het gepaste woord. 1 Op onze school waren veel eerstejaars inwonend; later worden ze dikwijls … . A intern B extern 2 Die onrustige jongen was erg … . A beweegbaar B beweeglijk 3 Totdat hun woning na de brand hersteld is, wonen de buren … bij familie. A tijdig B tijdelijk 4 Een dier weet … wanneer er gevaar dreigt. B intuïtief A instinctief 5 Vooral in Brussel worden veel … opgevangen; ze komen daar uit verschillende landen samen. A immigranten B emigranten 2 Bekijk alle woorden waaruit je kon kiezen. a Welke woorden zouden uit een andere taal dan het Nederlands afkomstig kunnen zijn? Noteer ze. Quiz 1: Quiz 2:

400

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


b Bestaat er voor die woorden een zuivere Nederlandse variant? Probeer maar … Formuleer drie suggesties of woorden die dan ook echt bestaan.

tip

c Wat klinkt volgens jou het best / het meest vertrouwd?

Vreemde woorden in het Nederlands OPDRACHT 2

Wees creatief en zoek een Nederlandse variant.

1 Noteer voor elk woord een mogelijke vertaling, een Nederlandse variant met dezelfde betekenis. rendez-vous

IN

weekend snackbar

thriller

blooper

boxershort

croque-monsieur

VA N

checken computer

shockeren

2 Beluister de oplossingen van je klasgenoten. a Welke vind je geslaagd? Noteer er twee.

b Welk woord klinkt aangenamer: jouw versie of de versie in de opgave? Bv. transpireren of zweten? Bespreek mondeling.

©

2

Bekijk de zinnen opnieuw, daarin vind je zeker inspiratie.

OPDRACHT 3

Zoek het vreemde woord.

1 Lees de zin. Noteer een gepast vreemd woord voor het onderstreepte deel. Kies uit: stalken – blanco – integraal – separaat – transfer – comeback – crash – deadline a De autobestuurder had gelukkig nog een leeg strafblad.             b Het hinderlijk volgen van iemand waarop je verliefd bent bekijkt de politie als een ernstig probleem.             c Alle muziek van die band wordt volledig opnieuw uitgegeven.             d De kopman van die wielerploeg zal straks zijn terugkeer aankondigen.             e Er gebeurde een dodelijk ongeval op de E17 ter hoogte van afrit 4.             LES 4 Toerist in woordenland

401


f De club regelde op een week tijd drie overplaatsingen en start met sterke spelers aan het nieuwe seizoen.             g Het is belangrijk om die nieuwe jeans apart te wassen.             h De uiterste indiendatum voor je opdracht is al voorbij.             2 Kies een van de woorden. Maak er zelf een duidelijke zin mee. Het woord zelf vervang je in de zin door XX. Vraag aan je buur om het woord erbij te noteren. zin: XX =

• een Kwik Lok voorspelling:

• een nestel voorspelling:

VA N

online woordenboek:

online woordenboek:

©

• een beurtbalkje voorspelling:

online woordenboek:

• een ziel (van een fles) voorspelling: online woordenboek: • een dwarsligger voorspelling: online woordenboek: • een brilscore of brilstand voorspelling: online woordenboek:

402

IN

3 Vreemde of nieuwe woorden komen onze taal binnen en moet je leren kennen en gebruiken. Zoek online naar de (nieuwe) betekenis van die woorden. Voorspel eerst wat ze volgens jou betekenen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


OPDRACHT 4

Lees de tekst.

Woorden uit de tijd van Caesar die we nog altijd gebruiken Julius Caesar leefde in de tijd dat Latijn een wereldtaal was. De invloed van Latijn in onze samenleving op literair gebied is nog altijd evident. Met honderden woorden, afgeleid van het Latijn hebben we nog dagelijks te maken. We hebben er hier enkele op een rij gezet. bonus De betekenis van dit woord is het bijvoeglijk naamwoord ‘goed’. Als medewerkers goed hun best deden, kregen ze een beloning: de bonus. Op een bepaald moment is de betekenis daarvan veranderd in ‘een fooi’. We kennen het nu als een financiële beloning op zichzelf en daarom is het bekend als zelfstandig woord. campus Campus is Latijn voor ‘veld’ of ‘open plek’. Die betekenis is overgenomen toen er vroeger universiteiten werden gebouwd op open gebied net buiten de steden. dictator

IN

Het betekende eerst simpelweg ‘degene die spreekt’. Die oorsprong evolueerde. De Romeinen gebruikten het woord om een belangrijk persoon (van de overheid) te beschrijven. Daaruit is weer de betekenis ontstaan dat bazige leiders zich als dictators gedragen. exit

VA N

Misschien wel een van de meest universele woorden. In het Latijn betekent het ‘hij/zij/het gaat uit’. In veel stukken van Shakespeare werd het woord exeunt getoond wanneer acteurs het podium verlieten. gladiator

De betekenis zoals wij die kennen, stamt af van het woord gladius, een mes van een Romeinse soldaat. Opmerkelijk is dat er een Noorse variant van het woord is gekomen met de betekenis ‘blij’ of ‘smooth’. Dat is nogal tegenstrijdig met het originele woord, aangezien dat niet echt past bij het leven van een gladiator.

©

continent

Het Latijnse woord continentus heeft twee betekenissen: ‘vasteland’ en ‘werelddeel’. Vandaag heeft het alleen nog de laatste betekenis. Naar: froot.nl

1 Wat heb je geleerd over … a de invloed van het Latijn op onze taal? b de betekenis van Latijnse woorden en de betekenis vandaag in het Nederlands? c hoelang een woord kan blijven bestaan? Bespreek samen de antwoorden op de vragen. 2 Maak een schema op een apart blad. a Lees daarin deze zaken af: het oorspronkelijk Latijnse woord en zijn betekenis, het woord vandaag met zijn betekenis. b Vergelijk je schema met dat van een medeleerling. Bespreek: • gelijkenissen en verschillen. • je aanpak: hoe heb je van de tekst een schema gemaakt?

woord

evident: duidelijk, helder

LES 4 Toerist in woordenland

403


OPDRACHT 5

Ga met Latijnse of Griekse delen aan de slag.

Onderzoek deze woorden. Soms komt een woorddeel in verschillende woorden aan bod. Die woorddelen kunnen je helpen om de betekenis van een woord te achterhalen. 1 Rangschik de woorden. a Zoek dezelfde woorddelen. antoniem – biografie – biologie – geografie – geologie – homofoon – homoniem – megafoon – pseudoniem – synoniem – telefoon – telepathie b Maak een lijstje met de betekenis van die woorddelen.

VA N

2 Verklaar de woorden mondeling. • pseudoniem • homoniem • homofoon • megafoon • antoniem • synoniem • telepathie • telefoon • geografie • biografie • biologie • geologie

IN

3 Noteer nog twee extra woorden met een van die woorddelen. Gebruik ze in een zin.

3

©

Engelse werkwoorden in het Nederlands vervoegen OPDRACHT 6

Vervoeg de Engelse werkwoorden.

1 Bekijk het fragment over de Parkour Academy. Lees de drie uitspraken over de reportage. a Kruis het passende werkwoord aan. b Kruis de gebruikte vorm van het werkwoord aan. uitspraak

404

werkwoord

vorm

A In Heist-op-den-Berg worden jonge kinderen … om hun skills te verbeteren.

 gecoached  gecoacht  gecoachd

  pv tt   pv vt  vd

B In het filmpje … ervaren freerunners hun kunstjes.

  showde   shoowden   showden

  pv tt   pv vt  vd

C Het filmpje … parkour en freerunning.

  promoot   promot   promote

  pv tt   pv vt  vd

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


2 Werkwoorden die uit het Engels ontleend werden, kunnen voor spelproblemen zorgen. Ontdek hoe je die werkwoorden spelt. a Hoe vind je de stam van een uit het Engels ontleend werkwoord? Bv. leasen (to lease) stam: lease recyclen (to recycle) stam: recycle Nu jij! managen (to manage)

stam:

piercen (to pierce)

stam:

b Hoe vervoeg je zulke werkwoorden in de tegenwoordige tijd? Door de regels van de regelmatige werkwoorden te volgen: stam + uitgang ik (stam)

deleten

jij (stam + t)

timen

hij (stam + t)

saven

wij (stam + en)

recyclen

jullie (stam + en)

switchen

zij (stam + en)

IN

leasen

VA N

c Hoe vervoeg je zulke werkwoorden in de verleden tijd?

Luister naar de klank op het einde van de stam. Klinkt die als een van de klanken van ’t kofschip? Schrijf dan -te(n). Klinkt die anders? Schrijf dan -de(n). Bv. leasen piercen

stam: lease (klinkt als z) stam: pierce (klinkt als s)

ik leasde ik piercete

©

Nu jij! screenen stam:              ik              relaxen stam:              ik              d Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van zulke werkwoorden? Gebruik de basisregel: ge+STAM+d/t Om te weten of je -t of -d toevoegt, luister je naar de verleden tijd. Bv. crashen googelen

verleden tijd: ik crashte gecrasht verleden tijd: ik googelde gegoogeld

Nu jij! deleten

verleden tijd:

ik

saven

verleden tijd:

ik

LES 4 Toerist in woordenland

405


hoe Werkwoorden die uit het Engels ontleend zijn Werkwoorden die uit het Engels ontleend zijn, volgen dezelfde regels als de regelmatige werkwoorden. Voor de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd gebruik je stam + uitgang. Voor de persoonsvorm (pv) in de verleden tijd gebruik je ’t kofschip. Voor het voltooid deelwoord (vd) gebruik je ge + stam + d/t.

IN

Let op • De stam vind je door het Engelse werkwoord te nemen en to weg te laten. • Als de stam op een klinker eindigt, is de uitgang -de(n) voor de verleden tijd en -d voor het voltooid deelwoord. Bv. shampooën (to shampoo) stam: shampoo  verleden tijd: shampoode  vd: geshampood • Soms is de Engelse afkomst nog wel herkenbaar, maar is de uitspraak vernederlandst. Dan volgt het werkwoord volledig de Nederlandse spelling. Bv. googelen (to google) stam: googel  verleden tijd: googelde  vd: gegoogeld Bv. scoren (to score) stam: scoor (dubbele oo, niet ‘score’)   verleden tijd: scoorde  vd: gescoord

Noteer de vormen van deze uit het Engels ontleende werkwoorden.

infinitief

VA N

OPDRACHT 7

stam

1 surfen

pv tt

jij

jij

wij

wij

u

u

jullie

jullie

5 upgraden

ik

ik

6 downloaden

hij

hij

7 breakdancen

jij

jij

8 skypen

wij

wij

2 back-uppen

4 deleten

©

3 lunchen

pv vt

vd

waarheen Je kunt: • • • •

406

de betekenis van nieuwe en vreemde woorden achterhalen, onderzoeken en formuleren; de juiste, vreemde en nieuwe woorden invullen; de invloed van vreemde talen op ons Nederlands verwoorden; Engelse werkwoorden correct vervoegen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Help de woordenboekschrijver Vandaag nemen talen veel woorden over uit veel verschillende talen. Je ontwerpt een miniwoordenboek met woorden uit andere talen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Je werkt in duo’s. Verdeel enkele talen: elk duo werkt vanuit een bepaalde taal. Zoek per taal vier woorden die het Nederlands overnam of die we gebruiken.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Kies per twee een taal: Frans, Engels, Italiaans, Spaans, Duits … (Geen Latijn of Grieks.)

Uitvoeren

tip

IN

Je kunt de woorden ook binnen een bepaald thema situeren, bijvoorbeeld eten, gamen, sport …

VA N

3 Bekijk hoe een woordenboekdefinitie eruitziet. Als het mogelijk is, voeg je ook een beeld toe.

o

v

u

r

4 Maak een mini(beeld)woordenboek met die vier woorden. Denk aan de spelling, hoofdletters …

©

Reflecteren

o

v

u

r

5 Jij beoordeelt het mini(beeld)woordenboek van een ander duo. In orde Je traject naar succes Je kiest vier woorden uit eenzelfde taal. Je noteert voor elk woord een juiste verklaring (eventueel met een gepast beeld). Je verwoording zou ook in een woordenboek kunnen voorkomen. Je besteedt aandacht aan de spelling: het woord is correct gespeld en krijgt een hoofdletter als dat nodig is.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

LES 4 Toerist in woordenland

407


les

Op de planken …

5

decor en rekwisieten gebruiken

toneel beleven toneelteksten onderzoeken

1

met toneelteksten spelen

… in Burkina Faso OPDRACHT 1

Bekijk het fragment ‘Brecht speelt toneel’ uit Iedereen beroemd.

1 Wat is de droom van Brecht?

IN

Lees vooraf de vragen. Dek ze daarna af. Probeer pas na het kijken en luisteren de vragen te beantwoorden. Zo luister je gericht.

VA N

2 Wat is het doel van het toneelstuk waarin Brecht meespeelt?

3 Welke rol neemt Brecht voor zijn rekening en met welke rekwisieten maakt hij dit duidelijk aan het publiek? Brecht speelt Je kunt dat zien aan

©

4 Op welke twee manieren zorgen ze voor een decor?

5 Wat is de boodschap van het toneelstuk? 6 In Burkina Faso wordt toneel gespeeld met weinig middelen. Welke middelen hebben wij extra?

408

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


2

… bij ons OPDRACHT 2

Bedenk een mogelijk decor en mogelijke rekwisieten voor deze toneelstukken.

Werk per twee. 1 Assepoester: 2 Hans en Grietje: 3 Doornroosje: 4 Peter Pan:

OPDRACHT 3

IN

Bekijk een filmpje en neem daarbij notities in een spinschema.

VA N

Werk in groepen van vier en verdeel het werk. Focus daarbij op de w-vragen. De filmpjes staan op diddit. Zorg dat je na afloop over de inhoud van het filmpje kunt vertellen aan je groepsgenoten. wie:

waarom:

Filmpje ...

©

wat:

waar:

wanneer:

wat Een toneelauteur is iemand die tekst schrijft voor een toneelstuk. In een toneeltekst wordt de tekst van de verteller en de verschillende personages weergegeven. Soms wordt er per personage een andere kleur gebruikt. Wat de verschillende personages moeten doen, staat meestal tussen haakjes en in cursieve druk. Een toneelregisseur is iemand die het toneelstuk vormgeeft en organiseert. Hij moet bij het vormgeven met heel wat elementen rekening houden: • de toneeltekst: moet goed geïnterpreteerd worden, zodat de betekenis van het stuk tot zijn recht komt; • het decor: de decorstukken moeten ervoor zorgen dat het publiek (onmiddellijk) ziet waar het stuk zich afspeelt; • de rekwisieten/attributen/props: enkele goedgekozen rekwisieten kunnen ervoor zorgen dat het publiek een bepaalde situatie beter begrijpt. Dat kunnen dingen zijn die de spelers vasthouden of dingen die op het toneel geplaatst worden.

LES 5 Op de planken …

409


OPDRACHT 4

Kruip in de huid van een recensent of een regisseur. Kies een van deze mogelijkheden.

Werk in groepen. Je vindt het nodige materiaal op diddit. Keuze 1 Toneelrecensies: Alice in Wonderland (groep van minimaal twee en maximaal vier) Lees enkele recensies van het toneelstuk Alice in Wonderland. • • • • •

Zijn de recensies overwegend positief of negatief? Markeer met blauw drie zinnen waaruit dat blijkt. Wat kom je te weten over het decor? Markeer met groen. Wat kom je te weten over rekwisieten? Markeer met geel. Wat is er bijzonder aan dit toneelstuk? Markeer met oranje. Schrijf nu een kort, informatief tekstje voor de toneelkrant over dit stuk.

Inleiding – Vertel over welk toneelstuk je iets wilt schrijven en waarom. Midden – Geef enkele bijzonderheden i.v.m. het toneelstuk (decor, rekwisieten …).

IN

VA N

Slot – Rond de tekst af. Maak een besluit.

©

• Ontwerp een kijkwijzer: waarop moet een recensent letten? Werk in een tabel en noteer elk item waarop gelet wordt in een aparte rij. • Gebruik die kijkwijzer om de regisseurs/acteurs feedback te geven. Keuze 2 Regisseur van een mop op het podium (groep van minimaal twee en maximaal vier) • Zoek een leuke mop die geschikt is om te spelen. • Zet de mop om in een kort toneelstukje. Hoeveel personages heb je nodig? Heb je ook een verteller nodig? Schrijf de toneeltekst op een apart blad. Voeg wat de personages moeten doen toe in cursieve tekst tussen haakjes. • Welk decor heb je nodig? Wat is haalbaar? Maak eventueel een schets op een apart blad. • Welke rekwisieten heb je nodig? Wie brengt wat mee naar de klas? • Oefen het toneelstukje enkele keren in. • Spelen maar! De recensenten zullen jullie observeren en feedback geven.

410

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Keuze 3 Toneelstuk/eenakter: Ik wou dat ik de laatste was (groep van tien) • Verdeel de rollen (Amanda, Komodo Varaan, Tijger, Zeekoe/Muis, Bezorger, dodo, quagga, zwarte neushoorn, moa, zweskos) en lees het toneelstuk hardop. • Herlees welke voorbereidingen er getroffen moeten worden (decor en rekwisieten) en werk dat uit. • Oefen het toneelstuk in. Als je van de leraar voldoende tijd krijgt, kun je de tekst misschien wel uit het hoofd leren. Het slotlied kun je inoefenen in de muziekles. Of je kunt het lied vervangen door gewone tekst.

waarheen Je kunt:

IN

in een toneeltekst de tekst van de verschillende personages en de verteller onderscheiden; in een toneeltekst informatie over decor en rekwisieten ontdekken; zelf een passend decor en rekwisieten voorzien voor een kort toneelstuk; een kort tekstje omzetten in toneeltekst; een kort toneelstuk voor de klas brengen.

VA N

• • • • •

©

+

LES 5 Op de planken …

411


Spelen met toneelteksten Met welke toneeltekst wil je aan de slag gaan? Maak een keuze, de teksten staan op diddit. • Toneelstuk: Roodhapje (groep van vier) • Hoorspel: Alice en het Wartaalmonster (groep van acht)

Oriënteren

o

v

u

r

Ga in groep aan de slag met de gekozen tekst. Kruip in de huid van de regisseur en maak de tekst klaar om te spelen. 1 Welke tekst kies je? Waarom? 2 Waarover gaat die tekst?

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

3 Hoeveel personages heb je nodig om dit te kunnen spelen? Heb je ook een verteller nodig? 4 Heb je een decor nodig? Welk decor heb je nodig? Wat is haalbaar? Maak eventueel een schets op een apart blad.

VA N

5 Welke rekwisieten heb je nodig? Wie brengt wat mee naar de klas?

6 Oefen het stuk een aantal keer in. Zorg dat je de tekst uit je hoofd kent.

Uitvoeren

o

v

u

r

©

7 Breng het toneelstuk voor de klas OF neem het hoorspel op, zodat je het voor de klas kunt afspelen.

Reflecteren

o

v

u

r

8 Vul het reflectieschema in. In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je zorgt voor een duidelijke rolverdeling.

1234

1234

Indien nodig voorzie je een passend decor.

1234

1234

Je hebt een aantal goedgekozen rekwisieten.

1234

1234

Je speelt het stuk vlot.

1234

1234

De betekenis van de tekst komt goed over op het publiek.

1234

1234

Werkpuntje voor de groep:

412

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


Uitdaging: Presenteren over acteren Oriënteren

o

v

u

r

1 Misschien wil jij weleens meespelen in een echt theaterstuk? Of gewoon een klein stukje toneel brengen? Zoek waardevolle tips voor een beginnend acteur. Werk per twee. Brainstorm op een apart blad en kies daarna de beste zes tips.

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Leg elke tip uit in enkele goede zinnen. Je kunt het werk verdelen. 3 Bouw de tips aan elkaar tot een vlotte tekst met enkele signaalwoorden. Welke structuur zal je tekst hebben? Schrijf de tekst op een apart blad.

IN

4 Maak van je tekst een schematische voorstelling. Hoe zal dat schema eruitzien? Hoe komt dat?

5 Gebruik je schema om een PowerPointpresentatie of posterpresentatie te maken.

Uitvoeren

VA N

6 Oefen de presentatie enkele keren in.

o

v

u

r

7 Tijd voor de presentatie!

©

Reflecteren

o

v

u

r

8 Hoe lukte dat?

In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je schreef een vlotte tekst met een opsommende structuur. Je gebruikt enkele passende signaalwoorden.

1234

1234

Je presentatie bevat een inleiding en een slot.

1234

1234

Het midden van je presentatie bevat zes tips.

1234

1234

Je presentatie is volledig en bevat duidelijke informatie.

1234

1234

Je presentatie heeft een aantrekkelijke lay-out.

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf: • dit gaat vlot: • dit vraagt training:

LES 5 Op de planken …

413


De laatste ronde OPDRACHT 1

Speel met spelen. Waaraan denk je bij het werkwoord ‘spelen’?

OPDRACHT 2

IN

Werk per twee. Schrijf de woorden in de woordenwolk. Probeer daarna die woorden te groeperen. Markeer woorden die bij elkaar kunnen horen in dezelfde kleur.

Speel met taal! Zoek voor ‘spelen’ vier alliteraties, vier assonanties en vier associaties.

spelen – sporten –

VA N

alliteraties: woorden waarbij de eerste twee letters dezelfde zijn

assonanties: woorden die dezelfde klinkers hebben

spelen – delen –

associaties: woorden die te maken hebben met het basiswoord spelen – spelletjes –

Speel galgje in groepen van vier.

©

OPDRACHT 3

Eén leerling (de uitdager) kiest een woord en noteert op een kladblad enkele stippen. Iedere stip staat voor een letter. De andere leerlingen (de spelers) proberen om de beurt een letter te raden. Komt de letter voor in het woord, dan wordt de letter op de juiste stip geplaatst (of op meerdere stippen als de letter meerdere keren in het woord voorkomt). Komt de letter niet in het woord voor, dan wordt een deel van de galg getekend. De galg bestaat uit acht delen. De spelers winnen wanneer het woord geraden wordt voordat de galg compleet is. De uitdager wint wanneer de galg volledig getekend is.

414

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


De laatste ronde OPDRACHT 4

Gwen is lid van een klimclub. Welke materialen gebruikt ze om die hobby uit te oefenen? Zoek het juiste woord in het verhaal.

A

B

g

m

D

k

g

IN

C

m

(

) t

F

k

VA N

E

©

G

k

DE LAATSTE RONDE

415


De laatste ronde OPDRACHT 5

Welke woorden uit de woordenlijst zoeken we? 1i

2i 4i 3 g 5 g

6 g 7 g

8 g

9i

15 g

VA N

13 g

12 i

IN

11 i 10 g

14 g

©

16 g

17 g

Horizontaal

3 Mijn oma heeft heel veel lichamelijke kwaaltjes, maar m        is ze nog prima in orde! 5 Is meer poetswerk niet i        aan het houden van huisdieren? 6 Het is niet e        om topsport te combineren met een studie die veel tijd vraagt. 7 De meeste pictogrammen zijn u         . Overal ter wereld begrijpen ze die. 8 Kun jij Egypte s        op de kaart? 10 Ik heb een e          verdeling gevonden tussen studietijd en vrije tijd. 13 Voel jij e        voor dat televisiepersonage of lust je hem eerder rauw? 14 Als je bij de politie wilt gaan, moet je een aantal f        proeven afleggen. Zo testen ze hoe sterk je lichaam is. 15 Vind jij dat ons land t        is ten opzichte van allochtonen? Of vind jij dat wij ons eerder vijandelijk opstellen? 16 De commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen zal a    hoc een beslissing nemen. 17 Zie jij het v        tussen spijbelen en criminaliteit?

416

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN


De laatste ronde Verticaal 1 Margus heeft erg veel ervaring. Hij is een d           klimmer. 2 Ik kan goed piano spelen, maar ik ben niet goed in i        . Ik kan niet onvoorbereid een stuk uit mijn mouw schudden. 4 Ik vind dat jij heel a        reageerde op het onbeleefde gedrag van Marijn. 9 Het is deze maand r        warm. Vorig jaar rond deze tijd was het nog veel kouder. 11 Het is belangrijk dat je eerst de e

leerstof onder de knie krijgt. Daarna kun je moeilijker

oefeningen maken. 12 Je vriendin voelt zich nu misschien echt niet goed, maar we moeten toch proberen om haar uit haar i        te krijgen. Ze zou wat meer onder de mensen moeten komen. OPDRACHT 6

Welk woord gebruikt de schrijver in het verhaal? Gebruik dat woord nadien in een nieuwe zin, zodat de betekenis duidelijk wordt.

• verraderlijk, hachelijk:

IN

(r   )

zin:

zin: • fascineren, boeien: zin:

VA N

• de begroting, de beraming:           (r   )

zin:

(r   )

©

• bijna niet, amper:

(r   )

• Turks hoofddeksel:

(r   )

zin: • betoverend, toverachtig:

(r   )

zin: • houvast, steun:

(r   )

zin:

DE LAATSTE RONDE

417


De laatste ronde OPDRACHT 7

Stel je voor dat het leven één groot toneel is en jij bent de regisseur.

Welke rol zou jij jezelf geven? Wie ben je? Wat doe je? Waarom kies je voor die rol? Ik zou mijzelf de rol van

toekennen.

Ik wil een                       zijn omdat Ik houd me vooral bezig met Deze rol spreekt mij aan omdat

Durf improviseren.

©

OPDRACHT 9

Bekijk/beluister het interview met Karla Stoefs (opnieuw). Noteer wat jij verrassend vindt. Is er iets wat jij de auteur nog zou willen vragen?

VA N

OPDRACHT 8

IN

Kies een van deze opgaven. Je krijgt maximaal twee minuten om het origineel te situeren; daarna vertel je je eigen versie. Gebruik als het past ook bewegingen, klanken, geluiden, mimiek … a Denk aan een bestaand verhaal, sprookje, boek … Fantaseer en laat het verhaal anders eindigen. b Zoek een beeld (of gebruik een van de foto’s) en verzin er een verhaal bij. Je mag ook een gedicht of een lied maken. c Kies een bestaand lied of gedicht en maak er een nieuwe versie van. Presenteer je eigen ‘productie’ aan een kleine groep in je klas.

A

418

B

TRAJECT Nederlands 2   deel 8 SPELEN

C


deel 9

Š

VA N

IN

DROMEN

1 Wat vertelt het beeld jou over dromen? 2 Welke elementen in het beeld wekken fantasie op? 3 Waarover droom jij al een lange tijd? 4 Welke twee betekenissen ken jij voor het woord dromen? 5 Welke bekende mensen hadden een droom? Vertel eens. 6 In welke periode droom je het meest? 7 Waarom vind je dromen belangrijk/onbelangrijk in je leven? 8 Kloppen de verhoudingen in het beeld? Vergelijk de grootte van de boeken met de persoon. 9 Wat vind je van de keuze van de kleuren voor dit beeld? Begrijp je de keuze van de maker? 10 Hoe zou jij dromen in beeld brengen?

419


LIMBO

Johan Vandevelde

15

20

25

30

35

45

50

IN

10

40

‘Bendt?’ riep Emma verschrikt. Hij opende zijn mond met een brede grijns en zijn blokjes dansten trillend op en neer, alsof ze niet vast zaten op zijn tanden. Zijn stem klonk metaalachtig en stuiterde als een kapotte cd. ‘Error ERX49 sector B56Y97, fatale systeemfout …’ De wereld begon te vervormen. De school­ gebouwen kronkelden en er verscheen een zwarte scheur midden in de lucht. Bendt en iedereen op het schoolplein werd opgeslokt als speelgoedpopjes in een stofzuiger. Emma zag bevend van ontzetting hoe alles om haar heen in de scheur verdween, tot ze uiteindelijk alleen achterbleef in een donkere, koude leegte.

55

‘Hartslag 129 en dalend, bloeddruk 12 over 7, vitale functies groen.’ Emma voelde een prik van een naald in haar arm en zag wazig een wit gezicht met zwarte glazen ogen. ‘Waar … ben ik?’ ‘Patiënt stabiel. Noodstop Limbo succesvol.’ Emma probeerde te bewegen, maar haar handen en voeten zaten in metalen beugels. ‘Wat is dit? Help!’ Niemand reageerde. Ze lag in een grote witte ruimte vol machines met lichtjes. De stemmen die ze had gehoord waren afkomstig van glanzend witte robots, die druk heen en weer liepen. Het bed waarop Emma lag, begon te bewegen en kantelde langzaam naar voren, zodat ze rechtop kwam te staan. Ze zag nu een groot raam waar­ achter mensen zaten in witte jassen. Een man liep naar een console en ze kon zijn stem horen. ‘Rustig, Emma. Je bent thuis.’ ‘T-thuis?’

VA N

5

Het begon met kleine dingen. Dingen die pas opvallen wanneer er iets niet klopt. Iemand die twee keer hetzelfde zei. Of een blauwe auto die over het kruispunt reed en enkele seconden later opnieuw; dezelfde auto, dezelfde kleur, dezelfde nummerplaat en dezelfde man achter het stuur. Iedereen heeft soms wel het gevoel dat hij iets al eens eerder heeft gezien of meegemaakt. Emma was het voorval al helemaal vergeten toen Bendt haar aan de schoolpoort stond op te wachten. Vandaag waren ze een half jaar samen en hij had een roos voor haar meegebracht, de lieverd. ‘Wat romantisch!’ Emma glunderde terwijl ze de roos aanpakte. Bendt lachte zijn blokjes bloot en keek haar aan met die mooie blauwgrijze ogen van hem. ‘Je kent me toch?’ Emma lachte en zoende haar vriendje vluchtig op de mond. Opeens een flits, alsof iemand een foto nam. Bendts warme lippen waren verdwenen en Emma liep opnieuw naar de schoolpoort, waar Bendt stond te wachten met de roos in zijn hand. ‘Wat is dat?’ vroeg Emma verbaasd. ‘We zijn al een half jaar samen of was je dat soms vergeten?’ Bendt gaf haar de roos en Emma pakte hem aarzelend aan. ‘Wat is er?’ vroeg Bendt, die haar vertwijfeling opmerkte. ‘Niks. Ik …’ ‘Re si taw?’ ‘Wat?’ Bendts gezicht vervormde plotseling in een groteske grimas, waardoor hij op een monster­ achtige clown leek.

©

1

60

65

70

woord

het voorval: gebeurtenis glunderen: met voldoening kijken zijn tanden bloot lachen: gul, hartelijk lachen vluchtig: snel voorbijgaand de vertwijfeling: radeloosheid, wanhoop grotesk: zonderling en grillig van vorm, lachwekkend vitaal: tot het leven als zodanig behorend, voor het leven kenmerkend, levenskrachtig, energiek, levendig, levenslustig stabiel: duurzaam, bestendig n labiel de console: bedieningspaneel

420

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


90

95

100

105

110

120

125

IN

85

115

de grond met vierendertig onderzoekers en ruim vierhonderd besmette patiënten. De laatste hoop van de mensheid.’ ‘Dus … als ik wakker ben … ga ik dood?’ stamelde Emma. ‘Binnen een uurtje ga je je misselijk voelen. Dan haal je de avond niet meer. De enige manier om je in leven te houden, is door je te laten slapen. Met Limbo geven we je een virtueel leven, waarin je gelukkig kunt zijn. En hopelijk vinden we snel een manier om het virus te vernietigen.’ ‘Dat … wil ik niet’, zei Emma. ‘Ik wil niet genezen! Ik bedoel … de wereld is vernietigd, maar in Limbo niet. Daar ben ik gelukkig.’ Dokter Nevin zuchtte. ‘Ik begrijp het, maar ik kan je wens niet inwilligen. Daarvoor staat er te veel op het spel. Wees gerust. Je zult je hier niets van herinneren.’ Er ontsnapte een snik uit Emma’s keel. ‘Stuur me terug, alsjeblieft!’ Dokter Nevin knikte. Even later ging er een andere deur open en twee robots rolden Emma’s rolstoel de kamer uit.

130

VA N

80

©

75

De metalen beugels schoven weg. Emma was vrij en zocht steun op haar benen, maar het leek wel alsof ze geen spieren meer had en ze viel. Even later zat ze in een rolstoel aan een tafel, in het midden van een verblindend witte kamer. Ze had alleen maar een ziekenhuisjasje aan uit een dun soort zilverpapier. Er ging een zware stalen deur open en de man die haar daarnet had toegesproken kwam de kamer binnen. Hij droeg een geel beschermingspak; enkel zijn gezicht was te zien achter een ruitje. Hij ging over Emma aan tafel zitten en forceerde een glimlachje. Emma glimlachte niet terug. ‘Wat is dit? Waar ben ik?’ ‘Ik ben dokter Nevin’, sprak de man. Zijn stem was aardig, maar klonk dun en hol uit het pak. ‘Ik wil naar huis!’ zei Emma. ‘Je huis bestaat niet.’ ‘Natuurlijk bestaat het!’ protesteerde Emma. ‘Ik woon er al dertien jaar. Ik heb ouders. Ik ga naar school, ik heb vrienden, ik heb … Bendt …’ Haar lieve Bendt! Ze voelde tranen opwellen. ‘Je leven was in Limbo.’ ‘In wat?’ ‘Een droomimplantaat. Een computersimulatie.’ ‘Dat kan niet! Ik geloof je niet!’ ‘Je bent ziek, Emma …’ ‘Ik ben niet ziek!’ ‘Je bent besmet met een dodelijk virus, dat in het poolijs zat. Na het smelten van de poolkappen heeft het zich razendsnel over de hele wereld verspreid en nagenoeg de hele mensheid uitgeroeid. Er is geen medicijn, maar we hebben een manier gevonden om het virus te laten inslapen, zodat de patiënt blijft leven. Dat kan jammer genoeg alleen maar door jou in een coma te houden tot we een medicijn hebben gevonden. We zitten hier drie kilometer onder

135

140

145

Emma sloeg haar ogen op. Bendt was over haar heen gebogen en hij keek bezorgd. ‘Gaat het? Wat gebeurde er opeens?’ Hij pakte haar arm vast en hielp haar om rechtop te staan. ‘Het gaat’, zei Emma zacht. ‘Ik heb alleen … een raar gevoel.’ ‘Een gevoel?’ ‘Ik weet het niet. Net alsof dit allemaal in een vingerknip voorbij kan zijn.’ Bendt glimlachte. ‘Jij bent raar’, zei hij. ‘Maar ik hou van je.’ Hij legde zijn arm om haar middel en drukte haar zacht tegen zich aan. Even voelde het voor Emma alsof het echt was.

Beluister het verhaal en maak kennis met de auteur Johan Vandevelde.

woord

forceren: door geweld openen, verbreken opwellen: naar boven komen, opborrelen het implantaat: voorwerp dat in het lichaam geplaatst wordt; hier is het voorwerp een droom de (computer)simulatie: nabootsing inwilligen: toestemming verlenen aan, toestaan (te) veel op het spel staan: veel inzetten en mogelijk verliezen in een vingerknip: heel snel

421


routeplanner van

deel 9 DROMEN Klas  Nr.  Bekijk de uitdaging over het voorstellen van je droom eerst aandachtig. De kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, kun je op verschillende manieren inoefenen. Verken daarom alle lessen van dit deel. Maak een keuze om enkele of alle lessen van dit deel zelfstandig of klassikaal af te werken. De volgorde van de lessen en het tempo bepaal je zelf. Je start met deel A. In de tabel vind je een voorstel van het aantal lesuren per les. Baseer je daarop. De leraar begeleidt je. De volgorde van de lessen binnen deel A en B kies je zelf. De leraar zorgt voor correctiesleutels waar nodig. Duid in de tabel de volgorde aan van de lessen die je zult afwerken. Kruis aan wat van je leraar mag en wat moet. Duid ook aan welke les zelfstandig en welke les klassikaal wordt gemaakt. Werk voor groepswerk samen met iemand die (ongeveer) dezelfde volgorde kiest.

IN

Zet een teken in de laatste kolom als de les is afgerond. Succes!

JOUW ROUTEPLANNER

A

volgorde

Beeld en verhaal: ‘Limbo’

Verken de uitdaging en de andere lessen + planning Les 1 Dromen van …

B

©

Les 3 Spel correct

0,5 - 1 0,5

1,5 - 2 1 - 1,5

Les 2 Dromen is geen prietpraat

2

Les 4 Met een goed boek de vakantie in!

1,5

Uitdaging: Op het dromenbureau …

1,5

De laatste ronde TOTAAL

422

aantal moet lesuren

mag

VA N

lessen

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

0,5 - 1 9 - 11

zelfstandig

klassikaal

afgerond


les

Dromen van …

1

informatie beluisteren

info opslaan en delen

Bekend, benieuwd en bewaard OPDRACHT 1

Wat is je bekend over dromen?

IN

1 Werk in kleine groepjes. Duid een koploper, een bemiddelaar, een tijdbewaker en een verslaggever aan. Denk samen na over ‘dromen’. Vertrek van de vragen onder het beeld van dit deel op p. 419. Wat weet de groep al over het onderwerp ‘dromen’? De verslaggever van de groep vat het samen .

VA N

2 Ben je benieuwd? Welke vragen stel je je nog over het onderwerp? Breng jouw vragen in de groep en praat erover. Kies er samen drie uit. Noteer de gekozen vragen op een post-it.

3 Bekijk en beluister het interview met de auteur, Johan Vandevelde. • Wat wil je van de informatie bewaren? Bespreek het in de groep. • Wat is nieuwe info over dromen? • Waarover wil je nog meer te weten komen? • Behoud de vragen waarop je nog geen antwoord kreeg. Noteer ze op een apart blad. OPDRACHT 2

Diep het onderwerp verder uit.

©

1

informatie verzamelen

Beluister de radiofragmenten en zoek een antwoord op je vragen. 1 Radiofragment 1 Weet ik veel

Noteer de informatie die je wilt bewaren op een apart blad. 2 Radiofragment 2 De bende van Annemie Wat weten we over onze dromen? Welke zijn de vijf meest voorkomende angstdromen? Noteer er drie die jij al eens droomde.

LES 1 Dromen van …

423


Heel intrigerend toch? Maar hoeveel weet de wetenschap over onze dromen? Annemie vraagt het aan Douwe Draaisma, hoogleraar psychologie aan de rijksuniversiteit van Groningen. Welke wetenschappelijke informatie is als antwoord op je vragen belangrijk? Noteer de info na overleg in de groep op een apart blad. 3 Radiofragment 3 Tips om beter te slapen a Wat is de functie van de rem- of droomslaap? Vul de zin aan. De remslaap, of droomslaap, zorgt voor b Waarop heeft de droomslaap een effect? Vul de stappen aan. De droomslaap heeft een effect op het         . Tijdens die slaap          de hersenen de          die we overdag te          krijgen. De hoofdzaak wordt van de          gescheiden en          in het

.

c Wat zorgt ervoor dat de informatie beter geïntegreerd wordt, zodat we tot betere oplossingen komen? Duid het juiste woord aan. hypofyse – synapsen – hypothalamus

VA N

IN

d Hoe kun je je remslaap bevorderen? Markeer drie juiste tips. • Drink geen thee voor je gaat slapen. • Zorg ervoor dat je droomslaap niet onderbroken wordt. • Lees een spannend boek voor het inslapen. • Drink geen koffie. (Koffie beïnvloedt de droomslaap.) • Beantwoord nog snel een WhatsApp. • Vermijd spanningen. (Stress zorgt voor onderbrekingen in de droomslaap.) 4 Radiofragment 4 Waarom slapen mensen?

a Op welke vraag geeft de professor in het filmpje een antwoord?

©

b Formuleer een antwoord op de vraag die in het filmpje gesteld wordt. Vul de ontbrekende woorden in. Het is goed voor je        , de gezondheid van al je        , maar vooral voor je        .

De slaap verwijdert de          in je       . Door te slapen kun je de         van het         wegspoelen, waardoor je alle         van de dag kunt        . c Wat is het gevolg van onvoldoende slaap? Vul de zinnen aan. Bij onvoldoende slaap Daardoor

woord

intrigerend: boeiend, fascinerend de hoogleraar: leraar aan een universiteit, professor de synaps: plaats van functioneel contact tussen zenuwcellen

424

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


OPDRACHT 3

Dromen en nachtmerries

1 Beluister het Vlaamse liedje ‘Ik heb een droom’ uit het sprookje Rapunzel van Walt Disney. Om de vraag te beantwoorden luister je zoekend. Waarvan dromen de criminelen? Noteer drie dromen. 2 Wat is de droom van Johan Vandevelde? Wat is zijn ergste nachtmerrie?

VA N

IN

3 Waarvan droom jij? Wat is je ergste nachtmerrie?

droom

©

nachtmerrie

hoe Belangrijke informatie spoor je op door: • globaal te luisteren en hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden; • gericht te luisteren na het lezen of vragen te stellen waarop je een antwoord wilt.

waarheen Je kunt: • belangrijke informatie halen uit een tekst die je beluisterd hebt; • informatie verzamelen rond een thema na het bekijken en beluisteren van audio- en beeldfragmenten; • de informatie in de groep gestructureerd meedelen.

LES 1 Dromen van …

425


Info opslaan en delen Tijdens het beluisteren en bekijken van de fragmenten verzamelde je informatie over dromen en slapen. Bereid je in groep voor om de informatie boeiend aan de klas voor te stellen.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Kies uit deze mogelijkheden. a Je maakt een filmpje over het thema. Je leidt het in en sluit het af. b Je presenteert de informatie met een PowerPointpresentatie. c Je stelt de informatie voor aan de hand van een rollenspel.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Hoe werk je dat verder uit?

a Lees de vragen en antwoorden. Ga ermee aan de slag om over het onderwerp te vertellen. b Spreek af wie welke taak op zich neemt.

VA N

• Wie maakt de PowerPointpresentatie? • Wie neemt er een rol op zich? • Wie filmt het geheel?

c Spreek duidelijk af wanneer je aan de taak werkt en wat je precies voorbereidt. d Verwerk in het rollenspel de verzamelde informatie over dromen. Verwerk de vragen en antwoorden in een situatieschets. Bespreek samen: wie de personages zijn; wat er precies gebeurt; waar alles zich afspeelt; wat er gezegd wordt; wat de gevolgen zijn …

©

• • • • •

e Lees het reflectiekader en duid aan of alles voorbereid werd.

3 Oefen in de groep en geef elkaar positieve feedback. Veel succes!

Uitvoeren

o

v

u

r

4 Je stelt de belangrijkste informatie boeiend voor.

426

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe ging het? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

Je presenteert de info boeiend voor je medeleerlingen.

1234

1234

Je articuleert duidelijk en spreekt klanken correct uit.

1234

1234

Je zorgt voor een gepast tempo en volume.

1234

1234

Je spreekt zonder haperingen of herhalingen.

1234

1234

Je verzamelt de belangrijkste informatie in verband met het onderwerp uit de fragmenten. Je houdt rekening met de inbreng van de anderen van je groep.

Werkpuntje voor jezelf:

Š

VA N

IN

LES 1 Dromen van ‌

427


les

Dromen is geen prietpraat

2

info verzamelen en selecteren

1

verbanden ontrafelen

jouw droom beschrijven

Op zoek naar dromen OPDRACHT 1

Wandel en wissel uit.

Terwijl je door het klaslokaal wandelt, vul je de zin aan: ‘Ik droom ervan om … ’.

OPDRACHT 2

VA N

IN

Denk er verder over na en vertel elkaar: • waarvan je droomt; • hoe je die droom kunt bereiken; • welke info je nodig hebt; • welke persoon die zijn droom kon waarmaken, je bewondert. Onderscheid hoofd- en bijzaken.

1 a Kies een van de twee teksten die bij je droom zou kunnen aansluiten.

©

b Lees waarover de teksten gaan en markeer je keuze: • tekst 1 - :Verbeeld je dat de wereld er beter zou uitzien als jij en iedereen … • tekst 2 - :Populair zijn of worden is mijn droom! Je kiest ofwel tekst 2A, waarin over jongens geschreven wordt, ofwel tekst 2B, waarin het over meisjes gaat. c Los de vragen op en voer de opdrachten eerst individueel uit. Vergelijk nadien de antwoorden. Ben je het niet met elkaar eens, vraag dan raad aan je leraar. 2 Beantwoord voor elke tekst eerst deze drie algemene vragen. Daarna beantwoord je de vragen die bij de gekozen tekst behoren. a Wat is het tekstdoel? (oriënterend lezen) b Wat is het hoofdonderwerp? c Hoe wordt het hoofdonderwerp verder uitgewerkt? (globaal lezen)

428

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


TEKST 1 IMAGINE HOME Een warme actie van CANVAS

10

15

20

25

Wie houdt er niet van muziek? Bijna elke dag luisteren we naar onze favoriete artiest of spelen we zelf een instrument. Maar voor jongeren die hun land ontvlucht zijn, is muziek spelen niet vanzelfsprekend. Klarafestival en SOS Kinderdorpen beschouwen cultuur als een basisbehoefte. Daarom werd ‘The Sound of Home’ opge­ start. Muziekles biedt jonge vluchtelingen de mogelijkheid om even te ontsnappen uit hun ellende. Een instrument bespelen is voor hen een moment van structuur, troost en ontspanning. De muziekles is bovendien een goede gelegenheid om even buiten de muren van het opvangcentrum te treden. De jonge vluchtelingen uit alle hoeken van de wereld komen op de muziekschool in contact met Belgische jongeren en geraken op die manier goed ingeburgerd in onze samenleving.

IN

5

Met de actie ‘Imagine Mosul’ bracht Rudi Vranckx 100 muziek­ instrumenten naar de muziekschool van Nabeel en zijn studenten in Mosul. Een school die, samen met alle instrumenten, verwoest werd door IS. Vandaag willen Canvas en Vranckx jonge vluchtelingen in België helpen. Kinderen die verplicht werden om hun geboorteland te verlaten, hun muziek achter te laten. Met ‘Imagine Home’ vragen we opnieuw uw hulp. Deze keer voor het project ‘The Sound Of Home’. Opdat we muzieklessen kunnen financieren en de jonge vluchtelingen in lokale muziekacademies het gevoel geven dat ze thuis zijn. Klarafestival en SOS Kinderdorpen slaan de handen in elkaar voor ‘The Sound Of Home’. Met dit project wordt geld ingezameld om kindvluchtelingen een jaar lang gratis muziekles te geven. Met het ingezamelde geld kan ‘The Sound of Home’ niet alleen het inschrijvingsgeld van de muziekschool betalen, maar ook de studieboeken en de instrumenten! De eerste editie ging eerder dit jaar van start, met meer dan 100 jongeren, verspreid over het hele land. Met voldoende fondsen kan ‘The Sound of Home’ de komende jaren nog méér jonge vluchtelingen de kans bieden om een instrument te leren spelen.

www.vrt.be

VA N

1

a b c

©

1 Formuleer het antwoord op de drie algemene vragen na oriënterend en globaal lezen.

2 Vragen en opdracht na intensief lezen. a Wat is het verschil tussen ‘Imagine Mosul’ en ‘Imagine Home’? Met de actie ‘Imagine Mosul’ werd geld ingezameld ‘Imagine Home’ wil de kinderen van vluchtelingen

woord

financieren: het geld voor iets leveren, betalen de editie: versie, aflevering OF druk, bv. van een boek, een krant het fonds: geld dat voor een bepaald doel wordt samengebracht

LES 2 Dromen is geen prietpraat

429


b Wie zijn de organisatoren van de twee acties? c Wie werkt mee aan het nieuwe project? d Met welk doel wordt opnieuw hulp gevraagd voor de actie ‘Imagine Home’? Canvas en Rudi Vranckx willen Ze willen ook e Welk signaalwoord in de tekst geeft (signaleert) dat doel aan? f Waarom werd de ‘Sound of Home’ opgestart? Markeer het juiste antwoord. • Klarafestival en SOS Kinderdorpen aanzien cultuur als een levensnoodzakelijke behoefte. • Klarafestival en SOS Kinderdorpen beschouwen muziek als een basisbehoefte. • Klarafestival en SOS Kinderdorpen aanzien cultuur als een behoefte. g Welk signaalwoord in de tekst geeft (signaleert) die reden aan? Markeer het. bovendien – opdat – daarom – en – ook – maar h Markeer in de tekst de signaalwoorden die een tegenstelling aanduiden. Vertel mondeling over welke tegenstellingen het gaat.

VA N

j Noteer twee positieve effecten van het project.

IN

i Zoek in de tekst signaalwoorden die een opsomming weergeven.

3 Zoek in de tekst het ontbrekende woord in deze zinnen. De omschrijving van het woord staat tussen haakjes.

©

a Voor de kinderen wordt een         (kapitaal voor een bepaald doel samengebracht) voorzien, zodat zij een jaar lang gratis muzieklessen kunnen volgen. b Music for Life wil geld inzamelen, zodat ze organisaties die mensen helpen, kunnen (geld verschaffen). Met het geld kan de organisatie bijvoorbeeld kampen inrichten voor zieke kinderen. c ‘Imagine Home’ is de tweede          (versie) van een goed doel. 4 Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Lees de tekst opnieuw en let op de onderstreepte signaalwoorden. Noteer in de tabel welk verband ze aangeven. Kies de woorden uit het kader. opsomming, voorwaarde, doel, oorzaak-gevolg, conclusie (besluit), reden (verklaring), tijd, vergelijking, tegenstelling verband

430

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

signaalwoorden uit tekst 1


TEKST 2A Populair: hoe het te worden (jongens)

5

10

15

Alle meisjes draaien voortdurend om hem heen, alle jongens willen zijn vriend zijn. Iedereen mag hem: hij wordt dan ook uitgenodigd op elk feestje. Geen wonder dat je jaloers bent op die populaire jongen misschien wil je stiekem precies als hij zijn. ALL YOU NEED IS LOVE De reden waarom je de ster van de school zo benijdt, is niet omdat hij klasse heeft of omdat hij elke zaterdagavond (en iedere andere avond van de week) iets te doen heeft. Nee, je zou gewoon even geliefd willen zijn als hij. De rest interesseert je eigenlijk niet, als ze maar van je houden! NIET OVERDRIJVEN Populair zijn is fijn. Het is geruststellend als anderen je bewonderen, want dat betekent dat je bewonderenswaardig bent. Toch? Wel, niet helemaal. Denk maar aan al die tv-sterren die in de media gehypet worden, maar die eigenlijk niets te vertellen hebben. Het is ook niet zo dat hoe meer mensen je leuk vinden, hoe leuker je bent. Dat is een gevaarlijke redenering. Sommigen doen namelijk zoveel moeite om door iedereen aardig gevonden te worden dat ze het omgekeerde bereiken. Als je te hard probeert iedereen aan het lachten te maken en nooit iemand durft tegen te spreken, word je al gauw als een meeloper beschouwd - en meelopers zijn niet populair. MAAKT POPULARITEIT GELUKKIG? Kijk goed en je zult merken dat de meeste populaire mensen niet zo gelukkig zijn als je zou verwachten. Iedereen wil in hun buurt zijn – maar meestal alleen maar om met hen gezien te worden, niet omdat ze hun gezelschap zo op prijs stellen. Zo’n hofhouding ben je liever kwijt dan rijk.

IN

1

M. Aumont & Y. De Ridder, Boys 13+, de complete raadgever!. Standaard Uitgeverij

a b c

VA N

1 Formuleer het antwoord op de drie algemene vragen na oriënterend en globaal lezen.

©

2 Vragen en opdracht na intensief lezen.

a Hoe wordt een populaire jongen in de inleiding voorgesteld? Duid het juiste antwoord aan. • als een persoon die voor iedereen opvalt • als een bijzonder iemand • als een erg geliefd persoon b Waarover gaat het in de tweede alinea? Duid het juiste antwoord aan. • Je benijdt een populaire jongen, omdat hij de ster van de klas is. • Je benijdt een populaire jongen, omdat iedereen van hem houdt. • Je benijdt een populaire jongen, omdat hij klasse heeft. • Je benijdt een populaire jongen, omdat hij door iedereen gevraagd wordt. c Waarom is populair zijn fijn?

woord

stiekem: heimelijk, geniepig, in het geheim hypen: zorgen dat iets heel erg in de belangstelling staat, een rage veroorzaken de hofhouding: het geheel van de vorstelijke huishouding/regels liever kwijt dan rijk zijn: liever niet in je bezit hebben

LES 2 Dromen is geen prietpraat

431


d Wat is een gevaarlijke redenering? e Welk gevaar schuilt er in overdreven populair willen zijn? f Schrap het woord dat niet in de uitspraak past en vul de zin aan. Populariteit maakt wel/niet gelukkig, want

g Wat bedoelt de zender (schrijver) met ‘zo’n hofhouding ben je liever kwijt dan rijk’? • Je wilt liever niet populair zijn als het niet vanwege je persoon is. • Op die manier is populair zijn fantastisch voor jou. • Op die manier wil je liever niet populair zijn. • Op die manier word je echt populair.

VA N

IN

+

3 Noteer het ontbrekende woord in de zinnen. De omschrijving staat tussen haakjes. • Misschien wil ik wel         (in het geheim) zijn agenda bekijken. • Je wilt dat zo veel mogelijk mensen je nieuwe uitvinding interessant vinden. Een vlog over het onderwerp

©

kan ervoor zorgen dat je uitvinding         (belangrijk gevonden) wordt. • Droom je van een prinsessenleven of is de           (de vorstelijke regels waaraan je je moet houden) niets voor jou?

4 Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Lees de tekst opnieuw en let op de onderstreepte signaalwoorden. Noteer in de tabel welk verband ze aangeven. Kies de woorden uit het kader. opsomming, voorwaarde, oorzaak-gevolg, conclusie (besluit), reden (verklaring), tijd, vergelijking, tegenstelling verband

432

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

signaalwoorden uit tekst 2A


TEKST 2B Populair zijn (meisjes)

5

10

15

Hoe word je populair? Om die vraag te beantwoorden, moeten we ons eerst afvragen: waarom willen we populair zijn? En wat betekent dat precies? Populair zijn is net als beroemd zijn, maar dan op kleinere schaal, in je eigen school bijvoorbeeld. Jongens en meisjes die populair zijn, zijn nooit alleen, ze worden aanbeden en benijd, ze zien er leuk en sympathiek uit. STREVEN NAAR POPULARITEIT Populair zijn is natuurlijk prettig. Er zijn ook mensen die populair willen zijn omdat ze zich uitgesloten voelen. Zo gebeurt het soms dat het slimste meisje van de klas plotseling de clown gaat uithangen om de anderen te laten vergeten dat ze zo intelligent is. Een andere reden om populair te willen zijn, is omdat het lijkt alsof populaire mensen zich nooit vervelen: er is altijd wel een of ander feestje waar ze heen kunnen. GERUSTSTELLEND Meestal is het ook een kwestie van bevestiging zoeken: ‘Als ik populair ben, weet ik dat ik iets waard ben.’ Maar daar wringt de schoen net: wie te veel moeite doet om populair te worden, riskeert het deksel op zijn neus te krijgen. TRAP NIET IN DIE VAL Iedereen kent wel iemand – leeftijd speelt daarin geen rol – die eropuit is bij iedereen in een goed blaadje te staan. Meestal is dat meisje (of die jongen) niet erg populair – niet om wat ze is, maar om wat ze niet is; ze verstopt haar echte persoonlijkheid achter het masker van hoe ze zou willen zijn. Resultaat: ze zoekt contact met anderen, maar niet omdat ze hen interessant vindt – ze wil alleen dat ze haar bevestigen in het beeld dat ze van zichzelf heeft. Zo zul je haar op het schoolplein alleen zien praten met de knapste leerlingen die de hipste kleren dragen.

IN

1

25

OP ZOEK NAAR EVENWICHT Probeer eerst te weten te komen wie je bent, waar je van houdt en van wie je houdt. Een paar echte vrienden hebben is al heel wat! Als je gewoon jezelf probeert te zijn, sta je op een natuurlijke manier open voor anderen. Je kunt nieuwsgierig zijn naar hun meningen en ideeën, zonder impliciet te vragen dat ze je geruststellen over jezelf. Zo wordt de relatie veel evenwichtiger. De anderen zullen dat merken en na elk goed gesprek zul je vanzelf een stukje populairder worden.

©

VA N

20

VEEL VRAGEN, WEINIG GEVEN Ze vraagt te veel en geeft te weinig terug. Ze vergeet dat vriendschap altijd op evenwicht gebaseerd is, ook al wordt dat nooit hardop gezegd. Populaire mensen worden trouwens vaak omringd door een schare bewonderaars, maar dat zijn niet altijd vrienden. Vaak voelen ze zich alleen – vooral als ze een tegenslag moeten verwerken.

Sonia Feertchak & Catel, Girls 13+, de complete raadgever!. Standaard Uitgeverij

1 Formuleer het antwoord op de drie algemene vragen na oriënterend en globaal lezen. a b c

woord

de schaal: op systematische wijze verdeelde lijn die als maatstaf dient waar de schoen wringt: waar iemand hinder van ondervindt het deksel op de neus krijgen: bedrogen worden in de val trappen/lopen: erin lopen/gevangen worden bij iemand in een goed blaadje staan: goed aangeschreven impliciet: (stilzwijgend) n expliciet

LES 2 Dromen is geen prietpraat

433


2 Vragen en opdracht na intensief lezen. a Lees de inleiding. Wat betekent populair zijn volgens de schrijfster? Markeer de juiste uitspraken. Populair zijn is: • anderen leuk en sympathiek vinden; • altijd anderen om je heen hebben; • voelen dat anderen je altijd alles gunnen; • door iedereen bemind worden; • zoals beroemd zijn, maar dan in het klein. b Velen streven naar populariteit omdat het prettig is, maar waarom willen sommige mensen ook populair zijn? c Noteer nog twee andere redenen om populair te willen zijn. 1 2

IN

d Vindt de schrijfster dat de uitspraak: ‘Wie populair is, is waardevol’ klopt? Waarom wel/niet?

VA N

e Wat gebeurt er wanneer je te veel moeite doet om bij populaire mensen in een goed blaadje te staan?

©

f In welke val mag je niet trappen? Markeer het juiste antwoord. Dikwijls het gezelschap van een populair persoon opzoeken omdat je … • die heel interessant vindt • daardoor ook populair wordt • op die persoon wilt lijken • jezelf wilt zijn g Welke goede raad om populair te zijn, lees je in de laatste alinea? Noteer drie tips. 1 2 3

434

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


h Lees de gemarkeerde woorden in de tekst. Pas voor de woorden één of meer woordleerstrategieën toe.  woordbouw  context  woordfamilie  informatiebron  taalverwantschap

Populaire mensen worden trouwens vaak omringd door een schare bewonderaars …

 woordbouw  context  woordfamilie  informatiebron  taalverwantschap

Als je gewoon jezelf probeert te zijn, sta je op een natuurlijke manier open voor anderen. Je kunt nieuwsgierig zijn naar hun meningen en ideeën, zonder impliciet te vragen dat ze je geruststellen over jezelf.

 woordbouw  context  woordfamilie  informatiebron  taalverwantschap

IN

… ze zien er leuk en sympathiek uit.

3 Zoek in de tekst het ontbrekende woord voor deze zinnen. De omschrijving van het woord staat tussen haakjes. • De           (stilzwijgende) regel voor het plaatsen van foto’s via sociale netwerken is: niet

VA N

zomaar doen. Vraag altijd of je die foto wel online mag plaatsen: dat is een vorm van etiquette. • Veel leerlingen wilden al de eerste week bij de nieuwe leraar

(goed aangeschreven) staan en werkten daarom flink mee tijdens de les. •         niet           (erin lopen), met zijn gevlei is hij er enkel op uit om bij de groep te horen en niet omdat hij zich extra wil inzetten.

©

4 Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s. Lees de tekst opnieuw en let op de onderstreepte signaalwoorden. Noteer in de tabel welk verband ze aangeven. Kies de woorden uit het kader. opsomming, voorwaarde, oorzaak-gevolg, conclusie (besluit), reden (verklaring), tijd, vergelijking, tegenstelling verband

LES 2 Dromen is geen prietpraat

signaalwoorden uit tekst 2B

435


OPDRACHT 3

Zoek de juiste plaats voor de werkwoordsvormen in een zin.

1 Kies een van de vier afbeeldingen en werk met de zin onder de foto.

Zwarte, kleverige vleermuizen maken me angstig. zin 1

In mijn nachtmerrie De angst knijpt me de ontmoet ik een rode keel toe. angstaanjagende demon. zin 2 zin 3

Voor veel mensen zijn nachtmerries een groot probleem. zin 4

2 Noteer de zin die je koos op een apart blad. Onderzoek eerst de voorbeeldzin bij de verschillende stappen.

IN

voorbeeldzin Elke nacht vangt een duivels persoon mij in zijn ijzeren kooi. a Onderstreep het onderwerp. Markeer in de rest van de zin het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde. Benoem de delen van het wwg of nwg.

VA N

Elke nacht vangt een duivels persoon mij in zijn ijzeren kooi.

b Gebruik het werkwoord ‘kunnen‘ in de zin. Onderzoek het wwg of nwg en de delen ervan. Waar bevindt zich de persoonsvorm, het hoofdwerkwoord en de infinitief?

©

c Vervang het vervoegde werkwoord ‘kunnen’ door het werkwoord ‘zullen’ in de tegenwoordige tijd. Duid de delen van het wwg aan en benoem ze.

d Voeg in zin c bij het wwg of nwg opnieuw ‘kunnen’. Noteer de zin opnieuw.

e Herschrijf de eerste zin met het hulpwerkwoord ‘hebben’ of ‘zijn’. Duid de delen van het wwg of het nwg aan en benoem ze. f Voeg in zin e bij het wwg of nwg het werkwoord ‘zullen’ in de verleden tijd. Duid de delen van het wwg aan en benoem ze. g Voeg in zin f bij het wwg of nwg het werkwoord ‘kunnen’. Duid de delen van het wwg aan en benoem ze. h Onderzoek de werkwoordelijke eindgroep in de vier zinnen. Wat merk je op? Waar bevindt zich het hulpwerkwoord, het hoofdwerkwoord? De oplossing staat op diddit.

436

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


tip In de werkwoordelijke eindgroep kunnen de hulpwerkwoorden beter bij elkaar blijven. Het voltooid deelwoord staat ervoor of erachter. In de gesproken taal staat het voltooid deelwoord meestal voorop, in geschreven taal staat het soms achteraan.

3 Doe hetzelfde voor de volgende zin: Als je met een lekke band doorrijdt, gaat hij helemaal stuk. De oplossing staat op diddit.

wat

IN

De werkwoordelijke eindgroep is de opeenvolging van werkwoordsvormen aan het eind van een hoofd- of bijzin. De persoonsvorm van een hoofdzin maakt nooit deel uit van de werkwoordelijke eindgroep.

hoe

VA N

Hoe vorm je de werkwoordelijke eindgroep?

• Bij het schrijven van een tekst plaats je het belangrijkste werkwoord of het hoofdwerkwoord (infinitief of voltooid deelwoord) bij voorkeur vooraan of achteraan in de werkwoordelijke eindgroep. Bv. J e zou ooit naar Australië willen reizen. Mijn vriend zou gisteren zijn knotsgekke gebeurtenis aan mij verteld hebben. • Schrijf niet-werkwoordelijke elementen altijd vlak voor de werkwoordelijke eindgroep. Bv. Ik zou er nooit aan gedacht hebben. Ik zou er nooit aan hebben gedacht. • Zoek de bijzinnen in een samengestelde zin. Bv. Als je niet lacht, wil ik je mijn droom vertellen.

©

+

• Plaats de persoonsvorm van de bijzin achteraan en let op de juiste overeenkomst met het onderwerp van die bijzin. Bv. Ik geloof de droom die hij me vertelt.

tip Let op het verschil tussen een werkwoordelijk gezegde (woordgroep en zinsdeel waartoe de persoonsvorm behoort) en een werkwoordelijke eindgroep (woordgroep zonder de pv).

waarheen Je kunt: • • • • •

info verzamelen en selecteren (informatiebronnen/week- en dagbladen); de belangrijkste informatie van een tekst duidelijk weergeven; het verband tussen woordgroepen en zinnen – aangegeven door signaalwoorden – verklaren; je droom beschrijven, rekening houdend met de opgegeven criteria; correcte zinnen bouwen met aandacht voor de werkwoordelijke eindgroep.

LES 2 Dromen is geen prietpraat

437


Beschrijf je droom met info en enkele tips Oriënteren

o

v

u

r

Start de schrijfopdracht met z’n tweeën. Geef elkaar vooral positieve feedback. Wanneer jullie beiden én de leraar over het eindresultaat tevreden zijn, bewaar je de droom van elke leerling in een dromenmap.

Voorbereiden

o

v

u

r

1 Ondertussen weet je welke droom je wilt waarmaken. Noteer jouw droom op het midden van een A4-blad; gebruik het liggend. Teken rond het thema zes takken en schrijf daar de woorden die voor je droom belangrijk zijn. Zoek bij elk woord nog meer woorden rond hetzelfde onderwerp. De mindmap kan je helpen om de juiste informatie te verzamelen.

IN

2 Verduidelijk de mindmap aan elkaar en stel indien nodig bijkomende vragen.

Uitvoeren

VA N

3 Selecteer de informatie die je in de beschrijving van je droom zult gebruiken.

o

v

u

r

4 Beschrijf je droom volgens een bepaalde structuur (inleiding, midden, slot). Start met een voorlopige titel. Je kunt die aanpassen als de schrijftaak afgewerkt is. a In de inleiding vertel je:   waarover de droom precies gaat;   waarom die droom voor jou belangrijk is.

©

b In het midden beantwoord je deze vragen in drie alinea’s.   Waarom wil je precies die droom realiseren?   Wat heb je nodig, wat moet je bereiken of naar wie kijk je op?   Welke tips helpen je om je droom waar te maken? c In het slot vat je alles kort samen of trek je een conclusie. Vraag tijdens het schrijfproces raad aan je klasgenoot. Beoordeel elkaars inleiding voor je verder werkt aan het midden. Bedenk voor elke alinea van het midden een tussenkop.

438

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


Reflecteren

o

v

u

r

5 Hoe ging het? In orde Je traject naar succes Je brengt structuur in de tekst: je zoekt een aantrekkelijke titel, gepaste tussentitels en verdeelt de tekst in inleiding, midden (drie alinea’s) en slot. Je verwerkt de informatie over je droom tot een vlot en boeiend geheel. Je gebruikt minstens drie signaalwoorden die een verschillend verband tussen de zinnen of alinea’s aangeven. Je bouwt enkelvoudige en samengestelde zinnen en let op de werkwoordelijke eindgroep.

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Werkpuntje voor jezelf:

©

VA N

IN

LES 2 Dromen is geen prietpraat

439


les

Spel correct

3

correct spellen

1

spellingregels opfrissen

spellingwedstrijd spelen

Spellen: moeilijk of gemakkelijk? OPDRACHT 1

Vorm een spelgroep.

Heb je zelf wat problemen met spellen? Zoek dan iemand die je kan helpen met spellen.

IN

1 Ben je een degelijke speller en heb je weinig spelproblemen? Zoek dan iemand die je kunt helpen om zijn spelling te verbeteren.

OPDRACHT 2

VA N

2 Werk met z’n vieren. Kies een van de vier teksten en markeer je keuze. • Tekst 1: Droom jij van gezonde voeding? (tijdschriftartikel) • Tekst 2: Vragen en antwoorden (kortere teksten en krantenkoppen) • Tekst 3: Literaire tekst van Johan Vandevelde (Sook heeft een droom) • Tekst 4: Een droom waarmaken (De Belg Adrien De Gerlache)

Spoor de juiste spellingregel op en schrijf het woord correct.

©

1 Lees de teksten en onderzoek samen welke woorden moeilijk te spellen zijn. Markeer die woorden in de tekst. Gebruik een apart blad en rangschik de woorden in een tabel. 2 Zoek daarna de spellingregel op in je boek (of in de Trajectwijzer). Noteer in de tabel de spellingregel en een ander woord voor die spellingregel. Bekijk het voorbeeld op p. 443. Tekst 1 Droom jij van gezonde voeding? Broodje aap? Er wordt van alles beweerd over voedsel. Welke overtuigingen mogen we slikken als zoete koek en welke kunnen we beter met een korreltje zout nemen?

‘Natuurlijk voedsel is altijd beter’ Als je tegenwoordig door de supermarkt loopt, zou je bijna gaan denken dat het halve voedselassortiment gemaakt wordt met producten uit de eigen moestuin. Van mueslireep tot pastasaus: het zou gezonder zijn als er alleen puur ‘natuurlijke ingrediënten’ in zitten, zo wordt beweerd. Ons lichaam is daar immers op berekend. Toch?

woord

iets met een korreltje zout nemen: iets niet al te letterlijk nemen het (voedsel)assortiment: voorraad van winkelgoederen

440

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


Zit er iets in? Neem een stel vers geoogste aardappelen en bak die in geperste zonnebloempitjes. Strooi er flink wat zeezout op en smak er tot slot een goede kwak olie gemengd met eierdooier (rechtstreeks uit de kip) op. Geniet je dan van een gezonde hap? Nee, iedereen zal erkennen dat een ‘patatje met’ niet heel gezond is. ‘Natuurlijk’ kan dus ook ongezond zijn. Daarvoor hoef je niet eens grote hoeveelheden te nemen. In februari nog werden abrikozenpitten uit de winkels gehaald. De fabrikanten presenteerden ze als superfood, dat mogelijks zelfs zou helpen tegen kanker. Maar de pitten bleken juist een mogelijk gevaar: ze bevatten de stof amygdaline. Als je op de pitten hebt gekauwd en ze doorslikt, wordt amygdaline omgezet in het giftige cyanide. Dus niet bijzonder goed voor je. Dat amygdaline hartstikke natuurlijk is, zegt niet zo veel. Planten zijn chemische fabriekjes, en ze produceren lang niet alleen gezonde hapjes. Pitten zijn vaak giftig, dieren halen het niet in hun hoofd om ze in hun bek te stoppen. Zelfs natuurproducten die we regelmatig eten, zijn niet per se gezond. Neem die aardappel van net. De knollen bevatten bijvoorbeeld solanine, ook een gifstof. Normaal gesproken krijg je er geen last van, maar gezond is het niet. Een overdaad kan zorgen voor koorts en diarree. Conclusie: te veel natuur is niet goed voor jou. Hoe houdbaar is de stelling? Veel natuurlijke producten zijn gezond, maar zeker niet allemaal. En dingen zijn ook niet gezond omdat ze natuurlijk zijn. Je moet niet iets klakkeloos opeten omdat het natuurlijk is, maar opletten wat erin zit. En of je er niet te veel van eet.

Tekst 2 Vragen en antwoorden Spreken panda’s met elkaar?

IN

Naar: Quest, 06/2018

VA N

Onderzoekers hebben de ‘taal’ van panda’s ontcijferd! Ze ontdekten dat een pandamannetje net als een schaap ‘baa’ roept als hij een vrouwtje wil versieren. Zij reageert daarop met een getjilp zoals van een vogel. En jonge panda’s zeggen ‘wow-wow’ als ze ongelukkig zijn. Aha! National Geographic Junior, 02/2016

Hoe maken krekels hun geluid?

©

Krekels wrijven hun voorste vleugels langs elkaar. Die vleugels lijken wel van leer. Aan de onderkant loopt een ader met tanden eraan, net als aan een kam. Het insect beweegt die tanden langs de bovenkant van die andere vleugel. Daarbij ontstaat het geluid. De vleugels werken een beetje als luidsprekers: ze verspreiden het geluid. Het zijn de mannetjes die tsjirpen, zo hopen ze een vrouwtje te versieren. Hoe warmer het is, hoe sneller de meeste krekels gaan tsjirpen. Jurre van IJzeren, Quest Junior

Wat is de functie van de blindedarm? De blindedarm is een doodlopend stukje darm. Het loopt uit in het wormvormig aanhangsel, je kunt wel raden welke vorm dat heeft. De blindedarm is bekend van de blindedarmontsteking. Daarom dachten dokters lang dat hij nergens goed voor is en alleen voor problemen zorgt. Maar er zijn nu ook artsen die denken dat het wormvormige aanhangsel wel nut heeft. In je darmen helpen veel goede bacteriën je eten te verteren. Als je een keer ziek wordt van foute bacteriën en flink aan de diarree gaat, bevat je blindedarm nog goede bacteriën. Die kunnen na de diarree weer aan het werk in je gewone darmen. Je blindedarm is dus misschien wel een opbergplek voor goede reservebacteriën. P. Grashof, Quest Junior, 02/2018

woord

erkennen: met dankbaarheid of waardering getuigen van, zich dankbaar tonen voor, toegeven per se: stellig, beslist klakkeloos: onnadenkend, blindelings

LES 3 Spel correct

441


Tien krantenkoppen 1 Dansen, duiken en stages verhogen kansen op vaste job 2 Door deze vijf gewoontes ben je minder productief 3 Files vermijden? Neem de Waterbus 4 Havenbedrijf breidt huidige vloot uit met zes schepen 5 Het aantal insecten daalt spectaculair en dat zou u meer dan lichtjes moeten irriteren 6 App tegen voedselverspilling redt 15 000 maaltijden 7 Wegennet wordt in toekomst door robot in handomdraai hersteld 8 Piloot houdt hoofd koel bij zenuwslopende landing 9 Wat verandert er in 2021 voor uw portemonnee? 10 Wat houdt de Rode Duivels bezig in Rusland? Tekst 3 Literaire tekst – jeugdboek   Sook heeft een droom (Johan Vandevelde) De boom op het pleintje

©

VA N

IN

Voor de kinderen van Zuidoost-Azië Ze waren er toen het gebeurde. Sook wist het gewoon; hij voelde het, zoals hij het koude modderwater voelde rond zijn enkels. Zijn vrienden speelden zo vaak verstoppertje op het pleintje. Sook was dikwijls wat later, als hij een boodschap moest doen of thuis een klusje moest opknappen. Als hij dan op het pleintje aankwam, hadden ze zich steevast allemaal voor hem verstopt en dan was het aan hem om hen te zoeken. Er was niets meer om je te verstoppen. Muren, auto’s, reclameborden, souvenirstalletjes, de dozen en vaten naast het winkeltje van de oude Bhumipol. Alles was weggespoeld en van Bhumipols winkeltje bleef alleen een hoop natte planken over. De oude palmboom stond er nog en droeg de tekens van hun vriendschap. Hun namen met een zakmes in de stam gekerfd: Palat, Kris, Churai, Nadee, Sook. Een groepje onafscheidelijke makkers die trouw aan elkaar hebben gezworen tot de dood. Sook stond in de schaduw onder de palmbladeren en leunde tegen de ruwe stam. Misschien, als hij zijn ogen sloot en hij telde tot tien, zou alles weer zijn zoals vroeger, zoals gisteren … zoals een uur geleden. Hij zou weer de houten gebouwen zien rond het plein, de stalletjes met T-shirts en souvenirs voor de toeristen en Bhumipol, met zijn grijze haar en zijn doorgroefde gezicht, zou lachend voor de deur van zijn winkeltje staan. Sook kende zijn vrienden door en door en kon al een beetje raden waar ze zich verstopten. Churai was niet zo mager als de rest en was bovendien een kei in het opzoeken van de slechtste verstopplaatsen die je je maar kon indenken. Op een keer was hij gewoon aan de andere kant van de boom gaan staan en Sook had zijn schaduw meteen gezien. Het verwonderde hem dat Churai dit spelletje nooit moe werd. Palat had snelle benen; kwam overal als eerste aan en Sook moest voor hem op zijn hoede zijn. Want eenmaal hij Palat had gezien, zou die met een rotvaart op zijn tot op de draad versleten Adidas naar de boom sprinten om af te potten. Sook was ook snel, maar haalde het meestal maar nipt. Nadee was de kleinste en kon zich op de meest onmogelijke plekjes verstoppen. Op een keer was hij in de koffer van Bhumipols kleine autootje gekropen. Dat was hem zuur opgebroken toen de oude kruidenier het kofferdeksel dichtsloeg. Je had de opluchting op zijn gezicht moeten zien toen zijn vrienden hem eruit haalden. En dan was er Kris. Die goeie ouwe Kris. Hij was de oudste van de vijf en de beste in alles; kon een vis vangen met zijn blote handen, floot alle deuntjes van de radio op zijn vingers en verbaasde je steeds weer met de wonderlijkste verhalen. Hij was de meesterverstopper en ze waren met z’n allen soms wel een uur naar hem op zoek. Dan bleek de leukerd ergens hoog in een boom te zitten of had hij

woord

productief: veel voortbrengend; is vruchtbaar de vloot: (geordende) verzameling schepen, vliegtuigen enz. irriteren: boos maken, prikkelen in een handomdraai: in een ogenblik en met heel weinig moeite doorgroefd: met diepe rimpels op je hoede zijn: oppassen, een oogje in het zeil houden

442

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


gewoon bij iemand aangeklopt en gevraagd of hij even binnen mocht komen. Zo was Kris nu eenmaal. Sook opende zijn ogen en dacht even de schaduw van Churai te zien achter de boom. Het was zijn eigen schaduw en waar daarnet nog het dorpspleintje was, dansten de zonnestralen in het rimpelende water. Sook liet zijn vingers over de ingekraste namen van zijn vrienden glijden. ‘Ik zal jullie terugvinden’, fluisterde hij. ‘Niemand kan zich voor altijd verstoppen.’ Tekst 4 Een droom waarmaken De Belg Adrien De Gerlache was de eerste die op de Zuidpool overwinterde Adrien De Gerlache werd geboren op 2 augustus 1866 in Hasselt. Hij ging naar school in Brussel. Tijdens zijn studie aan de zeevaartschool werkte Adrien aan boord van grote schepen die naar Montevideo in Uruguay en New York in de Verenigde Staten voeren. Hij hoorde er ook voor het eerst over Antarctica, een ongerept gebied op de Zuidpool. Toen hij was afgestudeerd, kreeg Adrien een baantje op de veerboot tussen Oostende en Dover. Maar zijn grote droom was om naar Antarctica te varen. Hij vond geen sponsor die de reis wou betalen en besliste zelf een expeditie naar de Zuidpool op poten te zetten met het schip de Belgica.

IN

Zijn reis werd de eerste wetenschappelijke expeditie naar Antarctica. De Belgica voer twee maanden door het ijs, maar raakte ten slotte ingesloten. Daarom moesten alle mensen die aan boord waren overwinteren op de Zuidpool. De Gerlache gebruikte die tijd om heel veel onderzoek te doen. De Gerlache zou na deze expeditie nog veel meer reizen maken, onder andere naar Groenland en Spitsbergen.

VA N

Extra Zuidpoolweetje De expeditie van De Gerlache zorgde ervoor dat heel wat plaatsen op Antarctica een Belgische naam kregen. Je kunt er naar het Antwerpeneiland, het Brabanteiland, de Solvaybergen en de Staat van Gerlache gaan. Mathilda Masters. 321 superslimme dingen, die je moet weten voor je 13 wordt. Tielt, Lannoo

1 Tabel en spellingregels

spellingregel (pagina in Trajectwijzer of boek)

©

gemarkeerde woorden (10) zeezout

nieuw woord met dezelfde spellingregel

zeegolf

woord

de sponsor: persoon of instelling die ten bate van iem. of iets geld beschikbaar stelt de expeditie: wetenschappelijke onderzoekingstocht iets op poten zetten: organiseren

LES 3 Spel correct

443


2 Onthoudwoorden Moeilijke woorden zonder spellingregel 3 Vervoeging OPDRACHT 3

Stel een zinnendictee samen voor de andere groepen.

Je kiest met je groep voor opdracht a of b.

IN

a Bereid een dictee voor de andere groepen voor met vijf van de geselecteerde en besproken woorden. Bied de woorden aan in duidelijke nieuwe zinnen. • Verdeel de woorden onder elkaar. Bouw een duidelijke zin met het woord en stop er ook een moeilijk werkwoord in. • Wissel de zinnen uit en overleg wat je wilt aanpassen voor het dictee. • Zorg ervoor dat je de spellingregel begrijpt en zelf kunt toepassen. • Noteer de vijf zinnen op een apart blad. • Leg de vijf zinnen voor aan de leraar.

VA N

b Lees een tekst over dromen. Bedenk vijf zinnen die je kunt dicteren. • Kies vijf woorden uit de tekst. • Volg daarna dezelfde stappen als in opdracht a.

tip

Krijg je spellingregels en woordbeelden niet zomaar onder de knie, dan is veel uitleg en oefening nodig.

©

hoe

Twijfel je aan de juiste schrijfwijze van een woord? • Raadpleeg een woordenboek of zoek online op http://woordenlijst.org. • Zoek de spellingregel op in het leerwerkboek of de Trajectwijzer. • Werk op de juiste manier met de spellingchecker. • Onthoud woorden die een welbepaalde spellingregel volgen.

waarheen Je kunt: • • • •

444

spellingregels toepassen om woorden correct te spellen; uit de tekst woorden selecteren en in een tabel met spellingregels rangschikken; andere woorden met dezelfde spellingregel zoeken; nieuwe zinnen bouwen met de moeilijk te spellen woorden en vervoegde werkwoorden.

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


De spellingwedstrijd Oriënteren

o

v

u

r

Welke groep kan de andere groep verslaan en blinkt uit in spellen? Zorg met de groep voor degelijke uitgewerkte spellingopdrachten.

Voorbereiden

o

v

u

r

1 Selecteer vijf krantenkoppen met een spelmoeilijkheid en koppel er de juiste spellingregel aan. 2 Schrijf vijf zinnen waarin de vervoeging van het werkwoord wat ingewikkelder is. 3 Noteer vijf woorden om aan de andere groep te dicteren.

Uitvoeren

o

v

u

r

IN

Tijdens het spel is voor elke groep per vraag één leerling verantwoordelijk. Ofwel lost hij het spellingprobleem alleen op en verdient alle punten. Of hij vraagt hulp aan de groep en scoort de helft van de punten. Duid vooraf aan wie als eerste aan de beurt komt en wie daarop volgt. Kies ook een leerling die de behaalde punten noteert.

VA N

4 Geef de uitgewerkte spellingwedstrijd aan de leraar.

5 Speel na controle en goedkeuring het spel met de klas.

Reflecteren

o

v

u

r

©

6 Hoe verliep de spellingwedstrijd? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je kijkt de dictees nauwkeurig na.

1234

1234

Je geeft iedereen in de groep de kans om woorden te selecteren en zinnen te bouwen.

1234

1234

Je selecteert vijf krantenkoppen met een spellingmoeilijkheid en koppelt er een spelregel aan. Je bouwt vijf zinnen waarin de vervoeging van het werkwoord niet zo eenvoudig is. Je zoekt vijf onthoudwoorden om te dicteren aan de andere groep.

Werkpuntje voor jezelf:

LES 3 Spel correct

445


les

Met een goed boek de vakantie in!

4

leesprofiel bepalen

1

fragment lezen

leeservaring in beelden en woorden uitdrukken

Jouw leesprofiel en leestraject OPDRACHT 1

Welk traject legde je af tijdens de eerste graad?

Ontdek welke lezer je bent. Markeer in de tabel waarom je leest.

nog drie etappes afleggen.

©

BELEVENDE LEZER

nog meer etappes afleggen.

ONTDEKKENDE LEZER

446

Waarom lees je?

IN

BEGINNENDE LEZER

Je kunt op je traject

Je leest omdat het moet en je hebt weinig (positieve) leeservaringen. Je leest traag en moet door anderen gestimuleerd worden om te lezen. Je leest het liefst over je eigen leefwereld en leeftijdgenoten.

VA N

Je bent een

nog twee etappes afleggen.

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

Je leest om je te amuseren en hebt een beetje leeservaring met één of twee genres. Je hebt sterke behoefte aan tips; je neemt geen risico. Je bent geïnteresseerd in een eigen leefwereld en belevenissen van leeftijdgenoten. Je hebt ook interesse in de fantasiewereld.

Je leest om je eigen wereld te verkennen. Je bent (redelijk) gemotiveerd om boeken te lezen en je wilt weleens een ander genre proberen. Je bent nieuwsgierig naar jongeren die al wat ouder zijn. Je kunt je verplaatsen in verschillende situaties en personages.


Je bent een

Je kunt op je traject

Waarom lees je?

nog een etappe afleggen.

Je leest om aan het denken te worden gezet. Je bent een goed gemotiveerde lezer en geïnteresseerd in sociaal-maatschappelijke onderwerpen (bv. armoede, samenleven in een andere tijd …), psychologische onderwerpen (bv. verlies verwerken, verslaving …) en soms ook filosofische onderwerpen (bv. de zin van het leven, hoe dachten mensen vroeger over het bestaan …). Je gebruikt boeken om de wereld en het leven verder te ontdekken.

VERDIEPENDE LEZER

even uitrusten na de extra etappe.

Je leest om jezelf intellectueel uit te dagen. Je leest veel en gevarieerd, en op een relatief hoog niveau. Je zoekt ‘moeilijke’ onderwerpen op; je wilt in nieuwe werelden doordringen en die begrijpen. Je hebt oog voor de vorm. Je kunt een boek kritisch lezen en reflecteert graag op de inhoud van het verhaal: je gaat makkelijk een gesprek op niveau aan over het boek.

OPDRACHT 2

IN

REFLECTERENDE LEZER

Lees de acht jeugdboekfragmenten en duid je voorkeur aan.

VA N

Duid drie fragmenten aan. Rangschik ze volgens voorkeur. Noteer je eerste, tweede en derde keuze voor het fragment. jeugdboekfragment

cover

Ties en ik zitten naast elkaar in een duinpan. Voor ons slaan de golven op het strand. ‘Ooit ben ik hier weg.’ Dit is helemaal niet het goede moment om zoiets te zeggen, ik weet heus wel welke dag het vandaag is. Vanochtend schrok ik van de datum op de scheurkalender, ook al weet ik al weken dat de sterfdag van Ties’ moeder eraan zit te komen. Misschien moet ik iets zeggen over Monica, zodat Ties mijn voorzet kan inkoppen, maar ik durf het niet. Het duurt vierentwintig golven voordat hij iets terugzegt.

2

De weg is glad, maar ik kan me niet inhouden. Als een ongeoefende balletdanser spring ik over het glanzend witte tapijt dat sinds gistermiddag de wegen en daken bedekt. Mijn bewegingen zien er weinig sierlijk uit; voor dit soort looppasjes zou Monty Python een ministerie in het leven roepen.

3

‘Pompoentje, is er een bepaalde reden waarom je een goudvis naar een Afrikaanse miereneter wilt noemen? Ik bedoel, ik zie weinig overeenkomsten. Kleur, grootte, aan­ we­zigheid of afwezigheid van vinnen, zulke dingen.’ ‘U hebt gelijk, rijke oom Brian’, zei ik. Maar het is het eerste leuke A-woord in het woordenboek.’

©

1

woord

de duinpan: dal of laagte in de duinen

LES 4 Met een goed boek de vakantie in!

447


jeugdboekfragment 4

cover

Ik knalde door Brons-3 heen. Maar hoe hoger het niveau, hoe moeilijker je punten scoorde. Dus vocht ik mezelf uren en uren omhoog en ondertussen leerde ik verder voor school.

Zwijgend lopen we naast elkaar de Boulevard Boudon op, langs Nomades Roller Shop, een bekende winkel voor skateboards en rollerskates en staan dan voor een hoge zware eikenhouten deur met gepoetst koperen beslag. We bellen aan en worden getaxeerd door een cameraoog. De deur zwaait open. Achter elkaar stappen we een marmeren hal in waar een oude conciërge ons vriendelijk begroet.

6

In de tuin van het paleis loopt een jongen. Een bruine jongen met zwarte krullen. Floris heet hij en hij is prins. De vader van Floris is de koning van Spanje. Rijk is hij, heel rijk. Dat kun je ook wel zien: het paleis is enorm groot. Er zijn wel honderd kamers. Grote, mooie, hoge kamers. Alle kamers zijn beneden, want de koning heeft een hekel aan trappen lopen.

7

Op een avond, eind juli in zomer vijftien, ging ik zwemmen bij het kleine strandje. In mijn eentje. Waar Gat, Johnny en Mirren waren? Dat weet ik eigenlijk niet. We hadden vrij vaak zitten scrabbelen in Red Gate. Waarschijnlijk waren ze daar. Of misschien waren ze in Clairmont aan het luisteren naar het geruzie van de tantes en aten ze pruimenjam op crackertjes. Hoe dan ook ging ik in een hemdje, een beha en een slipje het water in. Kennelijk was ik zo ook naar het strand gelopen.

8

Je vraagt je vast af waarom je dit zit te lezen. Het antwoord is simpel: ik houd een dagboek bij. Denk gerust dat dit de grootste flauwekul is die je ooit hebt gehoord, want honden kunnen niet denken, laat staan schrijven, hebben zelfs niet het vermogen fatsoenlijk een pen vast te houden. Uiteraard heb je daarbij het beeld in je hoofd van een spaniël (ik zeg maar wat) die slaafs bij zijn voederbak bij zijn brokken zit te wachten, met kaarsrechte rug, de voorpoten netjes bij elkaar, zijn tong schuin uit zijn muil, de borst onrustig pompend met ingehouden enthousiasme en kwijlend van blijdschap en trek.

448

©

VA N

IN

5

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

©IngridBockting.nl

Want ik liep nog steeds hele boeken achter. Ik dronk sloten koffie om wakker te blijven, ik moest door. Ik probeerde het echt, uit alle macht, maar na uren van doodsaaie teksten doorzwoegen wist ik dat ik niets had opgeslagen in mijn hoofd.


OPDRACHT 3

Komt je keuze overeen met je leesprofiel?

Neem je keuze uit opdracht 2. Onderzoek of je keuze overeenkomt met je leesprofiel. Zo ja, lees het fragment. Je vindt het op diddit of krijgt het van de leraar. Koos je een ander leestraject, neem dan je tweede keuze. Klopt die nu met je leesprofiel? Overleg met je leraar. Je bent een

Je kunt op je traject

Jouw keuze

nog meer etappes afleggen.

Floris en Fleur (Marian Hoefnagel)

BELEVENDE LEZER

nog drie etappes afleggen.

Het alfabet van Candice Phee (Barry Jonsberg)

ONTDEKKENDE LEZER

nog twee etappes afleggen.

1 Lichaam van licht (Soes Jelmer en Sanoj) 2 Altijd anders (Ingrid Kluvers) 3 Race (Maren Stoffels)

REFLECTERENDE LEZER

nog een etappe afleggen.

1 Dagboek van een chihuahua (Do Van Ranst) 2 Twee jaar nadat (Steef Gorkum)

VERDIEPENDE LEZER

even uitrusten na de extra etappe. Wij leugenaars (Emily Lockhart)

IN

BEGINNENDE LEZER

Bij elk fragment vind je enkele uit te voeren opdrachten of vragen om over na te denken.

Je kunt:

VA N

Na het lezen voer je de opdracht eerst individueel uit. Daarna werk je met een klasgenoot samen om te praten over hetzelfde fragment. Vertel elkaar ook waarom je het boek wilt lezen of waarom niet.

waarheen

©

• je leesprofiel bepalen en verduidelijken welke trajecten je nog kunt afleggen; • nadenken over het gekozen literair fragment; • je leeservaring in woorden en beelden gieten.

LES 4 Met een goed boek de vakantie in!

449


Giet je leeservaring in een video-slideshow. Of … je kunt je leeservaring ook presenteren met een PowerPointpresentatie. Aan jou de keuze.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Maak een video-slideshow met ingesproken tekst of een originele PowerPointpresentatie van het gelezen verhaalfragment.

Voorbereiden

o

v

u

r

IN

2 Stel jezelf deze vragen. • Wie is het hoofdpersonage van het fragment? Wie zijn de nevenpersonages? • Welke gevoelens roepen de gebeurtenissen, gedachten of situaties op? • Hoe beïnvloedt het je eigen leven? 3 Zoek bij de antwoorden op elke vraag minstens drie foto’s.

Uitvoeren

VA N

4 Verwerk de antwoorden in duidelijke zinnen.

o

v

u

r

5 Maak de Slidely met de foto’s en de zinnen. Kies er ook gepaste muziek bij. Maak de PowerPointpresentatie en bereid de zinnen voor om te presenteren.

©

6 In groepjes stel je aan elkaar de Slidely of de PowerPointpresentatie enthousiast voor.

Reflecteren

o

v

u

r

7 Hoe verliep het? In orde Je traject naar succes Je giet je leeservaring in gepaste beelden en gebruikt daarbij goedgebouwde zinnen. Je geeft antwoord op de drie vragen van de voorbereidende fase. Je stelt de Slidely of PowerPointpresentatie enthousiast in de groep voor. Je werkt opbouwend (constructief) samen met een klasgenoot. Werkpuntje voor jezelf:

450

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN

jij

je klasgenoot

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234

1234


Uitdaging: Op het dromenbureau Welkom op het dromenbureau, wat kan ik voor je doen? Wie zijn droom heel overtuigd en pittig kan voorstellen, krijgt een duwtje in de rug om zijn droom waar te maken. De dromenvangers helpen je verder op het dromenbureau.

Oriënteren

o

v

u

r

1 Stel je droom enthousiast voor op het dromenbureau. Dit zou een inleiding kunnen zijn.

©

VA N

IN

‘Goedemiddag, voor mij graag honderd gram dromen met een sausje gezelligheid. Alle gekheid op een stokje. Ik wil je graag mijn droom voorstellen en vertellen hoe die in vervulling kan gaan.’

Voorbereiden

o

v

u

r

2 Denk aan de w-vragen: wie, wat, waar, wanneer en waarom. Beantwoord de vragen en ga ermee aan de slag om je droom boeiend voor te stellen. a Je zocht al informatie om je droom te verwezenlijken. Vertel welke informatie je selecteerde om je droom te beschrijven (enkel de hoofdzaken). b Gebruik je geschreven tekst, maar lees hem niet af. Stel je droom creatief voor. c Gebruik (eventueel) een spreekbriefje met kernwoorden. d Zorg voor een inleiding, een midden en een slot. e Zorg dat je kunt antwoorden op de vragen over je droom van de medewerkers van het dromenbureau.

Uitvoeren

o

v

u

r

3 Stel gedurende drie tot vijf minuten je droom voor.

LES 4 Met een goed boek de vakantie in!

451


Reflecteren

o

v

u

r

4 Hoe lukte dat? In orde Je traject naar succes

jij

je klasgenoot

Je verzorgt je houding en je lichaamstaal.

1234

1234

Je geeft duidelijke en samenhangende informatie over je droom.

1234

1234

Je vertelt enthousiast over je droom, let op de toon.

1234

1234

1234

1234

1234

1234

Je beantwoordt vlot de vragen van de dromenvangers over je droom. Je gebruikt een verzorgde taal, let op de uitspraak van de klanken. Werkpuntje voor jezelf:

IN

Dit deel is nu afgerond. Bekijk ook de werkpuntjes en de criteria bij elke pitstop of leesstop van dit deel. Vul aan voor jezelf:

VA N

• dit gaat vlot:

©

• dit vraagt training:

452

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


De laatste ronde OPDRACHT 1

Lees de werkwoorden en combineer werkwoord en afbeelding.

Noteer het werkwoord bij de juiste afbeelding. Kies uit: een glimlach forceren – glunderen – grimassen – inwilligen – opwellen – simuleren – stabiliseren – vertwijfelen – voorvallen – zijn tanden bloot lachen

1

2

5

8

9

VA N

7

6

IN

4

©

3

Kies vijf werkwoorden en maak er een duidelijke zin mee. OPDRACHT 2

Speel bingo.

De helft van de klas krijgt een bingokaart met daarop vakjes waarin omschrijvingen van een woord staan. De andere helft van de klas heeft een bingokaart met daarop vakjes waarin een woord staat. De leerlingen met de omschrijvingen proberen zo snel mogelijk in elk vakje het juiste woord van een andere deelnemer te krijgen. Dat woord moet passen bij de omschrijving. De leerlingen met de woorden proberen zo snel mogelijk in elk vakje het juiste nummer van een deelnemer met omschrijvingen te krijgen. Die omschrijving past bij het woord. Gebruik de woorden van de bingokaart in de zinnen. 1 Die man vertelde me een          verhaal over een bekende geschiedkundige figuur. 2                 was alles geregeld; de koper ging heel snel akkoord met mijn voorstel. (uitdrukking) DE LAATSTE RONDE

453


De laatste ronde 3 Na de hartaanval kreeg mijn oom een         , zodat het hart regelmatig klopte. 4 Na mijn kwade opmerking trok de leerling veel         . 5 Het hart is een          orgaan, verzorg het dus goed. 6 Mijn vader en moeder hadden nooit een          huwelijk: ze spraken dikwijls over scheiden. 7 Het vreselijke          op de speelplaats had me erg door elkaar geschud. 8 Ik heb je schrijftaak eens          doorgelezen. 9 Het geschenk bevalt haar, want                      ! (uitdrukking) 10 Hij         , zijn ziekte geloof maar niets van al die pijnklachten. OPDRACHT 3

In de droom ontbreken bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden.

Let op de context en vul de gepaste woorden in. Kies uit de woorden in het kader. stiekem, per se, klakkeloos, grotesk, impliciet, vluchtig, productief, doorgroefd, constructief, intrigerend

IN

In mijn droom duikt plots een          gezicht op. Het          beeld van de oude vrouw doet me huiveren. Wie is zij? Het gezicht neemt stilaan weer de normale omvang aan. Dreigend staat zij nu in haar ware gedaante voor me. Ze wil          met me praten, terwijl ze          in de

VA N

kamer rondkijkt. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Wat een          verschijning! Wat wil deze vreemde vrouw steevast met me bespreken? Gaat het over een voorval van vorige maand? Of is het een onbenullig feitje? Hoe kan ik mezelf redden uit dit gesprek en het          angstige gevoel? Waarom ben ik altijd zo bang? Misschien wordt het wel een heel          gesprek, denk ik         . Door haar toedoen begrijp ik zeker meer van de eigenaardige houding van mijn zus de laatste weken. Ze wil me toch niet          beschuldigen en vertellen dat ik de oorzaak ben van de hele vervelende toestand? Haar

©

aanwezigheid in mijn droom ervaar ik als erg positief en het gesprek onder vier ogen is heel         . Na die droom besef ik pas hoe moeilijk het is voor mijn zus om te leven met een broer die altijd hoge toppen scoort. OPDRACHT 4

De gemarkeerde woorden zijn op een verkeerde plaats beland. Herschik de woorden, zodat er een zinvolle boodschap verschijnt.

1 Met mijn vriend ben ik overeengekomen dat alle giften die we krijgen voor ons avontuur, volledig naar een assortiment zullen gaan. 2 Een teamlid geraakte geblesseerd en een hofhouding haakte af. Toch wou hij de lange roeitrip niet meer afblazen. 3 Tegenwoordig is een vloot meestal een onderzoeksreis. 4 Ongelooflijk, maar dit boek is razend populair. Het is al de vierde fonds, iedereen wil het lezen! 5 Die boetiek biedt de klanten een gevarieerd hoogleraar jeansbroeken aan. 6 Iemand die aan de universiteit lesgeeft, noem je een sponsor of professor. 7 Een editie van twintig schepen voer naar het Suezkanaal. 8 Bij de expeditie van de koning behoren vele bedienden zoals: de persoonlijke secretaris, de vorstelijke huishouding en het hofpersoneel.

454

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


De laatste ronde OPDRACHT 5

Kies een woord uit de reeks. Zoek vijf uitdrukkingen waarin het woord voorkomt.

Werk in groepjes van vier of vijf leerlingen. zout, tand, poot, spel Kies een werkvorm om de uitdrukkingen aan de andere groepen voor te stellen. Noteer eerst de uitdrukkingen en de betekenissen op een apart blad. Bereid daarna de opdracht voor. Dit zijn de drie mogelijkheden. Markeer je keuze. 1 Je zit rug aan rug met een leerling van de andere groep. Vooraf bedenk je zo veel mogelijk situaties waardoor de leerling de uitdrukking kan achterhalen. 2 Bedenk een situatie waarin je de uitdrukkingen kunt gebruiken. Verdeel de rollen en speel het spel. De andere groepen zoeken de uitdrukkingen en geven de verklaring.

©

VA N

IN

3 Laat de andere groepen de uitdrukkingen die je eerst door elkaar hebt gehaald weer correct formuleren. Vraag om de verklaringen te combineren met de juiste uitdrukking.

OPDRACHT 6

Gebruik het juiste werkwoord correct in de zin.

Kies uit deze infinitieven: erkennen – irriteren – herkennen – financieren – hypen 1 In je nieuwe outfit          niemand je nog. (weten wie of wat je ziet) 2 Stop met fluiten, het          me vreselijk. (ergeren) 3 Na het gesprek          de renner tegenover zijn ploegmaten de fout die hij maakte tijdens de beklimming. (toegeven) 4 Jouw tante heeft je studies lang         . (bekostigen) Maak nu zelf een context waarin je het werkwoord gebruikt dat je niet ingevuld hebt.

DE LAATSTE RONDE

455


De laatste ronde OPDRACHT 7

Zoek een woord uit de woordfamilie.

1 Vorm een woord dat beantwoordt aan de opgegeven woordsoort.

+

• het voorval (ww)

• stabiel (zn en ww)

• de simulatie (ww)

• vitaal (zn)

2 Twee van de zelfstandige naamwoorden eindigen op ‘teit’. Geef nog minstens drie andere die daarop eindigen en noteer er het bepaald lidwoord bij.

OPDRACHT 8

VA N

Welk lidwoord heb je telkens gebruikt?

IN

Dobbel een vraag! Je werkt in groepjes van vier of vijf leerlingen.

©

Bij ieder vlak, bij elk aantal ogen, hoort een vraag. Een leerling van de groep gooit, kijkt welke vraag hoort bij het aantal ogen en formuleert die vraag. De leerling naast de vraagsteller beantwoordt de vraag of voert de opdracht uit. Je gooit één oog. Gebruik een van de vijf werkwoorden in een duidelijke zin: stuiteren, forceren, uitroeien, stamelen, vervullen.

 

 

 Je gooit twee ogen. Zoek een passend woord voor de onderstreepte omschrijving.

 

 

1 Bijzonder snel beantwoordt de leerling de moeilijke vraag.              2 Dokters en verplegers zorgden ervoor dat de patiënt weer in orde was. Niemand moest nog voor zijn leven vrezen.              3 Gelukkig herstelden de functies die voor het leven van groot belang zijn zich snel na de spoedoperatie.              4 Door de heel witte sneeuw was het onmogelijk om zonder risico’s te skiën. De skipiste was onzichtbaar.              5 Ze had je e-mail maar oppervlakkig gelezen.

456

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


De laatste ronde Je gooit drie ogen. Zoek voor het werkwoord een verklaring en een woord dat je van het opgegeven werkwoord kunt afleiden. Gebruik het werkwoord of het afgeleide woord in een duidelijke zin of in een zinvolle boodschap. • implanteren: • simuleren: • ontzetten: • grijnzen: • voorvallen:

IN

Je gooit vier ogen. Lees de zin en zoek een uitdrukking met het opgegeven woord.

1 (spel) Zo behaal je geen goede resultaten, verander je studiemethode, je hebt veel te verliezen!

VA N

2 (vinger) Ze bedacht een nieuwe uitdaging in een ogenblik.

3 (droom) Toen haar oom vertelde hoe alles echt in elkaar zat, begreep ze eindelijk wat er precies aan de hand was en hoopte ze niet meer op hereniging van haar ouders.

©

4 (droom) De scheiding van haar ouders was een afschuwelijke gebeurtenis.

5 (dromen) Je denkt toch niet dat ik voor jou je kamer opruim! Je gooit vijf ogen. Ken je het verschil? Gebruik de twee woorden in een zin, zodat het verschil duidelijk wordt. • • • • •

de grimas en de glimlach grotesk (buitensporig) en groots (heerlijk, prachtig, luisterrijk) virtueel (denkbeeldig) en wezenlijk (werkelijk) de vertwijfeling (radeloosheid, wanhoop) en de verwachting (hoop) wazig en scherp

DE LAATSTE RONDE

457


De laatste ronde Je gooit zes ogen. Bouw met het grondwoord ‘dromen’ een samenstelling en een afleiding. Gebruik de woorden in een zin. afleidingen

OPDRACHT 9

VA N

IN

samengestelde woorden

Vertel over een déja-vu.

In het verhaal lees je: ‘Iedereen heeft soms wel het gevoel dat hij iets al eens eerder heeft gezien of meegemaakt.’

©

Heb jij ooit al zo’n ervaring gehad? Vertel!

458

TRAJECT Nederlands 2   deel 9 DROMEN


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.