![](https://assets.isu.pub/document-structure/240526131255-942e737badb4b9b51c917877f73f70f8/v1/c997e8137275be10303001be47237351.jpeg)
De trekschuit is de ‘intercity’ van de Gouden Eeuw. Rond het midden van de 17e eeuw verzorgt de trekschuit meer dan tweederde deel van het totale personenvervoer in Holland. Hoewel de eerste stappen in Vlaanderen zijn gezet, wordt het trekvaartnetwerk nergens zo’n succes als in Holland. Dat heeft alles te maken met het van zichzelf al fijnmazige waternetwerk hier. Voeg daarbij dat er volop nieuwe trekvaarten werden gegraven en jaagpaden werden aangelegd. Daarmee kon worden ingespeeld op de behoefte aan adequaat, regelmatig en goed georganiseerd openbaar vervoer. Die behoefte vloeit voort uit de spectaculaire economische groei in de eerste helft van de Gouden Eeuw. Onder deze gunstige omstandigheden ontwikkelt de trekschuit zich tot een innovatieve en uiterst populaire vorm van openbaar vervoer. Buitenlanders komen zich vergapen aan onze ultramoderne aanpak. Voor het eerst in de historie is het mogelijk een reis nauwkeurig te plannen. Het vervoer per trekschuit is betaalbaar, dus maken brede lagen van de bevolking er gebruik van. In de 18e eeuw wordt een keuzemogelijkheid tussen de roef en het ruim toegevoegd: feitelijk de voorloper van de eerste en tweede klasse. De trekschuit overleeft bijna twee eeuwen. De eerste concurrentie komt van postkoetsen met vering, de diligence. Maar ook stoomschepen doen hun intrede en hetzelfde geldt voor de trein. De concurrentie is sneller, comfortabeler en efficiënter. De trekschuit krijgt er een suf imago door, wat bijvoorbeeld prachtig is verwoord in Nicolaas Beets’ Camera Obscura. Nog typerender is de 19e-eeuwse uitdrukking voor iemand die dom of traag van begrip is: ‘die zal wel met de trekschuit gekomen zijn!’. Overal kun je nog tekenen vinden van de tijd waarin de trekschuit werd gebruikt. Soms zijn jaagpaden nog intact of staan er andere overblijfselen als rolpalen. Op sommige plaatsen kun je nog min of meer het authentieke gevoel beleven. Een voorbeeld daarvan is een tocht met Den Onthaestingh, de gerestaureerde IJsselaak uit 1918 van de foto. De boot vaart op de gekanaliseerde Hollandse IJssel, waar de jaagpaden langs de rivier voor ‘jagen’ (voortgetrokken worden) geschikt zijn. De aak is 20 meter lang, 4 meter breed en wordt gejaagd door een tweespan. Op de boot passen 30 personen en er zijn aangename voorzieningen voorhanden als verwarming en sanitair. De trektocht vaart in het seizoen op zaterdag, een initiatief van de kleinschalige Reederij De IJsel uit Oudewater. Het is een aantrekkelijk uitje dat aan populariteit wint. Dat komt ook omdat je er na afloop rustig over kunt vertellen. Die 19eeeuwse uitdrukking kent toch niemand meer…