Studio spelling - handleiding leerjaar 3, blok 1

Page 1

HANDLEIDING




BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Schrijf op het bord enkele woorden met -elen, -eren, -enen. Je kunt ook afbeeldingen gebruiken: knutselen, bladeren, rekenen ... Lees de woorden voor. • Welke klank hoor je in elk woord? (doffe e) • Ken je nog andere woorden die eindigen op -elen, -eren, -enen? Spel: Ik ga naar school en neem deze woorden mee ...

omgeving

Spelling

Wat ga je doen?

les

Blok 1

1

Je schrijft hoorwoorden op -eren, -elen en -enen.

LEERWERKBOEK

Op verkenning 1

Kruis de woorden met doffe e aan.

knutselen

X

Opdracht 1

oefenen

kinderen

appelen

balspel

penselen

knikkeren

deurbel

step

verf

De leerlingen verklanken alle woorden hardop en kruisen de woorden met een doffe e aan. Laat de leerlingen het verschil tussen e en de doffe e zelf ervaren door woorden hardop te verklanken.

Uitleg Hoorwoorden: je hoort een doffe e in -enen, -eren of -elen aan het einde van een woord. Je schrijft -enen, -eren of -elen. Lees verder op kaart H1. Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

H

R

Uitleg

O

hoorwoorden ‑ 1

H1

Aan de slag

woorden van de week

Je hoort een doffe e. Woorden op -eren, -elen, -enen Aan het einde2van een woord ziemet blauw Je Omcirkel deschrijft doffee.e. je vaak eren, elen of enen. Spreek de e uit zoals in de of het. korter sleutel Voorbeelden kinderen knutselen tekenen

rekenen dekbed

3

Schrijf in de juiste kolom.één ei

knutselen de appelen de eierenvlecht bladeren de kinderen Wij knutselen. Wij oefenen. prent Wij rekenen. luisteren

extra woorden veel eieren

kinderen - struikelen - hersenen - eieren - tekenen - stempelen Vul elke kolom aan met nog één woord uit oefening 2. woorden op -enen

woorden op -elen

de bladeren de hersenen de meubelen woorden opring -eren de zilveren Wij bewonderen. Wij ordenen. Wij winkelen.

H1

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 1 2

4

Een leerling begint met de zin ’Ik ga naar school en neem deze woorden mee ...’ en vult aan met een woord op -elen, -eren of -enen. De volgende leerling herhaalt en vult aan met een tweede woord. De volgende leerling voegt opnieuw een woord toe. Als er een fout wordt gemaakt, stopt de ketting.

7/05/2020 17:05:32

Neem samen de uitlegkaart door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: H voor hoorwoorden. Ze lezen de woorden van de week en eventueel de extra woorden. Betrek de leerlingen door hen woorden te laten verklanken.


Op verkenning 1

Kruis de woorden met doffe e aan.

knutselen

Woorden op -eren, -elen en -enen (doffe e) correct schrijven.

X

oefenen

kinderen

appelen

balspel

penselen

knikkeren

deurbel

step

verf

Uitleg Hoorwoorden: je hoort een doffe e in -enen, -eren of -elen aan het einde van een woord. Je schrijft -enen, -eren of -elen.

Aan de slag

Lees verder op kaart H1. Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

2

• Opdracht 2 kan ook in duo’s gemaakt worden waarbij de leerlingen naar elkaar luisteren. • Opdrachten 3-6 kunnen ook individueel gemaakt worden. • Als je de leerlingen laat samenwerken, zet je best zwakkere en sterke leerlingen samen zodat ze van elkaar leren (de zwakkere leerlingen krijgen uitleg of hulp van de sterkere leerlingen en de sterkere leerlingen moeten zich inspannen om iets uit te leggen).

knutselen

Omcirkel de doffe e.

prent dekbed

3

luisteren

Schrijf in de juiste kolom.

kinderen - struikelen - hersenen - eieren - tekenen - stempelen Vul elke kolom aan met nog één woord uit oefening 2. woorden op -enen

woorden op -elen

woorden op -eren

4

Blok 1

omgeving

Vul in en schrijf.

Kies uit: enen, eren of elen.

wink kind ord knuts Ei Vul in en schrijf. meub wink Vul de rijtjes aan. kind ord bladeren knuts Ei meub Mama gaat De

De leerlingen omcirkelen de doffe e in woorden. Er zijn ook woorden bij zonder doffe e. Je kunt zwakke spellers daar eventueel op wijzen. Laat goed verklanken.

.

zitten in de klas.

Ze

hun papieren.

Tine houdt van

omgeving

.

Opdracht 3

5

In je uit: huisenen, staaneren mooie Kies of elen. Mama gaat één

De

twee

Opdracht 4

hun papieren.

middel Tine houdt van

De leerlingen vullen woorden met -eren, -elen of -enen aan in zinnen, waarna ze de woorden nog eens volledig opschrijven.

volk

. .

zitten in de klas.

Zeblad

.

De leerlingen schrijven de meervoudsvorm of de wij-vorm.

.

wij - één Dicteer omtwee de beurt een woord van kaart H1. ik - Schrijf telkens het woord op. Kijk meteen na of het juist is.

bladeren

Schrijf het woord.

vergader Is het woord juist of fout? Kruis aan. snuffel juist fout

volk

6

vergaderen

snuffel

Vul de rijtjes aan. Dictee met twee

middel

LEERWERKBOEK

wij

vergader

Terugkijken

blad

Terugkijken

ik

oefen

lust ik wel!

In je huis staan mooie

5 6

Blok 1

lust ik wel!

4

Dictee met twee kan ook klassikaal aangepakt worden. De leerlingen corrigeren dan achteraf individueel. Een individuele kijk- en schrijfopdracht (visueel dictee) kan ook: de leerling kijkt naar een woord van de week (of een extra woord), draait de uitlegkaart weer om en schrijft het woord op.

bladeren

rekenen

Opdracht 2

De leerlingen nemen de woorden van de week van uitlegkaart H1 (eventueel de extra woorden). Ze dicteren om de beurt een woord aan elkaar. De medeleerling hakt het woord in klanken en schrijft het op. Het woord wordt meteen gecontroleerd.

vlecht

korter

LEERWERKBOEK

Opdracht 6

O

sleutel

2

Opdracht 5

R

Aan de slag

DIFFERENTIATIE

De leerlingen schrijven de woorden in de juiste kolom: -eren, -elen of -enen. Ze vullen elke kolom aan met een woord uit opdracht 2.

H

juist

oefen fout

Terugkijken

juist

fout

Dictee met twee

juist

fout

vergaderen

Foutje? Schrijf het nu juist.

- Dicteer om de beurt een woord van kaart H1. - Schrijf telkens het woord op. Kijk meteen na of hetfout juist is. juist Schrijf het woord.

Is het woord juist of fout? Kruis aan. juist

fout

juist

fout

juist

fout

juist

fout

juist

fout

Foutje? Schrijf het nu juist. 3

3

5


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • afbeeldingen (eventueel, zie Op verkenning) • uitlegkaart H1 • leerwerkboek p. 2 en 3

DIDACTISCHE INFO • Schenk veel aandacht aan het verklanken van de woorden op -eren, -elen en -eren. • Merken de leerlingen op dat de doffe e vooral voorkomt bij woorden die je langer maakt (meervoud, werkwoord …)? Schenk hier aandacht aan: dit zal het taalinzicht van de leerlingen vergroten. • Maak duidelijk dat de -n aan het einde van woorden vaak niet wordt uitgesproken (in spreektaal). Daarom kun je niet op je gehoor vertrouwen als je wilt weten of je aan het einde van een woord een n schrijft of niet. Bij meervoudsvormen en werkwoorden schrijf je de n in ieder geval wel.

In de rugzak In het tweede leerjaar maakten de leerlingen al kennis met woorden op -en, -er, -el en -e (met doffe e).

En hierna In B8Les3 passen de leerlingen de gekende regels toe om meervouden op -s, -en en -eren correct te schrijven.

6

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Gericht samenwerken in duo’s om tot een oplossing te komen.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de middelen, het middel wat je gebruikt om iets te bereiken Werkt dit middel tegen hoofdpijn? • struikelen (bijna) vallen doordat je voet ergens achter blijft steken of door een verkeerde stap te zetten Hij struikelt over een steen. of iets niet kunnen Hij struikelt over de moeilijke opdracht. • ordenen rangschikken, in een bepaalde volgorde zetten Je moet deze papieren eens ordenen!

7


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Memory-spel

omgeving

Spelling

Wat ga je doen?

les

Blok 1

2

1

Je schrijft onthoudwoorden met ei. Je let op voor het verschil tussen ei en ij.

Hang twaalf blauwe woordkaarten op het bord. Op elke woordkaart staat één van de zes nieuwe ei-woorden. Een leerling draait twee woordkaarten om en verklankt. Als de leerling een paar vindt, hangt hij ze naast elkaar aan bord. Als hij geen paar vindt, gaat de beurt naar de volgende leerling. Overloop vervolgens alle woorden: het gaat om de eitjes-ei. Teken rond de woorden een groot ei. Laat de leerlingen nog enkele woorden met ei zoeken en noteer ze erbij. Woorden met ij worden geparkeerd aan de zijkant van het bord.

Op verkenning

LEERWERKBOEK

Vul de ei-woorden in.

Opdracht 1

In de maand

m

De leerlingen schrijven een passend ei-woord in elke zin. Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat je niet kunt horen hoe je de klank ei schrijft: ei of ij. Je moet het onthouden: het zijn dus onthoudwoorden.

hebben we een schat verstopt. .

Loop eerst door de Vaar met een bootje naar het Zoek de schat in de toren van het

. .

Uitleg Uitleg O1

Onthoudwoorden: je schrijft ei.‑ 1 onthoudwoorden Lees verder op kaart O1.

woorden van de week

H R O Kruis het juiste rondje aan. Woorden met ei Lees ook de woorden van de week. Schrijf je ei of ij? Sommige woorden klinken hetzelfde. Maar je Dat kun je niet horen. schrijft ze anders, omdat het iets anders is. Dat moet je onthouden. De man zei dat hij boos was. (zei van zeggen) Zij zijn daar niet 2 Schrijf onthoudwoorden metblij ei mee. op. (zij van mensen)

de keizer (de maand) mei de wei het eiland het einde het paleis

Aan de slag

De koeien staan in de wei. (wei van weide) Wij slapen in een kamer. (wij van mensen)

De

Aan het einde van een lange reis zag de keizer een eiland met een grote groene wei. ’In de maand mei wil ik daar een groot paleis bouwen’, zei de keizer.

extra woorden de eikel de meiden de pleister het geheim vaneigen de film! weinig

Er lopen koeien in de

In mei leggen alle vogels een ei. (mei van maand) Wat een spannend Geef dat maar aan mij. (mij van mensen)

.

woont in een prachtig

Na maart en april komt

.

Vraag de leerlingen of ze het verhaaltje van het tweede leerjaar nog kennen. Je kunt dat verhaaltje en het nieuwe ook samen vertellen:

. O1

4 9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 1

Neem samen de uitlegkaart door. Maak samen een kort verhaal met de zes woorden. Schrijf de zinnen van het verhaal in een groot ei op het bord. Bijvoorbeeld:

7/05/2020 17:05:35

Het kleine meisje ging weer op reis met de trein. Ze kwam aan bij het plein, maar het kraam met het zeil en het ei waren er niet meer. Wel kwam het meisje er de keizer tegen. ’Aan het einde van een lange reis zag ik een eiland met een grote groene wei. In de maand mei wil ik daar een groot paleis bouwen’, zei de keizer. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: O voor onthoudwoorden. Ze lezen de woorden van de week en eventueel de extra woorden.

8


m

In de maand

Ei-woorden correct schrijven. Ei- en ij-woorden van elkaar onderscheiden.

hebben we een schat verstopt.

Loop eerst door de

.

Vaar met een bootje naar het

.

Zoek de schat in de toren van het

.

Uitleg Onthoudwoorden: je schrijft ei.

Aan de slag

Lees verder op kaart O1. Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

H

R

O

Aan de slag Schrijf onthoudwoorden met ei op.

• Opdrachten 2, 4 en 5 kunnen ook individueel gemaakt worden. • Moedig bij twijfel de leerlingen aan om hun uitlegkaart te gebruiken of de verhaaltjes te memoriseren.

Er lopen koeien in de

. van de film!

Wat een spannend

woont in een prachtig

De

.

Na maart en april komt

LEERWERKBOEK Opdracht 2

3

De leerlingen kleuren ei blauw en ij rood. Ze schrijven de woorden in twee rijen.

plein

blij

omgeving

4 3

Vul ei of ij in en schrijf. Lees het woord.

k

zer pal s pr s m mschrijf. sje Vul ei of ij in en zerwei of wij. Vulkin: zij, mij, mei, pal s pr s m m sje

-DeKleur de ei blauw en de ijheeft rood.een koets. - Schrijf de woorden dan in de juiste rij. Wat een prachtig

.

ei Ik heb de eerste

4 5

bij ons. op bezoek?

! is het vaak mooi weer.

Ze een aardig Watiseten

..

vanavond? .

De koeien de wei of wij. . Vul in: zij,loeien mij,inmei, Wanneer komen

bij ons op bezoek?

Terugkijken

Terugkijken

In is het vaak mooi weer. Luister naar het woord. Is het een ei-woord? Schrijf het op.

Wat eten De koeien loeien in de

LEERWERKBOEK

. vanavond? .

Terugkijken 6

plein

heeft een koets.

Na Datapril boekkomt is van

6

klein blij

.

De

Wat een prachtig Wanneer komen

5

prijs

.

Ze is een aardig

Ik In heb de eerste

rijk

meisje eiland

!

ijNa april komt

Dat boek is van

Opdracht 6

klein

ij

Opdracht 5

De leerlingen vullen om de beurt een zin aan. Ze verbeteren elkaar en staan stil bij het verschil in betekenis tussen de woorden met ei en de woorden met ij.

prijs

ei

Opdracht 4

De leerlingen werken in duo’s. Ze vullen klanken in en schrijven woorden correct. Een ij-woord houdt hen alert. • Wat moet je doen als je het niet zeker weet? Kun je het horen? De leerlingen bedenken samen wat kan helpen, bijvoorbeeld: de verhaaltjes, de uitlegkaart …

rijk

meisje eiland

De leerlingen werken in duo’s en schrijven ei-woorden bij tekeningen en in opgegeven zinnen. Opdracht 3

Lees het woord.

- Kleur de ei blauw en de ij rood. - Schrijf de woorden dan in de juiste rij.

4

. omgeving

Blok 1

2

Blok 1

DIFFERENTIATIE

5

Luister naar het woord. Is het een ei-woord? Schrijf het op.

Auditief dictee met directe feedback

Dicteer zes woorden van de week en twee ij-woorden. De leerlingen schrijven enkel de ei-woorden op. De woorden met ij zijn foppers. Draai vervolgens de woordkaarten om en laat de leerlingen hun werk controleren.

5

9


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • • •

woordkaarten met ei-woorden (zie Praktische info) afbeelding van elk ei-woord (eventueel) per leerling: blauw en rood kleurpotlood uitlegkaart O1 leerwerkboek p. 4 en 5

PRAKTISCHE INFO • Neem 12 blauwe woordkaarten. Schrijf elk ei-woord op twee kaarten: mei, de keizer, de wei, het eiland, het einde, het paleis. Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent. • Hang de woordkaarten zo op het bord dat de ei-woorden niet zichtbaar zijn. • Voor de gemakkelijkere versie schrijf je elk ei-woord eenmaal op een blauwe kaart en eenmaal op een witte kaart zodat je 6 blauwe en 6 witte woordkaarten hebt. • Zorg ervoor dat de ei-woorden ook nadien zichtbaar zijn in de klas. • Zorg eventueel voor een afbeelding van elk ei-woord.

DIDACTISCHE INFO • De leerlingen weten dat je van onthoudwoorden zoals ei en ij moet onthouden hoe je ze schrijft. Ze kennen al de te volgen strategie bij het correct schrijven van deze woorden. • Schenk ook aandacht aan de juiste uitspraak van ei. De tweeklank moet te horen zijn.

In de rugzak De leerlingen kennen al ’eitjes- en ijsjeswoorden’ uit het eerste en tweede leerjaar.

En hierna In B1les 4 leren de leerlingen ij-woorden (onthoudwoorden) correct schrijven, maar in deze les worden ze al bewust gemaakt van betekenisverschillen (bv. wij en wei) en worden ze alert gehouden door soms een ij-woord te introduceren.

10

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: een gepaste werkwijze toepassen om onthoudwoorden correct te schrijven. • Op een constructieve manier elkaar verbeteren en met feedback omgaan. • Initiatief tonen bij het bedenken van het ei-verhaal.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de pleister stukje stof met verbandgaasje voor op een wond Kom hier met je knie, dan doe ik er een pleister op! • eigen van jezelf Dat zijn mijn eigen zaken. • de eikel de vrucht van een eik De eekhoorn knabbelde aan een eikel.

11


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spelling

omgeving

omgeving

Spelling

Wat ga je doen?

les

Blok 1

3

Op verkenning Schrijf woorden in de juiste kolom.

boom

LEERWERKBOEK

bomen

Opdracht 1

In onze straat staan twee bomen. In mijn slaap lig ik soms te dromen dat een boom tot leven komt. Dan zeg ik: ‘Kom maar binnen, boom. Zet je goed en lees een boek.’ Die droom kan wel uren duren. Tot de andere boom komt gluren en me wakker maakt.

Lees samen het verhaaltje. Plaats dan samen met de leerlingen de gekleurde woorden in de juiste kolom: - de boom-woorden (Ik hoor een medeklinker op het einde van de klankgroep. Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.) - de bomen-woorden (Ik hoor een lange klinker op het einde van de klankgroep. Ik schrijf de lange klinker met één letter.)

In mijn droom heeft de boom een groot hoofd en grote voeten.

Schrijf groot en grote ook in de juiste kolom.

Uitleg Regelwoorden: hoor je aa, ee, oo of uu aan het einde van een klankgroep? Dan schrijf je a, e, o of u.

Doe dit woord per woord en laat de leerlingen telkens de regels verwoorden.

Lees verder op het stappenplan klankgroepen. Kruis het juiste rondje aan. H R O

Lees de zin: In mijn droom heeft de boom een groot hoofd en grote voeten. Laat de leerlingen de boom beschrijven: De boom heeft een groot hoofd en grote voeten.

Aan de slag Maak de rijmwoorden af.

2

LESVERLOOP

Je schrijft woorden waar je aan het einde van een klankgroep een lange klinker hoort.

Op verkenning 1

25

huren

st m b

bomen

knagen

k dr str

dr kl vr

egel

r t postz

Plaats samen met de leerlingen ook groot en grote in de kolommen. Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat we bij de bomenwoorden verschillende stappen moeten volgen: het zijn regelwoorden.

6

Uitleg Neem samen het stappenplan klankgroepen door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: R voor regelwoorden. Bespreek samen enkele voorbeelden. Geef de leerlingen mee dat ze bij twijfel dit stappenplan kunnen gebruiken.

stappenplan klankgroepen Stappenplan klankgroepen klinkers: a, e, i , o, u medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep? 1. Je hoort een medeklinker. Je schrijft wat je hoort. paar den

kas teel

2. Je hoort een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie). Je schrijft wat je hoort. flui ten

bloe men

Maar let op de regel bij deze woorden:

molen

3. Je hoort een lange klinker. Je schrijft de lange klinker met één letter op.

mollen

a

dem

ne

gen

4. Je hoort een korte klinker. Je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers. kni kker

wa ssen

stappenplan

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 7

12

7/05/2020 17:05:35


Die droom kan wel uren duren. Tot de andere boom komt gluren en me wakker maakt.

mijn droom heeft de boom een Woorden waar je aan het einde van een klankgroep eenInlange klinker hoort, correct schrijven. groot hoofd en grote voeten.

Schrijf groot en grote ook in de juiste kolom.

Uitleg Regelwoorden: hoor je aa, ee, oo of uu aan het einde van een klankgroep? Dan schrijf je a, e, o of u.

Aan de slag

Lees verder op het stappenplan klankgroepen. Kruis het juiste rondje aan. H R O

Aan de slag Maak de rijmwoorden af. huren

bomen

st m b 6

3

k dr str

De leerlingen noteren rijmwoorden.

De leerlingen schrijven de woorden met een lange klinker in de eerste kolom. Nadien vullen ze de tweede kolom aan met enkelvouden of ik-vormen.

De leerlingen maken de woorden af. Aan het einde van sommige klankgroepen hoor je een medeklinker, bij andere een lange klinker.

Schrijf woorden met een lange klank in de eerste kolom.

Vul in: o of oo.

Pak het

lepels

sturen ogen

minder

één klankgroep en een lange klinker Ik maak

stenen

een steen

pen k kboek slagr m .

Wat een vreemde

eens.

maskers

zuster

maken

Ik wil

b

.

Het is nog

pen kboek slagr m

b

Ik hou van

v

gel

.

ter mer

op mijn boterham.

z

.

Terugkijken 4 5

Vul in: o of oo. Dictee met twee

- Dicteer om de beurt een woord uit de vorige oefeningen. De winkel is al . Wat een vreemde Gebruik het stappenplan. - Kijk meteen na of het juist is. eens. Ik wil Pak het

k

Schrijf het woord.

Ik hou van

Terugkijken

LEERWERKBOEK Laat de leerlingen elk vijf woorden uit de opdrachten kiezen. Ze dicteren beurtelings de woorden aan elkaar en controleren samen de opgeschreven woorden.

omgeving

Ik maak

De winkel is al

Terugkijken Opdracht 5

één klankgroep en een lange klinker

een steen

twee klankgroepen en een lange klinker

Opdracht 4

maskers

zuster

stenen

Kijk eerst naar de voorbeelden.

4

minder

maken

Vul dan de tweede kolom aan.

Opdracht 3

omgeving

lepels

sturen ogen

twee klankgroepen en een lange klinker

3

r t postz

Schrijf woorden met een lange klank in de eerste kolom. Vul dan de tweede kolom aan.

LEERWERKBOEK

egel

dr kl vr

Kijk eerst naar de voorbeelden.

Opdracht 2

knagen

Blok 1

• Opdracht 2 kan ook in duo’s gemaakt worden. • Herhaal bij opdracht 3 eventueel nog eens het verdelen in klankgroepen. Oefen met de zwakkere spellers ook het verschil tussen lange en korte klank. Laat hen het verschil duidelijk horen en zelf ervaren. Zet bij een korte klank een puntje op het bord en bij een lange klank een streepje.

2

Blok 1

DIFFERENTIATIE

5

Is het woord juist of fout? Kruis aan.

.

Het is nog

juist

fout

juist

fout

z

v

gel

.

ter mer

op mijn boterham.

Foutje? Schrijf het nu juist.

.

Dictee met twee

- Dicteer om de beurt een woord uit de vorige juist oefeningen. fout Gebruik het stappenplan. - Kijk meteen na of het juist is. juist

Schrijf het woord.

fout

Is het woord juist of fout? Kruis aan. juist fout juist

fout

juist

fout

juist

fout

juist

fout

juist

fout

Foutje? Schrijf het nu juist.

7

7

13


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • uitlegkaart stappenplan klankgroepen • leerwerkboek p. 6 en 7

PRAKTISCHE INFO Projecteer of schrijf de zinnen op het bord. Maak twee kolommen en teken één boom boven de eerste kolom en twee bomen boven de andere kolom.

DIDACTISCHE INFO Laat de leerlingen de woorden hardop verklanken. Zo is het makkelijker om de klankgroepen te onderscheiden. In deze les gaat het enkel over woorden met klankgroepen met op het einde een medeklinker en met op het einde een lange klinker.

In de rugzak Indien er op jouw school met de kleutermethoden Dag Loeloe! en Dag Pompom! wordt gewerkt, hebben de leerlingen al kennisgemaakt met het begrip klankgroepen voor de ontwikkeling van het fonemisch bewustzijn. In de taal- en leesmethode Veilig leren lezen wordt bovendien verder gebouwd op klankgroepen voor het leren lezen. In Studio Spelling kwamen woorden met klankgroepen die eindigen op een lange klinker in leerjaar 2 al aan bod.

En hierna Het correct schrijven van woorden met klankgroepen komt in leerjaar 3 in elk blok aan bod: • B2Les1 en B3Les3: klankgroepen waar je aan het einde een korte of een lange klinker hoort • B4Les3, B5Les5, B6Les5, B7Les5 en B8Les 5: woorden met meer klankgroepen

14

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Onder begeleiding verband zien tussen nieuwe informatie en informatie waarover de leerlingen al beschikken. • Reflecteren over het leerproces: stap voor stap aan elkaar uitleggen hoe ze tot een oplossing gekomen zijn. • Leren leren: een gepaste werkwijze toepassen om regelwoorden correct te schrijven.

TIP Laat de leerlingen regelmatig de regels bespreken die ze toepassen.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de regel lijn van woorden Lees de eerste vijf regels van de tekst. of wat afgesproken is Het is een regel dat je stil bent in de klas. • gluren stiekem kijken naar iets of iemand Hij gluurde in de tuin over de muur van de buren. • klagen je ontevredenheid, pijn of verdriet laten zien of erover praten Ze klaagt over pijn in haar buik.

15


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Spel: Wat voel ik?

De leerlingen zitten per twee. Leerling 1 sluit de ogen. Schrijf een ij-woord op het bord. Leerling 2 schrijft het woord met zijn vinger op de rug van leerling 1. Die raadt het woord en fluistert het in het oor van leerling 2. Na drie woorden wisselen de leerlingen om. omgeving

Spelling

Blok 1

4

1

Zo komen de zes ij-woorden van het tweede leerjaar op het bord: ijs, vijf, wij, rij, vrij, prijs.

Wat ga je doen?

les

Je schrijft onthoudwoorden met ij. Je let op voor het verschil tussen ei en ij.

Op verkenning

LEERWERKBOEK

Maxim heeft iets moois gemaakt.

Opdracht 1

Schrijf de ij-woorden bij het juiste cijfer: pijl, lijm, vijver, dijk. 1

2

De leerlingen schrijven de ij-woorden bij het juiste cijfer. Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat je niet kunt horen hoe je de klank ei schrijft: ei of ij. Je moet het onthouden: het zijn dus onthoudwoorden.

3

2 3

1

4

4

Uitleg Onthoudwoorden: je schrijft ij. Lees verder op kaart O2. Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

Uitleg

O2

H

R

O

onthoudwoorden ‑ 2

O2

Aan de slag

Blok 1

Woorden metSpelling ij woorden van deomgeving week Schrijf je ei of2ij? Kleur de woordstukjes met ij rood. woorden klinken hetzelfde. Maar je (de) bij Wat gaSommige je doen? kiespijn Dat kun je niet horen. vijftien de dijk schrijft ze anders, omdat het iets anders is. Je schrijft onthoudwoorden met ij. vuurpijl Dat moet je onthouden. de lijm tuinvijver Je let op voor het verschil tussen en ij. aankijken Dedichtbij man zei dat hij booseiwas. zeedijkde pijl (zei van zeggen) meikever de vijver troostprijs Zij zijn daar niet blij mee. eiwit bootreis houtlijm kijken (zij van mensen)

les

ij 3 1

4

Op verkenning De koeien staan in de wei.

extra woorden

(wei van weide) Schrijf onthoudwoorden met ij op. Maxim heeft iets gemaakt. Wijmoois slapen in een kamer.

(de) mijn de tijd bijten altijd bijna zijn

Schrijf de ij-woorden hetmensen) juiste cijfer: pijl, lijm, vijver, dijk. (wijbijvan In mei leggen alle vogels een ei. 2 (mei van maand) Geef dat maar aan mij. (mij van mensen)

1 2 3 4De

houdt het water tegen. We

3

1

Bij de vijver hangt een pijl aan een boom. Die is vastgemaakt met lijm. Zo vinden we de dijk. Daar klimmen we op. We kijken naar de zee. Vraag de leerlingen of ze het verhaaltje van het tweede leerjaar nog kennen. Dat ging als volgt:

naar een grappige film.

4

Uitleg

8

Neem samen de uitlegkaart door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: O voor onthoudwoorden. Ze lezen de woorden van de week en eventueel de extra woorden. Maak samen een kort verhaal met deze zes woorden. Bijvoorbeeld:

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 2

7/05/2020 17:05:35

Op het feest moest een rij van vijf kinderen snel water doorgeven. Wij wonnen. De prijs was lekker ijs! Het werd laat, maar ach: morgen hebben we een dagje vrij!

Onthoudwoorden: je schrijft ij. Lees verder op kaart O2. Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

H

R

Aan de slag

O

LEERWERKBOEK

Aan de slag 2

Kleur de woordstukjes met ij rood. vijftien tuinvijver eiwit

3

dichtbij troostprijs

vuurpijl zeedijk

meikever houtlijm

kiespijn aankijken bootreis

Schrijf onthoudwoorden met ij op.

Opdracht 2

De leerlingen kleuren in de samenstellingen de woordstukjes met ij rood. Opdracht 3

De leerlingen schrijven woorden bij de tekeningen en schrijven in de zinnen woorden met ij. De

8

16

houdt het water tegen. We

naar een grappige film.


IJ-woorden correct schrijven. Ei- en ij-woorden van elkaar onderscheiden.

Opdracht 4

4

De leerlingen schrijven de woorden in twee rijen. Laat de correcte uitspraak van de ei-klank oefenen. Opdracht 5

De leerlingen vullen klanken in en schrijven woorden correct. Twee ei-woorden houden hen alert. • Wat moet je doen als je het niet zeker weet? Kun je het horen? De leerlingen bedenken samen wat kan helpen, bijvoorbeeld: de verhaaltjes, de uitlegkaart …

einde

paleis

wei

lijm klein

pijl

eiland

kijken

vijver

ij ei

5

Vul ei of ij in en schrijf.

v kl m l

ver ne sje

Ik zie eenden in de Je maakte een

.

fout.

Mijn zus is een mooi

p

De

z

We

!

wijst naar links.

De hond

Extra opdracht 6

De leerlingen schrijven onder elk wiel twee ij-woorden.

Schrijf in de juiste rij.

Blok 1

omgeving

b

n

t

in het kussen.

verdwaald.

Extra 6

In elk wiel staan twee woorden met ij. Schrijf ze op.

e r ij

ij

m

r

e v

w

v

ij

ij

l

l

k

j

i

n

s

p

a

s

t

l

b

b

i

i

ij

f

e

d

p

s

j

z

d

b

v

s

ij

h

v

i

LEERWERKBOEK

r

v

i

b

e

k

Terugkijken Opdracht 7

Auditief dictee met directe feedback

Dicteer de zes woorden van de week en twee ei-woorden. De leerlingen schrijven enkel de ij-woorden op. De woorden met de eitjes-ei zijn foppers. Draai vervolgens de woordkaarten om en laat de leerlingen hun werk controleren.

Terugkijken 7

Luister naar het woord. Is het een ij-woord? Schrijf het op.

9

17


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • •

rode woordkaarten met ij-woorden (zie Praktische info) per leerling: rood en blauw kleurpotlood uitlegkaart O2 leerwerkboek p. 8 en 9

PRAKTISCHE INFO • Schrijf de volgende ij-woorden op rode woordkaarten: (de) bij, de dijk, de lijm, de pijl, de vijver, kijken. Je vindt de woordkaarten in de leerkrachtassistent. • Zorg ervoor dat de ij-woorden ook nadien zichtbaar zijn in de klas.

DIDACTISCHE INFO • De leerlingen weten dat je van onthoudwoorden zoals ei en ij moet onthouden hoe je ze schrijft. Ze kennen al de te volgen strategie bij het correct schrijven van deze woorden. • Schenk ook aandacht aan de juiste uitspraak van ei. De tweeklank moet te horen zijn.

In de rugzak De leerlingen kennen al ’eitjes- en ijsjeswoorden’ uit het eerste en tweede leerjaar. In B1Les2 hebben de leerlingen geoefend op het correct schrijven van ei-woorden.

En hierna In B7Les2 en B7Les4 wordt het correct schrijven van ei- en ij-woorden herhaald.

18

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: een gepaste werkwijze toepassen om onthoudwoorden correct te schrijven. • Op een constructieve manier elkaar verbeteren en met feedback omgaan. • Initiatief tonen bij het bedenken van het ei-verhaal.

TIP Laat de leerlingen eigen variaties op het ij-verhaal bedenken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de dijk een hoger stuk grond of muur naast een zee of rivier om het land te beschermen tegen overstromingen Wandel jij graag op de dijk langs de Schelde? • de mijn ondergrondse plaats waar gesteente opgegraven wordt Steenkool komt uit een mijn. • de wijze een manier om iets te doen Op welke wijze los ik dat vraagstuk op?

19


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

omgeving

Spelling

Wat ga je doen?

les

Blok 1

5

Je schrijft regelwoorden op -d, -t, -b en -p.

Op verkenning

LEERWERKBOEK

Op het strand ligt een schelp. De krab is rood. Lies bouwt een zandkasteel met een schep. De vlechten van Sara zijn zwart.

Schrijf de woorden bij het juiste cijfer.

1

Overloop samen de woorden van de week. - Laat de leerlingen de woorden telkens verlengen. Bijvoorbeeld schub want schubben. - Bij voetstap en vriendschap leg je de nadruk op de samenstelling. Je moet beide woorddelen verlengen. - Bij rond wijs je erop dat je geen meervoud maakt. Je plaatst het voor een ander woord en maakt het langer. Bijvoorbeeld: De vijver is rond. Het is een ronde vijver.

Opdracht 1

De leerlingen schrijven de gekleurde woorden uit de tekst bij het juiste cijfer van de tekening.

1

omgeving

Spelling 2

Blok 1

5

2

Wat ga je doen?

les3

4

Je schrijft regelwoorden op -d, -t, -b en -p.

5

Op verkenning

1

Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat je niet kunt horen of je nu b of p, d of t moet schrijven. We gebruiken daar een regel voor. We noemen ze regelwoorden.

1

4

3 5 Op het strand ligt een schelp. De krab is rood. 6 Lies bouwt een zandkasteel met een schep. De vlechten van Sara zijn zwart.

6

Schrijf de woorden bij het juiste cijfer.

Uitleg

1 Uitleg 2 Regelwoorden: hoor je aan het einde van een woord p? Maak het woord langer. Dan weet je of je b of p schrijft. regelwoorden ‑1 Hoor je aan het einde van een woord t? 3 Maak het woord langer. Dan weet je of je t of d schrijft.

1 Woorden op -t, -d ofLees 4-b, -p verder op kaart R1. Hoor je t of p aan het einde R O Kruis hetvan juiste rondje aan. woorden H Sommige met b aan het einde kun Lees een woord? 5 ook de woorden van de week. je niet altijd langer maken. Maak het woord langer. Die moet je onthouden.

6

Aan de slag

Voorbeelden club, eb Je hoort kruiden Je schrijft 2 Sorteren en langer maken kruid. Let op bij samenstellingen. - Schrijf Je hoort webben → Je schrijftde woorden in de juiste kolom. - Maak het woord Op ookwelke langer.letter eindigt het eerste woord? duizend web. Maak dathet woord Regelwoorden: hoor je aan eindelanger. van een woord p? baard Je hoort begrijpen → Je schrijft Ik woord heb langer. Dan weet je of je b of p schrijft. Maak het ik begrijp. web strand Hoor je aan het einde van een woord t? → voet voetbal voeten Maak het woord langer. Dan weet je of je tbad of d schrijft. badmuts baden → krabpaal krabben → krab Lees verder op kaart R1.

Uitleg

H → stoep R O stoeprand stoepen Kruis het juiste rondje aan. Lees ook de woorden van de week.

10

woorden van de week 3

de schub de vriendschap de 5voetstap duizend 6 rond Ik knijp.

Aan de slag

extra woorden schub

de bloedworst de feestneus hand

DIFFERENTIATIE

de voetbalclub krab het spinnenweb het zakgeld slecht

R1

Aan de slag 2

Sorteren en langer maken

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 1

7/05/2020 17:05:33

- Schrijf de woorden in de juiste kolom. - Maak het woord ook langer.

schub

duizend

baard

Ik heb

hand

web

strand

Ik hoor t, maar ik schrijf d.

• Laat zwakkere spellers bij opdracht 3 eerst de woorden op -d in één kleur aanduiden en de woorden op -b in een andere kleur. Dat maakt de opdracht overzichtelijker. • Je kunt de opdrachten, of een aantal ervan, ook begeleid doornemen. Laat in dat geval alle leerlingen aan bod komen.

omgeving krab

Ik hoor p, maar ik schrijf b.

Schrijf het woord. Maak het woord langer. Schrijf het woord. Maak het woord langer.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen schrijven de woorden in de juiste kolom. Ze maken ook elk woord langer en schrijven het op. Wijs de leerlingen erop dat ze de woorden en de verlengingen goed verklanken.

10

Foutje? Schrijf het nu juist.

3

Welk woord past er bij? Vul in. vier bedden

4

- één

bed

een ronde neus - De neus is

twee antwoorden - één

zoete koekjes - De koekjes zijn

veel boten

een oude man - De man is

- één

Vul in en schrijf.

Kies uit: b of p, d of t.

broo avon

Neem het Het is

He 5

20

Neem samen de uitlegkaart door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: R voor regelwoorden. Ze lezen de woorden van de week en eventueel de extra woorden.

4

Blok 1

R1

2

kas lich ri

uit de : steek het

je nog pijn aan je gebroken

. aan. ?

Schrijf een samenstelling bij elke tekening.

. . .


Ik hoor p, maar ik schrijf b.

Bl

Ik hoor t, maar ik schrijf d.

Schrijf het woord. Maak het woord langer. Schrijf het woord. Maak het woord langer.

Woorden op -d of -t en -b of -p correct schrijven.

Foutje? Schrijf het nu juist.

Opdracht 3

3

De verlengingsregel is toegepast. De leerlingen vullen het juiste woord aan. Opdracht 4

De leerlingen vullen b of p, d of t correct in. Verklanken en verlengen is de boodschap. De leerlingen helpen en controleren elkaar.

Welk woord past er bij? Vul in. vier bedden

4

bed

een ronde neus - De neus is zoete koekjes - De koekjes zijn

veel boten

een oude man - De man is

- één

. . .

Vul in en schrijf.

Kies uit: b of p, d of t.

broo avon

Neem het Het is

He

Opdracht 5

De leerlingen schrijven bij elke tekening een samenstelling.

- één

twee antwoorden - één

5

kas lich ri

uit de : steek het

je nog pijn aan je gebroken

. aan. ?

Schrijf een samenstelling bij elke tekening.

Terugkijken DICTEE Dicteer de zes woorden van de week. De leerlingen schrijven de woorden op (een uitwisbaar bordje). Draai vervolgens de woordkaarten om en laat de leerlingen hun werk controleren.

11

21


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • •

afbeeldingen van de woorden van de week (zie Praktische info) uitwisbaar bordje (eventueel) en vodje uitlegkaart R1 leerwerkboek p. 10 en 11

PRAKTISCHE INFO Zorg voor afbeeldingen van de woorden van de week, bijvoorbeeld: twee vrienden, een voetstap, een spinnenweb, een kind dat in de arm knijpt, het getal 1000, een rond blauw blad. Je vindt deze afbeeldingen in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO • Een goede uitspraak en voldoende kennis van woorden zijn noodzakelijke voorwaarden om de verlengingsregel te kunnen toepassen. Bijvoorbeeld: het hart versus hard. • Het is ook belangrijk de leerlingen erop te wijzen dat ’verlengen’ niet automatisch ’in het meervoud zetten’ betekent, zoals bij bijvoeglijke naamwoorden (bv. groot - grote, rond - ronde). • Sommige woorden kun je niet of niet zo gemakkelijk verlengen, bijvoorbeeld eb, moed, vloed … Vertel de leerlingen dat ze die moeten onthouden. • Als de leerlingen vragen hebben over werkwoorden, kun je vertellen dat we bij werkwoorden andere regels volgen. Die komen later in het derde leerjaar aan bod.

In de rugzak De leerlingen kennen de verlengingsregel uit het tweede leerjaar: woorden op: -d of -t in B5Les1, woorden op -b of -p in B5Les4, woorden op -g of -ch in B5Les7, woorden op -gt of -cht in B6Les1. Het toepassen van de verlengingsregel werd nog verder geoefend in B6Les5 en B8Les5.

En hierna • In B2Les3 oefenen de leerlingen verder op het schrijven van woorden op -g(t) en -ch(t). • In B3Les5 passen we de verlengingsregel toe op het schrijven van woorden op -d of -t en -b of -p. • In B5Les1 schrijven ze woorden op -d of -t,-b of -p en -g of -ch.

22

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Onder begeleiding verband zien tussen nieuwe informatie en informatie waarover de leerlingen al beschikken. • Leren leren: een gepaste werkwijze toepassen om regelwoorden correct te schrijven.

TIP Verwijs deze week ook eens in andere lessen naar deze regel.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de vriendschap een band tussen mensen die elkaar vertrouwen en aardig vinden Onze vriendschap bestaat al heel lang! • schrobben poetsen met water en een harde borstel Ik schrob de vloer van de keuken. • de schub hard plaatje aan de huid van een vis of sommige andere dieren De schubben van de vis hebben mooie kleuren.

23


BLOK 1

LES 6

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

Wat ga je doen?

les

6

Blok 1

LESVERLOOP

omgeving

Spelling

25

Je herhaalt geleerde spelproblemen.

Aan de slag

Aan de slag 1

weinig

web eigen

woorden op -eren, -elen of -enen

mager

vijver

krab

wei

schelp

knutselen

lage

oefenen meisje

tekenen

dure

punt

woorden met ei

rekenen paleis

2

DIFFERENTIATIE

Schrijf de woorden in de juiste kolom.

woorden met klankgroepen die eindigen op een lange klinker

oren

woorden met ij

bij

• Geef suggesties aan de duo’s over hoe ze kunnen samenwerken: om de beurt een opdracht oplossen, controleren en vervolgens opschrijven. Of: elke leerling vult het eerste deel van de opdracht individueel in, dan vergelijken en verbeteren ze. • Geef zeker aan dat ze bij twijfel de uitlegkaarten moeten raadplegen en de strategie telkens moeten verwoorden. • Alle opdrachten kunnen ook individueel gemaakt worden.

kinderen bijna

woorden op -d of -t en -b of -p

paard

Alle opdrachten in deze les zijn herhalingsopdrachten. De leerlingen gaan aan de slag. Geef slechts een korte werkinstructie bij de opdrachten. Begeleid enkel de leerlingen die moeite hebben en zonder jouw hulp niet verder kunnen.

Zoek de woorden in de woordslang. - Vul in: d of t en b of p. - Schrijf dan de woorden op. a

ar.spi .visgra nn ou sv enwe.g el.fee

s. n

p

e

dor.k us r

a

.r

i.

LEERWERKBOEK omgeving

12

3

Vul ei of ij in en schrijf.

3

In deei of ij in en schrijf.zwemt een vis. Vul

v vb b

ver ver land p len land p ndelen m nde k mzer l m k zer l aan.m Vul het juiste woord gr Vul het juiste woord aan. zgr zw z zwd l d hl h Terugkijken Kom In deje

me spelen? zwemt een vis.

Ik vaar Kom je naar het

me spelen?

Volg denaar rodehet Ik vaar

4 4

Opdracht 1 BlokBlok 1 1

omgeving

.

! .

Dat Volgisdehet rode

van de ! film.

Na Datapril is hetkomt

. de film. van

De Na april komt

bezoekt . ons land.

Plak De het vast met

. land. bezoekt ons

Plak het vast met

.

Geen Geen zoete kleinesnoepjes, kinderen,maar maar

. .

Geen Geen lichte zoete zakken, snoepjes,maar maar

. .

Geen glazen, maarmaar Geen volle goedkope kleren,

.

Geen Geen lage volle muren, glazen,maar maar

..

Geen lage muren, maar

.

Maak de opdracht aan het bord.

Opdracht 4

De leerlingen zoeken naar tegengestelde woorden. Het gaat om woorden met een klankgroep waar je aan het einde een lange klinker hoort.

..

Geen kleren, maar Geen goedkope lichte zakken, maar

Maak de opdracht aan het bord. Terugkijken

De leerlingen herkennen woorden op -b, -p, -t, -d in de slang en vullen het woord telkens met de juiste letter aan. Ze schrijven elk woord nog eens helemaal op. Let op: paart, krat en rit zijn in principe ook juist. Vertel de leerlingen dat ze moeten proberen om van elke categorie 4 woorden te vinden.

De leerlingen vullen ei of ij in en schrijven het woord dan helemaal op.

Geen kleine kinderen, maar

5

Opdracht 2

Opdracht 3

.

5

De leerlingen schrijven elk woord in de juiste kolom.

.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 5

13 13

Geef elke leerling een kaart met een woord uit blok 1. Maak kolommen op het bord: - woorden op -eren, -elen, -enen - ei-woorden - ij-woorden - aan het einde van de klankgroep hoor je een lange klinker - woorden op -d of -t en -b of -p Laat de leerlingen nu elk hun woord in de juiste kolom plaatsen. Overloop samen.

24


De leerlingen herhalen de spelproblemen van blok1.

In deze les komen alle spelproblemen van blok 1 aan bod. Verwijs naar de woorden aan het bord. Verwijs ook naar de uitlegkaarten die bij deze les kunnen gebruikt worden. H1

hoorwoorden ‑ 1

Woorden op -eren, -elen, -enen Aan het einde van een woord zie je vaak eren, elen of enen. Spreek de e uit zoals in de of het.

woorden van de week

Je hoort een doffe e. Je schrijft e.

de appelen de eieren de kinderen Wij knutselen. Wij oefenen. Wij rekenen.

Voorbeelden kinderen knutselen tekenen

extra woorden één ei

veel eieren

de bladeren de hersenen de meubelen de zilveren ring Wij bewonderen. Wij ordenen. Wij winkelen.

H1

O1

onthoudwoorden ‑ 1

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 1

7/05/2020 17:05:32

woorden van de week

Woorden met ei Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Sommige woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat het iets anders is. De man zei dat hij boos was. (zei van zeggen) Zij zijn daar niet blij mee. (zij van mensen)

De koeien staan in de wei. (wei van weide) Wij slapen in een kamer. (wij van mensen)

de keizer (de maand) mei de wei het eiland het einde het paleis

extra woorden de eikel de meiden de pleister het geheim eigen weinig

In mei leggen alle vogels een ei. (mei van maand) Geef dat maar aan mij. (mij van mensen) O2

O1

O2

onthoudwoorden ‑ 2

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 1

7/05/2020 17:05:35

woorden van de week

Woorden met ij Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Sommige woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat het iets anders is. De man zei dat hij boos was. (zei van zeggen) Zij zijn daar niet blij mee. (zij van mensen)

ij

De koeien staan in de wei. (wei van weide) Wij slapen in een kamer. (wij van mensen)

(de) bij de dijk de lijm de pijl de vijver kijken

extra woorden (de) mijn de tijd bijten altijd bijna zijn

In mei leggen alle vogels een ei. (mei van maand) Geef dat maar aan mij. (mij van mensen) R4

R4

regelwoorden ‑ 4

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 2

7/05/2020 17:05:35

Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver!

• namen van heilige personen en zaken God Jezus Christus Allah de Heilige Geest

• namen van mensen en dieren Ahmed Els De Preter Oscar, onze poes

• samenstellingen met namen van heilige personen een Mariabeeld een Boeddhabeeld

• namen van straten, steden, dorpen en landen Kerkstraat Brussel Spanje

• namen van feestdagen Pasen Kerstmis Nieuwjaar

Suikerfeest

Samenstellingen met namen van feestdagen schrijf je met kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paaszondag Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom

stappenplan klankgroepen

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 4

Stappenplan klankgroepen klinkers: a, e, i , o, u medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

7/05/2020 17:05:34

Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep? 1. Je hoort een medeklinker. Je schrijft wat je hoort. paar den

kas teel

2. Je hoort een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie). Je schrijft wat je hoort. flui ten

bloe men

Maar let op de regel bij deze woorden:

molen

3. Je hoort een lange klinker. Je schrijft de lange klinker met één letter op.

mollen

a

dem

ne

gen

4. Je hoort een korte klinker. Je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers. kni kker

wa ssen

stappenplan

9789463681254_studio_uitlegkaarten_lj3.indd 7

7/05/2020 17:05:35

25


BLOK 1

LES 6

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

MATERIAAL • woordkaarten (zie Praktische info) • uitlegkaarten H1, O1, O2, R1 en stappenplan klankgroepen • leerwerkboek p. 12 en 13

PRAKTISCHE INFO • Maak woordkaarten met de woorden uit blok 1. Voorzie zoveel kaarten als er leerlingen zijn en zorg voor een goede verdeling van de woorden per spelprobleem. Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent. • Maak kolommen op het bord: woorden op -eren, -elen, -enen; ei-woorden; ijwoorden; aan het einde van de klankgroep hoor je een lange klinker; woorden op -d of -t en -b of -p.

DIDACTISCHE INFO Deze les is een herhalingsles van blok 1. De leerlingen krijgen de kans om de spelproblemen die in blok 1 aan bod zijn gekomen in te oefenen en zo te verankeren. Schenk ook voldoende aandacht aan een juiste uitspraak van de woorden.

26

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: een gepaste werkwijze toepassen om hoor-, regel- en onthoudwoorden correct te schrijven. • Gericht samenwerken in duo’s om tot een oplossing te komen.

AANDACHT VOOR WOORDEN Haal de woorden waarmee de leerlingen het tijdens de vorige lessen moeilijk hadden nog eens aan. Laat ze aan bod komen in een zinvolle context.

27


BLOK 1

LES 7

THEMA

signaaldictee

spelling

omgeving

25

SIGNAALDICTEE Het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen voor het signaaldictee in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: signaaldictee • Voor de leerkracht: voorleestekst signaaldictee, registratieformulier

Uitleg Het dictee bestaat uit woorden en zinnen. Woordendictee

• Lees de zinnen voor. Herhaal na elke zin het vetgedrukte woord. De leerlingen schrijven dat woord op. • Wijs de leerlingen erop dat ze het woord hardop kunnen verklanken om stil te staan bij de afzonderlijke klanken en bij de schrijfwijze. • Na elk woord kruisen de leerlingen het juiste rondje aan: bij welke spellingcategorie hoort het woord? Zinnendictee

• Lees een zin volledig voor. • Laat de leerlingen de zin hardop herhalen. • Dicteer het eerste woord en laat de leerlingen het opschrijven. Wacht tot iedereen het woord heeft opgeschreven vooraleer het volgende woord te dicteren. • Herhaal de zin nog eens helemaal en let extra op je intonatie bij vraagzinnen en zinnen met een uitroepteken. • Geef aan dat de leerlingen het schrijven van hoofdletters en leestekens niet mogen vergeten. • Ga dan over naar de volgende zin.

Nakijken en verbeteren • Schrijf (of toon) de dicteewoorden en de zinnen op het bord of geef de leerlingen een exemplaar van de voorleestekst. • De leerlingen kijken hun signaaldictee na. Ze kruisen aan of het woord goed of fout geschreven is. Ze schrijven de fout geschreven woorden correct in de laatste kolom. • Raad leerlingen die fouten gemaakt hebben aan om de betreffende uitlegkaarten nog eens door te nemen. Ze kunnen de kaarten ook gebruiken om hun fouten te verbeteren. • Het nakijken en verbeteren kan ook met z’n tweeën. Sterkere spellers kunnen zwakkere spellers op fouten wijzen, helpen verbeteren, aan jou signaleren dat hun buur niet kan volgen …

Registratieformulier • Vul het registratieformulier in op basis van het signaaldictee. • Vergelijk met de norm. Bepaal zo of de leerling geremedieerd moet worden of niet. • Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en het controledictee niet. De behaalde punten op het signaaldictee zijn dan het eindresultaat.

28


BLOK 1

LES 8

THEMA

remediëring

spelling

omgeving

25

OEFENEN EN ­REMEDIËREN Oefenen op het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de spelproblemen waarop ze de norm niet haalden in het signaaldictee (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Verwijs naar de bijbehorende uitlegkaarten. Je kunt samen met de leerlingen een stukje van elke oefening maken om hen op weg te helpen. De leerlingen werken de oefeningen individueel verder af.

29


BLOK 1

LES 9

THEMA

controledictee

spelling

omgeving

25

CONTROLEDICTEE Het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen voor het controledictee in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: controledictee • Voor de leerkracht: voorleestekst controledictee, registratieformulier Neem dit dictee enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden op het signaaldictee, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Het dictee bestaat uit woorden en zinnen. Woordendictee

• Lees de zinnen voor. Herhaal na elke zin het vetgedrukte woord. De leerlingen schrijven dat woord op. • Wijs de leerlingen erop dat ze het woord hardop kunnen verklanken om stil te staan bij de afzonderlijke klanken en bij de schrijfwijze. Zinnendictee

• Lees een zin volledig voor. • Laat de leerlingen de zin hardop herhalen. • Dicteer het eerste woord en laat de leerlingen het opschrijven. Wacht tot iedereen het woord heeft opgeschreven vooraleer het volgende woord te dicteren. • Herhaal de zin nog eens helemaal en let extra op je intonatie bij vraagzinnen en zinnen met een uitroepteken. • Geef aan dat de leerlingen het schrijven van hoofdletters en leestekens niet mogen vergeten. • Ga dan over naar de volgende zin.

Registratieformulier • Vul het registratieformulier in op basis van het controledictee. • Vergelijk met de resultaten van het signaaldictee. • De behaalde punten op het controledictee zijn het eindresultaat.

30


31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.