Zie zo Taal
Je begint in het taalboek. Maak de opdrachten. Zie je ? Ga dan naar het werkboek. Kom je tekens tegen? Doe dan dit. werk samen extra opdracht Zie je âžž ? Ga dan opnieuw naar het taalboek.
1
Zie zo Taal blok 3 | lezen
1
op verkenning
uitleg
aan de slag
5
In het verhaal is er sprake van de sfinx. Weet je wat dat is? Met een beetje zoekwerk weet je het zo! Maak hier een schets van de sfinx.
6
Welke vragen stel je je bij het lezen van het verhaal? Schrijf er enkele op. Bespreek ze daarna met je klasgenoot.
terugkijken
Welke vragen vind je echt belangrijk?
Waarom vind je deze vragen belangrijk?
âžž
2
reizen
7
Duid aan wat er volgens jullie is gebeurd. Lotte en Tom zijn met hun ouders naar een museum gegaan. De gids kon hen erg veel over Egypte vertellen. Hij vertelde hen alles wat hij wist. Thuis maakten ze een opdracht voor school op de computer. Daarna gingen ze hun oma bezoeken. Lotte en Tom zijn met hun ouders naar een museum gegaan. De gids deed heel geheimzinnig. Wat was er toch met die Egyptische zuil aan de hand? Lotte maakt er onopgemerkt een foto van. Thuis proberen ze iets te zien in de ‘tekentekens’ op de zuil. Ze gaan naar professor De Kruif voor meer uitleg. Maar ook zij doet vreemd.
8
Je weet nu al meer over het verhaal. Hoe gaat het verder, denk je? Bespreek het samen en schrijf het kort op.
op verkenning 9
uitleg
aan de slag
terugkijken
Stel dat je een verhaal leest dat zich afspeelt in de tijd van de ridders en jonkvrouwen. Je weet niet zo veel over deze tijd. Wat kun je doen zodat je het verhaal goed kunt begrijpen?
Ga op zoek naar informatie over Cleopatra. Schrijf kort op wat je gevonden hebt.
3
Zie zo Taal blok 3 | spreken • luisteren
2
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
terugkijken
Maak een woordenweb met de informatie die je in je verslag kunt gebruiken. Deze vragen kunnen je helpen: Wat is er gebeurd? Wie was erbij? Waar is het gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Wat kun je op de foto zien? Hoe voelde jij je toen? Kun je er een leuk weetje over vertellen?
mÄłn rslag
Omcirkel de informatie in je woordenweb die je zeker moet vermelden. 4
Maak een spiekbriefje dat je straks kunt gebruiken bij je verslag. Schrijf kort op waarover je tijdens je verslag wil vertellen. Let hierbij op een goede volgorde. Let op: net zoals bij je woordspin hoef je dit maar kort op te schrijven.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
4
reizen
5
Breng om de beurt verslag uit aan elkaar. Gebruik je foto en je spiekbriefje. Let erop dat je duidelijk en verzorgd spreekt zodat de luisteraars je goed kunnen begrijpen. Kruis aan waarop je hebt gelet tijdens het luisteren. Kies uit de schuingedrukte woorden. Zet een rondje om het gepaste woord. Ik vond dat de spreker genoeg / te weinig informatie heeft gegeven.
Ik kon alles goed / niet zo goed begrijpen.
Ik kon de spreker goed / niet zo goed verstaan.
6
Probeer je verhaal nu eens in één zin te vertellen. Vul de zin verder aan. Mijn verhaal gaat over
➞
5
Zie zo Taal blok 3 | lezen
3
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
Lees het stukje tekst. Het is het begin van een langere tekst. Bagage verloren Regelmatig verliezen mensen in de trein spullen. Of ze vergeten ze bij het uitstappen. Als je iets verloren hebt, kan je dit melden aan het treinpersoneel. Het personeel gaat dan voor jou op zoek. Hoe gaat de tekst verder, volgens jullie? Bespreek het in je groep.
4
Welk vervolg past het best? Kruis aan.
Hendrik zoekt een plaatsje in de trein. Hij legt zijn koffer in het rek. Zijn rugzak schuift hij onder de bank. Die mag hij straks niet vergeten. Hij vraagt de vrouw naast hem of zij wil opletten dat hij zijn rugzak niet laat liggen.
Ik hou er niet van mijn bagage in het rek te leggen. Die rekken hangen veel te hoog voor mij. Daarbij heb ik al twee keer iets in het rek laten liggen. Daar kwam ik natuurlijk pas achter toen de trein al was weggereden.
Als jouw voorwerp teruggevonden wordt, word je onmiddellijk verwittigd. Je kunt je spullen komen afhalen in het station als je 4 euro betaalt. Als je spullen binnen 50 dagen niet worden teruggevonden, word je verwittigd dat de zoekactie wordt stopgezet.
6
terugkijken
reizen
5
Lees het stukje tekst. Het is het begin van een langere tekst. Stoomtreinen In sommige landen van Latijns-Amerika vervoeren stoomtreinen nog steeds personen en goederen. In de meeste landen is het tijdperk van de stoom voorgoed voorbij. De schonere en snellere elektrische locomotieven symboliseren de vooruitgang. In een spoorwegmuseum ‌ De laatste zin in niet volledig. Wat kun je in een spoorwegmuseum vinden? Schrijf het op.
6
Wat wordt er in sommige landen van Latijns Amerika vervoerd door stoomtreinen? Kleur het antwoord in de tekst rood.
7
Noteer het juiste woord bij de afbeeldingen: de stoomtrein – de elektrische trein.
op verkenning 8
uitleg
aan de slag
terugkijken
Waarom is het belangrijk om bij een tekst voorspellingen te maken?
Voorspellen hoe een tekst verdergaat, vind ik: makkelijk omdat een beetje moeilijk omdat erg moeilijk omdat
7
Zie zo Taal blok 3 | reizen
4
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
terugkijken
Kies eerst voor wie je iets gaat schrijven. Kies dan wat je gaat schrijven. De briefkaart wil ik schrijven voor Het reisverhaal wil ik schrijven voor Ik wil schrijven alsof ik op vakantie ben in
4
Verzamel informatie over je vakantiebestemming. Denk aan: boeken, het internet, de juf of meester, een klasgenoot, de andere lessen… Gebruik deze ruimte om ideetjes op te schrijven, foto’s of teksten op te plakken, de titel van een boek, de paginanummers te noteren van dingen die je interessant vindt, het adres van een leuke site op te schrijven, enz… Natuurlijk over je vakantiebestemming!
8
reizen
âžž
9
Zie zo Taal blok 3 | woordenschat
5
op verkenning 2
uitleg
aan de slag
terugkijken
Je kunt met verschillende voertuigen reizen. Maak een woordenparaplu met ‘het voertuig’ als parapluwoord.
Je hebt een woordenparaplu over het voertuig gemaakt. Welke soort woorden heb je in de woordenparaplu geschreven om de betekenis van ‘voertuigen’ uit te leggen?
3
Lees de tekst. Het station. Mensen die in de stationsbuurt wonen hebben soms last van lawaai. Dat lawaai komt van de aankomende treinen in het treinstation. Diederik woont in de Stationsstraat, maar heeft daar geen last van. Tussen zijn huis en het stationsgebouw ligt nog een busstation. Dat is een voordeel. De bussen die daar stoppen maken veel minder lawaai. Vroeger stond er ook nog een tankstation. Dat is nu verdwenen omdat er geen auto’s meer in de buurt mogen rijden. Als er geen auto’s meer zijn, dan kan er ook geen benzine meer getankt worden. Vanuit zijn kamer kan Diederik de grote stationsklok zien. Die hangt boven de stationshal. Soms zwaait de stationschef naar hem. Dat is de baas van het station. Op het stationsplein staat ook een klein weerstation. Dat vindt Diederik geweldig. Op dit instrument kan hij alle informatie over het weer aflezen. Hij vindt wonen bij het station top!
Welke samenstellingen met station vind je in de tekst?
10
reizen
Welke woorden zijn nieuw voor jou?
Heb je hun betekenis toch kunnen vinden? Hoe dan?
4
Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde en zijn synoniemen van elkaar? Schrijf de woordparen naast elkaar in de kolommen. kaartje - overnachten - caravan – cockpit - logeren - personentrein - piloot - kampeerwagen – passagierstrein- luchthaven - vliegenier - ticket - vliegveld - stuurcabine
Welke woorden vind je moeilijk?
Waarom is het niet gemakkelijk om de betekenis ervan te achterhalen?
Hoe kun je betekenis van de moeilijke woorden vinden?
➞
11
Zie zo Taal blok 3 | lezen
6
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
terugkijken teru
Op deze twee bladzijden staat één lange tekst. Lees het eerste stukje..
De hut Erik en zijn vrienden klimmen de hele middag. Om vijf uur wordt het tijd om de hut op te zoeken. Dat is een groot huis met slaapzalen. Daar zullen de klimmers overnachten. Op de eerste verdieping zijn kamers met stapelbedden. Je kunt ook op zolder slapen. De zolder lijkt net één groot bed. Alle bedden staan tegen elkaar. Er is nauwelijks ruimte om te lopen. Hier willen veel kinderen slapen. Maar
Wat komt er na het woord Maar? Doe eerst een gok.
Kruis nu een van de mogelijkheden aan. Maar de meeste bedden zijn al bezet. Maar de meeste bedden zijn nog leeg. Zat je gok in de goede richting?
4
ja
neen
Waarom willen veel kinderen op zolder slapen? Omdat het er heel gezellig is, je slaapt met heel veel kinderen heel dicht bij elkaar. Omdat er weinig ruimte is om te spelen. Omdat de kinderen willen dat het stil is en op zolder slapen de minste kinderen.
12
reizen
5
Lees het volgende stukje tekst.
Jamal en Ella zijn begonnen met koken. Ze maken spaghetti met twee verschillende sausen. Marjan raspt de kaas en doet hem in schalen. Erik en Maarten weten: wie kookt hoeft niet af te wassen. Zij houden niet van afwassen. Daarom Wat komt er na het woord Daarom? Doe eerst een gok.
Kruis nu een van de mogelijkheden aan. Daarom willen ze niet helpen met koken. Daarom willen ze helpen met koken. Zat je gok in de goede richting? 6
ja
neen
Lees het volgende stukje tekst.
’s Ochtends moet Erik ook boterhammen smeren voor de lunch. Ze gaan weer naar de rotswand. Daar eten ze vanmiddag hun brood. Aan het einde van de middag rijden ze terug naar Vlaanderen. Ze komen niet meer terug in de hut. Dus
Wat komt er na het woord Dus? Doe eerst een gok.
13
Zie zo Taal blok 3 | lezen
6
Kruis daarna een van de mogelijkheden aan. Dus kunnen ze alle spullen in de hut laten liggen. Dus moeten ze alle spullen meenemen. Zat je gok in de goede richting?
op verkenning 7
ja
neen
uitleg
aan de slag
terugkijken
Duid aan wat je tijdens deze les hebt geleerd. Ik let op woorden zoals maar, want, toch‌ om zo te weten hoe de tekst verder gaat. Ik let op woorden zoals maar, want, toch‌ omdat ik dan altijd alle vragen juist kan beantwoorden. Ik kan voorspellen hoe een tekst zal eindigen. Schrijf op wat jij nog moeilijk vindt en waarom je dat moeilijk vindt?
Lees het volgende stukje tekst.
Bij de rotswand trekt Erik zijn klimgordel aan. Daarmee zit hij straks veilig vast aan het touw. Als Erik klimt, houdt Maarten het touw vast. Ze moeten ook een helm op. Want
14
reizen
Wat komt er na het woordje Want? Want er kan altijd een stuk steen naar beneden vallen. Want dat vinden ze stoer staan. Waarom gebruiken Erik en Maarten een klimgordel?
Lees het laatste stukje van de tekst. Dan is het tijd om naar huis te gaan. Alle spullen worden ingepakt. En iedereen zoekt een plekje in de auto. Om vijf uur begint de terugreis naar Vlaanderen. Niemand heeft zin om naar huis te gaan, omdat Maak de laatste zin af. Schrijf op. Omdat
15
Zie zo Taal blok 3 | spreken • luisteren
7
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
terugkijken
Kijk terug naar je woordenweb van les 2. Lees ook de zin die je op het einde over je verhaal hebt geschreven. Schrijf dan in enkele woorden je inleiding. Denk aan: waar ben je, wat is er gebeurd?
MÄłn in iding
4
Denk nu na over het slot. Hoe rond je af? Schrijf dat ook in enkele woorden. Denk aan: wie ben je, waar gaf je het verslag? Vergeet niet om te zeggen wanneer er meer nieuws volgt of te verwijzen naar de studio.
MÄłn slot
5
16
Neem je spiekbriefje en je foto of voorwerp uit les 2. Had je nog meer afbeeldingen of voorwerpen gevonden? Neem ze er ook bij. Oefen je verslag al eens in je hoofd.
reizen
6
Breng verslag uit in je groep. Vergeet de inleiding en het slot niet. Is er iemand anders aan de beurt? Onderstreep dan wat je ervan vindt. Naam verslaggever: - De inleiding van het verslag was duidelijk / niet duidelijk. - De spreker heeft voldoende / niet voldoende informatie gegeven. - Ik kon de spreker goed / niet zo goed verstaan. - De spreker heeft het verslag goed / niet goed afgerond. - De spreker was rustig / zenuwachtig.
Naam verslaggever: - De inleiding van het verslag was duidelijk / niet duidelijk. - De spreker heeft voldoende / niet voldoende informatie gegeven. - Ik kon de spreker goed / niet zo goed verstaan. - De spreker heeft het verslag goed / niet goed afgerond. - De spreker was rustig / zenuwachtig.
Naam verslaggever: - De inleiding van het verslag was duidelijk / niet duidelijk. - De spreker heeft voldoende / niet voldoende informatie gegeven. - Ik kon de spreker goed / niet zo goed verstaan. - De spreker heeft het verslag goed / niet goed afgerond. - De spreker was rustig / zenuwachtig.
âžž
17
Zie zo Taal blok 3 | lezen
8
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
Lees het stukje tekst. Het is het begin van een langere tekst.
Gewichtloosheid Als je op aarde iets loslaat, valt het naar beneden. Dat komt door de zwaartekracht. De zwaartekracht trekt alles naar de aarde toe. Ook jou. Dat heb je vast gemerkt toen je van je fiets viel. Als de zwaartekracht niet aan je trekt, ben je gewichtloos.
Nu je dit stukje gelezen hebt, weet je al iets over gewichtloosheid. Welke vragen heb je nu nog over gewichtloosheid? Bespreek het samen en noteer vier vragen. 1.
2.
3.
4.
18
terugkijken
reizen
4
Op welke vragen vind je een antwoord in de tekst, denk je? Kruis die vragen aan in de grijze kolom. Laat de witte kolom nog leeg. Doe dit voor je eigen vragen en voor de vragen van Emma. antwoord kan in de tekst staan
antwoord staat in de tekst
Wat is gewichtloosheid? Waar ben je gewichtloos? Lijkt het je leuk om gewichtloos te zijn? Hoe eet je als je gewichtloos bent? Wil jij later astronaut worden? Hoe kun je zorgen dat je niet gewichtloos wordt?
5
Welke afbeelding past bij het woord gewichtloos? Kruis aan.
19
Zie zo Taal blok 3 | lezen
8 6
Lees het stukje tekst over gewichtloosheid opnieuw. Waarover zal het vervolg van de tekst gaan, denk je?
Lees het vervolg van de tekst. Als je een ruimtereis maakt, is dat anders. De aarde trekt niet meer aan je als je zo ver weg bent. Daardoor kun je niet meer gewoon op je stoel zitten. Of gewoon in bed liggen. In de ruimte ben je gewichtloos. Je weegt dus niets. Je zweeft rond. Net als trouwens alle dingen die je niet vastmaakt. Gewichtloosheid heeft voordelen. Je lijkt bijvoorbeeld supersterk. Dingen die op aarde heel zwaar zijn, kun je nu optillen. En je kunt makkelijk mooie salto’s maken. Gewichtloosheid heeft ook nadelen. Op aarde moeten je spieren hard werken. Daardoor worden ze sterk. In de ruimte hoeven je spieren weinig te doen. Daardoor worden ze zwakker. In de ruimte doet een astronaut daarom dagelijks oefeningen. Anders is hij bij thuiskomst net een slappe vaatdoek.
Heb je daarnet min of meer een juiste voorspelling gemaakt? ja neen 7
20
Kijk terug naar je vragen bij opdracht 3. Op welke vragen vind je een antwoord in de tekst? Zet een kruisje bij die vragen in de witte kolom. Doe hetzelfde voor de vragen van Emma.
reizen op verkenning 8
uitleg
aan de slag
terugkijken
Wat kun je voor en tijdens het lezen doen, om de tekst beter te kunnen begrijpen? Noteer wat je in deze les geleerd hebt.
Waarom is dat nuttig?
Noteer wat na deze les al goed lukt en wat nog moeilijk gaat. Dit lukt mij al goed: Dit vind ik nog moeilijk:
,
omdat
Heb je geen antwoord gevonden op je vragen over zweefvliegen? Zoek het op in een boek!
21
Zie zo Taal blok 3 | schrijven
9
op verkenning 2
aan de slag
Maak een woordenweb om je reisverslag voor te bereiden. Of schrijf bij elke dag van je vakantie ĂŠĂŠn woord over wat je gaat doen. Of doe het allebei. Gebruik de informatie die je verzameld hebt.
Dagplanning:
22
uitleg
terugkijken
reizen
3
Schrijf op een kladblaadje de eerste versie van je reisverslag. Kijk nog eens terug in je taalboek bij les 4. Op welke manier schrijf jij jouw reisverslag?
4
Klaar? Bedenk nu de tekst voor je briefkaart. Je schrijft een kaartje vanop de bestemming uit je reisverslag. Weet je nog naar wie? Doe dat ook op het kladblaadje.
op verkenning 5
uitleg
aan de slag
terugkijken
Lees je teksten grondig na. Wissel je teksten dan met een klasgenoot. Bespreek samen wat nog beter kan, wat je heel leuk vindt en help elkaar. Klaar? Breng de verbeteringen nog aan op het kladblaadje. Kijk dan al eens naar je werkboek van les 14. Denk al eens na over hoe je reisverslag en briefkaart er zal uitzien.
23
10
Zie zo Taal blok 3 | taalbeschouwing op verkenning
2
uitleg
aan de slag
terugkijken
Lees de zinnen. Kleur de letters voor de zinnen in de tegenwoordige tijd groen. Kleur de letters voor de zinnen in de verleden tijd geel. p. Ramon wandelt rond in Parijs. a. Hij bekijkt de stad graag van boven. n. Vroeger beklom hij al eens de Eiffeltoren. o. Hij nam toen de lift naar de tweede verdieping. n. Als jonge avonturier bewonderde hij het fantastische uitzicht. r. De oudere Ramon zoekt een andere plek uit. ij. Hij stapt op het dak van een groot warenhuis. s. Vanaf hier tuurt hij naar de mooie beroemde gebouwen. Als je de groene letters achter elkaar zet, lees je het woord:
3
Welke woorden horen bij de tegenwoordige tijd? Welke bij de verleden tijd? Schrijf ze in de goede rij. Kies uit: nu – gisteren – vroeger – op dit moment – een tijdje geleden – vandaag – vorige week – binnenkort. tegenwoordige tijd verleden tijd
4
Lees wat Ramon nu tijdens zijn vakantie in Parijs meemaakt. Ramon zit in de metro. Een jongen stapt uit. Hij heeft zijn rugzak laten staan. Heeft hij hem vergeten? Ramon wil hem de rugzak teruggeven. Hij loopt ermee naar de deur. Maar dan begint de metro alweer te rijden. Stiekem kijkt hij in de tas. Hij gelooft zijn ogen niet… ’s Avonds schrijft Ramon een e-mail naar zijn vriend. Hij vertelt hem wat hij die dag beleefd heeft. In welke tijd schrijft hij?
24
reizen
De eerste zin staat er al. Zet ook de andere zinnen in de juiste tijd. Bedenk daarna een einde voor het verhaal van Ramon.
Ik zat in de metro. Een jongen
5
Kijk nog eens naar de zinnen van opdracht 4. Zet een streep onder de persoonsvorm. Wat valt jou op?
➞ op verkenning 6
uitleg
aan de slag
terugkijken
Vul telkens de persoonsvorm aan. Kies eerst een werkwoord voor elke rij. Zet dan de persoonvorm in de juiste tijd. Kies uit: bezoeken – verblijven – maken – genieten – slenteren. Ramon Hij
een hele week in Parijs. Vroeger
hij langer.
een pretpark. Twee jaar geleden
hij nog alle atracties.
Vroeger
hij van wilde attracties. Nu
hij liever van een ijsje.
Gisteren
hij over de markt. Vandaag
hij door de
winkelstraat. Morgen
hij een boottocht op de Seine. Gisteren
hij een
tocht met de bus.
25
Zie zo Taal blok 3 | lezen
11
op verkenning 5
uitleg
aan de slag
terugkijken
Het mysterie is nog niet opgelost, maar Lotte en Tom komen dichterbij. Zijn je vragen opgelost in het fragment dat je net gelezen hebt? Welke? Bespreek samen. Op het einde van het fragment worden enkele details gegeven. Welke?
Welke vraag stel je je hierbij?
➞ 7
Lees het volgende fragment uit het begin van het boek. Het fragment gaat over Tom en Lotte die op bezoek gaan de professor. Ze willen meer weten over Egypte. Er viel een korte stilte. Even staarde de professor voor zich uit. ‘Ik ken Cleopatra uit Asterix,’ zei Tom toen maar. ‘Allemaal flauwekul,’ zei de professor meteen. Ze keek op haar horloge. ‘Van Asterix klopt helemaal niets.’ Lotte keek Tom vernietigend aan. Die stomme strips ook altijd! Daar had zo’n geleerde vrouw natuurlijk helemaal geen zin in. Die ging nu de klok in de gaten houden. Ze moest snel zijn met haar vragen. ‘Is het graf van Cleopatra trouwens ooit teruggevonden?’ vroeg ze. De professor staarde voor zich uit. ‘Nee,’ antwoordde ze langzaam. ‘Cleopatra nooit.’ ‘Er zijn toch heel veel opgravingen gedaan?’ vroeg Tom. De geleerde vrouw lachte schamper. ‘Je kunt zoeken wat je wilt,’ zei ze. ‘Maar dat is vergeefse moeite. Meestal vind je het daar waar je het niet ziet.’ Tom grinnikte. Die moest-ie onthouden.
26
Voor als z’n moeder weer eens haar huissleutels kwijt was. Ik heb één tip, mam. Je vindt het daar waar je het niet ziet. De professor keek weer op haar horloge. ‘Er is ook waanzinnig veel geplunderd,’ bromde ze. ‘Bij opgravingen. Door van die nepgeleerden die dachten dat ze het gevonden hadden. Die dachten dat ze wel eventjes beroemd zouden worden.’ ‘En word je dat dan?’ vroeg Lotteweer. ‘Beroemd? Als je Cleopatra gevonden hebt?’ De ogen van de professor begonnen te glanzen. ‘Nou en of,’ zei ze zacht. ‘De koningin der koninginnen. Een legendarische schoonheid.’ Tom knikte. Dat wist hij allang. Uit Asterix. Strips waren echt geen flauwekul. Asterix klopte wél. ‘Ach ja, Cleopatra …’ De professor zuchtte diep. ‘Degene die háár vindt, is in één klap wereldberoemd.’
reizen
Wat wil professor De Kruif, denk je?
Wat denk je dat de leerlingen in de sfinx zullen ontdekken?
Heb je een antwoord gevonden op je vraag bij opdracht 5?
8
Stel je voor. Tom en Lotte vinden het graf van Cleopatra. Ze worden voor de krant ge誰nterviewd. Speel het fragment in je groep. Gebruik je fantasie, maar zorg dat het klopt met wat je al gelezen hebt. Iemand is Tom. Iemand is Lotte. Iemand is een van de ouders van Tom en Lotte. Iemand is de journalist.
op verkenning 9
uitleg
aan de slag
terugkijken
Wat vond jij van dit verhaal? Kruis aan wat bij je past. Ik vond het een leuk en spannend verhaal. Ik had meteen door waar Tom en Lotte naar op zoek waren. Het duurde wel even vooraleer ik wist waar Tom en Lotte naar op zoek waren. Ik vond het verhaal nogal ingewikkeld. Ik vond het een saai verhaal. Schrijf op waarom je dit vond.
Als je klaar bent, mag je in een boek lezen dat je zelf kiest.
27
Zie zo Taal blok 3 | spreken • luisteren
12
op verkenning 3
uitleg
aan de slag
terugkijken
Op schoolreis! Mijn favoriete keuze: Mijn argument(en):
4
Binnen-buitenkring Vier leerlingen zitten in een kring. Aan de buitenkant van de kring zitten ook vier leerlingen. De leerlingen in de kring praten over stelling 1. De leerlingen buiten de kring observeren. Duid in de kolommen het gedrag van je klasgenoten aan met een + (ja), - (nee) of +/- (soms). Bijvoorbeeld: ‘Ann laat anderen uitspreken: +’. Daarna wisselen jullie van rol. Je praat nu over stelling 2. Stelling 1: op vakantie gaan doe je best met het vliegtuig. Stelling 2: de zomervakantie moet twee weken korter zijn, en de paas- en de kerstvakantie een week langer. Stelling 1: duid aan met +, - of +/-.
Naam:
Naam:
Naam:
Naam:
Naam:
28
is vaak aan
luistert
laat
lijkt niet
kan een
het woord
vooral
anderen
naar
mening
uitspreken
anderen te
goed
luisteren
verdedigen
reizen
Stelling 2: duid aan met +, - of +/-. is vaak aan
luistert
laat
lijkt niet
kan een
het woord
vooral
anderen
naar
mening
uitspreken
anderen te
goed
luisteren
verdedigen
Naam:
Naam:
Naam:
Naam:
Naam:
5
Hoe is de binnen-buitenkring verlopen? Bespreek dit samen. Denk aan: - werd er goed naar elkaar geluisterd? - waren er duidelijk voor- en tegenstanders? - zijn er leerlingen van mening veranderd? - hebben de argumenten van anderen jou iets bijgeleerd?
âžž
29
13
Zie zo Taal blok 3 | lezen op verkenning
2
uitleg
aan de slag
terugkijken
Welke vragen bedenk je over het onderwerp van je tekst? Bespreek het samen en noteer vier vragen in de linkerkolom. antwoord kan in de tekst staan
antwoord staat in de tekst
1.
2.
3.
4.
Op welke vragen vind je een antwoord, denk je? Kruis die vragen aan in de grijze kolom. Laat de witte kolom nog leeg.
âžž 4
Kijk terug naar je vragen uit opdracht 2. Op welke vragen vind je een antwoord in de tekst? Zet een kruisje bij die vragen in de witte kolom.
5
Daarstraks heb je een voorspelling gemaakt over het onderwerp van de tekst. Klopt de voorspelling? Waarom wel of waarom niet?
Wat wil je nog meer weten over dit onderwerp?
30
reizen
6
Hieronder staat een korte samenvatting van elke tekst. Zo hoef je de andere teksten niet te lezen. De verbindingswoorden zijn verdwenen. Als je goed nadenkt, kun je ze aanvullen zonder de volledige tekst te lezen. Kies uit: maar, want, daarom, omdat.
Nijlpaarden Nijlpaarden zijn geen familie van paarden, Overdag blijven ze onder water,
van varkens. ze zich willen beschermen tegen de zon.
Nijlpaarden kunnen enkele minuten hun adem inhouden. onder blijven. Nijlpaarden zwemmen niet,
lopen over de bodem van het water.
De Dode Zee Dode Zee is eigenlijk geen goede naam, Er leven geen dieren in het water,
blijf je drijven.
Het Noorderlicht Het wordt soms het poollicht genoemd, halfrond kunt zien.
je het vooral in het noordelijk
moet het donker zijn om het te kunnen zien.
Het is een speciaal soort licht, tHet licht is erg bijzonder,
7
het eigenlijk een meer is. het water is veel te zout.
In de Dode zee zink je niet,
op verkenning
kunnen ze lang
het er groen en roodachtig uitziet.
uitleg
aan de slag
terugkijken
Je hebt opdrachten gemaakt om een tekst beter te begrijpen. Wat gaat al goed en wat moet je nog oefenen? Dit lukt al goed: Dit moet ik nog oefenen: Omdat
31
Zie zo Taal blok 3 | schrijven
14
op verkenning
32
uitleg
aan de slag
2
Bekijk je teksten op het kladblaadje van les 9. Met welke verbeteringen moet je nog rekening houden? Heb je nog vragen voor de leerkracht?
3
Leg je kladblaadje naast je werkboek. Schrijf eerst de briefkaart in het net. Zorg ervoor dat je niet te groot schrijft!
terugkijken
reizen
4
Schrijf nu je reisverslag in het net. Denk aan de schikking! Voorzie plaats voor de afbeeldingen. Werk je verslag helemaal af.
op verkenning 5
uitleg
aan de slag
terugkijken
Wat vind je van je werk? de briefkaart:
het reisverslag:
goed geschreven
tekst kan hier en daar nog beter
goede schikking
schikking kan nog beter
goed geschreven
tekst kan hier en daar nog beter
goed gekozen afbeeldingen
afbeeldingen zijn niet zo gepast
goede schikking
schikking kan nog beter
Oefen om het reisverslag op een boeiende manier voor te lezen.
33
15
Zie zo Taal blok 3 | taalbeschouwing op verkenning
2
uitleg
aan de slag
terugkijken
Als je met je vrienden bent, gebruik je vaak andere woorden dan wanneer je met onbekenden omgaat. Bespreek bij elk fragment wie iets schrijft of zegt en wie de luisteraar of lezer is. In welke fragmenten wordt er deftige taal gebruikt? Zet bij die fragmenten een kruisje.
Excuseer. Mag ik u wat vrage n? Weet u soms de weg naar de bis
Hey Debby. pen straks? Ga je mee shop Kus! Zou super zijn. Janne
coop?
Max. w. U spreek met u ro ev m ag ed ei Go d van Karim. uistaak Ik ben een vrien agen over een h vr en ill w ts ie Ik zou hem lieft? van rekenen. spreken, alstub en n n ku em h Zou ik even met
Geachte Mevrouw Stippel, Uw handtas werd teruggevonden. U mag uw bezit afhalen op het politiekantoor. Met vriendelijke groeten, Commissaris H. Bosch
Mam. Even shoppen met Janne. Niet laat thuis. Beloofd. x
Hey Max. Alles goed? Mama zei dat je iets wou vragen over onze huistaak va n rekenen. Ik vond die keig emakkelijk!
t zo.
het nie Kate, as. Ik bedoelde w s o o b zo n re Sorry dat ik giste 1000 x sorry. zijn. vriendinnen wil g o n je at d p o o Ik h te vriendin. Je bent mijn bes Sorry. Zita
Door sneeuwval is er hinder op de ring rond Brussel. Daar staat een file van 6 kilometer. Wie vanuit Antwerpen komt, neemt best de A12. Wij verzoeken u om voorzichtig en langzaam te rijden.
34
en!
muts verget Tessa! Je bent je Vergeetkous!
reizen
3
Hieronder krijg je telkens een situatie waarin je iets moet zeggen of schrijven. Je krijgt ook drie mogelijke manieren of oplossingen. Kies daaruit de beste. Zeg ook waarom je voor die oplossing kiest. 1. Amber is op reis. Ze wil haar vriendin Anke laten weten hoe het met haar gaat. Wat schrijft ze op het postkaartje? a. Beste Anke, Vergeet je niet om die bloemen aan tante Ann te geven, want dan is ze jarig. Groetjes, Amber b. Geachte Anke, Mijn reis verloopt uitstekend. Een dezer dagen maken we een boottocht. ItaliĂŤ is schitterend. Met de meeste hoogachting, Amber. c. Liefste Anke, Mijn reis is heel goed. Het is hier heel warm. Het zwembad is heel mooi. Het hotel is schitterend en het eten is lekker. Met jou alles goed? Lieve groeten, Amber. Ik kies voor antwoord
omdat
2. Je poes is van huis weggelopen. Je hoopt dat iemand je poes gevonden heeft en hem komt terugbrengen. Daarom hang je een papier op in enkele winkels in de buurt. Wat schrijf je op het papier? a. Ik heb een poes gevonden. Ze heeft een wit vlekje op haar neus. Je kan ze komen ophalen in de Dorpstraat 13 in menen. Kom je snel, want ik mag ze van mama niet houden. b. Mijnheer, mevrouw, Heeft u mijn poes gevonden? Ze heeft een wit vlekje op haar snoet. Ze is vermist sedert woensdag 13 november. Kunt u mij verwittigen indien u haar gevonden heeft? Mijn telefoonnummer is: 056/60 61 62 Hoogachtend, Marloes c. Mijn poes is weg. Ze heeft een wit vlekje op haar neus. Ze is weggelopen op woensdag 13 november. Graag verwittigen op het nummer: 056/60 61 62. Marloes Ik kies voor antwoord
omdat
âžž
35