18 minute read

BV

Next Article
Verslag / I.M

Verslag / I.M

(b.v.)

HET GROTE

Advertisement

Corona-interview

© Sarah Mistiaen

Wie had gedacht dat bijgaande foto, toen die genomen werd door Sarah, een grote profetische waarde had? Een jaar later is het bijna dagelijkse kost dat ik liggend in de zetel in slaap val met een boek op mijn borst. Lezen is sinds enkele maanden vrijwel de enige bezigheid die ik nog mag doen. Oorzaak? Jawel, het sars-CoV-2 of Coronavirus. Behorend tot de risicogroep mag ik vrijwel mijn huis niet uit, mijn kinderen en kleinkinderen, mijn broers en zus en mijn vrienden niet zien, laat staan een belangrijke Vermeylenfondser (BV) interviewen ten behoeve van deze rubriek. Sinds maanden zie ik enkel mijn echtgenote Lieve in levende lijve en gelukkig zie ik haar graag. Het zouden dus twee lege pagina’s worden ware het niet dat we ons lieten inspireren door onze nationale televisie-omroep de VRT die haar potentiële lege zendtijd opvult met herhalingen, zelfs tot de jaren zestig met enkele episodes van de vermaarde sitcom ‘Schipper naast Mathilde’. Als de VRT dat mag, waarom ons ledenblad DNG niet? En we moeten niet eens zover teruggaan in de tijd. Voor dit nummer zou de aanslepende regeringscrisis de aanleiding geweest zijn om een partijvoorzitter te interviewen. Mijn voorkeur ging natuurlijk uit naar Connor Rousseau maar Corona maakte het interview onmogelijk. Vandaar dus de onderstaande herhalingen.

In 2011 vestigde de Belgische politiek het wereldrecord regeringsvorming. Ik had destijds een gesprek met Herman Balthazar en vroeg hem uiteraard wat hij als historicus daarvan dacht. Prof. dr. Herman Balthazar (historicus) - maart 2011- DNG We hebben het wereldrecord regeringsvorming bereikt. Denk je dat men nog uit de impasse geraakt en kan de sociaal-democratie daar nog een rol in spelen?

“Dat is een erg moeilijke vraag. De sociaal-democratie in Vlaanderen zou eens in twee spiegels moeten kijken. De eerste spiegel is deze van de sociaal-democratie in WestEuropa en de tweede spiegel die van de eigen historische ontwikkeling. Ik zal het hier nu enkel over die tweede spiegel hebben en hierbij stel ik vast dat de socialisten veel te lang de Vlaamse problematiek verkeerd hebben ingeschat en hierdoor hebben meegeholpen aan de groei van twee grote monsters. Het eerste monster is het integralistisch Vlaams nationalisme dat droomt van een onafhankelijke Vlaamse staat en dat gegroeid is tot de grootste Vlaamse politieke partij. Het andere monster is dat van de absolute onwil van de Franstaligen om het Nederlands in België als een equivalente taal te zien en te aanvaarden dat de meerderheid van de Belgische bevolking die taal gebruikt van de wieg tot het graf. We hebben als Vlaamse socialisten onvoldoende dat Franstalige monster tegengehouden en hierdoor het monster van het Vlaams-nationalisme versterkt. Ik denk dat het hoogtijd is dat we die historische fout rechtzetten.”

De tegenstelling tussen links en rechts zou ook een regeringsvorming bemoeilijken. Geen van beide strekkingen heeft immers een meerderheid in het federale parlement om een regering te vormen.

Prof. dr. Rik Coolsaet (politicoloog) - maart 2014 - DNG

“De partijpolitieke programma’s van de traditionele partijen richten zich alle op de brede middenklasse. Vandaar dat de programma’s zo gelijklopend zijn. Als je echter de klassensamenleving van vandaag bekijkt, dan zou je eigenlijk twee grote stromingen moeten hebben: een stroming die inplugt op ‘We gaan iedereen zo vrij mogelijk laten om een zo groot mogelijke rijkdom voor zichzelf te realiseren’ en een politieke stroming of beweging die inzoomt op solidariteit. Een studie van Marc Elchardus toont aan dat de meerderheid van de bevolking gevoelig is voor meer solidariteit. Maar het discours van het egoïsme is gemakkelijker uit te leggen, je hebt slechts één zin nodig: ‘Als je minder belastingen betaalt, hou je meer geld over’. Het is veel moeilijker uit te leggen dat je jezelf, je kinderen en kleinkinderen meer veiligheid en geborgenheid kunt bieden in een goed georganiseerde samenleving die de solidariteit tot kernpunt maakt. Dat alternatief wervend maken, daar is dringend nood en behoefte aan.”

Populistische uitspraken leiden misschien naar verkiezingsoverwinningen maar bieden geen oplossing. De grootste Vlaamse partij weet er alles van.

Prof. dr. Christ’l De Landtsheer (communicatiewetenschappen) – september 2018 - DNG

“Ik vind de N-VA inderdaad een populistische partij. Niet iedereen zal het waarschijnlijk met mij eens zijn zoals de Nederlandse politicoloog Cas Mudde. Ik onderzoek evenwel andere aspecten die hij niet onderzoekt zoals de stijl en de taal wat essentieel is bij populisten. Populisme is een dunne ideologie waardoor populistische partijen met gemak van standpunten kunnen veranderen. Trump is daar een goed voorbeeld van maar ook de N-VA. Zo profileert die partij zich als een Vlaams-nationalistische partij maar eens in de regering ontpopt ze tot een economisch rechtse partij. Kenmerkend voor populisme is het anti-establishment, de verheerlijking van het volk en nationalisme. Ook de felle retoriek met veelvuldig gebruik van harde metaforen van charismatische leiders zoals Theo Francken en Bart De Wever is typisch voor een populistische partij. De metafoor van Bart De Wever ‘België is een land met twee democratieën’ is natuurlijk complete onzin maar wordt momenteel in de pers voortdurend herhaald zelfs door politici van andere partijen.”

De twee democratieën die volgens de Vlaams-nationalisten een degelijke federale regering onmogelijk maken. Prof. Dave Sinardet denkt daar evenwel anders over.

Prof. dr. Dave Sinardet (politicoloog) – 28 september 2019 - De Standaard

“Oké, zullen velen zeggen, maar bij ons komt de Belgische dimensie erbovenop, met twee ‘democratieën’: Vlaanderen rechts, Wallonië links. Zowel de PS als de N-VA kan moeilijk ingaan tegen die grondstromen. Mja, het partijpolitieke landschap kleurt inderdaad anders in noord en zuid. Maar kijk je naar kiezersonderzoek, dan vallen de gelijklopende beleidskeuzes op. Net zoals in 2014 legde een consortium van universiteiten een reeks heikele federale beleidskwesties voor aan een representatief staal Vlamingen en Walen. Net als toen blijken de verschillen merkwaardig klein. Of het nu gaat om het minimumpensioen, de index, praktijktests, inburgeringsexamens, asielzoekers met kinderen, bedrijfswagens, vliegtaksen, kerncentrales of een databank met vingerafdrukken: nooit is het verschil tussen Vlamingen en Walen groter dan 10 procent. Bijgevolg is de meerderheid rond al die kwesties in beide regio’s steeds dezelfde. Met één uitzondering: voor 53 procent van de Vlamingen moet het strafbaar zijn om transmigranten onderdak te bieden. Bij de Walen is dat ‘maar’ 44,2 procent. Toch legt ook die vraag geen kloof bloot tussen, maar wel een binnen de landsdelen: Wallonië is hierover bijna even verdeeld als Vlaanderen. Kortom: over die communautaire kloof gaapt een ware canyon tussen perceptie en realiteit.”

Volgens zijn zeer recent onderzoek komt Stefaan Walgrave tot het besluit dat de betekenis van links en rechts gewijzigd is.

Prof. dr. Stefaan Walgrave (politicoloog) – 26 mei 2020 - De Standaard

“De betekenis van links en rechts is gewijzigd. De traditionele breuklijn is sociaal-economisch: de graad van herverdeling of het ingrijpen van de staat. Maar vandaag denken mensen bij links of rechts in de eerste plaats aan migratie. Dat is mij nog nooit zo sterk opgevallen als nu. Die culturele breuklijn wordt belangrijker dan de herverdelingsbreuklijn. Dat is van belang, ook voor journalisten.”

Wat migratie betreft is het misschien goed ook eens een antropoloog aan het woord te laten

Prof. dr. Rik Pinxten (antropoloog) – juni 2017 - DNG

“In Gent, met zijn 250.000 inwoners leven er 157 nationaliteiten van niet-Europese origine. Die hoge graad van vermenging heeft plaatsgehad in dertig jaar tijd in de hele regio London, Amsterdam, Frankfurt, Parijs. Natuurlijk zorgt dat voor problemen, onder meer de radicalisering. En hoe gaat het superieure Westen dat aanpakken? Door een psychiatrische therapie, want het probleem ligt bij die ‘geradicaliseerden’. We gaan een psychologisch bad geven om hen te genezen. Typische symptoompolitiek van de huidige rechtse regeringen. En dat scoort natuurlijk. Men geeft de indruk dat men de problemen aanpakt maar in feite gaat men voorbij aan de reële oorzaken. In Gent komt ca 20% van de leerlingen zonder diploma uit het onderwijs, in Antwerpen en Brussel zelfs 27%. Meer dan een kwart van de jongeren in Antwerpen komt op straat zonder diploma en dus geen of zeer beperkte beroepskansen, met minder perspectief op een gelukkig leven. Zou het geen goed idee zijn om daar eens structureel op in te grijpen?”

Herhalingen zijn de moeder van de wetenschap en al zeker als ze van de wetenschap zelf komen.

Johan Notte

Column

De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy

COMME A OSTENDE

OVER GASTON EYSSELINCK

Oud postgebouw Oostende, nu cultuurcentrum De Grote Post

We lopen over de dijk van Oostende, mijn vader en ik. Een lentedag in 1955. ‘We gaan eten op de bovenste verdieping van het nieuwe Postgebouw, zegt mijn vader, van daar heb je een mooi uitzicht’. Hij werkt op de Regie van Telefoon en Telegraaf (RTT) te Antwerpen. Zo krijgt hij overal toegang tot personeelsrestaurants van ministeries en dergelijke.

De nieuwe Post is een imposante grijze mastodont zonder franjes. Meetkunde van stenen en glas. ‘Zo is moderne architectuur; strakke vormen en niets dat niet nodig is’ zegt mijn vader. Ik vind er maar niets aan, te grijs, te kaal zo zonder torens en kantelen. We zitten in het personeelsrestaurant aan het raam en kijken uit op het park. Wat mijn nieuwsgierigheid wel prikkelt is de ontdekking van een bloemenhorloge, een ‘horologium florae’ aan de ingang van het park.De planten en bloemen die er deel van uitmaken veranderen met de seizoenen.Na enkele minuten stel ik proefondervindelijk vast dat de meterslange wijzers werken.

Oostende is me doorheen de jaren blijven fascineren en ik keer er nog altijd graag terug. De zee, de boekhandel Corman, de herinnering aan het kunstcafé ‘Le Chèvre folle’, de geest van Ensor en Spilliaert, het wat bizarre, intussen verdwenen restaurant ‘In de stad Kortrijk’, kortom het Oostende dat Leo Ferré bezingt (‘...Ni gris ni verts/ comme à Ostende et comm’partout/ Quand sur la ville tombe la pluie...’). Nog geen decennium na die lentedag in 1955 sta ik weer voor dat Postgebouw en ik ontdek de magie ervan. Het is ontegensprekelijk één van de hoogtepunten van de modernistische architectuur in België. Nu het al jaren een cultuurtempel is geworden heb ik meermaals het gebouw ook intra-muros kunnen verkennen.

Het oude postgebouw van Oostende, nog geen 40 jaar in gebruik, werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Kort na de bevrijding kreeg architect Gaston Eysselinck (1907-1953) de opdracht een nieuw postgebouw te ontwerpen, dat ook de RTT zou huisvesten. Hij koos de Gentse ingenieur Albert Mallebrancke om met hem samen te werken. Als je de eerste ontwerp- perspectieftekening van 1945 bekijkt dan zie je duidelijk alle elementen van het gebouw dat er vandaag staat. Het pleit voor de stad Oostende en de opdrachtgevers van Post en RTT dat ze deze belangrijke opdracht hebben gegeven aan een 38- jarige architect, die werd beschouwd als één van de bekwaamste en principieelste modernisten van zijn generatie. Het getuigt van een sterke wil om de

naoorlogse stedebouwkundige vernieuwing vanuit een actuele visie aan te pakken.

Eysselinck behoorde met Leon Stijnen (‘De Singel’, Antwerpen 1988) en Renaet Braem tot een generatie modernistische architecten in België die na Victor Bourgeois (de tuinwijk ‘La cité moderne’ te Sint-Agatha-Berchem) en Huib Hoste (‘Zwart Huis’ te Knokke, 1924) aan zet kwamen. Al spoedig werd hij beïnvloed door de functionalistische visie van Le Corbusier. Maar als rechtgeaarde socialist stelde hij zich minder dogmatisch op. Waar de grote Franse bouwmeester vooral de nadruk legde op de standaardnoden van een bevolkingsgroep, zoals in zijn ‘Cité Radieuse’ (Marseille 1951), bleef Eysselinck meer oog hebben voor de specifieke noden van zijn kliënten. Zoals P.L.Flouquet het omschreef: ‘organiser l’habitation de telle façon qu’elle s’adapte étroitement aux desiderata de l’habitant’ (Batir, 15.1.1938).

In 1930 ontwierp de 23-jarige Eysselinck een eerste belangrijk project: zijn atelierwoning (Vaderlandstraat, 120, Gent) die wordt beschouwd als een soort manifest, als een ruimtelijke demonstratie van zijn ideeën. Spoedig zag hij ook in hoe belangrijk het samenspel van architectuur en meubilair was. Daarom begon hij met succes zelf meubilair te ontwerpen. Tot hij de opdracht kreeg om het postgebouw van Oostende te ontwerpen, zijn eerste en enige overheidsopdracht, bouwde hij een dertigtal woningen, vandaag grotendeels geclasseerd. In 1937 werd hij bekroond met de belangrijke Van de Venprijs (Braem in 1938 en Stijnen in 1939).

Op een dag sta ik voor het gebouw en ik ontdek iets mysterieus. Als ik als kind naar het bloemenhorloge keek, dan stond de grote sculptuur van de expressionist Jozef Cantré centraal op het lagere voorplan boven de ingang met de hogere achterbouw als dekor, geheel of gedeeltelijk in mijn zichtlijn, maar ik herinner mij dat ik een ongehinderd uitzicht had. Bovendien zou ik me de sculptuur, alleen al door zijn omvang, herinnerd hebben. Er is maar één verklaring: ze was er toen niet. Mijn vermoeden wordt bevestigd na raadpleging van enkele bronnen: de monumentale sculptuur werd pas in 1963 geplaatst, tien jaar nadat het gebouw voltooid was. Eysselinck heeft zijn postgebouw dus nooit gezien zoals wij nu. Nochtans had het op elke ontwerp-tekening een prominente rol toebediend gekregen. Het centrum van het beeld is een naakte godin, die met haar vleugels de verschillende rassen, uitgebeeld in vier vrouwenfiguren, beschermt. Een metafoor voor de internationale communicatie als een eenmakende kracht? Waarom weigerde de RTT destijds de plaatsing van het beeld? Officieel klonk het dat de plaatsing niet dringend was en de kredieten overschreed. Een dertigtal jaren geleden heb ik in een veilingzaal een indrukwekkende houtskool ontwerptekening die Cantré hiervoor had gemaakt voor 20 000 B.Fr (nu: 500 euro) onder de hamer weten gaan -zelfs toen een belachelijk bedrag.

In de visie van Eysselinck kreeg sculptuur een bijzondere rol toebediend, niet die van een sierlijke artistieke kers op de taart van een architecturale creatie, maar die van een daadwerkelijk element in het wordingsproces: ’...I find that the purpose and aim of a sculpture should be immediately clear to the viewer. I believe that to achieve this, architecture cannot manage alone, but that sculpture can have an explanatory and clarifying effect’. In zijn ogen was Jozef Cantré één van de weinige beeldhouwers die met architecten kon samenwerken. Hoewel de beeldengroep al vanaf 1947 op de ontwerpen onlosmakelijk met het gebouw verbonden was als een gewilde stijlbreuk, weigerde de RTT begin 1952 de plaatsing ervan. Onbuigzaam als Eysselinck was, eiste hij dat dit essentieel element van zijn ontwerp zou gerespecteerd worden. Het waren niet de eerste conflicten tussen Eysselinck en zijn opdrachtgevers. Al in de ontwerpfase stonden hij en architect Eggericx (1884-1963), die handelde als raadgever inzake urbanisatie van de stad Oostende, tegenover elkaar. Eggericx was een belangrijke speler op het vlak van stedelijke ontwikkeling; hij was o.m. een pionier van tuinwijken (zoals de cité Floréal’ in Watermaal-Bosvoorde). De clash tussen beiden was in wezen een artistiek conflict tussen generaties.

Uiteindelijk werd aan Eysselinck en zijn ingenieur Malebrancke in juni 1953 de toegang tot de werf ontzegd.

Nu neem ik u mee voorbij het bloemenhorloge door het park naar de Romestraat. Sinds het bestaat ben ik een trouwe bezoeker van het daar gevestigde Mu.ZEE. Ik heb me nooit vragen gesteld over de vroegere bestemming van het gebouw tot Anne Van De Genachte, redactielid van dit magazine, me vertelde dat het vroeger een verbruikerscoöperatieve was (Samenwerkende Maatschappij Spaarzaamheid, Economie, Oostende - SEO), waar ze als kind met haar moeder geregeld over de vloer kwam, vermits ze er vlakbij woonden. Eysselinck ontwierp dit gebouw in 1950, terwijl de bouw van de post al ver gevorderd was. Opmerkelijk hier is de 40 meter lange

SEO-gebouw, nu Mu.ZEE., Oostende

façade, hoofdzakelijk in glas; een ‘fenêtre en longueur’, zoals Le Corbusier het noemt. Uitzonderlijk voor een warenhuis, waar meestal, eventueel op een koepel na, bijna geen daglicht binnenkomt.

Na een breuk met zijn echtgenote leert Eysselinck Georgette Troy kennen. Meteen na de oorlog gaan ze in Oostende wonen. Hun geluk zal niet van lange duur zijn; zij sterft op 4 oktober 1953 ten gevolge van een uitgezaaide kanker. Drieënzestig dagen later maakt hij een einde aan zijn leven. Intussen ontwerpt hij een grafsteen voor zijn vroeggestorven geliefde. Charlotte Van den Broeck wijdt in ‘Waagstukken’ (Arbeiderspers, 2019), een zeer lezenswaardig boek over de zelfmoorden en vermeende zelfmoorden van architecten, een hoofdstuk aan Gaston Eysselinck en tracht daarin inzicht te krijgen in die laatste fase van zijn leven.

De Post werd officiëel geopend in 1954; de SEO in 1955. Het beeld van Cantré vond, zoals reeds vermeld, zijn voorziene plaats pas in 1963; Cantré was intussen ook overleden. In 1985, na grondige aanpassingswerken, opende Mu.ZEE haar deuren in het voormalige SEO-gebouw. Het cultuurcentrum ‘De Grote Post’ opende na een knappe transformatie in 2012. Zo werden twee modernistische gebouwen, het ene met een openbare functie, het andere met een economische, omgetoverd tot artistieke tempels. Vorig jaar verscheen ‘Gaston Eysselinck 1907-1953’ van Marc Dubois (Snoeck, 328), een prachtig geïllustreerd boek over zijn hele oeuvre en een welverdiende hommage.

Column

De solidairen

Op een letter na lijkt het woord solidair sterk op solitair. De schrijfwijze is bijna identiek, de betekenis daarentegen is heel verschillend. Eén letterteken volstaat om de twee woorden een totaal andere invulling te geven. Allemaal samen of solidair houdt iets compleet anders in dan helemaal alleen of solitair. Een klein detail maakt soms een groot verschil.

Solidair is het Nederlands binnengeslopen via de Latijnse rechtsterm ‘in solidum’ of 'voor het geheel'. ‘Solidum’ is verwant aan het werkwoord ‘solidare’ dat ‘stevig maken’ of ‘het samenvoegen van delen tot een sterk geheel’ betekent. Het begrip solitair kent een andere oorsprong. Het komt van het Latijnse ‘solus’, dat ‘alleen’ betekent.

Met solidair wordt naar broederschap, gemeenschapsgevoel en saamhorigheid verwezen terwijl met solitair eerder individualisme en afstandelijkheid wordt bedoeld. Het zijn twee tegengestelde betekenissen. Toch kan solidair niet bestaan zonder solitair. De termen zijn aan elkaar verbonden. De coronacrisis heeft die verbondenheid tussen de twee termen mooi geïllustreerd. We bleven in ons kot, plooiden terug op onszelf, sloten ons af van iedereen en leefden relatief solitair. We deden dit niet alleen om onszelf te beschermen. We deden dit ook omdat we solidair waren met anderen. Alleen door samen te werken konden we de crisis zo snel mogelijk overwinnen. Het solitaire principe ‘ieder voor zich en God voor ons allen’ ging hand in hand met de solidaire stelregel ‘één voor allen en allen voor één’.

Een verhaal dat in grote lijnen opvallende overeenkomsten vertoont met de huidige coronacatastrofe is ‘De Pest’ van Albert Camus. Het boek gaat over het leven in een lockdown, de berichten over het aantal doden, de angst voor de ziekte, de zoektocht naar een vaccin, het heldhaftige werk van de artsen en verpleegkundigen, de scheiding van geliefden en vrienden, de eenzaamheid en het isolement, maar ook de verbondenheid en de solidariteit tussen de mensen. Het verhaal speelt zich af in de Algerijnse stad Oran, een mistroostige handelsstad waar de mensen een heel gewoon leven leiden. De belezen dr. Bernard Rieux begrijpt heel snel dat de dode ratten een slecht voorteken zijn. Hij vreest voor een pestepidemie. Niemand gelooft hem tot er ook mensen beginnen te sterven. Aanvankelijk wil het stadsbestuur geen maatregelen nemen tot de situatie verergert. De stad wordt afgesloten. Niemand kan de stad nog in of uit. Het leven verandert. Kerkhoven worden te klein en steeds meer mensen verdwijnen in massagraven. Rieux doet er als arts alles aan om de mensen te helpen. Hij blijft zijn patiënten behandelen ook al zijn ze vaak niet meer te redden. De dokter wordt bijgestaan door zijn vriend Jean Tarrou, een mysterieuze man die vrijwilligershulp organiseert. Joseph Grand, een hulpvaardige ambtenaar, sluit zich aan bij de vrijwilligersgroep van Tarrou. Als ambtenaar is het zijn taak om het aantal sterfgevallen bij te houden. Plichtsgetrouw overhandigt Joseph Grand elke dag een afschrift van de statistieken aan Rieux. De journalist Rambert doet er alles aan om de stad te ontvluchten. Net op het moment dat hij met de hulp van mensensmokkelaars kan vluchten, besluit hij om uit solidariteit te blijven en de dokter te helpen in zijn strijd tegen de pest. Uiteindelijk ontdekt een collega van Rieux een serum dat blijkt te werken. De stad kan terug beginnen leven. Rieux heeft veel vrienden verloren en blijft verweesd achter. Hij heeft gedaan wat hij moest doen.

Het boek uit 1947 is sinds de uitbraak van het coronavirus terug een bestseller. Veel mensen lezen `De pest` als een oefening in omgaan met een oorlog, een natuurramp of een pandemie. Camus beschrijft hoe een gemeenschap als groep een epidemie doorstaat en tegelijk hoe verschillend individuen elk op zijn of haar manier er mee omgaan. De epidemie staat in het boek voor het existentiële kwaad dat in verschillende gedaanten en vormen altijd terugkomt. Camus toont ons de beste manier om een crisis te counteren. Verzet is volgens hem de enige optie. Niet opgeven en blijven volharden. Als individu de strijd aangaan samen met anderen. Overleven door de strijd samen te doorleven. Net zoals de pest in het boek heeft het coronavirus ons getoond hoe ieder van ons medeverantwoordelijk is voor het verdere verloop van de crisis. Zo’n ramp kunnen we alleen maar samen aan en samen alleen.

Aster Glückmann

De voorbije maanden hebben we vaak gedroomd van tot de nok gevulde concertzalen en van muziek waar we samen naar konden luisteren. Alle artiesten en medewerkers van Flagey missen u enorm!

We hopen u binnenkort terug te kunnen zien in Flagey. In tussentijd bent u altijd welkom op www.fl agey.be waar we het plezier van muziek blijven delen.

© JOHAN JACOBS

‘Passage Pyreneeën’ vertelt voor het eerst het verhaal van vele duizenden Belgen die de verschrikkingen van de bezetting inruilden voor een gedurfde tocht door Frankrijk, te voet over de woeste Pyreneeën, via Franco’s concentratiekampen in Spanje… naar de vrijheid. Een van onder het as geraapte getuigenis die toont dat vluchten altijd een afgedwongen keuze is. Een tocht van eenzaamheid, van moed, solidariteit en kameraadschap. Verkoopprijs: € 22,50 (Incl. 6% BTW) Het boek is te vinden in alle boekhandels!

Kijk op onze website voor meer info! Het Vermeylenfonds sponsorde het ontstaan van dit indringende vluchtelingenverhaal uit WOII en mag met fierheid stellen dat het een knap resultaat geworden is. Met de steun van imd oost-vlaanderen.

Sarah De Vlam (1977) studeerde Geschiedenis en Spaans in Gent en Geschiedenis van Spanje in Madrid. Ze woont in de Catalaanse Pyreneeën, waar ze het verhaal van de Belgische vluchtelingen ‘ontdekte’ en nu voorhet eerst te boek stelt. 2 9

This article is from: