Studio taal - handleiding leerjaar 3, blok 1

Page 1

HANDLEIDING


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

woordenschat

omgeving

50

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Opdracht 1

1. Toon foto’s van een dierentuin (eventueel op een website). De leerlingen reageren. Wat zien ze? Informeer wie van de leerlingen al een dierentuin bezocht heeft. • Ken je een ander woord voor ‘dierentuin’? (zoo) • Wat vond je van het bezoek? Was er veel te zien? • Zijn er ook andere dingen te doen dan alleen maar dieren bekijken?

Woordenschat

1

Je leert wat je kunt doen als je een woord of zin niet goed begrijpt. Je stelt vragen om extra uitleg te krijgen.

omgeving

Blok 1

Blok 1

omgeving

Wat ga je doen?

les

Op verkenning De jongens hebben met de meisjes afgesproken links van de kiosk. 1

2. Toon foto’s van een pretpark (eventueel op een website). Bespreek op dezelfde manier.

‘Wat is een kiosk?’, vraagt Karim.

Luister naar het verhaal.op. Hij weet het niet. Lars haalt zijn schouders Joran bekijkt de plattegrond die ze aan de ingang gekregen hebben. ‘WaarJoran vinden die gaan kiosk?’, moppert hij. a en Lola naar het dierenpretpark. Lars, en we Karim samen met Sofi Karim vraagt een medewerker. De meisjes zijnhet al aan aangekomen. ‘Dag meneer, we zijneerst op zoek naartoegangskaartje de kiosk.’ De jongens moeten nog een kopen. ‘Dat is prijslijst het kleine gebouw aan je rechterkant, net voorbij het aquarium’, wijst de Op de aan de kassa staan verschillende prijzen. medewerker. ‘Wat is een aquarium?’, vraagt Lars. ‘Dat is de ruimte waar de vissen verblijven’, legt de medewerker uit. ‘Daar gaan we straks misschien eens naar binnen’, zegt Karim. Naast het aquarium staat inderdaad een klein rond gebouw. Je kunt er snoep en ijsjes kopen. ‘Is dat de kiosk?’, vraagt Lars zich hardop kinderen -3 jaar GRATISaf.

Laat de leerlingen raden wie wie is. Bespreek daarna samen. • Wat zou je allemaal kunnen zien en doen in een ‘dierenpretpark’? • Wat verwacht je dat er zal gebeuren?

LEERWERKBOEK Opdracht 1

personen < 140 cm € 15 ‘Welke kant is links?’, vraagt Karim. ‘Daar zouden de meisjes wachten.’ personen 140 cm € 25 Hij gaat met zijn rug> naar de kiosk staan. ‘Deze linkse kant?’ volwassenen +60 jaar € 20 Dan draait hij zich om. ‘Of deze linkse kant?’ Lars haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet.

Lees het verhaal voor. De leerlingen volgen mee in hun leerwerkboek. Controleer of ze het verhaal goed begrepen hebben. Bespreek kort wat er gebeurde.

Karim kijkt goed rond. Welke betalen? Hij zietprijs Lolamoeten en Sofiaze naast de kiosk staan. Joran zijn tuurtze!’, door zijn hij bril,blij. maar hij kan het niet goed zien. ‘Daar roept ‘Dag mevrouw, hoeveel kost een kaartje, De meisjes hebben de jongens ook gezienalstublieft?’ De kassierster kijkt hem vriendelijk aan. en zwaaien. ‘Jij en je vriend zien er allebei al grote kerels uit’, lacht ze. ‘Jullie moeten allebei 25 euro betalen.’ Dan wijst ze naar Lars. ‘Jij bent watvrienden kleiner. Pas je nog onder de meetlat?’ soms niet. Lars en zijn begrijpen de volwassenen Lars kijkt vragend aan en haalt zijn schouders op. Wat doen zeJoran dan? Vertel. ‘Wat bedoelt u?’, vraagt hij. De dame wijst naar een meetlat tegen de muur van de kassa. De maximale hoogte is 140 cm. Lars past er nog net onder. ‘Jij mag naar binnen voor 15 euro’, zegt de dame. Lars lacht en klapt in zijn handen. Hij huppelt vrolijk voorbij het poortje. ‘Dat is niet eerlijk’, mompelen Joran en Karim, maar ze betalen toch netjes hun toegangskaartje.

(volledige tekst op p. 5)

2

Opdracht 2

Ga samen dieper in op het verhaal. • Begrepen de kinderen uit het verhaal altijd wat de volwassenen wilden zeggen? (Nee.) • Wat begrepen ze niet? (Waarom moet Lars onder de meetlat gaan staan? Wat is een kiosk? Wat is een aquarium? ...) • Wat doen de kinderen als ze iets niet begrijpen? (Ze stellen vragen om meer uitleg te krijgen, zodat ze het wel begrijpen.) De leerlingen zoeken enkele voorbeelden in de tekst. Bespreek klassikaal.

2

Blok 1

Woordenschat

les

3

1

omgeving

Als je iets niet goed begrijpt, stel je een vraag om meer uitleg te krijgen. Kunt u dat anders zeggen?

Wat bedoelt u?

Ik begrijp dat niet goed. Kunt u zeggen wat het betekent?

Kunt u dat uitleggen, alstublieft?

In de tekst staan enkele woorden in het blauw.

Dat zijn woorden die je nodig hebt om het verhaal te begrijpen. het dierenpretpark

het toegangskaartje

de prijslijst

turen

de kassierster

de meetlat

maximaal

de kiosk

de plattegrond

de medewerker

Welke woorden kende je al? Kleur ze.

Vergelijk met je buur.

- Heeft je buur dezelfde woorden gekleurd? - Zijn daar woorden bij die jij nog niet begrijpt? Vraag aan je buur om die woorden uit te leggen.

4

Weet jij wat deze woorden betekenen?

Lees de uitleg klassikaal. Controleer of iedereen de uitleg heeft begrepen. • Welke vragen kun je stellen als je iets niet begrijpt? De leerlingen bedenken eventueel nog andere vragen. Bijvoorbeeld: Kunt u dat even herhalen, alstublieft? Benadruk dat de leerlingen altijd beleefd moeten zijn als ze een volwassene aanspreken. Ze spreken de persoon aan met ‘u’ en kunnen hun vraag inleiden met ‘Excuseer’, ‘Pardon’ ...

Aan de slag

2

Uitleg LEERWERKBOEK

Uitleg

3

3. Toon de cover van het leerwerkboek met de afbeeldingen van de vijf vrienden en leid het verhaal in. • Dit zijn Lars, Joran, Karim, Lola en Sofia. Zij gaan naar een dierenpretpark.


Blok 1

schat

Durven toegeven dat je een woord of zin niet begrijpt.

1

omgeving

Uitleg Als je iets niet goed begrijpt, stel je een vraag om meer uitleg te krijgen.

De juiste vragen stellen om extra uitleg te krijgen.

Kunt u dat anders zeggen?

Wat bedoelt u?

Ik begrijp dat niet goed. Kunt u zeggen wat het betekent?

Kunt u dat uitleggen, alstublieft?

Aan de slag Aan de slag

LEERWERKBOEK 3

• De leerlingen van aanpak 1 maken de opdrachten onder jouw begeleiding. • De leerlingen van aanpak 2 en 3 werken in duo’s per aanpak. • De leerlingen van aanpak 3 maken ook opdracht 4.

Dat zijn woorden die je nodig hebt om het verhaal te begrijpen.

4

turen

maximaal

de kiosk

de plattegrond

de medewerker

Weet jij wat deze woorden betekenen? je schouders ophalen

omgeving

Blok 1

5

Ga op verkenning in de klas.

Zijn er dingen of woorden die je niet begrijpt? Dan kun je om uitleg vragen.

Bedenk een vraag. 4

De leerlingen gaan op verkenning in het klaslokaal (zie Praktische info). Ze gaan op zoek naar woorden, voorwerpen ... waarvan ze de betekenis, functie ... nog niet goed begrijpen. Elke leerling noteert een passende vraag in zijn leerwerkboek.

6

Opdracht 6

7

Stel je vraag.

Schrijf hier het antwoord:

Luister goed naar de vragen van je klasgenoten. Misschien weet jij het antwoord wel!

Terugkijken Hoe kun je reageren als je iets niet begrijpt? Kleur die zinnen groen. Wat kun je beter niet zeggen? Kleur die zinnen rood.

omgeving Kunt u dat even herhalen?

Wat bedoelt u precies?

Watde betekent Ga op verkenning in klas. dat juist?

Ik begrijp er niets van!

u dat even Zijn er dingen ofKunt woorden die jeuitleggen? niet begrijpt? Dan kun je om uitleg vragen.

Bedenk een vraag. 8

Ga naar

6

Stel je vraag.

Blok 1

5

Terugkijken

Wat zegt zij nu?

Pff, ik snap er niets van.

Mijn woordenblad! .

Schrijf dehet derde kolom twee woorden die jij mooi, leuk, grappig, moeilijk ... vindt. Schrijf in hier antwoord: Maak een tekening of een woordweb over de woorden of leg ze uit. Doe dat in de middelste kolom. Luister goed naar de vragen van je klasgenoten. Misschien weet jij het antwoord wel!

Terugkijken

LEERWERKBOEK 7

Hoe kun je reageren als je iets niet begrijpt?

5

Kleur die zinnen groen. Wat kun je beter niet zeggen? Kleur die zinnen rood.

De leerlingen bekijken individueel de vragen en opmerkingen. • Welke vragen kun je stellen als je niet weet wat iemand bedoelt? Bespreek daarna klassikaal.

Kunt u dat even herhalen?

Wat bedoelt u precies?

Wat betekent dat juist? Ik begrijp er niets van! Kunt u dat even uitleggen?

Opdracht 8

De leerlingen nemen Mijn woordenblad! erbij (achteraan in het leerwerkboek). • Ken je dit blad nog van vorig schooljaar? • Waarvoor dient het? Wat zien we er allemaal op? Spreek samen af dat de leerlingen daar zelf mooie, leuke, grappige, moeilijke … woorden betekenisvol mogen aanvullen. Die woorden schrijven ze in de rechterkolom. In de middelste kolom is er plaats om meer te doen met een woord. De leerlingen kunnen daar een woordweb, zin, tekening ... maken. Geef de tijd om het blad aan te vullen en om een woord uit te werken.

het aquarium

- Ja? Kleur het woord. - Nee? Vraag aan je buur om het woord uit te leggen.

Dit is een uitbreidingsopdracht voor de leerlingen van aanpak 3. De leerlingen kleuren de woorden die ze al kennen. Zo niet, vragen ze hun buur om uitleg.

Opdracht 7

de prijslijst

de meetlat

- Heeft je buur dezelfde woorden gekleurd? - Zijn daar woorden bij die jij nog niet begrijpt? Vraag aan je buur om die woorden uit te leggen.

Opdracht 4

Als je woordkaarten met woorden uit de eerste lessen technisch lezen (B1Les2 en B1Les4) aanbiedt, sta je het best voldoende stil bij de betekenis van die woorden (zie Praktische info). Toon eventueel ook afbeeldingen.

het toegangskaartje

de kassierster

Vergelijk met je buur.

De leerlingen kleuren de woorden waarvan ze de betekenis al kenden. Voor de woorden die ze nog niet kennen, vragen ze hun buur om uitleg. Ze formuleren een passende vraag.

Beantwoord klassikaal de vragen die de leerlingen bij opdracht 5 hebben geformuleerd. Laat zoveel mogelijk verschillende leerlingen aan het woord.

het dierenpretpark

Welke woorden kende je al? Kleur ze.

Opdracht 3

Opdracht 5

In de tekst staan enkele woorden in het blauw.

Wat zegt zij nu?

Pff, ik snap er niets van.

8

Ga naar

Mijn woordenblad! .

Schrijf in de derde kolom twee woorden die jij mooi, leuk, grappig, moeilijk ... vindt. Maak een tekening of een woordweb over de woorden of leg ze uit. Doe dat in de middelste kolom.

5

3


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

woordenschat

omgeving

MATERIAAL • • • • • •

afbeeldingen van de personages (zie cover leerwerkboek) foto’s/folder van een dierentuin en een pretpark: ingang, prijslijst ... website van een dierentuin en een pretpark (eventueel) kopieerblad woordkaarten (zie leerkrachtassistent) Mijn woordenblad! leerwerkboek p. 2-5

PRAKTISCHE INFO Bij opdracht 5 gaan de leerlingen op verkenning in het klaslokaal. Bekijk het klaslokaal vooraf voldoende kritisch met het oog op die opdracht. Zijn er voldoende voorwerpen, woorden ... aanwezig die de interesse/nieuwsgierigheid van de leerlingen zullen wekken? Zo niet, dan is het een goed idee om op een zichtbare plaats enkele woordkaarten op te hangen met woorden uit de eerstvolgende lessen technisch lezen (B1Les2 en B1Les4). Je vindt die woordkaarten in de leerkrachtassistent. Leg de bijbehorende teksten uit het leerwerkboek best dicht in de buurt. Vat kort de inhoud van de tekst samen en sta stil bij het thema, wanneer de leerlingen die woorden vermelden. Vertel dat jullie de teksten binnenkort samen zullen lezen, om meer te leren over die woorden.

DIDACTISCHE INFO • De leerlingen leren tijdens deze les dat het niet erg is als ze iets niet onmiddellijk begrijpen. • Ze leren welke vragen ze beleefd kunnen stellen om moeilijke woorden of situaties te leren begrijpen.

En hierna • In B1Les3 voeren de leerlingen een gesprek rond een vakantievoorwerp. Ze luisteren naar wat hun klasgenoten vertellen en vragen extra informatie om meer te weten te komen. • In blok 2 leren de leerlingen strategieën hanteren om de betekenis van woorden te achterhalen door de context en de afbeeldingen te bekijken, door de betekenis op te zoeken in een woordenboek ...

4

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Durven fantaseren en verbeelden: plezier beleven aan fictieve verhalen. • Zich beleefd kunnen uitdrukken. • Onderzoekend leren: (onderzoeks)vragen stellen en actief op zoek gaan naar een antwoord.

AANDACHT VOOR WOORDEN Deze les bevat heel wat woorden die misschien nieuw of moeilijk zijn voor de leerlingen. Maak die woorden zichtbaar in de klas en zet er een woordkaart bij. Herhaal de nieuwe woorden en hun betekenis regelmatig.

• Laat anderstalige leerlingen vertellen hoe zij ‘Excuseer’ en ‘Pardon’ in hun taal zeggen. De andere leerlingen zeggen die woorden na. • Bied anderstalige leerlingen regelmatig de mogelijkheid om de woorden op WoordenMijn woordenblad! ook te noteren omgeving in hun eigen taal. De andere leerlingen schat kunnen die vertalingen overnemen, als ze dat willen. Wat ga je doen? les

1

Je leert wat je kunt doen als je een woord of zin niet goed begrijpt. Je stelt vragen om extra uitleg te krijgen.

TEKST OPDRACHT  1

Op verkenning 1

Luister naar het verhaal. De jongens hebben met de meisjes afgesproken links van de kiosk. ‘Wat is een kiosk?’, vraagt Karim. Lars haalt zijn schouders op. Hij weet het niet. Joran bekijkt de plattegrond die ze aan de ingang gekregen hebben. ‘Waar vinden we die kiosk?’, moppert hij. Karim vraagt het aan een medewerker. ‘Dag meneer, we zijn op zoek naar de kiosk.’ ‘Dat is het kleine gebouw aan je rechterkant, net voorbij het aquarium’, wijst de medewerker. ‘Wat is een aquarium?’, vraagt Lars. ‘Dat is de ruimte waar de vissen verblijven’, legt de medewerker uit. ‘Daar gaan we straks misschien eens naar binnen’, zegt Karim. Naast het aquarium staat inderdaad een klein rond gebouw. Je kunt er snoep en ijsjes kopen. ‘Is dat de kiosk?’, vraagt Lars zich hardop af.

Lars, Joran en Karim gaan samen met Sofia en Lola naar het dierenpretpark. De meisjes zijn al aangekomen. De jongens moeten eerst nog een toegangskaartje kopen. Op de prijslijst aan de kassa staan verschillende prijzen.

kinderen -3 jaar

GRATIS

personen < 140 cm

€ 15

personen > 140 cm

€ 25

volwassenen +60 jaar

€ 20

Welke prijs moeten ze betalen? Joran tuurt door zijn bril, maar hij kan het niet goed zien. ‘Dag mevrouw, hoeveel kost een kaartje, alstublieft?’ De kassierster kijkt hem vriendelijk aan. ‘Jij en je vriend zien er allebei al grote kerels uit’, lacht ze. ‘Jullie moeten allebei 25 euro betalen.’ Dan wijst ze naar Lars. ‘Jij bent wat kleiner. Pas je nog onder de meetlat?’ Lars kijkt Joran vragend aan en haalt zijn schouders op. ‘Wat bedoelt u?’, vraagt hij. De dame wijst naar een meetlat tegen de muur van de kassa. De maximale hoogte is 140 cm. Lars past er nog net onder. ‘Jij mag naar binnen voor 15 euro’, zegt de dame. Lars lacht en klapt in zijn handen. Hij huppelt vrolijk voorbij het poortje. ‘Dat is niet eerlijk’, mompelen Joran en Karim, maar ze betalen toch netjes hun toegangskaartje.

omgeving

Blok 1

Blok 1

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN

‘Welke kant is links?’, vraagt Karim. ‘Daar zouden de meisjes wachten.’ Hij gaat met zijn rug naar de kiosk staan. ‘Deze linkse kant?’ Dan draait hij zich om. ‘Of deze linkse kant?’ Lars haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet. Karim kijkt goed rond. Hij ziet Lola en Sofia naast de kiosk staan. ‘Daar zijn ze!’, roept hij blij. De meisjes hebben de jongens ook gezien en zwaaien.

2

Lars en zijn vrienden begrijpen de volwassenen soms niet. Wat doen ze dan? Vertel.

2

3

5


BLOK 1

LES 2

THEMA

herhalingsles

technisch lezen

omgeving

Blok 1

Technisch lezen

les

2

25

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden en zinnen goed en vlot. Je past dat toe op de tekst De ballon van Sam.

Op verkenning Bekijk samen de tekst De ballon van Sam. Lees de titel van het boek voor en bekijk de illustraties. • Om wat voor soort tekst zou het gaan? (een verhalende tekst) • Waarover zou de tekst gaan? Wat zie je op de illustraties? Waarom steekt de jongen zijn armen in de lucht? Welk soort tent is dit? Voer een kort gesprek over de belevenissen van de leerlingen tijdens de vakantie. • Wie was er jarig tijdens de vakantie? Hebben die leerlingen iets leuks gedaan? • Zijn er leerlingen die naar het circus geweest zijn?

6

Lesdoel bespreken • Woordtypen op AVI E4 goed en vlot lezen. omgeving

Blok 1

Vandaag is het eindelijk zover! Het is feest, vandaag is Sam jarig! Er liggen pakjes naast zijn bed en hij ruikt de taart in de oven. Maar er is nog een reden voor feest. Sinds twee dagen staat er een circus. Gewoon in de wijk waar Sam woont! Met een grote tent en woonwagens. En allemaal kraampjes waar je speelgoed en lekkers kunt kopen. Straks mag Sam met papa naar het circus.

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden de woonwagen en je krijgt zo bezoek. Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord voor met de juiste intonatie. De leerlingen playbacken mee terwijl de tekst wordt voorgelezen.

8

32883_est_kijkverhaal_dbvs_bw.indd 8

19-9-2017 10:41:54

Correct en vlot lezen > herhalen woordtypen E4 Woorden oefenen op de leerkrachtassistent. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. zelf Hussel de rijtjes. De leerlingen lezen de rijtjes hardop.

Joke Reijders, De ballon van Sam, Uitgeverij Zwijsen, 2017

‘Vond je het leuk?’ vraagt papa. ‘Ik vond het geweldig!’ zegt Sam. ‘Later ga ik in het circus werken.’ Papa lacht en zegt: ‘Dat lijkt me een prima plan. Dan kom ik naar je voorstelling kijken.’ ‘Ik wil hier niet meer weg,’ zegt Sam. ‘Kunnen we nog langer blijven?’ Papa schudt zijn hoofd. ‘Je krijgt zo bezoek,’ zegt hij. ‘We moeten echt terug naar huis. Maar weet je wat? Je mag eerst nog iets leuks uitzoeken.’ 9

32883_est_kijkverhaal_dbvs_bw.indd 9

6

19-9-2017 10:41:54

7

Werkinstructie leerwerkboek p. 8 en 9


Een tekst op AVI E4 correct en vlot lezen. Correct en vlot lezen: woordtypen E4 herhalen. Technisch lezen

les

2

Blok 1

Aan de slag

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden en zinnen goed en vlot. Je past dat toe op de tekst De ballon van Sam.

Aan de slag

LEERWERKBOEK

1

Waarbij horen de woorden: bij het circus of bij de dierentuin? Verbind.

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen bij wie nu al duidelijk is dat ze extra ondersteuning nodig hebben, begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

olifant

koorddanser

presentatie jongleren kameleon circus

wrattenzwijn

circuspiste prooidier

De manier van werken bij opdracht 5 is bekend bij de leerlingen. In leerjaar 2 hebben ze ook met zandloperopdrachten geoefend.

dierentuin

slangenmens

leeuwenkooi

dierentemmer cobra

zebra

Lees de woorden eerst goed en dan vlot. AVI

Begeleide verwerking

E4

Ik begrijp & ik vind

Terugkijken

8

3

Waarom is het feest voor Sam?

4

Sam krijgt nog bezoek. Van wie zou jij graag bezoek krijgen op je verjaardag? omgeving

5

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

Kruis aan. £ Sam is jarig. £ Sam mag taart bakken. £ Sam mag naar het circus. £ Sam heeft zijn eerste schooldag.

Blok 1

Opdracht 2 > tekst

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Joke Reijnders & Sandra Klaassen

Joke Reijnders & Sandra Klaassen

voor Lees de woorden voor. zelf Laat de leerlingen de woorden lezen. Lees een woord opnieuw. Hoort het woord bij het circus of bij de dierentuin? Verbind. Laat de leerlingen de volgende woorden verbinden.

Opdracht 3 4 5

De ballon van Sam

De ballon van Sam

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Opdracht 1 > woorden

voor Lees de tekst voor met de juiste intonatie. De leerlingen lezen stil mee. zelf De leerlingen lezen de tekst. Daarna lezen ze samen met hun buur een stukje uit het verhaal. Dat doen ze met de juiste intonatie.

Lees de tekst uit het boek De ballon van Sam.

kijkverhaal

2

Zet een streep tot waar je komt. fietsenstalling cobra

digitaal beschilderen

insect etiket

uitgevonden vuurspuwer

ontbreken aardappelkist ontwikkelde thermosfles redenen

logeren uitstekend stereo centrum appelgebakje

jodium allermooist narcis garantie verwilderde

lichtgevend contactlens omafiets bovendrijven

aangesloten ijsco lama

tijgerhaai leeuwerik cavia

weekendtas wraakzucht motregenen

actie tekenfilmpje uitvoerige openen

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

Correct en vlot lezen > laat horen Aan de hand van de woordrijen uit opdracht 5 laten leerlingen horen hoe goed ze de woorden al lezen. Ik begrijp & ik vind Bespreek opdrachten 3 en 4 uit de leerwerkboeken. Van wie zouden de leerlingen graag bezoek krijgen op hun verjaardag? Bespreek kort.

9

7


BLOK 1

LES 2

THEMA

herhalingsles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • leerkrachtassistent • leerwerkboek p. 6-9

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op een verhalende tekst.

In de rugzak Deze eerste les technisch lezen is een herhaling van de leerstof van het tweede leerjaar. Alle woordtypen die in deze les aan bod komen, zijn aangeleerd en geoefend in het tweede leerjaar. Net als in de volgende lessen vertrekken we vanuit een tekst. De tekst is niet alleen een betekenisvolle context om specifieke leesmoeilijkheden te oefenen. Door een tekst te lezen oefenen we alle aspecten van lezen: het technisch lezen, het vlot lezen, het vloeiend lezen, leesbegrip en leesbeleving. In deze les wordt nog niet met de drie aanpakken gewerkt. Alle leerlingen lezen dezelfde tekst, zinnen en woordrijen. Het accent ligt op goed en vlot lezen. Jouw observaties tijdens deze les en de informatie uit leerjaar 2 helpen om de aanpakken vanaf de volgende lessen technisch lezen te bepalen.

8

25


OP RONDE Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Probeer bij elke leerling te luisteren naar zijn leesvaardigheid. De woordrijen en de zinnen van opdracht 5 bieden informatie over het correct en vlot lezen van de E4woordtypen. De tekst biedt informatie over het vloeiend lezen.

9


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

50

LESVERLOOP Spreken Luisteren

3

Blok 1

omgeving

Wat ga je doen?

les

Je vertelt over een voorwerp. Je luistert naar het verhaal van je klasgenoten.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Opdracht 1

Op verkenning 1

Luister goed naar de juf of de meester.

Hij/zij vertelt over een voorwerp. Dat voorwerp is een herinnering aan zijn/haar vakantie.

2

Deze kinderen tonen een voorwerp over hun vakan�e.

Spreken Luisteren

Blok 1

3

Je vertelt over een voorwerp. Je luistert naar het verhaal van je klasgenoten.

Spreken Luisteren Op 1

omgeving

Wat ga je doen?

les

verkenning Zaïd

Amélie

Dennis

Frances

juf of de meester. Wat naar ga jededoen? lesLuister goed

3

Blok 1

overhebben een voorwerp. Je vertelt over een voorwerp. -Hij/zij Welk vertelt voorwerp ze meegebracht? is tijdens eennaar herinnering aangedaan, zijn/haar vakantie. -Dat Watvoorwerp hebben ze hun denk je? Je luistert hetvakantie verhaal van je klasgenoten. - Wat zouden ze bij hun voorwerp vertellen?

Elke dag praat met anderen over onderwerpen. Luister goedjenaar de juf deveel meester. Deze kinderen tonen eenof voorwerp over hun vakan�e. Door te over luisteren naar wat anderen zeggen, kom je veel te weten. Hij/zijgoed vertelt een voorwerp. Een een herinnering foto kan helpen te vertellen over je herinneringen of gevoelens. Dat voorwerp voorwerp of is een aanom zijn/haar vakantie. Gisteren kreeg ik een nieuwe fiets. Ik was er superblij mee! Maar ik reed te hard en fietste tegen een paaltje. Toen was mijn voorwiel stuk.

2

Deze kinderen tonen een voorwerp over hun vakan�e.

Zaïd

Amélie

Dennis

Frances

Dennis

Frances

- Welk voorwerp hebben ze meegebracht? - Wat hebben ze tijdens hun vakantie gedaan, denk je? - Wat zouden ze bij hun voorwerp vertellen?

Uitleg Zaïd

Amélie

Elke dag praat je met anderen over veel onderwerpen. Door goed te luisteren naar wat anderen zeggen, kom je veel te weten. - Welk voorwerp hebben ze meegebracht? Een voorwerp of een foto kan helpen om te vertellen over je herinneringen of gevoelens. - Wat hebben ze tijdens hun vakantie gedaan, denk je? - Wat zouden ze bij hun voorwerp vertellen?

Uitleg

Gisteren kreeg ik een nieuwe fiets. Ik was er superblij mee! Maar ik reed te hard en fietste tegen een paaltje. Toen was mijn voorwiel stuk.

Elke dag praat je met anderen over veel onderwerpen. Door goed te luisteren naar wat anderen zeggen, kom je veel te weten. Een voorwerp of een foto kan helpen om te vertellen over je herinneringen of gevoelens. Gisteren kreeg ik een nieuwe fiets. Ik was er superblij mee! Maar ik reed te hard en fietste tegen een paaltje. Toen was mijn voorwiel stuk.

10

omgeving

Toon het voorwerp dat je hebt meegebracht (zie Praktische info). Doe voor hoe je over een voorwerp kunt vertellen: • Leg uit wat het voorwerp is en zeg dat het je aan je vakantie doet denken. • Beschrijf welke herinnering bij het voorwerp hoort. • Vertel ook zeker welke gevoelens het voorwerp bij je oproept en gebruik daarbij een passende intonatie. Besluit: je kunt veel meer over een voorwerp vertellen dan wat je ‘op het eerste gezicht’ ziet. Hang eventueel kaartjes aan het bord met daarop een aantal richtvragen: Wat zie ik? Waaraan denk ik? Wat heb ik toen gedaan? Hoe voelde ik me toen?

LEERWERKBOEK

Uitleg Op verkenning 21

Op verkenning

Opdracht 2

Bekijk met de leerlingen de tekeningen in het leerwerkboek. Laat hen klassikaal de antwoorden op de vragen verwoorden. Stel vervolgens enkele bijkomende vragen om het verhaal achter de voorwerpen te raden. Bijvoorbeeld: • Waar zou Zaïd die schelp hebben gevonden? • Hoe zou Dennis zich gevoeld hebben in die achtbaan? Verwoord nogmaals dat je niet enkel hoeft te vertellen wat je ziet, maar dat je ook kunt zeggen waaraan het voorwerp je doet denken, hoe je je toen voelde ... Zorg ervoor dat het woord ‘herinnering’ meermaals aan bod komt.

Uitleg LEERWERKBOEK Lees samen de uitleg en sta stil bij het voorbeeld. • Wat vertelt de jongen? • Zie je dat ook allemaal op de foto?


Een gesprek voeren rond een vakantievoorwerp: vertellen wat je ziet en waar het voorwerp je aan doet denken: ervaringen, herinneringen ... Luisteren naar wat anderen vertellen en bijkomende informatie vragen.

Aan de slag LEERWERKBOEK Opdracht 3

Verdeel de klas in groepen van vier tot vijf leerlingen. De leerlingen vormen een kring. Ze leggen hun voorwerpen in het midden.

De leerlingen nemen om de beurt hun eigen voorwerp en vertellen erover aan de andere leerlingen in hun groep. De richtvragen in het leerwerkboek helpen hen op weg. Als een leerling klaar is met vertellen, mogen de anderen bijkomende vragen stellen.

Maak met je groep een kring. Leg alle voorwerpen in het midden.

4

Neem je eigen voorwerp. Vertel erover. Deze vragen helpen je op weg:

omgeving Wat zie ik?

Aan de slag 3

Ga langs bij de groepen en begeleid waar nodig. Help de leerlingen om vragen te stellen. Raad hen aan om ook te letten op de manier waarop ze iets vertellen (intonatie, stemvolume, tempo ...).

Neem je eigen voorwerp. Vertel erover. Goedvragen geluisterd? het verhaal van een klasgenoot voor de klas. Deze helpen jeVertel op weg:

Wat zie ik? Wat heb ik toen gedaan? Wat heeft mijn klasgenoot toen gedaan?

Waaraan denk ik? Waaraan denk ik? Hoe voelde ik me toen? Hoe voelde mijn klasgenoot zich?

Luister goed naar je klasgenoten. Stel een vraag als je iets niet begrijpt.

5 6

Goed geluisterd? Vertel het verhaal van een klasgenoot voor de klas.

Terugkijken Toon zijn/haar voorwerp.

Deze vragen helpen je op weg:

Wat heb je geleerd?

Luister naar de juf of meester. Past de zin bij jou? Waarom wel/niet? Wat zie ik?

Wat heeft mijn klasgenoot toen gedaan?

Waaraan denk ik?

Hoe voelde mijn klasgenoot zich?

Terugkijken

LEERWERKBOEK Lees als evaluatie van deze les onderstaande stellingen voor. Spreek met de leerlingen af dat ze rechtstaan als ze vinden dat een stelling bij hen past. Anders blijven ze zitten. Vraag telkens aan één of twee leerlingen om hun keuze toe te lichten.

Hoe voelde ik me toen?

Maak met je groep een kring. Leg alle voorwerpen in het midden.

Toon zijn/haar voorwerp. Deze vragen helpen je op weg: Wat zie ik?

Terugkijken Opdracht 6

Wat heb ik toen gedaan?

Waaraan denk ik?

Luister goed naar je klasgenoten. Stel een vraag als je iets niet begrijpt.

4 5

Opdracht 5

Bespreek klassikaal hoe de opdracht verliep. Laat daarna enkele leerlingen die dat willen een voorwerp nemen van een andere leerling uit hun groep. Ze vertellen over dat voorwerp aan de rest van de klas. De richtvragen in het leerwerkboek helpen hen op weg. Wanneer de leerling klaar is met vertellen, mogen zijn klasgenoten bijkomende vragen stellen.

Blok 1

Aan de slag 3

Blok 1

Opdracht 4

omgeving

6

Wat heb je geleerd?

Luister naar de juf of meester. Past de zin bij jou? Waarom wel/niet?

Mogelijke stellingen: • Ik vind het gemakkelijk om iets over een voorwerp te vertellen. • Ik vind het vervelend als andere leerlingen vragen blijven stellen. • Ik vind het niet nodig dat anderen bijkomende vragen stellen. • Ik vind het leuk om iets over een voorwerp te vertellen. • Ik durf mijn gevoelens te tonen door mijn stem anders te gebruiken. • Ik luister graag naar wat anderen vertellen.

11


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • voorwerpen i.v.m. de vakantie (zie Praktische info) • observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 10 en 11

PRAKTISCHE INFO • Laat de leerlingen een herinnering aan hun vakantie meebrengen. Geef eventueel suggesties (een voorwerp, een foto, kledij ...): een logeerpartij, een uitstap naar de dierentuin, een reis, een jeugdkamp ... Benadruk dat de leerlingen iets bij hun voorwerp moeten kunnen vertellen. Breng ook iets van jezelf mee en voorzie extra voorwerpen voor leerlingen die niets meebrengen. • Tussentijds observeren is aangewezen. Gebruik daarvoor de observatiewijzer spreken/luisteren.

DIDACTISCHE INFO Deze les vertrekt vanuit voorwerpen die vakantieherinneringen oproepen. De leerlingen stellen elkaar vragen over die herinneringen en vertellen erover. Ze ervaren dat je over een voorwerp meer kunt vertellen dan wat je ziet. Zo kan een voorwerp voor iedereen iets anders betekenen. De manier waarop iemand over iets vertelt (intonatie, stemvolume), verraadt soms ook of het een fijne herinnering is, een spannende of droevige ...

En hierna In B1Les8 leren de leerlingen gericht luisteren naar diverse boodschappen. Ze leren ook om gericht vragen te stellen om meer (en noodzakelijke) informatie te krijgen.

12

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Gericht samenwerken met anderen. • Durven praten met anderen over eigen gevoelens en ervaringen. • Nieuwsgierig en actief luisteren naar wat een klasgenoot vertelt.

TIP Een leuke variant op deze oefening: een leerling denkt aan een voorwerp en een klasgenoot stelt vragen om te achterhalen wat het is. Start met een voorwerp dat de leerlingen op dat moment kunnen zien. Als dat vlot gaat, mogen de leerlingen een voorwerp kiezen dat niet te zien is. Bij dit spel ligt de nadruk op vragen stellen. Als dat te lang duurt, mag er een tip worden gegeven. Je kunt hier het principe van galgje gebruiken (maximaal negen vragen om het juiste antwoord te achterhalen).

AANDACHT VOOR WOORDEN • het voorwerp ding, iets wat je kunt vastnemen, iets wat niet leeft Je mag een voorwerp meebrengen dat je aan je vakantie doet denken. • de herinnering gedachte aan iets wat eerder gebeurd is, voorwerp waardoor je aan iets of iemand (van vroeger) denkt Deze foto’s zijn mijn mooiste herinnering aan de vakantie. • het onderwerp datgene waarover je het hebt in een tekst of in een gesprek Het onderwerp van mijn spreekbeurt is mijn hond Fikkie.

13


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Bekijk samen de tekst Ontbijt jij wel gezond?. Lees de titel, de tussentitels en het inleidende stukje. Bekijk ook de afbeeldingen. • Welk soort tekst zou dit zijn? Waarom denk je dat? (een artikel) • Waarover zou de tekst gaan? Waarom denk je dat?

Ontbijt jij wel gezond?

Zet je lijf aan

Brood mét boter

Inzoomen op Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor. Koppel terug naar de lessen technisch lezen uit leerjaar 2. Toen hebben de leerlingen woorden met botsende klinkers gelezen, zoals piano, pion en stereo. In deze les gaan ze woorden met de botsende klinkers -iaa, -ioo en -ua lezen. Laat horen dat je deze klinkers niet als één klank uitspreekt.

Ontbijten kan op veel manieren. Elk gezin heeft vaak zijn eigen, vaste ritueel. Soms eten mensen elke ochtend samen aan tafel. Of ieder lid van het gezin doet zijn eigen ding, en eet snel een kommetje platte kaas in de zetel of in de keuken. Maar hoe de situatie ook is: kies altijd voor gezonde stoffen voor je lijf. Gezonde stoffen zijn vezels, eiwitten, kalk, ijzer en andere stoffen. Die geven je lichaam veel kracht.

Eet je graag brood? Kies dan voor bruin brood. Want dat zit vol vezels. Die vezels zorgen ervoor dat je darmen het eten goed kunnen verteren. En vergeet de boter niet! In boter zit een stof die zorgt voor stevige botten en tanden. Je krijgt deze stof alleen via de zon óf via boter naar binnen.

Lesdoel bespreken • Woorden met botsende klinkers goed en vlot lezen. • Letten op leestekens.

Start jij elke ochtend met een goed ontbijt? Dan ben je slim bezig. Het is namelijk de belangrijkste maaltijd van de dag. Met een gezond ontbijt kan je lijf alles aan. Maar hoe ziet een ideaal ontbijt eruit?

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden het ritueel, de vezel, de eiwitten en de kalk. Sta voldoende stil bij de ‘moeilijke woorden’ uit de tekst. Laat de leerlingen tijdens de les aangeven welke woorden ze niet goed begrijpen en bespreek ze.

Fruit en groente Start je dag met fruit, dat is een grandioos idee. De vezels en andere stoffen die erin zitten, houden je fit. Je kunt altijd een stukje fruit eten van het seizoen. Zoals een mandarijn of appel in januari, en kersen of bessen in juli. Of wees creatief en beleg je brood met dit gezonde trio: appel, peer en komkommer.

Als je er tijdens de vorige woordenschatles (B1Les1) voor koos om woordkaartjes op te hangen in het klaslokaal, zijn de leerlingen al een eerste keer in aanraking gekomen met de nieuwe woordenschat uit deze tekst. Koppel daar dan zeker naar terug. Weten de leerlingen nog wat de woorden betekenen? Hoe hebben ze toen de betekenis achterhaald? Begrijpen ze de woorden beter, nu ze de volledige tekst hebben gelezen?

Zuivel en zo In zuivel (zoals melk en platte kaas) zitten eiwitten en kalk. Daar krijg je sterke spieren van. En als je gesport hebt, knapt je lichaam snel op met deze stofjes. Een prima keuze dus voor je ontbijt. Je kunt ook kiezen voor noten, een mager stukje kaas of een eitje. Want daar zitten ook veel eiwitten in.

Elke dag een gezond ontbijt Een paar jaar terug bleken er veel kinderen te zijn die zonder ontbijt naar school gingen. Daarom is ons ontbijt de laatste jaren weer een actueel onderwerp. Jij start toch ook je dag met brood, fruit of zuivel? En met de tips uit dit artikel eet je lekker en gezond!

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 2.

M5

woorden met botsende klinkers

2

Soms staan er in een woord twee of drie klinkers na elkaar die je niet als één klank uitspreekt, zoals ua, ioo en iaa. Dat noem je botsende klinkers. Lees het woord in klankgroepen.

januari februari situatie

riool viool viooltjes

pion

liniaal baviaan indiaan

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord eerst voor alsof er geen leestekens staan. Laat een leerling daarop reageren. Toon kort het fragment met de gemarkeerde leestekens. Bespreek er een aantal en noem daarbij de namen van die leestekens. Wijs eventueel op pagina 65 van Vloeiend & vlot. Daar is de uitleg ook te vinden. Lees daarna de ongemarkeerde versie vloeiend voor. Werkinstructie leerwerkboek plus p. 4 | Vloeiend & vlot p. 65 tip 2

M5

woorden met botsende klinkers

9789463681766_studio_vv_M5.indd 2

|| | | |

media radio video lampion stadion

3 1/05/2020 15:27:40

|| | | |

koalabeer dialoog pianiste violiste reageren

dieet kopieer geniaal idioot grandioos

oceaan ideaal ritueel actueel visueel

Een dialoog is een gesprek tussen twee mensen. Als je mee wilt op schoolreis, moet je voor vrijdag reageren. Dat heb je slim bedacht, dat is echt een geniaal plan! Voor mensen die van zon houden, is Spanje een ideaal land. Als je tekent hoe iets eruitziet, maak je het visueel.

14

9789463681766_studio_vv_M5.indd 3

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen. Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met botsende klinkers.

1/05/2020 15:27:40


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met botsende klinkers. Vloeiend lezen: letten op leestekens.

Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 2 en 3 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen. Werkinstructie leerwerkboek p. 14 | Vloeiend & vlot p. 2-5

4

situatie viool liniaal

Je leest woorden met botsende klinkers. Je past dat toe op de tekst Ontbijt jij wel gezond?.

Aan de slag

LEERWERKBOEK

Lees de tekst Ontbijt jij wel gezond?.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

Ik begrijp & ik vind Hoe ziet een ideaal ontbijt er volgens de tekst uit?

2

Kruis aan. £ appel, prei en komkommer £ brood, fruit en zuivel £ noten, kaas en ei

Begeleide verwerking

Waarom is het ontbijt de laatste jaren weer een actueel onderwerp?

Opdracht 1 > tekst

Kruis aan. £ Veel kinderen eten hun ontbijt in hun eentje. £ Veel kinderen gaan zonder ontbijt naar school. £ Veel kinderen eten tijdens het ontbijt te veel.

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten telkens een stukje voor.

Hoe ziet jouw ontbijt eruit als je zelf mag kiezen?

3

Opdracht 2 en 3

Kruis aan wat in jouw ontbijt past. Schrijf nog drie dingen op. £ bruin brood met boter £ melk £ fruit £ groenten

£ ei £ kaas

£

£

£

Extra opdracht

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Lees de zinnen en de woorden. Welk woord past in de zin? Verbind.

Elk gezin heeft voor het ontbijt vaak zijn eigen, vaste ...

Extra opdracht > zinnen

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk. Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

omgeving

Wat ga je doen?

les

Blok 1

Aan de slag

Technisch lezen

dieet

Riham kan niet tegen melk. Ze volgt daarom een apart ... •

indianen

Het schip vervoert spullen over de ...

violiste

De viool wordt bespeeld door de jonge ...

februari

In de maand ... heb je maar 28 of 29 dagen.

oceaan

De bewoners die het eerst in Amerika woonden, zijn ...

ritueel

Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot. Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

2-5

14 M5

woorden met botsende klinkers

4

Slapen tussen je eten … geniaal!

Terugkijken

Een koalabeer is een buideldier. Hij ziet er koddig uit met zijn zachte vacht, maar pas op! Je weet niet hoe hij zal reageren als je hem aait. Want een koalabeer kan flink krabben en bijten. Een koala kan grandioos goed klimmen. Met zijn scherpe klauwen klimt hij in bomen, waar hij giftige blaadjes eet. Een wel héél bijzonder dieet! Na het eten blijft hij lekker rondhangen in de boom. Voor een dutje, denk je? Niet dus, koalaberen slapen wel twintig uur per dag! Veilig in de bomen, waar ze niet opvallen met hun grijze vacht. En als ze wakker worden, hangt een ideaal ontbijt zomaar voor hun neus!

Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen. Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten uit de leerwerkboeken. De leerlingen vertellen hoe hun ontbijt eruitziet. Schrijf eventueel enkele ingrediënten op het bord en laat de leerlingen de woorden hardop lezen.

M5

onderhoud

5

9789463681766_studio_vv_M5.indd 4

spatie onbekend slepen tenniswedstrijd welk ontsnap pasfoto veranderen rommel trouwens

9789463681766_studio_vv_M5.indd 5

1/05/2020 15:27:40

zenuwachtig ijsthee geschenk zwerf binnenkort mailen web digitaal regenbui schaduwrijk

boterbloempje verschroeien mosterd geniaal traditie oppeuzelen ingedeeld euromunt riool cactus

• actueel

weekend prooidier trampoline autowrak eeuwenlang buiginkje achtervolging meeuwensnavel reageren

1/05/2020 15:27:40

15


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 2-5, p. 65 tip 2 leerwerkboek p. 12-14 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 2-4

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op informatieve teksten. De leerlingen lezen een artikel uit een tijdschrift.

OP RONDE Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht ze dan toe. Bespreek ze ook klassikaal bij het terugkijken op de les. Controleer of de laatste opdracht duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij die opdracht om de eigen mening van de leerling.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

16

25


Technisch lezen

omgeving

plus

4 MATERIAAL  Wat ga je doen?

Blok 1

les

Je let op leestekens (tip 2). Je past dat toe op de tekst Ontbijt jij wel gezond?.

Aan de slag 1

Kleur in elk woord de botsende klinkers. ideaal

grandioos

januari

situatie

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt. website ongeopend vruchtenlimonade industrieel eventueel plastic

regie periode veiligheid mix ‘s nachts kilometer

wriemelen alarmcentrale beantwoord jubileumviering cake symbool

macaroni moeiteloos archeoloog pagina’s lucifer speciaal

krioelen oneindig yoga herdenken

pincet volwassene officieel domino

reparatie onverantwoord horloge skikampioen

tekstueel sportpagina postcode saxofoon

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

2

Lees de tekst Ontbijt jij wel gezond?. Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. 68, tip 2

3

Ik begrijp & ik vind

Hoe ziet een ideaal ontbijt er volgens de tekst uit? Kruis aan. £ appel, prei en komkommer

£ brood, fruit en zuivel

£ noten, kaas en ei

Waarom is het ontbijt de laatste jaren weer een actueel onderwerp? Kruis aan. £ Veel kinderen eten hun ontbijt in hun eentje. £ Veel kinderen gaan zonder ontbijt naar school. £ Veel kinderen eten tijdens het ontbijt te veel.

4

Hoe ziet jouw ontbijt eruit als je zelf mag kiezen?

Kruis aan wat in jouw ontbijt past. Schrijf nog drie dingen op. £ bruin brood met boter £ melk £ fruit £ yoghurt

£ ei £ kaas

£

£

£

4

M5

Wat zie ik in de tekst?

65

Let op leestekens zoals . , ? ! ‘ ’ : ( ) .

• Een punt, vraagteken of uitroepteken staan aan het einde van de zin. • Bij een komma in de zin rust je even, haal je even adem. • Na een dubbele punt : staat wat iemand zegt of denkt. • Tussen aanhalingstekens staat wat iemand echt zegt: ‘…’. • Tussen haakjes staat vaak een (korte) uitleg. Let op beschrijvende woorden zoals boos, roepen. Lees je hardop? Beschrijvende woorden zeggen hoe iets gezegd moet worden. Elza (mijn buurmeisje) zegt boos: ‘Ik doe niet meer mee, want jullie spelen steeds vals!’

9789463681766_studio_vv_M5.indd 65

1/05/2020 15:28:04

17


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Begrijpend lezen

5

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

Je stelt vast dat teksten op verschillende plaatsen voorkomen. Je beseft dat de plaats een effect heeft op de bedoeling van de tekst.

Op verkenning 1

Lees ze niet helemaal.

1

Opdracht 1

2

TOEGANG

ang geeft toeg Dit kaartje elstuk tot het tone is weer bezig’ ‘De boze heks mei. 23 rdag zate op ling begint De voorstel om 15.00 uur. 0 uur. open om 14.3 De zaal is l 12 rij 27, stoe

Bekijk klassikaal de voorbeelden in het leerwerkboek. Zeg vooraf aan de leerlingen dat ze de teksten niet helemaal hoeven te lezen.

.

Bespreek waar je de teksten kunt vinden en wat de bedoeling ervan is. 1 Ticket (voor theater, bioscoop ...): als inkombewijs 2 Folder (in bibliotheek, openbare gebouwen, in de brievenbus): om informatie over iets te geven 3 Krant: dagelijks nieuws bekendmaken 4 Post-it: persoonlijke boodschap 5 Sms: gesprek met iemand die je kent (geldt ook voor e-mail) 6 Digitaal uithangbord (in station of luchthaven): om de reizigers te verwittigen 7 Verkeersbord: waarschuwing voor de weggebruiker (Zie je veel tekst? Begrijp je de boodschap toch? Hoe komt dat? Wat wil het bord duidelijk maken?)

3

Dag schat Ik zal pas om 8 uur thuis zijn. Er ligt een pizza in de oven. Smakelijk! Mama

WEBSITE OM NEDERLANDS TE LEREN IS GROOT SUCCES Veel volwassenen volgen lessen Nederlands. Een taal leren lukt het best als je veel oefent. Ook buiten de les is oefenen belangrijk. Daar helpt Nedbox bij. Op Nedbox kun je Nederlands oefenen met filmpjes vanop tv en artikels uit kranten. Bron: Wablieft

5 7

ben Sorry, ter. la iets de bus Heb ist. :( gem Ik erg! Niet t wel. wach X

6

Waar vind je deze teksten? Schrijf het nummer erbij.

op een computer of gsm

in een folder

in een krant

op een briefje

op een kaartje of ticket

op een verkeersbord

Uitleg

op een infobord

Begrijpend Wat is les de bedoeling van de teksten? lezenBespreek samen.

Blok 1

5

omgeving 15

Uitleg Overal vind je teksten: in boeken, in kranten, in een folder of op een bord langs de weg. Je leest ook teksten op het scherm van je computer of gsm of op de schermen in een station of een luchthaven. Je schrijft ook zelf teksten in een brief of in je dagboek of op een papiertje. Al die teksten willen iets duidelijk maken. Soms is een tekst niet echt nodig en wordt een boodschap duidelijk met een pictogram. Dat is een tekening die een boodschap ‘samenvat’. Pictogrammen vind je overal. Iedereen kan ze begrijpen. Het maakt niet uit welke taal je spreekt.

Aan de slag 2

Waar vind je deze teksten? Bespreek.

Bijvoorbeeld: in een tijdschrift, in een boek, op een computerscherm, op een informatiebord, in een krant, op een bord langs de weg, in een folder ...

ORKAAN LESLIE VEROORZAAKT ZWARE SCHADE IN PORTUGAL

VANDAAG: 2 DONUTS KOPEN, 1 GRATIS!

Liefste opa Het is leuk op kamp! Groetjes van Jitse

Zo maak je zelf een tafelvoetbalspel. Wat heb je nodig?

Lees hier alles over het huwelijk van prins Karel en prinses Sara.

16

18

Op verkenning LEERWERKBOEK

Bekijk de teksten.

4

50

LEERWERKBOEK Overloop samen de uitleg. Sta stil bij het begrip ‘pictogram’. Toon enkele pictogrammen en vraag wat ze betekenen. Laat de leerlingen de uitleg in hun eigen woorden navertellen. Zo merk je snel of ze alles begrepen hebben.


Blok 1

Uitleg

Overal vind je teksten: in boeken, invoorkomen.* kranten, in een folder of op een bord Weten dat teksten op verschillende plaatsen en in verschillende media

langs de weg. Je leest ook teksten op het scherm van je computer of gsm of op de schermen in een station of een luchthaven. Je schrijft ook zelf teksten in een brief of in je dagboek of op een papiertje. Al die teksten willen iets duidelijk maken.

Inzien dat de plaats waar een tekst voorkomt en het medium waarin hij verschijnt iets zeggen over de bedoeling en de inhoud van die tekst.* Soms is een tekst niet echt nodig en wordt een boodschap duidelijk met een pictogram. Dat is eenkan tekeningoverbrengen.* die een boodschap ‘samenvat’. Inzien dat ook een afbeelding zonder tekst een boodschap Pictogrammen vind je overal. Iedereen kan ze begrijpen. Het maakt niet uit welke taal je spreekt.

Aan de slag

Aan de slag 2

Waar vind je deze teksten? Bespreek.

Bijvoorbeeld: in een tijdschrift, in een boek, op een computerscherm, op een informatiebord, in een krant, op een bord langs de weg, in een folder ...

LEERWERKBOEK

ORKAAN LESLIE VEROORZAAKT ZWARE SCHADE IN PORTUGAL

De leerlingen werken in duo’s per aanpak. • De leerlingen van aanpak 1 en 2 maken opdrachten 2, 3 en 4. • De leerlingen van aanpak 3 maken opdrachten 2, 3, 4 en 5. Bespreek de antwoorden daarna klassikaal.

VANDAAG: 2 DONUTS KOPEN, 1 GRATIS!

Opdracht 2

Liefste opa Het is leuk op kamp! Groetjes van Jitse

De leerlingen bekijken de teksten in het leerwerkboek. Ze verwoorden waar die teksten kunnen staan. Ze kiezen een antwoord uit de lijst, maar mogen ook zelf een antwoord bedenken.

Lees hier alles over het huwelijk van prins Karel en prinses Sara. 3

Bekijk de tekst. DONDERDAG 18 JUNI 2020

16

LEERLINGEN VAN BASISSCHOOL DE MEREL VERZAMELEN 50 ZAKKEN STRAATVUIL Op woensdagmiddag trokken 200 leerlingen van basisschool De Merel de straat op om afval in de buurt te verzamelen. Drie uur later hadden de kinderen 50 zakken gevuld, goed voor 500 kg afval. Dat brachten ze naar een container op de Grote Markt, waar ze werden opgewacht door onze reporter.

Opdracht 4

De duo’s lezen de informatieve tekst over koeien. Ze bedenken waar ze die tekst kunnen vinden en welke kaft het best bij de tekst past. Opdracht 5

HET WEER

Vandaag zonnig, temperaturen tot 25 °C. Morgen af en toe een regenbui; temperatuur: 12 °C tot 15 °C.

VOETBAL

De spannende wedstrijd tussen De Grastrappers en FC Zottegem eindigde gisteren met 2-1 voor De Grastrappers.

Waar vind je deze tekst?

De leerlingen van aanpak 3 bepalen waar ze de tekst kunnen vinden en beantwoorden de inhoudsvraag.

Hoe weet je dat? Waaraan zie je dat?

Controleer of ze twee antwoorden hebben aangekruist: mobiele telefoon én computer. Ga eventueel wat dieper in op de boodschap. • Wat is de bedoeling van het bericht? • Is het verstandig om je op alles in te schrijven? • Wil jij elke week zo’n bericht ontvangen?

4

Lees de tekst. Elke dag worden de koeien gemolken. Vroeger deed de boer dat met zijn handen. Nu gebeurt dat met machines. De melk gaat meteen in een koeltank. Zo blijft ze langer vers. Dan gaat de gekoelde melk naar de fabriek. Daar wordt de melk nog bewerkt. Van de melk maakt men ook kaas, yoghurt en boter.

Waar vind je deze tekst? Kruis aan. £ in een dagboek £ in een prentenboek

Terugkijken

£ in een leesboek

£ in een weetboek

Welke kaft past het best bij dat boek? Kruis aan.

Koken met groenten

De boerderij

LEERWERKBOEK Begrijpend Begrijpend lezen lezen

Blok Blok1 1

Opdracht 6

De leerlingen zoeken een leuke tekst in de verzameling (zie Praktische info) en bespreken de inhoud daarvan met hun buur.

omgeving

Blok 1

Opdracht 3

De leerlingen bekijken het krantenartikel. Ze noteren welke elementen aantonen dat het om een bladzijde uit een krant gaat (woorden als het weer, vandaag, morgen, gisteren, datum; lay-out ...).

Zo maak je zelf een tafelvoetbalspel. Wat heb je nodig?

5 5

les les

5 5

omgeving omgeving

Bekijk de tekst. Bekijk de tekst.

17

Schrijf je in! Schrijf je in! Wil je onze nieuwsbrief ontvangen? Wil je onze nieuwsbrief ontvangen? Geef je e-mailadres door en ontvang Geef je e-mailadres door en ontvang elke week leuke links en nieuwtjes. elke week leuke links en nieuwtjes. Blijf helemaal op de hoogte! Blijf helemaal op de hoogte!

Verzend Verzend Waar vind je deze tekst? Kruis aan. Waar vind je deze tekst? Kruis aan. £ op een mobiele telefoon £ in een folder £ op een mobiele telefoon £ in een folder

£ op een computer £ op een computer

£ in een weetboek £ in een weetboek

Lees de tekst. Leesvaak de tekst. Hoe verschijnt de nieuwsbrief? Het antwoord staat in de tekst. Zet er een kring rond. Hoe vaak verschijnt de nieuwsbrief? Het antwoord staat in de tekst. Zet er een kring rond.

Terugkijken Terugkijken 6 6

Zoek een leuke tekst in de verzameling. Zoekde een leuke Kleef tekst op. tekst in de verzameling. Kleef de tekst op.

Bespreek met je buur. met je buur. -Bespreek Waar vind je de tekst? -- Waar vind gaat je dede tekst? Waarover tekst? - Waarover gaat de tekst?

19


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

verschillende soorten teksten in verschillende media (zie Praktische info) voorbeelden van pictogrammen (zie Praktische info) Studio leeswijzer (eventueel) leerwerkboek p. 15-18

PRAKTISCHE INFO • Verzamel vooraf voorbeelden van allerlei soorten teksten: een krantenartikel, een reclametekst, een verhaal, een informatieve tekst uit een tijdschrift, een dagboekfragment, een handleiding, een recept, een e-mail, een tabel met openingsuren van het zwembad … • Kies bij voorkeur teksten uit de onmiddellijke omgeving van de school of uit de leefwereld van de leerlingen. Voorzie voldoende exemplaren: elke leerling heeft bij opdracht 6 een tekst nodig.

DIDACTISCHE INFO • De plaats waar een tekst voorkomt, vertelt je iets over de soort tekst. Het medium kan je iets vertellen over de inhoud of de bedoeling. • Neem er eventueel de Studio leeswijzer al eens bij. In deze les ligt de focus op vóór het lezen. De leerlingen verkennen de verschillende teksten.

Doelen met een * Je werkt in deze les aan taalbeschouwelijke doelen.

In de rugzak Deze leerstof is al aan bod gekomen in het tweede leerjaar. De leerlingen hebben al kennisgemaakt met het begrip ‘medium’. Ze hebben ook al nagedacht over de bedoeling van een tekst.

En hierna • In B1Les11 leren de leerlingen dat ze een moeilijke tekst kunnen proberen te begrijpen door aan te duiden welk deel ze moeilijk vinden en dat deel opnieuw te lezen. Ze leren ook afbeeldingen en belangrijke woorden gebruiken om zich een beeld te vormen van de tekst. • In B1Les17 leren de leerlingen hoe ze een tekst moeten samenvatten.

20

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Leren leren: expliciteren van tekstkenmerken.

TIP Op sommige scholen worden afspraken met pictogrammen weergegeven. Deze les is een uitstekende gelegenheid om die pictogrammen te bekijken en zo de afspraken op school te overlopen.

AANDACHT VOOR WOORDEN • het effect de uitwerking, het gevolg Het effect van dat bedorven snoepje is dat ik nu ziek ben. • het pictogram eenvoudige tekening die iets duidelijk maakt zonder tekst Zoek je de uitgang? Volg dat pictogram! • samenvatten in het kort de belangrijkste dingen weergeven Hij vatte zijn verhaal samen in één zin. • de nieuwsbrief berichten die op papier of via mail worden bezorgd om je op de hoogte te houden van de laatste nieuwtjes In de nieuwsbrief van de school heb ik gelezen dat meester Hans papa is geworden. • de link aanduiding op je computer om door te klikken naar een andere pagina Op de website van onze school staat een link voor de ouders.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Zorg voor een krant, een reclamefolder of een boek in een andere taal. Voorzie afbeeldingen van pictogrammen/verkeersborden die in verschillende landen hetzelfde zijn. Zorg ook voor afbeeldingen van verkeersborden die wij in ons land niet kennen (verkeersbord om te waarschuwen voor kangoeroes/krokodillen, Aziatisch pictogram voor gebruik van het toilet ...). Bij bijvoorbeeld Arabische pictogrammen merk je op dat mensen soms anders worden voorgesteld, zoals op borden die verwijzen naar toiletten. Waarom is dat?

21


BLOK 1

LES 6

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

omgeving

Schrijven

les

6

Je maakt kennis met verschillende formulieren. Je vult een formulier in. Je bedenkt vragen voor een formulier.

Op verkenning 1

Blok 1

Wat ga je doen?

Bespreek samen: - Hoe noem je dit soort teksten? - Waarvoor dienen ze?

DENDERMONDE Voornaam:

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

rhœ n Cato

Familienaam:

Opdracht 1

................................................. .......................................

................................................. ................................................. .

jongen

meisje

Noordlaan 204 9200 n rmon 23 52 87 0486 Gsm: E-mail: rhœ n@sky t. Leeftijd: 9 jaar

Adres:

................................................. ................................................. .............

Lidkaart

................................................. ................................................. .............

................................................. ................................................. .................... ................................................. ................................................. ............. ................................................. ................................................. .........

Handtekening:

rhœ n

SCO U T S Z A N D VL I E T ZOM ER KA M P Vul je gegevens in om je in te schrijven voor het zomerkamp. We sturen je zo snel mogelijk een bevestiging van je inschrijving. Voornaam *:

Familienaam *:

Adres *: Postcode *:

Gemeente *:

Gsm *:

E-mailadres *:

Geboortedatum *: Wat wil je nog vragen of meedelen?

les

6

omgeving

Verzenden

Blok 1

Schrijven

LESVERLOOP Op verkenning

SCOUTS

Bekijk de teksten.

50

Dansschool Brabants

19

Bekijk en bespreek de formulieren klassikaal. • Hoe noem je die soort teksten? (Formulieren) • Wat moet je met die teksten doen? Wat is de bedoeling? (Lezen en invullen, je gegevens achterlaten) • Waaraan kun je zien dat het formulieren zijn? (Je moet vragen beantwoorden, zaken invullen of aankruisen; de zinnen zijn niet volledig; er staan stippellijnen / lege vakken / lege doorlopende lijnen ...) • Waarvoor moet je een formulier invullen? (Om je in te schrijven in een school of club, om een abonnement aan te vragen ...) • Wie van jullie heeft dat al eens gedaan? • Wat moet je op een formulier invullen? (Naam, adres, telefoon, geboortedatum ...) • Bestaat er ook een andere manier om een formulier in te vullen? (Online, op de computer) Geef enkele voorbeelden of laat de leerlingen zelf voorbeelden aanhalen.

Grote Steenweg 529, 9000 Gent

Beantwoord samen de vraag in het leerwerkboek. Vestig de aandacht van de leerlingen op het woord ‘alle’.

Inschrijving schooljaar 2020–2021 Invullen in drukletters a.u.b.

Naam: …………………………….. Voornaam: …………………………………………...……. Geboortedatum: . . / . . / . . . . Adres: ………………………………………………………………… Nr.: ……… Bus: ………

Uitleg

Postcode: ………………. Gemeente: ………………………………………………………….. Gsm: ……………………………………………. E-mail: ………………………………………………………………………………………….

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Handtekening van de ouder(s)

Lees samen de uitleg. Herhaal kort de belangrijkste informatie. • Waarvoor kan een formulier dienen? • Wat staat er in een formulier? • Heb je veel tijd nodig om een formulier in te vullen?

INSCHRIJVINGSFORMULIER

CHIRO BLOEMENDAAL Algemene gegevens

Naam en voornaam kind: ____________________________ Adres: __________________________________________ Geboortedatum: _________________ Contactgegevens ouders/voogd

Oefen eventueel kort op het kernachtig samenvatten van een vraag. Bijvoorbeeld: de vraag 'Waar woon jij?' kun je samenvatten met het woord 'Adres', de vraag 'Hoe heet jij?' kun je samenvatten met het woord 'Naam' ...

Naam: __________________________________________ Gsm-nummer(s): __________________________________ Handtekening: ____________________________________

BASISSCHOOL DE BRUG Taartenverkoop Naam leerling: __________________________ Klas: _____ Bestelt:

appeltaart(en)

rijsttaart(en)

smurfentaart(en)

Prijs per taart: € 8 Totaal: _____________________________

Wat vraagt men op alle formulieren? Kruis aan. Wat vraagt men op alle formulieren?

20

Kruis aan. £ naam naam van de ouders £ beroep beroep van de ouders £ klas £ klas

£ man/vrouw man/vrouw £ telefoonnummer telefoonnummer £ om in drukletters te schrijven £ om in drukletters te schrijven

£ adres adres £ handtekening handtekening £ geboortedatum £ geboortedatum

Uitleg Uitleg

Bij de start van het schooljaar moet je heel wat formulieren invullen. Een nodig om: Bij deformulier start vanishet schooljaar moet je heel wat formulieren invullen. -Een je in te schrijven bij een formulier is nodig om:jeugdbeweging - lid vanbijeen je inteteworden schrijven eenclub jeugdbeweging - iets kopen of teeen verkopen lid teteworden van club - ... iets te kopen of te verkopen - ... Op een formulier staat belangrijke informatie. Deze algemene info vindinformatie. je op elk formulier: naam, adres, telefoonnummer ... Op een formulier (offi staatciële) belangrijke Andere informatie(offi hangt af van bedoeling het formulier. Deze algemene ciële) infodevind je op elkvan formulier: naam, adres, telefoonnummer ... Andere informatie hangt af van de bedoeling van het formulier. Een formulier invullen moet snel gaan. Daarom staan er geen lange vragen of zinnen op, maar korte woorden hokjes omgaan. aan te kruisen. Een formulier invullenenmoet snel Daarom staan er geen lange vragen of zinnen op, maar korte woorden en hokjes om aan te kruisen.

2 2

22

Aan de slag Aan de slag

Een lidkaart is ook een formulier. -Een Leeslidkaart de vragen. vragen. is Stel ookdrie eenextra formulier. - Vul buur in. vragen. Leesdedelidkaart vragen.van Steljedrie extra - Vul de lidkaart van je buur in.

LIDKAART ZOMERSPEELPLEINEN LIDKAART ZOMERSPEELPLEINEN

Naam:

Blok Blok 1 1

omgeving omgeving

Handtekening: _____________________________


Uitleg de start van het schooljaar moet je heel wat formulieren invullen. Door observatie, overleg en lezen kennismaken met hetBijEenteksttype ‘formulier’.* formulier is nodig om: - je in te schrijven bij een jeugdbeweging Een formulier invullen. - lid te worden van een club - iets te kopen of te verkopen - ... Nieuwe vragen voor een formulier schrijven. Op een formulier staat belangrijke informatie. Deze algemene (officiële) info vind je op elk formulier: naam, adres, telefoonnummer ... Andere informatie hangt af van de bedoeling van het formulier.

Kennismaken met verschillende soorten formulieren en hun kenmerken.*

Een formulier invullen moet snel gaan. Daarom staan er geen lange vragen of zinnen op, maar korte woorden en hokjes om aan te kruisen.

Aan de slag

Aan de slag 2

Een lidkaart is ook een formulier. - Lees de vragen. Stel drie extra vragen. - Vul de lidkaart van je buur in.

LEERWERKBOEK

LIDKAART ZOMERSPEELPLEINEN

Opdracht 2

Naam:

Bekijk de opdracht klassikaal. Lees de zin ‘Een lidkaart is ook een formulier.’ • Hoe zie je dat? (Invullijnen, de gevraagde info ...) • Waarvoor heb je een lidkaart nodig? (Om lid te worden van een jeugdvereniging, een club ...)

Adres:

Geboortedatum:

Schrijven Schrijven

Blok Blok 1 1

Bekijk samen de vragen op het formulier. • Welke informatie moet je invullen op de lidkaart? • Kun je nog andere dingen vragen? • Hoe vraag je die? (Niet in een vraagzin, maar in één woord)

Voornaam:

3 3

les Handtekening: les

6 6

Maak je eigen lidkaart voor een sportclub. -Maak Noteerjealle informatie. eigen lidkaart voor een sportclub. -- Versier Noteer de allelidkaart. informatie. - Versier de lidkaart.

omgeving omgeving

21

De leerlingen werken in heterogene duo’s. Ze bedenken drie extra vragen. Controleer of ze die op de juiste manier noteren. Daarna vullen ze elkaars lidkaart in. Opdracht 3

De leerlingen ontwerpen een eigen formulier voor een sportclub. Ze noteren alle essentiële info. Daarna versieren ze de lidkaart. Help de taalzwakkere leerlingen om hun vragen te optimaliseren. Controleer of de leerlingen antwoorden met woorden of woordgroepen en niet met volledige zinnen. Wijs hen indien nodig daarop.

Terugkijken LEERWERKBOEK

4 4

Opdracht 4

Dit is een evaluatieopdracht. Overloop de stellingen klassikaal. De leerlingen steken een hand op bij elke mening die op hen van toepassing is. Vraag geregeld wat extra uitleg. • Waarom lukte dat (niet)? • Wat vond je moeilijk daaraan? • Waarom vind je dat (niet) leuk?

Terugkijken Terugkijken

Wat lukt al? Kruis Wat aan luktwat al?bij jou past.

£ Ik weet watbij een Kruis aan wat jouformulier past. is. invullen. £ Ik kan weeteen watformulier een formulier is. zelf een formulier met nieuwe vragen maken. £ Ik kan een formulier invullen. vindzelf de vragen op een met formulier duidelijk. £ Ik kan een formulier nieuwe vragen maken. eenvragen formulier invullen leuk. duidelijk. £ Ik vind de op een formulier £ Ik vind een formulier invullen leuk.

22 22

23


BLOK 1

LES 6

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL • verschillende formulieren (eventueel, zie Praktische info) • leerwerkboek p. 19-22

PRAKTISCHE INFO Verzamel vooraf voorbeelden van verschillende formulieren: het inschrijvingsformulier van de school, het voorblad van de schoolagenda, een medische fiche, een abonnement ... Die kun je als extra voorbeelden laten rondgaan in de klas.

DIDACTISCHE INFO In B1Les5 hebben de leerlingen verschillende teksttypes leren herkennen. Deze les bouwt daarop voort. De leerlingen maken kennis met het ‘formulier’, een niet zo vanzelfsprekend teksttype waarmee ze in het dagelijks leven wel geconfronteerd worden. De leerlingen leren de gevraagde info correct invullen en ze bedenken zelf vragen.

In de rugzak In B1Les5 hebben de leerlingen kennisgemaakt met verschillende tekstsoorten en hun bedoeling.

En hierna In de volgende schrijflessen van dit blok (B1Les12 en B1Les18) vullen de leerlingen zelf een soort formulier in: een vriendenboek.

TIP • Vooraan in de schoolagenda’s van de leerlingen is meestal een bladzijde voorzien waarop allerlei gegevens moeten worden ingevuld. Dat sluit perfect aan bij de doelstellingen van deze les. Je kunt die bladzijde gebruiken als extra oefening. • Bij een formulier hoort meestal een handtekening. Die hebben de leerlingen nog niet, maar waarschijnlijk experimenteren ze graag daarmee. Deze les biedt een uitstekende kans om hen wat te laten oefenen.

24

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Leren reflecteren op het eigen leerproces: wat ging al goed of minder goed?

AANDACHT VOOR WOORDEN • de handtekening je eigen naam, op een persoonlijke manier geschreven Hij zette zijn handtekening onder de brief. • drukletters hoofdletters, los van elkaar geschreven Als je dat in drukletters invult, kan ik het beter lezen. • het abonnement Je betaalt één keer om iets op regelmatige tijdstippen te gebruiken (bijvoorbeeld de trein) of te ontvangen. Mijn opa heeft een abonnement op de krant. Hij leest ze elke dag. • online rechtstreeks verbonden met het internet Mijn papa heeft online een tafel in een restaurant geboekt. • het beroep wat voor werk iemand doet Het beroep van mijn mama is buschauffeur. • belangrijk van grote betekenis Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik mijn best doe op school. • de informatie inlichtingen, gegevens In dat boek vind je veel informatie over de ruimte.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Toon anderstalige formulieren. De leerlingen duiden de herkenbare info aan. De leerlingen die de taal beheersen, reageren en vertellen of hun klasgenoten het bij het rechte eind hebben.

25


BLOK 1

LES 7

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Ontbijt jij wel gezond? nogmaals zullen lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

Ontbijt jij wel gezond?

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Lang leve je gezondheid!.

Start jij elke ochtend met een goed ontbijt? Dan ben je slim bezig. Het is namelijk de belangrijkste maaltijd van de dag. Met een gezond ontbijt kan je lijf alles aan. Maar hoe ziet een ideaal ontbijt eruit?

Lesdoel bespreken • Woorden met botsende klinkers goed en vlot lezen. • Letten op leestekens.

Zet je lijf aan

Brood mét boter

Ontbijten kan op veel manieren. Elk gezin heeft vaak zijn eigen, vaste ritueel. Soms eten mensen elke ochtend samen aan tafel. Of ieder lid van het gezin doet zijn eigen ding, en eet snel een kommetje platte kaas in de zetel of in de keuken. Maar hoe de situatie ook is: kies altijd voor gezonde stoffen voor je lijf. Gezonde stoffen zijn vezels, eiwitten, kalk, ijzer en andere stoffen. Die geven je lichaam veel kracht.

Eet je graag brood? Kies dan voor bruin brood. Want dat zit vol vezels. Die vezels zorgen ervoor dat je darmen het eten goed kunnen verteren. En vergeet de boter niet! In boter zit een stof die zorgt voor stevige botten en tanden. Je krijgt deze stof alleen via de zon óf via boter naar binnen.

Fruit en groente Start je dag met fruit, dat is een grandioos idee. De vezels en andere stoffen die erin zitten, houden je fit. Je kunt altijd een stukje fruit eten van het seizoen. Zoals een mandarijn of appel in januari, en kersen of bessen in juli. Of wees creatief en beleg je brood met dit gezonde trio: appel, peer en komkommer.

Werkinstructie leerwerkboek p. 23 | Vloeiend & vlot p. 2-5, p. 65 tip 2

In zuivel (zoals melk en platte kaas) zitten eiwitten en kalk. Daar krijg je sterke spieren van. En als je gesport hebt, knapt je lichaam snel op met deze stofjes. Een prima keuze dus voor je ontbijt. Je kunt ook kiezen voor noten, een mager stukje kaas of een eitje. Want daar zitten ook veel eiwitten in.

Elke dag een gezond ontbijt Een paar jaar terug bleken er veel kinderen te zijn die zonder ontbijt naar school gingen. Daarom is ons ontbijt de laatste jaren weer een actueel onderwerp. Jij start toch ook je dag met brood, fruit of zuivel? En met de tips uit dit artikel eet je lekker en gezond!

Wat zie ik in de tekst?

65

Let op leestekens zoals . , ? ! ‘ ’ : ( ) .

• Een punt, vraagteken of uitroepteken staan aan het einde van de zin. • Bij een komma in de zin rust je even, haal je even adem. • Na een dubbele punt : staat wat iemand zegt of denkt. • Tussen aanhalingstekens staat wat iemand echt zegt: ‘…’. • Tussen haakjes staat vaak een (korte) uitleg. Let op beschrijvende woorden zoals boos, roepen. Lees je hardop? Beschrijvende woorden zeggen hoe iets gezegd moet worden. Elza (mijn buurmeisje) zegt boos: ‘Ik doe niet meer mee, want jullie spelen steeds vals!’

9789463681766_studio_vv_M5.indd 65

26

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor of laat een leerling van aanpak 3 het stukje vloeiend voorlezen. Laat de leerlingen meelezen. Wijs na het voorlezen op tip 2: Letten op leestekens. Herhaal waar het bij die tip om gaat. Bespreek kort hoe dat bij het voorgelezen fragment te horen was. Werkinstructie leerwerkboek plus p. 5 en 6 | Vloeiend & vlot p. 65 tip 2

Zuivel en zo

M5

Uitleg

1/05/2020 15:28:04


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met botsende klinkers. Vloeiend lezen: letten op leestekens. Technisch lezen

7

LEERWERKBOEK

Blok 1

les

Aan de slag

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden met botsende klinkers. Je leest woorden die bij elkaar horen, bij elkaar (tip 2). Je past dat toe op de tekst Ontbijt jij wel gezond?

Aan de slag

Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

1

Kijk goed naar de afbeelding.

Welk woord hoort erbij? Zet er een rondje om.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

Terugkijken

ideaal visueel liniaal ritueel

kopieer koalabeer koriander creatief

indiaan gladiool januari situatie

liaan oceaan riool dialoog Lees alle woorden goed en vlot.

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 een stukje tekst uit deze les voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken.

2

Lees de tekst Ontbijt jij wel gezond? Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je maatje. Let daarbij op de leestekens. 65, tip 2

3

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen uit de tekst die zij in hun leerwerkboek gelezen hebben. In plaats van opdracht 4 schriftelijk te maken, kunnen de leerlingen hun tip vertellen aan de klas.

politie ondersneeuwen dialoog opendraaien

uitverkoop lawine weekkalender ideaal

sneeuwballetje cijfer vermoeiend attentie

samenwerken opgelucht situatie etiket mailen duobaan

uitrekenen actie vruchtenthee bofferd indiaan knipperlichtje

logeren thermosfles kanotocht kopieer vernieuwen tijdelijke

visueel bewonderen eierdooier tomaten onbewoond reageren

Oefen de rijtjes nu een paar keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

Extra leestijd (facultatief) Plaats het boek De fitste klas centraal in de klas. Selecteer nog andere boeken uit de klas- en schoolbibliotheek.

leerjaar Heb3je nognaam: tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

datum:

2-5

23

Leeslogboek 1

Start deze activiteit met het voorlezen van het eerste hoofdstuk uit het verhaal De fitste klas.

viooltjes weigeren ongeduldig judo

Kleur de ster als je het boek uitgelezen hebt.

Deze boeken en teksten heb ik gelezen: datum

De fitste klas

boek/tekst:

start

omnibus

Houd na afloop een klasgesprek over de inhoud van het verhaal: • Wie moet zich ’s ochtends ook vaak haasten om op tijd op school te komen? Hoe komt dat? • De mama van Fati vindt ontbijten heel belangrijk. Vind jij dat ook? • Weten jullie nog welke tips over ‘gezond ontbijten’ we enkele lessen geleden lazen? • De klas van Fati krijgt les in een oud fabrieksgebouw. Wie zou dat ook leuk vinden? Of wil je liever naar een ander soort gebouw verhuizen?

stop

     

Jørgen Hofmans

2

Sommige leesboeken zijn een deel uit een serie. Lees jij graag boeken uit een serie? Kruis aan en schrijf op. £ Nee. £ Ja, ik lees graag boeken uit de serie omdat

3

Schrijf op. Mijn leukste boek is:

Mijn minst leuke boek is:

Deze boeken wil ik graag nog lezen:

Vertel aan de leerlingen dat ze de volgende weken de kans krijgen om een zelfgekozen boek te lezen. Ze kunnen verder lezen in De fitste klas, maar ze mogen ook een ander boek kiezen. Introduceer het leeslogboek. Het leeslogboek moet een stimulans zijn voor de leerlingen om (steeds meer) te lezen. Het leeslogboek is ook een hulpmiddel om het leesgedrag van de leerlingen in kaart te brengen. De leerlingen noteren of kruisen de titel aan van het boek dat ze gaan lezen. Ze noteren de startdatum. Ze noteren ook de datum wanneer ze het boek uit hebben of wanneer ze het boek omruilen voor een ander boek. Op die manier kun je de evolutie en het leesgedrag van jouw leerlingen volgen.

Studio taal • © 2020 • Uitgeverij Zwijsen België

27


BLOK 1

LES 7

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • •

leerkrachtassistent kopieerblad leeslogboek (zie leerkrachtassistent) Vloeiend & vlot M5 p. 2-5, p. 65 tip 2 leerwerkboek p. 23, tekst p. 12 en 13 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 5 en 6

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met botsende klinkers geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dat aan de hand van de tekst Ontbijt jij wel gezond?, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dat aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht ze dan toe. Bespreek ze ook klassikaal bij het terugkijken op de les. Controleer of opdracht 2 duidelijk is. De leerlingen moeten eerst de tekst helemaal zelf lezen, vervolgens de grijze zinnen met een maatje en tot slot de hele tekst met een maatje.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN In de fase Terugkijken van de basisles (les 4) kregen de leerlingen de kans om te vertellen hoe hun eigen (ideale) ontbijt eruitziet. Als je leerlingen in je klas hebt met een andere culturele achtergrond, kan het leerrijk zijn om daar eens dieper op in te gaan. Niet overal gelden immers dezelfde ontbijtrituelen. Een leuk idee is om met de hele klas een ‘klaskookboek’ te maken. De leerlingen maken individueel een ‘ontbijtfiche’ waarop ze hun ideale ontbijt tekenen en een beschrijving toevoegen. Dat kan in de vorm van een recept, maar ook een opsomming van de ingrediënten in hun eigen moedertaal (met een Nederlandse vertaling) is een speelse manier om de leerlingen in contact te brengen met andere talen.

28

25


Technisch lezen

7

Je let op leestekens (tip 2). Je past dat toe op de tekst uit Lang leve je gezondheid!.

3

januari

Waarover zou de tekst gaan? Kruis aan. £ over het ziekenhuis £ over gezondheid

situatie

goed en vlot. 2 wriemelen alarmcentrale beantwoord jubileumviering cake symbool

macaroni moeiteloos archeoloog pagina’s lucifer speciaal

reparatie onverantwoord horloge skikampioen

tekstueel sportpagina postcode saxofoon

er. Zet een streep tot waar je nu komt.

Lees de titel en de eerste zinnen.

£ over verjaardagen

Welk woord gebruikt de schrijver daarvoor in de tekst? Zet er in de tekst een rondje om.

4

Gezond Het woord ‘gezond’ hoor en lees je vaak. In reclames op tv. Op de radio en in winkels. Kranten en tijdschriften staan er vol mee. Alle mensen willen gezond zijn. Gezondheid is dus erg belangrijk. Vraag maar eens aan je ouders en opa en oma: wat vind je het belangrijkst in je leven? Ze denken even na. En vaak komt dan als antwoord: gezondheid. Terug naar het woord ‘gezond’. Wat betekent dat eigenlijk? Heeft het met de zon te maken? Wel iets: als je gezond bent, zie je niet bleek. En je bent dan ook niet slap en sloom. Bij de zon denk je aan: sterk en groei. Zonlicht kun je niet missen. Je lijf maakt er vitamine D van, zodat je sterke botten krijgt. Speel dus veel buiten in de zon. Slapen en lachen Je blijft gezond door te bewegen en goed te eten. Maar goed slapen is zeker zo belangrijk! Slaap regelt de temperatuur van je lijf. En die zorgt dat alles goed werkt. Slaap bepaalt ook je humeur. Het voorkomt dat je prikkelbaar wordt. Of ongeduldig en nerveus. Of dat je je gevoel voor humor verliest. Dat is wel zo fijn voor je omgeving! En voor je juf of meester. Want een uitgeslapen kind leert beter. Dat kan zich goed concentreren.

Ik begrijp & ik vind

Welke twee zinnen kloppen?

Van te weinig slaap word je humeurig.

Lees de tekst.

In de tekst staat dat goed slapen belangrijk is. Maar soms lig je in bed en kun je toch niet slapen. Wat helpt dan voor jou? Schrijf een tip op.

Bas Rompa, Lang leve je gezondheid!, Uitgeverij Zwijsen, 2017

1

omgeving

Kruis aan. £ Gezondheid heeft niks met de zon te maken. £ Je lijf maakt van zonlicht vitamine D. £ ’s Nachts is je temperatuur hoger dan overdag. £ Als je niet genoeg slaapt, is dat slecht voor je humeur.

Aan de slag

kers.

les

7 MATERIAAL

plus

Wat ga je doen?

Blok 1 Blok 1

les

Technisch lezen

omgeving

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

Lees om de beurt de grijze zinnen vloeiend voor. Lees nu de hele tekst met je buur.

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Let daarbij op de leestekens. 65, tip 2

6

5

29


BLOK 1

LES 8

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

Spreken Luisteren

les

Blok 1

8

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen? Je luistert naar verschillende gesprekken. Je past je manier van luisteren aan de situatie aan. Je stelt passende vragen om meer informatie te krijgen.

Op verkenning

Op verkenning

LEERWERKBOEK

Bekijk de foto’s.

1

Bespreek: - Wat gebeurt er? Spreken - Waar zijn de mensen op de foto’s? Luisteren - Wat zeggen ze volgens jou?

les

Blok 1

8

Opdracht 1

omgeving

1. Bekijk samen de foto’s in het leerwerkboek. Bespreek klassikaal. • Wat gebeurt er? • Waar zijn de mensen op de foto’s? • Wat zeggen ze volgens jou?

Wat ga je doen? Je luistert naar verschillende gesprekken. Je past je manier van luisteren aan de situatie aan. Je stelt passende vragen om meer informatie te krijgen.

Op verkenning 1

Bekijk de foto’s.

2. Kondig de luisteropdracht aan. Vertel de leerlingen dat ze heel goed moeten luisteren naar wat gezegd wordt. Pauzeer even na elk audiofragment. De leerlingen verwoorden waar de gesprekken zich afspelen en wat de gesprekspartners vertellen of vragen. Ze vullen bij elke foto het bijbehorende nummer in.

Bespreek: - Wat gebeurt er? - Waar zijn de mensen op de foto’s? - Wat zeggen ze volgens jou?

Luister goed.

Welke foto hoort bij welk gesprek? Zet het nummer erbij.

Geef de leerlingen eventueel nog een extra luisteropdracht (zie kopieerbladen). De leerlingen luisteren naar jouw instructie en schrijven de juiste letters in de vakjes.

Uitleg Elke dag ontmoet je mensen op verschillende plaatsen. Jij spreekt met hen en zij vertellen iets aan jou. Om te begrijpen wat mensen zeggen, moet je goed luisteren. Sommige mensen vertellen wat ze hebben meegemaakt, andere leggen iets uit.

?

Nog andere mensen lezen iets voor ... Luister goed.

Uitleg

Welke foto hoort bij welk gesprek? Het kan zijn dat je iets niet begrijpt of dat je daarover Zet het nummer erbij. meer wilt weten. Stel passende vragen om meer te weten te komen.

LEERWERKBOEK

Doe dat op een beleefde toon. Bij mensen die je Uitleg

minder goed kent, gebruik je het best ‘u’. Elke dag ontmoet je mensen op verschillende plaatsen. Jij spreekt met hen en zij vertellen iets aan jou. Om te begrijpen wat mensen zeggen, moet je goed luisteren.

24

Sommige mensen vertellen wat ze hebben meegemaakt, andere leggen iets uit. Nog andere mensen lezen iets voor ...

Lees samen de uitleg. Benadruk het belang van duidelijk spreken en goed luisteren. ?

Aan de slag

Het kan zijn dat je iets niet begrijpt of dat je daarover meer wilt weten. Stel passende vragen om meer te weten te komen. Doe dat op een beleefde toon. Bij mensen die je minder goed kent, gebruik je het best ‘u’.

omgeving

2

LEERWERKBOEK Blok 1

Aan de slag

24

Luister nog eens.

Welke vragen worden gesteld?

3

Kies een foto uit opdracht 1. Speel het fragment na. Werk samen met een klasgenoot. Spreek af wie welke rol speelt.

Neem de opdrachtkaarten. Speel het spel met een klasgenoot. Lees de uitleg op de voorzijde. Je klasgenoot leest de vraag op de achterzijde en geeft een antwoord.

Teken 14 hokjes naast elkaar. Maak het vijfde hokje zwart. Schrijf een ‘e’ in hokjes 3, 11 en 13. Achter de eerste ‘e’ schrijf je een ‘d’, achter de tweede ‘e’ een ‘r’ en achter de derde ‘e’ een ‘n’. Het eerste woord begint met een ‘g’ en het tweede met een ‘l’. In vakje 7 schrijf je een ‘u’. In vakje 9 schrijf je een ‘s’. Tussen ‘u’ en ‘s’ komt ‘i’. Er ontbreken nog twee letters.

Welke woorden heb je gevonden?

achterzijde kaart

Fragment 2 (cadeautje kiezen) • Hoe oud is je zusje? • Hoeveel mag het kosten? • Speelt ze graag met poppen? • Wat is haar lievelingskleur? • Hoeveel kost die?

Vind je de oplossing?

(goed luisteren)

Terugkijken 5

Denk na over de vragen. Vertel het aan elkaar.

Beluister de audiofragmenten nog eens. Vestig de aandacht op het belang van vragen stellen om iets goed te begrijpen en geen vergissingen te maken.

Fragment 1 (kassa supermarkt) • Hebt u een bon voor leeggoed? • Gaat u contant betalen of met de kaart? • Spaart u zegeltjes? • Voor welke actie is dat?

Voorbeeld voorzijde kaart

Opdracht 2

Na elk audiofragment reproduceren de leerlingen een aantal vragen. Schrijf ze op het bord.

Je mag ook kleine aanpassingen doen of zelf een situatie bedenken.

4

Wat vond je moeilijk? Wat heb je vandaag geleerd?

25

30

50

Fragment 3 (haardroger ruilen) • Wat is er mis? • Hebt u het aankoopbewijs nog? • Wat wilt u dat ik doe? • Zal ik hem even uitproberen?


Gericht luisteren naar diverse boodschappen. Het luistergedrag adequaat aanpassen. Gericht vragen stellen om meer (en noodzakelijke) informatie te krijgen.

Blok 1

Het taalgebruik aanpassen aan de situatie.

omgeving

Aan de slag 2

Luister nog eens.

Welke vragen worden gesteld?

Opdracht 3

Verdeel de leerlingen in heterogene duo’s. De duo's kiezen een van de foto’s uit opdracht 1. Ze spelen het audiofragment na. Eventueel mogen ze ook kleine aanpassingen doen of een eigen situatie bedenken. Benadruk dat vraag en antwoord belangrijk zijn.

3

Kies een foto uit opdracht 1. Speel het fragment na. Werk samen met een klasgenoot. Spreek af wie welke rol speelt.

Je mag ook kleine aanpassingen doen of zelf een situatie bedenken.

4

Neem de opdrachtkaarten. Speel het spel met een klasgenoot. Lees de uitleg op de voorzijde. Je klasgenoot leest de vraag op de achterzijde en geeft een antwoord.

Voorbeeld

Opdracht 4

3

Kies een fotoVind uit opdracht 1. je de oplossing? Speel het fragment na. Werk samen met een klasgenoot. Spreek af wie welke rol speelt.

(goed luisteren)

Neem deover opdrachtkaarten. Denk na de vragen. Speel het spel met een klasgenoot. Lees uitleg de voorzijde. Verteldehet aan op elkaar. Wat vond je moeilijk? Je klasgenoot leest de vraag op de achterzijde en geeft een antwoord.

Voorbeeld voorzijde kaart

Wat heb je vandaag geleerd?

Teken 14 hokjes naast elkaar. Maak het vijfde hokje zwart. Schrijf een ‘e’ in hokjes 3, 11 en 13. Achter de eerste ‘e’ schrijf je een ‘d’, achter de tweede ‘e’ een ‘r’ en achter de derde ‘e’ een ‘n’. Het eerste woord begint met een ‘g’ en het tweede met een ‘l’. In vakje 7 schrijf je een ‘u’. In vakje 9 schrijf je een ‘s’. Tussen ‘u’ en ‘s’ komt ‘i’. Er ontbreken nog twee letters.

Welke woorden heb je gevonden?

achterzijde kaart

25

Vind je de oplossing?

(goed luisteren)

De leerlingen bespreken de vragen in duo’s. Bespreek daarna kort klassikaal.

omgeving

Terugkijken 4 5

Terugkijken Opdracht 5

achterzijde kaart

Je mag ook kleine aanpassingen doen of zelf een situatie bedenken.

De leerlingen wisselen de rollen van lezer en uitvoerder onderling om.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Welke woorden heb je gevonden?

Aan de slag 2

Bekijk het voorbeeld van het kaartspel in het leerwerkboek. De leerlingen voeren de opdrachten uit in heterogene duo’s (kopieerblad). Een leerling leest de opdracht op de voorzijde. De andere leerling luistert goed en voert de opdracht uit. Sommige opdrachten mag hij rechtstreeks op de kaart maken. Spoor de leerlingen aan om vragen te stellen als ze iets niet begrepen hebben of als ze het niet correct hebben gehoord. Na afloop controleren de leerlingen de oplossing. Als er tijd over is, wisselen de duo’s van kaarten met een ander duo.

Teken 14 hokjes naast elkaar. Maak het vijfde hokje zwart. Schrijf een ‘e’ in hokjes 3, 11 en 13. Achter de eerste ‘e’ schrijf je een ‘d’, achter de tweede ‘e’ een ‘r’ en achter de derde ‘e’ een ‘n’. Het eerste woord begint met een ‘g’ en het tweede met een ‘l’. Luister nog eens. In vakjegesteld? 7 schrijf je een ‘u’. Welke vragen worden In vakje 9 schrijf je een ‘s’. Tussen ‘u’ en ‘s’ komt ‘i’. Er ontbreken nog twee letters.

Blok 1

voorzijde kaart

Ga rond en begeleid waar nodig. Observeer of de leerlingen de beleefdheidsvorm ‘u’ gebruiken. Als er voldoende tijd is, kun je enkele fragmenten voor de klas laten spelen. Bespreek kort.

Terugkijken 5

Denk na over de vragen. Vertel het aan elkaar.

Wat vond je moeilijk? Wat heb je vandaag geleerd?

25

31


BLOK 1

LES 8

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • audiofragmenten (zie leerkrachtassistent) • kopieerblad opdrachtenkaarten (zie leerkrachtassistent) • kopieerblad en extra luisteropdracht en letterhokjes (eventueel, zie leerkrachtassistent) • observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 24 en 25

PRAKTISCHE INFO • Zet de audiofragmenten klaar. Je vindt ze in de leerkrachtassistent. • Als je de extra luisteropdracht in Op verkenning uitvoert, maak dan kopieën van de letterhokjes (naargelang het aantal leerlingen) en verknip de bladen in stroken. De opdracht vind je op het andere kopieerblad. • Maak twee of drie (naargelang het aantal leerlingen) kopieën van de opdrachtkaarten. Kleef de voor- en achterzijde op elkaar en verknip de kaarten. De leerlingen hebben ze nodig bij opdracht 4. • Neem er per leerling de observatiewijzer spreken/luisteren bij. Tussentijds observeren is aangewezen.

DIDACTISCHE INFO In deze les leren de leerlingen dat ze heel gericht moeten luisteren om een situatie te herkennen en te begrijpen. Ze leren geconcentreerd luisteren om een opdracht correct uit te voeren. Ze stellen vragen om meer info te krijgen.

In de rugzak In B1Les3 hebben de leerlingen een gesprek gevoerd rond een vakantievoorwerp. Ze hebben hun voorwerp beschreven en verteld waaraan het hen deed denken (ervaringen, herinneringen …). Daarbij hebben ze geleerd hoe ze door goed te luisteren veel te weten kunnen komen. Ze hebben bijkomende informatie gevraagd, als dat nodig was.

En hierna In B1Les16 voeren de leerlingen een gesprek waarin ze hun mening moeten geven over een bepaald onderwerp. Ze leren om gericht vragen te stellen om meer informatie te krijgen en leren om hun eigen mening duidelijk en taalvaardig te verwoorden.

32

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Gericht samenwerken met anderen.

TIP Steek de opdrachtkaarten uit opdracht 4 niet te ver weg. Ze vormen een leuk tussendoortje op vrije momenten of zijn gemakkelijk in te zetten tijdens contractwerk. De leerlingen kunnen ook zelf een opdrachtkaart ontwerpen voor het kaartspel.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de situatie de omstandigheden, het geheel van wat er gebeurt of gebeurd is Het is hier aangenaam stil: in zo’n situatie lees ik graag een boek. • boeiend spannend, interessant Ik vond de film over zeehonden heel boeiend! • het fragment kort deel/stuk uit een boek, film, muziekstuk, luisterspel We beluisteren nu een fragment van het gedicht. • ontbreken tekort zijn, gemist worden Er ontbreken twee schroeven in dit bouwpakket. Zo kan papa de kast niet in elkaar zetten.

33


BLOK 1

LES 9

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Bekijk samen de tekst Fabriek Uniek!. Lees de titel en de tussentitels. Bekijk ook de afbeeldingen en de lay-out van de tekst. • Welk soort tekst zou dit zijn? Waarom denk je dat? (een krantenartikel) • Waarover zou de tekst gaan? Waarom denk je dat?

Fabriek Uniek! door Bas Rietveld

Oude verffabriek weer open Veertig jaar geleden werd de oude verffabriek aan de rand van het dorp Hamme gesloten. Al heel lang stond het gebouw leeg. Het plan om er een supermarkt van te maken, mislukte. Maar vanaf vandaag gaan de deuren weer open en heet het Fabriek Uniek. Juf Sofie trekt met

Houd aansluitend een kort klasgesprek over (het lezen van) kranten. • Leest jouw mama/papa/broer/zus ... thuis de krant? Lees jij soms de krant? • Lezen ze de krant altijd op papier? Of soms ook digitaal op een tablet, op de computer ... ? • Waarom lezen mensen eigenlijk een krant? (om te weten wat er in de wereld gebeurt, om op de hoogte te zijn van het nieuws) • Wat voor artikels kun je allemaal lezen in een krant? (binnenland, buitenland, weerbericht, sport ...)

haar klas in de fabriek. Het plan is dat de kinderen er het komend jaar les krijgen. De komst van de verffabriek Honderdvijftig jaar geleden kwamen er steeds meer fabrieken in het land. In die tijd werd ook de fabriek in Hamme gebouwd. Veel mannen uit het dorp gingen in de fabriek aan de slag om verf te maken. Maar de fabriek had geen goede reputatie. Zwaar werk Het werken in de fabriek was erg zwaar. Het was er donker en stoffig. De mannen werkten er oneindig lange dagen. Soms wel twaalf uur per dag! En dan nog verdienden ze niet genoeg om hun gezin te eten te geven. Voor deze wanhopige mensen zat er daarom niets anders op: elke vrouw en elk kind moest óók in de fabriek gaan werken.

Koppel terug naar de vorige les begrijpend lezen (B1Les5). Ook toen stonden de leerlingen al even stil bij de kenmerken van een krantenartikel.

De verffabriek in vroeger tijden

Inzoomen op Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor. Laat de gemarkeerde versie zien. Wijs erop dat dat vaste stukjes zijn die altijd op dezelfde manier worden uitgesproken.

Kinderen in de fabriek De kinderen werkten ook vaak alle dagen van de week in de fabriek. Ze werkten met stoffen die ongezond waren. En ze werkten door tot ver na bedtijd. Er gebeurden ongelukken omdat ze in slaap vielen en ook werden veel kinderen ziek.

Lesdoel bespreken • Woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1) goed en vlot lezen. • Naar het einde van de zin lezen, niet naar het einde van de regel.

Reactie op het zware werk Steeds meer mensen vonden de toestand in de fabriek onmenselijk. Er kwam eerst een onderzoek en daarna begon een rechtszaak. Uiteindelijk kreeg iedereen meer loon en de werkdagen werden korter. De kinderen hoefden niet meer te werken, en gingen elke dag naar school. Fabriek dicht en weer open Vijftig jaar geleden werd het onderzoek naar de fabriek heropend. Want de situatie was wel beter geworden, maar er werden nog steeds veel mensen ziek. Men ontdekte dat bepaalde stoffen die nodig zijn bij het maken van verf gevaarlijk, of zelfs giftig waren. Na deze onthulling werd de fabriek gesloten. De poorten bleven dicht … tot vandaag! Door juf Sofie en haar klas heeft het gebouw een nieuwe bestemming. Na een jaar zal de gemeente beslissen of er nog meer klassen les gaan krijgen.

M5

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden de reputatie, wanhopig, de rechtszaak en de onthulling.

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1)

6

Soms begint of eindigt een woord met een vast stukje. Je zegt het altijd hetzelfde. Kijk of je een vast stukje vooraan of achteraan in een woord ziet. Voorbeelden van vaste stukjes vooraan zijn her-, super- en oer-.

ondiep herdenken supersterk oertijd

M5

oneindig onverschillig ontsnapping

reactie reputatie reparatie

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1)

9789463681766_studio_vv_M5.indd 6

|| || |

onzin ontdekken politie traktatie prestatie

7

9789463681766_studio_vv_M5.indd 7

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord eerst voor door de zinnen aan het einde van de regel kort te onderbreken. Laat een leerling daarop reageren. Bespreek de tip Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel. Je moet ook de woorden van een lange zin bij elkaar uitspreken en naar het einde van de zin toe lezen. Lees het fragment dan vloeiend voor.

1/05/2020 15:27:40

|| | | |

herinneren mislukking wanhopig supersnel oersaai

onschadelijk ongunstig onbegonnen onthulling ontknoping

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 9 en 10 | Vloeiend & vlot p. 66 tip 5

repeteren repetitie revolutie recreatie reservering

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Je hoeft niet alle namen te onthouden. Dat is onbegonnen werk. We zijn benieuwd hoe het zal aflopen. De ontknoping komt morgen op tv. De uitvinding van de trein was een revolutie. Mensen konden nu ver gaan reizen. Dit bos is bestemd voor recreatie: je mag hier wandelen en spelen. Deze film wil iedereen zien. Heb jij al een reservering gemaakt voor de kaartjes?

34

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 5.

1/05/2020 15:27:40


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Vloeiend lezen: naar het einde van de zin lezen, niet naar het einde van de regel.

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over vaste stukjes vooraan en achteraan (1). Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 6 en 7 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden door elkaar. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

les

9

Blok 1

Werkinstructie leerwerkboek p. 28 | Vloeiend & vlot p. 6-9

Technisch lezen

omgeving

Wat ga je doen?

supersterk ontsnapping reparatie

Je leest woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Je past dat toe op de tekst Fabriek Uniek!.

Aan de slag Lees de tekst Fabriek Uniek!.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Aan de slag

Ik begrijp & ik vind

LEERWERKBOEK

Waarom werd de oude verffabriek veertig jaar geleden gesloten?

2

Kruis aan. £ Men kwam erachter dat de verffabriek op instorten stond. £ Men kwam erachter dat de arbeiders er niet meer wilden werken. £ Men kwam erachter dat bepaalde stoffen om verf te maken giftig waren.

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

Na een jaar zal de gemeente beslissen of er nog meer klassen les gaan krijgen in de oude verffabriek.

3

Zou jij het leuk vinden om les te krijgen in een oude fabriek? Kruis aan. £ ja £ nee

Begeleide verwerking

Waarom vind je dat wel of niet leuk? Vertel het aan je buur.

Opdracht 1 > tekst

Extra opdracht

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten telkens een stukje voor.

Lees de rijtjes. Lees de woorden van het eerste rijtje. Trek lijnen naar de twee woorden die erbij horen.

Opdracht 2 en 3

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

daad

misdaad

misdadig

actie

fatsoenlijk

herdenking

lukken

wanhoop

mislukking

sterk

herdenken

onfatsoenlijk

hoop

onschuld

supersterk

schuld

reactie

wanhopig

fatsoen

mislukken

reageren

denken

oersterk

onschuldig

Lees alle woorden nog een keer.

Extra opdracht > woorden

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

M5

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1)

Zondag is de onthulling van het kunstwerk bij de kerk. De koning komt en het mannenkoor gaat zingen. Voordat het kunstwerk geplaatst werd, is er in de grond gegraven. Daarbij werd een bom ontdekt uit de Tweede Wereldoorlog! De mensen die de onthulling regelen, waren best wanhopig. Ze vreesden dat hun plan in duigen zou vallen en de onthulling een mislukking zou worden. Maar de bom is onschadelijk gemaakt, dus het komt goed. Het koor houdt nog een extra repetitie. Het weer voor zondag is niet ongunstig, dat is ook belangrijk. De koning moet aan een koord trekken, de doeken glijden dan van het kunstwerk. Als het hard waait, is dat onbegonnen werk.

Terugkijken M5

onderhoud

9

9789463681766_studio_vv_M5.indd 8

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten uit de leerwerkboeken. Laat enkele leerlingen vertellen waarom ze het wel of niet leuk zouden vinden om les te krijgen in een oude fabriek.

8

Onthulling kunstwerk gaat toch door

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

6-9

28

honderd insect duidelijk tocht onverstandig kleurpotlood piano vakantie koude zodat

9789463681766_studio_vv_M5.indd 9

1/05/2020 15:27:41

tribune sluiten drumsolo allemaal trainer onduidelijk figuur onderzeeboot schaartje computer

thermosfles

• ontsnapping

verstrooid borstelen vermoeiend injectie herinneren koninkje benieuwen farao

• •

behandelen zonsondergang juwelen revolutie logeren minirok wrijfsteen onbegonnen uitzondering kluwen

1/05/2020 15:27:41

35


BLOK 1

LES 9

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 6-9, p. 66 tip 5 leerwerkboek p. 26-28 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 7-10

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op informatieve teksten. De leerlingen lezen een krantenartikel.

OP RONDE Controleer of opdracht 3 duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij die opdracht om de eigen mening van de leerling. Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht ze dan toe. Bespreek ze eventueel klassikaal bij het terugkijken op de les.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

TIP Besteed tijdens deze les voldoende aandacht aan de betekenis van de woorden die aan bod komen in de tekst, het leerwerkboek en de Vloeiend & vlot-pagina’s. Zien de leerlingen in dat ook sommige vaste stukjes een betekenis hebben? Bijvoorbeeld: • gezond – ongezond (= niet gezond) • lukken – mislukken (= niet lukken) • openen – heropenen (= opnieuw openen)

36

25


Technisch lezen

omgeving

plus

9

Je leest naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel (tip 5). Je past dat toe op de tekst Fabriek Uniek!.

Zet in elk woord een streep onder het vaste stukje vooraan. wanhopig

onthulling

mislukken

Technisch lezen

Blok 1

Aan de slag 1

les MATERIAAL  9

Blok 1

Wat ga je doen?

les

4

omgeving

Na een jaar zal de gemeente beslissen of er nog meer klassen les gaan krijgen in de oude verffabriek. Zou jij het leuk vinden om les te krijgen in een oude fabriek? Kruis aan. £ ja £ nee

onmenselijk

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

Waarom vind je dat wel of niet leuk? Vertel het aan je buur.

Zet een streep tot waar je komt. antivries gehoorzaam thermometer dinosaurus team foto’s

jongere yogales schorpioen extra geachte variatie

kritisch route collectie virtueel paraplu’s sticker

gympakje ontwikkeling damesmode hyperactief profiteren joviaal

skaten jubileum politiebusje ontoegankelijk

internetadres avocado onlogisch arena

luxe competitie uitwringen assistent

hulpeloos zomervakantie cassis geaarzeld

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

2

Lees de tekst Fabriek Uniek!. Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. 66, tip 5

Ik begrijp & ik vind 3

Waarom werd de oude verffabriek veertig jaar geleden gesloten? Kruis aan. £ Men kwam erachter dat de verffabriek op instorten stond. £ Men kwam erachter dat de arbeiders er niet meer wilden werken. £ Men kwam erachter dat bepaalde stoffen om verf te maken giftig waren.

9

M5

Wat hoort bij elkaar?

10

66

Lees zinnen, geen losse woorden. De woorden van een zin horen bij elkaar. Laat dat horen. Waar eindigt de zin? Begin te lezen en lees toe naar het einde van de zin. De bus stopt bij de nieuwe bushalte op de hoek van de Kloosterweg. Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel. Lees steeds toe naar het einde van de zin. Staat aan het einde van de regel geen leesteken? Lees dan door op de volgende regel. In de rij bij de kassa moesten we nog lang wachten voordat we aan de beurt waren.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 66

1/05/2020 15:28:05

37


BLOK 1

LES 10

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

Taalbeschouwing

Je leert dat je op verschillende manieren kunt praten: boos, beleefd, lief, zeurend ... Je past je manier van praten aan: aan de mensen, aan de situatie, aan het doel dat je wilt bereiken.

Blok 1

10 1

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

les

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Luister naar de teksten.

Opdracht 1

Let op hoe de mensen zich uitdrukken.

De twee leerlingen die de dialogen hebben voorbereid, voeren die op voor de klas (zie Praktische info). Je kunt ook de audiofragmenten gebruiken (zie leerkrachtassistent). De andere leerlingen laten hun leerwerkboek dicht, luisteren en kijken. Bespreek daarna uitvoerig wat de leerlingen gezien en gehoord hebben.

In het station Hans stapt stevig door. Hij moet zijn trein halen. Een oude dame houdt hem tegen. Ze wil hem iets vragen. Dame Excuseer, meneer, mag ik iets vragen? Hans Euh, ik heb niet veel tijd. Dame Ja, maar ... Hans Vooruit dan maar. Dame Weet u waar de toiletten zijn? Hans Naast de koffiebar. Hans stapt al verder. Dame Waar is de koffiebar? Hans Daar, rechts van de roltrap. Dame Dank u wel, meneer. Hans (zucht) Graag gedaan.

Ruzie op straat Ada test haar nieuwe rolschaatsen in de straat. Ze gaat heel snel op de stoep. Er komt een vrouw aan. Ada kan haar maar net ontwijken. Hé! Kun je niet uitkijken? Gevaarlijk kind! omgeving Ada O! Sorry, mevrouw. Vrouw Wat Hetga is hier geen speelplaats! je doen? Ada Je leert Maardat ... je op verschillende manieren kunt praten: boos, beleefd, lief, zeurend ... Vrouw Niks maar! Je zou een boete moeten krijgen. Je past je manier van praten aan: aan de mensen, aan de situatie, aan het doel dat je wilt Ada Maar u liep in de weg. bereiken. Vrouw Een beetje respect, jongedame! Ada (rolt met haar ogen) Ja, mevrouw. Vrouw (mompelt) Onbeschoft meisje!

Blok 1

TaalVrouw beschouwing

les

Op verkenning 1

Luister Uitlegnaar de teksten.

Let op hoe de mensen zich uitdrukken. Je kunt op verschillende manieren praten. In het station Dat hangt vaak af van hoe je je voelt. Hans stapt stevig door. Hij moet zijn trein halen. Ben je soms kwaad? Blij? Triest? Een oude dame houdt hem tegen. Ze wil hem iets vragen. Dan gebruik je een andere intonatie en soms ook andere woorden. Dame

Hans Naast de koffiebar. Hans stapt al verder. Dame Waar is de koffiebar? Hans Daar, rechts van de roltrap. Dame Dank u wel, meneer. Hans (zucht) Graag gedaan.

29

Ruzie op straat Ada test haar nieuwe rolschaatsen in de straat. Ze gaat heel snel op de stoep. Er komt een vrouw aan. Ada kan haar maar net ontwijken. Vrouw Ada Vrouw Ada Vrouw Ada Vrouw Ada Vrouw

Hé! Kun je niet uitkijken? Gevaarlijk kind! O! Sorry, mevrouw. Het is hier geen speelplaats! Maar ... Niks maar! Je zou een boete moeten krijgen. Maar u liep in de weg. Een beetje respect, jongedame! (rolt met haar ogen) Ja, mevrouw. (mompelt) Onbeschoft meisje!

Dialoog 2: Ada In de tweede dialoog is de vrouw niet vriendelijk. Ada blijft beleefd, maar de vrouw laat haar niet uitspreken. • Had de vrouw anders kunnen reageren? (Ja: minder geïrriteerd. Ze had kunnen uitleggen dat je niet mag skaten op de stoep.) • Ada spreekt de vrouw aan met ‘u’; de vrouw zegt ‘je’. Waarom doen ze dat? (Gebruik van de beleefdheidsvorm: Ada kent de vrouw niet. De vrouw is boos op Ada, die bovendien veel jonger is dan zij.)

Uitleg LEERWERKBOEK

Uitleg

Overloop samen de uitleg.

Je kunt op verschillende manieren praten. Dat hangt vaak af van hoe je je voelt. Ben je soms kwaad? Blij? Triest? Dan gebruik je een andere intonatie en soms ook andere woorden.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Je praat niet tegen iedereen op dezelfde manier. Tegen volwassenen ben je beleefd. Als je iets wilt bereiken of krijgen, praat je zeker heel vriendelijk. Als iets niet lukt, ga je weleens zeuren ... 29

les Taalbeschouwing

10

Blok 1

Dialoog 1: Hans In de eerste dialoog is Hans beleefd, maar niet echt vriendelijk. • Waarom? (Hans is gehaast: hij heeft niet veel tijd.) • Weet de vrouw meteen genoeg? (Nee: ze weet niet waar de koffiebar is.) • Meent Hans het als hij ‘Graag gedaan’ zegt? (Niet echt: de vrouw heeft hem kostbare tijd doen verliezen.) • Hoe merk je dat aan Hans? (Hij zucht.) • Hans zegt ‘Vooruit dan maar’. Zou hij iets anders zeggen als hij meer tijd had? (Waarschijnlijk wel, bijvoorbeeld: ‘Natuurlijk, mevrouw.’)

Excuseer, meneer, mag ik iets vragen?

JeHans praat nietEuh, tegenikiedereen dezelfde heb nietop veel tijd. manier. Tegen volwassenen Dame Ja, maarben ... je beleefd. AlsHans je iets wilt bereiken krijgen, praat je zeker heel vriendelijk. Vooruit danofmaar. AlsDame iets niet Weet lukt, ga je weleens zeuren ...zijn? u waar de toiletten

omgeving

Bespreek hoe je manier van praten kan worden beïnvloed. Zoek samen voorbeelden van gehaast zijn en daardoor onbeleefd zijn, een slecht humeur hebben en daardoor kortaf zijn, iets graag willen hebben en dus heel attent en lief zijn ... Bijvoorbeeld: ‘Kom binnen!’ kun je kwaad (leerkracht die leerling een standje geeft), enthousiast (als er bezoek komt) of triestig (als je ziek bent) zeggen.

Aan de slag LEERWERKBOEK

Aan de slag 2

Op verkenning

Op verkenning

10

Welke zin hoort bij welke foto? Verbind.

Nee! Dat ijsje is van mij!

Mmm ... Dit ijsje is van mij!

Ik zou graag een ijsje hebben.

De leerlingen werken in heterogene duo’s. Zorg voor voldoende begeleiding voor de leerlingen die moeilijkheden ervaren. Bespreek de antwoorden en de bevindingen van de leerlingen daarna klassikaal. Opdracht 2

3

38

50

Marion, Hassan en Eva willen graag opblijven. Lees wat ze zeggen.

Als ik niet mag opblijven, word ik boos. Morgen hoef ik niet naar school. Mag ik wat later naar bed?

De leerlingen verbinden elke zin met de juiste foto.


Blok 1

Aan de slag

Inzien dat het taalgebruik door allerlei factoren beïnvloed wordt, emotie, de plaats van het Welke zin hoort bijzoals welke foto? 2 Verbind. Mmm ... Dit ijsje gebeuren ...* Ik zou graag is van mij! Nee! Dat ijsje is van mij! een ijsje hebben. Aanvoelen hoe je je taalgebruik kunt aanpassen aan een situatie.* Rekening houden met verschillende registers in mondelinge en schriftelijke taal.*

Opdracht 3

3

De duo’s bespreken welk kind de meeste kans maakt om te bereiken wat het wil.

Marion, Hassan en Eva willen graag opblijven. Lees wat ze zeggen.

Als ik niet mag opblijven, word ik boos.

Klassikale bespreking: een leerling verwoordt een uitspraak telkens hardop. Gebruikt hij de juiste intonatie?

Morgen hoef ik niet naar school. Mag ik wat later naar bed?

Opdracht 4

Ik ga vanavond pas om elf uur naar bed.

Wie heeft de meeste kans dat het lukt? Waarom? Bespreek samen.

De duo’s lezen de tekst en kruisen de juiste antwoorden aan. 4

Lees wat Paola tegen haar papa zegt.

Klassikale bespreking: een goede lezer leest de tekst hardop. Ga gerust in discussie over het effect van zeuren.

Mag ik nog even opblijven, papa? Het is vrijdag. Morgen kan ik uitslapen. Toe, papa, een uurtje maar. Lola uit mijn klas moet pas om negen uur naar bed. Mag ik, papa? Alstublieft!

Opdracht 5

Wat is juist? Kruis aan.

Klassikale bespreking: de zinnen worden hardop gelezen. Vestig de aandacht op de beleefdheidsvorm. Tegen wie zou het meisje dat zeggen?

30

5

Zeuren helpt £ altijd. £ soms. £ nooit.

Als je zeurt, ... £ vraag je iets maar één keer.omgeving £ vraag je iets heel vaak. £ praat je vrolijk.

Blok 1

Paola £ is vriendelijk. £ is brutaal. £ zeurt.

De leerlingen schrijven onder de foto’s welke intonatie de kinderen gebruiken.

Schrijf het goede woord onder de foto’s. Kies uit: lief – boos – zeurend – beleefd.

Kunt u mij alstublieft helpen met die salto?

Bedankt voor het cadeau, papa!

Ik wil niet meer met je spelen.

Ik wil niet naar school. School is saai!

Opdracht 6

Deze opdracht oefent de beleefdheidsvorm verder in. De duo’s overleggen voor ze de zinnen verbinden. Opdracht 7

6

Verbind.

Hoe zeg je iets ...

Ook deze opdracht oefent de beleefdheidsvorm verder in.

Goeiedag. tegen iemand die je kent?

Klassikale bespreking: vestig de aandacht ook op de woordkeuze. Zeg je bijvoorbeeld ‘Ik val om van de dorst!’ als je in een restaurant bent?

Heb je die film gezien? tegen iemand die je niet kent?

De leerlingen bedenken zelf zinnen met een verschillende intonatie voor dezelfde boodschap.

Hebt u die film gezien? Mevrouw, ik denk dat uw zoon op u wacht. Je zoon is aan het wachten, hoor.

7

Hoe zeg je het op een beleefde manier? Kruis aan.

- Je wilt iets drinken. £ Ik val om van de dorst! Geef me vlug een glas limonade!

Taal- £ Zoules je mij een glaasje limonade willen geven, alsjeblieft? beschouwing les Taalbeschouwing - Bij iemand (die je niet kent) hangt een briefje op de rug met daarop: ZOT.

Blok Blok 1 1

Terugkijken

Dit is voor u. Dit is voor jou.

Opdracht 8

Klassikale bespreking: enkele leerlingen lezen hun zinnen voor met de gepaste intonatie. Sta ook stil bij de gebruikte leestekens: een uitroepteken bij een boze uitspraak, een punt of vraagteken bij een vriendelijke uitspraak.

Hallooo!

10 10

8 8

omgeving omgeving

£ Excuseer, er kleeft een briefje op uw rug. £ is Haha, meneer!van Op Lotte. je rug hangt ZOT! Dit de vader Hij wil dat Lotte naar hem komt. Hoe vraagt hij dat? Ditde is tekstballonnen de vader vanin.Lotte. Hij wil dat Lotte naar hem komt. Vul Hoe vraagt hij dat? Vul de tekstballonnen in. 31

LEERWERKBOEK Opdracht 9

Dit is een evaluatieopdracht. Bespreek de antwoorden klassikaal.

boos boos

vriendelijk vriendelijk

9 9

Terugkijken Terugkijken Welke uitspraken zijn juist? Kruis aan.

Welke uitspraken zijn juist?

Kruis aan. £ ‘Mogen’ klinkt vriendelijker dan ‘moeten’. £ Tegen vreemde mensen praat je anders dan tegen mensen die je goed kent. £ ‘Mogen’ klinkt vriendelijker dan ‘moeten’. £ Een zeurpiet krijgt altijd zijn zin. £ Tegen vreemde mensen praat je anders dan tegen mensen die je goed kent. £ Iemand die je goed kent, spreek je aan met ‘u’. £ Een zeurpiet krijgt altijd zijn zin. £ Iemand die je goed kent, spreek je aan met ‘u’.

39


BLOK 1

LES 10

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

MATERIAAL • audiofragmenten (eventueel, zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 29-32

PRAKTISCHE INFO Oefen vooraf met twee goede lezers de dialogen van opdracht 1 in. Benadruk dat de leerlingen heel expressief moeten spreken en dat ze ook lichaamstaal mogen gebruiken (hardop zuchten, met de vinger wijzen, een vuist maken ...). Je kunt ook gebruikmaken van de audiofragmenten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO In het tweede leerjaar hebben de leerlingen al geleerd om hun taalgebruik aan te passen aan de gesprekspartner en de situatie. Ze hebben een boodschap leren overbrengen in mondelinge en schriftelijke taal. Met ‘register’ bedoelen we taalgebruik (woordkeuze, zinsbouw) dat aan een bepaalde situatie gebonden is. Het meest voorkomende onderscheid is dat tussen formeel en informeel taalgebruik. Socioculturele elementen spelen daarbij een grote rol: ken je iemand goed of helemaal niet? Is iemand veel ouder? Of praat je tegen iemand die gehaast is? Wat je wilt bereiken, speelt natuurlijk ook een rol in de manier waarop je praat. In deze les worden de leerlingen zich daar bewuster van.

In de rugzak In B1Les8 hebben de leerlingen gericht leren luisteren naar verschillende boodschappen. Ze hebben hun luistergedrag leren aanpassen aan de luistersituatie en hebben gericht leren luisteren om meer (en noodzakelijke) informatie te krijgen.

En hierna • In B1Les16 voeren de leerlingen een gesprek waarin ze hun mening moeten geven over een bepaald onderwerp. Ze leren om gericht vragen te stellen om meer informatie te krijgen en leren om hun eigen mening duidelijk en taalvaardig te verwoorden. • In B2Les2 verzamelen, selecteren en ordenen de leerlingen informatie als voorbereiding op een (korte) presentatie. Ze stellen ook vragen aan anderen om extra informatie te krijgen en leren om verzamelde informatie kernachtig te formuleren.

40

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Zich bewust zijn van de manier van communiceren met anderen.

TIP De leerlingen noteren ‘hun’ mooie, leuke, grappige, moeilijke … woorden op Mijn woordenblad!.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de intonatie de toon waarop je iets zegt Ik kon aan zijn intonatie horen dat hij kwaad was. • bereiken een resultaat behalen, tot een zeker doel komen, ergens geraken, aankomen op een plaats Zo bereiken we dat iedereen meehelpt. • zeuren op een vervelende manier over iets blijven spreken om zich te beklagen of om iets te krijgen Stop met zeuren of je krijgt helemaal niets! • brutaal onbeschoft, onbeleefd, zonder respect De leerling zei ‘Ouwe nietsnut’ tegen de meester. Zo brutaal!

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN • Niet alle talen en culturen maken een onderscheid tussen ‘je’ en ‘u’ zoals het Nederlands. In het Frans wordt de term ‘vous’ veel vaker gebruikt dan ‘u’ bij ons. In het Engels bestaat alleen de vorm ‘you’. Zijn er leerlingen die iets kunnen vertellen over hoe zij thuis, met buren of familie omgaan met beleefdheid? Hoe tonen zij respect voor volwassenen? Er zijn ook Nederlandstalige kinderen die ‘u’ zeggen tegen hun ouders of grootouders. • Vestig ook kort de aandacht op verschillend taalgebruik in dialecten, vreemde talen, jeugdtaal en sms-gebruik ... Geef enkele voorbeelden. - Ik had een bangelijke avond gisteren. - Woela! Dat was kicken, maat! - Ik moet nu dringend FF chillen. - PLZ bel me morgen. OLM. Pols even wie alles begrijpt en verduidelijk waar nodig (bangelijk = geweldig / woela = ik zweer het / kicken = genieten / maat = vriend / FF = effe (even) / chillen = ontspannen / PLZ = please (alsjeblieft) / OLM = ouders lezen mee).

41


BLOK 1

LES 11

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Begrijpend lezen

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

11

Je probeert een moeilijke tekst op verschillende manieren beter te begrijpen. Je gebruikt afbeeldingen en belangrijke woorden om een tekst beter te begrijpen.

Op verkenning 1

Opdracht 1

Stroom

Verken samen de tekst. Lees de titel en bekijk de afbeeldingen. Lees de eerste zin(nen) hardop voor. Bespreek. • Waar kun je deze tekst vinden? (In een weetboek) • Waarom denk je dat? Hoe weet je dat? • Waarover zou deze tekst kunnen gaan?

B Aan elk apparaat zit een snoer. Aan dat snoer zit een stekker. De stekker moet in het stopcontact. Alleen dan werkt het apparaat. C De stroom wordt gemaakt in een soort fabriek. Dat is een centrale. Dikke kabels brengen de stroom naar de huizen. Die kabels hangen in de lucht of liggen onder de grond.

Opdracht 2

D Maar soms is er een storing. Dan breekt er ergens een kabel. Het licht gaat uit en de televisie valt uit. De mensen steken kaarsen aan en wachten. Gelukkig duurt een storing meestal niet lang.

Waar vind je deze tekst? £ in een kookboek £ in een weetboek

£ op een affiche

Lees de tekst deel per deel voor. Bevraag de leerlingen na elk tekstdeel. • Vind je dit een moeilijk stuk tekst? Waarom (niet)? • Wat kun je doen om de tekst beter te begrijpen? De leerlingen doen voorstellen: de tekst trager lezen, naar de afbeeldingen kijken, de betekenis van moeilijke woorden vragen of opzoeken, de belangrijkste woorden aanduiden ... Ze proberen die tips uit tot ze het tekstdeel goed begrijpen. Ter controle kun je vragen om de inhoud in hun eigen woorden te vertellen.

£ in een krant

Waarom denk je dat? Waarover zou deze tekst gaan?

Luister naar de tekst.

- Welk deel van de tekst begrijp je niet goed? Kruis aan. - Waarom vind je dat deel moeilijk? - Wat kun je doen om de tekst beter te begrijpen?

3

Op verkenning LEERWERKBOEK

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. A In elk huis zijn er stopcontacten. Daarop kun je elektrische apparaten aansluiten. Zulke apparaten werken op stroom. Dat is een ander woord voor elektriciteit.

2

50

Welke zinnen zijn juist?

Kruis aan. £ De centrale krijgt stroom van de huizen. £ De huizen krijgen stroom van de centrale. £ Dikke buizen brengen de stroom naar de huizen. £ Een apparaat werkt alleen als de stekker in het stopcontact zit. £ Bij een storing blijft het licht branden. £ Stroom is het tegenovergestelde van elektriciteit. £ Een storing duurt meestal niet lang. £ Apparaten werken op elektriciteit. 33

Vermoedelijk zullen de meeste leerlingen deel C als het moeilijkste deel aanduiden. De delen die niemand lastig vindt, hoef je uiteraard niet te behandelen. Als je merkt dat leerlingen een stuk tekst moeilijk vinden omdat ze moeite hebben met de woorden, lees je dat stuk nog eens voor. Neem er de Studio leeswijzer bij en herhaal de stappen bij voor het lezen en tijdens het lezen. Opdracht 3

Kruis samen de juiste zinnen aan. Ga na of alle leerlingen de inhoud van de tekst begrepen hebben. Verwijs terug naar fragmenten in de tekst om antwoorden te staven.

Blok 1

Begrijpend lezen

les

11

omgeving

Uitleg

LEERWERKBOEK

Soms staat er in een tekst een stuk dat je niet goed begrijpt. Lees dat moeilijke stuk nog een keer. Je hoeft niet de hele tekst opnieuw te lezen.

Overloop samen de uitleg.

Lees het stuk opnieuw, maar wat langzamer. - Denk goed na terwijl je leest. - Begrijp je wat je leest? - Wat zijn de belangrijkste woorden in dat stuk tekst? - Zijn er afbeeldingen die je kunnen helpen?

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Vraag aan enkele leerlingen om de uitleg in hun eigen woorden na te vertellen. Voor de leerlingen die de uitleg niet helemaal begrijpen, kan dat helpen.

Aan de slag 4

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Wat zie je? Kruis aan. £ een titel

Als je bij Op verkenning de Studio leeswijzer niet hebt gebruikt, kun je dat hier doen. Koppel de uitleg aan de tekst.

£ afbeeldingen

Waar vind je de tekst? Kruis aan. £ in een folder

£ in een krant

£ op een computer

De loodgieter A Deze man is loodgieter. Dat is zijn beroep. Hij is heel handig. Hij weet alles van buizen en pijpen. Hij installeert en herstelt leidingen. B De naam loodgieter klopt eigenlijk niet meer. Vroeger werden veel buizen van lood gemaakt. Dat is een soort metaal. Nu zijn de meeste buizen van koper of plastic. C Door sommige buizen stroomt gas. Dat gebruiken we voor de verwarming of het gasfornuis. Door andere buizen stroomt water. Dat water loopt naar de kranen, het toilet en de wasmachine. Onder de grond liggen dikke pijpen. Door die pijpen loopt het vuile water weer weg.

42

Uitleg

D Soms is een buis lek of een pijp verstopt. Of er is een kraan stuk. Dan bellen we de loodgieter. Hij komt snel ter plaatse om het te repareren.

£ in een weetboek


Blok 1

Begrijpend les Een moeilijke tekst proberen te begrijpen door: lezen 11 - aan te duiden welk deel je moeilijk vindt en dat deel opnieuw te lezen. - afbeeldingen en belangrijke woorden te gebruiken omUitleg een beeld van de tekst te vormen.*

omgeving

Soms staat er in een tekst een stuk dat je niet goed begrijpt. Lees dat moeilijke stuk nog een keer. Je hoeft niet de hele

tekst opnieuw te lezen. Verklaren waarom je een (deel van een) tekst moeilijk vindt.*

Lees het stuk opnieuw, maar wat langzamer. - Denk goed na terwijl je leest. - Begrijp je wat je leest? - Wat zijn de belangrijkste woorden in dat stuk tekst? - Zijn er afbeeldingen die je kunnen helpen?

Aan de slag

Aan de slag

LEERWERKBOEK

4

Verdeel de leerlingen in heterogene duo’s. De duo’s maken zelfstandig opdrachten 4 en 5.

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Wat zie je? Kruis aan. £ een titel

£ afbeeldingen

Waar vind je de tekst? Kruis aan. £ in een folder

Begeleid de duo’s. Let erop dat de leerlingen samenwerken. Is er een duo waarbij één iemand altijd de antwoorden geeft? Bespreek dan waarom dat gebeurt en hoe de leerlingen dat kunnen oplossen. Begrijpt een van de leerlingen de tekst niet? Dan kan de andere leerling de tekst langzaam voorlezen.

£ in een krant

£ op een computer

£ in een weetboek

De loodgieter A Deze man is loodgieter. Dat is zijn beroep. Hij is heel handig. Hij weet alles van buizen en pijpen. Hij installeert en herstelt leidingen. B De naam loodgieter klopt eigenlijk niet meer. Vroeger werden veel buizen van lood gemaakt. Dat is een soort metaal. Nu zijn de meeste buizen van koper of plastic.

Blok 1

omgeving

C Door sommige buizen stroomt gas.

Lees deDat tekst samen we met eendeklasgenoot. gebruiken voor verwarming of het

Als de opdrachten te veel tijd in beslag nemen, kiezen de duo’s tussen opdrachten 4 en 5. De leerlingen lezen dan maar één tekst op basis van hun interesse.

Lees om gasfornuis. de beurt een deel hardop voor.

Doorvan andere buizen stroomt water. Welk deel de tekst vond je moeilijk?

Dat water loopt naar de kranen, het toilet Kruis aan. deopnieuw. wasmachine. Lees dat en deel Onder de grond liggen dikke pijpen.

Beantwoord depijpen vragen. Door die loopt het vuile water weer weg.

- Vroeger werden veel buizen van lood gemaakt. Waarvan worden de meeste buizen nu gemaakt? D Soms is een buis lek of een pijp verstopt. of Of er is een kraan stuk. Dan bellen we de loodgieter.

Opdracht 4

De duo’s bekijken de tekst en duiden eerst aan wat ze zien en waar zo’n tekst te vinden is. Daarna lezen ze om beurten de tekstdelen hardop voor en beantwoorden ze de vragen.

- Voor welke toestellen wordt gas gebruikt? Hij komt snel ter plaatse om het te repareren. of

34

5

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Wat zie je? Kruis aan. £ een titel

£ in een leesboek

De leerlingen gaan op dezelfde manier te werk als bij opdracht 4. Controleer ook hier weer of iedereen de opdracht begrijpt. Begeleid de taalzwakkere lezers. Als ze laten merken dat ze een stuk tekst moeilijk vinden, kun je meteen ingrijpen.

£ in een folder VRAAG

£ in een tijdschrift

Afval van groenten en fruit en afval uit de tuin. Bv. een rotte appel, aardappelschillen, blaadjes ...

Wat hoort in de grijze afvalbak?

Daarin gaat het pmd: verpakkingen van plastic of metaal en drankkartons. Bv. een doosje van fruitsap, een plastic fles, een blikje van frisdrank ...

Waar gooi ik mijn papierafval?

Dat moet in de gele bak. Bv. oude kranten, eierdozen, kartonverpakking …

Wat moet in de blauwe bak?

Bespreek de opdrachten daarna klassikaal. • Welk stuk vond je lastig? Waarom? • Heeft het geholpen om dat stuk nog eens te lezen? Waarom (niet)? • Heb je nog iets anders gedaan om de tekst beter te begrijpen?

Wat doe ik met lege batterijen? Kan ik ook oude kleren inleveren?

Begrijpend lezen

Blok 1

£ in een kookboek

ANTWOORD

Wat moeten we in de groene afvalbak gooien?

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

De leerlingen motiveren hun antwoorden voor de klas of voor elkaar. • Hoe zijn jullie tot dat antwoord gekomen? • Waarom denken jullie dat?

£ afbeeldingen

Waar vind je de tekst? Kruis aan.

Opdracht 5

Gekleurd en wit glas. Bv. lege flessen van wijn of olie, groentebokalen, lege parfumflesjes … Lege batterijen horen bij het gevaarlijk afval. Je kunt ze inleveren op het containerpark of in speciale inleverpunten in sommige winkels. Ja. Kleren die nog goed zijn, kun je naar een kringloopwinkel brengen. Je kunt ze ook in speciale kledingcontainers in je gemeente stoppen. Zo doe je er andere mensen een plezier mee.

les

11

omgeving

Lees de tekst samen met je klasgenoot.

35

Lees om de beurt een deel hardop voor.

Welk deel van de tekst vond je moeilijk?

Terugkijken

Kruis aan. Lees dat deel opnieuw.

Beantwoord de vragen.

- Mag je glas in de grijze afvalbak gooien?

LEERWERKBOEK Opdracht 6

- Waarom mag je lege batterijen niet in de grijze afvalbak gooien?

Lees de stellingen voor. De leerlingen steken telkens een hand op bij ‘ja’, ‘een beetje’ of ‘nee’. Enkele leerlingen motiveren hun antwoorden.

- Wat betekent de afkorting pmd?

Terugkijken 6

Lukt dit al? ja

een beetje

nee

- Ik kan aanduiden welk stukje tekst ik moeilijk vind. - Ik lees een moeilijk stukje tekst opnieuw. Ik lees het langzamer om het te begrijpen. - Ik kan de belangrijkste woorden in een stukje tekst herkennen. - Afbeeldingen helpen mij om een stukje tekst te begrijpen.

36

43


BLOK 1

LES 11

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • Studio leeswijzer • leerwerkboek p. 33-36

PRAKTISCHE INFO Stel vooraf heterogene duo’s samen: een taalzwakke met een taalsterke lezer. Wanneer de leerlingen samenwerken, is het belangrijk dat ze hun antwoorden motiveren. Wijs hen daarop voor ze met de opdrachten beginnen (Vraag aan je buur wat hij denkt en waarom.). Begeleid de duo’s bij wie dat niet goed lukt.

DIDACTISCHE INFO De leerlingen leren het belang van de titel, de eerste en laatste zin en belangrijke woorden om een tekst te begrijpen. In het tweede leerjaar hebben ze geleerd om allerlei tekstsoorten te herkennen en hebben ze ontdekt dat elke tekstsoort een andere bedoeling heeft. Tijdens de verkenning van deze les gaan we daarop nog even in. Neem er eventueel de Studio leeswijzer bij. In deze les ligt de focus op voor en tijdens het lezen.

In de rugzak In B1Les5 hebben de leerlingen geleerd dat teksten op verschillende plaatsen en in verschillende media voorkomen. Ze hebben daarbij geleerd dat plaats en medium een invloed hebben op de inhoud en bedoeling van een tekst.

En hierna In B1Les17 leren de leerlingen een tekst samenvatten.

44

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Reflecteren over het leerproces: stap voor stap uitleggen hoe je tot een oplossing gekomen bent. • Gericht samenwerken in duo’s en elkaar helpen wanneer het moeilijk gaat. • Bewust omgaan met het sorteren van afval voor een duurzame samenleving.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de storing onverwachte onderbreking Ik kon mijn mama niet opbellen. Er was een storing op de telefoonlijn. • het beroep wat je doet als werk Het beroep van mijn mama is buschauffeur. • installeren plaatsen en klaarmaken voor gebruik De politie heeft een snelheidsmeter geïnstalleerd. • de leiding buis waarlangs water of gas wordt geleid De loodgieter moet de leiding naar de badkamerkraan repareren. • repareren herstellen, maken Hij heeft de kraan gerepareerd. Nu kunnen we weer douchen. • het toestel het apparaat, iets wat jouw werk makkelijker maakt Een koffiezetapparaat is een handig toestel. • lastig moeilijk, wat veel inspanning kost De juf heeft me die lastige oefening nog eens uitgelegd. Hopelijk lukt het nu wel.

45


BLOK 1

LES 12

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

12

Wat ga je doen?

Blok 1

les

LESVERLOOP

omgeving

Schrijven Je bedenkt vragen voor een vriendenboek. Je vult een vriendenboek in.

Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Op verkenning 1

50

Joni en Amber hebben een vriendenboek ingevuld.

Verdeel de leerlingen in kleine groepen. Zorg ervoor dat er minstens één vriendenboek per groep beschikbaar is (zie Praktische info). Stel gerichte vragen. • Hoe ziet een vriendenboek eruit (buiten- en binnenkant)? • Is er veel verschil tussen de pagina’s? • Welke soort vragen lees je? • Vind je het leuk om een vriendenboek te hebben? Waarom (niet)? • Vind je het leuk om een vriendenboek in te vullen? Waarom (niet)? De leerlingen overleggen telkens met elkaar. Bespreek enkele antwoorden klassikaal.

Jo Doat kstraat 34 3600 nk 67 telefoon: 089 31 05 leeftijd: 8 aar klas: 3B r Luas juf of meester: ste naam:

adres:

turn n, ietn vtal, coputer, iten s lau lekkerste eten: ia ioen e strip: FC  amp leukste vak:

hobby’s:

lievelingskleur:

favoriet

LEERWERKBOEK Opdracht 1 naam: Amr

D’oo 6a woonplaats: n verjaardag: 19  sterrenbeeld: Stier kleur ogen: uin straat: ilgenstraat

Bekijk samen de twee voorbeelden van een vriendenboek. Vestig de aandacht op de twee ‘vakken’. De leerlingen verwoorden het verschil. • Welke vragen worden altijd eerst gesteld? Is het moeilijk om daarop te antwoorden? • Waar vind je die vragen nog? (Op formulieren, cf. B1Les6) • Welke vragen lees je daarna? Vind je die makkelijker of moeilijker om te beantwoorden?

lievelingssport:

ann spannendste boek:

 Griels dit lust ik niet:

tloo en stoos wat ik later wil worden:

iloo

37

Blok Blok11

Schrijven Schrijven

les les

12

omgeving omgeving

Uitleg Uitleg In een een vriendenboek vriendenboek staan staan vragen, vragen, zoals zoals op op een een formulier. formulier. In Als vriend vriend mag mag je je een een bladzijde bladzijde in in het het boek boek invullen. invullen. Als Eerst moet moet je je algemene algemene (officiële) (officiële) dingen dingen invullen: invullen: Eerst je naam, naam, je je adres, adres, je je verjaardag, verjaardag, je je school school ... ... je Er is is ook ook een een deel deel met met persoonlijke persoonlijke vragen. vragen. Er Wat vind vind je je leuk? leuk? -- Wat -- Wat Wat zijn zijn je je hobby’s? hobby’s? Wat eet eet je je graag? graag? -- Wat ... -- ...

?

Besluit: • De vragen in het eerste deel moet je beantwoorden met officiële gegevens. Je kunt die antwoorden niet zomaar kiezen. Het is informatie die ‘vaststaat’: je naam, adres, geboortedatum ... • Bij de vragen in het tweede deel kun je het antwoord wél zelf kiezen. Die antwoorden zijn niet voor iedereen dezelfde. Ze zijn persoonlijk. • Zijn de vragen in de twee vriendenboeken dezelfde? (Nee, bijvoorbeeld: bij Joni staat ‘adres’; bij Amber staan ‘straat’ en ‘woonplaats’.)

Uitleg LEERWERKBOEK Overloop samen de uitleg. Controleer of de leerlingen het verschil tussen algemene en persoonlijke vragen goed begrijpen.

Vaak mag mag je je daarbij daarbij een een foto foto van van jezelf jezelf kleven. kleven. Vaak

Aan de slag

Aan de de slag slag Aan 22

In een een vriendenboek vriendenboek staan staan allerlei allerlei vragen. vragen. In Eerst moet moet je je algemene algemene vragen vragen beantwoorden. beantwoorden. Eerst Daarna komen komen de de persoonlijke persoonlijke vragen. vragen. Daarna

LEERWERKBOEK

Vul in in op op de de juiste juiste plaats. plaats. Vul

Opdracht 2

je leeftijd leeftijd –– je je hobby’s hobby’s –– je je lievelingseten lievelingseten –– je je naam naam –– je je klas klas –– je je adres adres –– je je leukste leukste boek boek –– je wat je je later later wilt wilt worden worden –– de de kleur kleur van van je je ogen ogen –– je je lievelingsdier lievelingsdier wat

algemeen algemeen

46 38 38

persoonlijk persoonlijk

Rangschik klassikaal de vragen in twee kolommen: algemeen en persoonlijk.


Kennismaken met het teksttype ‘vriendenboek’ door het te bekijken, te lezen en erover te spreken.* Nieuwe vragen voor een vriendenboek schrijven: algemene vragen (gegevens) en persoonlijke vragen (over de voorkeur van de ander). Correct schrijven: hoofdletters en leestekens gebruiken waar nodig. omgeving

De leerlingen bedenken nu zelf vragen voor een vriendenboek. In het eerste vak schrijven ze algemene vragen. Via een woordweb brainstormen ze over mogelijke persoonlijke vragen. Daarna schrijven ze die in het tweede vak.

Maak je eigen vriendenboek!

- Schrijf vijf algemene vragen in het eerste vak op de volgende pagina. - Welke persoonlijke vragen wil je stellen in je vriendenboek? Maak een woordweb.

rsoolk les

Schrijven

12

omgeving

- Schrijf je persoonlijke vragen in het tweede vak op de volgende pagina.

Blok 1

Begeleid de leerlingen die in de vorige les moeite hadden om vragen te bedenken of laat hen samenwerken met een taalsterkere leerling. Als je merkt dat de opdracht voor veel leerlingen moeilijk is, begeleid je het proces sterker (samen vragen opstellen, ze op het bord schrijven en laten overschrijven).

3

Blok 1

Opdracht 3

Kleef hier je foto of maak een tekening van jezelf.

Loop rond terwijl de leerlingen brainstormen en schrijven. Geef feedback: • Dit begrijp ik niet zo goed. Kun je dat duidelijker zeggen? Wat wil je te weten komen? • Je hebt nogal vaak hetzelfde woord gebruikt. Kun je ‘leukste’ of ‘lievelings- ...’ eens door een ander woord vervangen? Bedenk eventueel klassikaal synoniemen. Controleer of de leerlingen rekening houden met aandachtspunten, zoals hoofdletters en vraagtekens. Om een slordig resultaat (doorhalingen en correcties) te vermijden, kun je de leerlingen eventueel eerst op een kladblad laten werken. Ze schrijven het ‘nette’ resultaat dan over in hun leerwerkboek.

39

Opdracht 4

Extra opdracht

4 4

Wissel van leerwerkboek met een klasgenoot. Lees de vragen. Wissel leerwerkboek met een klasgenoot. Lees de vragen. Wat vindvan je goed? Wat vind je minder goed? Wat vind je goed? Wat vind je minder goed? Bespreek samen. Bespreek samen.

40

5 5

Terugkijken Terugkijken

Je hebt nu zelf een vriendenboek gemaakt. Je hebt zelf eenKruis vriendenboek Wat vondnu je daarvan? het antwoordgemaakt. aan dat het best bij jou past. Wat vond je daarvan? Kruis het antwoord aan dat het best bij jou past.

Geef de leerlingen per duo het kopieerblad (zie Praktische info). De duo’s bedenken samen algemene en persoonlijke vragen. Die noteren ze in de juiste vakken van het vriendenboek. Eventueel werken de leerlingen eerst op een kladblad.

ja ja

nee nee

Extra opdracht Extra opdracht

Maak een vriendenboek voor je juf of meester. Maak een vriendenboek voor je juf of meester. Bedenk samen algemene en persoonlijke vragen.

4

omgeving

Bedenk algemene Werk opsamen een apart blad. en persoonlijke vragen. Werk op een apart blad. Ben je benieuwd? Wat zal hij/zij antwoorden? Ben je benieuwd? Wat zal hij/zij antwoorden?

Wissel van leerwerkboek met een klasgenoot. Lees de vragen. Wat vind je goed? Wat vind je minder goed? Bespreek samen.

Terugkijken

Terugkijken 5

Je hebt nu zelf een vriendenboek gemaakt.

Wat vond je daarvan? Kruis het antwoord aan dat het best bij jou past.

Opdracht 5

Overloop elke zin. De leerlingen kruisen het antwoord aan dat bij hen past. Enkele leerlingen motiveren hun antwoord. • Wat vond je precies moeilijk of makkelijk? • Waarom vond je dat (niet) leuk?

een beetje een beetje

Ik kan algemene vragen voor een Ik kan algemene vragen voor een vriendenboek schrijven. vriendenboek schrijven. Ik kan persoonlijke vragen schrijven: Ik kan persoonlijke vragen wat vind jij leuk, wat doe jeschrijven: graag ...? wat vind jij leuk, wat doe je graag ...?

Ga rond en controleer of de leerlingen een duidelijk handschrift hebben gebruikt en of ze spellingfouten hebben gemaakt. Wijs hen daarop. De leerlingen verbeteren zelf.

LEERWERKBOEK

Blok Blok1 1

omgeving omgeving

Blok 1

Elke leerling ruilt zijn leerwerkboek met een klasgenoot. De duo's vergelijken hun vragen. Zijn alle vragen duidelijk? Kom je door die vragen genoeg te weten over de persoon? De leerlingen mogen nog enkele vragen aanpassen of toevoegen.

ja

een beetje

nee

Ik kan algemene vragen voor een vriendenboek schrijven. Ik kan persoonlijke vragen schrijven: wat vind jij leuk, wat doe je graag ...?

Extra opdracht Maak een vriendenboek voor je juf of meester. Bedenk samen algemene en persoonlijke vragen. Werk op een apart blad. Ben je benieuwd? Wat zal hij/zij antwoorden?

41 41

47


BLOK 1

LES 12

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL • • • •

voorbeelden van vriendenboeken (zie Praktische info) kladbladen (eventueel) kopieerblad Mijn juf / mijn meester (zie leerkrachtassistent) leerwerkboek p. 37-41

PRAKTISCHE INFO • Vraag vooraf aan de leerlingen wie een vriendenboek heeft. De leerlingen die willen, mogen dat meebrengen naar de klas. • Voorzie per duo leerlingen het kopieerblad Mijn juf / mijn meester. • Haal na de les de leerwerkboeken op en kijk de ingevulde vriendenboeken na. Die verbetering dient als basis voor de volgende schrijfles (B1Les18). Werk met ‘verbetersymbolen’ die de leerlingen kennen.

DIDACTISCHE INFO De leerlingen kennen het teksttype ‘formulier’. In deze les gaan ze verder in op het invullen van een formulier, in de vorm van een vriendenboek.

In de rugzak • In B1Les3 hebben de leerlingen geleerd dat je door vragen te stellen meer te weten kunt komen over iemand. • In B1Les6 hebben de leerlingen formulieren ingevuld en opgesteld. Ze hebben in die les antwoorden op vragen leren schrijven.

En hierna In B1Les18 leren de leerlingen meer over de vorm en de inhoud van een vriendenboek. Ze structureren hun vriendenboek (formulier) door algemene en specifieke vragen te stellen en verzorgen de lay-out. Ze leren synoniemen gebruiken.

48

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Nadenken over jezelf en de mensen rond je heen. • Communiceren wat belangrijk is voor jou, wat je leuk vindt ...

TIP Spoor de leerlingen aan om ook originele vragen te bedenken voor het tweede deel: waarvoor ik bang ben, dit vind ik vies, deze talen spreek ik, het gekste wat ik ooit gedaan heb, deze plek vind ik leuk ...

AANDACHT VOOR WOORDEN • algemeen zonder details Ik wil niet alles over dat boek weten: een algemene beschrijving is genoeg. • officieel volgens de regels die de wet heeft vastgesteld Ze noemen je Bieke. Is dat je officiële naam? • persoonlijk van jou alleen Ik heb mijn persoonlijke boeken meegebracht. • benieuwd nieuwsgierig Ik ben heel benieuwd naar de inhoud van dat boek.

49


BLOK 1

LES 13

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Fabriek Uniek!

Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Fabriek Uniek! nogmaals zullen lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

door Bas Rietveld

Oude verffabriek weer open Veertig jaar geleden werd de oude verffabriek aan de rand van het dorp Hamme gesloten. Al heel lang stond het gebouw leeg. Het plan om er een supermarkt van te maken, mislukte. Maar vanaf vandaag gaan de deuren weer open en heet het Fabriek Uniek. Juf Sofie trekt met

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Kinderarbeid.

haar klas in de fabriek. Het plan is dat de kinderen er het komend jaar les krijgen. De komst van de verffabriek Honderdvijftig jaar geleden kwamen er steeds meer fabrieken in het land. In die tijd werd ook de fabriek in Hamme gebouwd. Veel mannen uit het dorp gingen in de fabriek aan de slag om verf te maken. Maar de fabriek had geen goede reputatie. Zwaar werk Het werken in de fabriek was erg zwaar. Het was er donker en stoffig. De mannen werkten er oneindig lange dagen. Soms wel twaalf uur per dag! En dan nog verdienden ze niet genoeg om hun gezin te eten te geven. Voor deze wanhopige mensen zat er daarom niets anders op: elke vrouw en elk kind moest óók in de fabriek gaan werken.

Uitleg Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor of laat een leerling van aanpak 3 het stukje vloeiend voorlezen. Laat de leerlingen meelezen. Wijs na het voorlezen op tip 5: Naar het einde van de zin lezen, niet naar het einde van de regel. Herhaal waar het bij die tip om gaat. Bespreek kort hoe dat bij het voorgelezen fragment te horen was.

De verffabriek in vroeger tijden

Kinderen in de fabriek De kinderen werkten ook vaak alle dagen van de week in de fabriek. Ze werkten met stoffen die ongezond waren. En ze werkten door tot ver na bedtijd. Er gebeurden ongelukken omdat ze in slaap vielen en ook werden veel kinderen ziek.

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 11 en 12 | Vloeiend & vlot p. 66 tip 5

Reactie op het zware werk Steeds meer mensen vonden de toestand in de fabriek onmenselijk. Er kwam eerst een onderzoek en daarna begon een rechtszaak. Uiteindelijk kreeg iedereen meer loon en de werkdagen werden korter. De kinderen hoefden niet meer te werken, en gingen elke dag naar school.

Werkinstructie leerwerkboek p. 42 | Vloeiend & vlot p. 6-9, p. 66 tip 5

Fabriek dicht en weer open Vijftig jaar geleden werd het onderzoek naar de fabriek heropend. Want de situatie was wel beter geworden, maar er werden nog steeds veel mensen ziek. Men ontdekte dat bepaalde stoffen die nodig zijn bij het maken van verf gevaarlijk, of zelfs giftig waren. Na deze onthulling werd de fabriek gesloten. De poorten bleven dicht … tot vandaag! Door juf Sofie en haar klas heeft het gebouw een nieuwe bestemming. Na een jaar zal de gemeente beslissen of er nog meer klassen les gaan krijgen.

M5

Wat hoort bij elkaar?

66

Lees zinnen, geen losse woorden. De woorden van een zin horen bij elkaar. Laat dat horen. Waar eindigt de zin? Begin te lezen en lees toe naar het einde van de zin. De bus stopt bij de nieuwe bushalte op de hoek van de Kloosterweg. Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel. Lees steeds toe naar het einde van de zin. Staat aan het einde van de regel geen leesteken? Lees dan door op de volgende regel. In de rij bij de kassa moesten we nog lang wachten voordat we aan de beurt waren.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 66

50

Lesdoel bespreken • Woorden met vaste stukjes vooraan en achteraan (1) goed en vlot lezen. • Naar het einde van de zin lezen, niet naar het einde van de regel.

1/05/2020 15:28:05


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Vloeiend lezen: naar het einde van de zin lezen, niet naar het einde van de regel. Technisch lezen

les

13

Blok 1

Aan de slag

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Je leest naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel (tip 5). Je past dat toe op de tekst Fabriek Uniek!.

Aan de slag

LEERWERKBOEK

1

Lees de zinnen en de woorden. Welk woord past in de zin? Kruis aan.

Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

De toestand in de oude verffabriek is De stoffen waarmee de kinderen werkten in de fabriek, waren

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

Op 11 november

Terugkijken

voor de gezondheid.

2

£ ongezond £ gezond £ verdenken £ herdenken £ gunstig £ ongunstig

£ verschilt de burgemeester een standbeeld. £ onthult

De leeuw is gisteren

Lesdoel nabespreken Laat de leerlingen van aanpak 1 en 2 enkele zinnen voorlezen uit opdracht 1. Spoor hen aan om vloeiend te lezen. De leerlingen van aanpak 3 controleren of het woord in de zin past.

.

we de Eerste Wereldoorlog.

Roken is Tijdens de herdenking

uit zijn kooi.

£ ontsnapt £ ontdekt

Lees de tekst Fabriek Uniek!.

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel. 66, tip 5

3

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 een stukje tekst uit deze les voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen uit de tekst die zij in hun leerwerkboek gelezen hebben. Of laat hen kort iets over die tekst vertellen aan de andere leerlingen.

£ menselijk £ onmenselijk

.

onverwacht afwisseling koalabeer dirigent opendraaien

begroeien reparatie contact verwonderen dieet

besmettelijk verdraaien iglo onschadelijk eeuwenlang

knapperd baviaan afwisselen cent repeteren

omhoogduwen woninkje computer oertijd autowrak

horizon verschillende gehoorzamen voetbalschoenen herinneren

mislukking weekendtas viool theelepel verstoppertje

vergaderen onbegonnen goederentrein tornado uitzondering

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt. Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

6-9

42

Extra leestijd (facultatief) Voor de leerlingen verder lezen in het leesboek De fitste klas kun je ingaan op de leesvoorkeur van de leerlingen.

Jørgen Hofmans

omnibus

In les 9 hebben de leerlingen het krantenartikel over de oude verffabriek gelezen. In het leesboek De fitste klas lezen ze het verhaal van Fati die sinds kort naar school gaat in de oude fabriek. Op die manier maken de leerlingen kennis met verschillende tekstsoorten met een gelijkaardig onderwerp. Waarnaar gaat de voorkeur uit van de leerlingen: • Een krantenartikel of een andere informatieve tekst? Zijn er nog andere onderwerpen waarover ze willen lezen? Waarover willen ze meer weten? • Fictieve verhalen zoals De fitste klas? Welk soort verhalen lezen ze graag of willen ze graag eens lezen? (fantasy, avonturen, sprookjes …)

De fitste klas

Laat de leerlingen hun voorkeur toelichten. Waarom gaat hun voorkeur uit naar dit soort teksten en onderwerpen? Zouden ze een bepaald boek, een bepaalde tekst of een genre willen aanbevelen aan een klasgenoot? Waarom? Inventariseer de voorkeuren van de leerlingen. Dit voorkeurslijstje kan je helpen om de klasbib aan te vullen of boeken te selecteren in de openbare bibliotheek.

51


BLOK 1

LES 13

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 6-9, p. 66 tip 5 leerwerkboek p. 42, tekst p. 26 en 27 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 11 en 12 leesboek De fitste klas

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met vaste stukjes vooraan en achteraan (1) geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dat aan de hand van de tekst Fabriek Uniek!, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dat aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Is de verwijzing naar Vloeiend & vlot bij opdracht 2 duidelijk? Help zo nodig leerlingen om de juiste pagina’s te vinden. Controleer of opdracht 2 duidelijk is. Doe eventueel een paar grijze zinnen voor.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

52

25


Technisch lezen

plus

Je leest naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel (tip 5). Je past dat toe op de tekst Kinderarbeid.

Technisch lezen

Aan de slag Bekijk de tekst.

Wat voor soort tekst is het, denk je? Kruis aan. £ een doe-tekst £ een verhaal £ een verslag

2

omgeving

Loopt een zin aan het einde van de regel door? Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel.

Oefen dat met de grijze zinnen in de tekst.

£ een weettekst

Kleur zelf ook nog een zin waarmee je dat kunt oefenen. Lees om de beurt de grijze zinnen en jouw zin vloeiend voor.

Lees de tekst.

Lees nu ook de hele tekst met je buur.

Verzet tegen kinderarbeid

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Lees naar het einde van de zin, niet naar het einde van de regel. 66, tip 5

De fabriek uit, de school in 1000

1100

1200

1300

1400

1500

1600

1700

1800

1900

2000

In de 19de eeuw was het vaak nodig dat kinderen werkten. Want hun ouders verdienden zelf te weinig geld. Veel mensen geloofden ook dat werken goed was voor kinderen. Ze zouden er wat van leren.

Ik begrijp & ik vind 3

Fabrieken In die tijd werden er in Nederland steeds meer fabrieken gebouwd. Ook jonge kinderen werkten in die grote, smerige fabrieken. Een bekend voorbeeld van kinderarbeid vond plaats in Maastricht. Daar was de glasfabriek van Petrus Regout.

a Er komt een wet waarin staat dat kinderen niet meer mogen werken. b Leraren en artsen zeggen dat het niet goed is voor kinderen om te werken. c Er komt een wet waarin staat dat kinderen verplicht naar school moeten.

Slaap In de fabriek van Regout brandden de ovens dag en nacht. Arbeiders werkten er twaalf uur achter elkaar. Ook jonge kinderen van acht jaar. Die kinderen liepen dan ’s nachts over straat op weg naar hun werk. Terwijl ze nog niet echt wakker waren. Regout vond dat niet erg. Kinderen konden wel zonder slaap, vond hij.

d Kinderen moeten werken in fabrieken.

Petrus Regout liet kinderen werken in zijn fabriek.

Wat voor soort fabriek was dat? Zet er in de tekst een rondje om.

Kritiek Vanaf 1860 kwam er steeds meer kritiek op kinderarbeid. Vooral leraren en artsen waren het er niet mee eens. Ze vonden dat kinderarbeid ongezond was. Ze vonden dat jonge kinderen naar school moesten om te leren lezen en schrijven.

Schoolklas rond het jaar 1900

Wetten Twee wetten maakten een einde aan de kinderarbeid. In 1874 verbood de Kinderwet de arbeid van kinderen jonger dan twaalf jaar. Jonge kinderen mochten niet meer werken in werkplaatsen en fabrieken. In 1900 kwam ook de Leerplichtwet. Dat betekende dat kinderen van zeven jaar tot twaalf jaar verplicht naar school moesten.

Wat gebeurt er eerst in de tekst? En wat daarna? Schrijf achter de zinnen 1, 2, 3, 4.

4

In de wet staat dat jij pas mag werken als je dertien jaar bent. Je mag dan klusjes doen rond je huis en in de buurt. Bedenk drie klusjes waarmee je geld zou kunnen verdienen. Schrijf op. 1 2

www.entoen.nu/kinderarbeid/mb

1

les MATERIAAL  13

Blok 1

13

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

3

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

11

12

53


BLOK 1

LES 14

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

Taalbeschouwing

1

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

14

Je leert wat naamwoorden en werkwoorden zijn.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Lees de zinnen.

Hang de woordkaarten op het bord (zie Praktische info). Herhaal hoe de leerlingen werkwoorden kunnen vinden. • Wat vertelt het werkwoord in een zin? (Wat iemand of iets doet) • Voor welke woorden kun je de of het zetten? Leg de werkwoorden opzij en laat de naamwoorden hangen. Leg uit: • De woorden op het bord noemen we naamwoorden. Naamwoorden benoemen de dingen. Ze geven de dingen een naam: een persoon, een dier, een plant, een ding of een plaats ...

Taalbeschouwing Onze groep speelde in de turnzaal.

omgeving

Daar stonden toestellen klaar. Wat ga je doen? naamwoorden en werkwoorden zijn. Ik klomJeinleert het wat touw. Ik sprong ook over een plint.

Blok 1

14

Na de les gingen we onder de douche. Neem jij ook een douche na de turnles? Op verkenning

1

Op verkenning

Op verkenning - Zoek de werkwoorden. Kleur ze groen. - Zoek de woorden waarvoor ‘de’ of ‘het’ kan staan. Kleur die woorden geel geel.

les

50

Lees de zinnen.

- Zoek de werkwoorden. Kleur ze groen. - Zoek de woorden waarvoor ‘de’ of ‘het’ kan staan. Kleur die woorden geel geel.

Uitleg

LEERWERKBOEK

• Woorden die een naam geven aan een persoon, een dier, een plant of een ding, zijn Onze groep speelde in de turnzaal. naamwoorden. Bijvoorbeeld: het meisje, de tijger, de rozen, het stoeltje ...

Opdracht 1

Daar toestellen Voor stonden een naamwoord kunklaar. je de of het zetten. Het is soms moeilijk om te weten of je de of

Maak de opdracht klassikaal. De leerlingen kleuren de werkwoorden groen en de naamwoorden geel.

het moet gebruiken. Dat leer je door veel Nederlands te spreken en te horen.

Ik klom in het touw.

• IkInsprong bijna elke zin vind je een naamwoord en een werkwoord. ook over een plint. Bijvoorbeeld: Het monster klimt. De rozen groeien. Na de les gingen we onder de douche. Neem jij ook een douche na de turnles?

Uitleg

Uitleg

LEERWERKBOEK

• Woorden die een naam geven aan een persoon, een dier, een plant of een ding, zijn naamwoorden. Bijvoorbeeld: het meisje, de tijger, de rozen, het stoeltje ...

Overloop samen de uitleg. Herhaal de kenmerken van een naamwoord. Wijs de leerlingen op het gebruik van de en het en op het meervoud: de kinderen, de schoenen, de geheimen. Voor het meervoud gebruik je altijd de als lidwoord. Je kunt een meervoud ook zonder lidwoord in een zin gebruiken: In die winkel vind je schoenen voor kinderen.

Voor een naamwoord kun je de of het zetten. Het is soms moeilijk om te weten of je de of het moet gebruiken. Dat leer je door veel Nederlands te spreken en te horen. • In bijna elke zin vind je een naamwoord en een werkwoord. Bijvoorbeeld: Het monster klimt. De rozen groeien.

43

43

54


De begrippen ‘naamwoord’ en ‘werkwoord’ kennen.* In een zin naamwoorden en werkwoorden herkennen.*

LEERWERKBOEK

14

Blok 1

Aan de slag

les Taalbeschouwing

De leerlingen werken in duo’s per aanpak. Begeleid de leerlingen van aanpak 1, indien nodig. • De leerlingen van aanpak 1 en 2 maken opdrachten 2, 3, 4 en 5. • De leerlingen van aanpak 3 maken opdrachten 2, 3, 4 en 6.

omgeving

Aan de slag 2

Kleur de werkwoorden groen.

schoolbord dansen

knutselen

zwemmen

tekening komen

kabouter

3

voelen

bos

Kleur de naamwoorden geel. goed

hond

krant

springen pretpark

Opdracht 2

De duo’s kleuren de werkwoorden groen.

bijna

ontbijt

fabriek

snoer

omdat

Schrijf de naamwoorden in de juiste kolom: de of het.

Opdracht 3

de

het

De duo’s kleuren de naamwoorden geel. Ze noteren de naamwoorden in de juiste kolom: de of het. Opdracht 4

4

Kleur de werkwoorden groen. Kleur de naamwoorden geel.

De duo’s kleuren de werkwoorden groen en de naamwoorden geel. Controleer of de leerlingen alle naamwoorden hebben aangeduid.

Sam gaat naar het verjaardagsfeestje van Lisa. Hij geeft een cadeautje aan Lisa. Op een tafel in de tuin staan taarten en koekjes. Noor en Daan springen op de trampoline. Alle kinderen zingen een liedje voor Lisa.

De leerlingen bekijken de tekening aandachtig en vertellen aan elkaar wat de kinderen doen. Daarna vullen ze de zinnen aan met de juiste naamwoorden. 5

Opdracht 6

Kijk goed naar de tekening. Wat doen de kinderen?

Vul de zinnen aan met een naamwoord. 44

Kies uit: boterhammen – cadeau – taart – sms – chocolade – tekening – brief.

Vestig er de aandacht op dat ook ‘gekke’ zinnen mogelijk zijn. De leerlingen combineren vrij, maar noteren alleen de meest logische oplossing in hun leerwerkboek.

Lila

Terugkijken LEERWERKBOEK

omgeving

Blok 1

Opdracht 5

De leerlingen van aanpak 3 maken zinnen. Bespreek de zinnen klassikaal.

Lees de zinnen.

6

Lila:

Ik schrijf een

Kim:

Ik denk na over een

Kim

Jamal

Senne

naar mijn beste vriendin. voor mijn oma.

Jamal: Ik proef de

die ik van mijn tante heb gekregen.

Senne: Ik maak een

voor het vriendenboek van Max.

Maak zelf zinnen.

Kies een werkwoord en een naamwoord.

Opdracht 7

werkwoorden: fietst – klimt – danst – groeit – poetst naamwoorden: bloempot – boom – circus – badkamer – turnzaal

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen kruisen de zinnen aan die bij hen passen.

De aap

in een

.

De clown

in het

.

De plant

in een

.

De juf Papa

in de in de

. .

Terugkijken 7

Welke zinnen passen bij jou?

Kruis aan. £ Ik kan werkwoorden makkelijk herkennen. £ Ik kan naamwoorden makkelijk herkennen. 45

55


BLOK 1

LES 14

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

MATERIAAL • kopieerblad woordkaarten (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 43-45

PRAKTISCHE INFO Maak vooraf de woordkaarten. Die heb je nodig tijdens de fase Op verkenning. Je vindt de woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO Deze les is grotendeels herhaling van leerstof uit het tweede leerjaar. Ga na of alle leerlingen kunnen volgen. Het begrip ‘naamwoord’ is nieuw.

In de rugzak • In het tweede leerjaar hebben de leerlingen werkwoorden leren herkennen en in een zin leren gebruiken. Het begrip ‘werkwoord’ werd aangeleerd. Ook hebben ze kennisgemaakt met naamwoorden, al werd die term nog niet expliciet benoemd. • De leerlingen hebben ervaren dat je met de volgorde van de woorden in een zin kunt spelen.

En hierna • In B2Les13 gaan de leerlingen verder in op de kenmerken van naamwoorden. • In B3Les13 ontdekken de leerlingen het onderwerp in een zin. Ze maken vraagzinnen om het onderwerp in een zin te identificeren.

56

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Gericht samenwerken in duo’s en elkaar helpen wanneer het moeilijk gaat. • Leren reflecteren op het eigen leerproces: wat ging al goed of minder goed?

AANDACHT VOOR WOORDEN gek grappig, niet alledaags, origineel Met je gekke bekken maak je anderen aan het lachen

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Niet elke taal kent het gebruik van lidwoorden. Voor anderstaligen kan dat best moeilijk zijn. Het juiste gebruik van lidwoorden leren ze vooral door veel Nederlands te horen en zelf te spreken. Zorg voor een gevarieerd en motiverend aanbod van (luister)boeken, liedjes ... dat de leerlingen vertrouwd maakt met het Nederlands. Het is ook een goed idee om stickers of etiketten te kleven op voorwerpen in de klas: 'de stoel', 'het bord', 'het raam' ...

57


BLOK 1

LES 15

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Welke sport past bij jou?

Verken samen de tekst Welke sport past bij jou?. • Waarover zou de tekst gaan, denk je? • Hoe weet je dat? (door te kijken naar de titel, het inleidende stukje, de tussentitels, de afbeeldingen, de lay-out)

Zoek je een sport, maar heb je geen idee welke? We maken het je makkelijk met deze test. Geef antwoord op de vragen en ontdek welke sporten voor jou geschikt zijn.

Vraag 1

Vraag 3

Op de sportdag van school … A maak je lol aan de zijlijn of in de refter. B sta je het liefst op de trampoline. Daar oefen je een dubbele salto. C ga je tot het uiterste. Je wilt de beste zijn in hoogspringen, verspringen én de honderd meter sprint. D ben je present op het veld. Jouw ploeg gaat winnen!

Je moet gaan sporten, maar het regent pijpenstelen. Wat doe je? A Je legt je sportkleren terug in de kast. Jou niet gezien! B Geen probleem. Sporten doe je toch binnen. C Ach, het is maar regen. Als het heel erg wordt, schuil je even. D Gauw je spullen pakken, want je ploeg wacht op je!

Vraag 2 Als er een bal hard op je afkomt … A belandt die op je hoofd omdat je niet oplet. B spring je soepel opzij. C probeer je de bal te vangen of te raken. D vang je hem. Je weet altijd precies waar de bal is.

Houd daarna een klasgesprek over sporten: • Welke sport(en) oefenen de leerlingen uit? • Hoe vaak per week doen ze dat? • Wat vinden ze leuk/minder leuk aan die sport? • Vinden ze dat die sport goed bij hen past? • Waarom wel/niet?

Vraag 4 Welke twee dingen passen het best bij jou? A rustig aan – creatief B lenigheid – techniek C volhouden – snelheid D samenwerken – spelen

Inzoomen op Lees het fragment in de leerkachtassistent vloeiend voor. Toon de versie waarin de woorden gekleurd zijn. Lees die woorden nogmaals voor. Bespreek: Waar hoor je de e zoals in de en het? Laat horen dat stukjes met een doffe e geen nadruk krijgen. Wijs erop dat de doffe e soms aan het einde van een woord kan staan, maar ook vooraan.

De uitslag Meeste keer A? Jij bent duidelijk geen sporter. Al dat zweten … dat is niks voor jou. Om toch fit te blijven, kun je gaan rennen met de hond. Of heb je wel eens aan deze sporten gedacht: schaken, dammen of boogschieten?

Meeste keer C? Sporten doe jij vooral voor jezelf. En dan het liefste buiten. Je bent superfit en werkt aan je persoonlijke doelen. Je wilt jezelf blijven ontwikkelen. Dat kan heel goed bij sporten als zwemmen, atletiek, tennis of schaatsen.

Meeste keer B? Bewegen gaat bij jou vanzelf. Je probeert altijd de nieuwste oefeningen of technieken. Je bent ijverig en een doorzetter. Sporten die bij jou passen zijn turnen, dansen of karate. Kunstschaatsen is ook een leuke optie.

Meeste keer D? Jij sport graag samen met anderen. Met elkaar kun je een teleurstelling delen. Of beter nog: de zege vieren! Een balsport is voor jou een goede keuze: voetbal, korfbal, handbal … zet jou maar op het veld!

Sta samen eens stil bij de uitspraak en betekenis van het woord verspringen. In deze context heeft het woord de betekenis om het verst springen en lees je geen doffe e vooraan in het woord, maar je kunt het woord ook met een doffe e uitspreken. Verspringen heeft dan de betekenis met een sprongetje van plaats veranderen. Lesdoel bespreken • Woorden met een doffe e goed en vlot lezen. • Nadruk leggen op belangrijke woorden.

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden de zijlijn, present en het regent pijpenstelen. M5

woorden met een doffe e

10

Soms zie je in een woord een e, die klinkt zoals in de en het. Dat is de doffe e. Het stukje met die e krijgt geen nadruk. Eindigt een woord op -ele(n), -ere(n) of -ene(n)? Vaak zijn beide letters e een doffe e, die allebei klinken zoals in de en het.

precies recept record

M5

salade postcode damesmode

||

woorden met een doffe e

|| |

mode bodem verhinderen bewonderen opstapelen

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord eerst voor zonder bepaalde woorden nadruk te geven. Laat een leerling daarop reageren. Bespreek de tip Leg nadruk op belangrijke woorden. Je kunt met je stem duidelijk maken wat in de zin vooral belangrijk is en dus benadrukt moet worden. Lees daarna het fragment vloeiend voor.

sleutel

dubbele jongere volwassenen

11

9789463681766_studio_vv_M5.indd 10

1/05/2020 15:27:41

|| | | |

preventie present relatie refrein reclame

seconde rotonde blokkade parade karbonade

simpele ontwikkelen lekkere ontmaskeren heropenen

58

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 15 en 16 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 8 Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Om brand te voorkomen, besteedt de brandweer veel tijd aan preventie. Gelukkig is niemand meer ziek en zijn alle kinderen weer present. In het pretpark begint straks een grote parade met versierde wagens. Mijn papa maakt de lekkerste karbonade met frietjes. Toen de waarheid werd ontdekt, konden ze de dief ontmaskeren.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 11

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 8.

1/05/2020 15:27:41


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een doffe e. Vloeiend lezen: nadruk leggen op belangrijke woorden.

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met een doffe e. Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 10 en 11 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden door elkaar. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen. Technisch lezen

Blok 1

Werkinstructie leerwerkboek p. 48 | Vloeiend & vlot p. 10-13

Aan de slag

les

15

omgeving

Wat ga je doen?

record postcode volwassenen

Je leest woorden met een doffe e. Je past dat toe op de tekst Welke sport past bij jou?.

Aan de slag Lees de tekst Welke sport past bij jou?.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

LEERWERKBOEK

Ik begrijp & ik vind

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

Welke sport past het best bij deze woorden?

2

Trek lijnen.

Begeleide verwerking Opdracht 1 > tekst

rustig aan

voetbal

lenigheid

dammen

volhouden

turnen

samenwerken •

atletiek

Kijk nog eens naar de uitslag van de test.

3

Welke beschrijving past het best bij jou?

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten telkens een stukje voor.

A

B

C

D

Vind je dat zelf ook? Waarom? Bespreek het met je buur.

Extra opdracht Lees de woorden voor jezelf. Waar klinkt de e als in de en het? Zet een stip onder die letters.

Opdracht 2 en 3

preventie

pijpenstelen

uiterste

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

present

relatie

jongere

refrein

precies

ontmaskeren

Extra opdracht > woorden

kunstschaatsen

dubbele

heropenen

seconde

atletiek

teleurstelling

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

Lees de woorden nog een keer.

M5

48

12

Een bonte boel

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

‘Hoe was je rijles?’, vroeg mijn vader aan Lore, mijn zus. ‘Luister,’ zegt Lore, ‘er was een flinke blokkade op de weg. De les begon gezellig. We hadden het over reclame en over een tv-programma waarin je een code moet ontcijferen. We reden rustig door de Tuinstraat, richting die winkel met damesmode. Ineens schrik ik me rot: staat er een koe op de rotonde!’ Ik proest het uit en verslik me bijna in mijn karbonade. ‘Echt!’, zegt Lore. ‘Ik zag dat beest staan, precies voor ons op de weg. Ik aarzelde geen seconde, week uit en reed het bloemperk in. Gelukkig was alles nog heel: de koe, de auto en wij. Alleen de bloemen in het perk niet.’

Terugkijken Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

een doffe10-13 e Heb jewoorden nog tijd? Oefen met in Vloeiend & vlot.

M5

onderhoud

13

9789463681766_studio_vv_M5.indd 12

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten uit de leerwerkboeken. Sluit af met een kort klasgesprek over de test en hun bevindingen: • Welke beschrijving past bij jou? Klopt dat? Wat vindt je buur? • Zijn jullie in deze les meer te weten gekomen over sporten? Wat zou je nog graag weten? Hoe zou je dat kunnen achterhalen?

sneeuwballetje gloednieuw lieverd begroeien spion thuisblijven nu bloemknop citroen eigen

9789463681766_studio_vv_M5.indd 13

1/05/2020 15:27:41

minst onbewoond parasol sleutelhanger twijfelachtig tenslotte vogelkooi oneerlijk kraai jongetje

chips sirene wreed blokkade knipperlichtje tennistoernooi overblijvend circus jongere huwelijksreis

• •

duobaan memoblok vergaderen arrestatie opdraaien damesmode keeper iglo vriendelijker refrein

1/05/2020 15:27:42

59


BLOK 1

LES 15

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 10-13, p. 68 tip 8 leerwerkboek p. 46-48 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 13-16

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de nadruk op non-fictieteksten. De leerlingen lezen (en beantwoorden) een vragenlijst.

OP RONDE Controleer of het de leerlingen lukt de opdrachten 2 en 3 zelfstandig te maken. Indien nodig, kun je leerlingen bij de begeleide verwerking betrekken. Controleer of de opdrachten voldoende helder zijn voor de leerlingen. Licht de opdrachten eventueel toe.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

60

25


Technisch lezen

plus

Je legt nadruk op belangrijke woorden (tip 8). Je past dat toe op de tekst Welke sport past bij jou?.

Technisch lezen

Aan de slag 1

Kleur in elk woord de doffe e’s. dubbele

present

les MATERIAAL  15

Blok 1

15

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

uiterste

4

Kijk nog eens naar de uitslag van de test. Welke beschrijving past het best bij jou?

pijpenstelen

A

B

C

D

Vind je dat zelf ook? Waarom? Bespreek met je buur.

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt. reserve bikini ultralicht lolly’s regeren taxirit

curry ondertekenen verontrust elementen dierenoppasser romantisch

microfoon wreedheid medespeler python exotisch scannen

succesvol verouderen abrikozen ongeloofwaardig goal opereren

museum apotheek ketchup wandelroute

horlogebandje variatie citrusvrucht panorama

onrechtvaardig eventueel ‘s middags veelbetekenend

minister frambozenijsje gelegenheden speelruimte

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

2

omgeving

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

Lees de tekst Welke sport past bij jou?. Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. 68, tip 8

Ik begrijp & ik vind 3

Welke sport past het best bij deze woorden? Trek lijnen.

rustig aan

voetbal

lenigheid

dammen

volhouden

turnen

samenwerken •

atletiek

15

M5

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken? 16

68

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden: druk daar met je stem op. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste. Met een kompas vind je de weg, omdat de wijzer altijd naar het noorden wijst. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. De voetstappen kwamen nog dichterbij. Roy en Hans bewogen zich niet. Ze durfden bijna niet te ademen.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 68

1/05/2020 15:28:08

61


BLOK 1

LES 16

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

Spreken Luisteren

LESVERLOOP

omgeving

les

Je voert gesprekken: je geeft je mening over een onderwerp en je stelt vragen om meer te weten te komen. Je let op een duidelijke uitspraak en op een correct en helder taalgebruik.

Blok 1

Wat ga je doen?

16

Tim en Jesse praten over wat ze kunnen.

Opdracht 1

Luister hoe ze een gesprek voeren.

Tim

Twee goede lezers lezen het gesprek tussen Tim en Jesse hardop voor. Geef tips voor expressief voorlezen (uitspraak, intonatie, accent, stemgebruik ...). Je kunt ook het audiofragment gebruiken (zie leerkrachtassistent).

Let op! Ik ga springen! Ik ga een voorwaartse salto van de duikplank doen.

Jesse

Een salto? Wat is dat?

Tim

Ken jij dat niet? Dat is een koprol, maar dan in de lucht.

Jesse

In de lucht? Dat is toch heel moeilijk!

Tim

Maar nee! Ik ben heel lenig. Ik kan ook de salto achterwaarts. Die doe ik op de trampoline.

Jesse

Maar dat is toch gevaarlijk!

Tim

Nee, hoor! Je moet je zo klein mogelijk maken en dan

Beantwoord de vragen in het leerwerkboek klassikaal. De leerlingen concentreren zich eerst op de inhoud van de dialoog. Daarna onderstrepen ze de zinnen die een mening weergeven (Dat is toch heel moeilijk! / Maar nee! / Maar dat is toch gevaarlijk! / Nee, hoor! / Niet voor mij. / Nee, ik speel liever buiten.)

springen. Jesse

Brr ... Zo kun je je nek nog breken. Weet je wat IK kan?

Tim

Nee. Wat kun jij dan?

Jesse

Ik kan dammen.

Tim

Dammen?

Jesse

Ja, dat speel je op een dambord.

Tim

Is dat zoiets als een skateboard?

Jesse

Nee! Dat is een speelbord, zoals bij Risk.

Tim

En is dat moeilijk?

Jesse

Op verkenning LEERWERKBOEK

Op verkenning 1

50

Niet voor mij. Je speelt het met twee. Je moet heel goed nadenken en je moet de spelregels natuurlijk kennen. Wil je eens meespelen?

Tim

Uitleg

Nee, ik speel liever buiten.

Beantwoord de vragen. Zeg het in je eigen woorden.

LEERWERKBOEK

- Jesse weet niet wat een salto is. Kun jij dat uitleggen? - Jesse vindt een salto moeilijk. Gaat Tim akkoord? Wat vindt hij? - Moet je lenig zijn om te dammen? Wat moet je daarvoor kunnen? - Wil Tim graag leren dammen? Waarom (niet)?

Overloop samen de uitleg.

les Spreken Welke mening hebben Jesse en Tim? Luisteren Onderstreep les de zinnen die een mening weergeven. Spreken Luisteren

BlokBlok 1 1

16 16

omgeving

Uitleg In een gesprek praat je met iemand over hetzelfde onderwerp. Je vertelt wat je erover weet en je geeft je mening. Zo zeg je wat je ervan vindt. In een gesprek praat je met iemand over hetzelfde onderwerp. Stelvertelt vragen iets niet of alsjejemening. meer wiltZoweten. Je watals je je erover weetbegrijpt en je geeft zeg je wat je ervan vindt. Let op! Stel vragen als je iets niet begrijpt of als je meer wilt weten. - Praat duidelijk en niet te snel. Let op! luid genoeg. - Praat - Praat duidelijk en intonatie. niet te snel. Gebruik de juiste - Praat luid genoeg. - Gebruik de juiste intonatie.

2

3 3

Aan slag Wandelde rond in de klas.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Voer een gesprek met een klasgenoot. Luister naar de stelling de juf of meester. Wandel rond in de van klas. Voer een gesprek met een klasgenoot.

Opdracht 2

Ben je het Waarom? Luister naareens? de stelling van de juf of meester. Ben je het oneens? Waarom? Ben je het eens? Waarom? Ben je het oneens? Waarom?

Voer een gesprek met je buur.

Ik heb een een gesprek met Voer gesprek met je buur.

.

Kies onderwerp: Ik hebeen een gesprek met . gamen – huiswerk maken – pesten – boeken lezen – afval op straat. Kies een onderwerp:

Je mag –ook zelf eenmaken onderwerp kiezen. gamen huiswerk – pesten – boeken lezen – afval op straat.

Vertel watzelf je een weet en wat kiezen. je vindt. Je mag ook onderwerp Stel vragen om meer te weten te komen. Vertel wat je weet en wat je vindt.

Maak eenom woordweb onderwerp. Stel vragen meer te over wetenjouw te komen. Schrijf het onderwerp in het midden. Maak een je woordweb overvind jouw Wat weet erover? Wat je onderwerp. ervan? Schrijf het onderwerp in het die woorden rond hetmidden. woordweb. Wat weet je erover? Wat vind je ervan? Schrijf die woorden rond het woordweb.

Welke woorden zijn belangrijk voor jou? Kleur ze. Daarover kun je zeker praten met je buur. Welke woorden zijn belangrijk voor jou? Kleur ze. Daarover kun je zeker praten met je buur. 50

49

Geef zelf een voorbeeld om de tips voor duidelijk spreken te illustreren: luid genoeg, goed articuleren, vlot tempo, passende intonatie ... Geef ook enkele minder goede voorbeelden (mompelend, te snel, met een verkeerde intonatie, te zacht ...) om het verschil duidelijk te maken.

Aan de slag

Aan de slag 2

50

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

omgeving

Uitleg

De leerlingen wandelen kriskras door het lokaal (zie Praktische info). Op jouw teken stoppen ze bij de leerling die het dichtst bij hen staat. Lees een stelling voor. De leerlingen vertellen elkaar hun mening over de stelling en lichten die toe. Ga daarna op dezelfde manier te werk met een nieuwe stelling. Zo wisselen de leerlingen telkens van gesprekspartner. Bepaal zelf hoeveel stellingen er aan bod komen. Bespreek per stelling telkens enkele argumenten klassikaal. Mogelijke stellingen • Boeken lezen is een ideale hobby. • Huiswerk is absoluut niet nuttig. • Je mag een bananenschil op straat gooien. Die vergaat toch. • Naar school fietsen gaat snel én is gezond. • Sporten is vermoeiend. • Pesten of gepest worden is niet erg. Verzin zelf ook enkele stellingen die aansluiten bij de actualiteit of bij onderwerpen die in je klasgroep leven. Zo voelen de leerlingen zich meteen betrokken.

62


In een gesprek je mening over een onderwerp geven. Vragen kunnen en durven stellen om meer informatie te weten te komen. Een eigen mening duidelijk en taalvaardig verwoorden.* Letten op een passend en helder taalgebruik: articulatie, intonatie, stemvolume, tempo ...

Benadruk dat de leerlingen hun mening moeten beargumenteren. • Ik vind sporten vermoeiend. Ik ga ervan zweten en ik krijg dorst. • Ik krijg energie van sporten. Ik voel me veel beter achteraf. …

Spreken Luisteren

Blok 1

Uitleg In een gesprek praat je met iemand over hetzelfde onderwerp. Je vertelt wat je erover weet en je geeft je mening. Zo zeg je wat je ervan vindt.

Let op! - Praat duidelijk en niet te snel. - Praat luid genoeg. - Gebruik de juiste intonatie.

Aan de slag 2

Ben je het eens? Waarom? Ben je het oneens? Waarom?

Opdracht 3

3

Overloop samen met de leerlingen hoe ze de opdracht het best aanpakken. Ze kiezen samen een onderwerp en denken na. Wat weet ik erover? Wat is mijn mening? Daarna voeren ze samen een gesprek.

Voer een gesprek met je buur. Ik heb een gesprek met

.

Kies een onderwerp:

gamen – huiswerk maken – pesten – boeken lezen – afval op straat. Je mag ook zelf een onderwerp kiezen.

Vertel wat je weet en wat je vindt.

Pre-teaching Voor de leerlingen van aanpak 1 kan het nuttig zijn om het gespreksonderwerp al vooraf te bepalen en uit te werken, bij wijze van pre-teachingactiviteit (zie Praktische info). De leerlingen gebruiken hun woordweb als hulpmiddel tijdens het gesprek.

Stel vragen om meer te weten te komen.

Maak een woordweb over jouw onderwerp. Schrijf het onderwerp in het midden. Wat weet je erover? Wat vind je ervan? Schrijf die woorden rond het woordweb.

Welke woorden zijn belangrijk voor jou? Kleur ze. Daarover kun je zeker praten met je buur.

Terugkijken Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen kruisen aan wat goed en minder goed is gegaan. Bespreek de resultaten daarna klassikaal. Ga ten slotte nog even in op mogelijke verschillen in meningen. • Met welke mening was je het eens? • Met welke mening was je het niet eens?

Wandel rond in de klas. Voer een gesprek met een klasgenoot. Luister naar de stelling van de juf of meester.

LEERWERKBOEK

Opdracht 4

omgeving

Stel vragen als je iets niet begrijpt of als je meer wilt weten.

Vraag achteraf wat de leerlingen van elkaar te weten zijn gekomen. • Vond je dat genoeg? Of had je nog meer vragen willen stellen? Waren jullie het altijd eens?

LEERWERKBOEK

les

16

Terugkijken

50

4

Wat ging al goed?

omgeving

Blok 1

Stel extra vragen als je merkt dat de leerlingen moeite hebben om een eigen mening te formuleren. • Beweeg je voldoende met lezen? Leer je daarvan iets bij? • Vind jij wat je op school leert genoeg? Wat zijn de voor- en nadelen van huiswerk? • Een bananenschil vergaat. Mag je ze daarom op straat gooien? Wat kunnen de gevolgen zijn? • Heb jij liever dat mama of papa je met de auto naar school brengt? • Moet je sporten vermijden, omdat het vermoeiend is? Wat zijn de voor- en nadelen van sporten? • Heb jij al eens iemand gepest? Ben jij al eens gepest? Welk gevoel gaf dat?

Kruis aan.

£ Ik heb verteld wat ik over het onderwerp weet. £ Ik heb verteld wat ik over het onderwerp vind. £ Ik heb aandachtig geluisterd naar de mening van mijn buur. £ Ik heb duidelijk en niet te snel gesproken.

Waaraan kun je nog werken? Kruis aan.

£ Ik heb verteld wat ik over het onderwerp weet. £ Ik heb verteld wat ik over het onderwerp vind. £ Ik heb aandachtig geluisterd naar de mening van mijn buur. £ Ik heb duidelijk en niet te snel gesproken.

63


BLOK 1

LES 16

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • audiofragment (eventueel, zie leerkrachtassistent) • pre-teachingopdracht (zie Praktische info) • kopieerblad Een olifant in het zwembad (Nederlands-Frans) (eventueel, zie leerkrachtassistent) • observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 49-51

PRAKTISCHE INFO • Geef de leerlingen van aanpak 1 vooraf al tijd om in duo's het gespreksonderwerp uit opdracht 3 te bepalen. Ze maken individueel een woordweb bij hun onderwerp, bij wijze van pre-teachingactiviteit. Help de leerlingen op weg door zelf gerichte vragen te stellen over het onderwerp. Laat hen eventueel de belangrijkste woorden in kleur aanduiden. Zo wordt visueel duidelijk wat ze zeker willen vertellen. • Voorzie voldoende ruimte in het klaslokaal. Herschik eventueel enkele banken en stoelen, zodat de leerlingen gemakkelijk kunnen rondwandelen (opdracht 2). • Neem er per leerling de observatiewijzer spreken/luisteren bij. Tussentijds observeren is aangewezen.

DIDACTISCHE INFO In vorige lessen hebben de leerlingen geleerd dat ze meer over iets/iemand te weten kunnen komen door vragen te stellen. In deze les leren ze een eigen mening geven.

In de rugzak • In B1Les3 hebben de leerlingen over voorwerpen verteld: wat ze zagen, maar ook waaraan de voorwerpen hen deden denken (herinneringen ...). Ze hebben geluisterd naar wat hun klasgenoten vertelden en hebben bijkomende vragen gesteld om meer te weten te komen. • In B1Les8 hebben de leerlingen gericht leren luisteren naar verschillende boodschappen. Ze hebben gericht vragen gesteld om meer (en noodzakelijke) informatie te krijgen.

En hierna In B2Les2 leren de leerlingen informatie verzamelen, uitwisselen, selecteren en ordenen als voorbereiding op een (korte) presentatie.

64

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Belangstelling tonen en respect opbrengen voor de mening van een ander. • Kritisch (durven te) zijn: een eigen mening durven geven over een bepaald onderwerp en niet akkoord durven gaan met de mening van een ander. • Op gepaste wijze zelf het woord nemen en de ander laten uitspreken. • Spontaan eigen voorkennis oproepen wanneer een nieuw gespreksonderwerp wordt aangehaald.

TIP Je kunt de leerlingen laten oefenen op het voeren van een goed gesprek via rollenspellen. Maak fiches met situaties en rollen die de leerlingen kunnen naspelen in een klashoek. Voorbeelden • Je wilt een spelletje kopen dat eigenlijk voor oudere kinderen bedoeld is. • Als je na school terug naar je klas wilt omdat je je boek vergeten bent, wil de poetsvrouw je niet binnenlaten. • Je zou graag bij een jeugdbeweging gaan. Je vraagt toestemming aan je ouders.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de mening wat je van iets vindt, een opvatting, een standpunt Wij verschillen van mening, want zij vindt het boek wel goed. • de intonatie toon van je stem om een gevoel uit te drukken Ik hoorde aan haar intonatie dat ze een fantastisch weekend heeft gehad. • het onderwerp iets waarover een gesprek gaat Ik heb het onderwerp van die discussie niet goed begrepen.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN • De leerlingen met een andere culturele achtergrond kunnen ook iets uit hun leefwereld als gespreksonderwerp aanvoeren (bijvoorbeeld het Suikerfeest). Dat kan heel leerrijke en interessante gesprekken opleveren. • Een mooi voorbeeld van meningsverschillen is het boekje Een olifant in het zwembad van Chris Sterkens en Sanne Thijs uit de reeks nik-nak. Het boekje handelt over de vraag of een olifant mag worden toegelaten in een zwembad. De leerlingen formuleren hun eigen mening over ‘het probleem’. Op een speelse manier komen ze bovendien in contact met andere talen: het tweetalige boekje is beschikbaar in Nederlands-Arabisch, Nederlands-Frans en Nederlands-Turks. Je vindt het kopieerblad in de leerkrachtassistent.

65


BLOK 1

LES 17

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Blok 1

Begrijpend lezen

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

les

17

Je leest een tekst en vertelt hem na in enkele zinnen. Je leert hoe je dat kunt aanpakken.

Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Op verkenning 1

50

Luister naar de tekst.

Opdracht 1

Ons speelplein

Lees de tekst voor. Vertel hem kort na, maar zonder een goede samenvatting te geven. • Ik zal nog even vertellen waarover de tekst gaat: Lila en haar vrienden hebben een eigen speelplein. Ze spelen er altijd. Ze amuseren zich er prima.

Slecht nieuws! Ons speelplein gaat verdwijnen! Na school trekken we er altijd naartoe. Dat doen we al jaren. Het is niet echt een speelplein. Er staat geen glijbaan, geen schommel, geen wip. Maar toch amuseren we ons daar prima! We bouwen er kampen. We spelen er verstoppertje. In de lente plukken we bloemen.

Reflecteer/bespreek klassikaal met de leerlingen. • Heb ik de tekst goed naverteld? Waarom (niet)? • Heb ik voldoende verteld? Was het te weinig of te veel? • Wat had ik zeker moeten vertellen?

Het is ons eigen speelplein: van mij en mijn vrienden. Tenminste, dat dachten we ... Sinds gisteren staat er een groot bord. Ons speelplein moet weg! Binnenkort komt daar een supermarkt met een grote parking. Al het groen moet weg. In de plaats daarvan komt beton. En een groot gebouw. Volgende week komen ze een afsluiting plaatsen.

LEERWERKBOEK

Dan kunnen we er niet meer op.

Opdracht 2

Wat een pech!

Lees de tekst opnieuw. Ga klassikaal op zoek naar de belangrijke zinnen/woorden in de tekst. • Zijn de eerste en de laatste zinnen belangrijk? Waarom (niet)? • Weet je waarover de tekst gaat als je alleen de titel leest? (Nog niet helemaal, maar we hebben toch al een idee) • Welke zinnen zijn belangrijk? Waarom? (De eerste zin; ‘Na school trekken we ...’; ‘Sinds gisteren …’; ‘Binnenkort komt daar ...’; de laatste zin) • Welke woorden zijn belangrijk? Waarom? (Slecht nieuws, verdwijnen, amuseren, eigen, weg, beton, gebouw, pech)

Lila

Vertelt de juf of meester de tekst goed na? Waarom (niet)? 2

Duid aan in de tekst:

- Onderstreep de belangrijke zinnen. - Omcirkel de belangrijke woorden.

Vertel de tekst na. Lukt het nu beter?

52

De leerlingen onderstrepen de belangrijke zinnen en omcirkelen de belangrijke woorden. Vraag aan een leerling om de tekst opnieuw na te vertellen. Bespreek. • Heeft leerling X de tekst goed naverteld? Heeft hij het beter gedaan dan ik? Wat was anders/beter ... dan hoe ik het heb gedaan? • Heeft hij de belangrijkste dingen verteld? Is hij iets vergeten? • Hoe weet je wat (niet) belangrijk is? (De titel en de eerste en laatste zinnen zijn vaak belangrijk; sommige woorden en zinnen leggen uit waarover het echt gaat ...) • Mag je een tekst in je eigen woorden navertellen? (Ja.)

Uitleg

Uitleg Als je een tekst navertelt, hoef je niet alles opnieuw te vertellen. Vertel alleen de belangrijke dingen. Wat minder belangrijk is, laat je weg. Om een tekst na te vertellen, mag je zinnen uit de tekst gebruiken. Je mag ook zinnen met je eigen woorden maken. Hoe weet je wat belangrijk is? • Ik lees de titel van de tekst. Die zegt al veel over wat erin staat. • Ik bekijk de afbeelding bij de tekst. • Ik kijk naar de eerste zin van de tekst. Die vertelt vaak ook waarover de tekst gaat. • Ik zoek belangrijke woorden in de tekst. Welke woorden komen vaak voor? Bij welke woorden geeft de tekst meer uitleg? • Ik kijk naar de laatste zin van de tekst. Daar staat ook vaak iets belangrijks.

Aan de slag 3

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Waarover zou de tekst gaan? Bespreek samen.

Wat een pech! Vandaag is een belangrijke dag. Anna en haar ploeg spelen een voetbalwedstrijd tegen de ploeg van de buurtschool. Anna heeft er lang naar uitgekeken. Ze is een beetje zenuwachtig. Ze wil en zal vandaag een doelpunt maken! Ze rent zigzag over het veld.

66

Haar broers roepen van aan de kant: ‘Kom op, Anna! Pak die bal!’ En dan komt haar kans: de bal rolt haar richting uit. Ze stopt hem met haar voet en dribbelt naar het doel.

Blok 1

omgeving

LEERWERKBOEK Lees en bespreek de uitleg. Wijs erop dat de tips zeker helpen, maar dat ze niet voor alle teksten gelden.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Neem er de Studio leeswijzer bij. Benadruk de belangrijkste richtlijnen voor deze les. • Voor het lezen: ik bekijk de titel, de eerste zin en de afbeeldingen. • Tijdens het lezen: ik stel mezelf vragen: wat? waarom? hoe? … • Na het lezen: kan ik het verhaal navertellen?


Blok 1

Uitleg

De belangrijkste zinnen en woorden in een tekst aanduiden.* Als je een tekst navertelt, hoef je niet alles opnieuw te vertellen. Vertel alleen de belangrijke dingen. Wat minder belangrijk is, laat je weg. Beoordelen of iemand een tekst goed samenvat. Om een tekst na te vertellen, mag je zinnen uit de tekst gebruiken. Je mag ook zinnen met je eigen woorden maken. Hoe weet je wat belangrijk is?

• Ik lees de titel vanvaak de tekst. Die al veel over wat erinwaarover staat. Weten dat de titel van een tekst en de bijbehorende afbeelding alzegtvertellen de tekst • Ik bekijk de afbeelding bij de tekst. • Ik kijk naar de eerste zin van de tekst. Die vertelt vaak ook waarover de tekst gaat. gaat.* • Ik zoek belangrijke woorden in de tekst. Welke woorden komen vaak voor? Bij welke woorden geeft de tekst meer uitleg? • Ik kijk naar de laatste zin van de tekst. Daar staat ook vaak iets belangrijks.

Aan de slag

Aan de slag 3

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Waarover zou de tekst gaan? Bespreek samen.

LEERWERKBOEK

Wat een pech!

De leerlingen werken in duo’s per aanpak. Begeleid de leerlingen van aanpak 1 en 2. Bekijk de tekst samen en controleer of de leerlingen alle woorden begrijpen. Als dat niet zo is, leg je ze uit. Moedig de leerlingen aan om met elkaar te overleggen en hun keuze te verantwoorden. Als er een meningsverschil is, gaan de duo’s daarover in gesprek.

Vandaag is een belangrijke dag. Anna en haar ploeg spelen een voetbalwedstrijd tegen de ploeg van de buurtschool. Anna heeft er lang naar uitgekeken. Ze is een beetje zenuwachtig. Ze wil en zal vandaag een doelpunt maken! Ze rent zigzag over het veld. Haar broers roepen van aan de kant: ‘Kom op, Anna! Pak die bal!’ En dan komt haar kans: de bal rolt haar richting uit. Ze stopt hem met haar voet en dribbelt naar het doel. Anna schopt keihard. Oei, dat was iets te hard ...

Als je merkt dat het maken van beide opdrachten te veel tijd in beslag zal nemen, kun je de klasgroep opsplitsen. De leerlingen van aanpak 1 en 2 maken dan opdracht 3. De leerlingen van aanpak 3 maken dan opdracht 4.

Anna struikelt en valt. Ze grijpt naar haar voet en trekt een pijnlijk gezicht. Haar enkel doet veel pijn! De trainer ondersteunt haar en brengt haar naar de rand van het veld. Haar broers kijken beduusd toe.

Begrijpend les lezen Dan komt de verpleger erbij. Hij legt ijs op de enkel van Anna.

17

omgeving

‘Dat is een verstuiking!‘, zegt hij bezorgd.

Werk samen met je buur. Lees elk een deel van de tekst. Vertel aan je buur wat er in jouw deel gebeurt.

- Lees de eerste en de laatste zin van de tekst opnieuw. Zijn ze belangrijk? Onderstreep ze. Onderstreep nog twee belangrijke zinnen. - Welke woorden zijn belangrijk? Omcirkel ze. - Karen en Chen vertellen het verhaal na in hun eigen woorden. Wie vertelt het goed na? Kruis aan.

Opdracht 4

De bal rolt naast het doel. De trainer legt ijs op de enkel. Anna zucht.

De leerlingen verkennen de tekst: ze bekijken de titel, de afbeeldingen … Ze voorspellen waarover de tekst zou kunnen gaan. Ze duiden de belangrijkste woorden en zinnen aan en kruisen de beste samenvatting aan. Wijs de leerlingen erop dat ze moeten beoordelen welke samenvatting het volledigst is: die van Chen of die van Karen. De leerlingen verwoorden hardop hoe ze de opdracht aanpakken. Zo weet je waar ze vastlopen en kun je gericht ondersteunen.

4

Anna speelt mee in een voetbalwedstrijd. Ze valt en ze verstuikt haar enkel. Ze kan voorlopig niet meer voetballen.

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet. Waarover zou de tekst gaan? Bespreek samen. DINSDAG 15 OKTOBER 2019

SCHOOL UIT, SPORTSCHOENEN AAN Vlaamse kinderen sporten niet genoeg. Dat is de boodschap van de Vlaamse minister van Sport. Hij wil er iets aan doen. Jongeren moeten meer bewegen. Op dit moment is maar een derde van de kinderen jonger dan achttien lid van een sportclub. Dat is te weinig. De kinderen haken af om verschillende redenen. Ze hebben te veel huiswerk, verkiezen met hun vrienden af te spreken of spelen liever spelletjes op hun computer.

De leerlingen lezen de eerste samenvatting en beoordelen of er nog iets belangrijks ontbreekt. Daarna doen ze hetzelfde met de tweede samenvatting. Pas daarna vergelijken ze en besluiten ze welke samenvatting het volledigst is. Benadruk nogmaals het belang van een goede samenvatting: zo volledig mogelijk navertellen waarover een tekst gaat, zodat de inhoud ook voor anderen duidelijk is.

53

Los samen de vragen op.

De minister van Onderwijs heeft een oplossing. Hij stelt voor om de turnzalen en sportvelden van de scholen ook na de lesuren te laten gebruiken. Zo worden de schoolgebouwen meer en nuttiger gebruikt. Kinderen hoeven dan ook geen lidkaart voor een sportclub te betalen. Maar dat kost geld. Er moet na de uren iemand op school zijn. De scholen moeten extra materialen aankopen. Er moeten douches komen. De minister van Sport wil de scholen steunen. De scholen

krijgen een budget om de nodige aanpassingen te doen. Want kinderen aan het sporten omgeving krijgen, is noodzakelijk.

Blok 1

De leerlingen verkennen de tekst: ze bekijken de titel, de afbeeldingen … Ze voorspellen waarover de tekst zou kunnen gaan. Vervolgens leest elke leerling een deel van de tekst en vertelt hij wat er in dat deel gebeurt. Daarna lossen de leerlingen samen de vragen op.

Blok 1

Opdracht 3

‘Voorlopig geen voetbal meer voor jou.’

Lees de tekst. Los samen de vragen op.

- Lees de eerste en de laatste zin van de tekst opnieuw. Zijn ze belangrijk? Onderstreep ze. Onderstreep nog twee belangrijke zinnen.

54

Terugkijken

- Welke woorden in de tekst zijn belangrijk? Kruis aan. £ te veel huiswerk £ turnzalen £ sportschoenen £ minister van Sport £ minister van Onderwijs £ vrienden

LEERWERKBOEK

- Chen en Karen hebben de tekst ook gelezen. Wie vertelt de tekst goed na? Kruis aan. Jongeren hebben te veel huiswerk. Na school moeten ze hun sportschoenen aantrekken. Ze moeten meer bewegen.

Opdracht 5

Lees de uitspraken hardop voor. Voeg er telkens aan toe: ‘ja’, ‘een beetje’ en ‘nee, nog niet zo goed’. De leerlingen steken een hand op bij het antwoord dat het best bij hen past. Zo heb je snel een beeld van je klas. In hun leerwerkboek kleuren de leerlingen de bijbehorende smiley.

De minister van Sport wil jongeren meer laten sporten. De minister van Onderwijs steunt hem daarbij. Hij wil de scholen openlaten na de lesuren.

Terugkijken 5

Lukt dit al?

Kleur de passende smiley. Ik weet waarover een tekst gaat door de titel en de afbeelding te bekijken. Ik kan de belangrijke zinnen in een tekst aanduiden. Ik kan de belangrijke woorden in een tekst aanduiden. Ik weet wanneer iemand een tekst goed navertelt.

   

   

   

67


BLOK 1

LES 17

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • Studio leeswijzer • leerwerkboek p. 52-55

DIDACTISCHE INFO • De leerlingen ervaren dat het belangrijk is om een tekst samen te vatten. Houd er rekening mee dat ze dat in deze les voor het eerst doen. Waarschijnlijk zullen ze daarmee nog moeite hebben. • De leerlingen leren in deze les de belangrijkste woorden en zinnen in een tekst aanduiden. Ze overleggen daarbij geregeld met elkaar. Zo kunnen ze elkaar helpen en van elkaar leren. Gebruik tegenover de leerlingen niet de term ‘samenvatten’, maar ‘navertellen’. • Neem er de Studio leeswijzer bij.

In de rugzak • In B1Les5 hebben de leerlingen kennisgemaakt met verschillende tekstsoorten. • In B1Les11 hebben ze een moeilijke tekst proberen te begrijpen door aan te duiden welk deel ze moeilijk vonden en dat deel opnieuw te lezen. Ze leerden ook afbeeldingen en belangrijke woorden gebruiken om zich een beeld te vormen van de tekst.

En hierna • In B2Les4 leren de leerlingen een register gebruiken om gericht informatie op te zoeken. • In B5Les9 leren ze om zelf een tekst in enkele woorden samen te vatten. • In B6Les3 leren ze dat een informatietekst (vaak) uit verschillende alinea’s bestaat. Ze vatten het onderwerp van elke alinea samen in enkele woorden.

68

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Bij een meningsverschil de eigen mening motiveren en daarbij duidelijke argumenten aanhalen. • Leren leren: onder begeleiding de verschillende stappen van het leesproces doorlopen. • Leren leren: nadenken over een goede samenvatting van een tekst.

TIP Een tekst samenvatten is een vaardigheid die de leerlingen later nog vaak zullen nodig hebben, ook bij andere vakken. Teksten bij wereldoriëntatie lenen zich uitstekend om die vaardigheid verder te oefenen.

AANDACHT VOOR WOORDEN • aanpakken ergens aan beginnen, er werk van maken Hoe gaan we het aanpakken om alle stoelen te verhuizen? • dribbelen met kleine, snelle passen voortduwen Die voetballer dribbelde tussen de spelers door naar het doel. • beduusd beteuterd, sip Het kind keek beduusd naar zijn kapotte voetbal. • minister een van de mensen die het land besturen De minister van Onderwijs kwam naar de opening van de nieuwe school. • afhaken niet langer meedoen Mijn vriend heeft afgehaakt. Nu moet ik alleen naar de club. • budget som geld Met dat budget kan ik een nieuwe tablet kopen.

69


BLOK 1

LES 18

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

Blok 1

les

18 1

LESVERLOOP

omgeving

Schrijven

Wat ga je doen? Je maakt je vriendenboek nog beter. Je maakt je vriendenboek mooier door kleuren en afbeeldingen te gebruiken.

Op verkenning

Op verkenning

LEERWERKBOEK

Vergelijk de vriendenboeken die Lore en Nenia hebben ingevuld.

Opdracht 1

In welk vriendenboek wil jij het liefst schrijven? Welk vriendenboek wil jij het liefst lezen?

Start de les met een korte verwijzing naar de vorige schrijfles (B1Les12). De leerlingen hebben toen algemene en persoonlijke vragen opgesteld voor een vriendenboek.

Lore Claessens Kromstraat 15, 2470 Retie 47 telefoon: 014 60 18

naam: adres:

8 jaar 3A

leeftijd: klas:

50

juf Hilde en juf An tekenen en zingen lezen, spelen, tv-kijken, strips leukste hobby’s: gitaar mijn zus plagen leukste kleur: paars nkoeken leukste eten: panne r beroep: striptekenaa

juf of meester:

Vergelijk samen de ingevulde bladzijden uit de vriendenboeken in het leerwerkboek. Bespreek. • In welk vriendenboek wil jij het liefst schrijven? Waarom? (Vestig de aandacht op het uitzicht: veel kleur, versieringen ...) • Welk vriendenboek wil jij het liefst lezen? (Denk aan duidelijkheid (inhoud), leesbaarheid (vorm), afbeeldingen ...)

leukste vak:

leukste

nia rstrten redespin 8, 9300 Aalst telefoon 053 24 65 20 leeftijd 7 aar klas 3 juf of meester u Annik leukste vak  n hobby’s knut n, coputer, zmn, de ir mooiste kleur oo lekkerste eten spag tt wat ik later wil word en no geen i naam

adres

Uitleg LEERWERKBOEK Overloop samen de uitleg.

Aan de slag omgeving omgeving

LEERWERKBOEK Blok1 1 Blok

56

Uitleg Uitleg Een vriendenboek moet leuk zijn om in te schrijven. Een moet vriendenboek moetom leuk zijnteom in te schrijven. Het je uitnodigen erin lezen. Het moet je uitnodigen om erin te lezen. Hoe kun je daarvoor zorgen? kunjejeboodschap daarvoor zorgen? -Hoe Breng duidelijk over, zodat de lezer begrijpt wat je - bedoelt Breng jeen boodschap duidelijk over, zodat de lezer begrijpt wat je je beter kan leren kennen. bedoeltnetjes: en je beter kanje leren kennen. - Schrijf verzorg handschrift. Schrijf netjes: verzorg handschrift. -- Laat iets opvallen doorjekleur te gebruiken. Laat iets te gebruiken. -- Maak de opvallen tekst leukdoor doorkleur daarbij een tekening te maken of een foto te kleven. - Maak de tekst leuk door daarbij een tekening te maken of een foto te kleven. Zorg ervoor dat je correct schrijft: Zorg ervoor dat je correct schrijft: schrijf een hoofdletter waar het hoort en gebruik leestekens. schrijf een hoofdletter waar het hoort en gebruik leestekens.

Verbeter de vragen van je vriendenboek. Verbeter de vragen van je vriendenboek.

3 3

Maak je vriendenboek beter en mooier! Maak jeeen vriendenboek Gebruik apart blad. beter en mooier!

4 4

Ruil je blad met dat van een klasgenoot. Vul elkaars vriendenboek in. Ruil je bladdemet dat van een klasgenoot. Vul elkaars vriendenboek in. Beantwoord vragen.

Gebruik Zorg vooreen eenapart leukeblad. lay-out. Zorg voorkleuren een leuke lay-out. Gebruik en maak tekeningen. Gebruik kleuren en maak tekeningen.

Opdracht 3

De leerlingen werken verder op een apart blad: het kopieerblad (zie leerkrachtassistent) of een blad naar keuze. Ze noteren hun verbeterde vragen en zorgen voor een leuke lay-out. Spoor de leerlingen aan om kleuren te gebruiken en enkele tekeningen te maken. Dat nodigt anderen uit om het vriendenboek in te vullen.

Beantwoord de vragen. Kleef je foto op. Kleef je foto op.

Terugkijken Terugkijken 5 5

Je hebt nu zelf een vriendenboek gemaakt. Je hebt zelf eenKruis vriendenboek Wat vond nu je daarvan? het antwoordgemaakt. aan dat het best bij jou past.

Wat vond je daarvan? Kruis het antwoord aan dat het best bij jou past.

ja ja

een beetje een beetje

nee nee

Ik kan mijn tekst verbeteren zoals de juf Ik kan mijnhet tekst verbeteren zoals de juf of meester gevraagd heeft. of meester het gevraagd heeft. Ik kan vragen schrijven die uitnodigen Ik kan vragen schrijven die uitnodigen om ze te beantwoorden. om ze te beantwoorden. Ik kan vragen in een vriendenboek Ik kan vragen in een vriendenboek beantwoorden. beantwoorden.

Opdracht 4

De leerlingen ruilen hun blad met dat van een klasgenoot. Ze vullen elkaars vriendenboek in: ze beantwoorden de vragen (algemene en persoonlijke vragen) en kleven een foto op. 57 57

70

De leerlingen bekijken hun verbeterde bladzijde van B1Les12. Ze verbeteren de vragen die ze in de vorige schrijfles opgesteld hebben. Dat doen ze op basis van jouw feedback (zie Praktische info). Begeleid waar nodig. • Welke vraag gaat ongeveer over hetzelfde? Waar zou je die vraag dan beter kunnen schrijven? • Welk woord kun je nog gebruiken? Hoe kan een ... nog zijn? • Kom je met die vragen alles te weten wat je wilt weten? Welke vraag kun je eventueel nog stellen?

Aan de slag Aan de slag 2 2

Opdracht 2

Verzamel de bladen en maak er een leuke bundel van.


- Schrijf netjes: verzorg je handschrift. - Laat iets opvallen door kleur te gebruiken. - Maak de tekst leuk door daarbij een tekening te maken of een foto te kleven.

Een vriendenboek (formulier) structureren door algemene en datpersoonlijke vragen te stellen. Zorg ervoor je correct schrijft: schrijf een hoofdletter waar het hoort en gebruik leestekens. De lay-out van een tekst verzorgen door netjes te schrijven en door kleuren, versiering, foto’s of tekeningen te gebruiken. Aan de slag 2

Verbeter de vragen van je vriendenboek.

Bij het schrijven synoniemen of woorden met een gelijkaardige betekenis gebruiken.* Maak je vriendenboek beter en mooier! 3 Gebruiktoepassen.* een apart blad. Hoofdletters en leestekens (alleen) op een correcte manier Zorg voor een leuke lay-out. Gebruik kleuren en maak tekeningen.

Terugkijken

4

Beantwoord de vragen. Kleef je foto op.

Terugkijken

LEERWERKBOEK Opdracht 5

Ruil je blad met dat van een klasgenoot. Vul elkaars vriendenboek in.

5

Je hebt nu zelf een vriendenboek gemaakt.

Wat vond je daarvan? Kruis het antwoord aan dat het best bij jou past.

Lees de stellingen een voor een voor. De leerlingen kruisen het antwoord aan dat bij hen past: ‘ja’, ‘een beetje’ of ‘nee’.

Ik kan mijn tekst verbeteren zoals de juf of meester het gevraagd heeft.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Ik kan vragen in een vriendenboek beantwoorden.

Ga even in op de antwoorden. • Wat vond je precies moeilijk of makkelijk? • Wat vond je het moeilijkst of makkelijkst? Waarom? • Hoe zou je het de volgende keer anders doen? • Wat vind je beter bij klasgenoten dan bij jou? Waarom? • Wat vind je beter bij jou dan bij klasgenoten? Waarom?

ja

een beetje

nee

Ik kan vragen schrijven die uitnodigen om ze te beantwoorden.

57

De leerlingen leren zo dat de beleving van een tekst ook afhangt van persoonlijke voorkeuren. Ze zullen het immers niet altijd eens zijn over wat de beste verbetering of lay-out is.

71


BLOK 1

LES 18

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL • • • •

verbeterde teksten van de vorige schrijfles (zie Praktische info) per leerling: een pasfoto (zie Praktische info) per leerling: kopieerblad (zie leerkrachtassistent) of blad naar keuze leerwerkboek p. 56 en 57

PRAKTISCHE INFO • Verbeter vooraf de bladzijde voor een vriendenboek die elke leerling in B1Les12 heeft geschreven. • Om te vermijden dat niet alle leerlingen een pasfoto bij zich hebben, kun je vooraf van iedereen een digitale foto maken. Verklein die tot pasfotoformaat. Bewaar de foto’s voor andere gelegenheden. • Wil je ook de tekst van de extra opdracht (B1Les12) laten herschrijven? Verbeter die dan ook vooraf.

DIDACTISCHE INFO In deze les werken de leerlingen verder aan de schrijfopdracht van B1Les12.

In de rugzak • In B1Les12 hebben de leerlingen kennisgemaakt met het vriendenboek als formulier. • Tijdens de lessen spreken/luisteren van dit blok hebben de leerlingen ook al geoefend op het stellen van vragen om meer te weten te komen.

En hierna • In B2Les5 zoeken de leerlingen antwoorden op informatieve vragen als voorbereiding op het schrijven van een korte infotekst in B2Les11. • In blok 3 gaan de leerlingen verder in op het stellen van vragen: ze leren wat vraagwoorden en sleutelwoorden zijn en leren beknopt antwoorden noteren door sleutelwoorden te gebruiken. Ze leren ook het register en de trefwoorden in een informatief boek gebruiken om informatie op te zoeken.

72

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: nadenken over hoe je een schrijfproduct kunt verbeteren. • Op een constructieve manier elkaar verbeteren en met feedback omgaan.

AANDACHT VOOR WOORDEN uitnodigen aansporen, voorstellen, vragen, maar ook: welkom heten Die reclame nodigt echt uit om die koeken te kopen.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Voorzie voldoende tijd om de afgewerkte bladzijden te bundelen tot een echt vriendenboek dat je in de klasbibliotheek zet. Het zal de leerlingen nog meer motiveren als wat ze geschreven hebben ook écht gelezen wordt. Op de kaft van het boek kun je het woord ‘vrienden’ schrijven in de talen die in de klas gesproken worden. Eventueel vraag je aan de ouders van anderstalige kinderen om dat voor jou op een papiertje te schrijven, zodat je het kunt overtekenen of -schrijven. De leerlingen zullen gelijkenissen tussen sommige talen opmerken: amies, amigos, amici ... en vrienden, friends, Freunde ... Zo ontdekken ze dat talen familie van elkaar kunnen zijn.

73


BLOK 1

LES 19

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Welke sport past bij jou? nogmaals zullen lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

Welke sport past bij jou? Zoek je een sport, maar heb je geen idee welke? We maken het je makkelijk met deze test. Geef antwoord op de vragen en ontdek welke sporten voor jou geschikt zijn.

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Bossaball.

Vraag 1

Vraag 3

Op de sportdag van school … A maak je lol aan de zijlijn of in de refter. B sta je het liefst op de trampoline. Daar oefen je een dubbele salto. C ga je tot het uiterste. Je wilt de beste zijn in hoogspringen, verspringen én de honderd meter sprint. D ben je present op het veld. Jouw ploeg gaat winnen!

Je moet gaan sporten, maar het regent pijpenstelen. Wat doe je? A Je legt je sportkleren terug in de kast. Jou niet gezien! B Geen probleem. Sporten doe je toch binnen. C Ach, het is maar regen. Als het heel erg wordt, schuil je even. D Gauw je spullen pakken, want je ploeg wacht op je!

Vraag 2

Uitleg

Vraag 4

Als er een bal hard op je afkomt … A belandt die op je hoofd omdat je niet oplet. B spring je soepel opzij. C probeer je de bal te vangen of te raken. D vang je hem. Je weet altijd precies waar de bal is.

Welke twee dingen passen het best bij jou? A rustig aan – creatief B lenigheid – techniek C volhouden – snelheid D samenwerken – spelen

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor of laat een leerling van aanpak 3 het stukje vloeiend voorlezen. Laat de leerlingen meelezen. Wijs na het voorlezen op tip 8: Leg nadruk op belangrijke woorden. Herhaal waar het bij die tip om gaat. Bespreek kort hoe dat bij het voorgelezen fragment te horen was. Werkinstructie leerwerkboek plus p. 17 en 18 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 8

De uitslag

M5

Meeste keer A? Jij bent duidelijk geen sporter. Al dat zweten … dat is niks voor jou. Om toch fit te blijven, kun je gaan rennen met de hond. Of heb je wel eens aan deze sporten gedacht: schaken, dammen of boogschieten?

Meeste keer C? Sporten doe jij vooral voor jezelf. En dan het liefste buiten. Je bent superfit en werkt aan je persoonlijke doelen. Je wilt jezelf blijven ontwikkelen. Dat kan heel goed bij sporten als zwemmen, atletiek, tennis of schaatsen.

Meeste keer B? Bewegen gaat bij jou vanzelf. Je probeert altijd de nieuwste oefeningen of technieken. Je bent ijverig en een doorzetter. Sporten die bij jou passen zijn turnen, dansen of karate. Kunstschaatsen is ook een leuke optie.

Meeste keer D? Jij sport graag samen met anderen. Met elkaar kun je een teleurstelling delen. Of beter nog: de zege vieren! Een balsport is voor jou een goede keuze: voetbal, korfbal, handbal … zet jou maar op het veld!

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

Werkinstructie leerwerkboek p. 58 | Vloeiend & vlot p. 10-13, p. 68 tip 8

68

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden: druk daar met je stem op. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste. Met een kompas vind je de weg, omdat de wijzer altijd naar het noorden wijst. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. De voetstappen kwamen nog dichterbij. Roy en Hans bewogen zich niet. Ze durfden bijna niet te ademen.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 68

74

Lesdoel bespreken • Woorden met een doffe e goed en vlot lezen. • Nadruk leggen op belangrijke woorden.

1/05/2020 15:28:08


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een doffe e. Vloeiend lezen: nadruk leggen op belangrijke woorden. Technisch

omgeving

Aan de slag

Blok 1

lezen

19

LEERWERKBOEK

Je leest woorden met een doffe e. Je legt nadruk op belangrijke woorden (tip 8). Je past dat toe op de tekst Welke sport past bij jou?.

Aan de slag Welk woord hoort bij de afbeelding?

1

Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

Kruis aan.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

£ ontwikkelen £ atletiek £ kruidenier £ ontmaskeren

Terugkijken

2

Lees de tekst Welke sport past bij jou?.

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. Leg nadruk op belangrijke woorden. 68, tip 8

3

Kleur wat klopt voor jou.

Voor het vloeiend lezen geef ik mezelf een:

4

1

2

3

4

5

7

8

9

10

computerspel damesmode thuiskomen ongunstig omaatje

oogverblindend aangebrand cavia waterdruppel present

kapitein supersterk schaduwrijk simpele bemoeien

oersaai kiwi refrein behandelen plaatselijke

ooievaarsnest februari benieuwen regie kapitaal

revolutie keeper volwassenen behandeling drumsolo

rotonde verwilderde wrijfsteen oceaan winterkoninkje

chips verkeersdrempel concert jazeker parade

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

naam: leerjaar 3 Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot. 58

datum:

10-13

Leeslogboek 1

Kleur de ster als je het boek uitgelezen hebt.

Deze boeken en teksten heb ik gelezen: datum boek/tekst:

start

Koppel aan het einde van deze les terug naar jouw vraag uit les 15: • Zijn jullie tijdens deze les iets meer te weten gekomen over sporten? Zo ja, wat heb je dan bijgeleerd? • Welke soorten informatiebronnen hebben jullie daarbij geholpen? (een vragenlijst over sporten, een weettekst over bossaball en een filmpje over bossaball)

stop

      2

Extra leestijd (facultatief)

Spoor de leerlingen aan om tijdens vrije momenten verder te lezen in hun leesboek (De fitste klas of een boek naar keuze). Het motiveert leerlingen als je zelf ook een boek gaat lezen.

6

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen uit de tekst die zij in hun leerwerkboek gelezen hebben. Of laat hen kort iets over die tekst vertellen aan de andere leerlingen.

Start de Extra leestijd met een korte terugkoppeling naar de inhoud van de tekst Welke sport past bij jou?. Zijn de leerlingen geïnteresseerd in sporten? Spoor hen dan zeker aan om eens een informatief boek te lezen over dat onderwerp. Zorg ervoor dat je enkele boeken voorhanden hebt of neem samen een kijkje in de klas- of schoolbibliotheek. Ook informatieve boeken mogen genoteerd worden in het leeslogboek.

£ karbonade £ blokkade £ parade £ salade

£ postbode £ dienstbode £ postcode £ oeroude

£ zadel £ regel £ vrede £ zege

Lees alle woorden goed en vlot.

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 een stukje tekst uit deze les voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken.

Zoek eventueel een filmpje van een bossaballwedstrijd op het internet ter illustratie. De leerlingen van aanpak 1 en 2 hebben de tekst niet gelezen, maar zullen wellicht ook geïnteresseerd zijn in de sport. Een videofragment kan bovendien extra ondersteuning bieden voor de leerlingen van aanpak 3 wanneer ze over de inhoud van hun tekst vertellen.

Wat ga je doen?

les

Sommige leesboeken zijn een deel uit een serie. Lees jij graag boeken uit een serie? Kruis aan en schrijf op. £ Nee. £ Ja, ik lees graag boeken uit de serie omdat

3

Schrijf op. Mijn leukste boek is:

Mijn minst leuke boek is:

Deze boeken wil ik graag nog lezen:

Studio taal • © 2020 • Uitgeverij Zwijsen België

75


BLOK 1

LES 19

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 10-13, p. 68 tip 8 leerwerkboek p. 58, tekst p. 46 en 47 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 17 en 18 informatieve boeken over sporten (eventueel) leesboek De fitste klas

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met een doffe e geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dat aan de hand van de tekst Welke sport past bij jou?, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dat aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Bespreek met de leerlingen opdracht 4. Lukt het na het oefenen om meer woordjes te lezen? Bij leerlingen die nog onvoldoende accuraat lezen is het belangrijk om in eerste instantie aandacht te besteden aan correct lezen, voor je het accent legt op tempo. Laat die leerlingen extra oefenen met Vloeiend & vlot. Controleer of opdracht 2 duidelijk is. Doe eventueel een paar grijze zinnen voor.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

76

25


Technisch lezen

plus

Je legt nadruk op belangrijke woorden (tip 8). Je past dat toe op de tekst Bossaball.

Technisch lezen

Aan de slag 1

De tekst gaat over Bossaball.

Wat denk jij als je die titel leest? Kruis aan. £ Geen idee wat dat is. £ Zou dat een sport zijn?

les MATERIAAL  19

Blok 1

19

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

omgeving

Lees de eerste grijze zin in de tekst nog eens.

Het onderstreepte woord is belangrijk. Dat krijgt nadruk. Kies in de andere grijze zinnen telkens een of twee belangrijke woorden. Zet er een streep onder.

£ Dat ken ik!

Lees om de beurt de grijze zinnen vloeiend voor. Lees de tekst.

Lees nu de hele tekst met je buur.

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Leg nadruk op belangrijke woorden. 68, tip 8

Bossaball Kun jij niet kiezen tussen sport en muziek? Vind je balsporten leuk, maar mis je daarin toch iets? Dan is het de hoogste tijd voor Bossaball. Bossaball lijkt op volleybal en voetbal, én op springen op een trampoline. Bij Bossaball is er altijd muziek. Dan doen de spelers nog meer hun best. Hoe speel je Bossaball? Bossaball speel je in twee ploegen. In elke ploeg zitten 3, 4 of 5 spelers. Het speelveld is een luchtkussen. In het midden van het veld hangt een net. Aan elke kant van het net is een trampoline. Net als bij volleybal speel je de bal eerst in je eigen veld rond. Dan speel je de bal naar het veld van de tegenstander. Valt de bal bij de tegenpartij op de grond? Dan krijg jij punten. De speler op de trampoline is belangrijk. Hij kan de bal hard in het andere veld slaan. En hij kan de bal van de tegenstander stoppen. De scheidsrechter De scheidsrechter bij Bossaball telt niet alleen de punten, maar hij zorgt ook voor de muziek tijdens de wedstrijd. Hij gebruikt een fluitje, maar ook trommels. En een microfoon en een dj-set. Eigenlijk is hij dus scheidsrechter en dj tegelijk. Waar speel je Bossaball? Bossaball wordt vooral gespeeld op het strand. Het luchtkussen is te huur. Begeleiders komen dan helpen om het op te zetten. Zij geven ook uitleg over de sport. En natuurlijk laten ze een gaaf optreden zien. Daarbij zullen stoere salto’s niet ontbreken. Meer weten Ben je nieuwsgierig naar Bossaball? Bezoek dan onze site op het internet.

Ik begrijp & ik vind 3

Wat weet jij nu over Bossaball? Maak de zinnen af. a Je speelt met maximaal b Het speelveld is een c In het midden staat een

spelers. . .

De schrijver gebruikt niet het Engelse woord ‘team’, maar een Nederlands woord. Zet in de tekst een rondje om dat woord.

Maril Rijks, Bossaball, Leesstudio: actuele leestaak, Uitgeverij Zwijsen, 2015

2

4

Zou jij eens Bossaball willen spelen? Vertel het aan je buur of schrijf het op.

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

17

18

77


BLOK 1

LES 20

THEMA

buffer

taal

omgeving

25

BUFFER Neem deze les de tijd om de lesinhouden van blok 1 verder af te werken of om stil te staan bij vaardigheden waarmee de leerlingen moeilijkheden ondervonden. Volgende les maken de leerlingen de signaaltoets begrijpend lezen en de signaaltoets woordenschat/ taalbeschouwing.

HERWERKEN SCHRIJFPRODUCT Geef leerlingen die hun schrijfproduct nog niet volledig hebben afgewerkt, ook de kans om dat deze les te doen. Evaluatie van het taaldomein schrijven gebeurt op basis van observatie doorheen de lessen schrijven van dit blok en op basis van het afgeleverde schrijfproduct. Indien beschikbaar bij dit blok (zie leerkrachtassistent), kun je de leerlingen ook de remediĂŤringsoefeningen schrijven laten maken.

78


BLOK 1

LES 21

THEMA

signaaltoets

taal

omgeving

50

SIGNAALTOETS BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de signaaltoets begrijpend lezen in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de normering. Bepaal zo welke leerling remediëring nodig heeft. Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en de controletoets niet. De behaalde punten op de signaaltoets zijn dan het eindresultaat.

SIGNAALTOETS WOORDENSCHAT/­ TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de signaaltoets woordenschat/taalbeschouwing in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de normering. Bepaal zo welke leerling remediëring nodig heeft. Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en de controletoets niet. De behaalde punten op de signaaltoets zijn dan het eindresultaat.

79


BLOK 1

LES 22

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Verken samen de tekst Lachen is gezond. Bespreek samen: • Wat zie je in de tekst? (korte tekstjes, tekeningen, de tekstjes Ha Ha Ha! en Hi Hi!) • Om wat voor soort tekst zou het gaan? (moppen) • Binnen welk thema zouden die moppen passen? (ziek zijn, gezondheid) • Bespreek ook de titel ‘Lachen is gezond’. Wat wordt daarmee bedoeld?

Lachen is gezond Driemaal daags

Zieke goudvis?

‘Weet u wat ik in uw maag aangetroffen heb, meneer De Kort?’ vraagt de dokter. ‘Toch niets ernstigs, hoop ik,’ zegt meneer De Kort. De dokter kijkt meneer De Kort aan en roept: ‘Meer dan twintig eetlepels!’ ‘Dat kan kloppen,’ zegt meneer De Kort, ‘Die heb ik ingenomen. Want dat moest van u … driemaal daags een eetlepel!’

Een man gaat naar de dierenarts met zijn goudvis. ‘Wat kan ik voor u en uw goudvis betekenen?’ vraagt de arts. ‘Ik ben bang dat mijn vis aanvallen heeft,’ zegt de man. De arts kijkt naar de vis en zegt: ‘Hij ziet er toch redelijk kalm uit, meneer. Ik zie niets verontrustends.’ De man kijkt de arts aan en zegt: ‘Wacht maar totdat ik hem uit de kom haal …'

Inzoomen op Lees de mop Bel de dokter! vloeiend voor. Laat daarna de gemarkeerde versie zien. Wijs erop dat be-, ge- en ver- vaste stukjes zijn en dat je de e uitspreekt zoals in de en het.

Luizen op leeftijd Er zitten twee luizen op een kaal hoofd. Zegt de een tegen de ander: ‘Weet je nog, hier speelden we vroeger verstoppertje.’

Operatie Een man gaat naar het ziekenhuis om geopereerd te worden. Als een verpleegster hem naar de kamer brengt waar ze hem gaan opereren, ziet hij artsen met mondkapjes op. ‘Doe die maskers maar af, hoor!’ zegt de man. ‘Ik heb jullie allang herkend!’

Lesdoel bespreken • Woorden met be-, ge- en ver- goed en vlot lezen. • Je stem gebruiken om de tekst boeiender te maken.

Uitleg

M5

Rechteroog

De bakker

Een man zit bij zijn huisarts. Hij klaagt: ‘Elke keer als ik koffie drink, doet mijn oog zeer.’ De arts onderzoekt het oog, maar kan geen beschadiging vinden. ‘Ik geef u pilletjes mee. Maar als de situatie onveranderd blijft, dan zie ik u graag over een week terug.’ Een week later is de man weer bij de arts. ‘Het is nog altijd hetzelfde liedje, dokter. Bij elk kopje koffie heb ik pijn aan mijn oog.’ De arts begrijpt er niets van en zegt: ‘Drinkt u hier maar een kopje koffie. Dan kijken we wat er gebeurt.’ De man neemt één slok, en roept: ‘Au!’ Zegt de arts: ‘U kunt, voor dat u een slokje drinkt, beter het lepeltje uit het kopje halen!’

De bakker ligt in het ziekenhuis. Ra, ra, hoe komt dat? Hij is aangevallen door een tijgerbrood.

Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden driemaal daags, de aanval en onveranderd. Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 9.

Bel de dokter! Niks, Niemand en Gek zitten in een boom. Niemand valt er uit. Niks zegt tegen Gek: ‘Bel de dokter!’ ‘Goed!’ zegt Gek. Gek belt de dokter en zegt beleefd: ‘Geachte dokter, ik ben Gek. Ik bel voor Niks want Niemand is uit de boom gevallen.’

woorden met be-, ge-, ver-

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord eerst vrij vlak voor. Bespreek de tip Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Wijs op mogelijkheden als: je stem zachter of harder laten klinken, langzamer of sneller lezen. Laat leerlingen nadenken over manieren om het fragment op een andere, meer boeiende manier voor te lezen. Enkele leerlingen die dat willen, lezen het fragment op hun manier voor. Bespreek dat kort na.

14

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Soms begint een woord met een vast stukje. Je zegt het altijd hetzelfde. Kijk of je be-, ge-, ver- in een woord ziet: je spreekt de e uit zoals in de of het.

gebak beoordeeld beantwoord onbeantwoord

M5

geoefend geopend ongeopend

verontrust verantwoord onverantwoord

woorden met be-, ge-, ver-

|| || |

begrijpen gewicht onbewoond aangebrand onverstandig

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met be-, ge-, ver-. 15

9789463681766_studio_vv_M5.indd 14

1/05/2020 15:27:43

|| | | |

betekenis beademen beoefenen onbemand uitbetaling

geachte geaarzeld ongeordend ingeademd aangebroken

veroordelen verouderen verergeren verenigen onveranderd

Bij vluchten naar Mars gaat niemand mee. De raket vliegt onbemand. Boven aan de brief stond: ‘Geachte mevrouw Veldhuizen.’ Ze wist niet welke sport ze zou kiezen. Ze heeft lang geaarzeld. Onze dansclubs zijn te klein, we moeten ons in een grote club verenigen. Er is veel veranderd op onze school, maar de tijd van de pauze is onveranderd.

80

9789463681766_studio_vv_M5.indd 15

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 21 en 22 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 9

1/05/2020 15:27:43

Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 14 en 15 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden door elkaar. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met be-, ge- en ver-. Vloeiend lezen: je stem gebruiken om een tekst boeiender te maken.

dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen. Technisch lezen

les

Aan de slag LEERWERKBOEK Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek. Begeleide verwerking

22

omgeving

Wat ga je doen?

geopend onbeantwoord verontrust

Je leest woorden met be-, ge-, ver-. Je past dat toe op de tekst Lachen is gezond.

Blok 1

Werkinstructie leerwerkboek p. 61 | Vloeiend & vlot p. 14-17

Aan de slag Lees de tekst Lachen is gezond.

1

Kies daarna één mop. Lees die goed en vlot voor aan je buur.

Ik begrijp & ik vind

Wie speelt in de moppen het vaakst een rol?

2

Zet er een rondje om. bakker

arts

goudvis

twee luizen

Lees de mop Bel de dokter! nog eens. Wat vind je er grappig aan?

3

Schrijf op.

Opdracht 1 > tekst

voor Lees de eerste mop van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van de mopjes. Ze lezen om beurten steeds een stukje voor.

Bedenk zelf nog een mop met Niks, Niemand en Gek in de hoofdrol.

Opdracht 2 en 3

Aan wie zou je jouw mop willen voorlezen?

Vertel het aan je buur of schrijf het op.

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Extra opdracht Lees de zinnen. Welk woord past in de zin? Zet er een streep onder.

Extra opdracht > zinnen

1 Hier speelden we vroeger geopereerd / verstoppertje / beoefenen. 2 Ik heb driemaal daags een eetlepel hoestsiroop ingeademd / ingenomen / ongeopend.

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

3 De pijn in mijn buik is verantwoord / verergerd / verstaanbaar. 4 Je antwoorden op de toets worden door de juf veroorzaakt / verouderen / beoordeeld. 5 Morgen is de vakantie eindelijk aangebroken / aangetroffen / beademen. 6 Papa heeft de was netjes aangebroken / opgevouwen / aangemoedigd. 7 Lucas heeft het gedicht goed aangenaam / ingestudeerd / ongedeerd. Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot. Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

61 M5

16

Een echtpaar boekt een autoreis naar Engeland. De reisagente zegt: ‘Wel opletten in het verkeer, u moet daar links rijden! Dat is voor ons Belgen ongebruikelijk: wij rijden rechts. Ik geef u de reispapieren mee. Wilt u nu een voorschot betalen?’ Een week later komt het echtpaar weer aan de balie. De man zit in het gips. De envelop met reispapieren is nog ongeopend. ‘Geachte dame, wij willen onze reis afzeggen!’, zegt de man. ‘Die is totaal onverantwoord!’ De reisagente voelt zich ongemakkelijk, en vraagt: ‘O ja?’ ‘Ik heb in onze woonplaats geoefend met dat links rijden, en ... Ik heb de situatie daarop beoordeeld: het bevalt me niet!’

Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

Laat leerlingen die dat willen hun mop voor de klas brengen. Eventueel kun je ook alle moppen verzamelen en zo met de hele klas een moppenboek samenstellen. Dat moppenboek kunnen de leerlingen nog verder aanvullen met moppen die ze zelf kennen of die ze in moppenboeken uit de (klas)bib hebben opgezocht.

woorden met be-, ge-, verVerantwoord op reis

Terugkijken

Ik begrijp & ik vind Houd een kort klasgesprek over de inhoud van de tekst. Snappen de leerlingen alle moppen? Welke vinden ze het grappigst/minst grappig? Bespreek daarna de opdrachten uit de leerwerkboeken.

14-17

M5

onderhoud

17

9789463681766_studio_vv_M5.indd 16

wrattenzwijn omhoogduwen fietskettinkje huppelen huren fietsend gedraai warme beteuterd overal

9789463681766_studio_vv_M5.indd 17

1/05/2020 15:27:43

club struik veroveren gieter volgens stereo ontploffen zebra gezin garantie

samenwerken

• beantwoord

e-mail muzikaal thuiswedstrijd afschuwelijk nachtkastje eierdooier tijdelijke geaarzeld

• •

opvallende concert loempia politie betekenis judoles omsingelen afwisseling veroordelen waterdruppel

1/05/2020 15:27:43

81


BLOK 1

LES 22

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 14-17, p. 68 tip 9 leerwerkboek p. 59-61 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 19-22

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op moppen. De leerlingen lezen enkele moppen rond het thema gezondheid.

OP RONDE Controleer of het de leerlingen lukt de opdrachten 1, 2 en 3 zelfstandig te maken. Indien nodig, kun je leerlingen tijdelijk bij de begeleide verwerking betrekken. Lukt het correct, vlot én vloeiend lezen van de tekst bij opdracht 2? Doe zo nodig een lastig stukje voor.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

82

25


Technisch lezen

plus

Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9). Je past dat toe op de tekst Lachen is gezond.

Technisch lezen

Aan de slag 1

Zet in elk woord een streep onder be-, ge- of ver-. verontrust

geopereerd

onveranderd

les MATERIAAL  22

Blok 1

22

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

4

Schrijf op.

Bedenk zelf nog een mop met Niks, Niemand en Gek in de hoofdrol. Vertel het aan je buur of schrijf het op.

Zet een streep tot waar je komt.

show gym echtgenote wrok

ontelbaar verpletteren feliciteren kathedraal geranium bureau

lolly’s cocktail bergbeklimmer hobby afgelegen navigatie organisatie textielverf

berekening allergisch website vogelbescherming marathonloper prijsverhoging agenda’s luciferdoosje

politiebericht boekverslag

mededelen acteren

krioelen combinatie

natuurfoto dierengeneeskunde

Aan wie zou je jouw mop willen voorlezen?

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

2

Lees de mop Bel de dokter! nog eens. Wat vind je er grappig aan?

beademen

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. voorbereidingen ‘s winters ex-man box reflexen sociaal

omgeving

Lees de tekst Lachen is gezond. Kies daarna één mop. Lees die vloeiend voor aan je buur. 68, tip 9

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

Ik begrijp & ik vind 3

Wie speelt in de moppen het vaakst een rol? Zet er een rondje om. bakker

arts

goudvis

twee luizen

21

M5

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken? 22

68

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden: druk daar met je stem op. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste. Met een kompas vind je de weg, omdat de wijzer altijd naar het noorden wijst. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. De voetstappen kwamen nog dichterbij. Roy en Hans bewogen zich niet. Ze durfden bijna niet te ademen.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 68

1/05/2020 15:28:08

83


BLOK 1

LES 23

THEMA

remediëring

taal

omgeving

50

OEFENEN EN REMEDIËREN ­BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de leerinhouden van begrijpend lezen waarop ze de norm niet haalden in de signaaltoets (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Maak eventueel samen met de leerlingen een stukje van elke oefening om hen op weg te helpen.

OEFENEN EN REMEDIËREN ­WOORDENSCHAT/TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de leerinhouden van woordenschat/taalbeschouwing waarop ze de norm niet haalden in de signaaltoets (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Maak eventueel samen met de leerlingen een stukje van elke oefening om hen op weg te helpen.

84


85


BLOK 1

LES 24

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

50

LESVERLOOP Op verkenning Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Lachen is gezond nogmaals zullen lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst. De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Mees Kees – Bloedjelink. Sta eventueel op voorhand even stil bij de betekenis van die titel. Wat zou het woord ‘bloedjelink’ betekenen? Waarover zou de tekst kunnen gaan?

Lachen is gezond Driemaal daags

Zieke goudvis?

‘Weet u wat ik in uw maag aangetroffen heb, meneer De Kort?’ vraagt de dokter. ‘Toch niets ernstigs, hoop ik,’ zegt meneer De Kort. De dokter kijkt meneer De Kort aan en roept: ‘Meer dan twintig eetlepels!’ ‘Dat kan kloppen,’ zegt meneer De Kort, ‘Die heb ik ingenomen. Want dat moest van u … driemaal daags een eetlepel!’

Een man gaat naar de dierenarts met zijn goudvis. ‘Wat kan ik voor u en uw goudvis betekenen?’ vraagt de arts. ‘Ik ben bang dat mijn vis aanvallen heeft,’ zegt de man. De arts kijkt naar de vis en zegt: ‘Hij ziet er toch redelijk kalm uit, meneer. Ik zie niets verontrustends.’ De man kijkt de arts aan en zegt: ‘Wacht maar totdat ik hem uit de kom haal …'

Luizen op leeftijd Er zitten twee luizen op een kaal hoofd. Zegt de een tegen de ander: ‘Weet je nog, hier speelden we vroeger verstoppertje.’

Operatie

Lesdoel bespreken • Woorden met be-, ge- en ver- goed en vlot lezen. • Je stem gebruiken om een tekst boeiender te maken.

Een man gaat naar het ziekenhuis om geopereerd te worden. Als een verpleegster hem naar de kamer brengt waar ze hem gaan opereren, ziet hij artsen met mondkapjes op. ‘Doe die maskers maar af, hoor!’ zegt de man. ‘Ik heb jullie allang herkend!’

Uitleg

Rechteroog

De bakker

Een man zit bij zijn huisarts. Hij klaagt: ‘Elke keer als ik koffie drink, doet mijn oog zeer.’ De arts onderzoekt het oog, maar kan geen beschadiging vinden. ‘Ik geef u pilletjes mee. Maar als de situatie onveranderd blijft, dan zie ik u graag over een week terug.’ Een week later is de man weer bij de arts. ‘Het is nog altijd hetzelfde liedje, dokter. Bij elk kopje koffie heb ik pijn aan mijn oog.’ De arts begrijpt er niets van en zegt: ‘Drinkt u hier maar een kopje koffie. Dan kijken we wat er gebeurt.’ De man neemt één slok, en roept: ‘Au!’ Zegt de arts: ‘U kunt, voor dat u een slokje drinkt, beter het lepeltje uit het kopje halen!’

De bakker ligt in het ziekenhuis. Ra, ra, hoe komt dat? Hij is aangevallen door een tijgerbrood.

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment in de leerkrachtassistent vloeiend voor of laat een leerling van aanpak 3 het stukje vloeiend voorlezen. Laat de leerlingen meelezen. Wijs na het voorlezen op tip 9: Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Herhaal waar het bij die tip om gaat. Bespreek kort hoe dat bij het voorgelezen fragment te horen was. Werkinstructie leerwerkboek plus p. 23-25 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 9

Bel de dokter! Niks, Niemand en Gek zitten in een boom. Niemand valt er uit. Niks zegt tegen Gek: ‘Bel de dokter!’ ‘Goed!’ zegt Gek. Gek belt de dokter en zegt beleefd: ‘Geachte dokter, ik ben Gek. Ik bel voor Niks want Niemand is uit de boom gevallen.’

Werkinstructie leerwerkboek p. 62 en 63 | Vloeiend & vlot p. 14-17, p. 68 tip 9

Aan de slag LEERWERKBOEK Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

M5

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

68

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden: druk daar met je stem op. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste.

Terugkijken

Met een kompas vind je de weg, omdat de wijzer altijd naar het noorden wijst. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. De voetstappen kwamen nog dichterbij. Roy en Hans bewogen zich niet. Ze durfden bijna niet te ademen.

9789463681766_studio_vv_M5.indd 68

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

1/05/2020 15:28:08

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 de mop voorlezen die ze hebben uitgekozen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Laat hen ten slotte de extra opdracht invullen in het leerwerkboek. Ze reflecteren op het voorlezen. Ze bepalen hun doelen voor de komende periode. Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen uit de tekst die zij in hun leerwerkboek gelezen hebben. Of laat hen vertellen over mees Kees. Waarom zouden ze wel/of niet bij mees Kees in de klas willen zitten? Laat de leerlingen ten slotte de extra opdracht invullen in het leerwerkboek. Ze reflecteren op het voorlezen. Ze bepalen hun doelen voor de komende periode.

86


Een tekst op AVI M5 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met de vaste stukjes be-, ge- en ver-. Vloeiend lezen: je stem gebruiken om een tekst boeiender te maken.

Naast leesbevorderende activiteiten en vrij lezen kun je in de Extra leestijd aandacht besteden aan extra zorg en herhaling. Op basis van observaties tijdens de vorige lessen bepaal je de behoeften van jouw leerlingen.

les

24

Leerlingen die moeite hebben met vlot lezen • Deze leerlingen gaan aan de slag met de onderhoudspagina’s uit 62 Vloeiend & vlot (pagina 5, 9, 13 en 17). Lees de woorden eerst correct voor. Daarna doen de leerlingen een wedstrijdje tegen zichzelf met de zandloper. Ze lezen de woorden en schrijven, als de zandloper leeg is, het laatst gelezen woord op een papiertje. Geef de leerlingen een afgesproken tijd om de woordjes te oefenen en laat hen goed kijken naar de woordjes die ze moeilijk vonden. Daarna lezen de leerlingen de woordjes nogmaals met de zandloper. Komen ze nu verder dan het woordje dat ze opgeschreven hadden? Ook hier kunnen leerlingen van aanpak 3 als coach functioneren. • Na het lezen op woord- en zinsniveau lezen de leerlingen de teksten uit Vloeiend & vlot op pagina 4, 8, 12 en 16. Bepaal vooraf met de leerlingen waarop ze de focus leggen tijdens het lezen. Correct en vlot lezen? Vloeiend lezen?

Je leest woorden met be-, ge-, ver-. Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9). Je past dat toe op de tekst Lachen is gezond.

Aan de slag 1

Lees deze mop. Er zitten twee luizen op een kaal hoofd. Zegt de een tegen de ander: ‘Weet je nog, hier speelden we vroeger verstoppertje.’ Snap je de mop? Kruis aan.

2

£ ja

£ nee

Lees de tekst Lachen is gezond. Welke mop vind je heel grappig en wil je voorlezen? Kruis aan. £ Driemaal daags £ Operatie £ Bel de dokter!

Leerlingen die moeite hebben met correct lezen Deze leerlingen gaan extra oefenen met Vloeiend & vlot. Gebruik daarvoor pagina 3, 7, 11 en 15. Het is belangrijk dat de leerlingen begeleid en herhaald lezen. • Lees de vier rijtjes via voor-koor-zelf. • Lees de zinnen voor en laat de leerlingen het onderstreepte woord zelf lezen. • Daarna gaan de leerlingen in duo’s die pagina’s herhaald lezen. De ene leerling leest, de andere registreert. Draai de rollen om. • Leerlingen van aanpak 3 kunnen functioneren als coach. • Daarna oefenen ze verder op vlot lezen.

omgeving

Wat ga je doen?

£ Zieke goudvis? £ Rechteroog

£ Luizen op leeftijd £ De bakker

Oefen om die mop vloeiend te lezen door herhaald te lezen. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. 68, tip 9

3

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt. beademen huwelijksreis oersaai verwaaid ongeopend

zebrapad weekend onbeantwoord ziekenhuisbed prima

kluwen beteuterd wereldrecord parapluutje cocon

stofzuigerslang onveranderd e-mail geachte wreed

insect boterbloempje uiterste getekend jasmijnthee

violisten thuisdoelpunt onduidelijk pijpenstelen veroordelen

tornado supergroot betekenis onverantwoord prooidier

nieuwjaarsduik reageer digitaal fietsenstalling secondewijzer

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

omgeving

Blok 1

Extra leestijd

Blok 1

Technisch lezen

Extra opdracht Je hebt je leukste mop mogen voorlezen. Hoe verliep dat? Kruis aan. £ Ik lees correct en traag voor. £ Ik lees correct en met intonatie voor.

£ Ik lees correct en vlot voor. £ Ik lees af en toe nog een foutje.

Wat wil je doen om nog beter voor te lezen? Kruis aan. £ Ik oefen op correct lezen. £ Ik oefen op vlot lezen. £ Ik oefen op lezen met intonatie.

Heb je nog tijd? Oefen in Vloeiend & vlot.

14-17

Leerlingen van aanpak 3 lezen zelfstandig met de zandloperoefeningen en de teksten uit het leerwerkboek plus. Sluit deze Extra leestijd af met een rondje voorlezen. De leerlingen bepalen zelf of ze in de leesstoel iets willen voorlezen.

63

87


BLOK 1

LES 24

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 14-17, p. 68 tip 9 Vloeiend & vlot M5 (zie Extra leestijd) leerwerkboek p. 62 en 63, tekst p. 59 en 60 leerwerkboek plus (aanpak 3) p. 23-25

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met be-, ge- en ver- geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dat aan de hand van de tekst Lachen is gezond, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dat aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Bespreek met de leerlingen opdracht 4. Lukt het na het oefenen om meer woordjes te lezen? Controleer of opdracht 2 duidelijk is. Doe eventueel een grijze zin voor.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Formuleer dat doel ook voor de leerlingen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Dat kun je doen door een contextzin te geven of door een afbeelding te tonen. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je het best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

88

50


Technisch lezen

plus

Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9). Je past dat toe op de tekst uit Mees Kees – Bloedjelink.

Technisch lezen

Aan de slag 1

les MATERIAAL  24

Blok 1

24

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

De tekst komt uit het boek Mees Kees – Bloedjelink.

Hoe zou jij de eerste grijze zin laten klinken? Kruis aan. £ gewoon

Welke zin klopt voor jou? Kruis aan. £ Ik ken de boeken van de serie Mees Kees. £ Ik ken een film over Mees Kees. £ Ik ken geen boeken of films over Mees Kees.

Kruis aan. £ gewoon

Lees de tekst.

3

de EHBO’, zei mees Kees. Eigenlijk moesten we rekenen, maar we gingen eerst hesjes passen. Sammy is de kleinste van de klas, bij hem leek het hesje op een schort. Fred is de grootste, zijn hesje leek op een slabbetje, een lichtgevend slabbetje. We hebben hem niet uitgelachen, want Fred kan keihard beuken en we hadden nog geen EHBO-les gehad. Ik keek naar Hasna. Wojoo … Als we later gaan trouwen, hoop ik dat ze precies zo’n hesje aantrekt, want mooier kón haast niet. Sep stapte met zijn benen in het hesje, zodat hij een lichtgevende luier had. Manon en Rachida gebruikten elkaars klittenband, zo werd het een tweepersoonshesje. ‘We moeten gaan, het is tijd!’ riep Wahed toen. ‘Dan kunnen we dus niet meer rekenen’, zei Aukje. Sep zuchtte diep. ‘We hebben ook altijd pech.’

£ enthousiast

£ teleurgesteld

£ geschrokken

Lees de hele tekst met je buur.

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. 68, tip 9

‘We gaan naar de EHBO!’ zei mees Kees, toen we in de klas zaten. ‘Hoeft niet, het doet geen pijn!’ riep Jackie. ‘Het is niet alleen voor jou, maar voor ons allemaal’, zei mees Kees. ‘We gaan eerst rekenen, maar daarna krijgen we EHBO-les in het wijkgebouw. En weet je wat we hebben gekregen voor onderweg?’ Hij trok een grote kartonnen doos tevoorschijn. Er zat iets heel leuks in, dat kon ik zien. Niet aan de doos, maar aan zijn ogen. ‘Chips!’ riep Jackie. ‘Ik naturel, jij paprika, en dan ieder de helft, oké?’ vroeg Sep snel aan mij. Ik knikte, maar wat bleek nu? Er zaten geen zakjes chips in, maar lichtgevende hesjes. ‘Die moeten we aan, anders krijgen we een ongeluk op weg naar

£ zacht

Hoe spreek jij de tweede grijze zin uit?

4

Wil je met je buur een stukje voorlezen aan de klas? Kleur het stukje dat je wil voorlezen en oefen het nog eens.

Waarom heb je dit stukje gekozen om voor te lezen? £ Het is grappig.

£ Het is spannend.

£ Het is droevig.

Ik begrijp & ik vind 5

Wat gebeurt er eerst in de tekst? En wat daarna? Schrijf achter de zinnen 1, 2, 3, 4. a De kinderen passen hesjes.

Mirjam Oldenhave, Mees Kees – Bloedjelink, Ploegsma, 2013

2

omgeving

b De meester laat een doos zien. c De kinderen gaan naar de EHBO. d De meester vertelt dat de kinderen naar EHBO-les gaan.

Waarom moeten de kinderen lichtgevende hesjes aan? Zet in de tekst een streep onder de zin waarin je dat kunt lezen.

6

Zou jij in de klas willen zitten bij mees Kees? Waarom wel of waarom niet? Schrijf op of vertel het aan je buur.

23

24

89


BLOK 1

LES 25

THEMA

controletoets

taal

omgeving

50

CONTROLETOETS ­BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de controletoets begrijpend lezen in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag. Neem deze toets enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden bij de signaaltoets, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de resultaten van de signaaltoets begrijpend lezen. De behaalde punten op de controletoets zijn het eindresultaat.

CONTROLETOETS WOORDENSCHAT/ TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de controletoets woordenschat/taalbeschouwing in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag. Neem deze toets enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden bij de signaaltoets, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de resultaten van de signaaltoets begrijpend lezen. De behaalde punten op de controletoets zijn het eindresultaat.

90


91


Auteurs Dorien Nagels Coördinatie en advies Katrien Daerden Riet Jeurissen Hilde Van den Bossche Jo van den Hauwe Illustraties en fotografie Alexandra Pillaert Adobe Stock Shutterstock Studio Wasabi Projectteam Zwijsen België © 2020 Uitgeverij Zwijsen N.V., Antwerpen maakt deel uit van WPG ISBN 9789463681582 D/2020/1919/135 NUR 191 In deze uitgave van ‘Studio taal/spelling’ werd gebruikgemaakt van materiaal van ‘Estafette editie 3’ (methode voor het lager onderwijs van Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg) en ‘Zie zo Taal/Spelling’ (methode voor het lager onderwijs van Uitgeverij Zwijsen N.V., Antwerpen). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaandelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen België N.V.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.