Woorden op -eren, -elen, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen, enen. Bij deze woorden spreek je de e uit zoals in de of het. kinderen knutselen tekenen
Je hoort een doffe e, net zoals in de of het.
woorden van de week
Je schrijft e. ĂŠĂŠn ei
veel eieren
de appelen de eieren de kinderen Wij knutselen. Wij oefenen. Wij rekenen.
Hoorwoorden
extra woorden
1. 2. 3. 4.
de bladeren de hersenen de meubelen de zilveren ring Wij bewonderen. Wij ordenen. Wij winkelen.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
oorwoorden|1
kinderen, appelen Ik struikel.
Wij struikelen.
Ik reken.
Wij rekenen.
oorwoorden|2 Woorden met -ng of -nk
bang
bank
Je hoort /ng/. Je schrijft ook ng. bang Je hoort /ng/ + /k/. Je schrijft /nk/. bank
Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
Ik ben bang. Daar komt /k/ bij. Maar je schrijft bank. De g gaat dus weg. Hoor je het verschil tussen /ng/ en /nk/? /ng/
/nk/
ring engel zingen
klank enkel zinken
woorden van de week de jongen de winkel We drinken. We springen. We zingen. donker
extra woorden de hengel de zangeres We bedanken. We brengen. We zinken. jonger links
Eindigt een woord op w? Daar komt een u voor.
Woorden met eeuw, ieuw en uw Je hoort /eew/. Je schrijft eeuw. Je hoort /iew/. Je schrijft ieuw. Je hoort /uuw/. Je schrijft uw. meeuw
nieuw
meeuw
duw
Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
oorwoorden|3
nieuw
woorden van de week
Ik duw.
Eeuw, ieuw en uw staan vaak aan het eind van een woord. Maar niet altijd. duwen sneeuwvlokken nieuwjaar meeuwen
Het woordje uw betekent: van u. Die jas is van u. Dat is uw jas.
de leeuwin de zwaluw Ik schreeuw. We duwen. benieuwd opnieuw
extra woorden de kieuwen de schaduw We geeuwen. Zij waarschuwen. nieuwer sluw(e)
oorwoorden|4 Aan het eind van een woord schrijf je nooit een j.
Woorden met aai, oei en ooi Je hoort /aaj/, /oej/ en /ooj/. Je schrijft aai, oei en ooi. /aai/ is één klank . Daarbij horen drie letters. Hak de woorden zo in klanken: /h/ /aai/ /r/ /oei/
Aai, oei en ooi staan ook in het midden van een woord.
/m/ /ooi/
Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
zwaaien moeite dooien
woorden van de week de ooievaar het lawaai bloeien omdraaien opgroeien mooier
extra woorden de melkkoeien de papegaai de snoeischaar de vlooien bemoeien moeilijk
Woorden met het vaste stukje -ig(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -ig. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft ig. grappig Maak je woorden op -ig langer? Dan schrijf je er een e achter. rustig - rustige
Er zijn veel woorden op -ig. Je hoort een doffe e die je als i schrijft. Als je die woorden op -ig langer maakt, hoor je duidelijk g. rustige
jarige
rommelige
woorden van de week aardige gelukkig grappig jarig rustig tachtig
extra woorden Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
oorwoorden|5
Een woord op -ig is vaak opgebouwd uit een grondwoord en -ig. honger + ig = hongerig.
gezellige hongerig nodig tachtig toevallig vochtig weinig
oorwoorden|6 Woorden met het vaste stukje -lijk(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -lijk. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft -lijk. natuurlijk Maak je woorden op -lijk langer? Dan schrijf je er een e achter. vrolijk - vrolijke
Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.
Er zijn veel woorden op -lijk. Je hoort een doffe e die je als ij schrijft. eerlijk, duidelijk, mogelijk Let goed op bij dit woord: eigenlijk: je hoort de n niet maar schrijft ze wel! Een woord op -lijk is vaak opgebouwd uit een grondwoord en -lijk. gevaar + lijk = gevaarlijk
woorden van de week eerlijk gevaarlijk hartelijk hopelijk natuurlijk vriendelijk
extra woorden duidelijk eigenlijk eindelijk feestelijk makkelijke moeilijke
Woorden op -d, -t of -b, -p.
Woorden met d aan het eind kun je altijd langer maken.
Hoor je aan het einde van een woord /t/ of /p/? Maak het woord langer.
Er zijn veel meer woorden met p aan het eind, dan woorden met b aan het eind.
Je hoort /kruiden/, je schrijft kruid. Je hoort /webben/, je schrijft web. Je hoort /begrijpen/, je schrijft ik begrijp.
Woorden met b aan het eind kun je niet altijd langer maken. Die moet je onthouden. club, eb
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Let op bij samenstellingen. Op welke letter eindigt het woordstukje? Hoor je /t/? Hoor je /p/? Maak dat woord dan langer. voetbal badmuts krabpaal stoeprand
egelwoorden|1
voet bad krab stoep
voeten baden krabben stoepen
voetbal badmuts krabpaal stoeprand
woorden van de week de schub de vriendschap de voetstap Ik knijp. duizend rond
extra woorden de bloedworst de feestneus de voetbalclub het spinnenweb het zakgeld slecht
egelwoorden|2 Woorden op -g of -ch Hoor je aan het einde van een woord /ch/? Maak het woord langer. Dan weet je of je g of ch schrijft. Je hoort /buigen/, je schrijft buig. Je hoort /kuchen/, je schrijft kuch. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Sommige woorden met /ch/ aan het einde kun je niet langer maken. Er zijn meer woorden met g dan met ch. Onthoud deze woorden met ch: ach pech toch zich
woorden van de week de mug het vliegtuig Ik draag. Ik lach. droog leeg
extra woorden
Jantje doet zich pijn! Ach, wat heeft hij toch pech! De andere woorden die je niet langer kunt maken, schrijf je met g.
de glimlach de ploeg Ik vraag. Ik juich. Hij vloog. och
Woorden op -gt of -cht Je hoort /cht/. Je schrijft meestal cht. Maar let op voor werkwoorden! Hoor je op het einde van een werkwoord /cht/? Maak het werkwoord langer, dan hoor je of je -gt of -cht schrijft.
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Geen werkwoord: de bocht het bericht het gezicht recht
woorden van de week
Wel een werkwoord: hij zegt - wij zeggen hij kucht - wij kuchen Let op! licht niet zwaar of niet donker
het licht Doe het licht aan!
zij ligt - wij liggen De poes ligt in het gras.
egelwoorden|3
de opdracht de specht Ik wacht. Hij vliegt. Hij zorgt. lichtgroen
extra woorden de kracht de vrachtauto de vrucht Het water stijgt. Hij beweegt. Hij zaagt.
recht slecht zacht
egelwoorden|4 Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter. Namen schrijf je met een hoofdletter: namen van mensen en dieren, straatnamen, namen van steden en dorpen, namen van landen, namen van heilige personen en zaken, namen van feestdagen.
Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin, zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint. Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver! • namen van mensen en dieren. Ahmed Els De Preter
Oscar, onze poes
• namen van straten, dorpen, steden en landen. Kerkstraat Brussel Spanje • namen van heilige personen en zaken. God Jezus Christus Allah
Jan Ost Bloemenstraat 25 9220 Sint-Niklaas
de Heilige Geest
• samenstellingen met namen van heilige personen. een Mariabeeld een Boeddhabeeld • namen van feestdagen. Pasen Kerstmis
Nieuwjaar
Suikerfeest
Samenstellingen met namen van feestdagen, schrijven we met een kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paaszondag. Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom.
Samenstellingen Samenstellingen zijn lange woorden. Je maakt ze van twee of meerdere woorden.
Van welke woorden is een samenstelling gemaakt? Kun je die woorden juist schrijven? Dan kun je de samenstelling juist schrijven.
duik + bril = duikbril voet + bal + schoen = voetbalschoen
Let op! Vuurrood is zo rood als vuur. Dus schrijf je twee keer r. Achttien is acht en tien. Dus schrijf je twee keer t.
Regelwoorden
Hoofdpijn is pijn aan je hoofd. Feestdag is de dag van een feest.
1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Ook bij boekenkast hoor je de n niet, maar een boekenkast is een kast met veel boeken, een woordenboek is een boek met veel woorden.
egelwoorden|5
woorden van de week de boottocht de fietstas de handschoen de hoofdpijn lichtgroen vuurrood
extra woorden de boekenkast de feesttent de pingpongbal de waterstraal het kleurpotlood het nachtdier
egelwoorden|6 Leestekens
Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter. Zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint.
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst leesbaarder te maken.
Aan het einde van een zin schrijf je een leesteken:
Een zin begint met een hoofdletter.
• een punt (.) Morgen is grote zus jarig.
Een mededelende zin (een zin waarin je gewoon iets zegt) eindigt met een punt (.). Een vragende zin eindigt met een vraagteken (?). Een uitroep, bevel of waarschuwing eindigt met een uitroepteken (!). Bij een komma (,) kan de lezer even rusten. Na een dubbele punt (:) volgt extra uitleg.
• een vraagteken (?) Waar moeten we beginnen?
• een uitroepteken (!) Doe het licht aan! Bij een opsomming schrijf je een komma (,). Mijn lievelingskleuren zijn geel, oranje, groen en blauw. Ik eet straks hamburger, sla, tomaten en komkommer. Voor en of of in de opsomming zet je geen komma. Een dubbele punt geeft aan dat er iets volgt, bv. een opsomming of een uitleg. We hebben veel huisdieren: een hond, drie vissen, twee kippen en een poes. Kom op tijd naar huis: om vier uur dus.
Stappenplan klankgroepen
Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep?
klinkers zijn: a, e, i, o, u
1.
medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z
2. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
een medeklinker je schrijft wat je hoort /paar/ /den/ /kas/ /teel/ een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie) je schrijft wat je hoort /flui/ /ten/ /bloe/ /men/
molen
mollen
3.
een lange klinker je schrijft de lange klinker met één letter op /a/ /dem/ /ne/ /gen/
4.
een korte klinker je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers /kni/ /kker/ /wa/ /ssen/
Stappenplan
Woorden met ei
Bij de ei schrijf je eerst de e.
Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei.
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. zei van zeggen: ei zij van mensen: ij wei van koeien: ei wij van mensen: ij mei van de maand: ei mij van mensen: ij
eetwoorden|1
woorden van de week de keizer (de maand) mei de wei het eiland het einde het paleis
extra woorden de eikel de meiden de pleister het geheim eigen weinig
eetwoorden|2 Woorden met ij
Bij de ij schrijf je eerst de i.
Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei. Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. zij van mensen: ij zei van zeggen: ei wij van mensen: ij wei van koeien: ei mij van mensen: ij mei van de maand: ei
woorden van de week (de) bij de dijk de lijm de pijl de vijver kijken
extra woorden (de) mijn de tijd bijten altijd bijna zijn
Woorden met ou
Bij de ou schrijf je eerst de o.
Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Weetwoorden
Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou.
Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au
eetwoorden|3
woorden van de week de schouder het gebouw het goud We bouwen. Zij trouwen. koud
extra woorden de kabouter de ouders We onthouden. We vouwen. vasthouden verkouden
eetwoorden|4 Woorden met au
Bij de au schrijf je eerst de a.
Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou. Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au
woorden van de week de auto de klauw de pauze kauwen augustus lauw
extra woorden de augurk klauteren benauwd nauw rauw snauwen
Woorden met /ie/ als i
De i van liter klinkt hetzelfde als de ie van vliegen. Toch schrijf je i. Dit moet je onthouden.
Hoor je op het einde van een klankgroep /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i. Onthoud de woorden met i.
Meestal schijf je ie, maar soms ook i. De woorden met /ie/ als i moet je onthouden. Dat zijn weetwoorden.
Weetwoorden Hak het woord in stukjes. Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Meestal zijn dit woorden die we ontleend of overgenomen hebben uit een andere taal. We noemen ze leenwoorden. Bijvoorbeeld: visite, taxi, kiwi. Er zijn veel korte woorden met ie. Als je die woorden langer maakt, blijft de ie staan. lief - liever ziek - zieke schiet - schieten verdriet - verdrietig
eetwoorden|5
woorden van de week de minuut de gitaar de kiwi de liter de kilo de piloot
extra woorden de centimeter de giraf de limonade de olifant de taxi de/het figuur het uniform
eetwoorden|6 Woorden met c als /s/ Hoor je /s/? Dan schrijf je meestal s, maar in sommige woorden schrijf je de klank /s/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.
Er zijn niet zoveel woorden waarin je de klank /s/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. citroen
decimeter
centrum
cijfer
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
woorden van de week de cent de cirkel de citroen het centrum het cijfer het circus
extra woorden
Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden). Let op! circus cirkel
de cel de centimeter het cement het concert december precies
Woorden met c als /k/ Hoor je /k/? Dan schrijf je meestal k, maar in sommige woorden schrijf je de klank /k/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.
Er zijn niet zoveel woorden waarin je de klank /k/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. camera cola cursus club crème cactus
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
woorden van de week de cactus de camera de cavia de club de cola de computer het circus extra woorden
Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden).
eetwoorden|7
de acrobaat de camping de caravan de clown de reclame controleren
eetwoorden|8 Woorden met wr-
De letters wr- aan het begin van een woord, spreek je uit als /vr/.
woorden van de week
het wrak
de wraak de wrat het wrak We wrijven. We wringen. wreed
Aan het begin van sommige woorden schrijf je wr, ook al hoor je /vr/. Onthoud de woorden met wr.
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Denk aan het verschil met woorden met vr-. Er zijn veel meer woorden met vr- dan met wr-. Enkele woorden met vr-: vraag, vracht, vrede, vreemd, vrek, vreselijk, vrezen, vriend, vriezen, vroeg, vrolijk, vrouw, vrucht, vrij. Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. vrede van geen oorlog: vr wrede van gemeen: wr
extra woorden de wreef We wriemelen. We wroeten. wrang (zich) wreken wrevelig
Woorden met /sj/ Schrijf je sj of ch? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
De meeste van deze woorden komen uit het Frans. de chauffeur de chef de douche de machine Bij sommige woorden hoor je /sj/ en schrijf je ook sj. Dit zijn hoorwoorden. de sjaal de sjerp de sjalot
de sjeik sjouwen sjorren
eetwoorden|9
woorden van de week de chauffeur de chocolade de douche de sjaal de sjalot We sjouwen.
extra woorden de affiche de chef de machine de sjeik de sjerp We sjorren.
Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan zijn werkwoorden. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.
Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je ‌? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm. Kies de juiste persoonsvorm: ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam +t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.
wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.
De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen vinden lezen De stam vind je door ik voor het werkwoord te zetten: meestal infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.
erk oorden|1
Stappenplan
Is het een werkwoord?
erk
volg het hoor-, regel- of weetspoor nee
ja
!
Is het een persoonsvorm?
volg het hoor-, regel- of weetspoor nee
ja
!
Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. stam Ik dans. Antwoord jij? Ik reis. Ik blijf.
stam +t Jij danst. Hij antwoordt. Hij reist. Zij blijft.
infinitief Wij dansen. Jullie antwoorden. Zij reizen. We blijven.
oorden