Studio taal - handleiding leerjaar 4, blok 1

Page 1

HANDLEIDING


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

woordenschat

omgeving

50

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT In deze les maken de leerlingen kennis met het woordenschatverhaal van het vierde leerjaar. In elk blok zullen ze een stuk van het verhaal te horen krijgen en/of zelf lezen. Toon de afbeelding op de cover van het leerwerkboek. Vertel: • Dit zijn Storm, Tao, Kaat, Vadim en Alina. Ze zitten in dezelfde klas en vormen een hechte vriendengroep. Samen beleven ze allerlei avonturen. Woordenschat Je leert hoe je de betekenis van woorden kunt achterhalen en uitleggen.

omgeving

Op verkenning

Op de speelplaats wachten Kaat, Vadim en Alina hen op.

‘We dachten echt dat jullie deze keer te laat gingen zijn’, zegt Kaat. Luister naar het verhaal.

LEERWERKBOEK Blok 1

Blok 1

1

1

Laat de leerlingen reageren. Vraag naar hun eigen ervaringen met een vriendengroep en de activiteiten die ze samen doen.

omgeving

Wat ga je doen?

les

Triomfantelijk haalt Storm de sleutel boven. ‘Een zilveren zegt Kaat indruk. Storm en Tao sleutel’, wandelen door hetonder park de naar school. Het heeft geregend. ‘Hoe weet je dat is?’, vraagt Vadim. in modderpoelen. Tao Veel stukken van het het zilver wandelpad zijn veranderd ‘Dat zie je aan het laagje op om de sleutel’, legt Kaatslentert uit. wandelt netjes metzwarte een grote boog elke plas. Storm achter ‘Zilver wordt zwart wanneer het soms in aanraking hem aan. Soms staptenhijdof naast een plas, niet. Hij komt verteltmet met drukke zuurstof.’over de film die hij gisteren gezien heeft. Maar hij kijkt niet gebaren ‘We moeten slotneerzet. zoeken waarin de waar hij zijn het voeten Plots struikelt hij en hij valt languit in de sleutel past!’, zegt Storm modder. Zijn broek en jas enthousiast. zijn doorweekt. Kaat haalt haar schouders op. ‘Dan Tao neus op zoveel kun haalt je netzijn zo goed eenvoor speld in viezigheid. Vanop een veilige afstand slaathooiberg hij Stormzoeken, gade. Storm. Dat is een

(volledige tekst op p.5)

‘Storm, bent toch zo onhandig’, zucht hij. gewoonjijonmogelijk.’ Storm lacht. zal nietzegt zo blij zijn straks.’ ‘En toch ga ik‘Mama die vinden’, Storm

2

vastberaden. Dan valt zijn oog op een glinsterend voorwerp naast de plas. ‘Wat is dat?’, vraagt hij zich af. Hij raapt het voorwerp op om het beter te bekijken. Lees de‘Het tekst in stilte. lijkt wel een antieke sleutel’, zegt hij. ‘Kijk, Tao! Dat is vast de Schrijf jouw struikelwoorden op een kaartje. sleutel van een schat!’ ‘Het is maar een kleine sleutel’, zegt Tao onverschillig. ‘Daarmee kan Zoek samen met je klasgenoten de betekenis van de woorden. nooit een grote schat verborgen zijn.’ ‘Maar kijk dan!’, zegt Storm. ‘De sleutel glittert en glanst en ...’ ‘Ik raak dat vieze ding niet aan’, zegt Tao beslist. ‘Wie weet welke virussen of bacteriën daaraan plakken.’ Storm grijnst en steekt de sleutel in zijn

Uitleg

De leerlingen lezen de tekst in stilte. Geef hun daarbij de opdracht om enkele struikelwoorden (de woorden die ze niet meteen begrijpen) op een blanco kaartje te noteren. Verzamel alle woordkaartjes in een doosje (zie Praktische info).

schoolpoort naar binnen.

de poort in het valt, komt de turnleerkracht WoordenNet kun voordat je uitleggen met een zinslot of een afbeelding.

2 3

Lees het verhaal over Storm en Tao voor. De leerlingen openen hun leerwerkboek nog niet. Controleer of de leerlingen de inhoud goed begrepen hebben: • Wie zijn de hoofdpersonages? (Storm en Tao) • Wat gebeurt er? (Beide jongens zijn op weg naar school; ze vinden een sleutel; bij aankomst op school zien ze de turnleerkracht wegglippen; ze vertellen over hun vondst aan hun vrienden; ze willen de schat bij de sleutel vinden.) • Stapt Storm goed door op weg naar school? (Nee, hij slentert.) • Storm vindt een sleutel. Is dat een gewone sleutel? (Nee, hij is klein, antiek en van zilver.) Opdracht 2

Er zijn verschillende strategieën om de betekenis van een woord te weten te komen: - naar de broekzak. afbeelding kijken, ‘Kom’, zegt hij. we goed nog te laat.’ - de zin voor en achter het‘Straks nieuwezijn woord lezen, - het woord opzoeken Ze rennen samen naar school en glippen snel langs de knarsende - ...

1

Opdracht 1

aangelopen. Hij kan zich nog net op tijd door de poort naar buiten murwen. ‘Ik raak dat vieze ding niet aan’, zegt Tao beslist. ‘Wie weet welke virussen of bacteriën daaraan ‘Waar gaat hij naartoe?’, wijstplakken.’ Tao. ‘We hebben straks toch les van hem?’ Storm en haalt zijn schouders en kijkt turnleerkracht na, die gehaast Virussen bacteriën zijn vieze op dingen die jedeziek maken. het park in loopt. ‘Hij is misschien iets vergeten?’

Roep een leerling naar voren om een kaartje uit het doosje te nemen en voor te lezen.

2

3

Achterhaal samen met de leerlingen de betekenis: • Weet een klasgenoot wat het woord betekent? • Kunnen jullie de betekenis van het woord afleiden door naar de tekening te kijken? • Kun je de betekenis afleiden uit de context? • Kun je het woord opzoeken in een woordenboek? Laat deze opdracht niet te veel tijd in beslag nemen. Het doel van deze opdracht is om verschillende strategieën toe te passen om de betekenis van een woord te achterhalen. De woordenschat komt later in deze les (Aan de slag) uitgebreider aan bod.

2


‘Een zilveren sleutel’, zegt Kaat onder de indruk. ‘Hoe weet je dat het zilver is?’, vraagt Vadim. ‘Dat zie je aan het zwarte laagje op de sleutel’, legt Kaat uit. wordt zwart en dof wanneer het in aanraking komt met Door middel van verschillende strategieën de betekenis van‘Zilver woorden achterhalen, uitleggen en zuurstof.’ ‘We moeten het slot zoeken waarin de verankeren. sleutel past!’, zegt Storm enthousiast. Kaat haalt haar schouders op. ‘Dan kun je net zo goed een speld in hooiberg zoeken, Storm. Dat is Communicatieve elementen begrijpen en interpreteren.* een gewoon onmogelijk.’ ‘En toch ga ik die vinden’, zegt Storm Nadenken over betekenisopbouw: een omschrijving van eenvastberaden. woord geven, de betekenis van een woord achterhalen door de context.*

2

Lees de tekst in stilte.

Schrijf jouw struikelwoorden op een kaartje.

Uitleg

Zoek samen met je klasgenoten de betekenis van de woorden.

LEERWERKBOEK

Uitleg

Neem samen de uitleg door. Koppel daarbij terug naar de strategieën die de leerlingen hebben gebruikt in opdracht 2.

Er zijn verschillende strategieën om de betekenis van een woord te weten te komen: - naar de afbeelding kijken, - de zin voor en achter het nieuwe woord goed lezen, - het woord opzoeken - ... Woorden kun je uitleggen met een zin of een afbeelding.

Aan de slag

1

Virussen en bacteriën zijn vieze dingen die je ziek maken.

2

LEERWERKBOEK

3

Woordenschat

Blok 1

les

1

omgeving

Aan de slag 3

3

Struikelwoorden

- Kies elk om beurt een struikelwoord. - Bekijk de zin en tekening. - Leg het woord aan elkaar uit.

Opdracht 3

De leerlingen kiezen elk om beurt één woord uit de eerste kolom. Ze lezen de zin en bekijken de tekening. Daarna leggen ze het woord in hun eigen woorden uit aan hun buur. Opdracht 4

In het verhaal gebruikt Storm het woord antieke. De leerlingen proberen de betekenis van dat woord af te leiden uit de tekst. Ze verzamelen woorden die bij het woord antieke horen in het woordweb.

slenteren

Storm slentert achter Tao aan. Hij steekt zijn handen in zijn broekzakken. ‘Haast je!’, roept Tao. ‘Straks komen we te laat.’

doorweekt

Plots struikelt Storm over een tak. Hij valt in een plas vol modder. Zijn broek en jas zijn doorweekt.

onhandig

Plots struikelt Storm over een tak. Hij verliest zijn evenwicht en valt in de modder. ‘Storm, jij bent toch zo onhandig’, zucht Tao.

triomfantelijk

Triomfantelijk haalt Storm de sleutel boven. ‘Kijk wat ik heb gevonden!’, roept hij luid. Hij is heel trots op zijn vondst.

Opdracht 5

De leerlingen vullen de zinnen aan met het juiste woord. Ze kunnen de betekenis van de woorden afleiden uit de context. Opdracht 6

omgeving

De leerlingen van aanpak 3 bekijken de woorden gadeslaan en een speld in een hooiberg zoeken. Ze leggen die woorden uit aan hun buur. Als ze de betekenis niet kennen, zoeken ze die op in een woordenboek.

4

Blok 1

• De leerlingen van aanpak 1 maken de opdrachten onder jouw begeleiding. • De leerlingen van aanpak 2 en 3 werken zelfstandig in duo’s. • De leerlingen van aanpak 3 maken ook opdracht 6.

‘Ik raak dat vieze ding niet aan’, zegt Tao beslist. ‘Wie weet welke virussen of bacteriën daaraan plakken.’

Storm heeft een sleutel gevonden. ‘Het lijkt wel een antieke sleutel’, zegt hij.

Welke woorden horen bij antieke? Schrijf de woorden in het woordweb.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 7

antieke

4

5

De leerlingen nemen Mijn woordenblad! erbij (achteraan in het leerwerkboek). • Ken je dit blad nog van vorig schooljaar? • Waarvoor dient het? Wat zien we daarop allemaal?

Vul de zinnen aan. Kies uit:

struikelt – haalt zijn neus op – onverschillig – knarsende – wurmen 1 ‘Bah! Zoveel viezigheid!’, denkt Tao bij het zien van al die modder. Hij

.

2 De turnleerkracht maakte zich zo klein en smal als hij kon. Zo wist hij zich door de schoolpoort naar buiten te 3 De wind speelde met de

Spreek af dat de leerlingen op dat blad nieuwe, spannende, leuke, grappige ... woorden mogen aanvullen. Ze schrijven de woorden in de rechterkolom. In de middelste kolom is er plaats om een woordweb, zin, tekening ... te maken.

. poort.

Het schurende geluid werd steeds luider. 4 Storm let niet goed op en

over een tak.

Hij valt in een plas modder. 5 Het kan Tao niet veel schelen.

haalt hij zijn

schouders op.

6

Weet jij wat deze woorden betekenen? iemand gadeslaan – een speld in een hooiberg zoeken Ja? Vertel het aan je buur. Nee? Zoek de betekenis op in een woordenboek.

Terugkijken 7

Ga naar Mijn woordenblad!

Schrijf twee woorden in de derde kolom die jij speciaal, moeilijk, mooi ... vindt. Maak een tekening bij die woorden of leg ze uit met een zin. Doe dat in de middelste kolom. 5

3


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

woordenschat

omgeving

MATERIAAL • • • • •

blanco kaartjes en doosje voor de woordkaartjes (zie Praktische info) afbeeldingen van de personages (cover leerwerkboek) enkele woordenboek(en) (eventueel, voor aanpak 3) Mijn woordenblad! leerwerkboek p. 2-5

PRAKTISCHE INFO • Voorzie voldoende blanco kaartjes waarop de leerlingen hun struikelwoorden kunnen noteren (opdracht 2). Voorzie ook een doosje waarin je de woordkaartjes kunt verzamelen. • Zorg voor woordenboeken (op kindermaat). Dat kan zowel digitaal als op papier. De leerlingen van aanpak 3 hebben de woordenboeken nodig bij opdracht 6.

DIDACTISCHE INFO Doelen met een * Je werkt in deze les aan taalbeschouwelijke doelen In de vorige leerjaren hebben de leerlingen al enkele strategieën ontdekt om de betekenis van woorden te achterhalen, uit te leggen en te verankeren. In deze les herhalen ze die strategieën en denken ze zelf na over manieren om de betekenis van een woord te achterhalen. Studio taal schenkt bewust en systematisch aandacht aan woorden. Daarom verzamelen de leerlingen ook dit schooljaar woorden op Mijn woordenblad!. Als de leerlingen nog niet eerder met dat blad aan de slag zijn gegaan, besteed je daar in deze les best voldoende aandacht aan. Ook in de volgende lessen zullen de leerlingen dat hulpmiddel nog moeten gebruiken.

En hierna In B2Les6 komen de strategieën om de betekenis van woorden te achterhalen, verder aan bod. De leerlingen leren ook het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik herkennen.

4

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Durven fantaseren en verbeelden: plezier beleven aan fictieve verhalen. • Onderzoekend leren: (onder begeleiding) een oplossingsstrategie bedenken en uitvoeren. • (Aangereikte) strategieën zelfstandig inzetten bij het oplossen van een nieuwe vraag, een probleem ... • Een informatiebron (woordenboek) op een efficiënte manier raadplegen. • Na afloop van een taak aangeven welke moeilijkheden men heeft ervaren.

AANDACHT VOOR WOORDEN Deze les bevat heel wat nieuwe of moeilijke woorden. Maak die woorden zichtbaar in de klas en zet daarbij een woordkaartje. Herhaal de woorden en hun betekenis regelmatig.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Bied anderstalige leerlingen de mogelijkheid om de woorden op Mijn woordenblad! ook in hun eigen taal te noteren. De andere leerlingen kunnen die vertalingen overnemen, als ze dat willen. Woordenschat

Blok 1

1

omgeving

Wat ga je doen? Je leert hoe je de betekenis van woorden kunt achterhalen en uitleggen.

TEKST OPDRACHT  1

Op verkenning 1

Op de speelplaats wachten Kaat, Vadim en Alina hen op. ‘We dachten echt dat jullie deze keer te laat gingen zijn’, zegt Kaat.

Luister naar het verhaal.

Triomfantelijk haalt Storm de sleutel boven. ‘Een zilveren sleutel’, zegt Kaat onder de indruk. ‘Hoe weet je dat het zilver is?’, vraagt Vadim. ‘Dat zie je aan het zwarte laagje op de sleutel’, legt Kaat uit. ‘Zilver wordt zwart en dof wanneer het in aanraking komt met zuurstof.’ ‘We moeten het slot zoeken waarin de sleutel past!’, zegt Storm enthousiast.

Storm en Tao wandelen door het park naar school. Het heeft geregend. Veel stukken van het wandelpad zijn veranderd in modderpoelen. Tao wandelt netjes met een grote boog om elke plas. Storm slentert achter hem aan. Soms stapt hij naast een plas, soms niet. Hij vertelt met drukke gebaren over de film die hij gisteren gezien heeft. Maar hij kijkt niet waar hij zijn voeten neerzet. Plots struikelt hij en hij valt languit in de modder. Zijn broek en jas zijn doorweekt.

Kaat haalt haar schouders op. ‘Dan kun je net zo goed een speld in een hooiberg zoeken, Storm. Dat is gewoon onmogelijk.’ ‘En toch ga ik die vinden’, zegt Storm

Tao haalt zijn neus op voor zoveel viezigheid. Vanop een veilige afstand slaat hij Storm gade. ‘Storm, jij bent toch zo onhandig’, zucht hij. Storm lacht. ‘Mama zal niet zo blij zijn straks.’ Dan valt zijn oog op een glinsterend voorwerp naast de plas. ‘Wat is dat?’, vraagt hij zich af. Hij raapt het voorwerp op om het beter te bekijken. ‘Het lijkt wel een antieke sleutel’, zegt hij. ‘Kijk, Tao! Dat is vast de sleutel van een schat!’ ‘Het is maar een kleine sleutel’, zegt Tao onverschillig. ‘Daarmee kan nooit een grote schat verborgen zijn.’ ‘Maar kijk dan!’, zegt Storm. ‘De sleutel glittert en glanst en ...’ ‘Ik raak dat vieze ding niet aan’, zegt Tao beslist. ‘Wie weet welke virussen of bacteriën daaraan plakken.’ Storm grijnst en steekt de sleutel in zijn broekzak. ‘Kom’, zegt hij. ‘Straks zijn we nog te laat.’ Ze rennen samen naar school en glippen snel langs de knarsende schoolpoort naar binnen. Net voordat de poort in het slot valt, komt de turnleerkracht aangelopen. Hij kan zich nog net op tijd door de poort naar buiten murwen. ‘Waar gaat hij naartoe?’, wijst Tao. ‘We hebben straks toch les van hem?’ Storm haalt zijn schouders op en kijkt de turnleerkracht na, die gehaast het park in loopt. ‘Hij is misschien iets vergeten?’

omgeving

Blok 1

les

vastberaden.

2

Lees de tekst in stilte.

Schrijf jouw struikelwoorden op een kaartje. Zoek samen met je klasgenoten de betekenis van de woorden.

Uitleg Er zijn verschillende strategieën om de betekenis van een woord te weten te komen: - naar de afbeelding kijken, - de zin voor en achter het nieuwe woord goed lezen, - het woord opzoeken - ... Woorden kun je uitleggen met een zin of een afbeelding. 1

2

‘Ik raak dat vieze ding niet aan’, zegt Tao beslist. ‘Wie weet welke virussen of bacteriën daaraan plakken.’

Virussen en bacteriën zijn vieze dingen die je ziek maken.

3

2

3

5


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

Technisch lezen

2

Blok 1

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

les

25

Je leest woorden en zinnen goed en vlot. Je past dat toe op de tekst De onderdelen van een robot.

Op verkenning Bekijk samen de tekst De onderdelen van een robot. Lees de titel van de tekst voor en bekijk de illustraties. • Om wat voor tekst zou het gaan? (een informatieve tekst) • Waarover zou de tekst gaan? (Wat zegt de titel? Wat zie je op de illustraties?) Lees het inleidend stukje tekst voor en bespreek: • Een robot kan supersnel rekenen maar kan niet fantaseren. • Wat kan een robot nog goed? Waarvoor wordt een robot ingezet? (in de zorg: operatie, zorg aan bed. In het huishouden: stofzuigen, gras maaien.) • Wat kan een robot niet goed (een robot heeft geen pijn, heeft geen verdriet. Mensen kunnen glimlachen, robots niet. Robots ‘spreken’ eerder monotoon, mensen met intonatie.) Blok 1

omgeving

Lesdoel bespreken • Woordtypen op AVI E5 goed en vlot lezen.

Uitleg

6

Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden de springveer, de propeller en de sensor. Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord voor met de juiste intonatie. Leerlingen playbacken mee als de tekst wordt voorgelezen. Correct en vlot lezen > herhalen woordtypen E5 Woorden oefenen op de leerkrachtassistent. Voor-Koor Bouw de woordrijtjes per woord op. Voor-Koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. Zelf Hussel de rijtjes. De leerlingen lezen de rijtjes hardop.

Technisch lezen

les

Blok 1

2

1

Rian Visser, Wat slim, een robot!, 2017, Uitgeverij Zwijsen

omgeving

Wat ga je doen?

7

Je leest woorden en zinnen goed en vlot. Je past dit toe op de tekst De onderdelen van een robot.

LEERWERKBOEK

Lees de zinnen. Welk woord past in de zin? Zet er een streep onder.

Alle leerlingen werken zelfstandig. Indien nodig, kun je leerlingen begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek. De manier van werken bij opdracht 5 is bekend bij de leerlingen. In leerjaar 3 hebben ze ook met zandloperopdrachten geoefend.

b In de maand mei zet oma de geraniums / meteoor / miniatuur in een bloempot voor het venster. c Het hooggebergte / jasbeschermer / prijsverhoging is een uitdaging voor de bergbeklimmer. d De toneelspeler / balletdanser / fietsenmaker herstelt fietsen in zijn werkplaats. e Cyriel eet het liefst yahtzee / yoga / yoghurt met exotisch fruit. f Met ons groot gezin nemen we veel massage / bagage / garage mee op reis. Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot.

Begeleide verwerking

Lees de tekst De onderdelen van een robot.

Ik begrijp & ik vind 3

Wat kan een robot niet? £ rekenen

£ fantaseren

£ geluid maken

4

Waarvoor zou jij een robot willen gebruiken?

5

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

£ gas ruiken

Zet een streep tot waar je komt.

6

Aan de slag

Aan de slag a Juf Amélie wil op zaterdag onze toetsen verzekeren / verbeteren / opereren.

2

Werkinstructie leerwerkboek p. 6-8

actiecomité

signaleren

olympisch

regieaanwijzing

yes thuisbezorgd troubadour context provincies continent inspiratie wriemelen reclamespotje

parachutist procent miniatuurstad halverwege vogelverschrikker live synchroon conflict repareren

ontwikkeling dichteres aquariumvis parcours volleybal leguaan proces sportverslag commentaar

recent regeren instinct dinosaurus kwaliteiten royaal croissant privébezit handbagage

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper.

Opdracht 1 > zinnen

Voor Lees de eerste zin met de juiste intonatie voor met de keuzemogelijkheden. Laat de leerlingen het juiste woord kiezen. Koor Lees met de leerlingen de eerste zin met het juiste woord. Zelf Laat de leerlingen de zin voor zichzelf lezen. Herhaal dit voor de andere zinnen.


B

2

Aan de slag Een tekst op AVI E5 correct en vlot lezen. 1 de zinnen. Welk woord past in de zin? Zet er een streep onder. Correct en vlot lezen: woordtypen E5 herhalen.Lees a Juf Amélie wil op zaterdag onze toetsen verzekeren / verbeteren / opereren. b In de maand mei zet oma de geraniums / meteoor / miniatuur in een bloempot voor het In deze les ligt de focus op een verhalende tekst. venster.

c Het hooggebergte / jasbeschermer / prijsverhoging is een uitdaging voor de bergbeklimmer. d De toneelspeler / balletdanser / fietsenmaker herstelt fietsen in zijn werkplaats. e Cyriel eet het liefst yahtzee / yoga / yoghurt met exotisch fruit. f Met ons groot gezin nemen we veel massage / bagage / garage mee op reis. Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot.

Opdracht 2 > tekst

Lees de tekst De onderdelen van een robot.

3

Wat kan een robot niet? £ rekenen

Opdracht 3, 4 en 5

£ fantaseren

£ geluid maken

4

Waarvoor zou jij een robot willen gebruiken?

5

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

£ gas ruiken

Zet een streep tot waar je komt.

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Terugkijken Correct en vlot lezen > laat horen Aan de hand van de woordrijen uit opdracht 5 laten de leerlingen horen of het lesdoel behaald is. Ik begrijp & ik vind Bespreek opdracht 3 en 4. Wat vinden de leerlingen leuk en wat vinden ze eng? Bespreek kort.

2

Ik begrijp & ik vind

Voor Lees de tekst voor met de juiste intonatie. De leerlingen lezen stil mee. Zelf De leerlingen lezen de tekst. Daarna lezen ze samen met hun maatje een stukje uit het verhaal. Dit doen ze met de goede intonatie.

actiecomité yes thuisbezorgd troubadour context

signaleren parachutist procent miniatuurstad halverwege

olympisch ontwikkeling dichteres aquariumvis parcours

regieaanwijzing recent regeren instinct dinosaurus

provincies continent inspiratie wriemelen reclamespotje

vogelverschrikker live synchroon conflict repareren

volleybal leguaan proces sportverslag commentaar

kwaliteiten royaal croissant privébezit handbagage

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

8

7


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • leerkrachtassistent • leerwerkboek p. 6-8

DIDACTISCHE INFO Net als in de volgende lessen vertrekken we vanuit een tekst. De tekst is niet alleen een betekenisvolle context om specifieke leesmoeilijkheden te oefenen. Door een tekst te lezen oefenen we alle aspecten van lezen: het correct lezen, het vlot lezen, het vloeiend lezen, leesbegrip en leesbeleving. In deze les wordt nog niet met de 3 aanpakken gewerkt. Alle leerlingen lezen dezelfde tekst, zinnen en woordrijen. Het accent ligt op goed en vlot lezen. Jouw observaties tijdens deze les en de informatie uit leerjaar 3 helpen om de aanpakken vanaf de volgende lessen technisch lezen te bepalen.

In de rugzak Deze eerste les technisch lezen is een herhaling van de leerstof van het derde leerjaar. Alle woordtypen die in deze les aan bod komen, zijn aangeleerd en geoefend in het derde leerjaar.

En hierna De leerlingen verkennen in deze tekst de onderdelen van een robot. Lichaamstaal en intonatie bij het spreken zijn punten waarin mensen zich onderscheiden van robots. In les 3 spreken/luisteren wordt aandacht besteed aan gericht luisteren en aan de lichaamstaal bij het luisteren.

8

25


OP RONDE • Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. • Probeer bij elke leerling te luisteren naar hun leesvaardigheid. • De woordrijen en de zinnen van opdracht 5 bieden informatie over het correct en vlot lezen van de E5-woordtypen. De tekst biedt bijkomend informatie over het vloeiend lezen.

9


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

Spreken Luisteren

LESVERLOOP

omgeving

3

Blok 1

Wat ga je doen?

les

Je leert hoe je kunt luisteren in verschillende situaties. Je leert hoe je een goede luisterhouding herkent.

Storm vertelt thuis over de sleutel die hij vond.

Opdracht 1

Speel het gesprek na. - Een leerling speelt Storm. - De juf of meester speelt zijn moeder of vader.

1. Start de les met een verwijzing naar het verhaal van les 1. Toon eventueel opnieuw de cover met de afbeeldingen van de personages. Vertel: • Storm, Tao, Kaat, Vadim en Alina zitten in dezelfde klas en vormen een hechte vriendengroep. Samen beleven ze allerlei avonturen. Op weg naar school deden Storm en Tao een mysterieuze ontdekking. In een modderpoel vond Storm een antieke sleutel. Misschien wel de sleutel van een schat! Storm is vastberaden om het slot te vinden waarop de sleutel past.

Doe dat twee keer. Wat is het verschil?

2

Bekijk de drie tekeningen.

Bespreek: - Naar wie luistert Meggie? - Welke houding neemt ze aan? - Waarop wijst haar lichaamstaal? 1

Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Op verkenning 1

50

2

3 Meggie, lees nu zelf maar verder!

Het is het beste programma!

Het is altijd superspannend.

Ik blijf ervoor thuis.

2. Vraag een leerling naar voren om een gesprekssituatie samen met jou na te spelen: De leerling speelt Storm, die thuis enthousiast vertelt over zijn vondst in het park. Jij speelt zijn vader of moeder.

Hoe pakt ik deze oefening aan?

Wat een romantisch verhaal ...

Benieuwd waarom ze dat vinden ...

9

Speel de gesprekssituatie twee keer na. De ene keer luister je heel aandachtig en stel je bijkomende vragen. De tweede keer toon je helemaal geen interesse. Gebruik daarbij verbale en non-verbale communicatie. De andere leerlingen letten op de verschillen tussen de twee gesprekken. Opdracht 2

Bespreek klassikaal de afbeeldingen in het leerwerkboek. - Meggie luistert aandachtig, want ze wil weten hoe ze de oefening moet aanpakken. De vinger voor haar mond geeft aan dat Meggie aan het nadenken is. - Meggie is helemaal verdiept in het verhaal dat Tibor voorleest. Ze zit echt te genieten. Maar de jongen heeft er genoeg van. ‘Lees nu zelf maar verder!’, zegt hij. Hoe zal Meggie daarop reageren? - Meggie wil weten waarom haar vrienden het tv-programma zo goed vinden. Aan haar lichaamstaal te zien, begrijpt ze dat niet goed. Wellicht vindt zij het programma niet goed.

Blok 1

Spreken Luisteren

les

3

omgeving

Uitleg

En wat gebeurt er dan?

Je luistert de hele dag naar verschillende mensen. Je luistert ook op verschillende manieren. - Als iemand informatie geeft, wil je weten waarover het gaat en of alles juist is. - Bij een verhaal wil je weten hoe iets afloopt of meeleven met de personages. - Als iemand zijn mening geeft, vraag je je af of je daarmee akkoord gaat. Als luisteraar kun je aandachtig zijn, maar ook verstrooid, moe of ongeïnteresseerd. Dat kan ervoor zorgen dat je niet goed luistert. Dat zie je soms aan de houding van de luisteraar.

Aan de slag 3

Bespreek wat je ziet op de foto’s.

- Wie spreekt? Wie luistert? - Tonen de luisteraars interesse of net niet? 1

2

4 3

10

Uitleg LEERWERKBOEK Neem samen de uitleg door. Koppel geregeld terug naar de gespreksituaties van Storm en de tekeningen van Meggie.


Spreken Luisteren

les

3

omgeving

Blok 1

Je bewust worden van de manier waarop je luistert (bij een verhaal, bij informatie, bij een mening). Uitleg

En wat gebeurt er dan?

Je luistert de hele dag naar verschillende mensen. De luisterhouding van de luisteraar in verschillende situaties bepalen.

Je luistert ook op verschillende manieren. - Als iemand informatie geeft, wil je weten waarover het gaat en of alles juist is. - Bij een verhaal wil je weten hoe iets afloopt of meeleven met de personages. - Als iemand zijn mening geeft, vraag je je af of je daarmee akkoord gaat. Als luisteraar kun je aandachtig zijn, maar ook verstrooid, moe of ongeïnteresseerd. Dat kan ervoor zorgen dat je niet goed luistert. Dat zie je soms aan de houding van de luisteraar.

Aan de slag

Aan de slag

LEERWERKBOEK 3

Opdracht 3

- Wie spreekt? Wie luistert? - Tonen de luisteraars interesse of net niet?

Bespreek klassikaal de foto’s van mensen in een spreek- of luistersituatie: - Een moeder is kwaad op haar dochter. De dochter reageert ongeïnteresseerd (handen op haar oren). - Een groep leerlingen werkt samen aan een klastaak. - Een jongen is aan het dagdromen in de klas. Hij luistert niet naar de uitleg van de juf of meester. - Een juf geeft uitleg of biedt hulp aan enkele leerlingen.

1

4

4

5

Speel de situatie nog eens na.

Neem als luisteraar een andere houding aan. Toon heel veel of net heel weinig interesse.

10

Terugkijken

Opdracht 5

De leerlingen spelen de situatie op hun foto nog eens na. Deze keer nemen de luisteraars de tegenovergestelde houding aan: ze luisteren heel aandachtig of tonen net helemaal geen interesse. De leerlingen mogen opnieuw zelf improviseren.

Enkele groepen spelen de situatie voor de klas. Bespreek: - Waarnaar luisteren de luisteraars? - Wat willen ze weten? - Luisteren ze aandachtig? Hoe zie je dat?

Terugkijken

Speel de situatie nog eens na.

Neem als luisteraar een andere houding aan. Toon heel veel of net heel weinig interesse.

Blok 1

omgeving

5

Vraag enkele groepen om hun situatie voor de klas te spelen. Bespreek na elke situatie de volgende vragen klassikaal: • Waarnaar luisteren de luisteraars? • Wat willen ze weten? • Luisteren ze aandachtig? Hoe zie je dat?

Blok 1

omgeving

6

Opdracht 6

Kies in groep één foto. Speel de situatie na.

Neem dezelfde houding aan als de spreker of luisteraar.

Opdracht 4

LEERWERKBOEK

2

3

Maak vervolgens heterogene groepen van maximaal vier leerlingen. Elke groep gaat met één foto aan de slag.

De leerlingen spelen in groep de situatie op hun foto na. Ze mogen zelf verzinnen wat er gezegd wordt, maar ze nemen wel dezelfde houding aan als de spreker en/of luisteraar op de foto.

Bespreek wat je ziet op de foto’s.

Terugkijken 6

Enkele groepen spelen de situatie voor de klas. Bespreek: - Waarnaar luisteren de luisteraars? - Wat willen ze weten? - Luisteren ze aandachtig? Hoe zie je dat?

De antwoorden geven je een idee van het kijk- en luistergedrag van de leerlingen en van hoe ze een gesprek tussen anderen inschatten. 11

11

11


BLOK 1

LES 3

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • cover leerwerkboek (eventueel) • observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 9-11

PRAKTISCHE INFO Neem er per leerling de observatiewijzer spreken/luisteren bij. Tussentijds observeren is aangewezen. Dat doe je het best wanneer de leerlingen opdracht 4 en 5 uitvoeren.

DIDACTISCHE INFO In deze les staat het luisteren centraal. Hoe luisteren mensen? Willen ze weten hoe iets afloopt, willen ze weten waarover iets gaat, willen ze iemands mening kennen? Afhankelijk daarvan wordt er op verschillende manieren geluisterd. De leerlingen letten daarop in een aantal situaties. Ze observeren de luisterhouding van de luisteraar.

En hierna • In B1Les8 leren de leerlingen zich bewust worden van de manier waarop ze spreken (bij het vertellen van een verhaal, het geven van informatie of het geven van een mening). Ze bepalen hoe je het best spreekt in verschillende situaties en bij verschillende boodschappen. • In B1Les16 voeren de leerlingen een gesprek waarin ze feiten en meningen uitwisselen.

12

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Ervaren hoe eenzelfde situatie verschillende gevoelens en gedachten kan oproepen. • Zich verplaatsen in het standpunt van een ander. • Als individu talent inzetten bij groepswerk en samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de lichaamstaal informatie overbrengen met gebaren, mimiek, lichaamshouding en oogcontact Aan de lichaamstaal van dat kind zag je heel duidelijk dat het doodsbang was. • verstrooid niet aandachtig Je bent zo verstrooid vandaag! Ben je misschien aan het piekeren?

13


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning

Maak de reis van je leven

Verken samen de tekst Maak de reis van je leven. Bekijk de titel, de tussentitels en de afbeeldingen. • Wat zie je? (mooie foto’s die een vakantiegevoel geven) • Waarover zal de tekst gaan, denk je? • Wat voor soort tekst is dit? Waarom denk je dat? (een folder)

Blijf niet langer dromen van die droomreis! Boek nu een reis langs de Antillen aan boord van De Meermin. Een schip vol luxe en romantiek! Dit jaar viert De Meermin haar gouden jubileum. Het schip heeft de sfeer van toen: het interieur is stijlvol, maar toch modern en modieus!

Een schip voor iedereen Een reis met De Meermin is een avontuur voor iedereen. Voor bruidsparen zijn er superieure hutten met een luxe bubbelbad! En in het restaurant kunnen zij eten tussen rode rozen. Wilt u op vakantie met de kinderen? Voor hen is er een groot zwembad, een klimwand en een speeltuin op het dek. En vergeet onze bioscoop niet, met films in 3D!

Koppel terug naar de leefwereld van de leerlingen. Kunnen ze zelf een voorbeeld geven van een folder die zij al eens hebben gelezen (over een vakantie, een sportkamp, een hobby ...)? Wanneer lezen ze zulke teksten en waarom?

De Meermin biedt ook ouderen veel ontspanning en verzorging. Zo reizen er een arts en een specialist mee. In de bar zijn er ook leuke avonden met spelletjes. En u kunt meezingen met Riko, de zanger aan boord. Doe gerust een verzoekje! Er is geen nummer dat hij niet kent.

Theater op het water Op De Meermin hoeft u zich nooit te vervelen. Elke avond is er een voorstelling in het theater. Sla vooral De kleine zeemeermin niet over! De pers schreef enthousiast: ‘Een stuk dat zich afspeelt in een glazen zwembad? Geniaal! Zeker gaan zien!’

Inzoomen op Lees de inleiding vloeiend voor. Laat daarna de gemarkeerde tekst zien. Bespreek met de leerlingen de woorden met botsende klinkers. Laat horen dat je die klinkers niet als één klank uitspreekt. Lesdoel bespreken • Woorden met botsende klinkers goed en vlot lezen. • De tekst bekijken voordat je gaat lezen.

De reis We vertrekken uit de haven van Willemstad. Via Sint Maarten varen we dan naar Aruba. Om na een week weer terug te komen in Willemstad. Op reis krijgt u volop tijd om de eilanden te bezoeken.

Uitleg

Wilt u meer weten? Vul dan het formulier in. Wij sturen u zo snel mogelijk meer informatie.

Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden het jubileum, superieur en koloniaal.

We hopen u aan boord te mogen begroeten! Stap eens aan boord van een vissersboot. Luister naar de mysterieuze verhalen van de kapitein. Serieus spannend! Ga snorkelen en bewonder de bonte vissen. Of zwem samen met dolfijnen. Dat is mooier dan een dolfinarium bezoeken! Ga schildpadden kijken op Sint Maarten. Bezoek huizen uit de koloniale tijd. En voor de echte waaghals … Bezoek de rotskust waar golven een hoogte van twintig meter kunnen bereiken!

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 1.

Op Aruba kunt u genieten van witte stranden met palmbomen. De begroeiing van het binnenland is ook bijzonder. Daar groeien allerlei speciale soorten cactussen. Is het weer een dagje slecht? (Zelfs op de Antillen kan het buiig zijn!) Ga dan lekker winkelen. Of bekijk de oude huizen in felle kleuren.

woorden met botsende klinkers

M6

2

Soms staan er in een woord twee of meer klinkers na elkaar die je niet als één klank uitspreekt, zoals iu, ieu en aaii. Dat noem je botsende klinkers. Lees het woord in klankgroepen.

laboratorium aluminium dolfinarium

modieus mysterieus interieur

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 4 en 5 | Vloeiend & vlot p. 64 tip 1 pion

draaiing glooiing begroeiing

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

woorden met botsende klinkers

M6

3

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 2

|| || |

visueel grandioos kampioen krioelen museum

7/04/2020 11:28

|| | | |

terrarium planetarium territorium triatlon riant

religieus dubieus superieur douane tatoeage

buiig lawaaiig eeneiig besproeiing verfraaiing

Je kunt thuis slangen of hagedissen als huisdier houden in een terrarium. Mama moet bij de triatlon hardlopen, fietsen en zwemmen. De beslissing van de scheidsrechter was dubieus. De bal was volgens mij uit. Hij denkt dat hij beter is dan anderen, hij voelt zich superieur. Mijn tweelingzusje ziet er precies hetzelfde uit als ik. We zijn eeneiig.

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 3

14

Vloeiend lezen > modelen Bekijk met de leerlingen de tekst op het digibord. Bespreek elementen die opvallen als je de tekst bekijkt. Denk daarbij aan titel, tekstsoort, plaats van de tekst, illustratie, delen van de tekst. Doe dat hardop denkend: ‘Ik zie ..., dus dan weet ik ...’, ‘Ik zie ..., dus dan denk ik ...’ Wijs erop dat nadenken over dat soort dingen je kan helpen bij het vloeiend lezen.

7/04/2020 11:28

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met botsende klinkers.


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met botsende klinkers. Vloeiend lezen: de tekst bekijken voordat je gaatTechnisch lezen.

omgeving

lezen

4

Blok 1

Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & Vlot p. 2 en 3 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Wat ga je doen?

les

laboratorium modieus begroeiing

Je leest woorden met botsende klinkers. Je past dit toe op de tekst Maak de reis van je leven.

Aan de slag Lees de tekst Maak de reis van je leven.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Ik begrijp & ik vind Welke zin zou ook in deze tekst passen?

2

Kruis aan. £ Een reis met De Meermin is helaas wel duur. £ Geniet van de zonsondergang in de luxe ligstoelen. £ Op de eerste avond van de reis gingen we naar het theater.

Welke activiteiten horen volgens de tekst bij welke groep mensen? Verbind.

Werkinstructie leerwerkboek p. 14 en 15 | Vloeiend & vlot p. 2-5

bruidsparen •

• meezingen met Riko

kinderen

• in een bubbelbad zitten

ouderen

• in de speeltuin spelen

Krijg jij zin om aan boord te gaan van De Meermin als je deze tekst leest?

3

Kruis aan. £ ja

£ nee

£ Ik weet het niet.

Waarom wel/niet? Bespreek met je buur.

Aan de slag

Welke drie dingen zou jij het liefst doen als je mee mocht met De Meermin? Omcirkel.

eten in het restaurant

Alle leerlingen werken zelfstandig. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten.

klimmen op de klimwand

Blok 1

Lees de zinnen en de woorden. Welk woord past in de zin? Verbind.

De verhalen die de kapitein vertelt, zijn ...

Het binnenland van Congo heeft een bijzondere ...

eeneiig

Frisdrankblikjes worden gemaakt van ...

begroeiing

Die tweelingzussen lijken zó veel op elkaar, ze zijn overduidelijk ... •

aluminium

We gaan de sterren en planeten bekijken in het ...

mysterieus

planetarium

Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot.

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig. M6

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

2-5

woorden met botsende klinkers

4

Over Eise Eisinga Eise Eisinga (1744-1828) uit Friesland wist alles over planeten en sterren. Er werd beweerd dat planeten in 1774 zouden botsen en dat de aarde zou vergaan. Nee, dacht Eise, en hij begon te bouwen. Eise Eisinga’s Planetarium In zijn huis bouwde hij het zonnestelsel na. Het lukte hem om in zijn woonkamer, die niet echt riant was, een model te maken van de zon en de draaiing van de planeten daaromheen: een planetarium.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

Wat is er zo speciaal aan Eise Eisinga’s Planetarium? Het is niet alleen een bijzondere verfraaiing van het interieur, maar ook knap gemaakt. Eisinga had geen computer, alleen een simpele sterrenkijker. Toch klopte alles precies: de planeten draaiden perfect om de zon! En nu nog: je kunt het zelf zien, het is open voor publiek.

Terugkijken

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten klassikaal. Sluit af met een kort klasgesprek: • Wie zou graag meereizen met De Meermin? Waarom? • Welke activiteiten zou je het liefst doen als je mee mocht? Waarom? • Wie zou je graag meenemen op reis? Waarom?

omgeving

Extra opdracht

14

Opdracht 2 en 3

Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

naar de bioscoop schildpadden bekijken

zwemmen met dolfijnen

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten steeds een stukje voor.

Extra opdracht > woorden en zinnen

winkelen

snorkelen

Begeleide verwerking Opdracht 1 > tekst

eilanden bezoeken

het theater bezoeken

LEERWERKBOEK

M6

onderhoud

5

9789463681988_studio_vv_M6.indd 4

stralende centimeter tenminste scheur fotograferen stekker excuus skaten lelijk hagelslag

9789463681988_studio_vv_M6.indd 5

1/05/2020 16:01:15

openen hobby bocht overgevoelig krent cavia geknoei luxe medewerker overigens

curry interieur jasbeschermers café hypermodern quiz reserve chauffeur buiig keeper

dubieus paprikapoeder croissant 15 schoonmaakster routine chocolade dolfinarium weekend carrière politieauto

1/05/2020 16:01:15

15


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M6 p. 2-5, p. 64 tip 1 leerwerkboek p. 12-15 leerwerkboek plus p. 2-5

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op non-fictieteksten. De leerlingen lezen een folder.

OP RONDE Controleer of opdracht 3 duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij deze opdracht om de eigen mening van de leerling! Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht deze dan toe. Bespreek ze eventueel klassikaal bij het terugkijken op de les.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. In de woordenhulp (leerkrachtassistent) vind je voorbeelden van een contextzin en/of een afbeelding. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

16

25


Technisch lezen

omgeving Je bekijkt de tekst voordat je gaat lezen (tip 1). Je past dit toe op de tekst Maak de reis van je leven.

Aan de slag 1

4

Aan de slag

interieur

begroeiing

modieus

buiig

Lees de zandloper Kleur in elk woord demet botsende klinkers.de woorden goed en vlot. interieur

Zet een streep tot waar je komt. begroeiing

evacueren

modieus

treinmachinist deodorant Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

Zet een streep tot waar je komt. miereneter evacueren treinmachinist miereneter talkshow autoreparatie onherbergzaam uitgeverij recordgetal individueel

touchscreen

Braziliaan

onbetrouwbaar

jetlag

fotocamera

yes

inleveren buitenverlichting stand-by Braziliaan bacterie fotocamera virtueel brancard locatie enquête zeeën fouilleren

brancard touchscreen enquête onbetrouwbaar fouilleren yes hockeycoach filiaal gevarieerd correctie toeristisch excuseren

filiaal

virtueel

hockeycoach

omdraaiing

correctie

eilanden bezoeken

het theater bezoeken eten in het restaurant snorkelen

excuseren omdraaiing superhandig helikopterpiloot

superhandig

winkelen naar de bioscoop

schildpadden bekijken

klimmen op de klimwand

zwemmen met dolfijnen

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

helikopterpiloot

Oefen de rijtjes een keer. de tekst Maak de reis van je leven. 2 nog Lees Lees dan weer goedKies en vlot met een de zandloper. daarna stukje uit de tekst. Zet een streep tot waar nuvloeiend komt. voor aan je buur. Leesjedat 64, tip 1

3

£ Ik weet het niet.

Omcirkel.

buitenverlichting

talkshow turquoise autoreparatie deodorant onherbergzaam jetlag uitgeverij inleveren recordgetal stand-by individueel bacterie

Oefen de rijtjes nog een keer. locatie gevarieerd Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. zeeën toeristisch Zet een streep tot waar je nu komt.

£ nee

Waarom wel/niet? Bespreek met je buur.

Welke drie dingen zou jij het liefst doen als je mee mocht met De Meermin?

buiig

turquoise

Krijg jij zin om aan boord te gaan van De Meermin als je deze tekst leest? Kruis aan. £ ja

Kleur in elk woord de botsende klinkers.

omgeving

Blok 1

Blok 1

4

MATERIAAL

plus

Wat ga je doen?

les

Ik begrijp & ik vind

Welke zin zou ook in deze tekst passen?

Kruis aan. £ Een reis met De Meermin is helaas wel duur. £ Geniet van de zonsondergang in de luxe ligstoelen. £ Op de eerste avond van de reis gingen we naar het theater.

Welke activiteiten horen volgens de tekst bij welke groep mensen? Verbind.

bruidsparen •

• meezingen met Riko

kinderen

• in een bubbelbad zitten

ouderen

• in de speeltuin spelen

4

M6

Wat zie ik in de tekst?

64

5

Bekijk de tekst voordat je gaat lezen. Bekijk de tekst. Denk na over … de titel van de tekst. de tekstsoort: Is het een verhaal, een weettekst, een instructietekst of een ander soort tekst? de plaats van de tekst: Komt de tekst uit een boek, van internet of ergens anders vandaan? de bedoeling van de tekst: Wil de schrijver een verhaal vertellen? Iets uitleggen? Een mening geven? het onderwerp van de tekst. de delen van de tekst: Is de tekst verdeeld in delen? Zie je waar die delen over gaan?

• • • • • •

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 64

7/04/2020 11:28

17


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Begrijpend lezen

5

Blok 1

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

les

Je leert verschillende manieren om een tekst te verkennen voor het lezen. Dat helpt je om de tekst daarna beter te begrijpen.

Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Op verkenning 1

Bekijk de teksten.

Opdracht 1

Waarover gaat de tekst, denk je? Waarom denk je dat?

2

Stel de boeken, affiches, folders en advertenties vooraan tentoon (zie Praktische info). De leerlingen verkennen de teksten en voorspellen de inhoud. Begeleid hen door gerichte vragen te stellen: • Waarover gaat het boek/de tekst/de folder/de affiche? • Waarom denk je dat? (De kaft, de titel en de afbeeldingen verklappen veel over de inhoud.) • Is het een verhaal of een informatief boek? • Kun je uit anderstalige boeken/affiches/folders/advertenties afleiden waarover de tekst gaat? Zo ja: hoe?

Bekijk de drie teksten. Lees ze nog niet!

Laura gaat verhuizen. Ze vraagt zich af waaraan ze allemaal moet denken bij een verhuis. In welke tekst kan Laura informatie vinden over verhuizen? In tekst A

In het nieuwe huis Marit kijkt uit het raam van haar nieuwe slaapkamer. Die is kleiner dan haar oude slaapkamer. En zonder dierenposters is hij ook nog kaal en leeg. Vorige maand kwam haar moeder binnen: ‘We gaan verhuizen. Ik heb alles al geregeld! We krijgen een kleiner huis. Maar mét een tuin. En we gaan niet zo heel ver weg. Dus jij raakt je schoolvriendinnen niet kwijt.’ Marit was meteen enthousiast en dat is ze nog altijd. Een tuin! Dat zullen haar katten heerlijk vinden! En Knibbel en Knebbel, de dwergkonijnen, ook. En voor Luna, de hond, is het ook geweldig. Een kleiner huis, ach, dat kan haar niet zoveel schelen. De verhuiswagen stopt voor hun nieuwe huis. Er staat een meisje op de stoep te kijken. Dat is vast haar nieuwe buurmeisje. Zou zij ook zo van dieren houden?

LEERWERKBOEK Opdracht 2

B

DE SCHOOLKRANT

ALTIJD EEN GEZELLIGE DAG

16

is gewoon leuk. Aan het eind van de dag staan er nog overal verhuisdozen. We eten pizza’s, terwijl we op de grond zitten. Dat vind ik leuker dan eten in een deftig restaurant. Dus: is er binnenkort een verhuis? Je omgeving mag ons bellen! Hester, 4B

C C

Verhuistips

Blok Blok 11

Ik vind het leuk om mee te helpen met verhuizen. Mijn ouders hebben veel vrienden en kennissen. Als iemand gaat verhuizen, helpen ze altijd mee. Natuurlijk ben ik er dan ook bij. Van een dag dozen verplaatsen word je behoorlijk moe. Maar het is ook altijd heel gezellig. Samen dingen aanpakken

50

Verhuizen is is een een hele hele klus. klus. Er Er moet moet een een heleboel heleboel worden worden Verhuizen geregeld. geregeld. Hier vind vind je je enkele enkele tips tips om om je je te te helpen. helpen. Hier Zorg ervoor ervoor dat dat je je alles alles tijdig tijdig hebt hebt ingepakt. ingepakt. -- Zorg

Bekijk klassikaal de drie teksten zonder die eerst te lezen. Bespreek welke tekst geschikt kan zijn als je op zoek bent naar informatie over verhuizen (tekst C). Lees die tekst samen en ga na of de voorspelling juist was. Bespreek samen wat geholpen heeft om een keuze te maken (de afbeeldingen, de eerste regels, de titel ...). Vraag de leerlingen waarover de andere teksten zouden gaan (tekst A: als je een verhaal wilt lezen over iemand die gaat verhuizen, tekst B: als je iemands mening over verhuizen wilt weten).

Het nieuwe nieuwe huis huis is is het het best best helemaal helemaal in in orde. orde. Is Is er er -- Het bijvoorbeeld warm warm water? water? bijvoorbeeld Je moet moet je je nieuwe nieuwe adres adres doorgeven. doorgeven. Zo Zo weet weet iedereen iedereen -- Je hoe ze ze je je kunnen kunnen bereiken. bereiken. hoe

Uitleg

Vraag je je vrienden vrienden om om te te helpen helpen met met de de verhuis. verhuis. -- Vraag Richt je je nieuwe nieuwe kamer kamer gezellig gezellig in. in. Zo Zo voel voel je je je je snel snel thuis! thuis! -- Richt

LEERWERKBOEK

Lees de tekst die voor Laura nu�g kan zijn.

Neem samen de uitleg door. Vat alles samen door de leessleutels bij voor het lezen op de Studio leeswijzer te bekijken. Haal de teksten uit opdracht 2 aan als voorbeeld (tekst 1: verhaaltekst, tekst 2: meningtekst, tekst 3: weettekst).

- Klopte je voorspelling? - Wat heeft je geholpen bij je keuze? - Waarover zouden de andere teksten gaan?

Uitleg lezen VoorVoor hethet lezen Ik verken de tekst en kijk naar: Ik lees deze tekst: • de afbeeldingen, de omslag … • om meer te weten te komen over ... • de titel, de kopjes, de opvallende woorden, de eerste zinnen Ik verken de tekst en kijk naar: • de titel, de afbeeldingen Ik voorspel: • de kopjes • Waarover zou de tekst gaan? • de eerste zinnen • Wat weet ik daar al over? • de opvallende woorden Wat is de bedoeling van de schrijver? Ik voorspel: waarover gaat deze tekst? • een verhaal vertellen (een verhaaltekst) Ik denk na: • informatie geven (een weettekst) • wat weet ik daar al over? • een mening geven (een meningtekst) • wat wil ik te weten komen?

17

18


Teksten verkennen en de inhoud daarvan voorspellen door te kijken naar het teksttype, de titel, de afbeeldingen, de eerste regels en belangrijke woorden. De termen verhaaltekst, weettekst en meningtekst gebruiken.

Begrijpend lezen

LEERWERKBOEK

Blok 1

Aan de slag De leerlingen werken individueel of in duo’s per aanpak. Begeleid de leerlingen van aanpak 1, waar nodig. Afhankelijk van hun aanpak gaan de leerlingen met een andere tekst aan de slag.

les

5

omgeving

Aan de slag 3

Bekijk de tekst. Lees hem nog niet! Kruis aan welke tekst jij zal lezen.

Wie gaat verhuizen, moet zijn oude huis leeg achterlaten. Je moet dus al je spullen meenemen ... of weggooien. Alles wat meegaat, pak je in dozen in. Grote dingen, zoals bedden en kasten, haal je uit elkaar. Anders passen ze niet door de deur. Veel mensen regelen hun verhuis zelf. Ze verzamelen dozen en huren een busje. Het busje rijdt heen en weer met de spullen. Vrienden helpen met het sjouwen van de dozen. Andere mensen bestellen liever een verhuizer. Die heeft niet alleen een grote

Opdracht 3

verhuiswagen. Hij zorgt ook voor stevige verhuisdozen. En hij heeft handige karretjes om spullen op te zetten.

De leerlingen bekijken de tekst: ze duiden aan wat ze zien en waar ze de tekst kunnen vinden.

Je kunt bij een verhuizer ook een verhuislift huren. Daarmee kun je spullen uit een hoog huis naar beneden halen. Verhuizers werken vlot; ze doen het elke dag. Vaak passen alle spullen in één keer in die enorme wagen. En sneller dan je denkt, is het oude huis leeg.

Opdracht 4

Binnenkort ga ik verhuizen. Ik laat mijn ouderlijke huis achter. Ik moet dus al mijn spullen meenemen of weggooien. Alles wat ik wil houden, moet worden ingepakt. Grote

De leerlingen lezen de tekst en beantwoorden de vragen. Ze bepalen wat voor soort tekst het is (aanpak 1 en 2: een weettekst, aanpak 3: een meningtekst) en waarover de tekst gaat.

meubels, zoals salontafels en kasten, moeten uit elkaar worden gehaald. Anders passen ze niet door de deur. Veel mensen regelen hun verhuis zelf. Ze verzamelen verhuisdozen en huren een verhuiswagen. Ze rijden meermaals heen en weer met hun materiaal. Maar dat vind ik te veel werk. Ik vraag liever aan een aantal vrienden om mij te helpen met het sjouwen van de dozen. Of ik bel een verhuizer die alles voor mij doet. Lekker handig! Een verhuizer heeft een verhuiswagen en verhuisdozen. En hij heeft handige karretjes om het materiaal op te zetten.

Opdracht 5

Blok 1

verhuislift kunt huren. Daarmee worden spullen uit een hoge

De leerlingen van aanpak 3 geven hun mening over verhuizen. Vinden ze dat spannend, eng, vermoeiend ...? Ze vertellen hun mening of ervaringen aan hun buur.

verdieping naar beneden gehaald. Zo werken verhuizers heel

4

enthousiast. Vaak passen spullen in één keer in die Leesvlot deentekst. Beantwoord de alle vragen.

1 Wat voor wagen. soort tekst is het?dan Kruis enorme En sneller je aan. denkt, is het oude huis leeg. £ een verhaaltekst £ een weettekst Wat £ zie eenje? meningtekst Kruis aan. £ een afbeelding £ één fragment 2 Waarover gaat de tekst? £ een titel £ verschillende fragmenten Schrijf dat op in één woord.

Extra opdracht

Waar vind je de tekst? 5

Kruis aan. Heb jij ervaring met verhuizen? Vertel aan je buur! £ in een leesboek £ in een tijdschrift Vind je dat spannend, eng, vermoeiend …? £ in een dagboek £ ergens anders:

4

Lees de tekst. Beantwoord de vragen.

6

Vul£aan. een weettekst

18

omgeving

Blok 1

De leerlingen bekijken de affiche in het Zweeds en beantwoorden de bijbehorende vragen. Zo ontdekken ze dat je ook uit boeken/affiches/ folders/advertenties in andere talen kunt afleiden waarover de tekst gaat.

omgeving

Ik vind het makkelijk dat je bij zo’n verhuizer ook een

Terugkijken 1 Wat voor soort tekst is het? Kruis aan. £ een verhaaltekst

De £ schrijver heeft altijd een bedoeling. een meningtekst - verhaaltekst: De schrijver vertelt over 2 Waarover gaat de tekst? . Schrijf dat op in één woord. - weettekst: De schrijver geeft

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Terugkijken

5

je dat spannend, eng, vermoeiend -Vind meningtekst: De schrijver zegt wat hij …? van iets

4 6

5

De leerlingen reflecteren over de bedoeling van de schrijver bij de drie teksttypes die tijdens deze les aan bod zijn gekomen. Bespreek klassikaal.

omgeving

Extra opdracht Terugkijken

Lees de tekst. vragen. Er bestaan ookBeantwoord nog andere de soorten teksten. 1VulWat voor soort tekst is het? Kruis aan. aan. Welke soortverhaaltekst tekst is dit?een bedoeling. De £ schrijver heeft altijd een £ een dient weettekst Waarvoor de schrijver tekst? vertelt over - verhaaltekst: De £ een meningtekst . 2Deze Waarover gaat de tekst? tekst is De geschreven het Zweeds. - weettekst: schrijver in geeft Welke woorden begrijp je? Schrijf dat op in één woord. ruik van .

en wat ze

over een onderwerp en maakt geb-

- meningtekst: De schrijver zegt wat hij van iets

.

Heb jij ervaring met verhuizen? Vertel aan je buur!

Extra opdracht

Er bestaan ook nog andere soorten teksten.

Terugkijken

Welke soort tekst is dit?

6

Vul aan. Waarvoor dient de tekst?

De schrijver heeft altijd een bedoeling. - verhaaltekst: De schrijver vertelt over Deze tekst is geschreven in het Zweeds. Welke woorden begrijp je?. - weettekst: De schrijver geeft ruik van

Daag de leerlingen van aanpak 3 eventueel uit om op een apart blad te werken. De leerlingen sommen zelf de drie teksttypes op en noteren de bedoeling van de schrijver in hun eigen woorden, zonder de invultekst in het leerwerkboek te bekijken.

.

Vind je dat spannend, eng, vermoeiend …?

LEERWERKBOEK Opdracht 6

over een onderwerp en maakt geb-

ruikjij van . Vertel aan je buur! Heb ervaring met verhuizen?

Blok 1

Bespreek de opdrachten klassikaal. Laat de leerlingen telkens goed verwoorden waarom ze een bepaald antwoord hebben gekozen. Besteed voldoende aandacht aan de tekstsoort die de leerlingen hebben gelezen. Hoe wisten de leerlingen dat het om die tekstsoort ging?

en wat ze

en wat ze 19

over een onderwerp en maakt geb.

- meningtekst: De schrijver zegt wat hij van iets

.

Extra opdracht Er bestaan ook nog andere soorten teksten. Welke soort tekst is dit? Waarvoor dient de tekst? 19

Deze tekst is geschreven in het Zweeds. Welke woorden begrijp je?

19

19


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • verschillende soorten boeken en teksten, zowel Nederlandstalig als anderstalig (zie Praktische info) • affiches, folders en advertenties, zowel Nederlandstalig als anderstalig (zie Praktische info) • kladbladen (eventueel) • Studio leeswijzer • leerwerkboek p. 16-19

PRAKTISCHE INFO Maak vooraan in de klas een toontafel met verschillende soorten teksten. Voorzie voldoende materialen: zowel verhalende teksten als informatieve teksten (reisgids, kookboek, woordenboek, encyclopedie, affiches, folders, advertenties). Die materialen heb je nodig tijdens Op verkenning. Voorzie ook affiches, advertenties en folders. Zo worden de leerlingen al wat voorbereid op de volgende schrijfles (B1Les6).

DIDACTISCHE INFO • Door tijdens Op verkenning ook affiches, folders en advertenties te gebruiken, worden de leerlingen al wat voorbereid op B1Les6. • Besteed tijdens deze les extra aandacht aan vloeiend lezen. De leerlingen lezen regelmatig een stukje voor, nadat ze het in stilte hebben geoefend.

In de rugzak In B1Les1 stond het plezier beleven aan het beluisteren en het zelf lezen van een verhaal centraal. De leerlingen hebben voorspeld waarover de tekst ging, gefantaseerd en zich een voorstelling van de gebeurtenissen in het verhaal gemaakt.

En hierna In B1Les11 controleren de leerlingen of ze een tekst begrijpen door betekenis te geven aan woorden en zinnen, door te letten op sleutelwoorden, door verbanden te leggen met wat ze al weten en met de rest van de tekst en door zichzelf vragen te stellen over de inhoud.

TIP Tijdens het eerste deel van deze les is er ruimte om de leerlingen over hun mening of ervaringen te laten vertellen. Neem daarvoor de tijd.

20

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Een doordachte keuze maken uit een groot aanbod teksten (en informatie). • Belangstelling en respect tonen voor de aanwezigheid van vreemde talen binnen en buiten de school. • De meertalige identiteit van medeleerlingen erkennen en de eigen meertaligheid durven in te zetten.

AANDACHT VOOR WOORDEN • regelen in orde maken Als je een feest wilt geven, moet je vooraf heel veel dingen regelen. • enthousiast dat ben je als je iets heel leuk vindt, als je blij of opgetogen over iets bent Over dat leuke spel is iedereen enthousiast. • de kennis alles wat je (over bepaalde dingen) weet Die jongen weet echt bijna alles. Hij heeft een ongelooflijke kennis. of iemand die je kent, een bekende Ik zag vanmorgen een kennis op de bus. • aanpakken flink werken, er werk van maken We moeten dit probleem dringend aanpakken, anders komt er ruzie van. • sjouwen iets (zwaars) met veel moeite en inspanning dragen Hij sjouwt de tegels naar de tuin. • vlot snel en makkelijk Als iedereen meewerkt, gaat het opruimen heel vlot.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Voorzie ook boeken in een andere taal, eventueel aansluitend bij de thuistaal van de anderstalige leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan de verhalende boeken van O Mundo (omundo.be) of aan vertaalwoordenboeken. Toon tijdens de verkenningsfase ook affiches/folders/advertenties in een andere taal. Door de opmaak kunnen de leerlingen achterhalen dat het om een weettekst gaat.

21


BLOK 1

LES 6

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

les

Blok 1

6

LESVERLOOP

omgeving

Schrijven

Wat ga je doen? Je maakt kennis met de kenmerken van affiches, folders en advertenties. Je ontdekt hoe je die zelf kunt maken.

Op verkenning

Op verkenning 1

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Bekijk de teksten in de klas.

Opdracht 1

Vertel wat je ziet en waarvoor de teksten dienen.

De leerlingen komen rond de tafel met folders, affiches en advertenties staan (zie Praktische info). Bespreek de teksten samen met de leerlingen. • Wat is de bedoeling van deze teksten? • Wat valt je op aan deze teksten? (De koppen (titels), de lay-out (grootte, kleuren, vorm, foto’s, tekeningen, kaders)) • Staan er woorden in een andere taal op? Wat zouden die betekenen? • Waar kom je deze teksten tegen? Waar worden ze opgehangen, uitgedeeld? Waar lees je zulke teksten? • Weet iemand hoe deze teksttypes worden genoemd? (Folder, affiche, advertentie)

HERFSTFEEST VAN DE GEMEENTE

Zondag 14 september vanaf 11 uur

OP HET DORPSPLEIN Lekkere kastanjes op het vuur! Kermis Smoutebollen Tombola

JUDOCLUB DE ZEVENDONK KOM ERBIJ!

TE KOOP NDSWAGEN TWEEDEHA

Train eerst vier keer GRATIS vooraleer je in te schrijven!

WANNEER ZIJN ER JUDOTRAININGEN?

Op woensdag en vrijdag. Onze judoka’s zijn ingedeeld in vier groepen volgens kennis van judo, leeftijd en gewicht. Het seizoen begint in september en loopt tot eind juni.

Bespreek de kenmerken van folders, affiches en advertenties. • Al die teksttypes kunnen iemand uitnodigen om ergens naartoe te komen, om iets te kopen, om zich bij een vereniging aan te sluiten, om op reis te gaan ... • De vorm is wel telkens anders en ook de plaats waar je ze ziet of leest, verschilt. Denk maar aan affiches langs de kant van de weg of op aanplakborden, aan advertenties in kranten, streekkrantjes, weekbladen of op het internet, aan folders in de brievenbus, op straat uitgedeeld, in een winkel aangeboden ...

WAAR LIGT ONZE DOJO (JUDOZAAL)? ➜ Sporthal De Zevendonk Kruisdonk 6

at! Prima sta 2014 Bouwjaar: 14 200 eters: om kil l Aanta urs rig / 5-de Zilverkleu ne nzi Be euro Prijs: 9600 258 36 34 EDDY! 02/ BEL NAAR

VOOR DE UREN VAN DE TRAININGEN KUNT U KIJKEN OP DE WEBSITE!

20

Uitleg

omgeving

Uitleg

Blok 1

LEERWERKBOEK NU BIJ WOEBA

Er zijn teksten die je willen overhalen om iets te doen: ergens naartoe gaan, je aansluiten bij een club, iets kopen ...

30 % KORTING

op alle meubelen BIJ WOEBA ZIT JE GOED!

In dat geval spreken we over een affiche, een folder of een advertentie. • Een affiche hangt meestal aan een muur of venster of plakt op een aanplakbord. • Een folder zit soms in je brievenbus of wordt uitgedeeld op straat. • Een advertentie staat meestal in kranten en weekbladen. Die teksten hebben vaak een grote kop (titel) en foto’s of tekeningen. Ze zien er meestal kleurig uit.

Aan de slag 2

Vul de advertentie aan.

Wij zijn twee meisjes en twee jongens die houden van . Als jij ook zin hebt om

,

word dan zeker lid van onze club.

Wat moet je doen? - Wees stoer! - Neem zeker je geld mee.

Wanneer komen wij samen? Elke

om

.

Waar?

21

22

50

Neem samen de uitleg door.


NU BIJ WOEBA

30 %

Er zijn teksten die je willen overhalen om iets te doen: ergens naartoe gaan, je aansluiten bij een club, iets kopen ...

Zelf affiches, folders en advertenties aanvullen.

Blo

Uitleg

KORTING

op alle meubelen BIJ WOEBA ZIT JE GOED!

In dat geval spreken we over een affiche, een folder of een advertentie. • Een affiche hangt meestal aan een muur of venster of plakt op een aanplakbord. • Een folder zit soms in je brievenbus of wordt uitgedeeld op straat. • Een advertentie staat meestal in kranten en weekbladen.

Weten waarvoor affiches, folders en advertenties dienen. Die teksten hebben vaak eenkleuren grote kop (titel) enen foto’sbladschikking. of tekeningen. Affiches, folders en advertenties herkennen aan de koppen, foto’s, Ze zien er meestal kleurig uit. Aan de slag 2

Aan de slag

Vul de advertentie aan.

LEERWERKBOEK In deze les ligt de nadruk eerder op aanvullen dan op schrijven. Het is een voorbereiding op de volgende les. • De leerlingen van aanpak 1 maken opdracht 2 onder begeleiding. Daarna maken ze in duo's per aanpak opdrachten 3 en 4. • De leerlingen van aanpak 2 maken in duo's per aanpak opdrachten 2, 3 en 4. • De leerlingen van aanpak 3 maken in duo's per aanpak opdrachten 4 en 5.

Wij zijn twee meisjes en twee jongens die houden van . ,

Als jij ook zin hebt om word dan zeker lid van onze club.

Wat moet je doen? - Wees stoer! - Neem zeker je geld mee.

Wanneer komen wij samen?

les Elke

Opdracht 2 3 4

Blok 1

De leerlingen onderzoeken de tekstsoort en de bijhorende kenmerken. Daarna vervolledigen ze de tekst. Vertel dat ze met verschillende kleuren mogen werken om hun werk aantrekkelijk en ‘echt’ te doen lijken.

Schrijven

3

om

6

.

omgeving

Waar?

Vul de affiche aan. 21

Wereldrecord neuspeuteren!

Wanneer?

Opdracht 5

Waar? Je moet erbij zijn, want

De leerlingen lezen de informatie en vullen de affiche aan. Benadruk dat er voldoende informatie op hun affiche moet staan. Vertel dat ze met verschillende kleuren en met tekeningen mogen werken om hun werk aantrekkelijk en ‘echt’ te doen lijken.

4

Vul de folder aan.

Terug naar school! De mooiste

Terugkijken

Elke dag open! 7/7

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Opdracht 6

Bespreek de schrijfresultaten klassikaal. Laat enkele duo’s hun afgewerkte folder/affiche/advertentie tonen. Koppel daarbij telkens terug naar de bijbehorende kenmerken.

ldig Aanbod ge tember tot 20 sep

Alle formaten!

Slechts 3 euro voor een ringmap! De beste

Laat de leerlingen eventueel al eens nadenken over wat ze graag zelf in de volgende schrijfles zouden maken: een affiche, folder of advertentie.

5

De school van Mila houdt binnenkort een schoolfeest. Mila en haar klasgenoten ontwerpen een affiche. Lees welke informatie ze hebben verzameld.

Blok 1

omgeving

Ons schoolfeest vindt plaats op zondag 16 mei van 14 tot 18 uur. Het adres van onze school is: Basisschool Het Kompas, Grote Steenweg 5A, 2000 Antwerpen. Als thema kiezen we ‘Reis rond de wereld’. Elke klas houdt een optreden op het grote podium. We voorzien ook een frietkraam, een ijskraam en een springkasteel.

22

Vul de affiche van Mila aan.

Waar?

Wanneer? Hoe laat? Wat kun je doen?

Terugkijken 6

Bespreek de teksten klassikaal. Wat vind jij goed/minder goed?

23

23


BLOK 1

LES 6

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL • verschillende affiches, folders en advertenties (zowel Nederlandstalig als anderstalig) • leerwerkboek p. 20-23

PRAKTISCHE INFO Zorg voor een demonstratietafel waarop je alle affiches, folders en advertenties kunt leggen.

DIDACTISCHE INFO Tijdens deze eerste schrijfles blijft het zelf schrijven nog beperkt. De leerlingen bekijken en bespreken affiches, folders en advertenties, om daarna zelf andere voorbeelden aan te vullen. Dat vormt een eerste aanzet om in de volgende schrijfles zelf een affiche/folder/advertentie te ontwerpen en te schrijven.

En hierna • In B1Les12 ontwerpen de leerlingen zelf een affiche/folder/advertentie. Ze maken een woordweb als voorbereiding op het schrijven van een tekst. • In B1Les18 werken de leerlingen een eigen affiche/folder/advertentie af op basis van de tips die de leerkracht en hun medeleerlingen hebben geformuleerd. Ze formuleren ook zelf tips om een schrijfproduct te verbeteren.

24

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Gericht samenwerken in duo of kleine groep: iets aan elkaar kunnen uitleggen en voorstellen formuleren om tot een oplossing te komen bij vragen. • Eenvoudige onderzoeken en ontwerpen (waarvoor het probleem, de materialen en de methode al bepaald zijn door de leerkracht) uitvoeren.

TIP Laat de leerlingen ook thuis op zoek gaan naar folders/affiches/ advertenties die hen aanspreken. Dat mogen ook folders/affiches/advertenties in andere talen zijn.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de affiche grote poster die wordt opgehangen om iets aan te kondigen Ik zag een grote affiche van de fuif die volgende week in de sporthal plaatsvindt. • de folder opvouwbaar reclameblaadje of inlichtingenblaadje Ik kreeg gisteren een folder van de nieuwe kledingwinkel in onze straat. • de advertentie aankondiging of reclame in een krant, tijdschrift of op het internet Ik zag een advertentie in de krant. Ze zochten iemand om mee te helpen in een nieuw restaurant.

25


BLOK 1

LES 7

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Maak de reis van je leven nogmaals gaan lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

Maak de reis van je leven

De leerlingen van aanpak 3 passen de tip van het vloeiend lezen toe op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Schatzoeken.

Blijf niet langer dromen van die droomreis! Boek nu een reis langs de Antillen aan boord van De Meermin. Een schip vol luxe en romantiek! Dit jaar viert De Meermin haar gouden jubileum. Het schip heeft de sfeer van toen: het interieur is stijlvol, maar toch modern en modieus!

Een schip voor iedereen Een reis met De Meermin is een avontuur voor iedereen. Voor bruidsparen zijn er superieure hutten met een luxe bubbelbad! En in het restaurant kunnen zij eten tussen rode rozen. Wilt u op vakantie met de kinderen? Voor hen is er een groot zwembad, een klimwand en een speeltuin op het dek. En vergeet onze bioscoop niet, met films in 3D!

Lesdoel bespreken • Woorden met botsende klinkers goed en vlot lezen. • De tekst bekijken voordat je gaat lezen.

De Meermin biedt ook ouderen veel ontspanning en verzorging. Zo reizen er een arts en een specialist mee. In de bar zijn er ook leuke avonden met spelletjes. En u kunt meezingen met Riko, de zanger aan boord. Doe gerust een verzoekje! Er is geen nummer dat hij niet kent.

Uitleg

Theater op het water Op De Meermin hoeft u zich nooit te vervelen. Elke avond is er een voorstelling in het theater. Sla vooral De kleine zeemeermin niet over! De pers schreef enthousiast: ‘Een stuk dat zich afspeelt in een glazen zwembad? Geniaal! Zeker gaan zien!’

Vloeiend lezen > modelen Kies een fragment uit en lees dit vloeiend voor (of laat een leerling van aanpak 3 vloeiend voorlezen). Laat de leerlingen meelezen. Bespreek na het voorlezen tip 1: Bekijk de tekst voordat je gaat lezen. Werkinstructie leerwerkboek plus p. 6 en 7 | Vloeiend & vlot p. 64 tip 1

De reis We vertrekken uit de haven van Willemstad. Via Sint Maarten varen we dan naar Aruba. Om na een week weer terug te komen in Willemstad. Op reis krijgt u volop tijd om de eilanden te bezoeken.

Wilt u meer weten?

Werkinstructie leerwerkboek p. 24 en 25 | Vloeiend & vlot p. 2-5, p. 64 tip 1

Vul dan het formulier in. Wij sturen u zo snel mogelijk meer informatie. We hopen u aan boord te mogen begroeten!

Stap eens aan boord van een vissersboot. Luister naar de mysterieuze verhalen van de kapitein. Serieus spannend! Ga snorkelen en bewonder de bonte vissen. Of zwem samen met dolfijnen. Dat is mooier dan een dolfinarium bezoeken! Ga schildpadden kijken op Sint Maarten. Bezoek huizen uit de koloniale tijd. En voor de echte waaghals … Bezoek de rotskust waar golven een hoogte van twintig meter kunnen bereiken! Op Aruba kunt u genieten van witte stranden met palmbomen. De begroeiing van het binnenland is ook bijzonder. Daar groeien allerlei speciale soorten cactussen. Is het weer een dagje slecht? (Zelfs op de Antillen kan het buiig zijn!) Ga dan lekker winkelen. Of bekijk de oude huizen in felle kleuren.

M6

Wat zie ik in de tekst?

64

Bekijk de tekst voordat je gaat lezen. Bekijk de tekst. Denk na over … de titel van de tekst. de tekstsoort: Is het een verhaal, een weettekst, een instructietekst of een ander soort tekst? de plaats van de tekst: Komt de tekst uit een boek, van internet of ergens anders vandaan? de bedoeling van de tekst: Wil de schrijver een verhaal vertellen? Iets uitleggen? Een mening geven? het onderwerp van de tekst. de delen van de tekst: Is de tekst verdeeld in delen? Zie je waar die delen over gaan?

• • • • • •

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 64

26

7/04/2020 11:28


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met botsende klinkers. Vloeiend lezen: de tekst bekijken voordat je gaat lezen. Technisch lezen

7

Blok 1

Aan de slag

omgeving

Wat ga je doen?

les

Je leest woorden met botsende klinkers. Je bekijkt de tekst voordat je gaat lezen (tip 1). Je past dit toe op de tekst Maak de reis van je leven.

Aan de slag

LEERWERKBOEK

1

Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

Welk woord hoort bij de afbeelding? Omcirkel.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

Terugkijken

terrarium

besproeiing

planetarium

mysterieus

dolfinarium

begroeiing

territorium

interieur

Lees alle woorden goed en vlot.

2

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen een stukje tekst voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Is het gelukt om de tekst vloeiend voor te lezen?

De tekst Maak de reis van je leven begint zo: ‘Blijf niet langer dromen van die droomreis!’

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst, denk je? £ mensen overhalen een reis te boeken £ vertellen hoe een reis is geweest Hoe is de tekst Maak de reis van je leven opgebouwd? £ 5 informatieblokjes £ inleiding, 4 informatieblokjes £ inleiding, 3 informatieblokjes, afsluiting

Je kan enkele leerlingen vragen om een stukje voor te lezen van de nieuwe tekst. Of laat ze kort iets over de tekst vertellen aan de andere leerlingen.

3

Lees de tekst Maak de reis van je leven. Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. 64, tip 1

Blok 1

4

omgeving

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

Extra leestijd (facultatief) Plaats het boek Kapers op de kust! centraal Kapers op de kust! in de klas. Selecteer nog andere boeken uit de klas- en schoolbibliotheek. Start deze activiteit met het voorlezen van het eerste hoofdstuk uit het verhaal Kapers op de kust! Ga na het voorlezen in gesprek met de leerlingen over het verhaal: • Ben je ook al eens, tegen je zin, ergens mee naartoe moeten gaan? Hoe liet jij zien of horen dat je het niet fijn vond? • Tante Jane heeft het over een speciale gast op het schip. Wie zou jij eens willen ontmoeten op vakantie/tijdens een uitstap?

24

douche saté

bergbeklimmer begroeiing

planetarium haarspray

overgevoelig saxofoonsolo informatieavond dolfinarium lerares

scooter interieur exact yogamatje crossfiets

automobilist circusdirecteur tatoeage expert bureau

aquarel yes proces volière verfraaiing

circuit visrestaurant dubieus

competitie lawaaiig ondertekenen

gierigaard bagage antigif

medespeler onverschilligheid theatergroep

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

omnibus

Floortje Zwigtman

ultralicht regeren

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

leerjaar 4

2-5

naam:

datum:

Leeslogboek 1

Kleur de ster als je het boek uitgelezen hebt.

Deze boeken en teksten heb ik gelezen: datum boek/tekst:

start

stop

     

De komende weken krijgen de leerlingen de kans om een zelfgekozen boek te lezen. Ze kunnen verder lezen in Kapers op de kust!, maar ze mogen ook een ander boek kiezen. Introduceer het leeslogboek. Het leeslogboek is een stimulans om steeds meer te lezen. Het leeslogboek is ook een hulpmiddel om het leesgedrag va de leerlingen in kaart te brengen. De leerlingen noteren of kruisen de titel aan van het boek dat ze gaan lezen. Ze noteren de startdatum. Ze noteren ook de datum wanneer ze het boek uit hebben of wanneer ze het boek omruilen voor een ander boek. Op die manier kun je de evolutie en het leesgedrag van jouw leerlingen volgen.

2

Van deze schrijver zou ik meer willen lezen:

Over dit onderwerp zou ik meer willen lezen: 25

3

Schrijf een boeken�p voor een klasgenoot op. Titel:

Schrijver:

Wat geldt voor dit boek? Kruis aan. £ fantasie

£ hier kun je iets van leren £ gaat over andere landen

£ verhaal

£ gaat over iets in de geschiedenis £ griezelig

£ informatief £ grappig

Zijn er nog andere redenen waarom je klasgenoot het boek moet lezen?

Studio taal • © 2020 • Uitgeverij Zwijsen België

27


BLOK 1

LES 7

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • • •

leerkrachtassistent kopieerblad leeslogboek (zie leerkrachtassistent) Vloeiend & vlot M4 p. 2-5, p. 64 tip 1 leerwerkboek p. 24 en 25, tekst p. 12 en 13 leerwerkboek plus p. 6 en 7 leesboek Kapers op de kust!

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met botsende klinkers geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dit aan de hand van de tekst Maak de reis van je leven, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dit aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

TIP In de tekst Maak de reis van je leven lezen de leerlingen over een vakantie op De Meermin. Het cruiseschip vaart langs de Antillen en meert onder andere aan in Aruba, Willemstad en Sint Maarten. Zoek samen met de leerlingen de reisroute van De Meermin op de wereldkaart. Op het internet vind je ook gemakkelijk extra afbeeldingen van die plaatsen.

OP RONDE Is de verwijzing naar Vloeiend & vlot duidelijk? Help zo nodig leerlingen de juiste pagina’s te vinden. Bespreek de gelezen tekst met de leerlingen. Zouden ze dit boek willen lezen? Als dat zo is, verwijs de leerlingen dan naar het boek in de bibliotheek.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

28

25


Technisch lezen

Blok 1

7

omgeving

plus

Wat ga je doen?

MATERIAAL

Je bekijkt de tekst voordat je gaat lezen (tip 1). Je past dit toe op de tekst Schatzoeken.

Aan de slag 1

omgeving

Blok 1

les

Ervaren schatzoekers Tess van negen zoekt regelmatig samen met

Bekijk de tekst. Lees stukjes.

haar vader naar schatten. Ze hebben er in totaal al 24 opgespoord. Haar mooiste schat was een

Wat wil de schrijver (bedoeling)? £ Informatie geven over de manier waarop piraten vroeger leefden. £ Informatie geven over een spel waarbij een schat gezocht moet worden. £ Informatie geven over de snelste manier om een schat te vinden en rijk te worden.

boek, vertelt ze ons. En de grootste tegenvaller? ‘Een rol wc-papier. Vast een grapje van de verstopper, maar ik was wel teleurgesteld toen ik de kist openmaakte!’

2

Lees de tekst.

Iemand wil weten wat je na de zoektocht in de grond kunt vinden. Welk stukje van de tekst gaat daarover? £ Schatzoeken £ Het spel

Schatzoeken Bij schatzoeken denk je misschien aan piraten, oude schatkaarten

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Lees dat vloeiend voor aan je buur. 64, tip 1

tegenwoordig ook met een schermpje doen. Daar is zelfs een spel van gemaakt. Het heet: geocaching (spreek uit als geo-kesjing). Het spel Bij geocaching ga je op zoek naar een schat die iemand anders verstopt heeft. De verstopper van de schat plaatst een bericht op een internetsite, waarin hij aangeeft wat de locatie van de schat is. Niet door te zeggen ‘Nijmegen, Kronenburgpark, onder de grote boom’, maar door het vermelden van GPS-coördinaten. Een coördinaat is een combinatie van getallen, waarmee je een punt aangeeft op een landkaart. GPS is eigenlijk een grote digitale landkaart: een systeem dat over de hele wereld gebruikt wordt om aan te geven waar je bent.

3

£ Ervaren schatzoekers

Ik begrijp & ik vind

Welke woorden horen bij schatzoeken van vroeger? En welke bij geocaching? Verbind. Eén woord hoort bij beide.

schatzoeken van vroeger

standaard copyrightregel M6A plus

De schat Als je na lang zoeken aankomt bij de schat, is dat reuzespannend. Je weet vooraf niet wat voor schat het is. Het kan bijvoorbeeld een glazen potje, een plastic ton, een kist of een pvc-buis zijn. En dan komt het leukste onderdeel van het spel: het openmaken van de schat. Wat je altijd zult aantreffen is een logboekje. Soms is dat niet meer dan een rolletje papier. Hierop schrijf je je naam als bewijs dat je de schat gevonden hebt. Vaak zit er nog een cadeautje bij. Bijvoorbeeld een sleutelhanger of een spelletje.

£ De schat

Lees nu de hele tekst met je buur.

en schatkisten vol met munten. Maar schatzoeken kun je

piraten

GPS

schermpje

opgraven

onbewoond eiland

kist met munten

kleine verrassing

logboekje

schatkaart

geocaching

Bij geocaching worden vindplaatsen aangegeven met bepaalde getallen. Daarmee is elke plek op te sporen. Hoe heten die getallen? Omcirkel die term in de tekst.

4

Soms hoort ‘zoeken’ bij een spel. Denk aan verstoppertje, speurtochten, vossenjacht, geocaching. Welk zoekspel vind jij leuk om te doen?

6

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek. 7

29


BLOK 1

LES 8

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

LESVERLOOP

Spreken Luisteren

omgeving

8

Blok 1

Op verkenning

Wat ga je doen?

les

Je leert dat de manier waarop je spreekt, afhangt van wat je wilt vertellen, uitleggen, voorlezen ...

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Op verkenning

Opdracht 1

Bekijk de drie filmfragmenten.

1

Vertel de leerlingen dat je zo dadelijk drie filmfragmenten zal tonen (zie leerkrachtassistent). Ze letten op volgende aandachtspunten: • Wie is de spreker? • Wat wil de spreker vertellen of vragen? • Luistert iedereen aandachtig naar de spreker? Waarom denk je dat?

- Wie is de spreker? - Wat wil de spreker vertellen of vragen? - Luistert iedereen aandachtig naar de spreker? Waarom denk je dat?

Uitleg Wanneer je spreekt, doe je dat om verschillende redenen: • Soms lees je iets voor. • Soms vertel je iets. • Soms leg je iets uit of geef je informatie. • Soms geef je je mening.

Soms vertel ik.

Soms lees ik voor.

Soms geef ik mijn mening.

Soms leg ik iets uit.

Daarom spreek je op verschillende manieren. Een spannend verhaal moet anders klinken dan een droevig gedicht.

Na elk fragment volgt een korte bespreking: • Wat wou de spreker vertellen of vragen? • Hoe hield de leerkracht het verhaal spannend? • Wat deed de moeder om de aandacht van haar dochter te trekken? • Hoe kon de oma haar kleindochter boeien?

Om je publiek te boeien, gebruik je ook je lichaam als taal. Je maakt gebaren, je kijkt naar je publiek ...

Blok 1

Spreken Luisteren

omgeving

Aan de slag Wat ga je doen? les 2

50

8

Je leert dat de manier waarop je spreekt, afhangt van wat je wilt vertellen, uitleggen, voorlezen ...

Lees het verhaal Vuurwerk voor. Probeer de luisteraar te boeien. Wissel daarna van rol. Vuurwerk

Op Er is verkenning vuurwerk in het park. Het hele park staat -

Midden het park ligt een grote eendenvijver. Wie is dein spreker? Om klokslag elf uur klinkt of er vragen? een enorme knal. Wat wil de spreker vertellen De eenden vliegen luid kwakend Veel mensen Luistert iedereen aandachtig naar deop. spreker? Waarom denk je dat?

met open mond naar de gekleurde vuurpijlen.

Blok 1

• • • •

Neem de uitleg samen door.

omgeving Soms vertel ik.

ga je spreekt, doedoen? je dat om verschillende redenen: les Wanneer jeWat

8

LEERWERKBOEK

maken een sprongetje van schrik. Maar in de

Sprekenlucht is een prachtige regen van vuurwerk te zien. Er volgen nog veel meer knallen. Iedereen kijkt Luisteren Uitleg

26

Uitleg

bomvol mensen.

Bekijk de drie filmfragmenten.

1

Soms lees ik voor.

Soms Je leert datvoor. de manier waarop je spreekt, afhangt van wat je geef wilt ik vertellen, uitleggen, Soms lees je iets Soms leg ik mijn mening. voorlezen ... iets uit. Soms vertel je iets. Soms leg je iets uit of geef je informatie. Soms geef je je mening.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Laat de leerlingen voorbeelden geven van verschillende spreeksituaties (voor de klas iets vertellen, een mop vertellen, een verhaal voorlezen, toneelspelen, je mening geven …). Bespreek die voorbeelden kort klassikaal. • Wat is er belangrijk aan de manier waarop je spreekt in die voorbeelden? • Wanneer neem je welke houding aan?

Daarom spreek je op verschillende manieren. Op verkenning Een spannend verhaal moet anders klinken dan een droevig

1

gedicht.

Bekijk de drie filmfragmenten.

-Om Wieje ispubliek de spreker? te boeien, gebruik je ook je lichaam als taal. -JeWat wil gebaren, de sprekerjevertellen maakt kijkt naarofjevragen? publiek ... - Luistert iedereen aandachtig naar de spreker? Waarom denk je dat?

Aan de slag Uitleg 2

Lees het verhaal Vuurwerk voor.

Wanneer je spreekt, doe je dat om verschillende redenen: Probeer de luisteraar te boeien. • Soms lees je iets voor. Wissel daarna van rol. • Soms vertel je iets.

Soms vertel ik.

Soms lees ik voor.

Soms geef ik mijn mening.

Soms leg ik iets uit.

• Vuurwerk Soms leg je iets uit of geef je informatie. • Soms geef je je mening.

Er is vuurwerk in het park. Het hele park staat

Daarom spreek je op verschillende manieren. bomvol mensen. Een spannend verhaal moet anders klinken dan een droevig Midden in het park ligt een grote eendenvijver. gedicht.

Aan de slag

omgeving

Om klokslag elf uur klinkt er een enorme knal.

Blok 1

3

Dejeeenden luid kwakend op. mensen Om publiek vliegen te boeien, gebruik je ook je Veel lichaam als taal. een sprongetje van schrik. Maar Jemaken maakt gebaren, je kijkt naar je publiek ... in de

lucht het is een prachtige regen van vuurwerk te zien. Vertel verhaal Vuurwerk na. Er volgen meer knallen. Iedereen kijkt Doe alsof jenog hetveel vuurwerk zelf afstak! methet open mond naarGebruik de gekleurde vuurpijlen. Vertel verhaal stoer. je stem en je lichaam!

Aan de slag

2

Lees het verhaal Vuurwerk voor.

4

Wat hoort bij elkaar? Verbind.

Terugkijken Probeer de luisteraar te boeien. Wissel daarna van rol.

De ene leerling is de spreker, de andere is de luisteraar. De spreker leest het fragment Vuurwerk voor. Hij probeert de luisteraar te boeien door mimiek, gebaren en intonatie. Daarna wisselen de leerlingen van rol.

Midden in het park ligt een grote eendenvijver. Om klokslag elf uur klinkt er een enorme knal. Als je iets vertelt, De eenden vliegen luid kwakend op. Veel mensen wordt het boeiender maken een sprongetje van schrik. Maar in de lucht is een prachtige regen van vuurwerk te zien. Er meer knallen. Iedereen kijkt Je volgen past je nog stem,veel je mimiek met mond aan naareen de gekleurde vuurpijlen. en open je houding boodschap aan.

3

als je ook met je lichaam vertelt.

Een droevig bericht vertel je rustig. Vrolijk nieuws mag je weleens uitgelaten roepen.

moet je duidelijk en luid genoeg praten.

Opdracht 3

omgeving

Blok 1

Als je iets uitlegt Er is vuurwerk in het park. Het hele park staat aan een groep mensen, bomvol mensen.

Vertel het verhaal Vuurwerk na. Doe alsofopdracht je het vuurwerk zelf afstak! Extra

Vertel het verhaal stoer. Gebruik je stem en je lichaam!

De duo’s vertellen om de beurt het verhaal Vuurwerk na alsof ze het zelf hebben meegemaakt. Dat doen ze zo overtuigend mogelijk om de luisteraar te boeien.

Zoek een krantenartikel en oefen dat in.

26

Let op je mimiek, stemgebruik en houding, zodat de luisteraars geboeid zijn.

Terugkijken 4

Begeleid de duo’s waar nodig. Besteed extra aandacht aan leerlingen met spreekangst.

Wat hoort bij elkaar? Verbind. Als je iets uitlegt aan een groep mensen,

als je ook met je lichaam vertelt.

Als je iets vertelt, wordt het boeiender

Een droevig bericht vertel je rustig. Vrolijk nieuws mag je weleens uitgelaten roepen.

Je past je stem, je mimiek en je houding aan een boodschap aan.

moet je duidelijk en luid genoeg praten.

Extra opdracht

De leerlingen die klaar zijn, gaan op zoek naar een krantenartikel. Ze oefenen om het hardop voor te lezen. Ze letten daarbij op hun mimiek, stemgebruik en houding, zodat de luisteraars geboeid zijn.

Extra opdracht Zoek een krantenartikel en oefen dat in.

Let op je mimiek, stemgebruik en houding, zodat de luisteraars geboeid zijn.

30

De leerlingen werken in heterogene duo’s. Opdracht 2

Vuurwerk

26

LEERWERKBOEK

27


Je bewust worden van de manier waarop je spreekt (bij het vertellen van een verhaal, het geven van informatie of het geven van een mening).* Bepalen hoe je het best spreekt in verschillende situaties en bij verschillende boodschappen.*

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Laat de leerlingen verwoorden wat ze moeilijk/makkelijk vonden en wat ze van elkaars spreekmoment vonden. Leerlingen die willen, brengen hun opdracht daarna voor de klas. Bespreek: • Voorlezen is makkelijk, omdat de tekst er al is. Je hoeft niets te verzinnen of te onthouden. Het kan ook zijn dat de tekst je belemmert, zeker als je graag improviseert. • Wanneer je vertelt over iets wat je hebt meegemaakt, kom je misschien overtuigender over. Je weet al wat je gaat vertellen en hoeft niet eerst de tekst te leren kennen. 3

De leerlingen combineren de zinnen/zinsdelen die bij elkaar horen. Bespreek de oplossing klassikaal.

Vertel het verhaal Vuurwerk na. Doe alsof je het vuurwerk zelf afstak!

Vertel het verhaal stoer. Gebruik je stem en je lichaam!

LEERWERKBOEK Opdracht 4

Blok 1

Terugkijken

omgeving

Terugkijken 4

Wat hoort bij elkaar? Verbind. Als je iets uitlegt aan een groep mensen,

als je ook met je lichaam vertelt.

Als je iets vertelt, wordt het boeiender

Een droevig bericht vertel je rustig. Vrolijk nieuws mag je weleens uitgelaten roepen.

Je past je stem, je mimiek en je houding aan een boodschap aan.

moet je duidelijk en luid genoeg praten.

Extra opdracht Zoek een krantenartikel en oefen dat in.

Let op je mimiek, stemgebruik en houding, zodat de luisteraars geboeid zijn.

27

31


BLOK 1

LES 8

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • • • •

enkele kranten (eventueel, zie Praktische info) leerkrachtassistent (filmfragmenten) observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) leerwerkboek p. 26 en 27

PRAKTISCHE INFO • Stel vooraf heterogene duo’s samen voor opdracht 2 en 3 (en eventueel de extra opdracht). • Leg tijdig de kranten ter beschikking voor de leerlingen die op het einde nog tijd hebben voor de extra opdracht. Leerlingen die een krantenartikel kiezen, houden dat het best ook bij voor later. In B1Les11 (begrijpend lezen) kunnen ze er opnieuw mee aan de slag. • Neem er per leerling de observatiewijzer spreken/luisteren bij. Tussentijds observeren is aangewezen.

DIDACTISCHE INFO In B1Les3 is vooral aandacht besteed aan de luisteraar. In deze les ga je met de leerlingen dieper in op de spreker in verschillende situaties. Afhankelijk van wat de spreker wil zeggen, past hij zijn manier van spreken aan.

In de rugzak In B1Les3 hebben de leerlingen geleerd om zich bewust te worden van de manier waarop je luistert (bij een verhaal, bij informatie, bij een mening). Ze hebben ook de luisterhouding van de luisteraar in verschillende situaties bepaald.

En hierna In B1Les16 voeren de leerlingen een gesprek waarin ze feiten en meningen uitwisselen. Daarbij leren ze ook om respect te tonen voor de mening van een ander.

32

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Het eigen spreekgedrag bijsturen op basis van (waardevolle) feedback van anderen. • Op een constructieve manier omgaan met feedback. • Bij lastige en moeilijke situaties de hulp inroepen van anderen om het probleem aan te pakken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de reden waarom iemand iets op een bepaalde manier doet Ik heb verschillende redenen om voorzichtiger te fietsen in de toekomst. • boeiend iets wat je aandacht vasthoudt Dat boek over dino’s vind ik enorm boeiend! • uitgelaten heel vrolijk Uitgelaten speelden de kinderen met het nieuwe speelgoed. • mimiek emoties tonen met je gelaatsuitdrukking Als mama boos is, zie je dat direct aan haar mimiek.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN In sommige culturen wordt met meer intonatie en mimiek gesproken dan de leerlingen (misschien) gewend zijn. Denk maar aan Spanje of Italië. Ga daar dieper op in, als er leerlingen met een andere nationaliteit/culturele achtergrond in je klas zitten.

33


BLOK 1

LES 9

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning

Opeens is alles anders Als ze nog jong zijn, denken de

Niet jouw schuld

meeste kinderen dat hun ouders

Als je ouders uit elkaar gaan, dan is dat hun eigen beslissing. Scheiden doe je niet zomaar, dus ze hebben er lang over nagedacht. Ooit waren je ouders verliefd op elkaar, maar die liefde is verleden tijd. Nu is het beter om niet meer samen te wonen. De scheiding is onontkoombaar. Dat ze uit elkaar gaan, is niet jouw schuld. Je hoeft je dus niet superlief of extra behulpzaam te gedragen om hen proberen te herenigen. Je helpt je ouders (en jezelf ) het best door goed voor jezelf te blijven zorgen: blijf sporten, spelen, plezier maken met je vrienden. Zoek afleiding. En praat openhartig met je ouders over wat je denkt en voelt. Miscommunicatie maakt het vaak alleen maar lastiger.

voor altijd en eeuwig bij elkaar zullen blijven. Logisch, want je ouders zijn de eerste mensen die je vertrouwt. Die zullen er altijd voor je zijn, toch? Gevoelens Als je ouders gaan scheiden, staat je wereld op zijn kop: alles is opeens anders. Je vader of moeder gaat op een andere plek wonen. Jij moet misschien zelf ook verhuizen. Vertrouwde, dagelijkse dingen zoals met het hele gezin eten of televisie kijken, zijn niet meer hetzelfde. Dat kan heel onnatuurlijk voelen. Veel kinderen worden daar onzeker door, of boos. Ook kan het gebeuren dat ze een schuldgevoel hebben. Ik had de scheiding kunnen voorkomen, is dan hun argumentatie. Die gevoelens zijn niet prettig, maar wel heel normaal. Het is belangrijk dat je weet hoe je ermee moet omgaan.

Verken samen de tekst Opeens is alles anders. Lees de titel en bekijk de afbeeldingen. • Wat voor soort tekst is dit? Hoe weet je dat? • Wat zou de titel betekenen? Wat zou er plots anders zijn? • Helpen de afbeeldingen je op weg om dat te achterhalen? • Waarom zou je deze tekst willen lezen? Inzoomen op Lees het stukje tekst in de leerkrachtassistent vloeiend voor. Bespreek met de leerlingen de gekleurde stukjes vooraan en achteraan in de woorden. Wijs erop dat het vaste stukjes zijn die altijd hetzelfde worden uitgesproken. Lesdoel bespreken • Woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1) goed en vlot lezen. • Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar lezen.

Boos op alles en iedereen

Het wordt beter

Soms weet je niet wat je met je gevoelens aan moet. Je kunt je dan extreem boos voelen: op je ouders, op alles en iedereen. Je maakt ruzie, bent ongehoorzaam of zelfs onhandelbaar. Daardoor kun je goede vrienden verliezen of moeilijkheden krijgen op school. Als mensen niet begrijpen waarom je je zo gedraagt, raak je nog dieper in de problemen. Praat er daarom over. Kies iemand uit die je kunt vertrouwen. Een van je grootouders bijvoorbeeld of een leerkracht van school. Vind je praten lastig? Schrijf dan een brief. Dat helpt je je gevoelens op een rijtje te zetten.

Een scheiding is altijd een ingrijpende gebeurtenis, maar het is niet het einde. Je gaat wennen aan de nieuwe gezinssituatie. Met je vader of moeder die niet meer thuis woont, kun je leuke dingen doen in het weekend of in de vakantie. Het komt ook voor dat ouders elkaar leuker vinden als ex-man of ex-vrouw. Dan kunnen ze het beter met elkaar vinden dan toen ze nog samenleefden. Praat eens met vrienden die ook gescheiden ouders hebben. Hoe is dat bij hen verlopen? Dan weet je een beetje wat jij ook kunt verwachten. Ook in de bibliotheek en op internet is veel achtergrondinformatie te vinden over scheiden.

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden onontkoombaar en ingrijpend. Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 6.

En onthoud altijd: als je ouders niet meer van elkáár houden, betekent dat niet dat ze niet meer onmetelijk veel van jóu houden. Dat verandert namelijk niet!

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1)

M6

Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord voor zonder de groepjes woorden (meestal zinsdelen) als bij elkaar horende woorden uit te spreken. Laat een leerling hierop reageren. Bespreek de tip Lees woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. Toon kort het fragment mét markeringen. Wijs erop wat groepjes woorden zijn en dat je het lezen van een zin niet moet onderbreken binnen een groepje woorden. Lees de ongemarkeerde versie vloeiend voor. 6

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 10 en 11 | Vloeiend & vlot p. 67 tip 6

Soms begint of eindigt een woord met een vast stukje. Je zegt ze altijd hetzelfde. Kijk of je vaste stukjes vooraan en achteraan in een woord ziet.

onpraktisch onbegaanbaar onverdraagzaam

misleiding wanordelijk herbestrating

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1)

M6

9789463681988_studio_vv_M6.indd 6

|| || |

oersaai misgooien hypernerveus antigif oud-medewerker

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

ondiep

consumptie illustratie reanimatie

7 1/05/2020 16:01:15

|| | | |

onnatuurlijk onmetelijk onherstelbaar ontoelaatbaar onherbergzaam

superhandig wanbetaling wantrouwig oergezellig hypergevoelig

conditie animatie reproductie gezinssituatie miscommunicatie

Dat je alweer een opdracht te laat indient, is echt ontoelaatbaar! De trektocht ging door een onherbergzaam gebied; het zag er woest en verlaten uit. Als iemand zijn rekeningen niet op tijd betaalt, noem je dat wanbetaling. Onze hond uit het asiel vertrouwt ons nog niet. Hij blijft wantrouwig. Door gezond te eten en regelmatig te sporten, blijf je in goede conditie.

9789463681988_studio_vv_M6.indd 7

34

1/05/2020 16:01:15

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1).


Een tekst op AVI M6 correct, vloeiend en vlot lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Vloeiend lezen: woorden die bij elkaar horen, bij Technisch elkaar lezen.

omgeving

lezen

les

Blok 1

9

Wat ga je doen? Je leest woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Je past dit toe op de tekst Opeens is alles anders.

onpraktisch misleiding illustratie

Aan de slag

Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 6 en 7 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje per rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Lees de tekst Opeens is alles anders.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Ik begrijp & ik vind Welke zinnen horen bij elkaar?

2

Trek lijnen.

Ooit waren je ouders verliefd op elkaar. Soms weet je niet wat je met je gevoelens aan moet. Praat met iemand over je gevoelens. Een scheiding is ingrijpend, maar niet het einde.

Je gaat wennen aan de nieuwe gezinssituatie.

• Maar die liefde is verleden tijd.

Je kunt je dan bijvoorbeeld ineens extreem boos voelen. Dan begrijpt diegene waarom je je • anders dan anders gedraagt.

Wat betekent miscommunicatie? Kruis aan. £ Dat je elkaar niet goed begrijpt.

Werkinstructie leerwerkboek p. 30 | Vloeiend & vlot p. 6-9

£ Dat een van de twee zich steeds vergist.

In de tekst staan tips voor kinderen van ouders die gaan scheiden.

3

Wat vind jij de beste tip? Bespreek met je buur. Leg ook uit waarom.

Aan de slag

Extra opdracht

LEERWERKBOEK

1 In de zomer neemt de communicatie / consumptie / illustratie van frisdrank toe.

Lees de zinnen. Welk woord past in de zin? Zet er een streep onder. 2 Het hooggebergte is vaak een afneembaar / ongehoorzaam / onherbergzaam gebied. 3 Evelien kijkt erg supervoordelig / wantrouwig / wanbetaling naar die grommende hond.

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

4 De gezinssituatie / operatie / documentatie aan mijn schouder was zeer pijnlijk. 5 Na het ongeluk was de auto onherstelbaar / onnatuurlijk / onbegaanbaar. 6 Simon heeft een mooie reanimatie / registratie / illustratie gemaakt bij het verhaal. Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot.

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

Begeleide verwerking Opdracht 1 > tekst

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten steeds een stukje voor.

M6

Extra opdracht > woorden en zinnen

Terugkijken Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

8

Waarom heb jij voor het beroep illustrator gekozen? ‘Ik teken al sinds ik klein was. Illustreren is mijn lust en mijn leven. Ik heb net een illustratie gemaakt voor een stripblad. En ik werk aan een grote klus, een animatie. Daarbij laat je een serie stilstaande beelden (illustraties) na elkaar zien, het lijkt dan of ze bewegen.’ Hoe weet jij wat je precies moet tekenen, hoe gaat dat? ‘De uitgever stuurt mij een script waarin staat wat ik moet doen. Superhandig! En het voorkomt miscommunicatie.’ Werk je thuis of heb je een eigen werkruimte? ‘Ik heb een studio, midden in de drukke stad, waar ik fijn kan werken. Maar soms is die drukte onpraktisch. Als ik rust wil, werk ik daarom thuis. Dat is oergezellig, met mijn twee poezen Nono en Nina.’

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1) In gesprek met Irene Pasmans, illustrator

Opdracht 2 en 3

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

6-9

30

M6

onderhoud

9

9789463681988_studio_vv_M6.indd 8

limonade inktvis breuk kiezelsteentje lerares held ’s winters vulling museum ginds

9789463681988_studio_vv_M6.indd 9

1/05/2020 16:01:15

saxofoonsolo bovendien trommel verstrooid goal thema gisteren restaurant krakend doorn

opereren coupé superhandig excursie onverschilligheid kampioen symbool garage reproductie soap

crossfiets onnatuurlijk niveau kunstenaar mayonaise informatieavond giraf herbestraling yoga theatergroep

1/05/2020 16:01:15

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten klassikaal.

35


BLOK 1

LES 9

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 6-9, p. 67 tip 6 leerwerkboek p. 28-30 leerwerkboek plus p. 8-11

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op non-fictieteksten. De leerlingen lezen een artikel uit een tijdschrift.

TIP Deze les kan voor sommige leerlingen pittig zijn. Neem indien nodig de tijd om het onderwerp ‘scheiden’ te bespreken. Je kunt deze leerlingen ook op voorhand vertellen dat deze tekst gelezen zal worden.

OP RONDE Controleer of opdracht 3 duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij deze opdracht om de eigen mening van de leerling! Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht deze dan toe. Bespreek ze eventueel klassikaal bij het terugkijken op de les.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

36

25


Technisch lezen

MATERIAAL

plus

Je leest woorden die bij elkaar horen, bij elkaar (tip 6). Je past dit toe op de tekst Opeens is alles anders.

Aan de slag 1

Wat betekent miscommunicatie?

Aan de slag

ongehoorzaam

gezinssituatie

onontkoombaar

4

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet in elk woordZet een streep onder on-, ont- of -tie. een streep tot waar je komt. miscommunicatie

ongehoorzaam ontspanning

gezinssituatie python

evacuatie overgevoeligheid Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. sneeuwscooter Zet een streep tot waar je komt. ontspanning evacuatie sneeuwscooter jeugdjournaal bavarois deadline patiënt begrafenis expositie discriminatie

jeugdjournaal python bavarois

onontkoombaar populair narekenen feedback moskeeën

traditionele

quizvraag narekenen oerkreet

antistoffen

overgevoeligheid publiceren feedback deadline moskeeën overschaduwen

ex-voorzitter patiënt melodieus begrafenis sering expositie

quizvraag onbereikbaar oerkreet shampoofl es

publiceren discriminatie overschaduwen

malaria champignonsaus maillot

Oefenonbereikbaar de rijtjes nog een keer. gymnasium shampoofles instructie Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt. champignonsaus conditie

In de tekst staan tips voor kinderen van ouders die gaan scheiden. Wat vind jij de beste tip? Bespreek met je buur. Leg ook uit waarom.

theaterproductie

ex-voorzitter

melodieus populair sering

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

signeren

theaterproductie vliegtuigpassagier malaria traditionele maillot antistoffen gymnasium signeren instructie

vulkanisme biscuit

gebarentaal vliegtuigpassagier Italiaans conditie vulkanisme biscuit gebarentaal Italiaans

Oefen de rijtjes een keer. de tekst Opeens is alles anders. 2 nog Lees Lees dan weer goedKies en vlot met een de zandloper. daarna stukje uit de tekst. Zet een streep tot waar nuvloeiend komt. voor aan je buur. Leesjedat Lees de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. 64, tip 6

3

Kruis aan. £ Dat je elkaar niet goed begrijpt. £ Dat een van de twee zich steeds vergist.

Zet in elk woord een streep onder on-, ont- of -tie. miscommunicatie

omgeving

Blok 1

9

Blok 1

omgeving

Wat ga je doen?

les

Ik begrijp & ik vind

Welke zinnen horen bij elkaar? Verbind.

Ooit waren je ouders verliefd op elkaar.

Soms weet je niet wat je met je gevoelens aan moet.

• Maar die liefde is verleden tijd.

Je gaat wennen aan de nieuwe gezinssituatie.

Praat met iemand over je gevoelens.

Je kunt je dan bijvoorbeeld ineens extreem boos voelen.

Een scheiding is ingrijpend, maar niet het einde.

Dan begrijpt diegene waarom je je anders dan anders gedraagt.

10

M6

Wat hoort bij elkaar?

67

11

Lees woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. In een zin staan vaak woorden die bij elkaar horen. Spreek die woorden bij elkaar uit. Stop bij het lezen niet midden in een groepje woorden. Als het mooi weer wordt, gaan we morgen naar het strand. Kies in lange zinnen goede adem-momenten. Bij een lange zin wil je soms even rusten en kort ademhalen. Dat kan altijd bij een komma, en vaak ook op andere plekken. Maar: doe dat niet midden in een groepje woorden. Toch vind ik | dat je eerder had moeten beginnen | met het maken van je werkstuk.

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 67

7/04/2020 11:28

37


BLOK 1

LES 10

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

Taalbeschouwing

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

10

Je leert wat zelfstandige naamwoorden en werkwoorden zijn. Je leert het onderwerp en de persoonsvorm in een zin herkennen.

Op verkenning 1

Opdracht 1

Verdeel de klas in heterogene groepen van twee of drie leerlingen. Elke groep krijgt een envelop met woordkaartjes (zie Praktische info).

Lees de zinnen.

Zoek de werkwoorden. Kleur ze groen. Zoek de woorden waarvoor ‘de’, ‘het’ of ‘een’ kan staan. Kleur die woorden geel.

1. De leerlingen groeperen de woorden in twee kolommen (zelfstandige naamwoorden en werkwoorden): − Een groep woorden verwijst naar personen, dieren, planten, dingen en begrippen (angst, geluk ...). − Een groep bevat woorden die aangeven wat er gebeurt of wat je kunt doen.

Joepie! Vandaag gaan we naar het waterpretpark. Daar glijd ik van alle glijbanen, springt mijn broertje van de hoogste springplank en duikt mijn papa in een bad vol vissen. Ook mama is erbij: ze leest haar krant in een ligstoel of ligt languit in het bubbelbad.

3

Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Welke woorden horen bij elkaar?

Neem de envelop met woordkaartjes. Luister naar de opdrachten van de juf of meester.

2

50

Maak zinnen.

Kies voor elke zin: - een onderwerp (een afbeelding) - een persoonsvorm (een woord) Let op: de persoonsvorm kan veranderen als het onderwerp verandert! KOPEN

WINNEN

SCHAATSEN

SCHILDEREN

2. Om het verschil tussen beide begrippen aan te tonen, kun je de leerlingen laten ervaren dat ze werkwoorden makkelijk kunnen uitbeelden. Laat enkele leerlingen een werkwoord uitbeelden door een woordkaartje te trekken uit de stapel met werkwoorden.

KIETELEN

VOETBALLEN VALLEN

TROMMELEN

3. De leerlingen groeperen woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.

31

Kom samen tot de conclusie dat je voor zelfstandige naamwoorden altijd een lidwoord kunt zetten.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

Lees samen de zinnen. Kleur klassikaal de werkwoorden groen en de zelfstandige naamwoorden geel. Opdracht 3

De leerlingen maken zinnen door een onderwerp en een persoonsvorm te kiezen. Noteer enkele voorbeeldzinnen op het bord. Vraag vervolgens om een tweede zin te maken met hetzelfde werkwoord, maar met een ander onderwerp. Wat verandert er? Kom samen tot de conclusie dat de persoonsvorm een vorm van het werkwoord is. De persoonsvorm past zich altijd aan het onderwerp aan. Duid dat concreet aan in de zinnen met hetzelfde werkwoord, maar met een ander onderwerp. Voorbeeld De dief kietelt de cipier. De konijntjes kietelen elkaar.

Uitleg les Taalbeschouwing

Blok 1

10

omgeving

Uitleg Sommige woorden geven een naam aan een persoon, een dier, een plant, een ding ... Dat zijn zelfstandige naamwoorden: meester, koe, kast, huis, bord, liefde ... Voor zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten. Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat er gebeurt: lopen, zingen, verdwijnen, gaan, zijn proberen ... Je kunt werkwoorden vaak makkelijk uitbeelden. In bijna elke zin vind je een zelfstandig naamwoord en een werkwoord. De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord: loop, loopt, lopen ... De persoonsvorm verandert vaak als het onderwerp verandert.

Jullie zien er allebei prachtig uit! Ik zie er niet uit.

Aan de slag

38

4

Kleur elk stukje van de parasol:

- groen voor werkwoorden; - geel voor zelfstandige naamwoorden waarvoor je de kunt zetten; - rood voor zelfstandige naamwoorden waarvoor je het kunt zetten; - blauw voor de andere woorden.

Je ziet er heel anders uit met deze hoed op.

LEERWERKBOEK Neem de uitleg samen door. Bekijk ook de afbeelding. Laat de leerlingen zelf nog enkele voorbeelden bedenken waarbij de persoonsvorm zich aanpast aan het onderwerp van de zin.


Blok 1

10 Uitleg

Werkwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen en gebruiken. Sommige woorden geven een naam aan een persoon, een dier, een plant, een ding ... Dat zijn zelfstandige naamwoorden: meester, koe, kast, huis, bord, liefde ... Voor zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten.

Het onderwerp en de persoonsvorm aanduiden in een zin en die zinsdelen benoemen met die termen. Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat er gebeurt: zingen, verdwijnen, gaan, zijn proberen ... Verwoorden dat de persoonsvorm een werkwoordsvorm islopen, die (meestal) verandert als het onderwerp Je kunt werkwoorden vaak makkelijk uitbeelden. verandert. In bijna elke zin vind je een zelfstandig Jullie zien er allebei prachtig uit!

naamwoord en een werkwoord. De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord: loop, loopt, lopen ... De persoonsvorm verandert vaak als het onderwerp verandert.

Aan de slag 4

Kleur elk stukje van de parasol:

- groen voor werkwoorden; - geel voor zelfstandige naamwoorden waarvoor je de kunt zetten; - rood voor zelfstandige naamwoorden waarvoor je het kunt zetten; - blauw voor de andere woorden. t

zand

varen

geel kasteel golf

en mm zwe

schijnen ek ddo han oi o m

n

zo

as

r ke

le k

De leerlingen kleuren de verschillende woordsoorten: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden met de, zelfstandige naamwoorden met het en andere woorden.

aardig

ra

st

ijsje

ba

nd

re ge ne n

oo

gr

dj

er t m em

sp et t

er en

je

zee

Opdracht 4

omgeving

5

Blok 1

Opdracht 5

Je ziet er heel anders uit met deze hoed op.

Aan de slag

LEERWERKBOEK • De leerlingen van aanpak 1 maken de opdrachten onder jouw begeleiding. Geef een verlengde instructie indien nodig. • De leerlingen van aanpak 2 en 3 gaan zelfstandig aan het werk. Ze werken individueel of in duo’s per aanpak.

Ik zie er niet uit.

Schrijf een zin bij elke tekening. Omcirkel het onderwerp. Onderstreep de persoonsvorm.

De leerlingen bedenken een zin bij elke tekening. Ze omcirkelen het onderwerp en onderstrepen de persoonsvorm. Daarna passen ze in elke zin telkens het onderwerp en de persoonsvorm aan. 32

1

Terugkijken

2

3

1 2 3

LEERWERKBOEK

Verander het onderwerp in elke zin.

Opdracht 6

Let op: ook de persoonsvorm verandert!

De leerlingen vullen de uitspraken over het zelfstandig naamwoord en de persoonsvorm aan.

Voorbeeld De apen eten een banaan. De kleine aap eet een banaan. 1 2 3

Terugkijken 6

Maak de zinnen af. Ik kan een zelfstandig naamwoord herkennen door er

,

of

voor te plaatsen. De persoonsvorm is een vorm van het De persoonsvorm kan veranderen

. .

33

39


BLOK 1

LES 10

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

MATERIAAL • • • •

enveloppen met woordkaartjes (zie Praktische info) kopieerblad persoonsvorm (eventueel, zie Didactische info) Mijn woordenblad! leerwerkboek p. 31-33

PRAKTISCHE INFO Maak vooraf woordkaartjes met zelfstandige naamwoorden en werkwoorden. Stop de woordkaartjes in enveloppen. Voorzie een envelop per groep van twee of drie leerlingen. Je vindt woordkaartjes op het kopieerblad in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO Je mag de termen ‘lidwoord’ en ‘zelfstandig naamwoord’ tijdens deze les gebruiken, maar de leerlingen hoeven de termen nog niet zelf te hanteren (cf. leerplannen).

In de rugzak Deze les is een herhaling van de leerstof van het derde leerjaar, zowel voor woordleer als voor zinsleer. De leerlingen ervaren al doende wat de bouwstenen zijn voor het formuleren van correcte zinnen. Door de leerstof geïntegreerd aan bod te laten komen, zien de leerlingen in hoe woord- en zinsleer samenhangen. De persoonsvorm is immers steeds een vorm van het werkwoord en het onderwerp van een zin vaak een zelfstandig naamwoord. Ook het herkennen en aanduiden van de persoonsvorm in een zin is reeds geziene leerstof. De leerlingen kunnen de ja-neevraag maken en weten dat er overeenstemming is in getal tussen het onderwerp en de persoonsvorm. Als je merkt dat de leerlingen hier nog moeilijkheden mee ondervinden, kun je eventueel aan de slag met het kopieerblad persoonsvorm (zie leerkrachtassistent).

En hierna In B2Les18 leren de leerlingen zowel een enkelvoudig als een meervoudig onderwerp in een zin aanduiden. Ze vormen zinnen met een meervoudig onderwerp en ervaren dat een zin (vaak) uit verplaatsbare delen bestaat. Ook leren ze dat het onderwerp bijna altijd naast de persoonsvorm staat.

40

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Gemotiveerd zoeken naar een oplossing voor een probleem of een antwoord op een vraag. • Een gepaste strategie selecteren of toepassen om tot een oplossing of een resultaat te komen. • De regels van een spel respecteren en daarbij positief omgaan met winst en verlies (als je het kopieerblad persoonsvorm gebruikt).

TIP De leerlingen kunnen de woordkaartjes uit de verkenningsfase ook gebruiken om zinnen te maken tijdens een hoekenwerk.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de parasol scherm dat je boven je hoofd houdt tegen de felle zon Als de zon fel schijnt, zit ik graag onder een parasol. • sluipen voorzichtig lopen, zodat niemand het merkt De kat sluipt naar de vogel in de tuin.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Als je anders- of meertalige leerlingen in je klas hebt, kan het leuk zijn (ook voor de Nederlandstalige leerlingen) om het gebruik van lidwoorden in andere talen te vergelijken. De wordt in het Nederlands bijvoorbeeld gebruikt voor zowel mannelijke woorden (de schoen) als vrouwelijke woorden (de tafel). Maar is dat ook zo in andere talen? • Frans: le of la (onderscheid mannelijk/vrouwelijk) • Engels: the (zoals bij ons: geen onderscheid mannelijk/vrouwelijk) • Spaans: el of la (onderscheid mannelijk/vrouwelijk) • Italiaans: il of la (onderscheid mannelijk/vrouwelijk) • Turks: in het Turks gebruikt men geen bepaald lidwoord, maar er is wel een onbepaald lidwoord om een te zeggen (bir) • Arabisch: el (zoals bij ons: geen onderscheid mannelijk/vrouwelijk)

41


BLOK 1

LES 11

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Blok 1

Begrijpend lezen

les

11

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen? Je kijkt naar sleutelwoorden en legt verbanden. Je stelt jezelf vragen tijdens het lezen. Dat helpt om de tekst beter te begrijpen.

Op verkenning

Op verkenning 1

50

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Lees de tekst.

Vertel aan de leerlingen dat je gisteren boodschappen hebt gedaan. Toon je boodschappenlijstje en vertel wat je allemaal gekocht hebt. Laat de leerlingen vertellen: • Ga je vaak mee naar de supermarkt? • Naar welke supermarkt ga je? Is dat een grote supermarkt? • Ga je altijd naar dezelfde supermarkt? Waarom (niet)? • Ga je liever naar kleinere winkels? Welke? Waarom (niet)? • Vind je daar makkelijk je weg? Hoe?

Waarover gaat elk stuk? Bespreek. Vlot doorheen de supermarkt

Wanneer je voor het eerst in een supermarkt komt, kun je niet direct alles vinden. De kans is groot dat je een hele tijd met je boodschappenkarretje langs de rekken loopt zonder te vinden wat je zoekt.

In de meeste supermarkten hangen wegwijzers boven de rekken. Daarop staat wat je in die afdeling kunt vinden, bijvoorbeeld: groenten en fruit.

1 pak honnbrokn 1 pak ap‫פ‬lsap 1 pak koff 1 zak katnbrokn 2 pakn lk 1 pak kœks 1 pak rijst 1 doos tzaks

Soms is niet alles zo makkelijk te vinden. Als je geen tijd wilt verliezen, ga je op zoek naar een winkelmedewerker. Je herkent de winkelmedewerkers aan hun kledij. Zij kunnen je vertellen waar je alles kunt vinden.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

Wie snel wil winkelen, moet goed nadenken over zijn boodschappenlijstje. Stel dat je honden- en kattenbrokken nodig hebt. Die zaken zet je op je lijstje het best bij elkaar. Zo moet je achteraf niet van de ene afdeling naar de andere hollen.

1. Bekijk klassikaal de opbouw van de tekst: Wat valt op? (De tekst bestaat uit vier stukken)

De tekst over de supermarkt bestaat uit vier stukken. - Hoe zie je dat? - Geef elk stuk tekst een korte titel.

2. Lees klassikaal de tekst. • Waarover gaat elk stuk? Het eerste stuk is de inleiding. Daarna worden verschillende manieren besproken om je weg te vinden doorheen de supermarkt. Elk stuk bespreekt een mogelijke manier: wegwijzer, hulp vragen een winkelmedewerker, boodschappenlijstje. Kom tot de conclusie dat je op zoek gaat naar sleutelwoorden in elk stuk.

34

3. Zoek samen voor elk van de vier stukken tekst een passende titel. Bespreek daarbij de kenmerken van een goede titel (kort, verwijzing naar het onderwerp ...).

Uitleg omgeving

Blok 1

LEERWERKBOEK

Uitleg

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Tijdens het lezen

Bespreek met de leerlingen de leessleutels die belangrijk zijn tijdens het lezen. Besteed extra aandacht aan ‘sleutelwoorden’. Verwijs daarbij even terug naar de sleutelwoorden in de tekst. Verwijs ook naar de Studio leeswijzer.

Ik stel mezelf vragen: • over de inhoud: wat? waarom? hoe? wanneer? ... • over de betekenis van zinnen en woorden Ik let op: • de sleutelwoorden • de belangrijke zinnen Ik leg een verband en let op: • verbindingswoorden zoals maar, want, toch dus, daarom, omdat ... • verwijswoorden zoals ik, hij, ze, haar, jullie, dat, deze ... Als ik een woord niet begrijp, gebruik ik mijn woordwijzer.

Aan de slag 2

Verken de tekst op de volgende pagina. Bekijk de titel en de afbeelding. - Waarover zal de tekst gaan?

- Wat weet je daar al over?

- Lees de eerste zinnen. Welke soort tekst is dit? £ een verhaaltekst £ een weettekst £ een meningtekst

42

Neem samen de uitleg door.

Studio

zer

Leeswij

35


Tijdens het lezen Ik geef betekenis aan woorden en zinnen. Controleren of je een tekst begrijpt door betekenis te geven aan woorden en zinnen, door te Ik let op sleutelwoorden. Sleutelwoorden de belangrijkste een tekst. letten op sleutelwoorden, door verbanden te leggen met wat je alzijnweet en woorden met inde rest van de Ze geven aan waarover de tekst gaat. Ze vatten de inhoud samen. tekst en door jezelf vragen te stellen over de inhoud. Ik denk na over: • wat ik al weet • wat ik te weten ben gekomen Ik stel mezelf vragen: • wat? waarom? hoe? … Als ik iets niet begrijp, lees ik het stuk nog eens rustig opnieuw of gebruik ik mijn woordwijzer.

Aan de slag

Aan de slag

LEERWERKBOEK 2

• De leerlingen van aanpak 1 werken onder jouw begeleiding. • De leerlingen van aanpak 2 en 3 gaan zelfstandig aan de slag. Ze werken individueel of in duo’s.

zer

Leeswij

Verken de tekst.

Bekijk de titel en de afbeelding. - Waarover zal de tekst gaan?

- Wat weet je daar al over?

Opdracht 2

- Lees de eerste zinnen.

De leerlingen verkennen de tekst en voorspellen waarover de tekst zou kunnen gaan (herhaling leessleutel voor het lezen).

Welke les soort tekst is dit? Begrijpend lezen £ een verhaaltekst

11

omgeving

£ een weettekst £ een meningtekst

Blok 1

Opdracht 3

Studio

De supermarkt of kleine winkel Veel mensen halen hun boodschappen in de supermarkt. Eten en drinken, maar ook bloemen en wasmiddelen.

De leerlingen lezen de tekst. Vervolgens bedenken ze drie vragen die ze aan hun buur zouden kunnen stellen om de controleren of hij de tekst goed begrepen heeft.

Producten die bij elkaar passen, staan bij elkaar. Zo staan alle groenten bij elkaar en alle pakken pasta ook. Anders zou het zoeken in zo’n grote winkel heel lastig worden. In een supermarkt pak je alles zelf. Dat heet zelfbediening. Alles in je karretje reken je in één keer af bij de kassa.

35

Vijftig jaar geleden waren er minder grote supermarkten. Veel mensen deden hun boodschappen in kleine winkels. Ze haalden brood bij de bakker, vlees bij de slager,

Opdracht 4

groenten bij de groenteman. Nog altijd gaan veel mensen liever naar kleine winkels. Je kunt er vaak speciale dingen kopen. De klanten worden geholpen door mensen van de winkel. Zij kennen hun klanten vaak ook heel goed.

De leerlingen gaan op zoek naar de sleutelwoorden door de ontbrekende woorden in het schema in te vullen.

Toch hebben kleine winkels het vaak moeilijk. Vooral als er een grote supermarkt in de buurt is. De producten in een supermarkt zijn meestal minder duur. Alles staat er ook in één grote winkel

Extra opdracht

bij elkaar. Daardoor gaat het boodschappen doen sneller. Dat vinden de meeste mensen een groot voordeel.

Leerlingen die snel klaar zijn, nemen het krantenartikel dat ze in les 8 kozen. Ze lezen het artikel opnieuw en duiden de sleutelwoorden aan.

3

Lees de tekst.

Bedenk drie vragen om te controleren of je buur de tekst goed begrepen heeft.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

1 2

omgeving

3

4

De tekst bestaat uit drie stukken. Elk stuk heeft al een titel gekregen.

Blok 1

Bespreek de opdrachten klassikaal. Besteed voldoende tijd aan opdracht 3: laat de leerlingen elkaars vragen oplossen.

Zoek de sleutelwoorden in elk stuk. Schrijf die woorden in het schema.

Terugkijken

Terugkijken

5

Waarom de supermarkt?

supermarkt Kleine WelkeDe zinnen zijn correct? Omcirkel dewinkels letter.

a

Als je een tekst niet begrijpt, moet je gewoon denken: pech gehad!

Sleutelwoorden tonen wat belangrijk in een tekst om de tekst beter te begrijpen. -b alles bij elkaar - specialeisdingen - minder duur

LEERWERKBOEK

c

Als je een stuk van de tekst niet begrijpt, moet je dat stuk nog eens lezen.

d

Als je een tekst begrijpt, kun je die tekst uit je hoofd opzeggen.

Opdracht 5

e

Als je een tekst begrijpt, kun je vragen over die tekst beantwoorden.

-

-

-

Extra opdracht Markeer de sleutelwoorden in het krantenartikel van les 8.

36

Terugkijken 5

omgeving

Blok 1

Lees de stellingen rond het begrijpen van een tekst. De leerlingen denken elk voor zich na over welke stellingen kloppen. Bespreek klassikaal. Laat de leerlingen hun antwoord beargumenteren.

-

Welke zinnen zijn correct? Omcirkel de letter. a

Als je een tekst niet begrijpt, moet je gewoon denken: pech gehad!

b

Sleutelwoorden tonen wat belangrijk is in een tekst om de tekst beter te begrijpen.

c

Als je een stuk van de tekst niet begrijpt, moet je dat stuk nog eens lezen.

d

Als je een tekst begrijpt, kun je die tekst uit je hoofd opzeggen.

e

Als je een tekst begrijpt, kun je vragen over die tekst beantwoorden.

Extra opdracht Markeer de sleutelwoorden in het krantenartikel van les 8.

37

43 37


BLOK 1

LES 11

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

Studio leeswijzer Studio woordwijzer boodschappenlijstje (eventueel) leerwerkboek p. 34-37

PRAKTISCHE INFO Maak je boodschappenlijstje (Op verkenning) vooraf.

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de nadruk op de leessleutels tijdens het lezen. Besteed ook voldoende aandacht aan het vloeiend lezen, wanneer de leerlingen een stuk hardop voorlezen.

In de rugzak In B1Les5 hebben de leerlingen de tekst verkend en de inhoud voorspeld op basis van het teksttype, de titel, afbeeldingen, de eerste zinnen en belangrijke woorden. Daarbij hebben ze de termen verhaaltekst, weettekst en meningtekst gebruikt.

En hierna In B1Les17 passen de leerlingen de leessleutels na het lezen toe. Na het lezen controleren ze hun vooraf gemaakte voorspellingen, verwerken ze de inhoud van de tekst door de hoofdgedachte daaruit af te leiden en beoordelen ze de tekst op inhoud en persoonlijke appreciatie.

TIP • Deze les leent zich uitstekend tot het verwoorden van meningen. Verwijs eventueel naar B1Les16. Spoor ook de stillere en taalzwakkere leerlingen aan om hun mening te verwoorden. Als zij het moeilijk hebben om hun mening voor de volledige klasgroep te uiten, werk je het best in kleinere groepen. • Laat de leerlingen ook tijdens andere lessen vloeiend voorlezen. Zoek een functionele context.

44

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Onderzoekend leren: (onderzoeks)vragen stellen en actief op zoek gaan naar een antwoord. • Zelfstandig aangeleerde strategieën inzetten om gewenste informatie te verkrijgen. • Gericht samenwerken in duo’s of in groepen om een gezamenlijk resultaat te bereiken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de afdeling onderdeel van een grotere plaats of groep In de supermarkt vind je groenten en fruit meestal in dezelfde afdeling. • het product iets wat in een fabriek is gemaakt of op het land van een boer groeit In deze fabriek worden verschillende producten gemaakt, zoals onderdelen van een auto. • de zelfbediening De klant pakt zelf de artikelen die hij/zij nodig heeft en rekent die bij de kassa af. Zelfbediening in de winkel is leuk. Je mag zelf in je karretje leggen wat je nodig hebt. • afrekenen betalen wat je eerder hebt gekocht of besteld We hebben twee cola’s gedronken. Kan ik dat afrekenen?

45


BLOK 1

LES 12

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

Blok 1

les

12

Wat ga je doen?

Op verkenning

Je maakt een affiche, folder of advertentie.

Op verkenning 1

LESVERLOOP

omgeving

Schrijven

LEERWERKBOEK

TAALEWQIJUZENIZDAT JE

Bekijk de affiche.

Bespreek wat je ziet. Is de informatie volledig?

Opdracht 1

Bekijk samen de affiche. Stel gerichte vragen: • Waarover gaat de tekst? • Wat valt je op? (De koppen (titels), de lay-out, grootte, kleuren, vorm, foto’s, tekeningen, kaders …) • Wat is de bedoeling van een affiche? • Welke andere teksttypes willen ook iemand informeren/overtuigen? • Is de informatie op deze affiche volledig? Zo niet, wat zou je dan nog toevoegen?

KOM B ENT IN TAAL! STERK B HOPSTRAAT 19 G - 16 UUR WOENSDA

-

K? KOM JEEENOPROACHTIGE PRIJS!

JE MAAKT

2

KANS OP

Casper heeft deze affiche gemaakt.

Voor hij begon te schrijven, heeft hij een woordweb gemaakt.

Welk woordweb hoort bij de affiche? Waarom denk je dat?

naam van de vereniging

Chinees leren

plaats

prijs winnen

uur

?

naam van de wedstrijd

prijs van de lessen

?

adres

Opdracht 2

voor wie: ook beginners

tijdstip

Casper heeft de affiche gemaakt. Voor hij begon te schrijven, heeft hij een woordweb opgesteld. Bekijk samen de verschillende woordwebben en bespreek welk woordweb als voorbereiding voor de affiche heeft gediend. Bespreek ook kort waarvoor de andere woordwebben zijn gemaakt. Verwoord klassikaal het nut van dergelijke woordwebben: je maakt een plan voor je begint te schrijven, om niets over het hoofd te zien.

dag

veel kleur overtuigende zin

foto van het speelgoed

prijs

niet duur

?

opvallende lay-out

naam van de winkel

datum van actie

38

Uitleg

Uitleg

omgeving

Als je een affiche, folder of advertentie maakt, moet je mensen overtuigen. Waarop moet je zeker letten? Uitleg • Zorg ervoor dat alle belangrijke informatie erop staat. Waar? Wanneer? wie? maakt, moet je mensen overtuigen. AlsWat? je een affiche, folder ofVoor advertentie • Bedenk een leuke slogan. •Waarop Zorg voor een mooie lay-out: moet je zeker letten? mooie kleuren, grote en kleine letters, leuke vormen, een tekening foto, een kader ... • passende Zorg ervoor dat alleofbelangrijke informatie erop staat. • Schrijf zonder fouten om overtuigen. Wat? Waar? Wanneer? Voortewie?

Blok 1 Blok 1

omgeving

• Bedenk een leuke slogan. • Zorg voor een mooie lay-out: mooie kleuren, grote en kleine letters, leuke vormen, een • Schrijf zonder fouten om te overtuigen.

Kies een onderwerp voor je affiche, folder of advertentie. Ik wil mijn Aan de slag

3

Kunnen we iemand uitnodigen oud speelgoed in onze klas? Ik wil niet dat er verkopen. Kies een onderwerp voor je affiche, folder of advertentie. gevochten wordt op de speelplaats. Kunnen Latenwe we een Ik wil mijn iemand uitnodigen klasconcert geven! oud speelgoed Ik verkopen. zoek vrienden in onze klas? Ik wil niet dat er om te chatten gevochten wordt Misschien kunnen of brieven te op de speelplaats. we een spel organiseren Laten we een schrijven. tijdens de speeltijd? klasconcert geven! Ik zoek vrienden om te chatten Misschien kunnen of brieven te we een spel organiseren schrijven. tijdens de speeltijd?

4

Maak een woordweb.

4

Maak een woordweb. Waar? Antwerpen

De leerlingen hebben tijdens de vorige schrijfles (B1Les6) al nagedacht over welk teksttype ze het liefst zouden uitwerken. Peil kort naar hun keuze: een affiche, folder of advertentie. Verdeel de klas in duo’s van leerlingen die hetzelfde teksttype willen ontwerpen. Stel bij voorkeur duo’s per aanpak samen. Begeleid de leerlingen van aanpak 1, maar ga ook zeker bij de andere groepen langs.

Ik wil mijn sportclub bekend maken.

Opdracht 3

NaamVoor vanwie? de club? Multimove Kinderen van 8 tot 10 jaar

De leerlingen bepalen eerst het onderwerp van hun tekst. Ze maken een keuze uit de opties in het leerwerkboek of verzinnen zelf een onderwerp.

Kledij? Losse, sportieve kledij Waar? Antwerpen

mijn sportclub

Voor wie? Kinderen van 8 tot 10 jaar

Kledij? Losse, sportieve kledij

39

39

46

Neem samen de uitleg door. Bespreek de aandachtspunten op basis van de affiche uit opdracht 1. • Wie zou willen deelnemen aan de taalquiz van Casper? Waarom (niet)? • Hoe kan Casper de affiche nog verbeteren?

LEERWERKBOEK Ik wil mijn sportclub bekend maken.

Naam van de club? Multimove mijn sportclub

LEERWERKBOEK

Aan de slag

passende Aan de tekening slag of foto, een kader ...

3

50

Beperk de keuze voor de leerlingen van aanpak 1 tot drie opties: mijn sportclub, een nieuw spel of mijn oude speelgoed (zie opdracht 4).


Aan de slag

Een affiche, folder of advertentie ontwerpen.

3

Kies een onderwerp voor je affiche, folder of advertentie. Ik wil mijn oud speelgoed verkopen.

Ik wil niet dat er gevochten wordt op de speelplaats.

Een woordweb gebruiken als hulpmiddel bij het schrijven van een tekst. Ik zoek vrienden om te chatten of brieven te schrijven.

Opdracht 4

4

De leerlingen maken een woordweb over hun onderwerp. Daarbij vermelden ze alle noodzakelijke informatie.

Ik wil mijn sportclub bekend maken.

Laten we een klasconcert geven!

Misschien kunnen we een spel organiseren tijdens de speeltijd?

Maak een woordweb. Naam van de club? Multimove

Waar? Antwerpen

De leerlingen van aanpak 1 vervolledigen een gedeeltelijk ingevuld woordweb. De leerlingen van aanpak 2 en 3 maken zelf een woordweb over hun onderwerp.

mijn sportclub

les

12

Voor wie? Kinderen van 8 tot 10 jaar

Kledij? Losse, sportieve kledij Schrijven

omgeving

Blok 1

Opdracht 5

Kunnen we iemand uitnodigen in onze klas?

Voor wie? Het vierde leerjaar

Elk duo ontwerpt een affiche, folder of advertentie.

Spelregels?

een nieuw spel

Attributen? Circusmateriaal

Ga rond bij de verschillende duo’s. Geef een compliment over wat goed gaat en stel ondersteunende vragen als de leerlingen vastlopen. Bespreek samen met hen welke elementen zeker niet mogen ontbreken. Geef ook de leerlingen van aanpak 1 voldoende ruimte om zelfstandig aan de slag te gaan.

39

Prijs? € 2/gezelschapspel, € 5/game

Waar? Viaductstraat 7, Kinrooi

mijn oud speelgoed

Wanneer? Zondag - 14 uur

Maak een woordweb.

Schrijf het onderwerp in het midden. Noteer errond wat je zeker moet vermelden.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 6

De duo’s bekijken hun tekst op basis van de aandachtspunten uit de uitleg. Ze bespreken wat goed is en wat nog beter kan. De leerlingen nemen een aandachtspunt mee naar B1Les18.

5

Maak een ontwerp voor je affiche, folder of advertentie. Gebruik je woordweb om niets te vergeten!

Blok 1

omgeving

Je kunt de duo’s ook bij elkaar laten kijken. Zo zien ze hoe anderen aan de aandachtspunten werkten.

40

Terugkijken 6

Bekijk de eerste versie van je tekst. Waarover ben je tevreden?

Wat kan nog beter?

Omcirkel een aandachtspunt voor de volgende keer. De tekst is overtuigend. Alle belangrijke informatie staat in de tekst.

Er is een leuke slogan. De tekst heeft een mooie lay-out: mooie kleuren, grote en kleine letters, leuke vormen, een tekening of foto, een kader …

41

47


BLOK 1

LES 12

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL leerwerkboek p. 38-41

PRAKTISCHE INFO Zorg ervoor dat de teksten klaar zijn tegen B1Les18. Geef tips aan elk duo.

DIDACTISCHE INFO Wanneer de leerlingen aan het einde van deze les de eerste versie van hun tekst hebben afgerond, is het belangrijk om aandacht te besteden aan de volgende zaken: • Staat de noodzakelijke informatie erin (plaats, tijdstip, wie, wat)? • Is de tekst gericht op het doelpubliek? • Is de spelling in orde?

In de rugzak In B1Les6 hebben de leerlingen de tekstkenmerken van affiches/folders/ advertenties besproken. Ze hebben zelf ook affiches/folders/advertenties aangevuld.

En hierna In B1Les18 werken de leerlingen hun affiche, folder of advertentie af. Daarna verzorgen ze hun tekst op basis van de tips die door de leerkracht en hun medeleerlingen zijn geformuleerd.

48

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Gericht samenwerken in duo’s of in groepen om een gezamenlijk resultaat te bereiken. • Op een constructieve manier elkaar verbeteren en met feedback omgaan. • Oog hebben voor wat nieuw, origineel en creatief is: eigen creatieve ideeën ontwikkelen en uitwerken.

TIP Indien er in de nabije toekomst een school- of klasactiviteit plaatsvindt, kunnen de duo’s een affiche/folder/advertentie ontwerpen voor dat evenement. Zo wordt de opdracht meteen functioneel. Zorg er dan wel voor dat je voldoende informatie (datum, plaats, tijdstip ...) kunt geven. Als je voor een echt evenement op school of in de klas hebt gekozen, is het uiteraard leuk en motiverend voor de leerlingen als de affiches overal aan de muren schitteren, de folders worden uitgedeeld en de advertenties in de schoolkrant worden geplaatst.

AANDACHT VOOR WOORDEN • opvallend wat iedereen direct ziet, anders dan gewoon Dat standbeeld is opvallend groot! • de lay-out hoe een tekst op papier staat, de opmaak Die folder had een heel mooie lay-out. Er werden veel kleuren gebruikt. • het ontwerp beschrijving of tekening die laat zien hoe iets gaat worden We hebben het ontwerp van de nieuwe school gezien.

49


BLOK 1

LES 13

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Opeens is alles anders nogmaals gaan lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

Opeens is alles anders Als ze nog jong zijn, denken de

Niet jouw schuld

meeste kinderen dat hun ouders

Als je ouders uit elkaar gaan, dan is dat hun eigen beslissing. Scheiden doe je niet zomaar, dus ze hebben er lang over nagedacht. Ooit waren je ouders verliefd op elkaar, maar die liefde is verleden tijd. Nu is het beter om niet meer samen te wonen. De scheiding is onontkoombaar. Dat ze uit elkaar gaan, is niet jouw schuld. Je hoeft je dus niet superlief of extra behulpzaam te gedragen om hen proberen te herenigen. Je helpt je ouders (en jezelf ) het best door goed voor jezelf te blijven zorgen: blijf sporten, spelen, plezier maken met je vrienden. Zoek afleiding. En praat openhartig met je ouders over wat je denkt en voelt. Miscommunicatie maakt het vaak alleen maar lastiger.

voor altijd en eeuwig bij elkaar zullen blijven. Logisch, want je ouders zijn de eerste mensen die je vertrouwt. Die zullen er altijd voor je zijn, toch? Gevoelens Als je ouders gaan scheiden, staat je wereld op zijn kop: alles is opeens anders. Je vader of moeder gaat op een andere plek wonen. Jij moet misschien zelf ook verhuizen. Vertrouwde, dagelijkse dingen zoals met het hele gezin eten of televisie kijken, zijn niet meer hetzelfde. Dat kan heel onnatuurlijk voelen. Veel kinderen worden daar onzeker door, of boos. Ook kan het gebeuren dat ze een schuldgevoel hebben. Ik had de scheiding kunnen voorkomen, is dan hun argumentatie. Die gevoelens zijn niet prettig, maar wel heel normaal. Het is belangrijk dat je weet hoe je ermee moet omgaan.

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Kapsalon Romy. Lesdoel bespreken • Woorden met vaste stukjes vooraan en achteraan goed en vlot lezen. • Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar lezen.

Uitleg Vloeiend lezen > modelen Bekijk met de leerlingen de tekst op het digibord. Kies een fragment uit en lees het zelf (of een leerling van aanpak 3) vloeiend voor. Laat de leerlingen meelezen. Bespreek na het voorlezen tip 6: Lees woorden die bij elkaar horen, bij elkaar.

Boos op alles en iedereen

Het wordt beter

Soms weet je niet wat je met je gevoelens aan moet. Je kunt je dan extreem boos voelen: op je ouders, op alles en iedereen. Je maakt ruzie, bent ongehoorzaam of zelfs onhandelbaar. Daardoor kun je goede vrienden verliezen of moeilijkheden krijgen op school. Als mensen niet begrijpen waarom je je zo gedraagt, raak je nog dieper in de problemen. Praat er daarom over. Kies iemand uit die je kunt vertrouwen. Een van je grootouders bijvoorbeeld of een leerkracht van school. Vind je praten lastig? Schrijf dan een brief. Dat helpt je je gevoelens op een rijtje te zetten.

Een scheiding is altijd een ingrijpende gebeurtenis, maar het is niet het einde. Je gaat wennen aan de nieuwe gezinssituatie. Met je vader of moeder die niet meer thuis woont, kun je leuke dingen doen in het weekend of in de vakantie. Het komt ook voor dat ouders elkaar leuker vinden als ex-man of ex-vrouw. Dan kunnen ze het beter met elkaar vinden dan toen ze nog samenleefden. Praat eens met vrienden die ook gescheiden ouders hebben. Hoe is dat bij hen verlopen? Dan weet je een beetje wat jij ook kunt verwachten. Ook in de bibliotheek en op internet is veel achtergrondinformatie te vinden over scheiden.

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 12 en 13 | Vloeiend & vlot p. 67 tip 6 Werkinstructie leerwerkboek p. 42 | Vloeiend & vlot p. 6-9, p. 67 tip 6

En onthoud altijd: als je ouders niet meer van elkáár houden, betekent dat niet dat ze niet meer onmetelijk veel van jóu houden. Dat verandert namelijk niet!

Aan de slag LEERWERKBOEK Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

M6

Wat hoort bij elkaar?

67

Lees woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. In een zin staan vaak woorden die bij elkaar horen. Spreek die woorden bij elkaar uit. Stop bij het lezen niet midden in een groepje woorden. Als het mooi weer wordt, gaan we morgen naar het strand. Kies in lange zinnen goede adem-momenten. Bij een lange zin wil je soms even rusten en kort ademhalen. Dat kan altijd bij een komma, en vaak ook op andere plekken. Maar: doe dat niet midden in een groepje woorden. Toch vind ik | dat je eerder had moeten beginnen | met het maken van je werkstuk.

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 67

50

7/04/2020 11:28

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Vloeiend lezen: woorden die bij elkaar horen, bij elkaar lezen.

Blok 1

Technisch lezen

les

13

Terugkijken

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1). Je leest woorden die bij elkaar horen, bij elkaar (tip 6). Je past dit toe op de tekst Opeens is alles anders.

Aan de slag 1

Lesdoel nabespreken Laat leerlingen van aanpak 1 en 2 een zin voorlezen uit opdracht 1. Is het gelukt om de zin vloeiend voor te lezen? Hebben de andere leerlingen de zin goed begrepen?

Lees deze zinnen.

Welke woorden moet je bij elkaar lezen? Zet er een streep onder. 1 Als je ouders scheiden, is dat hun eigen beslissing. 2 Een scheiding is altijd een ingrijpende gebeurtenis. 3 Sommige kinderen laten ongehoorzaam en onhandelbaar gedrag zien. 4 In de bibliotheek en op internet is veel achtergrondinformatie te vinden over scheiden. Lees om de beurt de zinnen vloeiend voor.

Houd aan de hand van de stellingen uit opdracht 1 eventueel een kort klasgesprek rond het thema ‘scheiden’. De leerlingen van aanpak 3 hebben in hun leerwerkboek ook een tekst over hetzelfde onderwerp gelezen.

2

Lees de tekst Opeens is alles anders.

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. Lees de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. 67, tip 6

3

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen een stukje tekst voorlezen. Om dit aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Is het gelukt om de tekst vloeiend voor te lezen? Je kan enkele leerlingen vragen om een stukje voor te lezen van de nieuwe tekst. Of laat ze kort iets over de tekst vertellen aan de andere leerlingen.

pyjamabroek onherbergzaam balletdanser croissant restaureren

mysterieus zwemdiploma sympathiek cockpit herbestrating

schoonmaakster signaal gezinssituatie enthousiast aanbevelen

loyaal superieur asperge illustratie scoren

aluminium chilisaus crèche conditie soap

reflexen voorbereiding ontoelaatbaar tomatenkweker lynx

feestcomité begroeiing lasergame aquarelverf reproductie

schijnbeweging superhandig excuseren bibliotheekboeken winkelier

Oefen de rijtjes nu nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

Extra leestijd (facultatief)

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

6-9

42

In de vorige vervolgles technisch/vloeiend lezen (les 7) heb je het leeslogboek en het leesboek Kapers op de kust! geïntroduceerd. Niet alle leerlingen zullen meteen gebeten zijn om het leesboek te lezen.

Floortje Zwigtman

omnibus

Start ook deze extra leestijd met het voorlezen uit een verhalend boek, een stripverhaal, een informatief boek, een kijk- en zoekboek … Voer, na het voorlezen, een gesprek over het fragment dat je voorlas. Ga in op het beleven, het waarderen, de inhoud (afhankelijk van het genre van het voorgelezen fragment): • Wat vind je van de illustraties? • Spreekt de inhoud je aan? Wat weet je er al van? Wil je nog meer weten? • Zou je ook iets willen beleven zoals in het verhaal? Hou je van een spannend/grappig/fantasie verhaal? • …

Kapers op de kust!

Plaats het boek waaruit je voorlas, centraal in de klas. Vertel ook aan de leerlingen over het boek dat jij de komende periode wilt lezen. Bij de keuze van een boek is het zeker voor zwakke lezers belangrijk om het leestechnisch niveau lager te houden dan het instructieniveau. Het hoofddoel van het vrij lezen is immers plezier beleven.

51


BLOK 1

LES 13

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M5 p. 6-9, p. 67 tip 6 leerwerkboek p. p. 42, tekst p. 28 en 29 leerwerkboek plus p. 12 en 13 leesboek naar keuze

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met een vast stukje vooraan en achteraan (1) geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dit aan de hand van de tekst Opeens is alles anders, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dit aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Is de verwijzing naar Vloeiend & vlot duidelijk? Help zo nodig leerlingen de juiste pagina’s te vinden. Bespreek de gelezen tekst met de leerlingen. Zouden ze dit boek willen lezen? Als dat zo is, verwijs de leerlingen dan naar het boek in de bibliotheek.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

52

25


les

13

omgeving

plus

Wat ga je doen?

MATERIAAL

Je leest woorden die bij elkaar horen, bij elkaar (tip 6). Je past dit toe op de tekst Kapsalon Romy.

Aan de slag 1

Kies in de grijze zinnen één groepje woorden die je bij elkaar leest. Zet een streep onder die woorden. Lees om de beurt de grijze zinnen vloeiend voor.

Deze tekst gaat over een schoolkind, Romy.

Lees de eerste zinnen. Wat weet je dan? £ In de tekst vertelt de juf van Romy iets over haar leerling. £ In de tekst is Romy zelf aan het woord. Ze vertelt wat ze meemaakt. £ De tekst geeft informatie over activiteiten na schooltijd voor kinderen zoals Romy.

2

Lees nu de hele tekst met je buur.

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Lees de woorden die bij elkaar horen, bij elkaar. 67, tip 7

Lees de tekst.

Ik begrijp & ik vind

De school is al een half uur uit en de meeste kinderen

3

zijn weg. Ik niet. Ik voetbal nog op het schoolplein.

Juf Paulien zegt: ‘Meteen naar huis, hè Romy?’. De tekst gaat verder met: Ik knik en pak mijn tas.

Dat doe ik elke middag, zo lang mogelijk. Eerst doen er nog een paar kinderen mee, maar een voor een

Waarom knikt Romy?

vertrekken zij ook. Ze gaan mee met de oppas, naar

£ Ze knikt, want ze is blij dat juf Paulien haar daar even op wijst. £ Ze knikt, omdat ze toch al van plan was om naar huis te gaan. £ Ze knikt, want ze hoopt dat juf Paulien dan verder geen vragen stelt.

balletles of gewoon naar huis, naar hun moeder of vader die met de thee zit te wachten. Tess moet nu ook gaan. Ze pakt haar tas, die tegen het hek ligt. ‘Tot morgen, Romy’, zegt ze. ‘Tot morgen’, antwoord ik. Tess moet vanmiddag naar rekenbijles of naar voetbal, dat weet ik niet precies. Tess is mijn vriendin, maar we kunnen niet vaak afspreken. We zien elkaar meestal op school. Dat is ook fijn, een vriendin op school. Ik hoef nergens heen. Tenminste … ik wíl nergens heen. Ik wil hier blijven voetballen op het schoolplein. Maar dat mag niet.

Waaraan zou juf Paulien kunnen merken dat Romy iets dwars zit? Kleur die zin.

4

Misschien voetbalt Romy zo graag, omdat ze dan niet aan vervelende dingen hoeft te denken. Wat doe jij als je niet aan nare, vervelende dingen wilt denken? Kun je dan die andere dingen vergeten?

Tamara Bos, Kapsalon Romy, Uitgeverij Gottmer, 2016

Juf Paulien komt het hek van het schoolplein sluiten. Dat betekent dat ik weg moet. Juf zegt dat er morgen weer een dag is. Ja, dat weet ik ook wel. Ik schop de bal keihard in de hoek van het fietsenhok. ‘Meteen naar huis, hè Romy?’ Ik knik en pak mijn tas. Ik ga helemaal niet naar huis, maar dat hoeft juf niet te weten. Sinds papa en mama niet meer met elkaar verder willen, is mijn huis niet echt meer mijn thuis. Heel raar. Het is hetzelfde huis en ik heb dezelfde kamer met dezelfde spullen, maar toch is alles anders. ‘Niet meer met elkaar verder willen.’ Zo zei mama het. Ik vind het maar raar. Dat je elkaar eerst zo lief vindt dat je een baby maakt (mij dus) en dat je dan tien jaar later niet meer met elkaar verder wil. Dat kan helemaal niet. Toch gebeurde het.

omgeving

Blok 1

Blok 1

Technisch lezen

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

12

13

53


BLOK 1

LES 14

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

Taalbeschouwing

LESVERLOOP

omgeving

les

Blok 1

Wat ga je doen?

14

Je herhaalt waarom en waar je hoofdletters en leestekens gebruikt.

Lees de tekst.

Opdracht 1

wist je dat de helft van de jongeren onder de vijfentwintig jaar

1. Daag de leerlingen uit om de tekst vlot en snel te lezen. Vraag na afloop naar hun ervaringen: • Wat merk je op aan de tekst? • Lukt het om de tekst vlot te lezen? Waarom (niet)? Kom samen tot de conclusie dat een tekst zonder hoofdletters en leestekens niet vlot leest en verwarrend/onduidelijk is.

niet goed kan horen vaak komt dat door te harde muziek veel jongeren luisteren naar muziek uit een iPod mp3-speler en iPhone ze stoppen de oordopjes te ver in hun oren en zetten de muziek te hard daardoor wordt hun gehoor beschadigd luister jij weleens naar muziek bedenk dan dat zachtere muziek beter is voor je oren

Pas de tekst aan, waar nodig.

Lukt het nu om de tekst vlot te lezen?

Uitleg

2. Voeg klassikaal de nodige hoofdletters en leestekens toe aan de tekst.

Wanneer schrijf je een hoofdletter? • Alle zinnen beginnen met een hoofdletter. • Namen van mensen, dieren en plaatsen schrijf je ook met een hoofdletter.

Bas Vermeren Tulpenlaan 47 2000 Antwerpen België

Hoe gebruik je het juiste leesteken? • Zinnen waarbij je iets meedeelt, krijgen een punt. • Zinnen waarbij je iets vraagt, krijgen een vraagteken. • Zinnen waarbij je een bevel geeft of waarbij je iets uitroept, krijgen een uitroepteken. • Een dubbele punt gebruik je voor een opsomming. • Een komma gebruik je tussen de delen van een opsomming.

Taalbeschouwing

14

omgeving

Wat ga je doen?

Blok 1

les

Je herhaalt waarom en waar je hoofdletters en leestekens gebruikt.

Op verkenning 1

Op verkenning LEERWERKBOEK

Op verkenning 1

50

Lees de tekst. wist je dat de helft van de jongeren onder de vijfentwintig jaar 43

niet goed kan horen vaak komt dat door te harde muziek veel jongeren luisteren naar muziek uit een iPod mp3-speler en iPhone ze

Kom samen tot enkele conclusies: - Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter. - Op het einde van zinnen waarbij je iets vertelt of meedeelt, komt een punt. - Op het einde van zinnen waarbij je iets vraagt, komt een vraagteken. - Op het einde van zinnen waarbij je een bevel geeft of waarbij je iets uitroept, komt een uitroepteken. 3. Vraag opnieuw aan een leerling om de tekst vlot en snel te lezen. • Lukt het nu beter? Sta ook kort even stil bij de intonatie van de leerlingen: een vraagzin lees je anders dan een mededelende zin.

stoppen de oordopjes te ver in hun oren en zetten de muziek te hard daardoor wordt hun gehoor beschadigd luister jij weleens naar

Uitleg

muziek bedenk dan dat zachtere muziek beter is voor je oren

Pas de tekst aan, waar nodig.

LEERWERKBOEK

Lukt het nu om de tekst vlot te lezen?

Neem samen de uitleg door. • Welke woorden krijgen een hoofdletter? • Wanneer gebruik je een vraagteken? • Wanneer staat er een uitroepteken op het einde van een zin? • Wanneer eindigt een zin met een punt? • Hoe gebruik je een dubbele punt en een komma?

Uitleg Wanneer schrijf je een hoofdletter? • Alle zinnen beginnen met een hoofdletter. • Namen van mensen, dieren en plaatsen schrijf je ook met een hoofdletter.

Bas Vermeren Tulpenlaan 47 2000 Antwerpen België

Hoe gebruik je het juiste leesteken? • Zinnen waarbij je iets meedeelt, krijgen een punt. • Zinnen waarbij je iets vraagt, krijgen een vraagteken. • Zinnen waarbij je een bevel geeft of waarbij je iets uitroept, krijgen een uitroepteken. • Een dubbele punt gebruik je voor een opsomming. • Een komma gebruik je tussen de delen van een opsomming.

Ga eventueel kort in op het leestekengebruik in andere talen (zie Talen in jouw klas en om je heen). les Taalbeschouwing

Blok 1

14

omgeving

2

Lees de tekst.

Voeg hoofdletters en leestekens toe, waar nodig.

spruitjes om van te smullen veel kinderen vinden zoete dingen lekker ze zijn bijvoorbeeld dol op grote zakken snoep en suikerspinnen veel grotemenseneten vinden ze vies rauwe haring of koffie lusten ze niet graag bah deze dingen vinden kinderen vaak lekker spaghetti bloemkool wortelen en gehaktballen als je ouder wordt vind je minder dingen vies kun jij je voorstellen dat jij spruitjes later lekker vindt of misschien vind je dat nu al lekker?

3

Wat lust jij allemaal?

Schrijf het op en maak gebruik van komma’s en een dubbele punt.

54

Aan de slag

Aan de slag 43

LEERWERKBOEK De leerlingen werken individueel of in duo’s per aanpak. Begeleid de leerlingen, waar nodig.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen proberen de tekst goed en vlot te lezen. Ze voegen hoofdletters en leestekens toe waar nodig.


veel kinderen vinden zoete dingen lekker ze zijn bijvoorbeeld dol op grote

Leestekens en hoofdletters correct gebruiken.

zakken snoep en suikerspinnen veel grotemenseneten vinden ze vies rauwe haring of koffie lusten ze niet graag

bah deze dingencorrect vinden kinderengebruiken. vaak De begrippen leesteken, punt, dubbele punt, vraagteken en uitroepteken lekker spaghetti bloemkool wortelen en gehaktballen als je ouder wordt vind je minder dingen vies kun jij je voorstellen dat jij spruitjes later lekker vindt of misschien vind je dat nu al lekker?

Opdracht 3

De leerlingen noteren in een korte tekst wat ze graag lusten en maken daarbij gebruik van komma’s en een dubbele punt. Bespreek enkele voorbeelden.

3

Schrijf het op en maak gebruik van komma’s en een dubbele punt.

4

Van: basvermeren@hotmail.com Aan: De geheime club

Beste leden van de geheime club Toen ik gisteren naar huis fietste, had ik een geweldig idee. Ik heb een beschut plekje gevonden in het bos. Misschien is dat een goede plaats om ons clubhuis te bouwen? Daarvoor hebben we de volgende voorwerpen nodig: dikke en stevige takken, bladeren, houten platen en riet. Misschien vinden jullie thuis ook nog materiaal om een leuke speelhut te maken? Spreken we morgen om vijf uur af aan de ingang van het bos? Ik reken op jullie medewerking. Graag een seintje terug!

44

Groetjes B.

Vul het antwoord aan.

De leerlingen van aanpak 1 en 2 vullen het antwoord voor Bas aan. Zorg zeker voor voldoende begeleiding. Daarbij is het belangrijk om de leerlingen het correcte gebruik van hoofdletters en leestekens zelf te laten verwoorden. De leerlingen van aanpak 3 schrijven zelf een antwoord op de e-mail van Bas. Daag hen ook uit om een opsomming met komma’s en een dubbele punt te gebruiken.

Jij mag meewerken aan het geheime clubhuis. Dag Bas Ik vind jouw idee om een clubhuis te bouwen super! Zal ik op zoek gaan naar enkele stevige takken en houten platen? De platen kunnen we bijvoorbeeld gebruiken om een dak te maken.

Groetjes

les Taalbeschouwing

14

omgeving

Kijk je tekst goed na: let op de hoofdletters en leestekens!

Blok 1

LEERWERKBOEK

Lees de e-mail van Bas.

Onderwerp: Clubhuis

De leerlingen schrijven een antwoord op de e-mail van Bas. Na afloop kijken ze hun werk grondig na op het correcte gebruik van hoofdletters en leestekens.

Terugkijken

Blok 1

omgeving

Opdracht 4

Bespreek de vraag van Bas klassikaal, zodat je mogelijke drempels om een antwoord te schrijven wegneemt. • Wat vind je van het idee van Bas? • Hoe zal zo’n clubhuis eruitzien? • Waar zou je het nodige materiaal kunnen vinden? • Heb je nog vragen of tips voor Bas?

Wat lust jij allemaal?

Schrijf een antwoord.

Jij mag meewerken aan het geheime clubhuis.

Opdracht 5

45

De leerlingen beoordelen welke uitspraken bij hen passen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kennis, vaardigheden en attitudes. Bespreek hun antwoorden klassikaal. Kijk je tekst goed na: let op de hoofdletters en leestekens!

Terugkijken 5

Wat heb je geleerd? Kruis aan.

Ik weet! £ Ik weet wanneer ik een hoofdletter moet schrijven. £ Ik weet dat ik een dubbele punt moet gebruiken voor een opsomming. £ Ik weet dat ik een komma moet gebruiken tussen de delen van een opsomming. Ik kan! £ Ik kan de leestekens ‘dubbele punt’ en ‘komma’ juist gebruiken. Ik vergeet niet! £ Ik vergeet geen hoofdletters te gebruiken. £ Ik vergeet geen leesteken op het einde van een zin te zetten. £ Ik kijk mijn werk achteraf goed na.

46

55


BLOK 1

LES 14

THEMA

basisles

taalbeschouwing

omgeving

MATERIAAL • kopieerbladen Kip is slim en Groot nieuws (eventueel, zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 43-46

DIDACTISCHE INFO Dit is een herhalingsles van leerstof uit het derde leerjaar. Het is belangrijk om die leerstof te integreren in de andere taallessen, zodat het schrijven van hoofdletters en leestekens spontaan gebeurt. Als je met Studio spelling werkt, komt het correcte gebruik van hoofdletters en leestekens nog uitgebreid aan bod (B3Les4).

In de rugzak In B1Les10 hebben de leerlingen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden leren herkennen en gebruiken. Ze hebben het onderwerp en de persoonsvorm in een zin leren aanduiden en benoemen.

En hierna In B2Les7 leren de leerlingen dat taal voortdurend verandert: er komen nieuwe woorden bij, maar een verdwijnen ook woorden. Ook het vormen van samenstellingen komt daarbij aan bod.

TIP • Neem volgende week enkele keren het schriftelijk werk uit andere lessen door. Let op het gebruik van hoofdletters en leestekens. • Je kunt er ook voor kiezen om de e-mail (opdracht 5) daadwerkelijk te versturen naar de klas (naar de computer van de klas, naar de klasblog ...). De leerlingen kunnen dan binnen een ICT-opdracht hun antwoord terugmailen.

56

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: verworven kennis en vaardigheden op een correcte manier toepassen in nieuwe situaties (transfer). • Oog hebben voor wat nieuw, origineel en creatief is: eigen creatieve ideeën ontwikkelen en uitwerken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • me(d)edelen vertellen, informatie geven De directeur deelde mee dat de vakantie een dag vroeger zal beginnen. • bevelen iemand een opdracht geven De agent beveelt de fietser te stoppen. • uitroepen uitschreeuwen ‘Allemachtig!’ riep hij uit, toen hij zag hoeveel mensen er gekomen waren. • de opsomming lijst van dingen die we achter elkaar zetten Kun jij een opsomming van de provincies in België geven? • beschut veilig en afgeschermd We vonden een beschut plekje achter de heuvel.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN Bij de rubriek Uitleg kun je het gebruik van leestekens in onze taal vergelijken met het gebruik van leestekens in andere talen. • In het Spaans plaatst men aan het begin van een uitroepende zin een omgekeerd uitroepteken. Dat ziet er zo uit: ¡Feliz cumpleaños! (Gelukkige verjaardag!). • Aan het begin van een vraag staat een omgekeerd vraagteken: ¿Cómo estás?/¿Cómo está usted? (Hoe gaat het met jou/u?). • In het Arabisch zet men leestekens in spiegelbeeld (omdat men in het Arabisch van rechts naar links leest). Er worden ook geen hoofdletters gebruikt aan het begin van een zin of voor namen. Enkele mooie voorbeelden van het gebruik van leestekens in andere talen vind je in de boekjes Kip is slim en Groot nieuws uit de reeks nik-nak (zie kopieerblad). Toon die in de klas of projecteer die op het digibord als voorbeeld.

57


BLOK 1

LES 15

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning

De lokroep van de zeemeermin

Verken samen de tekst De lokroep van de zeemeermin. Bekijk de titel en de afbeeldingen. Lees de eerste regels luidop voor. Gebruik daarbij de juiste intonatie. Bespreek: • Wat voor soort tekst is dit? Waarom denk je dat? (een verhaal) • Waardoor krijgt Carlito Kraaiennest de bibber van het schip, denk je? Hoe zou het verhaal verdergaan?

‘Halt! Wie loopt daar? Handen omhoog of ik rijg je aan mijn sabel! Slechtgezinde insluipers kan ik niet tolereren! O, jullie zijn het maar. Stelletje rottige landrotten, ik schrok me een aap! Het is dit schip: ik krijg er de bibber van. En ik kan jullie wel vertellen: Carlito Kraaiennest krijgt de bibber niet snel! Waar is het roer? Wie stuurt er? … Een of ander apparaat! Kun je net zo goed een spook aan het roer zetten! Moeten we deze tocht soms met de dood bezegelen? En waar zijn de zeilen, waar is de kombuis, waar is het kraaiennest? Vertel me dat eens! Ik dwaal hier nu al uren rond in niets dan gangen, gangen, gangen! Zeelui kom ik niet tegen. Ja, wel lui in rare apenpakjes. Die liepen rond met borden en karaffen wijn. Maar nu is het stil … uitgestorven! Alleen jullie dwalen hier nog rond. Wat is er aan de hand met dit schip? Verdwijnt de bemanning na middernacht? Is het een spookschip?

Inzoomen op Lees de eerste vijf regels vloeiend voor. Laat daarna de gemarkeerde versie zien op het digibord. Laat horen dat stukjes met een doffe e geen nadruk krijgen. De e wordt uitgesproken zoals in de en het.

Kom met me mee, sluip op je tenen. Stil! Jullie weten niet wat het kleinste geluid al kan ontketenen. Kijk, daar om de hoek. Wat zie je? Niets, niemand, niemendal! Snap je wat ik bedoel? Maar, sst! Wat hoor ik daar? Gezang? Wie zingt er hier op dit late uur, op dit verlaten schip? Een zoete, lokkende stem … maar van wie? Volg mij, landrotten, maar voorzichtig! Je weet nooit wat er zich schuilhoudt op zo’n spookschuit!

Lesdoel bespreken • Woorden met een doffe e goed en vlot lezen. • Je stem gebruiken om de tekst boeiender te maken.

Daar? Vanachter die deur, daar komt het vandaan! Volg mij! Maar voorzichtig! We zullen de hut van die onverlaat samen belegeren!

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden de sirene en zegevieren.

Wat zeg je: een theater? Wie heeft er ooit van een theater op een schip gehoord?! Wil je suggereren dat dat normaal is? Nee, jullie kennen de gevaren van de zee niet. Wie niet oppast, wordt voer voor de haaien. Open die deur … maar op een kier! Aha! Er zingt een zeemeermin daarbinnen, een lokkende sirene. Nee, niet kijken, niet praten! Sst! Jullie landrotten weten niet hoe gevaarlijk zeemeerminnen kunnen zijn! Ja, ze zijn mooi, met die ultralange haren en lieve lachjes. Maar ga ze niet ophemelen. Elke zeeman die daar op let, springt in het water en dan is hij … Nee, geen voer voor de haaien, wijsneus. Voor de meerminnen! Ze sleuren hem onder water en niemand ziet hem ooit nog terug! Dat gebeurt er!

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 9. Vloeiend lezen > modelen Lees het fragment op het digibord eerst vrij vlak voor. Bespreek de tip Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Wijs op mogelijkheden als: je stem zachter of harder laten klinken, langzamer of sneller lezen. Laat de leerlingen nadenken over manieren om het fragment op een boeiende manier voor te lezen. Enkele leerlingen die dat willen, lezen het fragment op hun manier voor. Bespreek dat kort.

Dus hou op met je praatjes over ‘theater’ en een ‘musical’ … Wat is een ‘musical’? ‘De Kleine Zeemeermin’? Ja, dat is zeker een zeemeermin, daar! Maar geen kleintje! Moet je die staart zien! Eén mep daarmee en je kunt naar de arts voor twee houten benen! En die loshangende lange haren … als de tentakels van een zeemonster … Wat? Jullie willen blijven om te luisteren? Ai, ai, jullie zijn al in haar ban! Reddeloos verloren! Die meermin zal toeslaan en zegevieren, weten jullie dat dan niet? Vaarwel, landrotten, Carlito gaat zichzelf redden! Op naar de reddingsboten!’

woorden met een doffe e

M6

10

Stimuleer de leerlingen om goed te oefenen met de zandloperoefening. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Soms zie je in een woord een e, die klinkt zoals in de en het. Dat is een doffe e. Stukjes met een doffe e krijgen geen nadruk.

sleutel sering receptie reflector

beredeneren tolereren onderpresteren

reservesleutel bezegelen oplepelen

woorden met een doffe e

M6

|| || |

recept precies regeren medespeler vertederend

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met een doffe e. 11

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 10

7/04/2020 11:28

|| | | |

belegeren ophemelen overhevelen ontketenen narekenen

suggereren presenteren opwaarderen medeleven medeweten

zegevieren veteranen rebellen belevenis hersenletsel

Door de grote rivier lukte het de soldaten vroeger niet deze stad te belegeren. Met deze emmer kun je het water uit de regenton naar de bloembak overhevelen. Via internet wist de jongen een actie voor het goede doel te ontketenen. Na de dood van mijn oma, toonden veel mensen hun medeleven met een kaartje. Mijn opa voetbalt in een elftal met veteranen. Hun oudste speler is al zeventig jaar!

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 11

58

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 16 en 17 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 9

7/04/2020 11:28


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een doffe e. Vloeiend lezen: je stem gebruiken om de tekst boeiender te maken. Technisch Wat ga je doen?

les

15 Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 10 en 11 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen. Werkinstructie leerwerkboek p. 49 | Vloeiend & vlot p. 10-13

reflector beredeneren oplepelen

Je leest woorden met een doffe e. Je past dit toe op de tekst De lokroep van de zeemeermin.

Blok 1

omgeving

lezen

Aan de slag Lees de tekst De lokroep van de zeemeermin.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Ik begrijp & ik vind Carlito Kraaiennest gebruikt veel rare woorden.

2

Welke vier woorden zijn een onderdeel van een schip? Omcirkel. onverlaat

kombuis

landrotten

kraaiennest

musical zeilen

apezuur

tentakels

karaffen

roer

niemendal

Maak de zin af.

Carlito Kraaiennest is niet snel bang, zegt hij. Maar hij is wel bang voor een zeemeermin.

Carlito kijkt met de ogen van een ouderwetse piraat naar een modern schip.

3

Kijk eens met zijn ogen naar jullie klaslokaal. Wat zou Carlito roepen als hij daar naar binnen wandelde? Bedenk twee uitspraken. Bespreek met je buur.

Extra opdracht

Aan de slag

Lees de zinnen. Welk woord past in de zin? Zet er een streep onder.

LEERWERKBOEK

3 Door het ongeluk liep hij een hersenletsel / reservesleutel / belevenis op.

1 Dat peutertje kan zijn soep al goed bezegelen / oplepelen / narekenen. 2 Aan de beide wielen van mijn fiets hangt een oranje receptie / reserve / reflector.

4 De veteranen / rebellen / seringen bloeien in de maand april of mei.

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

5 De aannemer moet extra arbeiders inschakelen / overhevelen / tolereren bij de bouw van het huis. Lees dan de zinnen met het juiste woord nog eens. Lees eerst goed dan vlot.

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

Begeleide verwerking Opdracht 1 > tekst

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten steeds een stukje voor.

49 M6

Extra opdracht > woorden en zinnen

Terugkijken Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

12

‘Welkom op het kasteel. Ik ben Jochem en ik ga vertellen over de tijd dat hier ridders woonden. 850 jaar geleden (je mag het narekenen!) werd dit kasteel aangevallen. Een of andere graaf beweerde dat het kasteel van hem was. Hij noemde de bewoners rebellen en stuurde zijn mannen eropaf om het kasteel te belegeren. De ridders klommen op de muren om het kasteel te verdedigen. Ze gooiden stenen om de aanvallers af te weren. Ten slotte zegevierden ze en werden ze beloond met een feestelijke tocht door de stad. Nu lijkt het een spannende belevenis voor de ridders, maar ik wil hun leven niet ophemelen. Deze belegering duurde maar liefst drie maanden. Drie maanden! Voor de kasteelbewoners was het zwaar. Ze hadden geluk als ze er zonder kleerscheuren vanaf kwamen.’

De leerlingen maken deze opdracht zelfstandig.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

woorden met een doffe e Het leven van een ridder

Opdracht 2 en 3

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

10-13

M6

onderhoud

13

9789463681988_studio_vv_M6.indd 12

team helm paraplu dikwijls liefste veiligheid eventueel wreed krans prikkeldraad

9789463681988_studio_vv_M6.indd 13

1/05/2020 16:01:16

hooikoorts beoordeeld pleister nieuwsuitzending zwart hockeyveld fotografisch winkelwagentje vakantie zodanig

crème oplepelen hypnose logeren cockpit aquarium narekenen cadeau voorbereiding expert

• •

medium dominosteentjes coureur onderverdeling scholier onderpresteren signaal onlogisch pianoleraar reflector

1/05/2020 16:01:16

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten uit de leerwerkboeken.

59


BLOK 1

LES 15

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M6 p. 10-13, p. 68 tip 9 leerwerkboek p. 47-49 leerwerkboek plus p. 14-17

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op fictieteksten. De leerlingen lezen een verhaal.

OP RONDE Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht deze dan toe. Bespreek ze ook klassikaal bij het terugkijken op de les. Controleer of opdracht 4 duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij deze opdracht om de eigen mening van de leerling!

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

60

25


Technisch lezen

omgeving

Je past dat toe op de tekst De lokroep van de zeemeermin.

Aan de slag 1

4

Kleur in elk woord de doffe e’s. tolereren

ontketenen

ophemelen

zegevieren

Aan de slag

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een Kleur in elk woord de streep doffe tot e’s.waar je komt. tolereren

ontketenen jungle directie

ophemelen meubilair

Zet een streep tot waar je komt. wildernis

vermoeidheid meubilair claxonneren rekenkundige derdewereldland aquariumwater balanceren airbag beloningsplaatjes wildernis cryptogram onafhankelijk

jungle directie wildernis vermoeidheid claxonneren derdewereldland balanceren

rekenkundige

circa chillen

kreupele

ontplooiing

ongelooflijk

wildernis kurkentrekker onafhankelijk circa internetpagina chillen schemeren ontplooiing signaal squashbaan playbackshow hyperlink

squashbaan gerant computerspelletje hyperlink mountainbike bemoeienis onaantrekkelijk patrouille kreupele gefeliciteerd romance ongelooflijk evenement kopieën gerant Europeanen grensbewaker mountainbike

internetpagina

onaantrekkelijk

playbackshow

Kijk eens met zijn ogen naar jullie klaslokaal. Wat zou Carlito roepen als hij daar naar binnen wandelde? Bedenk twee uitspraken. Bespreek met je buur.

bemoeienis

patrouille romance

beloningsplaatjes evenement Zet eensignaal streep tot waar je nu komt.

cryptogram

Carlito kijkt met de ogen van een ouderwetse piraat naar een modern schip.

computerspelletje

airbag

Oefen de rijtjes nog een keer. schemeren gefeliciteerd Lees dan weer goed en vlot met de zandloper.

omgeving

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

zegevieren kurkentrekker

Lees met de zandloper en vlot. oerkreetde woorden goed aquariumwater

oerkreet

MATERIAAL

Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9).

Blok 1

15

Blok 1

plus

Wat ga je doen?

les

kopieën

Europeanen

grensbewaker

2 Lees de tekst De lokroep van de zeemeermin. Oefen de rijtjes nogKies eendaarna keer. een stukje uit de tekst. Lees dan weer goedLees en vlot met de dat goed enzandloper. vlot voor aan je buur. Zet een streep tot waar je nu Gebruik je komt. stem om de tekst boeiender te maken. 68, tip 9

Ik begrijp & ik vind 3

Carlito Kraaiennest gebruikt veel rare woorden.

Welke vier woorden zijn een onderdeel van een schip? Omcirkel. kombuis

landrotten apezuur zeilen

onverlaat musical karaffen

roer niemendal

tentakels kraaiennest

Maak de zin af.

Carlito Kraaiennest is niet snel bang, zegt hij. Maar hij is wel bang voor een zeemeermin.

16

M6

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

68

17

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste. Krokodillen leven in warme streken en altijd in de buurt van water. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. Otto sloop voorzichtig naar de waterput. Hij keek om zich heen. Was hij gezien?

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 68

7/04/2020 11:28

61


BLOK 1

LES 16

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

Blok 1

Spreken Luisteren

les

16

LESVERLOOP

omgeving

Wat ga je doen? Je leert hoe je een gesprek kunt voeren. Je leert dat respect hebben voor een andere mening daarbij hoort.

Op verkenning

Op verkenning 1

Bekijk het filmpje.

2

Lees de strip.

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Opdracht 1

Toon een filmfragment waarin twee of meer personen een discussie voeren. De personen laten elkaar niet uitpraten en tonen weinig respect voor elkaars mening. Bespreek met de leerlingen: • Waarover gaat het fragment? • Wat valt je op? • Hoe reageren de sprekers op elkaar? • Gaan ze respectvol met elkaar om? Hoe merk je dat?

Let op wat Akram en Job doen en zeggen. Volgens de juf is het belangrijk dat je een goed handschrift hebt. Dan kan iedereen lezen wat je schrijft.

50

Ik vind het veel handiger om mijn verhaal op het toetsenbord van de computer te typen. Dan kan ik elke vergissing snel wijzigen. Als ik zelf schrijf, moet ik de hele tijd van alles verbeteren.

Ik heb weleens gelezen dat sommige mensen aan je handschrift kunnen zien wie je bent.

Wat bedoel je daarmee? Dat ze je handtekening kunnen lezen?

LEERWERKBOEK Opdracht 2

Laat twee leerlingen het gesprek tussen Akram en Job hardop voorlezen. Bespreek samen wat Akram en Job doen en wat er in het gesprek gebeurt. • Wat doen Akram en Job? (Ze voeren een gesprek.) • Waarover gaat het gesprek? (Over handschrift.) • Wat gebeurt er in het gesprek? (Akram vertelt wat hij weet, Job zegt wat hij vindt, ze geven hun mening.)

Nou, dan blijf ik lekker typen. Stel je voor dat de juf door mijn handschrift denkt dat ik eigenlijk heel graag huiswerk maak.

Nee, dan zien ze bijvoorbeeld of je vaak ongeduldig bent of juist een pietje-precies.

50

Uitleg omgeving

In een gesprek spreek je met elkaar en luister je naar elkaar. Je zegt wat je weet en wat je vindt. Je luistert naar de uitleg of de mening van de ander.

Ik kijk veel liever naar een film dan een boek te lezen.

Ik hou al van boeken van toen ik klein was. Maar ik begrijp dat niet iedereen dat leuk vindt.

Blok 1

Uitleg

LEERWERKBOEK

Soms ben je het met elkaar eens, soms niet. Dan vraag je meer uitleg aan elkaar. Misschien ben je het daarna wel eens, maar dat moet niet altijd. Respecteer wel de mening van de ander!

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Aan de slag 2

Benadruk het belang van respect hebben voor elkaars mening. Bij de tekening staat een mooi voorbeeld. Vraag aan de leerlingen hoe het gesprek beter niet verloopt.

Voer zelf een gesprek.

- Kies een onderwerp. - Vertel aan elkaar wat je weet en wat je vindt. - Zijn jullie het eens of hebben jullie een andere mening?

Een taal leer je alleen op school.

Neem samen de uitleg door. Ga in op de volgende elementen: • Wat is het verschil tussen weten en vinden? • Job zegt niet wat hij weet, maar stelt wel een vraag aan Akram. Wat is daar positief aan?

Voorbeeld: Ik kijk veel liever naar de film dan een stom boek te lezen. * Boeken zijn niet stom. Jawel. * Heb je er al eens een gelezen? ...

Verklikken is verraden.

Speel het gesprek een keer voor de klas, als voorbeeld voor opdracht 3. Fietsers moeten altijd voorrang krijgen in het verkeer.

Geld maakt niet gelukkig.

51

62


Gesprekken voeren waarin feiten en meningen uitgewisseld worden.*

In een gesprek spreek je met elkaar en luister je naar elkaar. Je zegt wat je weet en wat je vindt. Je luistert naar de uitleg of de mening van de ander.

Ik kijk veel liever naar een film dan een boek te lezen.

Ik hou al van boeken van toen ik klein was. Maar ik begrijp dat niet iedereen dat leuk vindt.

Blok 1

Uitleg

Respect hebben voor de mening van een ander.*

omgeving

Soms ben je het met elkaar eens, soms niet. Dan vraag je meer uitleg aan elkaar. Misschien ben je het daarna wel eens, maar dat moet niet altijd. Respecteer wel de mening van de ander!

Aan de slag LEERWERKBOEK

Aan de slag 2

De leerlingen werken in heterogene groepen van twee, drie of vier leerlingen.

Voer zelf een gesprek.

- Kies een onderwerp. - Vertel aan elkaar wat je weet en wat je vindt. - Zijn jullie het eens of hebben jullie een andere mening?

Opdracht 3

De leerlingen kiezen een gespreksonderwerp uit de vier foto’s. Daarover voeren ze een gesprek. Ze vertellen aan elkaar wat ze daarover weten en wat hun mening is. Ze stellen eventueel vragen aan elkaar. Misschien stellen de leerlingen hun eigen mening bij, misschien ook niet.

Een taal leer je alleen op school.

Verklikken is verraden.

Fietsers moeten altijd voorrang krijgen in het verkeer.

Geld maakt niet gelukkig.

Voorzie tijdens deze opdracht tijd om de observatiewijzer spreken/luisteren aan te vullen. De leerlingen die dat willen, voeren hun gesprek voor de klas. Bespreek klassikaal: • Wat is (minder) goed gegaan? • Was er respect voor elkaars mening? • Is er een goede uitleg gegeven? • Is iemand van mening veranderd? Waarom (niet)?

51

Spreken Luisteren

LEERWERKBOEK

Blok 1

Terugkijken Opdracht 4

les

16

omgeving

Terugkijken 3

Welke uitspraken passen bij jou? Omcirkel de letters.

In deze evaluatieopdracht omcirkelen de leerlingen de letters bij de uitspraken die op hen van toepassing zijn. Dat geeft je een idee van de gespreksvaardigheden van de leerlingen. Bespreek enkele antwoorden klassikaal. De leerlingen lichten telkens toe waarom bepaalde uitspraken (niet) kloppen.

a Een gesprek voeren vind ik moeilijk. b Een gesprek voeren vind ik makkelijk. c Mijn mening uitleggen kan ik nog niet zo goed. d Mijn mening uitleggen lukt me aardig. e Ik vind het moeilijk om de ander te begrijpen. f Ik kan me goed inleven in wat de ander zegt.

Opdracht 4 kun je mee in acht nemen bij het invullen van de observatiewijzer spreken/luisteren. Maak een individuele terugkoppeling met de leerlingen die daaraan nood hebben.

52

63


BLOK 1

LES 16

THEMA

basisles

spreken/luisteren

omgeving

MATERIAAL • leerkrachtassistent (filmfragment) (zie Praktische info) • observatiewijzer spreken/luisteren (zie leerkrachtassistent) • leerwerkboek p. 50-52

PRAKTISCHE INFO • Zoek vooraf een filmfragment waarin mensen pittig discussiëren en niet tot een oplossing komen (via YouTube of www.ketnet.be/karrewiet). • Neem er per leerling de observatiewijzer spreken/luisteren bij. Tussentijds observeren is aangewezen.

DIDACTISCHE INFO In deze les voeren de leerlingen een gesprek: spreken en luisteren worden dus gecombineerd. De focus ligt op interactie en op respect voor elkaars mening. Observeer de leerlingen daarom goed. Ga tijdens de opdrachten rond in de klas en luister aandachtig naar hoe de gesprekken verlopen.

In de rugzak • In B1Les3 hebben de leerlingen geleerd om zich bewust te worden van de manier waarop je luistert (bij een verhaal, bij informatie, bij een mening). Ze hebben ook de luisterhouding van de luisteraar in verschillende situaties bepaald. De focus lag op de luisteraar. • In B1Les8 is vooral aandacht geschonken aan de spreker. De leerlingen werden zich bewust van de manier waarop je spreekt (bij het vertellen van een verhaal, bij het geven van informatie, bij het geven van een mening). Ze hebben ook bepaald hoe je het best spreekt in verschillende situaties en bij verschillende boodschappen.

En hierna In B2Les2 beschrijven de leerlingen een afbeelding en vertellen ze wat ze daarover weten. Ook beoordelen de leerlingen de informatie die een spreker bij een afbeelding geeft.

64

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Op gepaste wijze zelf het woord nemen en de ander laten uitspreken. • Nieuwsgierig en actief luisteren naar wat een klasgenoot vertelt. • Bereid zijn om zijn mening en gevoelens te uiten en de mening van een ander te aanvaarden. • Samen met een klasgenoot een eenvoudig dramaspel opbouwen: een dialoog improviseren.

AANDACHT VOOR WOORDEN • respecteren eerbiedigen Ik respecteer de regels van het spel, ook al vind ik ze niet goed. • de discussie gesprek waarbij iedereen zijn mening over een bepaald onderwerp geeft Heb je de discussies over tv-kijken gevolgd? Er zijn voor- en tegenstanders.

65


BLOK 1

LES 17

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

Begrijpend lezen

LESVERLOOP

omgeving

les

Blok 1

Wat ga je doen?

17

Je leest teksten en leert hoe je kunt controleren of je alles begrepen hebt.

Verken de tekst. Bekijk de titel en de afbeeldingen.

Opdracht 1

Waarover zou de tekst gaan?

Verken samen de tekst: lees de titel en bekijk de foto’s. Vraag aan de leerlingen waarover de tekst zou kunnen gaan en waarom ze dat denken.

Wonen op het water Jasper woont op een woonboot. Het schip heet Stella. Dat is Italiaans en betekent ‘ster’. Zestig jaar lang was de Stella een binnenvaartschip. In het midden van het schip was een groot, diep ruim. Dat werd volgeladen met vracht, bijvoorbeeld zand of grind. En die vracht werd dan door het hele land vervoerd. Vijftien jaar geleden kon Jaspers vader de Stella kopen. Hij is lang bezig

Als de leerlingen ‘de woonboot’ zelf aanbrengen, ga je daarop in. De leerlingen verwoorden wat ze daarover weten en jij noteert enkele zaken op het bord. Als de leerlingen dat onderwerp niet zelf aanbrengen, bekijk je het best eerst samen de foto’s bij opdracht 3. Op basis daarvan kun je verder ingaan op de kenmerken van de woonboot en termen als het ruim (ruimte voor spullen die worden vervoerd) en het dek (open ruimte boven het ruim) bespreken.

geweest met het schip op te knappen. Nu is het stalen ruim helemaal met hout betimmerd. Daardoor is dat een grote, gezellige woonruimte geworden. De Stella ligt meestal aangemeerd in de Gentse binnenwateren. In Gent zijn er verschillende kanalen en woonboten. Niet elke woonboot mag er zomaar een plekje zoeken. De stad Gent moet het goed vinden dat je daar ligt. Je moet daarvoor een vergunning aanvragen. Als je een vergunning hebt, mag je boot in Gent liggen en kun je elektriciteit, gas en stromend water krijgen. Als je geen vergunning hebt, kan je boot worden weggesleept. Daarvoor hoeft Jasper gelukkig niet bang te zijn ... Jasper vindt het leuk om op een boot te wonen. Als hij wakker wordt, voelt hij het water tegen de boot klotsen. Dat zou hij nooit meer willen missen!

Opdracht 2

Begrijpend les 2lezenLees de tekst.

17

Blok 1

De leerlingen lezen de tekst in stilte. Ze vertellen de inhoud in hun eigen woorden na. Moeilijke woorden proberen ze te verklaren met de Studio woordwijzer.

omgeving

Vertel de inhoud na in je eigen woorden.

3

Op welke twee foto’s is een woonboot afgebeeld? Zou je zelf zo willen wonen? Waarom (niet)? 1

2

3

4

53

Blok1 1 Blok

Begrijpend Begrijpend lezen lezen 3 3

les les

17 17

omgeving omgeving

Op welke twee foto’s is een woonboot afgebeeld? Na het lezen Op je welke isWaarom een woonboot afgebeeld? Zou zelf zotwee willenfoto’s wonen? (niet)? 1 2 • klopt mijn voorspelling? 1 2

3 3

Bespreek klassikaal welke foto’s bij een woonboot passen, als je dat nog niet besprak bij opdracht 1. Vraag de mening van de leerlingen over woonboten.

4 4

Ik verwerk terug: • kan ik de hoofdgedachte vinden? • kan ik de tekst navertellen? Ik beoordeel: • wat heb ik geleerd? • wat wil ik nog meer weten?

Uitleg

Uitleg Uitleg Aan de slagNa het lezen

LEERWERKBOEK

Ik kijk terug:

kloptde mijn voorspelling? Verken de tekst. •Bekijk titel en de afbeelding.

Neem de uitleg samen door. Bespreek met de leerlingen de leessleutels na het lezen. Koppel terug naar de voorgaande opdrachten om de verschillende aandachtspunten concreet te maken.

- Waarover zal de tekst gaan?

Na het lezen Ik verwerk terug:

• kan ik de hoofdgedachte vinden? Ik kijk terug: kan ik de tekst navertellen? - Wat weet je daar al• over? • klopt mijn voorspelling? beoordeel: • kan ik deIk hoofdgedachte bepalen? watkort hebnavertellen? ik geleerd? • kan ik de•tekst - Waar kun je de tekst terugvinden? wil ikover nog…? meer weten? • wat weet•ik wat nu meer

£ in een leesboek • wat wil ik nog weten over …? £ in een krant £ in een informatief boek

Aan de slag 4

4

Aan de slag

Aan de slagBekijk de titel en de afbeelding. Verken de tekst. - Waarover zal de tekst gaan?

Verken de tekst op de volgende pagina. Bekijk de titel en de afbeelding.

LEERWERKBOEK

- Waarover zal de tekst gaan? - Wat weet je daar al over?

omgeving

Een kijkje in de Samburuhut

Elias is een krijger van de Samburu’s, een herdersvolk dat leeft in Kenia. Elias woont in een hut. De hut is gemaakt van takken die je goed kunt buigen. De gaten tussen de takken zijn dichtgemaakt met een mengsel van modder en koeienmest. De mest zorgt ervoor dat het zand goed aan de takken blijft plakken. Het is een soort cement.

54 54

Als je de hut binnengaat, moet je eerst door een soort gangetje. Binnen is het pikdonker. Als je net van buiten komt, duurt het een paar tellen voordat je wat kunt zien. Op de grond liggen koeienhuiden. Daarop kun je zitten en slapen. Er staan ook twee grote kalebassen: grote, stevige vruchten. De vrouwen hollen die vruchten uit en gebruiken ze dan als flessen. Daarin bewaren ze yoghurt. De hutten van de Samburu’s blijven niet zo lang staan. Na enkele weken trekken ze met hun vee weer verder naar een ander grasland. Daar bouwen ze gewoon een nieuwe hut.

5

66

Lees de tekst. Markeer de sleutelwoorden. Gebruik de woordwijzer om moeilijke woorden te verklaren.

6

Waarover gaat de tekst? Kruis aan. £ Hoe herders wonen

Blok 1

- Wat weet je daar al over? - Waar kun je de tekst terugvinden? £ in een leesboek -£ Waar kunkrant je de tekst terugvinden? in een £ in in een een informatief leesboek boek £ £ in een krant £ in een informatief boek

54

Koppel na het lezen terug naar de eerder gemaakte voorspelling. • Was de voorspelling juist? Bespreek ook klassikaal wat de leerlingen hebben geleerd uit de tekst. Opdracht 3

Uitleg

kijk terug: Zou je zelf zo willenIkwonen? Waarom (niet)?

4

Op verkenning LEERWERKBOEK

Op verkenning 1

50

De leerlingen werken individueel of in heterogene duo’s, afhankelijk van de opdracht. Bespreek hun bevindingen en ervaringen regelmatig klassikaal. Opdracht 4

De leerlingen verkennen de tekst. Op basis van het teksttype, de afbeelding en de titel maken ze een voorspelling over wat ze zullen lezen bij opdracht 5. Begeleid de leerlingen die daarbij moeilijkheden ervaren.


Elias is een krijger van de Samburu’s, een herdersvolk dat leeft in Kenia. Elias woont in een hut. De hut is gemaakt van takken die je goed kunt buigen. De gaten tussen de takken zijn dichtgemaakt met een mengsel Na het lezen van een tekst vooraf gemaakte voorspellingen controleren. van modder en koeienmest. De mest zorgt ervoor dat het zand goed aan de takken blijft plakken. Het is een De inhoud van een tekst verwerken door de hoofdgedachte eruit af te leiden. soort cement. Als je de hut binnengaat, moet je eerst door een soort Een tekst beoordelen op inhoud en persoonlijke appreciatie. gangetje. Binnen is het pikdonker. Als je net van buiten komt, duurt het een paar tellen voordat je wat kunt zien. Op de grond liggen koeienhuiden. Daarop kun je zitten en slapen. Er staan ook twee grote kalebassen: grote, stevige vruchten. De vrouwen hollen die vruchten uit en gebruiken ze dan als flessen. Daarin bewaren ze yoghurt.

De leessleutels vóór, tijdens en na het lezen toepassen om een tekst beter te begrijpen.

De hutten van de Samburu’s blijven niet zo lang staan. Na enkele weken trekken ze met hun vee weer verder naar een ander grasland. Daar bouwen ze gewoon een nieuwe hut.

Opdracht 5

5

De leerlingen lezen de tekst in stilte en markeren de sleutelwoorden. Moeilijke woorden proberen ze te verklaren met de Studio woordwijzer.

Lees de tekst. Markeer de sleutelwoorden. Gebruik de woordwijzer om moeilijke woorden te verklaren.

6

Waarover gaat de tekst? Kruis aan. £ Hoe herders wonen £ Wonen in warme landen £ Hoe bouw je een hut?

Je kunt er ook voor kiezen om de tekst hardop voor te lezen. Zeker voor leerlingen die moeilijkheden ervaren met technisch lezen kan dat een hulp zijn. Ook het audiofragment kun je daarvoor inzetten.

Was je voorspelling goed? Kruis aan. £ ja £ nee

7

Vertel de tekst na. Gebruik de sleutelwoorden. Werk samen met een klasgenoot. Doe om de beurt een alinea. Deze vragen helpen jullie op weg:

Opdracht 6

Waarvan worden de hutten gemaakt?

Na het lezen bepalen de leerlingen het onderwerp van de tekst en vergelijken ze of dat klopt met hun voorspelling. Begrijpend lezen

Blok 1

Bespreek zeker wat de leerlingen heeft geholpen om een juiste voorspelling te maken. Bij een foute voorspelling is het belangrijk om de fout in hun strategie samen op te sporen.

8

Hoe ziet de Samburuhut er aan de binnenkant uit?

Wonen de Samburu’s lang in dezelfde hut?

les

17

Vergelijk het leven in een Samburuhut met het leven in een huis.

omgeving

55

Orden de begrippen bij de juiste foto.

tijdelijk – dikke muren – takken – steen – hut – koeienmest – veel licht – straat

Opdracht 7

De leerlingen vertellen elk een alinea van de tekst na aan hun buur op basis van de sleutelwoorden. De duo’s krijgen telkens een richtvraag die hen helpt bij het samenvatten. Loop rond en ondersteun waar nodig. Opdracht 8

De leerlingen vergelijken in heterogene duo’s het leven in een Samburuhut met het leven in een huis. Ze schrijven de begrippen bij de juiste foto. Bespreek daarna klassikaal.

Terugkijken 9

Lize heeft net een tekst gelezen. Wat kan ze na het lezen doen? Gebruik de leeswijzer.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 9

10

Opdracht

Welke opdracht vond je moeilijk? Waarom? Hoe kun je je de volgende keer beter voorbereiden?

Bespreek klassikaal wat Lize kan doen na het lezen van een tekst en verwijs naar de leeswijzer. 10

Vraag aan de leerlingen welke opdrachten ze moeilijk vonden. Bespreek samen hoe je bepaalde moeilijkheden kunt vermijden (betere voorbereiding, zoals het maken van een voorspelling bij de tekst ...). 56

67


BLOK 1

LES 17

THEMA

basisles

begrijpend lezen

omgeving

MATERIAAL • audiofragmenten (eventueel, zie leerkrachtassistent) • Studio leeswijzer en woordwijzer • leerwerkboek p. 53-56

PRAKTISCHE INFO Bij opdracht 1 en opdracht 5 zijn audiofragmenten van de teksten beschikbaar. Je vindt ze terug in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO In B1Les5 en B1Les11 is de nadruk gelegd op strategieën die kunnen worden gebruikt voor het lezen en tijdens het lezen. Tijdens deze les ligt de nadruk op de leessleutels na het lezen. Besteed tijdens deze les ook voldoende aandacht aan vloeiend lezen. De leerlingen lezen regelmatig een stuk voor, nadat ze dat eerst even in stilte hebben geoefend.

In de rugzak • In B1Les5 hebben de leerlingen teksten verkend en de inhoud voorspeld door te kijken naar het teksttype, de titel, de afbeeldingen ... Ook hebben ze de termen verhaaltekst, weettekst en meningtekst gebruikt. • In B1Les11 hebben de leerlingen gecontroleerd of ze een tekst begrijpen door betekenis te geven aan woorden en zinnen, door te letten op sleutelwoorden ...

En hierna In B2Les3 leren de leerlingen een register raadplegen via trefwoorden om een geschikte tekst te vinden.

TIP Deze les vormt een prima aanknopingspunt om dieper in te gaan op het thema ‘omgeving’ door verschillende woonstijlen te bespreken: • Kennen jullie nog een andere soort woning dan een (vrijstaand) huis? • Welke soorten huizen zie je op weg naar school (boerderij, bungalow, villa, caravan, rijhuis, woonwagen, appartement, loft, studio ...)? • Ken je nog soorten woningen uit andere landen, tijden of culturen (paalwoning, iglo, blokhut, joert, wolkenkrabber, wigwam, tipi, paleis, kasteel, grotwoning ...)?

VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Kennismaken met andere sociale en culturele groepen en verschillen tussen die groepen (h)erkennen. • Positief omgaan met diversiteit en inzien dat diversiteit een verrijking kan zijn. • Zelfstandig aangeleerde strategieën inzetten om gewenste informatie te verkrijgen. • Een opgelegde taak geconcentreerd afwerken en doorzetten als iets minder goed lukt.

68

50


AANDACHT VOOR WOORDEN • de woonboot boot om op te wonen Lore woont op een woonboot. Daarom woont ze niet altijd op dezelfde plaats. • het binnenvaartschip schip dat op kanalen en rivieren vaart, maar niet op zee Met een zware lading aan boord vaart het binnenvaartschip op de rivier. • de vracht iets wat vervoerd wordt Gisteren kwam er op school een enorme vracht papier toe. • aanmeren het vastleggen van je schip Het schip meert aan in de haven van Antwerpen. • het binnenwater kanalen en rivieren van een land Op het binnenwater varen verschillende boten. Je ziet er zowel woonboten als plezierboten. • de vergunning toestemming die je nodig hebt om iets te mogen doen Ik wil een huis bouwen, dus heb ik een bouwvergunning nodig. • klotsen geluid van water dat heen en weer gaat of ergens tegenaan komt Je hoort het water tegen de boot klotsen. • de krijger iemand die vecht Met zijn pijl en boog ging de krijger naar het gevecht. • uithollen iets hol maken, wat erin zit eruit halen Een pompoen uithollen doe je door het vruchtvlees en de pitjes binnenin te verwijderen.

TALEN IN JOUW KLAS EN OM JE HEEN • De tekst Wonen op het water gaat over een woonboot met de naam Stella. Die naam betekent ‘ster’ in het Italiaans. Kunnen de leerlingen dat woord ook in andere talen zeggen? • De tekst Een kijkje in de Samburuhut speelt zich af in Kenia. Misschien zitten er leerlingen in de klas of op school uit dat land? Ze vertellen over hun ervaringen/ herinneringen. • Weten de leerlingen welke taal in Kenia wordt gesproken? Zoek dat samen op (officiële talen: Engels en Swahili, lokale talen: Samburu, Maasai, Luo ...). Weten de leerlingen dat de Samburu’s een eigen taal hebben?

69


BLOK 1

LES 18

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

1

Wat ga je doen?

Blok 1

les

18

LESVERLOOP

omgeving

Schrijven Je werkt je affiche, folder of advertentie af.

50

Op verkenning

Op verkenning

BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT

Controleer de affiche, folder of advertentie die je in les 12 maakte.

1. Bespreek kort met de leerlingen wat ze in de vorige schrijflessen hebben gedaan en hoe ze dat hebben aangepakt. Vertel dat de leerlingen hun schrijfproducten vandaag zullen afwerken en verzorgen.

-

Staat alle belangrijke informatie erop? Hebben we een leuke slogan bedacht? Zijn er geen schrijffouten meer? Spreekt de lay-out aan?

Waarop ga jullie bij de afwerking speciaal letten? Noteer enkele aandachtspunten.

2. Verdeel de leerlingen in dezelfde duo’s als tijdens de vorige schrijfles (B1Les12). Geef de verbeterde schrijfproducten van de leerlingen terug. Uitleg

LEERWERKBOEK

Kijk je affiche, folder of advertentie goed na voor je die afwerkt. Stel je in de plaats van de lezer. Vraag je af: • Wat moet ik allemaal weten? • Is alles duidelijk uitgelegd? Begrijp ik het? Weet ik wat de bedoeling is? • Krijg ik zin om de tekst te lezen? Spreekt hij me aan? Schrijven Staat niet alles kriskras door elkaar?

Opdracht 1 omgeving

Wat ga je doen?

les

2

Blok 1

18Aan de slag

Je werkt je affiche, folder of advertentie af.

Werk je affiche, folder of advertentie tot in de puntjes uit.

Maak eventueel opnieuw gebruik van de verzamelde affiches, folders en advertenties uit B1Les5 om nog enkele concrete voorbeelden te bespreken.

Houd rekening met de tips van je juf/meester en klasgenoten. Zorg een mooie lay-out. Werk op een apart blad. Opvoor verkenning

Controleer de affiche, folder of advertentie die je in les 12 maakte.

Terugkijken - Staat alle belangrijke informatie erop?

vindWat je goed? ga jeaan? doen? Spreekt de lay-out les--- Wat Wat vindJejewerkt het meest geslaagde Waarom?af. je affiche, folderwerk? of advertentie bij deenafwerking speciaal letten? -Waarop Bevat elkega affijullie che, folder advertentie alle informatie? -Noteer Krijg jeenkele zin omaandachtspunten. alles te lezen? Trekt het aan?

18

Op verkenning 1

omgeving

Blok 1

1

Schrijven - Hebben we een leuke slogan bedacht? Geef je geen mening over de affi ches, folders en advertenties. 3 - Zijn er schrijffouten meer?

57

Controleer de affiche, folder of advertentie die je in les 12 maakte.

Waarop ga jullie bij de afwerking speciaal letten? Noteer enkele aandachtspunten. Vraag je af: • Wat moet ik allemaal weten? • Is alles duidelijk uitgelegd? Begrijp ik het? Weet ik wat de bedoeling is? • Krijg ik zin om de tekst te lezen? Spreekt hij me aan? Staat niet alles kriskras door elkaar?

2

Kijk je affiche, folder of advertentie goed na voor je die afwerkt. Stel je injedeaffi plaats de lezer. Werk che,van folder of advertentie tot in de puntjes uit.

Houd rekening met de tips van je juf/meester en klasgenoten. Vraag je af:een mooie lay-out. Werk op een apart blad. Zorg voor • Wat moet ik allemaal weten? • Is alles duidelijk uitgelegd? Begrijp ik het? Weet ik wat de bedoeling is? Terugkijken • Krijg ik zin om de tekst te lezen? Spreekt hij me aan? Staatjeniet alles kriskras dooraffi elkaar? Geef mening over de ches, folders en advertenties. - Wat vind je goed? - Wat vind je het meest geslaagde werk? Waarom? - Bevat elke affiche, folder en advertentie alle informatie? Aan de slag - Krijg je zin om alles te lezen? Trekt het aan?

Aan de slag LEERWERKBOEK

Werk je affiche, folder of advertentie tot in de puntjes uit.

Opdracht 2

Houd rekening met de tips van je juf/meester en klasgenoten. Zorg voor een mooie lay-out. Werk op een apart blad.

57

Terugkijken 3

Geef je mening over de affiches, folders en advertenties. - Wat vind je goed? - Wat vind je het meest geslaagde werk? Waarom? - Bevat elke affiche, folder en advertentie alle informatie? - Krijg je zin om alles te lezen? Trekt het aan?

57

70

LEERWERKBOEK

Neem er de uitleg van B1Les12 eventueel ook nog eens bij. Daarin zijn enkele aandachtspunten voor het schrijven van een affiche/folder/advertentie opgesomd.

Uitleg Aan de slag

3

Uitleg Neem de uitleg samen door. Kom tot de conclusie dat het belangrijk is om je tekst vaak na te lezen. De leerlingen stellen zichzelf in de plaats van de lezer, zodat ze sneller merken wat ze het best verbeteren (bijvoorbeeld omdat er iets ontbreekt of omdat er iets onduidelijk is).

- Staat alle belangrijke informatie erop? -Uitleg Hebben we een leuke slogan bedacht? - Zijn er geen schrijffouten meer? -Kijk Spreekt lay-out je affide che, folder aan? of advertentie goed na voor je die afwerkt. Stel je in de plaats van de lezer.

2

De leerlingen controleren de eerste versie van hun affiche, folder of advertentie. Verwoord samen enkele tips om de teksten te verbeteren. De leerlingen noteren waarop ze bij de afwerking extra zullen letten.

De leerlingen krijgen een blanco blad waarop ze de definitieve versie van hun schrijfproduct uitwerken (A2 of A3 voor de affiche, A4 voor de folder, A5 voor de advertentie).


Uitleg Kijk je affiche, folder of advertentie goed na voor je die afwerkt. Een eigen affiche, folder of advertentie afwerken en verbeteren op basis van tips die de leerkracht Stel je in de plaats van de lezer. en medeleerlingen hebben geformuleerd.* Vraag je af: • Wat moet ik allemaal weten? • Is alles duidelijk uitgelegd? Begrijp ik het? Weet ik wat de bedoeling is? • Krijg ik zin om de tekst te lezen? Spreekt hij me aan? Staat niet alles kriskras door elkaar?

Tips formuleren voor het verbeteren van een schrijfproduct.*

Aan de slag

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 3

Leg alle affiches/folders/advertenties bij elkaar: de leerlingen bekijken de resultaten. Bespreek de schrijfresultaten klassikaal met enkele gerichte vragen: • Wat vind je goed? • Wat vind je het meest geslaagde werk? Waarom? • Bevat elke affiche, folder en advertentie alle informatie? • Krijg je zin om alles te lezen? Trekt het aan? • ...

2

Werk je affiche, folder of advertentie tot in de puntjes uit. Houd rekening met de tips van je juf/meester en klasgenoten. Zorg voor een mooie lay-out. Werk op een apart blad.

Terugkijken 3

Geef je mening over de affiches, folders en advertenties. - Wat vind je goed? - Wat vind je het meest geslaagde werk? Waarom? - Bevat elke affiche, folder en advertentie alle informatie? - Krijg je zin om alles te lezen? Trekt het aan?

57

71


BLOK 1

LES 18

THEMA

basisles

schrijven

omgeving

MATERIAAL • blanco vellen papier (één per duo) (zie Praktische info) • affiches, folders en advertenties (zowel Nederlandstalig als anderstalig) (zie B1Les5) • kleurpotloden, stiften … • computers (eventueel) • leerwerkboek p. 57

PRAKTISCHE INFO • Verbeter vooraf de eerste tekstversies die de leerlingen tijdens de vorige schrijfles (B1Les6) maakten. Tijdens deze les gaan ze met jouw feedback aan de slag. • De leerlingen maken de definitieve versie van hun affiche/folder/advertentie op een blanco vel papier. Ze mogen uiteraard ook met kleuren werken. Hang de eindresultaten zeker op in je klas of school.

DIDACTISCHE INFO In de vorige schrijflessen (B1Les6 en B1Les12) hebben de leerlingen kennisgemaakt met de eigenschappen van een affiche, folder en advertentie en hebben ze een eerste versie van hun tekst gemaakt. Intussen heb jij de teksten nagekeken.

In de rugzak • In B1Les6 hebben de leerlingen de tekstkenmerken van affiches/folders/ advertenties besproken. Ze hebben zelf ook affiches, folders en advertenties aangevuld. • In B1Les12 hebben de leerlingen een affiche/folder/advertentie ontworpen. Ze hebben een woordweb gemaakt als voorbereiding op het schrijven van een tekst en een eerste tekstversie opgesteld.

En hierna In blok 2 schrijven de leerlingen in een aantal stappen een verhaal of een weettekst. Samen werken ze aan een klasboek over dieren. Ze bereiden het schrijven van hun tekst grondig voor, schrijven een eerste versie en herwerken hun tekst op basis van de feedback van de leerkracht en hun medeleerlingen.

72

50


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Zich bewust worden van de eigen creativiteit: nadenken over kleurkeuze, compositie, bladspiegel ... • Op een constructieve manier met feedback omgaan. • Schrijfvaardigheden bijsturen op basis van feedback.

TIP Als de advertenties in de schoolkrant worden geplaatst, kun je ervoor kiezen om de leerlingen hun uiteindelijke product op de computer te laten uitwerken.

AANDACHT VOOR WOORDEN kriskras in verschillende richtingen Het huiswerk van Tom ligt kriskras door elkaar.

73


BLOK 1

LES 19

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning

De lokroep van de zeemeermin

Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst De lokroep van de zeemeermin nogmaals gaan lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

‘Halt! Wie loopt daar? Handen omhoog of ik rijg je aan mijn sabel! Slechtgezinde insluipers kan ik niet tolereren! O, jullie zijn het maar. Stelletje rottige landrotten, ik schrok me een aap! Het is dit schip: ik krijg er de bibber van. En ik kan jullie wel vertellen: Carlito Kraaiennest krijgt de bibber niet snel! Waar is het roer? Wie stuurt er? … Een of ander apparaat! Kun je net zo goed een spook aan het roer zetten! Moeten we deze tocht soms met de dood bezegelen? En waar zijn de zeilen, waar is de kombuis, waar is het kraaiennest? Vertel me dat eens!

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst De vloek van Zwartbaai.

Ik dwaal hier nu al uren rond in niets dan gangen, gangen, gangen! Zeelui kom ik niet tegen. Ja, wel lui in rare apenpakjes. Die liepen rond met borden en karaffen wijn. Maar nu is het stil … uitgestorven! Alleen jullie dwalen hier nog rond. Wat is er aan de hand met dit schip? Verdwijnt de bemanning na middernacht? Is het een spookschip?

Lesdoel bespreken • Woorden met een doffe e goed en vlot lezen. • Je stem gebruiken om de tekst boeiender te maken.

Kom met me mee, sluip op je tenen. Stil! Jullie weten niet wat het kleinste geluid al kan ontketenen. Kijk, daar om de hoek. Wat zie je? Niets, niemand, niemendal! Snap je wat ik bedoel? Maar, sst! Wat hoor ik daar? Gezang? Wie zingt er hier op dit late uur, op dit verlaten schip? Een zoete, lokkende stem … maar van wie? Volg mij, landrotten, maar voorzichtig! Je weet nooit wat er zich schuilhoudt op zo’n spookschuit!

Uitleg

Daar? Vanachter die deur, daar komt het vandaan! Volg mij! Maar voorzichtig! We zullen de hut van die onverlaat samen belegeren!

Vloeiend lezen > modelen Lees zelf (of een leerling van aanpak 3) het fragment op het digibord vloeiend voor. Laat de leerlingen meelezen. Bespreek na het voorlezen tip 9: Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken.

Wat zeg je: een theater? Wie heeft er ooit van een theater op een schip gehoord?! Wil je suggereren dat dat normaal is? Nee, jullie kennen de gevaren van de zee niet. Wie niet oppast, wordt voer voor de haaien.

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 18 en 19 | Vloeiend & vlot p. 68 tip 9

Open die deur … maar op een kier! Aha! Er zingt een zeemeermin daarbinnen, een lokkende sirene. Nee, niet kijken, niet praten! Sst! Jullie landrotten weten niet hoe gevaarlijk zeemeerminnen kunnen zijn! Ja, ze zijn mooi, met die ultralange haren en lieve lachjes. Maar ga ze niet ophemelen. Elke zeeman die daar op let, springt in het water en dan is hij … Nee, geen voer voor de haaien, wijsneus. Voor de meerminnen! Ze sleuren hem onder water en niemand ziet hem ooit nog terug! Dat gebeurt er!

Werkinstructie leerwerkboek p. 58 | Vloeiend & vlot p. 10-13, p. 68 tip 9

Dus hou op met je praatjes over ‘theater’ en een ‘musical’ … Wat is een ‘musical’? ‘De Kleine Zeemeermin’? Ja, dat is zeker een zeemeermin, daar! Maar geen kleintje! Moet je die staart zien! Eén mep daarmee en je kunt naar de arts voor twee houten benen! En die loshangende lange haren … als de tentakels van een zeemonster … Wat? Jullie willen blijven om te luisteren? Ai, ai, jullie zijn al in haar ban! Reddeloos verloren! Die meermin zal toeslaan en zegevieren, weten jullie dat dan niet? Vaarwel, landrotten, Carlito gaat zichzelf redden! Op naar de reddingsboten!’

M6

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

68

Leg nadruk op belangrijke woorden. Laat bij het hardop lezen horen welke woorden belangrijk zijn. Leg nadruk op die woorden. Dan begrijpt de luisteraar de tekst het beste. Krokodillen leven in warme streken en altijd in de buurt van water. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. Een mop lees je anders voor dan een verhaal of een weettekst. Maak een spannende tekst met je stem écht spannend. Praat zachter of juist harder, l a n g z a m e r of juist sneller. Otto sloop voorzichtig naar de waterput. Hij keek om zich heen. Was hij gezien?

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 68

74

7/04/2020 11:28


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met een doffe e. Vloeiend lezen: je stem gebruiken om de tekst boeiender te maken.

Aan de slag

Blok 1

Technisch lezen

LEERWERKBOEK Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen.

les

19

omgeving

Wat ga je doen? Je leest woorden met een doffe e. Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9). Je past dit toe op de tekst De lokroep van de zeemeermin.

Aan de slag 1

Lees wat Carlito Kraaiennest zegt. a Halt! Wie loopt daar! Handen omhoog of ik rijg je aan mijn sabel! Slechtgezinde insluipers kan ik niet tolereren! b Kom met me mee, sluip op je tenen. Stil! Jullie weten niet wat het kleinste geluid al kan ontketenen.

Hoe zou Carlito dit zeggen? Verbind.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

• zacht

Stukje a klinkt ...

• hard

Stukje b klinkt ...

• streng • voorzichtig

Terugkijken Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 een stukje tekst uit deze les voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Is het gelukt om de tekst vloeiend voor te lezen? Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen van de tekst die zij in hun leerwerkboek hebben gelezen. Of laat ze kort iets over deze tekst vertellen aan de andere leerlingen.

Extra leestijd (facultatief) Spoor de leerlingen aan om tijdens vrije momenten verder te lezen in hun zelfgekozen boek. Het motiveert leerlingen als je zelf ook een boek 58 gaat lezen.

Lees om de beurt de zinnen vloeiend voor.

2

Lees de tekst De lokroep van de zeemeermin. Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. 68, tip 9

3

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt. terrarium ambulance couplet reflector chirurg

symfonie onderpresteren procent weggebruiker wanordelijk

verjaardagscadeau chimpansee narekenen kaassoufflé cartoons

belegeren actrice boekverslag onherstelbaar natuurfotograaf

logé onbegaanbaar website excuus veteranen

topografie regieaanwijzing opwaarderen finalist mayonaise

consumptie maximumprijs buiig oplepelen gymnastiekles

indianentent presenteren lafaard pennenetui blouse

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

10-13

75


BLOK 1

LES 19

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M6 p. 10-13, p. 68 tip 9 leerwerkboek p. p. 58, tekst p. 47 en 48 leerwerkboek plus p. 18 en 19 leesboek Kapers op de kust!

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met een doffe e geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dit aan de hand van de tekst De lokroep van de zeemeermin, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dit aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht deze dan toe. Bespreek ze ook klassikaal bij het terugkijken op de les. Controleer of opdracht 2 duidelijk is. Leerlingen moeten eerst de tekst helemaal zelf lezen, vervolgens de grijze zinnen met hun buur en tot slot de hele tekst met hun buur.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

76

25


les

19

omgeving

MATERIAAL

plus

Wat ga je doen? Je gebruikt je stem om de tekst boeiender te maken (tip 9). Je past dit toe op de tekst De vloek van Zwartbaai.

Aan de slag 1

2

Lees de grijze zinnen. Hoe zou jij de woorden van Robert laten klinken?

De tekst komt uit De vloek van de Zwartbaai van Reggie Naus. Ken je zijn boeken? £ Nee £ Ja, ik ken:

£ Trubbel de Trol

omgeving

Blok 1

Blok 1

Technisch lezen

£ De piraten van hiernaast

£ voorzichtig

£ nieuwsgierig

£ voorzichtig

Lees de tekst.

£ bang

£

£ nieuwsgierig

£ boos

£ bang

£

Lees om de beurt de grijze zinnen aan elkaar voor.

Een mysterieus gouden boek is gestolen. Robert, Eddie,

Lees nu de hele tekst met je buur.

Linda en Anne willen erachter komen door wie.

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Gebruik je stem om de tekst boeiender te maken. 69, tip 9

‘Ik ben broeder Alfred,’ antwoordde hun bezoeker. ‘Ik heb u al vaker gezien,’ zei Robert. De monnik knikte. ‘Ik volg jullie al een tijdje. Jullie zijn

Ik begrijp & ik vind

namelijk op het spoor gekomen van iets erg groots.’

3

Reggie Naus, De vloek van Zwartbaai, Uitgeverij Ploegsma, 2009

Robert en de anderen keken elkaar even snel aan. ‘Misschien per ongeluk,’ ging de monnik verder, ‘of misschien was het jullie lot om in deze geschiedenis verzeild te raken. Hoe dan ook …’ Hij glimlachte weer. ‘Jullie levenspaden zijn vanaf nu verweven met de grimoire van Svartwolder.’ ‘De wát van Svartwolder?’ vroeg Eddie. ‘Waar heb je het over?’ ‘We kunnen hier niet praten,’ zei broeder Alfred. ‘Volg me. Mijn auto staat boven aan het pad.’ ‘We gaan nergens heen zolang u ons niet vertelt wie u bent,’ zei Robert. ‘Dat heb ik al gezegd’ zuchtte de monnik. ‘Ik ben broeder Alfred …’ ‘Ik bedoel …’ begon Robert. ‘… van de Orde van het Gouden Boek,’ vervolgde broeder Alfred. Opnieuw keken ze elkaar geschrokken aan. Orde van het Gouden Boek? Zou dit een van de dieven zijn die het gouden boek hadden gestolen? ‘Kom mee,’ zei broeder Alfred, ‘dan zal alles snel onthuld worden.’ Ze bleven stokstijf staan. De monnik keek hen even zwijgend aan. ‘Goed dan,’ zuchtte hij. Hij stak zijn hand onder zijn pij en haalde een telefoon tevoorschijn. Even staarde hij er peinzend naar en drukte op een paar knopjes. ‘Moderne troep …’ mompelde hij. ‘Waar zit nu … waar is die stomme belknop?’ Eddie zuchtte. ‘Bejaarden …’ zei hij.

£ boos

Hoe zou jij de woorden van broeder Alfred laten klinken?

£

Welke drie zinnen kloppen?

Kruis aan. £ Broeder Alfred is een monnik, die al een tijd door de kinderen gevolgd wordt. £ De kinderen denken dat deze bezoeker misschien wel een van de dieven is. £ Broeder Alfred wil dat de kinderen meegaan, om rustiger te kunnen praten. £ Broeder Alfred belooft dat alles snel duidelijk zal worden, als ze meegaan. £ De kinderen stappen bij broeder Alfred in de auto, omdat ze nieuwsgierig zijn. £ Broeder Alfred is veel handiger met zijn mobieltje dan je zou verwachten.

In de tekst wordt een kledingstuk genoemd dat monniken dragen. Omcirkel.

4

De monnik snapt dat de kinderen zijn verhaal niet helemaal vertrouwen. ‘Goed dan’ zegt hij en hij pakt zijn telefoon.

Wat zou hij volgens jou kunnen doen om het vertrouwen van de kinderen te winnen?

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

18

19

77


BLOK 1

LES 20

THEMA

buffer

taal

omgeving

25

BUFFER Neem deze les de tijd om de lesinhouden van blok 1 verder af te werken of om stil te staan bij vaardigheden waarmee de leerlingen moeilijkheden ondervonden. Volgende les maken de leerlingen de signaaltoets begrijpend lezen en de signaaltoets woordenschat/ taalbeschouwing.

HERWERKEN SCHRIJFPRODUCT Geef leerlingen die hun schrijfproduct nog niet volledig hebben afgewerkt, ook de kans om dat deze les te doen. Evaluatie van het taaldomein schrijven gebeurt op basis van observatie doorheen de lessen schrijven van dit blok en op basis van het afgeleverde schrijfproduct. Indien beschikbaar bij dit blok (zie leerkrachtassistent), kun je de leerlingen ook de remediĂŤringsoefeningen schrijven laten maken.

78


BLOK 1

LES 21

THEMA

signaaltoets

taal

omgeving

50

SIGNAALTOETS BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de signaaltoets begrijpend lezen in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de normering. Bepaal zo welke leerling remediëring nodig heeft. Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en de controletoets niet. De behaalde punten op de signaaltoets zijn dan het eindresultaat.

SIGNAALTOETS WOORDENSCHAT/­ TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de signaaltoets woordenschat/taalbeschouwing in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de normering. Bepaal zo welke leerling remediëring nodig heeft. Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en de controletoets niet. De behaalde punten op de signaaltoets zijn dan het eindresultaat.

79


BLOK 1

LES 22

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning Piratenpraatprogramma

Verken samen de tekst Piratenpraatprogramma. Bekijk de titel, de afbeeldingen en de opmaak van de tekst. • Wat voor soort tekst is dit? Hoe weet je dat? (een toneeltekst) • Waarover zou de tekst gaan, denk je? Waarom denk je dat?

Tim Tater: Welkom, kijkers, bij ‘Het hart op de tong’. Het programma dat geen onderwerp schuwt! Ik ben Tim Tater, uw presentator! (Applaus van het publiek in de studio.) In deze aflevering van onze serie ‘Stress op het Werk’ besteden we aandacht aan: piraten! Bij ons zijn drie van de beroemdste piraten uit de historie: Zwartbaard, Black Bart en de onverbeterlijke Anne Bonny!

Inzoomen op Lees de middelste drie regels van de tekst van Tim Tater vloeiend voor. Laat daarna de gemarkeerde versie zien. Wijs erop dat be-, ge-, vervaste stukjes zijn en dat de e altijd wordt uitgesproken zoals in de en het.

Black Bart (steekt zijn hand in de lucht) Arr! Zwartbaard (slaat met zijn vuist op tafel): Arr! Anne Bonny (zwaait met haar sabel): Arr, Arr! Tim Tater: Tja, een leven als piraat, dat moet toch enige spanning met zich meebrengen. Al die gevechten en duels! En dan de straf als je gevangengenomen wordt: de galg! Niet voor types die last hebben van overgevoeligheid! Bart, hoe ga jij daarmee om? Black Bart (haalt zijn schouders op): Daar lig ik niet wakker van. Ik durf te zeggen: die lui die zich kapot werken voor een paar armoedige centen … Die hebben een ellendiger leven dan een piraat die op het eind aan een strop bengelt!

Lesdoel bespreken • Woorden met be-, ge- en ver- goed en vlot lezen. • Verschillende stemmen gebruiken bij het voorlezen.

Anne Bonny: Zo is dat! Een piraat is vrij! Ik kan me rustig verkleden als man, vechten als een man en gaan waar ik maar heen wil! Zwartbaard: Het leven van een piraat is een goed leven! Alles mag, niets is verboden. Luisteren naar een baas, verantwoordelijkheid … bah! Het geld ligt voor de graai! En weet je wat ik doe als mijn vijanden me het leven zuur maken? Dan verjaag ik ze met mijn baard! Tim Tater: Um … ik snap niet hoe dat in zijn werk gaat, Zwartbaard …

Uitleg Woordenschat > struikelwoorden Bespreek de woorden voor de graai liggen en beslechten. Zwartbaard: Zo! (Hij hangt twee kaarsen in zijn baard en steekt ze aan. Er komt een dikke walm van af, zo zwart als zijn baard. Hij blijft onverstoorbaar staan.)

Vloeiend lezen > tip Bekijk samen met de leerlingen het filmpje dat hoort bij tip 10.

Tim Tater (zenuwachtig, tegen de mensen in de studio): Jongens, kan iemand Zwartbaard even blussen? Anne Bonny (barst in onbedaarlijk gelach uit): Haha, blussen doe je zo! (Ze giet een pul drank uit boven Zwartbaards baard.)

Vloeiend lezen > modelen Lees de zinnen op het digibord eerst voor zonder met je stem verschil te maken voor de verschillende sprekers. Laat een leerling hierop reageren. Bespreek de tip Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. Je kunt met je stem laten horen dat er verschillende sprekers zijn. Lees de zinnen dan vloeiend voor.

Zwartbaard: Kuch! Sputter! Onbetrouwbare boegspriet! Anne Bonny: Kom op, Baard, een beetje piraat verzuipt niet in een bodempje water! (Zwartbaard springt op met gebalde vuisten.) Tim Tater: Dames, heren, laten we het hier gezellig houden! Maar dat brengt me bij mijn volgende vraag. Hoe gaan piraten met ruzie om? Wordt er dan meteen een sabel getrokken of …? Black Bart: Er is natuurlijk een piratenwet. En laat ík die nu net zelf geschreven hebben! Vechten aan boord is verboden. Alle ruzies worden aan land beslecht: met zwaard of pistool. Zwartbaard (loert naar Anne Bonny): En waar zijn we nu? Anne Bonny: In de studio in Brussel, toch?

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 22 en 23 | Vloeiend & vlot p. 69 tip 10

Zwartbaard: Mijlenver van zee! (Hij pakt zijn sabel en Anne doet snel hetzelfde. Tim duikt onder de tafel.) Tim Tater (stottert van schrik): W-we gaan stoppen, kijkers. Het is duidelijk: een piraat kent geen stress. Maar een presentator … HELP!

woorden met be-, ge-, ver-

M6

14

Soms begint een woord met een vast stukje. Je zegt het altijd hetzelfde. Kijk of je een be-, ge-, ver- in een woord ziet: je spreekt de e uit zoals in de of het.

Correct en vlot lezen > woordtype Toon het filmpje over woorden met be-, ge-, ver-.

gebak beloningsplaatjes onbekendheid reisbegeleider

gezelschapsspelletje overgevoeligheid recordgetal

verkeersonderwijs achterverlichting papiervernietiging

woorden met be-, ge-, ver-

M6

15

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 14

|| || |

beademen ongeordend bergbeklimmer overgevoelig boekverslag

7/04/2020 11:28

|| | | |

bestrijdingsmiddel onbedaarlijk onbetrouwbaar volkorenbeschuit afstandsbediening

gebarentaal gezichtscrème gefeliciteerd streekgebonden aaneengesloten

verzamelalbum vereenvoudiging verantwoordelijkheid onverbeterlijk onverstoorbaar

Bij het telen van aardappelen wordt vaak een bestrijdingsmiddel gebruikt. De meester vertelde onverwachts een mop. We moesten onbedaarlijk lachen. Hasseltse krentenmik, Brusselse wafels en Gentse waterzooi zijn streekgebonden gerechten. Mijn moeder kan alleen drie aaneengesloten weken vrij nemen in de zomer. Hans leek niet te schrikken van de luide knal. Hij typte onverstoorbaar verder.

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 15

80

Geef de leerlingen van aanpak 3 als bijkomende opdracht om in de zandloperoefening (opdracht 1) hun (leestechnisch) moeilijke woorden te onderstrepen. Zo krijg je een overzicht van de moeilijkheden die ze nog ondervinden. Tijdens de Extra leestijd van de vervolgles (les 24) kunnen ze daarop focussen.

7/04/2020 11:28


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met be-, ge- en ver-. Vloeiend lezen: verschillende stemmen gebruikenTechnisch bij het voorlezen. les

22 Correct en vlot lezen > inoefenen Woordrijtjes uit Vloeiend & vlot p. 14 en 15 hardop lezen. voor-koor Bouw de woordrijtjes per woord op. voor-koor Lees rijtje voor rijtje in zijn geheel. koor Lees de woorden nogmaals in rijtjes of lees ze in regels. koor-zelf Hussel daarna de rijtjes of alle woorden. Laat de leerlingen samen of individueel de woorden lezen. Spreek met hen af dat je, tijdens het terugkijken, een aantal leerlingen een leesbeurt zal geven. Op die manier kunnen ze laten zien hoe goed ze lezen.

Wat ga je doen?

beloningsplaatjes recordgetal verkeersonderwijs

Je leest woorden met be-, ge-, ver-. Je past dit toe op de tekst Piratenpraatprogramma.

Aan de slag Lees de tekst Piratenpraatprogramma.

1

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat goed en vlot voor aan je buur.

Ik begrijp & ik vind Welk woord past in de zin? Kruis aan.

2

a De piraten in het programma van Tim Tater voelen zich ... £ vrij. £ gestrest. b Zwartbaard verjaagt zijn vijanden meestal met zijn ... £ zwaard. £ baard. c Volgens Black Bart vechten piraten hun ruzies uit ... £ op het land. £ aan boord.

Wie is het meest gestrest in deze tekst? Kruis aan. £ Black Bart

£ Anne Bonny

£ Zwartbaard

£ Tim Tater

Stel dat jij deze piraten een vraag mocht stellen. Wat zou je vragen? En aan wie? Schrijf op.

3

Ik zou een vraag stellen aan: Mijn vraag:

Werkinstructie leerwerkboek p. 61 | Vloeiend & vlot p. 14-17

Dit praatprogramma gaat over stress, te veel spanning, op het werk. Bijna iedereen voelt spanning als hij iets belangrijks moet doen. Jij ook? Hoe ga je daarmee om? Bespreek met je buur.

Aan de slag

Extra opdracht Lees de zinnen en de woorden. Welk woord past in de zin? Verbind.

LEERWERKBOEK

Mama verzorgt haar huid, ze smeert elke ochtend een ... Jelle verzamelt zijn postzegels in een ... Op onze reis door Marokko konden we rekenen op een goede ... Terwijl Simon zijn drumstel test, leest zus Billie … verder. Luikse wafels zijn een … gerecht. Vanuit je luie stoel kun je een tv-programma kiezen met de ...

Alle leerlingen zijn zelfstandig aan het werk. Indien nodig, kun je de leerlingen van aanpak 1 begeleiden tijdens het maken van de opdrachten in het leerwerkboek.

• • • • • •

• afstandsbediening • gezichtscrème • verzamelalbum • streekgebonden • onverstoorbaar • reisbegeleider

Lees de zinnen met het juiste woord eerst goed, daarna vlot.

Begeleide verwerking

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

14-17

Opdracht 1 > tekst

voor Lees het eerste stukje van de tekst rustig voor met de juiste intonatie. De leerlingen wijzen mee. zelf De leerlingen lezen daarna in duo’s de rest van het artikel. Ze lezen om beurten steeds een stukje voor.

61

M6

Extra opdracht > woorden en zinnen

Terugkijken Correct en vlot lezen > laat horen Het woordtype uit deze les wordt geflitst. De leerlingen laten horen hoe goed ze het nieuwe woordtype al lezen.

16

Reiziger: ‘Ik wil een klacht indienen over onze groepsreis.’ Dame reisbureau: ‘Vertelt u eens. Wat is er aan de hand?’ Reiziger: ‘We hadden een onbetrouwbare reisbegeleider. We reden met de groep in verschillende auto’s, in het donker, in een onveilig gebied. Wij kregen pech. De reisbegeleider lette niet op en reed onverstoorbaar verder naar het hotel. Hij toonde geen enkele verantwoordelijkheid. Dat is toch niet te geloven? Wij moesten te voet naar de dorpsgarage en daar in gebarentaal ons probleem uitleggen. Gelukkig wilden ze ons nog helpen.’ Dame reisbureau: ‘O, dat kan heel vervelend overkomen.’ Reiziger: ‘Vervelend overkomen? Zeker! Ik wil een schadevergoeding! En van mij mag die onverbeterlijke nietsnut die zelf betalen!’

De leerlingen maken deze opdrachten zelfstandig.

Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

woorden met be-, ge-, verKlacht bij het reisbureau

Opdracht 2 en 3

Bij deze opdracht passen de leerlingen het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype nog eens toe. Als er voldoende tijd is in de les maken ze deze opdracht in de klas. Geen tijd meer in de les, gebruik dan deze opdracht als leesopdracht thuis of bij contractwerk.

Blok 1

omgeving

lezen

M6

onderhoud

17

9789463681988_studio_vv_M6.indd 16

jubileum rib duwtje schroevendraaier herdenken koorts precies slagen controle immers

9789463681988_studio_vv_M6.indd 17

1/05/2020 16:01:17

glans scooter helemaal januari rotsblok provincie letter douche olifant chips

wereldkampioenschap auteur reisbegeleider signaleren claxon basgitarist saté volleybal etage papiervernietiging

attractie yoghurtijs schorpioen gezichtscrème mededelen variatie bibliotheekboeken finalist overgevoeligheid automobilist

1/05/2020 16:01:17

Ik begrijp & ik vind Bespreek de opdrachten uit de leerwerkboeken.

81


BLOK 1

LES 22

THEMA

basisles

technisch lezen

omgeving

MATERIAAL • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M6 p. 14-17, p. 69 tip 10 leerwerkboek p. 59-61 leerwerkboek plus p. 20-23

DIDACTISCHE INFO In deze les ligt de focus op fictieteksten. De leerlingen lezen een toneeltekst.

OP RONDE Controleer of opdracht 3 duidelijk is voor de leerlingen. Het gaat bij deze opdracht om de eigen mening van de leerling! Controleer of de opdrachten duidelijk zijn voor de leerlingen. Zo niet, licht deze dan toe. Bespreek ze eventueel klassikaal bij het terugkijken op de les.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de basisles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

82

25


Technisch lezen

Blok 1

22

omgeving Je gebruikt verschillende stemmen bij het voorlezen (tip 10). Je past dit toe op de tekst Piratenpraatprogramma.

Aan de slag 1

MATERIAAL

plus

Wat ga je doen?

4

Zet in elk woord een streep onder be-, ge- of ver-. onverbeterlijke

onbedaarlijk

Aan de slag

onverstoorbaar

overgevoeligheid

omgeving

Blok 1

les

Stel dat jij deze piraten een vraag mocht stellen. Wat zou je vragen? En aan wie? Schrijf op. Ik zou een vraag stellen aan: Mijn vraag:

deonder zandloper de woorden Zet in elk woordLees een met streep be-, geof ver-. goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt.

onverbeterlijke

onbedaarlijk waterpolo

onverstoorbaar dessert

generatie fietsenverhuur Lees met de zandloper de woorden goed en vlot.

Zet een streep tot waar je komt. pasgeborene waterpolo generatie pasgeborene zolderetage reisgezelschap lanceren grensbewaker expert

zolderetage dessert reisgezelschap fietsenverhuur lanceren vanille grensbewaker medegevangene expert verdraaiing humoristisch penalty try-out inlineskaten bijgenaamd

humoristisch try-out

overgevoeligheid brandbeveiliging oplepelen champagne

voicemail

vanille

superster

verduidelijken

medegevangene brandbeveiliging verdraaiing champagne penalty superster inlineskaten oogcontact bijgenaamd chocoladepasta airbag toilet vegetariër hygiënisch

oogcontact oplepelen chocoladepasta voicemail toilet verduidelijken hygiënisch conciërge zonnebrandcrème aquajoggen miereneter professioneel verhuisbedrijf psycholoog

conciërge

zonnebrandcrème

Oefen de rijtjes nog een keer. airbag miereneter Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. vegetariër verhuisbedrijf Zet een streep tot waar je nu komt.

Dit praatprogramma gaat over stress, te veel spanning, op het werk. Bijna iedereen voelt spanning als hij iets belangrijks moet doen. Jij ook? Hoe ga je daarmee om? Bespreek met je buur.

aquajoggen professioneel psycholoog

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek.

moderniseren prijsverlaging actualiteit

moderniseren prijsverlaging actualiteit

Oefen de rijtjes een keer. de tekst Piratenpraatprogramma. 2 nog Lees Lees dan weer goedKies en vlot met een de zandloper. daarna stukje uit de tekst. Zet een streep tot waar nuvloeiend komt. voor aan je buur. Leesjedat Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. 69, tip 10

Ik begrijp & ik vind 3

Welk woord past in de zin?

a De piraten in het programma van Tim Tater voelen zich ... £ vrij. £ gestrest. b Zwartbaard verjaagt zijn vijanden meestal met zijn ... £ zwaard. £ baard. c Volgens Black Bart vechten piraten hun ruzies uit ... £ op het land. £ aan boord.

Wie is het meest gestrest in deze tekst? £ Black Bart

£ Anne Bonny

£ Zwartbaard

£ Tim Tater

22

M6

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

69

23

Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. Zie je in een tekst gesprekken staan? Gebruik dan verschillende stemmen. Soms kun je de tekst voorlezen als een toneelstuk. Je leest wat de sprekers zeggen. Dan snap je meestal ook wat ze daarbij denken. Leuk om te laten horen, leuk om naar te luisteren! ‘Het lijkt wel alsof je er geen zin in hebt,’ zei Emre ongeduldig. ‘Geen zin? Jawel hoor …,’ was het aarzelende antwoord. ‘Euh, een béétje zin.’ Michiel zocht naar woorden: ‘Ik wil het wel, maar ik denk dat het niet kán.’ ‘Laten we er dan maar meteen mee stoppen,’ gromde Emre. ‘Zo wordt het niks.’

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 69

7/04/2020 11:28

83


BLOK 1

LES 23

THEMA

remediëring

taal

omgeving

50

OEFENEN EN REMEDIËREN ­BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de leerinhouden van begrijpend lezen waarop ze de norm niet haalden in de signaaltoets (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Maak eventueel samen met de leerlingen een stukje van elke oefening om hen op weg te helpen.

OEFENEN EN REMEDIËREN ­WOORDENSCHAT/TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de leerinhouden van woordenschat/taalbeschouwing waarop ze de norm niet haalden in de signaaltoets (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Maak eventueel samen met de leerlingen een stukje van elke oefening om hen op weg te helpen.

84


85


BLOK 1

LES 24

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

50

LESVERLOOP Op verkenning

Piratenpraatprogramma

Vertel dat de leerlingen van aanpak 1 en 2 de tekst Piratenpraatprogramma nogmaals gaan lezen. De nadruk ligt nu op het vloeiend lezen van de tekst.

Tim Tater: Welkom, kijkers, bij ‘Het hart op de tong’. Het programma dat geen onderwerp schuwt! Ik ben Tim Tater, uw presentator! (Applaus van het publiek in de studio.) In deze aflevering van onze serie ‘Stress op het Werk’ besteden we aandacht aan: piraten! Bij ons zijn drie van de beroemdste piraten uit de historie: Zwartbaard, Black Bart en de onverbeterlijke Anne Bonny!

De leerlingen van aanpak 3 gaan de tip van het vloeiend lezen toepassen op een nieuwe tekst: een fragment uit de tekst Geheugen kwijt.

Black Bart (steekt zijn hand in de lucht) Arr! Zwartbaard (slaat met zijn vuist op tafel): Arr! Anne Bonny (zwaait met haar sabel): Arr, Arr! Tim Tater: Tja, een leven als piraat, dat moet toch enige spanning met zich meebrengen. Al die gevechten en duels! En dan de straf als je gevangengenomen wordt: de galg! Niet voor types die last hebben van overgevoeligheid! Bart, hoe ga jij daarmee om?

Lesdoel bespreken • Woorden met de voorvoegsels be-, ge- en ver- goed en vlot lezen. • Verschillende stemmen gebruiken bij het voorlezen.

Black Bart (haalt zijn schouders op): Daar lig ik niet wakker van. Ik durf te zeggen: die lui die zich kapot werken voor een paar armoedige centen … Die hebben een ellendiger leven dan een piraat die op het eind aan een strop bengelt! Anne Bonny: Zo is dat! Een piraat is vrij! Ik kan me rustig verkleden als man, vechten als een man en gaan waar ik maar heen wil! Zwartbaard: Het leven van een piraat is een goed leven! Alles mag, niets is verboden. Luisteren naar een baas, verantwoordelijkheid … bah! Het geld ligt voor de graai! En weet je wat ik doe als mijn vijanden me het leven zuur maken? Dan verjaag ik ze met mijn baard!

Uitleg Vloeiend lezen > modelen Bekijk met de leerlingen de tekst op het digibord. Kies een fragment uit en lees het zelf (of een leerling van aanpak 3) vloeiend voor. Laat de leerlingen meelezen. Bespreek na het voorlezen tip 10: Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen.

Tim Tater: Um … ik snap niet hoe dat in zijn werk gaat, Zwartbaard …

Zwartbaard: Zo! (Hij hangt twee kaarsen in zijn baard en steekt ze aan. Er komt een dikke walm van af, zo zwart als zijn baard. Hij blijft onverstoorbaar staan.) Tim Tater (zenuwachtig, tegen de mensen in de studio): Jongens, kan iemand Zwartbaard even blussen? Anne Bonny (barst in onbedaarlijk gelach uit): Haha, blussen doe je zo! (Ze giet een pul drank uit boven Zwartbaards baard.)

Werkinstructie leerwerkboek plus p. 24 en 25 | Vloeiend & vlot p. 69 tip 10

Zwartbaard: Kuch! Sputter! Onbetrouwbare boegspriet! Anne Bonny: Kom op, Baard, een beetje piraat verzuipt niet in een bodempje water! (Zwartbaard springt op met gebalde vuisten.)

Werkinstructie leerwerkboek p. 62 en 63 | Vloeiend & vlot p. 14-17, p. 69 tip 10

Tim Tater: Dames, heren, laten we het hier gezellig houden! Maar dat brengt me bij mijn volgende vraag. Hoe gaan piraten met ruzie om? Wordt er dan meteen een sabel getrokken of …? Black Bart: Er is natuurlijk een piratenwet. En laat ík die nu net zelf geschreven hebben! Vechten aan boord is verboden. Alle ruzies worden aan land beslecht: met zwaard of pistool.

Geef de leerlingen van aanpak 1 en 2 de bijkomende opdracht om in de zandloperoefening (opdracht 3) hun (leestechnisch) moeilijke woorden te onderstrepen. Zo krijg je een overzicht van de moeilijkheden die ze nog ondervinden en kun je daarop focussen tijdens de Extra leestijd.

Zwartbaard (loert naar Anne Bonny): En waar zijn we nu? Anne Bonny: In de studio in Brussel, toch? Zwartbaard: Mijlenver van zee! (Hij pakt zijn sabel en Anne doet snel hetzelfde. Tim duikt onder de tafel.) Tim Tater (stottert van schrik): W-we gaan stoppen, kijkers. Het is duidelijk: een piraat kent geen stress. Maar een presentator … HELP!

M6

Wat kan ik met mijn stem duidelijk maken?

69

LEERWERKBOEK

Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. Zie je in een tekst gesprekken staan? Gebruik dan verschillende stemmen. Soms kun je de tekst voorlezen als een toneelstuk. Je leest wat de sprekers zeggen. Dan snap je meestal ook wat ze daarbij denken. Leuk om te laten horen, leuk om naar te luisteren!

Zelfstandig werken Help alleen leerlingen die zonder jouw hulp niet verder kunnen. Na het maken van de opdrachten kunnen de leerlingen verder oefenen in Vloeiend & vlot.

‘Het lijkt wel alsof je er geen zin in hebt,’ zei Emre ongeduldig. ‘Geen zin? Jawel hoor …,’ was het aarzelende antwoord. ‘Euh, een béétje zin.’ Michiel zocht naar woorden: ‘Ik wil het wel, maar ik denk dat het niet kán.’ ‘Laten we er dan maar meteen mee stoppen,’ gromde Emre. ‘Zo wordt het niks.’

studio_vv_M6_AANGEPAST.indd 69

86

Aan de slag

7/04/2020 11:28


Een tekst op AVI M6 correct, vlot en vloeiend lezen met begrip. Correct en vlot lezen: woorden met be-, ge- en ver-. Vloeiend lezen: verschillende stemmen gebruikenTechnisch bij het voorlezen.

omgeving

Blok 1

lezen

Terugkijken

les

24

a Tim Tater: Welkom, kijkers, bij ‘Het hart op de tong’. Het programma dat geen onderwerp schuwt! Ik ben Tim Tater, uw presentator! b Anne Bonny (zwaait met haar sabel): Arr, Arr! c Zwartbaard: Luisteren naar een baas, verantwoordelijkheid ... bah!

Tim Tater: Anne Bonny: Zwartbaard: Lees de zinnen aan elkaar voor. Laat horen aan je buur hoe Tim, Anne en Zwartbaard volgens jou klinken. Wissel daarbij van rol.

Wat zijn jouw aandachtspunten in het volgende blok? Kruis aan. £ goed lezen £ vlot lezen £ vloeiend lezen

2

Lees de tekst Piratenpraatprogramma.

Kies daarna een stukje uit de tekst. Lees dat vloeiend voor aan je buur. Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. 69, tip 10

3

Naast leesbevorderende activiteiten en vrij lezen kun je in de Extra leestijd aandacht besteden aan extra zorg en herhaling. Op basis van observaties tijdens de vorige lessen bepaal je de behoeften van jouw leerlingen. 62

omgeving

Blok 1

Extra leestijd

Leerlingen die moeite hebben met vlot lezen • Deze leerlingen gaan aan de slag met de onderhoudspagina’s uit Vloeiend & vlot (pagina 5, 9, 13 en 17). Lees de woorden eerst correct voor, daarna doen de leerlingen een wedstrijdje tegen zichzelf met de zandloper. Ze lezen de woorden en schrijven, als de zandloper leeg is, het laatst gelezen woord op een papiertje. Geef de leerlingen een afgesproken tijd om de woordjes te oefenen en laat ze goed kijken naar de woordjes die ze moeilijk vonden. Daarna lezen de leerlingen de woordjes nogmaals met de zandloper. Komen ze nu verder dan het woordje dat ze opgeschreven hadden? Ook hier kunnen leerlingen van aanpak 3 als coach functioneren. • Na het lezen op woord- en zinsniveau lezen de leerlingen de teksten uit Vloeiend & vlot op pagina 4, 8, 12 en 16. Bepaal vooraf met de leerlingen waarop ze de focus leggen tijdens het lezen. Correct en vlot lezen? Vloeiend lezen?

Hoe klinken Tim Tater, Anne Bonny en Zwartbaard in deze zinnen? Schrijf op.

Leerlingen van aanpak 3 kun je uitnodigen om een stukje voor te lezen van de tekst die zij in hun leerwerkboek hebben gelezen. Of laat ze kort iets over deze tekst vertellen aan de andere leerlingen. Wat zou het geheim van de jongen uit het verhaal kunnen zijn? Wat denken de leerlingen en waarom denken ze dat?

Het is belangrijk dat de leerlingen begeleid en herhaald lezen. • Lees de vier rijtjes via voor-koor-zelf. • Lees de zinnen voor en laat de leerlingen het onderstreepte woord zelf lezen. • Daarna gaan de leerlingen in duo’s deze pagina’s herhaald lezen. De ene leerling leest, de andere registreert. Draai de rollen om. • Leerlingen van aanpak 3 kunnen functioneren als coach. • Daarna oefenen ze verder op vlot lezen.

Je leest woorden met be-, ge-, ver-. Je gebruikt verschillende stemmen bij het voorlezen (tip 10). Je past dit toe op de tekst Piratenpraatprogramma.

Aan de slag 1

Vloeiend lezen > laat horen Laat enkele leerlingen van aanpak 1 en 2 een stukje tekst of de zinnen uit opdracht 1 vloeiend voorlezen. Om dat aantrekkelijker te maken, kun je de leesstoel gebruiken. Is het gelukt om de tekst vloeiend voor te lezen?

Leerlingen die moeite hebben met correct lezen Deze leerlingen gaan extra oefenen met Vloeiend & vlot. Gebruik daarvoor pagina 3, 7, 11 en 15.

Wat ga je doen?

Lees met de zandloper de woorden goed en vlot. Zet een streep tot waar je komt. laboratorium etage receptie

fotografisch tolereren taxibestuurder

volkorenbeschuit privé tool

secondewijzer officier papiervernietiging

crèche online reisbegeleider

onbetrouwbaar automonteur polonaise

quiz bezegelen fysiek

misleiding signaleren souvenir

maximumprijs encyclopedie onverstoorbaar actrice

onpraktisch auteur machine gezichtscrème

concentreren overgevoeligheid draaiing decimeter

vereenvoudiging genie rebellen oké

Oefen de rijtjes nog een keer. Lees dan weer goed en vlot met de zandloper. Zet een streep tot waar je nu komt.

Heb je nog tijd? Oefen nog in Vloeiend & vlot.

14-17

63

De leerlingen van aanpak 3 lezen zelfstandig met de zandloperoefeningen en de teksten uit het leerwerkboek plus. Sluit deze Extra leestijd af met een rondje voorlezen. De leerlingen bepalen zelf of ze in de leesstoel iets willen voorlezen.

87


BLOK 1

LES 24

THEMA

vervolgles

technisch/vloeiend lezen

omgeving

MATERIAAL • • • • • •

leerkrachtassistent Vloeiend & vlot M6 p. 14-17, p. 69 tip 10 Vloeiend & vlot M6 (zie Extra leestijd) leerwerkboek p. p. 62 en 63, tekst p. 59 en 60 leerwerkboek plus p. 24 en 25 leesboek Kapers op de kust!

DIDACTISCHE INFO De leerlingen hebben in de basisles woorden met be-, ge-, ver- geoefend op correct en vlot lezen. In deze vervolgles leggen de leerlingen zich toe op het vloeiend lezen. Leerlingen van aanpak 1 en 2 doen dit aan de hand van de tekst Piratenpraatprogramma, die ze eerder geoefend hebben op correct en vlot lezen. De leerlingen van aanpak 3 doen dit aan de hand van een nieuwe tekst in hun leerwerkboek plus.

OP RONDE Is de verwijzing naar Vloeiend & vlot duidelijk? Help zo nodig leerlingen de juiste pagina’s te vinden. Bespreek de gelezen tekst met de leerlingen. Zouden ze dit boek willen lezen? Als dat zo is, verwijs de leerlingen dan naar het boek in de bibliotheek.

NOG ANDERE STRUIKELWOORDEN? Het doel van de vervolgles is het correct en vlot lezen van het nieuwe woordtype en het toepassen van de tip voor vloeiend lezen. Wanneer leerlingen vragen naar de betekenis van woorden, geef dan kort uitleg. Woorden waarvan je de betekenis wilt laten consolideren, bied je best herhaald aan in andere lessen. Mijn woordenblad! is een geschikte werkvorm om de woorden te verdiepen en te consolideren.

88

50


les

24

omgeving

Wat ga je doen?

MATERIAAL

plus

Je gebruikt verschillende stemmen bij het voorlezen (tip 10). Je past dit toe op de tekst Geheugen kwijt.

Aan de slag 1

omgeving

Stefano: Goed, goed. Ik beloof het. Ik zal de politie er niet bij halen. O, ik hoor Marja al aankomen! X: Alles … Alles draait … Stefano: Hé, doe je ogen nu niet dicht!

Geheugen kwijt is een boek uit de serie Toneellezen.

Is het lezen van een toneeltekst even leuk als een verhaaltekst, denk je? £ minder leuk dan een verhaal £ ongeveer even leuk £ leuker dan een verhaal

Blok 1

Blok 1

Technisch lezen

Welke woorden passen bij Stefano, welke bij de jongen (X)? Verbind.

2

Lees de tekst.

hulpvaardig

Een onbekende jongen is net gehaast uit bus 115 gestapt. In zijn

in de war

haast is hij over een poes gestruikeld en keihard met zijn hoofd

bang

kalm

zenuwachtig

benieuwd

versuft

tegen een lantaarnpaal geknald. Stefano weet het een en ander van Eerste Hulp Bij Ongelukken en gaat naar de jongen toe.

Stefano

Stefano: Hé! Word eens wakker! X: Aagghh … Stefano: Ja! Goed zo!

Denk daarbij aan de woorden hierboven.

Lees nu de hele tekst met je buur.

X: Aaahh … Stefano: Hallo. Ik ben Stefano. Hoe heet jij?

Lees om de beurt een stukje aan elkaar voor. Gebruik verschillende stemmen bij het voorlezen. 69, tip 10

Het kost de jongen duidelijk veel moeite, maar langzaam gaan zijn ogen een klein beetje open. Versuft kijkt hij door zijn wimpers naar Stefano.

24

• de jongen (X)

Lees om de beurt de grijze zinnen aan elkaar voor.

Stefano’s aanpak heeft succes. De jongen begint zachtjes te kreunen en beweegt zijn hand voorzichtig naar zijn pijnlijke voorhoofd.

Ik begrijp & ik vind 3 Carla van Kollenburg, Geheugen kwijt, Uitgeverij Zwijsen, 2015

Stefano: Je bent net in Middeldam uit de bus gestapt, maar je bent tegen een lantaarnpaal opgerend. Waar wilde je zo snel naartoe? X: Ge … Stefano: Ja? Zeg het maar. X: Ge … ge … Stefano: Gezin? Gemeentehuis? X: Gehei … geheim … Stefano: Geheim? Wat is geheim? X: Niks zeggen … Alsjeblieft! Stefano: Maak je niet druk, joh. Dat is niet goed na zo’n klap tegen je hoofd. X: Geheim … Beloof me … Niks zeggen! Stefano: Oké, oké. Kalm maar. Ik beloof dat ik je geheim aan niemand zal verklappen. X: Politie … Geen politie! Stefano: Natuurlijk komt er geen politie. Waarom zouden ze? Er was geen autoongeluk of zo. Je bent gewoon over onze poes gestruikeld en tegen een lantaarnpaal geknald. X: Be … beloof het!

Wat gebeurt eerst in de tekst en wat daarna? Schrijf achter de zinnen 1, 2, 3, 4, 5 of 6.

De jongen maakt duidelijk dat hij niet wil dat er politie bij komt. Het lukt de jongen niet om een woord helemaal uit te spreken. De jongen zegt dat alles draait en sluit zijn ogen. Stefano gaat naar een jongen toe die over zijn poes gestruikeld is. Het woord dat de jongen met moeite uitspreekt is: geheim. Stefano zegt dat hij al niet van plan was de politie erbij te halen.

Door de klap kijkt de jongen niet meer fris uit zijn ogen. Hoe kijkt hij naar Stefano? Zet een streep onder de zin waarin je dat leest.

4

Welk geheim zou de jongen kunnen hebben? Wat denk je? Misschien

Heb je nog tijd? Lees dan in je boek. 25

89


BLOK 1

LES 25

THEMA

controletoets

taal

omgeving

50

CONTROLETOETS ­BEGRIJPEND LEZEN Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de controletoets begrijpend lezen in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag. Neem deze toets enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden bij de signaaltoets, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de resultaten van de signaaltoets begrijpend lezen. De behaalde punten op de controletoets zijn het eindresultaat.

CONTROLETOETS WOORDENSCHAT/ TAALBESCHOUWING Voorbereiding Je vindt alle materialen voor de controletoets woordenschat/taalbeschouwing in de leerkrachtassistent. Het afnemen van de toets neemt ongeveer 25 minuten in beslag. Neem deze toets enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden bij de signaaltoets, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Doorloop samen met de leerlingen de opdrachten. Daarna gaan de leerlingen individueel aan de slag.

Registratieformulier Vul na afloop het registratieformulier in. Vergelijk met de resultaten van de signaaltoets begrijpend lezen. De behaalde punten op de controletoets zijn het eindresultaat.

90


91


Auteurs Kim Stiers Coördinatie en advies Katrien Daerden Riet Jeurissen Hilde Van den Bossche Jo van den Hauwe Illustraties en fotografie Alexandra Pillaert Adobe Stock Shutterstock Studio Wasabi Projectteam Zwijsen België © 2020 Uitgeverij Zwijsen N.V., Antwerpen maakt deel uit van WPG ISBN 9789463681803 D/2020/1919/137 NUR 191 In deze uitgave van ‘Studio taal/spelling’ werd gebruikgemaakt van materiaal van ‘Estafette editie 3’ (methode voor het lager onderwijs van Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg) en ‘Zie zo Taal/Spelling’ (methode voor het lager onderwijs van Uitgeverij Zwijsen N.V., Antwerpen). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaandelijke toestemming van de uitgever. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be. Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen België N.V.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.