Activiteitenboek 2 - Veilig de wereld rond

Page 1

uitgeverij Zwijsen.be

In dit activiteitenboek zijn de thema’s 7 t/m 12 van Veilig de wereld rond uitgewerkt. Van ieder thema is een schematisch overzicht opgenomen, waarin de lessen en doelen die bij het thema horen in een oogopslag naar voren komen. Ook wordt aangegeven op welke wijze de onderdelen van het thema aansluiten bij de betreffende kern van Veilig leren lezen. Vervolgens worden de hoek, de verschillende lessen en de aanvullende activiteiten beschreven.

CVR_actb7-12_VDWR.indd 2-3

uitgeverij Zwijsen.be

thema 7 tot en met 12 wereldoriëntatie voor leerjaar 1

30-04-2009 10:38:59


uitgeverij Zwijsen.be

In dit activiteitenboek zijn de thema’s 7 t/m 12 van Veilig de wereld rond uitgewerkt. Van ieder thema is een schematisch overzicht opgenomen, waarin de lessen en doelen die bij het thema horen in een oogopslag naar voren komen. Ook wordt aangegeven op welke wijze de onderdelen van het thema aansluiten bij de betreffende kern van Veilig leren lezen. Vervolgens worden de hoek, de verschillende lessen en de aanvullende activiteiten beschreven.

CVR_actb7-12_VDWR.indd 2-3

uitgeverij Zwijsen.be

thema 7 tot en met 12 wereldoriëntatie voor leerjaar 1

30-04-2009 10:38:59



VDWR_actb_7-12-pms252.indd 1

28-05-2009 20:18:00


colofon Projectgroep Uitgeverij Zwijsen.be Ann Berteele (projectleiding) Els Hoebrechts (redactie) Patrick Vandevelde (uitgever) Vormgeving en concept Jacqueline List Vormgeving en lay-out Cazac Advies en proefscholen • Sabrina Goethals, Katrien Verheyen en Sonia Willemse BSGO Arnoldus, Brouwerijstraat 8, Oudenburg • Isabelle Callu, Vicky Schepens en Ria Van Eeckhoutte GBS Torenhof, Antoon Servaeslaan 60, Waregem • Elisa Debruyne, Ingrid Vangenechten en Kristine Vansant BS Kompas, Kollegestraat 1, Geel Advies aansluiting bij Veilig leren lezen Josée Warnaar Illustraties Ann de Bode Mark Janssen Anjo Mutsaars

© 2009, Uitgeverij Zwijsen.be, Antwerpen Maakt deel uit van WPG Uitgevers België N.V. Deze uitgave is gebaseerd op de methode wereldoriëntatie ‘Veilig de wereld in’, oorspronkelijk gepubliceerd bij Uitgeverij Zwijsen b.v., Tilburg. 1e druk D/2009/1919/154 ISBN 978.90.5535.423.8 NUR 193 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij

2

deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen.be.

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 2

28-05-2009 20:18:00


inhoud thema 7 kaartlezen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: zoek de schat • les 1: hoog en droog • les 2: het raadsel • les 3: drijvende schepen • aanvullende activiteiten

5 6 7 8 9 10 11

thema 8 kunstige beroepen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: waar houd ik van? • les 1: wie doet wat? • les 2: geld in het laatje • les 3: de tijd vliegt • aanvullende activiteiten

13 14 15 16 17 18 19

thema 9 onderzoeken

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: wat zie ik? • les 1: wat hoor ik? • les 2: wat doet een magneet? • les 3: het werkt, het werkt niet • aanvullende activiteiten

21 22 23 24 25 26 27

thema 10 verzamelen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: kriebelbeestjes • les 1: zaden en pitten • les 2: moeder en jong • les 3: dieren in nesten • aanvullende activiteiten

29 30 31 32 33 34 35

thema 11 zinnen en regels

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: letterstempels • les 1: boeken maken • les 2: regels en afspraken • les 3: regels buiten de klas • aanvullende activiteiten

37 38 39 40 41 42 43

thema 12 de wereld rond

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: dag en nacht • les 1: hier woon ik • les 2: de wereld rond • les 3: gezond en veilig op reis • aanvullende activiteiten

45 46 47 48 49 50 51

kopieerbladen

53 3

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 3

28-05-2009 20:18:01


thema 7

kaartlezen

4

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 4

28-05-2009 20:18:03


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

overzicht van het thema kaartlezen Kinderen beleven graag avonturen. Het zoeken naar een echte schat, of iemand anders naar je schat laten zoeken, spreekt bij hen dan ook vaak tot de verbeelding. Om de schat die je verstopt hebt later zelf weer terug te kunnen vinden, maak je natuurlijk een echte schatkaart. Schatkaarten kunnen er verschillend uitzien. In dit thema maken de kinderen kennis met allerlei soorten kaarten. Ze leren hoe ze zelf een plattegrond kunnen maken van de klas, de speelplaats of de buurt. Ze gebruiken deze plattegrond vervolgens als schatkaart en gaan op zoek naar de verborgen schat op de speelplaats. Op deze manier maken de kinderen op een speelse en functionele manier kennis met kaartlezen. Verder onderzoekt de klas welke voorwerpen drijven of zinken en hoe dat komt. Overzicht van de activiteiten Hoek: Zoek de schat

De kinderen maken in de hoek een schatkamer. Ze kiezen een schat uit die ze verstoppen. Om te onthouden waar de schat ligt, maken ze een schatkaart. In eerste instantie doen ze dat op hun eigen manier. Na les 1 wordt er met een plattegrond als schatkaart gewerkt. De kinderen gaan op zoek naar de schat van een ander met behulp van een schatkaart.

Les 1: Hoog en droog

Hoe ziet een piraat zijn schip van boven uit het kraaiennest? De kinderen raden wat de piraat ziet. In de eigen klas kun je ook voorwerpen van bovenaf bekijken. Klim op de trapladder en kijk recht naar beneden. Door voorwerpen in de klas van bovenaf te bekijken en te tekenen, leren de kinderen zelf een plattegrond maken.

Les 2: Het raadsel

De kinderen maken een legende en tekenen de voorwerpen die op de speelplaats te zien zijn. Ze maken een plattegrond van de speelplaats. Vervolgens lopen ze met behulp van een plattegrond een vastgestelde route over de speelplaats om een raadsel op te lossen.

Les 3: Drijvende schepen

Het is vreemd dat een groot schip blijft drijven en dat kleine keitjes zinken. Hoe komt dat? De kinderen doen allerlei onderzoekjes rondom drijven en zinken. Ze besteden ook aandacht aan het zuinig omgaan met water.

Lesdoelen • Weten waarvoor een schatkaart dient. • Kunnen aangeven welke schatkaart duidelijk of handig is. • Kunnen vertellen waaraan een goede schatkaart moet voldoen.

• Kunnen tekenen van voorwerpen en meubels op een plattegrond. • Kunnen maken van een plattegrond van de klas. • Een voorwerp of meubel op een plattegrond kunnen aanwijzen in de klas.

• Kunnen maken van een plattegrond van de speelplaats. • Kunnen zoeken naar verstopte voorwerpen met behulp van deze plattegrond. • Weten wat een legende is.

• Leren vragen stellen naar aanleiding van observaties. • Onderzoek rond drijven en zinken uitvoeren. • In eigen woorden bevindingen rond drijven en zinken kunnen vertellen. • Aandacht hebben voor het opruimen en het zuinig omgaan met water. 5

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 5

28-05-2009 20:18:04


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Schatgravers

Veilig de wereld rond - Kaartlezen

Thema

Kinderen beleven graag avonturen. Zowel in het echt als in boeken en films. In kern 7 worden kinderen meegenomen in de spannende wereld van piraten. Het zoeken naar de geheimzinnige schat staat centraal. De kinderen worden gestimuleerd hun eigen avonturenverhalen te vertellen volgens de verhaalstructuur ‘situatieschets-gebeurtenis-slot’.

Kinderen fantaseren graag over de schat die ze zouden willen bezitten, over de plaats waar ze hem zullen verstoppen en over het uitdagen van anderen om de schat te zoeken. Dit thema speelt daarop in: kinderen maken schatkaarten, overleggen wat handige schatkaarten zijn en maken plattegronden om het zoeken naar de schat succesvol te laten verlopen.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen een situatie die ze zelf hebben meegemaakt met een plot beschrijven.

De kinderen kunnen beredeneren welke aspecten van een schatkaart nuttig zijn en welke niet. Ze kunnen hun observaties en bevindingen rondom drijven en zinken uiten.

Centrale woorden

het zeil • de mast • de kapitein • de stuurman • de matroos • de piraat • de zeerover • ernstig • droevig • de kaart • de schatkist • de geheimtaal • aan boord • van boord • de oceaan • het eiland

de schatkaart • de schatkist • de plattegrond • de blinddoek • het theezakje • de trapladder • van bovenaf • de speelplaats • de poort • het klimrek • de zitbank • de legende • drijven • zinken • het vlies

Thematafel

Op de thematafel worden allerlei scheepsartikelen gelegd. De kinderen maken er woordkaartjes bij. Regelmatig mag een kind een voorwerp pakken en erover vertellen.

De thematafel kan worden aangevuld met land- en zeekaarten van vroeger en nu en verschillende soorten schatkaarten.

Themawand

Rondom het thema varen wordt een woordmuur gemaakt. Kinderen maken tekeningen en zoeken foto’s bij de diverse woorden.

De schatkaarten die in de hoek gemaakt zijn, worden op de themamuur gehangen evenals de plattegronden van les 1 en 2.

6

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 6

28-05-2009 20:18:05


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

hoek: zoek de schat Doel

• Weten waarvoor een schatkaart dient. • Kunnen aangeven welke schatkaart duidelijk of handig is. • Kunnen vertellen waaraan een goede schatkaart moet voldoen.

Materiaal en voorbereiding • hoekenboek plaat 7 • werkboek p. 2 en 3 • een vel papier (per kind) • potloden • verschillende schatkaarten

Introductie van de hoek

U hebt van de plattegrond van de klas een ‘oude’ schatkaart gemaakt door de randen van het papier te scheuren en er met een nat theezakje overheen te gaan. Op de plek waar u de schat hebt verstopt, staat een kruisje. De kaart zit opgerold in een lege fles. De kinderen raden vooraf wat er op de brief in de fles staat.

Richtvragen

• Waarvoor dient een schatkaart? • Hebben jullie al eens een film gezien of een verhaal gelezen waarin men op zoek gaat naar een schat? Gebruikte men dan ook een schatkaart? Hoe zag die eruit? Bespreek de schatkaart. Vertel dat schatkaarten er verschillend uit kunnen zien. Bekijk samen met de kinderen de verschillende schatkaarten. Samen zoeken jullie de schat in de klas. De kinderen gaan vervolgens in de hoek zelf een schatkaart maken. Een deel van de hoek wordt ingericht als schatkamer. De schat die met de schatkaart van de leerkracht gevonden wordt, kan een mooi begin zijn van die schatkamer. Vraag de kinderen zelf van thuis nog meer schatten voor de schatkamer mee te nemen (bijvoorbeeld kroontjes, glimstenen, schelpen en sieraden). Bespreek ten slotte de hoekopdrachten met behulp van het hoekenboek.

extra materialen: kopie van de plattegrond van de klas, theezakjes, touwtje, lege fles, een paar glimmende voorwerpen in een schatkist, beker met (warm) water, blinddoeken • maak vooraf een ‘oude’ schatkaart en verstop ze

Hoekopdrachten

In de hoek wordt gewerkt in groepjes van twee, drie of vier. De volgende opdrachten worden uitgevoerd: • Kies allemaal een schat uit de schatkamer. Verstop om de beurt de schat terwijl de anderen een blinddoek op hebben. Spreek af waar de schat verstopt mag worden. ‘Koud’ betekent dat de schat nog ver weg is, ‘warm’ betekent dat je in de buurt komt. • Maak het vel papier ‘oud’. Scheur stukjes van de randen af en kleur het papier bruin met een theezakje dat je in warm water hebt gedompeld. Knijp het theezakje eerst een beetje uit, anders wordt het papier te nat. • Als het ‘oude’ papier droog is, maak je zelf een schatkaart van de klas. Zet een kruisje waar de schat ligt. Verstop je schat. Laat een ander kind met jouw kaart naar de schat zoeken.

Afsluiting

Laat de kinderen vertellen of de schatkaart van hun vriendjes in de groep duidelijk was.

Richtvragen

• Wie heeft de schat snel gevonden en wie heeft lang moeten zoeken? • Wat vond je goed aan de schatkaarten, wat was minder goed? Bespreek de schatkaarten op p. 2 en 3 van het werkboek. De kinderen vertellen welke schatkaart ze het meest duidelijk en handig vinden. Verzamel samen de kenmerken waaraan een goede schatkaart voldoet (juiste legende, gebruik van kleuren, duidelijk teken waar de schat verstopt is,...).

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 7

7

28-05-2009 20:18:06


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 1: hoog en droog Doel

• Kunnen tekenen van voorwerpen en meubels op een plattegrond. • Kunnen maken van een plattegrond van de klas. • Een voorwerp of meubel op een plattegrond van de klas kunnen aanwijzen in de klas.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 4 • kopieerblad 1 (per kind) • potloden, stiften, meetlat, A4-tekenvellen

Klasgesprek

extra materialen: trapladdertje, grote vellen papier (een vel per groepje van vier kinderen) • teken vooraf de omtrek van de klas op de grote vellen papier; geef aan waar de deur en de ramen zitten

Zet het trapladdertje vooraan in de klas. Zeg dat jullie een kaart gaan maken zoals een schatkaart, maar dan niet om een schat te zoeken. Jullie gaan een plan of een plattegrond maken. Er mag een leerling op de trapladder klimmen. Vraag hoe een tafeltje er van bovenaf gezien uitziet. Teken daarna de vorm van een tafeltje, van bovenaf gezien, op het bord. Doe dit ook met andere meubelen, bijvoorbeeld een kast, een stoel, een wastafel.

Hang alle plattegronden in de klas. De kinderen bekijken de plattegronden en wijzen aan waar hun tafeltje staat. Besteed regelmatig aandacht aan de plattegronden. Zet iedere ochtend voor schooltijd met een kleurpotlood op een van de plattegronden een kruisje op twee tafeltjes. Als de kinderen binnen komen, zoeken ze welke twee kinderen een kruisje op hun tafeltje hebben. Zij mogen die dag bijvoorbeeld naast u zitten, in de hoek werken of uw hulpje zijn.

Aan de slag

Werkboek en kopieerblad

Na het gesprek werken de kinderen in groepjes van vier. Ieder groepje krijgt een groot vel papier met daarop de omtrek van de klas getekend. De kinderen maken samen een plattegrond van de klas. Bespreek vooraf de verhoudingen en vertel dat het aantal stoelen, tafeltjes enz. moet kloppen met de werkelijkheid. De kinderen werken eerst met potlood. Terwijl de kinderen bezig zijn, helpt u hen om tot een juiste plattegrond te komen. Die kunnen ze nadien met stift afwerken.

De kinderen tekenen op p. 4 van het werkboek vier voorwerpen uit de klas zoals ze van bovenaf gezien worden. Ze schrijven de woorden erbij. Welke voorwerpen / meubelen hebben ze getekend? Bekijk samen met de kinderen het kopieerblad. Een piraat is via de mast in het kraaiennest van het schip geklommen. Hij kijkt naar beneden naar het dek van het schip. Bespreek met de kinderen wat de piraat ziet vanuit de mast. Ze mogen nu proberen om het grondplan van het schip op een vel papier te tekenen.

Richtvragen

• Hoeveel tafels en stoelen moet je tekenen? • Hoe kun je het klasbord tekenen? • Waar staat jouw tafeltje op de plattegrond?

8

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 8

28-05-2009 20:18:07


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 2: het raadsel Doel

• Kunnen maken van een plattegrond van de speelplaats. • Kunnen zoeken naar verstopte voorwerpen met behulp van deze plattegrond. • Weten wat een legende is.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 5 • enkele grote vellen papier • stiften • kladpapier (per kind) extra materialen: 7 plastic insteekhoesjes met 7 vellen papier erin

bereid de opdracht voor: schrijf met stift de cijfers 1 t/m 7 elk op een vel papier. Zet bij ieder cijfer een letter: 1D, 2E, 3S, 4C, 5H, 6A, 7T. Stop ieder vel in een insteekhoesje. Verstop de insteekhoesjes verspreid op de speelplaats en zorg ervoor dat ze niet verplaatst kunnen worden.

Klasgesprek

Werkboek

Vertel de kinderen dat ze een raadsel krijgen dat ze alleen kunnen oplossen met behulp van de plattegrond van de speelplaats. De groep moet dus een plattegrond van de speelplaats maken. Hoe doen ze dat best? Herinner de kinderen aan de vorige les waarin ze van bovenaf leerden kijken.

Aan de slag

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Indien mogelijk kijken ze vanuit een raam op de verdieping zodat ze de speelplaats van bovenaf kunnen zien. Ze tekenen op een vel papier de vorm van de speelplaats, eventuele zitbanken, speeltuigen, zandbak, enz. Indien deze werkwijze niet mogelijk is, proberen ze hun plan van op de speelplaats te tekenen. In de klas bespreken jullie de grondplannen van de kinderen. Zelf tekent u het plan nauwkeurig op het bord. De kinderen nemen dit over in hun werkboek. Ze tekenen ook vier voorwerpen die ze op de speelplaats zagen (bijvoorbeeld zandbak, zitbank, poort, klimrek, bloembak,...) en schrijven eronder het juiste woord. Je vertelt dat dit eigenlijk de legende is. De kinderen zoeken op de thematafel naar kaarten met een legende.

Zet in de plattegrond op het bord de cijfers 1 t/m 7. Schrijf de cijfers op dezelfde plaats als waar u ze op de speelplaats hebt verstopt. De kinderen nemen de cijfers en de plattegrond over op een kladje. Ze lopen buiten, alleen of in tweetallen, op zoek naar alle cijfers. Bij ieder cijfer hoort een letter. Ze noteren de gevonden letters op hun kladje. In de klas vullen ze onderaan in hun werkboek de letters in en lezen het antwoord ‘De schat’. Bespreek ter afsluiting hoe het oplossen van het raadsel verliep. Laat de kinderen vertellen hoe ze de plattegrond gebruikt hebben.

Richtvragen

• Was je plattegrond duidelijk genoeg? • Heb je de cijfers gevolgd op de plattegrond? • Of heb je gekeken naar wat dicht bij elkaar lag op de speelplaats?

Richtvragen

• Waar vind je de legende meestal op een kaart? (ernaast, eronder) • Welke informatie geeft de legende? (de betekenis van tekeningen of kleuren op een kaart)

9

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 9

28-05-2009 20:18:08


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 3: drijvende schepen Doel

• Leren vragen stellen naar aanleiding van observaties. • Onderzoek rond drijven en zinken uitvoeren. • In eigen woorden bevindingen rond drijven en zinken kunnen vertellen. • Aandacht hebben voor het opruimen en het zuinig omgaan met water.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 6 en 7 • kopieerblad 2, potlood en schaar (per kind) extra materialen: een vijftal teilen met water, slijper, wijnkurk met prikkertje als bootje, spons, steentjes,

okkernoot, spijker, kroonkurk, veertje, klein plastic balletje, muntstuk van 1 euro, paperclip, aluminium folie, punaises, enkele glazen, afwasmiddel, wijnkurken, fijne ijzerdraad

Klasgesprek

• knip 2 stukjes fijne ijzerdraad van 3 cm en eentje van 1,5 cm. Draai de twee langste stukjes in het midden in elkaar. Het derde stukje draai je rond het midden in de andere richting. Je hebt nu een insect met 6 pootjes. Buig de pootjes om tegen de tafel. Zet het insect voorzichtig op het water. Als het niet lukt, moet je de pootjes platter vouwen. Blijft het insect op het water staan? Maak de pootjes nu weer recht en naar onder gericht. Blijft het insect zo op het water staan? Bespreek de onderzoekjes met de kinderen. Probeer samen tot een uitleg te komen bij de verschillende opdrachten. • het bolletje is te zwaar voor het water: het zinkt. • het platte stukje aluminium folie drijft: het gewicht is verdeeld over een groter oppervlak. Op het water ligt een vliesje en dat kan het stukje folie dragen. • op een bepaald ogenblik is het stukje folie met punaises toch te zwaar: het vliesje breekt. • de punaise blijft drijven (idem stukje folie). • het afwasmiddel maakt het vliesje stuk: de punaise zinkt want hij is te zwaar. • de wijnkurk blijft drijven, ook met afwasmiddel; een wijnkurk is heel licht. • het insect blijft drijven als de pootjes niet door het vliesje prikken. Als de pootjes niet gebogen zijn, prikken ze als een speld het vliesje stuk en zinkt het insect.

De kinderen nemen hun werkboek p. 6 en mogen vertellen wat ze allemaal zien op de plaat. Er zijn verschillende schepen en boten te zien in de haven. Vertel dan dat je het vreemd vindt dat een groot cruiseschip blijft drijven terwijl de keitjes zinken.

Richtvragen

• Dat grote schip is toch veel zwaarder en blijft drijven? • Hoe kan dat nu? • Zien jullie nog zulke vreemde verschillen?

Aan de slag

Op p. 7 van het werkboek zien de kinderen allerlei voorwerpen. Het is de bedoeling dat ze gaan voorspellen of die voorwerpen in een teil met water gaan zinken of blijven drijven. Ze kleuren naast pictogram 1 telkens het - volgens hen - juiste teiltje blauw. De teil en de voorwerpen liggen vooraan al klaar zodat de kinderen de materialen kunnen zien. De kinderen die klaar zijn, draaien hun werkboek om en wachten even tot iedereen klaar is. Vervolgens werken de kinderen in groepjes van vier. Ze nemen allemaal kopieerblad 2 en gaan per vier rond één van de teilen met water staan. Aan de hand van de tekeningen voeren ze de opdrachten uit: • een klein bolletje maken van een stukje aluminium folie en dit in het water leggen. Wat gebeurt er? • een stuk aluminium folie in zijn oorspronkelijke vorm (plat) op het water leggen. Wat gebeurt er? Leg er nu een punaise op. Wat gebeurt er nu? Leg er meer punaises op. Na hoeveel punaises zinkt het stuk folie? • leg een punaise voorzichtig met de punt naar boven in een glas water. Hoe komt het nu dat de punaise blijft drijven? Doe een druppel afwasmiddel in het glas. Wat zie je nu? • doe hetzelfde onderzoekje met een wijnkurk in het glas. 10

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 10

Werkboek

De kinderen nemen opnieuw hun werkboek p. 7 en duiden aan of ze intussen van mening veranderd zijn. Ze kleuren naast pictogram 2 telkens het juiste vakje blauw. Eens ze klaar zijn, doet u de test vooraan in de klas. Laat de kinderen vertellen over hun voorspellingen. Na de onderzoekjes moet er nog opgeruimd worden. Besteed aandacht aan het zuinig omgaan met water. Het water wordt bijvoorbeeld in een gieter overgebracht om de planten water te geven.

28-05-2009 20:18:09


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

aanvullende activiteiten Schatkist maken

Speurtocht

Geheimtaal

Drijvende schepen

De kinderen maken hun eigen schatkist. Ze verven een doosje of houten (sigaren)kistje zilver of goud. De schatkist wordt versierd met glitters, plaatjes of steentjes. In hun schatkist kunnen ze mooie steentjes bewaren of andere ‘schatten’. Tip: het juwelenkistje dat jullie misschien in thema 5 ‘Lang geleden ...’ maakten, kan hiervoor ook gebruikt worden.

De kinderen bedenken in groepjes van vier bij iedere letter van het alfabet een teken en noteren dit op een blad papier. Ze schrijven een zin met de nieuwe tekens. Een ander groepje moet de geheimtaal ontcijferen.

Klaskijkdoos

De kinderen maken met luciferdoosjes en ander klein materiaal een kijkdoos van hun klas. Door een groot kijkgat in het deksel te maken, zien ze hun klas van bovenaf, net als bij een plattegrond. Vervolgens tekenen ze deze plattegrond. Tip: een tussenstap kan zijn dat jullie samen eerst een grote maquette maken van de klas. Of dat jullie een poppenhuis proberen te tekenen op een plattegrond. Een poppenhuis kun je namelijk goed van bovenaf bekijken.

Organiseer een speurtocht. De kinderen lopen, onder begeleiding, de route die u op de kaart van de wijk hebt aangegeven. Bij ieder kruisje op de kaart moeten ze een opdracht uitvoeren. Bijvoorbeeld: Wie woont er in het huis op nr. 41? Wat staat er in de tuin bij nr. 8? Hoeveel huizen staan er in deze straat? Deze speurtocht is ook leuk om te doen in een stadspark, maar dan met opdrachten over planten, bloemen, beelden, ...

Met kosteloos materiaal proberen jullie schepen te bouwen die blijven drijven. Test ze uit in een teil met water of een watertafel.

Boekenhoek

Verzamel met de kinderen boeken over dit thema zoals piratenverhalen, boeken over diverse soorten schepen, boeken over schepen van vroeger en nu, boeken met land- en zeekaarten en boeken over het redden op zee. Vul de hoek aan met boeken over schatten en schatgravers, speurtochten, experimenten met water, enz. Zie ook Lees alles over... Schatgravers. De informatieve boeken uit de serie van uitgeverij Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Plattegrond

De kinderen tekenen op de plattegrond van de speelplaats, op p. 5 van hun werkboek, een vorm, bijvoorbeeld een hinkelbaan, een knikkerplek of een doolhof. Ze ruilen hun werkboek met een ander. Ze tekenen de vorm met stoepkrijt op de juiste plek buiten op het plein.

Kaartlezen

Geef de kinderen een kopie van de kaart van de wijk waarin de school zich bevindt. Bespreek wat er op de kaart te zien is. De kinderen zoeken hun huis of straat. Ze kleuren de route die ze van huis naar school lopen of rijden.

11

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 11

28-05-2009 20:18:10


thema 8

kunstige beroepen

12

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 12

28-05-2009 20:18:12


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

overzicht van het thema kunstige beroepen De kinderen maken in dit thema kennis met meerdere kunstvormen. Belangrijk is dat kunst hier ruim gezien wordt. Ze worden nieuwsgierig gemaakt en in contact gebracht met uiteenlopende kunsten en kunstenaars. Bekend of beroemd zijn, is daarbij niet belangrijk. Verder staan de kinderen ook stil bij wat er voorafgaat aan een voorstelling en leren ze welke taken er weggelegd zijn naast het podium (aan het loket, de vestiaire, de catering). Ze zien in dat het theater ook deze inkomsten nodig heeft. Ten slotte gaan de kinderen ervaren dat hun handen het meest eenvoudige, maar wel handige instrument zijn. En dat de tijd sneller lijkt te gaan als je muziek maakt.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Waar houd ik van?

De kinderen worden geconfronteerd met allerlei kunstvormen. Beeldende kunst, boeken, muziek, toneel, enz ... Ze leren kijken, luisteren en hun voorkeur uitdrukken.

Les 1: Wie doet wat?

Wat doen je ouders? Welke beroepen ken je zoal? Welke kunstige beroepen zijn er? Er wordt speels kennis gemaakt met beroepen als schrijver, beeldend kunstenaar, muzikant, illustrator, toneelspeler, enz ... Er gaat ook aandacht naar mannen- en vrouwenberoepen.

Les 2: Geld in het laatje

Hoe maak je een voorstelling bekend? De kinderen bekijken reclame voor evenementen, optredens, theater. Ze verkopen tickets en houden de vestiaire open van het theater. Ze verkopen drank en hapjes.

Les 3: De tijd vliegt

Kinderen ervaren dat de tijd sneller gaat als je iets leuks doet. Bijvoorbeeld muziek maken. Ze experimenteren met ritme, tijd en instrumenten. Welk instrument blijft bijvoorbeeld lang ‘geluid’ produceren?

Lesdoelen • Een kunstproduct met openheid en nieuwsgierigheid verkennen of ondergaan. • Kunnen praten over je eigen voorkeur betreffende allerlei kunstvormen.

• Kunnen vertellen over het beroep van je ouders. • Samen met klasgenoten een collage kunnen maken ter voorbereiding van een bezoeker in de klas. • Kennismaken met een aantal kunstige beroepen voor mannen en vrouwen.

• Het verloop van een theaterbezoek kennen (van de aankondiging tot de afloop van de voorstelling). • Zich ervan bewust worden dat de inkomsten van een theater niet alleen van de kaartjesverkoop komen.

• Ervaren dat handen op eenvoudige wijze als instrument gebruikt kunnen worden. • Ervaren dat de tijd sneller lijkt te gaan als je iets leuks doet. • Durven experimenteren met ritme, geluiden, instrumenten.

13

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 13

28-05-2009 20:18:13


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Op het podium

Veilig de wereld rond - Kunstige beroepen

Thema

Het thema ‘Op het podium’ komt in alle activiteiten van deze kern terug. In het ankerverhaal en de leesboekjes staat het geven van een voorstelling centraal. Diverse activiteiten uit de handleiding leiden tot het voorbereiden van een voorstelling voor de ouders.

In Veilig de wereld rond ligt het accent op kunstige beroepen en het werk rond het podium. Hoe bestel je entreekaartjes? Hoe komt het theater aan geld? Verder wordt er geëxperimenteerd met instrumenten, ritme en tijd.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen door middel van concreet taalgebruik een (fragment van een) verhaal navertellen of uitspelen.

In en rond het theater heb je taal nodig, bijvoorbeeld als je kaarten wilt bestellen, als je cd’s wilt verkopen, enz.

Centrale woorden

het theater • het podium • het toneel • de zaal • het doek • het publiek • de artiest • de voorstelling • de uitvoering • het applaus • de buiging • zenuwachtig • het toneelstuk • de uitnodiging • het affiche • het gedicht

het orkest • de dirigent • kunstig beroep • uitoefenen • de auteur • de kunstenaar • de acteur/actrice • de illustrator • de danser/danseres • de fotograaf • bestellen • de vestiaire • het instrument • het handengeklap

Thematafel

De thematafel wordt gevuld met programmaboekjes, entreekaartjes, het verteltheater, vingerpoppetjes, een goocheldoos, verkleedspullen, enz.

De thematafel wordt uitgebreid met cd’s, dvd’s, kinderboeken, kunstige foto’s, enz.

Themawand

Er wordt een woordmuur gemaakt over alles wat met het podium te maken heeft. De woorden worden geclusterd rond kernwoorden zodat een woordweb ontstaat.

De kopieerbladen over ‘Waar houd ik van?’ worden op de themawand gehangen, alsook de collages over kunstige beroepen.

14

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 14

28-05-2009 20:18:13


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

hoek: waar houd ik van? Doel

• Een kunstproduct met openheid en nieuwsgierigheid verkennen of ondergaan. • Kunnen praten over je eigen voorkeur betreffende allerlei kunstvormen.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek p. 8 • kopieerblad 3 extra materialen: cd’s, kunstige foto’s, dvd’s, prentkaarten van kunstwerken, kinderboeken, kartonnen namaakfototoestel, verkleedkleren, tv, cd-speler

Introductie van de hoek

Verzamel met de kinderen rond de thematafel. Laat hen reageren op de spullen die ze zien liggen (cd’s met kindermuziek, kunstige foto’s, dvd’s, prentkaarten van kunstwerken, kinderboeken, gedichten, ...). Verwijs ook naar de voorstelling die jullie samen gezien hebben. Was er muziek? Was er dans? Werd er iets verteld? Was het spannend, grappig of droevig? Kijk met de kinderen naar de kortfilm ‘De Tovenaarsleerling’ van Marion Bloem. Naar aanleiding van de film praten jullie over het orkest en wat de taak is van een dirigent. Luister samen naar bijvoorbeeld het lied ‘Ik wil drummer worden’ van Kinderen voor kinderen. Laat de kinderen ook weer reageren. Bekijk een muziekboek (zoals het gitaarboek ‘De gevaren van zes snaren’). Indien u zelf gitaar speelt, kunt u een lied voorspelen. Ook daarna zijn de reacties van de kinderen welkom.

Richtvragen

• Liggen er films op tafel die jullie al gezien hebben, boeken die jullie al gelezen hebben, cd’s die jullie al gehoord hebben? • Welke vonden jullie mooi, minder mooi, spannend, grappig? • Wat ging er allemaal fout bij Jeffrey in de film ‘De Tovenaarsleerling’? Zouden jullie graag in een orkest spelen? Of dirigent zijn?

Hoekopdrachten

In de hoek wordt gewerkt in groepjes van twee. De volgende opdrachten worden uitgevoerd:

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 15

• deze activiteit vraagt wat extra voorbereiding: het zoeken naar de juiste filmfragmenten, muziek, boeken, enz. • begin dit thema liefst met een bezoek aan een theatervoorstelling of figurentheater voor kinderen, een dans- of muziekvoorstelling • een rondleiding achter de schermen gekoppeld aan deze voorstelling biedt nog meer ervaringskansen

• Neem het kartonnen fototoestel. Sluit één oog en kijk door de opening. Wat zie je? Teken wat je ziet. • Verkleed je als koning of koningin, prins of prinses. Speel samen alsof je in een film meedoet. • Kies 3 boeken die je wilt lezen. Leg ze op een stapeltje: het bovenste boek wil je eerst lezen. Vertel aan je vriendje waarom je deze boeken gekozen hebt. • Zing een liedje dat je mooi vindt voor je vriendje. • Vul kopieerblad 3 in.

Afsluiting

Bespreek de hoekopdrachten met de kinderen. Laat de kinderen ook vertellen over kopieerblad 4. De kopieerbladen worden op de themawand gehangen.

Richtvragen

• Welke opdrachten waren leuk of minder leuk? • Wat vond je het moeilijkst? Waarom? • Waar gaat je voorkeur naar uit? (tekenen, schrijven, veel lezen, films maken, muziek maken, schilderen, foto’s maken, enz ...) • Welk soort kunstenaar zou je later willen worden?

Tip

• Kortfilm ‘De Tovenaarsleerling’ van Marion Bloem: kijk voor meer informatie op www.marionbloem.nl. • ‘De drummer’ van Kinderen voor kinderen (3) is o.a. te vinden op www.youtube.com en op www. lyricstime.com. • Het boek van Bart Peeters en Yurek Onzia ‘De gevaren van zes snaren’ vindt u in de boekhandel en in muziekwinkels (isbn 978-90-443-1987-3) of in de bibliotheek.

15

28-05-2009 20:18:14


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 1: wie doet wat? Doel

• Kunnen vertellen over het beroep van je ouders. • Samen met klasgenoten een collage kunnen maken ter voorbereiding van een bezoeker in de klas. • Kennismaken met een aantal kunstige beroepen voor mannen en vrouwen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 8 en 9 extra materialen: grote vellen wit papier, thematafel (zie hoekactiviteit), tijdschriften, boeken, stiften, schaar en lijm

• nodig tijdig mensen uit met een kunstig beroep (familie van de kinderen, kennissen, iemand uit je gemeente of stad...) • deze les kan verspreid worden over verschillende dagen, afhankelijk van het aantal bezoekers in de klas

Klasgesprek

Werkboek

Vraag de kinderen of ze iets kunnen vertellen over het beroep van hun ouders. Besteed evenveel aandacht aan alle beroepen die genoemd worden. Vertel dat jullie deze week enkele mensen op bezoek krijgen die een beroep uitoefenen dat te maken heeft met de thematafel. Laat de kinderen gissen. Wat is er nu zo speciaal aan de spullen op de thematafel? Misschien komen jullie samen tot de conclusie dat het hier gaat om kunstige beroepen. Of om beroepen van mensen die mooie, ontroerende, grappige, of vrolijke dingen maken, vertellen. Dat kan heel ruim zijn (auteur, beeldend kunstenaar, danser, fotograaf, illustrator, acteur, muzikant, poppenspeler, ...). Laat de kinderen nog eens vertellen wat zij eventueel later graag zouden doen.

Aan de slag

Na afloop van de verschillende bezoekers in de klas nemen de kinderen hun werkboek p. 8 en 9. Ze vertellen welke mensen er allemaal te zien zijn op de plaat (auteur, straatmuzikant, beeldhouwer, reporter met cameraman, etalagist, clown, bloemist, kapper, juwelier, cartoonist, danseres) en wat hun kunstige activiteiten zijn.

Richtvragen

• Zijn er nog meer beroepen die je kunstig vindt? • Worden deze kunstige beroepen door mannen of vrouwen uitgeoefend? • Hebben ze dan een verschillende naam? (bijvoorbeeld acteur / actrice) • Ken je beroepen die enkel door mannen of enkel door vrouwen worden uitgeoefend? Welke?

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Afhankelijk van wie er op bezoek komt, gaan ze een collage maken van foto’s uit tijdschriften die te maken hebben met een kunstig beroep. Zo ontstaat er bijvoorbeeld een collage over auteurs en boeken. Een andere collage kan gaan over fotografen en kunstige foto’s. In de boekenhoek zoeken ze naar informatie over het beroep van hun groepje en zoeken ze vragen die ze zeker willen stellen. Help hen even met het noteren van hun vragen op de collage en hang ze nadien op de themawand. Het is zeker niet nodig om bekende mensen uit te nodigen. Een mama die balletlerares of portretfotograaf is, een papa die muzikant of kapper is, een oma met een bloemenwinkel die bloemencreaties maakt... zijn voorbeelden van kunstige beroepen.

16

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 16

28-05-2009 20:18:15


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 2: geld in het laatje Doel

• Het verloop van een theaterbezoek kennen (van de aankondiging tot de afloop van de voorstelling). • Zich ervan bewust worden dat de inkomsten van een theater niet alleen van de kaartjesverkoop komen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 10 en 11 extra materialen: papier, stiften, lege cd-hoesjes, kapstok, kleerhangers, namaakgeld, kassa, glazen, frisdrank ...

Klasgesprek

De kinderen verzamelen rond de thematafel en vertellen wat ze hebben meegebracht.

Richtvragen

• Zijn er tickets of programmaboekjes bij van optredens die jullie zelf gezien hebben of jullie ouders? • Waar waren jullie als je ouders naar een optreden gingen? Was er een babysit? • Hebben jullie zelf al op een podium gestaan? • Hoe weet je dat er een optreden of een tentoonstelling is? • Hoe kun je een ticket of entreekaartje bestellen?

Bespreek met de kinderen wat er allemaal voorafgaat aan een voorstelling. Er komt reclame in de krant, in een brochure van je stad of gemeente, op televisie, op de radio, op de computer. Bekijk samen een aantal voorbeelden. Dan bekijken jullie hoe je een plaats, ticket of entreekaartje kunt bestellen. Dat kan via de telefoon of via de computer, of soms gewoon aan de balie, de kassa of het loket. En wat gebeurt er allemaal net voor de voorstelling, tijdens de pauze en na de voorstelling? Bespreek het afhalen van de tickets aan het loket, het weghangen van de jassen in de vestiaire, het kopen van een programmaboekje, het controleren en afscheuren van het kaartje als je binnengaat, het aanwijzen van de plaatsen. Tijdens de pauze kunnen de mensen een drankje kopen. Na de voorstelling blijven sommige mensen napraten in de foyer (of café), kopen sommigen een boek of cd, blijven een hapje eten, enz.

• de kinderen hebben voor deze les allerlei folders, programmaboekjes, tickets van concerten, tentoonstellingen, ... mee naar school gebracht

Aan de slag

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Ze krijgen allemaal de opdracht om als ‘theater of concertzaal’ geld te verdienen. Er zijn verschillende opdrachten: • het verkopen van de tickets aan de balie • het weghangen van de jassen in de vestiaire • het verkopen van programmaboekjes en het controleren van de tickets • het verkopen en bezorgen van drank tijdens de pauze en nadien • het verkopen van boeken of cd’s Twee kinderen spelen het koppel dat naar het theater gaat. De andere twee werken in het theater. Samen bereiden ze hun opdracht voor (ze maken tickets, ze maken een decor of een onderdeel ervan, ze oefenen hun deel van de presentatie). Bespreek telkens na ieder groepje het geheel van de presentatie.

Richtvragen

• Vonden jullie de mensen van het theater vriendelijk? • Wat was de prijs van wat je verkocht? Klopt dat volgens jullie? • Wat was er leuk aan de presentatie?

Werkboek

Op p. 10 van het werkboek geven de kinderen aan in welke volgorde het bezoek aan een theater verloopt. Op p. 11 verbinden ze verschillende geldbedragen met de juiste producten/diensten van het theater.

17

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 17

28-05-2009 20:18:16


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 3: de tijd vliegt Doel

• Ervaren dat handen op eenvoudige wijze als instrument gebruikt kunnen worden. • Ervaren dat de tijd sneller lijkt te gaan als je iets leuks doet. • Durven experimenteren met ritme, geluiden, instrumenten.

Materiaal en voorbereiding

• kopieerblad 4 • cd-speler • instrumenten: triangel, xylofoon, fluitje, kazoo, trom, sambaballen, ...

Klasgesprek

Vraag aan de kinderen wie van hen een instrument kan bespelen. Gezien hun jonge leeftijd zijn er wellicht nog geen kinderen die al naar de muziekschool gaan of muzieklessen volgen. Maar een aantal kinderen hebben zeker al kennis gemaakt met een instrument thuis (bijvoorbeeld een ouder die piano speelt, een grotere broer of zus), of hebben al muziek gemaakt in de kleuterklas, of gewoon thuis op potten en pannen, fluitjes, kazoos, rammelaars. Vertel dat het meest eenvoudige instrument je eigen handen zijn. Je hebt ze altijd bij en je kunt er verschillende geluiden mee maken. Laat de kinderen een fragment beluisteren van flamencomuziek met handengeklap.

Richtvragen

• Hoeveel muzikanten heb je gehoord? • Klappen ze steeds op dezelfde manier in de handen? • Hoe denk je dat ze in of met de handen klappen?

Aan de slag

• Laat de kinderen in tweetallen experimenteren met geluiden die ze met hun handen kunnen maken. Denk hierbij aan klappen met holle handen of met vlakke handen, alleen of per twee tegenover elkaar, knippen met je vingers, snel klappen, traag klappen, enz. Laat enkele kinderen hun geluid voordoen. De andere kinderen proberen hetzelfde geluid na te bootsen. • De volgende opdracht is de volgende: het ene kind kijkt een minuut lang naar een zandloper die doorloopt. Het andere kind klapt een minuut lang mee in de handen op de flamencomuziek. Daarna worden de rollen omgedraaid. Welk van de opdrachten was het snelst voorbij? 18

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 18

• per 2 kinderen: een zandloper • zoek vooraf naar de geschikte flamencomuziek

• Samen maken jullie een muziekstukje met de handen. Teken eventueel een partituur op het bord (bijvoorbeeld 4 x handen klappen, 4 x handen in elkaar wrijven, 4 x klappen tegen handen van je vriendje, 4 x handen klappen). Bedenk samen een andere variant. • Probeer ook te spelen met ritme. Klap een ritme in de handen voor. Wie kan dit nadoen? Laat enkele kinderen ook een ritme voorklappen. • Luister samen naar een stukje muziek (live optreden) waarbij de mensen mee in de handen klappen en eindigen met een enthousiast applaus. Laat de kinderen hetzelfde doen zodat ze het verschil ervaren tussen meeklappen op een ritme en een applaus geven. • De kinderen mogen nu een eenvoudig instrument uitkiezen. Ook nu geef je de opdracht: een minuut lang muziek maken en een minuut lang naar een zandloper kijken. Bespreek met de kinderen hun gevoel hierbij. Wat leek het snelst voorbij te zijn? • Samen zoeken jullie uit welk instrument het langst geluid kan maken (na bijvoorbeeld één aanslag, één keer blazen, één keer bewegen ...). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een triangel, een gong of een xylofoon.

Kopieerblad

Op kopieerblad 4 staan eenvoudige partituren aan de hand van tekeningen. De kinderen mogen in tweetallen oefenen en maken zelf een nieuwe partituur. Ook zijn er twee opdrachten met een zandloper. De kinderen duiden aan bij welke opdracht de tijd het snelst voorbij lijkt te gaan.

28-05-2009 20:18:17


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

aanvullende activiteiten Fotograafjes

Met een digitaal fototoestel kunnen kinderen echte foto’s maken. Het resultaat kunnen ze op de computer zien. Ze oefenen het door de lens kijken met één oog of ze kijken op het scherm. Ze letten op dat ze hun vingers niet voor de lens houden. Niet bewegen! En wie wil zich verkleden om een kunstig model te zijn?

Dirigenten

Bekijk samen een fragment van een dirigent en zijn orkest. Wat doet de dirigent met zijn rechterhand en zijn linkerhand? Met de rechterhand slaat hij de maat. Met de linkerhand geeft hij de sfeer aan: harder, zachter, een accent, een instrument dat moet beginnen, enz. Zijn twee handen doen dus verschillende dingen. Moeilijk! Probeer het ook eens: teken met je rechterhand een cirkel in de lucht en met je linkerhand een streep van boven naar onder. Wat gebeurt er?

In en rond het podium

Indien jullie deze periode werken aan een echt optreden met de klas of de school, dan is het misschien leuk om ook te denken aan de omkadering, zoals het maken van entreekaartjes, programmaboekjes en affiches. Maar denk ook aan de hapjes en drankjes tijdens de pauze, het weghangen van de jassen in de vestiaire, het aanwijzen van de plaatsen, het verkopen van cd’s of dvd’s van het optreden. En wie zorgt er voor de decors, de kleding, de make-up?

Een eigen tentoonstelling

De kinderen weten nu dat er allerlei kunstvormen zijn. In een tentoonstelling kun je ook uiteenlopende kunstvormen laten zien. Foto’s, schilderijen en beelden zijn voor de hand liggend. Maar ook muziek, installaties, mime, haarkapsels, enz... zijn leuk om te laten zien / horen. En echte kinderen kunnen in de tentoonstelling meedoen. Denk maar aan een expressiemuur. In de muur zitten gaten waardoor de gezichten van kinderen zichtbaar zijn. Door een combinatie van make-up en mime krijg je een expressiemuur. Uiteraard is deze expressiemuur beperkt open...

Boekenhoek

Verzamel met de kinderen boeken over allerlei activiteiten die op het podium gedaan kunnen worden: goochelen, ballet, streetdance, toneel, moppen vertellen, circus, acrobatiek, enz. De kinderen gebruiken deze boeken om hun voorstelling voor te bereiden. De boekentafel kan aangevuld worden met boeken over instrumenten, toneelkledij en accessoires, en kunstige beroepen. Zie ook Lees alles over... Op het podium. De informatieve boeken uit deze serie van Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Voetenmuziek

Zoals je in de flamencomuziek je handen gebruikt, kun je ook je voeten gebruiken zoals bij tapdans en ook bij flamenco. Laat de kinderen experimenteren met tikken, stampen, met de hakken tegen elkaar slaan, schuifelen. Ze mogen ook zelf een voetenpartituur schrijven en uitvoeren.

19

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 19

28-05-2009 20:18:18


thema 9

onderzoeken

20

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 20

28-05-2009 20:18:20


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

overzicht van het thema onderzoeken Hoe werkt dat? Hoe kan dat? Wat is dat? Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Ze spelen, ontdekken en experimenteren de hele dag en stellen naar aanleiding daarvan volop vragen. Op die manier leren ze de wereld beter kennen en begrijpen. Vandaar dat de kinderen in de volgende lessen en de hoek aan de slag gaan met allerlei onderzoekjes, experimenten en activiteiten die te maken hebben met licht en schaduw, met verschillende geluiden, met het verschijnsel magnetisme en met energie zoals elektriciteit. Vooral door zelf ervaringen op te doen, ontdekken de kinderen spelenderwijs hoe de verschillende natuurkundige verschijnselen die ze in het dagelijks leven tegenkomen nu eigenlijk werken.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Wat zie ik?

Tijdens een schimmenspel zien de kinderen de schaduw van verschillende voorwerpen. Ze raden welke voorwerpen het zijn. In de hoek experimenteren de kinderen met hun eigen schaduw. Ze spelen het schimmenspel en proberen handschaduwbeelden te maken.

Les 1: Wat hoor ik?

De kinderen ervaren dat geluiden waarneembaar zijn door de trillingen die ze voortbrengen. De kinderen gaan met verschillende geluidenproefjes aan de slag. Ze leren hoge en lage, zachte en harde tonen onderscheiden en experimenteren met muziekinstrumenten.

Les 2: Wat doet een magneet?

Met behulp van enkele proefjes laat u de aantrekkingskracht van een magneet zien. De kinderen experimenteren zelf volop met magneten. Ze ontdekken welke voorwerpen wel of niet door een magneet aangetrokken worden en dat een magneet ook door materiaal heen de aantrekkingskracht behoudt.

Les 3: Het werkt, het werkt niet

Kinderen zien in hun omgeving verschillende toestellen werken. De verwarming zorgt ervoor dat het in de winter warm is. Ze ontdekken dat hiervoor energie nodig is. Ze experimenteren met toestellen op batterijen en elektriciteit. Stopcontacten, verlengsnoeren, oplaadbare batterijen... wat zijn dat? Veel aandacht gaat naar veiligheid en zuinigheid.

Lesdoelen • Kunnen experimenteren met licht en schaduw. • Kunnen herkennen van voorwerpen en personen aan de schaduw. • Ontdekken hoe je een schaduw duidelijker kunt maken.

• Weten dat geluid zich verplaatst door trillingen. • Kunnen herkennen welk geluid door welk voorwerp gemaakt wordt. • Kunnen ordenen van geluid (hoog/laag en hard/ zacht)

• Onderscheiden van voorwerpen die wel of niet magnetisch zijn. • Ervaren van de afstotende en aantrekkende kracht van magneten. • Ontdekken dat magnetische kracht door voorwerpen heen werkt.

• Ontdekken dat er energie nodig is om toestellen te laten werken. • Verschillende soorten van energie kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht). • Weten hoe je veilig en zuinig omgaat met energie.

21

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 21

28-05-2009 20:18:21


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Hé, hoe kan dat?

Veilig de wereld rond - Onderzoeken

Thema

De natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen is de motor voor allerlei leerervaringen. Hoe werkt gereedschap? Wat is de verklaring voor de proefjes die gedaan worden? De kinderen schrijven verslagen, maken een weetboek en leggen de resultaten van onderzoekjes vast in grafieken.

Met de activiteiten in de hoek en de lessen doen de kinderen ervaring op met licht en schaduw, magnetisme, geluid en energie. Ze ontdekken hoe deze natuurkundige verschijnselen werken en leren veilig en zuinig omgaan met energie.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen op onderhoudende wijze iets vertellen over een zelfgekozen onderwerp.

Op basis van ervaringen met proefjes over licht en schaduw, magnetisme, geluid en energie trekken de kinderen conclusies over de werking van deze verschijnselen.

Centrale woorden

het alarm • de deurkruk • de zaklamp • de schroef • de spijkers • de paperclip • de punaise • de hamer • de zaag • de tang • de schroevendraaier • de boor • repareren

de schaduw • het schimmenspel • de omtrek • de hoge toon • de lage toon • de trilling • het muziekinstrument • de magneet • magnetisch • aantrekken • afstoten • de energie • zuinig • de batterij • elektriciteit

Thematafel

Op de thematafel wordt gereedschap gelegd. De kinderen maken er weetteksten bij.

De thematafel kan aangevuld worden met de materialen van het circuit met de geluidsproefjes en de materialen nodig in les 3 (batterijen, snoeren, stekkers, radio, lampjes, enz.)

Themawand

Mogelijkheden voor het vullen van de themawand: • het woordweb over gereedschap • de grafieken van de onderzoekjes • de vraag en antwoordmuur (thematip) • verslagen van de proefjes

De themawand kan worden aangevuld met silhouettekeningen en foto’s van de activiteiten rondom geluid en magnetisme.

22

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 22

28-05-2009 20:18:22


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

hoek: wat zie ik? Doel

• Kunnen experimenteren met licht en schaduw. • Kunnen herkennen van voorwerpen en personen aan de schaduw. • Ontdekken hoe je een schaduw duidelijker kunt maken.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 9 • kopieerblad 5 en 6 extra materialen: overheadprojector, beamer of een spot van 60 W, groot laken (wit), lange lat, touw met haak (katrol), voorwerpen die een duidelijke schaduw

Introductie van de hoek

Zet de spot achter het laken. Zet een tafel tussen het laken en de spot. Leg de voorwerpen en de doos op de tafel. Verduister de klas vervolgens en voer een schimmenspel op. Leg een kind met ‘buikpijn’ op de tafel achter het laken. U ‘opereert’ het kind met de haak aan het touw (katrol). Doe alsof u allerlei voorwerpen uit zijn buik haalt. Laat de schaduw van elk voorwerp steeds duidelijk zien door het dicht bij het laken te houden. Leg het voorwerp daarna in de doos. Vraag de kinderen na afloop van welke voorwerpen ze de schaduw hebben gezien. Pak de doos en controleer samen of dat klopt. Laat de kinderen raden welk voorwerp niet in het schimmenspel gebruikt is maar al in de doos zat. Maak duidelijk dat schaduw ontstaat als het licht door iets wordt tegengehouden. Bij een schaduw zie je alleen nog de omtrek van een voorwerp. Met je eigen lijf kun je ook allerlei schaduwen maken.

Richtvragen

• Hoe maak je schaduw? • Welk voorwerp kwam niet uit de buik van …?

Hoekopdrachten

De kinderen werken in groepjes van vier en voeren de opdrachten van het hoekenboek uit. Laat de kinderen ook experimenteren met handschaduwen. Ze kunnen de handschaduwbeelden van kopieerblad 5 namaken.

geven (papieren hart, schaar, schroevendraaier, liniaal, grote spijker, hamer, knuffelbeer) doos, tafel • hang de lat met het laken aan het plafond (in de hoek) • stop van tevoren één voorwerp in de doos zonder dat de kinderen dat zien

• Experimenteer met het maken van schaduwen. Probeer elkaar te herkennen aan je schaduw. • Twee kinderen spelen het schimmenspel waarbij de een de ander ‘opereert’. De toeschouwers raden welk(e) voorwerp(en) wel en niet werden gebruikt bij het schimmenspel. • Zoek in de klas nieuwe voorwerpen die je bij het spel kunt gebruiken. • Speel het schimmenspel nog een keer. Leg de voorwerpen na afloop weer terug. • Pak kopieerblad 6. Trek een lijn van een voorwerp naar de bijbehorende schaduw. Teken daarna zelf de schaduw van de muis.

Afsluiting

Bespreek ter afsluiting van de hoek het herkennen van diverse voorwerpen die tijdens de ‘operatie’ uit de buik kwamen. Hoe dichter het voorwerp bij het laken werd gehouden, hoe duidelijker de vorm te herkennen was. Bespreek ook het katrolsysteem. Het maken van herkenbare handschaduwen lijkt makkelijker dan het is. Bespreek hoe de kinderen dat ervaren hebben.

Tip

Heeft u er al eens aan gedacht om een schimmenlokaal te maken voor de kleuters en het eerste leerjaar? Dit kan ook een hoek zijn in de speelzaal. Op die manier kunnen alle materialen blijven staan en kan er regelmatig geëxperimenteerd worden.

23

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 23

28-05-2009 20:18:23


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 1: wat hoor ik? Doel

• Weten dat geluid zich verplaatst door trillingen. • Kunnen herkennen welk geluid door welk voorwerp gemaakt wordt. • Kunnen ordenen van geluid (hoog/laag, hard/zacht).

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 12, 13 en 14 extra materialen: 12 voorwerpen waarmee u geluid kunt maken (zoals: sambaballen, triangel, klokkenspel, castagnetten, trom, fluitje, lepel in kopje, water in een emmer gieten, kazoo, rainmaker, houten staaf en stokje, enz), 2 dezelfde glazen flessen,

Klasgesprek

Start de les met de door u verzamelde voorwerpen. Maak geluid met ieder voorwerp. Bespreek welke geluiden een hoge of lage toon maken en welke geluiden hard of zacht klinken. Vertel dat het geluid bestaat uit trillingen die het oor kan waarnemen. Laat de kinderen voelen wat een trilling is door ze hun vingertoppen tegen hun hals te laten houden terwijl ze iets zeggen. Speel een raadspelletje met de voorwerpen. Een kind krijgt een blinddoek. Een ander kind maakt een geluid met een van de voorwerpen. Het geblinddoekte kind raadt het voorwerp.

Richtvragen

• Hoor je een hoge of lage toon? • Klinkt het geluid hard of zacht? • Wat maakt heel veel lawaai?

Aan de slag

De kinderen voeren verschillende opdrachten uit die te maken hebben met geluiden. Ze werken in kleine groepjes in circuitvorm en volgen de instructie op p. 14 van het werkboek. Leg de proefjes kort uit. Op uw teken schuiven de kinderen door naar de volgende opdracht. Terwijl de kinderen bezig zijn, loopt u rond en stelt vragen. De uitleg hieronder is mogelijk nog te moeilijk voor kinderen in het eerste leerjaar, belangrijk is dat u de informatie heeft ter verdieping. • Flessentest: door twee dezelfde glazen flessen te gebruiken hoor je in de ene fles wat je in de andere zegt. De fles waar je in praat gaat trillen door het praten. Daardoor gaat de lucht er omheen trillen. De

5 identieke glazen, lepel, 2 blikjes en een draad, een plastic pot, elastiek, stuk huishoudfolie, deksel blikken doos, houten lepel, zout • verbind de blikjes vooraf: maak een gaatje in de bodem, doe de draad erdoor en maak aan de binnenkant een dikke knoop • span vooraf huishoudfolie over de pot (met een elastiek)

lucht om de fles bij je oor gaat ook trillen. De fles bij je oor trilt het liefst op die manier en gaat ook trillen. Daardoor kun je de geluiden in de andere fles horen. • Van hoog naar laag: hoe voller het glas hoe hoger de toon. Geluid beweegt zich voort in een golfbeweging. Als de golfjes heel kort zijn, dan hoor je een hoge toon; als de golfjes langer zijn, dan hoor je een lage toon. In een vol glas is er maar weinig plaats voor de golfjes van het geluid (dus een hoge toon). • Als je met een (houten) lepel op een metalen deksel slaat, dan gaan de zoutkorrels op het vel van huishoudfolie dansen. Dat komt ook weer door de luchttrillingen of geluidsgolven. • Hoor je mij? Door de draad goed strak te houden worden geluidstrillingen overgebracht naar het andere blik. De trillingen gaan langs de draad.

Werkboek

De kinderen nemen hun werkboek p. 12 en 13 en omcirkelen alle voorwerpen, mensen of dieren die volgens hen geluid maken. Er is één geluid dat veroorzaakt wordt door waterverspilling (lekkende kraan). Maar ook de tv die aanstaat (terwijl niemand kijkt), is verspilling van energie. Bespreek de opdracht nadien klassikaal.

24

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 24

28-05-2009 20:18:23


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 2: wat doet een magneet? Doel

• Kunnen onderscheiden van voorwerpen die wel of niet magnetisch zijn. • Ervaren van de afstotende en aantrekkende kracht van magneten. • Ontdekken dat magnetische kracht door voorwerpen heen werkt.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 12, 13 en 15 extra materialen: per tweetal een staafmagneet en een liniaal, touw, glas, doos met diverse voorwerpen

(paperclip, punaise, gum, potlood, wijnkurken, watten, eurocentjes, enz.), grote doos spijkers, stukjes karton, speelgoedtreintjes met magneten

Klasgesprek

Aan de slag

Laat het glas met de paperclip zien. Vul het glas met water. Vraag wie de paperclip uit het glas krijgt zonder het glas om te keren en zonder natte handen te krijgen. Laat zien hoe u de paperclip met behulp van een magneet via de zijkant van het glas omhoog beweegt en uit het glas haalt. Probeer hetzelfde te doen met een gum in het glas. Bespreek dat sommige materialen magnetisch zijn en sommige niet.

Richtvragen

• Waarom krijg ik met een magneet de paperclip wel uit het glas en de gum niet? • Welk soort materiaal wordt door de magneet aangetrokken? (voorwerpen van ijzer en nikkel) • Heeft de magneet nog kracht als je iets tussen de magneet en het voorwerp houdt?

De kinderen voorspellen bij de voorwerpen uit de doos of ze aangetrokken worden door de magneet. Laat zien of ze gelijk hebben. Doe dit ook met een stuk papier of een kartonnetje ertussen. Een leuk tovertrucje voor thuis: je kunt met een staafmagneet onder tafel bepaalde voorwerpen op tafel doen bewegen. Een staafmagneet trekt met de ene kant een andere magneet aan en met de andere kant wordt dezelfde magneet afgestoten. Hang een magneet aan een touw. Een kind houdt het touw vast. Beweeg eerst met de ene kant van een andere magneet richting de magneet aan het touw, dan met de andere kant. Benoem de begrippen aantrekken en afstoten. Bij speelgoedtreintjes, die door middel van magneten aan elkaar geklikt worden, is dit afstoten en aantrekken ook merkbaar.

De kinderen voeren verschillende opdrachten uit die te maken hebben met magnetisme. Ze werken in tweetallen en volgen de instructie op p. 15 in het werkboek. Leg de proefjes van tevoren kort uit. Terwijl de kinderen bezig zijn, loopt u rond in de klas en stelt eventueel vragen. • Wat? Zoek in de klas vijf voorwerpen die worden aangetrokken door de magneet. • Hoeveel? Hoeveel spijkers kunnen volgens jou onder elkaar aan de magneet blijven hangen? • Floep! Kijk met behulp van een liniaal vanaf welke afstand de aantrekkingskracht van een magneet op een spijker werkt. • Hop! Welke dingen gaan omhoog? Doe de test.

Werkboek

Bekijk en bespreek de praatplaat p. 12 en 13.

Richtvragen

• Welke voorwerpen op de tekening worden door de magneet aangetrokken, denk je? • Welke voorwerpen werken met een magneet (of waarin zit een magneet)? (magneten om briefjes op te hangen tegen de koelkast, het speelgoedtreintje, het spel met de vislijn, in een luidspreker, in sommige kookplaten)

25

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 25

28-05-2009 20:18:24


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 3: het werkt, het werkt niet Doel

• Ontdekken dat er energie nodig is om toestellen te laten werken. • Verschillende soorten van energie kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht). • Weten hoe je veilig en zuinig omgaat met energie.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 16 en 17 thematafel met extra materialen: radio, waterkoker, stopcontact, stekkers, verlengsnoeren, oplaadbare batterijen, gewone batterijen, lampjes (bv. leds, spaarlampen), lader voor batterijen, tandwielen, wekker op

batterijen en op stroom, een speeltje op batterijen, informatieve boeken en prenten. • vraag voor deze activiteiten misschien de hulp van een handige ouder

Klasgesprek

nadien aan de rest van de klas laten zien. Indien u voldoende tijd wilt uittrekken voor deze activiteit, kunt u de groepen ook telkens laten doorschuiven zodat elke groep alle opdrachten uitvoert. • Groep 1: onderzoekt stopcontacten en stekkers, verlengsnoeren, een oude waterkoker, ... (uiteraard op een tafel, en niet op het stroomnet aangesloten). • Groep 2: vergelijkt oplaadbare batterijen en gewone wegwerpbatterijen en zoekt uit in welke toestellen je batterijen stopt. • Groep 3: zoekt uit welke toestellen en apparaten ze kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht) en bekijken o.a. tandwielen. • Groep 4: zoekt uit hoe je zuinig kunt omgaan met energie (en bekijkt ook de spaarlampen en leds) • Groep 5: zoekt uit hoe je veilig omgaat met energie (via prenten, boeken, internet en hulp van de leerkracht)

Vraag enkele kinderen om vooraan in de klas te komen staan. Ze krijgen allemaal een vreemde opdracht: • leerling 1 vraag je om de radio aan te lopen • leerling 2 vraag je om het licht aan te blazen • leerling 3 vraag je om water te koken door met een lepel op de waterkoker te kloppen Wellicht lokken deze opdrachten grappige toestanden uit en gelach van de kinderen. Er klopt niets van wat de leerkracht vraagt. Hoe moet het dan? • de radio moet in het stopcontact • het licht doe je aan via de schakelaar (of via een stekker in het stopcontact) • water kook je op het vuur of met een waterkoker

Richtvragen

• Wat zorgt ervoor dat de radio, het licht en het vuur werkt? (elektriciteit) • Kan het ook anders? (bijvoorbeeld batterijen, zonnepanelen, ... m.a.w. energie))

Maak een onderscheid tussen enerzijds de voorbeelden die ons niet meteen geld kosten (lopen, blazen, kloppen) en de voorbeelden die we moeten betalen (elektriciteit, batterijen). Vertel dat we voor alles wat we doen energie nodig hebben. Kennen ze nog voorbeelden? Denk maar aan aardolie voor de auto en de verwarming (of aardgas), door te eten en te drinken kunnen wij bewegen, de zon doet planten groeien, windkracht doet een windmolen draaien.

Aan de slag

De kinderen gaan in viertallen aan de slag. Ze krijgen allemaal een andere opdracht om op onderzoek uit te gaan. Het is de bedoeling dat ze hun ontdekkingen 26

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 26

Het is tijdens deze activiteit uiteraard nodig om de kinderen te begeleiden. Indien u de hulp van een handige ouder kunt inroepen, is dit zeker aangewezen. De kinderen maken gebruik van informatieve kinderboeken, prenten en echte materialen. Indien u de groepen niet laat doorschuiven, presenteren de kinderen hun werk aan de andere groepjes. Ondersteun hen voldoende.

Werkboek

De kinderen werken in tweetallen aan de werkbladen p. 16 en 17. Op het eerste werkblad zoeken ze welke toestellen en voorwerpen elektriciteit nodig hebben om te werken en duiden aan welke lampen weinig verbruiken. Op het tweede werkblad tekenen ze een stopcontact, een stekker, een verlengsnoer en een lamp. Ze duiden ook aan welke situaties gevaarlijk zijn. Bespreek de opdrachten samen.

28-05-2009 20:18:25


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

aanvullende activiteiten Schaduwtikkertje

Speel op een zonnige dag buiten schaduwtikkertje. Als de tikker op je schaduw staat, ben je af.

Silhouettekening

Maak van de kinderen een silhouettekening op wit papier. Ze knippen de tekening uit en plakken hem op zwart papier. Herkennen ze elkaar?

Schaduw op de speelplaats

Teken ’s morgens de omtrek van de schaduw van een kind met stoepkrijt op het plein. Laat de kinderen voorspellen wat er met de schaduw gebeurt als het kind vanmiddag op hetzelfde punt gaat staan. Controleer ’s middags of de voorspelling uitkomt. Leg uit dat de plaats van de schaduw verandert doordat de zon (de lichtbron) dan vanaf een andere kant op het kind schijnt.

Hoe maak je zo’n schaduw?

Maak tweetallen. De een neemt buiten een zelfgekozen houding aan, de ander tekent de omtrek van de schaduw op het plein. Op uw teken lopen de kinderen naar de schaduwtekening van een ander tweetal. Ze proberen aan de hand van de schaduw in dezelfde houding te gaan staan.

Hoorspel

Statisch maken

Maak een opgeblazen ballon statisch door met de ballon over je kleren te wrijven. Houd de ballon bij je haar en bekijk wat er gebeurt. Het lijkt alsof de ballon magnetisch is geworden.

Fietsen

Bekijk hoe je door te bewegen energie kunt opwekken. Laat enkele kinderen op de speelplaats rijden met een fiets die beschikt over een dynamo en verlichting. Vertel iets meer over de werking van tandwielen.

Boekenhoek

Verzamel in de boekenhoek kinderencyclopedieën en andere informatieve boeken. Vul de hoek aan met boeken over proefjes rondom allerlei natuurkundige onderwerpen (de serie Verrassende proeven met… is heel geschikt). Laat kinderen hun vragen over allerlei onderwerpen in de boeken opzoeken. Met behulp van de proefjesboeken kunnen de kinderen zelf proefjes voorbereiden en aan de klas laten zien. Zie ook Lees alles over... Hé, hoe kan dat?, uit de informatieve serie van Zwijsen. De thema’s sluiten aan bij Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

De kinderen maken een hoorspel. Ze bedenken een verhaal en geluiden die het verhaal ondersteunen. Ze verzamelen de voorwerpen om de geluiden mee te maken. Ze oefenen het verhaal een paar keer zodat ze weten wanneer welk geluid aan de beurt is. De een leest het verhaal voor, de ander maakt de geluiden.

Visspel

De kinderen maken een visspel. De hengel bestaat uit een stokje waaraan een magneet hangt. De vissen worden uit karton geknipt en versierd. Op iedere vis wordt een ijzeren fiche of paperclip geplakt.

27

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 27

28-05-2009 20:18:26


thema 10

leven en laten leven

28

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 28

28-05-2009 20:18:28


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

overzicht van het thema leven en laten leven In de lente liggen kinderen graag op hun buik om insecten of plantjes te bestuderen. Ze rennen achter een vlinder aan of maken een ketting van madeliefjes. Vaak vragen kinderen om een doosje of bokaal, zodat ze hun beestje kunnen meenemen in de klas. Gaatjes in het deksel zorgen voor frisse lucht en blaadjes dienen als voedsel. De kinderen bestuderen insecten en spinnen, zaden en pitten en leren meer over moeder en jong. Ten slotte gaat de aandacht naar verloren dieren en het dierenasiel.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Kriebelbeestjes

De kinderen gaan buiten op zoek naar een insect of spin. Ze bekijken verschillende aspecten van het insect of de spin, bijvoorbeeld de leefomgeving, het uiterlijk en wat een insect of spin eet. De bevindingen noteren ze op het kopieerblad. De kinderen zoeken op om welke soort insect of spin het gaat en verzamelen er meer informatie over.

Les 1: Zaden en pitten

Lesdoelen • Kunnen onderscheiden en beschrijven van verschillende insecten of spinnen. • Weten dat een insect of een spin het beste leeft in zijn eigen omgeving. • Weten hoe zorgvuldig om te gaan met insecten en spinnen.

De kinderen bekijken de verschillende vormen en grootte van zaden van diverse soorten groente en fruit. U vertelt hoe de zaadjes van planten verspreid worden. De kinderen ontdekken dat niet alle soorten fruit of groente zaden bevatten. Ze gaan zelf zaadjes planten en zien hoe planten groeien.

• Weten dat ons voedsel (deels) van planten afkomstig is. • Weten dat er verschillende manieren van verspreiding van zaden zijn. • Begrijpen dat zaad uitgroeit tot een plant en op die manier het leven verder zet.

Les 2: Moeder en jong

• Zich kunnen verwonderen over de geboorte van een dier en de band tussen moeder en jong. • Van een aantal boerderijdieren weten hoe ze verzorgd worden, waar ze meestal verblijven en wat ze in ruil aan de mens ‘geven’. • Weten hoe men de moeder, de vader en het jong van een aantal boerderijdieren noemt en hoe hun onderlinge relatie is betreffende bescherming, verzorging.

De kinderen proberen zoveel mogelijk informatie te verzamelen over dieren in hun omgeving en hun jong. Ze bezoeken dieren in een boerderij, bekijken een geboorte (bijvoorbeeld van kuikentjes die uit het ei komen), zien de moeder hun jong beschermen en voeden.

Les 3: Dieren in nesten

De aandacht gaat nu naar dieren die verzameld zijn in een asiel. Hoe zijn ze daar terecht gekomen? Hoe worden ze er verzorgd? Waarom doen mensen hun huisdier weg? Wat als een dier uitbreekt of verloren loopt?

• Weten wat de taken zijn van de dierenbescherming en het dierenasiel. • Bereidheid tonen om dieren te beschermen en respect tonen voor mensen die hieraan werken. • Begrijpen dat je beter geen huisdier aanschaft als je je niet grondig hebt voorbereid. 29

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 29

28-05-2009 20:18:29


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Verzamelen

Veilig de wereld rond - Leven en laten leven

Thema

Kinderen verzamelen graag mooie spullen: schelpen, stenen, plaatjes, enz. Kern 10 speelt daarop in: de kinderen maken van hun klas een echt museum met allerlei verzamelingen. Centraal staat het vertellen over de verzamelingen, het maken van catalogi, affiches en uitnodigingen.

Het verzamelen van dieren en spullen uit de natuur is aanleiding tot lessen over insecten, spinnen en zaden. De natuurverzamelingen kunnen aan het museum in de klas toegevoegd worden. Op de boerderij en in het dierenasiel zitten dan weer andere dieren die door mensen moeten verzorgd worden.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen op onderhoudende wijze vertellen over een gebeurtenis of onderwerp en hun eigen ervaring daarmee.

De kinderen stellen zoveel mogelijk vragen op de boerderij en in het dierenasiel. Ze verwoorden hun gevoelens bij het zien van verloren dieren.

Centrale woorden

sparen • ruilen • iets dubbel hebben • verzamelen • de verzameling • de tentoonstelling • het museum • bewonderen • uitleggen • normaal • speciaal • bijzonder • ouderwets

het insect • de spin • het vergrootglas • het zaad • de pit • de vrucht • verspreiden • het jong • beschermen • voeden • het dierenasiel • de dierenbescherming • informeren

Thematafel

De thematafel wordt gebruikt om de verzamelingen van de kinderen tentoon te stellen. Afhankelijk van de meegebrachte verzamelingen zullen meerdere tafels nodig zijn.

De tentoonstellingen over insecten, pitten en zaden krijgen ook een plaatsje in de klas.

Themawand

Op de themawand komen de toelichtingen en het plaatmateriaal bij de diverse tentoonstellingen te hangen.

De themawand wordt aangevuld met de ingevulde kopieerbladen, de affiches of folders over het dierenasiel, de tekeningen van insecten en de woordspinnen over boerderijdieren.

30

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 30

28-05-2009 20:18:30


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

hoek: kriebelbeestjes Doel

• Kunnen onderscheiden van verschillende insecten of spinnen. • Weten dat een insect of spin het beste leeft in zijn eigen leefomgeving. • Weten hoe zorgvuldig om te gaan met insecten en spinnen.

Materiaal en voorbereiding • hoekenboek plaat 10 • werkboek p. 18 en 19 • kopieerblad 7 (per kind)

Introductie van de hoek

De kinderen komen rondom de thematafel staan. Je hebt een plastic bak (bijvoorbeeld een bak voor cavia’s) gevuld met zand, enkele plantjes, wat gras en bladeren, een minihuisje, en wat heuveltjes erin gemaakt. Dit wordt het huisje van enkele insecten en spinnen waarover jullie gaan leren.

Richtvragen

• Welke insecten kennen jullie al? • Waar vind je spinnen of insecten? • Wat heb je nodig om een spin of een insect mee naar de klas te brengen?

De kinderen krijgen per 2 een bokaaltje en een passend deksel met gaatjes. Ze nemen een potlood en kopieerblad 7 (best op een karton met klem) om buiten insecten te tekenen. Bespreek dat de kinderen zorgvuldig moeten omgaan met insecten en spinnen. Ze moeten de beestjes niet met een pincet of vingers pakken, maar met een boomblad op een ander blad schuiven. Vervolgens leggen ze dit blad in een potje. Ze mogen niet schudden met het potje.

Hoekopdrachten

De kinderen werken in groepjes van twee. Het is leuk en leerzaam als er zoveel mogelijk verschillende insecten en spinnen getekend en beschreven worden. Ze observeren het insect of de spin eerst in zijn leefomgeving. De ingevulde kopieerbladen worden in de hoek aan de muur gehangen. Ter verdieping legt u informatieboeken in de hoek, zodat kinderen meer over hun insect of spin te weten kunnen komen.

extra materialen: enkele vergrootglazen, informatieve boeken over spinnen en insecten, een caviakooi (bak) • vul de bak vooraf met zand, enkele plantjes, gras, bladeren, zet er een huisje in, maak wat heuveltjes

• Zoek op het schoolplein een insect of spin. Bekijk het dier in zijn leefomgeving. • Stop het insect of de spin zorgvuldig in een potje. • Bekijk het insect of de spin met het vergrootglas en vul het kopieerblad in. • Zet het diertje in de bak in de klas (of zet het terug op de plaats waar je het gevonden hebt).

Afsluiting

Een aantal insecten en spinnen worden in de bak in de klas gezet. De bak wordt bovenaan afgesloten (liefst doorzichtig met gaatjes). De kinderen vertellen over hun bevindingen. Bespreek met de kinderen hoe je kunt zien of het om een insect of een spin gaat (een spin heeft acht poten, een insect zes. Een spin heeft een kopborststuk en een achterlijf, een insect een kop, borststuk en achterlijf). De kinderen kunnen de dieren nog heel even bekijken, vooraleer ze allemaal terug gezet worden. Ze hebben wel voedsel (blaadjes), maar geen water. En we weten ook niet zeker of ze geen ruzie zullen maken, of elkaar gaan opeten... En dat is niet de bedoeling. Bespreek samen nog de praatplaat op p. 18 en 19. Welke dieren zien ze? Welke dieren hebben ze getekend? Welke dieren zitten er in de bak in de klas?

31

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 31

28-05-2009 20:18:31


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 1: zaden en pitten Doel

• Weten dat ons voedsel (deels) van planten afkomstig is. • Weten dat er verschillende manieren van verspreiding van zaden zijn. • Begrijpen dat zaad uitgroeit tot een plant en op die manier het leven verder zet.

Materiaal en voorbereiding

zichtige plastic boterhamzakjes en elastiekjes, water, allerlei zaden en pitten • verzamel vooraf zaden en pitten (avocado, zonnebloem, radijsjes, sla, boontjes, ...) • vraag de kinderen vooraf om ieder een stuk fruit mee te brengen naar school • snijd het fruit in kleine stukjes en leg het op borden onder enkele keukenhanddoeken

Klasgesprek

ken met foto’s en op schooltelevisie (www.schooltv.nl) kun je prachtige filmpjes bekijken over zaden die zich verspreiden en tot plantjes uitgroeien.

• werkboek p. 20 • een wit blad papier (A4) en kleurpotloden per kind • paardenbloemen, zonnebloemen, zaden, ... extra materialen: appels, peren, druiven, aardbeien, appelsienen, tropische vruchten (kiwi, meloen, mango, papaya, paprika, avocado), enkele bordjes, enkele aardappelmesjes, plantenpotjes, zaaigrond, door-

De kinderen mogen rond de thematafel komen staan. Ze mogen ieder enkele stukjes fruit nemen (zonder te kijken) en moeten raden wat ze proeven. De meeste kinderen kennen wel een appel, een peer of een druif. Maar er zijn ook tropische vruchten met veel zaden (pitten) die je hen kunt laten ontdekken (kiwi, mango, ...). Vervolgens gaan jullie enkele vruchten schillen en opensnijden. Vergelijk de vorm, de grootte, de kleur. Hoe zien de pitten (zaden) eruit? Waarvoor dienen die pitten eigenlijk? Vertel dat pitten eigenlijk zaden zijn waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het volstaat om de zaden te spoelen in water en ze heel goed te laten drogen op een bord. Je kunt zo een hele verzameling aanleggen om nadien te planten. Op die manier verspreiden mensen de zaden. Planten maken zaden en die zaden moeten op een geschikt plekje terechtkomen, waar ze uitgroeien tot nieuwe planten. Om deze reis te maken kan de mens dus helpen. Maar er zijn ook andere manieren om de zaadjes te verspreiden. De natuur is slim! Wie kent er nog andere manieren? • de wind: bijvoorbeeld de parachutepluisjes van een paardenbloem • het water: zaadjes van een waterlelie drijven verder • de dieren: kleefkruid in de vacht, bessen opeten en weer verspreiden door de uitwerpselen, een wintervoorraad aanleggen van zaden (eekhoorn), insecten verslepen sommige zaden • de plant zelf: zaden wegschieten (springzaad, brem) Indien je in de omgeving van de school hiervan voorbeelden vindt, is het aangewezen om daar met de kinderen naar te gaan kijken. Eventueel kun je ook wer32

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 32

Richtvragen

• Welke soorten fruit of groenten bevatten pitten of zaden? • Welke soort heeft maar een pit en welke meerdere? • Waar dienen die zaden voor? • Hoe wordt het zaad van een plant verspreid?

Aan de slag

Jullie gaan nu samen de zaden en pitten van allerlei vruchten uitzaaien om te zien wat zich daar dan uit ontwikkelt. De zaden worden gezaaid in plantenpotten. Die dekken jullie af met plastic boterhamzakjes (wat lucht in het zakje blazen en dat over de rand van het potje trekken en met een elastiekje vastmaken). Op deze manier ontstaat een broeikastje. Als het zaad eenmaal gekiemd is en het plantje groeit, kan het zakje weggehaald worden. Leuk om te zien groeien: avocado, zonnebloemen, bonen, radijsjes en sla. Geef vervolgens ieder kind of ieder tweetal een stuk groente of fruit. De kinderen tekenen het fruit of de groente na en kleuren het in. Ze snijden het fruit of de groente doormidden en tekenen wat ze zien. Daarna schrijven ze op om welk fruit of welke groente het gaat. De tekeningen komen aan de themawand.

Werkboek

De kinderen maken p. 20 van het werkboek. Ze vullen de tekeningen over het verspreiden van zaden aan. Ook ordenen ze een aantal tekeningen van zaadje tot plant.

28-05-2009 20:18:32


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 2: moeder en jong Doel

• Zich kunnen verwonderen over de geboorte van een dier en de band tussen moeder en jong. • Van een aantal boerderijdieren weten hoe ze verzorgd worden, waar ze meestal verblijven en wat ze in ruil aan de mens ‘geven’. • Weten hoe men de moeder, de vader en het jong van een aantal boerderijdieren noemt en hoe hun onderlinge relatie is betreffende bescherming, verzorging.

Materiaal en voorbereiding

• kopieerblad 8 • werkboek p. 21 extra materialen: enkele grote vellen papier, stiften en potloden, schaar en lijm, boeken over de boerderij en dieren, eventueel computer

• plan voor les 2 en 3 tijdig een bezoek aan een boerderij en een dierenasiel • de kinderen krijgen een week vooraf de opdracht om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over dieren in hun omgeving en hun jong

Klasgesprek

Aan de slag

Bezoek samen met de kinderen een boerderij en probeer een geboorte mee te maken. Het is uiteraard niet altijd mogelijk om met een groep kinderen een kalfje of een veulen te zien geboren worden, maar het uitkomen van kuikentjes uit het ei, of het bezoeken van pasgeboren dieren is vaak ook al heel boeiend en indrukwekkend. Als de boer, de boerin of de dierenarts wil vertellen over de dieren, is dat meestal erg prettig. De kinderen kunnen hun vragen stellen en mogen de dieren aaien of verzorgen. De kinderen komen meer te weten over het leven op de boerderij en leren ook wat de mens terugkrijgt van de dieren (denk maar aan melk van de koe of geit, vlees van het varken, gezelligheid en het talent als muizenvanger van de poes). Besteed ook aandacht aan de band tussen moeder en jong. De moeder zal het jong beschermen en voeden. Ze zal het jong ook nieuwe dingen leren. Het jong volgt zijn moeder vaak, maar is toch nieuwsgierig en speels.

Richtvragen

De kinderen gaan in de klas aan de slag in groepen van vier. Ze kiezen één boerderijdier waar ze meer over willen weten. Daartoe gebruiken ze kopieerblad 8. Ze zoeken informatie in de documentatie die ze zelf meebrachten, op de computer en in de boekenhoek. Samen maken ze, op een groot vel papier, een woordspin over het betreffende dier. Er mogen ook plaatjes en tekeningen bijgemaakt worden. Ieder groepje mag zijn werkstuk voorstellen. Is er informatie over alle punten van het kopieerblad (voeding, moeder en jong, verzorging, verblijfplaats, wat krijgt de boer)? De werkstukjes komen aan de themawand te hangen.

Werkboek

Ten slotte gaan de kinderen individueel aan de slag in hun werkboek p. 21. Ze maken verzamelingen van dieren (vader – moeder – jong). Bespreek het werkblad nadien.

• Hoe wordt het dier geboren (uit een ei, uit de buik van de moeder, overdag, ’s nachts, alleen of met hulp van de dierenarts)? • Wat doet de moeder als het jong er eenmaal is? • Wat doet het jong? • Hoe noem je de vader, de moeder en het jong van enkele boerderijdieren?

33

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 33

28-05-2009 20:18:32


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 3: dieren in nesten Doel

• Weten wat de taken zijn van de dierenbescherming en het dierenasiel. • Bereidheid tonen om dieren te beschermen en respect tonen voor mensen die hieraan werken. • Begrijpen dat je beter geen huisdier aanschaft als je je niet grondig hebt voorbereid.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 22 en 23

Klasgesprek

Na het bezoek aan de boerderij zijn jullie naar het dierenasiel gegaan. Ook daar is een rondleiding door een medewerker het meest aangewezen. Let op de veiligheid: in een asiel zitten nogal eens dieren die vroeger verwaarloosd of mishandeld werden. Soms zijn ze erg bang of agressief. Spreek vooraf ook af met de kinderen dat ze bange dieren met rust laten.

extra materialen: papier voor affiches en folders, stiften, potloden, verf, computer en printer,...

In het dierenasiel komen bovenstaande vragen aan bod. In de klas wordt hier verder over gepraat en moeten er opdrachten gedaan worden. Maar laat de kinderen eerst spontaan vertellen over het bezoek en hun gevoelens hierbij. Het bezoeken van een dierenasiel kan voor sommige kinderen emotioneel aangrijpend zijn. Sommige kinderen willen de dieren echt helpen of willen graag een dier mee naar huis nemen. Wat niet altijd mogelijk is. Bezoek ook eens de website van de lokale dierenbescherming of het dichtstbijzijnde dierenasiel.

De kinderen gaan in tweetallen aan de slag en krijgen telkens één vraag die ze moeten oplossen (werkboek p. 22 en 23). Welke dieren zijn er allemaal welkom in het asiel? (voornamelijk honden, katten en andere huisdieren) Zijn alle dieren in het asiel zwerfdieren? (sommige dieren werden afgestaan door hun baasje of werden verwaarloosd) Welke taken zijn er allemaal in het asiel? (dieren verzorgen en voeden, bezoek dierenarts, dieren knuffelen, ermee wandelen en spelen, kooien schoonmaken en onderhouden, administratie, bezoekers ontvangen...) Hoe komt het asiel aan geld voor de verzorging? (schenkingen, een actie, collectebus, verkoop van gadgets, de stad of gemeente,...) Wat moet je doen als je een hond of een poes wilt? (je vooraf goed informeren over het ras, de verzorging, enz.) Wat doet de dierenbescherming allemaal? (zieke dieren ophalen, verwaarloosde dieren opsporen, mensen informeren, opkomen voor de rechten van de dieren, dieren verzorgen, klachten behandelen om de dieren te beschermen...) De vragen worden klassikaal besproken en waar nodig op het bord genoteerd. Aansluitend worden er affiches of foldertjes gemaakt. Eventueel werken jullie ook aan een eenvoudige weblog, bijvoorbeeld met tekeningen van de kinderen over het asiel.

Aan de slag

Werkboek

Richtvragen

• Welke dieren zijn er allemaal welkom in het asiel? • Zijn alle dieren in het asiel zwerfdieren of verloren gelopen dieren? • Welke taken zijn er allemaal te doen op een dag in het asiel? • Hoe komt het asiel aan geld voor de verzorging? • Wat is de dierenbescherming?

Er zijn een heleboel vragen over het asiel waarop je graag een antwoord zou vinden. Samen met de klas gaan jullie bovendien reclame maken voor het dierenasiel. Dat kan via een affiche, via een weblog, via foldertjes.

De kinderen noteren de oplossingen van de andere vragen ook in hun werkboek p. 22 en 23. Aan de hand van de oplossingen worden de affiches, folders of weblog gemaakt en ondernemen de kinderen bijvoorbeeld actie op school.

34

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 34

28-05-2009 20:18:33


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

aanvullende activiteiten Tentoonstelling: kriebelbeestjes, zaden en pitten

De kinderen leggen een verzameling aan van (boeken en informatie over) insecten en spinnen, zaaddragende planten en hun vruchten. U of de kinderen nemen het fruit of de groente waarover de kinderen informatie hebben verzameld mee naar de tentoonstelling. De kinderen zoeken plaatjes van de plant, struik of boom erbij. Als het mogelijk is kan ook de plant zelf tentoongesteld worden. Ook de potjes met de zaden van avocado, zonnebloemen, bonen, radijsjes of sla horen bij de tentoonstelling alsook de tekeningen en kopieerbladen van de kinderen. Indien jullie insecten of spinnen willen laten zien in het huisje dat in de klas stond, laat ze dan na enkele uren weer vrij.

Speciale insecten

Geef de opdracht om speciale insecten te tekenen. De kinderen zoeken in tijdschriften en boeken een aantal foto’s van insecten. Ze combineren verschillende insecten in hun tekening (bijvoorbeeld de kop van een worm, het borststuk van een lieveheersbeestje, het achterlijf van een wesp en de pootjes van een kever). De meest gekke wezens ontstaan! En wie bedenkt er nu ook een passende naam voor dit wezen?

Dier verloren

Ook kinderen in je klas kunnen een huisdier hebben dat is weggelopen. Soms kunnen huisdieren niet mee met het gezin door een echtscheiding, een verhuis naar een appartement, ... en moet er een nieuwe verblijfplaats gezocht worden. Uiteraard kan de klas dan heel wat hulp bieden door het maken van foldertjes en affiches met een foto van het dier, een weblog of door contact op te nemen met het dierenasiel en ook daar op de site een bericht van de klas te zetten.

Boekenhoek

De activiteiten in kern 10 zullen leiden tot het veelvuldig raadplegen van boeken om achter namen van allerlei dingen te komen. Leg daarom een uitgebreide verzameling informatieve boeken in de boekenhoek. Daaronder zijn zeker boeken over schelpen, stenen, insecten, spinnen, zaden, vruchten aanwezig. Zie ook Lees alles over... Verzamelen. De informatieve boeken uit de serie Lees alles over... van Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Bezoek aan een natuurmuseum of plantentuin

Er zijn nog verschillende bezoeken mogelijk die aansluiten bij dit thema. Denk maar aan het bezoeken van een vlindertuin (Knokke-Heist) of een natuurmuseum. Er zijn ook mensen met een passie voor tuinen die speciaal voor kinderen een zoekparcours hebben aangelegd i.v.m. zaden. Je vindt beslist ideeën via de site www.uitmetkinderen.be, www.europesetuinen.nl.

35

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 35

28-05-2009 20:18:34


thema 11

zinnen en regels

36

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 36

28-05-2009 20:18:36


thema 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

overzicht van het thema zinnen en regels Dit schooljaar hebben de kinderen de verschillende letters van het alfabet geleerd. Ze kunnen nu zelf boeken lezen en teksten schrijven. Er is echter een tijd geweest dat gedrukte letters en boeken nog helemaal niet bestonden. In dit thema leren de kinderen meer over het ontstaan van de boekdrukkunst. Ze komen ook meer te weten over het nut van afspraken en regels die gelden in onze klas, thuis en in de maatschappij. Als ze samen spelen, bedenken de kinderen vaak hun eigen regels. Het kan conflicten opleveren als niet iedereen zich aan de afgesproken regels houdt. Wie beslist welke regels er gelden? En waarom worden regels soms opgeschreven? Overzicht van de activiteiten Hoek: Letterstempels

Vroeger werd alles met de hand geschreven. Men ontdekte dat het werken met letterstempels effectiever en sneller was waardoor teksten vaker afgedrukt konden worden. De kinderen maken letterstempels. Ze stempelen woorden en maken geschenkpapier.

Les 1: Boeken maken

U laat enkele kinderen na elkaar een verhaal doorvertellen. De kinderen zullen ontdekken dat de laatste versie vaak niet meer helemaal klopt met wat eerst verteld is. Met behulp van woorden en zinnen kan men beter aan elkaar doorgeven wat de boodschap is. U vertelt de kinderen over het uitvinden van de boekdrukkunst en hoe boeken vroeger gedrukt werden. Ze maken zelf boeken.

Les 2: Regels en afspraken

De kinderen ontdekken waarom we in onze klas en ook in een spel bepaalde regels en afspraken hanteren. Ze zien het belang is van geschreven regels. De kinderen ontwerpen hun eigen reglement.

Les 3: Regels buiten de klas

De kinderen kennen de afspraken en regels van de klas. Maar ook buiten de klas gelden er regels en afspraken. Thuis, maar ook in het verkeer en in de wereld. Ze zien dat de politie er bijvoorbeeld is om hen te beschermen. Of dat redders in een zwembad er zijn voor hun veiligheid.

Lesdoelen • Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

• Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

• Ontdekken dat het opschrijven van regels belangrijk is. • Kunnen verwoorden van eigen mening en gevoel en inleven in de ander. • Ontdekken dat een tegengesteld belang de oorzaak kan zijn van een conflict.

• Zich bewust worden van het nut van regels in de maatschappij. • Voorbeelden kunnen geven van situaties waarin regels ons beschermen. • Inzien dat je steeds deel uitmaakt van een bepaalde ‘groep’ mensen. 37

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 37

28-05-2009 20:18:37


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Mijn lievelingsboek

Veilig de wereld rond - Zinnen en regels

Thema

Plezier in lezen is het thema van kern 11. Rondom het ankerverhaal worden allerlei activiteiten met boeken gedaan: lievelingsboeken meenemen en toelichten, het beoordelen van boeken, verkiezing van het lievelingsboek van de klas, met de klas een boek maken, praten over soorten boeken, enz.

De hoek en les 1 breiden het thema ‘Mijn lievelingsboek’ uit met activiteiten rondom de uitvinding van de boekdrukkunst. Het wetboek van de minister in het ankerverhaal is de aanleiding tot les 2. De kinderen verdiepen zich in deze les in het nut van regelgeving bij spelletjes, omgaan met elkaar in de klas en in de maatschappij.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen zich duidelijk uitdrukken bij het weergeven van hun waardering van een boek of een tekst.

De kinderen oefenen zich in kritisch naar een verhaal luisteren en dat verhaal doorvertellen. Ze overleggen over spelregels en over leefregels.

Centrale woorden

de winnaar • de verliezer • de prijs • nieuwsgierig • de aller- • de bibliotheek • lenen • uitlenen • het lievelingsboek • het leesboek • het weetboek • het doeboek • het gedicht(je) • bladeren • genieten • prachtig • vrolijk • zielig • grappig • spannend • griezelig • saai

de inkt • de letterstempel • het geschenkpapier • het patroon • herhalen • doorvertellen • uitvinden • drukken • de drukpers • de regel • de afspraak • de waarschuwing • de bescherming • de groep

Thematafel

De thematafel wordt gevuld met de lievelingsboeken van de kinderen. Stimuleer de kinderen speelgoed (puzzels, spelletjes, knuffels) bij kinderboeken mee te nemen voor op de thematafel.

De thematafel kan worden aangevuld met de gemaakte letterstempels, de materialen i.v.m. de boekdrukkunst en de materialen over regels, reglementen en tekens.

Themawand

Het woordweb dat bij dit thema gemaakt wordt, komt op de themamuur. Ook de elfjes en de grafiek van de verkiezing van het lievelingsboek worden op de themamuur gehangen.

De kopieerbladen van de kinderen komen aan de themawand (eigen reglement, eigen geschenkpapier) alsook hun deurhanger.

38

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 38

28-05-2009 20:18:38


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

hoek: letterstempels Doel

• Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 11 extra materialen: bestaande letterstempels, stukjes geschenkpapier met patronen, stempelinkt, sponsjes, karton, kurk, luciferdoosjes, kroonkurken, wc-rollen, verf, kwasten, vellen niet te dik papier, kartonnen doosjes

Introductie van de hoek

De kinderen voorspellen wat sneller gaat: een zin tien keer schrijven, stempelen of typen op de computer. Houd een wedstrijd en probeer het uit. Laat zien dat met de functie kopiëren de zin op de computer nog sneller gemaakt kan worden. Meer dan 600 jaar geleden werden verhalen allemaal met de hand geschreven. Als een verhaal door veel mensen gelezen moest worden, kostte het overschrijven veel tijd. Daarom maakte men stempels van de letters. Door letterstempels aan elkaar te maken werd het een woord, woorden vormden een zin. Die zinnen konden vaker en sneller gestempeld worden dan geschreven.

Richtvragen

• Wat gaat het snelst, een zin tien keer schrijven, stempelen of typen op de computer? • Hoe worden boeken tegenwoordig geschreven? • Hoe ging dat toen er nog geen computers waren?

• hang voorbeelden van geschenkpapier (met allerlei motieven en patronen) op en leg een aantal letterstempels op de thematafel • zorg vooraf voor de knutselwerkjes (moeder- of vaderdag) die in deze les ingepakt worden (in een doos en vervolgens in geschenkpapier)

Hoekopdrachten

Bespreek de hoekopdrachten met behulp van plaat 11 van het hoekenboek. De kinderen werken in groepjes van vier. Zij voeren de besproken opdrachten uit.

• Maak allerlei stempels met kosteloos materiaal. Vorm de letters zoals je die kent (niet in spiegelbeeld). Zorg ook voor een handvat om de stempel vast te houden. Let erop dat de letter goed (leesbaar) op tafel ligt. Doe dan de lijm erop en plak het handvat vast. • Maak zelf geschenkpapier (bv. voor moeder- of vaderdag). Stempel letters of woorden, sterren of wolkjes, ... Herhaal eenzelfde patroon steeds. Plak bijvoorbeeld meerdere letters op een wc-rol en rol over het blad papier. Nu ontstaat hetzelfde woord steeds weer. • Maak een geschenkje met een doos en je geschenkpapier.

Afsluiting

Bespreek met de kinderen van welk materiaal goede stempels gemaakt konden worden. Laat verschillende kinderen hun mening verwoorden en uitleggen waarom ze dat vinden. Geef aan dat iedereen zijn eigen mening mag hebben en dat een mening niet goed of fout is. Bekijk en bespreek enkele voorbeelden van gestempeld geschenkpapier. Besteed aandacht aan het patroon of motief op papier.

39

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 39

28-05-2009 20:18:39


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 1: boeken maken Doel

• Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst. • Weten hoe men vroeger boeken maakte en hoe men het nu doet. • Ontdekken dat je dankzij boeken meer over verschillende onderwerpen te weten komt.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 24 en 25 extra materialen: oude en nieuwe boeken, letterstempels, oude typemachine, drukproeven (groot vel),

foto’s van oude en moderne drukpersen, carbonpapier, een oude pen met inktpot, folders met nietjes, met ringetjes en boeken die genaaid, gelijmd zijn, ...

Klasgesprek

Aan de slag

Richtvragen

Werkboek

Toen er nog geen boeken bestonden kon men verhalen alleen aan elkaar doorvertellen. Laat ervaren wat er gebeurt als een verhaal wordt doorverteld. Vier kinderen wachten op de gang terwijl u de klas een verhaal vertelt. Een kind uit de kring vertelt het verhaal zo goed mogelijk aan het eerste kind dat terug komt van de gang. Dit kind vertelt het verhaal aan het volgende, enz. Uiteindelijk vertelt het laatste kind het verhaal nog eens aan de klas. Bespreek wat er gebeurt met een verhaal als het mondeling wordt doorverteld. De kinderen komen rond de thematafel staan. Hier liggen letterstempels (aangekochte en zelfgemaakte), enkele oude boeken, eventueel een oude typemachine, drukproeven (groot vel), foto’s van oude drukpersen en moderne drukpersen, moderne boeken, een geschreven tekst, enz. Laat de kinderen twee groepen maken: wat ze denken dat ‘van vroeger’ is en wat ze denken dat ‘van nu’ is. Laat aan de hand van de materialen zien hoe men vroeger boeken maakte en hoe men dat nu doet.

• Hoe komt het dat het verhaal verandert als je het doorvertelt? • Waarom is het goed dat de boekdrukkunst is uitgevonden? • Welke voorwerpen horen bij vroeger? Welke horen bij nu?

De kinderen krijgen de kans om zelf boeken te maken: op de oude manier en op de moderne manier. Daartoe kunnen ze in allerlei hoeken aan de slag: • Een verhaal typen op de computer. De tekst wordt geprint. Van de verschillende verhalen wordt een boekje gemaakt. • Een tekst nastempelen. • Een reuzenstempel maken (A4-formaat) en het imiteren van een drukpers. • Een tekst typen op een oude typemachine. • Een tekst schrijven met eronder een vel carbonpapier. Bespreek nadien de bevindingen. Wat was leuk, niet leuk? Wat ging goed, wat ging heel traag? Eventueel leren jullie samen ook enkele manieren om van de losse vellen papier een boek te maken (dat kan met nietjes, maar het kan ook met lijm, je kunt boeken naaien, je kunt er ringetjes in maken met een apparaat). Bekijk samen verschillende boeken en folders en de wijze van binden.

Samen bekijken jullie het werkboek p. 24 en 25. Laat de kinderen nog eens verwoorden hoe een boek vroeger gemaakt werd en hoe het nu gaat.

40

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 40

28-05-2009 20:18:40


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 2: regels en afspraken Doel

• Ontdekken dat het opschrijven van regels belangrijk is. • Kunnen verwoorden van eigen mening en gevoel en inleven in de ander. • Ontdekken dat een tegengesteld belang de oorzaak kan zijn van een conflict.

Materiaal en voorbereiding • kopieerblad 9

• de kinderen mogen een gezelschapsspel meebrengen naar de klas

Klasgesprek

Kopieerblad

De kinderen mogen zelf groepjes maken en met hun vriendjes een gezelschapsspel spelen. U geeft hierbij weinig instructies en laat de kinderen een tijdje doen. Al vrij snel zal er lawaai zijn, zullen er kinderen ruzie maken of zal er een speldoos op de grond vallen. Grijp deze situatie aan om te praten over regels en waarom regels nodig zijn.

Aan de slag

Inventariseer samen met de kinderen de regels die nodig zijn om in de klas zonder problemen gezelschapsspelen te doen. Schrijf de regels in eenvoudige zinnen op het bord. Als kinderen met elkaar spelen bepalen ze vaak zelf de regels van hun spel. Laat de kinderen vertellen hoe dat gaat. Soms zijn er kinderen die ‘de baas spelen’ en bepalen wat er gebeurt, wie er mee mag doen en wat de regels van het spel zijn. Deze kinderen leggen dan hun eigen regels op aan de groep. Vaak verschillen die regels per speelmoment. Laat de kinderen vertellen of zij graag zelf de regels bepalen en wat ze ervan vinden als een ander de regels bepaalt. Maken ze er ruzie om of leggen ze zich erbij neer? Let erop dat de kinderen respectvol naar elkaar luisteren zonder elkaar te beschuldigen. Bekijk samen ook een aantal spelregels in de doos bij de gezelschapsspelen. Waarom is het handig dat ze in de doos zitten? Waarom heeft men de regels gedrukt?

De kinderen ontwerpen in groepen van 4 zelf een geschreven reglement. Ze mogen kiezen uit: • een klasreglement; • een reglement bij een spel; • een speelplaatsreglement. Er mogen tekeningen bij gemaakt worden, er mag gestempeld worden of versiering aangebracht. De kopieerbladen worden besproken en aan de themawand gehangen. Samen komen jullie met heel de klas tot één reglement (bijvoorbeeld voor de speelplaats). Bespreek met de kinderen ook de gevolgen bij het overtreden van de regels. Zijn er straffen en beloningen? Is er controle en wie oefent die controle uit? Is er een beurtrol? De kinderen leren elkaars mening respecteren.

Richtvragen

• Wat gebeurt er als er geen (spel)regels zijn? • Moeten regels altijd opgeschreven worden? • Wat vind je van een straf?

Na het bespreken van de regels mogen de kinderen verder spelen. Vraag hen nadien of het leuker was.

41

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 41

28-05-2009 20:18:41


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 3: regels buiten de klas Doel

• Zich bewust worden van het nut van regels in de maatschappij. • Voorbeelden kunnen geven van situaties waarin regels ons beschermen. • Inzien dat je steeds deel uitmaakt van een bepaalde ‘groep’ mensen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 26 en 27 • een houten plankje en stiften (per kind) voor de deurhanger extra materialen: verkeersborden, gedrukte reglementen (zoals het schoolreglement), veiligheidsvoor-

schriften, symbolen en pictogrammen (gebod, verbod, gevaar), ... • liefst nodig je iemand uit in de klas die iets komt vertellen over regels. Denk maar aan een politieagent(e), een redder van het zwembad, een brandweerman (-vrouw), een stationschef

Klasgesprek

Richtvragen

Herinner de kinderen aan de spelregels, de klasregels of de speelplaatsregels. Vraag of er thuis ook bepaalde regels zijn. Staan die ook ergens geschreven? Of niet? Laat de kinderen voorbeelden zoeken. De kinderen merken ongetwijfeld dat de regels niet in elk gezin hetzelfde zijn. Ieder gezin is toch een aparte ‘groep’ van mensen. In de klas komt iemand op bezoek die toeziet of bepaalde regels gerespecteerd worden. Het gaat om regels buiten de klas en buiten je eigen huis. Wie weet over welke regels het zou kunnen gaan? Naar aanleiding van de spreker in de klas zouden jullie aansluitend een bezoek kunnen brengen aan het politiekantoor, het zwembad, de brandweerkazerne of het station. Bedoeling is voor een stuk dat de kinderen van het eerste leerjaar inzien dat ze niet bang moeten zijn van de politie, van een chef, enz... De regels die ze hanteren zijn er meestal om bepaalde groepen van mensen te beschermen, om het de mensen gemakkelijker te maken (bijvoorbeeld de treinreizigers, de kinderen van een school, de mensen in het zwembad).

• Welke tekens zeggen wat jullie niet mogen doen? • Welke tekens zeggen wat jullie moeten doen? • Waarom worden soms tekens gebruikt i.p.v. teksten, zinnen?

Werkboek

De kinderen schrijven in hun werkboek een aantal regels van in de klas, van thuis en van de omgeving waarin ze leven. Ze mogen de figuren inkleuren (agente, brandweerman, redder, stationschef). Bij een aantal verkeersborden en tekens duiden ze de juiste betekenis aan. Verder tekenen ze zelf een bordje voor hun kamerdeur (deurhanger). Wie binnengaat, moet zich aan deze regel houden. Bespreek de opdrachten nadien klassikaal.

Aan de slag

Op de thematafel liggen allerlei spullen die te maken hebben met regels en reglementen. Denk maar aan verkeersborden, een gedrukt reglement (schoolreglement), veiligheidsvoorschriften van een elektrisch apparaat, tekens op flessen, producten en medicijnen, tekens van bijvoorbeeld waterglijbanen en speeltuigen, enz... Jullie gaan op zoek naar nog meer reglementen en tekens (via internet, in de schoolbibliotheek, in folders in de klas, via een wandeling door de schoolgebouwen). De thematafel wordt uitgebreid. 42

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 42

28-05-2009 20:18:42


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

aanvullende activiteiten Kaarten stempelen

De kinderen stempelen kaarten en sturen deze op naar een lievelingsvriend of -familielid. Bespreek de afspraken die er zijn om het adres op een kaart of brief te schrijven.

Elfjes stempelen

In kern 11 leren de kinderen gedichtjes met een speciale vorm, elfjes, maken. Laat de kinderen de elfjes op een groot vel papier stempelen met verschillende kleuren stempelinkt en de zelfgemaakte letterstempels. Zet daarvoor alle zelfgemaakte letterstempels op alfabet in een bak en laat de eventueel ontbrekende letterstempels bijmaken.

Onzinverhalen

De kinderen maken een onzinverhaal. Een kind start en schrijft in enkele zinnen het begin van een verhaal. Hij vouwt het papier dusdanig om dat alleen de laatste zin gelezen kan worden. Het volgende kind leest de laatste zin en gaat verder met het verhaaltje. Op die manier kunnen de kinderen het verhaal steeds langer maken. Tot slot worden de verhalen voorgelezen aan de hele groep.

Verkeerparcours

Maak op de speelplaats een verkeerparcours met kegels, hellingen, verkeersborden, enz... De kinderen hebben hun fiets meegebracht. Ze moeten zich aan de regels houden. Er is ook telkens iemand politieagent. Die kan boetes uitdelen wanneer men zich niet aan de verkeersregels houdt.

Boekenhoek

De boekenhoek wordt gevuld met verschillende boeken. Ze worden ingedeeld op soort met behulp van vier naamstroken: doeboek, weetboek, gedichtenboek, leesboek. De boeken voor de verkiezing van het lievelingsboek van de klas worden ook in de boekenhoek gezet. Vul de boekenhoek aan met boeken over de boekdrukkunst. Een wetboek en een boek met oude handschriften maken de boekenhoek compleet. Zie ook Lees alles over... Mijn lievelingsboek. Dit informatieve boek van uitgeverij Zwijsen sluit aan bij het thema.

De kroontjespen

De kinderen schrijven met inkt en een kroontjespen of veer. Laat hen ook voorbeelden zien van miniaturen en teksten geschreven met kalligrafische letters.

Bezoek

Een bezoek aan een drukkerij in de buurt is meestal wel interessant. Het zien werken van een echte drukpers is toch wel indrukwekkend. Vooral de snelheid van het drukken is voor kinderen meestal verrassend hoog.

43

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 43

28-05-2009 20:18:43


thema 12

de wereld rond

44

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 44

28-05-2009 20:18:45


thema 12 • op reis

de wereld rond

overzicht van het thema de wereld rond De wereld wordt voor kinderen steeds groter naarmate ze ouder worden. Dag en nacht, de aarde, de zon, de maan, de sterren. Er valt zo veel over te ontdekken. We zetten onze eerste stapjes in die richting. Door in hun woonwijk in de stad of in het dorp te spelen, leren ze hun omgeving beter kennen. In de vakantie gaan veel gezinnen er een paar weken op uit of worden er verschillende dagtochtjes gemaakt. Het bekende plekje thuis wordt ingeruild voor een nieuwe, spannende omgeving. Kinderen genieten daarvan. Maar wat als je op reis hulp moet vragen? En hoe ga je veilig op reis?

Overzicht van de activiteiten Hoek: Dag en nacht

Lesdoelen

U laat de kinderen kenmerken noemen van de dag en de nacht. De kinderen bekijken waar de zon staat, waar ze opkomt en ondergaat. Dit is een dagelijks terugkerend fenomeen. Ze maken kennis met de positie van de zon, de aarde en de maan ten opzichte van elkaar. In de nachthoek maken de kinderen opdrachten met behulp van een zaklamp.

• Kennismaken met op- en ondergaan van de zon en de vormen van de maan. • Kenmerken van de dag (licht) en de nacht (donker) kennen. • Kunnen herkennen van verschillende nachtdieren.

Les 1: Hier woon ik

• Ontdekken van de eigen omgeving met typische elementen uit het landschap. • Kennismaken met de kaart van België en de plaats van de school op de kaart. • Je eigen voorkeur i.v.m. woonplaats en landschap kunnen verwoorden en die van een ander respecteren.

U bespreekt met de kinderen verschillende landschappen. De kinderen vertellen elkaar waar ze wel of niet willen wonen en waarom. Op de kaart van België laat u zien waar de woonplaats van de kinderen ligt en wat er in de omgeving te vinden is. De kinderen maken een wandeling door de buurt waarbij ze letten op wat er allemaal te zien is.

Les 2: De wereld rond

U inventariseert waar de kinderen in de zomervakantie naartoe gaan of willen gaan. Blijven ze in België of gaan ze naar het buitenland? De kinderen verzamelen informatie over enkele Europese landen en spelen ‘reisbureau’.

• Ontdekken dat mensen kiezen om ver op reis te gaan, of dichtbij of helemaal niet en ieders keuze respecteren. • Ontdekken dat ieder land een eigen taal, een eigen vlag en een eigen plaatsje op de wereldbol heeft. • In groep informatie over een bepaald (Europees) land kunnen opzoeken en verwoorden.

Les 3: Gezond en veilig op reis

• Weten hoe je een reis voorbereid met aandacht voor gezondheid, transport en bagage. • De basis van EHBO kunnen toepassen, alsook hulp vragen en hulp bieden. • Aandacht schenken aan het zuinig omgaan met energie, ook onderweg.

Op reis gaan vraagt – vooral voor de ouders – heel wat voorbereiding. Onderweg is voldoende rust nodig. Gezonde voeding is ook belangrijk. Kinderen oefenen de basis van EHBO en leren om hulp vragen. Verder is er ook aandacht voor het spaarzaam omgaan met energie.

45

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 45

28-05-2009 20:18:46


thema 12 • op reis

de wereld rond

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Op reis

Veilig de wereld rond – De wereld rond

Thema

Aan het thema ‘Op reis’ wordt in kern 12 veelzijdig aandacht besteed: zowel kamperen, op reis gaan, logeren en een dagje uit komen aan de orde. Er worden kaartjes geschreven en telefoongesprekken gevoerd. Met de klas wordt ook een verhaal gemaakt bij de prenten van het ankerverhaal.

Het thema ‘Op reis’ wordt uitgebreid met het onderzoeken van het verschijnsel dag en nacht, het bekijken van landschappen in de woonomgeving van de kinderen en het opzoeken van kenmerken van enkele andere landen van Europa. Het thema wordt afgesloten met het item ‘gezond en veilig op reis’.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen een persoonlijk verhaal vertellen en daarbij het telefoongesprek als werkvorm gebruiken.

De kinderen benoemen de verschillen tussen landschappen en motiveren waarom ze in welk landschap willen wonen. Ze geven informatie over een land in het reisbureau.

Centrale woorden

de vakantie • op reis gaan • de koffer • inpakken • de rugzak • de bagage • logeren • kamperen • de tent opzetten • onderweg • de camping • de omgeving verkennen • een dagje uit gaan • een hekel hebben aan • dat is een opluchting • opgelucht ademhalen • dat valt mee • zich schamen • slingeren • mopperen

opkomen • ondergaan • de aarde • weerkaatsen • het landschap • het nachtdier • de omgeving • de woonplaats • het meer • de zee • het kanaal • de rivier • de stad • het dorp • het vervoer • de kaart • het reisbureau • de bagage

Thematafel

Op de thematafel worden spullen verzameld die met vakantie te maken hebben. Het woordweb is inspiratiebron.

De thematafel wordt aangevuld met een wereldbol, reisbrochures en gidsen en spulletjes uit diverse landen.

Themawand

De woordwebben over vakantie (kamperen, logeren, op reis, dagje uit, bagage) worden op de themawand gehangen.

De themawand wordt aangevuld met de affiches van het groepswerk over een bepaald land.

46

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 46

28-05-2009 20:18:46


thema 12 • op reis

de wereld rond

hoek: dag en nacht Doel

• Kennismaken met op- en ondergaan van de zon en de vormen van de maan. • Kenmerken van de dag (licht) en de nacht (donker) kennen. • Kunnen herkennen van verschillende nachtdieren.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 12 • kopieerblad 10 en 11 extra materialen: landbouwplastic, lichtgevende sterren, nachtdieren (knuffels, foto’s), informatieve boeken, tent, zaklamp, kussens, lampje

• richt vooraf de nachthoek in: maak een donkere ruimte met landbouwplastic. Tegen het plafond zijn sterren geplakt. In de hoek liggen en hangen nachtdieren (knuffels, foto’s), en boeken over de maan, de sterren, de zon, de aarde. Er staat een tent met daarin een zaklamp, kussens en een klein, gezellig lampje.

Introductie van de hoek

Hoekopdrachten

Bespreek met de kinderen of het nu dag of nacht is en waaraan dat te zien is. Bekijk samen de stand van de zon. Vertel aan welke kant van de klas de zon steeds opkomt. En aan welke kant ze steeds ondergaat. Probeer dit de volgende dagen telkens samen te bekijken. De kinderen komen rond de thematafel staan. Laat met de zaklamp en de wereldbol zien dat het dag en nacht wordt als de aarde draait. Aan de ene kant van de aarde is het dag (licht) en aan de andere kant is het dan nacht (donker). En de maan? Geeft de maan dan geen licht, zoals de zon? De maan weerkaatst het licht van de zon. Ze geeft zelf geen licht. Soms zit de aarde een stukje in de weg, en daarom zien we dan maar een stukje van de maan. Vertel dat jullie opdrachten gaan doen met het hoekenboek. Er kunnen telkens maar 4 kinderen samen in de nachthoek.

Richtvragen

• Waarom staat de zon niet steeds op dezelfde plek? • Waar komt de zon op en waar gaat ze onder? • Waar denk je dat de zon staat als we naar huis gaan? • Ziet de maan er altijd rond uit?

Bespreek de hoekopdrachten aan de hand van plaat 12 van het hoekenboek. Er kunnen slechts 4 kinderen in de nachthoek werken.

• Zoek de sterren in de nachthoek met de zaklamp. Vul op kopieerblad 10 in hoeveel sterren je gevonden hebt. • Kruip in de tent en maak het gezellig. Maak de andere opdrachten van kopieerblad 10. • Zoek, met behulp van een zaklamp, welke nachtdieren je ziet in de nachthoek. Kleur op kopieerblad 11 de nachtdieren die je gevonden hebt.

Afsluiting

Als alle groepen in de nachthoek geweest zijn, kun je de opdrachten bespreken. Vonden de kinderen het gezellig in de tent? Laat ze vertellen wat ze in hun boek gelezen of gezien hebben. Vraag hen ook hoe de nachtdieren aangepast zijn aan het leven in het donker (grote oren, grote ogen, goede neus...). Ook de volgende dagen bekijken jullie telkens waar de zon opkomt, ’s middags staat en bij het naar huis gaan.

47

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 47

28-05-2009 20:18:47


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 1: hier woon ik Doel

• Ontdekken van de eigen omgeving met typische elementen uit het landschap. • Kennismaken met de kaart van België en de plaats van de school op de kaart. • Je eigen voorkeur i.v.m. woonplaats en landschap kunnen verwoorden en die van een ander respecteren.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 28, 29 en 30

extra materialen: grote kaart van België, post-it, groot vel papier

Klasgesprek

Richtvragen

Maak met de kinderen een wandeling door de omgeving. Wijs hen onderweg op elementen in het landschap, zoals een rivier of kanaal, een heuvel, een akker, een bos, een woongebied, een winkelstraat, enz. Geef de kinderen opdrachten en stel vragen. Bijvoorbeeld: ‘Wat zou er op deze akker groeien?’, ‘Waar mogen de auto’s in deze straat parkeren?’ of ‘Welk beroep zou men uitoefenen in dit gebouw?’. Terug op school bespreekt u de wandeling. Vraag de kinderen te vertellen wat ze gezien hebben onderweg. Hebben ze nieuwe dingen gezien? Wijs op de landkaart van België aan waar de school van de kinderen is. Plak een post-it op die plaats. Is deze plaats een stad of een dorp? Bespreek eventueel hoe ze een rivier herkennen op de kaart, de zee, de Ardennen, een grote stad. Bekijk dan samen de praatplaat in het werkboek p. 28 en 29. Bespreek de verschillen tussen de diverse landschappen. Laat het verschil benoemen tussen een rivier en een kanaal, een meer en de zee, een dorp en een stad.

• Welke landschappen passen bij ons land? • In welk gebied zou je wel willen wonen en waarom? • Zijn er gebieden waar niemand graag wil wonen?

Werkboek

De kinderen nemen hun werkboek p. 30 en schrijven de naam van hun woonplaats op. Ze vullen de antwoorden in. Bespreek met de kinderen waarom ze het wel of niet prettig vinden in de omgeving. Verder kruisen ze de foto’s aan die bij hun omgeving passen. Ze verwoorden of ze in een dorp of in een stad wonen.

Aan de slag

De kinderen kiezen een plek van de praatplaat waar ze wel zouden willen wonen. Maak tweetallen. De een vertelt de ander gedurende een minuut waarom hij deze plek gekozen heeft. Daarna mag de ander vragen stellen. Vervolgens worden de rollen omgedraaid. Turf welke plek populair is en welke niet. Maak een lijst op het bord of op een groot vel papier. Vraag de kinderen of zij de uitslag zo verwacht hadden.

48

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 48

28-05-2009 20:18:48


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 2: de wereld rond Doel

• Ontdekken dat mensen kiezen om ver op reis te gaan, of dichtbij of helemaal niet en ieders keuze respecteren. • Ontdekken dat ieder land een eigen taal, een eigen vlag en een eigen plaatsje op de wereldbol heeft. • In groep informatie over een bepaald (Europees) land kunnen opzoeken en verwoorden.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 31 • per viertal: een groot vel papier, scharen, lijm, kleurpotloden

extra materialen: wereldbol, reisbrochures, informatieve boeken over landen, foto’s,... • maak vooraf kleine zelfklevende kaartjes met de namen van de kinderen

Klasgesprek

Richtvragen

Het is bijna vakantie. Vraag de kinderen naar hun vakantieplannen. Blijven ze in België of gaan ze naar het buitenland? Maken ze uitstapjes in eigen land of blijven ze gewoon thuis? Ze kunnen ook vertellen in welk land ze ooit geweest zijn of waar ze graag naartoe zouden willen gaan. Op een wereldbol plak je de naam van het kind op het land van bestemming. Inventariseer welke landen aantrekkelijk zijn. Leg de koppeling tussen de kaart van België en het verkleinde België op de wereldbol. Bekijk samen welke landen dicht bij België liggen en welke landen ver weg. Welk kind gaat naar het verste land op reis? Gaat dat kind met het vliegtuig? Ga na of er vaker met het vliegtuig gereisd wordt als een land verder weg ligt. Bespreek ook waarom sommige mensen niet op reis gaan. Dat kan zijn omdat reizen te duur is, maar ook omwille van de gezondheid of omwille van de dieren thuis, of gewoon omdat je liefst thuis blijft.

Aan de slag

Vertel de kinderen dat ze voor een reisbureau gaan werken. In kleine groepjes gaan ze informatie verzamelen over een Europees land. Maak groepjes van vier en verdeel de landen. De kinderen verzamelen plaatjes over het betreffende land. Maak vooraf duidelijk uit welke boeken plaatjes geknipt mogen worden. Ze plakken de plaatjes op een groot vel papier en schrijven de naam van het land erbij. Ze zoeken speciale bezienswaardigheden van het land, een typisch gerecht, enz. Begeleid de kinderen bij het groepswerk. Geef hen tips en stel vragen. Kijk of alle kinderen meekunnen met het opzoeken van informatie. Vervolgens maken de kinderen samen de opdrachten in het werkboek.

• Wat doet een reisbureau? • Wat willen mensen te weten komen over het land waar ze naartoe gaan? • Wat is er zo bijzonder aan het land van jouw groepje? • Zien de mensen er anders uit? • Hoe kun je naar dit land reizen?

Werkboek

De kinderen noteren de naam van het land. Ze zoeken in een boek of op internet hoe de vlag van het land eruitziet en kleuren deze in. Daarna bekijken ze welke kenmerken bij het betreffende land horen. Ze gaan na welke taal er gesproken wordt. Wijs de kinderen erop dat in sommige landen meerdere talen gesproken worden. Dan kruisen ze aan met welk vervoer je het beste naar dit land kunt reizen. Verder noemen ze enkele leuke aspecten van het land. En de kinderen bedenken wat ze meenemen als ze naar dit land op vakantie gaan. Op het grote vel papier vullen ze een aantal gegevens van het werkboek aan (vlag, taal, vervoer). Ten slotte mag een kind uit een andere groep op bezoek in het reisbureau. De vier medewerkers van het reisbureau vertellen zoveel mogelijk over het land van hun groepswerk aan de bezoeker. Daarna komen ook de andere groepen aan bod. Besteed ook aandacht aan de andere leefgewoonten van de mensen in sommige landen. Stel vragen en laat kinderen in de klas uit een andere cultuur vertellen over hun land.

49

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 49

28-05-2009 20:18:49


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 3: gezond en veilig op reis Doel

• Weten hoe je een reis voorbereid met aandacht voor gezondheid, transport en bagage. • De basis van EHBO kunnen toepassen, alsook hulp vragen en hulp bieden. • Aandacht schenken aan het zuinig omgaan met energie, ook onderweg.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 32 en 33 • een grote reiskoffer

Klasgesprek

Speel het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee’ in een kring. Zet dan een grote reiskoffer in de kring. Wat moet je allemaal meenemen als je op reis gaat? De kinderen sommen een aantal zaken op. Passen ze in een reiskoffer of niet? Een tandenborstel, een handdoek, kledij, schoenen, enz... kunnen in een reiskoffer. Een tennisracket, een surfplank, een muziekinstrument, een ligstoel, enz... kunnen niet in een reiskoffer. Hoe kunnen we die spullen meenemen op vakantie? Bespreek dat sommige zaken meekunnen met de auto, maar niet met het vliegtuig. Of ze moeten speciaal verpakt worden. Vertel dat jullie in groepen gaan werken. Iedere groep krijgt een andere opdracht.

Aan de slag

Je verdeelt de klas in verschillende groepen. Iedere groep krijgt een stelling. Is die stelling waar of niet waar? En waarom. Dat gaan de kinderen uitzoeken. Stellingen: • Als ik op reis ga, moet ik een heleboel zaken voorbereiden. • Als ik op reis ga, moet ik hulp leren vragen en bieden. • Als ik op reis ga, neem ik best het vliegtuig. • Als ik op reis ga, neem ik liefst zoveel mogelijk mee. De kinderen werken aan de hand van hun werkboek. Daar vinden ze een aantal hulpmiddelen. Ook kunnen ze op zoek gaan in boeken of de hulp van de leerkracht inroepen. Ieder groepje presenteert zijn eigen stelling. Aan bod komen volgende onderwerpen: • Een reis voorbereiden: een reis boeken of zelf op zoek gaan naar een verblijfplaats, lezen over de

• voorafgaand aan deze les kunt u eventueel een reisbureau bezoeken of iemand uitnodigen in de klas die al heel veel gereisd heeft en boeiend kan vertellen

bestemming, een kaart aanschaffen, spullen tijdig inpakken, medicatie controleren, de auto (of fiets, of...) laten controleren, zorgen voor gezonde voeding onderweg en eventueel een moment van rust. • Hulp vragen en bieden: een kaartje met je gegevens om je hals hangen en meteen melden als je verloren bent (bv. aan een balie op een luchthaven), de weg durven vragen, gebarentaal gebruiken, een wondje ontsmetten en verzorgen, een pleister aanbrengen, zonnecrème aanbrengen, enz... • Voor- en nadelen van verschillende vervoermiddelen (snel, traag, hoog energieverbruik, hoge vervuiling, gezond, vermoeiend, gemakkelijk, ...). • Veel bagage meenemen betekent: soms extra betalen (vliegtuig, trein), veel dragen en belastend voor de rug (tenzij op wieltjes), minder plaats in de auto, vermoeiender op de fiets of op een trektocht, overbelasting (van de auto of de autobus), enz...

Richtvragen • • • •

Hoe kunnen we gezond op reis gaan? Hoe moeten we een wondje verzorgen? Wat als je verloren gelopen bent? Wat zijn de nadelen van veel bagage?

Werkboek

Het werkboek p. 32 en 33 wordt gebruikt om het groepswerk te kunnen maken. Bij de verschillende stellingen zien ze plaatjes die hen op ideeën kunnen brengen.

50

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 50

28-05-2009 20:18:50


thema 12 • op reis

de wereld rond

aanvullende activiteiten Nachtdieren

Breng een bezoek aan de nachtdieren in de dierentuin. Er zijn ook spannende verhalen en boeken te vinden over nachtdieren. Kun jij nachtdierengeluiden maken?

Nachtelijke beroepen

Wie kent er mensen die vaak of altijd ’s nachts werken? Laat de kinderen hierover vertellen. Nodig misschien eens een bakker (of een verpleegster, arbeider, krantenverdeler, ...) uit die vertelt over het werken ’s nachts. Wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen? Is het prettig of net niet? En kun je goed slapen overdag met al dat licht en de geluiden in huis of buiten?

Themawand

De kinderen maken op een deel van de themawand een ideeënwand voor dagjes uit. Ze nemen hiervoor folders en foto’s mee van attractieparken, musea, speeltuinen enz. waar ze geweest zijn of graag naartoe willen. Elk kind vertelt kort iets over zijn bijdrage.

Naar het reisbureau

Bezoek met de kinderen in groepjes een reisbureau. Laat hen enkele vragen voorbereiden.

Informatiekaart maken

De kinderen maken een kaart met informatie over zichzelf (naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer van de ouders, enz.). Aan de kaart wordt een touwtje vastgemaakt zodat het een halsketting wordt.

Vakantieland

De kinderen maken een tekening van het land waar ze in de zomervakantie naartoe gaan. Ze tekenen wat ze daar gaan doen of waarvan ze dromen. Kinderen die niet op vakantie gaan, tekenen hun fantasieland. En kinderen die uit een ander land komen, kunnen misschien een tekening maken over hun geboorteland.

Boekenhoek

De boekenhoek wordt gevuld met boeken over kamperen, op reis gaan, logeren en dagjes uit. Varieer in soorten boeken: vakantieverhalen, informatieve boeken en gidsen met ideeën voor dagjes uit. Vul de boekenhoek aan met boeken over het heelal, landschappen, landen van Europa en (kinder)woordenboekjes. Zie ook Lees alles over... Op reis, uit de informatieve serie van uitgeverij Zwijsen.

EHBO

De kinderen oefenen het verzorgen van een (namaak) wondje bij elkaar: het ontsmetten, het aanbrengen van zalf, een pleister, een verband. En ze oefenen wat ze moeten doen na het verbranden (meteen langdurig onder koud water houden!).

51

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 51

28-05-2009 20:18:51


52

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 52

28-05-2009 20:18:51


kopieerbladen thema 7 tot en met 12

53

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 53

28-05-2009 20:18:52


kopieerblad 1 • kaartlezen • thema 7

de piraat

naam __________________

De piraat zit in de mast. Hij kijkt omlaag. Teken het plan van het schip.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 54

de we r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

54

28-05-2009 20:18:53


kopieerblad 2 • drijvende schepen • thema 7

drijven of zinken

naam __________________

Teken het resultaat altijd in dit vak .

? ? ?

+ ?

?

?

?

?

? Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 55

de w e r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

55

28-05-2009 20:18:57


kopieerblad 3 • waar houd ik van? • thema 8

ik houd van...

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 56

de we r e l d ro n d

naam _________________________

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

56

28-05-2009 20:18:59


kopieerblad 4 • de tijd vliegt • thema 8

klap klap

naam _______________________

De tijd gaat snel als ik:

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 57

de w e r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

57

28-05-2009 20:19:02


kopieerblad 5 • onderzoeken • thema 9

wat is dit?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 58

de we r e l d ro n d

naam __________________

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

58

28-05-2009 20:19:03


kopieerblad 6 • onderzoeken • thema 9

de schaduw

naam ___________________

Kies een ding of een dier. Zoek de schaduw er bij.

Teken zelf de schaduw van de muis.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 59

de w e r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

59

28-05-2009 20:19:04


kopieerblad 7 • leven en laten leven • thema 10

een insect of spin

naam __________________

Ik ben een ____________________. Ik woon __________________________________________________. Ik eet _____________________________________________________. Ik heb ______ poten en ______ vleugels. Wat vind jij van je beestje? Ik vind ____________________________________________________.

Als je nog tijd hebt … Zoek in een boek. Wat weet jij nog meer over je insect of spin?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 60

de we r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

60

28-05-2009 20:19:04


kopieerblad 8 • leven en laten leven • thema 10

hoe leef ik?

naam ______________________

Kies een dier.

Wat eet ik?

Waar slaap ik?

Hoe verzorg ik mezelf?

Wie zijn mijn ouders?

Wat geef ik aan de mensen?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 61

de w e r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

61

28-05-2009 20:19:05


kopieerblad 9 • zinnen en regels • thema 11

Maak je eigen regels. Versier je bord.

naam ______________________

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 62

de we r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

62

28-05-2009 20:19:06


kopieerblad 10 • de wereld rond • thema 12

nachthoek

naam ______________________

In de nachthoek hangen ____________ sterren. Kruip in de tent . Knip het lampje aan. Maak de volgende opdracht: Wat hoort bij de nacht of de avond? Kleur het vakje zwart.

Zoek een leuk boek met je zaklamp . Lees het in de tent . Het gaat over ____________________________________________.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 63

de w e r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

63

28-05-2009 20:19:07


kopieerblad 11 • dag en nacht • thema 12

nachtdieren

naam ______________________

vogel

vleermuis

cavia

hamster egel

hert uil

vos koe hond

olifant

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 64

paard

de we r e l d ro n d

• act i v i t ei t enb o ek ker n 7 - 1 2 • © Uit gev erij Z wi j sen.b e

64

28-05-2009 20:19:08



uitgeverij Zwijsen.be

In dit activiteitenboek zijn de thema’s 7 t/m 12 van Veilig de wereld rond uitgewerkt. Van ieder thema is een schematisch overzicht opgenomen, waarin de lessen en doelen die bij het thema horen in een oogopslag naar voren komen. Ook wordt aangegeven op welke wijze de onderdelen van het thema aansluiten bij de betreffende kern van Veilig leren lezen. Vervolgens worden de hoek, de verschillende lessen en de aanvullende activiteiten beschreven.

CVR_actb7-12_VDWR.indd 2-3

uitgeverij Zwijsen.be

thema 7 tot en met 12 wereldoriëntatie voor leerjaar 1

30-04-2009 10:38:59


VDWR_actb_7-12-pms252.indd 1

28-05-2009 20:18:00


colofon Projectgroep Uitgeverij Zwijsen.be Ann Berteele (projectleiding) Els Hoebrechts (redactie) Patrick Vandevelde (uitgever) Vormgeving en concept Jacqueline List Vormgeving en lay-out Cazac Advies en proefscholen • Sabrina Goethals, Katrien Verheyen en Sonia Willemse BSGO Arnoldus, Brouwerijstraat 8, Oudenburg • Isabelle Callu, Vicky Schepens en Ria Van Eeckhoutte GBS Torenhof, Antoon Servaeslaan 60, Waregem • Elisa Debruyne, Ingrid Vangenechten en Kristine Vansant BS Kompas, Kollegestraat 1, Geel Advies aansluiting bij Veilig leren lezen Josée Warnaar Illustraties Ann de Bode Mark Janssen Anjo Mutsaars

© 2009, Uitgeverij Zwijsen.be, Antwerpen Maakt deel uit van WPG Uitgevers België N.V. Deze uitgave is gebaseerd op de methode wereldoriëntatie ‘Veilig de wereld in’, oorspronkelijk gepubliceerd bij Uitgeverij Zwijsen b.v., Tilburg. 1e druk D/2009/1919/154 ISBN 978.90.5535.423.8 NUR 193 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij

2

deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen.be.

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 2

28-05-2009 20:18:00


inhoud thema 7 kaartlezen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: zoek de schat • les 1: hoog en droog • les 2: het raadsel • les 3: drijvende schepen • aanvullende activiteiten

5 6 7 8 9 10 11

thema 8 kunstige beroepen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: waar houd ik van? • les 1: wie doet wat? • les 2: geld in het laatje • les 3: de tijd vliegt • aanvullende activiteiten

13 14 15 16 17 18 19

thema 9 onderzoeken

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: wat zie ik? • les 1: wat hoor ik? • les 2: wat doet een magneet? • les 3: het werkt, het werkt niet • aanvullende activiteiten

21 22 23 24 25 26 27

thema 10 verzamelen

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: kriebelbeestjes • les 1: zaden en pitten • les 2: moeder en jong • les 3: dieren in nesten • aanvullende activiteiten

29 30 31 32 33 34 35

thema 11 zinnen en regels

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: letterstempels • les 1: boeken maken • les 2: regels en afspraken • les 3: regels buiten de klas • aanvullende activiteiten

37 38 39 40 41 42 43

thema 12 de wereld rond

• overzicht van het thema • aansluiting bij Veilig leren lezen • hoek: dag en nacht • les 1: hier woon ik • les 2: de wereld rond • les 3: gezond en veilig op reis • aanvullende activiteiten

45 46 47 48 49 50 51

kopieerbladen

53 3

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 3

28-05-2009 20:18:01


thema 7

kaartlezen

4

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 4

28-05-2009 20:18:03


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

overzicht van het thema kaartlezen Kinderen beleven graag avonturen. Het zoeken naar een echte schat, of iemand anders naar je schat laten zoeken, spreekt bij hen dan ook vaak tot de verbeelding. Om de schat die je verstopt hebt later zelf weer terug te kunnen vinden, maak je natuurlijk een echte schatkaart. Schatkaarten kunnen er verschillend uitzien. In dit thema maken de kinderen kennis met allerlei soorten kaarten. Ze leren hoe ze zelf een plattegrond kunnen maken van de klas, de speelplaats of de buurt. Ze gebruiken deze plattegrond vervolgens als schatkaart en gaan op zoek naar de verborgen schat op de speelplaats. Op deze manier maken de kinderen op een speelse en functionele manier kennis met kaartlezen. Verder onderzoekt de klas welke voorwerpen drijven of zinken en hoe dat komt. Overzicht van de activiteiten Hoek: Zoek de schat

De kinderen maken in de hoek een schatkamer. Ze kiezen een schat uit die ze verstoppen. Om te onthouden waar de schat ligt, maken ze een schatkaart. In eerste instantie doen ze dat op hun eigen manier. Na les 1 wordt er met een plattegrond als schatkaart gewerkt. De kinderen gaan op zoek naar de schat van een ander met behulp van een schatkaart.

Les 1: Hoog en droog

Hoe ziet een piraat zijn schip van boven uit het kraaiennest? De kinderen raden wat de piraat ziet. In de eigen klas kun je ook voorwerpen van bovenaf bekijken. Klim op de trapladder en kijk recht naar beneden. Door voorwerpen in de klas van bovenaf te bekijken en te tekenen, leren de kinderen zelf een plattegrond maken.

Les 2: Het raadsel

De kinderen maken een legende en tekenen de voorwerpen die op de speelplaats te zien zijn. Ze maken een plattegrond van de speelplaats. Vervolgens lopen ze met behulp van een plattegrond een vastgestelde route over de speelplaats om een raadsel op te lossen.

Les 3: Drijvende schepen

Het is vreemd dat een groot schip blijft drijven en dat kleine keitjes zinken. Hoe komt dat? De kinderen doen allerlei onderzoekjes rondom drijven en zinken. Ze besteden ook aandacht aan het zuinig omgaan met water.

Lesdoelen • Weten waarvoor een schatkaart dient. • Kunnen aangeven welke schatkaart duidelijk of handig is. • Kunnen vertellen waaraan een goede schatkaart moet voldoen.

• Kunnen tekenen van voorwerpen en meubels op een plattegrond. • Kunnen maken van een plattegrond van de klas. • Een voorwerp of meubel op een plattegrond kunnen aanwijzen in de klas.

• Kunnen maken van een plattegrond van de speelplaats. • Kunnen zoeken naar verstopte voorwerpen met behulp van deze plattegrond. • Weten wat een legende is.

• Leren vragen stellen naar aanleiding van observaties. • Onderzoek rond drijven en zinken uitvoeren. • In eigen woorden bevindingen rond drijven en zinken kunnen vertellen. • Aandacht hebben voor het opruimen en het zuinig omgaan met water. 5

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 5

28-05-2009 20:18:04


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Schatgravers

Veilig de wereld rond - Kaartlezen

Thema

Kinderen beleven graag avonturen. Zowel in het echt als in boeken en films. In kern 7 worden kinderen meegenomen in de spannende wereld van piraten. Het zoeken naar de geheimzinnige schat staat centraal. De kinderen worden gestimuleerd hun eigen avonturenverhalen te vertellen volgens de verhaalstructuur ‘situatieschets-gebeurtenis-slot’.

Kinderen fantaseren graag over de schat die ze zouden willen bezitten, over de plaats waar ze hem zullen verstoppen en over het uitdagen van anderen om de schat te zoeken. Dit thema speelt daarop in: kinderen maken schatkaarten, overleggen wat handige schatkaarten zijn en maken plattegronden om het zoeken naar de schat succesvol te laten verlopen.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen een situatie die ze zelf hebben meegemaakt met een plot beschrijven.

De kinderen kunnen beredeneren welke aspecten van een schatkaart nuttig zijn en welke niet. Ze kunnen hun observaties en bevindingen rondom drijven en zinken uiten.

Centrale woorden

het zeil • de mast • de kapitein • de stuurman • de matroos • de piraat • de zeerover • ernstig • droevig • de kaart • de schatkist • de geheimtaal • aan boord • van boord • de oceaan • het eiland

de schatkaart • de schatkist • de plattegrond • de blinddoek • het theezakje • de trapladder • van bovenaf • de speelplaats • de poort • het klimrek • de zitbank • de legende • drijven • zinken • het vlies

Thematafel

Op de thematafel worden allerlei scheepsartikelen gelegd. De kinderen maken er woordkaartjes bij. Regelmatig mag een kind een voorwerp pakken en erover vertellen.

De thematafel kan worden aangevuld met land- en zeekaarten van vroeger en nu en verschillende soorten schatkaarten.

Themawand

Rondom het thema varen wordt een woordmuur gemaakt. Kinderen maken tekeningen en zoeken foto’s bij de diverse woorden.

De schatkaarten die in de hoek gemaakt zijn, worden op de themamuur gehangen evenals de plattegronden van les 1 en 2.

6

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 6

28-05-2009 20:18:05


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

hoek: zoek de schat Doel

• Weten waarvoor een schatkaart dient. • Kunnen aangeven welke schatkaart duidelijk of handig is. • Kunnen vertellen waaraan een goede schatkaart moet voldoen.

Materiaal en voorbereiding • hoekenboek plaat 7 • werkboek p. 2 en 3 • een vel papier (per kind) • potloden • verschillende schatkaarten

Introductie van de hoek

U hebt van de plattegrond van de klas een ‘oude’ schatkaart gemaakt door de randen van het papier te scheuren en er met een nat theezakje overheen te gaan. Op de plek waar u de schat hebt verstopt, staat een kruisje. De kaart zit opgerold in een lege fles. De kinderen raden vooraf wat er op de brief in de fles staat.

Richtvragen

• Waarvoor dient een schatkaart? • Hebben jullie al eens een film gezien of een verhaal gelezen waarin men op zoek gaat naar een schat? Gebruikte men dan ook een schatkaart? Hoe zag die eruit? Bespreek de schatkaart. Vertel dat schatkaarten er verschillend uit kunnen zien. Bekijk samen met de kinderen de verschillende schatkaarten. Samen zoeken jullie de schat in de klas. De kinderen gaan vervolgens in de hoek zelf een schatkaart maken. Een deel van de hoek wordt ingericht als schatkamer. De schat die met de schatkaart van de leerkracht gevonden wordt, kan een mooi begin zijn van die schatkamer. Vraag de kinderen zelf van thuis nog meer schatten voor de schatkamer mee te nemen (bijvoorbeeld kroontjes, glimstenen, schelpen en sieraden). Bespreek ten slotte de hoekopdrachten met behulp van het hoekenboek.

extra materialen: kopie van de plattegrond van de klas, theezakjes, touwtje, lege fles, een paar glimmende voorwerpen in een schatkist, beker met (warm) water, blinddoeken • maak vooraf een ‘oude’ schatkaart en verstop ze

Hoekopdrachten

In de hoek wordt gewerkt in groepjes van twee, drie of vier. De volgende opdrachten worden uitgevoerd: • Kies allemaal een schat uit de schatkamer. Verstop om de beurt de schat terwijl de anderen een blinddoek op hebben. Spreek af waar de schat verstopt mag worden. ‘Koud’ betekent dat de schat nog ver weg is, ‘warm’ betekent dat je in de buurt komt. • Maak het vel papier ‘oud’. Scheur stukjes van de randen af en kleur het papier bruin met een theezakje dat je in warm water hebt gedompeld. Knijp het theezakje eerst een beetje uit, anders wordt het papier te nat. • Als het ‘oude’ papier droog is, maak je zelf een schatkaart van de klas. Zet een kruisje waar de schat ligt. Verstop je schat. Laat een ander kind met jouw kaart naar de schat zoeken.

Afsluiting

Laat de kinderen vertellen of de schatkaart van hun vriendjes in de groep duidelijk was.

Richtvragen

• Wie heeft de schat snel gevonden en wie heeft lang moeten zoeken? • Wat vond je goed aan de schatkaarten, wat was minder goed? Bespreek de schatkaarten op p. 2 en 3 van het werkboek. De kinderen vertellen welke schatkaart ze het meest duidelijk en handig vinden. Verzamel samen de kenmerken waaraan een goede schatkaart voldoet (juiste legende, gebruik van kleuren, duidelijk teken waar de schat verstopt is,...).

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 7

7

28-05-2009 20:18:06


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 1: hoog en droog Doel

• Kunnen tekenen van voorwerpen en meubels op een plattegrond. • Kunnen maken van een plattegrond van de klas. • Een voorwerp of meubel op een plattegrond van de klas kunnen aanwijzen in de klas.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 4 • kopieerblad 1 (per kind) • potloden, stiften, meetlat, A4-tekenvellen

Klasgesprek

extra materialen: trapladdertje, grote vellen papier (een vel per groepje van vier kinderen) • teken vooraf de omtrek van de klas op de grote vellen papier; geef aan waar de deur en de ramen zitten

Zet het trapladdertje vooraan in de klas. Zeg dat jullie een kaart gaan maken zoals een schatkaart, maar dan niet om een schat te zoeken. Jullie gaan een plan of een plattegrond maken. Er mag een leerling op de trapladder klimmen. Vraag hoe een tafeltje er van bovenaf gezien uitziet. Teken daarna de vorm van een tafeltje, van bovenaf gezien, op het bord. Doe dit ook met andere meubelen, bijvoorbeeld een kast, een stoel, een wastafel.

Hang alle plattegronden in de klas. De kinderen bekijken de plattegronden en wijzen aan waar hun tafeltje staat. Besteed regelmatig aandacht aan de plattegronden. Zet iedere ochtend voor schooltijd met een kleurpotlood op een van de plattegronden een kruisje op twee tafeltjes. Als de kinderen binnen komen, zoeken ze welke twee kinderen een kruisje op hun tafeltje hebben. Zij mogen die dag bijvoorbeeld naast u zitten, in de hoek werken of uw hulpje zijn.

Aan de slag

Werkboek en kopieerblad

Na het gesprek werken de kinderen in groepjes van vier. Ieder groepje krijgt een groot vel papier met daarop de omtrek van de klas getekend. De kinderen maken samen een plattegrond van de klas. Bespreek vooraf de verhoudingen en vertel dat het aantal stoelen, tafeltjes enz. moet kloppen met de werkelijkheid. De kinderen werken eerst met potlood. Terwijl de kinderen bezig zijn, helpt u hen om tot een juiste plattegrond te komen. Die kunnen ze nadien met stift afwerken.

De kinderen tekenen op p. 4 van het werkboek vier voorwerpen uit de klas zoals ze van bovenaf gezien worden. Ze schrijven de woorden erbij. Welke voorwerpen / meubelen hebben ze getekend? Bekijk samen met de kinderen het kopieerblad. Een piraat is via de mast in het kraaiennest van het schip geklommen. Hij kijkt naar beneden naar het dek van het schip. Bespreek met de kinderen wat de piraat ziet vanuit de mast. Ze mogen nu proberen om het grondplan van het schip op een vel papier te tekenen.

Richtvragen

• Hoeveel tafels en stoelen moet je tekenen? • Hoe kun je het klasbord tekenen? • Waar staat jouw tafeltje op de plattegrond?

8

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 8

28-05-2009 20:18:07


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 2: het raadsel Doel

• Kunnen maken van een plattegrond van de speelplaats. • Kunnen zoeken naar verstopte voorwerpen met behulp van deze plattegrond. • Weten wat een legende is.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 5 • enkele grote vellen papier • stiften • kladpapier (per kind) extra materialen: 7 plastic insteekhoesjes met 7 vellen papier erin

bereid de opdracht voor: schrijf met stift de cijfers 1 t/m 7 elk op een vel papier. Zet bij ieder cijfer een letter: 1D, 2E, 3S, 4C, 5H, 6A, 7T. Stop ieder vel in een insteekhoesje. Verstop de insteekhoesjes verspreid op de speelplaats en zorg ervoor dat ze niet verplaatst kunnen worden.

Klasgesprek

Werkboek

Vertel de kinderen dat ze een raadsel krijgen dat ze alleen kunnen oplossen met behulp van de plattegrond van de speelplaats. De groep moet dus een plattegrond van de speelplaats maken. Hoe doen ze dat best? Herinner de kinderen aan de vorige les waarin ze van bovenaf leerden kijken.

Aan de slag

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Indien mogelijk kijken ze vanuit een raam op de verdieping zodat ze de speelplaats van bovenaf kunnen zien. Ze tekenen op een vel papier de vorm van de speelplaats, eventuele zitbanken, speeltuigen, zandbak, enz. Indien deze werkwijze niet mogelijk is, proberen ze hun plan van op de speelplaats te tekenen. In de klas bespreken jullie de grondplannen van de kinderen. Zelf tekent u het plan nauwkeurig op het bord. De kinderen nemen dit over in hun werkboek. Ze tekenen ook vier voorwerpen die ze op de speelplaats zagen (bijvoorbeeld zandbak, zitbank, poort, klimrek, bloembak,...) en schrijven eronder het juiste woord. Je vertelt dat dit eigenlijk de legende is. De kinderen zoeken op de thematafel naar kaarten met een legende.

Zet in de plattegrond op het bord de cijfers 1 t/m 7. Schrijf de cijfers op dezelfde plaats als waar u ze op de speelplaats hebt verstopt. De kinderen nemen de cijfers en de plattegrond over op een kladje. Ze lopen buiten, alleen of in tweetallen, op zoek naar alle cijfers. Bij ieder cijfer hoort een letter. Ze noteren de gevonden letters op hun kladje. In de klas vullen ze onderaan in hun werkboek de letters in en lezen het antwoord ‘De schat’. Bespreek ter afsluiting hoe het oplossen van het raadsel verliep. Laat de kinderen vertellen hoe ze de plattegrond gebruikt hebben.

Richtvragen

• Was je plattegrond duidelijk genoeg? • Heb je de cijfers gevolgd op de plattegrond? • Of heb je gekeken naar wat dicht bij elkaar lag op de speelplaats?

Richtvragen

• Waar vind je de legende meestal op een kaart? (ernaast, eronder) • Welke informatie geeft de legende? (de betekenis van tekeningen of kleuren op een kaart)

9

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 9

28-05-2009 20:18:08


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

les 3: drijvende schepen Doel

• Leren vragen stellen naar aanleiding van observaties. • Onderzoek rond drijven en zinken uitvoeren. • In eigen woorden bevindingen rond drijven en zinken kunnen vertellen. • Aandacht hebben voor het opruimen en het zuinig omgaan met water.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 6 en 7 • kopieerblad 2, potlood en schaar (per kind) extra materialen: een vijftal teilen met water, slijper, wijnkurk met prikkertje als bootje, spons, steentjes,

okkernoot, spijker, kroonkurk, veertje, klein plastic balletje, muntstuk van 1 euro, paperclip, aluminium folie, punaises, enkele glazen, afwasmiddel, wijnkurken, fijne ijzerdraad

Klasgesprek

• knip 2 stukjes fijne ijzerdraad van 3 cm en eentje van 1,5 cm. Draai de twee langste stukjes in het midden in elkaar. Het derde stukje draai je rond het midden in de andere richting. Je hebt nu een insect met 6 pootjes. Buig de pootjes om tegen de tafel. Zet het insect voorzichtig op het water. Als het niet lukt, moet je de pootjes platter vouwen. Blijft het insect op het water staan? Maak de pootjes nu weer recht en naar onder gericht. Blijft het insect zo op het water staan? Bespreek de onderzoekjes met de kinderen. Probeer samen tot een uitleg te komen bij de verschillende opdrachten. • het bolletje is te zwaar voor het water: het zinkt. • het platte stukje aluminium folie drijft: het gewicht is verdeeld over een groter oppervlak. Op het water ligt een vliesje en dat kan het stukje folie dragen. • op een bepaald ogenblik is het stukje folie met punaises toch te zwaar: het vliesje breekt. • de punaise blijft drijven (idem stukje folie). • het afwasmiddel maakt het vliesje stuk: de punaise zinkt want hij is te zwaar. • de wijnkurk blijft drijven, ook met afwasmiddel; een wijnkurk is heel licht. • het insect blijft drijven als de pootjes niet door het vliesje prikken. Als de pootjes niet gebogen zijn, prikken ze als een speld het vliesje stuk en zinkt het insect.

De kinderen nemen hun werkboek p. 6 en mogen vertellen wat ze allemaal zien op de plaat. Er zijn verschillende schepen en boten te zien in de haven. Vertel dan dat je het vreemd vindt dat een groot cruiseschip blijft drijven terwijl de keitjes zinken.

Richtvragen

• Dat grote schip is toch veel zwaarder en blijft drijven? • Hoe kan dat nu? • Zien jullie nog zulke vreemde verschillen?

Aan de slag

Op p. 7 van het werkboek zien de kinderen allerlei voorwerpen. Het is de bedoeling dat ze gaan voorspellen of die voorwerpen in een teil met water gaan zinken of blijven drijven. Ze kleuren naast pictogram 1 telkens het - volgens hen - juiste teiltje blauw. De teil en de voorwerpen liggen vooraan al klaar zodat de kinderen de materialen kunnen zien. De kinderen die klaar zijn, draaien hun werkboek om en wachten even tot iedereen klaar is. Vervolgens werken de kinderen in groepjes van vier. Ze nemen allemaal kopieerblad 2 en gaan per vier rond één van de teilen met water staan. Aan de hand van de tekeningen voeren ze de opdrachten uit: • een klein bolletje maken van een stukje aluminium folie en dit in het water leggen. Wat gebeurt er? • een stuk aluminium folie in zijn oorspronkelijke vorm (plat) op het water leggen. Wat gebeurt er? Leg er nu een punaise op. Wat gebeurt er nu? Leg er meer punaises op. Na hoeveel punaises zinkt het stuk folie? • leg een punaise voorzichtig met de punt naar boven in een glas water. Hoe komt het nu dat de punaise blijft drijven? Doe een druppel afwasmiddel in het glas. Wat zie je nu? • doe hetzelfde onderzoekje met een wijnkurk in het glas. 10

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 10

Werkboek

De kinderen nemen opnieuw hun werkboek p. 7 en duiden aan of ze intussen van mening veranderd zijn. Ze kleuren naast pictogram 2 telkens het juiste vakje blauw. Eens ze klaar zijn, doet u de test vooraan in de klas. Laat de kinderen vertellen over hun voorspellingen. Na de onderzoekjes moet er nog opgeruimd worden. Besteed aandacht aan het zuinig omgaan met water. Het water wordt bijvoorbeeld in een gieter overgebracht om de planten water te geven.

28-05-2009 20:18:09


thema 7 • schatgravers

kaartlezen

aanvullende activiteiten Schatkist maken

Speurtocht

Geheimtaal

Drijvende schepen

De kinderen maken hun eigen schatkist. Ze verven een doosje of houten (sigaren)kistje zilver of goud. De schatkist wordt versierd met glitters, plaatjes of steentjes. In hun schatkist kunnen ze mooie steentjes bewaren of andere ‘schatten’. Tip: het juwelenkistje dat jullie misschien in thema 5 ‘Lang geleden ...’ maakten, kan hiervoor ook gebruikt worden.

De kinderen bedenken in groepjes van vier bij iedere letter van het alfabet een teken en noteren dit op een blad papier. Ze schrijven een zin met de nieuwe tekens. Een ander groepje moet de geheimtaal ontcijferen.

Klaskijkdoos

De kinderen maken met luciferdoosjes en ander klein materiaal een kijkdoos van hun klas. Door een groot kijkgat in het deksel te maken, zien ze hun klas van bovenaf, net als bij een plattegrond. Vervolgens tekenen ze deze plattegrond. Tip: een tussenstap kan zijn dat jullie samen eerst een grote maquette maken van de klas. Of dat jullie een poppenhuis proberen te tekenen op een plattegrond. Een poppenhuis kun je namelijk goed van bovenaf bekijken.

Organiseer een speurtocht. De kinderen lopen, onder begeleiding, de route die u op de kaart van de wijk hebt aangegeven. Bij ieder kruisje op de kaart moeten ze een opdracht uitvoeren. Bijvoorbeeld: Wie woont er in het huis op nr. 41? Wat staat er in de tuin bij nr. 8? Hoeveel huizen staan er in deze straat? Deze speurtocht is ook leuk om te doen in een stadspark, maar dan met opdrachten over planten, bloemen, beelden, ...

Met kosteloos materiaal proberen jullie schepen te bouwen die blijven drijven. Test ze uit in een teil met water of een watertafel.

Boekenhoek

Verzamel met de kinderen boeken over dit thema zoals piratenverhalen, boeken over diverse soorten schepen, boeken over schepen van vroeger en nu, boeken met land- en zeekaarten en boeken over het redden op zee. Vul de hoek aan met boeken over schatten en schatgravers, speurtochten, experimenten met water, enz. Zie ook Lees alles over... Schatgravers. De informatieve boeken uit de serie van uitgeverij Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Plattegrond

De kinderen tekenen op de plattegrond van de speelplaats, op p. 5 van hun werkboek, een vorm, bijvoorbeeld een hinkelbaan, een knikkerplek of een doolhof. Ze ruilen hun werkboek met een ander. Ze tekenen de vorm met stoepkrijt op de juiste plek buiten op het plein.

Kaartlezen

Geef de kinderen een kopie van de kaart van de wijk waarin de school zich bevindt. Bespreek wat er op de kaart te zien is. De kinderen zoeken hun huis of straat. Ze kleuren de route die ze van huis naar school lopen of rijden.

11

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 11

28-05-2009 20:18:10


thema 8

kunstige beroepen

12

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 12

28-05-2009 20:18:12


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

overzicht van het thema kunstige beroepen De kinderen maken in dit thema kennis met meerdere kunstvormen. Belangrijk is dat kunst hier ruim gezien wordt. Ze worden nieuwsgierig gemaakt en in contact gebracht met uiteenlopende kunsten en kunstenaars. Bekend of beroemd zijn, is daarbij niet belangrijk. Verder staan de kinderen ook stil bij wat er voorafgaat aan een voorstelling en leren ze welke taken er weggelegd zijn naast het podium (aan het loket, de vestiaire, de catering). Ze zien in dat het theater ook deze inkomsten nodig heeft. Ten slotte gaan de kinderen ervaren dat hun handen het meest eenvoudige, maar wel handige instrument zijn. En dat de tijd sneller lijkt te gaan als je muziek maakt.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Waar houd ik van?

De kinderen worden geconfronteerd met allerlei kunstvormen. Beeldende kunst, boeken, muziek, toneel, enz ... Ze leren kijken, luisteren en hun voorkeur uitdrukken.

Les 1: Wie doet wat?

Wat doen je ouders? Welke beroepen ken je zoal? Welke kunstige beroepen zijn er? Er wordt speels kennis gemaakt met beroepen als schrijver, beeldend kunstenaar, muzikant, illustrator, toneelspeler, enz ... Er gaat ook aandacht naar mannen- en vrouwenberoepen.

Les 2: Geld in het laatje

Hoe maak je een voorstelling bekend? De kinderen bekijken reclame voor evenementen, optredens, theater. Ze verkopen tickets en houden de vestiaire open van het theater. Ze verkopen drank en hapjes.

Les 3: De tijd vliegt

Kinderen ervaren dat de tijd sneller gaat als je iets leuks doet. Bijvoorbeeld muziek maken. Ze experimenteren met ritme, tijd en instrumenten. Welk instrument blijft bijvoorbeeld lang ‘geluid’ produceren?

Lesdoelen • Een kunstproduct met openheid en nieuwsgierigheid verkennen of ondergaan. • Kunnen praten over je eigen voorkeur betreffende allerlei kunstvormen.

• Kunnen vertellen over het beroep van je ouders. • Samen met klasgenoten een collage kunnen maken ter voorbereiding van een bezoeker in de klas. • Kennismaken met een aantal kunstige beroepen voor mannen en vrouwen.

• Het verloop van een theaterbezoek kennen (van de aankondiging tot de afloop van de voorstelling). • Zich ervan bewust worden dat de inkomsten van een theater niet alleen van de kaartjesverkoop komen.

• Ervaren dat handen op eenvoudige wijze als instrument gebruikt kunnen worden. • Ervaren dat de tijd sneller lijkt te gaan als je iets leuks doet. • Durven experimenteren met ritme, geluiden, instrumenten.

13

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 13

28-05-2009 20:18:13


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Op het podium

Veilig de wereld rond - Kunstige beroepen

Thema

Het thema ‘Op het podium’ komt in alle activiteiten van deze kern terug. In het ankerverhaal en de leesboekjes staat het geven van een voorstelling centraal. Diverse activiteiten uit de handleiding leiden tot het voorbereiden van een voorstelling voor de ouders.

In Veilig de wereld rond ligt het accent op kunstige beroepen en het werk rond het podium. Hoe bestel je entreekaartjes? Hoe komt het theater aan geld? Verder wordt er geëxperimenteerd met instrumenten, ritme en tijd.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen door middel van concreet taalgebruik een (fragment van een) verhaal navertellen of uitspelen.

In en rond het theater heb je taal nodig, bijvoorbeeld als je kaarten wilt bestellen, als je cd’s wilt verkopen, enz.

Centrale woorden

het theater • het podium • het toneel • de zaal • het doek • het publiek • de artiest • de voorstelling • de uitvoering • het applaus • de buiging • zenuwachtig • het toneelstuk • de uitnodiging • het affiche • het gedicht

het orkest • de dirigent • kunstig beroep • uitoefenen • de auteur • de kunstenaar • de acteur/actrice • de illustrator • de danser/danseres • de fotograaf • bestellen • de vestiaire • het instrument • het handengeklap

Thematafel

De thematafel wordt gevuld met programmaboekjes, entreekaartjes, het verteltheater, vingerpoppetjes, een goocheldoos, verkleedspullen, enz.

De thematafel wordt uitgebreid met cd’s, dvd’s, kinderboeken, kunstige foto’s, enz.

Themawand

Er wordt een woordmuur gemaakt over alles wat met het podium te maken heeft. De woorden worden geclusterd rond kernwoorden zodat een woordweb ontstaat.

De kopieerbladen over ‘Waar houd ik van?’ worden op de themawand gehangen, alsook de collages over kunstige beroepen.

14

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 14

28-05-2009 20:18:13


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

hoek: waar houd ik van? Doel

• Een kunstproduct met openheid en nieuwsgierigheid verkennen of ondergaan. • Kunnen praten over je eigen voorkeur betreffende allerlei kunstvormen.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek p. 8 • kopieerblad 3 extra materialen: cd’s, kunstige foto’s, dvd’s, prentkaarten van kunstwerken, kinderboeken, kartonnen namaakfototoestel, verkleedkleren, tv, cd-speler

Introductie van de hoek

Verzamel met de kinderen rond de thematafel. Laat hen reageren op de spullen die ze zien liggen (cd’s met kindermuziek, kunstige foto’s, dvd’s, prentkaarten van kunstwerken, kinderboeken, gedichten, ...). Verwijs ook naar de voorstelling die jullie samen gezien hebben. Was er muziek? Was er dans? Werd er iets verteld? Was het spannend, grappig of droevig? Kijk met de kinderen naar de kortfilm ‘De Tovenaarsleerling’ van Marion Bloem. Naar aanleiding van de film praten jullie over het orkest en wat de taak is van een dirigent. Luister samen naar bijvoorbeeld het lied ‘Ik wil drummer worden’ van Kinderen voor kinderen. Laat de kinderen ook weer reageren. Bekijk een muziekboek (zoals het gitaarboek ‘De gevaren van zes snaren’). Indien u zelf gitaar speelt, kunt u een lied voorspelen. Ook daarna zijn de reacties van de kinderen welkom.

Richtvragen

• Liggen er films op tafel die jullie al gezien hebben, boeken die jullie al gelezen hebben, cd’s die jullie al gehoord hebben? • Welke vonden jullie mooi, minder mooi, spannend, grappig? • Wat ging er allemaal fout bij Jeffrey in de film ‘De Tovenaarsleerling’? Zouden jullie graag in een orkest spelen? Of dirigent zijn?

Hoekopdrachten

In de hoek wordt gewerkt in groepjes van twee. De volgende opdrachten worden uitgevoerd:

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 15

• deze activiteit vraagt wat extra voorbereiding: het zoeken naar de juiste filmfragmenten, muziek, boeken, enz. • begin dit thema liefst met een bezoek aan een theatervoorstelling of figurentheater voor kinderen, een dans- of muziekvoorstelling • een rondleiding achter de schermen gekoppeld aan deze voorstelling biedt nog meer ervaringskansen

• Neem het kartonnen fototoestel. Sluit één oog en kijk door de opening. Wat zie je? Teken wat je ziet. • Verkleed je als koning of koningin, prins of prinses. Speel samen alsof je in een film meedoet. • Kies 3 boeken die je wilt lezen. Leg ze op een stapeltje: het bovenste boek wil je eerst lezen. Vertel aan je vriendje waarom je deze boeken gekozen hebt. • Zing een liedje dat je mooi vindt voor je vriendje. • Vul kopieerblad 3 in.

Afsluiting

Bespreek de hoekopdrachten met de kinderen. Laat de kinderen ook vertellen over kopieerblad 4. De kopieerbladen worden op de themawand gehangen.

Richtvragen

• Welke opdrachten waren leuk of minder leuk? • Wat vond je het moeilijkst? Waarom? • Waar gaat je voorkeur naar uit? (tekenen, schrijven, veel lezen, films maken, muziek maken, schilderen, foto’s maken, enz ...) • Welk soort kunstenaar zou je later willen worden?

Tip

• Kortfilm ‘De Tovenaarsleerling’ van Marion Bloem: kijk voor meer informatie op www.marionbloem.nl. • ‘De drummer’ van Kinderen voor kinderen (3) is o.a. te vinden op www.youtube.com en op www. lyricstime.com. • Het boek van Bart Peeters en Yurek Onzia ‘De gevaren van zes snaren’ vindt u in de boekhandel en in muziekwinkels (isbn 978-90-443-1987-3) of in de bibliotheek.

15

28-05-2009 20:18:14


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 1: wie doet wat? Doel

• Kunnen vertellen over het beroep van je ouders. • Samen met klasgenoten een collage kunnen maken ter voorbereiding van een bezoeker in de klas. • Kennismaken met een aantal kunstige beroepen voor mannen en vrouwen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 8 en 9 extra materialen: grote vellen wit papier, thematafel (zie hoekactiviteit), tijdschriften, boeken, stiften, schaar en lijm

• nodig tijdig mensen uit met een kunstig beroep (familie van de kinderen, kennissen, iemand uit je gemeente of stad...) • deze les kan verspreid worden over verschillende dagen, afhankelijk van het aantal bezoekers in de klas

Klasgesprek

Werkboek

Vraag de kinderen of ze iets kunnen vertellen over het beroep van hun ouders. Besteed evenveel aandacht aan alle beroepen die genoemd worden. Vertel dat jullie deze week enkele mensen op bezoek krijgen die een beroep uitoefenen dat te maken heeft met de thematafel. Laat de kinderen gissen. Wat is er nu zo speciaal aan de spullen op de thematafel? Misschien komen jullie samen tot de conclusie dat het hier gaat om kunstige beroepen. Of om beroepen van mensen die mooie, ontroerende, grappige, of vrolijke dingen maken, vertellen. Dat kan heel ruim zijn (auteur, beeldend kunstenaar, danser, fotograaf, illustrator, acteur, muzikant, poppenspeler, ...). Laat de kinderen nog eens vertellen wat zij eventueel later graag zouden doen.

Aan de slag

Na afloop van de verschillende bezoekers in de klas nemen de kinderen hun werkboek p. 8 en 9. Ze vertellen welke mensen er allemaal te zien zijn op de plaat (auteur, straatmuzikant, beeldhouwer, reporter met cameraman, etalagist, clown, bloemist, kapper, juwelier, cartoonist, danseres) en wat hun kunstige activiteiten zijn.

Richtvragen

• Zijn er nog meer beroepen die je kunstig vindt? • Worden deze kunstige beroepen door mannen of vrouwen uitgeoefend? • Hebben ze dan een verschillende naam? (bijvoorbeeld acteur / actrice) • Ken je beroepen die enkel door mannen of enkel door vrouwen worden uitgeoefend? Welke?

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Afhankelijk van wie er op bezoek komt, gaan ze een collage maken van foto’s uit tijdschriften die te maken hebben met een kunstig beroep. Zo ontstaat er bijvoorbeeld een collage over auteurs en boeken. Een andere collage kan gaan over fotografen en kunstige foto’s. In de boekenhoek zoeken ze naar informatie over het beroep van hun groepje en zoeken ze vragen die ze zeker willen stellen. Help hen even met het noteren van hun vragen op de collage en hang ze nadien op de themawand. Het is zeker niet nodig om bekende mensen uit te nodigen. Een mama die balletlerares of portretfotograaf is, een papa die muzikant of kapper is, een oma met een bloemenwinkel die bloemencreaties maakt... zijn voorbeelden van kunstige beroepen.

16

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 16

28-05-2009 20:18:15


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 2: geld in het laatje Doel

• Het verloop van een theaterbezoek kennen (van de aankondiging tot de afloop van de voorstelling). • Zich ervan bewust worden dat de inkomsten van een theater niet alleen van de kaartjesverkoop komen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 10 en 11 extra materialen: papier, stiften, lege cd-hoesjes, kapstok, kleerhangers, namaakgeld, kassa, glazen, frisdrank ...

Klasgesprek

De kinderen verzamelen rond de thematafel en vertellen wat ze hebben meegebracht.

Richtvragen

• Zijn er tickets of programmaboekjes bij van optredens die jullie zelf gezien hebben of jullie ouders? • Waar waren jullie als je ouders naar een optreden gingen? Was er een babysit? • Hebben jullie zelf al op een podium gestaan? • Hoe weet je dat er een optreden of een tentoonstelling is? • Hoe kun je een ticket of entreekaartje bestellen?

Bespreek met de kinderen wat er allemaal voorafgaat aan een voorstelling. Er komt reclame in de krant, in een brochure van je stad of gemeente, op televisie, op de radio, op de computer. Bekijk samen een aantal voorbeelden. Dan bekijken jullie hoe je een plaats, ticket of entreekaartje kunt bestellen. Dat kan via de telefoon of via de computer, of soms gewoon aan de balie, de kassa of het loket. En wat gebeurt er allemaal net voor de voorstelling, tijdens de pauze en na de voorstelling? Bespreek het afhalen van de tickets aan het loket, het weghangen van de jassen in de vestiaire, het kopen van een programmaboekje, het controleren en afscheuren van het kaartje als je binnengaat, het aanwijzen van de plaatsen. Tijdens de pauze kunnen de mensen een drankje kopen. Na de voorstelling blijven sommige mensen napraten in de foyer (of café), kopen sommigen een boek of cd, blijven een hapje eten, enz.

• de kinderen hebben voor deze les allerlei folders, programmaboekjes, tickets van concerten, tentoonstellingen, ... mee naar school gebracht

Aan de slag

De kinderen gaan in groepjes van vier aan de slag. Ze krijgen allemaal de opdracht om als ‘theater of concertzaal’ geld te verdienen. Er zijn verschillende opdrachten: • het verkopen van de tickets aan de balie • het weghangen van de jassen in de vestiaire • het verkopen van programmaboekjes en het controleren van de tickets • het verkopen en bezorgen van drank tijdens de pauze en nadien • het verkopen van boeken of cd’s Twee kinderen spelen het koppel dat naar het theater gaat. De andere twee werken in het theater. Samen bereiden ze hun opdracht voor (ze maken tickets, ze maken een decor of een onderdeel ervan, ze oefenen hun deel van de presentatie). Bespreek telkens na ieder groepje het geheel van de presentatie.

Richtvragen

• Vonden jullie de mensen van het theater vriendelijk? • Wat was de prijs van wat je verkocht? Klopt dat volgens jullie? • Wat was er leuk aan de presentatie?

Werkboek

Op p. 10 van het werkboek geven de kinderen aan in welke volgorde het bezoek aan een theater verloopt. Op p. 11 verbinden ze verschillende geldbedragen met de juiste producten/diensten van het theater.

17

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 17

28-05-2009 20:18:16


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

les 3: de tijd vliegt Doel

• Ervaren dat handen op eenvoudige wijze als instrument gebruikt kunnen worden. • Ervaren dat de tijd sneller lijkt te gaan als je iets leuks doet. • Durven experimenteren met ritme, geluiden, instrumenten.

Materiaal en voorbereiding

• kopieerblad 4 • cd-speler • instrumenten: triangel, xylofoon, fluitje, kazoo, trom, sambaballen, ...

Klasgesprek

Vraag aan de kinderen wie van hen een instrument kan bespelen. Gezien hun jonge leeftijd zijn er wellicht nog geen kinderen die al naar de muziekschool gaan of muzieklessen volgen. Maar een aantal kinderen hebben zeker al kennis gemaakt met een instrument thuis (bijvoorbeeld een ouder die piano speelt, een grotere broer of zus), of hebben al muziek gemaakt in de kleuterklas, of gewoon thuis op potten en pannen, fluitjes, kazoos, rammelaars. Vertel dat het meest eenvoudige instrument je eigen handen zijn. Je hebt ze altijd bij en je kunt er verschillende geluiden mee maken. Laat de kinderen een fragment beluisteren van flamencomuziek met handengeklap.

Richtvragen

• Hoeveel muzikanten heb je gehoord? • Klappen ze steeds op dezelfde manier in de handen? • Hoe denk je dat ze in of met de handen klappen?

Aan de slag

• Laat de kinderen in tweetallen experimenteren met geluiden die ze met hun handen kunnen maken. Denk hierbij aan klappen met holle handen of met vlakke handen, alleen of per twee tegenover elkaar, knippen met je vingers, snel klappen, traag klappen, enz. Laat enkele kinderen hun geluid voordoen. De andere kinderen proberen hetzelfde geluid na te bootsen. • De volgende opdracht is de volgende: het ene kind kijkt een minuut lang naar een zandloper die doorloopt. Het andere kind klapt een minuut lang mee in de handen op de flamencomuziek. Daarna worden de rollen omgedraaid. Welk van de opdrachten was het snelst voorbij? 18

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 18

• per 2 kinderen: een zandloper • zoek vooraf naar de geschikte flamencomuziek

• Samen maken jullie een muziekstukje met de handen. Teken eventueel een partituur op het bord (bijvoorbeeld 4 x handen klappen, 4 x handen in elkaar wrijven, 4 x klappen tegen handen van je vriendje, 4 x handen klappen). Bedenk samen een andere variant. • Probeer ook te spelen met ritme. Klap een ritme in de handen voor. Wie kan dit nadoen? Laat enkele kinderen ook een ritme voorklappen. • Luister samen naar een stukje muziek (live optreden) waarbij de mensen mee in de handen klappen en eindigen met een enthousiast applaus. Laat de kinderen hetzelfde doen zodat ze het verschil ervaren tussen meeklappen op een ritme en een applaus geven. • De kinderen mogen nu een eenvoudig instrument uitkiezen. Ook nu geef je de opdracht: een minuut lang muziek maken en een minuut lang naar een zandloper kijken. Bespreek met de kinderen hun gevoel hierbij. Wat leek het snelst voorbij te zijn? • Samen zoeken jullie uit welk instrument het langst geluid kan maken (na bijvoorbeeld één aanslag, één keer blazen, één keer bewegen ...). Denk hierbij bijvoorbeeld aan een triangel, een gong of een xylofoon.

Kopieerblad

Op kopieerblad 4 staan eenvoudige partituren aan de hand van tekeningen. De kinderen mogen in tweetallen oefenen en maken zelf een nieuwe partituur. Ook zijn er twee opdrachten met een zandloper. De kinderen duiden aan bij welke opdracht de tijd het snelst voorbij lijkt te gaan.

28-05-2009 20:18:17


thema 8 • op het podium

kunstige beroepen

aanvullende activiteiten Fotograafjes

Met een digitaal fototoestel kunnen kinderen echte foto’s maken. Het resultaat kunnen ze op de computer zien. Ze oefenen het door de lens kijken met één oog of ze kijken op het scherm. Ze letten op dat ze hun vingers niet voor de lens houden. Niet bewegen! En wie wil zich verkleden om een kunstig model te zijn?

Dirigenten

Bekijk samen een fragment van een dirigent en zijn orkest. Wat doet de dirigent met zijn rechterhand en zijn linkerhand? Met de rechterhand slaat hij de maat. Met de linkerhand geeft hij de sfeer aan: harder, zachter, een accent, een instrument dat moet beginnen, enz. Zijn twee handen doen dus verschillende dingen. Moeilijk! Probeer het ook eens: teken met je rechterhand een cirkel in de lucht en met je linkerhand een streep van boven naar onder. Wat gebeurt er?

In en rond het podium

Indien jullie deze periode werken aan een echt optreden met de klas of de school, dan is het misschien leuk om ook te denken aan de omkadering, zoals het maken van entreekaartjes, programmaboekjes en affiches. Maar denk ook aan de hapjes en drankjes tijdens de pauze, het weghangen van de jassen in de vestiaire, het aanwijzen van de plaatsen, het verkopen van cd’s of dvd’s van het optreden. En wie zorgt er voor de decors, de kleding, de make-up?

Een eigen tentoonstelling

De kinderen weten nu dat er allerlei kunstvormen zijn. In een tentoonstelling kun je ook uiteenlopende kunstvormen laten zien. Foto’s, schilderijen en beelden zijn voor de hand liggend. Maar ook muziek, installaties, mime, haarkapsels, enz... zijn leuk om te laten zien / horen. En echte kinderen kunnen in de tentoonstelling meedoen. Denk maar aan een expressiemuur. In de muur zitten gaten waardoor de gezichten van kinderen zichtbaar zijn. Door een combinatie van make-up en mime krijg je een expressiemuur. Uiteraard is deze expressiemuur beperkt open...

Boekenhoek

Verzamel met de kinderen boeken over allerlei activiteiten die op het podium gedaan kunnen worden: goochelen, ballet, streetdance, toneel, moppen vertellen, circus, acrobatiek, enz. De kinderen gebruiken deze boeken om hun voorstelling voor te bereiden. De boekentafel kan aangevuld worden met boeken over instrumenten, toneelkledij en accessoires, en kunstige beroepen. Zie ook Lees alles over... Op het podium. De informatieve boeken uit deze serie van Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Voetenmuziek

Zoals je in de flamencomuziek je handen gebruikt, kun je ook je voeten gebruiken zoals bij tapdans en ook bij flamenco. Laat de kinderen experimenteren met tikken, stampen, met de hakken tegen elkaar slaan, schuifelen. Ze mogen ook zelf een voetenpartituur schrijven en uitvoeren.

19

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 19

28-05-2009 20:18:18


thema 9

onderzoeken

20

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 20

28-05-2009 20:18:20


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

overzicht van het thema onderzoeken Hoe werkt dat? Hoe kan dat? Wat is dat? Kinderen zijn van nature nieuwsgierig. Ze spelen, ontdekken en experimenteren de hele dag en stellen naar aanleiding daarvan volop vragen. Op die manier leren ze de wereld beter kennen en begrijpen. Vandaar dat de kinderen in de volgende lessen en de hoek aan de slag gaan met allerlei onderzoekjes, experimenten en activiteiten die te maken hebben met licht en schaduw, met verschillende geluiden, met het verschijnsel magnetisme en met energie zoals elektriciteit. Vooral door zelf ervaringen op te doen, ontdekken de kinderen spelenderwijs hoe de verschillende natuurkundige verschijnselen die ze in het dagelijks leven tegenkomen nu eigenlijk werken.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Wat zie ik?

Tijdens een schimmenspel zien de kinderen de schaduw van verschillende voorwerpen. Ze raden welke voorwerpen het zijn. In de hoek experimenteren de kinderen met hun eigen schaduw. Ze spelen het schimmenspel en proberen handschaduwbeelden te maken.

Les 1: Wat hoor ik?

De kinderen ervaren dat geluiden waarneembaar zijn door de trillingen die ze voortbrengen. De kinderen gaan met verschillende geluidenproefjes aan de slag. Ze leren hoge en lage, zachte en harde tonen onderscheiden en experimenteren met muziekinstrumenten.

Les 2: Wat doet een magneet?

Met behulp van enkele proefjes laat u de aantrekkingskracht van een magneet zien. De kinderen experimenteren zelf volop met magneten. Ze ontdekken welke voorwerpen wel of niet door een magneet aangetrokken worden en dat een magneet ook door materiaal heen de aantrekkingskracht behoudt.

Les 3: Het werkt, het werkt niet

Kinderen zien in hun omgeving verschillende toestellen werken. De verwarming zorgt ervoor dat het in de winter warm is. Ze ontdekken dat hiervoor energie nodig is. Ze experimenteren met toestellen op batterijen en elektriciteit. Stopcontacten, verlengsnoeren, oplaadbare batterijen... wat zijn dat? Veel aandacht gaat naar veiligheid en zuinigheid.

Lesdoelen • Kunnen experimenteren met licht en schaduw. • Kunnen herkennen van voorwerpen en personen aan de schaduw. • Ontdekken hoe je een schaduw duidelijker kunt maken.

• Weten dat geluid zich verplaatst door trillingen. • Kunnen herkennen welk geluid door welk voorwerp gemaakt wordt. • Kunnen ordenen van geluid (hoog/laag en hard/ zacht)

• Onderscheiden van voorwerpen die wel of niet magnetisch zijn. • Ervaren van de afstotende en aantrekkende kracht van magneten. • Ontdekken dat magnetische kracht door voorwerpen heen werkt.

• Ontdekken dat er energie nodig is om toestellen te laten werken. • Verschillende soorten van energie kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht). • Weten hoe je veilig en zuinig omgaat met energie.

21

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 21

28-05-2009 20:18:21


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Hé, hoe kan dat?

Veilig de wereld rond - Onderzoeken

Thema

De natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen is de motor voor allerlei leerervaringen. Hoe werkt gereedschap? Wat is de verklaring voor de proefjes die gedaan worden? De kinderen schrijven verslagen, maken een weetboek en leggen de resultaten van onderzoekjes vast in grafieken.

Met de activiteiten in de hoek en de lessen doen de kinderen ervaring op met licht en schaduw, magnetisme, geluid en energie. Ze ontdekken hoe deze natuurkundige verschijnselen werken en leren veilig en zuinig omgaan met energie.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen op onderhoudende wijze iets vertellen over een zelfgekozen onderwerp.

Op basis van ervaringen met proefjes over licht en schaduw, magnetisme, geluid en energie trekken de kinderen conclusies over de werking van deze verschijnselen.

Centrale woorden

het alarm • de deurkruk • de zaklamp • de schroef • de spijkers • de paperclip • de punaise • de hamer • de zaag • de tang • de schroevendraaier • de boor • repareren

de schaduw • het schimmenspel • de omtrek • de hoge toon • de lage toon • de trilling • het muziekinstrument • de magneet • magnetisch • aantrekken • afstoten • de energie • zuinig • de batterij • elektriciteit

Thematafel

Op de thematafel wordt gereedschap gelegd. De kinderen maken er weetteksten bij.

De thematafel kan aangevuld worden met de materialen van het circuit met de geluidsproefjes en de materialen nodig in les 3 (batterijen, snoeren, stekkers, radio, lampjes, enz.)

Themawand

Mogelijkheden voor het vullen van de themawand: • het woordweb over gereedschap • de grafieken van de onderzoekjes • de vraag en antwoordmuur (thematip) • verslagen van de proefjes

De themawand kan worden aangevuld met silhouettekeningen en foto’s van de activiteiten rondom geluid en magnetisme.

22

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 22

28-05-2009 20:18:22


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

hoek: wat zie ik? Doel

• Kunnen experimenteren met licht en schaduw. • Kunnen herkennen van voorwerpen en personen aan de schaduw. • Ontdekken hoe je een schaduw duidelijker kunt maken.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 9 • kopieerblad 5 en 6 extra materialen: overheadprojector, beamer of een spot van 60 W, groot laken (wit), lange lat, touw met haak (katrol), voorwerpen die een duidelijke schaduw

Introductie van de hoek

Zet de spot achter het laken. Zet een tafel tussen het laken en de spot. Leg de voorwerpen en de doos op de tafel. Verduister de klas vervolgens en voer een schimmenspel op. Leg een kind met ‘buikpijn’ op de tafel achter het laken. U ‘opereert’ het kind met de haak aan het touw (katrol). Doe alsof u allerlei voorwerpen uit zijn buik haalt. Laat de schaduw van elk voorwerp steeds duidelijk zien door het dicht bij het laken te houden. Leg het voorwerp daarna in de doos. Vraag de kinderen na afloop van welke voorwerpen ze de schaduw hebben gezien. Pak de doos en controleer samen of dat klopt. Laat de kinderen raden welk voorwerp niet in het schimmenspel gebruikt is maar al in de doos zat. Maak duidelijk dat schaduw ontstaat als het licht door iets wordt tegengehouden. Bij een schaduw zie je alleen nog de omtrek van een voorwerp. Met je eigen lijf kun je ook allerlei schaduwen maken.

Richtvragen

• Hoe maak je schaduw? • Welk voorwerp kwam niet uit de buik van …?

Hoekopdrachten

De kinderen werken in groepjes van vier en voeren de opdrachten van het hoekenboek uit. Laat de kinderen ook experimenteren met handschaduwen. Ze kunnen de handschaduwbeelden van kopieerblad 5 namaken.

geven (papieren hart, schaar, schroevendraaier, liniaal, grote spijker, hamer, knuffelbeer) doos, tafel • hang de lat met het laken aan het plafond (in de hoek) • stop van tevoren één voorwerp in de doos zonder dat de kinderen dat zien

• Experimenteer met het maken van schaduwen. Probeer elkaar te herkennen aan je schaduw. • Twee kinderen spelen het schimmenspel waarbij de een de ander ‘opereert’. De toeschouwers raden welk(e) voorwerp(en) wel en niet werden gebruikt bij het schimmenspel. • Zoek in de klas nieuwe voorwerpen die je bij het spel kunt gebruiken. • Speel het schimmenspel nog een keer. Leg de voorwerpen na afloop weer terug. • Pak kopieerblad 6. Trek een lijn van een voorwerp naar de bijbehorende schaduw. Teken daarna zelf de schaduw van de muis.

Afsluiting

Bespreek ter afsluiting van de hoek het herkennen van diverse voorwerpen die tijdens de ‘operatie’ uit de buik kwamen. Hoe dichter het voorwerp bij het laken werd gehouden, hoe duidelijker de vorm te herkennen was. Bespreek ook het katrolsysteem. Het maken van herkenbare handschaduwen lijkt makkelijker dan het is. Bespreek hoe de kinderen dat ervaren hebben.

Tip

Heeft u er al eens aan gedacht om een schimmenlokaal te maken voor de kleuters en het eerste leerjaar? Dit kan ook een hoek zijn in de speelzaal. Op die manier kunnen alle materialen blijven staan en kan er regelmatig geëxperimenteerd worden.

23

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 23

28-05-2009 20:18:23


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 1: wat hoor ik? Doel

• Weten dat geluid zich verplaatst door trillingen. • Kunnen herkennen welk geluid door welk voorwerp gemaakt wordt. • Kunnen ordenen van geluid (hoog/laag, hard/zacht).

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 12, 13 en 14 extra materialen: 12 voorwerpen waarmee u geluid kunt maken (zoals: sambaballen, triangel, klokkenspel, castagnetten, trom, fluitje, lepel in kopje, water in een emmer gieten, kazoo, rainmaker, houten staaf en stokje, enz), 2 dezelfde glazen flessen,

Klasgesprek

Start de les met de door u verzamelde voorwerpen. Maak geluid met ieder voorwerp. Bespreek welke geluiden een hoge of lage toon maken en welke geluiden hard of zacht klinken. Vertel dat het geluid bestaat uit trillingen die het oor kan waarnemen. Laat de kinderen voelen wat een trilling is door ze hun vingertoppen tegen hun hals te laten houden terwijl ze iets zeggen. Speel een raadspelletje met de voorwerpen. Een kind krijgt een blinddoek. Een ander kind maakt een geluid met een van de voorwerpen. Het geblinddoekte kind raadt het voorwerp.

Richtvragen

• Hoor je een hoge of lage toon? • Klinkt het geluid hard of zacht? • Wat maakt heel veel lawaai?

Aan de slag

De kinderen voeren verschillende opdrachten uit die te maken hebben met geluiden. Ze werken in kleine groepjes in circuitvorm en volgen de instructie op p. 14 van het werkboek. Leg de proefjes kort uit. Op uw teken schuiven de kinderen door naar de volgende opdracht. Terwijl de kinderen bezig zijn, loopt u rond en stelt vragen. De uitleg hieronder is mogelijk nog te moeilijk voor kinderen in het eerste leerjaar, belangrijk is dat u de informatie heeft ter verdieping. • Flessentest: door twee dezelfde glazen flessen te gebruiken hoor je in de ene fles wat je in de andere zegt. De fles waar je in praat gaat trillen door het praten. Daardoor gaat de lucht er omheen trillen. De

5 identieke glazen, lepel, 2 blikjes en een draad, een plastic pot, elastiek, stuk huishoudfolie, deksel blikken doos, houten lepel, zout • verbind de blikjes vooraf: maak een gaatje in de bodem, doe de draad erdoor en maak aan de binnenkant een dikke knoop • span vooraf huishoudfolie over de pot (met een elastiek)

lucht om de fles bij je oor gaat ook trillen. De fles bij je oor trilt het liefst op die manier en gaat ook trillen. Daardoor kun je de geluiden in de andere fles horen. • Van hoog naar laag: hoe voller het glas hoe hoger de toon. Geluid beweegt zich voort in een golfbeweging. Als de golfjes heel kort zijn, dan hoor je een hoge toon; als de golfjes langer zijn, dan hoor je een lage toon. In een vol glas is er maar weinig plaats voor de golfjes van het geluid (dus een hoge toon). • Als je met een (houten) lepel op een metalen deksel slaat, dan gaan de zoutkorrels op het vel van huishoudfolie dansen. Dat komt ook weer door de luchttrillingen of geluidsgolven. • Hoor je mij? Door de draad goed strak te houden worden geluidstrillingen overgebracht naar het andere blik. De trillingen gaan langs de draad.

Werkboek

De kinderen nemen hun werkboek p. 12 en 13 en omcirkelen alle voorwerpen, mensen of dieren die volgens hen geluid maken. Er is één geluid dat veroorzaakt wordt door waterverspilling (lekkende kraan). Maar ook de tv die aanstaat (terwijl niemand kijkt), is verspilling van energie. Bespreek de opdracht nadien klassikaal.

24

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 24

28-05-2009 20:18:23


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 2: wat doet een magneet? Doel

• Kunnen onderscheiden van voorwerpen die wel of niet magnetisch zijn. • Ervaren van de afstotende en aantrekkende kracht van magneten. • Ontdekken dat magnetische kracht door voorwerpen heen werkt.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 12, 13 en 15 extra materialen: per tweetal een staafmagneet en een liniaal, touw, glas, doos met diverse voorwerpen

(paperclip, punaise, gum, potlood, wijnkurken, watten, eurocentjes, enz.), grote doos spijkers, stukjes karton, speelgoedtreintjes met magneten

Klasgesprek

Aan de slag

Laat het glas met de paperclip zien. Vul het glas met water. Vraag wie de paperclip uit het glas krijgt zonder het glas om te keren en zonder natte handen te krijgen. Laat zien hoe u de paperclip met behulp van een magneet via de zijkant van het glas omhoog beweegt en uit het glas haalt. Probeer hetzelfde te doen met een gum in het glas. Bespreek dat sommige materialen magnetisch zijn en sommige niet.

Richtvragen

• Waarom krijg ik met een magneet de paperclip wel uit het glas en de gum niet? • Welk soort materiaal wordt door de magneet aangetrokken? (voorwerpen van ijzer en nikkel) • Heeft de magneet nog kracht als je iets tussen de magneet en het voorwerp houdt?

De kinderen voorspellen bij de voorwerpen uit de doos of ze aangetrokken worden door de magneet. Laat zien of ze gelijk hebben. Doe dit ook met een stuk papier of een kartonnetje ertussen. Een leuk tovertrucje voor thuis: je kunt met een staafmagneet onder tafel bepaalde voorwerpen op tafel doen bewegen. Een staafmagneet trekt met de ene kant een andere magneet aan en met de andere kant wordt dezelfde magneet afgestoten. Hang een magneet aan een touw. Een kind houdt het touw vast. Beweeg eerst met de ene kant van een andere magneet richting de magneet aan het touw, dan met de andere kant. Benoem de begrippen aantrekken en afstoten. Bij speelgoedtreintjes, die door middel van magneten aan elkaar geklikt worden, is dit afstoten en aantrekken ook merkbaar.

De kinderen voeren verschillende opdrachten uit die te maken hebben met magnetisme. Ze werken in tweetallen en volgen de instructie op p. 15 in het werkboek. Leg de proefjes van tevoren kort uit. Terwijl de kinderen bezig zijn, loopt u rond in de klas en stelt eventueel vragen. • Wat? Zoek in de klas vijf voorwerpen die worden aangetrokken door de magneet. • Hoeveel? Hoeveel spijkers kunnen volgens jou onder elkaar aan de magneet blijven hangen? • Floep! Kijk met behulp van een liniaal vanaf welke afstand de aantrekkingskracht van een magneet op een spijker werkt. • Hop! Welke dingen gaan omhoog? Doe de test.

Werkboek

Bekijk en bespreek de praatplaat p. 12 en 13.

Richtvragen

• Welke voorwerpen op de tekening worden door de magneet aangetrokken, denk je? • Welke voorwerpen werken met een magneet (of waarin zit een magneet)? (magneten om briefjes op te hangen tegen de koelkast, het speelgoedtreintje, het spel met de vislijn, in een luidspreker, in sommige kookplaten)

25

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 25

28-05-2009 20:18:24


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

les 3: het werkt, het werkt niet Doel

• Ontdekken dat er energie nodig is om toestellen te laten werken. • Verschillende soorten van energie kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht). • Weten hoe je veilig en zuinig omgaat met energie.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 16 en 17 thematafel met extra materialen: radio, waterkoker, stopcontact, stekkers, verlengsnoeren, oplaadbare batterijen, gewone batterijen, lampjes (bv. leds, spaarlampen), lader voor batterijen, tandwielen, wekker op

batterijen en op stroom, een speeltje op batterijen, informatieve boeken en prenten. • vraag voor deze activiteiten misschien de hulp van een handige ouder

Klasgesprek

nadien aan de rest van de klas laten zien. Indien u voldoende tijd wilt uittrekken voor deze activiteit, kunt u de groepen ook telkens laten doorschuiven zodat elke groep alle opdrachten uitvoert. • Groep 1: onderzoekt stopcontacten en stekkers, verlengsnoeren, een oude waterkoker, ... (uiteraard op een tafel, en niet op het stroomnet aangesloten). • Groep 2: vergelijkt oplaadbare batterijen en gewone wegwerpbatterijen en zoekt uit in welke toestellen je batterijen stopt. • Groep 3: zoekt uit welke toestellen en apparaten ze kennen en wat ze voortbrengen (geluid, beweging, warmte, licht) en bekijken o.a. tandwielen. • Groep 4: zoekt uit hoe je zuinig kunt omgaan met energie (en bekijkt ook de spaarlampen en leds) • Groep 5: zoekt uit hoe je veilig omgaat met energie (via prenten, boeken, internet en hulp van de leerkracht)

Vraag enkele kinderen om vooraan in de klas te komen staan. Ze krijgen allemaal een vreemde opdracht: • leerling 1 vraag je om de radio aan te lopen • leerling 2 vraag je om het licht aan te blazen • leerling 3 vraag je om water te koken door met een lepel op de waterkoker te kloppen Wellicht lokken deze opdrachten grappige toestanden uit en gelach van de kinderen. Er klopt niets van wat de leerkracht vraagt. Hoe moet het dan? • de radio moet in het stopcontact • het licht doe je aan via de schakelaar (of via een stekker in het stopcontact) • water kook je op het vuur of met een waterkoker

Richtvragen

• Wat zorgt ervoor dat de radio, het licht en het vuur werkt? (elektriciteit) • Kan het ook anders? (bijvoorbeeld batterijen, zonnepanelen, ... m.a.w. energie))

Maak een onderscheid tussen enerzijds de voorbeelden die ons niet meteen geld kosten (lopen, blazen, kloppen) en de voorbeelden die we moeten betalen (elektriciteit, batterijen). Vertel dat we voor alles wat we doen energie nodig hebben. Kennen ze nog voorbeelden? Denk maar aan aardolie voor de auto en de verwarming (of aardgas), door te eten en te drinken kunnen wij bewegen, de zon doet planten groeien, windkracht doet een windmolen draaien.

Aan de slag

De kinderen gaan in viertallen aan de slag. Ze krijgen allemaal een andere opdracht om op onderzoek uit te gaan. Het is de bedoeling dat ze hun ontdekkingen 26

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 26

Het is tijdens deze activiteit uiteraard nodig om de kinderen te begeleiden. Indien u de hulp van een handige ouder kunt inroepen, is dit zeker aangewezen. De kinderen maken gebruik van informatieve kinderboeken, prenten en echte materialen. Indien u de groepen niet laat doorschuiven, presenteren de kinderen hun werk aan de andere groepjes. Ondersteun hen voldoende.

Werkboek

De kinderen werken in tweetallen aan de werkbladen p. 16 en 17. Op het eerste werkblad zoeken ze welke toestellen en voorwerpen elektriciteit nodig hebben om te werken en duiden aan welke lampen weinig verbruiken. Op het tweede werkblad tekenen ze een stopcontact, een stekker, een verlengsnoer en een lamp. Ze duiden ook aan welke situaties gevaarlijk zijn. Bespreek de opdrachten samen.

28-05-2009 20:18:25


thema 9 • hé, hoe kan dat?

onderzoeken

aanvullende activiteiten Schaduwtikkertje

Speel op een zonnige dag buiten schaduwtikkertje. Als de tikker op je schaduw staat, ben je af.

Silhouettekening

Maak van de kinderen een silhouettekening op wit papier. Ze knippen de tekening uit en plakken hem op zwart papier. Herkennen ze elkaar?

Schaduw op de speelplaats

Teken ’s morgens de omtrek van de schaduw van een kind met stoepkrijt op het plein. Laat de kinderen voorspellen wat er met de schaduw gebeurt als het kind vanmiddag op hetzelfde punt gaat staan. Controleer ’s middags of de voorspelling uitkomt. Leg uit dat de plaats van de schaduw verandert doordat de zon (de lichtbron) dan vanaf een andere kant op het kind schijnt.

Hoe maak je zo’n schaduw?

Maak tweetallen. De een neemt buiten een zelfgekozen houding aan, de ander tekent de omtrek van de schaduw op het plein. Op uw teken lopen de kinderen naar de schaduwtekening van een ander tweetal. Ze proberen aan de hand van de schaduw in dezelfde houding te gaan staan.

Hoorspel

Statisch maken

Maak een opgeblazen ballon statisch door met de ballon over je kleren te wrijven. Houd de ballon bij je haar en bekijk wat er gebeurt. Het lijkt alsof de ballon magnetisch is geworden.

Fietsen

Bekijk hoe je door te bewegen energie kunt opwekken. Laat enkele kinderen op de speelplaats rijden met een fiets die beschikt over een dynamo en verlichting. Vertel iets meer over de werking van tandwielen.

Boekenhoek

Verzamel in de boekenhoek kinderencyclopedieën en andere informatieve boeken. Vul de hoek aan met boeken over proefjes rondom allerlei natuurkundige onderwerpen (de serie Verrassende proeven met… is heel geschikt). Laat kinderen hun vragen over allerlei onderwerpen in de boeken opzoeken. Met behulp van de proefjesboeken kunnen de kinderen zelf proefjes voorbereiden en aan de klas laten zien. Zie ook Lees alles over... Hé, hoe kan dat?, uit de informatieve serie van Zwijsen. De thema’s sluiten aan bij Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

De kinderen maken een hoorspel. Ze bedenken een verhaal en geluiden die het verhaal ondersteunen. Ze verzamelen de voorwerpen om de geluiden mee te maken. Ze oefenen het verhaal een paar keer zodat ze weten wanneer welk geluid aan de beurt is. De een leest het verhaal voor, de ander maakt de geluiden.

Visspel

De kinderen maken een visspel. De hengel bestaat uit een stokje waaraan een magneet hangt. De vissen worden uit karton geknipt en versierd. Op iedere vis wordt een ijzeren fiche of paperclip geplakt.

27

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 27

28-05-2009 20:18:26


thema 10

leven en laten leven

28

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 28

28-05-2009 20:18:28


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

overzicht van het thema leven en laten leven In de lente liggen kinderen graag op hun buik om insecten of plantjes te bestuderen. Ze rennen achter een vlinder aan of maken een ketting van madeliefjes. Vaak vragen kinderen om een doosje of bokaal, zodat ze hun beestje kunnen meenemen in de klas. Gaatjes in het deksel zorgen voor frisse lucht en blaadjes dienen als voedsel. De kinderen bestuderen insecten en spinnen, zaden en pitten en leren meer over moeder en jong. Ten slotte gaat de aandacht naar verloren dieren en het dierenasiel.

Overzicht van de activiteiten Hoek: Kriebelbeestjes

De kinderen gaan buiten op zoek naar een insect of spin. Ze bekijken verschillende aspecten van het insect of de spin, bijvoorbeeld de leefomgeving, het uiterlijk en wat een insect of spin eet. De bevindingen noteren ze op het kopieerblad. De kinderen zoeken op om welke soort insect of spin het gaat en verzamelen er meer informatie over.

Les 1: Zaden en pitten

Lesdoelen • Kunnen onderscheiden en beschrijven van verschillende insecten of spinnen. • Weten dat een insect of een spin het beste leeft in zijn eigen omgeving. • Weten hoe zorgvuldig om te gaan met insecten en spinnen.

De kinderen bekijken de verschillende vormen en grootte van zaden van diverse soorten groente en fruit. U vertelt hoe de zaadjes van planten verspreid worden. De kinderen ontdekken dat niet alle soorten fruit of groente zaden bevatten. Ze gaan zelf zaadjes planten en zien hoe planten groeien.

• Weten dat ons voedsel (deels) van planten afkomstig is. • Weten dat er verschillende manieren van verspreiding van zaden zijn. • Begrijpen dat zaad uitgroeit tot een plant en op die manier het leven verder zet.

Les 2: Moeder en jong

• Zich kunnen verwonderen over de geboorte van een dier en de band tussen moeder en jong. • Van een aantal boerderijdieren weten hoe ze verzorgd worden, waar ze meestal verblijven en wat ze in ruil aan de mens ‘geven’. • Weten hoe men de moeder, de vader en het jong van een aantal boerderijdieren noemt en hoe hun onderlinge relatie is betreffende bescherming, verzorging.

De kinderen proberen zoveel mogelijk informatie te verzamelen over dieren in hun omgeving en hun jong. Ze bezoeken dieren in een boerderij, bekijken een geboorte (bijvoorbeeld van kuikentjes die uit het ei komen), zien de moeder hun jong beschermen en voeden.

Les 3: Dieren in nesten

De aandacht gaat nu naar dieren die verzameld zijn in een asiel. Hoe zijn ze daar terecht gekomen? Hoe worden ze er verzorgd? Waarom doen mensen hun huisdier weg? Wat als een dier uitbreekt of verloren loopt?

• Weten wat de taken zijn van de dierenbescherming en het dierenasiel. • Bereidheid tonen om dieren te beschermen en respect tonen voor mensen die hieraan werken. • Begrijpen dat je beter geen huisdier aanschaft als je je niet grondig hebt voorbereid. 29

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 29

28-05-2009 20:18:29


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Verzamelen

Veilig de wereld rond - Leven en laten leven

Thema

Kinderen verzamelen graag mooie spullen: schelpen, stenen, plaatjes, enz. Kern 10 speelt daarop in: de kinderen maken van hun klas een echt museum met allerlei verzamelingen. Centraal staat het vertellen over de verzamelingen, het maken van catalogi, affiches en uitnodigingen.

Het verzamelen van dieren en spullen uit de natuur is aanleiding tot lessen over insecten, spinnen en zaden. De natuurverzamelingen kunnen aan het museum in de klas toegevoegd worden. Op de boerderij en in het dierenasiel zitten dan weer andere dieren die door mensen moeten verzorgd worden.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen op onderhoudende wijze vertellen over een gebeurtenis of onderwerp en hun eigen ervaring daarmee.

De kinderen stellen zoveel mogelijk vragen op de boerderij en in het dierenasiel. Ze verwoorden hun gevoelens bij het zien van verloren dieren.

Centrale woorden

sparen • ruilen • iets dubbel hebben • verzamelen • de verzameling • de tentoonstelling • het museum • bewonderen • uitleggen • normaal • speciaal • bijzonder • ouderwets

het insect • de spin • het vergrootglas • het zaad • de pit • de vrucht • verspreiden • het jong • beschermen • voeden • het dierenasiel • de dierenbescherming • informeren

Thematafel

De thematafel wordt gebruikt om de verzamelingen van de kinderen tentoon te stellen. Afhankelijk van de meegebrachte verzamelingen zullen meerdere tafels nodig zijn.

De tentoonstellingen over insecten, pitten en zaden krijgen ook een plaatsje in de klas.

Themawand

Op de themawand komen de toelichtingen en het plaatmateriaal bij de diverse tentoonstellingen te hangen.

De themawand wordt aangevuld met de ingevulde kopieerbladen, de affiches of folders over het dierenasiel, de tekeningen van insecten en de woordspinnen over boerderijdieren.

30

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 30

28-05-2009 20:18:30


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

hoek: kriebelbeestjes Doel

• Kunnen onderscheiden van verschillende insecten of spinnen. • Weten dat een insect of spin het beste leeft in zijn eigen leefomgeving. • Weten hoe zorgvuldig om te gaan met insecten en spinnen.

Materiaal en voorbereiding • hoekenboek plaat 10 • werkboek p. 18 en 19 • kopieerblad 7 (per kind)

Introductie van de hoek

De kinderen komen rondom de thematafel staan. Je hebt een plastic bak (bijvoorbeeld een bak voor cavia’s) gevuld met zand, enkele plantjes, wat gras en bladeren, een minihuisje, en wat heuveltjes erin gemaakt. Dit wordt het huisje van enkele insecten en spinnen waarover jullie gaan leren.

Richtvragen

• Welke insecten kennen jullie al? • Waar vind je spinnen of insecten? • Wat heb je nodig om een spin of een insect mee naar de klas te brengen?

De kinderen krijgen per 2 een bokaaltje en een passend deksel met gaatjes. Ze nemen een potlood en kopieerblad 7 (best op een karton met klem) om buiten insecten te tekenen. Bespreek dat de kinderen zorgvuldig moeten omgaan met insecten en spinnen. Ze moeten de beestjes niet met een pincet of vingers pakken, maar met een boomblad op een ander blad schuiven. Vervolgens leggen ze dit blad in een potje. Ze mogen niet schudden met het potje.

Hoekopdrachten

De kinderen werken in groepjes van twee. Het is leuk en leerzaam als er zoveel mogelijk verschillende insecten en spinnen getekend en beschreven worden. Ze observeren het insect of de spin eerst in zijn leefomgeving. De ingevulde kopieerbladen worden in de hoek aan de muur gehangen. Ter verdieping legt u informatieboeken in de hoek, zodat kinderen meer over hun insect of spin te weten kunnen komen.

extra materialen: enkele vergrootglazen, informatieve boeken over spinnen en insecten, een caviakooi (bak) • vul de bak vooraf met zand, enkele plantjes, gras, bladeren, zet er een huisje in, maak wat heuveltjes

• Zoek op het schoolplein een insect of spin. Bekijk het dier in zijn leefomgeving. • Stop het insect of de spin zorgvuldig in een potje. • Bekijk het insect of de spin met het vergrootglas en vul het kopieerblad in. • Zet het diertje in de bak in de klas (of zet het terug op de plaats waar je het gevonden hebt).

Afsluiting

Een aantal insecten en spinnen worden in de bak in de klas gezet. De bak wordt bovenaan afgesloten (liefst doorzichtig met gaatjes). De kinderen vertellen over hun bevindingen. Bespreek met de kinderen hoe je kunt zien of het om een insect of een spin gaat (een spin heeft acht poten, een insect zes. Een spin heeft een kopborststuk en een achterlijf, een insect een kop, borststuk en achterlijf). De kinderen kunnen de dieren nog heel even bekijken, vooraleer ze allemaal terug gezet worden. Ze hebben wel voedsel (blaadjes), maar geen water. En we weten ook niet zeker of ze geen ruzie zullen maken, of elkaar gaan opeten... En dat is niet de bedoeling. Bespreek samen nog de praatplaat op p. 18 en 19. Welke dieren zien ze? Welke dieren hebben ze getekend? Welke dieren zitten er in de bak in de klas?

31

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 31

28-05-2009 20:18:31


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 1: zaden en pitten Doel

• Weten dat ons voedsel (deels) van planten afkomstig is. • Weten dat er verschillende manieren van verspreiding van zaden zijn. • Begrijpen dat zaad uitgroeit tot een plant en op die manier het leven verder zet.

Materiaal en voorbereiding

zichtige plastic boterhamzakjes en elastiekjes, water, allerlei zaden en pitten • verzamel vooraf zaden en pitten (avocado, zonnebloem, radijsjes, sla, boontjes, ...) • vraag de kinderen vooraf om ieder een stuk fruit mee te brengen naar school • snijd het fruit in kleine stukjes en leg het op borden onder enkele keukenhanddoeken

Klasgesprek

ken met foto’s en op schooltelevisie (www.schooltv.nl) kun je prachtige filmpjes bekijken over zaden die zich verspreiden en tot plantjes uitgroeien.

• werkboek p. 20 • een wit blad papier (A4) en kleurpotloden per kind • paardenbloemen, zonnebloemen, zaden, ... extra materialen: appels, peren, druiven, aardbeien, appelsienen, tropische vruchten (kiwi, meloen, mango, papaya, paprika, avocado), enkele bordjes, enkele aardappelmesjes, plantenpotjes, zaaigrond, door-

De kinderen mogen rond de thematafel komen staan. Ze mogen ieder enkele stukjes fruit nemen (zonder te kijken) en moeten raden wat ze proeven. De meeste kinderen kennen wel een appel, een peer of een druif. Maar er zijn ook tropische vruchten met veel zaden (pitten) die je hen kunt laten ontdekken (kiwi, mango, ...). Vervolgens gaan jullie enkele vruchten schillen en opensnijden. Vergelijk de vorm, de grootte, de kleur. Hoe zien de pitten (zaden) eruit? Waarvoor dienen die pitten eigenlijk? Vertel dat pitten eigenlijk zaden zijn waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het volstaat om de zaden te spoelen in water en ze heel goed te laten drogen op een bord. Je kunt zo een hele verzameling aanleggen om nadien te planten. Op die manier verspreiden mensen de zaden. Planten maken zaden en die zaden moeten op een geschikt plekje terechtkomen, waar ze uitgroeien tot nieuwe planten. Om deze reis te maken kan de mens dus helpen. Maar er zijn ook andere manieren om de zaadjes te verspreiden. De natuur is slim! Wie kent er nog andere manieren? • de wind: bijvoorbeeld de parachutepluisjes van een paardenbloem • het water: zaadjes van een waterlelie drijven verder • de dieren: kleefkruid in de vacht, bessen opeten en weer verspreiden door de uitwerpselen, een wintervoorraad aanleggen van zaden (eekhoorn), insecten verslepen sommige zaden • de plant zelf: zaden wegschieten (springzaad, brem) Indien je in de omgeving van de school hiervan voorbeelden vindt, is het aangewezen om daar met de kinderen naar te gaan kijken. Eventueel kun je ook wer32

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 32

Richtvragen

• Welke soorten fruit of groenten bevatten pitten of zaden? • Welke soort heeft maar een pit en welke meerdere? • Waar dienen die zaden voor? • Hoe wordt het zaad van een plant verspreid?

Aan de slag

Jullie gaan nu samen de zaden en pitten van allerlei vruchten uitzaaien om te zien wat zich daar dan uit ontwikkelt. De zaden worden gezaaid in plantenpotten. Die dekken jullie af met plastic boterhamzakjes (wat lucht in het zakje blazen en dat over de rand van het potje trekken en met een elastiekje vastmaken). Op deze manier ontstaat een broeikastje. Als het zaad eenmaal gekiemd is en het plantje groeit, kan het zakje weggehaald worden. Leuk om te zien groeien: avocado, zonnebloemen, bonen, radijsjes en sla. Geef vervolgens ieder kind of ieder tweetal een stuk groente of fruit. De kinderen tekenen het fruit of de groente na en kleuren het in. Ze snijden het fruit of de groente doormidden en tekenen wat ze zien. Daarna schrijven ze op om welk fruit of welke groente het gaat. De tekeningen komen aan de themawand.

Werkboek

De kinderen maken p. 20 van het werkboek. Ze vullen de tekeningen over het verspreiden van zaden aan. Ook ordenen ze een aantal tekeningen van zaadje tot plant.

28-05-2009 20:18:32


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 2: moeder en jong Doel

• Zich kunnen verwonderen over de geboorte van een dier en de band tussen moeder en jong. • Van een aantal boerderijdieren weten hoe ze verzorgd worden, waar ze meestal verblijven en wat ze in ruil aan de mens ‘geven’. • Weten hoe men de moeder, de vader en het jong van een aantal boerderijdieren noemt en hoe hun onderlinge relatie is betreffende bescherming, verzorging.

Materiaal en voorbereiding

• kopieerblad 8 • werkboek p. 21 extra materialen: enkele grote vellen papier, stiften en potloden, schaar en lijm, boeken over de boerderij en dieren, eventueel computer

• plan voor les 2 en 3 tijdig een bezoek aan een boerderij en een dierenasiel • de kinderen krijgen een week vooraf de opdracht om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over dieren in hun omgeving en hun jong

Klasgesprek

Aan de slag

Bezoek samen met de kinderen een boerderij en probeer een geboorte mee te maken. Het is uiteraard niet altijd mogelijk om met een groep kinderen een kalfje of een veulen te zien geboren worden, maar het uitkomen van kuikentjes uit het ei, of het bezoeken van pasgeboren dieren is vaak ook al heel boeiend en indrukwekkend. Als de boer, de boerin of de dierenarts wil vertellen over de dieren, is dat meestal erg prettig. De kinderen kunnen hun vragen stellen en mogen de dieren aaien of verzorgen. De kinderen komen meer te weten over het leven op de boerderij en leren ook wat de mens terugkrijgt van de dieren (denk maar aan melk van de koe of geit, vlees van het varken, gezelligheid en het talent als muizenvanger van de poes). Besteed ook aandacht aan de band tussen moeder en jong. De moeder zal het jong beschermen en voeden. Ze zal het jong ook nieuwe dingen leren. Het jong volgt zijn moeder vaak, maar is toch nieuwsgierig en speels.

Richtvragen

De kinderen gaan in de klas aan de slag in groepen van vier. Ze kiezen één boerderijdier waar ze meer over willen weten. Daartoe gebruiken ze kopieerblad 8. Ze zoeken informatie in de documentatie die ze zelf meebrachten, op de computer en in de boekenhoek. Samen maken ze, op een groot vel papier, een woordspin over het betreffende dier. Er mogen ook plaatjes en tekeningen bijgemaakt worden. Ieder groepje mag zijn werkstuk voorstellen. Is er informatie over alle punten van het kopieerblad (voeding, moeder en jong, verzorging, verblijfplaats, wat krijgt de boer)? De werkstukjes komen aan de themawand te hangen.

Werkboek

Ten slotte gaan de kinderen individueel aan de slag in hun werkboek p. 21. Ze maken verzamelingen van dieren (vader – moeder – jong). Bespreek het werkblad nadien.

• Hoe wordt het dier geboren (uit een ei, uit de buik van de moeder, overdag, ’s nachts, alleen of met hulp van de dierenarts)? • Wat doet de moeder als het jong er eenmaal is? • Wat doet het jong? • Hoe noem je de vader, de moeder en het jong van enkele boerderijdieren?

33

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 33

28-05-2009 20:18:32


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

les 3: dieren in nesten Doel

• Weten wat de taken zijn van de dierenbescherming en het dierenasiel. • Bereidheid tonen om dieren te beschermen en respect tonen voor mensen die hieraan werken. • Begrijpen dat je beter geen huisdier aanschaft als je je niet grondig hebt voorbereid.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 22 en 23

Klasgesprek

Na het bezoek aan de boerderij zijn jullie naar het dierenasiel gegaan. Ook daar is een rondleiding door een medewerker het meest aangewezen. Let op de veiligheid: in een asiel zitten nogal eens dieren die vroeger verwaarloosd of mishandeld werden. Soms zijn ze erg bang of agressief. Spreek vooraf ook af met de kinderen dat ze bange dieren met rust laten.

extra materialen: papier voor affiches en folders, stiften, potloden, verf, computer en printer,...

In het dierenasiel komen bovenstaande vragen aan bod. In de klas wordt hier verder over gepraat en moeten er opdrachten gedaan worden. Maar laat de kinderen eerst spontaan vertellen over het bezoek en hun gevoelens hierbij. Het bezoeken van een dierenasiel kan voor sommige kinderen emotioneel aangrijpend zijn. Sommige kinderen willen de dieren echt helpen of willen graag een dier mee naar huis nemen. Wat niet altijd mogelijk is. Bezoek ook eens de website van de lokale dierenbescherming of het dichtstbijzijnde dierenasiel.

De kinderen gaan in tweetallen aan de slag en krijgen telkens één vraag die ze moeten oplossen (werkboek p. 22 en 23). Welke dieren zijn er allemaal welkom in het asiel? (voornamelijk honden, katten en andere huisdieren) Zijn alle dieren in het asiel zwerfdieren? (sommige dieren werden afgestaan door hun baasje of werden verwaarloosd) Welke taken zijn er allemaal in het asiel? (dieren verzorgen en voeden, bezoek dierenarts, dieren knuffelen, ermee wandelen en spelen, kooien schoonmaken en onderhouden, administratie, bezoekers ontvangen...) Hoe komt het asiel aan geld voor de verzorging? (schenkingen, een actie, collectebus, verkoop van gadgets, de stad of gemeente,...) Wat moet je doen als je een hond of een poes wilt? (je vooraf goed informeren over het ras, de verzorging, enz.) Wat doet de dierenbescherming allemaal? (zieke dieren ophalen, verwaarloosde dieren opsporen, mensen informeren, opkomen voor de rechten van de dieren, dieren verzorgen, klachten behandelen om de dieren te beschermen...) De vragen worden klassikaal besproken en waar nodig op het bord genoteerd. Aansluitend worden er affiches of foldertjes gemaakt. Eventueel werken jullie ook aan een eenvoudige weblog, bijvoorbeeld met tekeningen van de kinderen over het asiel.

Aan de slag

Werkboek

Richtvragen

• Welke dieren zijn er allemaal welkom in het asiel? • Zijn alle dieren in het asiel zwerfdieren of verloren gelopen dieren? • Welke taken zijn er allemaal te doen op een dag in het asiel? • Hoe komt het asiel aan geld voor de verzorging? • Wat is de dierenbescherming?

Er zijn een heleboel vragen over het asiel waarop je graag een antwoord zou vinden. Samen met de klas gaan jullie bovendien reclame maken voor het dierenasiel. Dat kan via een affiche, via een weblog, via foldertjes.

De kinderen noteren de oplossingen van de andere vragen ook in hun werkboek p. 22 en 23. Aan de hand van de oplossingen worden de affiches, folders of weblog gemaakt en ondernemen de kinderen bijvoorbeeld actie op school.

34

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 34

28-05-2009 20:18:33


thema 10 • verzamelen

leven en laten leven

aanvullende activiteiten Tentoonstelling: kriebelbeestjes, zaden en pitten

De kinderen leggen een verzameling aan van (boeken en informatie over) insecten en spinnen, zaaddragende planten en hun vruchten. U of de kinderen nemen het fruit of de groente waarover de kinderen informatie hebben verzameld mee naar de tentoonstelling. De kinderen zoeken plaatjes van de plant, struik of boom erbij. Als het mogelijk is kan ook de plant zelf tentoongesteld worden. Ook de potjes met de zaden van avocado, zonnebloemen, bonen, radijsjes of sla horen bij de tentoonstelling alsook de tekeningen en kopieerbladen van de kinderen. Indien jullie insecten of spinnen willen laten zien in het huisje dat in de klas stond, laat ze dan na enkele uren weer vrij.

Speciale insecten

Geef de opdracht om speciale insecten te tekenen. De kinderen zoeken in tijdschriften en boeken een aantal foto’s van insecten. Ze combineren verschillende insecten in hun tekening (bijvoorbeeld de kop van een worm, het borststuk van een lieveheersbeestje, het achterlijf van een wesp en de pootjes van een kever). De meest gekke wezens ontstaan! En wie bedenkt er nu ook een passende naam voor dit wezen?

Dier verloren

Ook kinderen in je klas kunnen een huisdier hebben dat is weggelopen. Soms kunnen huisdieren niet mee met het gezin door een echtscheiding, een verhuis naar een appartement, ... en moet er een nieuwe verblijfplaats gezocht worden. Uiteraard kan de klas dan heel wat hulp bieden door het maken van foldertjes en affiches met een foto van het dier, een weblog of door contact op te nemen met het dierenasiel en ook daar op de site een bericht van de klas te zetten.

Boekenhoek

De activiteiten in kern 10 zullen leiden tot het veelvuldig raadplegen van boeken om achter namen van allerlei dingen te komen. Leg daarom een uitgebreide verzameling informatieve boeken in de boekenhoek. Daaronder zijn zeker boeken over schelpen, stenen, insecten, spinnen, zaden, vruchten aanwezig. Zie ook Lees alles over... Verzamelen. De informatieve boeken uit de serie Lees alles over... van Zwijsen sluiten aan bij de thema’s van Veilig leren lezen en Veilig de wereld rond.

Bezoek aan een natuurmuseum of plantentuin

Er zijn nog verschillende bezoeken mogelijk die aansluiten bij dit thema. Denk maar aan het bezoeken van een vlindertuin (Knokke-Heist) of een natuurmuseum. Er zijn ook mensen met een passie voor tuinen die speciaal voor kinderen een zoekparcours hebben aangelegd i.v.m. zaden. Je vindt beslist ideeën via de site www.uitmetkinderen.be, www.europesetuinen.nl.

35

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 35

28-05-2009 20:18:34


thema 11

zinnen en regels

36

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 36

28-05-2009 20:18:36


thema 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

overzicht van het thema zinnen en regels Dit schooljaar hebben de kinderen de verschillende letters van het alfabet geleerd. Ze kunnen nu zelf boeken lezen en teksten schrijven. Er is echter een tijd geweest dat gedrukte letters en boeken nog helemaal niet bestonden. In dit thema leren de kinderen meer over het ontstaan van de boekdrukkunst. Ze komen ook meer te weten over het nut van afspraken en regels die gelden in onze klas, thuis en in de maatschappij. Als ze samen spelen, bedenken de kinderen vaak hun eigen regels. Het kan conflicten opleveren als niet iedereen zich aan de afgesproken regels houdt. Wie beslist welke regels er gelden? En waarom worden regels soms opgeschreven? Overzicht van de activiteiten Hoek: Letterstempels

Vroeger werd alles met de hand geschreven. Men ontdekte dat het werken met letterstempels effectiever en sneller was waardoor teksten vaker afgedrukt konden worden. De kinderen maken letterstempels. Ze stempelen woorden en maken geschenkpapier.

Les 1: Boeken maken

U laat enkele kinderen na elkaar een verhaal doorvertellen. De kinderen zullen ontdekken dat de laatste versie vaak niet meer helemaal klopt met wat eerst verteld is. Met behulp van woorden en zinnen kan men beter aan elkaar doorgeven wat de boodschap is. U vertelt de kinderen over het uitvinden van de boekdrukkunst en hoe boeken vroeger gedrukt werden. Ze maken zelf boeken.

Les 2: Regels en afspraken

De kinderen ontdekken waarom we in onze klas en ook in een spel bepaalde regels en afspraken hanteren. Ze zien het belang is van geschreven regels. De kinderen ontwerpen hun eigen reglement.

Les 3: Regels buiten de klas

De kinderen kennen de afspraken en regels van de klas. Maar ook buiten de klas gelden er regels en afspraken. Thuis, maar ook in het verkeer en in de wereld. Ze zien dat de politie er bijvoorbeeld is om hen te beschermen. Of dat redders in een zwembad er zijn voor hun veiligheid.

Lesdoelen • Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

• Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

• Ontdekken dat het opschrijven van regels belangrijk is. • Kunnen verwoorden van eigen mening en gevoel en inleven in de ander. • Ontdekken dat een tegengesteld belang de oorzaak kan zijn van een conflict.

• Zich bewust worden van het nut van regels in de maatschappij. • Voorbeelden kunnen geven van situaties waarin regels ons beschermen. • Inzien dat je steeds deel uitmaakt van een bepaalde ‘groep’ mensen. 37

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 37

28-05-2009 20:18:37


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Mijn lievelingsboek

Veilig de wereld rond - Zinnen en regels

Thema

Plezier in lezen is het thema van kern 11. Rondom het ankerverhaal worden allerlei activiteiten met boeken gedaan: lievelingsboeken meenemen en toelichten, het beoordelen van boeken, verkiezing van het lievelingsboek van de klas, met de klas een boek maken, praten over soorten boeken, enz.

De hoek en les 1 breiden het thema ‘Mijn lievelingsboek’ uit met activiteiten rondom de uitvinding van de boekdrukkunst. Het wetboek van de minister in het ankerverhaal is de aanleiding tot les 2. De kinderen verdiepen zich in deze les in het nut van regelgeving bij spelletjes, omgaan met elkaar in de klas en in de maatschappij.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen zich duidelijk uitdrukken bij het weergeven van hun waardering van een boek of een tekst.

De kinderen oefenen zich in kritisch naar een verhaal luisteren en dat verhaal doorvertellen. Ze overleggen over spelregels en over leefregels.

Centrale woorden

de winnaar • de verliezer • de prijs • nieuwsgierig • de aller- • de bibliotheek • lenen • uitlenen • het lievelingsboek • het leesboek • het weetboek • het doeboek • het gedicht(je) • bladeren • genieten • prachtig • vrolijk • zielig • grappig • spannend • griezelig • saai

de inkt • de letterstempel • het geschenkpapier • het patroon • herhalen • doorvertellen • uitvinden • drukken • de drukpers • de regel • de afspraak • de waarschuwing • de bescherming • de groep

Thematafel

De thematafel wordt gevuld met de lievelingsboeken van de kinderen. Stimuleer de kinderen speelgoed (puzzels, spelletjes, knuffels) bij kinderboeken mee te nemen voor op de thematafel.

De thematafel kan worden aangevuld met de gemaakte letterstempels, de materialen i.v.m. de boekdrukkunst en de materialen over regels, reglementen en tekens.

Themawand

Het woordweb dat bij dit thema gemaakt wordt, komt op de themamuur. Ook de elfjes en de grafiek van de verkiezing van het lievelingsboek worden op de themamuur gehangen.

De kopieerbladen van de kinderen komen aan de themawand (eigen reglement, eigen geschenkpapier) alsook hun deurhanger.

38

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 38

28-05-2009 20:18:38


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

hoek: letterstempels Doel

• Kunnen ontwerpen van stempels van verschillende materialen. • Kunnen uitspreken van hun voorkeur en die van een ander respecteren. • Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 11 extra materialen: bestaande letterstempels, stukjes geschenkpapier met patronen, stempelinkt, sponsjes, karton, kurk, luciferdoosjes, kroonkurken, wc-rollen, verf, kwasten, vellen niet te dik papier, kartonnen doosjes

Introductie van de hoek

De kinderen voorspellen wat sneller gaat: een zin tien keer schrijven, stempelen of typen op de computer. Houd een wedstrijd en probeer het uit. Laat zien dat met de functie kopiëren de zin op de computer nog sneller gemaakt kan worden. Meer dan 600 jaar geleden werden verhalen allemaal met de hand geschreven. Als een verhaal door veel mensen gelezen moest worden, kostte het overschrijven veel tijd. Daarom maakte men stempels van de letters. Door letterstempels aan elkaar te maken werd het een woord, woorden vormden een zin. Die zinnen konden vaker en sneller gestempeld worden dan geschreven.

Richtvragen

• Wat gaat het snelst, een zin tien keer schrijven, stempelen of typen op de computer? • Hoe worden boeken tegenwoordig geschreven? • Hoe ging dat toen er nog geen computers waren?

• hang voorbeelden van geschenkpapier (met allerlei motieven en patronen) op en leg een aantal letterstempels op de thematafel • zorg vooraf voor de knutselwerkjes (moeder- of vaderdag) die in deze les ingepakt worden (in een doos en vervolgens in geschenkpapier)

Hoekopdrachten

Bespreek de hoekopdrachten met behulp van plaat 11 van het hoekenboek. De kinderen werken in groepjes van vier. Zij voeren de besproken opdrachten uit.

• Maak allerlei stempels met kosteloos materiaal. Vorm de letters zoals je die kent (niet in spiegelbeeld). Zorg ook voor een handvat om de stempel vast te houden. Let erop dat de letter goed (leesbaar) op tafel ligt. Doe dan de lijm erop en plak het handvat vast. • Maak zelf geschenkpapier (bv. voor moeder- of vaderdag). Stempel letters of woorden, sterren of wolkjes, ... Herhaal eenzelfde patroon steeds. Plak bijvoorbeeld meerdere letters op een wc-rol en rol over het blad papier. Nu ontstaat hetzelfde woord steeds weer. • Maak een geschenkje met een doos en je geschenkpapier.

Afsluiting

Bespreek met de kinderen van welk materiaal goede stempels gemaakt konden worden. Laat verschillende kinderen hun mening verwoorden en uitleggen waarom ze dat vinden. Geef aan dat iedereen zijn eigen mening mag hebben en dat een mening niet goed of fout is. Bekijk en bespreek enkele voorbeelden van gestempeld geschenkpapier. Besteed aandacht aan het patroon of motief op papier.

39

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 39

28-05-2009 20:18:39


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 1: boeken maken Doel

• Zich kunnen oriënteren op het ontstaan van de boekdrukkunst. • Weten hoe men vroeger boeken maakte en hoe men het nu doet. • Ontdekken dat je dankzij boeken meer over verschillende onderwerpen te weten komt.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 24 en 25 extra materialen: oude en nieuwe boeken, letterstempels, oude typemachine, drukproeven (groot vel),

foto’s van oude en moderne drukpersen, carbonpapier, een oude pen met inktpot, folders met nietjes, met ringetjes en boeken die genaaid, gelijmd zijn, ...

Klasgesprek

Aan de slag

Richtvragen

Werkboek

Toen er nog geen boeken bestonden kon men verhalen alleen aan elkaar doorvertellen. Laat ervaren wat er gebeurt als een verhaal wordt doorverteld. Vier kinderen wachten op de gang terwijl u de klas een verhaal vertelt. Een kind uit de kring vertelt het verhaal zo goed mogelijk aan het eerste kind dat terug komt van de gang. Dit kind vertelt het verhaal aan het volgende, enz. Uiteindelijk vertelt het laatste kind het verhaal nog eens aan de klas. Bespreek wat er gebeurt met een verhaal als het mondeling wordt doorverteld. De kinderen komen rond de thematafel staan. Hier liggen letterstempels (aangekochte en zelfgemaakte), enkele oude boeken, eventueel een oude typemachine, drukproeven (groot vel), foto’s van oude drukpersen en moderne drukpersen, moderne boeken, een geschreven tekst, enz. Laat de kinderen twee groepen maken: wat ze denken dat ‘van vroeger’ is en wat ze denken dat ‘van nu’ is. Laat aan de hand van de materialen zien hoe men vroeger boeken maakte en hoe men dat nu doet.

• Hoe komt het dat het verhaal verandert als je het doorvertelt? • Waarom is het goed dat de boekdrukkunst is uitgevonden? • Welke voorwerpen horen bij vroeger? Welke horen bij nu?

De kinderen krijgen de kans om zelf boeken te maken: op de oude manier en op de moderne manier. Daartoe kunnen ze in allerlei hoeken aan de slag: • Een verhaal typen op de computer. De tekst wordt geprint. Van de verschillende verhalen wordt een boekje gemaakt. • Een tekst nastempelen. • Een reuzenstempel maken (A4-formaat) en het imiteren van een drukpers. • Een tekst typen op een oude typemachine. • Een tekst schrijven met eronder een vel carbonpapier. Bespreek nadien de bevindingen. Wat was leuk, niet leuk? Wat ging goed, wat ging heel traag? Eventueel leren jullie samen ook enkele manieren om van de losse vellen papier een boek te maken (dat kan met nietjes, maar het kan ook met lijm, je kunt boeken naaien, je kunt er ringetjes in maken met een apparaat). Bekijk samen verschillende boeken en folders en de wijze van binden.

Samen bekijken jullie het werkboek p. 24 en 25. Laat de kinderen nog eens verwoorden hoe een boek vroeger gemaakt werd en hoe het nu gaat.

40

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 40

28-05-2009 20:18:40


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 2: regels en afspraken Doel

• Ontdekken dat het opschrijven van regels belangrijk is. • Kunnen verwoorden van eigen mening en gevoel en inleven in de ander. • Ontdekken dat een tegengesteld belang de oorzaak kan zijn van een conflict.

Materiaal en voorbereiding • kopieerblad 9

• de kinderen mogen een gezelschapsspel meebrengen naar de klas

Klasgesprek

Kopieerblad

De kinderen mogen zelf groepjes maken en met hun vriendjes een gezelschapsspel spelen. U geeft hierbij weinig instructies en laat de kinderen een tijdje doen. Al vrij snel zal er lawaai zijn, zullen er kinderen ruzie maken of zal er een speldoos op de grond vallen. Grijp deze situatie aan om te praten over regels en waarom regels nodig zijn.

Aan de slag

Inventariseer samen met de kinderen de regels die nodig zijn om in de klas zonder problemen gezelschapsspelen te doen. Schrijf de regels in eenvoudige zinnen op het bord. Als kinderen met elkaar spelen bepalen ze vaak zelf de regels van hun spel. Laat de kinderen vertellen hoe dat gaat. Soms zijn er kinderen die ‘de baas spelen’ en bepalen wat er gebeurt, wie er mee mag doen en wat de regels van het spel zijn. Deze kinderen leggen dan hun eigen regels op aan de groep. Vaak verschillen die regels per speelmoment. Laat de kinderen vertellen of zij graag zelf de regels bepalen en wat ze ervan vinden als een ander de regels bepaalt. Maken ze er ruzie om of leggen ze zich erbij neer? Let erop dat de kinderen respectvol naar elkaar luisteren zonder elkaar te beschuldigen. Bekijk samen ook een aantal spelregels in de doos bij de gezelschapsspelen. Waarom is het handig dat ze in de doos zitten? Waarom heeft men de regels gedrukt?

De kinderen ontwerpen in groepen van 4 zelf een geschreven reglement. Ze mogen kiezen uit: • een klasreglement; • een reglement bij een spel; • een speelplaatsreglement. Er mogen tekeningen bij gemaakt worden, er mag gestempeld worden of versiering aangebracht. De kopieerbladen worden besproken en aan de themawand gehangen. Samen komen jullie met heel de klas tot één reglement (bijvoorbeeld voor de speelplaats). Bespreek met de kinderen ook de gevolgen bij het overtreden van de regels. Zijn er straffen en beloningen? Is er controle en wie oefent die controle uit? Is er een beurtrol? De kinderen leren elkaars mening respecteren.

Richtvragen

• Wat gebeurt er als er geen (spel)regels zijn? • Moeten regels altijd opgeschreven worden? • Wat vind je van een straf?

Na het bespreken van de regels mogen de kinderen verder spelen. Vraag hen nadien of het leuker was.

41

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 41

28-05-2009 20:18:41


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

les 3: regels buiten de klas Doel

• Zich bewust worden van het nut van regels in de maatschappij. • Voorbeelden kunnen geven van situaties waarin regels ons beschermen. • Inzien dat je steeds deel uitmaakt van een bepaalde ‘groep’ mensen.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 26 en 27 • een houten plankje en stiften (per kind) voor de deurhanger extra materialen: verkeersborden, gedrukte reglementen (zoals het schoolreglement), veiligheidsvoor-

schriften, symbolen en pictogrammen (gebod, verbod, gevaar), ... • liefst nodig je iemand uit in de klas die iets komt vertellen over regels. Denk maar aan een politieagent(e), een redder van het zwembad, een brandweerman (-vrouw), een stationschef

Klasgesprek

Richtvragen

Herinner de kinderen aan de spelregels, de klasregels of de speelplaatsregels. Vraag of er thuis ook bepaalde regels zijn. Staan die ook ergens geschreven? Of niet? Laat de kinderen voorbeelden zoeken. De kinderen merken ongetwijfeld dat de regels niet in elk gezin hetzelfde zijn. Ieder gezin is toch een aparte ‘groep’ van mensen. In de klas komt iemand op bezoek die toeziet of bepaalde regels gerespecteerd worden. Het gaat om regels buiten de klas en buiten je eigen huis. Wie weet over welke regels het zou kunnen gaan? Naar aanleiding van de spreker in de klas zouden jullie aansluitend een bezoek kunnen brengen aan het politiekantoor, het zwembad, de brandweerkazerne of het station. Bedoeling is voor een stuk dat de kinderen van het eerste leerjaar inzien dat ze niet bang moeten zijn van de politie, van een chef, enz... De regels die ze hanteren zijn er meestal om bepaalde groepen van mensen te beschermen, om het de mensen gemakkelijker te maken (bijvoorbeeld de treinreizigers, de kinderen van een school, de mensen in het zwembad).

• Welke tekens zeggen wat jullie niet mogen doen? • Welke tekens zeggen wat jullie moeten doen? • Waarom worden soms tekens gebruikt i.p.v. teksten, zinnen?

Werkboek

De kinderen schrijven in hun werkboek een aantal regels van in de klas, van thuis en van de omgeving waarin ze leven. Ze mogen de figuren inkleuren (agente, brandweerman, redder, stationschef). Bij een aantal verkeersborden en tekens duiden ze de juiste betekenis aan. Verder tekenen ze zelf een bordje voor hun kamerdeur (deurhanger). Wie binnengaat, moet zich aan deze regel houden. Bespreek de opdrachten nadien klassikaal.

Aan de slag

Op de thematafel liggen allerlei spullen die te maken hebben met regels en reglementen. Denk maar aan verkeersborden, een gedrukt reglement (schoolreglement), veiligheidsvoorschriften van een elektrisch apparaat, tekens op flessen, producten en medicijnen, tekens van bijvoorbeeld waterglijbanen en speeltuigen, enz... Jullie gaan op zoek naar nog meer reglementen en tekens (via internet, in de schoolbibliotheek, in folders in de klas, via een wandeling door de schoolgebouwen). De thematafel wordt uitgebreid. 42

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 42

28-05-2009 20:18:42


kern 11 • mijn lievelingsboek

zinnen en regels

aanvullende activiteiten Kaarten stempelen

De kinderen stempelen kaarten en sturen deze op naar een lievelingsvriend of -familielid. Bespreek de afspraken die er zijn om het adres op een kaart of brief te schrijven.

Elfjes stempelen

In kern 11 leren de kinderen gedichtjes met een speciale vorm, elfjes, maken. Laat de kinderen de elfjes op een groot vel papier stempelen met verschillende kleuren stempelinkt en de zelfgemaakte letterstempels. Zet daarvoor alle zelfgemaakte letterstempels op alfabet in een bak en laat de eventueel ontbrekende letterstempels bijmaken.

Onzinverhalen

De kinderen maken een onzinverhaal. Een kind start en schrijft in enkele zinnen het begin van een verhaal. Hij vouwt het papier dusdanig om dat alleen de laatste zin gelezen kan worden. Het volgende kind leest de laatste zin en gaat verder met het verhaaltje. Op die manier kunnen de kinderen het verhaal steeds langer maken. Tot slot worden de verhalen voorgelezen aan de hele groep.

Verkeerparcours

Maak op de speelplaats een verkeerparcours met kegels, hellingen, verkeersborden, enz... De kinderen hebben hun fiets meegebracht. Ze moeten zich aan de regels houden. Er is ook telkens iemand politieagent. Die kan boetes uitdelen wanneer men zich niet aan de verkeersregels houdt.

Boekenhoek

De boekenhoek wordt gevuld met verschillende boeken. Ze worden ingedeeld op soort met behulp van vier naamstroken: doeboek, weetboek, gedichtenboek, leesboek. De boeken voor de verkiezing van het lievelingsboek van de klas worden ook in de boekenhoek gezet. Vul de boekenhoek aan met boeken over de boekdrukkunst. Een wetboek en een boek met oude handschriften maken de boekenhoek compleet. Zie ook Lees alles over... Mijn lievelingsboek. Dit informatieve boek van uitgeverij Zwijsen sluit aan bij het thema.

De kroontjespen

De kinderen schrijven met inkt en een kroontjespen of veer. Laat hen ook voorbeelden zien van miniaturen en teksten geschreven met kalligrafische letters.

Bezoek

Een bezoek aan een drukkerij in de buurt is meestal wel interessant. Het zien werken van een echte drukpers is toch wel indrukwekkend. Vooral de snelheid van het drukken is voor kinderen meestal verrassend hoog.

43

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 43

28-05-2009 20:18:43


thema 12

de wereld rond

44

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 44

28-05-2009 20:18:45


thema 12 • op reis

de wereld rond

overzicht van het thema de wereld rond De wereld wordt voor kinderen steeds groter naarmate ze ouder worden. Dag en nacht, de aarde, de zon, de maan, de sterren. Er valt zo veel over te ontdekken. We zetten onze eerste stapjes in die richting. Door in hun woonwijk in de stad of in het dorp te spelen, leren ze hun omgeving beter kennen. In de vakantie gaan veel gezinnen er een paar weken op uit of worden er verschillende dagtochtjes gemaakt. Het bekende plekje thuis wordt ingeruild voor een nieuwe, spannende omgeving. Kinderen genieten daarvan. Maar wat als je op reis hulp moet vragen? En hoe ga je veilig op reis?

Overzicht van de activiteiten Hoek: Dag en nacht

Lesdoelen

U laat de kinderen kenmerken noemen van de dag en de nacht. De kinderen bekijken waar de zon staat, waar ze opkomt en ondergaat. Dit is een dagelijks terugkerend fenomeen. Ze maken kennis met de positie van de zon, de aarde en de maan ten opzichte van elkaar. In de nachthoek maken de kinderen opdrachten met behulp van een zaklamp.

• Kennismaken met op- en ondergaan van de zon en de vormen van de maan. • Kenmerken van de dag (licht) en de nacht (donker) kennen. • Kunnen herkennen van verschillende nachtdieren.

Les 1: Hier woon ik

• Ontdekken van de eigen omgeving met typische elementen uit het landschap. • Kennismaken met de kaart van België en de plaats van de school op de kaart. • Je eigen voorkeur i.v.m. woonplaats en landschap kunnen verwoorden en die van een ander respecteren.

U bespreekt met de kinderen verschillende landschappen. De kinderen vertellen elkaar waar ze wel of niet willen wonen en waarom. Op de kaart van België laat u zien waar de woonplaats van de kinderen ligt en wat er in de omgeving te vinden is. De kinderen maken een wandeling door de buurt waarbij ze letten op wat er allemaal te zien is.

Les 2: De wereld rond

U inventariseert waar de kinderen in de zomervakantie naartoe gaan of willen gaan. Blijven ze in België of gaan ze naar het buitenland? De kinderen verzamelen informatie over enkele Europese landen en spelen ‘reisbureau’.

• Ontdekken dat mensen kiezen om ver op reis te gaan, of dichtbij of helemaal niet en ieders keuze respecteren. • Ontdekken dat ieder land een eigen taal, een eigen vlag en een eigen plaatsje op de wereldbol heeft. • In groep informatie over een bepaald (Europees) land kunnen opzoeken en verwoorden.

Les 3: Gezond en veilig op reis

• Weten hoe je een reis voorbereid met aandacht voor gezondheid, transport en bagage. • De basis van EHBO kunnen toepassen, alsook hulp vragen en hulp bieden. • Aandacht schenken aan het zuinig omgaan met energie, ook onderweg.

Op reis gaan vraagt – vooral voor de ouders – heel wat voorbereiding. Onderweg is voldoende rust nodig. Gezonde voeding is ook belangrijk. Kinderen oefenen de basis van EHBO en leren om hulp vragen. Verder is er ook aandacht voor het spaarzaam omgaan met energie.

45

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 45

28-05-2009 20:18:46


thema 12 • op reis

de wereld rond

aansluiting bij Veilig leren lezen Veilig leren lezen - Op reis

Veilig de wereld rond – De wereld rond

Thema

Aan het thema ‘Op reis’ wordt in kern 12 veelzijdig aandacht besteed: zowel kamperen, op reis gaan, logeren en een dagje uit komen aan de orde. Er worden kaartjes geschreven en telefoongesprekken gevoerd. Met de klas wordt ook een verhaal gemaakt bij de prenten van het ankerverhaal.

Het thema ‘Op reis’ wordt uitgebreid met het onderzoeken van het verschijnsel dag en nacht, het bekijken van landschappen in de woonomgeving van de kinderen en het opzoeken van kenmerken van enkele andere landen van Europa. Het thema wordt afgesloten met het item ‘gezond en veilig op reis’.

Mondelinge communicatie

De kinderen kunnen een persoonlijk verhaal vertellen en daarbij het telefoongesprek als werkvorm gebruiken.

De kinderen benoemen de verschillen tussen landschappen en motiveren waarom ze in welk landschap willen wonen. Ze geven informatie over een land in het reisbureau.

Centrale woorden

de vakantie • op reis gaan • de koffer • inpakken • de rugzak • de bagage • logeren • kamperen • de tent opzetten • onderweg • de camping • de omgeving verkennen • een dagje uit gaan • een hekel hebben aan • dat is een opluchting • opgelucht ademhalen • dat valt mee • zich schamen • slingeren • mopperen

opkomen • ondergaan • de aarde • weerkaatsen • het landschap • het nachtdier • de omgeving • de woonplaats • het meer • de zee • het kanaal • de rivier • de stad • het dorp • het vervoer • de kaart • het reisbureau • de bagage

Thematafel

Op de thematafel worden spullen verzameld die met vakantie te maken hebben. Het woordweb is inspiratiebron.

De thematafel wordt aangevuld met een wereldbol, reisbrochures en gidsen en spulletjes uit diverse landen.

Themawand

De woordwebben over vakantie (kamperen, logeren, op reis, dagje uit, bagage) worden op de themawand gehangen.

De themawand wordt aangevuld met de affiches van het groepswerk over een bepaald land.

46

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 46

28-05-2009 20:18:46


thema 12 • op reis

de wereld rond

hoek: dag en nacht Doel

• Kennismaken met op- en ondergaan van de zon en de vormen van de maan. • Kenmerken van de dag (licht) en de nacht (donker) kennen. • Kunnen herkennen van verschillende nachtdieren.

Materiaal en voorbereiding

• hoekenboek plaat 12 • kopieerblad 10 en 11 extra materialen: landbouwplastic, lichtgevende sterren, nachtdieren (knuffels, foto’s), informatieve boeken, tent, zaklamp, kussens, lampje

• richt vooraf de nachthoek in: maak een donkere ruimte met landbouwplastic. Tegen het plafond zijn sterren geplakt. In de hoek liggen en hangen nachtdieren (knuffels, foto’s), en boeken over de maan, de sterren, de zon, de aarde. Er staat een tent met daarin een zaklamp, kussens en een klein, gezellig lampje.

Introductie van de hoek

Hoekopdrachten

Bespreek met de kinderen of het nu dag of nacht is en waaraan dat te zien is. Bekijk samen de stand van de zon. Vertel aan welke kant van de klas de zon steeds opkomt. En aan welke kant ze steeds ondergaat. Probeer dit de volgende dagen telkens samen te bekijken. De kinderen komen rond de thematafel staan. Laat met de zaklamp en de wereldbol zien dat het dag en nacht wordt als de aarde draait. Aan de ene kant van de aarde is het dag (licht) en aan de andere kant is het dan nacht (donker). En de maan? Geeft de maan dan geen licht, zoals de zon? De maan weerkaatst het licht van de zon. Ze geeft zelf geen licht. Soms zit de aarde een stukje in de weg, en daarom zien we dan maar een stukje van de maan. Vertel dat jullie opdrachten gaan doen met het hoekenboek. Er kunnen telkens maar 4 kinderen samen in de nachthoek.

Richtvragen

• Waarom staat de zon niet steeds op dezelfde plek? • Waar komt de zon op en waar gaat ze onder? • Waar denk je dat de zon staat als we naar huis gaan? • Ziet de maan er altijd rond uit?

Bespreek de hoekopdrachten aan de hand van plaat 12 van het hoekenboek. Er kunnen slechts 4 kinderen in de nachthoek werken.

• Zoek de sterren in de nachthoek met de zaklamp. Vul op kopieerblad 10 in hoeveel sterren je gevonden hebt. • Kruip in de tent en maak het gezellig. Maak de andere opdrachten van kopieerblad 10. • Zoek, met behulp van een zaklamp, welke nachtdieren je ziet in de nachthoek. Kleur op kopieerblad 11 de nachtdieren die je gevonden hebt.

Afsluiting

Als alle groepen in de nachthoek geweest zijn, kun je de opdrachten bespreken. Vonden de kinderen het gezellig in de tent? Laat ze vertellen wat ze in hun boek gelezen of gezien hebben. Vraag hen ook hoe de nachtdieren aangepast zijn aan het leven in het donker (grote oren, grote ogen, goede neus...). Ook de volgende dagen bekijken jullie telkens waar de zon opkomt, ’s middags staat en bij het naar huis gaan.

47

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 47

28-05-2009 20:18:47


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 1: hier woon ik Doel

• Ontdekken van de eigen omgeving met typische elementen uit het landschap. • Kennismaken met de kaart van België en de plaats van de school op de kaart. • Je eigen voorkeur i.v.m. woonplaats en landschap kunnen verwoorden en die van een ander respecteren.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 28, 29 en 30

extra materialen: grote kaart van België, post-it, groot vel papier

Klasgesprek

Richtvragen

Maak met de kinderen een wandeling door de omgeving. Wijs hen onderweg op elementen in het landschap, zoals een rivier of kanaal, een heuvel, een akker, een bos, een woongebied, een winkelstraat, enz. Geef de kinderen opdrachten en stel vragen. Bijvoorbeeld: ‘Wat zou er op deze akker groeien?’, ‘Waar mogen de auto’s in deze straat parkeren?’ of ‘Welk beroep zou men uitoefenen in dit gebouw?’. Terug op school bespreekt u de wandeling. Vraag de kinderen te vertellen wat ze gezien hebben onderweg. Hebben ze nieuwe dingen gezien? Wijs op de landkaart van België aan waar de school van de kinderen is. Plak een post-it op die plaats. Is deze plaats een stad of een dorp? Bespreek eventueel hoe ze een rivier herkennen op de kaart, de zee, de Ardennen, een grote stad. Bekijk dan samen de praatplaat in het werkboek p. 28 en 29. Bespreek de verschillen tussen de diverse landschappen. Laat het verschil benoemen tussen een rivier en een kanaal, een meer en de zee, een dorp en een stad.

• Welke landschappen passen bij ons land? • In welk gebied zou je wel willen wonen en waarom? • Zijn er gebieden waar niemand graag wil wonen?

Werkboek

De kinderen nemen hun werkboek p. 30 en schrijven de naam van hun woonplaats op. Ze vullen de antwoorden in. Bespreek met de kinderen waarom ze het wel of niet prettig vinden in de omgeving. Verder kruisen ze de foto’s aan die bij hun omgeving passen. Ze verwoorden of ze in een dorp of in een stad wonen.

Aan de slag

De kinderen kiezen een plek van de praatplaat waar ze wel zouden willen wonen. Maak tweetallen. De een vertelt de ander gedurende een minuut waarom hij deze plek gekozen heeft. Daarna mag de ander vragen stellen. Vervolgens worden de rollen omgedraaid. Turf welke plek populair is en welke niet. Maak een lijst op het bord of op een groot vel papier. Vraag de kinderen of zij de uitslag zo verwacht hadden.

48

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 48

28-05-2009 20:18:48


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 2: de wereld rond Doel

• Ontdekken dat mensen kiezen om ver op reis te gaan, of dichtbij of helemaal niet en ieders keuze respecteren. • Ontdekken dat ieder land een eigen taal, een eigen vlag en een eigen plaatsje op de wereldbol heeft. • In groep informatie over een bepaald (Europees) land kunnen opzoeken en verwoorden.

Materiaal en voorbereiding

• werkboek p. 31 • per viertal: een groot vel papier, scharen, lijm, kleurpotloden

extra materialen: wereldbol, reisbrochures, informatieve boeken over landen, foto’s,... • maak vooraf kleine zelfklevende kaartjes met de namen van de kinderen

Klasgesprek

Richtvragen

Het is bijna vakantie. Vraag de kinderen naar hun vakantieplannen. Blijven ze in België of gaan ze naar het buitenland? Maken ze uitstapjes in eigen land of blijven ze gewoon thuis? Ze kunnen ook vertellen in welk land ze ooit geweest zijn of waar ze graag naartoe zouden willen gaan. Op een wereldbol plak je de naam van het kind op het land van bestemming. Inventariseer welke landen aantrekkelijk zijn. Leg de koppeling tussen de kaart van België en het verkleinde België op de wereldbol. Bekijk samen welke landen dicht bij België liggen en welke landen ver weg. Welk kind gaat naar het verste land op reis? Gaat dat kind met het vliegtuig? Ga na of er vaker met het vliegtuig gereisd wordt als een land verder weg ligt. Bespreek ook waarom sommige mensen niet op reis gaan. Dat kan zijn omdat reizen te duur is, maar ook omwille van de gezondheid of omwille van de dieren thuis, of gewoon omdat je liefst thuis blijft.

Aan de slag

Vertel de kinderen dat ze voor een reisbureau gaan werken. In kleine groepjes gaan ze informatie verzamelen over een Europees land. Maak groepjes van vier en verdeel de landen. De kinderen verzamelen plaatjes over het betreffende land. Maak vooraf duidelijk uit welke boeken plaatjes geknipt mogen worden. Ze plakken de plaatjes op een groot vel papier en schrijven de naam van het land erbij. Ze zoeken speciale bezienswaardigheden van het land, een typisch gerecht, enz. Begeleid de kinderen bij het groepswerk. Geef hen tips en stel vragen. Kijk of alle kinderen meekunnen met het opzoeken van informatie. Vervolgens maken de kinderen samen de opdrachten in het werkboek.

• Wat doet een reisbureau? • Wat willen mensen te weten komen over het land waar ze naartoe gaan? • Wat is er zo bijzonder aan het land van jouw groepje? • Zien de mensen er anders uit? • Hoe kun je naar dit land reizen?

Werkboek

De kinderen noteren de naam van het land. Ze zoeken in een boek of op internet hoe de vlag van het land eruitziet en kleuren deze in. Daarna bekijken ze welke kenmerken bij het betreffende land horen. Ze gaan na welke taal er gesproken wordt. Wijs de kinderen erop dat in sommige landen meerdere talen gesproken worden. Dan kruisen ze aan met welk vervoer je het beste naar dit land kunt reizen. Verder noemen ze enkele leuke aspecten van het land. En de kinderen bedenken wat ze meenemen als ze naar dit land op vakantie gaan. Op het grote vel papier vullen ze een aantal gegevens van het werkboek aan (vlag, taal, vervoer). Ten slotte mag een kind uit een andere groep op bezoek in het reisbureau. De vier medewerkers van het reisbureau vertellen zoveel mogelijk over het land van hun groepswerk aan de bezoeker. Daarna komen ook de andere groepen aan bod. Besteed ook aandacht aan de andere leefgewoonten van de mensen in sommige landen. Stel vragen en laat kinderen in de klas uit een andere cultuur vertellen over hun land.

49

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 49

28-05-2009 20:18:49


thema 12 • op reis

de wereld rond

les 3: gezond en veilig op reis Doel

• Weten hoe je een reis voorbereid met aandacht voor gezondheid, transport en bagage. • De basis van EHBO kunnen toepassen, alsook hulp vragen en hulp bieden. • Aandacht schenken aan het zuinig omgaan met energie, ook onderweg.

Materiaal en voorbereiding • werkboek p. 32 en 33 • een grote reiskoffer

Klasgesprek

Speel het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee’ in een kring. Zet dan een grote reiskoffer in de kring. Wat moet je allemaal meenemen als je op reis gaat? De kinderen sommen een aantal zaken op. Passen ze in een reiskoffer of niet? Een tandenborstel, een handdoek, kledij, schoenen, enz... kunnen in een reiskoffer. Een tennisracket, een surfplank, een muziekinstrument, een ligstoel, enz... kunnen niet in een reiskoffer. Hoe kunnen we die spullen meenemen op vakantie? Bespreek dat sommige zaken meekunnen met de auto, maar niet met het vliegtuig. Of ze moeten speciaal verpakt worden. Vertel dat jullie in groepen gaan werken. Iedere groep krijgt een andere opdracht.

Aan de slag

Je verdeelt de klas in verschillende groepen. Iedere groep krijgt een stelling. Is die stelling waar of niet waar? En waarom. Dat gaan de kinderen uitzoeken. Stellingen: • Als ik op reis ga, moet ik een heleboel zaken voorbereiden. • Als ik op reis ga, moet ik hulp leren vragen en bieden. • Als ik op reis ga, neem ik best het vliegtuig. • Als ik op reis ga, neem ik liefst zoveel mogelijk mee. De kinderen werken aan de hand van hun werkboek. Daar vinden ze een aantal hulpmiddelen. Ook kunnen ze op zoek gaan in boeken of de hulp van de leerkracht inroepen. Ieder groepje presenteert zijn eigen stelling. Aan bod komen volgende onderwerpen: • Een reis voorbereiden: een reis boeken of zelf op zoek gaan naar een verblijfplaats, lezen over de

• voorafgaand aan deze les kunt u eventueel een reisbureau bezoeken of iemand uitnodigen in de klas die al heel veel gereisd heeft en boeiend kan vertellen

bestemming, een kaart aanschaffen, spullen tijdig inpakken, medicatie controleren, de auto (of fiets, of...) laten controleren, zorgen voor gezonde voeding onderweg en eventueel een moment van rust. • Hulp vragen en bieden: een kaartje met je gegevens om je hals hangen en meteen melden als je verloren bent (bv. aan een balie op een luchthaven), de weg durven vragen, gebarentaal gebruiken, een wondje ontsmetten en verzorgen, een pleister aanbrengen, zonnecrème aanbrengen, enz... • Voor- en nadelen van verschillende vervoermiddelen (snel, traag, hoog energieverbruik, hoge vervuiling, gezond, vermoeiend, gemakkelijk, ...). • Veel bagage meenemen betekent: soms extra betalen (vliegtuig, trein), veel dragen en belastend voor de rug (tenzij op wieltjes), minder plaats in de auto, vermoeiender op de fiets of op een trektocht, overbelasting (van de auto of de autobus), enz...

Richtvragen • • • •

Hoe kunnen we gezond op reis gaan? Hoe moeten we een wondje verzorgen? Wat als je verloren gelopen bent? Wat zijn de nadelen van veel bagage?

Werkboek

Het werkboek p. 32 en 33 wordt gebruikt om het groepswerk te kunnen maken. Bij de verschillende stellingen zien ze plaatjes die hen op ideeën kunnen brengen.

50

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 50

28-05-2009 20:18:50


thema 12 • op reis

de wereld rond

aanvullende activiteiten Nachtdieren

Breng een bezoek aan de nachtdieren in de dierentuin. Er zijn ook spannende verhalen en boeken te vinden over nachtdieren. Kun jij nachtdierengeluiden maken?

Nachtelijke beroepen

Wie kent er mensen die vaak of altijd ’s nachts werken? Laat de kinderen hierover vertellen. Nodig misschien eens een bakker (of een verpleegster, arbeider, krantenverdeler, ...) uit die vertelt over het werken ’s nachts. Wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen? Is het prettig of net niet? En kun je goed slapen overdag met al dat licht en de geluiden in huis of buiten?

Themawand

De kinderen maken op een deel van de themawand een ideeënwand voor dagjes uit. Ze nemen hiervoor folders en foto’s mee van attractieparken, musea, speeltuinen enz. waar ze geweest zijn of graag naartoe willen. Elk kind vertelt kort iets over zijn bijdrage.

Naar het reisbureau

Bezoek met de kinderen in groepjes een reisbureau. Laat hen enkele vragen voorbereiden.

Informatiekaart maken

De kinderen maken een kaart met informatie over zichzelf (naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer van de ouders, enz.). Aan de kaart wordt een touwtje vastgemaakt zodat het een halsketting wordt.

Vakantieland

De kinderen maken een tekening van het land waar ze in de zomervakantie naartoe gaan. Ze tekenen wat ze daar gaan doen of waarvan ze dromen. Kinderen die niet op vakantie gaan, tekenen hun fantasieland. En kinderen die uit een ander land komen, kunnen misschien een tekening maken over hun geboorteland.

Boekenhoek

De boekenhoek wordt gevuld met boeken over kamperen, op reis gaan, logeren en dagjes uit. Varieer in soorten boeken: vakantieverhalen, informatieve boeken en gidsen met ideeën voor dagjes uit. Vul de boekenhoek aan met boeken over het heelal, landschappen, landen van Europa en (kinder)woordenboekjes. Zie ook Lees alles over... Op reis, uit de informatieve serie van uitgeverij Zwijsen.

EHBO

De kinderen oefenen het verzorgen van een (namaak) wondje bij elkaar: het ontsmetten, het aanbrengen van zalf, een pleister, een verband. En ze oefenen wat ze moeten doen na het verbranden (meteen langdurig onder koud water houden!).

51

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 51

28-05-2009 20:18:51


52

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 52

28-05-2009 20:18:51


kopieerbladen thema 7 tot en met 12

53

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 53

28-05-2009 20:18:52


kopieerblad 1 • kaartlezen • thema 7

de piraat

naam __________________

De piraat zit in de mast. Hij kijkt omlaag. Teken het plan van het schip.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 54

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

54

28-05-2009 20:18:53


kopieerblad 2 • drijvende schepen • thema 7

drijven of zinken

naam __________________

Teken het resultaat altijd in dit vak .

? ? ?

+ ?

?

?

?

?

? Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 55

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

55

28-05-2009 20:18:57


kopieerblad 3 • waar houd ik van? • thema 8

ik houd van...

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 56

de we r e l d ro n d

naam _________________________

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

56

28-05-2009 20:18:59


kopieerblad 4 • de tijd vliegt • thema 8

klap klap

naam _______________________

De tijd gaat snel als ik:

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 57

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

57

28-05-2009 20:19:02


kopieerblad 5 • onderzoeken • thema 9

wat is dit?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 58

de we r e l d ro n d

naam __________________

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

58

28-05-2009 20:19:03


kopieerblad 6 • onderzoeken • thema 9

de schaduw

naam ___________________

Kies een ding of een dier. Zoek de schaduw er bij.

Teken zelf de schaduw van de muis.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 59

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

59

28-05-2009 20:19:04


kopieerblad 7 • leven en laten leven • thema 10

een insect of spin

naam __________________

Ik ben een ____________________. Ik woon __________________________________________________. Ik eet _____________________________________________________. Ik heb ______ poten en ______ vleugels. Wat vind jij van je beestje? Ik vind ____________________________________________________.

Als je nog tijd hebt … Zoek in een boek. Wat weet jij nog meer over je insect of spin?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 60

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

60

28-05-2009 20:19:04


kopieerblad 8 • leven en laten leven • thema 10

hoe leef ik?

naam ______________________

Kies een dier.

Wat eet ik?

Waar slaap ik?

Hoe verzorg ik mezelf?

Wie zijn mijn ouders?

Wat geef ik aan de mensen?

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 61

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

61

28-05-2009 20:19:05


kopieerblad 9 • zinnen en regels • thema 11

Maak je eigen regels. Versier je bord.

naam ______________________

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 62

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

62

28-05-2009 20:19:06


kopieerblad 10 • de wereld rond • thema 12

nachthoek

naam ______________________

In de nachthoek hangen ____________ sterren. Kruip in de tent . Knip het lampje aan. Maak de volgende opdracht: Wat hoort bij de nacht of de avond? Kleur het vakje zwart.

Zoek een leuk boek met je zaklamp . Lees het in de tent . Het gaat over ____________________________________________.

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 63

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

63

28-05-2009 20:19:07


kopieerblad 11 • dag en nacht • thema 12

nachtdieren

naam ______________________

vogel

vleermuis

cavia

hamster egel

hert uil

vos koe hond

olifant

Veilig

VDWR_actb_7-12-pms252.indd 64

paard

de we r e l d ro n d

• acti v i tei tenb o ek ker n 7- 12 • © Uit geveri j Z wijsen.b e

64

28-05-2009 20:19:08


uitgeverij Zwijsen.be

In dit activiteitenboek zijn de thema’s 7 t/m 12 van Veilig de wereld rond uitgewerkt. Van ieder thema is een schematisch overzicht opgenomen, waarin de lessen en doelen die bij het thema horen in een oogopslag naar voren komen. Ook wordt aangegeven op welke wijze de onderdelen van het thema aansluiten bij de betreffende kern van Veilig leren lezen. Vervolgens worden de hoek, de verschillende lessen en de aanvullende activiteiten beschreven.

CVR_actb7-12_VDWR.indd 2-3

uitgeverij Zwijsen.be

thema 7 tot en met 12 wereldoriëntatie voor leerjaar 1

30-04-2009 10:38:59


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.