Wonder inkijkexemplaar leerwerkboek

Page 1

IN

WETENSCHAPPEN VOOR HET TWEEDE JAAR

©

WONDER - WETENSCHAPPEN VOOR HET TWEEDE JAAR

WONder WONDER VA N

LIESBETH BLEYS INEKE DHONDT NELE VANDAMME

Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-9610-0 594618

9 789030 696100

vanin.be


©

VA N

IN

wonder


INHOUD STARTEN MET WONDER

5

WONDER EN DIDDIT

8

THEMA 1:

METEN IS WETEN!

9

CHECK IN

Kraak de code!

VERKEN!

Grootheden en eenheden

11

Hoofdstuk 1:

Hoe meet je grootheden?

14

10

21

SYNTHESE

28

CHECK IT OUT

31

AAN DE SLAG

34

THEMA 2:

WEET WAT JE EET!

39

CHECK IN

Start de dag ijzersterk!

40

VERKEN!

De vier B’s?!

Hoofdstuk 1:

Wat ligt er op ons bord?

Hoofdstuk 2: Hoe kun je een gezonde levensstijl nastreven? CHECK IT OUT AAN DE SLAG THEMA 3:

IN HET KLEIN!

VA N

SYNTHESE

IN

Hoofdstuk 2: Hoe verwerk je meetresultaten?

41 43 52 60 61 63 67

CHECK IN

Maak je eigen yoghurt!

68

VERKEN!

Wat zijn micro-organismen?

69

Hoofdstuk 1:

Hoe zie je micro-organismen?

71

SYNTHESE

©

Hoofdstuk 2: Welke effecten hebben micro-organismen in het dagelijks leven?

77 85

CHECK IT OUT

86

AAN DE SLAG

88

THEMA 4:

ONDER SPANNING!

93

CHECK IN

Help de elektricien!

94

VERKEN!

Elektriciteit?

95

Hoofdstuk 1:

Hoe zien elektrische stroomkringen eruit?

Hoofdstuk 2: Hoe meet je stroomsterkte, spanning en weerstand?

97 106

SYNTHESE

119

CHECK IT OUT

120

AAN DE SLAG

122

3 inHOuD


THEMA 5:

STERK WERK!

129

CHECK IN

Toon je kracht!

130

VERKEN!

Krachten

131

Hoofdstuk 1:

Hoe kun je een kracht vergroten?

133

Hoofdstuk 2: Hoe kunnen krachten elkaar in evenwicht houden?

139

Hoofdstuk 3: Hoe kun je de vervorming door een kracht beïnvloeden?

146

SYNTHESE

151

CHECK IT OUT

152

AAN DE SLAG

154

THEMA 6:

KLEUR!

159

CHECK IN

Zoek de verborgen boodschap!

160

VERKEN!

Lichtbron of donker lichaam?

161

Hoofdstuk 1:

Hoe kun je kleuren zien?

163 170

SYNTHESE

184

CHECK IT OUT

185

AAN DE SLAG

187

IN

Hoofdstuk 2: Hoe ontstaan verschillende kleuren?

SAFETY FIRST!

CHECK IN

Los het mysterie op!

VERKEN!

Witte poeders

Hoofdstuk 1:

Hoe ga je veilig om met chemische stoffen?

VA N

THEMA 7:

Hoofdstuk 2: Hoe kunnen we stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen? SYNTHESE CHECK IT OUT AAN DE SLAG

191 192 193 195 202 212 213 215

MIX IT & FIX IT!

CHECK IN

Maak een zoutkristal!

VERKEN!

Mengsels en zuivere stoffen

221

Hoofdstuk 1:

Welke soorten mengsels bestaan er?

223

©

THEMA 8:

219 220

Hoofdstuk 2: Hoe kun je mengsels scheiden?

225

SYNTHESE

235

CHECK IT OUT

236

AAN DE SLAG

238

THEMA 9:

GEEN WEG TERUG!

243

CHECK IN

Lanceer je bruisraket!

244

VERKEN!

Een chemische reactie … of niet?

245

Hoofdstuk 1:

Welke stofveranderingen kunnen er optreden bij een chemische reactie?

248

Hoofdstuk 2: Welke energieveranderingen kunnen er plaatsvinden bij een chemische reactie?

256

SYNTHESE

264

CHECK IT OUT

265

AAN DE SLAG

267

WOORDENLIJST

271

4 wOnDeR


STARTEN MET WONDER Welkom bij WONDER. We leggen graag even uit hoe je met dit leerwerkboek aan de slag gaat.

1

OP WEG MET WONDER

Het leerwerkboek bestaat uit negen thema’s. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd.

09

GEEN WEG geen weg terug! TERUG! CHECK IN

2.1 ENERGIEVORMEN EN -OMZETTINGEN

LANCEER JE BRUISRAKET!

VERKEN! EEN CHEMISCHE REACTIE … OF NIET?

HOOFDSTUK 2 WELKE ENERGIEVERANDERINGEN KUNNEN ER PLAATSVINDEN BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE?

HOOFDSTUK 1 WELKE STOFVERANDERINGEN KUNNEN ER OPTREDEN BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE?

2.2 WELKE ENERGIEVERANDERING VINDT ER PLAATS BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE?

Elk thema start met een handig overzicht van de verschillende onderdelen. Dat geeft je een houvast om het overzicht binnen het thema en de hoofdstukken te bewaren.

2.3 WELKE ENERGIEOMZETTING VINDT ER PLAATS BIJ CHEMISCHE REACTIES?

SYNTHESE

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

WONDER_LWB_thema-9.indd 243

10/02/2020 13:18

CHECK IN

LANCEER JE BRUISRAKET! UITDAGING

Ontwikkel een raket die zo hoog mogelijk de lucht in vliegt met één bruistablet en water. WAT HEB JE NODIG?

☐ papier ☐ schaar ☐ bruistablet ☐ water ☐ potje met deksel

AAN DE SLAG!

VA N

De oranje onderdelen vind je enkel terug op het onlineplatform.

We starten een thema met een uitdaging of CHECK IN. Je maakt er kennis met het onderwerp. We eindigen de CHECK IN met een bepaald probleem of een vraag. Op het einde van het thema kun je dat probleem oplossen of moet je de vraag beantwoorden.

☐ Knutsel in groepjes een aerodynamische vorm van een raket die precies om het potje past. ☐ Vul 1/3 van het potje met water.

©

☐ Doe een bruistablet in het potje en sluit het meteen af.

☐ Zet het potje omgekeerd (met het dekseltje op de grond) in een groot bekerglas.

(Je kunt de proef ook buiten doen.)

☐ Doe je geknutselde raket om het potje.

☐ Ga een paar passen achteruit en kijk welke raket het hoogst vliegt. ☐ Optioneel: film de vlucht in slow motion.

WAT GEBEURT ER?

a b

Ik schat dat onze raket

c

De winnende raket vloog ongeveer

IN

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

In WONDER werk je rond drie wetenschapsdomeinen. Aan de hand van de themakleur weet je in welk domein we zitten: biologie is oker, fysica is turquoise en chemie is paars.

m hoog vloog.

m hoog.

HOE ZIT DAT?

Kun je een verklaring geven waarom het potje omhoog vliegt?

Kunnen we hier spreken over een chemische reactie? We zoeken het uit!

VERKEN!

EEN CHEMISCHE REACTIE … OF NIET? 244

1

GEEN WEG TERUG!

WONDER_LWB_thema-9.indd 244

Bekijk de foto’s en beantwoord de vragen.

1

a

Wat gebeurt er als we water enkele uren in de diepvriezer zetten?

b

Kun je het ijs weer omzetten in water? Hoe?

c

Wat gebeurt er als je een rauw ei verwarmt?

d

Hoe kun je een gestold ei weer omzetten in een rauw ei?

10/02/2020 13:18

2

Wetenschap maakt deel uit van jouw leefwereld, al weet je het soms niet. In de verkenfase zul je merken dat je best al wat kennis hebt uit het dagelijks leven over het onderwerp dat in het thema aan bod komt.

2

Beschrijf de twee verschillen tussen beide stollingsprocessen.

Bij een fysisch proces veranderen de stoffen niet. Het proces is omkeerbaar. Bij een chemische reactie ontstaan er nieuwe stoffen. De reactie is onomkeerbaar.

-

3

Bekijk foto 1 en 2 opnieuw. a

Is het stollen van water een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet?

b

Is het stollen van een ei een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet?

c

Fysisch proces of chemische reactie? Zet onder de deeltjesvoorstelling de juiste term.

+

+

245 VERKEN! EEN CHEMISCHE REACTIE … OF NIET?

WONDER_LWB_thema-9.indd 245

10/02/2020 13:18

5 stARten met wOnDeR


HOOFDSTUK 1

WELKE STOFVERANDERINGEN KUNNEN ER OPTREDEN BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE?

Na de verkenfase volgen een aantal hoofdstukken. Een thema bestaat uit meerdere hoofdstukken. In de hoofdstukken verwerf je de nodige kennis en vaardigheden om uiteindelijk een antwoord te geven op de centrale vraag of het probleem uit de CHECK IN.

Aan de hand van vier onderzoeken ontdek je wat er precies gebeurt bij chemische reacties en welke stoffen er kunnen ontstaan. ONDERZOEK 1

WELKE STOFVERANDERING TREEDT ER OP NA MENGING VAN AZIJN MET BAKPOEDER? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat gebeurt er wanneer je azijn samenvoegt met bakpoeder?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De twee stoffen reageren weinig. Er ontstaat enkel een menging van die stoffen. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een gas. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vaste stof. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vlam.

3 BENODIGDHEDEN ☐ reageerbuis ☐ lucifer ☐ 2 bekerglazen ☐ druppelpipet ☐ dichtgevouwen papiertje ☐ bakpoeder ☐ azijn

4 WERKWIJZE

☐ Doe in een reageerbuis een half lepeltje bakpoeder via een

dichtgevouwen papiertje. ☐ Voeg met een bekerglas of druppelpipet azijn toe, totdat beide

stoffen reageren met elkaar. ☐ Houd een brandende lucifer boven de reageerbuis. ☐ Kijk goed wat er gebeurt bij de samenvoeging van die stoffen.

Wat gebeurt er met de vlam? ☐ Ruim de werktafel op.

SYNTHESE

5 WAARNEMINGEN

a

Wat zie je in de reageerbuis na toevoeging van azijn bij het bakpoeder?

b

Wat gebeurt er met de brandende lucifer?

CHEMISCHE REACTIES EEN FLOWCHART

6 BESLUIT

JA

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

IS HET PROCES ONOMKEERBAAR?

NEE

248 GEEN WEG TERUG!

WONDER_LWB_thema-9.indd 248

ER WORDT BIJ DEZE REACTIE ...

10/02/2020 13:18

EEN GAS GEVORMD.

JA

NEE

Voor je verder gaat oefenen, maak je eerst een synthese van het thema. We geven je daar de nodige handvaten voor.

VA N

CHECK IT OUT

LANCEER JE BRUISRAKET!

b

Vul de namen in van de stoffen van deze reactie.

©

Is dat een chemische reactie? Beargumenteer.

CHECKLIST 1

+++++

c

JA

NOG OEFENEN

Ik kan een chemische reactie omschrijven.

Ik kan voorbeelden opsommen van chemische reacties in het dagelijks leven.

Ik kan chemische reacties onderscheiden van fysische

+processen. ++++ Ik kan een voorbeeld opsommen van een fysisch proces.

Ik kan toelichten waarom bepaalde processen fysisch zijn.

Ik kan twee omzettingen opsommen die plaatsvinden bij een chemische reactie.

Ik kan met mijn eigen woorden de begrippen ‘stofomzetting’ en ‘energieverandering’ toelichten.

Ik kan verschillende soorten stofomzettingen bij chemische reacties herkennen en benoemen.

Ik kan verschillende soorten energieveranderingen bij

Ik kan enkele voorbeelden van zowel stofomzettingen als energieveranderingen bij chemische reacties herkennen.

Ik kan enkele voorbeelden van zowel stofomzettingen als energieveranderingen bij chemische reacties opsommen.

Ik kan het verschil tussen moleculen en atomen toelichten.

andere stof

Hoe zie je in het bovenstaande deeltjesmodel dat het om een chemische reactie gaat? chemische reacties herkennen en benoemen.

2

3

NEE

Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese aanduiden.

Ik kan aan de hand van een werkwijze een wetenschappelijke proef uitvoeren.

Ik kan gerichte waarnemingen noteren.

Ik kan via waarnemingen het besluit van een onderzoek afleiden.

• •

SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

Ik toon respect voor de inbreng van anderen.

Ik draag zorg voor het gebruikte materiaal.

Ik kan de antwoorden noteren in volzinnen.

265

CHECK IT OUT LANCEER JE BRUISRAKET!

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

10/02/2020 13:18

266 GEEN WEG TERUG!

WONDER_LWB_thema-9.indd 266

We willen graag dat je vorderingen maakt en dat je reflecteert over je taken en leert uit feedback. Elke CHECK IT OUT bevat een checklist. Dat is een hulpmiddel om zelf te zien of je de doelen van het thema al dan niet onder de knie hebt.

wOnDeR

JA

KOMT ER ELEKTRICITEIT VRIJ?

KOMT ER LICHT VRIJ?

JA

JA

vorming van

vorming van

264 GEEN WEG TERUG!

WONDER_LWB_thema-9.indd 264

10/02/2020 13:18

AAN DE SLAG 1

Wat is een chemische reactie?

2

Wat is het verschil tussen een fysisch proces en een chemische reactie?

3

Noteer in de tabel welk type reactie er optreedt bij de onderstaande voorbeelden. Geef op het einde zelf een voorbeeld.

ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

WONDER_LWB_thema-9.indd 265

6

JA

KOMT ER ENERGIE VRIJ?

BEGRIPSKENNIS

  

JA

NEE

WARMTE VRIJGESTELD DOOR EEN REACTIE MET ZUURSTOF.

In CHECK IT OUT pas je de vergaarde kennis en vaardigheden toe om terug te koppelen naar de vraag uit de CHECK IN.

Bij de CHECK IN op p. 244 maakten we onze eigen ‘bruisraket’ door een bruistablet toe te voegen aan water.

a

JA

NEE

ONDER INVLOED VAN ELEKTRICITEIT EEN NIEUWE STOF GEVORMD.

IN

Er zijn verschillende manieren om een synthese te maken. In het leerwerkboek maak je kennis met drie verschillende manieren om de leerstof samen te vatten. Er staat telkens per thema een versie in het leerwerkboek. Bij het onlinelesmateriaal vind je de alternatieve versies. Jij beslist zelf welke manier van samenvatten jou het best ligt.

EEN VASTE STOF IN EEN VLOEISTOF GEVORMD.

10/02/2020 13:18

Je kunt in het onderdeel Aan de slag verder oefenen. Je leerkracht beslist of je de oefeningen pas op het einde van het thema maakt of tijdens de lessen. Op diddit vind je bovendien nog meer oefeningen terug.

CHEMISCH OF FYSISCH?

VOORBEELD

zout + water p zoutwater opdrogen van verf A + B p C verbranden verdampen van zoutwater likeur p alcohol + water + vaste stoffen chemisch fysisch

4 Leg het verschil uit tussen een atoom en een molecule. Gebruik water als voorbeeld.

5

Het winnen van een metaal uit zijn erts wordt aangeduid met de term elektrowinning. Zo kan bijvoorbeeld het metaal aluminium worden vrijgemaakt uit bauxiet door middel van een elektrolyse. Bauxiet (zie afbeelding) is het belangrijkste aluminiumerts. a

b

Wat is elektrolyse?

Elektrowinning is een voorbeeld van: ☐ stofomzetting. ☐ energie-omzetting.

267 AAN DE SLAG GEEN WEG TERUG!

WONDER_LWB_thema-9.indd 267

10/02/2020 13:18


a

b

2

2

Vul de symbolen voor stroomsterkte, spanning en elektrische weerstand aan d opHoe jevan eende gestold ei weer omzetten in een rauw ei? de fikun guur waterstroom.

a c b

Kleur de lampjes die branden geel. In tuinbouwserres gebruikt men vaak roze kunstlicht om de teelten te verbeteren. Verklaar. Zet een kruis door de gevaarlijke stroomkringen.

Schrap wat niet past. c Bouw de schakeling na met de applet (zoek op: Phet, gelijkstroom). - Om de hoeveelheid water te meten, plaats je een emmer naast / in de Beschrijf de twee verschillen tussen beide stollingsprocessen. waterstroom. d Hoe komt het dat sommige van de bovenstaande stroomkringen gevaarlijk zijn? - Om de stroomsterkte te meten, plaats je een ampèremeter in serie / parallel met de verbruiker. - Om het hoogteverschil te meten, sta je naast / in de waterkring met een meetlat. 4 Zijn de volgende uitspraken juist of fout? - Om de spanning te meten, plaats je een voltmeter in serie / parallel met de verbruiker.

OPEN APPLET

HANDIG VOOR ONDERWEG

In de loop van elk thema word je ondersteund door een aantal hulpmiddelen. ea een fysisch proces veranderen de stoff en niet. - - DeBij stroomsterkte door een geleider meet je met een Het proces is omkeerbaar. - ampèremeter Bij een chemische reactie ontstaan er nieuwe stoff en. De reactie is onomkeerbaar. die in serie geschakeld is met de verbruiker. b - De spanning over een verbruiker of een bron meet je met een voltmeter die parallel geschakeld is met de 3 Bekijk foto 1 en 2 opnieuw. verbruiker.

In WONDER ga je zelf experimenteren en op onderzoek. Daarbij moet je natuurlijk een – + – + voorschriften respecteren. b aantal Is het stollen van een ei een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet? A veiligheids V Die vind je terug in dit kader.

a Is het stollen van water een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet? Symbolen: ampèremeter voltmeter

Verbeter door het onderstreepte deel te vervangen. Hoe komtindien het datnodig sommige lampjes niet branden?

We zetten tijdens het thema de belangrijkste zaken op een rijtje in deze rode kaders.

Gebruik een kleurfilter en de applet (zoek op: Phet, kleuren zien) om je antwoorden te controleren. -

Een oranje kleurfilter laat rood licht door.

-

Een appelsien lijkt oranje als je door een rode kleurfilter kijkt.

OPEN APPLET

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

- Eengebouwde appelsien lijkt rood als je haar met eenzijn. rodeAls lamp beschijnt. Een verkeerd stroomkring kan gevaarlijk er geen verbruiker in de stroomkring kan - Een rode balpen lijktstaat, oranje alserjekortsluiting haar met eenontstaan. gele lamp beschijnt. Laat je leerkracht daarom altijd de stroomkring en de instelling van de bron - Een wit blad lijkt oranje als je door een gele en een rode kleurfilter kijkt. controleren. - Twee kleurfilters op elkaar laten nooit licht door.

Om positieve waarden af te lezen, moet je de plus- en minpolen verbinden met de snoeren die aangesloten 5 Bescherm je huid in de zon! zijn aan de plus- en minpolen van de bron. De lamp brandt als de lamp in een gesloten stroomkring staat met de bron en er c Fysisch proces of chemische reactie? Zet onder de deeltjesvoorstelling de juiste-term. geen kortsluiting is. Er vloeit dan een stroom van de pluspool (aangegeven a Waarom wordt zonnecrème een UV-filter genoemd? Tip met een lang streepje) naar de minpool (aangegeven met een kort, dik Je kunt ook een multimeter gebruiken die ingesteld is als ampèremeter of streepje). voltmeter. + patroon toegevoegdDeaanstroomzin +de primaire wordt aangegeven met een pijl. c Waarom wordt het zwarte kleuren? - De instelling DC (direct current) wordt gebruikt bij gelijkstroom. - Bij batterijen zijn de plus- en minpolen vast. Ze leveren gelijkstroom gelijkstroom. - AC (alternating current) wordt gebruikt bij wisselstroom. de netspanning het stopcontact wisselen de polen b BijWat is het verschilvia tussen UV 50 en UV 20 op een tube voortdurend. Erzonnecrème? ontstaat wisselstroom.

In de tipkaders vind je handige tips om + – de onderzoeken of opdrachten goed uit te voeren.

Vervolledig de stroomkring.

d

Hoe kunnen andere kleuren afgedrukt worden? 3 Neem een (defect) snoer en knip het doormidden. Bestudeer de verschillende delen.

Dit kader geeft extra verduidelijking of illustreert de leerstof met een Duid de polen van de bron en de meters aan. extra voorbeeld.

a

Noteer de symbolen voor de ampère- en voltmeter op de juiste plaats.

Weetje

Welke delen herken je?men245 Inade nanotechnologie gaat op zoek naar toepassingen van wetenschappelijke kenmerken van heel

VERKEN! EEN CHEMISCHE REACTIE … OF NIET? zitten zulke kleine deeltjes (nanodeeltjes). Hun afmetingen komen precies kleine deeltjes. In zonnecrème

b

WONDER_LWB_thema-9.indd 245

c

Duid de stroomzin aan.

´ Maak oefening 1, 2 en 3.

ONDER SPANNING!

10/02/2020 13:30

188 KLEUR!

Doordenker

106

a

Welke uitspraak is correct?

overeen met de golflengte van UV-licht.

IN

2

b

Welk deel van het snoer geeft de ladingen makkelijk door?

WONDER_LWB_thema-6.indd 188

98 ☐ Je kunt nooit wit afdrukken.

10/02/2020 13:32

SPANNING! ☐ Met een standaardprinter kun je ONDER geen wit afdrukken.

☐ Wit hoeft nooit afgedrukt te worden.

b

10/02/2020 13:31

VA N

WONDER_LWB_thema-4.indd 106

WONDER_LWB_thema-4.indd 98

10/02/2020 13:30

Zoek op hoe witte verf gemaakt wordt.

2

Met wie ga jij akkoord? Discussieer met je klasgenoten. Verantwoord de keuze die je samen maakt aan de hand van de voorbeelden.

©

Nood aan een extra 2.2 WELK EFFECT HEEFT EEN KLEURFILTER? uitdaging? In een thema Al het onbewerkte voedsel is gezond. de foto. woorden worden uitgelegd zijn er verschillende1 Bekijk de frisdrankflesjes opMoeilijke in eenin begrippenkader. Die woorden doordenkertjes. Niet altijd a Welke kleur hebben de frisdranken de flesjes? Al het bewerkte voedsel is extra in het oog door springen even makkelijk om op te ongezond. de stippellijn. Achteraan in dit b Hoe komt het dat je zo moeilijk de kleur kunt bepalen? lossen, maar probeer het leerwerkboek vind je per thema een zeker eens! Sterk bewerkt voedsel is QR-code naar de woordenlijst ongezond. van dat thema terug. Doorschijnende voorwerpen met een kleur noemen we kleurfilters. We onderzoeken het effect van kleurfilters op kleuren.

WOORDENLIJST THEMA 9 WOORD

VERKLARING

aerodynamisch

Een aerodynamische vorm zorgt ervoor dat de luchtweerstand zo klein mogelijk is.

atoom

Atomen zijn de bestanddelen van moleculen.

chemische reactie

Bij een chemische reactie ontstaan er nieuwe stoffen. De reactie is onomkeerbaar.

elektrische energie

Elektrische energie is energie die opgewekt wordt door elektriciteit.

elektrolyse

Een elektrolyse is een chemische reactie onder invloed van elektrische stroom.

elektrowinning

Elektrowinning is het winnen van een metaal uit zijn erts met behulp van elektriciteit.

endoenergetische reactie

Een endo-energetische reactie is een reactie waarbij er warmte (energie) wordt opgenomen.

exo-energetische reactie

Een exo-energetische reactie is een reactie waarbij er warmte (energie) vrijkomt.

fysisch proces

Bij een fysisch proces veranderen de stoffen niet. Het proces is omkeerbaar.

gasontwikkelingsreactie

Een gasontwikkelingsreactie is een chemische reactie waarbij een gas gevormd wordt.

lichtenergie

Lichtenergie is energie die opgewekt wordt door licht. Een synoniem is stralingsenergie.

molecule

Moleculen zijn de kleinste bouwstenen van stoffen met dezelfde stofeigenschappen als de stof zelf. Zij bestaan op hun beurt uit combinaties van atomen. Een neerslagreactie is een chemische reactie waarbij een vaste stof gevormd wordt

in een vloeistof. Onbewerkte voedingsmiddelen bevatten alleen van nature voorkomende voedingsstoffen. stralingsenergie Stralingsenergie is energie die opgewekt wordt door licht. Een synoniem is Bij bewerkte voedingsmiddelen worden er extra stoffen toegevoegd of worden er voedingsstofflichtenergie. en verbrandingsEen verbrandingsreactie is een stofverandering waarbij een stof reageert met verwijderd. reactie zuurstofgas. De mate waarin voedingsmiddelen bewerkt zijn, verschilt. neerslagreactie

-

Bij het onlinelesmateriaal vind je ook een vademecum. Dat vademecum omvat: stappenplannen om grafieken te maken, opstellingen correct te bouwen en metingen uit te voeren, een overzicht van de gevarensymbolen en de P- en H-zinnen, een overzicht van de grootheden en eenheden, een overzicht van het labomateriaal. WONDER_LWB_thema-6.indd 177

-

WONDER - WOORDENLIJST THEMA 9

WONDER_Online_woordenlijst.indd 9

10/02/2020 13:35

177 HOOFDSTUK 2 HOe OnTSTaan verScHillenDe KleUren?

De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg: Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je online. Je vindt online extra (ondersteunend) materiaal. 10/02/2020 13:32

7 stARten met wOnDeR


WONDER EN DIDDIT

HET ONLINELEERPLATFORM BIJ WONDER

De leerstof kun je inoefenen op jouw niveau. Je kunt vrij oefenen en de leerkracht kan ook voor jou oefeningen klaarzetten.

-

Hier vind je de opdrachten terug die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.

-

Hier kan de leerkracht toetsen en taken voor jou klaarzetten.

-

Benieuwd hoe ver je al staat met oefenen en opdrachten? Hier vind je een helder overzicht van je resultaten.

-

Hier vind je het lesmateriaal per hoofdstuk (onder andere videobestanden, stappenplannen en projecten). Alle instructiefilmpjes zijn ook hier verzameld. In het leerwerkboek kun je meteen het lesmateriaal bekijken door de QR-code te scannen.

-

VA N

Š

STAPPENPLAN

8 wOnDeR

IN

-

BEKIJK INSTRUCTIEVIDEO


01

meten is weten! CHECK IN

2.1 HOe Geef Je meetResultAten weeR?

kRAAk De CODe!

VERKEN!

2.2 HOe HeRken Je VeRBAnDen tussen GROOtHeDen?

GROOtHeDen en eenHeDen

HOOFDSTUK 2

HOOFDSTUK 1

VA N

HOe meet Je GROOtHeDen?

IN

HOe VeRweRk Je meetResultAten?

1.1 HOe meet Je mAssA?

1.2 HOe meet Je VOlume?

©

SYNTHESE

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT


CHECK IN

KRAAK DE CODE! UITDAGING

kraak

Kraak met je team als eerste de code!

c o d e

IN

de

☐ een team

VA N

WAT HEB JE NODIG?

☐ 5 enveloppen met opdrachten

AAN DE SLAG!

☐ Elk team krijgt vijf enveloppen met daarin telkens een opdracht. ☐ Voer de opdrachten uit.

☐ Per geslaagde opdracht krijg je een letter.

©

☐ Noteer de gevonden letters in de tabel. ☐ Kraak de code door met de letters een woord te vormen! OPDRACHT 1

OPDRACHT 2

OPDRACHT 3

OPDRACHT 4

OPDRACHT 5

WAT GEBEURT ER?

We voegen er zelf nog een letter aan toe. Welk woord kun je met deze letters vormen?

10 meten is weten!

D


VERKEN!

GROOTHEDEN EN EENHEDEN OPDRACHT 1

METEN

1

Noteer je meetresultaat uit opdracht 1. Lengte van de klas: l =

m

Vergelijk de meetresultaten van de verschillende groepen. Wat stel je vast?

3

Bespreek je werkwijze met de hele klas. Welke werkwijze is volgens jullie de beste?

IN

2

4 Welke criteria heb je gebruikt om de beste werkwijze te selecteren?

☐ de nauwkeurigste werkwijze

☐ het minste rekenwerk

☐ andere:

OPDRACHT 2

VA N

☐ de snelste uitvoering

GROOTHEDEN EN EENHEDEN

Bestudeer de onderstaande foto’s en vul de tabel aan.

2

Lees het kenniskader onderaan de pagina.

3

Markeer in de tabel de grootheden in het groen en de eenheden in het blauw.

©

1

1

2

3

WAT MEET JE? MET WELK MEETINSTRUMENT MEET JE? IN WELKE MAAT DRUK JE HET RESULTAAT UIT?

-

Een grootheid is een eigenschap van een voorwerp die je kunt meten met een meetinstrument. Een eenheid is de maat waarin je grootheden kunt uitdrukken met een getalwaarde.

11 VeRken! GROOtHeDen en eenHeDen


OPDRACHT 3

VOORBEELDEN VAN GROOTHEDEN EN EENHEDEN

1 Lees de onderstaande begrippen. 2 Plaats de grootheden in de linkerkolom. 3 Noteer naast elke grootheid de bijbehorende eenheid in de rechterkolom. energiewaarde van voeding – graden Celsius – kilocalorie – kilogram – liter – massa – temperatuur – volume

GROOTHEID

EENHEID

IN

OPDRACHT 4

VA N

MEETRESULTATEN NOTEREN

Noteer de volgende omschrijvingen in symbolen.

a De Belgian Tornados behaalden op het WK atletiek in 2019 een bronzen medaille in de estafette met een tijd van 2 minuten, 58 seconden en 78 honderdsten.

©

b De Kilimanjaro is de hoogste alleenstaande berg ter wereld. Met zijn hoogte van 5 895 meter torent hij imposant boven de Afrikaanse vlakte uit.

a

12 meten is weten!

b


Weetje -

Grootheden en eenheden worden in een tekst altijd voluit en met een kleine letter geschreven. De eenheden zijn vaak vernoemd naar personen, bijvoorbeeld 1 newton, 1 ampère … Voor elke grootheid bestaat er een hoofdeenheid waarin je de grootheid moet uitdrukken om verbanden geldig te maken.

OPDRACHT 5

MEETINSTRUMENTEN

Bekijk de meetinstrumenten in de tabel. a

Verbind de onderstaande voorbeelden met het meest geschikte meetinstrument. a

2

c

d

4

3

IN

1

b

VA N

Vul in de tweede kolom bij elk meetinstrument de kleinste schaalverdeling en de maximale waarde in. MEETINSTRUMENT a

SCHAALVERDELING / MAXIMALE WAARDE

-

Kleinste schaalverdeling:

-

Maximale waarde:

-

Kleinste schaalverdeling:

-

Maximale waarde:

-

Kleinste schaalverdeling:

-

Maximale waarde:

-

Kleinste schaalverdeling:

-

Maximale waarde:

rolmeter b

©

b

meetlat c

chronometer d

uurwerk

Voor de keuze van een geschikt meetinstrument houd je rekening met: - de meetnauwkeurigheid: meetnauwkeurigheid de kleinste schaalverdeling die je kunt aflezen; - het meetbereik: de maximale waarde die je kunt aflezen. 13 VeRken! GROOtHeDen en eenHeDen


HOOFDSTUK 1

HOE MEET JE GROOTHEDEN? 1.1

Je wilt dit fruit eerlijk verdelen. Hoe bepaal je de hoeveelheid kiwi’s die je weggeeft?

b

Hoe bepaal je snel de hoeveelheid blauwe bessen die je weggeeft?

c

Welke uitspraak is correct? Duid aan. ☐ Je kunt de hoeveelheidsbepaling van de kiwi’s makkelijk toepassen op de bessen. ☐ Je kunt de hoeveelheidsbepaling van de bessen makkelijk toepassen op de kiwi’s.

d

In welke eenheid wordt de hoeveelheid bessen uitgedrukt?

IN

a

VA N

1

HOE MEET JE MASSA?

De massa van een voorwerp is een maat voor de hoeveelheid materie waaruit het voorwerp is opgebouwd. De hoofdeenheid van massa is kilogram. Vul de tabel aan.

©

GROOtHeiD met sYmBOOl

2

eenHeiD met sYmBOOl

Bestudeer de foto’s. a

Welke bal heeft de grootste massa?

b

Verklaar door de deeltjes te tekenen. 1

14 meten is weten!

bowlingbal

2

voetbal

meetinstRument


3 Geef nog drie andere eenheden voor massa. a Noteer ze in de tabel van klein naar groot. b Geef voor elke massa-eenheid een voorbeeld van hoe die eenheid gebruikt wordt in het dagelijks leven. MASSA-EENHEDEN (GERANGSCHIKT VAN KLEIN NAAR GROOT)

VOORBEELD UIT HET DAGELIJKS LEVEN

kg

Tip

4 Bekijk de massa’s.

IN

a Zet elke massa om naar de gevraagde eenheid.

: 10 of ∙ 1 ∙ 10–1

VA N

b Werk de drie laatste omzettingen verder uit naar de wetenschappelijke schrijfwijze.

kg hg dag g dg cg mg

∙ 10 of ∙ 1 ∙ 101

m = 500 mg =      g

-

m = 2,3 ton

-

m = 5,5 kg

=      g

-

m = 2 540 mg =        kg =        kg

-

m = 8 900 mg =      g

-

m = 12 kg

©

-

=        kg =        kg

=        g =        g

5 Schrijf de meetnauwkeurigheid onder elke balans. 1

2

3

Weetje

De termen ‘massa’ en ‘gewicht’ worden in het dagelijks leven vaak door elkaar gehaald. - Massa is een hoeveelheid stof en heeft als eenheid kilogram. - Gewicht is een maat voor de aantrekkingskracht op een massa en heeft als eenheid newton. Om verwarring te vermijden, gebruiken we in de wetenschap de term ‘balans’ in plaats van ‘weegschaal’. 15 Hoofdstuk 1  HOE MEET JE GROOTHEDEN?


6

Markeer de wetenschappelijk fout in de twee onderstaande afbeeldingen. 1

7

2

Bepaal met een digitale balans de massa van de voorwerpen. Vul de tabel aan. Werkwijze

IN

1

-

Meetnauwkeurigheid:

-

Meetbereik:

VA N

VASTE STOFFEN

Gegevens Noteer je meetresultaten.

voorwerpen uit je pennenzak

m potlood = =

m lat

©

Werkwijze

VLOEISTOFFEN

1

☐ ☐ ☐ ☐

-

Meetnauwkeurigheid:

-

Meetbereik:

Gegevens Noteer je meetresultaten. mwater = water in een glas De massa van een stof wordt gemeten met een balans, al dan niet na tarrering tarrering.

16 METEN IS WETEN!


1.2 1

HOE MEET JE VOLUME?

Bestudeer de foto’s en duid de juiste antwoorden aan. 1

2

zakje chips in de bergen

bevroren flesje drank

☐ De hoeveelheid chips en lucht nemen toe als je naar de bergen gaat. ☐ De ruimte die de lucht inneemt in het zakje chips, neemt toe als je naar de bergen gaat. ☐ De hoeveelheid water neemt toe als je een flesje water bevriest. ☐ De ruimte die water inneemt, neemt toe als je een flesje water bevriest.

IN

Het volume van een voorwerp is de hoeveelheid ruimte die het voorwerp inneemt. De hoofdeenheid van volume is kubieke meter.

VA N

Vul de tabel aan. GROOTHEID MET SYMBOOL

Vul de tabel verder aan.

©

2

EENHEID MET SYMBOOL

HULPEENHEID

OMZETTEN TOT m³

SYMBOOL

kubieke meter

1 m³

=1m∙1m∙1m

= 1 m³

kubieke decimeter

1 dm³

= 1 dm ∙ 1 dm ∙ 1 dm

= 0,1 m ∙ 0,1 m ∙ 0,1 m = 0,001 m³

kubieke centimeter

kubieke millimeter

17 HOOfDstuk 1 HOe meet Je GROOtHeDen?


3

Bekijk de volumes. a

Zet de volumes om naar de gevraagde eenheid.

b

Werk de twee laatste omzettingen verder uit naar de wetenschappelijk schrijfwijze.

Tip : 1 000 of ∙ 1 ∙ 10–3

∙ 10 of ∙ 1 ∙ 101

-

V = 1 000 000 cm³ =

m3

-

V = 0,000 125 m³

=

dm 3

-

V = 0,002 dm³

=

mm³ =

-

V = 0,5 dm 3

=

m3

=

Knip het brik in de helft van de hoogte in twee stukken en zet de delen naast elkaar.

b

Meet zoals op de afbeelding. dm

breedte: b =

Vbrik = l ∙ b ∙ h = 1 dm ∙ 1 dm ∙ 1dm =

-

dm

hoogte: h =

dm

Vul het volume aan.

©

c

-

kg

a

lengte: l =

∙ 1 000 of ∙ 1 ∙ 103

mm³

VA N

4 Neem een leeg brik melk of fruitsap.

m3 dm 3 cm 3 mm 3

IN

: 10 of ∙ 1 ∙ 10–1

kl hl dal l dl cl ml

=1l

Bij vloeistoffen wordt vaak de inhoudsmaat liter gebruikt om het volume uit te drukken. Veelvoorkomende omzettingen zijn: V = 1 l = 1 dm³ V = 1 ml = 1 cm³

18 meten is weten!

h b

l


Doordenker

a In welke eenheid wordt een hoeveelheid cola uitgedrukt?

b In welke eenheid wordt een hoeveelheid chips uitgedrukt?

c

Waarom worden er verschillende eenheden gebruikt? ☐ Vloeistoffen hebben geen massa. ☐ Vaste stoffen hebben geen volume. ☐ Voor vloeistoffen bepaal je makkelijker het volume dan de massa.

5 Bekijk de volumes. a Zet de volumes om naar de gevraagde eenheid. b Werk de twee laatste omzettingen verder uit naar de wetenschappelijke schrijfwijze. -

V = 15 l

=

-

V = 0,15 l

=

-

V = 0,25 cl

=

-

V = 0,7 ml

=

cm³

-

V = 38 l

=

-

V = 23 m³

=

l =         l

-

V = 7,5 mm³ =

l =         l

IN dl

VA N

dm³

©

Tip

cl

h

z

l

V=z∙z∙z

V=l∙b∙h

b

h

r

V = π ∙ r² ∙ h

19 Hoofdstuk 1  HOE MEET JE GROOTHEDEN?


6

Bepaal het volume van de regelmatige voorwerpen. Gebruik daarvoor het tipkader op p. 19. Vul de tabel aan. 1

2

Schrijf je werkwijze uit.

IN

Meetnauwkeurigheid

Noteer je berekeningen.

7

VA N

Noteer je meetresultaten.

Bepaal het volume van een onregelmatig voorwerp. Vul de tabel aan.

Š

Onregelmatig voorwerp Schrijf je werkwijze uit.

Meetnauwkeurigheid Noteer je meetresultaten.

Noteer je berekeningen. -

Het volume van een stof met een regelmatige vorm kun je bepalen door de juiste formule toe te passen. Het volume van een stof met een onregelmatige vorm kun je bepalen door de stof onder te dompelen in water.

´ Maak oefening 1, 2, 3, 4 en 5.

20 meten is weten!


HOOFDSTUK 2

HOE VERWERK JE MEETRESULTATEN? 2.1 1

HOE GEEF JE MEETRESULTATEN WEER?

Laat een balletje vallen van op 1,0 m hoogte. a

Meet de valtijd. t=

b

Herhaal je meting voor 2,5 m hoogte in stappen van 0,5 m.

Noteer alle meetresultaten in een overzichtelijke tabel. -

In de eerste rij of kolom noteer je de gegeven grootheid. grootheid In de tweede rij of kolom noteer je de gemeten grootheid. grootheid In de hoofding schrijf je de grootheden met hun eenheid in symbolen.

)

(

)

©

(

GEMETEN GROOTHEID

VA N

GEGEVEN GROOTHEID

IN

2

Doordenker

Hoe kun je de nauwkeurigheid van dit experiment vergroten?

3

Maak met je resultaten een grafiek van de valtijd. Gebruik daarvoor het onlinestappenplan.

STAPPENPLAN

Een grafiek bestaat uit een horizontale en een verticale as, die voorzien zijn van pijlen. - Op de horizontale as komt altijd, in symbolen, de gegeven grootheid met haar eenheid. - Op de verticale as komt altijd, in symbolen, de gemeten grootheid met haar eenheid.

21 HOOfDstuk 2 HOe VeRweRk Je meetResultAten?


2.2 HOE HERKEN JE VERBANDEN TUSSEN GROOTHEDEN? ONDERZOEK 1

WELK VERBAND IS ER TUSSEN DE MASSA EN HET VOLUME VAN EENZELFDE STOF? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat is het verband tussen de massa en het volume van eenzelfde stof?

2 HYPOTHESE

Duid aan wat er gebeurt met de massa als het volume van een stof verdubbelt. ☐ De massa blijft onveranderd als het volume groter wordt. ☐ De massa wordt groter, maar verdubbelt niet. ☐ De massa verdubbelt. ☐ Dat is op voorhand moeilijk te voorspellen.

3 BENODIGDHEDEN

☐ set regelmatige voorwerpen uit eenzelfde stof met verschillende volumes ☐ (digitale) balans ☐ lat

IN

4 WERKWIJZE

☐ Bepaal de nauwkeurigheid van je meetinstrumenten. Houd rekening met die nauwkeurigheid wanneer

je je metingen noteert.

☐ Noteer de lengte, breedte en hoogte van elk voorwerp in de tabel.

VA N

☐ Bereken het volume van elk voorwerp. ☐ Bepaal de massa van elk voorwerp.

☐ Bereken zowel de verhouding als het product van de massa en het volume. ☐ Maak de grafiek van de massa in functie van het volume. ☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

Noteer je metingen in een tabel -

Nauwkeurigheid balans:       g

-

Nauwkeurigheid meetlat:      cm

22 meten is weten!

©

a

g __ ​​ ____ ​   3 ​ )​​ ​​  m ​​ ( V c​ m​​  ​

m ∙V ​​(g ∙ ​cm​​  3​)​​

VOORWERP

1

2

3

4

(cm)

(cm)

V (​​cm​​  3)​​

(cm)

m (g)


b Noteer je metingen in een grafiek. Gebruik daarvoor het onlinestappenplan.

STAPPENPLAN

Bestudeer de metingen in de tabel en op de grafiek. -

IN

c

Welke meetkundige lijn kun je door de punten tekenen?

-

VA N

Waarom ligt het punt (0, 0) op die lijn?

-

Wat gebeurt er met de massa als het volume verdubbelt?

Bestudeer de verhouding tussen massa en volume bij de verschillende voorwerpen. Wat merk je?

-

Š

-

Bestudeer het product van massa en volume bij de verschillende voorwerpen. Wat merk je?

6 BESLUIT

Als het volume verdubbelt,

.

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?

23 Hoofdstuk 2  Hoe verwerk je meetresultaten?


De massa neemt recht evenredig toe met het volume. Dat betekent dat: • als het volume verdubbelt, ook de massa verdubbelt; • de grafieklijn een halfrechte uit de oorsprong is; • de verhouding van de massa tot het volume constant is. Die constante verhouding _m_ wordt de massadichtheid genoemd. Massadichtheid is een stofeigenschap. V Dat wil zeggen dat elke stof een specifieke massadichtheid heeft. Vul de tabel aan. GROOTHEID MET SYMBOOL

FORMULE

EENHEID MET SYMBOOL

kg ____

_ ρ = _m V

ρ

m3

MASSADICHTHEID VAN STOFFEN BIJ KAMERTEMPERATUUR

2,7

aceton

goud

19,3

alcohol

ijzer

7,85

benzine

ijs

0,91

koolstof: grafiet

10³ kg ______ m³

gasvormig

kg ___ m³

0,79

chloor

3,214

0,789

helium

0,1785

0,66

koolstofdioxide

1,977

ether

0,714

lucht

1,293

2,25

glycerol

1,261

neon

0,9

koolstof: diamant

3,5

kwik

13,6

stikstof

1,251

koper

8,92

olijfolie

0,918

waterdamp

0,809

lood

11,35

water

0,998

waterstof

0,0899

mahoniehout

0,85

zeewater

1,023

zuurstof

1,429

marmer

2,75

zwavelzuur

1,83

platina

21,45

©

zilver

VA N

aluminium

polystyreen

1

vloeibaar

IN

10³ kg ______

vast

1,05 10,5

Bestudeer de tabel met massadichtheden. a

Welke eenheid wordt er gebruikt voor vaste stoffen en vloeistoffen?

b

Welke eenheid wordt er gebruikt voor gassen?

c

Verklaar dat verschil aan de hand van het deeltjesmodel.

24 meten is weten!


2 Zoek in de tabel de massadichtheid van water op. a

kg Noteer in ​​ ___  ​​ . m³

ρ =                = g . b Zet om naar ____ ​​     ​​  cm³

ρ = c

kg Zet om naar ___ ​​   ​​ en rond af tot op een eenheid. l

ρ = 3 Vorm de basisformule om.

b Hervorm nu de basisformule om:

IN

a Geef eerst de basisformule van massadichtheid.

de massa te berekenen als de massadichtheid en het volume gekend zijn.

-

het volume te berekenen als de massadichtheid en de massa gekend zijn.

VA N

-

4 Jarne en Fatima gaan bowlen.

©

a Jarne gebruikt een bowlingbal met een volume van 4,5 dm³ en een massa van 7,5 kg. kg Welke massadichtheid heeft de bal, uitgedrukt in ___ ​​  3  ​​ ? Werk met ‘gegeven’, ‘gevraagd’ en ‘oplossing’. m ​ ​​  ​ Gegeven: Gevraagd:

Oplossing:

b Fatima gooit met een even grote bowlingbal, die gemaakt is uit polystyreen. Welke massa heeft die bowlingbal? Werk met ‘gegeven’,‘gevraagd’ en ‘oplossing’. Gegeven: Gevraagd: Oplossing:

Controle: Is die massa realistisch voor een bowlingbal? ´ Maak oefening 6, 7 en 8.

25 Hoofdstuk 2  Hoe verwerk je meetresultaten?


ONDERZOEK 2

HOEVEEL TIJD HEB JE NODIG OM GLAZEN MET WATER TE VULLEN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat is het verband tussen de tijd die je nodig hebt om een aantal glazen te vullen, en het aantal mensen dat helpt met vullen?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ Als het aantal glazenvullers verdubbelt, wordt de tijd kleiner, maar halveert ze niet. ☐ Als het aantal glazenvullers verdubbelt, halveert de tijd. ☐ Als het aantal glazenvullers groter wordt, wordt de tijd ook groter. ☐ Dat is op voorhand moeilijk te voorspellen.

3 BENODIGDHEDEN

☐ water in grote kannen ☐ 12 bekerglazen van 250 ml

IN

☐ chronometer

4 WERKWIJZE

☐ Eén persoon vult op een rustige manier elk van de twaalf glazen met 20 cl water. ☐ Meet de tijd die daarvoor nodig is.

VA N

☐ Herhaal de proef met twee, drie en vier personen. ☐ Vul de tabel in met je meetgegevens.

☐ Bereken zowel de verhouding als het product van aantal en tijd. ☐ Maak de grafiek van de tijd in functie van het aantal personen. ☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

a

Nauwkeurigheid van de gebruikte chronometer:

©

b Noteer je metingen in de tabel.

AANTAL PERSONEN

26 meten is weten!

_______  ​​   ​​  AANTAL

t (IN s)

AANTAL ∙ t (s)

t (s)

1

2

3

4


c

Maak de grafiek van het aantal personen en de tijd. Gebruik daarvoor het onlinestappenplan.

Bestudeer de metingen in de tabel en op de grafiek. -

Kun je een rechte tekenen door die punten?

-

Wat gebeurt er met de tijd als het aantal personen verdubbelt?

-

Bestudeer de verhouding tussen het aantal en de tijd. Wat merk je?

-

Bestudeer het product van het aantal en de tijd. Wat merk je?

VA N

d

IN

STAPPENPLAN

6 Besluit

.

Š

Als het aantal personen verdubbelt,

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b

Was de hypothese correct?

c

Hoe komt het dat het product niet perfect constant is?

d

Zijn de resultaten recht evenredig? Leg uit.

.

Het aantal personen is omgekeerd evenredig met de tijd. Dat betekent dat: - als het aantal personen verdubbelt, de tijd halveert; - de grafieklijn een kromme of hyperbool is; - het product van het aantal personen en de tijd constant is. ´ Maak oefening 9, 10, 11 en 12.

27 HOOfDstuk 2 HOe VeRweRk Je meetResultAten?


SYNTHESE

GROOTHEDEN OPTIE 1: EEN SCHEMA nauwkeurigheid meetbereik

1 HOE MEET JE GROOTHEDEN? GROOTHEID EN SYMBOOL

EENHEID EN SYMBOOL

MEETINSTRUMENT

massa:

kilogram:

volume:

kubieke meter:

Regelmatige voorwerpen: formule gebruiken Onregelmatige voorwerpen: onderdompelen

(1 l =

)

2 HOE ZET JE GEGEVENS IN EEN TABEL? Bijvoorbeeld: het volume van een blokje hout is 1,0 cm³. Je bepaalt de massa van het blokje met een balans. De balans geeft een waarde aan van 0,92 g.

IN

gemeten grootheid

kolomkop met grootheid en eenheid in symbolen

VA N

gegeven grootheid

3 HOE ZET JE GEGEVENS UIT IN EEN GRAFIEK? 1: verticale as 2: horizontale as

x (km)

1

-

3

Op de horizontale as: en eenheid in symbolen

©

4

3: meetpunten 4: grafieklijn

-

2

t (h)

Op de verticale as: en eenheid in symbolen

4 WAT IS HET VERBAND TUSSEN GROOTHEDEN? VERBAND

Hoe veranderen de getalwaarden van de grootheden?

RECHT EVENREDIG

Als grootheid a

OMGEKEERD EVENREDIG

, grootheid b ook.

Als grootheid a

grootheid b.

a __

​​    ​​ = constant b

Grafiek

a ∙ b = constant

een

een b

meten is weten!

of hyperbool b

a

28

,

a


OPTIE 2: EEN SAMENVATTING MAKEN 1 GROOTHEDEN METEN

-

In de wetenschap kun je informatie verzamelen door metingen te doen. Daarvoor maak je gebruik van meetinstrumenten. Niet alle meetinstrumenten zijn even          .

Bijvoorbeeld: een keukenbalans is in kleinere eenheden verdeeld dan een personenbalans.

Men zegt dat de keukenbalans          is dan de personenbalans.

-

Iets wat je kunt meten, is een          .

-

Achter de getalwaarde van het meetresultaat staat een          . Grootheid en symbool

EENHEID EN SYMBOOL

MEETINSTRUMENT

massa:

kilogram:

volume:

kubieke meter:

Regelmatige voorwerpen: formule gebruiken Onregelmatige voorwerpen: onderdompelen

)

IN

(1 l =

2 GEGEVENS IN EEN TABEL ZETTEN

Wanneer je een nauwkeurig experiment uitvoert, is het belangrijk dat je meerdere gegevens verzamelt.

VA N

De meetgegevens worden dan in een overzichtelijke          gezet. -

De eerste kolom (of rij) is altijd de          grootheid (de grootheid die vooraf gekend is).

-

De tweede kolom (of rij) is de          grootheid (de grootheid die tijdens het experiment gemeten wordt).

t (h)

x (km)

1

55,089

kolomkop met grootheid en eenheid in symbolen

3 GEGEVENS UITZETTEN IN EEN GRAFIEK

©

Om de meetgegevens verder te verwerken en besluiten te trekken of verbanden tussen grootheden te zien, tekent men vaak een grafiek. Een grafiek bestaat uit een          as en een          as. De          grootheid komt op de horizontale as en de          grootheid op de verticale as. De as wordt voorzien van een pijltje en van een grootheid en eenheid. Nadat je de punten hebt uitgezet, verbind je ze ofwel met een rechte lijn (lat), ofwel met een vloeiende lijn of kromme (zonder lat). 4 VERBANDEN TUSSEN GROOTHEDEN

Er zijn twee belangrijke verbanden tussen grootheden. Grootheden kunnen                of                  zijn. Bij -

grootheden: Bij bekom je als grafieklijn altijd een

- is de verhouding tussen de grootheden constant; - nemen de twee grootheden gelijkwaardig toe of af.

grootheden:

-

bekom je als grafieklijn een of hyperbool;

-

is het product van de grootheden constant;

-

zal, als de ene grootheid toeneemt, de andere grootheid gelijkwaardig afnemen.

;

29 Synthese  Grootheden


OPtie 3: een flOwCHARt HEB JE DE GROOTHEDEN AL GEMETEN?

JA

NEE

meet je de hoeveelheid materie? NEE

JA

meet je de ruimte die de materie inneemt?

staan de meetresultaten in een tabel?

JA NEE

JA

De grootheid is

.

De grootheid is

Symbool:

NEE

Andere mogelijke grootheden zijn:

.

Symbool:

De eenheid is

.

De eenheid is

Symbool:

.

Symbool:

Noteer de grootheid in de eerste kolom of rij.

-

Noteer de grootheid in de tweede kolom of rij.

NEE

is de grafieklijn een halfrechte uit de oorsprong?

JA

©

staan de meetgegevens in een grafiek?

meet de grootheden met het geschikte meettoestel.

VA N

-

IN

1 dm3 = 1 l

NEE

JA

is de grafieklijn een hyperbool? JA

NEE

-

Zet de gegeven grootheid op

Er is een

Er is een

-

de as. Zet de gemeten grootheid op

verband tussen de grootheden. - Als de ene grootheid verdubbelt,

verband tussen de grootheden. - Als de ene grootheid verdubbelt,

-

de as. Breng de meetgegevens aan op de grafiek.

de andere grootheid. -

Het van de grootheden is constant.

de andere grootheid. -

De van de grootheden is constant.

er is geen recht evenredig of omgekeerd evenredig verband tussen de grootheden. 30 meten is weten!


CHECK IT OUT

JE MEET, DUS JE WEET 1 Aan de start van dit thema heb je de afmetingen van de klas bepaald met een A4-blad. Vul de tabel in met: - de kolomkoppen met de gegeven en gemeten grootheden, - de gevraagde berekeningen.

0

l (cm)

1

l (cm) ​​  _____________       ​​ aantal A4-bladen

aantal A4-bladen _____________  ​​  ​​

30

10

15

20

25

VA N

30

IN

5

©

2 Maak een grafiek om de verhouding tussen de lengte van het lokaal en het aantal A4-bladen weer te geven.

31 CHECK IT OUT  JE MEET, DUS JE WEET


3 Beantwoord de vragen. a Wat voor een grafieklijn bekom je?

b Duid op de grafiek met een groene pijl het aantal A4-bladen aan dat je nodig had om de lengte van de klas te meten. Lees daarna de lengte van de klas af op de grafiek. c

Bereken de verhouding van de grootheden in kolom 3 en 4. Wat stel je vast? .

d Welk verband bestaat er tussen het aantal A4-bladen en de lengte?

e Hoe kun je de lengte nauwkeuriger bepalen? Verklaar.

Š

VA N

IN

32 meten is weten!


CHECKLIST

JA

NOG OEFENEN

1 BEGRIPSKENNIS

Ik kan voorbeelden opsommen van grootheden en van eenheden.

Ik kan een massa en een volume in symbolen noteren.

Ik kan de nauwkeurigheid en het meetbereik van meetinstrumenten aflezen.

Ik kan de eenheid voor zowel massa als volume omzetten naar een andere eenheid en naar de wetenschappelijke schrijfwijze.

Ik kan de formule van massadichtheid noteren, omvormen en gebruiken in wetenschappelijke vraagstukken.

Ik kan recht evenredige en omgekeerd evenredige verbanden herkennen.

Ik kan voorbeelden opsommen van recht en omgekeerd evenredige verbanden.

IN

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

Ik kan een nauwkeurige massabepaling uitvoeren.

Ik kan een nauwkeurige volumebepaling van voorwerpen uitvoeren.

Ik kan meetgegevens van een experiment op de juiste plaats in tabelvorm noteren.

Ik kan meetgegevens van een experiment in een grafiek tekenen.

Ik kan een hypothese opstellen.

Ik kan zelf een werkwijze opstellen en uitvoeren.

Ik kan uit waarnemingen en metingen besluiten nemen.

Ik kan na het experiment toelichten wat er vlot en minder vlot verliep (evalueren).

©

VA

N

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

Ik kan in groep samenwerken.

Ik toon respect voor de inbreng van anderen.

Ik toon respect voor het materiaal dat ik gebruik.

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

33 CHECK IT OUT  JE MEET, DUS JE WEET


AAN DE SLAG 1 Bekijk de grootheden. a Zet de grootheden om naar de gevraagde eenheid. b Werk in de tweede kolom de omzetting verder uit naar de wetenschappelijk schrijfwijze. - m = 7 kg

=

- m = 0,25 dg - V = 25 l

g - V = 10,25 cl

=

m³ =

=

mg - V = 2 000,25 mm³ =

dm³ =

dm³

=

ml - V = 60 l

=

cm³ =

cm³

- m = 0,004 5 g =

mg - m = 1,5 mg

=

g

=

g

- V = 4 025 dm³ =

m³ - m = 0,020 t

=

g

=

g

=

cm³ =

cm³

- V = 20,25 m³ =

dl - V = 1,5 l

IN

2 Duid aan. a Het symbool voor massa is: ☐ M ☐ kg ☐ l ☐m

c

Massa is een: ☐ grootheid

VA N

b Het symbool voor de hoofdeenheid van volume is: x m³ ☐ V ☐ kg ☐ l ☐

☐ eenheid

3 Wat is de nauwkeurigheid van de volgende meetinstrumenten? 2

3

©

1

°C

4 Finn neemt een bluetoothspeaker mee naar de jeugdbeweging. Bereken welke plaats die speaker inneemt in haar tas. De hoogte van de speaker is 20,0 cm en de diameter is 5,0 cm. Gegeven: Gevraagd: Oplossing:

Controle: Is het volume van die bluetoothspeaker realistisch?

34 meten is weten!

4


5

Bereken de dikte (in cm) van een tablet met een volume van 870 cm³, een hoogte van 25 cm en een breedte van 20 cm. Gegeven: Gevraagd: Oplossing: Controle: Is de dikte van de tablet realistisch?

Bestudeer het etiket van de ketchupfles. a

b

Welke twee grootheden staan er op het etiket vermeld?

kg Bereken de massadichtheid in ___3 van ketchup. m Gegeven:

IN

6

Gevraagd: Oplossing:

VA N

Controle: Is je antwoord realistisch? Vergelijk de bekomen massadichtheid met de massadichtheid van water om te antwoorden.

c

Welk volume heeft 15 g ketchup? Gegeven:

©

Gevraagd:

Oplossing:

Controle: Is je antwoord realistisch?

7

kg De gemiddelde massadichtheid van een mens is 1 050 ___. m³ Bereken het volume in liter van Luca, die een massa van 45 kg heeft. Gegeven: Gevraagd: Oplossing: Controle: Met hoeveel emmers van tien liter komt dat overeen?

35 AAn De slAG meten is weten!


8 Bestudeer de figuur. a

b

Schrap wat niet past - Het volume van stof A is hetzelfde als – groter dan – kleiner dan dat van stof B. - De massa van stof A is hetzelfde als – groter dan – kleiner dan die van stof B. - De massadichtheid van stof A hetzelfde als – groter dan – kleiner dan die van stof B.

A B

Schrijf het verband tussen de volumes, massa’s en massadichtheden van stof A en stof B in symbolen. -

-

stof A:

-

stof B:

Wat zijn de gegeven grootheid en de gemeten grootheid in de volgende experimenten? Vul de tabel in.

VA N

9

Geef een mogelijke combinatie van stof A en B.

IN

c

GEGEVEN GROOTHEID

GEMETEN GROOTHEID

De leerlingen van 2A doen een onderzoek over afkoeling. Ze vullen een bekerglas met warm water en meten de temperatuur om de vijf minuten.

©

Aan een veer worden om de beurt massa’s van 10 g, 20 g, 30 g en 40 g gehangen. Men meet telkens de lengte van de uitrekking van de veer.

10 Welk verband bestaat er in de volgende situaties? OMSCHRIJVING

het aantal snoepjes dat je koopt en de prijs die je betaalt de afstand die je aflegt in een bepaalde tijd, als je met een constante snelheid aan het fietsen bent de tijd die nodig is om een afstand af te leggen, als je met een steeds grotere snelheid wandelt

36 meten is weten!

VERBAND


11 Bestudeer de grafieken en duid aan welk verband er bestaat tussen de grootheden. 3

x (m)

x (m)

2

F (N)

1

l (m)

t (s)

☐ een recht evenredig

☐ een recht evenredig

verband

verband

☐ een omgekeerd evenredig

verband

☐ een recht evenredig

verband

☐ een omgekeerd evenredig

verband

☐ een ander verband

t (s)

☐ een omgekeerd evenredig

verband

☐ een ander verband

☐ een ander verband

IN

12 Noteer bij elke situatie hoe de grootheden veranderen. Gebruik ‘stijgt’, ‘daalt’ of ‘blijft gelijk’. 1

-

-

.

De massa van de lucht in de matras

N

Je ligt op een luchtmatras.

Het volume van de lucht in de matras

2

VA

-

-

©

Je kneedt plasticine tot verschillende vormen.

3

.

De massadichtheid van de lucht in de matras . Het volume van de plasticine .

-

De massa van de plasticine

-

De massadichtheid van de plasticine

. . -

Het volume van de lucht in de fles .

Een duiker gebruikt lucht uit een gasfles.

-

De massa van de lucht in de fles

-

De massadichtheid van de lucht in de fles

. .

4

-

Het volume van het appelsap in het glas .

Je giet appelsap in een glas.

-

De massa van het appelsap in het glas

-

De massadichtheid van het appelsap in het glas

. .

37 Aan de slag   meten is weten!


Doordenker

Je bepaalt het volume, de massa en de massadichtheid van een blokje. Duid alle grafieken aan die een correct verband weergeven. 1

m

ρ

2

m

V ☐

3

VA

ρ ☐

©

´ Verder oefenen? Ga naar

38 meten is weten!

N

ρ

m

IN

4

V


02

WEET WAT JE EET! EET 1.1 wAt is Het VeRsCHil tussen BeweRkte en OnBeweRkte VOeDinGs­ miDDelen?

CHECK IN stARt De DAG iJZeRsteRk!

VERKEN! De VieR B’s?!

1.2 uit welke VOeDinGsstOffen BestAAn OnBeweRkte VOeDinGs­ miDDelen?

IN

HOOFDSTUK 1

wAt liGt eR OP Ons BORD?

N

HOOFDSTUK 2

SYNTHESE

2.2 HOe kun Je Je VOeDinGsPAtROOn AAnPAssen Om te sPORten?

©

2.1 HOe mOet Je De VOeDinGs­ en BeweGinGs­ DRieHOek GeBRuiken?

VA

HOe kun Je een GeZOnDe leVensstiJl nAstReVen?

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

1.3 uit welke VOeDinGsstOffen BestAAn BeweRkte VOeDinGs­ miDDelen?


CHECK IN

START DE DAG IJZERSTERK! Reclame Kies Frosties voor een heerlijk ontbijt: lekkere geroosterde en met suiker geglazuurde cornflakes, die knapperen in je mond. Dankzij Frosties in een evenwichtig ontbijt, in combinatie met zuivel en fruit, zullen kinderen scoren.

FROSTIES ONTBIJTGRANEN ZIJN PERFECT VOOR EEN GOED BEGIN VAN DE DAG: -

een combinatie van koolhydraten, rijk aan vitamines van de B-groep, rijk aan ijzer.

IN

UITDAGING

N

Haal ijzer uit de ontbijtgranen. WAT HEB JE NODIG?

☐ mixer of blender

☐ 0,5 liter water

☐ afsluitbare plastic zak

☐ kom

AAN DE SLAG!

VA

☐ doos ontbijtgranen (met een hoog ijzergehalte)

©

☐ Mix in een kom 100 gram ontbijtgranen met 0,5 liter water tot een homogeen mengsel. ☐ Doe het mengsel in een afsluitbare plastic zak. ☐ Beweeg de magneet dicht en traag over het mengsel in de zak.

WAT GEBEURT ER?

HOE ZIT DAT?

a

Waarom moeten de cornflakes gemixt worden met water?

b

Waarom gebruik je een magneet voor deze scheidingstechniek?

Maar waarom zit er eigenlijk ijzer in ontbijtgranen? En zijn ontbijtgranen zo gezond als de reclame ons belooft? We gaan op onderzoek! 40 weet wAt Je eet!

magneet


VERKEN!

DE VIER B’S?! 1

2

Bestudeer het etiket van de tomatensoep. a

Omcirkel de voedingsmiddelen.

b

Markeer de voedingsstoffen.

Vul op basis van oefening 1 het omschreven begrip aan. -

een product dat je eet of drinkt:

-

een bestanddeel dat we nodig hebben om te leven en dat we rechtstreeks of na vertering uit voeding halen:

Voedingsstoffen en hun functie in ons lichaam: hoe zit dat? Verbind de uitspraken uit de linkerkolom met de verklaringen uit de rechterkolom B

C

D

e

N

A

IN

a

G

H

Zetmeel is een brandstof.

B Kinderen in de groei moeten veel melk drinken.

2

Eiwitten zijn bouwstoffen.

C Bij uitdroging krijg je een gerimpelde huid.

3

Vitamines zijn beschermstoffen.

D Kiwi’s en sinaasappels helpen je om je fitter te voelen.

4

Calcium (mineraal) is een bouwstof.

E

Vegetariërs vervangen vlees door bijvoorbeeld peulvruchten, zodat nieuwe lichaamscellen kunnen groeien.

5

Suiker (glucose) is een brandstof.

Bij darmklachten eet je het best vooral groenten en fruit.

6

Vet is een brandstof.

G Bij een gezond voedingspatroon horen aardappelen, pasta, rijst of brood.

7

Water is een bouwstof.

H Druivensuiker geeft sporters energie voor het sporten.

8

Vezels bevorderen de vertering.

VA

1

F

b

f

A Als je te veel frietjes eet, heb je meer kans op overgewicht.

©

3

Vul de onderstreepte voedingsstoffen uit de rechterkolom aan bij hun soort functie (‘de vier B’s’). -

Brandstoffen:

-

Bouwstoffen:

-

Beschermstoffen:

-

Bevorderen van de vertering:

41 VeRken! De VieR B’s?!


4 Bestudeer de grafiek en beantwoord de vragen.

in rust

tijdens vertering

bij beweging (gemiddeld)

vrouw

Energieverbruik (in

tienermeisje

)

man tienerjongen 0

500

1 000

1 500

2 000

2 500

Vul de eenheid aan in de titel. Kijk daarvoor naar het voedingsetiket uit oefening 1.

b

Waarom hebben we in rust ook energie nodig?

c

Schrap wat niet past en verklaar. - Het energieverbruik in rust is groter / kleiner bij tieners dan bij volwassenen.

4 000

Het energieverbruik tijdens de vertering is vergelijkbaar / sterk verschillend bij tieners en volwassenen.

-

Het energieverbruik bij beweging is groter / kleiner bij tieners dan bij volwassenen.

VA

N

-

Hoe komen we aan de nodige energie?

©

d

3 500

IN

a

3 000

Om te leven, hebben we voedingsmiddelen nodig. Voedingsmiddelen zijn opgebouwd uit voedingsstoffen, en die elk een eigen functie hebben in het lichaam. Daarnaast bevatten sommige voedingsmiddelen vezels. Dat zijn geen voedingsstoffen (ze worden niet opgenomen door het lichaam), maar je hebt ze wel nodig om je darmen goed te laten werken. In het onderstaande schema worden de vier functies (de vier B’s) van voedingstoffen en vezels samengevat: BEVORDEREN VERTERING

VOEDSEL

VEZELS

VOEDINGSMIDDELEN

KOOLHYDRATEN EN VETTEN

BRANDSTOF

VOEDINGSSTOFFEN

EIWITTEN EN WATER

BOUWSTOF

VITAMINES EN MINERALEN ´ Maak oefening 1 en 2.

42 weet wAt Je eet!

BESCHERMSTOF


HOOFDSTUK 1

WAT LIGT ER OP ONS BORD? 1.1 WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN BEWERKTE EN ONBEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN? 1 Bestudeer de voedingsmiddelen. a Duid voor elk voedingsmiddel aan of het bewerkt of onbewerkt is. 2

onbewerkt / bewerkt

onbewerkt / bewerkt

4

onbewerkt / bewerkt

6

7

onbewerkt / bewerkt 8

VA

N

5

3

IN

1

onbewerkt / bewerkt

onbewerkt / bewerkt

onbewerkt / bewerkt

onbewerkt / bewerkt

©

b Schrap wat niet past en vul de tabel aan. BEWERKT VOEDINGSMIDDEL

BEWERKING

groenten in conserven

toevoeging / verwijdering van

witte rijst

toevoeging / verwijdering van

c

Noteer twee eigen voorbeelden met hun bewerking in de tabel.

43 HOOFDSTUK 1  Wat ligt er op ons bord?


2

Met wie ga jij akkoord? Discussieer met je klasgenoten. Verantwoord de keuze die je samen maakt aan de hand van de voorbeelden.

Al het onbewerkte voedsel is gezond.

Al het bewerkte voedsel is ongezond.

Sterk bewerkt voedsel is ongezond.

Š

VA

N

IN

Onbewerkte voedingsmiddelen bevatten alleen van nature voorkomende voedingsstoffen. Bij bewerkte voedingsmiddelen worden er extra stoffen toegevoegd of worden er voedingsstoffen verwijderd. De mate waarin voedingsmiddelen bewerkt zijn, verschilt.

44 weet wAt Je eet!


1.2

Bestudeer de onderstaande grafiek. eiwitten

vezels

koolhydraten

vet

appel appelsap halfvolle melk kikkererwten kipďŹ let rundsvlees spinazie witte rijst zilvervliesrijst 0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Noteer in de tabel welke voedingsmiddelen eiwitten, koolhydraten en vezels bevatten.

b

kOOlHYDRAten

VeZels

VA

eiwitten

N

a

IN

hoeveelheid in gram per 100 gram voedingsmiddel

Verklaar de volgende uitspraken op basis van de voedingsstoffen die het voedingsmiddel bevat. -

Kipfilet is gezonder dan rundsvlees.

-

Een appel is gezonder dan appelsap.

-

Zilvervliesrijst is gezonder dan witte rijst.

-

Kikkererwten zijn volwaardige vleesvervangers.

Š

1

UIT WELKE VOEDINGSSTOFFEN BESTAAN ONBEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN?

c

Waarom zijn melkproducten of -vervangers essentieel in een gezond voedingspatroon?

d

Welke voedingsstoffen zitten er nog meer in de voedingsmiddelen, naast de weergegeven voedingsstoffen?

45 HOOfDstuk 1 wAt liGt eR OP Ons BORD?


1.3 UIT WELKE VOEDINGSSTOFFEN BESTAAN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN? 1 Bestudeer de onderstaande voedingswaarden van verschillende voedingsmiddelen. 1

2

Gemiddelde voedingswaarde

Voedingswaarden

100 g (1 portie – 30 g – RI*) – Energie: 1 464 kJ / 348 kcal (433 kJ / 104 kcal – 5 %) – Vetten: 28 g (8,4 g – 12 %) waarvan Verzadigde vetzuren: 17 g (5,1 g – 26 %) – Koolhydraten: 0 g (0 g – 0 %) waarvan Suikers: 0 g (0 g – 0 %) – Vezels: 0 g (0 g) – Eiwitten: 24 g (7,2 g – 14 %) – Zout: 2,0 g (0,60 g – 10 %) *RI = Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ / 2 000 kcal)

Energie Vet waarvan verzadigd Koolhydraten waarvan suikers Eiwit Zout

KAAS 3

435 kJ / 102 kcal 0,1 g < 0,1 g 23,2 g 22,8 g 1,2 g 1,8 g

KETCHUP 4

Gemiddelde voedingswaarde

Voedingswaardevermelding

Per 100 g

2 135 kJ / 510 kcal

Energie Vetten waarvan verzadigde vetzuren

25,0 g 14,5 g

Koolhydraten waarvan suikers

65,6 g 39,9 g

IN

100 g (1 portie – 30 g – RI*) – Energie: 1 564 kJ / 377 kcal (469 kJ / 113 kcal – 6%) – Vetten: 31 g (9,3 g – 13 %) waarvan Verzadigde vetzuren: 11 g (3,3 g – 16 %) – Koolhydraten: 2,5 g (0,8 g – < 1 %) waarvan Suikers: < 0,5 g (< 0,5 g) – Eiwitten: 22 g (6,6 g – 13 %) – Zout: 2,0 g (0,59 g – 10 %) *RI = Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ / 2 000 kcal) Deze verpakking bevat 5 porties van 30 g.

4,6 g

Eiwitten

0,42 g

Zout

KOEKJES

N

SALAMI

Per 100 g

VA

a Welke voedingsstoffen vind je terug?

b Hoe kun je de hoeveelheid zetmeel bepalen?

c

©

Vul de tabel aan met de hoeveelheid van elke voedingsstof per 100 gram.

46 WEET WAT JE EET!

EIWITTEN

VETTEN

kaas

ketchup

KOOLHYDRATEN

ZOUT

ZETMEEL

SUIKERS

salami

koekjes


Weetje

Koolhydraten: glucose en zetmeel Koolhydraten, ook wel sachariden genoemd, zijn de energieleveranciers in ons lichaam. Naargelang hun grootte kunnen we de koolhydraten onderverdelen in enkelvoudige suikers (monosachariden) en meervoudige suikers (polysachariden).

KOOLHYDRATEN (SACHARIDEN)

MEERVOUDIGE SUIKERS (POLYSACHARIDEN)

= snelle suikers

= trage suikers

Bv. glucose (druivensuiker)

Bv. zetmeel

IN

ENKELVOUDIGE SUIKERS (MONOSACHARIDEN)

VA

Vetten: verzadigd en onverzadigd

N

De grote zetmeelmolecule is een lange keten van aaneengeschakelde glucosemoleculen, waardoor de vertering veel langer duurt dan de vertering van glucose.

Onverzadigde vetten zijn (door de bouw van de moleculen) gezonder dan verzadigde vetten.

Š

Ze zijn noodzakelijk in een gezonde voeding en komen voor in olijfolie, vette vis, avocado’s, noten en zaden.

d

Geef twee redenen waarom er suiker zit in ketchup.

e

Hoe komt het dat er in salami veel eiwitten zitten?

f

Vul de tabel aan met de waarden voor drie andere voedingsmiddelen. Gebruik daarvoor etiketten die je klasgenoten of jijzelf meebrachten.

g

De hoeveelheid voedingsstoffen per 100 gram bepaalt de gezondheidswaarde van een voedingsmiddel. Bekijk de onderstaande tabel met gezondheidswaarden. Kleur daarna bij de onderzochte voedingsmiddelen van opgave c alle ongezonde waarden rood. eiwitten

Vetten

suikeRs

ZOut

< 5 gram is ongezond.

> 10 gram is ongezond.

> 5 gram is ongezond.

> 1,5 gram is ongezond.

47 HOOfDstuk 1 wAt liGt eR OP Ons BORD?


Doordenker

Zijn lightmaaltijden altijd gezonder? Vergelijk het voedingsetiket van een bewerkt voedingsmiddel met de lightvariant ervan. a Wat stel je vast?

b Verklaar.

N

IN

VA

ONDERZOEK

HOE GEZOND ZIJN VERSCHILLENDE DRANKEN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoeveel suiker zit er in bepaalde dranken?

2 HYPOTHESE

©

Noteer de onderstaande dranken bij de overeenkomstige hoeveelheid klontjes suiker in de tabel. appelsap uit brik – chocolademelk uit brik – cola – cola light – cola zero – limonade – melk – sinaasappelsap uit brik – versgeperst appelsap – water

1

2

geen suiker of suikervrij

3

weinig suiker of suikerarm

veel suiker of suikerrijk

48 WEET WAT JE EET!


3 BENODIGDHEDEN

☐ etiketten van cola, cola light, cola zero, limonade, melk, water, appelsap uit brik, sinaasappelsap uit

brik, chocolademelk uit brik ☐ balans ☐ klontje suiker 4 WERKWIJZE

☐ Bestudeer het etiket van de verschillende dranken. ☐ Bestudeer de grafiek voor versgeperst appelsap uit 1.2. ☐ Noteer de hoeveelheid suiker per glas (200 ml) voor elke drank.

5 WAARNEMINGEN

Vul de tabel in. DRANK

COLA

COLA LIGHT

COLA ZERO

LIMONADE

MELK

Aantal klontjes suiker per 200 ml

DRANK

VERS­ GEPERST APPELSAP

WATER

VA

Hoeveelheid suiker in gram per 200 ml

IN

Hoeveelheid suiker in gram per 200 ml

Aantal klontjes suiker per 200 ml

SINAAS­ APPELSAP UIT BRIK

APPELSAP UIT BRIK

N

a

CHOCO­ LADEMELK

c

©

b Bepaal met een balans de massa van een klontje suiker: mklontje =      g Bereken en noteer het aantal klontjes suiker per glas voor iedere drank. Rond af naar volledige klontjes.

aantal klontjes =

6 BESLUIT

Kleur de suikervrije dranken groen, de suikerarme oranje en de suikerrijke rood. cola – cola light – cola zero – limonade – melk – water – versgeperst appelsap – appelsap uit brik – sinaasappelsap uit brik – chocolademelk

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?             c

Wat is de gezondste dorstlesser? Verklaar.

49 HOOFDSTUK 1  Wat ligt er op ons bord?


2

Bestudeer de foto’s. Vul de tabel aan. PRODuCt

tOeGeVOeGDe stOf AAn Het VOeDinGsmiDDel

funCtie VAn Die stOf

1

IN

2

Š

4

VA

N

3

Weetje

Gezond eten? Check de Nutri-Score! De Nutri-Score is een gezondheidslabel dat je kunt terugvinden op voedingsproducten. Aan de hand van een kleurenschaal in combinatie met een letter kun je gezonde producten van minder gezonde producten (uit dezelfde voedingscategorie) onderscheiden. De kleur en letter van de Nutri-Score worden bepaald door een formule die de positieve eigenschappen (gehalte aan eiwitten, vezels, fruit, groenten en noten) koppelt aan de negatieve eigenschappen (gehalte aan energie, suikers, verzadigde vetten en zout). Op basis van de Nutri-Score verkies je dus het best producten met een donkergroen A-label (beste gezondheidswaarde) boven producten met een rood E-label (slechtste gezondheidswaarde).

50 weet wAt Je eet!


Hieronder staan enkele voorbeelden van Nutri-Scores. 2

3

4

5

6

7

8

Vul de tabel aan met voorbeelden en licht toe.

IN

a

1

tOeliCHtinG

VA

Ik verwacht een goede Nutri-Score bij …

N

VOeDinGsmiDDel

Ik verwacht een slechte Nutri-Score bij …

Ik ben verwonderd over de goede Nutri-Score van …

©

3

Ik ben verwonderd over de slechte Nutri-Score van …

b

Hoe komt het dat de Nutri-Score niet altijd overeenstemt met je verwachtingen?

Bewerkte voedingsmiddelen bevatten naast voedingsstoffen ook toegevoegde stoffen. Het aantal, de soort en de hoeveelheid toegevoegde stoffen bepalen de voedingswaarde (= de hoeveelheid van de verschillende voedingsstoffen per 100 g) en de gezondheidswaarde (= de voedingswaarde vergeleken met aanbevolen waarden) van het voedingsmiddel. ´ Maak oefening 3 en 4.

51 HOOfDstuk 1 wAt liGt eR OP Ons BORD?


HOOFDSTUK 2

HOE KUN JE EEN GEZONDE LEVENSSTIJL NASTREVEN? 2.1 HOE MOET JE DE VOEDINGS- EN BEWEGINGSDRIEHOEK GEBRUIKEN? 1 Hoe gezond leef jij? Doe de verschillende testen bij het onlinelesmateriaal. Bespreek je resultaten met de klas.

a Welke resultaten komen overeen met je verwachtingen? DOE DE TEST!

b Door welke resultaten ben je verrast?

TIEN TIPS

©

VA

N

IN

2 Bekijk via het onlinelesmateriaal de tien tips bij de voedingsdriehoek. Vul de tabel aan.

DIT DOE IK AL:

Wat is gezond eten?

Hoe kun je gezond eten?

Hoe ga je om met voedings­ middelen uit de restgroep?

52 WEET WAT JE EET!

DIT WIL IK PROBEREN:


3

Bekijk via het onlinelesmateriaal de acht tips bij de bewegingsdriehoek.

ACHT TIPS

Dit wil ik PROBeRen:

IN

Dit DOe ik Al:

VA

N

Drie uitgangspunten vormen de wetenschappelijke basis voor de voedingsdriehoek: - Eet in verhouding meer plantaardige dan dierlijke voeding. - Vermijd sterk bewerkte voeding zo veel mogelijk. - Verspil geen voeding en matig je consumptie. Drink bovendien vooral water.

4 Bestudeer de verpakking van een Kinder Bueno.

©

Voedingswaarde Portiegrootte Energie

Vet Verzadigd vet Koolhydraten Suiker Vezels Eiwitten Natrium

1 reep (21,5 g)

Per portie

RI*

515 kJ 123 kcal 8g 3,7 g 10,6 g 8,9 g 0,4 g

6% 11 % 19 % 4% 10 %

2g

4%

0,023 mg

*Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ / 2 000 kcal)

Weetje

Op heel veel voedingsmiddelen worden de voedingsstoffen uitgedrukt per portie. De portie is meestal een stuk kleiner dan je zou denken. Enkele voorbeelden: - pizza (standaard 350 g): 250 g - ontbijtgranen (kommetje 100 g): 30 g - chips (klein zakje 45 g): 28 g

a

Waarom zou je kunnen denken dat dit een gezond voedingsmiddel is ?

b

Waarom behoort het op basis van de voedingswaarde toch tot de restgroep?

c

Hoe groot is één portie Kinder Bueno? 53 HOOfDstuk 2 HOe kun Je een GeZOnDe leVensstiJl nAstReVen?


5 Bestudeer het eetdagboek van Dennis op twee schooldagen.

- witte boterham met kaas - witte boterham met chocopasta - glas fruitsap

- ongezouten notenmix

TIPS

- cornflakes met yoghurt - banaan - glas chocomelk

TUSSENDOOR AVONDMAALTIJD

- vegetarische wokschotel - chocomousse - twee glazen water

TUSSENDOOR

- kommetje chips

- koek

- drie witte boterhammen met kaas - snoep­tomaatjes - glas water

- appel

VA

IN

- appel

- drie witte boterhammen met hesp - glas water

TIPS

LUNCH

DINSDAG

N

TUSSENDOOR

ONTBIJT

MAANDAG

Š

- spaghetti bolognese - glas water

- glas cola

a Markeer aan de hand van de voedingsdriehoek de gezondere voedingsmiddelen in het groen, de minder gezonde in het oranje en de restgroep in het rood. b Geef drie algemene tips aan Dennis om een gezonder voedingspatroon na te streven. -

-

-

54 WEET WAT JE EET!


c

Geef per dag tips om drie maaltijden met een kleine verandering gezonder te maken.

d De spaghetti bolognese die dinsdagavond op het menu stond, was vers bereid. Waarom is dat beter dan een bereide saus uit de winkel? -

-

6 Marlou houdt via een app een eetdagboek bij. Bestudeer haar maaltijden op zaterdag en zondag.

ZATERDAG Energie: 1 659 kcal

ZONDAG Energie: 1 517 kcal Ontbijt 183 kcal 47 kcal 230 kcal

Croissant Kaas, 30+, jong belegen Pistolet, wit Chocoladehagelslag, puur

161 kcal 57 kcal 124 kcal 67 kcal 409 kcal

Lunch Softijs

144 kcal 114 kcal

Sushi met zout Cola

Avond

Biefstuk, bereid met zout Aardappelschijven, bereid met zout Champignons, gebakken

27 kcal 285 kcal

©

Tussendoor Snoepje

198 kcal 57 kcal 17 kcal 0 kcal 272 kcal

Appelflap

Avond

VA

Lunch

Kaiserbroodje Kaas, 30+, jong belegen Kalkoenfilet Groene thee

N

Meergranenbrood Gerookte kipfilet

IN

Ontbijt

Salami (droge worst) Groene thee Water Water Stokbrood met kruidenboter Rode wijn Chips

76 kcal 163 kcal 0 kcal 0 kcal 0 kcal 319 kcal 123 kcal 54 kcal 735 kcal

Tussendoor Groene thee Water Bokkenpootje

ZATERDAG Ik begin de dag met mijn challenges en ontbijt daarna met twee meergranenbroodjes met kipfilet. ’s Middags ga ik gezellig op bezoek bij vrienden. Ik snoep mee met de droge worst en ga daarna naar mijn ouders. Daar eten we lekkere biefstuk, met vooraf stokbrood met kruidenboter. ’s Avonds neem ik een groot glas rode wijn en een handje chips.

131 kcal 361 kcal 492 kcal 560 kcal 105 kcal 665 kcal 0 kcal 0 kcal 88 kcal 88 kcal

ZONDAG We logeerden bij m’n ouders. ’s Ochtends ga ik twintig minuten roeien op de roeimachine. We rijden na het ontbijt (twee kaiserbroodjes) terug naar Groningen. We gaan klussen op kantoor en hebben geen tijd om uitgebreid te lunchen. Bij Ikea neem ik een softijsje en kopen we appelflappen, waarvan ik er een eet. Tijdens het klussen bestellen we sushi. Ik eet zeven stukjes met een cola erbij. Dat is meteen het enige frisdrankmomentje deze week. Verder drink ik alleen groene thee en water. Daarna ga ik nog lekker sporten (challenges en cardio).

Bron: www.followfitgirls.com

55 HOOFDSTUK 2  HOE KUN JE EEN GEZONDE LEVENSSTIJL NASTREVEN?


a Beoordeel de app waarmee de schema’s gemaakt zijn. -

Positief:

-

Negatief:

b Kleur de sterk bewerkte voedingsmiddelen uit de restgroep rood. c

Geef minstens drie tips aan Marlou om een gezondere levensstijl na te streven.

©

VA

N

IN

´ Maak oefening 5 en 6.

56 WEET WAT JE EET!


2.2 HOE KUN JE JE VOEDINGSPATROON AANPASSEN OM TE SPORTEN? ONDERZOEK

WELKE SNACK EET OF DRINK JE HET BEST VOOR EEN SPORTACTIVITEIT? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Welke voedingsstoffen zitten er altijd in een sportsnack?

2 HYPOTHESE

Ik denk dat .

3 BENODIGDHEDEN

☐ etiketten van volkorenpasta, druivensuiker, een sportdrank, een energiedrank

4 WERKWIJZE

☐ Lees de voedingsetiketten of zoek voor elk voedingsmiddel de voedingswaarden op.

IN

☐ Noteer de energiewaarde en de hoeveelheid koolhydraten, suiker en cafeïne per 100 gram. ☐ Zoek op hoe groot een portie is voor elke snack.

☐ Noteer de energiewaarde en de hoeveelheid koolhydraten, suiker en cafeïne per portie. ☐ Bestudeer je waarnemingen.

N

5 WAARNEMINGEN

VA

ENERGIE (kcal)

per 100 gram

©

volkorenpasta

per portie

KOOLHYDRATEN

TOTAAL (g)

per 100 gram

per portie

CAFEÏNE (mg)

SUIKERS (g) per 100 gram

per portie

per 100 gram

per portie

banaan

druivensuiker

sportdrank

energiedrank

6 BESLUIT

Antwoord op de onderzoeksvraag.

57 HOOFDSTUK 2  HOE KUN JE EEN GEZONDE LEVENSSTIJL NASTREVEN?


7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?             c

Over welke resultaten ben je verwonderd?

d Welk voordeel hebben bananen en volkorenpasta?

e

Welk nadeel hebben energiedrankjes?

IN

Doordenker

Waarom is het ook zinvol om een sportdrank te drinken na het sporten? Bestudeer het etiket.

N

VA

1 Bestudeer de grafiek en beantwoord de vragen.

b Hoe zie je dat?

gemeten bloedglucose in mg/dl

©

a Welk voordeel van Dextro-Energytabletten ten opzichte van bananen wordt hier benadrukt?

180

120 100 80

0

Wanneer eet je het best de banaan of de druivensuiker?

d Hoe zie je dat?

58 WEET WAT JE EET!

Banaan

140

c

Dextro-Energy-tabletten

160

5

10

15

30

45

tijd in minuten

60

90

120


Druivensuiker kan een sporter snel voorzien van energie. a

Vul de formule aan op basis van je waarnemingen bij het onderzoek op p. 57.

tijd =

b

energie uit twee tabletjes druivensuiker energieverbruik/minuut

=

In de tabel hieronder staat het gemiddelde energieverbruik per minuut voor drie sporten. Noteer voor elke sport hoelang het duurt om twee tabletjes druivensuiker te verbruiken. Gebruik daarvoor de formule uit opgave a. eneRGieVeRBRuik minuut

8,7

joggen

10,5

dansen

6,0

tpasta (min)

IN

voetballen

tdruivensuiker (min)

Noteer voor de drie sporten hoelang het duurt om één portie (125 g) volkorenpasta te verbruiken. Gebruik daarvoor de gegevens uit het onderzoek op p. 57. Pas dan de formule aan voor volkorenpasta. energie uit 125 g volkorenpasta energieverbruik/minuut

=

VA

tijd =

N

c

energieverbruik/minuut

energieverbruik/minuut

d

Hoe komt het dat je toch langer kunt sporten nadat je volkorenpasta hebt gegeten?

e

Verklaar de eetgewoontes van onze kampioenen.

©

2

-

Remco Evenepoel eet als ontbijt pasta met bruine suiker.

-

Nafi Thiam eet een banaan net voor het hoogspringen.

Om te sporten, heb je extra energie en water nodig. Je eet het best licht verteerbare maaltijden met extra volkorenproducten en fruit. Voor sommige sporten (zoals hoogspringen, sprinten, tennis …) kun je dat aanvullen met druivensuiker. Na het sporten kan een sportdrank de verbruikte mineralen aanvullen. ´ Maak oefening 7, 8 en 9.

59 HOOfDstuk 2 HOe kun Je een GeZOnDe leVensstiJl nAstReVen?


SYNTHESE

VOEDING een minDmAP

VOEDING

VOeDinGsmiDDelen

1

GeZOnDe leVensstiJl

onbewerkt

1

variatie

IN

bouwstoffen

vooral

©

VA

N

voedingsmiddelen

focus op en

2

dagelijks 2

bewerkt sporten

extra stoffen kleurstoffen bewaarmiddelen vitamines, cafeïne, zout ... ongezonder op basis van ... hoeveelheid extra stoffen soorten extra stoffen

60 weet wAt Je eet!

extra water lichte maaltijden extra energie voor het sporten


CHECK IT OUT

START DE DAG IJZERSTERK! We kijken opnieuw naar de ontbijtgranen die we op p. 40 hebben onderzocht.

1 Welke voedingsstoffen zitten er in Frosties? 2 Waarom zit er ijzer in Frosties? 3 Hoeveel ijzer zit er in Frosties? Schrijf op de gevraagde manieren. m =      mg =      g =      ∙ 10    g

IN

4 Hoeveel Frosties moet je eten om de nodige hoeveelheid ijzer op te nemen?

a Waar lees je iets af over de nodige hoeveelheid?

N

Hoeveel gram Frosties moet je eten om de ADH ijzer op te nemen?

©

c

VA

b Hoeveel porties Frosties moet je eten om de ADH ijzer op te nemen?

d Bereken het aantal klontjes suiker (van 3 gram) dat je zou opnemen als je enkel uit Frosties de ADH ijzer haalt.

5 Geef twee onbewerkte voedingsmiddelen die ijzer bevatten. 6 Kijk opnieuw naar de verpakking en de reclame op p. 40.

Verklaar deze titel van een artikel op de website Het Beleg van Antwerpen: Frosties beschuldigd van valse reclame: ‘Bijna geen tijgervlees terug te vinden’.

61 Check it out  Start de dag ijzersterk!


NOG OEFENEN

• Ik kan de begrippen ‘voedingsmiddelen’ en ‘voedingsstoffen’ omschrijven.

• Ik kan de voedingsstoffen opsommen.

• Ik kan voorbeelden opsommen van voedingsmiddelen die bepaalde voedingsstoffen bevatten.

• Ik kan het verschil tussen bewerkte en onbewerkte voedingsmiddelen omschrijven.

• Ik kan toelichten waarom sterk bewerkte voedingsmiddelen ongezond zijn.

• Ik kan een voedingsetiket interpreteren.

• Ik kan een (on)gezond voedingspatroon omschrijven.

• Ik kan een (on)gezonde levensstijl omschrijven.

• Ik kan een (on)gezond voedingspatroon herkennen.

IN

1

JA

• Ik kan een ongezond voedingspatroon verbeteren.

• Ik kan de opgenomen en verbruikte energie berekenen.

• Ik kan verbeteringen aan mijn levensstijl omschrijven.

N

CHECKLIST

• Ik kan gezonde voedingskeuzes voor sportactiviteiten toelichten.

• Ik kan informatie (teksten, voedingsetiketten, grafieken …) interpreteren.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese formuleren.

• Ik kan gerichte waarnemingen uitvoeren.

• Ik kan via waarnemingen het besluit afleiden.

• Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

• Ik kan een onderzoek of opdracht mondeling voorstellen aan de klas.

• Ik kan de antwoorden noteren in volzinnen.

BEGRIPSKENNIS

©

VA

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

62 WEET WAT JE EET!


AAN DE SLAG 1 Welke voedingsstoffen worden benadrukt bij de onderstaande groenten en stukken fruit? Vul de tabel aan.

Aardbeien bevatten veel vitamine C. Van de populairste fruitsoorten bevatten alleen kiwi’s meer vitamine C.

Laad je lichaam op met deze superingrediënten: zoete aardappel, bananen, appels, sinaasappels, spinazie en bonen.

Nog een geweldig tussendoortje zijn pistachenoten. Zij bevatten bijna vier keer zoveel ijzer als andere noten.

N

IN

Broccoli is de enige echte supergroente: hij bevat veel vitamine C, A, K, B2, B6 en foliumzuur, en mineralen zoals ijzer, kalium, calcium en magnesium. Tot slot is broccoli de meest vezelrijke groente.

aardbei

VOEDINGSSTOFFEN

VA

VOEDINGSMIDDEL

FUNCTIE

zoete aardappel

broccoli

-

-

-

-

-

-

©

pistachenoten

2 Verklaar de uitspraken. -

Soep is alles in één: lekker, licht, voedzaam en gezond.

-

Een eenzijdig fastfooddieet kan leiden tot ondervoeding.

63 Aan de slag  weet wat je eet!


3 Zijn de volgende uitspraken juist of fout? Verklaar. a Een voedingsmiddel levert precies één voedingsstof.

b De nodige hoeveelheid van elke voedingsstof is persoonsgebonden.

c

Vers gemaakte fruitsla is een bewerkt voedingsmiddel.

d Snoepgoed kan gezond zijn door de extra stoffen die toegevoegd worden.

IN

e Voor een sportactiviteit kun je de nodige energie uit onbewerkte voedingsmiddelen halen.

N

VA

4 De supermarkt heeft een heel groot aanbod aan voedingsmiddelen.

©

a Hoeveel procent van de voedingsmiddelen in de supermarkt is volgens jou bewerkt? ☐ 10 % ☐ 10-30 % ☐ 50 % ☐ 60-80 % ☐ 100 %

b Geef drie voorbeelden van gezonde bewerkte voedingsmiddelen.

c

Geef drie voorbeelden van (heel) ongezonde bewerkte voedingsmiddelen.

d Waarom verwerken (sommige) producenten weinig groenten in bereide maaltijden?

e Hoe kun je een gezonde keuze maken in de supermarkt?

64 WEET WAT JE EET!


5

Bestudeer de krantenkop en beantwoord de vragen.

JONGEREN DRINKEN HELFT MINDER GESUIKERDE FRISDRANK

‘Liter cola zero per dag is óók ongezond’ Bron: www.standaard.be (17 september 2019)

Geef twee redenen waarom het gebruik van gesuikerde frisdrank gehalveerd is.

b

Hoe kan cola zero toch ongezond zijn?

IN

Bestudeer de slogan van de warme bakkers.

VA

N

d o o f r Supe EIWITTEN

MINERALEN

©

6

a

VEZELS

VITAMINES a

Waarom kun je bruin brood inderdaad een ‘superfood’ noemen?

b

Geef drie andere voedingsmiddelen die horen bij een gezond ontbijt.

c

Waarom sla je het ontbijt beter niet over?

65 AAn De slAG weet wAt Je eet!


7

Beschrijf de twee kenmerken van een gezonde levensstijl aan de hand van de figuren. 1

2

Energie in

Energie uit Verbranding & beweging

Eten & drinken

Bij een gezonde levensstijl

8 Melanie maakt zich klaar voor de voetbaltraining. Wat eet ze het best? Verklaar.

b

Wat drinkt ze het best? Verklaar.

c

Welk voedsel kan ze beter vermijden? Verklaar.

9

Š

VA

N

a

IN

Bij een gezonde levensstijl

Bijna dagelijks verschijnen er berichten over (on)gezonde voeding. a

Zoek een recent artikel over (on)gezonde voeding.

b

Verwerk dat artikel met behulp van de volgende vragen. - Waarover gaat het artikel? - Waarom koos je dat artikel? - Welke nieuwe informatie haal je uit het artikel? - Hoe ga je de nieuwe informatie gebruiken om een gezonde levensstijl te ontwikkelen?

c

Stel je artikel creatief voor aan de klas. Maak daarvoor een informatieposter, een illustratieve poster, een filmpje of een andere creatieve voorstelling.

´ Verder oefenen? Ga naar

66 weet wAt Je eet!


IN het KLEIN! CHECK IN mAAk Je eiGen YOGHuRt!

VERKEN! wAt ZiJn miCRO­ ORGAnismen?

IN

HOOFDSTUK 1

HOe Zie Je miCRO­ ORGAnismen?

N

HOOFDSTUK 2

VA

welke effeCten HeBBen miCRO­ ORGAnismen in Het DAGeliJks leVen?

©

SYNTHESE

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

03


CHECK IN

MAAK JE EIGEN YOGHURT! UITDAGING

Maak je eigen yoghurt. WAT HEB JE NODIG?

☐ 400 ml melk ☐ 2 thermossen ☐ 2 kommetjes

eetlepel yoghurt ☐ thermometer ☐ eetlepel

hittebestendig bekerglas (500 ml) ☐ kookplaat ☐

AAN DE SLAG!

☐ Giet 400 ml melk in een hittebestendig bekerglas. ☐ Verwarm de melk op een kookplaat.

IN

☐ Meet de temperatuur van de melk met een thermometer.

☐ Haal het bekerglas van het vuur als de temperatuur van de melk 40 °C is. ☐ Giet de helft van de melk over in een thermos.

☐ Roer één eetlepel yoghurt door de overige warme melk in het bekerglas. ☐ Sluit beide thermossen goed af.

N

☐ Giet het mengsel van yoghurt en melk in een andere thermos. ☐ Laat beide thermossen één dag staan op kamertemperatuur.

VA

☐ Zet daarna de thermossen in de koelkast.

☐ Giet na afkoeling de inhoud van de twee thermossen in twee aparte kommetjes. ☐ Noteer wat je ziet en proef.

a

b

©

WAT GEBEURT ER?

1

2

thermos 1 (zonder yoghurt): Na een dag .

thermos 2 (met yoghurt): Na een dag . zonder yoghurt

HOE ZIT DAT?

a

Kan de melk ook zonder de toevoeging van yoghurt na verwarming omgezet worden tot yoghurt?

b

Welke stof is dus belangrijk om melk om te zetten tot yoghurt?

Wat zit er in yoghurt dat we nodig hebben om van melk yoghurt te maken? We gaan op onderzoek! 68 in Het klein!

met yoghurt


VERKEN!

WAT ZIJN MICRO-ORGANISMEN? Bekijk enkele etiketten van yoghurt. a

Wat is het gemeenschappelijke ingrediënt?

b

Zoek op het internet een synoniem voor dat ingrediënt.

1

IN

3

N

2

VA

Ingrediënten: Magere yoghurt* met levende fermenten. *afkomstig van biologische landbouw / Ingrédients: Yaourt* maigre aux ferments vivants. *issus de l’agriculture biologique / Zutaten: Magerjoghurt* mit lebenden Bakterienkulturen. *aus ökologischer Landwirtschaft / Ingredients: Low-fat yogurt* with live cultures. *from organic farming / Ingredientes: Yogur* desnatado con cultivos vivos. *proveniente de la agricultura biológica / Ingredientes: Iogurte* desnatado com fermentos vivos. *proveniente de agricultura biológica

©

1

c

Wat weet je al over bacteriën? Vul de mindmap aan.

BACTERIËN

Bacteriën, maar ook schimmels en algen, behoren tot de groep van de micro-organismen micro-organismen. Die organismen zijn te klein om met het blote oog te worden gezien. De wetenschap die zich voornamelijk bezighoudt met micro-organismen, noemen we de microbiologie microbiologie.

69 VeRken! wAt ZiJn miCRO­ORGAnismen?


2 Vul de tabel in. a Schrijf bij elke foto de juiste naam van het micro-organisme. Kies uit: bacterie – alg – schimmel b Geef een voorbeeld van dat micro-organisme. Geef een toepassing uit het dagelijks leven. FOTO

1

2

NAAM

VOORBEELDEN

micro-algen

voedingssupplement

3a

N

VA

©

3b

TOEPASSING

IN

c

´ Maak oefening 1, 2 en 3.

Weetje

Als er weinig of geen stroming op een waterloop of vijver zit, bestaat bij warm weer de kans dat er blauwalgen beginnen te bloeien. Die vormen een blauwgroene, soms roodbruine, olieachtige laag op het water. Bij contact via de mond of de huid honderd keer vergroot kunnen er zowel bij dieren als bij mensen gezondheidsklachten ontstaan, zoals diarree, braken, irritatie van de ogen, huid- en hoofdpijn, allergische reacties en astma. Maar wist je dat blauwalgen eigenlijk geen algen zijn? Het zijn namelijk bacteriën (cyanobacteria).

70 IN het KLEIN!


HOOFDSTUK 1

HOE ZIE JE MICRO-ORGANISMEN? Micro-organismen zijn veel te klein om met het blote oog waargenomen te worden. Aan de hand van twee onderzoeken gaan we op zoek naar hulpmiddelen om ze wel zichtbaar te maken.

ONDERZOEK 1

HOE KUNNEN WE MICRO-ORGANISMEN WAARNEMEN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Met welk meetinstrument kunnen we micro-organismen zichtbaar maken?

2 HYPOTHESE

IN

3 BENODIGDHEDEN ☐ hooicultuur ☐ water ☐ flesje

N

☐ dekglaasje ☐ voorwerpglas ☐ druppelpipet

4 WERKWIJZE

a

VA

☐ microscoop

Maak een preparaat.

☐ Doe met een pipet een druppel water van de hooicultuur in het midden van het voorwerpglas.

©

☐ Leg het dekglaasje voorzichtig op de druppel water.

b Bekijk het preparaat. ☐ Bekijk het preparaat met het blote oog, terwijl je het naar het licht houdt. ☐ Bekijk nu het preparaat onder een microscoop. Bekijk de instructievideo over de werking van de microscoop. ☐ Ruim de werktafel op. 5 WAARNEMINGEN

a

Wat zie je met het blote oog?

BEKIJK INSTRUCTIE­ VIDEO

b Kun je met het blote oog micro-organismen zien?

c

Wat zie je met de microscoop?

d Teken in de cirkel het beeld met potlood.

vergroting:             ×             71 Hoofdstuk 1  Hoe zie je micro-organismen?


Doordenker

a Hoeveel keer vergroot de microscoop het beeld? -

De bovenste lens van de microscoop (of het oculair) vergroot             .

-

De onderste lens van de microscoop (of het objectief) vergroot             .

De vergroting van een microscoop wordt genoteerd als: de vergroting van het oculair × de vergroting van het objectief b Noteer onder je tekening op p. 71 de vergroting die je gebruikt hebt om de micro-organismen waar te nemen. Gebruik daarvoor de bovenstaande afspraak. c Een micro-organisme van 0,010 mm (onzichtbaar met het blote oog) wordt dus             keer groter waargenomen met behulp van de microscoop: 0,010 mm ×              =             (zichtbaar).

IN

6 BESLUIT

N

7 REFLECTIE

VA

a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat b Was de hypothese correct?

Doordenker

72 IN het KLEIN!

©

Bij alle planten die lang in water zitten (denk aan bloemen in een vaas), ontwikkelen zich microorganismen. Hoe merk je dat?

.


ONDERZOEK 2

HOE KUNNEN WE MICRO-ORGANISMEN LATEN UITGROEIEN TOT ZICHTBARE KOLONIES? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat gebeurt er met micro-organismen als ze voeding krijgen?

2 HYPOTHESE

Duid aan. Micro-organismen die voeding krijgen: ☐ worden groter. ☐ zijn in aantal vermeerderd. ☐ zijn onveranderd gebleven. ☐ zijn verdwenen.

3 BENODIGDHEDEN

☐ petrischaal met voedingsbodem ☐ wattenstaafje ☐ druppelpipet ☐ microscoop ☐ voorwerpglas

IN

☐ dekglaasje ☐ plakband ☐ pen

N

4 WERKWIJZE

Tip

VA

Wat zit er allemaal in een voedingsbodem?

Je kunt op verschillende manieren een voedingsbodem maken. Dat is afhankelijk van welke microorganismen je wilt kweken. De voedingsbodem moet in elk geval voeding leveren aan de microorganismen. De voedingsbodem die wij gebruiken, bestaat uit water, gelatinevelletjes, runderbouillon en suiker. Verzamel micro-organismen. ☐ Maak het wattenstaafje vochtig. ☐ Veeg met het wattenstaafje over een plaats waar er volgens jou veel micro-organismen aanwezig zijn. Elke groepje kiest een andere plaats of een ander object.

©

a

b Geef de micro-organismen voeding. ☐ Open zo kort mogelijk het deksel van de petrischaal. ☐ Zet de micro-organismen over op de voedingsbodem, zonder ze te beschadigen. Doe dat door er heel zachtjes met het wattenstaafje over te vegen. ☐ Sluit de petrischaal zo snel mogelijk, zodat er geen contaminatie is van bacteriën uit de lucht. ☐ Plak de petrischaal dicht met plakband. ☐ Schrijf op het stuk plakband de plaats of het object waar je de micro-organismen verzameld hebt. ☐ Laat de petrischaal zeven dagen ondersteboven staan op een droge, warme en schaduwrijke plaats. c

Bestudeer de micro-organismen. ☐ Kijk met het blote oog en met de microscoop naar de micro-organismen. ☐ Vergelijk de micro-organismen op jouw voedingsbodem met die van de andere groepjes van de klas. ☐ Ruim de werktafel op.

73 Hoofdstuk 1  Hoe zie je micro-organismen?


5 WAARNEMINGEN

a

Wat zie je met het blote oog?

b Zie je micro-organismen?

c

Wat zie je met de microscoop?

d Teken in de cirkel het beeld met potlood. e

Noteer bij je tekening de vergroting die je gebruikt hebt.

vergroting:            ×             Vergelijk de kolonies/micro-organismen op jouw petrischaal met die van je klasgenoten. - Welke gelijkenis is er?

Welk verschil is er?

6 BESLUIT

VA N

-

IN

f

7 REFLECTIE

©

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

a De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b Was de hypothese correct?

c

Op welke plaatsen zijn er veel micro-organismen?

74 IN het KLEIN!

.


Als een eencellig micro-organisme, zoals een bacterie of gistcel, voldoende voeding krijgt, zal de cel eerst groeien en zich daarna in tweeën delen. De tijdsduur waarin dat gebeurt, noemen we de verdubbelingstijd verdubbelingstijd.

schimmelsoort (aspergillus) die aanwezig is in hooi en compost

©

VA N

bifidobacterie die aanwezig is in de darmflora

IN

Die tijdsduur is sterk afhankelijk van het soort microorganisme en de groeicondities. Zo hebben de meeste bacteriën een verdubbelingstijd van een tot drie uur. Sommige bacteriën delen al na tien minuten, terwijl andere soorten er enkele dagen over doen.

bakkersgist, biergist of wijngist

´ Maak oefening 4, 5 en 6.

75 HOOfDstuk 1 HOe Zie Je miCRO­ORGAnismen?


Doordenker

E. coli, een darmbacterie, heeft een verdubbelingstijd van twintig minuten. Na twintig minuten is één cel gedeeld in twee cellen (= 21). Na veertig minuten zijn er vier cellen (22). Na zestig minuten zijn die vier cellen gedeeld in acht cellen (= 23). Daarna delen die acht cellen zich in zestien (= 24) …

20 min 40 min

a

Hoeveel E. coli-bacteriën zijn er na tien delingen? 60 min

b

Hoeveel E. coli-bacteriën zijn er na twintig delingen?

c

Vul de tabel aan. Maak een grafiek waarin je het aantal micro-organismen uitzet in functie van de tijd. Gebruik het onlinestappenplan ‘grafieken’.

IN

d

t (min)

0

AAntAl miCRO­ ORGAnismen

1

20 40 60

©

VA N

STAPPENPLAN

80 100 120 140 160 180 200

e

Duid het juiste grafische verband aan tussen de grootheden ‘tijd’ en ‘aantal micro-organismen’. ☐ recht evenredig ☐ omgekeerd evenredig ☐ een ander verband

f

Omschrijf het verloop van de punten die je getekend hebt.

Dat type van groei in functie van de tijd noemen we exponentiële groei.

76 in Het klein!


HOOFDSTUK 2

WELKE EFFECTEN HEBBEN MICROORGANISMEN IN HET DAGELIJKS LEVEN? 1 In de tabel vind je enkele afbeeldingen van plaatsen waar micro-organismen aanwezig zijn. a Wat gebeurt er op de foto door de aanwezigheid van micro-organismen? Noteer dat in de middelste kolom. b Heeft het micro-organisme een positief of een negatief effect? Kleur de juiste smiley. PLAATS MET MICRO-ORGANISMEN

1

WAT GEBEURT ER?

SOORT EFFECT?

2

VA N

IN

Het water wordt biologisch gezuiverd door actief slib (bacteriën).

©

3

4

5

77 Hoofdstuk 2  WELKE EFFECTEN HEBBEN MICRO- ORGANISMEN IN HET DAGELIJKS LEVEN?


Welke effecten micro-organismen hebben in het dagelijks leven, bepaalt vaak of ze gewenst of ongewenst zijn. In de volgende drie onderzoeken zullen zowel positieve als negatieve effecten van micro-organismen aan bod komen.

ONDERZOEK 1

WAAROM GEBRUIKEN WE GIST OM BROOD TE BAKKEN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Welk effect heeft gist op het brooddeeg?

2 HYPOTHESE

Noteer een hypothese.

3 BENODIGDHEDEN

☐ keukenbalans

☐  8 koffielepels suiker

☐ thermometer

☐ koffielepel

☐  2 erlenmeyers (250 ml)

☐ roerstaaf

☐  2 ballonnen

☐ 300 ml water met een temperatuur van 40 °C

4 WERKWIJZE

IN

☐ zakje droge gist (7 g)

☐ papier

VA N

☐ Maak de twee ballonnen op voorhand soepel door ze enkele keren op te blazen en opnieuw leeg te laten

lopen.

☐ Warm in een bekerglas 300 ml water op tot een temperatuur van 40 °C. ☐ Weeg op een papiertje twee keer 3,5 g gist af.

☐ Giet met een dichtgevouwen papiertje 3,5 g droge gist en 150 ml water in erlenmeyer 1. ☐ Giet met een dichtgevouwen papiertje 3,5 g droge gist, acht koffielepels suiker en 150 ml water in

☐ ☐ ☐

©

erlenmeyer 2. Meng de stoffen in de erlenmeyers door de erlenmeyers heen en weer te zwenken. Bevestig een ballon rond de hals van elke erlenmeyer. Observeer beide ballonnen. Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

-

Wat zie je gebeuren in de erlenmeyers?

-

Wat gebeurt er met de ballonnen?

6 BESLUIT

78 IN het KLEIN!


7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?             c

Wat voor effect (positief of negatief) heeft gist op het brooddeeg? Kleur de juiste smiley.  Verklaar je antwoord.

d Wat voor effect (positief of negatief) heeft suiker op het brooddeeg? Kleur de juiste smiley.  - Verklaar je antwoord.

IN

-

Welke waarneming uit het onderzoek ondersteunt dat?

Wat voor effect (positief of negatief) heeft warm water op het brooddeeg? Kleur de juiste smiley.  Verklaar je antwoord.

©

e

VA N

Weetje

Welke chemische reactie vindt er plaats? Bij het bakken van brood maakt men gebruik van de omzetting van suiker naar koolstofdioxide of CO2, om het deeg te laten rijzen. Het gaat de bakker vooral om de werking van koolstofdioxide. Dat vormt belletjes in het deeg, die niet kunnen ontsnappen en het deeg zo naar boven duwen. Naast CO2 wordt er ook alcohol geproduceerd. Alcohol is een nevenproduct en verdampt vrij snel tijdens het bakken. suiker   koolstofdioxide   +   alcohol suiker

 koolstofdioxide

+

alcohol

79 Hoofdstuk 2  WELKE EFFECTEN HEBBEN MICRO-ORGANISMEN IN HET DAGELIJKS LEVEN?


ONDERZOEK 2

WAAROM VOEGEN WE GIST TOE AAN DRUIVENSAP? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Welk effect heeft gist op druivensap?

2 HYPOTHESE

Noteer een hypothese.

3 BENODIGDHEDEN

☐ zakje droge gist (7 g)

☐  250 ml druivensap

☐  3 eetlepels suiker

☐ eetlepel

☐ thermometer

☐  bekerglas (150 ml)

☐ erlenmeyer (500 ml)

☐ trechter

☐ roerstaaf

☐ kookplaat

☐ waterslot

☐ 30 ml water met een temperatuur van ongeveer 40 °C

4 WERKWIJZE

IN

☐ Weeg 7 g gist af.

☐ Warm in een bekerglas 30 ml water op tot een temperatuur van 40 °C. ☐ Voeg de gist en de drie eetlepels kristalsuiker toe aan het bekerglas. ☐ Roer met een roerstaaf tot al de gist en suiker opgelost zijn.

☐ Giet met behulp van een trechter het mengsel in de erlenmeyer.

VA N

☐ Giet met behulp van een trechter 250 ml druivensap in de erlenmeyer. ☐ Meng de stoffen door de erlenmeyer heen en weer te zwenken. ☐ Sluit de erlenmeyer af met een stop met een waterslot (zie afbeelding). ☐ Vul het waterslot tot de streepjes.

☐ Doe de dop van het waterslot er losjes op. ☐ Bekijk na een halfuur de erlenmeyer.

☐ Laat de erlenmeyer op een warme plaats staan tot de volgende les. ☐ Ruik aan het druivensap.

©

☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

-

Wat zie je na een halfuur in de erlenmeyer?

-

Wat ruik je na enkele dagen?

6 BESLUIT

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b Was de hypothese correct?

80 IN het KLEIN!

.


c

Wat voor effect (positief of negatief) heeft gist in het druivensap? Kleur de juiste smiley.  Verklaar je antwoord.

Weetje

Welke chemische reactie vindt er plaats? Gist wordt bij wijnbereiding vooral gebruikt vanwege zijn andere eindproduct, alcohol. Om suiker om te zetten naar alcohol, moet je de toevoer van zuurstofgas uit de lucht vermijden. Daarom heb je bij deze proef een waterslot nodig. Koolstofdioxide is bij wijnbereiding een nevenproduct.

Weetje

VA N

IN

suiker   alcohol    +   koolstofdioxide

Wat zijn de risico’s van alcohol?

©

Alcohol drinken houdt risico’s in. Wie alcohol drinkt, kan de dag erna last hebben van een ‘kater’: vermoeidheid, misselijkheid, een dorstig gevoel, een black-out … Alcoholmisbruik tast op lange termijn het hele lichaam aan. Het best gekend is de beschadiging van de lever, de pancreas en de hersenen. Bij alcoholmisbruik ontstaat er zowel lichamelijke als geestelijke verslaving.

STEEDS MEER 12-JARIGEN OP SPOED NA DRANKMISBRUIK

Bron: www.hln.be (7 december 2019) Vragen over alcohol, illegale drugs, pillen, gokken of gamen? Bel 078 15 10 20 of mail en chat via www.druglijn.be.

81 Hoofdstuk 2  WELKE EFFECTEN HEBBEN MICRO-ORGANISMEN IN HET DAGELIJKS LEVEN?


ONDERZOEK 3

WAAROM BESCHIMMELT BROOD? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Onder welke omstandigheden beschimmelt brood?

2 HYPOTHESE

Duid aan. Er ontstaat schimmel als: ☐ brood in de koelkast bewaard wordt. ☐ brood op kamertemperatuur bewaard wordt. ☐ brood op kamertemperatuur afgesloten van de lucht bewaard wordt. ☐ nat brood op kamertemperatuur afgesloten van de lucht bewaard wordt.

3 BENODIGDHEDEN ☐ boterham

☐ koelkast

☐  4 petrischalen

☐ stift

☐ plakband

☐ druppelpipet

4 WERKWIJZE

☐ Leg een stukje brood in elke petrischaal.

IN

☐ Nummer de vier petrischalen door op de onderkant een stukje beschreven plakband te kleven. ☐ Druppel enkel wat water op het brood in petrischaal 4.

☐ Doe enkel bij petrischaal 3 en 4 het deksel op de schaal.

☐ Bewaar petrischaal 1 in de koelkast en petrischalen 2, 3 en 4 op kamertemperatuur.

5 WAARNEMINGEN

VA N

☐ Bekijk het brood de volgende les.

Duid de hoeveelheid schimmels aan door 0 bolletjes (geen schimmels) tot 5 bolletjes (heel veel schimmels) in te kleuren. PETRISCHAAL 1

©

PETRISCHAAL 2 PETRISCHAAL 3

PETRISCHAAL 4

6 BESLUIT

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b Was de hypothese correct?

82 IN het KLEIN!

.


c

Wat voor effect (positief of negatief) hebben schimmels op brood? Kleur de juiste smiley. Verklaar je antwoord.

d

Wanneer is de schimmelvorming het grootst?

IN

De groeisnelheid en delingssnelheid van micro-organismen zijn het hoogst bij gunstige omstandigheden, zoals: - een temperatuur van ongeveer 40 °C, - de aanwezigheid van vocht, - de aanwezigheid van voeding, - de aan- of afwezigheid van zuurstofgas (afhankelijk van het soort micro-organisme). Micro-organismen kunnen een positief effect hebben op ons dagelijks leven en in onze voeding. Voorbeeld: brood luchtig maken, wijn maken

VA N

Micro-organismen kunnen ook een negatief effect hebben op ons dagelijks leven en in onze voeding. Voorbeeld: brood dat beschimmelt ´ Maak oefening 7, 8, 9 en 10.

Hoe kun je brood het best bewaren om beschimmeling te voorkomen?

3

Bewaartechnieken worden gebruikt om de groei van micro-organismen op voedsel tegen te gaan. In de tabel zijn enkele bewaartechnieken opgesomd, samen met enkele bijbehorende voorbeelden van voedingsmiddelen. Noteer bij elke bewaartechniek welke omgevingsfactor ongunstig is voor de groei van micro-organismen.

©

2

BewAARteCHniek

VOORBeelD

diepvriezen

1

vacuüm verpakken

2

OnGunstiGe OmGeVinGsfACtOR

83 HOOfDstuk 2 welke effeCten HeBBen miCRO­ORGAnismen in Het DAGeliJks leVen?


BEWAARTECHNIEK

VOORBEELD

3

roken

ONGUNSTIGE OMGEVINGSFACTOR

4

pekelen

5

drogen

6

VA N

in olie leggen

IN

Š

4 Maak een poster over micro-organismen. Gebruik betrouwbare internetbronnen om de nodige informatie op te zoeken.

a Geef een positief en een negatief effect van micro-organismen in het dagelijks leven die in dit thema nog niet aan bod kwamen.

b Verklaar het effect van die micro-organismen.

c

Geef een voorbeeld van hoe je het negatieve effect kunt bestrijden of voorkomen.

´ Maak oefening 11, 12, 13 en 14.

84 IN het KLEIN!


SYNTHESE

POSITIEVE EN NEGATIEVE EFFECTEN VAN MICRO-ORGANISMEN EEN FLOWCHART

GEEN GROEI VAN MICROORGANISMEN

NEE

IS ER VOEDING AANWEZIG?

Gebruik bijvoorbeeld een

.

JA

IS DE TEMPERATUUR OKÉ?

NEE

Kweek bij

°C.

IN

JA

IS ER VOLDOENDE

NEE

?

VA N

JA

IS HET EFFECT POSITIEF ?

IS HET ZUURSTOFPERCENTAGE OKÉ?

JA

©

Groei van micro-organismen!

NEE

JA

Voorbeeld:

NEE

Pas het contact met zuurstof aan.

WIL JE VOEDSEL BESCHERMEN TEGEN MICRO-ORGANISMEN?

JA

Voorbeeld:

Voorbeelden bewaartechnieken:

85 sYntHese POsitieVe en neGAtieVe effeCten VAn miCRO­ORGAnismen


CHECK IT OUT

MAAK JE EIGEN YOGHURT! Bij de CHECK IN op p. 68 werden jullie uitgedaagd om jullie eigen yoghurt te maken. Op een heel eenvoudige manier werd melk omgezet tot yoghurt. a Wat is de naam van het micro-organisme dat in de melk aanwezig is?

b Wat gebeurt er?

Welke gunstige omgevingsfactoren voor die micro-organismen zijn er aanwezig?

IN

c

Kleur de juiste smiley.

Weetje

VA N

d Wat voor effect (positief of negatief) hebben de micro-organismen op de melk?

©

In 1908 won Elie Metchnikoff de Nobelprijs voor zijn ‘ontdekking’ van probiotica. Hij was ervan overtuigd dat Bulgaarse boeren langer leefden omdat de zure melk die ze dronken, rijk was aan bacteriën. Die bacteriën werden later Lactobacillus bulgaricus genoemd.

86 IN het KLEIN!


CHECKLIST

JA

NOG OEFENEN

• Ik kan met mijn eigen woorden het begrip ‘microorganismen’ toelichten.

• Ik kan drie soorten micro-organismen opnoemen.

• Ik kan van elke soort micro-organisme een voorbeeld opsommen.

• Ik kan van elke soort een toepassing in voeding opnoemen.

• Ik kan met mijn eigen woorden verklaren wat er gebeurt als micro-organismen voeding krijgen.

• Ik kan plaatsen beschrijven waar er veel micro-organismen aanwezig zijn.

• Ik kan de ideale omstandigheden opsommen om de groei van micro-organismen te bevorderen.

• Ik kan zowel positieve als negatieve effecten van microorganismen opsommen.

• Ik kan van enkele bewaartechnieken de factor opsommen waardoor de micro-organismen in hun groei geremd worden.

• Ik kan een preparaat maken.

• Ik kan met een microscoop werken.

• Ik kan een microscopische tekening maken.

• Ik kan een hypothese opstellen.

• Ik kan relevante gegevens in een tabel zetten.

• Ik ken de stappen van de natuurwetenschappelijke methode in de juiste volgorde.

• Ik kan een grafiek tekenen.

• Ik kan in groep samenwerken.

• Ik draag zorg voor het materiaal in het labo.

• Ik kan de lesinhoud op een creatieve manier voorstellen.

©

VA N

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

IN

1 BEGRIPSKENNIS

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

87 CHECK IT OUT  Maak je eigen yoghurt!


AAN DE SLAG 1 Omschrijf met je eigen woorden het begrip ‘micro-organisme’. 2 Het voorvoegsel ‘micro’, dat bijvoorbeeld in het woord ‘micrometer’ (µm) zit, komt ook voor in de woorden ‘micro-organismen’ en ‘microscoop’. Kun je een link leggen?

3 Vul de tabel aan met het soort micro-organisme en geef een toepassing van dat micro-organisme in voeding. VOORBEELD

SOORT MICRO-ORGANISME

1

groenwieren

©

2

VA N

IN

TOEPASSING IN VOEDING

paddenstoel

3

melkzuurbacterie

4 Leg uit wat er gebeurt als je micro-organismen op een voedingsbodem legt. 5 Wat wordt er bedoeld met ‘op kweek zetten’? 88 IN het KLEIN!


6 Leg met je eigen woorden uit wat ‘verdubbelingstijd’ betekent. 7 Duid aan wanneer micro-organismen zich het snelst vermenigvuldigen. ☐ tijdens droge winterdagen ☐ tijdens droge zomerdagen ☐ tijdens vochtige zomerdagen ☐ tijdens vochtige winterdagen

8 Verklaar waarom het aantal micro-organismen in de onderstaande situaties vermindert. 2

VA N

IN

1

tapijten reinigen met een stoomreiniger

3

©

’s ochtends je bed verluchten

4

je handen wassen met zeep

papieren zakdoekjes gebruiken

89 Aan de slag  IN HET KLEIN!


9 Micro-organismen komen geregeld in de media. Lees de krantenartikelen en los de vragen op. Artikel 1 Onderzoek van Amerikaanse en Britse wetenschappers toont aan dat in het subglaciale (= onder het ijs liggende) meer Lake Whillans in Antactica methaanetende micro-organismen voorkomen. Methaan is een broeikasgas dat dertig keer meer invloed heeft op het klimaat dan CO2. Wetenschappers schatten dat er ‘100 biljoen kubieke meter methaan’ opgesloten zit onder het Antarctische ijs, meldt De Morgen. Klimaatwetenschappers maken zich zorgen over de hoeveelheden methaan die vrijkomen bij het smelten van het poolijs en ontdooien van de permafrost. De nu ontdekte methaanetende micro-organismen zouden de methaanuitstoot drastisch kunnen beperken, denkt microbioloog Brent Christner. Ze zetten voor hun energievoorziening methaan om in ‘gewone’ CO2.

IN

Bron: www.foodlog.nl (8 augustus 2017)

a Over welk broeikasgas maken wetenschappers zich zorgen?

b Waarom?

Welk effect hebben micro-organismen op het methaan? Leg uit.

©

c

VA N

d Is dat een voorbeeld van een positief of een negatief effect van micro-organismen? Leg uit.

e Welke titel zou je aan dit artikel geven?

f

Schrijf 100 biljoen kubieke meter in cijfers, als je weet dat 1 biljoen een miljoen maal een miljoen is.

90 IN het KLEIN!


Artikel 2

VLIEGEN ZIJN ECHT VIES! Mensen die vliegen vies vinden, hebben groot gelijk. Een soort als de Musca domestica, bij ons bekend als de huis- of bromvlieg, kan wel 351 soorten micro-organismen bij zich dragen, meldt de BBC. Onder de aangetroffen microben zitten verwekkers van diarree, longontsteking en bloedvergiftiging. Ook opmerkelijk: bij vliegen uit de stad blijken meer bacteriën onder de poten te plakken dan bij die van het platteland. Wetenschappers van de Universiteit van Pennsylvania onderzochten de gemoedelijke brommer en zijn broertje, de Chrysomya megacephala, die alleen in zuidelijkere gebieden voorkomt. Tot nu toe was onduidelijk welke rol vliegen spelen in de verspreiding van ziekten. Bron: www.foodlog.nl (27 november 2017)

Licht de titel van het krantenartikel kort toe.

b

Waarom is dat een probleem?

c

Is dat een voorbeeld van een positief of een negatief effect van micro-organismen? Leg uit.

©

VA N

IN

a

10 In de supermarkt vind je in de wandkoeling een flesje Yakult. a

Waarom drinken mensen dat product?

b

Is dat een voorbeeld van een positief of een negatief effect van micro-organismen?

11 Wat zorgt voor de vertraagde groei van micro-organismen bij voedsel dat in olie bewaard wordt? ☐ Het voedsel wordt bewaard bij een constante temperatuur. ☐ Het voedsel wordt droog bewaard. ☐ Het voedsel is afgesloten van zuurstof. ☐ Het voedsel is afgesloten van licht. ☐ Er wordt vocht onttrokken aan het voedsel.

91 AAn De slAG in Het klein!


12 Schrijf onder elke foto welke factor ervoor zorgt dat de groei van micro-organismen wordt afgeremd. 1

2

vacuüm verpakte komkommer

3

gedroogde worst

ingemaakte wortelen

Weetje

Groenten en fruit inmaken? Inmaken is een veelgebruikte techniek uit grootmoeders tijd, toen diepvriezers en koelkasten nog geen gemeengoed waren.

Bron: www.kokenmetkennis.nl

VA N

IN

De meest efficiënte manier om schadelijke micro-organismen de nek om te draaien, is door ze uit te drogen. Je ontneemt ze simpelweg het water dat ze nodig hebben om te overleven. Dat kan door groenten te drogen, maar ook door er veel suiker of zout aan toe te voegen. Een andere manier om de bacteriegroei tegen te gaan, is het verlagen van de zuurtegraad (pH) met behulp van azijn. Dat is de essentie van inmaken in zuur. Veel bacteriën en schimmels houden niet van zuur en leggen dan ook het loodje.

13 In een onlinewinkel vond Joos een voedseldroger. a Lees de tekst.

©

Productbeschrijving: Deze voedseldroger met vier transparante lades is een mooie toevoeging in de keuken. De voedseldroger kan vers voedsel drogen, zoals fruit, groenten, paddenstoelen en kruiden, maar kan ook een gezonde snack voor de hele familie maken. Bij het drogen van voedsel blijven de voedingswaarden heel goed behouden, waardoor gedroogd voedsel net zo gezond is als verse producten.

b Wat zorgt ervoor dat het voedsel langer bewaard kan worden?

14 Na de houdbaarheidsdatum kan de verpakking van voedsel ‘bol’ komen te staan. Verklaar.

´ Verder oefenen? Ga naar

92 IN het KLEIN!


04

onder spanning! CHECK IN HelP De eleCtRiCien!

VERKEN!

1.1 wAnneeR BRAnDt een lAmPJe in een stROOmkRinG?

2.2 HOe VeRAnDeRt De stROOmsteRkte in VeRsCHillenDe sCHAkelinGen?

elektRiCiteit?

HOe meet Je stROOmsteRkte, sPAnninG en weeRstAnD?

VA N

HOe Zien elektRisCHe stROOmkRinGen eRuit?

HOOFDSTUK 2

IN

HOOFDSTUK 1

1.2 welke GROOtHeDen BesCHRiJVen een elektRisCHe stROOmkRinG?

2.1 welke meettOestellen wORDen eR GeBRuikt?

SYNTHESE

©

1.3 welke sOORten sCHAkelinGen BestAAn eR?

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

2.4 HOe BePAAl Je De weeRstAnD VAn een lAmPJe?

2.3 HOe VeRAnDeRt De sPAnninG in VeRsCHillenDe sCHAkelinGen?


CHECK IN

HELP DE ELEKTRICIEN! UITDAGING

Een elektricien heeft in de woonkamer drie lampen en twee schakelaars geïnstalleerd. Met schakelaar 1 wil je lamp A en B samen bedienen, met schakelaar 2 lamp C. Helaas is er iets misgelopen. Met schakelaar 1 gaan lampen A en C aan en uit. Met schakelaar 2 kun je lamp C soms aan- of uitschakelen. Lamp B kun je niet bedienen. Help de elektricien en teken de juiste schakeling. WAT HEB JE NODIG?

☐ de applet: scan de QR-code (zoek op: Phet, gelijkstroom)

IN

AAN DE SLAG!

☐ Verken de applet.

OPEN APPLET

☐ Gebruik de nodige onderdelen om de eenvoudigste stroomkring te bouwen.

WAT GEBEURT ER?

VA N

☐ Bouw nu verder, zodat je de gewenste schakeling bekomt.

Welke vier onderdelen heb je nodig om een lampje aan en uit te kunnen schakelen?

b

Teken de juiste schakeling en benoem de lampen (A, B of C) en de schakelaars (1 of 2).

©

a

(Klik in de applet op

voor een schematische voorstelling.)

HOE ZIT DAT?

a

Wat is het nut van een schakelaar?

b

Hoe kun je twee of meerdere lampjes samen laten branden?

Maar waarom is de schakeling van de elektricien fout? We zoeken het uit! 94 OnDeR sPAnninG!

Tip

Tekenafspraken - Batterij: - Snoeren: _____ • rechte lijnen • horizontaal of verticaal • rechte hoeken • nooit kruisend - Lampje: - Schakelaar:


VERKEN!

ELEKTRICITEIT? 1 Waar ken jij elektriciteit van? Noteer vier voorbeelden in het schema. Laat je inspireren door de foto’s. 1

2

TECHNOLOGISCHE TOEPASSINGEN

ELEKTRICITEIT 3

ANDERE

VA N

4

IN

2 Wrijf met een ballon over een wollen trui en laat los.

©

a Wat gebeurt er?

b Verken de applet (zoek op: Phet, ballon).

OPEN APPLET

c

Verklaar je waarneming.

d Hoe kun je afstoting tussen twee ballonnen bekomen? Test uit en verklaar.

e Welk vergelijkbaar fenomeen zie je op een van de foto’s in oefening 1?

95 Verken!  Elektriciteit?


3

Leg je handen op een plasmabol. a

Wat gebeurt er?

b

Verken de applet (zoek op: Phet, travoltage).

OPEN APPLET

Hoe ontstaat de lichtstraal?

d

Welk vergelijkbaar fenomeen zie je op een van de foto’s in oefening 1?

VA N

IN

c

Elektrische fenomenen ontstaan door elektrische ladingen (= elektrische deeltjes). Er bestaan positieve en negatieve ladingen. Elektrische stroom is de beweging van ladingen.

Š

We zoeken uit hoe de technologische toepassingen van elektriciteit gerealiseerd worden!

96 OnDeR sPAnninG!


HOOFDSTUK 1

HOE ZIEN ELEKTRISCHE STROOMKRINGEN ERUIT? 1.1 WANNEER BRANDT EEN LAMPJE IN EEN STROOMKRING? 1 Bouw een eenvoudige stroomkring om een lampje te doen branden. Gebruik als spanningsbron een platte batterij.

a Teken de overeenkomstige stroomkring schematisch. b Welke symbolen merk je op aan de klemmen van de batterij?

c

Voeg de symbolen toe aan de stroomkring.

IN

d Geef de stroomzin aan met een pijl van de plus- naar de minpool. e Wat gebeurt er met het lampje als je de snoeren aan de bron van plaats wisselt?

f

VA N

Wat gebeurt er met de ladingen als je de snoeren aan de bron van plaats wisselt?

g Noem drie manieren om de lamp te doven (zonder een schakelaar of extra snoeren).

©

h Wat gebeurt er met de ladingen als de lamp dooft?

Doordenker

Film met je smartphone een ledlamp. a Wat merk je? Verklaar.

b Hoe komt het dat je dat niet ziet wanneer je rechtstreeks naar de lamp kijkt?

97 Hoofdstuk 1  Hoe zien elektrische stroomkringen eruit?


2

Bestudeer de onderstaande stroomkringen. 1

2

3

4

Kleur de lampjes die branden geel.

b

Zet een kruis door de gevaarlijke stroomkringen.

c

Bouw de schakeling na met de applet (zoek op: Phet, gelijkstroom).

d

Hoe komt het dat sommige van de bovenstaande stroomkringen gevaarlijk zijn?

e

Hoe komt het dat sommige lampjes niet branden?

OPEN APPLET

VA N

IN

a

5

VeiliGHeiDsVOORsCHRift

Š

Een verkeerd gebouwde stroomkring kan gevaarlijk zijn. Als er geen verbruiker in de stroomkring staat, kan er kortsluiting ontstaan. Laat je leerkracht daarom altijd de stroomkring en de instelling van de bron controleren.

-

De lamp brandt als de lamp in een gesloten stroomkring staat met de bron en er geen kortsluiting is. Er vloeit dan een stroom van de pluspool (aangegeven met een lang streepje) naar de minpool (aangegeven met een kort, dik streepje). De stroomzin wordt aangegeven met een pijl. Bij batterijen zijn de plus- en minpolen vast. Ze leveren gelijkstroom gelijkstroom. Bij de netspanning via het stopcontact wisselen de polen voortdurend. Er ontstaat wisselstroom.

-

3

Neem een (defect) snoer en knip het doormidden. Bestudeer de verschillende delen. a

Welke delen herken je?

b

Welk deel van het snoer geeft de ladingen makkelijk door?

98 OnDeR sPAnninG!

+ –


-

c

Waarom is het belangrijk dat een deel van het snoer de ladingen makkelijk doorgeeft?

d

Welk deel van het snoer geeft de ladingen moeilijk door?

e

Waarom is het belangrijk dat een deel van het snoer de ladingen moeilijk doorgeeft?

Geleiders laten bewegende ladingen makkelijk door. Isolatoren hinderen bewegende ladingen sterk. De mate waarin stoffen de ladingen doorlaten (= geleiden geleiden), is een stofeigenschap.

aluminium

koper

grafiet

staal

VA N

Enkele goede isolatoren

IN

Enkele goede geleiders

lucht

glas

hout

rubber

kraantjeswater

papier

plastic

´ Maak oefening 1, 2, 3 en 4.

4 Verbind de fenomenen uit de linkerkolom met de bijbehorende verklaring uit de rechterkolom. B

©

A

C

D

FENOMEEN

E

VERKLARING

A Als de schakelaar in een stroomkring openstaat, is er geen elektrische stroom.

1

Een metaaldraad is een heel goede geleider.

B Elektrische toestellen en stopcontacten kunnen in een badkamer ongelukken veroorzaken.

2

Kunststof is een goede isolator.

C Je kunt geëlektrocuteerd worden door een defect toestel aan te raken.

3

Leidingwater is een goede geleider.

D Om elektrocutie voorkomen, is een toestel geaard (dat wil zeggen dat er een metaaldraad naar de grond loopt).

4

Lucht is een isolator.

E

5

Het menselijk lichaam is een goede geleider.

Het omhulsel van een smartphone is gemaakt uit kunststof.

99 HOOfDstuk 1 HOe Zien elektRisCHe stROOmkRinGen eRuit?


1.2 1

WELKE GROOTHEDEN BESCHRIJVEN EEN ELEKTRISCHE STROOMKRING?

Vul de tabel aan. 1

2

HOE ZIE JE DAT ER STROOM IS?

IN

WELKE DEELTJES STROMEN ER?

Een waterstroom is de beweging van waterdeeltjes doordat er een hoogteverschil is. Een elektrische stroom is de beweging van ladingen doordat er spanning is.

©

-

VA N

HOE KOMT HET DAT DIE DEELTJES STROMEN?

100 OnDeR sPAnninG!


Een elektrische stroomkring is te vergelijken met een waterkringloop. a

Vul de tabel aan met de gevraagde onderdelen.

b

Duid aan of het onderdeel energie levert of verbruikt.

c

Duid op beide figuren de stroomzin aan. WATERKRINGLOOP

ELEKTRISCHE STROOMKRING

schakelaar

pomp

leiding

kraantje

batterij

molentje

lamp

ONDERDEEL

FUNCTIE

IN

snoer

levert / verbruikt energie

levert / verbruikt energie

d

FUNCTIE

ONDERDEEL

Verbindt de onderdelen met elkaar.

VA N

Verbindt de onderdelen met elkaar.

Zorgt ervoor dat het Zorgt ervoor dat de hoogteverschil blijft bestaan. spanning blijft bestaan.

levert / verbruikt energie

Hindert de beweging van de waterdeeltjes.

Hindert de beweging van de ladingen.

levert / verbruikt energie

Kan de stroom stoppen.

Kan de stroom stoppen.

©

2

Wat gebeurt er met de snelheid van de deeltjes als de energiebron meer energie levert?

De kenmerken van de elektrische stroomkring kunnen beschreven worden met drie grootheden: 1 de stroomsterkte: het aantal ladingen dat per seconde door de snoeren vloeit; 2 de spanning: het energieverschil dat zorgt voor de elektrische stroom; 3 de weerstand: de hinder die de ladingen ondervinden door de verbruiker. GROOTHEID

SYMBOOL

EENHEID

SYMBOOL

stroomsterkte

I

ampère

A

spanning

U

volt

V

weerstand

R

ohm

U

R I

101 HOOfDstuk 1 HOe Zien elektRisCHe stROOmkRinGen eRuit?


3 Noteer de spanning van de onderstaande spanningsbronnen. 1

2

3

batterij voor een smartphone

batterij voor een rekentoestel U =     V

netspanning via het stopcontact

U =

4 Herschrijf de volgende stroomsterktes en spanningen.

Tip hV : 1 · 1o -³ 00 0

·1 00 0 ·1 o³

IN

kV

daV

V dV

cV

mV

VA N

· : 1 0 1o -³ 00

·1 00 ·1 0 o³

I = 400 mA = 400        A =        A = 400 ∙ 10    A

-

I = 2 A = 2        mA =        mA =        ∙ 10    A

-

I = 60 mA = 60        A =        A =        ∙ 10    A

-

U = 0,150 V = 0,150        mV =        mV =        ∙ 10    V

-

U = 20 000 V = 20 000        kV = 20 kV =        ∙ 10    V

-

U = 150 kV =        V =            kV =        ∙ 10    V

©

-

Doordenker

a Wat betekent dit gevaarsymbool?

b Welke spanningswaarde hoort bij hoogspanning? ☐ vanaf 15 V ☐ vanaf 150 V ☐ vanaf 1,5 kV ☐ vanaf 15 kV ´ Maak oefening 5 en 6.

102 onder spanning!


1.3 1

WELKE SOORTEN SCHAKELINGEN BESTAAN ER?

Bekijk de onderstaande tabel. a

Vervolledig de tabel voor beide schakelingen. SCHAKELING VAN TWEE LAMPJES WAARBIJ BEIDE LAMPJES DOVEN ALS JE EEN LAMPJE LOSDRAAIT

SCHAKELING VAN TWEE LAMPJES WAARBIJ HET ANDERE LAMPJE BLIJFT BRANDEN ALS JE EEN LAMPJE LOSDRAAIT

Naam van de schakeling

VA N

Verklaar waarom het tweede lampje al dan niet blijft branden.

IN

Teken de stroomkring met stroomzin.

Bouw de schakelingen na en test beide situaties uit.

c

Bestudeer de lichtsterkte. Kleur de lampjes in je tekening. - Geel: de lichtsterkte is even sterk als bij een stroomkring met één lampje. - Oranje: de lichtsterkte is zwakker dan bij een stroomkring met één lampje.

©

b

Een stroomkring die bestaat uit meerdere verbruikers, noemen we een schakeling.

2

-

Een schakeling die geen vertakkingen heeft, noemen we een serieschakeling serieschakeling. Bij een serieschakeling bevinden alle verbruikers zich in de hoofdketen.

-

Een schakeling van twee verbruikers met vertakkingen noemen we een parallelschakeling parallelschakeling. Bij een parallelschakeling bevindt elke verbruiker zich in een zijketen zijketen.

Bekijk je getekende schakelingen bij oefening 1. a

Overtrek de hoofdketen met groen.

b

Overtrek de zijketens met rood.

103 HOOfDstuk 1 HOe Zien elektRisCHe stROOmkRinGen eRuit?


3 Bestudeer de schakelingen. a Duid de stroomzin aan. b Overtrek de hoofdketens met groen en de zijketens met rood. c

Kleur de lampjes die branden.

d Benoem elke schakeling als ‘parallelschakeling’, ‘serieschakeling’ of ‘andere schakeling’. 2

3

IN

1

4 Welke schakeling zou je gebruiken om je laptop en je bureaulamp samen te gebruiken? Verklaar.

, want

VA N

Een

.

5 Teken alle mogelijke schakelingen van drie lampjes. 2

3

4

5

6

©

1

104 onder spanning!


a Benoem je getekende schakelingen als ‘parallelschakeling’, ‘serieschakeling’ of ‘gemengde schakeling’. b Overtrek op elke schakeling de hoofdketen met groen en de zijketens met rood. c

Welke schakelingen zijn vergelijkbaar?

d Bouw de verschillende schakelingen. e Bestudeer de lichtsterkte. Kleur de lampjes. - Geel: de lichtsterkte is even sterk als bij een stroomkring met één lampje. - Oranje: de lichtsterkte is zwakker dan bij een stroomkring met één lampje.

6 Duid de juiste uitspraken aan.

☐ Een gemengde schakeling is een combinatie van serie- en parallelschakelingen. ☐ Er bestaan gemengde schakelingen met twee lampjes.

IN

☐ Er bestaan gemengde schakelingen met vier lampjes.

Doordenker

a Duid de polen van de spanningsbron en de stroomzin aan.

c

VA N

b Kleur de lampen die branden.

Test uit met de applet (zoek op: Phet, gelijkstroom).

OPEN APPLET

©

d Welke uitspraak is correct? ☐ Dit is een serieschakeling van drie lampjes. ☐ Dit is een parallelschakeling van drie lampjes. ☐ Dit is een gemengde schakeling van drie lampjes. e Hoe zie je dat (in de applet)?

105 Hoofdstuk 1  Hoe zien elektrische stroomkringen eruit?


HOOFDSTUK 2

HOE MEET JE STROOMSTERKTE, SPANNING EN WEERSTAND? 2.1 1

WELKE MEETTOESTELLEN WORDEN ER GEBRUIKT?

Bestudeer de figuren. Vul de symbolen voor stroomsterkte, spanning en elektrische weerstand aan op de figuur van de waterstroom.

b

Schrap wat niet past. - Om de hoeveelheid water te meten, plaats je een emmer naast / in de waterstroom. - Om de stroomsterkte te meten, plaats je een ampèremeter in serie / parallel met de verbruiker. - Om het hoogteverschil te meten, sta je naast / in de waterkring met een meetlat. - Om de spanning te meten, plaats je een voltmeter in serie / parallel met de verbruiker.

IN

a

De stroomsterkte door een geleider meet je met een ampèremeter die in serie geschakeld is met de verbruiker. De spanning over een verbruiker of een bron meet je met een voltmeter die parallel geschakeld is met de verbruiker.

-

Symbolen: ampèremeter

A

voltmeter

+

©

VA N

-

V

+

Om positieve waarden af te lezen, moet je de plus- en minpolen verbinden met de snoeren die aangesloten zijn aan de plus- en minpolen van de bron.

Tip

Je kunt ook een multimeter gebruiken die ingesteld is als ampèremeter of voltmeter. - De instelling DC (direct current) wordt gebruikt bij gelijkstroom. - AC (alternating current) wordt gebruikt bij wisselstroom.

2

Vervolledig de stroomkring. a

Noteer de symbolen voor de ampère- en voltmeter op de juiste plaats.

b

Duid de polen van de bron en de meters aan.

c

Duid de stroomzin aan.

106 OnDeR sPAnninG!


3 Vul de kenmerken van de voltmeter en ampèremeter aan. Schrap wat niet past. -

Om de stroomkring niet te verstoren tijdens de meting, laat een ampèremeter de ladingen makkelijk / moeilijk door. De ampèremeter heeft een grote / kleine weerstand.

-

Om de stroomkring niet te verstoren tijdens de meting, laat een voltmeter de ladingen makkelijk / moeilijk door. De voltmeter heeft een grote / kleine weerstand.

Doordenker

Welke weerstand hebben de volt- en ampèremeter? ​​​ = 20 kΩ / 40 mΩ ​​Rvoltmeter ​

​  ​​Rampèremeter ​​​ = 20 kΩ / 40 mΩ

IN

2.2 HOE VERANDERT DE STROOMSTERKTE IN VERSCHILLENDE SCHAKELINGEN? We onderzoeken de stroomsterkte in een stroomkring met één lampje, in een serieschakeling, in een parallelschakeling en in een gemengde schakeling.

VA N

Tip

Stappenplan stroomsterkte meten in een stroomkring

1 Teken schematisch de nodige stroomkringen met een ampèremeter om de hypothese te testen. a Overtrek de hoofdketen met groen en de zijketens met rood. b Duid de stroomzin aan.

2 Bouw de stroomkring met de ampèremeter in serie met de lamp waardoor je de stroomsterkte wilt

©

meten.

3 Laat de leerkracht je stroomkring controleren voordat je de bron aanzet. 4 Stel een gepaste bronspanning in: ​​Ubron ​  ​​​ =    V. 5 Meet de grootte van de stroomsterkte. Noteer je meetresultaat. 6 Schakel de bron uit.

107 Hoofdstuk 2  Hoe meet je stroomsterkte, spanning en weerstand?


ONDERZOEK 1

HOEVEEL ELEKTRISCHE STROOM VERBRUIKT ÉÉN LAMPJE? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Wat gebeurt er met de stroomsterkte ter hoogte van een lampje?

2 HYPOtHese

Schrap wat niet past. De stroomsterkte na de lamp is groter dan / kleiner dan / gelijk aan de stroomsterkte voor de lamp.

3 BenODiGDHeDen ☐ snoeren

lampje

spanningsbron

ampèremeter

4 weRkwiJZe

☐ Meet de stroomsterkte op de gevraagde plaatsen. Volg het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

STAPPENPLAN

6 Besluit

VA N

STROOM­ KRING

MEET­ RESULTAAT

STROOMSTERKTE NA DE LAMP

IN

STROOMSTERKTE VOOR DE LAMP

Ivoor =

mA =

A

Ina =

mA =

A

7 RefleCtie

a

©

Antwoord op de onderzoeksvraag.

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Vergelijk je waarnemingen met een waterbaan. Wat gebeurt er bij een waterrad in zo’n waterbaan? ☐ Er gaat water verloren: er wordt stroom verbruikt. ☐ Er stroomt evenveel water in het waterrad als eruit.

d

Wat gebeurt er bij een lamp? ☐ Er gaan ladingen verloren: er wordt stroom verbruikt. ☐ Er stromen evenveel ladingen in de lamp als eruit.

Een verbruiker verbruikt geen elektrische stroom. 108 OnDeR sPAnninG!


ONDERZOEK 2

HOE VERANDERT DE STROOMSTERKTE IN EEN SERIESCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de stroomsterkte op verschillende plaatsen in een serieschakeling van twee lampjes?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De stroomsterkte is overal in de serieschakeling even groot. ☐ De stroomsterkte neemt na elk lampje in de serieschakeling af. ☐ De stroomsterkte neemt na elk lampje in de serieschakeling toe. ☐ De stroomsterkte door beide lampjes in de serieschakeling is de som van de stroomsterktes door elk lampje apart.

3 BENODIGDHEDEN

☐  2 verschillende types lampjes    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ ampèremeter

4 WERKWIJZE

☐ Meet de stroomsterkte op de gevraagde plaatsen volgens het onlinestappenplan.

IN

☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

STROOMSTERKTE I​​ ​  1​​​ DOOR HET EERSTE LAMPJE

©

A

MEET­ RESULTAAT

STROOMSTERKTE I​​ ​  2​​​ DOOR HET TWEEDE LAMPJE

VA N

STROOMSTERKTE ​​I​  TOT​​​ IN DE HOOFDKETEN

STROOM­ KRING

STAPPENPLAN

A

6 BESLUIT

Antwoord op de onderzoeksvraag. a

In woorden:

b In symbolen: 7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?       c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto. De waterstroom is

. 109 Hoofdstuk 2  Hoe meet je stroomsterkte, spanning en weerstand?


ONDERZOEK 3

HOE VERANDERT DE STROOMSTERKTE IN EEN PARALLELSCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de stroomsterkte op verschillende plaatsen in een parallelschakeling van twee lampjes?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De stroomsterkte is overal in de parallelschakeling even groot. ☐ De stroomsterkte is door beide lampjes even groot. ☐ De stroomsterkte in de hoofdketen is de som van de stroomsterktes door de zijketens.

3 BENODIGDHEDEN

☐  2 verschillende types lampjes    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ ampèremeter

4 WERKWIJZE

☐ Meet de stroomsterkte op de gevraagde plaatsen volgens het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

STROOMKRING

STROOMSTERKTE ​ I​  1​​​ IN DE EERSTE ZIJKETEN

VA N

STROOMSTERKTE ​​ I​  TOT​​​ IN DE HOOFDKETEN

IN

STAPPENPLAN

STROOMSTERKTE ​​ I​  2​​​ IN DE TWEEDE ZIJKETEN A

A

6 BESLUIT

©

MEET­RESULTAAT

Antwoord op de onderzoeksvraag. a

In woorden:

b In symbolen: 7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?       c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto. De totale waterstroom is

110 onder spanning!

.


ONDERZOEK 4

HOE VERANDERT DE STROOMSTERKTE IN EEN GEMENGDE SCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de stroomsterkte op verschillende plaatsen in een gemengde schakeling met drie lampjes?

2 HYPOTHESE

Schrap wat niet past In een gemengde schakeling gelden dezelfde / andere verbanden tussen de stroomsterktes als / dan in serieen parallelschakelingen.

3 BENODIGDHEDEN

☐  3 verschillende types lampjess    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ ampèremeter

4 WERKWIJZE

☐ Teken de twee types gemengde schakelingen zonder ampèremeters. ☐ Meet de stroomsterktes die je nodig hebt om de verbanden te kunnen onderzoeken,

volgens het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

STAPPENPLAN

STROOMSTERKTES

VERBANDEN

-

I​​ 1​  ​​​ =

Zijketens

-

I​​ 2​  ​​​ =

- ​ I​ 3​  ​​​ =

- ​ I​ tot ​  ​​​ =

Hoofdketen

©

VA N

STROOMKRING

IN

5 WAARNEMINGEN

- ​ I​ 1​  ​​​ =

Zijketens

- ​ I​ 2​  ​​​ =

- ​ I​ 3​  ​​​ =

- ​ I​ tot ​  ​​​ =

Hoofdketen

6 BESLUIT

Antwoord op de onderzoeksvraag. Schrap wat niet past. In een gemengde schakeling gelden dezelfde / andere verbanden tussen de stroomsterktes als / dan in serieen parallelschakelingen. 111 Hoofdstuk 2  Hoe meet je stroomsterkte, spanning en weerstand?


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto.

In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk: Itot=

-

= In.

In een parallelschakeling is de stroomsterkte van de hoofdketen verdeeld over de zijketens: Itot=

-

IN

-

+ In.

In een gemengde schakeling gelden de stroomwetten van de serie- en parallelschakeling.

VA N

´ Maak oefening 7, 8 en 9 (deel stroomsterkte).

2.3 HOE VERANDERT DE SPANNING IN VERSCHILLENDE SCHAKELINGEN?

©

We onderzoeken de spanning in een stroomkring met één lampje, in een serieschakeling, in een parallelschakeling en in een gemengde schakeling.

Tip

Stappenplan spanning meten in een stroomkring

1

Teken schematisch de nodige stroomkringen met een ampèremeter om de hypothese te testen. a Overtrek de hoofdketen met groen en de zijketens met rood. b Duid de stroomzin aan.

2

Bouw de stroomkring met de voltmeter in serie met het deel waarover je de spanning wilt meten.

3

Laat de leerkracht je stroomkring controleren voordat je de bron aanzet.

4 Stel een gepaste bronspanning in: Ubron =

V.

5

Meet de grootte van spanning. Noteer je meetresultaat.

6

Schakel de bron uit.

112 OnDeR sPAnninG!


ONDERZOEK 5

HOEVEEL ENERGIE KRIJGT ÉÉN LAMPJE? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Hoe groot is de spanning over een lampje in een stroomkring?

2 HYPOtHese

Schrap wat niet past. De spanning over de lamp is groter dan / kleiner dan / gelijk aan de bronspanning.

3 BenODiGDHeDen ☐ snoeren

lampje

spanningsbron

voltmeter

4 weRkwiJZe

☐ Meet de spanning op de gevraagde plaatsen volgens het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

STAPPENPLAN

SPANNING OVER DE LAMP

IN

BRONSPANNING

MEETRESULTAAT 6 Besluit

VA N

STROOMKRING

Ubron =

mV =

V

Ulamp =

mV =

V

©

Antwoord op de onderzoeksvraag.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Vergelijk je waarnemingen met een pomp die waterfonteinen spuit. Welke uitspraak is correct? ☐ Het water valt dieper dan dat de pomp het omhoogspuit. ☐ Het water valt minder diep dan dat de pomp het omhoogspuit. ☐ Het water valt even diep als dat de pomp het omhoogspuit.

d

Wat gebeurt er bij een lamp? ☐ De lamp gebruikt de volledige bronspanning om licht en warmte te produceren. ☐ De lamp gebruikt een deel van de bronspanning om licht en warmte te produceren.

Een verbruiker in een elektrische stroomkring gebruikt de energie van de bron. 113 HOOfDstuk 2 HOe meet Je stROOmsteRkte, sPAnninG en weeRstAnD?


ONDERZOEK 6

HOE VERANDERT DE SPANNING IN EEN SERIESCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de spanning over verschillende onderdelen van een serieschakeling van twee lampjes?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De spanning over het eerste lampje en de spanning over het tweede lampje zijn gelijk. ☐ De spanning over beide lampjes samen is groter dan de bronspanning. ☐ De spanning over beide lampjes samen is kleiner dan de bronspanning. ☐ De spanning over beide lampjes samen is gelijk aan de bronspanning.

3 BENODIGDHEDEN

☐ 2 verschillende types lampjes    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ voltmeter

4 WERKWIJZE

☐ Meet de spanning op de gevraagde plaatsen volgens het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op. STAPPENPLAN

IN

5 WAARNEMINGEN

SPANNING OVER HET EERSTE LAMPJE U ​​ ​  1​​​

VA N

BRONSPANNING ​​ U​  BRON​​​

SPANNING OVER HET TWEEDE LAMPJE U ​​ ​  2​​​

SPANNING OVER BEIDE LAMPJES U ​​ ​  1 + 2​​​

V

STROOM­ KRING

6 BESLUIT

©

MEET­ RESULTAAT

V

Antwoord op de onderzoeksvraag. a

In woorden:

b In symbolen: 7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?       c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto. Het totale hoogteverschil is

114 onder spanning!

.


ONDERZOEK 7

HOE VERANDERT DE SPANNING IN EEN PARALLELSCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de spanning over verschillende onderdelen van een parallelschakeling van twee lampjes?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De spanning over het eerste lampje en de spanning over het tweede lampje zijn gelijk. ☐ De spanning over beide lampjes samen is groter dan de bronspanning. ☐ De spanning over beide lampjes samen is kleiner dan de bronspanning. ☐ De spanning over beide lampjes samen is gelijk aan de bronspanning.

3 BENODIGDHEDEN

☐ 2 verschillende types lampjes    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ voltmeter

4 WERKWIJZE

☐ Meet de spanning op de gevraagde plaatsen volgens het onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

SPANNING OVER HET EERSTE LAMPJE U ​​ ​  1​​​

6 BESLUIT

V

SPANNING OVER HET TWEEDE LAMPJE U ​​ ​  2​​​

SPANNING OVER BEIDE LAMPJES U ​​ ​  1 + 2​​​

V

©

MEET­ RESULTAAT

VA N

BRONSPANNING ​​ U​  BRON​​​

STROOM­ KRING

STAPPENPLAN

IN

5 WAARNEMINGEN

Antwoord op de onderzoeksvraag. a

In woorden:

b In symbolen: 7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?       c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto. Het totale hoogteverschil is

. 115 Hoofdstuk 2  Hoe meet je stroomsterkte, spanning en weerstand?


ONDERZOEK 8

HOE VERANDERT DE SPANNING IN EEN GEMENGDE SCHAKELING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe groot is de spanning over verschillende onderdelen in een gemengde schakeling met drie lampjes?

2 HYPOTHESE

Schrap wat niet past. In een gemengde schakeling gelden dezelfde / andere verbanden tussen de stroomsterktes als / dan in serieen parallelschakelingen

3 BENODIGDHEDEN

☐ 3 verschillende types lampjes    ☐ snoeren   ☐ spanningsbron   ☐ ampèremeter ☐ voltmeter

4 WERKWIJZE

☐ Teken de twee types gemengde schakelingen zonder voltmeters. ☐ Meet de nodige spanningen om de verbanden te kunnen onderzoeken, volgens het

onlinestappenplan. ☐ Ruim de werktafel op.

IN

STAPPENPLAN

5 WAARNEMINGEN

STROOMKRING

VERBANDEN

=

Zijketens

- ​ ​U2​  ​​​

=

- ​ ​U3​  ​​​

=

- ​ ​Ubron ​  ​​​ =

VA N

- ​​U​ 1​​​

©

STROOMKRING

STROOMSTERKTES

Hoofdketen

- ​ U ​ 1​  ​​​ =

Zijketens

- ​ U ​ 2​  ​​​ =

- ​ U ​ 3​  ​​​ =

- ​ U ​ bron ​  ​​​ =

Hoofdketen

6 BESLUIT

Antwoord op de onderzoeksvraag. Schrap wat niet past. In een gemengde schakeling gelden dezelfde / andere verbanden tussen de stroomsterktes als / dan in serieen parallelschakelingen

116 onder spanning!


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Vergelijk je waarnemingen met de waterval op de foto.

In een serieschakeling wordt de bronspanning verdeeld over de verbruikers:

-

Utot=

+ Un.

Utot=

IN

In een parallelschakeling is de spanning over elke verbruiker gelijk aan de bronspanning.

-

= Un.

In een gemengde schakeling gelden de spanningswetten van de serie- en parallelschakeling. Je past die regels eerst toe op de zijketens en dan op de hoofdketens.

VA N

-

´ Maak oefening 7, 8, 9, 10 en 11.

2.4 HOE BEPAAL JE DE WEERSTAND VAN EEN LAMPJE? Teken een stroomkring met één lampje.

©

1

a

Meet en noteer de gevraagde stroomsterktes. U BRON(V)

I (A)

_V_ I (A)

_U_

6 3 b

Bereken de verhouding. Wat stel je vast?

117 HOOfDstuk 2 HOe meet Je stROOmsteRkte, sPAnninG en weeRstAnD?


c

Welk verband bestaat er tussen stroomsterkte en spanning?

d

Wat gebeurt er met de weerstand van de lamp als je de bronspanning verlaagt?

e

Hoe kun je de weerstand berekenen als de spanning en de stroomsterkte gegeven zijn? U I

☐ R = __

☐R=U•I

De elektrische weerstand R van een verbruiker is de verhouding van de spanning U tot de stroomsterkte I.

GROOTHEID

SYMBOOL

EENHEID

SYMBOOL

FORMULE

weerstand

2

Bij 6 V is de stroomsterkte door een lampje 200 mA. Bereken de weerstand van het lampje.

IN

Gegeven: Gevraagd:

VA N

Oplossing:

Controle: Een lampje heeft een typische weerstand van 10-80 Ω. Klopt je berekende waarde?

´ Maak oefening 12, 13 en 14.

©

Doordenker

Maak een parallelschakeling van twee verschillende types lampjes. a

Bestudeer de lichtsterkte.

b

Bereken de weerstand van elk lampje. R1 =

R2 =

c

Vul aan en verklaar. Het lampje met de grootste weerstand brandt harder dan / minder hard dan /even hard als het lampje met de kleinste weerstand. Verklaring:

118 OnDeR sPAnninG!


SYNTHESE

ELEKTRICITEIT een minDmAP elektrische kring

waterkringloop waterpomp

leidingen onderdelen verbruiker

IN

kraantje

stroomsterkte: ladingen per seconde

VA N

spanning: maat voor energie

grootheden

weerstand: veroorzaakt hinder verband in symbolen: R =

Š

ELEKTRISCHE SCHAKELINGEN

werking

U

R I

gesloten kring geen kortsluiting

stroomzin

I tot = serieschakeling

U bron=

types

parallelschakeling

I tot = U bron=

119 sYntHese elektRiCiteit


CHECK IT OUT

HELP DE ELEKTRICIEN! Een elektricien heeft in de woonkamer drie lampen en twee schakelaars geĂŻnstalleerd. Met schakelaar 1 wil je lamp A en B samen bedienen, met schakelaar 2 lamp C. a

Is de stroomkring die je voorstelde correct?

b

Om welk type schakeling gaat het?

c

Geven in jouw stroomkring de drie identieke lampen evenveel licht?

d

Verklaar. Pas indien nodig je stroomkring aan.

e

Teken de stroomkring.

f

Benoem de lampen.

g

Duid de stroomzin aan bij gesloten schakelaars.

h

Overtrek de hoofdketen met groen en de zijketens met rood.

Š

2

VA N

IN

1

Helaas is er iets misgelopen. De elektricien heeft de lampen volgens het schema hieronder geschakeld. a

Overtrek de hoofdketen met groen en de zijketens met rood.

b

Welke lampen kun je bedienen met schakelaar 1, als schakelaar 2 dicht is?

C

1 c

Wat gebeurt er als je schakelaar 2 opent, terwijl schakelaar 1 dicht is?

d

Welke lamp kun je niet bedienen? Verklaar.

120 OnDeR sPAnninG!

B

A

2


CHECKLIST

NOG OEFENEN

• Ik kan de onderdelen van een elektrische stroomkring opsommen.

• Ik kan een stroomkring tekenen met de correcte symbolen.

• Ik kan de werking van schakelaars toelichten.

• Ik kan kortsluiting toelichten.

• Ik kan voorbeelden opsommen van geleiders en isolatoren.

• Ik kan de betekenis van de grootheden stroomsterkte, spanning en weerstand toelichten met behulp van onderdelen van de waterkringloop.

• Ik kan de grootheden stroomsterkte, spanning en weerstand en hun eenheden omschrijven.

• Ik kan de verschillende types schakelingen herkennen.

• Ik kan de verschillende types schakelingen tekenen.

• Ik kan de hoofdketen en zijketen weergeven in een stroomkring.

• Ik kan de lichtsterkte in een serie- en parallschakeling beschrijven.

• Ik kan de veranderingen in spanning en stroomsterkte in schakelingen vergelijken met een waterstroom.

• Ik kan de stroom- en spanningswet in de verschillende types schakelingen toepassen.

• Ik kan voorbeelden van de verschillende types schakelingen toelichten.

• Ik kan het verband tussen weerstand, spanning en stroomsterkte berekenen.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese formuleren.

• Ik kan de verschillende types schakelingen opstellen.

• Ik kan gerichte waarnemingen uitvoeren.

• Ik kan via waarnemingen het besluit afleiden.

• Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

• Ik toon respect voor de inbreng van anderen.

• Ik kan de antwoorden noteren in volzinnen.

BEGRIPSKENNIS

©

VA N

IN

1

JA

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

121 CHECK IT OUT  Onder spanning!


AAN DE SLAG 1 Op de foto’s staan stromen in de natuur. a Vul de tabel aan. b Geef met een pijl de stroomzin aan. 2

3

WELKE DEELTJES STROMEN?

WAT IS DE OORZAAK VAN DE STROMING?

2 Bestudeer de onderstaande stroomkringen. a Duid de polen van de batterij aan. b Kleur de lampjes die branden.

Zet een kruis over de gevaarlijke stroomkringen.

©

c

122 onder spanning!

VA N

IN

1


3 Een stroomkring bestaat uit twee schakelaars, een lampje en een bron. S1

S2

S1

S1

S2

S2

S1

S2

a Kleur de lampjes die branden. b Op hoeveel schakelaars moet je drukken om het lampje aan- en uit te zetten?

c

Noem een ruimte in je huis waar dit type schakeling voor een lamp voorkomt.

IN

d Noem een ruimte in je huis waar dit type schakeling voor een lamp nooit voorkomt.

VA N

4 Bestudeer de figuren. 2

Š

1

a Hoe ontstaat de kortsluiting in beide situaties? Verklaar.

b Zoek voor elke situatie een voorbeeld uit de actualiteit. Kleef de titel op of noteer.

123 Aan de slag  Onder spanning!


5 Vervang de fouten in de onderstaande krantenkoppen door correcte terminologie.

16-JARIGE DUITSER OVERLEEFT STROOMSTOOT VAN 15 000 VOLT

STROOMVERBRUIK IS MOEILIJK AF TE REMMEN

6 Lees het artikel en beantwoord de vragen.

IN

VA N

ELEKTROCUTEREN SIDDERALEN ZICHZELF OOK WELEENS?

©

Een accu met kop en vinnen, zo kun je de sidderaal (Electrophorus electricus) omschrijven. Drie elektrische organen in zijn lijf maken samen meer dan de helft van zijn gewicht uit. Met die batterijen kan een twee meter lange sidderaal schokken afgeven tot zo’n zeshonderd volt en bijna twee ampère (één ampère is dodelijk). Dat maakt dit dier, dat door modderige Zuid-Amerikaanse rivieren zwemt, een geduchte jager en een lastig te vangen vis.

Bron: De Standaard (8 april 2019)

a Noteer de spanning en de stroomsterkte van de schokken in symbolen.

b Hoe kan een sidderaal prooien vangen met elektriciteit?

c

Hoe kan er gevaar voor elektrocutie zijn voor de sidderaal zelf?

124 onder spanning!


7

Waarom mag je een ampèremeter nooit in een stroomkring zonder verbruiker schakelen?

8 Twee lampjes worden verbonden met een batterij van 9 V. Bereken de ontbrekende stroomsterktes en spanningen. STROOMKRING 1

1

2

1

I1 =

-

U1

=

-

I2 =

-

U2

= 1,8 V

-

Itot = 40 mA

-

Utot =

-

I1 =

-

-

-

U1

=

I2 = 0,200 A

-

U2

=

Itot = 0,250 A

-

Utot =

©

2

SPANNING

-

VA N

2

STROOMSTERKTE

IN

a

b

Welk lampje heeft de grootste weerstand? Verklaar.

125 AAn De slAG OnDeR sPAnninG!


9

Bestudeer de verschillende schakelingen. a

Bereken de ontbrekende stroomsterktes en spanningen. 1

2

1

3 2

1

1

2

3

2

3

b

4

=

I1

= 400 mA

I1

= 0,18 A

I2

=

I2

= 150 mA

I2

=

I3

=

I3

=

I3

=

Itot

= 0,6 A

Itot

=

I4

=

Itot

=

U1

=

U2

=

U3

=

VA N

IN

I1

Ubron = 4,50 V

Š

SPANNING

STROOMSTERKTE

3

U1

=

U1

=

U2

=

U2

=

U3

= 2,0 V

U3

=

Ubron = 6,0 V

U4

= 4,0 V

Ubron =

In welke schakeling(en) zijn alle lampjes identiek?

10 Teken schematisch de stroomkring van de vijf lampen op het verlichtingsarmatuur met een gelijkstroombron.

126 OnDeR sPAnninG!


11 Een stand-bylampje van een tv-toestel brandt als je het scherm uitschakelt, maar niet als je de volledige tv uitschakelt. a Hoeveel schakelaars heb je daarvoor nodig?

c

Bouw de stroomkring en test uit.

Weetje

IN

b Teken schematisch de vereenvoudigde stroomkring van de kring met het stand-bylampje en het tv-scherm.

©

VA N

Elektronische toestellen bestaan uit verschillende elektronische componenten, elk met hun eigen functie en symbool. We vereenvoudigen hier het scherm als geheel tot het lampsymbool.

weerstand

capaciteit

diode

led

transistor

aarding

12 Hervorm de basisformule van weerstand (R =    ) om: a de spanning te berekenen als de weerstand en stroomsterkte gegeven zijn.

b de stroomsterkte te berekenen als de weerstand en spanning gegeven zijn.

127 Aan de slag  Onder spanning!


13 Er vloeit een stroom van 4,75 A door je laptop (R = 4,3 Ω). Welke spanning levert de adapter? Gegeven: Gevraagd: Oplossing:

Controle: Wat gebeurt er in de adapter met de netspanning?

14 Hoe groot is de stroomsterkte door een broodrooster met een weerstand van 50 Ω die aangesloten is op het spanningsnet van 230 V? Gegeven: Gevraagd: Oplossing:

IN

Controle: In welke energievorm wordt de elektrische energie omgezet?

Doordenker

VA N

Een kerstslinger met tachtig lampjes (1,5 V) is aangesloten op een 12 V-adapter. Als je één lampje losdraait, gaan er acht lampjes uit. a Hoe zijn de lampjes geschakeld?

©

b Hoe groot is de stroomsterkte door elk lampje, als de totale stroomsterkte 2,5 A is? ☐  I = 0,25 A ☐  I = 2,5 A ☐  I = 25 A c

Hoe groot is de weerstand van een lampje? ☐  R = 166 mΩ ☐  R = 375 mΩ ☐  R = 6 Ω

Verder oefenen? Ga naar

128 onder spanning!

☐  R = 6 mΩ


05

Sterk werk! CHECK IN tOOn Je kRACHt!

2.1 wAnneeR is een VOORweRP in eVenwiCHt?

VERKEN! kRACHten

IN

HOOFDSTUK 2

HOe kunnen kRACHten elkAAR in eVenwiCHt HOuDen?

1.1 wAt is een HefBOOm?

VA N

HOOFDSTUK 1 HOe kun Je een kRACHt VeRGROten?

1.2 welke sOORten HefBOmen BestAAn eR?

2.2 welke sOORten eVenwiCHt BestAAn eR?

HOOFDSTUK 3

3.2 HOe kun Je De DRuk BeÏnVlOeDen?

©

3.1 wAt is Het VeRBAnD tussen kRACHt en VeRVORminG?

HOe kun Je De VeRVORminG DOOR een kRACHt BeÏnVlOeDen?

SYNTHESE

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT


CHECK IN

TOON JE KRACHT! UITDAGING

Niet alles is zo simpel als het lijkt. Breng de volgende lichaamsoefeningen tot een goed einde. WAT HEB JE NODIG?

☐ je lichaam     ☐ ongekookt ei    ☐ zakje    ☐ muur

AAN DE SLAG!

Superspieren? Voer een sit-up uit. Herhaal de oefening met gestrekte benen en met je armen gestrekt achter je hoofd.

2

Superlenig? Raak met je handen je tenen door voorover te buigen. Herhaal de oefening terwijl je tegen een muur staat.

3

Supersterk? Neem een ongekookt ei in je handpalm en probeer het te breken. Steek het voor de zekerheid in een zakje!

WAT GEBEURT ER?

1 2

HOE ZIT DAT?

©

3

VA N

IN

1

a Formuleer voor elke uitdaging een onderzoeksvraag. 1

Hoe komt het dat

2

Hoe komt het dat

3

Hoe komt het dat

b Formuleer een vermoedelijk antwoord (een hypothese) op je onderzoeksvragen. 1 2 3

Wat is kracht en hoe wordt kracht beïnvloed? We zoeken het uit!

130 Sterk werk!


VERKEN!

KRACHTEN

3

Wat gebeurt er met de snelheid van een tennisbal die in het net vliegt?

b

Hoe zie je dat?

c

Wat gebeurt er met het tennisnet?

d

Hoe zie je dat?

e

Wat wordt er uitgeoefend om die situatie te bekomen?

f

Kun je die grootheid rechtstreeks zien?

Neem een blad papier. a

Breng het blad in beweging. Wat doe je?

b

Verander het blad van vorm. Wat doe je?

c

Wat is er gemeenschappelijk?

IN

a

VA N

2

Mik een tennisbal in een net of kijk naar een tennismatch.

Š

1

Geef een voorbeeld uit het dagelijks leven van de onderstaande veranderingen. Noteer telkens de kracht die de verandering veroorzaakt. a

een verandering van bewegingstoestand: k kracht:

b

een verandering van vorm: k kracht:

c

een verandering van bewegingstoestand gecombineerd met een verandering van vorm:

k kracht: Krachten zijn niet zichtbaar, maar het effect van een kracht wel: een verandering van bewegingstoestand (= dynamisch effect van een kracht) en/of een verandering van vorm (= statisch effect van een kracht).

131 VeRken! kRACHten


4 Vul de tabel voor de grootheid kracht aan. GROOtHeiD met sYmBOOl

5

eenHeiD met sYmBOOl

meettOestel

1

Bestudeer de foto’s. a

Hoe zie je dat de zwaartekracht op de blaadjes werkt?

b

Hoe zie je dat de zwaartekracht op de man werkt? 2

Hoe komt het dat er bij de hangmat geen dynamisch effect is van de zwaartekracht? ☐ Er werken geen krachten op in. ☐ We zien de beweging niet. ☐ De ondersteuningskracht van de hangmat werkt de zwaartekracht tegen.

IN

c

Ga op zoek naar de massa die je aan een dynamometer moet hangen om een gewicht van 1 N te veroorzaken. a

Voor welke massa is het gewicht 1 N? m=

g=

©

6

VA N

Het gewicht van een voorwerp is de kracht die dat voorwerp, als gevolg van de zwaartekracht, op zijn ondersteuning of ophanging uitoefent. Het gewicht wordt bepaald door de aantrekking van de aarde en de massa van het voorwerp.

kg

b

Bereken de verhouding tussen het gewicht en de massa van het blokje. Fz N __ ___ = m kg

c

N betekent. Omschrijf in woorden wat 10 ___ kg

d

Hoe groot is het gewicht van een jongen met een massa van 45 kg? m=

kg L Fz=

N. Je kunt het gewicht berekenen als Fz = m ∙ 10 ___ kg

Doordenker

Welke uitspraak is correct als je in de lucht springt? Duid aan en verklaar. ☐ Je bent gewichtloos. ☐ Je bent massaloos. ☐ De zwaartekracht werkt niet op je in.

132 steRk weRk!


HOOFDSTUK 1

HOE KUN JE EEN KRACHT VERGROTEN? 1.1

Aan de ingang van Technopolis kun je meteen je eigen krachten testen: je tilt er probleemloos een auto op!

a

Waarom kun je de auto in andere omstandigheden niet gewoon optillen?

IN

1

WAT IS EEN HEFBOOM?

Een auto is

.

b

VA N

Een hefboom is een hulpmiddel om krachten te vergroten. Een hefboom bestaat uit: - een steunpunt (S); - een last (L) op de lastarm (llast): dat is het gewicht van het op te tillen voorwerp; - een macht (M) op de machtarm (lmacht): dat is de kracht die je uitoefent op de hefboom. Noteer in de vakjes op de foto het steunpunt (S), de last (L), de macht (M), de lengte van de lastarm (llast) en die van de machtarm (lmacht).

©

ONDERZOEK 1

HOE KUN JE EEN HEFBOOM LATEN DRAAIEN? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Welk verband bestaat er tussen de lengte van de machtarm (lmacht) en de macht (Fmacht) die nodig is om een hefboom te laten draaien?

2 HYPOtHese

Duid aan. Als de lengte van de machtarm verdubbelt … ☐ blijft de macht hetzelfde. ☐ halveert de macht. ☐ verdubbelt de macht.

3 BenODiGDHeDen

hefboom ☐ massablokje van 0,1 kg ☐ meetlat ☐ dynamometer ☐

133 HOOfDstuk 1 HOe kun Je een kRACHt VeRGROten?


4 weRkwiJZe

☐ Benoem op de figuur het steunpunt (S), de macht (M),

☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

=

m

=

de last (L), de lengte van de lastarm (llast) en die van de machtarm (lmacht). Bouw de opstelling na. Fz = Meet llast en lmacht. Vul aan op de figuur. Trek aan de dynamometer totdat de hefboom horizontaal hangt. Lees Fmacht af. Noteer je waarneming in de tabel. Meet voor vijf andere waarden van lmacht de nodige kracht Fmacht. (Verander niets aan de last.) Ruim de werktafel op.

m

N

5 wAARneminGen

a

Vul de tabel aan. fmacht (n)

fmacht ∙ lmacht (n ∙ m)

VA N

IN

lmacht (m)

De grafiek is een

Maak de grafiek. Gebruik het onlinestappenplan ‘grafieken’.

©

b

c

-

Welke vorm heeft de grafiek? Noteer dat onder de grafiek.

-

Bereken voor elke afstand Fmacht ∙ lmacht.

-

Wat stel je vast over de berekende waarden?

-

Wat gebeurt er met de macht als de lengte van de machtarm verdubbelt?

Schrap wat niet past. De macht is recht evenredig / omgekeerd evenredig met de lengte van de machtarm.

steRk weRk!

STAPPENPLAN GRAFIEKEN

Onderzoek het verband. Gebruik het onlinestappenplan ‘verbanden’.

6 Besluit

134

.

STAPPENPLAN VERBANDEN


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Welke kracht werkt in op de lastarm? Bereken en vul aan op de figuur.

Flast = d

Bereken. Flast ∙ llast =

e

Vergelijk Fmacht ∙ lmacht (zie berekeningen in de tabel) met Flast ∙ llast (zie berekening hierboven). Wat stel je vast?

IN

Om een kracht te vergroten, kun je een hefboom gebruiken en de hefboomregel toepassen:

Fmacht ∙ lmacht = Flast ∙ llast

a

VA N

Op welke positie kun je een draaideur het makkelijkst openen? Voorspel een rangschikking van de klinken volgens toenemende moeilijkheid. b

Test je rangschikking uit. - Ga naar een deur en zet ze op een kier. - Zet je wijsvinger op de deur op de verschillende posities en open de deur.

©

2

2 1 3 4 5 6

c

Schrijf de juiste rangschikking op.

d

Verklaar de positie van een standaarddeurklink.

e

Teken op de figuur het steunpunt (S) en de machtarm (lmacht) voor een standaarddeurklink.

7

135 HOOfDstuk 1 HOe kun Je een kRACHt VeRGROten?


Bedenk een hefboom waarmee je met één vinger je smartphone kunt optillen. a

Test uit.

b

Teken de hefboom.

c

Duid het steunpunt (S), de last (L) en de macht (M) aan op de tekening.

d

Noteer de lengte van de lastarm (lmacht) en die van de machtarm (lmacht).

e

Bereken aan de hand van je gegevens de kracht die je met je vinger uitoefent om de smartphone op te tillen.

VA N

IN

3

kg; lmacht =

©

Gegeven: mlast =

cm; llast =

Gevraagd: Fmacht = ? Oplossing: -

Bereken Flast =

-

Pas de hefboomregel toe: Dus Fmacht =

Controle: Is dat de enige mogelijke kracht bij die opstelling? Verklaar.

136 steRk weRk!

cm


1.2 WELKE TYPES HEFBOMEN BESTAAN ER? 1 Op de foto’s zijn verschillende hefbomen als werktuig weergegeven. a Benoem elk werktuig. b Duid op elke figuur de macht (M), de last (L) en het steunpunt (S) aan. 1

2

Werktuig:

3

Werktuig: 5

6

Werktuig:

VA N

IN

4

Werktuig:

Werktuig:

Werktuig:

2 Er zijn drie mogelijke onderlinge liggingen van de macht, de last en het steunpunt. LAST BEVINDT ZICH TUSSEN MACHT EN STEUNPUNT

©

STEUNPUNT BEVINDT ZICH TUSSEN MACHT EN LAST

MACHT BEVINDT ZICH TUSSEN LAST EN STEUNPUNT

a Duid op de tekeningen de macht (M), de last (L) en het steunpunt (S) aan. b Noteer drie voorbeelden in elke kolom. Laat je inspireren door de vorige oefening.

137 HOOFDSTUK 1  Hoe kun je een kracht vergroten?


Doordenker

Hefbomen zijn een van de oudste werktuigen van de mens. Ze werden onder meer gebruikt bij de bouw van piramides. De Griekse filosoof-wetenschapper Archimedes beweerde zelfs het volgende: ‘Geef mij een steunpunt en ik verplaats de aarde.’ a Duid op tekening de macht (M), de last (L) en het steunpunt (S) aan. b Hoeveel langer dan de lastarm moet de machtarm zijn, opdat Archimedes met zijn eigen massa van 60 kg de aarde van 6 ∙ ​​10​​ 24​​kg zou kunnen optillen?

c

Lukt dat in de praktijk?

nekgewricht

VA N

IN

3 Bestudeer de gewrichten op de figuur.

teengewricht

elleboog

©

a Hoe zie je dat de gewrichten hefbomen zijn?

b Vul de onderstaande tabel aan.

MACHT (SPIER)

LAST

VOORDEEL VAN DE HEFBOOM

Met een kleine kracht in de nekgewricht

Met een kleine kracht in de

teengewricht

Met een kleine kracht in de

elleboog

´ Maak oefening 1, 2 en 3.

138 Sterk werk!


HOOFDSTUK 2

HOE KUNNEN KRACHTEN ELKAAR IN EVENWICHT HOUDEN? 2.1 1

WANNEER IS EEN VOORWERP IN EVENWICHT?

Laat een vork balanceren op je vinger. a

In welke situatie is de vork in evenwicht? Vink aan. 2

3

IN

1

VA N

Het zwaartepunt van een voorwerp is het punt waarrond alle delen van het voorwerp elkaar in evenwicht houden. Duid het zwaartepunt en het steunpunt aan bij de drie situaties.

c

Hoe liggen het zwaartepunt en het steunpunt ten opzichte van elkaar bij evenwicht?

©

b

Doordenker

Je zaagt de vork in twee stukken in het zwaartepunt en legt beide delen op een balans. Welk deel is het zwaarst?

2

Bestudeer de foto’s. 1

a

2

3

Hoe zie je dat er evenwicht is?

139 HOOfDstuk 2 HOe kunnen kRACHten elkAAR in eVenwiCHt HOuDen?


b

Duid op iedere foto het steunpunt (S) en het zwaartepunt (Z) aan.

c

Hoe liggen het zwaartepunt en het steunpunt ten opzichte van elkaar bij evenwicht?

Bij evenwicht is er geen beweging, doordat het zwaartepunt (Z) en het steunpunt (S) op eenzelfde verticale lijn liggen.

Bestudeer de foto. a

Duid het zwaartepunt (Z) en het steunpunt (S) aan.

b

Hoe kunnen de kinderen de wip in evenwicht krijgen?

c

Speel het spel op de applet (zoek op: Phet, evenwicht).

IN

3

4 Je wilt een reuzenmobiel maken met touwtjes, massa’s en blokjes,

VA N

zoals voorgesteld op de figuur. (De massa van de touwtjes en de latjes is verwaarloosbaar.)

Duid de twee steunpunten (S) en twee zwaartepunten (Z) aan.

b

Vul de ontbrekende massa’s in.

©

a

2m

1m

1 kg 1m

5

3m

Probeer het zwaartepunt van een ringvormig voorwerp (bv. een donut) te bepalen, zoals je deed bij een vork. a

Wat stel je vast? Verklaar.

b

Voer het onderzoek uit.

140 steRk weRk!

OPEN APPLET


ONDERZOEK

HOE VIND JE HET ZWAARTEPUNT VAN EEN WILLEKEURIG VOORWERP? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Waar ligt het zwaartepunt van een ringvormig voorwerp?

2 HYPOTHESE

We denken dat .

3 BENODIGDHEDEN

☐ ringvormig voorwerp (bv. een hoepel, een ring …) ☐ touw ☐ schietlood ☐ 2 wasknijpers

4 WERKWIJZE

☐ Hang de ring op aan het touw op punt 1

IN

(zie de tekening bij ‘Waarnemingen’). ☐ Hang het schietlood op aan hetzelfde punt.

☐ Teken bij ‘Waarnemingen’ de lijn die gevormd wordt door het

5 WAARNEMINGEN

VA N

schietlood. ☐ Herhaal dat voor punt 2 en 3. ☐ Teken de drie lijnen op de tekening bij ‘Waarnemingen’. ☐ Ruim de werktafel op.

a  Hoe kun je het zwaartepunt afleiden uit je waarnemingen?

b  Duid het steunpunt (S) en het zwaartepunt (Z) aan. c  Wat gebeurt met het zwaartepunt als je links op de ring een wasknijper plaatst?

©

1

2

3

d  Wat gebeurt er als je wasknijpers links en rechts tegenover elkaar op de ring plaatst?

6 BESLUIT

Antwoord op de onderzoeksvraag.

141 HOOFDSTUK 2  Hoe kunnen krachten elkaar in evenwicht houden?


7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?             c

Hoe kun je die manier om het zwaartepunt van een voorwerp te bepalen, veralgemenen? Schrap wat niet past. -

Het zwaartepunt van een voorwerp ligt altijd / soms / nooit op het voorwerp.

-

Je kunt het zwaartepunt van een voorwerp altijd / soms / nooit met een touwtje en een schietlood bepalen.

-

Als je de massa van een voorwerp verandert, verschuift het zwaartepunt altijd / soms / nooit.

Doordenker

IN

a Benoem het steunpunt (S) en het zwaartepunt (Z) van de toren van Pisa. b Hoe kunnen ingenieurs de toren stabieler maken? Schrap wat niet past. Ze kunnen links een trekkabel spannen / een ondersteuning plaatsen.

-

Ze kunnen rechts een trekkabel spannen / een ondersteuning plaatsen.

-

Ze moeten een kracht naar links / naar rechts uitoefenen.

©

VA N

-

142 Sterk werk!


2.2 WELKE SOORTEN EVENWICHT BESTAAN ER? 1

Duid op iedere foto het zwaartepunt (Z) en het steunpunt (S) aan. a

Verklaar waarom er in elke situatie een evenwicht is.

b

Noteer bij elke foto de letter van de bijbehorende omschrijving.

4

5

3

IN

2

6

VA N

1

Š

A Als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, komt het naar hetzelfde evenwichtspunt terug. k Soort evenwicht:

B Als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, beweegt het zich verder van het evenwichtspunt. k Soort evenwicht: C Als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, blijft het stilhangen of stilliggen in een willekeurig punt. k Soort evenwicht:

Er zijn drie soorten evenwicht. -

Stabiel evenwicht: als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, komt het vanzelf weer in evenwicht.

-

Labiel evenwicht: als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, raakt het verder uit evenwicht.

-

Onverschillig evenwicht: evenwicht als het voorwerp uit evenwicht wordt gebracht, heeft dat geen verdere beweging tot gevolg. c

Noteer bij elke omschrijving in de vorige opgave het soort evenwicht.

143 HOOfDstuk 2 HOe kunnen kRACHten elkAAR in eVenwiCHt HOuDen?


2 Hoe liggen het steunpunt en het zwaartepunt ten opzichte van elkaar bij opgehangen voorwerpen (bijvoorbeeld op foto 1, 3 en 6 uit de vorige oefening)? Kies uit:

boven – in – onder

a Stabiel evenwicht: het zwaartepunt ligt             het steunpunt. b Labiel evenwicht: het zwaartepunt ligt             het steunpunt. c

Onverschillig evenwicht: het zwaartepunt ligt             het steunpunt.

Doordenker

Hoe komt het dat je voor staande voorwerpen (bijvoorbeeld op foto 2, 4 en 5 uit oefening 1) geen vergelijkbare regelmaat kunt vaststellen?

IN

3 Geef een voorbeeld van elk type evenwicht. a stabiel evenwicht:

b labiel evenwicht:

VA N

c onverschillig evenwicht:

©

4 Ga op één been staan met je armen naast je lichaam. a Welk soort evenwicht is dat? Verklaar.

b Vind je makkelijker of moeilijker je evenwicht bij de volgende veranderingen? -

Je strekt je armen naast je uit.

-

Je strekt je armen voor je uit.

-

Je strekt je armen voor je uit en je vrije voet naar achteren.

-

Je zet je tweede voet op de grond.

c Schrap wat niet past. - Hoe meer / minder de massa verdeeld is, hoe stabieler het evenwicht. - Hoe groter / kleiner het steunvlak, hoe stabieler het evenwicht.

144 Sterk werk!


5

Speel een spelletje Jenga. a

Duid bij elke toren het zwaartepunt (Z) en het steunpunt (S) aan. 1

b

3

Verklaar. Toren 1 is stabieler dan toren 2.

-

Toren 3 valt om.

VA N

IN

-

Welke aanpassing is er nodig om een evenwicht te krijgen of het te verhogen? Verklaar. 1

2

3

©

6

2

- Benen gespreid en knieën vooruit: - Lichaam vooruit:

Het evenwicht van een voorwerp neemt toe in stabiliteit door: - het zwaartepunt zo laag mogelijk te leggen (bij hangende voorwerpen: onder het steunpunt); - de massa gelijkmatig te verdelen; - het steunvlak zo groot mogelijk te maken. ´ Maak oefening 4, 5, 6, 7 en 8.

145 HOOfDstuk 2 HOe kunnen kRACHten elkAAR in eVenwiCHt HOuDen?


HOOFDSTUK 3

HOE KUN JE DE VERVORMING DOOR EEN KRACHT BEÏNVLOEDEN? 3.1 WAT IS HET VERBAND TUSSEN KRACHT EN VERVORMING? 1 Bestudeer de foto’s. a Wat is de inwerkende kracht? b Hoe zie je het statische effect van die kracht?

INWERKENDE KRACHT

VA N

HET STATISCHE EFFECT ZIE JE AAN …

ONDERZOEK

2

IN

1

WAT BEPAALT DE GROOTTE VAN DE VERVORMING? 1 ONDERZOEKSVRAAG

©

Welke invloed hebben de kracht en het contactoppervlak op de vervorming?

2 HYPOTHESE

Hoe groter de kracht,

.

Hoe groter het contactoppervlak,

.

3 BENODIGDHEDEN

☐ vervormbaar kussen ☐ 2 zware boeken of bakstenen

4 WERKWIJZE

☐ Leg één boek plat op het kussen en bestudeer de vervorming. ☐ Duid je waarneming aan in de tabel op de volgende pagina. ☐ Bedenk nog twee opstellingen met de boeken en het kussen

waarmee je een vervorming veroorzaakt. ☐ Duid je waarnemingen aan in de tabel.

146 Sterk werk!


5 wAARneminGen

a

Vul de tabel aan en schrap wat niet past. eXPeRiment

b

wAARneminG

1

Je legt één boek plat op het kussen.

veel / weinig vervorming

2

Je legt

.

veel / weinig vervorming

3

Je legt

.

veel / weinig vervorming

Rangschik de vervormingen van klein naar groot.

6 Besluit

Hoe groter de kracht,

.

Hoe groter het contactoppervlak,

.

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

Was de hypothese correct?

c

Welke kracht wordt uitgeoefend door de boeken?

d

Met welke andere kracht kun je ook vervorming veroorzaken?

.

VA N

b

De druk p is een maat voor de vervorming. a

Welke formule is correct? Verklaar.

©

2

IN

7 RefleCtie

F ☐ p = __ A

b

p = _A_ F

p =F∙A

Welke eenheid heeft druk? N ☐ ___ m²

c

m² ___ N

N ∙ m²

Hervorm de basisformule om: -

de kracht te berekenen als de druk en het contactoppervlak gegeven zijn.

-

het contactoppervlak te berekenen als de kracht en de druk gegeven zijn.

Het statische effect van een kracht wordt bepaald door de grootte van de kracht en de grootte van het contactoppervlak. De grootheid druk is een maat voor de vervorming.

147 HOOfDstuk 3 HOe kun Je De VeRVORminG DOOR een kRACHt BeÏnVlOeDen?


3 Vul de tabel voor de grootheid druk aan. EXPERIMENT

FORMULE OM DRUK TE BEREKENEN

EENHEID MET SYMBOOL

Weetje

Druk komt heel vaak voor in het dagelijks leven. Daarom wordt er een eigen eenheid aan gegeven. De basiseenheid is pascal (1 Pa = 1 ___ ​​  N  ​​),   genoemd naar de m² wetenschapper Blaise Pascal, die veel onderzoek deed naar druk. In het weerbericht wordt de standaardluchtdruk van 1 013 hPa gebruikt om hoge- en lagedrukgebieden te benoemen.

IN

Er zijn nog andere eenheden van druk. De druk van je fietsband N  ​​ ). wordt uitgedrukt in bar (1 bar = 105 ​​ ___ m²

4 Je staat rechtop en oefent een druk uit op de grond. Welke uitspraak is correct? Als je op één been gaat staan, ...

☐ halveert zowel de druk op de grond als je gewicht.

VA N

☐ verdubbelt zowel de druk op de grond als je gewicht. ☐ verdubbelt de druk en blijft je gewicht hetzelfde. ☐ halveert de druk en blijft je gewicht hetzelfde.

5 Rupsbanden met een contactoppervlak van 2,3 m²

Gegeven:

©

(voor beide banden samen) ondersteunen een graafmachine van 8 380 kg. Hoe groot is de druk op de grond?

Gevraagd:

Oplossing:

Controle: Wat is het nut van de rupsbanden?

Tip

Om de druk te berekenen, moet het contactoppervlak altijd in m² staan. A = 1 cm² = 1 cm ∙ 1 cm = 0,01 m ∙ 0,01 m = 0,0001 m ​​ ​​ 2​​ = 1 ∙ 10–2 m ∙ 1 ∙ 10–2 m = 1 ∙ 10–4 m²

148 Sterk werk!

1 cm 1 cm


6 Je duwt met je vinger met een kracht van 2 N op een

touchscreen en veroorzaakt een druk van 12 500 ___ ​​  N2  ​​.  m Hoeveel cm² is je vinger groot? Gegeven:

Gevraagd:

Oplossing:

Controle: Hoe kun je de druk vergroten (en zo het touchscreen beter bedienen)?

IN

Doordenker

Schrijf de druk uit oefening 5 en 6 in (kilo)pascal. Rond af tot op één cijfer na de komma.

VA N

p5 =             Pa=             ∙ 103 Pa =             kPa

p6 = 12 500 Pa =             ∙             Pa =             Pa

7 Mo staat op ski’s van 180 cm lang en 11 cm breed. Hij veroorzaakt een druk van 1,95 ∙ 103 ___ ​​  N2  ​​.  m Bereken het gewicht en de massa van Mo met zijn ski’s aan. Gegeven:

©

Gevraagd:

Oplossing: Oppervlak van 1 ski in m²:

Gewicht uit druk:

Massa uit gewicht:

Controle: Is de berekende massa realistisch? Controleer indien nodig je berekeningen. 149 HOOFDSTUK 3  Hoe kun je de vervorming door een kracht beïnvloeden?


3.2 HOE KUN JE DE DRUK BEÏNVLOEDEN? 1

Schrap wat niet past en vul de tabel aan.

VOORBeelD

mOet De DRuk ZO GROOt Of ZO klein mOGeliJk ZiJn?

HOe is Het COntACt OPPeRVlAk AAnGePAst?

klein / groot

klein / groot

klein / groot

klein / groot

welk DOel Heeft De AAnPAssinG?

1

Een eend stapt in de modder. 2

IN

Een leeuw verslindt een prooi. 3

4

klein / groot

klein / groot

klein / groot

VA N

Je krijgt een vaccinatie.

klein / groot

2

©

Je draagt een rugzak.

Geef een voorbeeld uit de sport waarbij: -

er grote druk nodig is.

-

er kleine druk nodig is.

Dieren en voorwerpen zijn aangepast om een kleine of grote druk te veroorzaken door hun contactoppervlak en door de kracht die ze uitoefenen. Hoe kleiner het contactoppervlak en/of hoe groter de kracht, hoe groter de druk, en omgekeerd. ´ Maak oefening 9, 10, 11 en 12.

150 steRk weRk!


SYNTHESE

KRACHTEN EEN SAMENVATTING MAKEN (VOLGENS CORNELL) KRACHTEN

Statisch effect

1 Een kracht kun je vergroten met behulp van

=

- Hefboomregel:

-

.

Drie types: •

Dynamisch effect

•             •

= -

De werking is het best bij een             machtarm

IN

en een             macht.

2 Krachten heffen elkaar op bij

Gewicht

-

Voorwaarde: zwaartepunt op zelfde verticale lijn als steunpunt

-

Drie types afhankelijk van

VA N

Fz =

.

• • •

Stabiliteit verhogen door              ,

©

-

en

3 Statisch effect van krachten: druk -

Invloedsfactoren voor vervorming:

- Formule: -

Aanpassingen voor grote of kleine druk

Krachten veroorzaken een

effect.

Je kunt een kracht vergroten met behulp van

.

Voorbeelden van

zijn een koevoet, een schaar en een pincet.

Krachten heffen elkaar op bij evenwicht. Er zijn drie soorten evenwicht:

, bijvoorbeeld bij een schommel, een turnster en een bal.

Het statische effect van een kracht (druk) wordt bepaald door de grootte van de kracht en de grootte van het contactoppervlak. Een voorbeeld van een drukvergroting door een klein contactoppervlak is een               . Een voorbeeld van drukverlaging is

.

151 Synthese  Krachten


CHECK IT OUT

TOON JE KRACHT! Neem de onderzoeksvragen die je op p. 130 bij de CHECK IN formuleerde. Beantwoord de extra vragen en formuleer een wetenschappelijk antwoord op elke onderzoeksvraag.

1 Hoe komt het dat

?

Duid de last (L), de macht (M) en het steunpunt (S) aan op de foto. Antwoord op de onderzoeksvraag Gebruik de termen ‘hefboom’, ‘last(arm)’ en ‘macht(arm)’.

2 Hoe komt het dat a Waar ligt het zwaartepunt van de mens?

IN

?

c

VA N

b Duid het steunpunt (S) en het zwaartepunt (Z) aan op de foto en op de tekening. Welk verschil is er als je tegen een muur staat?

Antwoord op de onderzoeksvraag Gebruik de termen ‘zwaartepunt’ en ‘steunpunt’.

©

3 Hoe komt het dat

?

a Hoe kan een ei breken?

b Schrap wat niet past. Om een ei te kunnen breken moet het contactoppervlak groot / klein zijn, zodat de druk groot / klein wordt. Antwoord op de onderzoeksvraag Gebruik de termen ‘kracht’, ‘contactoppervlak’ en ‘druk’.

152 Sterk werk!


CHECKLIST

NOG OEFENEN

• Ik kan het statische en dynamische effect van een kracht omschrijven.

• Ik kan het gewicht van een voorwerp berekenen.

• Ik kan de werking van een hefboom toelichten.

• Ik kan de verschillende types hefbomen herkennen.

• Ik kan voorbeelden opsommen van hefbomen.

• Ik kan rekenvraagstukken over hefbomen oplossen.

• Ik kan het zwaartepunt omschrijven.

• Ik kan de evenwichtsvoorwaarde toelichten.

• Ik kan de verschillende types evenwicht herkennen.

• Ik kan voorbeelden opsommen van evenwicht.

• Ik kan het begrip ‘druk’ toelichten.

• Ik kan voorbeelden opsommen van aanpassingen om de druk te vergroten of te verkleinen.

• Ik kan rekenvraagstukken over druk oplossen.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese formuleren.

• Ik kan gerichte waarnemingen uitvoeren.

• Ik kan gegevens voorstellen in een tabel en op een grafiek.

• Ik kan het verband tussen grootheden afleiden uit de tabel en de grafiek.

• Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

• Ik toon respect voor de inbreng van anderen.

• Ik kan een onderzoek mondeling voorstellen aan de klas.

• Ik kan de antwoorden noteren in volzinnen.

BEGRIPSKENNIS

IN

1

JA

©

VA N

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

• Ik kan via waarnemingen het besluit afleiden. 3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

153 Check it out  Toon je kracht!


AAN DE SLAG 1 Bestudeer de foto’s. 1

2

3

4

a Op welke foto’s is een hefboom afgebeeld? Vink aan. b Duid op de hefbomen het steunpunt (S), de last (L) en de macht (M) aan.

2 Veeg de klas op twee verschillende manieren met een borstel.

b Verklaar.

VA N

a Wat merk je?

IN

- Eerst houd je beide handen aan het uiteinde. - Vervolgens verplaats je één hand ongeveer 50 cm naar de borstelkop toe.

©

3 Om een blikje frisdrank te openen, oefen je een kracht van

1,5 N uit op de trekkant van het klipje met een lengte van 2 cm. Om het blikje te openen, is er een kracht nodig van 6 N. a Duid het steunpunt (S), de last (L) en de macht (M) aan. b Hoe lang is de machtarm? Gegeven:

Gevraagd:

Oplossing:

154 Sterk werk!


4 In welke situaties blijft de opstelling staan? De stip stelt het zwaartepunt voor. Test uit en verklaar.

1

2

1

3

2 1/4 1/2

In situatie

In situatie

Verklaring:

Verklaring:

1/2 1/4

VA N

IN

5 Bouw een van de onderstaande opstellingen na en test het evenwicht uit.

Verklaar hoe het evenwicht ontstaat.

Š

6 Bouw de opstelling na.

Laat pas los wanneer alles staat zoals op de foto. a Denk je dat je het bovenste flesje kunt wegnemen zonder dat het onderste valt? Test uit. b Herhaal de proef met de flesopener naar voren geschoven, zodat het uiteinde van de flesopener net op de tafel ligt. Verklaar je waarneming. 155 Aan de slag  sterk werk!


7 Probeer een leeg blikje frisdrank in evenwicht te brengen op de rand van het blikje (zie foto).

a Probeer het twee keer opnieuw: een keer als het blikje voor een derde is gevuld met water en een keer als het volledig is gevuld. (Plaats je opstelling in een bak om mislukte pogingen op te vangen!) Wat stel je vast? b Verklaar door op de onderstaande figuren het zwaartepunt en het steunpunt aan te duiden. 1/3 GEVULD

c

Wat stel je vast?

VA N

IN

LEEG

©

8 De stoelen op de foto’s bevinden zich in evenwicht.

a Teken het steunpunt (S) en zwaartepunt (Z) van de stoelen op de foto’s.

b In welk evenwicht bevindt de stoel zich op de linker figuur? Verklaar. c

In welk evenwicht bevindt de stoel zich op de rechter figuur? Verklaar.

d Test uit.

156 Sterk werk!

VOL


9 Welk fenomeen illustreren de foto’s? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. 1

2

3

☐ hefboom

☐ hefboom

☐ hefboom

☐ evenwicht

☐ evenwicht

☐ evenwicht

☐ druk

☐ druk

☐ druk

5

6

IN

4

☐ hefboom

☐ hefboom

☐ evenwicht

☐ evenwicht

☐ evenwicht

☐ druk

☐ druk

☐ druk

VA N

☐ hefboom

10 Een olifant steunt op zijn vier poten, een dame op twee naaldhakken. a Wie veroorzaakt de grootste druk volgens jou?

b Ga dat na met berekeningen.

©

Gegeven: Schrap wat niet past. - A4 poten = 0,008 m² / 0,08 m² / 0,8 m² - molifant = 60 kg / 600 kg / 6 000 kg - A2 hakken = 0,004 m² / 0,04 m² / 0,4 m² - mdame = 60 kg / 600 kg / 6 000 kg Gevraagd:

en

Oplossing:

Controle: Was je voorspelling correct? Verklaar waarom je fout was. 157 Aan de slag  sterk werk!


11 Verklaar de onderstaande situaties. a Een boekenplank buigt sterk door als je alle boeken in het midden zet.

b Een fakir kan op een spijkerbed liggen. c

Een stoel zakt weg in nat gras.

IN

d Op een pas gelegde vloer wordt een plank gelegd om over de vloer te kunnen wandelen.

VA N

e Met een hamer kun je een spijker in hout kloppen.

Š

12 Hoe zit het met de druk van een schaar? a Veroorzaakt een schaar een kleine of een grote druk?

b Welke twee eigenschappen heeft een schaar daarvoor?

´ Verder oefenen? Ga naar

158 Sterk werk!


06

KLEUR! CHECK IN

2.1 HOe kRiJGen liCHtstRAlen Hun kleuR?

ZOek De VeRBORGen BOODsCHAP!

VERKEN!

2.2 HOe kRiJGen DOnkeRe liCHAmen Hun kleuR?

liCHtBROn Of DOnkeR liCHAAm?

IN

HOOFDSTUK 2

1.1 uit welke kleuRen BestAAt wit liCHt?

HOe OntstAAn VeRsCHillenDe kleuRen?

VA N

HOOFDSTUK 1

HOe kun Je kleuRen Zien?

SYNTHESE

©

1.2 wAt is Zien?

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

2.3 welk effeCt Heeft een kleuRfilteR?


CHECK IN

ZOEK DE VERBORGEN BOODSCHAP! UITDAGING

WAT HEB JE NODIG?

VA N

IN

Achterhaal de verborgen boodschap.

©

AAN DE SLAG!

Noteer de werkwijze. ☐

WAT GEBEURT ER?

a Welke boodschap komt er tevoorschijn? b Welke kleur krijgt de witte achtergrond? c

Welke kleur krijgt de verbergende tekst?

d Welke kleur krijgt de verborgen boodschap? HOE ZIT DAT?

Hoe kun je die waarnemingen verklaren? Maar wat is kleur nu precies? We zoeken het uit, zodat je zelf geheime boodschappen kunt maken met kleur! 160 KLEUR!


VERKEN!

LICHTBRON OF DONKER LICHAAM? 1 Bekijk de foto’s. 1

2

3

4

a Vul de tabel in met enkele voorbeelden. Kijk rond in de klas of laat je inspireren door de foto’s. LICHTBRON NATUURLIJK

KUNSTMATIG

ONDOORSCHIJNEND

VA N

IN

een lichtbron en een donker lichaam.

-

DOORSCHIJNEND

b Geef het verschil tussen: -

DONKER LICHAAM

een doorschijnend en een ondoorschijnend donker lichaam.

©

2 Lees de onderstaande krantenkoppen. 1

BLIND DOOR NAAR DE ZON TE KIJKEN

2

Jongetje (9) blind door laserpen: “Alsof er een kogel door zijn oog is gegaan”

a Hoe komt het dat de zon en lasers je oog kunnen beschadigen?

b Welke energieomzetting vindt er plaats?

c Hoe komt het dat je wel naar kamerverlichting mag kijken?

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

- -

Kijk nooit rechtstreeks naar een laserbundel of naar de zon. Richt een laser nooit op iemand anders! 161 Verken!  Lichtbron of donker lichaam?


3

Licht is een vorm van energie die ontstaat uit andere energievormen of die omgezet wordt in andere energievormen. Noteer bij elke situatie de energievorm. 1

2

3

biochemische energie naar naar licht

naar licht 5

licht naar

licht naar

VA N

naar licht

6

IN

4

4 Deze foto is genomen op een festival.

162 kleuR!

Welke uitspraak is correct? ☐ De lichtstralen zijn zichtbaar omdat de lichtbronnen lasers zijn. ☐ De lichtstralen zijn zichtbaar omdat er mist wordt gemaakt. ☐ Lichtstralen zijn altijd zichtbaar.

b

Geef een tegenvoorbeeld voor de foute uitspraken en een verklaring voor de juiste uitspraak.

©

a

-

De lichtstralen zijn zichtbaar omdat de lichtbronnen lasers zijn.

-

De lichtstralen zijn zichtbaar omdat er mist gemaakt wordt.

-

Lichtstralen zijn altijd zichtbaar.

Een lichtbron produceert licht en is rechtstreeks zichtbaar. Licht is een energievorm. Een donker lichaam produceert geen licht. Het is alleen zichtbaar als er licht op weerkaatst. De geproduceerde lichtstralen van een lichtbron zijn enkel zichtbaar als ze weerkaatsen op deeltjes. Een doorschijnend donker lichaam laat een deel van het licht door.


HOOFDSTUK 1

HOE KUN JE KLEUREN ZIEN? 1.1

UIT WELKE KLEUREN BESTAAT WIT LICHT?

ONDERZOEK 1

HOE VERSCHILT DE VOORTPLANTING VAN LICHT VAN DE VOORTPLANTING VAN EEN BALLETJE? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Hoe is de voortplanting (= het voortbewegen) van licht te vergelijken met de voortplanting van een balletje?

2 HYPOtHese

Schrap wat niet past. De voortplanting van licht is identiek aan / gedeeltelijk vergelijkbaar met / totaal verschillend van de voorplanting van een balletje.

3 BenODiGDHeDen ☐

2 balletjes

spiegel

IN

☐ 2 laserpennen

4 weRkwiJZe

1

Experiment 2 ☐ Schijn met twee laserpennen, zodat ze elkaar kruisen. ☐ Rol de twee balletjes over de tafel volgens de richting van de twee afzonderlijke laserstralen. ☐ Teken het pad van de laserstralen en van de balletjes. ☐ Ruim de werktafel op.

2

rechtopstaande spiegel

©

VA N

Experiment 1 ☐ Plaats een spiegel rechtop op de tafel. ☐ Schijn met een laserpen op de spiegel. ☐ Rol een balletje over de tafel volgens de richting van de laserstraal. ☐ Teken het pad van de laserstraal en van het balletje. ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

Experiment 1 a Wat gebeurt er met het balletje dat op de spiegel botst? Het balletje b

.

Wat gebeurt er met het licht dat op de spiegel schijnt? Het licht

.

Experiment 2 a Wat gebeurt er met de balletjes nadat ze tegen elkaar botsen? De balletjes b

.

Wat gebeurt er met het licht tijdens de botsing van twee lichtstralen? De lichtstralen

.

163 HOOfDstuk 1 HOe kun Je kleuRen Zien?


6 Besluit

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Hoe kun je de voorplanting van een balletje (deeltje) tekenen?

d

Hoe kun je de voorplanting van licht tekenen?

e

Open de applet (zoek op: Phet, watergolven) om experiment 2 te verklaren.

-

Met wat kun je dat vergelijken?

VA N

-

Wat is licht?

IN

Klik op ‘golven’ en onderzoek de verschillende mogelijkheden.

golflengte

©

Bij sommige hindernissen vertoont licht golfgedrag. We stellen dat dan ook voor door een golf. engte De afstand tussen twee toppen noemen we de golflengte.

OPEN APPLET

ONDERZOEK 2

HOE VERSCHILT DE VOORTPLANTING VAN LICHTGOLVEN MET DIE VAN GELUIDSGOLVEN?

Een gebied met een bepaalde samenstelling noemen we een middenstof of een medium. We onderzoeken het gedrag van licht en geluid in vaste, gasvormige en vloeibare middenstoffen. 1 OnDeRZOeksVRAAG

Door welke middenstoffen planten licht- en geluidsgolven zich voort?

2 HYPOtHese

Duid aan.

164 kleuR!

liCHt

GeluiD

De golf plant zich door sommige middenstoffen voort.

De golf plant zich door het luchtledige voort.

De golf plant zich door elke middenstof voort.


3 BENODIGDHEDEN

☐ smartphone    ☐ vacuümstolp

4 WERKWIJZE

Experiment 1 ☐ Speel een liedje af op de smartphone. ☐ Leg de smartphone onder de stolp die gevuld is met lucht.

Experiment 2 ☐ Speel een liedje af op de smartphone. ☐ Leg de smartphone onder de stolp. ☐ Maak de stolp luchtledig (vacuüm). 5 WAARNEMINGEN

a Schrap wat niet past en vul de tabel aan. SITUATIE

WAARNEMING VOOR HET LICHT

WAARNEMING VOOR HET GELUID

-

Je ziet het licht niet / wel.

-

Je hoort het geluid niet / wel.

-

Licht plant zich niet / wel voort

-

Geluid plant zich niet / wel voort

De smartphone ligt onder een luchtledige stolp.

-

Je ziet het licht niet / wel.

-

Je hoort het geluid niet / wel.

-

Licht plant zich niet / wel voort

-

Geluid plant zich niet / wel voort

IN

De smartphone ligt onder de stolp die gevuld is met lucht.

.

VA N

door       en

door       en

door       en

door

.

.

.

6 BESLUIT

©

b Wat zou er veranderen als de kolf uit ondoorzichtig glas of metaal gemaakt was?

-

Licht plant zich

.

-

Geluid plant zich

.

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?             c

Geef een voorbeeld van een andere middenstof waarin geluid en licht zich voortplanten.

d Door welke middenstof gaat het zonlicht tussen de zon en de aarde?

e

Is een ontploffing hoorbaar op de maan? Verklaar.

165 HOOFDSTUK 1  Hoe kun je kleuren zien?


Licht is een golf die zich door het luchtledige kan voortplanten. Golven die zich voorplanten in het luchtledige zijn elektromagnetische golven (EM-golven). Een voorbeeld van een EM-golf is zichtbaar licht. Zichtbaar licht maakt deel uit van het EM-spectrum. EM-spectrum

Elektromagnetisch spectrum

AM

FM

Tv

Radar

Radiogolven 100 m

Grootte van een gebouw

1m

Afstandsbediening tv Lamp

Infrarood 1 cm

0,01 cm

1 000 nm

Zon

Röntgenapparaat

Radioactieve elementen

Röntgenstralen

Gammastralen

Ultraviolet 10 nm

0,01 nm

Zichtbaar spectrum

Bestudeer de figuur. Noteer voor elke EM-golf een toepassing.

b

Geef drie kenmerken van kleuren die je kunt afleiden uit de figuur. -

-

©

VA N

IN

a

-

c

Schrijf de golflengte van groen licht in meter.

We gaan op zoek naar een manier om de verschillende kleuren in wit licht zichtbaar te maken. Bedenk een experiment.

166 kleuR!

0,000 1 nm

Grootte van een atoom


ONDERZOEK 3

HOE VERKRIJG JE VERSCHILLENDE KLEUREN UIT WIT LICHT? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Hoe kun je wit licht opsplitsen in verschillende kleuren?

2 HYPOTHESE

We denken dat .

3 BENODIGDHEDEN

Lijst het nodige materiaal op. ☐

4 WERKWIJZE

5 WAARNEMINGEN

VA N

IN

Beschrijf de onderzoeksstrategie.

Beschrijf je waarnemingen.

6 BESLUIT

©

Gebruik de volgende woorden in je besluit: sommige materialen – juiste invalshoek – ROGGBIV

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?             c

Kun je dit experiment ook uitvoeren met een laser? Verklaar.

167 HOOFDSTUK 1  Hoe kun je kleuren zien?


Doordenker

In de natuur zie je de opsplitsing van het witte zonlicht in de ROGGBIV-kleuren bij een regenboog. a

Welke situatie geeft de positie van de waarnemer, de zon en de regenboog correct weer? 2

1

b

3

VA N

IN

Welk extra fenomeen vindt er plaats in de regendruppels?

Wit licht bestaat uit de ROGGBIV-kleuren (rood – oranje – geel – groen – blauw – indigo – violet). Als wit licht onder de juiste invalshoek op bepaalde middenstoffen valt (glas, plastic, water, oneffen reflecterende oppervlakken), splitst het licht op in de ROGGBIV-kleuren.

1

168 kleuR!

WAT IS ZIEN?

©

1.2

Bestudeer de foto. a

Teken op de foto de nodige lichtstralen om duidelijk te maken dat de vrouw zowel de zon als haar boek kan waarnemen.

b

Wat is het verschil tussen de zon zien en het boek zien?


Via de pupil en de ooglens komen de lichtstralen terecht op het netvlies, waar de lichtsterkte en de kleuren opgevangen worden en doorgegeven worden naar de hersenen. Vervolledig de figuur. - Duid de pupil, de lens en het netvlies aan. - Teken drie verschillende lichtstralen die door het midden van de lens gaan.

b

Hoe staat het beeld op het netvlies?

c

Hoe leid je dat af uit de lichtstralen die je tekende?

d

Hoe komt het dat we dat niet zo waarnemen?

VA N

Weetje

IN

a

Het netvlies registreert kleuren op basis van golflengtes. Op de grafiek staat de relatieve gevoeligheid (verticale as) voor de verschillende golflengtes (horizontale as) weergegeven. De lichtgevoelige cellen van het netvlies, de kegeltjes genoemd, zijn het gevoeligst voor rood, groen en blauw. Dat worden de hoofdkleuren of primaire lichtkleuren genoemd. Afgekort spreken we van RGB-licht.

Š

2

Alle andere kleuren kunnen we waarnemen doordat de verschillende kegeltjes tegelijk informatie doorsturen naar de hersenen.

Lichtstralen komen rechtstreeks van een lichtbron of via terugkaatsing op een donker lichaam terecht in het oog. Het netvlies geeft het signaal door naar de hersenen, waardoor we beelden en kleuren van de omgeving vormen.

169 HOOfDstuk 1 HOe kun Je kleuRen Zien?


HOOFDSTUK 2

HOE ONTSTAAN VERSCHILLENDE KLEUREN? 2.1 HOE KRIJGEN LICHTSTRALEN HUN KLEUR? ONDERZOEK 1

HOE MENGEN RGB-KLEUREN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Welke kleuren ontstaan bij menging van de primaire lichtkleuren?

2 HYPOTHESE KLEURENCOMBINATIE

VOORSPELLING

rood + groen rood + blauw

IN

blauw + groen

3 BENODIGDHEDEN

VA N

rood + blauw + groen

☐ 3 smartphones     ☐ wit blad papier   ☐  kleurpotloden of markeerstiften

4 WERKWIJZE

☐ Zoek via het internet een zuivere RGB-kleur op:

©

- smartphone 1: rood FF0000, - smartphone 2: groen 00FF00, - smartphone 3: blauw 0000FF. ☐ Richt de schermen naar een wit blad, zodat je de gewenste overlap bekomt. ☐ Kleur de vakjes op de tekening in de waargenomen kleur. ☐ Ruim de werktafel op.

B+G

blauw (B)

groen (G)

R+G+B R+B

R+G rood (R)

5 WAARNEMINGEN

Vul de tabel aan en schrap wat niet past. KLEURENCOMBINATIE

170 KLEUR!

WAARGENOMEN KLEUR

HELDERHEID

rood + groen

meer / gelijk / minder

rood + blauw

meer / gelijk / minder

blauw + groen

meer / gelijk / minder

rood + blauw + groen

meer / gelijk / minder


6 Besluit

Als je groen en/of blauw en/of rood licht mengt, bekom je .

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat . Was de hypothese correct?

c

Waarom wordt de overlap van de kleuren in de tekening aangeduid met een plusteken?

d

Verklaar de verandering in helderheid.

IN

b

VA N

Door twee of drie van de primaire lichtkleuren (rood, groen, blauw) in gelijke verhouding te mengen, bekom je drie nieuwe (secundaire) lichtkleuren (cyaan, magenta, geel) of wit licht. Dat wordt additieve kleurmenging genoemd.

Verklaar de benaming additieve kleurmenging. Tip: denk aan het Engelse werkwoord ‘to add’.

2

Open een wit kleurvlak op je smartphone. Wrijf met een vochtige doek of vinger over je scherm.

©

1

a

Wat merk je?

b

Hoe komt dat?

c

Herhaal dat voor de primaire lichtkleuren. Wat merk je?

171 HOOfDstuk 2 HOe OntstAAn VeRsCHillenDe kleuRen?


3 Open de website RGB Colour Mixer op een pc of op je smartphone. a Zoek de instellingen voor de meest heldere vorm van de primaire en secundaire lichtkleuren. Noteer de RGB-waarden in de onderstaande tabel. KLEUR

ROOD

GROEN

BLAUW

blauw

groen

cyaan

geel

magenta

wit

zwart

IN

rood

OPEN WEBSITE

KLEUR

oranje grijs donkergroen

VA N

b Schrijf voor nog vier andere kleuren de samenstelling op. ROOD

GROEN

c

©

paars

Vergelijk met je buur. Wat stel je vast? Verklaar.

d Hoeveel kleuren kun je maken met het kleurenpallet? Verklaar.

172 KLEUR!

BLAUW


4 Teken op de kleurencirkel hieronder een driehoek met hoekpunten op rood, groen en blauw. Waar staan de kleuren die veel rood bevatten?

b

Waar staan de kleuren die geen rood bevatten?

c

Hoe ontstaan de andere ROGGBIV-kleuren uit de RGB-kleuren?

d

Teken met kleurpotloden de RGB-lichtkleuren die de zon produceert.

VA N

IN

a

Š

2.2 HOE KRIJGEN DONKERE LICHAMEN HUN KLEUR? 1

Welke basiskleuren heb je nodig om alle mogelijke lichtkleuren te maken?

2

Hoe zit dat met verf? Welke drie basiskleuren gebruik je om alle verfkleuren te maken?

leuren De Engelse wetenschappelijke namen voor die kleuren zijn magenta Dat zijn de primaire verfkleuren. (roze), cyaan (lichtblauw) en yellow (geel). Dat wordt afgekort tot de CMY-kleuren.

173 HOOfDstuk 2 HOe OntstAAn VeRsCHillenDe kleuRen?


Weetje

Verf is een mengsel waarin kleurstoffen (pigmenten) opgelost zijn. Kleurstoffen komen in de natuur voor (planten, dieren, mineralen) of worden kunstmatig gemaakt. Elke kleurstof bestaat uit deeltjes met een specifieke samenstelling en vorm die bepalen of licht opgenomen of gereflecteerd wordt.

verf

kleurstoffen (pigmenten)

deeltjesvoorstelling

ONDERZOEK 2

HOE MENGEN CMY-VERFKLEUREN?

IN

1 OnDeRZOeksVRAAG

Welke kleuren ontstaan er bij menging van de primaire CMY-kleuren?

2 HYPOtHese

cyaan + magenta cyaan + geel magenta + geel

VOORsPellinG

VA N

kleuRenCOmBinAtie

©

magenta + geel + cyaan 3 BenODiGDHeDen

☐ stiften of waterverf in de drie CMY-kleuren

4 weRkwiJZe

☐ Kleur de vakjes in de kleuren van de verfborstels.

☐ Bestudeer de kleuren die ontstaan in de overlappende stukken. ☐ Vergelijk de helderheid van de ontstane kleuren met die van de

basiskleuren. ☐ Ruim de werktafel op.

cyaan (C)

C+Y

geel (Y)

C+M+Y M+C

Y+M

magenta (M)

174 kleuR!


5 wAARneminGen

Vul de tabel aan en schrap wat niet past. kleuRenCOmBinAtie

wAARGenOmen kleuR

HelDeRHeiD

cyaan + magenta

meer / gelijk / minder

cyaan + geel

meer / gelijk / minder

magenta + geel

meer / gelijk / minder

magenta + geel + cyaan

meer / gelijk / minder

6 Besluit

Als je cyaan en/of geel en/of magenta kleurstoffen mengt, bekom je .

7 RefleCtie

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

Was de hypothese correct?

c

Welke kleuren reflecteert cyaan?

d

Welke kleuren reflecteert magenta?

e

Welke kleuren reflecteert de overlap?

f

Verklaar de verandering in helderheid.

.

Š

VA N

b

IN

a

Door twee of drie van de primaire verfkleuren (cyaan, magenta, geel) in gelijke verhouding te mengen, bekom je drie nieuwe (secundaire) verfkleuren (rood, groen, blauw). Dat wordt subtractieve kleurmenging genoemd.

175 HOOfDstuk 2 HOe OntstAAn VeRsCHillenDe kleuRen?


3 Teken de gereflecteerde lichtstralen en benoem de waargenomen kleur. wit licht

wit licht

wit licht

wit licht

4 Welke kleuren worden geabsorbeerd en gereflecteerd bij de verfkleuren? Vul de tabel aan. GEREFLECTEERD

GEABSORBEERD

=

B

+

G

=

W

M

=

B

+

R

=

W

Y

=

G

+

IN

C

R

=

B

R

=

R

G

=

G

Z

=

=

W

=

W

GEABSORBEERD

R

G

=

=

©

B

VA N

GEREFLECTEERD

=

R

5 Verklaar de benaming subtractieve kleurmenging. Tip: denk aan het Engelse werkwoord ‘to subtract’. 6 Bij drukwerk wordt gebruikgemaakt van vierkleurendruk. a Welke kleuren hebben inktpatronen?

b De afkorting voor zwart is K. Zoek op en verklaar.

176 KLEUR!


c

Waarom wordt het zwarte patroon toegevoegd aan de primaire kleuren?

d Hoe kunnen andere kleuren afgedrukt worden?

´ Maak oefening 1, 2 en 3.

Doordenker

b Zoek op hoe witte verf gemaakt wordt.

VA N

IN

a Welke uitspraak is correct? ☐ Je kunt nooit wit afdrukken. ☐ Met een standaardprinter kun je geen wit afdrukken. ☐ Wit hoeft nooit afgedrukt te worden.

2.2 WELK EFFECT HEEFT EEN KLEURFILTER? 1 Bekijk de frisdrankflesjes op de foto.

©

a Welke kleur hebben de frisdranken in de flesjes?

b Hoe komt het dat je zo moeilijk de kleur kunt bepalen?

Doorschijnende voorwerpen met een kleur noemen we kleurfilters. We onderzoeken het effect van kleurfilters op kleuren.

177 HOOFDSTUK 2  Hoe ontstaan verschillende kleuren?


ONDERZOEK 3

HOE VERANDERT EEN KLEURFILTER EEN LICHTSTRAAL? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Welke kleuren laat een kleurfilter door?

2 HYPOtHese GePRODuCeeRDe liCHtkleuR

VOORsPellinG wAARGenOmen liCHtkleuR

door kleurloze kleurfilter

door rode kleurfilter

door groene kleurfilter

door gele kleurfilter

wit groen

3 BenODiGDHeDen

(☐ lichtbakje met wit licht ☐ kleurfilters: gummibeertjes in verschillende kleuren ☐ kleurpotloden

4 weRkwiJZe

VA N

☐ gekleurde lichtbronnen

IN

rood

rode laserpen

groene laserpen)

☐ Leg een gummibeertje op de tafel.

☐ Plaats de lichtbron op de tafel, zodat je door het gummibeertje

(in de lengte) kunt schijnen. ☐ Teken je waarnemingen.

☐ Boots elke situatie na met een applet (zoek op: Phet, kleuren zien).

OPEN APPLET

☐ Ruim de werktafel op.

©

5 wAARneminGen

BesCHiJnen met liCHtBAkJe

178 kleuR!

BesCHiJnen met RODe lAseR

BesCHiJnen met GROene lAseR


GEPRODUCEERDE LICHTKLEUR

WAARGENOMEN LICHTKLEUR

door kleurloze kleurfilter

door rode kleurfilter

door groene kleurfilter

door gele kleurfilter

wit rood groen 6 BESLUIT

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

7 REFLECTIE

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b Was de hypothese correct?             Verklaar de naam ‘kleurfilter’.

ONDERZOEK 4

.

VA N

c

IN

a

HOE BEÏNVLOEDT EEN KLEURFILTER DE VOORWERPSKLEUR?

©

1 ONDERZOEKSVRAAG

Welke kleur hebben voorwerpen als je door een kleurfilter kijkt?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De kleur van alle voorwerpen verandert. ☐ De kleur van sommige voorwerpen verandert. ☐ De kleur van de voorwerpen verandert niet.

3 BENODIGDHEDEN

☐ rode en blauwe kleurfilter ☐ voorwerpen in het rood, groen, blauw en andere kleuren

(balpennen, potloden …) ☐ schoendoos met een opening in het deksel en een

opening in de zijwand ☐ kleurpotloden ☐ wit blad papier

179 HOOFDSTUK 2  Hoe ontstaan verschillende kleuren?


4 WERKWIJZE

☐ Leg een wit blad papier op de bodem van de schoendoos. ☐ Leg de voorwerpen op het witte blad. ☐ Leg een kleurfilter op de opening in het deksel. ☐ Kijk door de opening in de zijwand. Noteer de kleur van de drie voorwerpen. ☐ Kijk door de opening in het deksel met de kleurfilter. Noteer de kleur van de drie voorwerpen. ☐ Herhaal voor de andere kleurfilter en met de twee kleurfilters op elkaar. ☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

rood:

groen:

wit blad

a

blauw

rood

blauw + rood

blauw

rood

blauw + rood

blauw

rood

blauw + rood

blauw

rood

blauw + rood

blauw

rood

blauw + rood

©

andere kleur:

b Welke kleuren van de kleurcirkel lijken zwart met een rode kleurfilter?

Hoe staan ze in de cirkel ten opzichte van rood?

180 KLEUR!

Vergelijk de waarneming door de zijwand met die door de kleurfilter. Wat stel je vast?

c

WAARNEMING DOOR KLEURFILTER

IN

blauw:

WAARNEMING DOOR ZIJWAND

KLEURFILTER

VA N

VOORWERP


d Welke kleuren van de kleurcirkel lijken rood met een rode kleurfilter?

e

Hoe staan ze in de cirkel ten opzichte van rood?

6 BESLUIT

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b Was de hypothese correct?             c

Waarom voer je het experiment uit met een schoendoos?

IN

2

3

©

1

VA N

d Teken bij de verschillende situaties de invallende en waargenomen lichtstralen voor: - het witte blad, - een blauwe balpen.

2 Hoe komt het dat de handen van de artiest roze lijken? ☐ Er worden roze ledlichten gebruikt.

☐ Er worden witte ledlichten met roze filters gebruikt. ☐ Beide mogelijkheden kunnen.

181 HOOFDSTUK 2  Hoe ontstaan verschillende kleuren?


3

Met welke kleur licht moet je schijnen opdat de appels dezelfde kleur zouden hebben? a

Zoek het antwoord door met kleurfilters naar de appels te kijken.

b

Waarom zijn de appels niet perfect zwart?

4 De zon schijnt door de groene gordijnen en laat nog een deel van het licht door. a

Hoe komt het dat je de gordijnen zowel langs buiten als langs binnen als groen waarneemt? - Verklaar door de RGB-lichtstralen te tekenen. wit

lic

ht

iw

IN

il t

VA N

c th

in De kAmeR

b

Welke vorm van kleurmenging is dat?

-

Wat is de wetenschappelijke benaming voor het gordijn?

Š

-

Je sluit de gordijnen van de slaapkamer op de foto. Er komt nog een deel van het licht binnen. Welke kleur hebben de verschillende voorwerpen? -

het plafond:

-

het tapijt:

-

het dekbedovertrek:

-

de verlichting:

´ Maak oefening 4, 5, 6, 7, 8 en 9.

182 kleuR!

Buiten


Doordenker

De lucht is blauw. Toch is de atmosfeer geen blauwe kleurfilter. Als de atmosfeer wel een blauwe filter was, hoe zou je dan: -

de zon waarnemen?

-

voorwerpen waarnemen?

De lucht is blauw doordat enkel het blauwe licht naar alle kanten verstrooid wordt door de luchtmoleculen. De andere RGB-kleuren worden minder of niet gehinderd. In wolken worden alle kleuren verstrooid, waardoor ze wit zijn.

IN

Lichtkleuren ontstaan door additieve kleurmenging van de primaire lichtkleuren (rood, groen en blauw) in verschillende verhoudingen. De lichtkleur is rechtstreeks waarneembaar.

VA N

Voorwerpskleuren ontstaan door subtractieve kleurmenging van de primaire verfkleuren (cyaan, magenta en yellow). De kleur die we zien, wordt bepaald door de kleur die gereflecteerd wordt.

Š

Een kleurfilter is een toepassing van subtractieve kleurmenging. kleurmenging Het effect van kleurfilters is te vergelijken met het gebruik van een gekleurde lichtbron.

183 HOOfDstuk 2 HOe OntstAAn VeRsCHillenDe kleuRen?


SYNTHESE

een flOwCHARt

JA

IS ER EEN LICHTBRON?

NEE

We kunnen voorwerpen zien doordat . JA

NEE

IN

IS HET VOORWERP EEN LICHTBRON?

IS ER EEN KLEURFILTER OF GEKLEURDE LICHTBRON?

VA N

NEE

Het donkere lichaam krijgt zijn kleur door

JA

. Een deel van het licht

.

©

HEEFT HET DONKERE LICHAAM (DEELS) DEZELFDE KLEUR? NEE

JA

Het donkere lichaam lijkt Het donkere lichaam de lamp of filter.

. de kleur van

IS HET ROOD, GROEN OF BLAUW LICHT? NEE

Er is JA

Je ziet kleur.

184 kleuR!

kleurmenging van de

.


CHECK IT OUT

ZOEK DE VERBORGEN BOODSCHAP! 1 Bij de CHECK IN op p. 160 ontcijferden we de verborgen boodschap. Je formuleerde daarvoor een verklaring. a

Was die verklaring correct?

b Teken de lichtstralen die je oog bereiken vanuit de witte achtergrond, de geheime boodschap en de verbergende tekst.

c

(Her)formuleer eventueel de verklaring.

ht

VA N

lic

IN

wit

d Welk type kleurmenging is dat?

2 Maak zelf in het programma Paint een geheime boodschap die enkel zichtbaar is met een blauwe filter.

Š

Laat je inspireren door dit voorbeeld, dat zichtbaar wordt met een rode filter. Gebruik de kleurencirkel.

185 Check it out  Zoek de verborgen boodschap!


CHECKLIST

NOG OEFENEN

• Ik kan voorbeelden opsommen van lichtbronnen en kleurfilters in het dagelijks leven.

• Ik kan het zien van voorwerpen onderscheiden van het zien van lichtbronnen.

• Ik kan licht als deel van het EM-spectrum omschrijven.

• Ik kan de begrippen ‘additieve kleurmenging’ en ‘subtractieve kleurmenging’ omschrijven.

• Ik kan toelichten waarom een bepaalde kleur waargenomen wordt.

• Ik kan het effect van een kleurfilter op kleurwaarneming toelichten.

• Ik kan de invallende en waargenomen lichtstralen in de juiste RGB-kleur grafisch weergeven.

• Ik kan verschillende voorbeelden opsommen van additieve en subtractieve kleurmenging in het dagelijks leven.

• Ik kan het ontstaan van kleur in digitale toepassingen omschrijven.

• Ik kan een voorbeeld van kleur(verandering) opsommen uit de wetenschap en de technologie.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese formuleren.

• Ik kan gerichte waarnemingen uitvoeren.

• Ik kan via waarnemingen het besluit afleiden.

• Ik kan via reflectievragen de waarnemingen grafisch voorstellen.

• Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

• Ik toon respect voor de inbreng van anderen door te luisteren en geen negatieve commentaar te geven.

• Ik kan een onderzoek mondeling voorstellen aan de klas.

• Ik kan de antwoorden noteren in correct Nederlands.

BEGRIPSKENNIS

VA N

IN

1

JA

©

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

186 KLEUR!


AAN DE SLAG 1 Teken voor drie vruchten de teruggekaatste RGB-kleur(en) op de foto.

a Welke vorm van kleurmenging zorgt voor de kleuren van het fruit?

b Schrap wat niet past. - Als fruit rijpt, verandert de smaak niet / wel. - De samenstelling van het fruit verandert niet / wel. c

Verklaar hoe de kleur van fruit kan veranderen tijdens het rijpen.

IN

2 Zijn de onderstaande voorbeelden een toepassing van additieve of subtractieve kleurmenging? Schrap wat niet past en leg uit.

B

C

Š

VA N

A

regelbaar ledlicht

zonnebril

ledtelevisiescherm

a Dit is een voorbeeld van additieve / subtractieve kleurmening, want

.

b Dit is een voorbeeld van additieve / subtractieve kleurmenging, want

c

.

Dit is een voorbeeld van additieve / subtractieve kleurmening, want

.

187 Aan de slag  kleur!


3 Kleur in de natuur. a Hoe komt het dat boombladeren groen zijn? ☐ De bladgroenkorrels produceren groen licht. ☐ De bladgroenkorrels absorberen rood en blauw licht. ☐ De bladgroenkorrels absorberen groen licht. b Hoe komt het dat bladeren verkleuren in de herfst, wanneer ze uitdrogen?

c

In tuinbouwserres gebruikt men vaak roze kunstlicht om de teelten te verbeteren. Verklaar.

4 Zijn de volgende uitspraken juist of fout?

IN

VA N

a Verbeter indien nodig door het onderstreepte deel te vervangen. b Gebruik een kleurfilter en de applet (zoek op: Phet, kleuren zien) om je antwoorden te controleren. -

Een oranje kleurfilter laat rood licht door.

-

Een appelsien lijkt oranje als je door een rode kleurfilter kijkt.

-

Een appelsien lijkt rood als je haar met een rode lamp beschijnt.

-

Een rode balpen lijkt oranje als je haar met een gele lamp beschijnt.

-

Een wit blad lijkt oranje als je door een gele en een rode kleurfilter kijkt.

-

Twee kleurfilters op elkaar laten nooit licht door.

©

OPEN APPLET

5 Bescherm je huid in de zon! a Waarom wordt zonnecrème een UV-filter genoemd?

b Wat is het verschil tussen UV 50 en UV 20 op een tube zonnecrème?

Weetje

In de nanotechnologie gaat men op zoek naar toepassingen van wetenschappelijke kenmerken van heel kleine deeltjes. In zonnecrème zitten zulke kleine deeltjes (nanodeeltjes). Hun afmetingen komen precies overeen met de golflengte van UV-licht.

188 KLEUR!


6 Chirurgen dragen speciale operatiepakken. a Wat zou er gebeuren als een arts een wit operatiepak draagt in de goed verlichte operatiekamer?

b Welk kleuren heeft het pak het best opdat bloed erop goed zichtbaar is?

7 Om aan te tonen dat alle kleuren samen wit licht maken, kun je de schijf van Newton gebruiken.

b Waarom moet je snel draaien met de schijf?

Maak de onderstaande uitspraken correct. Schrap wat niet past.

VA N

c

IN

a Zoek op wat dat is. Gebruik de schijf van Newton uit de klas, maak ze zelf of kijk naar een gebruikersfilmpje op YouTube.

-

De kleurvlakken op de schijf ontstaan door additieve / subtractieve kleurmenging

-

Wij zien de draaiende schijf als wit door additieve / subtractieve kleurmenging

8 Lees het onderstaande artikel en beantwoord de vragen.

©

WAAROM WE SLECHTER SLAPEN VAN HET TUREN NAAR EEN SCHERM Wat is er ontdekt?

Jongeren die tot laat in de avond telefoons, tablets of computers gebruiken, slapen slechter dan leeftijdsgenoten die geen schermpjes gebruiken voor het slapengaan. Dat blijkt uit onderzoek van het Nederlandse RIVM onder ruim 1 300 kinderen en jongeren. De veelvuldige schermgebruikers slapen tot een half uur korter en worden ook relatief vaak wakker ’s nachts.

Het RIVM voerde een soortgelijk onderzoek eerder uit onder volwassenen, met vergelijkbare resultaten. Een belangrijke oorzaak van die problemen is het blauwe licht dat afkomstig is van de beeldschermen, dat de biologische klok kan verstoren. Blauw licht bemoeilijkt namelijk de productie van het hormoon melatonine, dat het slaap- en waakritme regelt.

Bron: www.demorgen.be (6 maart 2019)

189 Aan de slag  kleur!


a Beschrijf met je eigen woorden waarom schermgebruik (volgens het artikel) schadelijk is.

b Hoe kan een oranje bril helpen?

c

Geef nog twee andere redenen waarom overdreven schermgebruik je nachtrust kan verstoren.

9 Verklaar de onderstaande waarnemingen.

IN

- Verklaring?

-

BEKIJK VIDEO

Š

VA N

a Eenzelfde jurk wordt op twee manieren waargenomen. Bekijk het filmpje.

Deze kleurwaarneming is objectief / subjectief (schrap wat niet past).

b De kleur van je jas lijkt buiten anders dan in de winkel. - Verklaring?

-

Deze kleurwaarneming is objectief / subjectief (schrap wat niet past).

´ Verder oefenen? Ga naar

190 KLEUR!


07

safety Safety First first! CHECK IN lOs Het mYsteRie OP!

VERKEN! witte POeDeRs

HOOFDSTUK 2

IN

HOe kunnen we stOffen OnDeRsCHeiDen OP BAsis VAn stOf­ eiGensCHAPPen?

2.1 welke stOfeiGensCHAPPen ken Je?

1.1 wAt ZiJn stOffen?

VA N

HOOFDSTUK 1

HOe GA Je VeiliG Om met CHemisCHe stOffen?

1.2 HOe weRk Je VeiliG in een lABO?

SYNTHESE

©

1.3 welke lABOmAteRiAlen GeBRuiken we?

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

2.2 HOe OnDeR­ sCHeiD Je witte stOffen OP BAsis VAn stOf­ eiGensCHAPPen?


CHECK IN

LOS HET MYSTERIE OP! UITDAGING

Identificeer het witte poeder op het bureau van de directeur.

WIT POEDER GEVONDEN OP BUREAU VAN DE DIRECTEUR Op het bureau van de directeur staat er plots een glazen pot met een wit poeder. Er is echter één probleem: niemand weet welke stof het is. Men vermoedt wel dat de stof uit de keuken van de school komt. Het witte poeder moet onderzocht en geïdentificeerd worden. De school wil zo snel mogelijk weten welke stof er in de glazen pot zit, en daarbij schakelt ze jullie in!

IN

LOS HET MYSTERIE OP werk als een echte detective

WAT HEB JE NODIG?

☐ witte poeders

AAN DE SLAG!

VA N

☐ kennis van de verschillende eigenschappen van die poeders

Bekijk het filmpje en ontdek hoe onderzoekers te werk gaan om een misdaad op te lossen.

©

HOE ZIT DAT?

Hoe zou jij van start gaan om het witte poeder te identificeren? Leg uit.

Hoe kunnen we stoffen veilig identificeren? We zoeken het uit!

192 sAfetY fiRst!

!

? ??


VERKEN!

WITTE POEDERS 1 Welke witte poeders uit de keuken ken je? Geef enkele voorbeelden. 2 Vul de tabel aan. a Zoek op het internet waarvoor de volgende witte stoffen gebruikt worden. b Duid de gevaarlijke stoffen aan en noteer het gevaar. PRODUCT

GEBRUIK

GEVAARLIJK?

1

☐ nee

☐ ja:

IN

schoonmaaksoda 2

☐ nee

☐ ja:

☐ nee

☐ ja:

☐ nee

☐ ja:

☐ nee

☐ ja:

VA N

maïszetmeel

©

3

mierenvergif 4

citroenzuur 5

pijnstiller 193 Verken!  WITTE POEDERS


c

Geef enkele eigenschappen waarmee je stoffen van elkaar kunt onderscheiden.

d Wat mag je zeker niet doen om stoffen van elkaar te onderscheiden? Waarom niet?

Weetje

coniine uit de gevlekte scheerling

Tiberius Claudius George III Peter Tchaikovsky Alan Turing 54 1820 1893 1954 Romeinse keizer Koning van GrootRussische Britse wiskundige BrittanniĂŤ en componist Ierland

VA N

Socrates 399 v. Chr. Griekse wijsgeer

IN

BEROEMDE GIFSLACHTOFFERS

paddenstoelengif

arsenicum

Š

Sommige stoffen zijn bij inname dodelijk en worden daarom als gif gebruikt.

Het meest gebruikte gif bij moorden is het witte poeder arseenzuur (H3AsO4). In de achttiende eeuw bestond er al een identificatietechniek om het giftige arsenicum als doodsoorzaak aan te wijzen in een (zelf)moordzaak: de marshtest, genoemd naar de chemicus James Marsh. Hij mengde een verdacht poeder met zink en leidde het mengsel door een buis, waar het werd verhit. Als er arseenzuur aanwezig was, ontstond er waterstof en een zichtbare arsinedamp, die bij afkoeling neersloeg en een spiegelend oppervlak vormde. Bron: www.chemischefeitelijkheden.nl

194 safety first!

enterotoxines uit de cholerabacterie

cyanide


HOOFDSTUK 1

HOE GA JE VEILIG OM MET CHEMISCHE STOFFEN? 1.1

WAT ZIJN STOFFEN?

In de tabel staan enkele voorbeelden van voorwerpen die uit een of meerdere stoffen bestaan. a

Vul de tabel aan zoals het voorbeeld. VeRAnDeRliJke eiGensCHAPPen

VOORweRP

1

-

vorm aantal diamanten kleur van de diamanten

-

goud koolstof (diamant)

-

kleur massadichtheid hardheid

IN

ring

OnVeRAnDeRliJke eiGensCHAPPen

stOffen

2

potlood

©

3

VA N

- grafiet (koolstof)

fiets

b

Duid het synoniem aan voor de volgende termen. veranderlijke eigenschappen:

onveranderlijke eigenschappen:

☐ stofeigenschappen

☐ stofeigenschappen

☐ voorwerpseigenschappen

☐ voorwerpseigenschappen

Een voorwerp bestaat uit stoffen. Met stoffen bedoelen we in de wetenschappen het materiaal waaruit iets bestaat. Voorwerpen zien er niet altijd hetzelfde uit. Ze hebben veranderlijke eigenschappen of voorwerpseigenschappen. voorwerpseigenschappen Voorwerpen kunnen uit een of meerdere stoffen bestaan. Stoffen hebben vaak eigenschappen of kenmerken die bij de stof horen en die niet veranderen. Dat noemen we onveranderlijke eigenschappen of stofeigenschappen. stofeigenschappen ´ Maak oefening 1, 2, 3 en 4.

195 HOOfDstuk 1 HOe GA Je VeiliG Om met CHemisCHe stOffen?


1.2. HOE WERK JE VEILIG IN EEN LABO? 1 Lees de onderstaande krantenkoppen en artikels. Welke gevaren brengen de vermelde chemische stoffen met zich mee? Vul in.

1

2

TWEE MENSEN KRITIEK NA INADEMEN GIFTIGE DAMPEN ONTSTOPPER

De bewoner van een bovenwoning in Weert is woensdagavond gewond geraakt bij het mengen van chemische stoffen, waaronder in elk geval chloor.

KLUSJESMAN, 84-JARIGE VROUW ÉN VIJFTIEN HULPVERLENERS IN ZIEKENHUIS Bron: www.hln.be (24 oktober 2015)

Dat gebeurde rond half tien in de Kerkstraat.

Ziekenhuis

Bron: www.hln.be (23 juni 2019)

VA N

Schilde – Een 31-jarige merrie moest deze week voor haar leven vechten nadat ze overgoten werd met een bijtend product. De paardenbeul sloeg afgelopen week zijn slag op een weiland in Schilde. Het paard is intussen aan de betere hand. De politie is een onderzoek gestart naar de dader.

De bewoner was onwel geworden en is door de brandweer in veiligheid gebracht op straat en daar afgespoeld. Daarna is hij door een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De brandweer is de bovenwoning ingegaan om metingen te verrichten en om te achterhalen door welke stoffen de man precies gewond is geraakt. Een drugslab heeft de brandweer in elk geval niet in de woning aangetroffen, laat een woordvoerder van de brandweer weten.

IN

3

Bron: www.limburger.nl (3 oktober 2018)

1

2

3

©

CHEMISCHE STOF

MOGELIJK GEVAAR

2 Zoek zelf een krantenartikel dat een gevaar aantoont van werken met chemische stoffen. a Noteer de krantenkop en de bron.

b Noteer de chemische stof en het mogelijke gevaar.

c

196 safety first!

Plak eventueel het krantenartikel hiernaast.


3 Welke andere gevaren kunnen er nog zijn wanneer je experimenten uitvoert? 4 Wat is belangrijke kennis om veilig in een labo met

chemische stoffen te kunnen werken en om verschillende experimenten te kunnen uitvoeren? 

 

5 Er zijn veiligheidsafspraken nodig om in een labo te werken. a Hoe zorg je ervoor dat iedereen de afspraken kent en respecteert?

IN

b Bekijk het filmpje. Welke afspraken moeten er volgens jou in het reglement van het klaslabo staan? 

 

VA N

©

6 Waar/hoe kun je zien of een stof gevaarlijk is?

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

Je kunt het veiligheidsreglement raadplegen bij het onlinelesmateriaal. Lees het goed door voordat je experimenten uitvoert.

BEKIJK VIDEO

VEILIGHEIDS­ REGLEMENT

197 Hoofdstuk 1  Hoe ga je veilig om met chemische stoffen?


7 Bestudeer het onderstaande etiket. Noteer welke info je terugvindt.

HG X ®

mierenpoeder WAARSCHUWING H410Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen. P102- Buiten het bereik van kinderen houden. P391Gelekte/gemorste stof opruimen. P501- Inhoud/ verpakking afvoeren naar inzamelpunt voor gevaarlijk of bijzonder afval. f t effectie • uiters binnen 1 uur • werkt t he t • dood le nest gehe

75 g e

HG International bv, Damsluisweg 70, 1332 EJ Almere, Tel.: 036-5494700, www.HG.eu 0663800100700 1910

8 In het labo staan er ook heel wat (chemische) stoffen die voorzien zijn van een etiket.

IN

a Zet de volgende benamingen op de juiste plaats bij het etiket van citroenzuur.

©

VA N

gevarenaanduiding – naam van de stof – veiligheidspictogram – voorzorgsmaatregel

b Geef de betekenis van de volgende begrippen. -

een H-zin (tip: H komt van ‘hazard’):

-

een P-zin (tip: P komt van ‘precaution’):

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

- -

Een volledige lijst van de H- en P-zinnen vind je terug bij het onlinelesmateriaal. Lees de zinnen altijd goed na voordat je een experiment uitvoert.

H- EN P-ZINNEN

198 safety first!


9 Neem een huishoudelijk product (bv. wc-eend of afwasproduct). Lees de gevarenaanduiding en voorzorgsmaatregelen.

VA N

IN

a Maak een etiket voor het huishoudelijke middel.

b Schrap wat niet past. Dit huishoudelijke product is gevaarlijk / ongevaarlijk.

Weetje

Vaak vind je ook het telefoonnummer van het Antigifcentrum op de verpakking: 070 245 245.

©

Meer info vind je op www.antigifcentrum.be.

OPEN WEBSITE

199 Hoofdstuk 1  Hoe ga je veilig om met chemische stoffen?


10 Op etiketten kunnen veiligheidspictogrammen staan. Pictogrammen zijn symbolen of afbeeldingen die de plaats innemen van een tekst. Scan de QR-code en geef de betekenis van de onderstaande veiligheidspictogrammen op basis van de video.

BEKIJK VIDEO

4

5

oxiderend of brand bevorderend

6

8

9

7

200 safety first!

Š

3

IN

2

VA N

1


1.3

WELKE LABOMATERIALEN GEBRUIKEN WE?

1

Speel het dominospel ‘labomaterialen’.

2

Vul hieronder de ontbrekende namen in. 1

2

3

4

6

7

8

bunsenbrander

IN

5

VA N

petrischaal

9

10

11

12

15

16

13

©

driepikkel met draadnet

14

multiwellplaat

Veilig werken met chemische stoffen doe je door: - het laboreglement toe te passen; - het etiket van de stof te lezen; - de gevarenaanduiding en voorzorgsmaatregelen (H- en P-zinnen) op te zoeken; - de veiligheidspictogrammen te bekijken. ´ Maak oefening 5, 6, 7, 8 en 9.

201 HOOfDstuk 1 HOe GA Je VeiliG Om met CHemisCHe stOffen?


HOOFDSTUK 2

HOE KUNNEN WE STOFFEN ONDERSCHEIDEN OP BASIS VAN STOFEIGENSCHAPPEN? 2.1 WELKE STOFEIGENSCHAPPEN KEN JE? 1 Vul de kenmerken of eigenschappen van de onderstaande stoffen uit de keuken aan in de tabel. bakpoeder 3

keukenzout

bruine suiker

2

4

koffie 7

8

VA N

6

schoonmaaksoda

5

IN

1

glucose (druivensuiker)

citroenzuur

STOFFEN UIT DE KEUKEN

KENMERKENDE EIGENSCHAPPEN

1 schoonmaaksoda

2 keukenzout

3 bakpoeder

4  bruine suiker

5 koffie

6 citroenzuur

7 glucose

8 paprikapoeder

©

paprikapoeder

2 Geef enkele voorbeelden van experimenten om verschillende stoffen uit elkaar te houden op basis van hun stofeigenschappen.

202 safety first!


2.2 HOE ONDERSCHEID JE WITTE STOFFEN OP BASIS VAN STOFEIGENSCHAPPEN? Op basis van vijf onderzoeken achterhalen we de stofeigenschappen van enkele ‘bekende’ stoffen. Die identificatie zullen we dan toepassen op het ‘onbekende’ staal op het bureau van de directeur. ONDERZOEK 1

HOE KUN JE STOFFEN IDENTIFICEREN OP BASIS VAN HUN UITZICHT? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Stel zelf een goede onderzoeksvraag op. Welk

?

2 HYPOTHESE

Vervolledig de hypothese. We denken dat

.

3 BENODIGDHEDEN

IN

☐ bekende stalen: (1) bakpoeder, (2) maïszetmeel, (3) poedersuiker, (4) soda (Na2CO3), (5) keukenzout,

(6) glucose (druivensuiker), (7) citroenzuurpoeder

☐ 7 reageerbuizen (of een multiwellplaat) ☐ 7 spatels of gevouwen papiertjes

4 WERKWIJZE

VA N

☐ eventueel een loep

☐ Nummer zeven reageerbuizen van 1 tot en met 7 (of gebruik zeven

☐ ☐ ☐

©

welletjes van een multiwellplaat). Schep een half koffielepeltje van elk poeder in een overeenkomstige proefbuis of een overeenkomstig welletje. (Volg de nummering die aangegeven is bij ‘Benodigdheden’.) Bestudeer het uitzicht van de verschillende poeders. Vul de tabel in. Ruim de werktafel op.

vaste stoffen in een reageerbuis doen met behulp van een dichtgevouwen papiertje

5 WAARNEMINGEN

a

Vul de tabel aan.

UITZICHT

1 bakpoeder

2 maïszetmeel

3 poedersuiker

4 soda

5 keukenzout

6 glucose

7 citroenzuur

b Welke twee uiterlijke kenmerken vind je terug bij de bovenstaande stoffen?

203 Hoofdstuk 2  Hoe kunnen we stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen?


6 BESLUIT

Vorm een antwoord op de onderzoeksvraag.

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

b Was de hypothese correct?

c

Hoe komt het dat je de stoffen onvoldoende op uitzicht kunt identificeren?

IN

ONDERZOEK 2

1 ONDERZOEKSVRAAG

VA N

HOE KUN JE STOFFEN IDENTIFICEREN OP BASIS VAN HUN OPLOSBAARHEID IN WATER?

Vervolledig de onderzoeksvraag. Wat gebeurt er

2 HYPOTHESE

?

©

Vervolledig de hypothese. We denken dat

3 BENODIGDHEDEN

☐ bekende stalen: (1) bakpoeder, (2) maïszetmeel, (3) poedersuiker, (4) soda (Na2CO3), (5) keukenzout,

(6) glucose (druivensuiker), (7) citroenzuurpoeder ☐ 7 reageerbuizen (of een multiwellplaat) ☐ druppelpipet ☐ 7 spatels of gevouwen papiertjes ☐ water 4 WERKWIJZE

☐ Nummer zeven reageerbuizen van 1 tot en met 7 (of gebruik zeven welletjes van een multiwellplaat). ☐ Schep een half koffielepeltje van elk poeder in een overeenkomstige proefbuis of een overeenkomstig

welletje. (Volg de nummering die aangegeven is bij ‘Benodigdheden’.) ☐ Voeg met een druppelpipet water toe, totdat de witte stof volledig onder water staat. ☐ Schud de reageerbuis (of multiwellplaat) voorzichtig heen en weer en noteer gedetailleerd je

waarnemingen (oplossen, bruisen, de oplossing wordt troebel/helder …). ☐ Ruim de werktafel op.

204 safety first!

.


5 WAARNEMINGEN

a

Vul de tabel aan. GEDRAG IN WATER

1 bakpoeder

2 maïszetmeel

3 poedersuiker

4 soda

5 keukenzout

6 glucose

7 citroenzuur

IN

b Welke stof kun je met behulp van een oplossing in water duidelijk onderscheiden van alle andere stoffen?

6 BESLUIT

7 REFLECTIE

a

VA N

Vorm een antwoord op de onderzoeksvraag.

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

.

©

b Was de hypothese correct?

ONDERZOEK 3

HOE KUN JE STOFFEN IDENTIFICEREN OP BASIS VAN HUN ZUURTEGRAAD?

Weetje

De zuurtegraad of pH van een stof wordt gemeten met universeel indicatorpapier. De pH-waarde kan liggen tussen 0 en 14. - Een pH-waarde van 7 wijst op een neutrale stof. - Zuren hebben een pH-waarde kleiner dan 7. - Basen hebben een pH-waarde groter dan 7.

pH 2

pH 4

pH 5

pH 7

pH 7,4

pH 10

pH 12

205 Hoofdstuk 2  Hoe kunnen we stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen?


1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat is de zuurtegraad van de stoffen in oplossing?

2 HYPOTHESE

Vervolledig de hypothese. We denken dat

.

3 BENODIGDHEDEN

☐ bekende stalen: (1) bakpoeder, (2) maïszetmeel, (3) poedersuiker, (4) soda (Na2CO3), (5) keukenzout,

(6) glucose (druivensuiker), (7) citroenzuurpoeder

☐ 7 reageerbuizen (of een multiwellplaat) ☐ druppelpipet ☐ 7 spatels of gevouwen papiertjes ☐ water ☐ pH-papier

4 WERKWIJZE

☐ Nummer zeven reageerbuizen van 1 tot en met 7 (of gebruik zeven welletjes van een multiwellplaat).

IN

☐ Schep een half koffielepeltje van elk poeder in een overeenkomstige proefbuis of een overeenkomstig

welletje. (Volg de nummering die aangegeven is bij ‘Benodigdheden’.)

☐ Voeg met een druppelpipet water toe, totdat de witte stof volledig onder water staat. ☐ Dompel het indicatorpapiertje een korte tijd in de oplossing.

indicatorpapiertje.

VA N

☐ Vergelijk de kleur van het papiertje dat ondergedompeld was met de kleur op het doosje van het ☐ Schrijf de overeenkomstige pH-waarde op bij ‘Waarnemingen’. ☐ Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

a

Vul de tabel aan.

2 3 maïszetmeel poedersuiker

©

1 bakpoeder

pHwaarde

4 soda

5 keukenzout

6 glucose

7 citroenzuur

b Welke stoffen kun je met behulp van de zuurtegraad duidelijk onderscheiden van alle andere stoffen?

6 BESLUIT

Noteer in het besluit welke stoffen zuur zijn.

7 REFLECTIE

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b Was de hypothese correct?             c

Wat betekent een pH-waarde gelijk aan 7?

206 safety first!

.


Doordenker

Zuur of zoet? a Bekijk de ingrediënten van frisdranken zoals cola en limonade. Leid de zuurtegraad van die dranken af.

b Leg uit waarom een tandarts je de raad geeft om niet te veel van dat soort dranken te drinken.

ONDERZOEK 4

HOE KUN JE STOFFEN IDENTIFICEREN OP BASIS VAN HUN GEDRAG IN AZIJN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Vervolledig de onderzoeksvraag.

IN

Wat gebeurt er

2 HYPOTHESE

We denken dat

3 BENODIGDHEDEN

VA N

Vul de hypothese aan.

?

.

☐ bekende stalen: (1) bakpoeder, (2) maïszetmeel, (3) poedersuiker, (4) soda (Na2CO3), (5) keukenzout,

(6) glucose (druivensuiker), (7) citroenzuurpoeder

☐ 7 reageerbuizen (of een multiwellplaat)

©

☐ druppelpipet

☐ 7 spatels of gevouwen papiertjes ☐ tafelazijn

4 WERKWIJZE

☐ Nummer zeven reageerbuizen van 1 tot en met 7 (of gebruik zeven welletjes van een multiwellplaat). ☐ Schep een half koffielepeltje van elk poeder in een overeenkomstige proefbuis of een overeenkomstig

welletje. (Volg de nummering die aangegeven is bij ‘Benodigdheden’.) ☐ Voeg met een druppelpipet tafelazijn toe, totdat de witte stof volledig in azijn zit. ☐ Schud voorzichtig met de reageerbuis (of de multiwellplaat ) en noteer gedetailleerd je waarnemingen (bruisen, voelt kouder aan, de oplossing wordt troebel/helder …). ☐ Ruim de werktafel op.

207 Hoofdstuk 2  Hoe kunnen we stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen?


5 WAARNEMINGEN

a

Vul de tabel aan. GEDRAG IN AZIJN

1 bakpoeder

2 maïszetmeel

3 poedersuiker

4 soda

5 keukenzout

6 glucose

7 citroenzuur

b Welke stof kun je met behulp van azijn duidelijk onderscheiden van alle andere stoffen?

IN

Noteer het besluit.

7 REFLECTIE

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

©

a

VA N

6 BESLUIT

.

b Was de hypothese correct?

ONDERZOEK 5

HOE KUN JE STOFFEN IDENTIFICEREN OP BASIS VAN HUN GEDRAG IN LUGOL (ISO-BETADINE)? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Stel zelf een goede onderzoeksvraag op. Wat gebeurt er

2 HYPOTHESE

?

Duid je verwachting aan. ☐ Door de toevoeging van lugol aan bepaalde stoffen krijgen we een gas. ☐ Lugol verkleurt zwart/paars in contact met sommige stoffen. ☐ Er ontstaat een zwarte, vaste stof als lugol in contact komt met bepaalde stoffen.

208 safety first!


3 BENODIGDHEDEN

☐ bekende stalen: (1) bakpoeder, (2) maïszetmeel, (3) poedersuiker, (4) soda (Na2CO3), (5) keukenzout,

(6) glucose (druivensuiker), (7) citroenzuurpoeder ☐ 7 reageerbuizen (of een multiwellplaat) ☐ druppelpipet ☐ 7 spatels of gevouwen papiertjes ☐ lugol (verdund) VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT

Lugol (iso-Betadine) kan vlekken maken op kleding en tafels. Doe daarom een veiligheidsjas aan.

4 WERKWIJZE

☐ Nummer zeven reageerbuizen van 1 tot en met 7 (of gebruik zeven welletjes van een multiwellplaat). ☐ Schep een half koffielepeltje van elk poeder in een overeenkomstige proefbuis of een overeenkomstig

welletje. (Volg de nummering die aangegeven is bij ‘Benodigdheden’.) ☐ Voeg met een druppelpipet één of twee druppels lugol (verdund) toe. ☐ Schud voorzichtig met de reageerbuis (of de multiwellplaat) en noteer gedetailleerd je waarnemingen

IN

(bruisen, voelt kouder aan, de oplossing wordt troebel/helder …). ☐ Ruim de werktafel op. 5 WAARNEMINGEN

a

Vul de tabel aan.

1 bakpoeder

VA N

GEDRAG MET LUGOL

2 maïszetmeel

©

3 poedersuiker

4 soda

5 keukenzout

6 glucose

7 citroenzuur

b Welk gedrag onder invloed van lugol kun je gebruiken om één stof te onderscheiden van alle andere stoffen?

209 Hoofdstuk 2  Hoe kunnen we stoffen onderscheiden op basis van stofeigenschappen?


6 Besluit

Welke stoffen kun je met behulp van lugol duidelijk onderscheiden van alle andere stoffen?

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

 . Was de hypothese correct?

c

Hoe noem je stoffen zoals lugol, die andere stoffen kunnen identificeren?

IN

b

VA N

Je hebt nu voor elke witte stof enkele stofeigenschappen onderzocht: - het uitzicht, - de oplosbaarheid in water, - de zuurtegraad, - het gedrag in azijn, - het gedrag in lugol.

Elk (wit) poeder heeft een unieke combinatie van die stofeigenschappen.

Š

Wanneer we de vijf experimenten samenvatten, verkrijgen we een determinatiesleutel voor de zeven witte poeders die we getest hebben. Vul die determinatiesleutel verder in aan de hand van je waarnemingen in de onderzoekjes.

210 sAfetY fiRst!


DeteRminAtiesleutel

START

sODA, keukenZOut, BAkPOeDeR, BlOemsuikeR, Zetmeel, CitROenZuuR, GluOCse

ZIET ERUIT ALS ‘ECHTE’ KRISTALLEN?

NEE

IN

JA

VA N

BRUISEND NA TOEVOEGING VAN AZIJN?

NEE

JA

NEE

©

JA

HelDeRe OPlOssinG nA tOeVOeGinG VAn wAteR?

ZWART­PAARSE OPLOSSING NA TOEVOEGING VAN LUGOL? JA

NEE

NEE

BRuisenD nA tOeVOeGinG VAn AZiJn? JA

NEE

PH < 5? JA

´ Maak oefening 10, 11, 12 en 13.

211 HOOfDstuk 2 HOe kunnen we stOffen OnDeRsCHeiDen OP BAsis VAn stOfeiGensCHAPPen?


SYNTHESE

STOFEIGENSCHAPPEN EEN SAMENVATTING MAKEN (VOLGENS CORNELL)

VOORWERPSEIGENSCHAPPEN EN STOFEIGENSCHAPPEN Voorwerpen en stoffen

-

Voorwerpen bestaan uit

.

-

Voorwerpen hebben veranderlijke eigenschappen of .

-

Stoffen hebben onveranderlijke eigenschappen of  .

 Voorbeelden van              : - uitzicht

-

IN

-

Pas het laboreglement toe.

- - Labomaterialen

-

VA N

Veilig werken met chemische stoffen

Lees het etiket van de stof.

Zoek de                en

(H- en P-zinnen) op.

-

Bekijk de veiligheidspictogrammen.

In een labo werken houdt in dat we de verschillende labomaterialen moeten

©

kunnen benoemen met hun naam.

Noteer hier enkele mogelijke toetsvragen.

212 safety first!


CHECK IT OUT

IDENTIFICEER NU DE WITTE STOF OP HET BUREAU VAN DE DIRECTEUR Nu je weet hoe sommige witte stoffen reageren, wordt het tijd om de ‘onbekende’ witte stof in de pot te testen. Met behulp van de determinatiesleutel op p. 211 en door de verschillende onderzoeken opnieuw uit te voeren, kun je het ‘onbekende’ witte poeder een naam geven. 1 OnDeRZOeksVRAAG

Stel zelf een goede onderzoeksvraag op.

2 HYPOtHese

We denken dat

.

☐ het onbekende staal

IN

3 BenODiGDHeDen

☐ de benodigdheden uit de vorige onderzoeken (p. 203-210)

4 weRkwiJZe

☐ Volg de stappen in de determinatiesleutel.

VA N

☐ Voer de nodige experimenten opnieuw uit.

☐ Schrijf de stappen op, totdat je bij een bepaalde stof uitkomt. ☐ Vul de tabel in.

☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

©

Schrap wat niet past.

DeteRminAtieVOlGORDe

1

Ziet eruit als echte kristallen?

JA / NEE

2

Heldere oplossing na toevoeging van water?

JA / NEE

3

pH < 5?

JA / NEE

4 Bruisend na toevoeging van azijn?

JA / NEE

5

JA / NEE

Zwart-paarse oplossing na toevoeging van lugol?

6 Besluit

Wat is het antwoord op de onderzoeksvraag?

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

213 CHeCk it Out iDentifiCeeR nu De witte stOf OP Het BuReAu VAn De DiReCteuR


CHECKLIST

NOG OEFENEN

• Ik kan de gevaarsymbolen benoemen.

• Ik kan bij mogelijke gevaren een veiligheidsmaatregel opsommen.

• Ik herken veilige en onveilige situaties.

• Ik kan de veiligheidsregels in een labo toelichten en toepassen.

• Ik kan verschillende labomaterialen met hun naam benoemen.

• Ik kan de begrippen ‘voorwerp’ en ‘stof’ omschrijven.

• Ik kan het verschil tussen (onveranderlijke) stofeigenschappen en voorwerpseigenschappen toelichten.

• Ik kan voorbeelden van stofeigenschappen en/of voorwerpseigenschappen opnoemen.

• Ik kan op basis van stofeigenschappen stoffen classificeren.

• Ik kan een etiket met de juiste info herkennen.

• Ik kan een etiket ontwerpen met de juiste informatie, zoals naam, pictogram, gevaarzinnen en veiligheidszinnen.

• Ik kan een etiket van een huishoudproduct of chemische stof ontleden en beoordelen of die stof gevaarlijk is.

• Ik kan de veiligheidsregels, de gevaarsymbolen en de H- en P-zinnen online raadplegen.

• Ik kan veranderlijke en onveranderlijke eigenschappen opnoemen.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag opstellen bij een experiment.

• Ik kan een hypothese opstellen.

• Ik ken de stappen van de natuurwetenschappelijke methode in de juiste volgorde.

• Ik kan in groep samenwerken.

• Ik draag zorg voor het materiaal in het labo.

• Ik houd me aan de veiligheidsregels die gelden in een labo.

BEGRIPSKENNIS

VA N

IN

1

JA

©

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

214 safety first!


AAN DE SLAG

1 Verduidelijk met een voorbeeld het verschil tussen stoffen en voorwerpen. 2 Onderstreep de voorwerpseigenschappen met rood en de stofeigenschappen met groen. kooktemperatuur – brandbaarheid – vorm – grootte – massa – oplosbaarheid – zuurtegraad

3 Geef enkele stofeigenschappen van de stoffen in de tabel. 1

2

3

STOF

zand

VA N

STOFEIGEN­ SCHAPPEN

water

IN

hout

4 In een onderzoek kun je water gebruiken als oplosmiddel.

©

Noem naast ‘oplosbaarheid’ nog twee andere stofeigenschappen van water.

5 Leg uit waarom je niet mag eten of drinken in een labo. 6 Markeer de juiste uitspraken rond veiligheid groen en de foute uitspraken rood. a Bij elke experiment is het verplicht om een veiligheidsbril te dragen.

c

b Het afval van chemische stoffen gieten we altijd in de gootsteen.

d Je moet eerst de werkwijze lezen voordat je aan de slag gaat.

Je mag proeven van stoffen in een labo, als je zeker weet dat ze eetbaar zijn.

215 Aan de slag  SAFETY FIRST!


7 In de keuken bij oma vindt een kleindochter de stoffen ethanol en ammoniak. Oordeel of die stoffen gevaarlijk zijn.

BETEKENIS VAN HET VEILIGHEIDS­ PICTOGRAM?

GEVAAR­ LIJK?

H225:

☐ ja

P210:

H314:

NH3

☐ ja ☐ nee

P310:

VA N

H 314-335 P 280.1+3+7-301+330+331-305+351+338-309-310

☐ nee

IN

BETEKENIS VAN DE CODES?

8 Lees het krantenartikel hieronder. Welke twee van de onderstaande pictogrammen staan afgebeeld op de

1

©

wagons met acrylonitril? Kruis aan. 2

3

4

GIFTREIN UIT RAIL NA BOTSING VRACHTAUTO Sas van Gent – Een met aardappelen geladen vrachtauto is gisterenochtend in Sas van Gent op een goederentrein gebotst. Daarbij ontspoorde de locomotief.

216 safety first!

De diesellocomotief trok onder meer twee wagons met vaten gevuld met het uiterst brandbare en giftige acrylonitril. Een ramp werd voorkomen doordat de wagons intact bleven.


9 Benoem de volgende labomaterialen. 1

2

3

4

5

6

7

8

IN

10 Welke stofeigenschap gebruik je om de onderstaande voorbeelden te onderscheiden van elkaar? Leg uit. STOFFEN

2

water

azijn

4

©

3

paprikapoeder 5

currypoeder

6

cacaopoeder

chocoladepoeder (zoals Nesquick) 8

7

witte verf

LEG UIT

VA N

1

STOF­EIGENSCHAP

kalkaanslag

217 Aan de slag  safety first!


11 Zetmeel is een belangrijk voedingselement. a Noem twee voedingsmiddelen die zetmeel bevatten.

b Hoe kun je aantonen dat die voedingsmiddelen zetmeel bevatten?

12 Schrap de foute uitspraken. - - - - -

Alle witte stoffen zijn chemische stoffen. Alle chemische stoffen zijn wit. Alle chemische stoffen zijn poeders. Alle chemische stoffen zijn vaste stoffen. Alle poeders zijn chemische stoffen.

13 Lees het artikel en los de vragen op. OVAM BEGINT GROOT BODEMONDERZOEK

IN

DE JACHT OP DE ONBEKENDE TROEP IS INGEZET

Microplastics, pesticiden, restanten van ­ farmacie of cosmetica: er blijft veel meer troep in de bodem zitten dan we beseffen. Hoeveel zorgen moeten we ons daarover maken?

VA N

“We leren die stoffen in het bodembeleid nu pas kennen door wetenschappelijk onderzoek. We moeten toch eens kijken of die allemaal wel in de bodem mogen zitten, want we willen niet dat ze ook in ons voedsel terechtkomen”, zegt Jan Verheyen, de woordvoerder van Ovam, Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. Bron: www.standaard.be (17 september 2019)

©

a Hoeveel stoffen kun je onderscheiden op de foto?

b Op basis van welke stofeigenschap zie je dat?

c

Waarom heb je daarmee niet genoeg informatie om de stoffen te kunnen identificeren?

d Waarom is het belangrijk dat we precies weten wat de stoffen zijn?

e Hoe komt het dat ze in laboratoria de stoffen ook nog niet kunnen onderscheiden?

´ Verder oefenen? Ga naar

218 safety first!


08

Mix it & mix fix it! it CHECK IN mAAk een ZOutkRistAl!

VERKEN! menGsels en ZuiVeRe stOffen

IN

HOOFDSTUK 1

welke sOORten menGsels BestAAn eR?

2.1 HOe kun Je ZeewAteR sCHeiDen? HOe kun Je menGsels sCHeiDen?

SYNTHESE

©

2.2 HOe kun Je menGsels uit Het DAGeliJks leVen sCHeiDen?

VA N

HOOFDSTUK 2

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT


CHECK IN

MAAK EEN ZOUTKRISTAL! UITDAGING

Maak een zo groot mogelijk kristal met keukenzout en water. WAT HEB JE NODIG?

Vul aan. ☐ 10 gram keukenzout

☐ water

AAN DE SLAG!

WAT GEBEURT ER?

©

a Wat neem je waar?

VA N

b Leg daarna je stappenplan beknopt uit aan de klas.

IN

a Bedenk een werkwijze om een zo groot mogelijk kristal te maken. Je mag het internet raadplegen.

b Teken je kristal met potlood in het kader. c

Meet met een meetlat de afmetingen van je kristal (beperk je tot de maximale hoogte en de maximale breedte).

d Wat zijn de afmetingen van het grootste kristal in de klas?

HOE ZIT DAT?

Hoe zou je de volgende keer aan de slag gaan om een zo groot mogelijk kristal te maken?

In deze uitdaging is het zout uit het zoutwater gehaald. We hebben met andere woorden het zout gescheiden van het water. Hoe kun je andere mengsels uit elkaar halen? We zoeken het uit! 220 Mix it & fix it!


VERKEN!

MENGSELS EN ZUIVERE STOFFEN 1 In ons dagelijks leven komen er heel wat mengsels en zuivere stoffen voor. Geef bij elke foto aan of het om een mengsel of een zuivere stof gaat. 1

2

soep

3

smoothie

suiker

☐ mengsel

☐ mengsel

☐ mengsel

zuivere stof

5

koperdraad

zuivere stof

6

beton

lucht

☐ mengsel

☐ mengsel

VA N

☐ mengsel

zuivere stof

IN

4

zuivere stof

zuivere stof

zuivere stof

2 Wat is het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof?

©

a Omschrijf het verschil met je eigen woorden.

b Teken het deeltjesmodel van een mengsel en een zuivere stof. MENGSEL

c

ZUIVERE STOF

Omschrijf het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof met behulp van het deeltjesmodel.

221 Verken!  Mengsels en zuivere stoffen


3

Zuivere stoffen en mengsels kunnen in drie verschillende aggregatietoestanden voorkomen. a

Welke stof is er afgebeeld?

b

Vul de tabel verder aan met de aggregatietoestanden en de bijbehorende deeltjesmodellen. AGGReGAtietOestAnD

teken Het DeeltJesmODel.

1

2

VA N

c

IN

3

Bestaan vloeibaar water, ijs en waterdamp uit dezelfde moleculen?

4 Bekijk het etiket van gedestilleerd water en mineraalwater. a

Duid het zuivere water aan. Motiveer je antwoord.

☐ mineraalwater

©

☐ gedestilleerd water

b

Als we over ‘zuiver’ water spreken, bedoelen we niet altijd hetzelfde. Leg uit.

c

Hoe kun je experimenteel vaststellen dat het om een zuivere stof gaat?

´ Maak oefening 1, 2, 3 en 4.

222 miX it & fiX it!


HOOFDSTUK 1

WELKE SOORTEN MENGSELS BESTAAN ER? 1

Bekijk het filmpje van de Universiteit van Vlaanderen en beantwoord de vragen. a

Welk probleem zal zich voordoen tegen 2050?

b

Welke onderzoeksvraag staat hier centraal?

BEKIJK VIDEO

3

Zeewater onder de loep!

Welke stoffen kunnen we terugvinden in zeewater?

b

Schrap wat niet past. De zee is dus een mengsel / zuivere stof.

c

Welke stofeigenschappen zijn belangrijk om mengsels uit elkaar te halen?

VA N

a

Š

2

Hoe zou jij te werk gaan? Formuleer een hypothese.

IN

c

Om drinkbaar water uit zeewater te halen, is het belangrijk dat je weet welke stoffen oplossen in water en welke niet. a

Maak vijf mengsels, telkens in aparte bekerglazen of reageerbuizen.

b

Duid de waarnemingen aan in de tabel. Schrap wat niet past. menGsels

c

wAt neem Je wAAR?

1

water + zout

lost op / lost niet op

2

water + plastic

lost op / lost niet op

3

water + olie

lost op / lost niet op

4 water + schelpen

lost op / lost niet op

5

lost op / lost niet op

water + zand

Op basis waarvan zou jij de vijf bovenstaande mengsels groeperen?

223 HOOfDstuk 1 welke sOORten menGsels BestAAn eR?


4 Groepeer de mengsels uit de tabel van oefening 3 op basis van hun uitzicht. Schrijf er ook telkens één eigen voorbeeld bij uit het dagelijks leven. GROeP 1

GROeP 2

Mengsels:

Mengsels:

Eigen voorbeeld:

Eigen voorbeeld:

sCHRAP wAt niet PAst.

-

De verschillende bestanddelen (stoffen) zijn nog wel / niet meer apart herkenbaar met het blote oog. Er is / zijn altijd één / een of meerdere aggregatietoestand(en) aanwezig.

-

-

De verschillende bestanddelen (stoffen) zijn nog wel / niet meer apart herkenbaar met het blote oog. Er is / zijn altijd één / een of meerdere aggregatietoestand(en) aanwezig.

IN

-

sCHRAP wAt niet PAst.

Mengsels waarbij we de verschillende bestanddelen kunnen onderscheiden met het blote oog, noemen we heterogene mengsels. mengsels

-

Mengsels waarbij we de verschillende bestanddelen niet kunnen onderscheiden met het blote oog, noemen we homogene mengsels. mengsels

´ Maak oefening 5, 6 en 7.

5

VA N

-

Benoem elk mengsel op de onderstaande foto’s als ‘homogeen’ of ‘heterogeen’. 2

3

4

©

1

beton

zwembadwater

rook

cocktail

Om de zuivere stoffen in mengsels te kunnen scheiden, gebruiken we scheidingstechnieken. Welke scheidingstechnieken we gebruiken, hangt af van het type mengsel.

224 miX it & fiX it!


HOOFDSTUK 2

HOE KUN JE MENGSELS SCHEIDEN? 2.1 HOE KUN JE ZEEWATER SCHEIDEN? 1 Wetenschappers in binnen- en buitenland buigen zich al een hele tijd over het probleem van watertekort. Maar hoe haal je drinkbaar water uit zeewater? Met eenvoudige scheidingstechnieken kunnen we dat mengsel uit elkaar proberen te halen. Bedenk daarvoor een onderzoeksplan. a Bekijk het vervolg van het filmpje. b Vul de vier grote stappen van je onderzoeksplan aan in de tabel. Vertrek je van een heterogeen of een homogeen mengsel? Schrap bij elk onderzoek wat niet past. ONDERZOEK

1 Hoe haal je de

STOFFEN UIT ZEEWATER

VA N

grove, onopgeloste bestanddelen uit een vloeistof?

BEKIJK VIDEO

IN

c

2 Hoe haal je onoplosbare vloeistoffen uit elkaar?

3 Hoe haal je een

onopgeloste vaste stof uit een vloeistof?

Š

4 Hoe haal je een vloeistof uit een oplossing?

SOORT MENGSEL

heterogeen / homogeen

heterogeen / homogeen

heterogeen / homogeen

heterogeen / homogeen

2 Maak na de vier onderzoeken een wetenschappelijk verslag met behulp van een computer of tablet. a Bij het onlinelesmateriaal vind je een sjabloon om een verslag te maken. b Typ alle gegevens van je onderzoek in het verslag. c

De opstelling van de proef kun je fotograferen of tekenen in een digitaal tekenprogramma.

d Deel je verslag met de andere leerlingen in je klas.

Ga nu zelf aan de slag en scheid de verschillende stoffen van elkaar.

225 Hoofdstuk 2  Hoe kun je mengsels scheiden?


ONDERZOEK 1

HOE HAAL JE DE GROVE, ONOPGELOSTE BESTANDDELEN UIT EEN VLOEISTOF? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Schrijf een goede onderzoeksvraag op.

2 HYPOTHESE

Noteer een hypothese.

3 BENODIGDHEDEN ☐

IN

Lijst de benodigdheden op.

4 WERKWIJZE ☐

VA N

Schrijf de werkwijze uit.

©

a

b Teken hieronder de opstelling(en).

226 Mix it & fix it!


5 wAARneminGen

Schrijf je waarneming op.

6 Besluit

Noteer je besluit van dit onderzoek.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat . Was de hypothese correct?

c

Welke soorten mengsels kun je met deze techniek scheiden? heterogene / homogene (schrap wat niet past)

d

Welke stofeigenschap gebruik je om de schelpen en steentjes te scheiden van het zeewater?

IN

b

ONDERZOEK 2

VA N

Grove, onopgeloste stoffen kun je van een vloeistof scheiden door te zeven.

HOE HAAL JE ONOPLOSBARE VLOEISTOFFEN UIT ELKAAR? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Schrijf een goede onderzoeksvraag op.

©

2 HYPOtHese

Noteer een hypothese.

3 BenODiGDHeDen

Lijst de benodigdheden op. ☐ ☐ ☐ ☐ ☐ ☐

227 HOOfDstuk 2 HOe kun Je menGsels sCHeiDen?


4 weRkwiJZe

a

Schrijf de werkwijze uit.

☐ ☐ ☐ ☐

Teken hieronder de opstelling(en).

5 wAARneminGen

VA N

IN

b

6 Besluit

©

Schrijf je waarneming op.

Noteer je besluit van dit onderzoek.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Welke soorten mengsels kun je met deze techniek scheiden? heterogene / homogene (schrap wat niet past)

d

Welke stofeigenschap gebruik je om olie te scheiden van het zeewater?

Onoplosbare vloeistoffen haal je uit elkaar door middel van decantatie of afgieten.

228 miX it & fiX it!


ONDERZOEK 3

HOE HAAL JE KLEINE, ONOPGELOSTE VASTE BESTANDDELEN UIT EEN VLOEISTOF? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Schrijf een goede onderzoeksvraag op.

2 HYPOTHESE

Noteer een hypothese.

3 BENODIGDHEDEN

4 WERKWIJZE

Schrijf de werkwijze uit.

BEKIJK INSTRUCTIE­ VIDEO

©

a

VA N

IN

Lijst de benodigdheden op.

b Teken hieronder de opstelling(en).

229 Hoofdstuk 2  Hoe kun je mengsels scheiden?


5 wAARneminGen

Schrijf je waarneming op.

6 Besluit

Noteer je besluit van dit onderzoek.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat . Was de hypothese correct?

c

Welke soorten mengsels kun je met deze techniek scheiden? heterogene / homogene (schrap wat niet past)

d

Welke stofeigenschap gebruik je om het zand te scheiden van het zeewater?

e

Waarom gebruik je hier geen zeef?

IN

b

ONDERZOEK 4

VA N

Kleine, onopgeloste vaste stoffen kun je uit een vloeistof halen door filtratie.

HOE HAAL JE EEN VLOEISTOF UIT EEN OPLOSSING? 1 OnDeRZOeksVRAAG

©

Schrijf een goede onderzoeksvraag op.

2 HYPOtHese

Noteer een hypothese.

3 BenODiGDHeDen

Lijst de benodigdheden op. ☐

4 weRkwiJZe

a

Schrijf de werkwijze uit.

☐ ☐ ☐ ☐

230 miX it & fiX it!


b

Teken hieronder de opstelling(en).

Weetje

VA N

5 wAARneminGen

IN

Koken is een speciale vorm van verdamping. Als een vloeistof wordt verwarmd, zodat de temperatuur boven het kookpunt komt, ontstaan er overal bellen in de vloeistof en treedt er veel verdamping op.

Schrijf je waarneming op.

6 Besluit

Š

Noteer je besluit van dit onderzoek.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Welke soorten mengsels kun je met deze techniek scheiden? heterogene / homogene (schrap wat niet past)

d

Welke stofeigenschap gebruik je om het zout te scheiden van het zeewater?

Een opgeloste vloeistof kun je uit een oplossing halen door middel van destillatie. ´ Maak oefening 8, 9, 10 en 11.

231 HOOfDstuk 2 HOe kun Je menGsels sCHeiDen?


2.2. HOE KUN JE MENGSELS UIT HET DAGELIJKS LEVEN SCHEIDEN? 1

Lees hoe je zoutkristallen op grote schaal kunt maken. Om zeezout uit de zee te halen, worden langs de zee lage muurtjes gebouwd, waardoor er kuilen ontstaan. Die kuilen of bekkens lopen vol met zeewater. Daar bezinken de zanddeeltjes en andere grotere bestanddelen. De zon verhit het water, dat verdampt. Wanneer het helemaal verdampt is, blijft er enkel zout over. Dat zout wordt daarna goed schoongemaakt. Die scheidingstechniek noemen we kristalliseren.

Welke soorten mengsels kun je met deze techniek scheiden? heterogene / homogene (schrap wat niet past)

b

Welke stofeigenschap gebruik je om het zout te scheiden van het zeewater?

c

In welke streken vindt zoutwinning op die manier plaats?

IN

a

2

Vul de tabel aan.

VA N

Opgeloste vaste stoffen kun je uit een vloeistof halen door ze te laten kristalliseren.

sCHeiDinGs­ OmsCHRiJVinG teCHniek

stOfeiGensCHAP

tOePAssinG uit DAGeliJks leVen

©

zeven

tOePAsBAAR BiJ welk sOORt menGsel?

destillatie filtratie

decantatie kristallisatie a

Zet de letters van de onderstaande omschreven scheidingstechnieken op de juiste plaats in de kolom ‘Omschrijving’. A Een scheidingstechniek om een vloeistof van een niet-oplosbare stof te scheiden. B Een scheidingstechniek om een kleine, niet-oplosbare vaste stof te scheiden van een vloeistof. De vaste stof die achterblijft, noemen we het ‘residu’. De vloeistof die erdoorheen gaat, noemen we het ‘filtraat’. C Een scheidingstechniek om grove vaste stoffen te scheiden van vloeistoffen of andere kleine vaste stoffen. D Een scheidingstechniek om vaste en vloeibare opgeloste stoffen van elkaar te scheiden. Daarbij wordt het mengsel altijd verwarmd. E Een scheidingstechniek om een vaste stof uit een oplossing te halen. Daarbij wordt het mengsel verwarmd.

232 miX it & fiX it!


b Noteer in de tabel of de scheidingstechnieken toepasbaar zijn bij heterogene of homogene mengsels. c

Noteer per scheidingstechniek een stofeigenschap die je gebruikt om de stoffen te scheiden.

d Kies uit het onderstaande overzicht een toepassing uit het dagelijks leven en noteer die in de laatste kolom.

Hoe groot is de plasticvervuiling langs de Schelde? Dit weekend is het ‘keutelactiedag’

1

Gewapend met een kartonnen kader, een vergiet en een smartphone trekt een team naar de Schelde-oevers. De stalen gaan naar de universiteit voor onderzoek. Met de resultaten van deze actie kan druk uitgeoefend worden om de regels voor het opruimen van deze plasticvervuiling te verstrengen. Bron: www.vrt.be/vrtnws (3 november 2019)

3

©

VA N

Ruwe aardolie is een mengsel van verschillende stoffen. Elke stof in ruwe olie heeft haar eigen kookpunt. De olie wordt verhit, waardoor ze verdampt. De oliedampen worden in een destillatietoren geleid. De dampen stijgen op door de destillatietoren en worden tegelijkertijd afgekoeld.

IN

2

4

233 Hoofdstuk 2  Hoe kun je mengsels scheiden?


6

5

De sommelier scheidt het bezinksel van de wijn door de wijn voorzichtig over te gieten

7

In een waterzuiveringsstation worden eerst de grove stoffen uit het afvalwater gehaald door het water door roosters te sturen.

VA N

IN

8

Š

Doordat er aan het geconcentreerde sap van de suikerbiet poedersuiker wordt toegevoegd en dat mengsel langzaam wordt opgewarmd, ontstaan er suikerkristallen. Wanneer die kristallen de gewenste grootte bereikt hebben, worden ze gescheiden en in zakken gedaan.

De walvishaai voedt zich door met zijn bek open te zwemmen. Nadat hij zijn bek weer gesloten heeft, scheidt hij het water met speciale structuren bij zijn kieuwen. Daarin blijven plankton, krill, kleine vissen en pijlinktvissen hangen. Het zeewater verlaat het lichaam weer via de kieuwen

Om mengsels uit elkaar te halen, maken we gebruik van scheidingstechnieken scheidingstechnieken. We leerden vijf scheidingstechnieken kennen die elk gebruikmaken van een bepaalde stofeigenschap om stoffen te scheiden. sCHeiDinGsteCHniek

stOfeiGensCHAP wAAROP De sCHeiDinGsteCHniek ZiCH BAseeRt

1

zeven

deeltjesgrootte

2

decanteren

massadichtheid

3

filtreren

deeltjesgrootte

4

destilleren

kookpunt of verdampingssnelheid

5

kristalliseren

verdampingssnelheid

´ Maak oefening 12, 13, 14 en 15.

234 miX it & fiX it!


SYNTHESE

ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS een flOwCHARt

ZIJN ER MEERDERE STOFFEN AANWEZIG?

NEE

DIT IS EEN ZUIVERE STOF.

JA

.

DIT IS EEN JA

IN

DIT IS EEN

DIT IS EEN

MENGSEL.

MENGSEL.

WORDEN DE MENGELS GESCHEIDEN OP BASIS VAN KORRELGROOTTE?

WORDT DE VLOEISTOF NA HET SCHEIDEN OPGEVANGEN?

VA N

JA

NEE

ZIJN DE STOFFEN NOG APART HERKENBAAR?

NEE

©

NEE

SCHEIDINGSTECHNIEK:

JA

SCHEIDINGSTECHNIEK:

SCHEIDINGSTECHNIEK:

GEBEURT HET SCHEIDEN OP JA BASIS VAN EEN GROOT VERSCHIL IN KORRELGROOTTE? JA

NEE

SCHEIDINGSTECHNIEK:

SCHEIDINGSTECHNIEK:

235 sYntHese ZuiVeRe stOffen en menGsels


CHECK IT OUT

MAAK EEN ZOUTKRISTAL!

Š

VA N

IN

Bij de CHECK IN op p. 220 werden jullie uitgedaagd om het grootste zoutkristal te maken uit zoutwater.

a Welke scheidingstechniek gebruik je om een zoutkristal te maken uit zoutwater?

b Wat is er gebeurd met het water?

c

Op basis van welke stofeigenschap gebeurt de scheiding van het water en het zout?

d Welk type mengsel is zoutwater?

236 Mix it & fix it!


CHECKLIST

NOG OEFENEN

• Ik kan het verschil tussen stoffen mengen en scheiden herkennen en toelichten.

• Ik kan het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel toelichten.

• Ik kan enkele voorbeelden van zuivere stoffen en mengsels herkennen en opsommen.

• Ik kan via de deeltjesvoorstelling een zuivere stof onderscheiden van een mengsel.

• Ik kan enkele voorbeelden van heterogene en homogene mengsels herkennen en opsommen.

• Ik kan de drie aggregatietoestanden herkennen en opsommen.

• Ik kan via de deeltjesvoorstelling de drie aggregatietoestanden met elkaar vergelijken.

• Ik kan verschillende scheidingstechnieken opsommen.

• Ik kan de juiste benodigdheden van elke geleerde scheidingstechniek benoemen.

• Ik kan van elke scheidingstechniek minstens één voorbeeld opsommen.

• Ik kan voor gegeven mengsels de juiste scheidingstechniek selecteren.

• Ik kan mengsels met behulp van scheidingstechnieken ontleden tot de oorspronkelijke zuivere stoffen.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag herkennen en zelf formuleren.

• Ik kan een hypothese opstellen.

• Ik kan zelf een werkwijze opstellen en uitvoeren.

• Ik kan een opstelling bedenken, ontwerpen en construeren.

• Ik kan juiste waarnemingen afleiden.

• Ik kan uit waarnemingen en metingen besluiten nemen.

• Ik kan na het experiment toelichten wat er vlot en minder vlot verliep (evalueren).

• Ik kan een eigen stappenplan beknopt toelichten aan de klas.

• Ik kan luisteren naar de andere leerlingen.

• Ik kan een wetenschappelijk verslag maken met de computer.

BEGRIPSKENNIS

VA N

IN

1

JA

©

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

237 CHECK IT OUT  Maak een zoutkristal!


AAN DE SLAG 1 Gaat het om mengen of scheiden? Duid aan. MENGEN

SCHEIDEN

een gasmasker opzetten

vinaigrette maken

spaghetti afgieten

een aspirine oplossen

afvalwater zuiveren

de was drogen

IN

2 Omcirkel de zuivere stoffen. diamant – muesli – groentesoep – grafiet (grijze potloodvulling) – thee – mineraalwater – chloorgas

VA N

3 Teken aan de hand van een deeltjesmodel het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel. MENGSEL

©

ZUIVER STOF

4 Welke stof hoort niet thuis in dit rijtje? Verklaar ook waarom. brons – lucht – melk – schoorsteenrook – zeewater – zout

238 Mix it & fix it!


5 Bekijk de mengsels in de tabel. a In welke aggregatietoestanden bevinden de stoffen in het mengsel zich? Duid aan. b Gaat het om een heterogeen of een homogeen mengsel? Duid aan. 1

2

3

kiezel

inkt

thee

☐ vast

☐ vast

☐ vloeistof

☐ vloeistof

☐ vloeistof

☐ gas

☐ gas

☐ gas

☐ heterogeen

☐ heterogeen

☐ heterogeen

☐ homogeen

☐ homogeen

☐ homogeen

4

schuim ☐ vast

6

VA N

5

IN

☐ vast

vinaigrette

lucht

☐ vast

☐ vast

☐ vloeistof

☐ vloeistof

☐ gas

☐ gas

☐ gas

☐ heterogeen

☐ heterogeen

☐ heterogeen

☐ homogeen

☐ homogeen

☐ homogeen

©

☐ vloeistof

6 Noteer twee zuivere stoffen die na samenvoeging: -

een homogeen mengsel vormen:

-

een heterogeen mengsel vormen:

239 Aan de slag  MIX IT & FIX IT!


7

Zijn de volgende stoffen zuivere stoffen of mengsels? a

Duid aan.

b

Als het om een mengsel gaat, noteer dan het soort mengsel.

c

Vul de tabel aan met de aggregatietoestand(en) van de stof. KEUKENZOUT

WIJN

BETON

LUCHT

KOPERDRAAD

☐ zuivere stof

☐ zuivere stof

☐ zuivere stof

☐ zuivere stof

☐ zuivere stof

☐ mengsel

☐ mengsel

☐ mengsel

☐ mengsel

☐ mengsel

Type mengsel?

IN

Aggregatietoestand(en) van de stof?

8 De onderstaande tekening is een proefopstelling van een scheidingstechniek. Benoem de aangeduide labomaterialen.

b

Van welke scheidingstechniek is dit de opstelling?

c

Hoe wordt de stof genoemd die door het filtreerpapier druppelt?

d

Op basis van welke stofeigenschap worden de stoffen gescheiden?

©

VA N

a

9

Welk proces vindt plaats in de volgende voorbeelden? Kies uit: A: vorming van een heterogeen mengsel

C: scheiding van mengsel

B: vorming van een homogeen mengsel

D: een ander proces

-

verf verdunnen

-

javel + blauwe inkt = kleurloze oplossing

-

papier en zand

-

water en olie

-

rode verf + gele verf = oranje verf

-

waterverf en water

-

de was drogen

-

frieten uit de frietketel halen

240 miX it & fiX it!


10 Geef bij elk voorbeeld de meest gepaste scheidingstechniek om alle stoffen uit elkaar te halen. -

water en azijn:

-

zoutwater en zand:

- leidingwater: -

zout en water:

-

water en olie:

11 Vul de tabel verder in. SCHEIDINGSTECHNIEK

TOEPASBAAR OP WELK SOORT MENGSEL?

STEUNT OP EEN VERSCHIL IN ...

VOORBEELD

ziften

filtreren

destilleren

decanteren

VA N

IN

korrelgrootte

12 Welke stappen pas je achtereenvolgens toe om een mengsel van wit zand en wit keukenzout te scheiden?

©

13 Welke scheidingstechniek wordt toegepast in deze voorbeelden? SCHEIDINGSTECHNIEK

TOEPASSING

In vele Zuid-Europese landen wordt zout op deze manier gewonnen. Het zeewater wordt verwarmd door de zon. Wat er achterblijft, is zout.

In afwasbakken is er een roostertje voorzien om het zeepsop te laten doorlopen.

Alcohol uit wijn halen gebeurt door de wijn te verwarmen en de alcoholdampen op te vangen en weer af te koelen.

Een stofzuiger zuigt lucht, stof en zanddeeltjes op en blaast enkel de lucht weer uit.

Een goudzoeker schept slib, modder, steengruis en water uit de ­rivierbedding. Na die scheidingstechniek blijven er grotere vaste deeltjes over. Zo hoopt de goudzoeker kleine stukjes goudgruis over te houden.

241 Aan de slag  MIX I T & FIX IT!


14 Geef de naam van het labomateriaal. 2

1

3

4

15 Markeer de juiste deeltjesvoorstelling van een: -

vaste stof: A – C – D – H

-

vast mengsel: C – D – E – G

-

zuivere stof: B – D – E – H

-

vloeibare zuivere stof: B – D – G – H B

C

D

©

e

VA N

IN

A

´ Verder oefenen? Ga naar

242 miX it & fiX it!

f

G

H


09

GEEN WEG geen weg terug! TERUG! CHECK IN

2.1 eneRGieVORmen en ­OmZettinGen

lAnCeeR Je BRuisRAket!

VERKEN!

HOOFDSTUK 1

HOOFDSTUK 2 welke eneRGie­ VeRAnDeRinGen kunnen eR PlAAts­ VinDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?

IN

een CHemisCHe ReACtie … Of niet?

VA N

welke stOfVeRAnDeRinGen kunnen eR OPtReDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?

©

SYNTHESE

CHECK IT OUT

AAN DE SLAG

PORTFOLIO

OEFEN OP DIDDIT

2.2 welke eneRGie­ VeRAnDeRinG VinDt eR PlAAts BiJ een CHemisCHe ReACtie?

2.3 welke eneRGieOmZettinG VinDt eR PlAAts BiJ CHemisCHe ReACties?


CHECK IN

LANCEER JE BRUISRAKET! UITDAGING

Ontwikkel een raket die zo hoog mogelijk de lucht in vliegt met één bruistablet en water. WAT HEB JE NODIG?

☐ papier ☐ schaar ☐ bruistablet ☐ water ☐ potje met deksel

IN

AAN DE SLAG!

☐ Knutsel in groepjes een aerodynamische vorm van een raket die precies om het potje past. ☐ Vul 1/3 van het potje met water.

☐ Doe een bruistablet in het potje en sluit het meteen af.

VA N

☐ Zet het potje omgekeerd (met het dekseltje op de grond) in een groot bekerglas.

(Je kunt de proef ook buiten doen.)

☐ Doe je geknutselde raket om het potje.

☐ Ga een paar passen achteruit en kijk welke raket het hoogst vliegt. ☐ Optioneel: film de vlucht in slow motion.

WAT GEBEURT ER?

©

a b

Ik schat dat onze raket

c

De winnende raket vloog ongeveer

m hoog vloog. m hoog.

HOE ZIT DAT?

Kun je een verklaring geven waarom het potje omhoog vliegt?

Kunnen we hier spreken over een chemische reactie? We zoeken het uit!

244 Geen weG teRuG!


VERKEN!

EEN CHEMISCHE REACTIE … OF NIET? 1

Bekijk de foto’s en beantwoord de vragen. a

Wat gebeurt er als we water enkele uren in de diepvriezer zetten?

b

Kun je het ijs weer omzetten in water? Hoe?

1

2

Wat gebeurt er als je een rauw ei verwarmt?

d

Hoe kun je een gestold ei weer omzetten in een rauw ei?

IN

c

2

VA N

Beschrijf de twee verschillen tussen beide stollingsprocessen.

Bij een fysisch proces veranderen de stoffen niet. Het proces is omkeerbaar. Bij een chemische reactie ontstaan er nieuwe stoffen. De reactie is onomkeerbaar.

-

Bekijk foto 1 en 2 opnieuw.

©

3

a

Is het stollen van water een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet?

b

Is het stollen van een ei een chemische reactie? Waarom wel of waarom niet?

c

Fysisch proces of chemische reactie? Zet onder de deeltjesvoorstelling de juiste term.

+

+

245 VeRken! een CHemisCHe ReACtie … Of niet?


ONDERZOEK

WAT GEBEURT ER BIJ HET MAKEN VAN SLIJM? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Is slijm maken een chemische reactie of een fysisch proces?

2 HYPOtHese

Duid aan. Slijm maken is: ☐ een chemische reactie. ☐ een fysisch proces.

3 BenODiGDHeDen

☐ lenzenvloeistof (borax) ☐ vloeibare lijm ☐ glazen kom of bekerglas ☐ roerstaaf

4 weRkwiJZe

☐ Giet de lijm in een glazen kom (of bekerglas). ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

IN

☐ Voeg voorzichtig de lenzenvloeistof toe aan de lijm en roer voortdurend.

6 Besluit

VA N

Wat gebeurt er wanneer je de lenzenvloeistof mengt met de lijm?

Worden er nieuwe stoffen gevormd na de menging van lenzenvloeistof en lijm?

b

Kun je spreken van een chemische reactie?

©

a

246 Geen weG teRuG!


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Kun je het zelfgemaakte slijm weer omzetten in lenzenvloeistof en lijm?

d

Werk op de onderstaande figuur. - Schrijf op de lijntjes de namen van de stoffen van de chemische reactie van slijm maken. - Beschrijf hoe je ziet dat slijm maken een chemische reactie is.

+

+

IN

+ 

+

VA N

+

Ò

De molecule bestaat uit drie atomen van twee verschillende atoomsoorten.

©

De molecule bestaat uit twee atomen. Die atomen zijn van dezelfde soort.

Ò 

Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen, die op hun beurt bestaan uit combinaties van atomen. Bij een chemische reactie herschikken de atomen zich tot nieuwe moleculen en dus tot nieuwe stoffen. ´ Maak oefening 1, 2, 3 en 4.

247 CHeCk in lAnCeeR Je BRuisRAket!


HOOFDSTUK 1

WELKE STOFVERANDERINGEN KUNNEN ER OPTREDEN BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE? Aan de hand van vier onderzoeken ontdek je wat er precies gebeurt bij chemische reacties en welke stoffen er kunnen ontstaan. ONDERZOEK 1

WELKE STOFVERANDERING TREEDT ER OP NA MENGING VAN AZIJN MET BAKPOEDER? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat gebeurt er wanneer je azijn samenvoegt met bakpoeder?

2 HYPOTHESE

IN

Duid aan. ☐ De twee stoffen reageren weinig. Er ontstaat enkel een menging van die stoffen. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een gas. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vaste stof. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vlam.

3 BENODIGDHEDEN ☐ lucifer ☐ 2 bekerglazen ☐ druppelpipet

VA N

☐ reageerbuis

☐ dichtgevouwen papiertje ☐ bakpoeder ☐ azijn

4 WERKWIJZE

☐ ☐ ☐ ☐

©

☐ Doe in een reageerbuis een half lepeltje bakpoeder via een

dichtgevouwen papiertje. Voeg met een bekerglas of druppelpipet azijn toe, totdat beide stoffen reageren met elkaar. Houd een brandende lucifer boven de reageerbuis. Kijk goed wat er gebeurt bij de samenvoeging van die stoffen. Wat gebeurt er met de vlam? Ruim de werktafel op.

5 WAARNEMINGEN

a

Wat zie je in de reageerbuis na toevoeging van azijn bij het bakpoeder?

b Wat gebeurt er met de brandende lucifer?

6 BESLUIT

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

248 GEEN WEG TERUG!


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Wat ontstaat er als de oplossing ‘bruist’?

d

Kun je hier spreken van een chemische reactie? Waarom?

e

Zoek met behulp van het internet welk gas vuur kan doven of welke blusmiddelen er zijn.

IN

gasontwikkelingsreactie Een stofverandering waarbij een gas gevormd wordt, noemen we een gasontwikkelingsreactie. ONDERZOEK 2

WELKE STOFVERANDERING TREEDT ER OP NA MENGING VAN AZIJN MET MELK? 1 OnDeRZOeksVRAAG

2 HYPOtHese

VA N

Wat gebeurt er wanneer je azijn samenvoegt met melk?

©

Duid je verwachting aan. ☐ De twee stoffen reageren weinig. Er ontstaat enkel een menging van die stoffen. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een gas. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vaste stof. ☐ De twee stoffen reageren intens. Er ontstaat een vlam.

3 BenODiGDHeDen ☐ reageerbuis

2 bekerglazen

druppelpipet

azijn

melk

4 weRkwiJZe

☐ Doe met behulp van een bekerglas ongeveer 1 cm melk in een reageerbuis. ☐ Voeg aan die reageerbuis enkele druppels azijn toe met een druppelpipet. ☐ Kijk goed wat er gebeurt bij samenvoeging van die stoffen. ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

Wat zie je in de reageerbuis na de toevoeging van azijn bij melk?

6 Besluit

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

249 HOOfDstuk 1 welke stOfVeRAnDeRinGen kunnen eR OPtReDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?


7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Welk proces vindt er plaats? fysisch / chemisch (schrap wat niet past)

d

Teken met deeltjes die reactie.

+

IN

+

ONDERZOEK 3

VA N

Een stofverandering waarbij een vaste stof gevormd wordt in een vloeistof, noemen we een neerslagreactie neerslagreactie.

WELKE STOFVERANDERING TREEDT ER OP NA HET AANSTEKEN VAN EEN LUCIFER? 1 OnDeRZOeksVRAAG

©

Duid aan. ☐ Brandt de lucifer? ☐ Wat gebeurt er met de lucifer na het branden? ☐ Welke kleur vlam geeft het branden van de lucifer?

2 HYPOtHese

Duid aan. ☐ De lucifer geeft vuur, maar heeft daarna nog altijd dezelfde stofeigenschappen. ☐ De lucifer geeft vuur en heeft daarna andere stofeigenschappen.

3 BenODiGDHeDen

☐ lucifer met luciferdoosje

4 weRkwiJZe

☐ Steek de lucifer voorzichtig aan. ☐ Kijk wat er gebeurt. ☐ Ruim de werktafel op.

5 wAARneminGen

Wat gebeurt er?

250 Geen weG teRuG!


6 Besluit

Schrap wat niet past. De lucifer kan na de verbranding niet meer / wel nog aangestoken worden. De lucifer heeft na het branden dezelfde / andere stofeigenschappen.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Kun je de lucifer na het branden nog eens aansteken?

d

Welke voorstelling past bij die reactie? Kruis aan.

2

IN

1

VA N

+

©

Een stofverandering waarbij de stof reageert met zuurstofgas, noemen we een verbrandingsreactie verbrandingsreactie.

251 HOOfDstuk 1 welke stOfVeRAnDeRinGen kunnen eR OPtReDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?


ONDERZOEK 4

WELKE STOFVERANDERING TREEDT ER OP BIJ ZOUTWATER ONDER INVLOED VAN EEN ELEKTRISCHE STROOM?

Weetje

Stofverandering onder invloed van elektrische stroom in de praktijk Waterstofgas kan gebruikt worden als milieuvriendelijke brandstof in auto’s. Maar ook de productie ervan kan op een milieuvriendelijke manier uitgevoerd worden. Het team van professor Johan Martens (KU Leuven) is erin geslaagd om waterstofgas te maken aan de hand van een zonnepaneel, waarbij zonlicht en waterdamp onder invloed van elektriciteit worden omgezet tot waterstofgas. © Nieuwsdienst KU Leuven

IN

BEKIJK VIDEO

1 ONDERZOEKSVRAAG

2 HYPOTHESE

VA N

Wat gebeurt er met zoutwater onder invloed van elektrische stroom?

Duid aan. ☐ Het zoutwater begint op te warmen. ☐ Het zoutwater ruikt naar zwembadwater (chloorgas). ☐ Er komen gasbelletjes aan de polen. ☐ Er gebeurt niets.

©

3 BENODIGDHEDEN

☐ bekerglas van 250 ml

☐ 2 koperen staafjes

☐ gelijkstroombron

☐ snoertjes met krokodillenklemmen

☐ zout

☐ water

☐ roerstaaf

4 WERKWIJZE

☐ Neem een bekerglas en doe er een tot twee lepels zout in. ☐ Vul het bekerglas tot de helft met water. ☐ Roer totdat het zout opgelost is. ☐ Verbind één koperen staafje met de positieve pool (rood)

☐ ☐ ☐ ☐ ☐

en één staafje met de negatieve pool (zwart) van de gelijkstroombron. Zet voorzichtig de koperen staafjes in het bekerglas. Ze mogen elkaar NIET raken! Zet de gelijkstroombron aan op 12 V. Kijk aandachtig wat er gebeurt aan beide polen. Zet de gelijkstroombron af. Ruim de werktafel op. BEKIJK INSTRUCTIE­ VIDEO

252 GEEN WEG TERUG!


5 wAARneminGen

a

Wat ontstaat er aan de koperen staafjes?

b

Omschrijf de geur die ontstaat.

6 Besluit

Wat gebeurt er wanneer je stroom stuurt door zoutwater?

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

b

Was de hypothese correct?

c

Welk gas ruikt naar zwembadwater?

IN

.

©

VA N

elektrolyse Een stofverandering onder invloed van elektrische stroom noemen we een elektrolyse.

253 HOOfDstuk 1 welke stOfVeRAnDeRinGen kunnen eR OPtReDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?


Bij een chemische reactie ontstaan er nieuwe stoffen. Er zijn verschillende soorten chemische reacties, zoals: - een gasvormingsreactie, - een neerslagreactie, - een verbrandingsreactie, - een elektrolyse. ´ Maak oefening 5, 6 en 7.

We leerden vier verschillende soorten chemische reacties kennen. In het dagelijks leven komen we die chemische reacties ook tegen, maar we beseffen dat niet altijd. Hierna volgen enkele voorbeelden.

1

Bekijk de foto’s. a

Welk soort chemische reactie vindt er plaats? 1

3

VA N

IN

2

©

mentos en cola

b

2

vuurwerk

roesten van ijzer

☐ gasvormingsreactie

☐ gasvormingsreactie

☐ gasvormingsreactie

☐ neerslagreactie

☐ neerslagreactie

☐ neerslagreactie

☐ verbrandingsreactie

☐ verbrandingsreactie

☐ verbrandingsreactie

☐ elektrolyse

☐ elektrolyse

☐ elektrolyse

Waarom zijn dat chemische reacties? Geef twee argumenten.

Geef nog twee voorbeelden van chemische reacties in het dagelijks leven.

254 Geen weG teRuG!


Doordenker

Bestudeer de foto’s. 1

2

vorming van stalactieten en stalagmieten in een grot

kalkaanslag op een verwarmingselement van een wasmachine

a Wat is er gemeenschappelijk op beide figuren?

IN

b Is dat proces omkeerbaar? Verklaar.

VA N

c

Hoe noemen we de chemische reactie op beide foto’s?

3 In dit hoofdstuk leerden we vuurwerk kennen als een verbrandingsreactie.

©

a Waarom is vuurwerk gevaarlijk?

b Welke andere verandering kan er dus nog plaatsvinden bij chemische reacties? ☐ Energieverandering ☐ Verandering van aggregatietoestand ☐ Ik weet het niet.

255 HOOFDSTUK 1  Welke stofveranderingen kunnen er optreden bij een chemische reactie?


HOOFDSTUK 2

WELKE ENERGIEVERANDERINGEN KUNNEN ER PLAATSVINDEN BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE? 2.1 ENERGIEVORMEN EN -OMZETTINGEN Energie gaat nooit verloren, maar wordt omgezet naar een andere vorm. Zo wordt ook chemische energie omgezet naar andere energievormen.

1 Welke energievormen ken je? 2 Geef enkele voorbeelden van een energieomzetting. -

Bij een lamp: elektrische energie naar lichtenergie

-

Bij een windmolen:

IN

- Bij

3 Geef een voorbeeld van een energieomzetting van chemische energie naar een andere energievorm.

VA N

4 Geef een voorbeeld van een energieomzetting van een bepaalde energievorm naar chemische energie.

©

256 GEEN WEG TERUG!


2.2 WELKE ENERGIEVERANDERING VINDT ER PLAATS BIJ EEN CHEMISCHE REACTIE? Aan de hand van twee onderzoeken ontdek je welke energieverandering er plaatsvindt bij een chemische reactie.

ONDERZOEK 1

WELKE ENERGIEVERANDERING VINDT ER PLAATS BIJ DE REACTIE TUSSEN STAALWOL EN AZIJN? 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat gebeurt er met de temperatuur als je staalwol laat reageren met azijn?

2 HYPOTHESE

IN

Duid aan. ☐ De temperatuur daalt. ☐ De temperatuur stijgt. ☐ De temperatuur zal ongeveer hetzelfde blijven.

3 BENODIGDHEDEN

☐ erlenmeyer van 100 ml ☐ bekerglas van 200 ml ☐ staalwol ☐ azijn

4 WERKWIJZE

VA N

☐ (digitale) thermometer

☐ Doe een propje staalwol in de erlenmeyer. ☐ Plaats de thermometer in de erlenmeyer.

☐ Doe ongeveer 50 ml tafelazijn in de erlenmeyer.

☐ Houd de thermometer recht in de erlenmeyer en meet om de 30 seconden de temperatuur.

©

(Haal de thermometer NIET uit de oplossing.) ☐ Ruim de werktafel op. 5 WAARNEMINGEN

a

Noteer je waarnemingen in de tabel.

t (s)

T (°C)

0 30 60 90 120

257 HOOFDSTUK 2  Welke energieveranderingen kunnen er plaatsvinden bij een chemische reactie?


b

Zet de gegevens van de waarneming uit de tabel om in een grafiek. Gebruik het onlinestappenplan om de grafiek op te stellen.

6 Besluit

VA N

IN

STAPPENPLAN

7 RefleCtie

a

Š

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat  .

b

Was de hypothese correct?

c

Welke energievorm komt vrij als de temperatuur stijgt?

reactie Bij deze reactie komt er warmte (energie) vrij. We noemen dat een exo-energetische reactie.

Weetje

Roest (of oxidatie) is een chemische reactie tussen ijzer en zuurstof (= verbrandingsreactie). Bij die reactie ontstaat er warmte, waardoor de temperatuur in de erlenmeyer stijgt. Wanneer je azijn aan staalwol toevoegt, zal staalwol dus veel gemakkelijker roesten.

258 Geen weG teRuG!


ONDERZOEK 2

WELKE ENERGIEVERANDERING VINDT ER PLAATS BIJ OPLOSSEN VAN HOSTIES IN WATER?

Zure hosties, ook wel vliegende schotels genoemd, zijn snoepjes die bestaan uit twee gekleurde ‘hosties’ met daartussen een mengsel. Wanneer dat mengsel in contact komt met het speeksel in je mond, zorgt het voor een sprankelend, verfrissend en zuur effect. 1 ONDERZOEKSVRAAG

Wat gebeurt er met de temperatuur van het mengsel, als je het witte poeder van de hostie in water legt?

2 HYPOTHESE

Duid aan. ☐ De temperatuur daalt. ☐ De temperatuur stijgt. ☐ De temperatuur zal ongeveer hetzelfde blijven.

3 BENODIGDHEDEN ☐ 5 zure hosties ☐ reageerbuis

IN

☐ bekerglas van 200 ml ☐ (digitale) thermometer

4 WERKWIJZE

VA N

☐ dichtgevouwen stuk papier

☐ Vul met een bekerglas een reageerbuis voor maximaal 1/3 met water. ☐ Meet de temperatuur van het water met een (digitale) thermometer. ☐ Voeg de inhoud van vijf zure hosties toe aan de reageerbuis (met een dichtgevouwen stuk papier) en

meet de temperatuur opnieuw.

☐ Schrijf je waarnemingen op in de tabel. ☐ Ruim de werktafel op.

©

5 WAARNEMINGEN

Vul de tabel in.

voor toevoeging van hostie

T =             °C

na toevoeging van hostie

T =             °C

Weetje

Er zijn veel verschillende symbolen en eenheden voor temperatuur. Hier gebruiken we T voor de grootheid temperatuur en °C als eenheid.

259 HOOFDSTUK 2  Welke energieveranderingen kunnen er plaatsvinden bij een chemische reactie?


6 Besluit

Formuleer een antwoord op de onderzoeksvraag.

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Duid aan. Bij de bovenstaande chemische reactie: ☐ komt er warmte vrij. ☐ wordt er warmte opgenomen.

IN

Bij deze chemische reactie wordt warmte (energie) opgenomen. reactie Dat noemen we een endo-energetische reactie. Pas je kennis toe: endo- of exo-energetisch? Kruis het juiste antwoord aan in de tabel. eXO

de lancering van raketten door een reactie van zuurstofgas met waterstofgas

het karamelliseren van suiker door de toevoeging van warmte

VA N

enDO

vuurwerk

©

2.3 WELKE ENERGIEOMZETTING VINDT ER PLAATS BIJ CHEMISCHE REACTIES? Aan de hand van twee onderzoeken ontdek je welke energieomzettingen er kunnen plaatsvinden bij een chemische reactie.

ONDERZOEK 1

WELKE ENERGIEVORM KOMT ER VRIJ IN EEN AARDAPPEL MET METALEN STAAFJES? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Welke energie komt er vrij in een aardappel met koperen en zinken staafjes?

2 HYPOtHese

Duid aan. ☐ Er komt warmte-energie vrij. ☐ Er komt elektrische energie vrij. ☐ Er komt bewegingsenergie vrij. ☐ Er komt lichtenergie vrij.

260 Geen weG teRuG!


3 BenODiGDHeDen

☐ 2 koperen staafjes

☐ 2 zinken staafjes

☐ multimeter/led/zoemer/klokje

☐ 4 snoeren met krokodillenklemmen

☐ 2 (stukken) aardappelen

Opstelling:

4 weRkwiJZe

☐ Duw in elke aardappel een staafje zink en een staafje koper. ☐ Verbind de multimeter/led/klok … met een zinken staafje van de ene aardappel door middel van een

☐ ☐

IN

5 wAARneminGen

VA N

snoertje. Verbind de andere kant van de multimeter/led/klok … met het koperen staafje van de andere aardappel. Verbind als laatste stap het koperen staafje van de eerste aardappel met het zinken staafje van de tweede aardappel. Kijk wat er gebeurt bij de multimeter/led/klok. Ruim de werktafel op.

Wat gebeurt na de aansluiting van de koperen/zinken plaatjes met de aardappel?

6 Besluit

©

Welke energievorm komt er vrij wanneer de aardappel reageert met koper en zink?

7 RefleCtie

a

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat .

b

Was de hypothese correct?

c

Welke stoffen reageren met elkaar?

d

Welke proces vindt hier plaats? Duid aan. ☐ een fysisch proces ☐ een chemische reactie

e

Welke energieomzetting vindt er plaats?

Bij de chemische reactie van de aardappel en de zinken plaatjes wordt chemische energie omgezet in energie elektrische energie.

261 HOOfDstuk 2 welke eneRGieVeRAnDeRinGen kunnen eR PlAAtsVinDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?


ONDERZOEK 2

WELKE ENERGIEVORM KOMT ER VRIJ ALS JE EEN LICHTSTICK BREEKT? 1 OnDeRZOeksVRAAG

Welke energie komt er vrij als je een lichtstick breekt en de stoffen met elkaar reageren?

2 HYPOtHese

Duid aan. ☐ Er komt warmte-energie vrij. ☐ Er komt elektrische energie vrij. ☐ Er komt bewegingsenergie vrij. ☐ Er komt lichtenergie vrij.

3 BenODiGDHeDen ☐ lichtstick

4 weRkwiJZe

☐ Breek de lichtstick en kijk wat er gebeurt. ☐ Ruim de werktafel op.

IN

5 wAARneminGen

6 Besluit

VA N

Omschrijf wat je ziet wanneer de stoffen met elkaar reageren.

a

Welke energievorm wordt er vrijgegeven?

b

Welke energieomzetting vindt er plaats?

7 RefleCtie

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat

©

a

b

Was de hypothese correct?

c

Geef twee redenen waarom dit een chemische reactie is.

d

Welke energieomzetting vindt er plaats?

Bij de chemische reactie van de lichtstick wordt chemische energie omgezet in lichtenergie of stralingsenergie stralingsenergie.

262 Geen weG teRuG!

.


Bij een chemische reactie vindt er naast een stofomzetting ook een energieverandering plaats. Als er energie (warmte) vrijkomt, spreekt men van exo-energetische reacties. reacties Als er energie (warmte) wordt opgenomen, spreekt men van endo-energetische reacties. reacties Bij de energieverandering wordt er energie omgezet van de ene energievorm naar de andere. Voorbeelden: - van chemische energie naar elektrische energie: bv. in de aardappel uit onderzoek 1 - van chemische energie naar lichtenergie: bv. een lichtgevende stick ´ Maak oefening 8, 9, 10, 11 en 12.

Bekijk de foto’s. a

Geef een goede omschrijving of de naam van de toepassing.

b

Noteer er de energieomzetting bij. 2

3

©

Toepassing:

VA N

IN

1

Energieomzetting:

Toepassing:

Toepassing:

Energieomzetting:

Energieomzetting:

263 HOOfDstuk 2 welke eneRGieVeRAnDeRinGen kunnen eR PlAAtsVinDen BiJ een CHemisCHe ReACtie?


SYNTHESE

CHEMISCHE REACTIES een flOwCHARt

IS HET PROCES ONOMKEERBAAR?

JA

NEE

NEE

EEN VASTE STOF IN EEN VLOEISTOF GEVORMD. NEE

JA

VA N

EEN GAS GEVORMD.

IN

ER WORDT BIJ DEZE REACTIE ...

ONDER INVLOED VAN ELEKTRICITEIT EEN NIEUWE STOF GEVORMD.

JA

JA

©

NEE

WARMTE VRIJGESTELD DOOR EEN REACTIE MET ZUURSTOF.

KOMT ER ENERGIE VRIJ?

JA

NEE

JA

KOMT ER ELEKTRICITEIT VRIJ?

KOMT ER LICHT VRIJ?

264 Geen weG teRuG!

JA

JA

vorming van

vorming van


CHECK IT OUT

LANCEER JE BRUISRAKET!

VA N

a Is dat een chemische reactie? Beargumenteer.

IN

Bij de CHECK IN op p. 244 maakten we onze eigen ‘bruisraket’ door een bruistablet toe te voegen aan water.

b Vul de namen in van de stoffen van deze reactie.

©

+++++

c

  

+++++

andere stof

Hoe zie je in het bovenstaande deeltjesmodel dat het om een chemische reactie gaat?

265 Check it out  Lanceer je bruisraket!


NOG OEFENEN

• Ik kan een chemische reactie omschrijven.

• Ik kan voorbeelden opsommen van chemische reacties in het dagelijks leven.

• Ik kan chemische reacties onderscheiden van fysische processen.

• Ik kan een voorbeeld opsommen van een fysisch proces.

• Ik kan toelichten waarom bepaalde processen fysisch zijn.

• Ik kan twee omzettingen opsommen die plaatsvinden bij een chemische reactie.

• Ik kan met mijn eigen woorden de begrippen ‘stofomzetting’ en ‘energieverandering’ toelichten.

• Ik kan verschillende soorten stofomzettingen bij chemische reacties herkennen en benoemen.

• Ik kan verschillende soorten energieveranderingen bij chemische reacties herkennen en benoemen.

• Ik kan enkele voorbeelden van zowel stofomzettingen als energieveranderingen bij chemische reacties herkennen.

• Ik kan enkele voorbeelden van zowel stofomzettingen als energieveranderingen bij chemische reacties opsommen.

• Ik kan het verschil tussen moleculen en atomen toelichten.

• Ik kan een goede onderzoeksvraag en hypothese aanduiden.

• Ik kan aan de hand van een werkwijze een wetenschappelijke proef uitvoeren.

• Ik kan gerichte waarnemingen noteren.

• Ik kan via waarnemingen het besluit van een onderzoek afleiden.

• Ik kan samenwerken tijdens het uitvoeren van opdrachten en experimenten.

• Ik toon respect voor de inbreng van anderen.

• Ik draag zorg voor het gebruikte materiaal.

• Ik kan de antwoorden noteren in volzinnen.

BEGRIPSKENNIS

VA N

1

JA

IN

CHECKLIST

©

2 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN

3 SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

´ Je kunt deze checklist ook op diddit invullen bij je Portfolio.

266 GEEN WEG TERUG!


AAN DE SLAG 1 Wat is een chemische reactie? 2 Wat is het verschil tussen een fysisch proces en een chemische reactie? 3 Noteer in de tabel welk type reactie er optreedt bij de onderstaande voorbeelden. Geef op het einde zelf een voorbeeld. CHEMISCH OF FYSISCH?

VOORBEELD

zout + water p zoutwater

opdrogen van verf

IN

A + B p C

VA N

verbranden

verdampen van zoutwater

likeur p alcohol + water + vaste stoffen

chemisch

©

fysisch

4 Leg het verschil uit tussen een atoom en een molecule. Gebruik water als voorbeeld. 5 Het winnen van een metaal uit zijn erts wordt aangeduid met de term

elektrowinning. Zo kan bijvoorbeeld het metaal aluminium worden vrijgemaakt uit bauxiet door middel van een elektrolyse. Bauxiet (zie afbeelding) is het belangrijkste aluminiumerts. a Wat is elektrolyse?

b Elektrowinning is een voorbeeld van: ☐ stofomzetting. ☐ energie-omzetting. 267 Aan de slag  Geen weg terug!


6 In welke van de onderstaande gevallen vindt er een chemische reactie plaats? a Markeer in de lijst hieronder alle chemische reacties. b Licht toe waarom die processen chemische reacties zijn.

c

Kruis in de lijst hieronder de verbrandingsreactie(s) aan. ☐ koken van water

☐ roesten van ijzer

☐ rotten van vlees

☐ vorming van hagel

☐ oplossen van zout

☐ koffiezetten

☐ aandampen van een spiegel

☐ uitdampen van zoutwater

☐ vuil worden van een venster

☐ aspirine in water

☐ oplossen van zout in water

7 Voer het experiment uit.

IN

a Welk soort chemische reactie is op de foto voorgesteld?

b Bij het uitvoeren van deze proef zijn we vertrokken van bakpoeder en azijn. Wat is de mogelijke onderzoeksvraag die je hier kunt stellen?

c

VA N

Noteer de waarneming.

8 Geef twee veranderingen die kunnen optreden bij een chemische reactie.

©

Geef ook telkens een voorbeeld.

9 Geef een voorbeeld van een chemische reactie waarbij: a een neerslag wordt gevormd: b warmte vrijkomt:

10 Bij chemische reacties kunnen er twee veranderingen optreden, namelijk stofverandering en energieverandering. Licht het verschil toe.

268 GEEN WEG TERUG!


11 Warm je handen op! a

Finn gaat naar een winterfestival en krijgt van haar ouders een ‘pocketwarmer’ (zie afbeelding) mee. Dat werkt als volgt: Je plaatst de pocketwarmers of handwarmers eenvoudigweg in je handen of in je broekzak. Ze worden geactiveerd door het contact met zuurstof wanneer je de verpakking opent, en ze geven tot twaalf uur lang natuurlijke warmte af!

Welke energieomzetting vindt er plaats?

-

Van welk soort chemische reactie is dat een toepassing?

IN

Er bestaan ook handwarmers met een kliksysteem. Hun werking wordt als volgt omschreven:

VA N

Als je het metalen plaatje in de vloeistof knikt, vormen er zich een aantal kristallen in de oplossing. De gehele oplossing kristalliseert daaromheen. De oplossing verandert van een vloeibare, transparante naar een vaste, niet-transparante toestand. Een tweetal minuten na het knikken bereikt het zakje zijn maximale temperatuur (52 °C). Door het zakje met de gekristalliseerde oplossing ongeveer tien minuten te verwarmen tot boven zijn smeltpunt (80 °C), wordt de inhoud van het zakje weer vloeibaar. Daarna kun je de handwarmers opnieuw gebruiken. -

©

b

-

Duid de juiste beweringen aan over de reactie in deze handwarmers. ☐ De reactie is exo-energetisch, omdat er warmte vrijkomt. ☐ De reactie is endo-energetisch, omdat er warmte wordt toegevoegd. ☐ Het is een fysisch proces. ☐ Het is een chemische reactie.

-

Leg het verschil uit met de pocketwarmer van opgave a.

269 AAn De slAG Geen weG teRuG!


12 Gebruik de deeltjesvoorstellingen om de onderstaande vragen te beantwoorden. B

C

D

e

f

G

H

i

J

Zijn de stellingen juist of fout? Leg uit. - Op afbeelding B zijn er drie moleculen van dezelfde atoomsoort afgebeeld.

IN

a

A

-

Afbeelding C zou zuurstofgas (O2) kunnen zijn.

VA N

Op afbeelding G zijn er vier atomen getekend.

©

b

-

Welk proces vindt er plaats? Jke+D

G+ikC

☐ fysisch proces

☐ fysisch proces

☐ chemische reactie

☐ chemische reactie

Aki+H

e+ikB

☐ fysisch proces

☐ fysisch proces

☐ chemische reactie

☐ chemische reactie

´ Verder oefenen? Ga naar

270 Geen weG teRuG!


WOORDENLIJST

THEMA 2

THEMA 4

THEMA 5

THEMA 3

THEMA 6

©

VA N

IN

THEMA 1

THEMA 7

THEMA 8

THEMA 9

271 WOORDENLIJST


NOTITIES

IN

272 WONDER

©

VA N


LIESBETH BLEYS INEKE DHONDT NELE VANDAMME

©

VA N

IN

WONDER - WETENSCHAPPEN VOOR HET TWEEDE JAAR

Ontdek het onlineleerplatform: diddit! Vooraan in dit boek vind je de toegangscode, zodat je volop kunt oefenen op je tablet of computer. Activeer snel je account op www.diddit.be en maak er een geweldig schooljaar van!

ISBN 978-90-306-9610-0 594618

9 789030 696100

vanin.be

WONder WONDER WETENSCHAPPEN VOOR HET TWEEDE JAAR


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.