Zie zo Taal blok 3 | Evaluatie en remediëring Observatie- en reflectietips
66
Lezen •
Toets lezen + zelfevaluatie
69
•
Registratie- en observatieformulier lezen
72
Schrijven •
Toets schrijven + zelfevaluatie
73
•
Registratie- en observatieformulier schrijven
76
Woordenschat en taalbeschouwing •
Toets woordenschat en taalbeschouwing + zelfevaluatie
77
•
Registratie- en observatieformulier woordenschat en taalbeschouwing
80
Spreken/luisteren •
Observatiewijzer spreken/luisteren
6
•
Toets spreken/luisteren + zelfevaluatie
81
•
Registratie- en observatieformulier spreken/luisteren
83
Remediëring en oefening •
Lezen
84
•
Schrijven
88
•
Woordenschat en taalbeschouwing
91
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 65
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3
65 65 18/03/14 13:10
Zie zo Taal blok 3 | Observatie- en reflectietips Toets lezen Neem tijdens het invullen van het registratieformulier lezen blok 3 de volgende observatie- en reflectietips in acht. Ze kunnen je helpen om een nog duidelijker beeld van je leerlingen te krijgen. Bij het bespreken van de toets met de leerlingen probeer je waar mogelijk steeds te verwijzen naar de Zie zo leeswijzer. - Oefening 1: heeft de leerling het vervolg niet correct aangeduid, vraag hem om in eigen woorden te vertellen wat er volgens hem nog verder verteld zou kunnen worden in de tekst. Ga daarna opnieuw over naar de oefening en laat de leerling het juiste vervolg zoeken. - Oefening 2: heeft de leerling niet alle vervoersmogelijkheden gevonden? Laat hem de tekst in eigen woorden vertellen. Bespreek om na te gaan waar hij fout zit. Laat de opdracht uitvoeren en vraag hem om hardop te denken zodat je weet waar er een fout zit in zijn redenering. - Oefening 3: heeft de leerling moeite met het stellen van vragen over het vervolg van de tekst, laat hem het stukje tekst opnieuw lezen en bespreek dan samen de inhoud van de tekst. Interesseert het onderwerp hem niet, kan hij zich niets voorstellen bij de tekst, ziet hij het nut niet ervan in? Houd een gesprek zodat hij zich toch een aantal vragen over het vervolg stelt. Verwijs ook naar de Zie zo leeswijzer: jezelf vragen stellen helpt om vooruit te denken de tekst beter te begrijpen. - Oefening 4: heeft de leerling het vervolg na ‘maar’ niet correct aangeduid, vraag hem om zelf een zin te maken met het woord ‘maar’. Bespreek wat er meestal volgt na ‘maar’ (een tegenstelling). Laat hem het stukje tekst opnieuw lezen en het passende vervolg aanduiden. Heeft de leerling het vervolg na ‘dus’ niet correct aangeduid, vraag hem om zelf een zin te maken met het woord ‘dus’. Bespreek wat er meestal volgt na ‘dus’ (een besluit). Laat hem het stukje tekst opnieuw lezen en het passende vervolg aanduiden. - Oefening 5: heeft de leerling moeite om de verbindingswoorden correct te gebruiken, geef voorbeelden van zinnen met de verbindingswoorden en laat hem dan zelf ook zinnen bedenken. Herhaal dit een aantal keer. Bespreek een aantal zinnen uit de oefening om te controleren of hij de juiste verbindingswoorden gebruikt.
Toets schrijven Neem tijdens het invullen van het registratieformulier schrijven blok 3 de volgende observatie- en reflectietips in acht. Ze kunnen je helpen om een nog duidelijker beeld van je leerlingen te krijgen. - Oefening 1: heeft de leerling geen rekening gehouden met de schrijfconventies van een briefkaart zoals het gebruik van een aanspreking en afronding met eigen naam, het schrijven van naam en adres van de ontvanger, en het schrijven van hoofdletters en leestekens? Vraag waarom, is hij het vergeten, vindt hij het niet belangrijk, enz. Heeft hij op zijn briefkaart geen omschrijving van een beleving of feiten geschreven? Houd een kort gesprek over wat je schrijft op een briefkaart en laat hem dan mondeling verwoorden wat hij zou willen schrijven. - Oefening 2: zie tips bij oefening 1. Heeft de leerling op een andere manier geschreven naar zijn grootouders en vriend(in)? Is er geen verschil? Houd een kort gesprek dat de boodschap en het register dat je gebruikt toch deels bepaald wordt door de ontvanger, je vertelt niet dezelfde dingen aan je grootouders als aan je vrienden en je verwoordt het (meestal) ook op een andere manier.
66
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3
ZzT_KM4.indb 66
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:10
Zie zo Taal blok 3 | Observatie- en reflectietips - Oefening 3: heeft de leerling geen passende titel bedacht, vraag hem wat hij allemaal in zijn verslag geschreven heeft en wat hij het belangrijkste, leukste, grappigste vindt om zo een leuke, passende titel te vinden. Heeft hij geen omschrijvingen van een beleving of feiten gegeven? Houd een kort gesprek over wat je schrijft in een verslag en laat hem dan mondeling verwoorden wat hij zou willen schrijven. Is er geen logische volgorde of samenhang? Laat hem een woordenweb maken en de dingen die bij elkaar horen in dezelfde kleur zetten. Heeft de leerling het reisverslag als een verhaal willen schrijven of beschrijft hij de reis dag per dag? Is er geen duidelijke structuur (bv. het gebruik van alinea’s of een overzichtelijke dagindeling)? Heeft hij geen leuk einde bedacht, is de tekst niet goed afgerond? Misschien had de leerling te weinig tijd, vraag hem mondeling hoe hij structuur in zijn tekst zou aanbrengen en welke einde hij zou bedenken.
Toets woordenschat en taalbeschouwing Neem tijdens het invullen van het registratieformulier woordenschat en taalbeschouwing blok 3 de volgende observatie- en reflectietips in acht. Ze kunnen je helpen om een nog duidelijker beeld van je leerlingen te krijgen. - Oefeningen 1, 2 en 3: herkent de leerling het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd niet? Heeft de leerling moeite met het correct toepassen van de tegenwoordige en de verleden tijd? Heeft de leerling moeite met het vormen van de juiste persoonsvorm? Bespreek de zinnen uit de oefeningen en laat de leerling verwoorden wanneer het gebeurt. Geef voorbeelden van allerlei situaties waarin het verschil tussen ‘nu’ en ‘vroeger’ duidelijk is en laat de leerling ervaren waarom het werkwoord niet in de tegenwoordige tijd kan staan als het gisteren gebeurd is en omgekeerd. Verwijs eventueel ook naar de les. Als je met Zie zo Spelling werkt, kun je ook verwijzen naar de lessen werkwoordspelling over de tegenwoordige en de verleden tijd en de bijhorende uitlegkaarten om de verschillende persoonsvormen uit te leggen. - Oefening 4: heeft de leerling moeite met het herkennen van formeel (deftig)/informeel (gewoon) en gesproken/geschreven taalgebruik? Bespreek de tekstjes, vraag wat de boodschap of bedoeling is, wie de zenders en de ontvangers zijn, in welke omstandigheden een boodschap het best mondeling of schriftelijk weergegeven wordt en wanneer formeel en informeel register gebruikt wordt. Geef een aantal concrete situaties en vraag hem om aan te geven welk register hij zou hanteren. - Oefening 5: heeft de leerling een woord aangeduid dat wel tot dezelfde semantische categorie behoort, vraag hem waarom hij dat woord heeft onderstreept. Laat hem uitleggen wat de andere woorden betekenen en wat ze gemeenschappelijk hebben. - Oefening 6: heeft de leerling een verkeerde strategie aangeduid bij de woorden, houd een kort gesprek. Bespreek de zinnen, stel vragen, denk mee hardop tot hij de juiste strategie toepast.
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 67
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3
67 18/03/14 13:10
Zie zo Taal blok 3 | Observatie- en reflectietips Toets spreken/luisteren Tijdens het afnemen van de toets spreken/luisteren, kun je niet alles beoordelen. Daarom is het belangrijk om de leerlingen doorheen het schooljaar tijdens de lessen spreken/luisteren te observeren aan de hand van de observatiewijzer spreken/luisteren (blokken 1 t.e.m. 4). Neem tijdens het invullen van het registratieformulier spreken/luisteren blok 3 de volgende observatie- en reflectietips in acht. Ze kunnen je helpen om een nog duidelijker beeld van je leerlingen te krijgen. Deze toets wordt zowel mondeling als schriftelijk gemaakt zonder dat het veel tijd in beslag neemt. De leerlingen bereiden een verslag voor met behulp van een woordenweb en komen daarna elk afzonderlijk bij jou verslag doen. - Oefening 1: herkent de leerling niet of je voor, tegen of onbeslist bent over een bepaald onderwerp? Houd een kort gesprek en vraag op basis van welke argumenten hij deze keuze gemaakt heeft. - Oefening 2: heeft de leerling moeite met één van de volgende aspecten van een mondeling verslag doen (inleiding, informatie over wat/wie/waar/wanneer, volgorde, slot, duidelijke formulering en uitspraak, gepaste intonatie)? Houd een kort gesprek over de kenmerken van een mondeling verslag. Heeft hij moeite om zijn tekst te structureren? Laat hem in zijn woordenweb de dingen die bij elkaar horen kleuren en nummeren voor een logische volgorde.
68
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3
ZzT_KM4.indb 68
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:10
16 1
Zie zo Taal blok 3 | Toets lezen
Naam Datum
Lees het stukje tekst. Hoe lang is het nog? Als je van Vlaanderen naar het noorden van Frankrijk rijdt, ben je niet zo lang onderweg; met de auto maar anderhalf à 2 uur. Ga je naar Zuid-Frankrijk, dan moet je zeker tien uur langer rekenen. Je kunt ook de trein nemen of het vliegtuig en sommige mensen komen met de fiets. Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welk vervolg past bij het tekstje? Kruis aan. Dat is flink trappen, want Frankrijk heeft veel heuvels en bergen. Je vindt er veel restaurants om iets te eten. Dat is niet zo moeilijk. Even fietsen en je bent er. . /1 2
Op welke 4 manieren kun je naar Frankrijk reizen volgens deze tekst? Kleur ze groen in de tekst. . /2 3
Lees het stukje tekst. Omhoog De Mont Blanc, de witte berg, in de Alpen is 4 810 meter hoog en daarmee de hoogste berg van Frankrijk. De Pyreneeën reiken iets minder hoog; de hoogste top in het Franse deel is de Vignemale (vienjemaal), die 3 298 meter hoog is. De Alpen en Pyreneeën noemt men jonge gebergtes.
Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welke vragen stel jij jezelf over het vervolg van de tekst? Noteer drie vragen.
. /3
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 69
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 16
69 18/03/14 13:10
16 4
Zie zo Taal blok 3 | Toets lezen
Naam Datum
Lees het volgende stukje tekst. Omlaag Als je hoogtevrees hebt, of als er een hittegolf is en je een koele plek zoekt, kun je beter ondergronds gaan. Je kunt in Frankrijk honderden grotten bezoeken. Niet alleen in berggebieden, maar… Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
De tekst eindigt met het woordje ‘maar’. Wat zou daarachter kunnen volgen? in streken waar je veel gebergtes vindt. ook in heuvelachtige streken zoals de Dordogne. niet in andere streken. Lees het volgende stukje tekst. Het slechte nieuws In Frankrijk staan er maar liefst 58 kerncentrales. Kernenergie maak je met atomen en heel lang vond men dat dit de beste manier was om energie te maken: zo had je niet zo veel olie of bijvoorbeeld steenkool nodig. Olie en kolen zullen op een dag op zijn en kernenergie kun je altijd zelf blijven maken. De lucht blijft er ook schoner van. Maar er zijn 2 grote problemen: waar laat je het afval? Dat geeft nog gevaarlijke straling af waar mensen heel erg ziek van kunnen worden, dus … Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
De tekst eindigt met het woordje ‘dus’. Wat zou daarachter kunnen volgen? dat mag je om het even waar weggooien. dat kan niet zomaar in de vuilnisbak. dat is niet zo erg. . /2
70
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 16
ZzT_KM4.indb 70
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:10
16
Zie zo Taal blok 3 | Toets lezen
Naam Datum
5
Maak deze zinnen af. Kies uit: maar, toch, dus, want, daarom, omdat. In Frankrijk op vakantie gaan is leuk,
er erg veel te beleven valt.
In Frankrijk op vakantie gaan is leuk,
er valt erg veel te beleven.
Er valt in Frankrijk veel te beleven, vakantie gaan.
moeten we er zeker eens op
Er valt in Frankrijk veel te beleven, gevaarlijke plaatsen.
we moeten wel opletten voor . /2 Totaal: . /10
Kleur het juiste gezicht. Dat kan ik heel goed. Dat vind ik nog moeilijk. Dat kan ik nog niet.
Ik kan het vervolg voorspellen van een stukje tekst. Ik kan mezelf vragen stellen bij het lezen om vooruit te denken. Ik weet ongeveer wat er volgt na de verbindingswoorden ‘maar en ‘dus’. Ik kan verbindingswoorden correct gebruiken.
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 71
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 16
71 18/03/14 13:10
72
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 16
ZzT_KM4.indb 72
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:10
Adviesnorm: remediëring herhaling verrijking
Naam leerling
1/1
≤0.5/2 1/2 2/2
oef. 2 . /2
oef. 1 . /1
0/1
antwoord zoeken in de tekst
vervolg voorspellen
1/3 2/3 3/3
0/2 1/2 2/2
vervolg voorzichzelf spellen a.d.h.v. vragen stellen verbindingsbij een tekst woord oef. 3 oef. 4 . /3 . /2
Zie zo Taal blok 3 | Registratie- en observatieformulier lezen
≤0.5/2 1/2 2/2
oef. 5 . /2
verbindingswoorden invullen totaal . /10
opmerkingen
17 1
Zie zo Taal blok 3 | Toets schrijven
Lees het tekstje. Je bent op vakantie in Griekenland. Je bent er intussen drie dagen en het is al drie dagen heel mooi weer geweest. De temperatuur ligt tussen 28 en 33 graden. Het hotel waar jullie logeren is heel mooi. Jullie hebben een grote kamer, met zicht op zee. Het eten in het hotel is lekker, maar altijd heel erg veel. Aan jullie hotel ligt een zwembad. Het zwembad is heel groot, maar niet zo netjes. Er ligt vaak zand in en veel bladeren. Jullie zijn al twee erg mooie tempels gaan bezichtigen en maken morgen een uitstap naar een waterpretpark. Daar kijk je erg naar uit. Je hebt aan het zwembad nog andere Vlaamse kinderen ontmoet. Jullie doen vaak dingen samen en dat vind je erg leuk.
Schrijf nu een briefkaart over deze vakantie. Je schrijft de kaart naar je oma en/of opa.
. /4
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 73
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 17
73 18/03/14 13:11
17 2
Zie zo Taal blok 3 | Toets schrijven
Naam Datum
Schrijf ook een briefkaart over deze vakantie aan een vriend of vriendin.
. /4 3
Nel gaat met haar familie op reis. Kijk goed naar de foto’s en vul het reisverslag verder in. Bedenk ook een leuke titel! Dag 1: aankomst. Dag 4: rustdag. Jij schrijft wat ze op dag 2, 3, 5 en 6 gedaan of beleefd heeft. Je mag kiezen hoe: schrijf je een verhaal of vertel je het dag per dag?
74
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 17
ZzT_KM4.indb 74
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
17
Zie zo Taal blok 3 | Toets schrijven
Naam Datum
. /7 Totaal: . /15
Kleur het juiste gezicht. Dat kan ik heel goed. Dat vind ik nog moeilijk. Dat kan ik nog niet. Als ik een briefkaart schrijf, let ik op de volgende dingen: - ik hou rekening met de ontvanger. - ik gebruik een aanspreking. - ik kan de naam en het adres van de ontvanger juist schrijven. - ik sluit af met mijn naam. Ik kan een reisverslag schrijven als een verhaal. Ik kan een reisverslag schrijven waarbij ik dag per dag een omschrijving geef.
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 75
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 17
75 18/03/14 13:11
76
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 17
ZzT_KM4.indb 76
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
Adviesnorm: remediëring herhaling verrijking
Naam leerling
≤2/4 3/4 4/4
oef. 2 . /4
oef. 1 . /4
≤2/4 3/4 4/4
briefkaart (vriend)
briefkaart (grootouders)
Zie zo Taal blok 3 | Registratie- en observatieformulier schrijven
≤3/7 4/7 of 5/7 ≥6/7
oef. 3 . /7
reisverslag totaal . /15
opmerkingen
18 1
Datum Zie zo Taal Naam blok 3 | Toets woordenschat en taalbeschouwing
Verbind de zinnen met de juiste tekening.
Noortje gaat op vakantie.
Noortje ging op vakantie.
. /1 2
Omcirkel de juiste persoonsvorm. Ramon is / was nu al bijna een week in Parijs. Hij komt / kwam hier vorige week op donderdag aan. Vandaag is / was het alweer woensdag. Toen Ramon drie dagen in Parijs is / was, gaat / ging hij naar een pretpark. Daar ziet / zag hij ’s avonds een optocht. Ramon geniet / genoot van zijn bezoek. Hij blijft / bleef er tot het park sloot.
. /4 3
Vul het weerbericht aan met de juiste tijd van het werkwoord. Moet het werkwoord in de verleden tijd of in de tegenwoordige tijd staan? regenen
Vandaag
het al de hele dag.
waaien
Ook
het heel hard.
zijn
Het
dus slecht weer vandaag.
gaan
Morgen
de zon weer schijnen.
blijven
Hopelijk
het morgen ook de hele dag droog. . /5
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 77
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 18
77 18/03/14 13:11
18 4
Datum Zie zo Taal Naam blok 3 | Toets woordenschat en taalbeschouwing
Is dit gesproken of geschreven taal? Is het deftige of gewone taal? Kruis aan.
Liefste oma, Het is heel fijn op kamp. Het eten is lekker en het weer is fantastisch! Tot gauw, Silke gesproken taal
geschreven taal
deftige taal
gewone taal
En heeft u nog last gehad van uw darmen? Kleedt u zich maar even uit, dan zullen we eens kijken wat er scheelt. gesproken taal
geschreven taal
deftige taal
gewone taal
Beste, Frieda was gisteren afwezig omdat ze in de voormiddag naar de tandarts moest. Gelieve haar daarvoor te verontschuldigen. Met vriendelijke groeten, Mevrouw de Waerd gesproken taal
geschreven taal
deftige taal
gewone taal
Ik ben gisteren naar die nieuwe bioscoop geweest! Het was er heel gezellig! gesproken taal
geschreven taal
deftige taal
gewone taal . /4
5
Kijk naar de voorbeelden. Onderstreep het woord dat er niet bij hoort.
Voertuigen: trein – bus – auto – zwemmen – vliegtuig Plaats om te overnachten: hotel – tent – huisje op bungalowpark – restaurant - caravan . /2
78
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 18
ZzT_KM4.indb 78
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
18
Datum Zie zo Taal Naam blok 3 | Toets woordenschat en taalbeschouwing
6
Woorden in een tekst kunnen op verschillende manieren worden uitgelegd: a. met voorbeelden b. met een synoniem c. met een zin Op welke manier zijn de schuingedrukte woorden hieronder uitgelegd? Gebruik a, b of c. Het was druk op het perron. Tientallen mensen stonden er op de trein te wachten. De winkel naast het station verkoopt ook gezonde voeding: fruit, groenten, noten … Weet jij waarom de conducteur ook wel een kaartjesknipper wordt genoemd? Een spoorwisseling betekent dat de trein op een ander spoor toekomt dan normaal. . /4 Totaal: . /20
Kleur het juiste gezicht. Dat kan ik heel goed. Dat vind ik nog moeilijk. Dat kan ik nog niet.
Ik weet dat als het werkwoord in de verleden tijd staat, dan gaat het over iets van vroeger. Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd correct schrijven. Ik weet dat je taal op verschillende manieren kunt gebruiken. Ik hou rekening met wie de ontvanger is, wat ik wil zeggen en wat ik wil bereiken. Ik weet wat ‘deftige’ en ‘gewone’ taal is. Ik kan de betekenis van een woord vinden door te kijken naar de andere zinnen. Ik kan de betekenis van woorden uitleggen met andere woorden die hetzelfde betekenen of met voorbeelden. © Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 79
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 18
79 18/03/14 13:11
80
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 18
ZzT_KM4.indb 80
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
Adviesnorm: remediëring herhaling verrijking
Naam leerling
1/1
0/1
oef. 1 . /1
<3/4 3/4 of 3.5/4 4/4
oef. 2 . /4
<3/5 3/5 of 4/5 5/5
oef. 3 . /5
persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd
<3/4 3/4 of 3.5/4 4/4
formeel en informeel, gesproken en geschreven taalgebruik oef. 4 . /4
0/2 1/2 2/2
oef. 5 . /2
≤2/4 3/4 4/4
oef. 6 . /4
woordleerstrategieën
totaal . /20
Zie zo Taal blok 3 | Registratie- en observatieformulier woordenschat en taalbeschouwing
opmerkingen
19
Zie zo Taal blok 3 | Toets spreken/luisteren
Naam Datum
1
Luister naar de juf of meester. Duid daarna aan: Mening 1 De juf of meester is tegen. De juf of meester is voor. De juf of meester weet het nog niet zo goed.
Mening 2 De juf of meester is tegen. De juf of meester is voor. De juf of meester weet het nog niet zo goed. . /2
2
Wat heb jij dit weekend of vorig weekend beleefd? Vul het woordenweb in. Nadien doe je verslag van je weekend. De juf of meester is luisteraar. Enkele tips: - vergeet de inleiding en het slot niet. - vertel stap voor stap. - spreek luid en duidelijk. - maak de luisteraar nieuwsgierig.
MIJN WEEKEND
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 81
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 19
81 18/03/14 13:11
19
Zie zo Taal blok 3 | Toets spreken/luisteren
Naam Datum
Je mag een spiekbriefje gebruiken! Schrijf kort op wat je straks wilt vertellen.
. /8 Totaal: . /10
Kleur het juiste gezicht. Dat kan ik heel goed. Dat vind ik nog moeilijk. Dat kan ik nog niet.
Ik kan een mening herkennen als ‘eens’, ‘oneens’, ‘ik weet het nog niet’. Ik kan een verslag geven over een gebeurtenis. Ik let op een goede volgorde. Ik geef een inleiding. Ik rond het verslag af. Ik spreek luid een duidelijk.
82
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 19
ZzT_KM4.indb 82
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 83
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 19
83
18/03/14 13:11
Naam leerling
oef. 1 . /2
een mening herkennen
verslag doen (inleiding, informatie over wat/wie/waar/wanneer, volgorde, slot, duidelijke formulering en uitspraak, gepaste intonatie) oef. 2 . /8
Zie zo Taal blok 3 | Registratie- en observatieformulier spreken/luisteren
totaal . /10
opmerkingen
20 1
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen lezen
Lees de volgende tekst grondig. Bonjour Kinderen die niet van kussen houden hebben pech, want in Frankrijk wordt meer gekust dan in Vlaanderen. Zowel meisjes als jongens kussen elkaar en volwassenen, zelfs als ze die niet goed kennen. De hoeveelheid kussen hangt af van de streek. Vaak worden er twee kussen gegeven, maar er zijn ook gebieden waar drie of zelfs vier kussen gebruikelijk zijn. En soms gewoon maar eentje, maar dat is vrij zeldzaam. Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Waarover denk je dat de tekst verder nog zal gaan? Kruis aan. Over rivieren in Frankrijk. Over andere manieren van begroeten in Frankrijk. Over Parijs, de hoofdstad van Frankrijk.
✂ 2
Lees de volgende tekst grondig. Lange dagen Een Franse schooldag duurt van kwart voor negen tot half vijf. De school gaat al eerder open en rond zes uur ’s avonds weer dicht. Veel kinderen blijven tussen de middag op school en eten een warme maaltijd in de kantine. Als hun ouders werken, zijn Franse kinderen dus ruim tien uur per dag op school! Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Waarover verwacht je dat het vervolg van deze tekst zal gaan? Kruis aan. Over vrije dagen en schoolvakanties. Over werken in Frankrijk. Over mama’s en papa’s in Frankrijk.
84
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
ZzT_KM4.indb 84
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen lezen
3
Ik lees een tekst met als titel: ‘De beroemdste toren van Frankrijk’. Waarover gaat de tekst, denk je? Kruis aan. Over de verschillende gebouwen die je kan bezichtigen in Frankrijk. Over de Eiffeltoren, een monument in Frankrijk. Over de landschappen in Frankrijk. ✂ 4
Lees de volgende tekst grondig. Bonjour Kinderen die niet van kussen houden hebben pech, want in Frankrijk wordt meer gekust dan in Vlaanderen. Zowel meisjes als jongens kussen elkaar en volwassenen, zelfs als ze die niet goed kennen. De hoeveelheid kussen hangt af van de streek. Vaak worden er twee kussen gegeven, maar er zijn ook gebieden waar drie of zelfs vier kussen gebruikelijk zijn. En soms gewoon maar eentje, maar dat is vrij zeldzaam. Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welke vragen stel jij jezelf over het vervolg van de tekst? Noteer twee vragen.
✂ 5
Lees het begin van de volgende tekst. Eetgewoonten De Franse maaltijd is belangrijk, maar dat betekent niet dat iedereen elke dag uren aan tafel zit. Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welke vragen stel jij jezelf over het vervolg van de tekst? Noteer twee vragen.
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 85
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
85 18/03/14 13:11
20 6
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen lezen
Noteer twee vragen die je kunt stellen bij een tekst met als onderwerp ‘Franse sporten’.
✂ 7
Lees de volgende tekst grondig. Bonjour Kinderen die niet van kussen houden hebben pech, want in Frankrijk wordt meer gekust dan in Vlaanderen. Zowel meisjes als jongens kussen elkaar en volwassenen, zelfs als ze die niet goed kennen. De hoeveelheid kussen hangt af van de streek. Vaak worden er twee kussen gegeven, maar Uit: ‘Reis door... Frankrijk’; tekst Pauline Michgelsen © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Welk vervolg zou er in de tekst kunnen staan na het woordje ‘maar’? Kruis aan. Er zijn ook gebieden waar drie of zelfs vier kussen gebruikelijk zijn. Je mag geen jongens kussen als je zelf een jongen bent. Iedereen vindt het geven van kussen leuk. ✂ 8
Lees de volgende tekst grondig. Zijn alle Fransen klein? De gemiddelde Fransman of Franse vrouw is ongeveer 1,68 meter lang. Dat is 5 centimeter kleiner dan de gemiddelde Belg. De Fransen zijn slanker dan de gemiddelde Europeaan, omdat …
Wat zou in deze tekst kunnen volgen na het woord ‘omdat’? ze veel meer eten dan andere mensen. ze meestal meer wegen dan andere Europeanen. ze gezonder eten.
86
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
ZzT_KM4.indb 86
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen lezen
9
Maak deze zinnen af. Kies uit: maar, toch, dus, want, daarom, omdat. Reizen is leuk,
je dan veel nieuwe plaatsen leert kennen.
Reizen is leuk,
moet je het vaak doen.
Reizen is leuk,
ook erg duur.
Reizen is leuk,
je leert dan vaak nieuwe vrienden kennen.
Reizen is leuk,
ga ik twee keer per jaar op reis.
Reizen is leuk,
zijn er ook mensen die er niet zo van houden.
â&#x153;&#x201A; 10
Maak deze zinnen af. Kies uit: maar, toch, dus, want, daarom, omdat. Ik reis graag met het vliegtuig,
je dan snel ter plaatse bent.
Ik reis graag met het vliegtuig,
heb toch iedere keer een beetje schrik.
Ik reis graag met het vliegtuig,
reis ik ook vaak per vliegtuig.
Ik reis graag met het vliegtuig,
ga ik ook regelmatig op reis met de auto.
Ik reis graag met het vliegtuig,
heb ik een vliegtuigje gekocht.
Ik reis graag met het vliegtuig,
dat gaat sneller.
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 87
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
87 18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen schrijven
1
Noteer het adres correct op deze briefkaart. Je schrijft een kaartje naar je vriend John. Hij is de zoon van Bert Jonkers. Hij woont samen met zijn mama, papa en zus in de Liezenlaan nummer 46 in Ottelaren. De postcode is 4444.
â&#x153;&#x201A; 2
Schrijf bij ieder briefje een gepaste aanspreking.
oi weer. Het is hier mo n leuk hotel We hebben ee t zwembad. met een groo veel We hebben al cht. kastelen bezo we naar de Morgen gaan . t lijkt me leuk dierentuin. Da Groetjes, Bjorn
Hier aan zee is het erg leuk. Gisteren heeft papa me kopje onder geduwd . Dat zeewate r smaakte erg vi es. Mama en ik zi jn met de fiets gaan rijden.
Hier in Frankrijk is het heel mooi. Het hotel valt mee en een prachtige omgeving. Ik vind het jammer dat jij er niet bij bent. Ik mis je heel hard en zal blij zijn als ik weer terug bij jou ben.
Je liefste klein kind, Ruben
Dikke kussen, Pieter
88
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
ZzT_KM4.indb 88
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen schrijven
3
Schrijf een briefkaart naar wie je wilt. Geef een omschrijving van je eigen beleving en geef ook feiten.
✂ 4
Je bent op zeeklassen. Schrijf een briefkaart naar je ouders.
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 89
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
89 18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen schrijven
5
Je bent op vakantie in Italië met je ouders. Je slaapt in een tent. Schrijf een briefkaart naar je beste vriend of vriendin.
✂ 6
Verzin een leuke vakantie. Schrijf een briefkaart naar wie je zelf graag wilt.
90
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
ZzT_KM4.indb 90
© Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11
20
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing
1
Kleur de woorden die bij de tegenwoordige tijd horen geel. Kleur de woorden die bij de verleden tijd horen groen.
morgen
gisteren
vandaag toen
straks
daarnet
nu
vorig jaar vorige week
volgend jaar
enige tijd geleden
in de toekomst
over een poosje volgende week
in de riddertijd
Kies drie gele woorden. Maak met ieder woord een zin. Zin 1: Zin 2: Zin 3: Kies drie groene woorden. Maak met ieder woord een zin. Zin 1: Zin 2: Zin 3: â&#x153;&#x201A; 2
Lees de zinnen. Wanneer wordt het schuingedrukte woord uitgelegd? Voor of na het woord?
a. Er zijn twee soorten treinen. Je hebt een personentrein en een goederentrein. De personentrein vervoert mensen. De goederentrein vervoert dingen. voor
na
b. Ik ga heel graag op reis en ik wil van mijn hobby mijn beroep maken. Daarom wil ik later gaan werken bij het reisbureau. Daar kun je mensen helpen die een reis zoeken. voor
na
c. Het lijkt me heerlijk om een vliegtuig te mogen besturen. Daarom wil ik later piloot worden en ook om verre reizen te kunnen maken. voor Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
ZzT_KM4.indb 91
na Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
91 18/03/14 13:11
20 3
Zie zo Taal blok 3 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing
Een piloot zit in de cockpit. Kleur de cockpit.
â&#x153;&#x201A; 4
92
Zet de zinnen in de verleden tijd.
kopen
Mijn broer
mogen
Ik
er een eindje op rijden.
rijden
Ik
heel snel.
zien
Maar ik
vallen
Dus
Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 4, blok 3, les 20
ZzT_KM4.indb 92
een nieuwe fiets.
de steen op de weg niet liggen. ik van mijn fiets.
Š Uitgeverij Zwijsen BE 2014
18/03/14 13:11