Research Governance and Global Affairs 2018

Page 1

Research 12 x onderzoekers aan het woord 12 x researchers take the floor

EEN GREEP UIT HET ONDERZOEK BINNEN DE FACULTEIT GOVERNANCE AND GLOBLAL AFFAIRS A SELECTION OF THE RESEARCH DONE WITHIN THE FACULT Y GOVERNANCE AND GLOBL AL AFFAIRS


Voorwoord/Foreword

N

ederlanders zijn overwegend tegen uitbreiding van de Europese Unie. Is dat een feit of ligt het misschien toch genuanceerder? En hoe denken inwoners van andere lidstaten eigenlijk over het lidmaatschap van de EU? Promovenda Elitsa Kortenska legde deze en andere vragen voor aan inwoners van zes lidstaten. De antwoorden zijn ronduit verrassend. Het onderzoek van Kortenska is een treffend voorbeeld van het werk binnen de faculteit Governance and Global Affairs van Universiteit Leiden. Onze campus in Den Haag is de thuisbasis van waaruit we maatschappelijk relevante thema’s onderzoeken. Klimaatverandering bijvoorbeeld, maar ook diversiteit, cyber security, migratie, democratisering en veiligheid. Stuk voor stuk actuele vraagstukken waarover veel wordt geschreven en gepraat. Daarom denken wij nogal eens te weten hoe het zit. Ons onderzoek laat zien dat de werkelijkheid vaak complexer en niet zo zwart-wit is. In deze uitgave presenteren wij twaalf recente onderzoeken binnen de faculteit. Wij vroegen de onderzoekers hun werk toe te lichten. Dat deden zij graag én kundig. Hun nieuwsgierigheid, betrokkenheid en enthousiasme spatten van het papier.

HET FACULTEITSBESTUUR VAN DE FACULTEIT GOVERNANCE AND GLOBAL AFFAIRS

M

ost Dutch people oppose any expansion of the European Union. Is that a fact, or might the reality be more nuanced? And how do citizens of other member states feel about membership of the EU? Doctoral candidate Elitsa Kortenska put these and other questions to citizens of six member states. The answers were downright surprising. Kortenska’s research is a good example of the work that goes on within Leiden University’s Faculty of Governance and Global Affairs. Our campus in The Hague forms the base for our research on socially-relevant topics. Topics such as climate change, for example, but also diversity, cyber security, migration, democratisation and security. These are all topical issues that get written and talked about frequently, which makes us think we have some idea of what is going on. Our research shows that reality is often more complex and less black and white. In this publication, we present twelve researches from the faculty. We asked our researchers to explain their work, which they did willingly and expertly, and their curiosity, commitment and enthusiasm leap out at you.

THE FACULTY BOARD OF THE FACULTY OF GOVERNANCE AND GLOBAL AFFAIRS


Inleiding/Preface

Eenheid in diversiteit De Faculteit Governance and Global Affairs (FGGA) is de jongste faculteit en een bijzonder onderdeel van Universiteit Leiden. Een divers gezelschap van instituten en centra, dat bovendien niet is gevestigd in Leiden maar in Den Haag, in het kloppend hart van de hofstad. De faculteit bestaat uit drie wetenschappelijke instituten: het Instituut Bestuurskunde, het Institute of Security and Global Affairs en Leiden University College The Hague. Daarnaast heeft de FGGA een aantal centra en disciplines in huis. Hoe divers ook, de instituten vormen een logische eenheid. Dat zit ‘m in deze gemeenschappelijke deler: ze doen alle drie onderzoek naar maatschappelijke thema’s rond bestuur, veiligheid, Europese en mondiale politiek en grote steden. Onderzoek bovendien dat raakt aan beleid, met als centrale vraag: hoe gaan we om met maatschappelijke uitdagingen? In de zoektocht naar antwoorden bekijken we complexe vraagstukken vanuit bestuurskundig, politicologisch, juridisch, sociologisch en economisch perspectief. Elk onderzoeksproject levert hoogwaardige resultaten op. Excellente wetenschappelijke publicaties, maar ook inzichten, bevindingen en adviezen die breed worden gedeeld met overheden in binnen- en buitenland, veiligheidsdiensten en met het grote publiek. We zijn trots op de uitstekende naam die ons dat nationaal en internationaal oplevert. Een open, coöperatieve houding en internationale oriëntatie zitten duidelijk in het DNA van de faculteit. Onderzoekers gedijen in de bruisende sfeer die de FGGA kenmerkt.

Unity in diversity The Faculty of Governance and Global Affairs (FGGA) is Leiden University’s youngest faculty, and a remarkable part of the university. It is made up of a diverse group of institutes and centres that are not in fact located in Leiden, but in The Hague, in the beating heart of this political and royal capital city. The faculty comprises three academic institutes: the Institute of Public Administration, the Institute of Security and Global Affairs, and Leiden University College The Hague. The FGGA also has its own centres and disciplines. Despite their diversity, the institutes form a logical unit thanks to some common ground: all three carry out research on social topics surrounding public administration, security, European and world politics and major cities. Moreover, this research also relates to policy, where the key question is: how can we handle social challenges? In the quest for answers, we approach complex issues from administrative, politicological, legal, sociological and economic perspectives. Every research project yields high-value results: excellent academic publications, but also insights, discoveries and recommendations that are shared widely with governments both within and outside the Netherlands, with security services and with the general public. We are proud of the reputation for excellence this has built up for us, both nationally and internationally.


Als Leidse faculteit voelen we ons als een vis in het water in Den Haag, de internationale stad van vrede, veiligheid en recht. Fysiek zitten we dicht bij het vuur, of dat nou een studieobject is of een opdrachtgever. Dat werkt. Steeds meer partners en opdrachtgevers weten onze instituten te vinden. Zo doen we onderzoek met en voor Instituut Clingendael, The Hague Security Delta en de ministeries van Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken. We werken nauw samen met gemeente Den Haag, onder andere door het verkennen van onderzoek naar stedelijke problematiek en beleid. Ook bijzonder: medewerkers van de gemeente en ministeries promoveren bij ons op zulke thema’s. Dat we ons letterlijk in het centrum bevinden van de thematiek waarmee we ons dagelijks bezighouden, blijkt ook uit de bijzondere leerstoelen die zijn ingesteld door externe organisaties. Zo ondersteunt het CAOP, kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein, de leerstoel Comparative Public Sector and Civil Service Reform. Deze leerstoel richt zich op de rollen en positie van de overheidsmanager in de 21e eeuw. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) stimuleert door de leerstoel Governance of Intelligence and Security Services wetenschappelijk onderzoek over het werk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarnaast stellen de Haagse Hogeschool en gemeente Den Haag de leerstoel VN Studies in over de Verenigde Naties.

An open, cooperative attitude and international orientation are clearly in the faculty’s DNA, and researchers thrive in the vibrant atmosphere that characterises the FGGA. As a Leiden faculty, we are fully at home in The Hague, the international city of peace, justice and security. We are physically located close to the heart of the action, whether this is an object of study ora client. And this strategy is working: more and more partners and clients are approaching our institutes. This has led to us conducting research with and for the Clingendael Institute, The Hague Security Delta, the Ministry of Justice and Security and the Ministry of the Interior. We work closely with the Municipality of The Hague in a collaboration that includes exploring research on urban problems and policy. And that’s not all: employees of the municipality and the ministries obtain PhDs with us on these topics. The fact that we are located literally at the centre of the themes we work on every day is clear to see in the endowed chairs that have been established by external organisations. The CAOP, a centre for knowledge and services in the field of employment matters in the public domain, supports the chair in Comparative Public Sector and Civil Service Reform, which focuses on the roles and position of the public sector manager in the 21st century. The National Coordinator for Counterterrorism and Security (NCTV) uses the Governance of Intelligence and Security Services chair to stimulate academic research on the work of intelligence and security services. In addition, The Hague University of Applied Sciences and the Municipality of The Hague have set up the UN Studies chair to study the United Nations.


Inhoud/Contents

16

10

28

46

40

70

4

Alexandre Afonso: Geen meelifters

No free riders

10

Bart Schuurman: Op zoek naar een beetje onsterfelijkheid Searching for a bit of immortality

16

Caroline Archambault: Van wie is het land? Who owns the land?

22

Constant Hijzen: James Bond op klompen James Bond in clogs

28

Daan Weggemans: Re-integratie jihadisten is maatwerk Re-integration of former jihadis should always be tailored

34

Daniela Vicherat Mattar: Bezonken geschiedenis Embedded history

40

David Ehrhardt: Puzzelen met chiefs en imams A patchwork of chiefs and imams

46

Elitsa Kortenska: Meningen over Europa Views about Europe

52

Maja Vodopivec: Geheugenpolitiek The politics of memory

58

Natascha van der Zwan: Een historische blik op sparen voor straks Historical view on saving for later

64

Nelly Samosir: Corruptie is niet alleen een kwestie van geld Corruption is not only about money

70

Sanneke Kuipers: Crisismanagement: opschalen en praten Crisis Management: Escalation of Authority and Dialogue


Geen meelifters No free riders Alexandre Afonso bestudeert de relatie tussen de verzorgingsstaat en immigratie en constateert de opkomst van ‘welvaarts-chauvinisme’: het idee dat sociale voorzieningen alleen ten goede zouden moeten komen aan ‘ingezetenen’, of aan mensen ‘die het verdienen’. ‘Zonder welvaartsstaat is er weinig reden om immigratie te beperken.’

H

oe maken (en houden) we de verzorgingsstaat immigratiebestendig? Het is één van de vragen waar onderzoeker Alexandre Afonso zich over buigt. Die verwijst naar de gedachte dat immigranten aangetrokken zouden worden door goede sociale voorzieningen in een land. Ze zouden hierheen komen om daarvan te profiteren. Maar is dat wel zo? En moeten we ons daartegen wapenen? Anti-immigratiepartijen vinden van wel.

Lees verder op pagina 7

4

Universiteit Leiden

Alexandre Afonso studies the relationship between the welfare state and immigration, and observes that ‘welfare chauvinism’ — the idea that social benefits should be limited to ‘natives’, or to people ‘who deserve it’ — is on the rise. ‘Without a welfare state there’s little need to control immigration.’

H

ow do we make (and keep) the welfare state immigration proof? It’s one of the questions researcher Alexandre Afonso is exploring. It refers to the idea that immigrants are attracted by countries that offer good social benefits. The generally held idea is that they come here to make use of these benefits. But is that really the case? And is it something we need to guard against? Anti-immigration parties think we should.

Continue on page 7


‘De scheidslijn tussen wij en zij wordt steeds duidelijker in het discours van politieke partijen als het Franse Front National of de Nederlandse PVV’

5


ALEXANDRE AFONSO

‘The division between them and us is becoming ever clearer in the discourse of parties like the French National Front or the Dutch PVV’

6

Universiteit Leiden

UNIVERSITAIR DOCENT INSTITUUT BESTUURSKUNDE ASSISTANT PROFESSOR INSTITUTE OF PUBLIC ADMINISTRATION

De belangrijkste onderzoeksgebieden van Alexandre zijn het overheidsbeleid en de vergelijkende politieke economie met een focus op verzorgingsstaat- en arbeidsmarkthervormingen, de politieke economie van arbeidsmigratie en de rol van partijen en georganiseerde belangen bij beleidshervormingen. Hij geeft les over publiek beleid, ‘organised interests’ , globalisering en onderzoeksmethoden.

Alexandre’s main fields of research are public policy and comparative political economy with a focus on welfare state and labour market reforms, the political economy of labour migration, and the role of parties and organised interests in policy reforms. He teaches courses on public policy, organised interests, globalisation and research methods.


Vervolg van pagina 4

‘De scheidslijn tussen “wij” en “zij” wordt steeds duidelijker in het discours van politieke partijen als het Franse Front National of de Nederlandse PVV’, zegt Afonso. In het algemeen betalen mensen liever geen belasting voor zaken waarvan ze denken dat die goede komt aan mensen die het, in hun ogen, ‘niet verdienen’ (bijvoorbeeld omdat ze er onvoldoende aan hebben bijgedragen), of die heel anders zijn dan zijzelf. ‘Welvaarts-chauvinisme, wordt het genoemd: het idee dat sociale voordelen beperkt zouden moeten blijven tot diegene die de meerderheid vertegenwoordigen in een land. Henk en Ingrid, zoals PVV-leider Geert Wilders ze noemt. Zijn zij nog wel bereid om belasting te betalen – en moeten ze nog wel belasting betalen – als ze weten dat die ten goede komt aan Ali en Fatima? Uitgangspunt van dergelijke partijen is dat sommige mensen “het waard zijn” om te profiteren van de verzorgingsstaat, en anderen – bijvoorbeeld immigranten – niet. Die zouden daarom moeten worden uitgesloten.’ Maar klopt hun redenering? Zijn goede sociale voorzieningen inderdaad een reden voor migranten om te komen? In werkelijkheid is het juist andersom, zegt Afonso. ‘Landen met een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen trekken doorgaans juist minder migranten. Logisch – zo’n stelsel kost veel geld. Dat zorgt voor een hoge belastingdruk, met name op laagbetaald werk. En dat is weer onaantrekkelijk voor nieuwkomers van elders.’ Dus in plaats van een immigratiemagneet te worden, kan een goede verzorgingsstaat migranten juist ontmoedigen om te komen. ‘Waarom willen migranten in Calais per se naar Engeland? Waarom blijven ze niet in Frankrijk, een land met veel betere sociale voorzieningen? De belangrijkste reden: het Verenigd Koninkrijk heeft meer laaggeschoolde, slecht betaalde arbeid, en daarom is het makkelijker om er werk te vinden.’

Restrictief beleid Er is dus een discrepantie tussen de werkelijke situatie en de manier waarop die wordt gezien door met name vertegenwoordigers van anti-immigratiepartijen en hun aanhang. Die vertekende blik is geworteld in de historie, weet Afonso. ‘In de negentiende eeuw bestond er nog geen verzorgingsstaat. Staten gebruikten belasting voor zaken als het militair apparaat, politiesysteem of infrastructuur, niet voor sociale voorzieningen (vanuit de overheid). Mede daardoor konden mensen makkelijk van het ene naar

In Calais uiten migranten hun woede tegen een vrachtwagenchauffeur die de ingang van tentenkamp The Jungle passeert. In Calais, migrants express their anger against a truck driver who passes the entrance to The Jungle tent camp.

‘Waarom willen migranten in Calais per se naar Engeland? Waarom blijven ze niet in Frankrijk, een land met veel betere sociale voorzieningen? Continuation from page 4

‘The division between “them” and “us” is becoming ever clearer in the discourse of parties like the French National Front or the Dutch PVV,’ says Afonso. In general, people are reluctant to pay taxes if they think the people who profit don’t deserve it , for example because they didn’t contribute enough) or are very different from them. It’s known as welfare chauvinism and what it means is that social benefits should be restricted to people who form the majority in a country: o Henk and Ingrid, as PVV leader Geert Wilders calls them. Are Henk and Ingrid still willing to pay taxes – and should they pay taxes — if they know the benefits will go to Ali and Fatima? The starting point of this idea is that some people are “deserving”, and others — mostly immigrants — are not. They should therefore be excluded.’ But does a generous welfare state really attract more immigrants? Actually, the relationship is often the reverse, according to Afonso. ‘Countries with an extensive system of social provisions tend to have lower levels of immigration. That’s logical — you need a lot of taxes to pay for a generous welfare state. So, the tax burden is relatively high, especially on low-wage work, which

7


‘Landen met een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen trekken doorgaans juist minder migranten.’

‘Countries with an extensive system of social provisions tend to have lower levels of immigration.’ het andere land reizen. Dat zei een Britse minister rond 1860 ook met zoveel woorden: “We hebben geen wetten die mensen beletten om binnen te komen. Maar ze kunnen ook geen enkele aanspraak maken op (niet-particuliere) sociale voorzieningen”. Zonder verzorgingsstaat was er dus weinig reden om immigratie te beperken. Dat veranderde ingrijpend rond de Tweede Wereldoorlog, toen veel Europese staten de toegang tot hun land als het ware begonnen af te grendelden. Restrictief beleid dat samenviel met de opkomst van sociale wetgeving. Afonso: ‘Vanaf dat moment werden belastingen ook

8

Universiteit Leiden

makes such work less attractive for newcomers.’ Instead of becoming an immigration magnet, a generous welfare state may actually deter immigrants from entering. In Calais, migrants were asked why they wanted to go to the UK. Why not stay in France, a country with a better welfare state? The main reason: the UK is more liberal, has more low-wage work, so it’s easier to find a job.’

Restrictions There is, therefore, a discrepancy between the actual situation and the way it is perceived by anti-immigration parties and their followers. Alfonso believes this distorted image is rooted in history. ‘In the 19th century, states used taxes to pay for national defence, the police, or infrastructure, but not for publicly funded social benefits. As a result, people could easily move from one country to the other. Around 1860, a British Minister expressed it as, “We don’t have laws to prevent people from coming in, but on the other hand, they can’t claim any public social benefits either.’


Een graffiti onder een viaduct van de snelweg naar de veerhaven, verwijst naar The Jungle, het tentenkamp bij de haven van Calais waar duizenden migranten – uit landen als Eritrea, Afghanistan, Sudan en Syrië – wonen, die Engeland proberen te bereiken door zich te verschuilen in vrachtwagens. A graffiti under a viaduct of the highway to the ferry port, refers to The Jungle — a tent camp, home to thousands of migrants from countries like Eritrea, Afghanistan, Sudan and Syria — that want to try and reach England by hiding in trucks.

gebruikt voor de opbouw van een systeem van voorzieningen. Dit ging gepaard met bepaalde garanties voor de burgers: van meelifters kon geen sprake zijn. Wie niet meebetaalt aan de beoogde voorzieningen profiteert daar ook niet van.’ De eerste sociale programma’s waren dan ook louter voor ingezetenen. Typerend is het eerste pensioensysteem van het Verenigd Koninkrijk: participeren kon alleen als je minstens tien jaar in het land woonde. Anders gezegd, sociale voorzieningen dreven in hoge mate op discriminatie. Dat werd echter problematisch toen staten aandrongen op gelijke behandeling van hun burgers in het buitenland. Italië en Frankrijk kwamen tot een deal: Italianen in Frankrijk en Fransen in Italië kregen dezelfde rechten als de lokale bevolking. Dit betekende echter dat overduidelijke discriminatie geen optie meer was. Het alternatief? Meer controle. Ofwel door de toegang tot sociale voorzieningen te beperken, ofwel door grenzen te sluiten.’

So, without a welfare state, there was little need to control immigration. This shifted dramatically around WW II, when many European states started to limit access to their countries, in restrictive policy that coincided with the rise of social legislation. Afonso explains, ‘From then on taxes also went to building up a welfare state. This necessarily came with a guarantee: there would be no free riders. If you don’t pay, you don’t benefit.’ It is therefore not surprising that the first social programmes were only for “natives”. Take the first pension schemes in the UK: you had to live in the country for at least ten years before you could take part.’ Welfare systems were, in other words, based on a form of discrimination. This became problematic when countries sought equality for their own citizens abroad. ‘Italy and France came to an agreement: Italians in France and French people in Italy had the same rights as locals. This meant that outright discrimination was no longer an option. The alternative? More control on access, either by restricting benefits or by closing borders.

Demonstratie Copenhagen 2015. Demonstration Copenhagen 2015.

‘In Calais, migrants were asked why they wanted to go to the UK. Why not stay in France, a country with a better welfare state?’ 9


‘Terroristen zijn meestal jong en meestal man. Maar vrouwelijke leden zijn er zeker ook.’

‘Terrorists are usually young and usually male, although female members do certainly exist.’

10 Universiteit Leiden


Op zoek naar een beetje onsterfelijkheid Searching for a bit of immortality Waarom wordt iemand terrorist? Volgens Bart Schuurman zijn de redenen frustrerend divers. Hij onderzocht de achtergronden van de Hofstadgroep, de ideologische thuisbasis van de moordenaar van Theo van Gogh. ‘Je wordt niet opeens wakker als overtuigd jihadist.’

Why does someone become a terrorist? According to Bart Schuurman, the reasons are frustratingly diverse. He investigated the backgrounds of the Hof stad Network, the ideological home base of the killer of filmmaker Theo van Gogh. ‘You don’t just wake up one day as a committed jihadi.’

11


Gesluierde belangstellenden verlaten de bunker in Amsterdam-Osdorp. Veiled visitors leave the bunker in Amsterdam-Osdorp.

‘M

ensen worden niet radicaal door simpelweg filmpjes te kijken of teksten te lezen’, vertelt Schuurman. ‘Meestal ontmoeten ze iemand die autoriteit uitstraalt, charisma heeft en er extreme opvattingen op nahoudt die raken aan wat in hun eigen leven speelt. Een rolmodel, dat ze ook letterlijk willen navolgen. Bestaande sociale connecties zijn daarbij cruciaal. Je hebt al familie bij een vergelijkbare groep, en zo rol je er een beetje in.’ Heeft iemand zich eenmaal aangesloten, dan volgt vaak verdere radicalisering. Bijvoorbeeld door het lezen van extremistische versies van de Koran of, in het geval van rechtsradicalen, Mein Kampf. ‘Nee, je wordt niet opeens wakker als overtuigd jihadist of neonazi. Daarvoor dien je de informatie die relevant is voor je eigen leven als het ware voor jezelf te vertalen. Dat gebeurt in interactie met anderen. Het is dus in hoge mate een kwestie van groepsdynamiek.’

‘P

eople do not turn into radicals simply by watching videos or reading texts,’ Schuurman explains ‘What usually happens is they meet someone who radiates authority and charisma and who has particular extreme convictions that touch on what’s going on in their own lives. This person becomes a role model that they want to imitate as much as possible.’ In this process, existing social connections are crucial. ‘Often, they already have family or friends in similar groups, and that’s how they become involved.’ Once someone has joined, this is often followed by further radicalisation, possibly through reading extreme interpretations of the Koran or, in case of rightwing extremists, Mein Kampf. ‘No, you do not just wake up one day as a hard-core jihadi or neo-Nazi. For that to happen you first have to “translate”, as it were, extremist ideology in a way that makes it relevant to your own life. This happens in interaction with others, so it’s very much a question of group dynamics.’

Not just your average nobody Becoming a terrorist doesn’t seem a very promising career. ‘The most likely outcomes are either that you die, or you wind up in prison,’ Schuurman comments. There has to be something in exchange, namely the advantages of group membership. For terrorists, the advantages outweigh those of other forms of group membership, because of the kind of life they lead.’

‘If you’re with Hamas, you are someone of importance.’

Niet zomaar een sukkel Terrorist worden – een veelbelovende carrière lijkt het niet. De meest waarschijnlijke afloop is immers: je gaat dood of belandt in de gevangenis. Daar staan de voordelen van het groepslidmaatschap tegenover, weet Schuurman. ‘Voor terroristen wegen die voordelen zwaarder dan bij andere clubs vanwege het soort leven dat ze leiden.’

Status is one of these advantages. ‘If you’re with Hamas, you are someone of importance.’ And then there’s the sense of contributing to your community and more self-esteem. ‘In the eyes of an extremist group, you’re not just the average nobody. No, you’re committed to creating a better world. A caliphate maybe, or a white nation state. ‘And then there’s also friendship

Continue on page 15

12 Universiteit Leiden


Status is zo’n voordeel. ‘Als je bij Hamas zit, dan bén je iemand. Maar ook het idee echt bij te dragen aan jouw gemeenschap, en een groter gevoel van eigenwaarde. In de ogen van de groep ben je niet zomaar een sukkel. Nee, je zet je in voor een betere wereld. Een kalifaat wellicht, of een blanke natiestaat.’ En dan is er nog de factor vriendschap. ‘Vriendschap in gevaarlijke omstandigheden is vaak extra hecht. Denk bijvoorbeeld aan soldaten op het slagveld, die bijna alles voor elkaar doen. Het gaat dus ook om wie je wilt zijn. Iemand die meebouwt aan een heilstaat bijvoorbeeld. En wie sneuvelt als jihadist gaat naar het paradijs. Zo haal je als het ware ook een beetje onsterfelijkheid in huis.’

‘Als je bij Hamas zit, dan bén je iemand’ Speelt ideologie een rol? ‘Voor sommigen wel, voor anderen niet. Ideologie is overigens wel een manier om de groep af te bakenen – wie hoort erbij? Journalisten zeggen vaak: Hoe kan iemand nu jihadist worden terwijl hij nauwelijks iets weet van de Islam? Dan doen ze in feite wat Bin Laden ook al deed: beslissen wie aanspraak maakt op het predicaat “echte moslim”. In de media gaat het dan over de knip-en-plak-Islam van bijvoorbeeld de Hofstadgroep. Feit blijft: de leden waren erg bezig met hun geloof, praatten en discussieerden erover.’

BART SCHUURMAN UNIVERSITAIR DOCENT INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS ASSISTANT PROFESSOR INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS

Bart werkt als onderzoeker voor het Institute of Security and Global Affairs (ISGA) aan verschillende projecten, waaronder een proefschrift over het ontstaan van de Hofstadgroep. Daarnaast richt zijn onderzoek zich op strategische onderhandelingen tussen regeringen en non-statelijke actoren, de invloed van publieke steun op het verloop van terrorisme-gerelateerde conflicten, de militairtheoreticus Carl von Clausewitz en obstakels voor Westers succes in zogeheten ‘asymmetrische conflicten’.

Bart works as a researcher for the Institute of Security and Global Affairs (ISGA) on various projects, including a dissertation on the development of the Hofstad Network. In addition, his research focuses on strategic negotiations between governments and nonstate actors, the influence of public support on the course of terrorismrelated conflicts, the military theoretician Carl von Clausewitz and obstacles to Western success in so-called ‘asymmetric conflicts’.

Carrièrekansen Hoe verloopt een jihadistische loopbaan? Kun je kiezen voor bepaalde gewelddadige of juist niet gewelddadige rollen? We weten er nog bitter weinig van, vat Schuurman het antwoord samen. ‘Of sprake is van bijvoorbeeld keuzevrijheid hangt af van de context. Bij IS speelt het niet of nauwelijks, maar destijds bij de Hofstadgroep weer wel. In een hiërarchische organisatie met een duidelijke rolverdeling moeten mensen gewoon doen wat ze opgedragen krijgen. En de druk vanuit de groep is dan uiteraard sterk.’

Lees verder op pagina 15

13


Twee sympathisanten van Samir A. arriveren bij de extra beveiligde rechtbank in Amsterdam – Osdorp. Two sympathizers of Samir A. arrive at the extra security court in Amsterdam – Osdorp.

14 Universiteit Leiden

‘How anyone can become a jihadi while hardly knowing anything about Islam?’


‘Hoe kan iemand nu jihadist worden terwijl hij nauwelijks iets weet van de Islam?’

Tijdens de pro forma-zitting van de zogenaamde Hofstadgroep-zaak worden de eerste vier verdachten vastgelegd door een rechtbanktekenaar. During the pro forma session of the so-called Hofstad Network case, the first four suspects are recorded by a court signer.

Vervolg van pagina 13

Hoe zit het met de “carrièrekansen” voor vrouwen? ‘Terroristen zijn meestal jong en meestal man. Maar vrouwelijke leden zijn er zeker ook. Of voor hen dezelfde “loopbaan” open staat hangt af van hun omgeving. Vaak zitten vrouwen thuis met de kinderen, en strijden ze in principe niet mee. Maar de Nederlandse vrouwen in de Hofstadgroep waren geëmancipeerder en ambieerden zelf ook een actieve rol. Misschien toch ook de invloed van dat vrijgevochten westen?’ Laten we vooral niet te stereotiep naar die mannen en vrouwen kijken, adviseert Schuurman. ‘Neem Syriëgangers. In de beeldvorming nemen mannen weloverwogen de beslissing om uit te reizen. Vrouwen daarentegen zouden worden verleid door loverboys, in de greep zijn van gemene jihadisten die ze onder valse voorwendselen daarheen lokken. Vrouwen zijn slachtoffer, mannen zijn dader. Daar kun je vraagtekens bij zetten.’

Continuation from page 12

factor. ‘In dangerous circumstances friendships can be very close. Take for instance, the companionship of the battlefield, where soldiers are willing to do anything — or almost anything - for their comrades.’ So it’s all about who you want to be. ‘And if you die as a jihadi, you go to Paradise. In that way, you acquire as it were a bit of immortality.’ Ideology? ‘Some people join radical groups purely for ideological reasons, others may have different motives. Ideology is, however, a way to demarcate the group — who belongs, who doesn’t? Journalists often question how anyone can become a jihadi while hardly knowing anything about Islam? In a way, they’re doing exactly the same as Bin Laden did: defining who’s a ‘true Muslim” and who isn’t. The media report on the cut-and-paste Islam of groups like Hofstad. We might look down on that, but the fact remains that members were very involved with and focused on what they saw as their faith.’

Career opportunities What does the career of a terrorist look like? Can you choose certain (violent, or maybe non-violent) roles? We know very little about that, Schuurman summarises. ‘Do members have freedom of choice? That depends on the circumstances. If you’re a member of IS, probably very little, but more so in groups like the Hofstad Network. In hierarchical organisations with a clear-cut allocation of roles, you just do what you’re told. And in that case, group pressure is high.’ How about career opportunities for women? ‘Terrorists are usually young and usually male, although female members do certainly exist. Whether they have the same opportunities depends on their environment. Often jihadist women stay at home with the children, not engaging in combat. But the Dutch women of the Hofstad Network were more emancipated and aspired to more active roles, possibly under the influence of the liberal west?’ We need to look beyond stereotypical gender roles when talking about extremism, Schuurman advises. ‘Take, for example, those travelling to Syria. The public image is that men make a deliberate decision to go. Women however, are supposedly seduced by lover boys, in the grip of nasty jihadis who lured them out there under false pretexts. Women are victims, men are perpetrators. Really?’

15


‘The nomadic Masai lifestyle is considered backward and primitive. You can’t easily monitor nomads.’

‘Een nomadisch leven wordt door de autoriteiten gezien als achterlijk en primitief’

16 Universiteit Leiden


Van wie is het land? Who owns the land? Ruim 15 jaar lang bestudeerde Caroline Archambault veranderingen in landgebruik door de Masai, in zuidelijk Kenia. Sleutelwoord is privatisering – van zogeheten commons via collectieve boerderijen naar privébezit. Wie profiteert? Alleen mannen of ook vrouwen? ‘Er zijn twee soorten macht: formele en informele. Vrouwen hebben nauwelijks officiële rechten, maar hun invloed is groot.’

For more than 15 years Caroline Archambault studied changes in land use by the Masai in southern Kenya. The keyword is privatisation — from commons through collective farms to private deeds and titles. Who benefits? Only men, or also women? ‘There’re two kinds of power: formal and informal. Officially, women have few rights, but their impact is huge.’

H

T

et zuidelijke deel van Kenia bestaat uit dorre grond. Grootschalige landbouw is geen optie. De meest realistische mogelijkheid: (nomadische) veeteelt. Van oudsher gebeurde dat op land in gemeenschappelijk eigendom (van de Masai), maar al vele decennia wordt druk uitgeoefend om deze commons te privatiseren. Waarom? Archambault: ‘Een nomadisch leven wordt door de autoriteiten gezien als achterlijk en primitief, en moeilijk te controleren.

he southern part of Kenya consists of dry land. Large-scale agriculture is not an option. The most realistic way of using the land is — nomadic pastoralism. This has traditionally taken place on communal land, but for decades now there’s been pressure to privatise these commons. Why? Archambault: ‘The nomadic Masai lifestyle is considered backward and primitive. You can’t easily monitor nomads… Plus, the Masai historically have a strong military tradition

17


Daar komt bij dat de Masai een sterke militaire traditie hebben, waarin jonge mannen uit bepaalde leeftijdscohorten de gemeenschap moeten verdedigen. Ook eng. Daarom zetten de autoriteiten (in de koloniale tijd en daarna) de Masai onder druk om hun traditionele manier van leven op te geven. Privatisering van land speelde daarin een cruciale rol.’ In de jaren ’60 ontstonden collectieve boerderijen, in gemeenschappelijk beheer. Elke volwassen mannelijke bewoner in een bepaald gebied kon lid worden van het collectief, en stemmen op vertegenwoordigers. Die kregen de dagelijkse leiding over de boerderij. Het werkte niet. Traditionele leiderschapsstructuren bevorderden politieke spelletjes en de onvrede binnen de gemeenschap nam toe. Daar kwam bij dat de overheid langzaam maar zeker land afsnoepte van de gemeenschappelijke voorraad, zogenaamd in het kader van natuurbeheer, en om private “modelboerderijen” op te richten. Het gevolg: minder land voor een groeiende bevolking. ‘Binnen de gemeenschap was men bezorgd dat het landjepik zou doorgaan en dat de staat op een dag domweg zou zeggen: “We erkennen geen collectieve structuren meer”. Daarom pleitten veel mensen voor privatisering als het beste van twee kwaden.’ Verdere opdeling en de uitgave van eigendomsrechten volgde. Vaak leverde dat problemen op. ’Sommige mensen konden geen aanspraak maken op grond omdat ze bij de oprichting van de collectieve boerderij niet geregistreerd stonden, of nog niet volwassen waren. Plots verschilden in kwaliteit. De nieuwe eigenaren zetten er hekken omheen, wat begrazing beperkte. En, niet te vergeten, vrouwen waren geheel buitengesloten – registratie was voor hen niet mogelijk. ’

Hommeles! Eigendom van land en vee wordt in Kenia beschouwd als een mannenzaak. ‘Masai-vrouwen hebben officieel geen rechten over hulpbronnen. Toch is hun economische rol groot. Formeel is bijvoorbeeld de man eigenaar van het vee, maar kijk maar eens wat er gebeurt als hij zonder toestemming van zijn vrouw een koe of geit wil verkopen. Hommeles!’ Hoe denken vrouwen over privatisering en welke gevolgen heeft het voor hen? Complexe materie, zo vat Archambault het samen. ‘Er is zeker sprake van genderverschillen. Maar het vrouwenperspectief

Lees verder op pagina 21

18 Universiteit Leiden

‘Women may not have formal rights over land, but in practice they control access through the use of their networks.’

where men in certain age groups have the job of defending the community. This is also perceived as threatening. Consequently the Kenyan authorities (colonial and post-colonial) have tried to steer the Masai away from their traditional way of life. The privatisation of land played a crucial role in this process.’ In the 1960s Kenya saw the rise of collectively managed farms. Every adult male who lived in a particular area could register as a member, and participate in the election of a committee of representatives. These representatives then ran the farm on a day-to-day basis. It didn’t work well. Traditional management structures easily fell prey to political games and discontent grew within the community. In addition, the government slowly but surely appropriated pieces of collective land, arguably conservation purposes, and to create private “showcase” farms. The result: less land for a growing population. ‘There was concern within the community that land grabbing would continue and the state would one day just say: “We no longer recognize communal structures”. This is why many people advocated further privatisation as the lesser of two evils.’ What followed was further division and the issuing of private land titles, which was

Continue on page 21


Masai in Kenia. Masai in Kenya.

Masai vrouwen. Masai women.

19


CAROLINE ARCHAMBAULT UNIVERSITAIR DOCENT LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE ASSISTANT PROFESSOR LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE

Jong Masai meisje. Young Masai girl.

Caroline is Universitair Docent aan het Leiden University College The Hague. Haar huidige onderzoek richt zich op mensenrechten, internationale ontwikkeling en demografie in sub-Sahara Afrika. Zij houdt zich onder meer bezig met: beheer van natuurlijke hulpbronnen, onderwijs, De pastorale levenswijze, stedelijke informele nederzettingen en migratie door de lens van genderstudies en onderzoeken over jeugd en jongeren. Caroline is an Assistant Professor at Leiden University College The Hague. Her current research focuses on human rights, international development, and demography in sub-Saharan Africa. Topics of interest include: natural resource management, education, pastoralism, urban informal settlements, and migration through the lens of gender and childhood/youth studies.

20 Universiteit Leiden


Vervolg van pagina 18

Continuation from page 18

bestaat niet. Voor sommige vrouwen is het gunstig om te settelen, misschien met betere materialen een duurzamer huis te bouwen. Of op “haar” landje groente te verbouwen die ze kan verkopen, of bomen voor houtskool. Privatisering biedt vrouwen dus meer mogelijkheden om inkomen te verwerven of dat aan te vullen. Maar nadelen zijn er ook. Vrouwen staan niet op de eigendomsakte, zodat echtgenoten land kunnen verkopen zonder hun toestemming. En opdeling van plots leidt tot het uiteenvallen van grote boerenhoeven. Het bundelen van de krachten – iets waar vooral vrouwen baat bij hebben – wordt daardoor moeilijker. Gezamenlijk water halen, hout sprokkelen, of op de kinderen passen… op kleinere boerderijen is dat allemaal een stuk lastiger.’ Omdat bijna alle grond nu privébezit is, is toestemming nodig om dieren over andermans land te leiden. ‘Echtgenoten gebruiken daarbij vaak de sociale contacten van hun vrouw. En dat plaatst vrouwen echt in het centrum van de herderseconomie.’ Maar geeft ze dat ook daadwerkelijk meer macht? Macht is er in twee soorten: formeel en informeel.’ Vrouwen hebben officieel geen zeggenschap over grond, maar in de praktijk gebruiken ze hun eigen netwerken om toegang te verwerven. Veel Masai-vrouwen zijn bijvoorbeeld Christelijk, en gebruiken hun kerkelijke contacten om allerlei zaken voor elkaar te krijgen. Of ze dat ook meer macht en gezag binnenshuis oplevert blijft echter de vraag. Toch is het verstandig om bij politieke hervormingen niet alleen rekening te houden met de formele situatie, maar ook met informele mechanismen en structuren.’

often problematic. ‘Some people could not make a claim to land because they were not registered when the farm was established, or were not yet adult. Private plots differed in quality, and the new owners fenced them off, which seriously compromised mobility of livestock. And women were left out completely since they could not be registered members.’

‘Vrouwen hebben officieel geen zeggenschap over grond, maar in de praktijk gebruiken ze hun eigen netwerken om toegang te verwerven.’

Renegotiating power Ownership of land and cattle is usually considered a male prerogative. ‘Women don’t have official rights over resources. And yet they play a tremendous role in the economy. Men claim to own the livestock but watch a husband try and sell a cow or goat without consulting his wife! Big trouble!’ So what’s the women’s stand on privatization, and what consequences does it have for them? These are complex issues, says Archambault. ‘There are definitely gender differences, but there’s no single unified women’s perspective. For some women it’s advantageous to settle down and build a more permanent and better quality home. Maybe grow some vegetables on “her” plot to sell, or use trees for charcoal. So privatisation can strengthen women’s opportunities to generate or supplement an income. But it has disadvantages as well. Women are not on the title deed, and husbands can sell land without consulting them. Subdivision may lead to the break-up of large homesteads, which influences the pooling of resources — something that mostly women can benefit greatly from. Fetching water together, gathering firewood, childcare… these things become more difficult on smaller farms.’ Since nearly all land is private now, you have to ask permission to move your animals across other people’s land. ‘Husbands tend to use the social connections of their wives to do so, which puts women really at the center of the pastoral economy.’ Does that give them more power? ‘There are two kinds of power: formal and informal. Women may not have formal rights over land, but in practice they control access through the use of their networks. Many Masai women, for example, are members of a Christian church, and use these religious contacts to profit from resources. Whether this translates to more power and authority in the home is to be seen. However, policy reforms and attempts to secure women’s land rights should pay close attention not only to formal rights but also to informal mechanisms and structures .’

21


James Bond op klompen James Bond in clogs 22 Universiteit Leiden


Een man met gleufhoed, regenjas en zonnebril siert de omslag van het proefschrift van Constant Hijzen. De archetypische geheim agent. Hoe passend: Hijzen onderzocht de geschiedenis van Nederlandse veiligheidsdiensten. Soms gezien als amateurs en prutsers, soms als een potentieel gevaarlijke staat binnen de staat. ‘Publiek debat was er vooral over wat zo’n dienst niet moest zijn.’

A man with a fedora, raincoat, and sun glasses adorns the cover of Constant Hijzen’s dissertation: the archetypical secret agent. This is a fitting symbol as Hijzen investigated the history of the Dutch secret services. Sometimes they are seen as a bunch of amateur botchers, and sometimes as a potentially dangerous state within the state. ‘Public debate centres mainly on what a secret service should not be.’

D

e eerste Nederlandse geheime dienst dateert van 1912. Het Studiebureau Vreemde Legers, opgericht als reactie op een diplomatieke aanvaring tussen Frankrijk en Duitsland, was belast met het verzamelen van informatie over Europese legers. Hijzen: ‘Na de Gouden Eeuw was Nederland grootmacht af. Het voerde een politiek van neutraliteit, ook in tijden dat elders het nationalisme hoogtij vierde, en andere Europese staten hun macht trachtten uit te breiden. In het eerste decennium van de twintigste eeuw klinkt in de kranten en het parlement terechte angst door voor een oorlog. Wat zou dat voor Nederland betekenen? En wat deden de buren in militair opzicht? Het Studiebureau moest dat achterhalen.’ De eerste civiele veiligheidsdienst, met de blik gericht op het binnenland, kwam er in 1919. Gerund door anderhalve man en een paardenkop, en nauwelijks in de politieke belangstelling, aldus Hijzen. ‘Het hoofd van de dienst haalde bijvoorbeeld zijn broer erbij, die wat tijd over had. Hij werkte uit liefhebberij, dus zonder salaris, en schreef de politieke analyses.’

T

he first Dutch secret service stems from 1912, the Investigative Bureau of Foreign Armies. Founded in response to a diplomatic clash between France and Germany, it was responsible for collecting information on the European military. Constant Hijzen: ‘After the Golden Age, the Netherlands’ role on the world stage became less influential. The country adhered to a policy of neutrality, whilst other states were competing and quarrelling. In around 1910, a (justified) fear of war resounded. What would be the consequences of such a conflict? And what would the armies of the European superpowers do? The task of the Investigative Bureau was to collect information on this.’

Continue on page 25

23


De nieuwe dienst richtte zich nadrukkelijk op het revolutiegevaar dat, zeker na de Russische Revolutie, overal in Europa angst zaaide. ‘Wat wilde het linkse tuig? Waren ze echt van plan en in staat de democratie omver te werpen? Om dat te onderzoeken bezochten medewerkers bijvoorbeeld allerlei vergaderingen. Doorgaans openlijk, achterin de zaal met de blocnote op schoot om aantekeningen te maken. Daar werd spottend over gedaan: De enige die meeschreef was de politie.’ Vanaf eind jaren twintig kwam er meer aandacht voor fascistische en nationaalsocialistische groepen - immers ook antidemocratisch. Toch stond gedurende de hele twintigste eeuw vooral het linkse vijandbeeld scherp op het netvlies.

“Kom gerust langs voor een achtergrondgesprek” De Tweede Wereldoorlog leerde Nederland hoe het was om geen democratie te hebben. Mede daardoor leidde de oprichting van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) in 1949 tot heftige reactie. ‘We zijn net weer democratisch en nu gaan we in het hart van die democratie een ondemocratisch (want in het geheim opererend) instituut opzetten.’ BVD’ers, vertelt Hijzen, zagen zichzelf echter juist als ‘hoeders van de democratie’. Tegelijkertijd was er de Koude Oorlog. Politiek extremisme werd min of meer synoniem met communisme – de vijand bij uitstek. ‘Op het Haagse hoofdkwartier aan de Kennedylaan werd de communistische krant De Waarheid gespeld.’ De focus bleef dus op links.’ Ook in de jaren zestig en zeventig, toen het dwingende Koudeoorlogskader leidde tot angst voor “Parijse toestanden” – een verwijzing naar de studentenopstanden in mei 1968. Hoewel de BVD erkende dat Nederlandse studenten niet daadwerkelijk van de democratie af wilden, groeide de interesse in de beweging.’ En er gebeurde nog iets. De BVD ging zich steeds meer bekommeren om de buitenwacht. Hijzen: ‘PR deed zijn intrede. De dienst riep kritiek en maatschappelijk debat op als geheim en gesloten bolwerk. De publieke discussie ging (en gaat nog altijd) vooral over wat zo’n dienst niet moet zijn. Welke bevoegdheden krijgt zo’n organisatie? Waar liggen de grenzen? In reactie daarop werd gepoogd begrip te kweken voor het moeilijke werk van de agenten. Zo werden journalisten uitgenodigd vooral eens langs te komen voor een achtergrondgesprek. De openheid nam toe.’

Lees verder op pagina 26

24 Universiteit Leiden

Roger Moore in zijn rol als James Bond. Roger Moore in his role of James Bond.

‘De eerste civiele veiligheidsdienst ontstond in 1919’


Continuation from page 23

‘The first Dutch secret service stems from 1912’

Bronzen beeld (9m hoog) van Lenin in Bad Nieuweschans. Bronze statue (9m high) of Lenin in Bad Nieuweschans.

In 1919, a civil security service was established (aimed at domestic intelligence), small-scale and of little political importance, according to Hijzen. ‘The director of the service for instance, recruited his brother to write the political analyses (for free), because he “had a lot of time on his hands”. The new service specifically devoted itself to countering revolution, a spectre that repeatedly returned to haunt Europe since the Russian Revolution of 1917. ‘What did the labour movement want? Were radical socialist movements actually planning to overthrow democracy, and were they actually capable of doing so? To investigate this, employees visited meetings, usually sitting in the back of the room, notepads on their laps. Their presence was often met with mockery and scorn. The only one taking notes was the police.’ From the end of the 1920s onwards, there was more interest in fascist and national socialist groups (also anti-democratic, of course). ‘But actually, during the whole of the 20th century, the threat from the left remained the main issue.’

‘Please come by to discuss it’ WW II taught the Netherlands how it was to live without democracy. The new BVD (the Dutch internal secret service, established in 1949), therefore provoked hostile reactions. ‘We’ve only just re-instituted democracy and now we want to create a secret and therefore undemocratic institution in its midst.’ Employees, however, saw themselves as protectors of democracy. Meanwhile, the Cold War began. Political extremism became more or less synonymous with Communism — the new threat par excellance. ‘At the BVD office in The Hague, they had dozens of anonymous subscriptions to the Communist daily De Waarheid. A large number of employees sifted through the newspaper.’ So, the main focus remained on the left, including in the 1960s and 1970s, when new threats arose, such as the student uprisings of May 1968 and political violence and terrorism. And although the BVD admitted that Dutch students had no real intentions of overthrowing democracy, political pressure led the BVD to intensify its activities in the student movement.’ Simultaneously, the security service was increasingly occupied with the outside world. Hijzen: ‘In reaction to criticism about the closed and secretive nature of the service, public relations made an appearance. Public debate centred (and still does centre) on what such a service should not be. Which powers

25


Vervolg van pagina 24

De nieuwe BVD Het proefschrift van Hijzen eindigt in 1992, toen diensthoofd Arthur Docters van Leeuwen zijn visie presenteerde op ‘de nieuwe BVD’. De Koude Oorlog was voorbij, veiligheidsdiensten moesten op zoek naar een nieuwe legitimiteit en daarmee nieuwe taken. Hijzen: ‘Docters van Leeuwen stelde relevante vragen: Wat is een veiligheidsdienst eigenlijk? Wat moet zo’n dienst doen? Docters van Leeuwen wilde zich concentreren op wat “beschermwaardig” was. De parlementaire democratie bijvoorbeeld, of integriteit van het openbaar bestuur. Het werk van de dienst werd aanvullend – “Wij komen pas in actie als de politie het niet meer kan oplossen” – en kon zich bovendien ook richten op zaken als georganiseerde criminaliteit of internationale drugshandel. Een nieuw soort veiligheidsdienst.’ In 2002 werd die overigens vervangen door de AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst). Die houdt zich bezig met de binnenlandse veiligheid en verzamelt inlichtingen op civiel gebied uit het buitenland. Andere dienst, andere taken. Maar de maatschappelijke vragen die zo’n dienst oproept blijven grotendeels hetzelfde, zegt Hijzen. ‘Moeten we bepaalde dingen wel doen? En zo ja, hoe dan, welke bevoegdheden vinden we acceptabel? Wie profiteert, wie houdt toezicht?’ Er is een spanningsveld tussen veiligheid en democratie. Dat zien we terug in de discussies rond veiligheidsdiensten.’

Lange Voorhout 7 in Den Haag, waar de derde sectie van de Generale Staf (GS III) in het Interbellum zetelde. Lange Voorhout 7 in The Hague, Central Office of the third section of the General Staff (GS III) during the Interbellum.

26 Universiteit Leiden

‘Employees, however, saw themselves as protectors of democracy’

should it have? Where do we draw the line? In response to this, attempts were made to generate understanding for its difficult work, especially among journalists. Invitations were issued, such as, “Please come by to discuss it.” Transparency increased.’

The new secret service Hijzen’s dissertation ends in 1992, when the head of the BVD, Arthur Docters van Leeuwen, presented his strategy for ‘the new BVD’. The Cold War being over, secret services had to reinvent themselves. Hijzen: ‘Docters van Leeuwen asked very relevant questions. “What actually is a secret service? And what should it do?” Docters van Leeuwen wanted to focus on what was worth protecting: constitutional democracy, for instance, or the integrity of public administration. This made the service additional to the work of other organisations: “We only come in when the police cannot solve the problem by itself.” And things like organised crime or international drugs trafficking also became potential objects of investigation. Altogether, this meant a new kind of secret service.’ In 2002 this was replaced by yet another kind: the AIVD (concerned with both internal security and collecting intelligence abroad). But the questions such a secret service provokes largely remain the same, says Hijzen. ‘Is it wise to do certain things? And if so, what competences are acceptable? Who benefits, who monitors? There’s palpable tension between security and democracy, which is reflected in the debates surrounding secret services.’


‘BVD’ers zagen zichzelf als hoeders van de democratie’

CONSTANT HIJZEN UNIVERSITAIR DOCENT INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS ASSISTANT PROFESSOR INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS

Het onderzoek van Constant richt zich op de geschiedenis van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hij gebruikt de inlichtingenen veiligheidsdiensten als een lens om bredere politieke, maatschappelijke en bureaucratische dynamiek te bestuderen die op dit specifieke domein spelen, met speciale aandacht voor culturele factoren en denkwijzen.

The research of Constant focuses on the history of intelligence and security services. He uses the intelligence and security services as a lens to study broader political, societal, and bureaucratic dynamics that are at play in this specific domain, with a special focus on cultural factors and mentalities.

27


Re-integratie jihadisten is maatwerk Re-integration of former jihadis should always be tailored Veiligheidsonderzoeker Daan Weggemans probeert zich een beeld te vormen van de reintegratie van teruggekeerde jihadisten. Wat is de beste aanpak? . ‘Het zijn er niet veel, maar als het misloopt heb je de poppen aan het dansen.’

28 Universiteit Leiden

Security researcher Daan Weggemans talks to terrorists. He tries to create an impression of their lives. During the last few years, this has been with a focus on reintegration. ‘It’s not a large group, but if things go wrong the shit hits the fan.’


‘Hoe ga je als samenleving om met jihadisten?’

‘It all started with the court case against Anders Breivik in 2011’

29


‘Het begon allemaal in 2011 met de rechtszaak tegen Anders Breivik’

O M

et anderen rapporteerde Daan Weggemans de afgelopen jaren over het dagelijks leven van Nederlandse en Belgische jihadstrijders in Syrië en Irak. Nu onderzoekt hij de re-integratie van terroristen. Het begon allemaal in 2011 met de rechtszaak tegen Anders Breivik.‘Heel indrukwekkend, ik wilde er graag op voortborduren. Veel onderzoek in dit veld spitst zich toe op motieven. Waarom doen terroristen zulke vreselijke dingen? Maar de nasleep is ook fascinerend. Breivik heeft levenslang, net als Mohammed B. uit de Hofstadgroep, maar veel andere terroristen niet. Wat gebeurt er als ze vast komen te zitten? En als ze weer vrijkomen? In de media wordt het thema nogal eens weggezet als geitenwollensokken-onderzoek. Maar we leven nu eenmaal in een rechtsstaat. Of we het nu leuk vinden of niet, we moeten iets met die mensen.’ De eerste reacties in 2012 op zijn onderzoek waren wat laatdunkend: ‘Leuk hobbyproject, daar kwam het op neer. We hadden het over een klein groepje, radicalisering was nauwelijks een probleem. Maar een half jaar later begonnen mensen uit te reizen naar Syrië. De eerste vraag die opkwam was natuurlijk: waarom gaan die mensen daarheen? Daarna kwam het besef: ze kunnen óók terugkomen. Wat dan? Beleidsmakers en financiers toonden plotseling interesse.’

Lijkenlucht Van de jihadisten die vertrokken in 2013 keerde het grootste deel vrij snel terug. Weggemans: ‘Ze hadden zich vergist, zou je kunnen zeggen. Vanachter hun beeldscherm had alles er toch heel anders uitgezien dan in het echt. Eenmaal daar ruik je de lijkenlucht, hoor en zie je bommen vallen, en ervaar je dat overal achterdocht heerst. Uitreizigers die na het uitroepen van het kalifaat vertrokken wisten waaraan ze

Lees verder op pagina 32

30 Universiteit Leiden

ver the past few years, Daan Weggemans has reported, with others, on the daily life of Dutch and Belgian foreign fighters in Syria and Iraq, and he is currently looking into the reintegration of terrorists. It all started with the court case against Anders Breivik in 2011. ‘It was impressive, and I wanted to elaborate on it. A lot of research in this field concentrates on motives. Why do people do these horrific things? But the aftermath is fascinating as well. Breivik will be imprisoned for life, just like Mohammed B. from the Hofstad Network, but many others aren’t. What happens once they’re arrested? And when they’re released again? Quite often the media typify this kind of research as a form of political tree hugging: cuddling terrorists. But we live in a constitutional state. We may not like it, but those people are among us, and we have to deal with them one way or another.’ At first (in 2012), the reactions to his research were somewhat derogatory: ‘A nice hobby is what it amounted to. And obviously we were indeed talking about a very small group; radicalisation was hardly a problem. But six months later, in 2013, people started travelling to Syria. The first question that came up was: “How and why do these people go there?” But soon after, a further notion began sinking in: “They can also return. And then what?”. I had just started my investigations and policymakers and grant providers were suddenly showing interest. ‘

Smell the dead bodies ‘Jihadis who left in 2013 returned, for the most part, relatively soon. They had made a big mistake, one could say. From behind the computer screen everything had looked quite different from in reality. Once there, you can actually smell the dead bodies, see and hear bombs fall, and feel the suspicion around you. Travellers who left at a later time, after the establishment of the caliphate, knew (or could know) what they were in for. That generation also stayed much longer. And their return raises questions. Why do they want to come back? Because IS has been defeated? Because they have an alternative agenda? Or because their views have truly changed?

Continue on page 32


Azzedine C., die jongeren aanzette tot deelname aan de strijd in Syrië, kreeg zes jaar celstraf. In totaal zijn negen verdachten veroordeeld. Azzedine C., who encouraged young people to take part in the fight in Syria, was sentenced to six years in prison. In total, nine suspects were convicted.

Syrie, april 2017. Syria, April 2017.

‘Het begint al bij de manier van opsluiten. Zet je ze bij elkaar op een aparte afdeling of juist bij de rest van de gevangenispopulatie?’ 31


Vervolg van pagina 30

begonnen, of konden dat weten. Die generatie bleef veel langer. Hun terugkeer roept meer vragen op. Is het omdat IS heeft verloren, hebben ze een andere agenda of zijn ze van inzicht veranderd?’ De grote vraag is: hoe ga je als samenleving om met jihadisten? ‘Er zijn politici – in sommige landen meer dan in andere – die vinden dat we onze handen er gewoon vanaf moeten trekken. Anderen zijn van mening dat we ze juist actief moeten terughalen. Dan kunnen we ze in de gaten houden. Een zelden gehoord argument is dat een land ook een bepaalde verantwoordelijkheid draagt voor het gedrag van haar ingezetenen. Het is goed mogelijk dat uitreizigers na afloop van een conflict verder reizen naar andere conflictgebieden, waar ze nieuwe gruweldaden kunnen begaan. En vergeet niet: er zijn ook veel kinderen bij. Sommige zijn daar geboren, andere reisden met hun ouders mee. Die moeten daar gewoon weg.’

Re-integratie is maatwerk Weggemans’ onderzoek speelt zich af op microniveau. De groep terugkeerders is immers heel klein. Toch zijn de vragen waarover hij zich buigt interessant en relevant. ‘Het begint al bij de manier van opsluiten. Zet je ze bij elkaar op een aparte afdeling of juist bij de rest van de gevangenispopulatie? Voor geen enkele aanpak is deugdelijk wetenschappelijk bewijs. Elke benadering heeft voor- en nadelen. In Nederland kozen we ervoor om terroristen te isoleren op zo’n gezamenlijke afdeling. We weten alleen niet of dat inderdaad de beste resultaten oplevert.’ Wat werkt bij de re-integratie van terugkeerders, en wat niet? Maatwerk, luidt de conclusie van Weggemans. ‘Bij bijvoorbeeld Syriëgangers speelt ideologie een grote rol. Maar bij anderen zien we heel andere redenen voor hun gedrag. Ze kenden in Syrië of Irak al iemand. Of ze waren in feite op de vlucht, voor bijvoorbeeld een gewelddadige thuissituatie. Sommige vrouwen leerden een leuke man kennen via internet. Vaak gaat het om een combinatie van factoren. En die werkt door op re-integratie. Net als externe omstandigheden. Hoe kijkt iemand aan tegen de maatschappij waarin hij straks moet terugkeren? Wat is de invloed van oude netwerken? En van familie of vrienden? Re-integratie is hoe dan ook een lang proces. Voormalige terroristen die de-radicaliseerden benadrukken allemaal: je moet afstand nemen van een deel van jezelf, van een identiteit die je koesterde. En dat kost tijd.’

32 Universiteit Leiden

‘How can or should society deal with jihadis?’ Continuation from page 30

How can or should society deal with them? ‘There are politicians who believe we should just wash our hands of the matter: just let them die, saves us a security risk. Others believe that we have an obligation to actively bring them back. Then at least we can keep an eye on them. An argument seldom heard is that nations also bear a certain responsibility for the behaviour of their citizens. After a dispute ends, former fighters can easily travel on to other areas of conflict, where they may well commit further atrocities. And don’t forget: there are many children among them, some of them born there, others who went with their parents. They just have to get out of there.’

Risks remain Weggemans conducts his research at a micro-level – the number of returning extremists is very small indeed. Nevertheless, it raises interesting and important questions. Take for instance, the way we lock them up. ‘Should we put them all together in a separate wing? Or mix them with the rest of the prison population? The truth of the matter is that there’s no sound scientific evidence for any specific resolution. In the Netherlands, we chose to isolate terrorists in a communal department. But does it really yield the best results? Reintegration should always be tailored, Weggemans concludes. ‘For some terrorists, and not just jihadis, ideology plays an important role. But others have different motives. They already knew someone there, for instance. Or were in fact running away from something, maybe a violent domestic situation. Or in the case of women, they met a man on the internet and wanted to join him. Often, it’s a combination of things, and all of them have repercussions on reintegration. Just as external circumstances have. What’s someone’s view of society? What’s the influence of old networks? Of family and friends? Whatever the situation, reintegration should always be tailored. And it’s always a long process. Each and every de-radicalised former terrorist emphasises: you have to say goodbye to a part of yourself, to an identity you once cherished. That takes time.’


Vrouwen gekleed in nikab arriveren bij de rechtbank. Women dressed in nikab arrive at the court.

DAAN WEGGEMANS PROMOVENDUS INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS PHD CANDIDATE INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS

Daan is als onderzoeker verbonden aan het Institute of Security and Global Affairs (ISGA). Aan het ISGA doet hij onder andere onderzoek naar de-radicaliseringsen re-integratietrajecten van gewelddadige extremisten, de (rechts-) zaak van Anders Behring Breivik en nieuwe terrorisme strategieën en technologieën.

Daan is a researcher at the Institute of Security and Global Affairs (ISGA). At the ISGA he conducts research, among other things, on de-radicalization and reintegration processes of violent extremists, the (legal) case of Anders Behring Breivik and new terrorism strategies and technologies.

‘Take for instance, the way we lock them up. Should we put them all together in a separate wing? Or mix them with the rest of the prison population?’ 33


‘Officials sometimes attempt to tame the square, by re-designing it, for instance’

34 Universiteit Leiden


Bezonken geschiedenis Embedded history Waar gaan mensen heen om te demonstreren, te vieren, te protesteren, de verkiezingsuitslagen af te wachten of gewoon om te chillen? Vaak doen ze dat op specifieke plekken, weet socioloog Daniela Vicherat Mattar. In haar thuisstad Santiago de Chile is dat bijvoorbeeld Plaza Italia, in Madrid Puerta del Sol. Maar waarom juist deze pleinen – niet de grootste of meest centraal gelegen? En welke betekenis heeft dat voor de democratie ter plekke? ‘Sommige pleinen brengen bijna als vanzelf mensen samen.’

Where do people go to demonstrate, celebrate, protest, wait for election results, or simply hang out? Citizens tend to gather in particular public spaces, says sociologist Daniela Vicherat Mattar. In her home town Santiago de Chile, they meet on the Plaza Italia, in Madrid on the Puerta del Sol. But why these particular squares and not the largest or more central ones? Is there a democratic potential in the use people give to public spaces? ‘Some squares have an almost inherent power to gather people.’

35


Plaza Italia in Chili. Plaza Italia, Chili.

‘Overheden proberen soms pleinen te temmen, bijvoorbeeld via herinrichting.’

W

at hebben genoemde pleinen gemeen? Waarom spelen ze zo’n belangrijke publieke rol? Daniela Vicherat Mattar: ‘Opvallend is dat ze zich aanvankelijk allebei aan de rand van de stad bevonden. Puerta del Sol was één van de oostelijke toegangspoorten, Plaza Italia lag aan de rivieroever, aan het oostelijke einde van de koloniale stad. Plekken waar nieuwkomers arriveerden, ingangen tot de stad, gelegen in de stedelijke marges.’ Nog altijd vormen ze een (geografische) scheidslijn. ‘Inwoners maken een onderscheid tussen “noordelijk” en “zuidelijk” van Plaza Italia, en dat heeft sociaaleconomische betekenis. En ook Puerta del Sol vormt zo’n grens, met immigranten aan de ene kant en meer rijkdom aan de andere.’ Bovendien zijn beide pleinen verkeersknooppunten. Plaza Italia bood onderdak aan één van de eerste treinstations in Chili, Puerta del Sol is een belangrijke verkeersader. Beide pleinen zijn cruciaal voor mobiliteit (van daaruit reizen mensen verder de stad in). Maar het meest opvallend: ze lijken bijna als vanzelf mensen samen te brengen. De reden ligt in het verleden. ‘In de collectieve beleving zijn ze onderdeel geworden van wat het betekent om inwoner te zijn.’

36 Universiteit Leiden

A

nd why do they play such an important public role? Daniela Vicherat Mattar: ‘Interestingly, both squares were originally on the outskirts of town. Puerta del Sol was one of the Eastern gates, Plaza Italia lay on the river bank, also at the eastern end of the colonial city. These were places where newcomers arrived, entry points to the city, on the city’s margins.’ The squares still function as geographic and social demarcation lines. ‘Inhabitants distinguish between “north” and “south” of Plaza Italia, and this has socioeconomic implications. Puerta del Sol also demarcates a division in wealth and levels of immigration.’ The two squares are also transport hubs. The Plaza Italia was home to one of the city’s first train stations; Puerta del Sol is an important transport hub. Both play a crucial role in mobility: people travel from here into the city. But most strikingly, both spaces seem to have an almost inherent power to gather people. The reason lies in their past. ‘In the collective imagination, they’ve become part of what it means to be a citizen’. Public squares like the Plaza Italia and Puerta del Sol are ‘embedded history’. As such the squares represent a democratic force. After all, crowds have power (at least potentially)


Winkelcentrum La Vaguada in Spanje. Shopping mall La Vaguada in Spain.

Pleinen als Plaza Italia en Puerta del Sol zijn ‘bezonken geschiedenis’. In die hoedanigheid oefenen ze democratische invloed uit. Menigtes hebben immers macht (in elk geval in potentie) en kunnen democratische eisen stellen. Niet zo raar dus dat overheden soms proberen die macht in te dammen door een plein ‘te temmen’, bijvoorbeeld via herinrichting. ‘Een paar jaar geleden probeerde de autoriteiten op Plaza Italia een monument te plaatsen ter nagedachtenis aan Jaime Guzman, een van de belangrijkste ideologen van voormalig dictator Augusto Pinochet. Het veroorzaakte enorme ophef. Burgers organiseerden zich en wisten de plannen te dwarsbomen. Nu staat het monument tegenover de Amerikaanse ambassade – waarschijnlijk een veel betere plek.’ Voor Vicherat Mattar is het bijna alsof ‘het plein zelf zich heeft verzet.’

Alternatieve plaza Vicherat Mattar onderzocht pleinen maar ook, bij wijze van tegenvoorbeeld, winkelcentra. ‘Ik ging ervan uit dat shopping malls geen belangrijke openbare ruimten konden zijn.’ Maar dat zijn ze wel, in elk geval in Chili en Spanje. ‘Winkelcentra

‘Some Shopping malls have become real urban centres, with shops, but also libraries, educational centres or health centres’

and can make democratic demands. Not surprisingly, therefore, officials sometimes attempt to ‘tame the square’, by re-designing it, for instance. ‘A few years ago, the authorities tried to place a monument on the Plaza Italia to commemorate Jaime Guzman, one of the main ideologists of former dictator Augusto Pinochet. It caused a great commotion. People got themselves organised and managed to block the project. Now the monument stands opposite the American embassy, probably a more appropriate location.’ For Vicherat Mattar, it’s almost as if ‘the square itself resisted’.

37


Plaza Italia in Chili. Plaza Italia, Chili.

Alternative squares hebben airco, en daarom brengen mensen daar vaak de heetste uren van de dag door. Sommige zijn echte “stedelijke centra”, met naast winkels ook bibliotheken, onderwijsinstellingen of gezondheidscentra, of een politiebureau in de buurt. Een soort alternatieve plaza’s, waar publieke diensten worden verleend. Geen wonder dat mensen er naartoe trekken.’ Maar zijn ze ook verbonden met democratie en democratisering? Vicherat Mattar: ‘Veel malls in Chili en Spanje ontstonden in de jaren ’70 en ’80. Een tijd van economische liberalisering, die (in Chili) voorafging aan politieke liberalisering, en in Spanje parallel daarmee liep. Winkelcentra waren cruciaal in het op grote schaal bereikbaar maken van goederen een vorm van op commerciële uitwisseling gebaseerde democratisering.’ Vicherat Mattar vergelijkt het met het Oude Griekenland. ‘Daar had de agora. Zowel plein als markt. Niet primair gericht op consumeren maar op uitwisselen. En daarvoor moet je kunnen samenkomen. De voornaamste functie van zowel pleinen als winkelcentra is dan ook: een ontmoetingsplek bieden.’ Maar natuurlijk verschillen pleinen en winkelcentra ook van elkaar. ‘Winkelcentra zijn particulier bezit, ze faciliteren een bijna opgelegde vorm van ruilhandel. Vervreemdend – denk aan de achtergrondmuzak die nooit zwijgt - , individualistisch, en ingericht louter met het doel kooplust te bevorderen. Pleinen daarentegen zijn veel politieker van aard en open – gemeenschappelijke ruimte.’

38 Universiteit Leiden

Vicherat Mattar studied public squares, but also shopping malls, as a counterexample. ‘I assumed shopping malls could not be meaningful public spaces.’ But they can, and they are, at least in Madrid and Santiago. ‘Shopping malls are air-conditioned, so people often spend the hottest hours of the day there. Some Shopping malls have become real urban centres, with shops, but also libraries, educational centres, health centres and even police stations nearby. A kind of alternative central plaza that provides public services. No wonder people gravitate around them.’ But are shopping malls also tools of democracy and democratization? Vicherat Mattar: ‘Malls in Chile and Spain emerged in the late 1970s and early 1980s. A time of economic liberalization, which in Chile preceded and in Spain coincided with a time of political liberalization. Malls played a key role in making goods widely available — a form of commerce-based democratisation.’ Vicherat Mattar compares it to Ancient Greece. ‘There you had the agora, which was both a square and a market. The whole idea of the agora was not consumption, but exchange. If you want to exchange goods, you have to meet other people. This is where the key function of squares and malls comes from: offering a space for people to gather.’ But there are differences, of course. ‘Shopping malls are privately owned, they provide an almost forced form of exchange. The whole experience is alienating — just think about the perpetual background music —, individualistic, and geared to promote consumerism. Squares are more inherently political and open: true communal spaces.’


Puerta del Sol, Madrid. Puerta del Sol, Madrid.

‘Sommige winkelcentra zijn stedelijke centra, met naast winkels ook bibliotheken, onderwijsinstellingen of gezondheidscentra.’

DANIELA VICHERAT MATTAR UNIVERSITAIR DOCENT LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE ASSISTANT PROFESSOR LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE

Daniela is Universitair Docent Sociologie aan het Leiden University College The Hague. Haar onderzoek richt zich op de processen van grensvorming in conceptuele termen, maar houdt ook verband met de zichtbare manifestaties van identiteitspolitiek en de uitdagingen van verbondenheid. Haar doel is om te begrijpen hoe deze processen zich manifesteren in het stedelijk landschap dat van invloed is op het dagelijks leven.

Daniela is Assistant Professor of Sociology at Leiden University College The Hague. Her research focuses on the processes of border-making in conceptual terms, but also related to the visible manifestations of identity politics and the challenges of belonging. She is interested in understanding how these processes manifest themselves in the urban landscape affecting our daily lives.

39


Puzzelen met chiefs en imams A patchwork of chiefs and imams 40 Universiteit Leiden


Nigerianen leven bestuurlijk gezien in twee werelden. Die van de officiële staat, met zijn formele politieke en juridische structuren waarin politici het voor het zeggen hebben. En een onofficieel universum bevolkt door koningen, chiefs, emirs en hulpverleners van divers pluimage, die formeel misschien niet zo veel in de melk te brokkelen hebben maar informeel wel. Ze adviseren, ondersteunen, onderwijzen en beslechten conflicten op lokaal niveau, aldus David Ehrhardt. ‘Ook Nigeria kent zijn eigen variant van de Rijdende Rechter’.

N

igeria is een lappendeken. Een bonte verzameling van mensen, volken, èn leiders. Sommigen officieel verkozen, anderen benoemd tot of geboren als chief, elder of emir. David Ehrhardt probeert de rol van die traditionele en religieuze leiders in kaart te brengen. ‘De Nigeriaanse overheid is vrij afwezig en behoorlijk corrupt. Voor de gewone, dagelijkse dingen gaan veel mensen daarom (eerst) naar traditionele of informele leiders. Die bieden een breed scala aan diensten. Religieuze consulten, persoonlijk advies maar ook conflictresolutie zijn belangrijke taken. Wat bepaalt de keuze voor “formeel” of “informeel”?’

Administratively, Nigerians seem to live in two worlds at once. On the one hand the world of the official state where politicians and bureaucrats rule, and on the other an unofficial universe, populated by kings, chiefs, emirs and various brands of relief workers. Formally the latter may not have much say in things, but informally their influence is extensive. They advise, support, teach and solve local conflicts, says David Erhardt. ‘Nigeria has its own version of Dr Phil.’

N

igeria is a patchwork, a colourful collection of people, religions, clans, and leaders. Some officially elected, others appointed or born as chiefs, elders or emirs. David Ehrhardt tries to map the role of these traditional and religious leaders. ‘The Nigerian government is unresponsive and quite corrupt. For regular day-to-day problems, many people therefore first consult traditional or informal leaders, who offer a wide range of services. Religious consultation, personal advice, and conflict resolution are an important part of their responsibilities. But what determines the choice between the formal and informal system?

Continue on page 43

41


‘Nigeria is een lappendeken van mensen, volken, én leiders’ Intieme en persoonlijke band

Igbo chiefs in Kano, Nigeria, worden gegroet. Igbo chiefs in Kano, Nigeria, being greeted.

Voor de komst van de Britten (Nigeria was van 1903 tot 1960 een Engelse kolonie) was het noorden van het land een kalifaat. Het zuidelijke deel bestond uit stadsstaten of (in het zuidoosten) kleine dorpjes, geregeerd via councils. ‘Een gebied met uiteenlopende governance tradities’. De Britten concludeerden, vooral kijkend naar het noorden, dat indirect rule de meest opportune regeringsvorm was. Ze installeerden islamitische leiders, emirs. Die moesten belasting afdragen aan de Britten maar mochten verder min of meer regeren zoals ze wilden. ‘Efficiënt, want de Engelsen hoefden geen verdere staatsstructuur op te zetten’, zegt Ehrhardt. ‘In het zuiden regeerden overigens vooral (seculiere) chiefs.’ Na de onafhankelijkheid ontstonden nieuwe formele machtsstructuren, maar ook het traditionele leiderschap hield, als onderliggende structuur, bestaansrecht. Hoe ligt de verhouding tussen formele en informele leiders? Soms zitten ze in elkaars vaarwater, maar er is ook een zekere taakverdeling. ‘Een emir kan bijvoorbeeld juridische geschillen beslechten voordat ze voor een officiële rechtbank komen, of in plaats daarvan. Soms ook worden traditionele leiders ingezet voor informatievoorziening, om zorg te verlenen, onderwijs te geven of de zakat te innen, een vorm van (islamitische) liefdadigheid. Ze doen dus wel degelijk ook overheidstaken.’ Maar wanneer gaan mensen dan naar de overheid en wanneer naar traditionele leiders? ‘Voor persoonlijke kwesties wenden veel mensen zich tot een religieuze gezagsdrager. Vaak is sprake van een intieme en persoonlijke band met zo iemand. Een imam of pastoor geeft relatieadvies, opvoedtips of doet aan seksuele counseling. De taken van niet-religieuze leiders zoals chiefs zijn vaak politieker van aard. Denk bijvoorbeeld aan het beslechten van disputen over land. Inderdaad, een soort Nigeriaanse variant van de Rijdende Rechter. Voor geld ga je naar je lokale politicus. “Mijn vrouw moet geopereerd worden.

Lees verder op pagina 44

42 Universiteit Leiden


Continuation from page 41

Personal and intimate bond Before the British colonised Nigeria (Nigeria was a British colony from 1903 until 1960), the north of what is now Nigeria was a caliphate. The south-west consisted of city-states, and the south-east of small villages ruled by councils. ‘An area with very different governance traditions.’ Especially when looking at the north, the British concluded that indirect rule seemed the most opportune form of government. They supported Islamic leaders, emirs, who were charged with collecting and paying taxes, but for the rest were allowed to rule as they wished. ‘This was efficient, because the British didn’t have to create any other state structures,’ says Ehrhardt. ‘The south was mostly ruled by secular chiefs.’ After independence, new formal power structures came into being, but traditional leadership remained in place as an underlying structure. How do formal and informal leaders interact? In some cases they compete, but often there is a particular division of labour. ‘An emir, for instance, can settle a legal dispute before or sometimes instead of it being brought to trial. Traditional leaders sometimes play a role in informing the public about important issues; they provide care or education, or collect zakat, a form of Islamic charity. So they also take on government tasks.’ But what determines people’s decision to refer to the official or unofficial system? ‘Personal matters are often put before a religious authority. Often people have an intimate or personal bond with such a figure. An imam or a pastor provides relationship advice, parenting tips, or sex counselling. The duties of non-religious leaders such as chiefs are mostly of a more political nature, for instance the resolution of disputes about land or cattle — functioning as a sort of legal Dr Phil.

Entourage van een traditionele heerser in Kano, Nigeria, tijdens het jaarlijkse Durbar-festival. Entourage of a traditional ruler in Kano, Nigeria, during the annual Durbar festival.

Een Qadiriyya-imam, Sheikh Qaribullah, die aan zijn volgelingen predikt. A Qadiriyya imam, Sheikh Qaribullah, preaching to his followers.

‘Nigeria is a patchwork, a colourful collection of people, religions, clans, and leaders.’ 43


Massa’s luisteren naar de prediking van Sheikh Turi, een imam van de Islamitische Beweging van Nigeria. Crowds listening to the preaching of Sheikh Turi, an imam from the Islamic Movement of Nigeria.

Vervolg van pagina 42

Help mij.” Niet voor niets zie je voor het huis van zo iemand vaak lange rijen staan. En de overheid? Die is er voor de formele zaken. Onderwijs, gezondheidszorg en identiteitspapieren bijvoorbeeld.’

Klagen over je echtgenoot In 12 Nigeriaanse staten is de sharia, de islamitische rechtspraak, volledig geïmplementeerd. Hoe verhouden islamitische rechtbanken zich tot het officiële rechtssysteem? En hebben (Christelijke) vrouwen er ook wat aan? Ehrhardt: ‘ Vrouwen kunnen bij een speciale islamitische functionaris klagen over hun echtgenoot. De rechten en plichten van mannen en vrouwen in het islamitische huwelijk zijn vastgelegd; daar kunnen vrouwen zich dus ook op beroepen. Dat werkt vaak beter dan de officiële weg - in veel gevallen niet alleen corrupt maar ook gedomineerd door mannen.’ Ook Christenen doen regelmatig een beroep op shariarechtbanken. ‘Omdat ze vaak sneller werken dan het officiële rechtssysteem, maar ook omdat moslims in het islamitisch recht moeten zweren op de Koran. Krijgt een Christen gelijk, dan weet hij of zij dus dat de uitspraak gerespecteerd zal worden.’ Een informeel, religieus systeem met vastgelegde rechten werkt in deze situatie waarschijnlijk beter dan een corrupt systeem waarin je moet betalen om je recht te halen, concludeert Ehrhardt. ‘Hoe verrassend voor sommigen misschien ook: in een land als Nigeria kan de islam niet alleen een invloedrijke maar zeker ook een positieve kracht zijn.’

44 Universiteit Leiden

And when in need of money you go to a local politician. “My wife needs an operation. Please help me pay for it.” The long queues in front of politicians’ homes prove the popularity of the system. And the government? It takes care of official business: education, health care, identity documents, etc.’

Complaining about your husband Twelve Nigerian states have fully implemented Islamic law, sharia. But what exactly is the role of sharia courts? How do they relate to the federal legal system? Can they also be used by women, or by Christians? Ehrhardt: ‘Women are entitled to complain about their husband’s behaviour to special religious functionaries. The rights and duties of men and women within (Islamic) marriage are codified, so women can refer to that. This is often more advantageous than the official legal route which tends to be not only corrupt, but also dominated by men.’ Christians also frequently appeal to sharia courts. ‘because in many cases it’s faster than going through the official channels. Also, Islamic law obliges Muslims to swear on the Koran. So when a Christian is proven right, he or she can be certain the verdict will be respected.’ An informal, religious system with certain established, codified rights, in the end probably works better than an official system in which you have to pay to be heard, Ehrhardt concludes. ‘It may sound surprising, but in a country like Nigeria, Islam is not only influential, but is also a powerful force for positive change.’


‘Women are entitled to complain about their husband’s behaviour to special religious functionaries.’

DAVID EHRHARDT UNIVERSITAIR DOCENT LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE ASSISTANT PROFESSOR LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE

David is Universitair Docent Internationale Ontwik-keling aan het Leiden University College (LUC). Hij bestudeert onderwerpen met betrekking tot ontwikkeling, conflicten en instellingen, met name in NoordNigeria, en geeft les in ontwikkelings- en Afrikaanse studies.

David is an Assistant Professor in International Development at Leiden University College (LUC). He studies issues related to development, conflict and institutions, particularly in northern Nigeria, and teaches development and African studies.

‘Vrouwen kunnen bij een speciale islamitische functionaris klagen over hun echtgenoot.’ 45


46 Universiteit Leiden


Meningen over Europa Views about Europe Hoe denken Europeanen over uitbreiding van de Europese Unie? Als we de berichtgeving in de media mogen geloven is de overgrote meerderheid negatief. Maar klopt dit wel? Promovenda Elitsa Kortenska verdiepte zich in de materie en schetst een veel genuanceerder beeld. ‘Kritiek is niet hetzelfde als afwijzing.’

V

oor haar proefschrift peilde Elitsa Kortenska in zes landen opvattingen, meningen en gevoelens over uitbreiding van de EU: oude rotten Nederland en Duitsland, nieuwelingen Polen en Bulgarije, die toetraden in respectievelijk 2004 en 2007 en kandidaat-lidstaten Servië en Macedonië. Kortsenka liet burgers zich in kleine groepen vrijelijk uitspreken over het onderwerp. Uit deze gesprekken destilleerde ze 64 stellingen, die in een nieuwe ronde werden voorgelegd aan andere deelnemers. ‘De ingewikkelde statistische analyse die volgde zal ik je besparen, maar uiteindelijk konden we in elk land een specifieke set van discoursen identificeren.’

How do Europeans think and feel about a ‘wider Europe’? About future enlargement of the European Union (EU)? If we follow the news, we might conclude that the vast majority are negative: ‘No thanks.’ But is this true? Elitsa Kortenska looked into the matter and comes up with a much more nuanced view. ‘Criticism is not the same as rejection.’

F

or her dissertation, Elitsa Kortenska interviewed citizens of six different countries about their views, opinions and feelings on enlargement of the EU: two old hands (the Netherlands and Germany), newcomers Poland and Bulgaria and candidate member states Serbia and Macedonia. She didn’t make fixed inquiries, but rather used focus groups in which people could freely express their thoughts and opinions. From these discussions she distilled 64 statements, which were put to a different and new group of respondents in a second round. ‘It involved a complicated form of statistical analysis which I will not elaborate on, but what we discovered was a specific set of “discourses” in each country.

47


Pro EU demonstratie in London, maart 2017 London, pro EU demonstration, March 2017

‘Mensen zien zichzelf en anderen op het continent als Europeanen… Discoursen? ‘Een discours is een onderling samenhangende verzameling gedachten, overtuigingen en standpunten, met de bijbehorende argumenten en rechtvaardigingen’, legt Kortsenka uit. In Nederland draaide het belangrijkste negatieve discours om economie. ‘Oftewel: om geld, om de al dan niet veronderstelde kosten voor de natie als geheel. Ons land profiteert hier niet van, is de gedachte. Een, althans op het eerste oog, rationeel argument. Maar Kortenska ontdekte bij een veel groter aantal Nederlanders een overwegend positieve houding, waarbij emotie belangrijker was dan ratio. Ze omschrijft dit discours als waarde-gedreven. ‘Mensen zien zichzelf en anderen op het continent als Europeanen, met een gedeelde geschiedenis, gemeenschappelijke waarden en een specifiek Europese identiteit. “We horen bij elkaar, dus laten we ook zorgen dat we bij elkaar komen”.’

48 Universiteit Leiden

Discourses? ‘A discourse is an interconnected set of thoughts, beliefs and, indeed, viewpoints, and the arguments and justifications behind them. In the Netherlands, the main negative discourse centred on economic arguments. ‘These included costs — or at least perceived costs — for the nation as a whole: “Our country will not benefit from this.” This may seem like a rational argument.’ But Kortenska and her colleagues also identified a much stronger supportive stand on the matter among Dutch people: a discourse that focuses on emotions rather than on logic. ‘Let’s call it value-based. People perceive themselves as Europeans, with a shared history, a common set of values and a common European identity. One could summarise it as: We belong together so let’s get together.’


Mars voor Europa, Rome, maart 2017. March for Europe, Rome, March 2017.

Vergeten dorp Hoe zat het in de andere landen? ‘Sommige resultaten waren heel specifiek. Neem Servië. Ook daar vonden we een discours dat toetreding ondersteunt, maar wel met de belangrijke kanttekening dat Servische politici Kosovo niet moeten erkennen.’ In Bulgarije, het land waar Kortenska zelf vandaan komt, ontdekte ze een bescheiden discours dat uitsluitend werd gedeeld door bewoners van (afgelegen) dorpen. ‘We noemden dit Het Vergeten Dorp. Veel mensen op het platteland waren niet voor en niet tegen integratie; ze voelden zich domweg genegeerd. Vergeten. Door hun eigen regering én door de Europese Unie.’ In Polen en Bulgarije liepen de emoties rond het onderwerp soms hoog op. Niet zo vreemd, vindt Kortenska. ‘Voorafgaand aan toetreding moesten deze landen verregaande economische en sociale hervormingen doorvoeren. Die grepen diep in het dagelijks leven in, zowel positief als negatief. Europese integratie heeft het bestaan van burgers veranderd, en dat blijft zo. Dus ja, ze willen heel graag vertellen hoe ze ertegenaan kijken.’

Forgotten village How about the other countries? ‘Some outcomes were very specific. Take Serbia, where we also found a supportive discourse, but with one very strong requirement: Serbian politicians should not recognise Kosovo.’ In Bulgaria, her own native country, Kortenska identified a specific discourse that was only shared by people in remote villages. ‘We labelled it The Forgotten Village. A lot of people in rural areas neither supported nor opposed integration; they simply felt left out, both by their own government and by the European Union.’ In Poland and Bulgaria, emotions on the subject sometimes ran high. ‘People are very willing to discuss “Europe”, which is not surprising. In order to become an EU member, those countries had to go through immense economic and social reforms. European integration has changed citizens’ existence and will continue to do so. For them, the EU is very much an ‘in your face’ kind of topic. So yes, they are eager to tell you how they see it.’

49


Een groot contrast met de reactie die Kortenska in Nederland trof. ‘In een dorpje in Brabant wilde niemand praten over Europa. Als ik het onderwerp noemde begon iedereen meteen over immigranten uit Oost-Europa. Nederlanders lijken niet erg geïnteresseerd in de EU, zegt Kortenska. ‘Ze zijn weinig betrokken en slecht geïnformeerd – ze kennen de feiten niet. Dat stimuleert een uitgesproken kritische kijk op de zaak. Die keert zich gemakkelijk tegen politici en beleidsmakers. Denk maar aan het recente referendum over Oekraïne.’

…met een gedeelde geschiedenis, gemeenschappelijke waarden en een specifiek Europese identiteit.’

Vraag! Democratie gaat niet zozeer over keuzes, stelt Kortenska, maar veeleer over onderbouwde keuzes. ‘Tot voor kort gingen geplande uitbreidingen hoe dan ook door, of de publieke opinie nu voor of tegen was. Verdragen besprak men alleen in nationale parlementen en op internationaal niveau. Burgers werden hooguit geconsulteerd op het moment van ratificatie. Te laat. Dat frustreert mensen. Op dat moment wijzen ze vermoedelijk alles wat je ze voorlegt bijna per definitie af.’ Dat is te voorkomen, zegt Kortenska. ‘Onze aanbeveling: betrek burgers in een veel eerder stadium bij de besluitvorming. Bevraag ze en geef ze de mogelijkheid om hun opvattingen en zorgen over het voetlicht te brengen. Dan komen er soms kritische geluiden. Maar kritiek is niet hetzelfde als afwijzing.’

This sharply contrasts with the response she encountered in the Netherlands. Kortenska: ‘Part of the fieldwork was conducted in Brabant. Nobody wanted to discuss Europe. If asked, people always immediately referred to immigrants from Eastern Europe. The Dutch do not seem very interested in the EU. ‘They’re not very involved and they lack knowledge; they simply do not know the facts. This almost inevitably leads to disengagement and seems to encourage highly critical views, which may easily backfire on politicians and policymakers. Indeed, it already has — look at the recent referendum on the Ukraine.’

Ask them! Europese Comissie in Brussel European Commission, Brussels

50 Universiteit Leiden

Democracy is not only about making choices, says Kortenska. It’s about making informed choices. ‘Until recently, enlargement proceeded regardless of public opinion. Treaties were only discussed in national parliaments or in an international context. However, citizens did not have a say about it till the very last moment, when ratification was due. That’s too late. It frustrates people and at that point they will probably reject anything you put before them.’ But there’s a way to avoid this, says Kortenska. ‘People should be involved in decisions well ahead of time and not at the very last moment. Our recommendation is to get citizens involved at a much earlier stage. And give them the opportunity to voice their opinions and concerns. Ask them! And yes, you may be confronted with highly critical public opinion, but criticism is not the same as rejection.’


ELITSA KORTENSKA PROMOVENDA INSTITUUT BESTUURSKUNDE PHD CANDIDATE INSTITUTE OF PUBLIC ADMINISTRATION

‘People perceive themselves as Europeans, with a shared history, a common set of values and a common European identity.’

De brede onderzoeksinteresses van Elitsa hebben betrekking op verschillende Europese integratiethema’s, de oostelijke uitbreiding van de EU en de antwoorden van Europese burgers op EU-instellingen en -beleid, ondersteuning, vertrouwen of onverschilligheid en ook EU-immigratiepatronen, beleid en crisesresponsen. Ze is verder geïnteresseerd in Europese publieke ruimte, media en politieke communicatie.

Elitsa’s broad research interests cover various European integration topics, EU Eastern Enlargement and European citizens’ responses to EU institutions and policies – support, trust or indifference and also EU immigration patterns, policies and crises responses. Furthermore she is interested in European public sphere, media and political communication.

51


Geheugenpolitiek The politics of memory Geheugen gaat over herinneren en over vergeten. Geheugen is ideologisch, politiek en ‘heel erg belangrijk’, benadrukt Maja Vodopivec. Haar voornaamste interesse: het collectieve geheugen. Oftewel de manier waarop samenlevingen of groepen daarbinnen het collectieve beeld van hun verleden aanpassen, bijkleuren en framen. Een proces waardoor schurken in helden kunnen veranderen, opstanden in revoluties en nederlagen in overwinningen. ‘We leven in een tijd van geheugenverlies’.

52 Universiteit Leiden

Memory is about remembering and about forgetting. It’s ideological, political and ‘very, very important’, stresses Maja Vodopivec. Her main interest: collective memory. That is, the way societies, and groups within societies, shape, reshape and frame the (collective) image of their past. It is a process that can turn villains into heroes, uprisings into revolutions and defeats into victories. ‘We live in an age of amnesia.’


53


‘In 1945, Marx was still being read religiously by many Japanese’

V

odopivec woonde zeven jaar in Japan en bestudeerde de naoorlogse Japanse intellectuele geschiedenis. Ze stuitte op opvallende verschuivingen in de manier waarop het land door de jaren heen naar zijn geschiedenis kijkt. Sterk voorbeeld: de naoorlogse nationale identiteit van Japan. ‘Japan zet zichzelf graag neer als vredelievende natie’, zegt Vodopivec. ‘Alleen komt de pacifistische koers van het land voor een groot deel voort uit Artikel 9 van de Grondwet die de Geallieerden in 1947 invoerden. De kern is dat de staat geen oorlog mag voeren en evenmin recht heeft op een eigen militair apparaat. De reputatie van Japan veranderde van de ene op de andere dag van agressief in vredelievend. Intussen vergat het land zijn recente oorlogsverleden en misdaden tegen de menselijkheid.’ Wat flink hielp: door de samenwerking met Amerika was sprake van een economische boom. Japan fungeerde als Aziatisch paradepaardje in de strijd tegen het communisme. Weer zo’n opvallende ontwikkeling, zegt Vodopivec. ‘In 1945 zagen veel Japanners Marx nog als een held. Veel linkse intellectuelen hadden de nederlaag verwelkomd als een breuk met het fascisme. Het uitbreken van de Koude Oorlog verstoorde die droom van ware bevrijding. Het succes van de Chinese revolutie van 1949 kwam als een schok voor de progressieven. China realiseerde ook echt waar zij van hadden gedroomd.’ Tijdens de Koude Oorlog kon Amerika militaire hulp van Japan goed gebruiken in de strijd tegen het communisme. ‘Artikel 9 was daarbij natuurlijk een obstakel’, aldus Vodopivec. ‘Van afschaffen kwam het echter niet, wél van een Veiligheidsverdrag met de Verenigde Staten. Dat leidde tot een lossere interpretatie van artikel 9 door Japan. En wat gebeurde er prompt? In 1954 richtte de Japanse regering tóch een soort leger op. Officieel overigens louter voor zelfverdediging.’

Lees verder op pagina 56

54 Universiteit Leiden

V

odopivec lived in Japan for seven years and studied post-war Japanese intellectual history. She encountered remarkable shifts in the way the country has looked at its history over the years. One good example is the post-war national identity of Japan. ‘Japan likes to portray itself as a peace-loving nation,’ says Vodopivec. ‘But this pacifist course, to a large extent, only arose from Article 9 of the Constitution the Allied Forces introduced in 1947. The principle is that the state renounces its right to wage war, and the right to maintain armed forces. Overnight Japan’s reputation changed from aggressive to peaceful. But in the process, Japan “ forgot” about its war responsibility and its crimes against humanity.’ One helpful aspect of in the process was that the cooperation with America caused an economic boom. Japan represented an Asian showcase against Communism.’ Another remarkable development, according to Vodopivec was that ‘in 1945, Marx was still being read religiously by many Japanese. Japan’s defeat had been welcomed by many of Japan’s progressive intellectuals as a break with fascism, but the start of the Cold War put an end to the dream of true liberation. The success of the 1949 revolution in China came as a shock to people on the left. China actually did what they had dreamed of doing.’ During the Cold War, America welcomed Japan’s help in the battle against Communism. ‘But naturally, Article 9 was an obstacle, according to Vodopivec. ‘It didn’t get as far as actual abolition, but what was achieved was a Security Treaty with the United States. Which, in its turn, led to a looser interpretation of Article 9 by Japan. So what happened immediately afterwards? In 1954, the Japanese government established a sort of army nevertheless. Officially, strictly for self-defence only.’

Predicting the past The 1950s are something of a black box in Japanese history, according to Vodopivec. ‘That box was reopened in the 1990s. The decade saw the collapse of a grand historical narrative, in which it was crystal clear who the good guys were, and who the villains.’ This created room for new democratic voices, but also for downplaying (or denying) historical facts. ‘The younger generation learns less and less about Japan’s wrongdoings in Asia. Since the 1990s, historical textbooks have been changed in other ways as well. Certain aspects, which in the eyes of the conservatives represented

Continue on page 56


In 2012 stonden er in Sarajevo 11541 lege rode stoelen opgesteld in het centrum van de stad, ter herinnering aan de burgerslachtoffers van de stad. In 2012, in Sarajevo, 11541 empty red chairs were lined up in the centre of city, to commemorate the city’s civilian war victims.

Beelden ter herdenking van seksuele slavernij in oorlogstijd in Korea (Troostmeisjes). Statues to commemorate war-time sexual slavery in Korea (Comfort Women).

‘In 1945 zagen veel Japanners Marx nog als een held’

Petrova Gora, Kroatië. Het WO2monument voor de antifascistische opstand in Kordun en Banija, vernield na de onafhankelijkheid van Kroatië. Petrova Gora, Croatia. The WW2 monument to the anti-fascist uprising in Kordun and Banija. Vandalized after the independence of Croatia.

De Amerikaanse president Ronald Reagan, de Duitse bondskanselier Helmut Kohl en voormalig inspecteur van de Duitse luchtmacht, Johannes Steinhoff, tijdens een ceremonie op de militaire begraafplaats van Bitburg. US President Ronald Reagan, German Chancellor Helmut Kohl and former inspector of German airforce, Johannes Steinhoff, during a ceremony at the military cemetery of Bitburg.

55


Vervolg van pagina 54

Historisch revisionisme De jaren vijftig vormen als het ware de zwarte doos van de Japanse geschiedenis, aldus Vodopivec. In de jaren negentig ging die doos open. Het einde van het tijdperk waarin zonneklaar was wie de goeden waren en wie de slechteriken. Dat schiep ruimte voor nieuwe democratische geluiden maar ook voor het bagatelliseren en ontkennen van historische feiten. Historisch revisionisme heet deze manier om de geschiedenis te herschrijven. ‘De jongere generatie in Japan leert steeds minder over de oorlogsmisdaden die Japan in Azië beging. Ook in andere opzichten zijn de geschiedenisboeken aangepast onder invloed van conservatieve krachten die bepaalde aspecten zagen als een masochistische voorstelling van de geschiedenis. Zo veranderde de invasie van China in een “opmars”. Het begrip nederlaag verving men door het neutralere “einde van de oorlog” en de massale zelfmoorden tijdens de slag om Okinawa in 1945 worden simpelweg niet meer genoemd.’ Vodopivec kent meer voorbeelden. ‘Ik begin mijn colleges vaak met een filmpje uit 1985 waarin Ronald Reagan een bezoek brengt aan de begraafplaats Bitburg om het einde van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Dat leidde tot veel ophef en kritiek in de VS - op Bitburg liggen immers ook soldaten van de Waffen-SS. Maar Reagan ging toch, schudde de hand van Helmut Kohl en van twee veteranen, die hij prees als voormalige vijanden maar ook als helden in hun eigen land. Het was duidelijk dat we het Duitse nazisme maar even moesten vergeten; er was nu immers een nieuw gemeenschappelijk doel: het vernietigen van de Sovjet-Unie.’ Aanpassing van het verleden zodat het beter aansluit bij de ideologie van het heden gebeurde altijd al. Maar de schaal waarop en de snelheid waarmee zijn anders in een geglobaliseerde wereld vol geavanceerde communicatiemiddelen, zegt Vodopivec. ‘Tegenwoordig kunnen we er bijna niet omheen: de opkomst van oud-nieuw nationalisme, de subjectieve interpretaties van het verleden en de kritische geluiden die worden weggezet als onpatriottisch.’ ‘Het geheugen van mensen is zo kort’, verzucht Vodopivec. En dus is, zoals een Russisch spreekwoord zegt, het verleden moeilijker te voorspellen dan de toekomst. ‘We leven in een tijd van geheugenverlies’.

56 Universiteit Leiden

‘The invasion of China became an advance.’ ‘De invasie van China veranderde in een opmars’

Continuation from page 54

‘a masochist view of the past’, were under pressure to be revised. In this way, the invasion of China became an “advance”, defeat was neutralised into “cessation of war” and mass suicides during the battle of Okinawa (1945) are simply not mentioned anymore.’ Historical revisionism it is called, this process of rewriting history, and it’s by no means new. ‘I often start my class with a video of Ronald Reagan visiting Bitburg in 1985, officially to commemorate the end of WW II. But it generated a lot of criticism and protest in the US, due to the fact that Bitburg was also a burial plot for the Waffen-SS. Nevertheless, Reagan went, and shook hands with Helmut Kohl and with two war veterans, whom he praised as “ former enemies but also heroes of their country”.’ The purpose was clearly to forget about German fascist history, especially in the light of the new common goal of destroying the Soviet Union. Changing the past to better suit the current ideology is something that has always happened. But the scale and the speed are different in a global world with advanced communication technologies, says Vodopivec. Nowadays, we can hardly ignore it: the rise of new-old nationalism, subjective interpretations of the past and critical voices being accused as “anti-patriotic”. ‘People have such short memories!’, Vodopivec knows. ‘We live in an age of amnesia. Or, as a Russian proverb says: The past is more difficult to predict than the future.’


In de eerste maanden van het jaar 1945 speelt zich de strijd af om Iwo Jima. Op dit vulkaaneiland ten zuiden van Japan levert het Amerikaanse Korps Mariniers een slag, die op dat moment de wreedste en meest kostbare uit de geschiedenis van het korps wordt genoemd. In the first months of the year 1945 the battle for Iwo Jima took place. On this volcanic island south of Japan, the American Marine Corps delivers a battle, which at that time is called the cruelest and most precious in the history of the Corps.

MAJA VODOPIVEC UNIVERSITAIR DOCENT LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE ASSISTANT PROFESSOR LEIDEN UNIVERSITY COLLEGE THE HAGUE

Maja is Universitair Docent aan het Leiden University College The Hague. Haar onderzoeksinteresse ligt in de naoorlogse Japanse intellectuele geschiedenis en conflict- en vredesstudies. Sinds 2013 doceert ze verschillende vakken in de Peace and Conflict Studies track van de World Politics major, en geeft ze les in Global History track van de major Human Diversity.

Maja is Assistant Professor at Leiden University College The Hague. Her research interest lies in postwar Japanese intellectual history and peace and conflict studies. Since 2013 she teaches several courses in the Peace and Conflict Studies track of the World Politics major, and a course in the Global History track of the Human Diversity major.

57


58 Universiteit Leiden


Een historische blik op sparen voor straks Historical view on saving for later Pensioenen zijn sáái, vinden veel mensen. Maar universitair docent en politicologe Natascha van der Zwan is gegrepen door het onderwerp. Ze vergelijkt pensioenstelsels in verschillende landen en onderzoekt hoe ze uitpakken voor burgers. ‘Allemaal zelf ons pensioen regelen? Dat vergroot de kloof tussen arm en rijk’.

Pension schemes? Booooring! At least, that’s what lots of people think. But associate professor Natascha van der Zwan is gripped by the subject. She compares pension systems in various countries (in historical perspective) and reflects on the way they work out for citizens. ‘Saving for later on an individual basis? That will widen the gap between rich and poor.’

59


De eerste pensioenen dateren van begin 19e eeuw. The first pension schemes came into being in the early 19th century.

‘Nederland kent twee soorten pensioenen.’ ‘In the Netherlands, we have two kinds of pensions.’ 60 Universiteit Leiden


P

ensioenen zijn letterlijk zo oud als de weg naar Rome, vertelt Natascha van der Zwan. ‘In de Romeinse tijd beloonde de staat veteranen met een oudedagsvoorziening: een stukje grond. In Nederland dateren de eerste pensioenen van begin negentiende eeuw. Opvallend genoeg waren ook die in eerste instantie bedoeld voor militairen, en voor ambtenaren. De overheid betaalde, maar het was een gunst. Een blijk van waardering van de koning voor mensen die iets opmerkelijks hadden gepresteerd. Al vrij snel werden die voorzieningen trouwens ook van toepassing verklaard op weduwen en wezen. De gedachte erachter: gezinnen waarvan de kostwinner was weggevallen dienden te worden behoed voor verdere misère.’ Het pensioenrecht werd in de loop van de eeuw uitgebreid naar andere groepen. De uitvoering kwam steeds meer bij werkgevers te liggen. Rond de eeuwwisseling keerde een aantal grote bedrijven al pensioen uit, nog steeds bij wijze van gunst overigens. Vandaag de dag kent Nederland in feite twee soorten pensioenen. Het een is de AOW, een staatstoelage die iedereen ontvangt en waarvan de hoogte vastligt. Het ander is een aanvullend pensioen, doorgaans beheerd door een pensioenfonds, waarvoor werknemers en werkgevers geld opzij zetten gedurende het werkzame leven. Afspraken daarover zijn onderdeel van het arbeidsvoorwaardenoverleg. Pensioen is namelijk uitgesteld loon: een vorm van salaris die pas na verloop van tijd wordt uitbetaald. ‘Kenmerkend voor Nederland is dat sociale partners onderlinge afspraken maken over pensioenvoorwaarden. Dat gebeurt vaak in cao’s’, aldus Van der Zwan.

Staatspensioen Ze werkt aan een boek waarin ze een historische vergelijking maakt tussen de stelsels van Duitsland, Amerika en Nederland. De onderlinge verschillen blijken aanzienlijk. ‘In Duitsland werd pensioen van overheidswege eind negentiende eeuw al ingevoerd. Werkgevers kwamen daaraan niet te pas. Daardoor speelt de overheid nog altijd een bepalende rol en zijn er veel minder pensioenfondsen dan bij ons. In feite is sprake van een staatspensioen, betaald uit premies. De huidige werknemers betalen voor de gepensioneerden van nu. En als meer mensen met pensioen zijn en er minder werken, heb je dus een groot probleem. Werknemers betalen meer, of de overheid moet fors bijleggen.’

Lees verder op pagina 63

P

ensions are as old as time, says Natascha van der Zwan. ‘In Roman days it was already common for the state to reward veterans for their services with a “pension provision”, a piece of land. In the Netherlands, the first pension schemes came into being in the early 19th century. Strikingly enough, they were, at first, also meant for veterans (and civil servants). They were paid for by the government provided, but they were a favour from the king to those who had distinguished themselves in government service. Soon, however, those provisions were expanded to widows and orphans, based on the idea that families without a breadwinner should be protected from further misery.’ Over the course of the 19th century, pension rights were extended, and the execution of those rights came to rest more and more with employers. Around the turn of the century, a number of big firms already provided their workers with a pension, although still as a favour, not as a right. In the Netherlands, we have two kinds of “pensions”: a state allowance at a fixed level, which every citizen is entitled to (the “AOW”). And a supplementary pension, as a rule managed by pension funds or insurance companies and paid for by employers and employees over the course of their working life. Agreements on contributions are part of the terms of employment, which is logical, given that a pension is in fact deferred wages: a form of salary that’s only paid after some time. ‘It is typical for the Netherlands that management and labour organisations decide together on pension rights, often through collective labour agreements.’

Public pension Van der Zwan is working on a historical study comparing pension schemes in Germany, the United States and the Netherlands. ‘In Germany, a public pension (provided by the state) was introduced in the late 19th century. Private companies were not involved in this scheme. Even today, the government still plays a defining role in pension provisions and private pension funds are therefore less common in Germany than in the Netherlands. The country relies on the state pension, paid for by premiums. Current employees provide for current pensioners. But if more people retire and fewer people have a job, you’re in for a huge problem. Either workers pay more, or the government has to supplement.’

Continue on page 63

61


NATASCHA VAN DER ZWAN UNIVERSITAIR DOCENT INSTITUUT BESTUURSKUNDE ASSISTANT PROFESSOR INSTITUTE OF PUBLIC ADMINISTRATION

‘Vrijwillige stelsels werken niet’ 62 Universiteit Leiden

Natascha is Universitair Docent aan het Instituut Bestuurskunde. Ze was betrokken bij een multidisciplinair onderzoeksproject over pensioenhervorming in Nederland en andere Europese landen. Haar onderzoeksinteresses omvatten politiek van financiën, pensioenpolitiek, vormen van sociaaleconomisch bestuur en de geschiedenis van het kapitalisme. Ze geeft les in overheidseconomie, openbaar beleid en kwalitatieve onderzoeksmethoden.

Natascha is an Assistant professor at the Institute of Public Administration. She was involved in a multidisciplinary research project on pension reform in the Netherlands and other European political economies. Her research interests include the politics of finance, pension politics, modes of socioeconomic governance and history of capitalism. She teaches courses on political economy, public policy, and qualitative research methods.


Vervolg van pagina 61

In de VS ligt de bal vooral bij werknemers. Bedrijven zijn niet verplicht om een vorm van pensioen te bieden. En meestal is pensioensparen geen onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Veel meer medewerkers dan hier zijn op zichzelf aangewezen als ze iets opzij willen leggen voor later. Hebben de vakbonden dan niet ingezet op een beter pensioen? Zeker wel, zegt Van der Zwan. ‘In de jaren zeventig waren Amerikaanse vakbonden een machtsfactor van belang. Maar hun invloed brokkelde af. Ze hebben de strijd domweg verloren.’

Doe-het-zelf-pensioen In Nederland woedt debat over de vraag of het pensioenstelsel op de schop moet. Niet voor het eerst, weet Van der Zwan. ‘In de jaren werd al geopperd dat werknemers meer vrijheid moesten krijgen om hun uitgestelde loon naar eigen inzicht te besteden of te beleggen. De tijd was er alleen niet rijp voor. Pas toen de gevolgen van de economische crisis voelbaar werden veranderde dat. Mensen raakten ontevreden, nieuwe ideeën wonnen aan kracht. De druk van veranderende economische omstandigheden en vergrijzing wordt ook in Duitsland, de VS en het Verenigd Koninkrijk gevoeld. Hier klinkt juist de roep om pensioenvoorzieningen minder vrijwillig te maken. Inderdaad, naar Nederlands voorbeeld.’ Zelf is Van der Zwan zeer kritisch over de nieuwe pensioenideeën die nu rondzingen. ‘We weten uit de wetenschappelijke literatuur dat vrijwillige stelsels niet werken. Mensen sparen niet, vertonen uitstelgedrag en doen aan kortetermijndenken. Of ze hebben net een aardig spaarpotje weten te vullen en dan krijgen ze hoge zorgkosten. Weg pensioen.’ ‘Sommige mensen benadrukken dat we te afhankelijk zijn geraakt van overheidsvoorzieningen, en dat dit ons te veel kost. Ik behoor niet tot die groep. We weten namelijk dat zo’n doe-het-zelf-pensioen leidt tot meer onzekerheid onder burgers. En ook tot meer ongelijkheid tussen mensen die over voldoende kennis, discipline en verantwoordelijkheidsgevoel beschikken om zelf te sparen voor later, en zij die dat allemaal niet hebben. Door een vrijwillig stelsel groeit de kloof tussen arm en rijk, tussen mensen die het straks goed voor elkaar hebben en zij die buiten de boot vallen.’

‘Voluntary systems do not work’ Continuation from page 61

In the United States, the ball lies in the employees’ court. Companies are not obliged to offer any form of pension, and usually they don’t — many people rely on their own savings. Didn’t labour unions try to change this situation? Of course, and in the seventies the American unions were a force to be reckoned with. But their influence has dwindled. They simply lost the battle.’

Do-it-yourself pension In the Netherlands, the question of whether the pension system should be scrapped is the subject of heated debate. ‘Not for the first time,’ says Van der Zwan. ‘In the ‘90s, politicians were already questioning the current system. Employees, they argued, should be more at liberty to spend or invest their deferred wages as they saw fit. But the time was not ripe for this yet. This only changed when the consequences of the financial crisis became noticeable. People were dissatisfied and new ideas gained ground. And what about Germany and the US? Of course, they also feel the pressure of economic circumstances and an aging population. These countries advocate making pension provisions less voluntary, along the lines of the Dutch system’ Van der Zwan herself is critical of the new pension ideas. ‘We know from the scientific literature that voluntary systems do not work. People don’t save, they postpone saving, and only consider the short term. Or they have just managed to build up a good pension pot when they are faced with higher care costs. There goes their pension!’ ‘There are people who say we have become too dependent on government provisions, and that they cost too much. I’m not one of them. We know that these “do-it-yourself pensions” can make citizens insecure, as well as leading to more inequality between those who have sufficient knowledge, discipline and responsibility to save for later, and those who haven’t. A voluntary system will widen the gap between rich and poor, between people who have their pension arrangements in order and those who’ll lose out.’

63


Corruptie is niet alleen een kwestie van geld Corruption is not only about money Nelly Samosir werkt aan een proefschrift over corruptie in de Indonesische provincie West-Kalimantan. Welke rol spelen bestuurlijke aspecten — wordt corruptie in de hand gewerkt of juist tegengegaan door bepaalde regelgeving? En wat is de invloed van culturele factoren? In Indonesië wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen LEGALE en ILLEGALE corruptie. Weiger je awinsten te delen met voldoende andere mensen? Dan gaan mensen klagen: Hij is zo corrupt!’

64 Universiteit Leiden

Nelly Samosir is working on a PhD on corruption in the Indonesian province of West Kalimantan. What is the role of administrative aspects — can certain regulations facilitate or prevent corruption? And how about the influence of cultural factors?c‘In Indonesia, people often distinguish between LEGAL and ILLEGAL corruption. If you refuse to share your profits, you’re too greedy. Then they will complain: He’s so corrupt!


65


‘People nowadays dare to talk about it. Corrupt officials are criticised, mocked on social media… In former days that could’ve got you killed.’

T I

n de afgelopen decennia werden in de publieke sector van Indonesië hervormingen doorgevoerd die moesten leiden tot meer transparantie en meer financieel toezicht. De corruptie lijkt daardoor af te nemen, maar nog altijd scoort het land internationaal zeer hoog. Toch is er een groot verschil met de periode onder Soeharto (1967 – 1998). ‘Tegenwoordig durven mensen erover te praten. Corrupte ambtenaren worden bekritiseerd, belachelijk gemaakt op social media... Vroeger kon je dat je leven kosten.’ Samosir komt zelf uit Indonesië en woonde en werkte in West-Kalimantan. Ze studeerde forensische accountancy (in Indonesië en Australië) en was als financieel manager betrokken bij de financiële afhandeling van projecten van de Wereldbank. Corruptie, zegt ze, gaat niet alleen over geld maar ook over macht, invloed, reputaties, kortom over cultuur. Daarom wil ze zich richten op zowel de effectiviteit van regelgeving als de invloed van cultuur. Anti-corruptierechtbanken spelen in haar onderzoek een voorname rol. Iedere provincie heeft er één. Samosir: ‘Onafhankelijke inspecteurs controleren elk jaar de financiën van openbare instellingen. Als ze het gevoel hebben dat er iets niet klopt, moeten ze dieper graven. Bij serieuze verdenkingen wordt de zaak overgedragen aan een gespecialiseerde aanklager, die tot vervolging over kan gaan. En dat gebeurt ook; intussen zijn al behoorlijk wat mensen veroordeeld.’ Het jaar 2018 staat voor Samosir in het teken van veldwerk. Ze hoopt de archieven van deze anti-corruptierechtbanken te kunnen bestuderen, en te praten met beleidsmakers, inspecteurs, managers, rechters, advocaten, en met daders. Zo hoopt ze meer te ontdekken over hoe corruptie werkt in de praktijk, en welke maatregelen of (culturele) factoren een stimulerende of remmende rol spelen.

66 Universiteit Leiden

he last decades in Indonesia have seen many public-sector reforms, aimed at more transparency and accountability. Corruption seems to have diminished because of that, although internationally, the country still scores high. But there is one major difference with the period of former president Suharto (1967 – 1998). ‘People nowadays dare to talk about it. Corrupt officials are criticised, mocked on social media… In former days that could’ve got you killed.’ Samosir is herself Indonesian, and lived and worked in the province of West-Kalimantan. She studied (forensic) accounting (and obtained a master degree in Brisbane, Australia) and was involved as a financial manager in the financial handling of World Bank projects. Corruption, she says, is not just about money but also about power, influence and reputations: in other words, it’s about culture. Therefore, she hopes to look into both the effectiveness of governance and the influence of culture. Anti-corruption courts play an important role in her research. Every province now has such a court. How do they work? Samosir: ‘Public auditors inspect the finances of public institutions every year. If something doesn’t seem quite right, they have to investigate further. If they suspect corruption, the case will go to a specialist attorney, who can bring it before the court. ‘Yes, there have already been quite a lot of convictions.’


‘Zolang mensen profiteren zullen ze corruptie niet zo snel omschrijven als iets slechts.’

Geldverspilling Regelgeving kan illegale acties faciliteren. Met name in afgelegen gebieden ver van het bestuurlijke hart, zoals haar eigen provincie West-Kalimantan, heeft corruptie vaak de vorm van geldverspilling. ‘Dan gaan er bijvoorbeeld fondsen naar “infrastructuur”. Elk jaar wordt een bedrag gereserveerd voor, laten we zeggen, wegenbouw. Maar als je ter plekke gaat kijken, dan zie je wat er daadwerkelijk is gerealiseerd: misschien 100 meter wegdek. Dezelfde 100 meter die er het vorige jaar, en het jaar daarvoor, ook al lag. Het systeem bevordert dit. Als je de subsidies van vorig jaar niet hebt gespendeerd, krijg je dit jaar minder. Dus zorgen de autoriteiten ervoor dat al het geld ook wordt uitgegeven. In werkelijkheid of op papier. Overheidsgeld is geld dat je naar believen kunt aanwenden – zo zien veel ambtenaren dat.’ Een ander gevaar dat ze kent uit eigen ervaring is de lump sum. ‘De Wereldbank kwam soms bijvoorbeeld met een lening in de vorm van een grote zak met geld. Het werd aan lokale bestuurders overgelaten hoe die te distribueren. Gevaarlijk – het geld was immers niet geoormerkt voor bepaalde projecten of doelen.’ Maar corruptie is niet louter een kwestie van hoe je het systeem inricht. Het gaat ook in hoge mate

Lees verder op pagina 69

Nationaal park Danau Sentarum is een nationaal park in Indonesië, in de provincie West-Kalimantan op het eiland Borneo. Danau Sentarum National Park is a national park in Indonesia, in the province of West Kalimantan on the island of Borneo in Indonesië.

2018 will mostly be about fieldwork. Samosir will study the archives of these special anti-corruption courts and talk to policymakers, auditors, managers, anti-corruption judges, attorneys and perpetrators. In that way, she hopes to learn more about how corruption functions, and which administrative measures or cultural factors can play a stimulating or inhibiting role.

Waste of money Regulations can facilitate illegal actions. Especially in remote areas far from the administrative heart of the country, such as her own province West-Kalimantan, corruption often takes the form of wasting money. ‘Funds may be allocated to “infrastructure”, for example. Every year a certain sum is reserved to build roads. But if you go there you see the actual results: maybe 100 metres of road, not more. The same 100 metres that was “built” last year, and the year before. The system encourages this kind of waste. If you don’t spend last year’s subsidies, you will get less this year. So, the authorities make sure they spend it — in reality or on paper. Government money is money you can just use however you want – that’s how many officials still see it.’ Another danger she knows from experience: the lump sum. Loans from the World Bank, for instance,

Continue on page 69

67


‘Corrupte ambtenaren worden bekritiseerd, belachelijk gemaakt op social media... Vroeger kon je dat je leven kosten.’

68 Universiteit Leiden

NELLY SAMOSIR BUITENPROMOVENDUS INSTITUUT BESTUURSKUNDE EXTERNAL PHD CANDIDATE INSTITUTE OF PUBLIC ADMINISTRATION

Nelly is een Indonesische PhD-onderzoeker aan het Instituut Bestuurskunde. Haar project richt zich op fraude en corruptie in de Indonesische publieke sector. Voorafgaand aan haar huidige functie was Nelly Samosir docent Accounting aan de Economische en Bedrijfskundige Faculteit van de Universiteit Tanjungpura, West-Kalimantan, Indonesië.

Nelly is an Indonesian PhD researcher at the Institute of Public Administration. Her project focuses on fraud and corruption in the Indonesian public sector. Prior to her current position, Nelly Samosir was a lecturer of Accounting at the Economic and Business Faculty of Tanjungpura University, West Kalimantan Indonesia.


‘Will corruption ever cease to exist? ‘As long as people benefit from it they tend not to label it as bad.’

Setya Novanto, parlementsvoorzitter van Indonesië, wordt naar zijn stoel begeleid tijdens zijn proces in een corruptiehof in Jakarta op 13 december 2017. Indonesia’s parliament speaker, Setya Novanto, is escorted to the defendant seat during his trial at a corruption court in Jakarta on December 13, 2017.

Vervolg van pagina 67

over de omgangsvormen en de opvattingen binnen de samenleving. De gebruikelijke houding in Indonesië is er volgens Samosir één van ‘Nee, ik ga mijn collega niet aangeven wegens corruptie. Waarom zou ik? Niemand doet dat’. ‘Wat we nodig hebben is een nieuwe ethiek. En betere bescherming voor klokkenluiders. Zal corruptie ooit kunnen worden uitgebannen? Zolang mensen profiteren zullen ze corruptie niet zo snel omschrijven als iets slechts. Vaak wordt een veelzeggend onderscheid gemaakt, namelijk tussen “legale” en “illegale” corruptie. Corruptie is legaal als je weliswaar beter wordt van het breken van de regels of het negeren van bepaald beleid, maar ook bereid bent die winsten ruimhartig met anderen te delen. Ben je daar niet (of onvoldoende) toe bereid dan ziet men dat als illegale corruptie. Corruptie gaat over hebzucht. Wil je alles voor jezelf houden dan is die hebzucht te groot. Dan concluderen mensen al gauw: “Wat is die man corrupt!”.’

Continuation from page 67

often come in the form of a big bag of money. The distribution is left to local public administrators, which is a dangerous practice as funds are not attributed to a specific project or goal.’ But corruption is not just about how you design your public administration, but to a large extent also about relations and views within society. What is the general attitude in Indonesia, according to Samosir? ‘No, I’m not going to report my colleague for corruption. Why should I? Nobody reports. We need new ethics, new views on loyalty, and better protection for whistle blowers.’ Will corruption ever cease to exist? ‘As long as people benefit from it they tend not to label it as bad. There’s an interesting distinction people often make, namely between “legal” and “illegal” corruption. Legal corruption is when you gain from breaking the rules or going against certain policies, but you also have to be prepared to share the profits generously with other people. Corruption is seen as illegal however, However, if you’re not willing to do that, people regard that as illegal corruption. Corruption is about greed. If you want to keep everything for yourself, you’re too greedy. The conclusion is then: “He’s so corrupt!”’

69


70 Universiteit Leiden


Crisismanagement: opschalen en praten Crisis Management: Escalation of Authority and Dialogue In een crisis spant het erom, zegt Sanneke Kuipers. ‘Dan doet besturen er echt toe.’ Burgers verwachten in zo’n situatie daadkracht van de autoriteiten, en goede communicatie. ‘De crisis bestaat, ook als je er niet over praat. Zo’n 20 jaar geleden kon je nog wel even wachten voordat je naar buiten trad. Eerst vergaderen. Dat gaat niet meer. Je moet vertellen wat je weet, èn wat je niet weet.’

A crisis brings mounting tension, says Sanneke Kuipers. ‘This is when good governance becomes critical.’ Citizens expect authorities to act decisively and communicate clearly. ‘We are facing a crisis, whether we talk about it or not. Twenty years ago, politicians could afford to wait a while before acting. They could afford to talk it over first. This is no longer an option. You have to disclose what you know, and what you don’t know.’

71


‘Een ontsnapte TBS’er staat meteen op Facebook, iedereen zegt er iets over, vindt er iets van.’ Leden van de Mobiele Eenheid patrouilleren in Haren. Members of the Military Police on patrol in Haren.

Brand bij het bedrijf Chemie-Pack in het haven- en industriegebied Moerdijk. Fire at the company Chemie-Pack in the port and industrial area Moerdijk.

72 Universiteit Leiden


W

at is dat eigenlijk, een crisis? Het kan van alles zijn, zegt Sanneke Kuipers. Een grote brand, een overstroming, een cyberhack of een mogelijke terroristische aanval… Gemeenschappelijke kenmerken zijn een grote mate van dreiging (terwijl je vaak niet goed weet waar die vandaan komt), onzekerheid en tijdsdruk. ‘Dat doet iets met mensen. Ook met burgers; die eisen daadkracht.’ Maar bestuurders beschikken op het cruciale moment niet altijd over voldoende actuele (achtergrond)informatie. Wordt zo iemand dan opeens een microfoon onder de neus geduwd, dan kan dat problemen opleveren.’ Als voorbeeld noemt ze de brand in Moerdijk, in 2011 bij het bedrijf Chemie-Pack. ‘De burgemeester kreeg de vraag of gevaarlijke stoffen waren vrijgekomen. Waarop de goede man zei: “Die zijn niet gemeten”. Dat klopte, maar dat wilde uiteraard niet zeggen dat ze er niet waren. Het leidde vooral tot meer vragen. Mogen kinderen wel buiten spelen? Kan ik de hond uitlaten? Onhandig.’ Het uiteindelijke resultaat: de burgemeester moest vertrekken, ‘hoewel hij het vóór de crisis helemaal niet zo slecht had gedaan’, aldus Kuipers. Maar bestuurders worden nu eenmaal ter verantwoording geroepen. ‘Al bij de eerste minuut rijst de vraag (zeker in Nederland) hoe dit heeft kunnen gebeuren. Had het niet voorkomen kunnen worden? En wiens kop gaat rollen? Burgers willen dat rekenschap wordt afgelegd.’

‘Moerdijk taught us that sometimes authority has to be escalated to a higher level at an early stage.’ Onze brand Kenmerkend voor het Nederlandse crisismanagement is volgens Kuipers dat er heel veel wordt overlegd, ook buiten de crisis om, en op allerlei niveaus. ‘Het grote voordeel: je kent elkaar. Als er echt iets aan de hand is neem je makkelijker contact op.’ Loopt het daardoor beter? ‘Moeilijk te zeggen. Wel was er de afgelopen jaren sprake van een enorme professionalisering. Meer aandacht voor crisismanagement, meer opleidingen.

W

hat exactly is a crisis? It can be many things, according to Sanneke Kuipers. A major fire, a flood, a hack or a possible terrorist attack…Common denominators include a high degree of (perceived) threat, uncertainty and time pressure. ‘This affects people, including citizens. They demand decisiveness.’ But at such crucial moments, administrators don’t always have access to enough up-to-date information. If someone then pushes a microphone in their face, problems can arise.’ She mentions the example of the big fire in Moerdijk in 2011, at Chemie-Pack. ‘The mayor was asked whether hazardous substances had been released. In response, he said: “No such substances have been measured”. True, but of course this didn’t mean they weren’t there. It just led to more questions. Can my kids play outside? Can I safely walk the dog? Awkward.’ The end result: the mayor had to resign, ‘although he hadn’t done such a bad job prior to the crisis,’ says Kuipers. But public administrators will simply be called to account. ‘From the very beginning the question arises, especially in the Netherlands, how could such a thing have happened? Couldn’t we prevent it? Whose head is going to roll? Citizens want someone to be held accountable.’

Our fire A particular characteristic of Dutch crisis management is the high level of consultation it involves, says Kuipers, also ioutside the actual crisis and at various levels. ‘The main advantage is that everyone knows one another. This makes it easier to get in touch when circumstances demand it.’ Does that mean things go better? ‘Hard to say. But it’s clear that recent years have seen an increase in professionalisation. More focus on crisis management, more training options. And all civil servants who have to deal with crises now learn the same terminology and the same procedures, and they all know the legal basis on which they’re supposed to act.’ But of course there’s always room for improvement. What does Kuipers consider to be bottlenecks? ‘Moerdijk taught us that sometimes authority has to be escalated to a higher level at an early stage. In the Netherlands, small municipalities are sometimes run as minor kingdoms, in which “the king” first attempts to solve things himself. Escalating to a higher level may be interpreted as “the Mayor can’t cope”. But a public administrator shouldn’t think: “It’s our fire”, instead should quickly hand the matter over to for example the

73


‘Rumours about an escaped prisoner immediately appear on social media; everyone has something to say about it.’

En alle ambtenaren die met het onderwerp te maken kunnen krijgen leren hetzelfde begrippenkader, kennen de procedures en de wettelijke basis van waaruit ze moeten handelen.’ Maar het kan natuurlijk altijd beter. Wat zijn volgens Kuipers belangrijke knelpunten? ‘Moerdijk leerde ons maar weer eens dat je sommige dingen in een vroeg stadium moet opschalen naar een hoger niveau. In Nederland zijn (kleine) gemeenten vaak een soort koninkrijkjes, en aanvankelijk probeert “de koning” het op zijn eigen niveau op te lossen – de zaak uit handen geven kan geïnterpreteerd worden als “de burgemeester kan het niet aan”. Een bestuurder moet echter niet denken: “Het is onze brand”, maar snel de zaak overdragen aan (bijvoorbeeld) de Veiligheidsregio.’ En samenwerken met deskundigen. ‘In Moerdijk had men sneller te rade moeten gaan bij de experts van Rotterdam Rijnmond. Die hebben immers veel ervaring met branden waarbij giftige stoffen kunnen vrijkomen.’ Tenslotte kan ook de communicatie vaak beter. Met name de oudere generatie aan de bestuurstafel realiseert zich soms onvoldoende de impact van social media. ‘Neem Project X in Haren (2012), waarbij duizenden jongeren na een Facebookbericht naar Groningen togen voor een verjaardagsfeestje. Aanvankelijk was de oplossing: “We halen de straatnaambordjes weg”. Schattig, maar dan heb je echt geen idee. Gelukkig is ervan geleerd.’ ‘Slechte communicatie,’ benadrukt ze, ‘leidt tot meer onzekerheid, zoals Moerdijk ook laat zien. Dan dreigt een crisis na de crisis.’ Zijn er meer crises dan voorheen? Kuipers aarzelt. ‘Wellicht bestempelen we meer dingen als zodanig. De positieve kant daarvan is trouwens dat de kennis van de relevante procedures ook groter is – bestuurders weten wat ze moeten doen. Maar misschien zijn we ook wel minder tolerant geworden voor (echte of vermeende) crises. En we weten meer. Een ontsnapte TBS’er staat meteen op Facebook, iedereen zegt er iets over, vindt er iets van. Dat bepaalt mede onze perceptie. Iets om rekening mee te houden in crisismanagement.’

74 Universiteit Leiden

Safety Region. And collaborate with the experts. ‘In Moerdijk the local authorities should have been quicker to consult the experts from Rotterdam Rijnmond. After all, they had extensive experience with fires that potentially generate toxic fumes.’ Last but not least, communication is often open to improvement. In particular, older people in the boardroom are sometimes insufficiently aware of the impact of social media. ‘Take Project X (2012) in Haren, which brought thousands of youngsters to the province of Groningen for a birthday party after a public message on Facebook. At first the solution was: “Let’s take down the street name signs”. Sweet, but it just goes to show they didn’t have a clue. Fortunately lessons have been learned.’ Kuipers stresses that, ‘Bad communication just generates more uncertainty, as we saw in Moerdijk. Then there’s the danger of a crisis after the crisis.’ Are there more crises now? Kuipers hesitates. ‘Maybe we give more things that label. The upside of this, by the way, is that public servants have better knowledge of relevant procedures; they know what to do. But we may also have become less tolerant of real or imagined crises. And we know more. Rumours about an escaped prisoner immediately appear on social media; everyone has something to say about it. This influences our perception, and we should take this into account in crisis management.’


‘Moerdijk leerde ons maar weer eens dat je sommige dingen in een vroeg stadium moet opschalen naar een hoger niveau.’

Na de brand bij het bedrijf Chemie-Pack in het haven- en industriegebied Moerdijk. After the fire at the company Chemie-Pack in the port and industrial area Moerdijk.

SANNEKE KUIPERS UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS ASSOCIATE PROFESSOR INSTITUTE OF SECURITY AND GLOBAL AFFAIRS

Sanneke is universitair hoofddocent bij het Institute of Security and Global Affairs (ISGA). Ze runt het Crisis Research Centre van de Universiteit Leiden en is associate editor van de Oxford Research Encyclopedia of Crisis Analysis. Haar onderzoeksthema’s zijn crisismanagement en publieke organisaties.

Sanneke is Associate Professor at the Institute of Security and Global Affairs (ISGA). She runs Leiden University’s Crisis Research Center and is associate editor of the Oxford Research Encyclopedia of Crisis Analysis. Her Research topics are crisis management and public organisations.

75


De Faculteit Governance and Global Affairs heeft drie locaties in de binnenstad van Den Haag. The Faculty of Governance and Global Affairs is spread over three locations in the centre of The Hague.

SCHOUWBURGSTRAAT Schouwburgstraat 2 2511 VA Den Haag The Hague +31 (0)70 800 9300

ANNA VAN BUEREN (Bachelor Liberal Arts and Sciences) Anna van Buerenplein 301 2595 DG Den Haag The Hague +31 (0)70 800 9503

WIJNHAVEN Turfmarkt 99 2511 DP Den Haag The Hague +31 (0)70 800 9500

MEER INFORMATIE MORE INFO COMMUNICATIE@FGGA.LEIDENUNIV.NL UNIVERSITEITLEIDEN.NL/GOVERNANCE-AND-GLOBAL-AFFAIRS @FGGALEIDEN LEIDENUNIVERSIT YFGGA

COLOFON Dit is een uitgave van de Universiteit Leiden, Faculteit Governance and Global Affairs juni 2018 This is a publication from Leiden University, Faculty of Governance and Global Affairs, June 2018 CONCEPT EN TEKST CONCEPT AND TEXT

Andrea Hijmans, Annemieke Lenssinck Tekstproducties ONTWERP EN OPMAAK DESIGN AND LAYOUT

Diezijnvaardig – Martine Eyzenga REDACTIE EDITOR

Judith van Doorn, Benedicte Dobbinga FOTOGRAFIE PORTRETTEN ONDERZOEKERS EN PAGINA 76-77 PHOTOGRAPHY PORTRAITS RESEARCHERS AND PAGES 76-66

Arash Nikkhah FOTO COVER PHOTO COVER

Mark de Haan




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.