Avant-propos Beste leerling In de basisschool heb je zeker al Frans geleerd. Ook nu ga je verder proberen om met die andere taal iets te doen. Op reis wil je toch stilaan beter verstaan wat je hoort of leest? Als je tijdens een vakantie in Wallonië of Frankrijk vrienden maakt, wil je toch ook iets kunnen zeggen, hun een sms’je of mailtje sturen? Niet altijd zo gemakkelijk? We proberen het leuk te houden, maar geregeld leren hoort er wel bij. Bij het begin van een hoofdstuk vertellen we wat je moet kennen en vooral kunnen. Op het einde ervan kun je zelf nagaan of dat zo is. De opdracht bij een oefening formuleren we altijd in het Frans, zodat je vlug aan die taal went. Om je te helpen, vertalen we die opdracht driemaal. Bij de vierde oefening moet je ze verstaan.
We gebruiken ook een aantal logo’s, die aanduiden wat belangrijk is, of over welk soort opdracht het gaat. Je vindt er een overzicht van op bladzijde 7. Een belangrijk logo is : het duidt leerstof aan van het basisonderwijs die we verder inoefenen. De woordenschat die je in de lagere school leerde, kun je in de woordenlijsten herkennen aan de paarse kleur. Ben je sommige woordjes vergeten, dan kun je die zo herhalen. Ook een andere taal moet je leren leren, je moet goede gewoonten aankweken en vooral, vertrouwen krijgen. Fouten maakt iedereen, dat leer je wel af. Sta echter niet met je mond vol tanden!
Branché 1
Succes, jij kunt het ook!
cinq
5
Branché ? On y va !
Aan het einde van dit hoofdstuk kun je: – – – – – –
Op de eerste bladzijde van elk nieuw hoofdstuk vind je wat je zal moeten kennen en kunnen.
een eenvoudig recept begrijpen, de kleur van iets benoemen, een aantal dieren, soorten fruit, groenten en bloemen benoemen, de nadruk leggen op een bepaalde persoon, vertellen wat er zojuist is gebeurd, kort naar een plaats verwijzen.
p. 296 p. 325 p. 306 p. 322 p. 311 p. 312
Wanneer je dat kunt, ken je ook: – – – – – –
de nodige woordenschat over dieren, groenten, fruit en bloemen, de beklemtoonde vormen van het persoonlijk voornaamwoord, de indicatif présent van het werkwoord venir, de vorming en het gebruik van de passé récent, de plaatsbepalingen y en en, het meervoud van de woorden op -al en -eau.
p. 297 p. 321 p. 308 p. 310 p. 312 p. 306
1.3 La rentrée, l’école, le prof et les livres
Bij het begin van elk nieuw onderdeel vind je onder andere de basisteksten.
L'école Pasteur à Rochefort, le 1er (premier) septembre.
1
2 1
Didier : Johnny : Didier : Johnny :
Salut, Jojo ! Ça va ? Très bien, merci. Et toi ? Ça va. Tiens, voilà Claire et Marie-Solange.
Didier : Salut ! Vous êtes de retour, les filles ? Claire : Comme je suis contente ! Quatre semaines en clinique, c’est assez ! Marie-Solange : Nous sommes dans la classe de monsieur Delaruelle ! Didier + Johnny : Chouette alors ! Claire : Génial !
Johnny : Salut, Lauranne ! Les amis, voici Lauranne Delvaux, ma voisine.
3 2
0
PORTFOLIO 2
1 Vóór de test
2
Kun je ...
3
Nr.
4
6
7
Jetez les dés. Jouez à deux et lisez le résultat le plus vite possible ! Gooi met de dobbelstenen. Speel met twee en lees het totaal aantal ogen zo vlug mogelijk!
Neen Neen? Hermaak dan:
... vertellen over je school, je klas en je leraren?
2.1 ex. 8, 10, 11, 16 en 17 2.2 ex. 6
2
... vertellen dat iets van jou of van mij is?
2.1 ex. 20 en 21
3
... vragen stellen aan je leraar in de klas?
2.2 ex. 8
4
... zeggen wat je niet bent, niet hebt of niet doet?
2.2 ex. 13, 15 en 16
5
... een gespeld woord noteren en zelf een woord spellen?
Oefen met een klasgenoot.
Dan ken je ...
J’ai 1 ami et 1 grand-mère en France. C’est 1 classe de première ? Voilà 1 liste avec 21 livres.
Nr.
Écoutez bien. Indiquez le numéro de téléphone correct.
Nicolas
Camille
Mélodie
04 22 26 13 08
016 21 15 17
01 30 26 19 09
04 22 26 30 08
016 21 16 17
01 13 26 18 09
04 22 26 20 08
016 21 13 17
01 13 26 19 09
Ja
Neen Neen? Hermaak dan:
6
... de woordenschat over de school.
2.1 ex. 3, 4, 6 en 7 2.2 ex. 3 en 4 Herhaal de woordenlijsten.
7
... het gebruik van il y a.
2.1 ex. 5, 8 en 10
8
... de indicatif présent van de werkwoorden op -er.
2.1 ex. 15 de oefeningen online
9
... enkele vormen van het bezittelijk voornaamwoord.
2.1 ex. 19 en 22
10
... modelzinnetjes die je in de klas kunt gebruiken om iets te vragen.
Herhaal de uitdrukkingen bij woordenlijst 2.2. en de zinnetjes op je bladwijzer.
11
... de ontkenning: enkele vormen en hun plaats in de zin.
2.2 ex. 17, 18 en 19 de oefeningen online
12
... het gebruik van tu en vous, on en nous.
2.3 ex. 1, 2, 3 en 4
13
... het Franse alfabet.
2.4 ex. 6
En vergeet niet, Franstaligen spreken ook niet traag! Regelmatig oefenen helpt! www.diddit.be
In het leerwerkschrift heeft elke vaardigheidsoefening een logo dat het beheersingsniveau (E-B-V) bepaalt. Een ander soort logo geeft aan om welke vaardigheid het gaat.
... : Johnny Pirard.
je me présente
ik stel me voor
Je suis ..., dans la classe de Claire.
en première (année)
in het eerste (jaar)
Il ... Bernard Berthelot.
(il) s’appelle
Il ... Rochefort.
(il) habite (à)
(hij) woont in
S... ! Mon nom est Johnny !
salut
hoi
(hij) heet
C... ! Moi, c’est Claire !
coucou
hoi
Moi, je ... Didier Lemoine.
(je) m’appelle
(ik) heet
- Non, ... .
j’ai des problèmes aux jambes
ik heb problemen met mijn benen
Marie-Solange, c’... .
c’est moi
dat ben ik
Les Kabati sont ... depuis trois ans.
en Belgique
in België
(het elementaire niveau) wijst erop dat je een eenvoudige oefening wel foutloos kunt uitvoeren, maar eventueel wat trager of met behulp van de leraar. (het basisniveau) betekent dat je voldoende vlot en correct kunt communiceren, soms met wat hulp van je leraar. Dat niveau zou je moeten bereiken, zeker op het einde van de eerste graad.
Expressions
- Tu ne peux pas marcher ?
0 1 2
Branché 1
In de woordenlijsten in je leerwerkschrift vind je paarse en zwarte woorden. De paarse woorden ken je al uit het basisonderwijs, de zwarte zijn nieuw. De balk rechts geeft aan in welk hoofdstuk je zit. six
1
3 4 A+ 5 6 7 B+ 8 9
Na elk hoofdstuk ga je in de portfolio na wat je al hebt geleerd ter voorbereiding van een herhalingstoets. Vergeet jezelf niet te evalueren na de toets!
Wat als het te vlug gaat? Je kunt dan beleefd vragen: Vous voulez répéter, s’il vous plaît ? of On peut écouter une deuxième fois, s’il vous plaît ?
6
0
2
Lisez à haute voix. Tu as 1 frère aussi ? Quoi ? Ils ont 21 semaines de vacances ? J’ai 1 voisine sympa. Vous avez 1 problème ?
8
Ja
1
(het niveau verdieping) staat bij wat moeilijker oefeningen. Kun je die correct, vlot en zonder hulp uitvoeren, dan zit je echt goed. staat voor uitbreiding. Werk je zeer vlug, dan kun je die ook maken, na afspraak met je leraar natuurlijk!
In de Aperçu grammatical achteraan kun je snel de uitleg bij een grammaticaal onderwerp opzoeken.
De Boîte à outils is een handige lijst van veel gebruikte Franse uitdrukkingen die je kunt gebruiken voor spreek- en schrijfoefeningen.
Weet je de vertaling van een woordje niet meer? Kijk dan achteraan in de Lexique alphabétique F-N/N-F.
Je zult merken dat er in de kantlijn van je leerwerkschrift logo’s staan. Die duiden aan over welk soort oefening het gaat of wat belangrijk is:
Lexique alphabétique
Luisteroefening Spreekoefening Luister- en kijkoefening op dvd
– De woorden worden gevolgd door een cijfer dat aangeeft wanneer je dat woord geleerd hebt. un accent 102 betekent dat je dit woord geleerd hebt in het tweede atelier (102) van het eerste jaar (102). – Voor sommige woorden staat een B: dat zijn woorden die je al kent uit het basisonderwijs. – Uitdrukkingen vind je onder één van de woorden die erin voorkomen. Vind je ze niet onder een eerste woord, probeer dan onder een ander.
A
Begrijpend lezen
à
Oefening met de computer un l’
Schrijfoefening
un un
een het een een een een
in, te van jullie beiden tot binnenkort naast tot morgen met twee luidop woordteken, accent akkoord het eens zijn accordeon aankoop kopen actie rekening dol zijn op
B101 103 B102 B102 B102 103 101 102 103 B103 110 108 B107 110 106 106
het Duits een Duitser Duits gaan komaan erheen gaan ik ga erheen hallo aansteken dan wel nu, ... een alfabet een vriend een vriendin amuseren (zich) we amuseren ons een jaar ik ben ... jaar een ananas oud
104 104 104 B104 104 104 107 B100 102 102 108 102 B101 B101 110 106 B101 B101 107 104
lexi
une une
à vous deux à bientôt à côté de à demain à deux à haute voix accent accord (m.) être d’accord accordéon achat acheter action addition adorer
l’ allemand (m.) un Allemand allemand, allemande aller allez y aller j’y vais allô allumer alors alors là, ... un alphabet un ami une amie amuser (s’) on s’amuse bien un an j’ai ... ans un ananas ancien, ancienne
lexique F-N
Gesprek/Dialoogje
Begeleid zelfstandig leren of werken Snelheid: deze oefening moet je heel vlot kunnen maken, anders kun je nooit het basisniveau bereiken. Even herhalen Opgelet! Aandachtspuntje of uitzondering Nieuwe leerstof: begrepen!
Via www.diddit.be vind je een ruim aanbod aan onlineoefeningen die je het leren nog aangenamer maken.
Branché 1
Wil je vlot je weg vinden in je nieuwe leerwerkschrift, maak dan een geleide wandeling door de verschillende delen. Online vind je een wegbeschrijving die je naar heel wat plekjes brengt die een bezoek waard zijn! www.diddit.be. sept
7
COMPRÉHENSION ORALE COMPRÉHENSION ÉCRITE
EXPRESSION ORALE
INTERACTION ORALE
EXPRESSION ÉCRITE
Atelier info 0 p. 15
- Comprendre le sens - Les noms français des - Dire bonjour, bonsoir... - Faire un petit global d’une chanson signes dialogue bonjour, bonsoir, ... - Distinguer une phrase affirmative, exclamative et interrogative
- Ajouter une strophe à une chanson simple
Atelier info 1 p. 25
- Reconnaître un personnage qui se présente
- Compléter une grille par les informations dans les documents
- TICe : Écrire un courriel d’après un exemple
- Distinguer : • un, une • le, la, l’, les • singulier / pluriel • voici / voilà • avoir / être
- Combiner des questions et des réponses
- Présenter quelqu’un - Se présenter - Faire des phrases : La rentrée
- TAG1 + TICe : Écrire un texte pour une personne qui se présente
- Employer voici / voilà
- TICe - Compléter un courriel
- Compter jusqu’à 30
- Retrouver des infos à partir d’un courriel
- Décrire sa classe
- Demander de répéter
- Reconnaître les adjectifs numéraux cardinaux de 0 à 30 Atelier info 2 p. 65
- Comprendre une conversation en classe - Comprendre le professeur - AAG2 : Comprendre les lettres de l’alphabet français
- Trouver des infos dans une grille horaire - Déchiffrer des SMS
Branché 1
- Écrire un poème d’après un exemple
- Exprimer la possession (1re et 2e pers. sg. / pl.)
- AAG : Compléter l’alphabet
- AAG : Épeler un nom, lire une plaque d’immatriculation - Comprendre les prépositions de lieu
- Dire où se trouve un - Utiliser l’adjectif quel objet / une personne dans un dialogue
- Écrire une annonce en toutes lettres
- Comprendre la description d’une classe, d’une maison, d’une chambre
- Comprendre la description d’une chambre
- Décrire quelqu’un : Il est grand, elle est contente
- AAG : Décrire une personne
- TICe : Trouver une maison de vacances
- Parler de sa maison : les différentes pièces, et sa chambre - Exprimer la possession (3e pers. sg. / pl.)
1 TAG = Travail en Autonomie Guidée : en néerlandais BZW 2 AAG = Apprentissage en Autonomie Guidée : en néerlandais BZL huit
- L’emploi de tu / vous
- Comprendre les prépositions de lieu
- DVD : La tentation de Clémentine
8
- TICe : Compléter et envoyer un courriel
- Répondre négativement
- DVD : L’école de Clémentine
Atelier info 3 p. 115
- Parler de l’école et des professeurs
- Parler en classe avec le prof et les élèves
- TAG + TICe : Écrire et envoyer un courriel : Ma chambre
SITUATION (LEXIQUE)
GRAMMAIRE
PRONONCIATION - L’intonation d’une phrase affirmative, interrogative et exclamative
CULTURE - CHANSONS POÈMES - LECTURE - Chanson : La communication - Culture : Quelques images de la France + quiz : le champion de la culture française - BD : Toto – Le cercueil
1.1 Je me présente 1.2 Une girafe, un piano et des trompettes : un concert fantastique ! 1.3 La rentrée, l’école, le prof et les livres
- L’article indéfini et l’article défini - L’élision
- La liaison
- Noms à double genre - Les pronoms personnels sujet
1.5 Un, deux, trois... comptez !
- Avoir et être : l’indicatif présent
2.1 Sympa, ma classe. Et ta classe ?
- Il y a ou ce sont
2.3 Tu ou vous ?
- Le singulier et le pluriel
- BD : Toto – Bien fait pour ta pomme !
- Le pluriel du nom
1.4 Tu as de la chance !
2.2 On parle beaucoup en classe
- L’accent tonique
- Les numéraux cardinaux de 0 à 30
- L’indicatif présent des verbes en -er - Les adjectifs possessifs (1re et 2e pers. sg. / pl.)
- L’indicatif présent des verbes en -er
- Poème : J’aime... (Maurice Carême)
- L’alphabet français
- BD : Toto – Il effort fatigué
- La prononciation du [ə]
2.4 L’alphabet ? C’est facile ! - La négation
3.1 Ouah, une souris !
- Les prépositions de lieu
3.2 Arrête, Johnny, tu es Monsieur Négatif ! (L’école et la classe)
- L’adjectif : place, féminin, pluriel, accord
3.3 Didier ! (La maison)
- Le masculin et le féminin des adjectifs
- Culture : Quelques tableaux de Van Gogh
- Les adjectifs possessifs (3e pers. sg. / pl.)
3.4 Pour les sous, je compte - L’adjectif interrogatif et sur vous ! (La chambre) exclamatif : quel
Branché 1 neuf
9
COMPRÉHENSION ORALE COMPRÉHENSION ÉCRITE Atelier info 4 p. 157
- Comprendre • l’explication du chemin • l’heure - Distinguer l’indicatif présent du futur proche - DVD : Les poids lourds / La ceinture / La priorité
EXPRESSION ORALE
INTERACTION ORALE
- Suivre la bonne - Demander / - Demander et direction à partir d’un expliquer le chemin expliquer le chemin document - Demander / donner - Comprendre les l’heure indications de temps - Raconter une journée - Consulter un heure par heure programme télé - Expliquer par quel moyen on va à l’école / en vacances
EXPRESSION ÉCRITE - Noter le chemin à suivre - TICe : Chercher des informations sur le plan d’une ville
- Poser des questions simples - Parler au futur (futur proche) Atelier info 5 p. 223
- Comprendre l’idée principale d’un bulletin météo - DVD : La météo à la radio et à la télé
Atelier info 6 p. 249
- Comprendre • l’information générale dans un hôtel ou dans un restaurant • une commande
- Comprendre un bulletin météo - TICe : Trouver des infos touristiques en ligne (PACA)
- Retrouver l’hôtel recherché dans des documents authentiques - Contrôler une addition
- DVD : Le petitdéjeuner de Clémentine Atelier info 7 p. 291
- Combiner une description et une image - Reconnaître les temps connus du verbe - Repérer les couleurs dans une chanson - Comprendre le sens global des poèmes et de la chanson - AAG : Poème - Les couleurs du monde
Branché 1
- DVD : Le papillon
10
dix
- TAG + TICe : présenter la météo à l’aide de fiches
- Parler du temps - Échanger des dates d’anniversaire
- Dire la date de son anniversaire
- Commander un repas et une boisson - Demander / Faire l’addition - Dire ce qu’on aime (n’aime pas) boire ou manger
- Comprendre une recette simple
- TAG : Présenter une recette
- Comprendre le résumé des scènes du film Le papillon
- Raconter quelque chose au passé récent - Utiliser en ou y pour éviter la répétition - Raconter une histoire à l’aide de mots-clés
- Noter la météo à l’aide d’images - TICe : Faire et illustrer un poème sur les saisons à partir d’exemples
- Jouer des mini- Écrire une variation dialogues : À l’hôtel / sur un petit poème au restaurant - TAG : Écrire une page • d’après des images dans son journal • à l’aide des motsintime clés • d’après un exemple
- Jouer un minidialogue : Chez le fleuriste
- Écrire un petit poème d’après un exemple
- Répondre en utilisant - Écrire un petit la forme tonique du poème avec pronom personnel des couleurs
SITUATION (LEXIQUE) 4.1 En route pour l’école (l’indication du chemin) 4.2 Vous avez l’heure ?
GRAMMAIRE
PRONONCIATION
- L’indicatif présent - Les mots avec [ ] et [ ] • du verbe aller • des verbes en -ir: sortir, partir et dormir
4.3 Youpi ! Nous allons en Égypte !
- Les prépositions à, de, en
4.4 Vous aimez la culture française ?
- Majuscule ou minuscule (nationalités)
CULTURE - CHANSONS POÈMES - LECTURE - Poèmes : Je pars en voyage / Le temps passe - Vous aimez la culture française ? - BD : Toto – Il était un petit navire
- La question • avec intonation • avec est-ce que - Le futur proche
5.1 Madame Météo 5.2 Quatre saisons en douze mois
6.1 À l’hôtel Dauphine 6.2 Au restaurant À la bonne fourchette 6.3 Menu du jour
- L’indicatif présent du verbe faire
- Culture : Le Sud-Est - Poèmes : Les saisons
- Les verbes impersonnels
- L’emploi de l’article défini après un verbe d’appréciation
- La prononciation de s ou ss entre deux voyelles
- L’indicatif présent des verbes pouvoir, vouloir, manger, boire, prendre et mettre
- La liaison
- Poème : Ils boivent - TICe : Combiner des photos de monuments avec leur nom - BD : Toto – Les groseilles
- L’article contracté - L’adjectif démonstratif - Bon et meilleur 7.1 J’adore les fruits et les légumes 7.2 Bon anniversaire, Didier ! 7.3 Moi, je travaille !
- L’indicatif présent de venir - Les pronoms y et en (lieu) - Le pluriel des noms en -al / -eau
- AAG : Les nasales
- Poèmes • La bouche de Louise • Pour moi ? • Un bouquet de fleurs
- Le passé récent
- Chanson : Les couleurs du temps (Guy Béart)
- Le pronom personnel tonique
- BD : Toto – Zoo généalogique
Branché 1 onze
11
COMPRÉHENSION ORALE COMPRÉHENSION ÉCRITE Atelier info 8 p. 345
- Comprendre le prix d’un produit (de 0 à 1 000) - Noter les ingrédients pour une recette - Comprendre une conversation entre un vendeur et un client - DVD : Les spots publicitaires
Atelier info 9 p. 389
- Comprendre le texte sur Dunkerque - Comprendre un message sur un portable - Déduire le sens du mot à l’aide d’une image - Comprendre un texte sur le recyclage à l’aide d’images
EXPRESSION ORALE - Utiliser les adjectifs numéraux cardinaux de 0 à 1 000 - Présenter un petitdéjeuner / déjeuner - Raconter les activités d’un week-end - Parler de recyclage à la maison
INTERACTION ORALE
EXPRESSION ÉCRITE
- Jouer des mini- TAG + TICe : dialogues : Faire des Trouver un cadeau achats original sur Internet • d’après des images et donner un • à l’aide des motscommentaire clés - TAG + TICe : • d’après un exemple Écrire un petit texte publicitaire d’après un exemple
- Comprendre une conversation : À l’infirmerie / chez le médecin
- Comprendre des - Raconter la journée - Jouer des mini- Décrire ses activités ordres et des conseils de l’infirmière à l’aide dialogues : du matin en utilisant écrits du journal À l’infirmerie / chez des verbes le médecin pronominaux - TAG : Trouver trois - Raconter • d’après des images - Comprendre et impératifs dans des • où on a mal • à l’aide des motssuivre des ordres magazines • ce qu’on fait le clés matin • d’après un exemple - Distinguer une - Utiliser les stratégies phrase affirmative, de lecture - Poser gentiment des négative, exclamative questions, donner un et impérative ordre ou formuler un conseil de façon - Comprendre une polie interview - DVD : Clémentine – Au secours
Atelier info 10 p. 431
- Comprendre qui aime (n’aime pas) quel sport
- Combiner les noms des sports et les dessins
- Reconnaître les temps connus du verbe
- Comprendre le portrait d’un sportif
- Trouver des informations (Justine Henin)
Branché 1
- DVD : Les Jeux olympiques
12
douze
- Reconnaître un instrument d’après la description - Mettre des phrases dans l’ordre logique
- Présenter les résultats - Parler d’une enquête • de ses activités sportives - Raconter • de ses loisirs • quel sport on pratique • quels vêtements on porte • de quel instrument de musique on joue / quel instrument on préfère • une histoire au passé composé
- Compléter une enquête - TAG : Écrire un courriel en utilisant bien / mal - TICe : Chercher les noms de quelques sports olympiques et leur traduction sur le Net
SITUATION (LEXIQUE)
GRAMMAIRE
8.1 Voici les numéros gagnants
- Les adjectifs cardinaux de 0 à 1 000
8.2 Au menu, il y a ...
- L’indicatif présent • des verbes en -re • des verbes en -e...er, type acheter
8.3 Pour les achats, nous allons au centre commercial
PRONONCIATION
CULTURE - CHANSONS POÈMES - LECTURE - Lecture : Dunkerque - Petits poèmes
- L’article partitif - L’expression de la quantité
9.1 Aïe ... l’infirmière est là ? - L’indicatif présent des verbes devoir et ouvrir 9.2 Les filles s’intéressent - Les verbes pronominaux au foot !
- La prononciation de [ε], [ɥi], [iø], [ʃ] ou [s].
- Poème : Le jour, la nuit
- Reconnaître les formes de l’impératif présent (affirmatif et négatif)
10.1 Vive le sport ! 10.2 D’abord on travaille, puis on s’amuse ! 10.3 Dommage, hier on a perdu !
- Le passé composé • avec avoir : formation, emploi, négation • de quelques verbes irréguliers
- Lecture : Médecins sans Vacances
- BD : Toto – Le verbe du jour
- La liaison : le passé composé
- Bon ou bien / mauvais ou mal
- Chanson : J’ai tout imaginé (Sman) - Lecture : Portrait d’un cycliste belge – Tom Boonen - BD : Toto – Le rangement du dérangé
Branché 1
Aperçu grammatical p. 489 Boîte à outils p. 533 Lexique français - néerlandais p. 545 Lexique néerlandais - français p. 558 treize
13
atelier info 1 0 1 In dit hoofdstuk maak je kennis met de personages van het boek. Zij stellen zich voor.
2
Je me présente
p. 26
3
Ook voor de klas van Meneer Delaruelle is het nieuwe schooljaar begonnen. Op l’école Pasteur is het een drukte van belang. De leerlingen praten wat na over hun vakantie. Ze zijn nieuwsgierig naar hun leraars, hun nieuwe boeken ... La rentrée, l’école, le prof et les livres
4 A+
p. 43
5
Aan het einde van dit hoofdstuk kun je: – – – – – –
iemand aanspreken en vragen wie hij / zij is, iemand begrijpen die zichzelf voorstelt (naam, leeftijd, woonplaats), jezelf in het Frans voorstellen: je naam, leeftijd en woonplaats zeggen, heel kort iemand mondeling voorstellen, een e-mail versturen waarin je iets over jezelf vertelt, iets vertellen over het begin van het schooljaar.
6
p. 32 p. 32 p. 33 p. 33 p. 34 p. 34
7 B+
Wanneer je dat kunt, ken je ook: – – – – – – – –
8
de woordenschat om iemand kort voor te stellen, de onbepaalde lidwoorden un, une en des, het meervoud van de zelfstandige naamwoorden, de woordenschat om over het begin van het schooljaar te spreken, de bepaalde lidwoorden le, la, l’ en les, het gebruik van voici en voilà, de vervoeging van de werkwoorden avoir en être in de tegenwoordige tijd, de getallen tot en met dertig.
p. 36 p. 40 p. 42 p. 48 p. 46 p. 51 p. 54 p. 58
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
vingt-cinq
10 C+ Branché 1
Bij het beluisteren van dialogen of het maken van opdrachten, vind je al eens woorden of uitdrukkingen die je nog niet hebt geleerd. Maak je daar geen zorgen over. Ook zonder dat je die woorden begrijpt, kun je verder. Meer uitleg daarover volgt.
9
25
1.1 Je me présente Salut ! Mon nom est Johnny Pirard. J’ai treize ans. Je suis dans la classe de Didier. J’habite Rochefort.
Je suis Didier Lemoine. J’ai douze ans. J’ai un grand frère, Guillaume. Je suis en première A. J’habite Tellin.
1 2
Je suis Rachid Malouf. Je suis un garçon de douze ans. J’ai deux sœurs. J’habite à Éprave. Je suis dans la classe de Claire et de Didier.
4
Branché 1 26
Je m’appelle Lauranne Delvaux. J’ai douze ans. J’habite chez ma grand-mère. Je suis en première A.
3
vingt-six
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
Coucou ! Moi, c’est Claire Berthelot. Mon âge ? Onze ans. J’ai des problèmes aux jambes.
Et moi, je suis Bernard, le grand frère de Claire. J’ai dix-huit ans. J’habite Nassogne.
0 5
1 6
2 3 Marie-Solange Kabati, c’est moi. Je suis une fille de quatorze ans. J’habite en Belgique depuis trois ans.
4 A+ 5 6
7
7 B+
Op www.diddit.be kun je alle teksten opnieuw beluisteren. Door vaak te luisteren en te herhalen – wen je aan het ritme en oefen je uitspraak en intonatie, – leer je de nieuwe woorden veel vlugger en onthoud je ze langer. Goede gewoonten van bij het begin doen je inspanningen renderen, ook op lange termijn. Probeer het en je zult zien dat het werkt!
8 9 10
1
Vous comprenez ? Racontez l’histoire de chaque personnage. Begrijpen jullie het? Vertel het verhaal van elk personage. Je suis ... . J’ai ... ans. Je suis dans la classe ... . J’habite ... .
Nom : .......................................................................................................................................................................
Branché 1
-
C+
Numéro : ...............
Date :
...............................................
vingt-sept
27
Le 2 mars, j'ai treize ans ! Ma fête est à 18 heures. L'adresse ? 2, rue du Moulin à Tellin Tu viens ?
Didier Lemoine
Delvaux Lauranne 36, rue Dauphine 75006 Paris
ASTÉRISQUE ROCHEFORT Centre de jeunesse
20..-20.. 75/396 F
Bibliothèque de Rochefort
Branché 1
Heures d’ouverture :
28
vingt-huit
Lundi
14h00 – 19h00
Mardi
11h00 – 19h00
Mercredi
11h00 – 19h00
Jeudi
11h00 – 19h00
Vendredi
14h00 – 19h00
Samedi
09h30 – 12h30
Dimanche
09h30 – 12h30
Nom : .......................................................................................................................................................................
MALOUF Rachid 13456 3, rue de la Chapelle 5580 Éprave
Numéro : ...............
Date :
...............................................
BREVET 1 500 mètres
Date :
15 juin 20.. Marie-Solange Kabati 6/7/.... 23, rue des Lilas 5580 Lessive
Certificat du premier degré
..............................................................................
Prénom : Nom :
École de Musique Rochefort
.......................................................................
...............................................................................
Date de naissance : Adresse :
0
................................................
1
........................................................................
2
Mademoiselle
.............................................................................................
Claire Berthelot
3
5, place de la Gare - 6950 Nassogne
4 A+ 5 6
La rentrée, c’est pour les profs aussi ...
7 B+ 8 9 10 C+ Branché 1
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
vingt-neuf
29
2
Regardez les documents. Complétez la grille. Bekijk de documenten. Vul het rooster aan. Qui ?
3
Habite à
Didier
........................................................................
............................................................................................................
Johnny
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Rachid
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Lauranne
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Claire
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Bernard
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Marie-Solange
........................................................................
............................................................................................................
......................................................................................................................................................
Cachez la deuxième, puis aussi la première colonne. Complétez. Entraînez-vous. Dek de tweede en daarna ook de eerste kolom af. Vul in. Oefen telkens opnieuw. 1 naam
nom
Lemoine, c’est un ... .
......................................................................................................................................................
2 in
dans
Monsieur Delaruelle est ...
......................................................................................................................................................
classe
une ... de première.
......................................................................................................................................................
3 bij
chez
J’habite ... ma maman.
......................................................................................................................................................
4 jongen
garçon
Didier est un ... de 1 A.
......................................................................................................................................................
5 België
Belgique
– Les Kabati sont en ... ?
......................................................................................................................................................
depuis
– Oui, ... trois ans.
......................................................................................................................................................
problème
Tu as un ... aux jambes ?
......................................................................................................................................................
klas
sinds 6 probleem
4
Aime ❤ le / la / l’ / les
Âge
Complétez. Entraînez-vous. Vul in. Oefen telkens opnieuw.
Branché 1
frère / grand / à / prénom / habite / de / ans / fille
30
trente
Marie est une ... de la classe 1B.
..................................................................................
Elle a un ... . Il est ... : il a 20 ... .
..................................................................................
Son ... est Michel.
..................................................................................
Il est à l’université ... Bruxelles.
..................................................................................
Michel ... chez grand-mère, ... Bruxelles.
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
5 a Regardez les images. Écoutez bien le texte. Indiquez les personnes, le nom de famille, le domicile. Bekijk de prenten. Luister goed. Omcirkel de personen waarover men spreekt in de tekst. Duid de juiste familienaam en woonplaats aan. 5 b Écoutez une deuxième fois et complétez l’âge. Luister een tweede keer en vul de leeftijd aan in het vakje onder de naam. Si l’information n’est pas dans le texte, vous notez « ? ». Als men de informatie niet geeft, noteer je een ‘?’. Personnes :
0 1 2 3 4 A+ 5 6 7 B+ 8
Nom de famille : Dujardin – Baudvin – Legrand – Mathieu Domicile :
Tours – Bruges – Lyon – Brive
9 10 C+ Branché 1
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
trente et un
31
Lees eerst de vragen, zodat je beter weet waarop je moet letten. Het is niet erg als je niet alle woorden van de luistertekst begrijpt. Richt je aandacht op de hoofdzaken.
6 a Vrai ou faux ? Mettez une croix. Waar of niet waar? Zet een kruisje.
6 b Si c’est faux, corrigez. Verbeter de foutieve antwoorden. Vrai
1
Il s’appelle Mathieu Minier.
2
Mathieu habite à Paris.
3
Le papa de Mathieu habite aussi à Paris.
4
Mathieu a une grande sœur.
5
Le frère de Mathieu a 13 ans.
6
Mathieu est en première année.
7
Mathieu est dans la classe de monsieur Laforge.
8
La grand-mère de Mathieu habite en Belgique.
Faux
7 a Combinez. Relisez à deux. Cachez les numéros et entraînez-vous. Combineer vraag en antwoord. Herlees per twee. Dek de nummers af en oefen telkens opnieuw. 1 Tu te présentes ?
............
Oui, elle s’appelle Simone.
2 Tu as une sœur ?
............
Je m’appelle Marie.
3 Et un frère ?
............
Oui, Paul. Il a 14 ans.
4 Tu as quel âge ?
............
Non, j’habite chez ma grand-mère.
5 Tu habites à Namur ?
............
J’ai 13 ans.
6 Tu habites chez le frère de ta maman ?
............
Oui, c’est mon domicile.
1 Coucou !
............
Mon domicile, c’est Namur.
3 Louff, c’est mon nom.
............
Ma sœur habite chez mon papa.
5 Je suis en première année.
............
Yassin, mon prénom.
7 J’habite chez ma maman.
............
Yassin Louff, c’est moi.
9 Les Louff sont en Belgique depuis 2 ans.
............
C’est la classe de madame Dupont.
Branché 1
7 b Trouvez l’ordre des phrases. Entraînez-vous. Nummer ook de zinnen rechts zodat beide kolommen samen een logische tekst vormen.
32
trente-deux
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
In het Frans maakt men vaak de verbinding tussen een woord dat met een klinker begint en het vorige woord. Dat noemen we: la liaison.
8 a Écoutez bien. Indiquez la liaison. Luister goed. Duid de verbinding aan met een boogje. J’ai douze ans. Cédric a cinq ans.
Oscar a deux ans.
Toto a huit ans.
Mon frère a quatre ans.
César a neuf ans.
Marc a un an.
Ma sœur a onze ans.
J’ai treize ans.
0
Het is belangrijk dat jij de verbinding ook laat horen wanneer je spreekt of luidop leest. Even oefenen?
1 8 b Écoutez et répétez les phrases de l’exercice 8 a. Luister nogmaals en herhaal de zinnen.
2 3
8 c Lisez les phrases de 8a et faites attention à la liaison. Lees de zinnen en let op de verbinding.
4 A+ 5
9 a Jouez le rôle de Mathieu Minier. Il se présente. Speel de rol van Mathieu Minier. Hij stelt zich voor.
6
(p. 32 exercice 6)
7
Je suis ... .
J’ai ... ans.
J’habite ... avec ... .
Je suis en ... dans la classe de ... .
Mon nom de famille ... .
Je suis F... (
), mais ma grand-mère habite en B... (
B+ ).
8
9 b Présentez-vous devant la classe. Stel jezelf aan de klas voor.
9
Notez les mots-clés.
10
....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Branché 1
Om een spreekoefening voor te bereiden, schrijf je het best een aantal sleutelwoordjes op. Gebruik (variaties op) zinnetjes die je kent uit je boek.
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
C+
trente-trois
33
10 a Complétez le courriel1 de Johnny. le sport / habite / treize / la musique / voisine / appelle / première
Salut, Claire ! Je m’........... Johnny Pirard. J’ai ............ ans.
..................................................................................
Je suis en ............ A.
..................................................................................
J’............ à Rochefort, chez ma maman.
..................................................................................
Lauranne est ma ............ .
..................................................................................
Moi, j’aime ............, le cinéma et ............ . Et toi ?
..................................................................................
..................................................................................
..................................................................................
Johnny
10 b Faites comme Johnny. Envoyez un courriel à un ami d’une autre classe. Doe als Johnny. Stuur een e-mail naar een vriend uit een andere klas.
Ga online en ontdek onze leuke interactieve woordenschatoefeningen.
11 a Toto et mademoiselle Jolibois se présentent. Lisez les bulles.
Branché 1
Salut ! Moi, c’est Toto. J’ai huit ans. J’habite chez maman ou chez papa. J’ai une sœur : elle a un an. À l’école, j’ai des problèmes. Je suis dans la classe de mademoiselle Jolibois.
34
1
le courriel (courrier électronique) = de e-mail
trente-quatre
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
Bonjour ! Mon nom est mademoiselle Jolibois. Je travaille à l’école. Dans ma classe, j’ai dix garçons et dix filles. J’aime les enfants, mais j’ai des problèmes avec Toto.
0 1 2 3 11 b Cherchez une photo sur Internet et dessinez une bulle où la personne se présente. Zoek een foto op internet en teken een tekstballonnetje waarin de persoon zich voorstelt.
4 A+
Voor de digitale uitvoering van deze oefening vind je richtlijnen op www.diddit.be.
5 6
Je gaat nu de eerste woordenlijst studeren. Hier volgen enkele nuttige tips.
7
1 Laat je niet afschrikken door de lengte van de lijst. Hij bevat ook veel woorden van de basisschool. We hebben ze aangeduid in paars. Ben je ze vergeten, dan kun je ze herhalen en verder inoefenen. 2 Als je goed oplet tijdens de les, leer je al veel woorden en moet je thuis minder studeren.
B+
3 De woorden staan in de volgorde waarin ze voorkomen in de tekst. Woorden en uitdrukkingen die op het Nederlands lijken staan apart. Ze zijn transparant!
8
4 Op pagina 38 vind je een stappenplan dat toont hoe je het best woordenschat studeert. Kleur de A in de tweede kolom als je de opdracht hebt uitgevoerd.
9 10 C+ Branché 1
Nom : .......................................................................................................................................................................
Numéro : ...............
Date :
...............................................
trente-cinq
35