Nieuwegein, 15 februari 2017
Vlag uit voor verenigingshavens? De Europese Commissie was van mening dat Nederland de btw-regeling voor watersport- verenigingen niet correct toepaste. Ze hebben dit aangekaart bij het Europese Hof van Justitie en hebben gelijk gekregen. Als gevolg daarvan is met ingang van 1 januari 2017 de vrijstelling voor watersportverenigingen aangepast. Kort gezegd betekent de wijziging dat ook verenigingen btw moeten gaan heffen over liggelden. Wettelijke regeling De wet op de omzetbelasting kent een “royale” vrijstelling. Sportverenigingen zijn voor veel diensten aan hun leden vrijgesteld van btw. De logica daarvan is nogal voor hand liggend: het beoogt de sportbeoefening te stimuleren. Voor watersportverenigingen was de regeling echter sowieso al iets minder royaal. Dit om het concurrentienadeel voor commercieel geëxploiteerde jachthavens te beperken. Verenigingshavens behoefden geen btw te rekenen over de verhuur van ligplaatsen en werkzaamheden aan vaartuigen. Maar dat dan wel onder de voorwaarde dat er in de verenigingshaven minder dan € 4.500 werd verloond. In de praktijk betekende dit dat ze geen betaalde havenmeester in dienst konden nemen.
Belangenbehartigers De wetsaanpassing gaat aan deze situatie dus een eind maken. In het vaderlandse polderlandschap nemen de belangenbehartigers de voorspelbare posities in. De HISWA is verheugd want zij hadden het ‘probleem’ (oneerlijke concurrentieverhoudingen) al in 2005 aangekaart in Brussel. Het Watersportverbond staat precies aan de andere kant. Naar aanleiding van de uitspraak waren zij ‘in gesprek gegaan met het Ministerie van Financiën en NOC*NSF’. Het verbond vreesde namelijk dat het streven (zoveel mogelijk Nederlanders enthousiast te maken voor de watersport) door de aanpassing van de btw-regeling wellicht voor een groot deel teniet wordt gedaan.