Leerjaar 3 - Uitlegkaarten - Zie zo spelling

Page 1

Woorden op -eren, -elen, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen, enen. Bij deze woorden spreek je de e uit zoals in de of het. kinderen knutselen tekenen

Je hoort een doffe e, net zoals in de of het.

woorden van de week

Je schrijft e. ĂŠĂŠn ei

veel eieren

de appelen de eieren de kinderen Wij knutselen. Wij oefenen. Wij rekenen.

Hoorwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de bladeren de hersenen de meubelen de zilveren ring Wij bewonderen. Wij ordenen. Wij winkelen.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

oorwoorden|1

kinderen, appelen Ik struikel.

Wij struikelen.

Ik reken.

Wij rekenen.


oorwoorden|2 Woorden met -ng of -nk

bang

bank

Je hoort /ng/. Je schrijft ook ng. bang Je hoort /ng/ + /k/. Je schrijft /nk/. bank

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

Ik ben bang. Daar komt /k/ bij. Maar je schrijft bank. De g gaat dus weg. Hoor je het verschil tussen /ng/ en /nk/? /ng/

/nk/

ring engel zingen

klank enkel zinken

woorden van de week de jongen de winkel We drinken. We springen. We zingen. donker

extra woorden de hengel de zangeres We bedanken. We brengen. We zinken. jonger links


Eindigt een woord op w? Daar komt een u voor.

Woorden met eeuw, ieuw en uw Je hoort /eew/. Je schrijft eeuw. Je hoort /iew/. Je schrijft ieuw. Je hoort /uuw/. Je schrijft uw. meeuw

nieuw

meeuw

duw

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

oorwoorden|3

nieuw

woorden van de week

Ik duw.

Eeuw, ieuw en uw staan vaak aan het eind van een woord. Maar niet altijd. duwen sneeuwvlokken nieuwjaar meeuwen

Het woordje uw betekent: van u. Die jas is van u. Dat is uw jas.

de leeuwin de zwaluw Ik schreeuw. We duwen. benieuwd opnieuw

extra woorden de kieuwen de schaduw We geeuwen. Zij waarschuwen. nieuwer sluw(e)


oorwoorden|4 Aan het eind van een woord schrijf je nooit een j.

Woorden met aai, oei en ooi Je hoort /aaj/, /oej/ en /ooj/. Je schrijft aai, oei en ooi. /aai/ is één klank . Daarbij horen drie letters. Hak de woorden zo in klanken: /h/ /aai/ /r/ /oei/

Aai, oei en ooi staan ook in het midden van een woord.

/m/ /ooi/

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

zwaaien moeite dooien

woorden van de week de ooievaar het lawaai bloeien omdraaien opgroeien mooier

extra woorden de melkkoeien de papegaai de snoeischaar de vlooien bemoeien moeilijk


Woorden met het vaste stukje -ig(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -ig. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft ig. grappig Maak je woorden op -ig langer? Dan schrijf je er een e achter. rustig - rustige

Er zijn veel woorden op -ig. Je hoort een doffe e die je als i schrijft. Als je die woorden op -ig langer maakt, hoor je duidelijk g. rustige

jarige

rommelige

woorden van de week aardige gelukkig grappig jarig rustig tachtig

extra woorden Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

oorwoorden|5

Een woord op -ig is vaak opgebouwd uit een grondwoord en -ig. honger + ig = hongerig.

gezellige hongerig nodig tachtig toevallig vochtig weinig


oorwoorden|6 Woorden met het vaste stukje -lijk(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -lijk. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft -lijk. natuurlijk Maak je woorden op -lijk langer? Dan schrijf je er een e achter. vrolijk - vrolijke

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

Er zijn veel woorden op -lijk. Je hoort een doffe e die je als ij schrijft. eerlijk, duidelijk, mogelijk Let goed op bij dit woord: eigenlijk: je hoort de n niet maar schrijft ze wel! Een woord op -lijk is vaak opgebouwd uit een grondwoord en -lijk. gevaar + lijk = gevaarlijk

woorden van de week eerlijk gevaarlijk hartelijk hopelijk natuurlijk vriendelijk

extra woorden duidelijk eigenlijk eindelijk feestelijk makkelijke moeilijke


Woorden op -d, -t of -b, -p.

Woorden met d aan het eind kun je altijd langer maken.

Hoor je aan het einde van een woord /t/ of /p/? Maak het woord langer.

Er zijn veel meer woorden met p aan het eind, dan woorden met b aan het eind.

Je hoort /kruiden/, je schrijft kruid. Je hoort /webben/, je schrijft web. Je hoort /begrijpen/, je schrijft ik begrijp.

Woorden met b aan het eind kun je niet altijd langer maken. Die moet je onthouden. club, eb

Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Let op bij samenstellingen. Op welke letter eindigt het woordstukje? Hoor je /t/? Hoor je /p/? Maak dat woord dan langer. voetbal badmuts krabpaal stoeprand

egelwoorden|1

   

voet bad krab stoep

voeten baden krabben stoepen

voetbal badmuts krabpaal stoeprand

woorden van de week de schub de vriendschap de voetstap Ik knijp. duizend rond

extra woorden de bloedworst de feestneus de voetbalclub het spinnenweb het zakgeld slecht


egelwoorden|2 Woorden op -g of -ch Hoor je aan het einde van een woord /ch/? Maak het woord langer. Dan weet je of je g of ch schrijft. Je hoort /buigen/, je schrijft buig. Je hoort /kuchen/, je schrijft kuch. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Sommige woorden met /ch/ aan het einde kun je niet langer maken. Er zijn meer woorden met g dan met ch. Onthoud deze woorden met ch: ach pech toch zich

woorden van de week de mug het vliegtuig Ik draag. Ik lach. droog leeg

extra woorden

Jantje doet zich pijn! Ach, wat heeft hij toch pech! De andere woorden die je niet langer kunt maken, schrijf je met g.

de glimlach de ploeg Ik vraag. Ik juich. Hij vloog. och


Woorden op -gt of -cht Je hoort /cht/. Je schrijft meestal cht. Maar let op voor werkwoorden! Hoor je op het einde van een werkwoord /cht/? Maak het werkwoord langer, dan hoor je of je -gt of -cht schrijft.

Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Geen werkwoord: de bocht het bericht het gezicht recht

woorden van de week

Wel een werkwoord: hij zegt - wij zeggen hij kucht - wij kuchen Let op! licht niet zwaar of niet donker

het licht Doe het licht aan!

zij ligt - wij liggen De poes ligt in het gras.

egelwoorden|3

de opdracht de specht Ik wacht. Hij vliegt. Hij zorgt. lichtgroen

extra woorden de kracht de vrachtauto de vrucht Het water stijgt. Hij beweegt. Hij zaagt.

recht slecht zacht


egelwoorden|4 Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter. Namen schrijf je met een hoofdletter: namen van mensen en dieren, straatnamen, namen van steden en dorpen, namen van landen, namen van heilige personen en zaken, namen van feestdagen.

Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin, zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint. Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver! • namen van mensen en dieren. Ahmed Els De Preter

Oscar, onze poes

• namen van straten, dorpen, steden en landen. Kerkstraat Brussel Spanje • namen van heilige personen en zaken. God Jezus Christus Allah

Jan Ost Bloemenstraat 25 9220 Sint-Niklaas

de Heilige Geest

• samenstellingen met namen van heilige personen. een Mariabeeld een Boeddhabeeld • namen van feestdagen. Pasen Kerstmis

Nieuwjaar

Suikerfeest

Samenstellingen met namen van feestdagen, schrijven we met een kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paaszondag. Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom.


Samenstellingen Samenstellingen zijn lange woorden. Je maakt ze van twee of meerdere woorden.

Van welke woorden is een samenstelling gemaakt? Kun je die woorden juist schrijven? Dan kun je de samenstelling juist schrijven.

duik + bril = duikbril voet + bal + schoen = voetbalschoen

Let op! Vuurrood is zo rood als vuur. Dus schrijf je twee keer r. Achttien is acht en tien. Dus schrijf je twee keer t.

Regelwoorden

Hoofdpijn is pijn aan je hoofd. Feestdag is de dag van een feest.

1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Ook bij boekenkast hoor je de n niet, maar een boekenkast is een kast met veel boeken, een woordenboek is een boek met veel woorden.

egelwoorden|5

woorden van de week de boottocht de fietstas de handschoen de hoofdpijn lichtgroen vuurrood

extra woorden de boekenkast de feesttent de pingpongbal de waterstraal het kleurpotlood het nachtdier


egelwoorden|6 Leestekens

Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter. Zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint.

Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst leesbaarder te maken.

Aan het einde van een zin schrijf je een leesteken:

Een zin begint met een hoofdletter.

• een punt (.) Morgen is grote zus jarig.

Een mededelende zin (een zin waarin je gewoon iets zegt) eindigt met een punt (.). Een vragende zin eindigt met een vraagteken (?). Een uitroep, bevel of waarschuwing eindigt met een uitroepteken (!). Bij een komma (,) kan de lezer even rusten. Na een dubbele punt (:) volgt extra uitleg.

• een vraagteken (?) Waar moeten we beginnen?

• een uitroepteken (!) Doe het licht aan! Bij een opsomming schrijf je een komma (,). Mijn lievelingskleuren zijn geel, oranje, groen en blauw. Ik eet straks hamburger, sla, tomaten en komkommer. Voor en of of in de opsomming zet je geen komma. Een dubbele punt geeft aan dat er iets volgt, bv. een opsomming of een uitleg. We hebben veel huisdieren: een hond, drie vissen, twee kippen en een poes. Kom op tijd naar huis: om vier uur dus.


Stappenplan klankgroepen

Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep?

klinkers zijn: a, e, i, o, u

1.

medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

2. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

een medeklinker  je schrijft wat je hoort /paar/ /den/ /kas/ /teel/ een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie)  je schrijft wat je hoort /flui/ /ten/ /bloe/ /men/

molen

mollen

3.

een lange klinker  je schrijft de lange klinker met één letter op /a/ /dem/ /ne/ /gen/

4.

een korte klinker  je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers /kni/ /kker/ /wa/ /ssen/

Stappenplan



Woorden met ei

Bij de ei schrijf je eerst de e.

Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. zei van zeggen: ei zij van mensen: ij wei van koeien: ei wij van mensen: ij mei van de maand: ei mij van mensen: ij

eetwoorden|1

woorden van de week de keizer (de maand) mei de wei het eiland het einde het paleis

extra woorden de eikel de meiden de pleister het geheim eigen weinig


eetwoorden|2 Woorden met ij

Bij de ij schrijf je eerst de i.

Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei. Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. zij van mensen: ij zei van zeggen: ei wij van mensen: ij wei van koeien: ei mij van mensen: ij mei van de maand: ei

woorden van de week (de) bij de dijk de lijm de pijl de vijver kijken

extra woorden (de) mijn de tijd bijten altijd bijna zijn


Woorden met ou

Bij de ou schrijf je eerst de o.

Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Weetwoorden

Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou.

Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au

eetwoorden|3

woorden van de week de schouder het gebouw het goud We bouwen. Zij trouwen. koud

extra woorden de kabouter de ouders We onthouden. We vouwen. vasthouden verkouden


eetwoorden|4 Woorden met au

Bij de au schrijf je eerst de a.

Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou. Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au

woorden van de week de auto de klauw de pauze kauwen augustus lauw

extra woorden de augurk klauteren benauwd nauw rauw snauwen


Woorden met /ie/ als i

De i van liter klinkt hetzelfde als de ie van vliegen. Toch schrijf je i. Dit moet je onthouden.

Hoor je op het einde van een klankgroep /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i. Onthoud de woorden met i.

Meestal schijf je ie, maar soms ook i. De woorden met /ie/ als i moet je onthouden. Dat zijn weetwoorden.

Weetwoorden Hak het woord in stukjes. Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Meestal zijn dit woorden die we ontleend of overgenomen hebben uit een andere taal. We noemen ze leenwoorden. Bijvoorbeeld: visite, taxi, kiwi. Er zijn veel korte woorden met ie. Als je die woorden langer maakt, blijft de ie staan. lief - liever ziek - zieke schiet - schieten verdriet - verdrietig

eetwoorden|5

woorden van de week de minuut de gitaar de kiwi de liter de kilo de piloot

extra woorden de centimeter de giraf de limonade de olifant de taxi de/het figuur het uniform


eetwoorden|6 Woorden met c als /s/ Hoor je /s/? Dan schrijf je meestal s, maar in sommige woorden schrijf je de klank /s/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.

Er zijn niet zoveel woorden waarin je de klank /s/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. citroen

decimeter

centrum

cijfer

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

woorden van de week de cent de cirkel de citroen het centrum het cijfer het circus

extra woorden

Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden). Let op! circus cirkel

de cel de centimeter het cement het concert december precies


Woorden met c als /k/ Hoor je /k/? Dan schrijf je meestal k, maar in sommige woorden schrijf je de klank /k/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.

Er zijn niet zoveel woorden waarin je de klank /k/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. camera cola cursus club crème cactus

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

woorden van de week de cactus de camera de cavia de club de cola de computer het circus extra woorden

Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden).

eetwoorden|7

de acrobaat de camping de caravan de clown de reclame controleren


eetwoorden|8 Woorden met wr-

De letters wr- aan het begin van een woord, spreek je uit als /vr/.

woorden van de week

het wrak

de wraak de wrat het wrak We wrijven. We wringen. wreed

Aan het begin van sommige woorden schrijf je wr, ook al hoor je /vr/. Onthoud de woorden met wr.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Denk aan het verschil met woorden met vr-. Er zijn veel meer woorden met vr- dan met wr-. Enkele woorden met vr-: vraag, vracht, vrede, vreemd, vrek, vreselijk, vrezen, vriend, vriezen, vroeg, vrolijk, vrouw, vrucht, vrij. Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. vrede van geen oorlog: vr wrede van gemeen: wr

extra woorden de wreef We wriemelen. We wroeten. wrang (zich) wreken wrevelig


Woorden met /sj/ Schrijf je sj of ch? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk zinnen met de zes woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

De meeste van deze woorden komen uit het Frans. de chauffeur de chef de douche de machine Bij sommige woorden hoor je /sj/ en schrijf je ook sj. Dit zijn hoorwoorden. de sjaal de sjerp de sjalot

de sjeik sjouwen sjorren

eetwoorden|9

woorden van de week de chauffeur de chocolade de douche de sjaal de sjalot We sjouwen.

extra woorden de affiche de chef de machine de sjeik de sjerp We sjorren.



Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan zijn werkwoorden. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.

Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je ‌? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm. Kies de juiste persoonsvorm: ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam +t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.

wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.

De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen vinden lezen De stam vind je door ik voor het werkwoord te zetten: meestal infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.

erk oorden|1


Stappenplan

Is het een werkwoord?

erk

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Is het een persoonsvorm?

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. stam Ik dans. Antwoord jij? Ik reis. Ik blijf.

stam +t Jij danst. Hij antwoordt. Hij reist. Zij blijft.

infinitief Wij dansen. Jullie antwoorden. Zij reizen. We blijven.

oorden


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.