4 0 / reportage
Ik zou nog geen vlieg doodslaan In Oosterbeek wonen de oudste vegetariërs van Nederland, de eerste generatie vleeslozen. Op bezoek
bij eigenzinnige tachtigers en negentigers in vegetarisch zorgcentrum Felixoord en de huizen eromheen.
Mevrouw Laverman: ‘Vlees eten voelt voor mij zoals kannibalisme voelt voor vleeseters’
door Leon Verdonschot fotografie Isabella Rozendaal
4 2 / reportage
Addick Land: ‘Ik heb
A
ddick Lands woonkamer verraadt een leven vol literatuur, politiek en kunst. Geert Mak staat in één van de boekenkasten.Van schrijver Koos van Zomeren, samen met zijn hond, hangt er een ingelijste foto, van Nelson Mandela ook. Er staat een piano en er hangt een viool, in zijn bungalow op het terrein van Felixoord, vlakbij het verzorgingshuis. Op de tweede verdieping staat een werkbank. ‘Ik knutsel graag.’ Buiten, een paar meter verderop, staat zijn Ford Ka. Land heeft zojuist moeten besluiten te stoppen met autorijden. Het besluit valt hem zichtbaar zwaar. Addick Land is 90 jaar. ‘En ik gun je niet dat ook te worden.’ Lands moeder woonde ook al in Felixoord, vanaf 1966. Zijn vader was een gepensioneerde militair, die later pacifist werd.‘Heb je dat portret gezien bij de ingang? Dat was Felix Ort, de naamgever van het tehuis. Een afschuwelijk portret, trouwens. Ort was spiritist. Daar ben ik zelf helemaal niet
nooit enige behoefte gevoeld ze op te eten. Als de koeien naar buiten mochten, dan moest je ze zien. De vreugde straalde ervan af!’
van.’ Zelf is hij ‘van huis uit antroposoof – de vrije school, dat werk’. Hij heeft een leven achter de rug in de biologisch-dynamische landbouw. Daarin was hij een ‘pionier’, zegt hij trots. Rond de piano liggen exemplaren van het vakblad van de sector.‘Ik vond het heerlijk om met die dieren om te gaan. Ik heb nooit enige behoefte gevoeld ze op te eten. Als de koeien naar buiten mochten, dan moest je ze zien. De vreugde straalde ervan af! Maar als mijn koeien doodgingen, dan gingen ze gewoon naar de slager.’ Hij zag veel veranderen in de loop der jaren. ‘De opkomst van de dikbil, die iedereen opeens wilde nadat ze naar een conferentie in Schotland waren geweest. En in de jaren zestig moesten de horens er opeens af. Die dieren kregen soms mot. Dan gingen ze knokken, en met die horens op hun hoofd kon dat wel eens tot ongelukken leiden. Maar met het verdwijnen van de horens veranderde ook hun gedrag. En waarom? Voor ons gemak. Als Onze Lieve Heer
4 4 / reportage
had gewild dat ze geen horens hadden, waren ze wel zonder horens geboren. ‘Hoe ouder ik word, hoe meer eerbied ik krijg voor de schoonheid van de schepping. Soms zie ik een zwaluw vliegen, of een kolibrie, stel me alle kilometers voor die die al heeft afgelegd, en denk dan: hoe is het toch mogelijk! Laatst las ik een interview in Trouw met de directeur van Circus Renz. Dat circus bestaat honderd jaar, en de directeur kreeg de vraag hoe hij die dieren leerde wat ze kunnen. Toen zei hij: ‘Je kunt een dier niets leren zonder liefde.’ ‘Dat vind ik zo mooi, dat zo’n man dat zegt. Want zo is het precies. Ik heb het zelf ervaren in al die jaren dat ik boer was. Een varken bijvoorbeeld, dat is zo’n ontzettend lief dier, dat kun je je gewoon niet voorstellen. Als je die in een enorme stal stopt, dan kan er van liefde geen sprake meer zijn.’ Zijn kinderen zijn ook vegetariër, zijn oudste zoon zelfs ‘zeer principieel, zij het niet in het fanatieke’. Zelf heeft hij nog wel eens een blik sardientjes gegeten. ‘Omdat ik dat zo verrekte lekker vind.’ Twaalf jaar woont hij inmiddels hier.‘Ik zie de m ensen, al die jaren. En ik kan je vertellen: wij moeten ons niets v erbeelden, we zijn in geen enkel opzicht moreel hoogstaander dan anderen.’
Pietje precies In de eetzaal van zorgcentrum Felixoord, enkele tientallen meters van Lands bungalow, is het vandaag rustig. Er ligt een recent exemplaar van het tijdschrift Happinez op tafel. Langzaam stromen mensen binnen: zo dadelijk begint het uurtje samenzang. Zes vrouwen en een man zingen samen met een vrijwillige zanglerares op piano Nederlandse (Langs berg en dal, In het groene dal) en een enkel Frans en Duits liedje. Een van de zingende vrouwen heet Corrie Rentmeester. Ze is ‘91 en een half. Op deze leeftijd tellen ook de halve jaren’. 37 jaar lang is ze apothekersassistente geweest. ‘Toen vouwden we nog zelf de poeders en draaiden we zelf de pillen. Ik ben nog steeds een pietje precies.’ En nog steeds nieuwsgierig. Al is ze ‘de enige in mijn familie die de hbs niet heeft afgemaakt’, dat zegt niets over haar leergierigheid. Filosofie- en biologieboeken verslond ze al, maar sinds enige tijd heeft ze een nieuwe grote fascinatie: ‘Kwantumfysica. Dat onderwerp boeit me enorm.’ Ze is een van de inwoners die het langst in Felixoord
v erblijven ‘en nog steeds heel dankbaar’ dat ze hier woont. Ook fijn, trouwens:‘Hier zitten niet veel van die chagrijnige, mopperige mensen. En als ze te veel mopperen, worden ze wel gecorrigeerd.’
Dood Kees en Atie Olff lopen na het zanguur terug naar hun huis, iets voorbij de bungalows. Ze zijn allebei 80. Atie, in haar stoel wijzend naar Kees, in de stoel naast haar: ‘Ik ken die vent al bijna mijn hele leven. En ik ben nog steeds gek op hem. Sterker: ik kan nog steeds niet van hem afblijven.’ Ze heeft lang gewerkt als ontspanningstherapeute, en ook een boek geschreven, vol yogaoefeningen ‘voor het openen van de chakra’s’. Kees komt uit het onderwijs en ging op zijn 58ste met vervroegd pensioen. Atie: ‘Dat was leuk, joh, had ik hem ’s ochtends al op de koffie!’ Kees’ ouders werden in de jaren twintig actief in de Rozenkruisers, een enigszins geheimzinnig religieus genootschap, waarvan alle leden vegetariër waren. In Felixoord zitten nog steeds enkele leden. Kees werd er nooit lid van, maar werd wel vegetarisch opgevoed. Kees: ‘Mijn broers van 83, 82 en 79 zijn ook vegetariër. Ze zijn ook alle drie seniorenkampioen tennis, in hun eigen leeftijdscategorie.’ Kees en Atie leerden elkaar kennen op kweekschool. Atie werd aanvankelijk vooral vegetariër omdat Kees dat ook was. ‘Mijn moeder zei: ‘Als je geen vlees eet, ga je dood.’ Ik heb eerst even geprobeerd vegetarisch te eten, kijken of ik het wel kon volhouden. En pas toen heb ik het Kees verteld. Tijdens mijn studie leerde ik veel over voeding en gezondheid. En de ethische kant ervan ging een steeds grotere rol spelen. Maar het was toen nog heel uitzonderlijk, hoor. Wij woonden in Wapenveld en waren daar de enige twee vegetariërs.’ De vraag die Kees het vaakst heeft gekregen in zijn leven, is of hij nooit nieuwsgierig is geweest naar wat hij wellicht altijd heeft gemist. Hij kan weinig met die vraag. ‘Mijn ouders waren van eenvoudige komaf. Ze hebben zich bijna letterlijk doodgewerkt om hun zonen te kunnen laten studeren. Het is een soort grondhouding van mij geworden dat ik tevreden ben met wat ik krijg. En als iemand me dan iets gaat proberen aan te praten waar ik geen behoefte aan heb, word ik op de een of andere manier heel koppig.’
Corrie Rentmeester: ‘Hier zitten niet veel van die chagrijnige, mopperige mensen. En als ze te veel mopperen, worden ze wel gecorrigeerd’
reportage / 4 7
Kees en Atie Olff: ‘Zeven literpakken volle melk gaan er hier iedere week doorheen. Halfvolle melk doet me d enken aan met water aangelengde melk in de oorlog’
Atie, die glimlachend luistert naar haar man: ‘Dat vond ik zo mooi aan hem.’
Broodje kroket Ze pakt een ingelijste foto uit hun kast. Hun zoon, professor in de ecologie in Groningen. Ze voedden hem vegetarisch op, en ze herinnert zich nog dat telefoontje van school: of ze hem vandaag tijdens het schoolreisje een broodje kroket mochten geven. ‘Ik zei dat ik dacht dat hij daar niet tegen kon. Maar dat ik dat niet zeker wist, omdat hij het nooit had gegeten. Belden ze iets later enigszins bedremmeld weer op: hij had de hele bus ondergespuugd.’ Ze moeten er allebei opnieuw om lachen. Kees is een ‘ouderwetse vegetariër’, zegt hij zelf. Met kant-en-klare vleesvervangers heeft hij geen enkele a ffiniteit. De titel van dit blad vindt hij ook ‘helemaal niks’.Volle melk, kaas, boter en eieren, daar hebben ze een leven lang op geleefd. Let wel: vólle melk. Kees: ‘Halfvolle melk doet me denken aan getapte melk in de oorlog, die was aangelengd met water.’ Atie: ‘Ik zie hem nog in de oorlog met zijn fietsje naar Loosdrecht fietsen, om daar volle melk te halen.’ En nu is het lunchtijd. Het bord voor Kees staat al klaar. Biogarde, fruit, een muesli-ontbijtmix met toegevoegde lijnzaadolie. Kees: ‘Zeven literpakken volle melk gaan er hier iedere week doorheen.’ Laatst had hij wat gezondheids problemen. Een vervangende arts onderzocht hem en hoorde dat hij een leven zonder vlees en vis achter de rug had. Vast een tekort aan vitamine D, dacht de arts hardop. Allerminst, zo bleek. Kees, grijnzend: ‘Dat viel ’m volgens mij tegen.’
Droge sojabrokjes Een van de jongste inwoners van de bungalows rond het verzorgingshuis is 50. Ze heet Jopie en is de papegaai van mevrouw Laverman (75). Op het glas van haar voordeur zit een sticker van de Partij voor de Dieren geplakt. Jopie zegt: ‘Dahag. Ga je weg?’ Mevrouw Laverman is sinds haar 18de vegetariër. ‘Als kind had ik al moeite met vlees. Alleen al met die verbloemende namen. Ik herinner me dat ik het woord ‘varkenshaas’ heel verwarrend vond: waar kwam dat vlees nu vandaan?’
Ze studeerde in Engeland en vervolgens in de Verenigde Staten, en in Engeland stopte ze met vlees. ‘Het idee dat ik als kind had, was niet veranderd en is dat daarna ook nooit meer: als ik een schaap in een weide zag rondlopen, vond ik het een naar idee dat dat op mijn bord terechtkwam. Dat wilde ik helemaal niet, van mij mocht het daar blijven rondlopen. Vlees eten voelt voor mij zoals kannibalisme voelt voor vleeseters. In een slagerij ruik ik lijken. En dat lijkt me ook feitelijk een juiste constatering.’ Een paar jaar nadat ze was teruggekeerd in Nederland, liep ze voor het eerst een reformwinkel binnen. Daar hadden ze ‘droge sojabrokjes’. Mevrouw Laverman kijkt er vies bij. Dat het aanbod aan vleesvervangers enorm is toegenomen, ‘vooral sinds ook Albert Heijn overstag ging’, juicht ze toe. Ze kent de weerzin tegen de vegetarische hamburgers en schnitzels bij een deel van haar generatiegenoten hier in en rond Felixoord, maar deelt die allerminst. ‘Je laat je toch niet door alleen maar een woord ervan afhouden? Ik probeer zo veel mogelijk uit.’
Wachtlijst Het liefst zou ze eten ‘volgens boeddhistische principes’: alleen voedsel dat geen schade oplevert, en dat zichzelf min of meer aandient. Fruit dat uit bomen valt, zaden en noten, groenten die in overvloed vanzelf groeien. Maar ja. Dit is Nederland, daar valt ‘volgens boeddhistische principes’ niet zo veel te halen. Hier, in deze bungalow met haar prachtige tuin, woont ze al sinds eind jaren negentig. Eerst had ze enige tijd op een wachtlijst gestaan, ‘want die vegetariërs worden allemaal verrekte oud’, en in het verpleeghuis hoorde ze niet, ‘want zo gammel ben ik nog niet’. Toen ze hier kwam wonen, had ze zes katten. Nu alleen haar mooie, maar wat bangige hond (‘Uit Spanje, waar hij het de eerste twee jaar van zijn leven vreselijk heeft gehad’) en Jopie, haar vrolijke papegaai. Alles ademt dierenliefde. Dat is ook de reden dat ze geen vlees en vis eet en de reden dat ze hier woont.‘Niet zoals die Rozenkruisers die het niet mogen van hun grote leider. Of de mensen die het niet mogen eten van hun natuurarts. Ik zou nog geen vlieg doodslaan, dat is voor mij de reden.’ Iemand zegt ‘Dahag’ en vraagt: ‘Ga je weg?’ Het is Jopie.