zoWISo wijzer - Leerjaar 3 - Uitgeverij Zwijsen

Page 1

Inhoudsopgave

Getallen

. . Varia

+/x/:

Cijferen

Titel

Pagina

Getallen tot 1000

1

Positieve en negatieve getallen

2

Getallen vergelijken

3

Breuken

5 en 6

Breuk van een hoeveelheid en een getal

7

De helft en het dubbele

9

Grafieken/diagrammen

10

Verhoudingstabel

11

Splitsen in twee of drie termen

12

Hoofdrekenen: optellen en aftrekken

13

Hoofdrekenen: handig optellen en aftrekken

14

Hoofdrekenen: maal- en deeltafels

15 t.e.m. 20

Hoofdrekenen: vermenigvuldigen

21

Hoofdrekenen: handig vermenigvuldigen

22

Hoofdrekenen: delen

23

Hoofdrekenen: delen met rest

24

Schatten: optellen en aftrekken

25

Schatten: vermenigvuldigen en delen

26

Cijferen: optellen

27


Inhoudsopgave

Lengte: omtrek

33 en 34

Inhoud

35

Gewicht

37

Temperatuur

39

Geld

41 en 42

Tijd

43 t.e.m. 48

Bouwsels

49

Punten, rechten en lijnen

51

Evenwijdig, snijdend en loodrecht

53

Evenwijdig en loodrecht

54

Hoeken

55

Vlakke figuren

57

Vlakke figuren: vierhoeken

58

Spiegelen

59

Vraagstukken

Vraagstukken

61

Trefwoorden

Trefwoordenlijst

63 t.e.m. 66

40

31

0

Lengte

30

30

20

Cijferen: delen

10

29

-10

Cijferen: vermenigvuldigen

-20

28

-30

Cijferen: aftrekken

â‚Ź

Spiegelen


Getallen tot 1000

0

100

200

300

400

500

0

700

= 7 keer 100 of 7H

= 7T + 0E = 70

37

700

800

= 3T + 7E

duizendtallen

honderdtallen

tientallen

eenheden

D

H

T

Los

D

H

T

E

7 0 2

7 3 0 0 1

0 7 0 0 5

= 2H + 1T + 5E = 200 + 10 +

5

1

Ik lees: tweehonderdvijftien 1 Getallen

1000

1000

= 30 + 7 215

900

500

1000 = 10 keer 100 of 10H of 1D 70

600


Getallen

2

Positieve en negatieve getallen Positieve getallen zijn getallen groter dan of gelijk aan 0, bijvoorbeeld 4. 40

Negatieve getallen zijn getallen kleiner dan 0. Je herkent ze aan het minteken, bijvoorbeeld -4. 30

Waar zie je negatieve getallen? • op een thermometer • in een lift • in een parkeergarage • ...

20

10

Bijvoorbeeld: • Ik lees dit als min vier graden Celsius. • Min vier graden Celsius is kouder dan min twee graden Celsius.

0 -10

-20

-30

C

-9

-8

-7

-6

-5

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

-9

-8

-7

-6

-5

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

-4 °C


Getallen vergelijken 356 0

940 > 528 is meer dan is groter dan

100

200

D

300

870 400

500

H

T

E

8

7

0

3

5

6

453 < 680

700

800

900

1000

870 ligt tussen 900 en 800. 870 ligt dichtst bij 900.

Weet je het even niet meer? - Schrijf de getallen in het schema. - Plaats de getallen op de getallenlijn.

is minder dan is kleiner dan

825 = 825 is evenveel als is gelijk aan 3 Getallen

600



Breuken

Het geheel

1 ____

Teller: het aantal gelijke delen dat je neemt. Breukstreep (delen) Noemer: in hoeveel gelijke delen je het geheel verdeelt.

4

1 van de 4 gelijke delen

2 ____

2 van de 4 gelijke delen

4

3 ____

3 van de 4 gelijke delen

4

5

. .


. . 6

Het geheel eerlijk verdelen

het geheel 1 5

1 van de 5 gelijke delen

2 5

2 van de 5 gelijke delen

3 5

3 van de 5 gelijke delen

4 5

4 van de 5 gelijke delen

5 5

5 van de 5 gelijke delen


Breuk van een hoeveelheid en een getal 24 knikkers (het geheel)

24 1 ____ van 24 4 6

6

6

6

3 ____ van 24 = 3 x 6 = 18 3 ____ van 24 4 1 = 3 x ____ van 24 4

= 3 x 6 = 18

4 3 ____ van 24 4

Ken je de maal- en deeltafels?

7

. .

Wat doe ik? 1) Het geheel verdelen in 4 gelijke delen. 2) 3 van de 4 gelijke delen nemen.


. .


De helft en het dubbele

De helft nemen: in twee gelijke delen verdelen.

600

De helft van 600 is 300. 300 is de helft van 600.

300 300

800

Het dubbele nemen: twee keer nemen. Het dubbele van 400 is 800. 800 is het dubbele van 400.

9 Varia

400 400


Varia

10

GraďŹ eken/diagrammen

Dag

Ik wandel een vierdaagse sponsortocht. Let op! Kijk bij het lezen van een grafiek steeds goed welke gegevens je leest op de verticale as en welke op de horizontale as. Aantal km 10

Staafdiagram

9

8

8

7

7

6

6

5

5

4

4

3

3

2

2

1

1

0

Dag Maandag

Dinsdag

Woensdag Donderdag

Maandag

6

km

Dinsdag

7

km

Woensdag

4

km

Donderdag

8

km

Aantal km 10

9

Aantal km

LijngraďŹ ek

0

Dag Maandag

Dinsdag

Woensdag Donderdag


Verhoudingstabel Matz maakt 12 potjes chocomousse. Recept voor 4 potjes Kijk maar mee in het kookboek.

• 200 g pure chocolade • 3 cl melk • 3 dl slagroom • 3 eiwitten

4 potjes chocomousse

chocomousse Smelt de chocolade. Klop de eiwitten stijf. Alles mengen.

8 potjes chocomousse 12 potjes chocomousse

pure chocolade in gram

200

400

600

melk in cl

3

6

9

slagroom in dl

3

6

9

eiwitten

3

6

9

Bewerkingen:

• • • •

• • • •

pure chocolade: 2 x 200 = 400 melk: 2 x 3 = 6 slagroom: 2 x 3 = 6 eiwitten: 2 x 3 = 6 11 Varia

pure chocolade: 3 x 200 = 600 melk: 3 x 3 = 9 slagroom: 3 x 3 = 9 eiwitten: 3 x 3 = 9


Varia

12

Splitsen in twee of drie termen

64 0

50

64

100

40 24

64 = 40 + 24

700 0

500

700

1000

600 100

700 = 600 + 100

1000 0

200

400

500

800

1000

400 400 200

1000 = 400 + 400 + 200


Hoofdrekenen: optellen en aftrekken termen

som

+100

+53

470 + 153 = 623 Zo doe je dit: Zet het kruisje links en schrijf het begingetal. Eerst de boog van H, dan die van T en E.

termen

+50

verschil

620 623

-100

-56

320 - 156 = 164 aftrektal aftrekker

570

470

+3

-50

-6

164 170

Zo doe je dit: Zet het kruisje rechts en schrijf het begingetal. Eerst de boog van H, dan die van T en E. 13

+/-

220

320


+/14

Hoofdrekenen: handig optellen en aftrekken Kijk altijd goed naar de getallen! Soms kun je handig rekenen. Enkele voorbeelden: 200 + 634 = 634 + 200 = 834 820 - 540 - 120 = 700 - 540 = 160 394 + 299 = 394 + 300 - 1 = 693 840 - 390 = 840 - 400 + 10 = 450 430 + 190 + 270 = 700 + 190 = 890


Hoofdrekenen: maaltafels

2

+

2

0

+

2

= 3x2 = 6

10 2 + 2 + 2

=

20 3

15

x/:

x

2

= 6


x/: 16

Ken je de tafelkaartjes nog?

Hoofdrekenen: maaltafels

tafel van 2

tafel van 6

tafel van 3

tafel van 7

tafel van 4

tafel van 8

tafel van 5

tafel van 9

tafel van 10


Hoofdrekenen: deeltafels

14 8

:

2

= 4

:

2=

Hoeveel groepen van 2 in 14?

8 gedeeld door 2 is 4. 0

6

:

2

10

14

= 3

6 gedeeld door 2 is 3.

14 : 2 = 7 en

17

x/:

7 x 2 = 14

20



Hoofdrekenen: maal- en deeltafels

x

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

1

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

2

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

3

3

6

9

12

15

18

21

24

27

30

4

4

8

12

16

20

24

28

32

36

40

5

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

6

6

12

18

24

30

36

42

48

54

60

7

7

14

21

28

35

42

49

56

63

70

8

8

16

24

32

40

48

56

64

72

80

9

9

18

27

36

45

54

63

72

81

90

10

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

19

x/:


x/: 20

Hoofdrekenen: maal- en deeltafels

x

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

1

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

2

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

3

3

6

9

12

15

18

21

24

27

30

4

4

8

12

16

20

24

28

32

36

40

5

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

6

6

12

18

24

30

36

42

48

54

60

7

7

14

21

28

35

42

49

56

63

70

8

8

16

24

32

40

48

56

64

72

80

9

9

18

27

36

45

54

63

72

81

90

10

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100


Hoofdrekenen: vermenigvuldigen

vermenigvuldiger

vermenigvuldigtal

factoren

4 x 180 = 4 x 100 + 4 x 80 100 80

= 400 + 320

Vind je 4 x 80 moeilijk? Denk aan 4 x 8T = 32T = 320

= 720 product

21

x/:


x/: 22

Hoofdrekenen: handig vermenigvuldigen Kijk altijd goed naar de getallen! Soms kun je handig rekenen. Enkele voorbeelden: 3 x 199 = (3 x 200) - 3 = 600 - 3 = 597

2 x 46 x 5 = 10 x 46 = 460

3 x 180 = 3 x 200 - 3 x 20 = 600 - 60 = 540


Hoofdrekenen: delen Denk aan volgende stappen: 1. Kijk naar de deler.

Uit de tafels?

2. Kijk naar het deeltal.

deeltal

ja

nee

Reken uit.

Splits het deeltal.

deler

42 : 3 = 10 + 40 = 14

quotiĂŤnt

30

200 : 4 = 50

12

Vind je 200 : 4 moeilijk? Denk aan 20T : 4 = 5T = 50

23

x/:


x/: 24

Hoofdrekenen: delen met rest 20 : 6 1. Kijk naar de deler.

Uit de tafels?

2. Kijk naar het deeltal.

nee

0

6

12

18

Splits het deeltal. 20 : 6

20

18

Tafel van

20 18 2

:

6

6

2

QuotiĂŤnt

3

Rest

2


Schatten: optellen en aftrekken Hoe schat je? Enkele voorbeelden: • 748 + 120 748 + 100 = 848 800 Eerste term behouden. Tweede term afronden tot dichtstbijzijnde H. Deze twee getallen optellen. De som afronden.

• 461 - 222 461 - 200 = 261 300 Eerste term behouden. Tweede term afronden tot dichtstbijzijnde honderdtal. Deze twee getallen aftrekken. Het verschil afronden.

25


26

Schatten: vermenigvuldigen en delen

Hoe schat je? Enkele voorbeelden:

• 4 x 163 4 x 200 = 800

• 637 : 3 600 : 3 = 200

Kijk naar de deler en denk aan de tafel!


Cijferen: optellen 387 + 575 H

T

E

H

+

H

T

E

T

E

3

8

7

5

7

5

H

T

E

1

+

3

8

7

5

7

5

1. Ik schrijf de twee termen en het plusteken.

H

E

2. Ik begin bij de E.

+

3. Ik tel de E op.

H

4. Ik schrijf 2 en wissel 10E om voor 1T. Ik schrijf 1 in de onthoudzone.

T

E

+

2

27 Cijferen

T

H

T

E

1

1

3

8

7

5

7

5

6

2

H

T

E

1

1

3

8

7

5

7

5

9

6

2

5. Ik tel de T op en vergeet de 1 in de onthoudzone niet. 6. Ik schrijf 6 en wissel 10T om voor 1H. Ik schrijf 1 in de onthoudzone.

7. Ik tel de H op en vergeet de 1 in de onthoudzone niet. 8. De som is 962.


Cijferen

28

Cijferen: aftrekken 334 - 115 H

T

E

H

H

T

E

H

T

E

3

4

1

1

5

T

E

2

14

3

3

4

1

1

5

H

-

E

3

H

-

T

T

E

2

14

3

3

4

1

1

5

9

1. Ik schrijf de twee termen en het minteken.

H

T

E

H

2. Ik begin bij de E.

3. Ik wissel 1T voor 10E. Ik streep 3 door bij de T en schrijf 2 in de onthoudzone. 4. Bij de E streep ik 4 door en schrijf 14 in de onthoudzone. 5. Ik trek de E af. Ik schrijf 9.

H

T

E

T

E

2

14

3

3

4

1

1

5

1

9

T

E

2

14

3

3

4

1

1

5

2

1

9

H

-

6. Ik trek de T af. Ik schrijf 1.

7. Ik trek de H af. Ik schrijf 2. 8. Het verschil is 219.


Cijferen: vermenigvuldigen 3 x 125 H

T

E

H

T

E

1

2

5 3

x

H

T

E

H

T

E

1

2

5 3

x

H

T

E

x

5

H

T

E

1

2

5 3

7

5

1. Ik schrijf de twee factoren en het maalteken.

T

E

x

2. Ik begin bij de E.

3. Ik vermenigvuldig de E (3 x 5). 4. Ik schrijf 5 en wissel 10E voor 1T. 1 Ik schrijf 1 rechts van het schema. 5. Ik vermenigvuldig de T (3 x 2) en vergeet de 1 naast het schema er niet bij te tellen. Ik schrap 1 de 1. 6. Ik schrijf 7 bij de T.

Cijferen

H

29

H

T

E

1

2

5

7. Ik vermenigvuldig de H (3 x 1). 8. Ik schrijf 3 bij de H.

3 3

7

5

1

9. Het product is 375.


Cijferen

30

Cijferen: delen 693 : 3 H

T

E

deeltal H T 6

9

1. Ik schrijf het deeltal en de deler. deler

E 3

3 H

T

H

T

E

-

E

2. Het is een deling dus ik begin bij de H.

H

T

E

6 6

9

3

0

9 3

3 H

-

6. Hoeveel keer gaat 3 in 9? T

E

2 3

7. Ik schrijf 3 bij het quotiënt.

0

8. 3 x 3 = 9 dus ik trek 9 af bij de T 9. Ik trek af bij de T.

H

T

E

-

H

T

E

6 6

9

3

0

3. Hoeveel keer gaat 3 in 6 (6 : 3)?

3 H

2

T

H

T

E -

E

4. Ik schrijf 2 bij het quotiënt. 5. 2 x 3 = 6 dus ik trek 6 af bij de H.

H

T

E

6 6

9

3

0

9

H

-

T

E

2 3 1

3 0

10. Hoeveel keer gaat 3 in 3?

3

3 3

quotiënt

11. Ik schrijf 1 bij het quotiënt.

0

12. Ik trek af bij de E. 13. Het quotiënt is 231.


Lengte kilometer

km

meter

m

decimeter

dm

1 cm

breedte lengte vingernagel handpalm

lengte nietje

centimeter cm

afstand tussen buitenhoeken ogen

1m

1 km

meterstok

van school tot ‌

breedte deur

grote stap

1 km

=

1000 m

1m

=

10 dm

1 dm

=

=

100 cm

1 cm

=

=

10 cm

1 cm

=

1 dm

1 dm

een halve meter = 5 dm 31

1 10 1 100

van 1 meter

1 10

van 1 decimeter

van 1 meter



Lengte: omtrek omtrek Kijk zeker ook op het volgende blad!

Hoe bereken je de omtrek van een ďŹ guur? 2 cm

4 cm

2 cm

3 cm Meet alle zijden en tel op. 2 cm

2 cm + 2 cm + 3 cm + 2 cm + 5 cm + 4 cm = 18 cm

5 cm 33


34

Lengte: omtrek

Hoe bereken je snel de omtrek?

3 cm

3 cm

4 cm

3 cm

3 cm

3 cm

3 cm

4 cm

De omtrek =

De omtrek =

3 cm + 3 cm + 3 cm + 3 cm = 12 cm

4 cm + 3 cm + 4 cm + 3 cm = 14 cm

of

of

4 x 3 cm = 12 cm

2 x 4 cm + 2 x 3 cm = 8 cm + 6 cm = 14 cm


Inhoud liter

l

deciliter

dl

centiliter

cl

=

10 dl

1 dl

=

1 10

l

1l

=

100 cl

1 cl

=

1 100

l

1 dl

=

10 cl

1 cl

=

1 10

dl

1 10

1 dl

1l

eetlepel

flesje yoghurtdrank

brik melk fles water

1l

1 deciliter =

1 cl

van 1 liter

35



Gewicht

kilogram

kg

gram

g

1 kg

=

1000 g

1 kg

=

10 x 100 g

1g

100 g

1 kg

kauwgom

4 kleine plakjes kaas

pak suiker pak zout

100 g

=

1 10

kg

37



Temperatuur

40

40

30

30

20

20

10

10

0

0

Ik meet met een thermometer.

-10

-20

-10

-20

-30

-30

20 °C

-2 °C

20 graden Celsius

-2 graden Celsius

Het is lekker warm.

Het vriest. Het temperatuurverschil is 22 °C. 39

40

30

0

20

10

-10

-20

-30



Geld

1 eurocent € 0,01

2 eurocent € 0,02

5 euro €5

100 euro € 100

5 eurocent € 0,05

10 eurocent € 0,10

20 eurocent € 0,20

10 euro € 10

20 euro € 20

1 euro €1

2 euro €2

50 euro € 50

500 euro € 500

200 euro € 200

41

50 eurocent € 0,50


€ 42

Geld

1 euro = 100 eurocent

25

3,

Ik betaal met 5 euro.

Ik krijg 1 euro en 75 eurocent terug.

100 x 1 eurocent = 100 eurocent

€ 3,25 is 3 euro en 25 eurocent.


Tijd 00 5

55

. uur

5 voor .

50

23

10

13

22 45

14

21

15

15 voor . / kwart voor .

16

35

20

9

10 over . 2

VOOR

OVER

8

20 voor .

19 18 17

40

1

10

15

20

12

11

10 voor .

5 over .

4 7

6

25 voor .

5

20 over . 25 over .

half .

25 30

1 dag duurt 24 uur.

1 halfuur is 30 minuten.

1 uur is 60 minuten.

1 kwartier is 15 minuten.

43

15 over . / kwart over .

3


44

Tijd Hoe lees je de klok? - Kijk naar de kleine wijzer voor het uur. - Kijk naar de grote wijzer voor de minuten.

Bijvoorbeeld:

8 uur

5 uur 30

1 uur 45

3 uur 25

2 uur 15

half 6

kwart voor 2

25 over 3

kwart over 2


Tijd

Middernacht

Middag

45


12 uur

6 uur

NACHT 6 uur

NAMIDDAG 12 uur

AVOND

00:00 (12 uur)

23:00 (11 uur)

22:00 (10 uur)

21:00 (9 uur)

20:00 (8 uur)

19:00 (7 uur)

18:00 (6 uur)

17:00 (5 uur)

16:00 (4 uur)

15:00 (3 uur)

14:00 (2 uur)

13:00 (1 uur)

12:00 MIDDAG

OCHTEND

12 uur

VOORMIDDAG

11:00

10:00

9:00

8:00

7:00

6:00

5:00

4:00

3:00

2:00

1:00

00:00

46

Tijd


Tijd

07 : 50 足 08 : 00 足 08 : 15 10 minuten + 15 minuten 10 voor 8 足 8 uur 足 kwart over 8 10 minuten + 15 minuten tijdsduur: 25 minuten

47


48

Tijd 1 jaar = 12 maanden = 52 weken = 365 dagen

januari

31 dagen

februari

28 dagen

maart

31 dagen

april

30 dagen

mei

31 dagen

juni

30 dagen

juli

31 dagen

augustus

31 dagen

september

30 dagen

oktober

31 dagen

november

30 dagen

december

31 dagen


Bouwsels

voorkant of voorzijde

zijkant rechts

zijkant links

5

3

1

4

2

1

3

1

1

1

grondplan met hoogtegetallen

49

achterkant of achterzijde



Punten, rechten en lijnen

een punt F

een rechte r

•F

een lijnstuk [AB] r

•A •B

gebogen lijn

gebroken lijn

51



Evenwijdig, snijdend en loodrecht Kijk ook op het volgende blad. n

o

j i

m

l n en o zijn evenwijdige rechten.

l en m zijn snijdende rechten.

53

i staat loodrecht op j. i en j zijn loodlijnen.


54

Evenwijdig en loodrecht Gebruik je geodriehoek!

Evenwijdigheid

Loodrechte stand


Hoeken benen

hoek A

Gebruik je geodriehoek!

A hoekpunt

B

scherpe hoek

C

rechte hoek

hoek B < hoek C < hoek D

55

D

stompe hoek



Vlakke figuren

niet-veelhoek

veelhoek

vijfhoek

Vlakke figuren waarvan de rand bestaat uit rechte en gebogen lijnen of enkel gebogen lijnen.

zeshoek

Vlakke figuren waarvan de rand enkel bestaat uit rechte lijnen. 57


58

Vlakke ďŹ guren: vierhoeken Een vierhoek is een veelhoek met vier hoeken en vier zijden.

Een vierkant is een vierhoek met vier rechte hoeken en vier even lange zijden.

Een rechthoek is een vierhoek met vier rechte hoeken.


Spiegelen Zet je spiegel op de spiegelas!

Bij spiegelen: links wordt rechts en omgekeerd.

spiegelas P

P QQ •

R

R

A O 8 C 59 Spiegelen



Vraagstukken

Lees het vraagstuk. Wat wordt er gevraagd?

Wat moet je weten om het probleem op te lossen? Hoe ga je het oplossen?

Voer de bewerking uit.

Formuleer een antwoordzin. Controleer. 61 Vraagstukken



Trefwoordenlijst 24-urentijdlijn

cijferen (aftrekken) cijferen (delen) cijferen (optellen) cijferen (vermenigvuldigen)

46

A achterkant afronden afstand aftrekken (cijferen) aftrekken (handig rekenen) aftrekken (hoofdrekenen) aftrekken (schatten) aftrekker aftrektal as (verticaal en horizontaal)

49 25 31 28 14 13 25 13 13 10

D dagen deciliter decimeter deeltafels deeltal delen (cijferen) delen (hoodrekenen) delen (schatten) delen met rest (hoofdrekenen) deler diagrammen digitale klok dubbele duizendtallen

B benen betalen biljetten blokkenbouwsel bouwsel breuk berekenen breukstreep

55 42 41 49 49 7 5

eenheden euro eurocent evenwijdig

35 31

63 Trefwoorden

48 35 31 17, 19, 20 23 30 23 26 24 23, 24 10 45, 47 9 1

E

C centiliter centimeter

28 30 27 29

1 41, 42 41, 42 53, 54


Trefwoorden

64

Trefwoordenlijst

F factoren

21

G gebogen lijn gebroken lijn geheel (breuken) geld gelijk aan geodriehoek getallen lezen getallen schrijven getallen tot 1000 getallen vergelijken getallenlijn getallenlijn (optellen en aftrekken) gewicht graden Celsius grafieken gram grondplan groter dan

51 51 5, 6 41, 42 3 54, 55 1 1 1 3 1 13 37 2, 39 10 37 49 3

14 22 9 55 55 1 49

I inhoud

35

J jaar

48

K kalender kilogram kilometer kleiner dan kloklezen kwartier

48 37 31 3 43, 44, 45, 46, 47 43

L

H halfuur handig rekenen (aftrekken)

handig rekenen (optellen) handig rekenen (vermenigvuldigen) helft hoek hoekpunt honderdtallen hoogtegetallen

43 14

lege getallenlijn lengte lijngrafiek

13 31 10


Trefwoordenlijst lijnstuk liter loodlijn loodrecht

51 35 53 53, 54

plaatsen op de getallenlijn positieschema positieve getallen product punt

M maaltafels maand meter minuten munten

Q

15, 16, 19, 20 48 31 43, 44 41

quotiĂŤnt

rechte rechte hoek rechthoek referentiematen gewicht referentiematen inhoud referentiematen lengte rest

2 57 5

O omtrek optellen (cijferen) optellen (handig rekenen) optellen (hoofdrekenen) optellen (schatten)

schatten (aftrekken) schatten (delen) schatten (optellen) schatten (vermenigvuldigen) scherpe hoek snijdend som

61

65 Trefwoorden

51 55 58 37 35 31 24

S

33 27 14 13 25

P pictogrammen vraagstukken

23

R

N negatieve getallen niet-veelhoeken noemer

1, 3 1, 3 2 21 51

25 26 25 26 55 53 13


Trefwoorden

66

Trefwoordenlijst spiegelas spiegelen splitsen splitsing staafdiagram stompe hoek

59 59 12 12 10 55

T tabel tafelkaart tafelrooster tafels teller temperatuur termen teruggeven tientallen tijd tijdsduur

11 16 19, 20 15, 16, 17, 19, 20 5 39 13 42 1 43, 44, 45, 46 47

U uur

43, 44

V veelhoeken

57

vergrootglas verhoudingstabel vermenigvuldigen (cijferen) vermenigvuldigen (handig rekenen) vermenigvuldigen (hoofdrekenen) vermenigvuldigen (schatten) vermenigvuldiger vermenigvuldigtal verschil vierhoek vierkant vijfhoek vlakke figuren voorkant vraagstukken vraagstukken (verhoudingstabel)

23, 24 11 29 22 21 26 21 21 13 57, 58 58 57 57, 58 49 61 11

W waarde van cijfers week wijzers van de klok

1 48 44

Z zeshoek zijde zijkant

57 33, 58 49


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.