Vbpg storialive 3tso

Page 1

C

Socio-economie in het ancien régime In het tweede jaar leerde je heel wat over de klassieke samenleving van Grieken en Romeinen. Vanaf dit jaar bestudeer je het ancien régime. De meeste historici vandaag vinden het zinvoller om te spreken over het ancien régime dan over de middeleeuwen en de nieuwe tijd afzonderlijk. Zeker op socio-economisch vlak is er immers geen sprake van een breuk tussen de middeleeuwen en de nieuwe tijd. In dit onderdeel bestudeer je dan ook enkele socio-economische ontwikkelingen doorheen het hele ancien régime. Deze lessen noemen we ‘doorlopers’.

ANCIEN RéGIME

OPBOUW 500

BLOEI 900

opdracht 1

Om je te oriënteren in het ancien régime, delen we die samenleving in drie perioden in: opbouw (500-900), bloei (900-1700) en afbouw (1700-1800). Vul die drie periodes in op de tijdband.

opdracht 2

Welke zes onderwerpen horen thuis in het socio-economische domein? Omcirkel.

schilderkunst

landbouw

oorlogen

bevolkingsgroepen

wetenschap

armoede

bestuur

leefgewoonten

nijverheid

bevolkingsgroei

godsdienst

welvaart

AFBOUW 1700

1800

De maand september Uit: Breviarium Grimani, begin 16e eeuw De armen werken met gebogen rug op de wijngaarden van de heer.

48

in het ancien régime Clessocio-economie x titel

doorloper


8

De evolutie van de bevolking In het begin van de 21e eeuw telt de wereld ruim zes miljard inwoners. In Europa leven er ongeveer 728 miljoen mensen. Vlaanderen is een van de dichtstbevolkte regio’s van de wereld. Wij zijn het ‘gewoon’ dat we met velen zijn en dicht bij elkaar wonen. In het verleden telden onze gewesten, Europa en de wereld echter niet zoveel inwoners. Hoe komt dat? Hoe evolueert de bevolking? Wat beïnvloedt de bevolkingsgroei?

0 0 18

0 17

0

0 9

50

0

0

Kaartnr(s). atlas

ANCIEN RéGIME OPBOUW

1 opdracht 1

BLOEI

AFBOUW

De bevolkingsgroei wordt bepaald door het geboorte- en het sterftecijfer - Vul de formule aan en denk even na over de betekenis ervan. de bevolkingsgroei in Europa = het aantal geboorten - het aantal sterften - Wanneer daalt het bevolkingscijfer? Als er meer sterften zijn dan geboorten.

- Wanneer stijgt het bevolkingscijfer? Als er meer geboorten zijn dan sterften.

C

socio-economie in het ancien régime

49

doorloper


- Waarom geldt deze formule niet voor de actuele bevolkingsgroei? Vanaf de 19e eeuw moet er ook rekening worden gehouden met het migratiesaldo (intercontinentale migratie).

De bevolkingsevolutie in Europa tussen 200 en 1900 aantallen in miljoenen

opdracht 2

400

300

30-JARIGE OORLOG 100-JARIGE OORLOG

Relatief kouder klimaat

1618-1648

1337-1453

200

Relatief warmer klimaat

150

Epidemie

120 100 90 80 70 60 50 40 30 20 0 200

INVALLEN GERMANEN 542-546

INVALLEN ISLAMIETEN

STOP INVALLEN

Vochtiger klimaat (veel neerslag) 1646-1351

587-591

300

400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 jaartallen

In de 11e eeuw gebruikte de Kerk haar invloed om het aantal oorlogen te doen afnemen. Vechten werd bijvoorbeeld op kerkelijke feestdagen verboden. - Vul op basis van de grafiek en de info de tabel aan. Periode

50

les 8

Oorzaken

200-700

DALING

Kouder klimaat, invallen, epidemies

700-1300

STIJGING

Warmer klimaat, einde van de invallen, geen epidemies, minder oorlog

1300-1400

DALING

Vochtiger klimaat, epidemies, oorlog

1400-nu

STIJGING

de evolutie van de bevolking

doorloper

Daling/stijging


2 opdracht 3

Vanaf de 15e eeuw blijft de bevolking groeien Bestudeer de documenten en onderstreep telkens de juiste antwoorden. a Tabel gebaseerd op Engelse testamenten Aantal niet-gehuwden 1429-1435

20 %

1477-1479

12 %

1480-1492

2%

Aantal kinderen die de volwassen leeftijd bereiken 1420-1435

1480-1492

Gemiddeld aantal kinderen per gezin

38 %

79 %

1420-1425

0,54

1477-1479

0,70

1480-1492

1,18

b Oogstopbrengsten in Brussel en omgeving Tarwe

Haver

Rogge

2e helft 14e eeuw

1300 kg/ha

1400 kg/ha

1300 kg/ha

2e helft 15e eeuw

1900 kg/ha

1700 kg/ha

1800 kg/ha

• Het aantal gehuwden daalt / stijgt in de loop van de 15e eeuw. • Meer gehuwden betekent dat er meer / minder kinderen worden geboren. • Steeds meer / minder kinderen sterven. • De bevolking in Engeland daalt / stijgt minder snel op het einde van de 15e eeuw. • De bevolking stijgt wanneer het gemiddeld aantal kinderen per gezin groter is dan één / twee. • De oogstopbrengsten zijn tussen ca. 1375 en ca. 1475 sterk gestegen / gedaald.

opdracht 4

Omcirkel de uitspraken die juist zijn. - Vanaf de 15e eeuw stijgt het geboortecijfer omdat … a het aantal gehuwden stijgt. In slechte tijden, zoals de 14e eeuw, huwen de mensen niet of pas op latere leeftijd. Men kon immers pas een gezin stichten als men er de middelen voor had. b het gebruik van anticonceptiemiddelen afneemt. c er voldoende voedsel is. Jongeren groeien dan sneller en zijn sneller geslachtsrijp, waardoor ze sneller huwen en sneller kinderen maken. - Vanaf de 15e eeuw daalt het sterftecijfer omdat … a de medische kennis sterk is toegenomen. b de hygiëne toeneemt. c er voldoende voedsel is.

C

socio-economie in het ancien régime

51

doorloper


opdracht 5

Maak hier een beknopt schema van de les. De evolutie van de bevolking 1 De bevolkingsgroei wordt bepaald door het geboorte- en het sterftecijfer De bevolkingsgroei = het aantal geboorten – het aantal sterften. We onderscheiden vier perioden (zie tabel!)

2 Vanaf de 15e eeuw blijft de bevolking groeien De bevolking groeit door: - een stijging van het geboortecijfer - een daling van het sterftecijfer.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

kennen 1 de verschillende periodes in de bevolkingsevolutie van Europa tijdens het ancien régime geven 2 per periode weergeven of het om een daling of een stijging gaat 3 per periode een oorzaak voor de stijging of daling geven

52

les 8

de evolutie van de bevolking

doorloper

KUNNEN 1 uit tabellen en grafieken oorzaken voor bevolkingsstijging of -daling afleiden Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je bij het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


9

De pest De pest is de bekendste epidemische ziekte, maar lang niet de enige. Tot aan het begin van de 20e eeuw vormen ook pokken, lepra, tuberculose, syfilis en cholera een bedreiging voor Europa. Waar komt de pest vandaan? Waarom krijgen zoveel mensen de pest? Welke invloed had de pest op de samenleving? Hoe probeerde men de pest te bestrijden?

0 0 18

0 0 17

9

50

0

0

0

Kaartnr(s). atlas

ANCIEN RéGIME OPBOUW

opdracht 1

BLOEI

AFBOUW

Je hebt er misschien nog niet bij stilgestaan, maar ons woord ‘pest’ verwijst wel degelijk naar de ziekte: ‘de pest’. In ons huidige taalgebruik komt het woord veel voor in vaste uitdrukkingen. Ken je de uitdrukkingen die passen bij deze omschrijvingen? a Afschuwelijk stinken Stinken als de pest b Een hevige afkeer van iets of iemand hebben Iets of iemand schuwen als de pest c Ergens een vreselijke hekel aan hebben Ergens de pest aan hebben d Het is ellendig. Het is een pest.

C

socio-economie in het ancien régime

53

doorloper


1

De pestepidemie richt een ware ravage aan Tussen 1347 en 1352 sterft een derde tot de helft van de West-Europese bevolking aan de pest (ca. 40 miljoen mensen). De pest wordt veroorzaakt door een bacterie, de pestbacil en komt voor onder drie vormen: builenpest, longpest en zwarte pest. De builenpest was de meest voorkomende vorm. De pest wordt ook wel ‘de Zwarte Dood’ genoemd, naar de derde variant van de ziekte.

opdracht 2

Over welke variant van de pest gaat de omschrijving? a

b

c

opdracht 3

Na besmetting verspreidt de pestbacil zich in de bloedbaan en krijg je onderhuidse bloedingen, waardoor er donkere, bijna zwarte vlekken op het lichaam zichtbaar worden. Na besmetting zwellen de lymfeklieren en vormen zich pestbuilen. Dat gaat gepaard met hevige pijn en hoge koorts. Als de pestbuilen etteren en daarna doorbreken, ontstaan uitwendige bloedingen. De pestbacil tast de longen aan, waardoor je schuimend en helderrood bloed ophoest en nog maar moeilijk kunt ademen. Alle besmette personen sterven binnen de twee dagen na het uitbreken van de ziekte.

zwarte pest

builenpest

longpest

Longpest maakt derde slachtoffer De uitbraak van longpest in het noord­ westen van China heeft een derde leven geëist. Zeker twaalf besmette patiënten liggen nog in het ziekenhuis, zo heeft de lokale gezondheidsdienst gemeld. De autoriteiten zijn overgegaan tot het verdelgen van ratten en vlooien, om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Ook is in een straal van 28 kilometer rond

de besmettingshaard in Ziketan in de provincie Qinghai een cordon (= veilig­ heids­zone) gelegd waar niemand uit mag. Inwoners van Ziketan, dat 10 000 inwoners telt, verklaarden dat veel winkels gisteren gesloten bleven. Longpest is volgens de Wereldgezond­ heidsorganisatie (WHO) een van de dodelijkste infectieziekten.

Uit: De Standaard, 5 augustus 2009

- Onderstreep de woorden die je niet begrijpt en vul ze aan in je persoonlijk woordenboek. - Waar en wanneer maakte de longpest recent nog slachtoffers? In China, in augustus 2009 Drie - Hoeveel dodelijke slachtoffers vielen er? - Weet je hoe besmette personen vandaag worden genezen? Met antibiotica

54

les 9

de pest

doorloper


- Onderstreep de twee maatregelen die de overheid nam om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Kun je die maatregelen verklaren? Vul aan. De pestbacil wordt verspreid

door ratten en vlooien

Longpest kan overgedragen worden van mens tot mens

2

De pestepidemie verspreidt zich razendsnel Wij weten nu dat de pest wordt verspreid door een bacterie, maar de geleerden in het ancien régime weten helemaal niet dat er zoiets als ziektekiemen bestaat. De gebrekkige hygiëne is een ideale kweekbodem voor allerlei ziekten. De bevolking is bovendien verzwakt door voedseltekorten. Al vanaf het begin van de 14e eeuw kan de landbouw de bevolkingsgroei niet meer volgen. Tot overmaat van ramp mislukken de oogsten enkele jaren na elkaar. Door de hongersnood is de bevolking extra vatbaar voor ziekten. De pestbacil kwam via de handelsroutes vanuit het Oosten naar Europa.

opdracht 4

De verspreiding van de Zwarte Dood in Europa

De 14e-eeuwse pestepidemie verspreidde zich sneller dan eender welke gekende epidemische ziekte ooit. Bestudeer de kaart en geef de juiste antwoorden. • In welk jaar duikt de ziekte voor het eerst in Europa op?

1345 – 1347 – eind 1349

• In welk jaar wordt de ziekte voor het eerst in onze streken opgemerkt?

1347 – 1348 – 1349

• Hoe verspreidt de Zwarte Dood zich door Europa? Op enkele jaren tijd: vanuit het Oosten naar de eilanden van de Middellandse Zee, de gebieden rond de Middellandse Zee en vandaaruit naar het noorden. C

socio-economie in het ancien régime

55

doorloper


opdracht 5

De vicieuze cirkel hongersnood-ziekten

50 % van huishoudelijke uitgaven bestemd voor voedsel

voortdurende voedselcrisis

laag reĂŤel inkomen

chronisch gebrek aan dierlijke vetten en proteĂŻnen

ziekten

lage landbouwopbrengsten

hoog sterftecijfer = lage bevolkingsgroei

slecht bestand tegen lichamelijke belasting lage arbeidsproductiviteit

Overloop het schema samen met je buur en leg aan elkaar het verband uit tussen lage landbouwopbrengsten en ziekten.

56

les 9

de pest

doorloper


a Snaveldokter uit Rome

opdracht 6

b Het aderlaatmannetje Kreeft 21/6 - 20/7 /6 - 20 1/5 n2

ge lin ee Tw

Leeu w

21/ 7-

20/ 8

M

/10 - 20/ 11

Ram 21/3 - 20/4

9 - 20/10 schaal 21/ Weeg

Stie r 21

/4 -

9 20/

20 /5

1/8

2 gd aa

/2 -

Sc ho rpi oen 21

n 21 Visse

3 20/

W

at er ma n2

1/1 -

/11

20/ 2

Steen bok 21/12 - 20/1

‘Doctor Schnabel von Rom’, gravure van Paul Fürst, Rome 1656

2 /1 20

r 21 utte sch Boog

Tot ver in de 18e eeuw wordt het aderlaten toegepast als methode om de balans van de vier lichaamssappen te herstellen, en zo ziektes te genezen. De astrologische kalender bepaalt wanneer het aderlaten het best kan gebeuren.

De pestdokters zijn geen echte dokters, maar vrijwilligers die door de stad worden betaald om de zieken af te zonderen. In de snavel van het masker stak men geurige kruiden om besmetting tegen te gaan. Wat kun je uit deze twee bronnen afleiden? Er was in het ancien régime geen of niet de juiste medische verzorging.

3

De pest beïnvloedt de samenleving De grote pestepidemie heeft invloed uitgeoefend op de samenleving. Volgens sommigen ligt ze aan de basis van tal van maatschappelijke veranderingen vanaf de 14e-15e eeuw.

C

socio-economie in het ancien régime

57

doorloper


opdracht 7

Processie van flagellanten

Miniatuur uit de Kroniek van abt Gilles li Muisit (1275-1352) die de pestepidemie van 1349-1353 in Doornik beschrijft.

Zoek in de woordenlijst op wat een ‘flagellant’ is. Waarom gaan er boeteprocessies rond tijdens de pestepidemie, denk je? Omdat de mensen denken dat de pest een straf van God is.

opdracht 8

Verbind oorzaak en gevolg. Omdat de Joden een betere hygiëne in acht nemen, treft de pest hen minder hard. De Joden worden daarom als bron van alle kwaad aangezien.

De grote sterfte veroorzaakt een tekort aan werkkrachten om de grond te bewerken.

Doden worden zonder begrafenis in massagraven gedumpt. De priesters weigeren zieken te bezoeken uit vrees voor besmetting.

58

les 9

de pest

doorloper

De grondheren moeten de boeren beter betalen om de gronden te bewerken en ze meer vrijheden geven.

De West-Europese Joden vluchten naar het oosten, om aan de vervolgingen te ontsnappen. Op het einde van de middeleeuwen ontstaat er zo een grote Joodse gemeenschap in Oost-Europa.

Sommige mensen beginnen te twijfelen aan de rol van de Kerk.


onwaarschijnlijk! De onwaarschijnlijk snelle verspreiding van de 14e-eeuwse pestepidemie stelt wetenschappers voor een raadsel. De hedendaagse pestbacillen worden verspreid door ratten en vlooien. Mensen raken besmet omdat ze gebeten worden door een besmette rattenvlo. Alleen de longpest wordt overgedragen van mens tot mens. Maar die pestvariant komt weinig voor, omdat besmette personen binnen enkele dagen sterven. Volgens biologen is het echter onmogelijk dat ratten de 14e-eeuwse pestepidemie hebben verspreid. Er was toen in Europa maar één soort rat: de zwarte rat en die kan enkel overleven in warme plaatsen in de havensteden. Sommige historici hebben daarom een tijd gedacht dat de epidemie in de 14e eeuw geen pestepidemie was. In 2010 hebben onderzoekers echter kunnen bewijzen dat het wel degelijk pestbacillen waren die de ravage in de 14e eeuw hebben aangericht. Mogelijk verspreidden deze voorouders van de hedendaagse pestbacillen zich toch nog op een andere manier.

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

kennen 1 de omvang van de pestepidemie met cijfers duidelijk maken 2 de grote pestepidemie in de tijd situeren 3 van builenpest, longpest en zwarte pest telkens twee symptomen opnoemen 4 drie oorzaken geven voor de snelle verpreiding van de pest 5 twee maatschappelijke gevolgen geven van de pest

KUNNEN 1 aan de hand van een historische kaart de verspreiding van de pest in de 14e eeuw weergeven 2 informatie afleiden uit historische bronnen

Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je bij het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.

C

socio-economie in het ancien régime

59

doorloper


les 9 schema

De pest 1 De pestepidemie richt een ware ravage aan Tussen 1347 en 1352 sterft ca. een derde tot de helft van de West-Europese bevolking: ongeveer 40 miljoen mensen. Er zijn drie soorten pest: • builenpest • zwarte pest • longpest

‘de pest’ of ‘de Zwarte Dood’

2 De pestepidemie verspreidt zich razendsnel Via handelsroutes bereikt de pestbacil Europa.

Er is gebrek aan hygiëne. De bevolking is verzwakt door hongersnood. De medische kennis is erg beperkt.

De ziekte verspreidt zich zeer snel en maakt veel slachtoffers.

3 De pest beïnvloedt de samenleving • Mensen beginnen te twijfelen aan de rol van de Kerk. • Grondheren geven de boeren betere voorwaarden om de gronden te bewerken en meer vrijheden. • Er ontstaat een grote Joodse gemeenschap in Oost-Europa.

60

les 9

de pest

doorloper


10

Landbouw en voedsel Terwijl wij rijke westerlingen zeuren over onze slanke lijn en vaak voedselresten weggooien, is hongersnood nog steeds een van de grootste wereldproblemen. Voedselvoorziening is eeuwenlang, ook bij ons, een dagelijkse zorg voor het grootste deel van de bevolking. In het ancien régime produceert zowat iedereen zijn eigen voedsel. De landbouwtechnieken evolueren wel, maar toch blijft de voedselproductie laag.

0 0 18

0 0 17

9

50

0

0

0

Kaartnr(s). atlas

ANCIEN RéGIME OPBOUW

doe de test!

BLOEI

AFBOUW

Test je basiskennis over landbouw en voedsel. Zet de volgende begrippen op de juiste plaats in de tabel: bier – bloem – boter – brood – hooi – kaas – leer – meel – mest – spek – stro – vlees graan

stro, bier, meel, bloem, mest, brood

runderen

boter, kaas, mest, leer, vlees

varkens

spek, mest, leer, vlees

gras

hooi

Bespreek de resultaten met je leraar.

1

Landbouw is levensnoodzakelijk Voedselvoorziening is voor de mensen in het ancien régime een dagelijkse zorg. De mensen kweken, verwerken en bereiden hun eigen voedsel. Enkel voor het malen van het graan doet men een beroep op een molenaar. De meeste grond is in handen van grootgrondbezitters (de adel). De boeren krijgen een stuk grond in bruikleen en moeten in ruil daarvoor jaarlijks een bepaald deel van hun oogst afstaan. Meestal produceert men net voldoende om de familie in leven te houden. Wanneer de oogst mislukt, heeft dat vaak dramatische gevolgen. C

socio-economie in het ancien régime

61

doorloper


De hele familie wordt bij het werk op de boerderij en het veld ingeschakeld. Men gebruikt de beschikbare landbouwgrond zo veel mogelijk voor de productie van gewassen en niet als weidegrond. Dieren blijven op stal of worden gehoed op de vrije graslanden dicht bij een rivier, die niet voor landbouw in gebruik kunnen worden genomen. Runderen zet men in als trekdier of om melk te produceren, maar worden zelden geslacht. Daardoor beperkt de voeding zich hoofdzakelijk tot graanproducten, zoals brood. opdracht 1

In het ancien rĂŠgime werkt het grootste deel van de mensen in de landbouw. Nu is die situatie helemaal anders. Ga samen met je leraar na hoeveel ouders van medeleerlingen actief zijn in de drie economische sectoren. Doe hetzelfde voor de grootouders. Totaal aantal ouders

Totaal aantal grootouders

Landbouw, tuinbouw, visserij Industrie Handel en diensten - Wat kun je uit de resultaten besluiten? Hoe verder je teruggaat in het verleden, hoe meer mensen actief zijn in de landbouw. - In 2009 telt BelgiĂŤ 10 414 336 inwoners. 54 942 daarvan zijn landbouwer. Bereken hoeveel procent van de bevolking landbouwer is. 0,5 % - Verklaar waarom er in onze tijd met minder boeren toch meer voedsel is in ons land. Kruis de juiste antwoorden aan. We hebben landbouw niet nodig, want we kopen ons voedsel in de winkel. x

Ons voedsel komt bijna allemaal uit het buitenland.

x

Door betere bemesting levert een veld veel meer voedsel op dan vroeger. We kunnen uit 1 kg graan veel meer bloem halen dan 200 jaar geleden. Er zijn minder koeien, maar ze leveren veel meer vlees dan vroeger.

- Lees de volgende titel en bedenk nog een belangrijke reden waarom het aantal boeren in de eigen tijd zo laag is. De huidige landbouwtechnieken zorgen voor grotere opbrengsten.

62

les 10

landbouw en voedsel

doorloper


2

De landbouwtechnieken evolueren Slechts weinigen van ons zijn vandaag nog vertrouwd met het boerenleven. Heel wat mensen vragen zich niet meer af waar hun voedsel vandaan komt. Boeren staan bekend als mensen die met zware tractoren of maaidorsers rondrijden. In het ancien régime is dat helemaal anders. De boeren beschikken slechts over zeer eenvoudige houten werktuigen voor het bewerken van het land of het oogsten. Heel veel stappen bij het oogsten en verwerken van de landbouwproducten gebeuren bijna volledig met de hand. Tot de belangrijkste vernieuwingen uit die tijd behoren o.a. de ploeg, eg, dorsvlegel, pik en pikhaak. Het haam en hoefijzer zorgen ervoor dat men ook paarden kan inzetten als trekdieren. De watermolens voor het malen van graan tot meel Bij het onlinelesmateriaal vind je een of bloem bestaan al in de klassieke oudheid. In ICT-les over de landbouwvernieuwingen, boordevol afbeeldingen en filmpjes! het ancien régime komt daar ook de windmolen bij.

opdracht 2

- Je ziet hier een lijst met landbouwvernieuwingen uit het ancien régime. Schrijf ze juist in de tabel. dorsvlegel – haam of gareel – haverteelt – hoefijzer – karploeg – water- en windmolens – pik en pikhaak - Vul op de stippellijnen ook de ontbrekende gegevens in. Vernieuwing

Karploeg

Haam of gareel

Hoefijzer

Haverteelt

Dorsvlegel

Water- en windmolens

Pik en pikhaak (zichte)

Wat? / Doel?

Voordelen

Nadelen

- Ploeg op twee wielen - IJzeren ploegschaar

- De grond wordt omgedraaid, waardoor plantenresten onder de grond terechtkomen.

- Moeilijker om de ploeg te draaien

- Voor het trekken

- /

- Vergemakkelijkt het trekken. - Verplaatst druk van nek naar schouders.

- Hoef versterken

- Versterkt houvast

- /

van paard op grond

- Graansoort voor paarden

- Meer voedsel voor de paarden

- /

- Voor het losmaken

- Sneller werken

- /

van het graan van

het stro

- Voor het malen van

- Sneller werken

- /

graan

- Voor het maaien

- Sneller werken

- /

van graan

van ploeg of kar

C

socio-economie in het ancien régime

63

doorloper


opdracht 3

Zoek de juiste afbeelding op het stickervel. Karploeg Dorsvlegel

Haam of gareel

opdracht 4

Pik en pikhaak

Lees deze tekst en los daarna de vragen op. “Op een groot landbouwbedrijf in Engeland was 96,8 ha met graan verbouwd. In de 14e eeuw was 275 man gedurende twee dagen bezig met het oogsten. Dat is ongeveer 5,5 mandag per hectare.” Bron: Slicher von Bath

- Hoe groot is 1 ha grond? 10 000 m² (ongeveer twee voetbalvelden) - Wat bedoelt de schrijver met 5,5 mandag per hectare? Om 1 hectare te oogsten, moeten 5,5 mannen een dag werken.

64

les 10

landbouw en voedsel

doorloper


opdracht 5

Uit: Breviarium Grimani, begin 16e eeuw

Welke landbouwwerktuigen vind je op het schilderij? Eg, ploeg

3

Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel De landbouwproductie blijft in het ancien régime erg laag in vergelijking met de huidige opbrengsten. Oorspronkelijk oogst men slechts drie tot vier keer meer dan men heeft gezaaid. Stilaan stijgt de productie. Eeuwenlang bedraagt de gemiddelde opbrengst per hectare ongeveer 1500 kg, terwijl de boer ongeveer 150 kg/ha moet inzaaien. Wanneer men een paar jaar dezelfde landbouwgewassen op een stuk landbouwgrond teelt, raken de voedingsstoffen in de bodem opgebruikt. De productie daalt dan enorm. Daarom verdelen de boeren hun stukken grond in twee delen. Elk jaar wordt slechts op een van de delen gezaaid en geoogst; het andere blijft een jaar ‘braak’ liggen. Daardoor kunnen de boeren telkens slechts de helft van hun grond gebruiken. Het drieslagstelsel is een enorme vooruitgang. De boeren verdelen hun grond nu in drie delen. Eén deel blijft braak liggen, op een tweede deel teelt men wintergraan (graan dat voor de winter wordt gezaaid), op het derde deel zomergraan (graan dat na de winter wordt gezaaid). Het jaar nadien wisselt men af. Op die manier kan men al twee derde van de beschikbare grond gebruiken en stijgt de totale productie. Vanaf de 15e eeuw verdwijnt het braakland stilaan volledig. Boeren hebben ingezien dat stalmest en groenbemesting (het telen van planten die voedingsstoffen toevoegen aan de bodem) het braakland overbodig maken. Daardoor stijgt de productie per hectare.

C

socio-economie in het ancien régime

65

doorloper


opdracht 6

Lees deze tekst en beantwoord daarna de vragen. Een plant neemt voedingsstoffen op uit de bodem en scheidt daarbij ook afvalstoffen (toxines) af. Elke plantensoort heeft zijn eigen toxines. Wanneer je jarenlang dezelfde plantensoort op een stuk grond teelt, kan de plant niet voldoende voedingsstoffen meer opnemen omdat de grond vol zit met zijn eigen afvalstoffen. De opbrengst daalt dan. Wanneer de boer de grond een jaar niet bezaait (‘braak’ laat liggen), worden door regen en wilde planten de toxines afgebroken of gefilterd. Daarom wisselen boeren jaar na jaar de vruchten op hun veld af. Men kiest dan het volgende jaar een plant die de toxines van zijn voorganger kan ‘verdragen’. De boeren uit het ancien régime leren dit principe door jarenlange ervaring of van vader op zoon.

De maand oktober Uit: Les Très Riches Heures du duc de Berry, 15e eeuw

- Wat is braakland? Een stuk grond dat niet bezaaid is door de landbouwer. - Waarom kun je niet elk jaar dezelfde landbouwgewassen telen op een stuk grond? De grond raakt anders oververzadigd door toxines, afvalstoffen. - Hoe weten de boeren uit het ancien régime dat ze gewassen het best afwisselen? Ze leren het door jarenlange ervaring of van vader op zoon.

opdracht 7

Lees de lestekst bij punt 3 nog een keer. Schrijf met behulp van de tekst de namen van de teelten in dit overzicht van het drieslagstelsel. Jaar 1

66

les 10

landbouw en voedsel

doorloper

Jaar 2

Jaar 3

Wintergraan

Braak

Zomergraan

Zomergraan

Wintergraan

Braak

Braak

Zomergraan

Wintergraan


opdracht 8

Bestudeer deze documenten. a De zaaizaadfactor vertelt hoeveel zaadjes er uit één gezaaid zaadje voortkomen. GRAANOPBRENGSTEN IN EUROPA Zone 1

Zone 2

Engeland, Nederlanden

Frankrijk, Spanje, Italië

-

3,2

1150-1199

4,1

-

1200-1249

3,7

-

1250-1299

3,8

4,8

1300-1349

5,1

-

1350-1399

4,6

4,9

1400-1449

5,1

-

1450-1499

7,4

6,7

1500-1549

7,3

-

1550-1599

6,7

-

1600-1649

9,3

6,2

1650-1699

-

6,3

1700-1749

10,1

7,0

1750-1799

Uit: Slicher Van Bath, Bijdragen tot de agrarische geschiedenis van West-Europa

b In 2001 werd de tarwe van Kees en Connie Steendijk met een precisiezaaimachine ingezaaid. “Graanopbrengsten van 20 ton per hectare zijn in de toekomst haalbaar.” Kees Steendijk uit Kamperland zegt het zonder blikken of blozen. Op zijn biologisch akkerbouwbedrijf teelt hij op 15 hectare wintertarwe en hij haalt een gemiddelde productie van 9 à 10 ton per hectare. De belangrijkste sleutels tot het succes zijn een precisiezaaimachine en het gebruik van lage hoeveelheden grof zaaizaad per hectare. Bron: www.biojournaal.nl

- Welke evolutie stel je vast bij de graanopbrengsten in Europa? De opbrengsten zijn spectaculair gestegen. - Bereken zelf de zaaizaadfactor van Kees en Connie Steendijk voor de gemiddelde productie. 9500 kg per hectare opbrengst kost 150 kg per hectare: dit betekent dat de opbrengst 63,3 maal hoger ligt dan de kost. - Welke productie hopen ze te halen dankzij de precisiezaaimachine? 20 000 kg per hectare - Wat kun je daaruit besluiten als je terugdenkt aan het tweede deel van deze les? De landbouwtechnieken zijn enorm geëvolueerd.

C

socio-economie in het ancien régime

67

doorloper


onwaarschijnlijk! “Op Vastenavond brandden in vroegere tijden in de streek van Aalst lentevuren. De jeugd danste dan rond het vuur en zong het rijmpje: “Walmen, walmenbrand, Zeven zakken op ‘t dagwand” Heel wat oude mensen kennen dat rijmpje misschien nog, maar weinigen weten wat de tekst precies betekent. ‘Walmen’ verwijst zowel naar de rook van het vuur als naar het stro dat erin wordt opgebrand. Dat stro werd door de plaatselijke boeren geschonken. De ‘zeven zakken’ verwijst naar de opbrengst van een graanveld op één dagwand. Een dagwand is een plaatselijke benaming voor een bepaalde oppervlakte. Omgerekend naar onze huidige maten komt dat overeen met 2450 liter graan (rogge) per hectare. Lentevuren zijn een zeer oud gebruik waarbij de bevolking de ‘hogere krachten’ smeekt om hen een goede oogst te bezorgen. De streek van Aalst beschikte over goede leemgrond voor de landbouwers. De genoemde hoeveelheid was in het verleden zeer hoog!” Bron: Paul Lindemans, Geschiedenis van de landbouw

Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

kennen 1 uitleggen dat voedselvoorziening een dagelijkse zorg was voor het grootste deel van de bevolking 2 vijf vernieuwingen in de landbouw opsommen en uitleggen 3 uitleggen waarom de landbouwproductie vrij laag blijft 4 het drieslagstelsel uitleggen

68

les 10

landbouw en voedsel

doorloper

KUNNEN 1 gegevens over graanopbrengsten uit tabellen afleiden 2 bronnen met elkaar vergelijken 3 het heden en het verleden vergelijken Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je bij het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


les 10 schema

Landbouw en voedsel 1 Landbouw is levensnoodzakelijk Voedsel = dagelijkse zorg Boeren zorgen voor: • kweken • verwerken • bereiden Vruchtbare grond = eigendom van grootgrondbezitters • Boeren krijgen stuk grond in bruikleen. • Deel van oogst staan ze af aan grootgrondbezitters. Lage productie Gevolg: • net voldoende voedsel • bij mislukken oogst

hongersnood

Daarom: • zo veel mogelijk grond voor voedingsgewassen • dieren ingezet als trekdier of voor melk, weinig voor vlees Gevolg: • voeding = hoofdzakelijk graanproducten

2 De landbouwtechnieken evolueren • Eenvoudige houten werktuigen • Heel veel handwerk • Vernieuwingen: ploeg, eg, dorsvlegel, pik, pikhaak, haam, hoefijzer, windmolen

3 Meer grond en meer mest zorgen voor meer voedsel Landbouwproductie: erg laag maar stijgt stilaan. Oorzaak: bodemuitputting Gevolg: helft van alle grond is braakland. Vooruitgang: • drieslagstelsel = grond verdelen in drie stukken, slechts één derde blijft braak. Gevolg: hogere opbrengst • vanaf 15e eeuw: braakland verdwijnt. Dankzij: stalmest en groenbemesting C

socio-economie in het ancien régime

69

doorloper


11

De standensamenleving Alle Belgen moeten zich aan dezelfde wetten en regels houden. Als je de wet overtreedt, word je op dezelfde manier bestraft als eender wie. In onze grondwet staat letterlijk: “Alle Belgen zijn gelijk voor de wet. Er is in de Staat geen onderscheid van standen.” Heel normaal, denk je waarschijnlijk … Toch was het vroeger anders! In het ancien régime behoren de mensen tot een stand. Voor elke stand gelden andere wetten en regels. Hoe is de standenmaatschappij georganiseerd? Welke rechten en plichten hebben de drie standen?

ANCIEN RéGIME OPBOUW

opdracht 1

STANDENMAATSCHAPPIJ BLOEI

AFBOUW

Situeer de standenmaatschappij in de tijd. Omcirkel de juiste antwoorden. • Wanneer is de standenmaatschappij ontstaan? Tussen de 10e en 11e eeuw – tussen de 9e en 10e eeuw • Wanneer komt er een einde aan de standenmaatschappij? Op het einde van de middeleeuwen – op het einde van het ancien régime

1

70

De standen hebben eigen rechten en plichten

les 11 de standensamenleving

doorloper

0 0 18

0 17

0

0 9

50

0

0

Kaartnr(s). atlas


opdracht 2

De enen bidden, de anderen vechten en weer anderen werken. Hun taken vullen elkaar aan. Iedere stand is een steun voor de anderen. Uit: Adalbero van Laon, Lofdicht voor koning Robert de Vrome De geleerde Adalbero van Laon (950-1030) is edelman en bisschop.

Welke taakverdeling ziet Adalbero in de maatschappij? Vul in. • Geestelijken:

bidden

• Edelen (= ‘de adel’):

vechten

• Het volk (= ‘de derde stand’): opdracht 3

werken

Deze miniatuur toont de drie standen. Vul aan: adel, geestelijken, derde stand. In welke groepen worden de standen verder opgedeeld?

1

1 ADEL

Krijgslieden

Raadgevers 2

3

2 GEESTELIJKEN

Hoge geestelijken

Lage geestelijken

3 DERDE STAND

Ambachtslieden

Handelaars

Boeren

C

socio-economie in het ancien régime

71

doorloper


opdracht 4

Spel Standenbord

4

7

- Verdeel de klas in groepjes van vier of vijf leerlingen.

5

16

- Jullie krijgen een spelbord, spelkaartjes en een dobbelsteen. - Tijdens het spel kom je ook heel wat te weten over de standenmaatschappij. - Na het spel vul je punt 1 van het schema in.

2

8

6

3

2

18

17

15

EINDE

9

19 10

START

11 12 14

13

De standenmaatschappij kraakt in haar voegen Omdat zij van geen adellijke voorrechten kunnen genieten, laten de burgers hun kinderen studeren, opdat zij tot de ambtsadel of hoge kerkelijke ambten kunnen opklimmen. Tegenwoordig worden de kooplui omdat ze rijk zijn, vertroeteld en gevleid. Zij krijgen echter geen voorrechten, omdat de adel handel drijven als onwaardig beschouwt. Zo zijn de rijke kooplui bij de derde stand ingedeeld: zij betalen belasting net als de niet-edelen en de boeren; die stand wordt het slechtst behandeld, zowel door de koning als door de bevoorrechte standen.

opdracht 5

Vrije bewerking van een verslag van twee Venetiaanse gezanten over het Frankrijk van de 16e eeuw.

- Bij welke stand horen de rijke kooplui? De derde stand: ze hebben geen voorrechten en betalen belastingen. - Hoe proberen de kooplui aan invloed te winnen? Ze laten hun kinderen studeren, zodat ze via belangrijke ambten aan aanzien winnen.

opdracht 6

Lees het verhaal van Dirk Bracke op blz. 76-77 en omcirkel de juiste antwoorden. 1 Tegen wie vochten de ridders?

2 Waarvoor werd er gevochten?

a Tegen de Franse koning

a Voor geld

b Tegen de stad Gent

b Voor macht

c Tegen de Vlaamse graaf

c Voor grondgebied

3 Door wie is de standenmaatschappij gewild, volgens de vader van Johan? a Door de koning b Door de steden c Door God

72

les 11 de standensamenleving

doorloper


opdracht 7

Evolutie van de pachtprijzen in het graafschap Vlaanderen Zele

Koekelare

Gijverinkhove

Land van Nevele

1646-1655

152

203

184

155

1656-1665

159

177

105

147

1666-1675

148

161

108

82

1676-1685

122

161

111

71

1686-1695

101

132

97

69

1696-1705

100

100

100

100

1706-1715

108

74

95

88

Uit: C. Vandenbroeke. Landbouw in de Zuidelijke Nederlanden (1650-1815) In: Algemene Geschiedenis der Nederlanden. Nieuwe tijd, Deel 8.

- Wat leid je uit deze cijfers af ? De pachtinkomsten dalen. - Welke stand verliest daardoor aan inkomen? De adel

opdracht 8

Van nature zijn alle mensen volkomen vrij en onderling gelijk. Niemand kan uit die toestand van vrijheid, gelijkheid en onafhankelijkheid verwijderd worden zonder dat hij hiermee instemt. Bewerking van John Locke, Second Essay Concerning Civil Government, 1689 John Locke (1632-1704), arts, politicus en filosoof, heeft met zijn geschriften het Europese vrijheidsdenken enorm beïnvloed.

- Uit welk jaar stamt deze tekst? 1689 - Op welke wijze botsen de ideeën van Locke met de standensamenleving? John Locke zegt dat iedereen gelijk is. De standenmaatschappij benadrukt juist ongelijkheid.

C

socio-economie in het ancien régime

73

doorloper


Wat je na deze les moet kennen en kunnen:

kennen 1 de begrippen ‘stand’, ‘tienden’, ‘adel’ en ‘geestelijken’ uitleggen 2 de drie standen opnoemen 3 een verschil tussen de standensamenleving en de eigentijdse maatschappij geven 4 de taak van elke stand geven 5 een recht van de adel opnoemen 6 twee rechten van de geestelijken opnoemen 7 twee plichten van de derde stand opnoemen 8 het streven naar macht van de rijke burgerij verklaren

74

les 11 de standensamenleving

doorloper

KUNNEN 1 het ancien régime met de eigen tijd vergelijken 2 de standensamenleving in de tijd situeren 3 met behulp van opdrachten een tabel analyseren 4 informatie uit historische documenten afleiden 5 informatie uit een spel afleiden 6 informatie uit een historisch verhaal afleiden Al die onderdeeltjes van ‘kennen’ en ‘kunnen’ kun je bij het onlinelesmateriaal verder inoefenen. Als je denkt dat je een onderdeeltje kent of kunt, zet je daar een kruisje voor.


les 11 schema

De standensamenleving 1 De standen hebben eigen rechten en plichten CLERUS of GEESTELIJKHEID

ADEL

DE DERDE STAND

‘Plichten’:

‘Plichten’:

‘Plichten’:

- Bidden

- Rechtspraak

- Werken

-

- Bestuur

- Belastingen betalen

-

- Oorlogsvoering

- Krijgsdienst

Rechten:

Rechten:

- Geen krijgsdienst

- Vrijgesteld van veel

- Geen belastingen

- belastingen

- Ze krijgen tienden.

-

2 De standenmaatschappij kraakt in haar voegen De steden worden rijk en machtig.

De stedelingen krijgen rechten: • zelfbestuur • eigen rechtspraak.

De adel en de geestelijken verliezen vanaf de 15e-16e eeuw aan macht en aanzien.

In de 18e eeuw vindt men dat alle mensen van nature gelijk zijn.

Rond 1800 komt er een einde aan de standenmaatschappij.

C

socio-economie in het ancien régime

75

doorloper


les 11 verhaal

De lijkenrover

Dirk Bracke

Over Jacob van Artevelde en zijn zoon Filips en over de strijd van Gent voor meer vrijheid in de 14e eeuw 1

5

10

15

20

25

30

35

40

76

Johan huiverde toen hij voorzichtig door de struiken gluurde. Het regende en een kille wind sneed tot op zijn huid. Toch was het niet de koude die hem rillingen bezorgde. Het was afschuwelijk. Ondanks het gevaar kon een jongen van veertien nieuwsgierig zijn, heel nieuwsgierig. Hij had zoveel over de ridders, de koning, de stadsmilities en de oorlog horen vertellen dat hij het moest zien. Het was bijna avond en de veldslag was achter de rug. Daarnet had hij zich nog haastig verstopt toen ridders hem voorbijraasden in de richting van Kortrijk. De stad zou vast geplunderd worden. De omgeving was bezaaid met lijken en dode paarden. Er werd gekreund, om hulp geschreeuwd, hardop gebeden. Een eindje verderop kroop een boogschutter moeizaam weg. Johan hapte naar adem toen hij zag dat de linkerarm van de man ontbrak. Toch probeerde hij op zijn knieën naar de struiken te kruipen om zich te verstoppen. Een soldaat had de man opgemerkt. Zonder aarzelen liep hij op hem af; Johan beet op zijn hand om het niet uit te schreeuwen toen de soldaat het hoofd van de man bij het haar achterover trok en met een haal van zijn mes de keel oversneed. Johans hart sloeg een paar tellen over toen tussen de lijken iemand bewoog en naar het struikenbosje keek. Dan loerde de man rond en kroop voorzichtig in de richting van Johan. Hij komt recht naar me toe, besefte Johan en hij verkrampte van schrik. Ik moet hier weg! Johan spiedde over zijn schouder en hij hapte weer naar adem toen hij achter het struikenbosje beweging zag. Ingesloten, beseft hij. Opeens voelde Johan zich ontzettend stom omdat hij per se het slagveld had willen zien. Ondanks de kou rolden de zweetdruppels over zijn voorhoofd. Hij voelde zijn hart tegen zijn ribben bonzen

de lijkenrover - dirk bracke

doorloper

45

50

55

60

65

70

75

80

toen de man kruipend als een regenworm recht naar hem toe bewoog. De jongen zag de angstflits in de ogen van de kerel toen die hem opmerkte. Even bleven ze elkaar beloeren, maar dan besefte Johan dat de kerel ook niet wilde gezien worden en hij wenkte hem met zijn hand. ‘Wat doe je hier?’ vroeg de man verbaasd terwijl hij naast Johan kroop. ‘Alleen maar kijken.’ De man knikte enkel alsof het allemaal geen belang had. Onafgebroken gingen zijn ogen over de omgeving. Ze keken allebei tegelijkertijd op toen een soldaat triomfantelijk schreeuwde en met zijn laars tegen het hoofd van een lijk schopte. Meteen kwamen andere soldaten op hem toegelopen. Ze trokken een bebloed lijk overeind. ‘Ze hebben Filips gevonden’, zei de man. ‘Ik durf wedden dat de Franse koning een beloning geeft aan wie hem onze leider kan bezorgen.’ Alsof ze een dode hond achter zich aan trokken, hadden twee soldaten Filips bij de enkels genomen en ze sleepten hem over de andere lijken weg. ‘Het is allemaal voorbij’, zei de man. Zijn stem klonk somber. ‘De veldslag?’ vroeg Johan een tikkeltje verwonderd, omdat het wel duidelijk was. ‘Ook dat. Maar vooral onze vrijheid. Nu zal de graaf Gent en de andere steden weer onder de duim houden. Belastingen, boetes, zijn rechtspraak, zijn mannetjes in het stadsbestuur, onze duurbevochten rechten kwijt, misschien worden onze muren wel afgebroken… In plaats van vrij te zijn, trekken de graaf en zijn volgelingen weer aan de touwtjes van ons leven.’ ‘We zijn toch nooit vrij’, meende Johan verbaasd. ‘God heeft toch gezegd dat de


85

90

95

100

priesters moeten bidden voor de mensen; de graaf en zijn ridders moeten de mensen beschermen en besturen. In ruil moeten wij voor iedereen werken. Zo is het goed, omdat het de wil van God is. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn’, herhaalde hij de woorden van zijn vader. ‘Waarom zou het altijd zo moeten zijn? Waarom kan het niet anders? Gent heeft tenminste geprobeerd en bijna was het gelukt. We hadden zelfs bijna het hele graafschap onder controle, maar…’ Hij kneep machteloos zijn handen tot vuisten. ‘De graaf konden we wel aan, maar de Franse koning is te machtig. Alles is verloren. Maar eerst moet ik nog op het slagveld zijn, als de soldaten genoeg geplunderd hebben, zullen ze wel weggaan.’ ‘Terug? Waarom vlucht je niet?’ vroeg Johan. ‘Terug naar je stad. Als ze je hier vinden…’ Hij dacht aan de soldaat die een keel had overgesneden.

105

110

115

120

De man grijnsde. ‘Je denkt toch niet dat ik zonder iets wegga. Je moest eens weten hoeveel geld die lijken bij zich dragen. Ik heb dan wel verloren, maar dat wil niet zeggen dat ik arm moet blijven. Ik blijf hier tot het donker wordt en dan…’ Opeens kneep hij zijn ogen tot spleetjes en hij perste zijn lippen op elkaar. Johan volgde zijn blik. ‘Filips?’ vroeg hij ademloos. De soldaten sleepten het lijk naar een boom. Verschrikt zag Johan hoe een van hen een touw rond een boomtak wierp en een lus rond de hals van Filips legde. Dan trokken ze het lijk omhoog en bonden het touw vast. ‘De Franse koning laat onze leider daar hangen om aan iedereen te tonen wat er gebeurt als iemand tegen de graaf in opstand komt’, zei de man somber. Hij gromde. ‘En toch zal het ooit anders worden. Ooit lukt het ons.’

de lijkenrover - dirk bracke

77

doorloper


overzicht c

Socio-economie in het ancien régime Opbouw van het ancien régime (500-900) - Invallen + epidemieën

bevolkingsafname tot het jaar 700

- Groot deel van Europa is bedekt met woud. - Landbouw: primitieve handwerktuigen + laag rendement

Bloei van het ancien régime (900-1700) - Standensamenleving = bevolkingsgroepen met verschillende rechten en plichten 3 STANDEN

GEESTELIJKEN

ADEL

HET VOLK

voorrechten

plichten

- Langzame bevolkingsgroei vanaf het jaar 700

Ontginningen (1000-1300): nieuwe landbouwgrond i.p.v. bossen, moerassen, heide en polders

- Pestepidemie

1/3 Europese bevolking sterft.

- Nieuwe landbouwmethoden stijging rendement vanaf de 15e eeuw Bevolkingsgroei na 1450

Afbouw van het ancien régime (1700-1800) - Grote toename van de bevolking (bevolkingsexplosie) - Technische vernieuwingen (zie Storia Live 4) - Afschaffing van de standenmaatschappij

78

overzicht c

doorloper

socio-economie in het ancien régime


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.