51 minute read
Standpunten
AMORMUNDI
Peter Venmans: “Bij mij is het zo dat een boek altijd uit het vorige voortkomt, als een soort van tegenovergestelde beweging of correctie. Omdat ik vind dat je als filosoof en essayist altijd moet proberen om tegen jezelf in te denken. Mijn eerste boek (De ontdekking van de wereld) ging over Hannah Arendt, maar ik realiseerde me dat er iets ontbrak bij haar. Ze had geen gevoel voor de pragmatische traditie in de filosofie, die ik dan in mijn tweede boek (Over de zin van nut) heb bestudeerd. Mijn derde boek (Het derde deel van de ziel. Over thymos) ging daar dan weer op in, door zich naar het gevoelsmatige, naar de woede te keren. Over de zin van nut noem ik mijn paarse boek omdat ik daar heb geprobeerd om de pragmatische en utilitaristische traditie te hervaloriseren, hoewel ik natuurlijk besefte dat er problemen zijn met een utilitaristisch denkkader. Maar tegelijkertijd bezit dat kader ook waardevolle inzichten, en het was nu eenmaal een dominante visie in de jaren 90.
Advertisement
Amor mundi is een terugkeer naar Hannah Arendt, omdat die term van haar komt, en omdat het boek een correctie is op de pragmatische visie die ik in mijn twee vorige werken ontwikkeld heb. Hoofdstuk drie van Amor mundi gaat bijvoorbeeld over Ayn Rand – als karikatuur van de neoliberale manier van denken – en is een poging om kritiek te formuleren op het neoliberalisme, vanuit het concept amor mundi. Want een van de blinde vlekken van het liberalisme is precies de thematiek van de wereld, omdat het liberalisme steeds het individu en haar vrijheid centraal stelt.
Hannah Arendt zelf schrijft slechts in één of twee teksten over amor mundi, maar de term is achteraf door haar scholars opgepikt, en is inmiddels gemeengoed geworden. Ik vond het een uitdagende en ambivalente term, en ben er daarom mee verder gegaan. In filosofie gaat het er volgens mij altijd om dat je een bepaald concept of idee neemt en dat analyseert, als intellectuele oefening. Maar het typische van filosofie is voor mij ook dat je de analyse van zo’n concept altijd verbindt met een idee van ‘het goede leven’. Vaak wordt dat goede leven individueel ingevuld, zoals bij de stoïcijnen of de epicuristen. Maar voor mij is het goede leven altijd een samenleven. Waarmee ik niet bedoel dat ik het individu totaal afwijs, noch dat ik me wil bekennen tot alleen maar een groep. Maar… (denkt) je kunt niet over het individuele goede leven spreken als je niet ook over het collectieve goede leven spreekt; die twee hangen altijd samen. Er zijn geen louter persoonlijke problemen.”
Peter, jouw vorige boek gaat over amor mundi, een concept van Hannah Arendt. Hoe kwam het idee tot stand om daarover een boek te schrijven?
HET GOEDE LEVEN VOLGENS PETER VENMANS
Je boek zou kunnen worden opgevat als een pleidooi voor amor mundi. Maar tegelijk lijkt het concept constant te worden tegengewerkt door het neoliberale systeem waarin we ons bevinden. Kan amor mundi dan nog iets zijn om naar te streven?
“Ik ben van oordeel dat de geschiedenis niet vast ligt. Daarom ben ik niet optimistisch of pessimistisch, want voor mij zijn dat twee kanten van de visie dat de geschiedenis min of meer vast ligt; voor de optimist gaat het altijd de goede kant uit en voor de pessimist altijd de slechte. Ik geloof dat er heel veel mogelijkheden zijn, maar de uitkomst zal bepaald worden door de politiek en door hoe onze democratie evolueert. Het is ooit een politieke beslissing geweest om neoliberale recepten toe te passen. En het is heel moeilijk en misschien niet wenselijk om helemaal van systeem te veranderen, ik verwacht ook niet dat dat zal gebeuren. Er zullen wel dingen veranderen, ten goede en ten kwade, maar ik heb daar geen prognoses over. Ik denk dat de idee van amor mundi vooral een aandachtspunt is, en je ziet wel dat thema’s die daar rond cirkelen, meer en meer in de belangstelling komen. De coronacrisis brengt enkele van
BIO Peter Venmans studeerde Frans, Spaans en filosofie in Leuven. Andere essays van zijn hand zijn De ontdekking van de wereld (2005), Over de zin van nut (2008) en Het derde deel van de ziel (2011). Amor Mundi verscheen in 2016 en zijn laatste werk, Discretie, kwam vorig jaar uit. © Fjodor Buis
die thema’s, zoals de zorg en het toerisme, extra in de kijker.
Toerisme werd bijvoorbeeld altijd gezien in een neoliberaal kader: het is goed, want het is economisch interessant, en het individu moet zijn behoefte om te reizen kunnen bevredigen. Er werd nauwelijks gekeken naar de schaduwkant. Denk aan de relatie met de samenleving: wat betekent toerisme voor de maatschappij die al die toeristen ontvangt? – en ook: wat betekent toerisme voor de maatschappij waar al die mensen op reis vertrekken? Die dynamiek is een belangrijk aspect van de wereld, en de wereld heb ik in mijn boek gedefinieerd als het geheel van betekenisvolle relaties tussen mensen. De aandacht daarvoor komt zeker terug. Door de coronacrisis is men zich meer bewust van de vraag wat voor ons echt betekenisvolle relaties zijn.”
Is de groeiende aandacht voor het klimaat, die het afgelopen jaar een hoogtepunt bereikte in de scholierenmarsen, ook een vorm van amor mundi?
“In mijn boek heb ik het daar weinig over
gehad, omdat ik ben uitgegaan van amor mundi zoals Hannah Arendt de term hanteerde, en zij dacht niet ecologisch. Ze was iemand van de Koude Oorlog; als zij het over amor mundi heeft, dan bedoelt ze liefde voor de samenleving, voor hoe mensen met elkaar omgaan, wat ze ‘politiek’ noemt. De verhouding tussen mens en natuur, dat is iets waar zij het niet over heeft, maar ik denk dat we vandaag de dag niet anders kunnen dan ook die relaties erbij te nemen. Amor mundi gaat voornamelijk over het relationele; het zegt dat wij geen individuen zijn die als nomaden proberen te overleven maar dat wij door allerlei relaties met elkaar verbonden zijn.
Het gerelateerd zijn van alles komt zeer sterk naar voren door het coronavirus, het virus is er bijna een metafoor voor. Dat wij mondmaskers dragen, niet om onszelf maar om anderen te beschermen, is een uiting van het relationele. Het is bijna gedwongen amor mundi. Zelfs uit zelfbescherming moeten we onze relaties en onze netwerken goed verzorgen, zodat we ergens op kunnen terugvallen. En dat is ook zo met de natuur: daar moeten we ook uit putten, daar zijn ook reserves die we niet mogen uitputten. Ik zie een heel sterke parallellie tussen amor mundi zoals Hannah Arendt het beschrijft, namelijk als iets zuiver politieks en intermenselijks, en de ecologische problematiek. Het ene kan niet zonder het andere.”
Op welke manier is Discretie, uw meest recente werk, uit Amor mundi ontstaan?
“Ik probeer amor mundi in zijn ambivalentie te beschrijven. Maar er kwamen veel positieve reacties van, laten we zeggen, activistische lezers. Mensen die geëngageerd zijn in allerlei bewegingen, en die zich heel erg aangetrokken voelen door een begrip als amor mundi. Ik heb daar natuurlijk absoluut niets tegen, maar wat ik wou aantonen in Discretie is dat amor mundi niet alleen uit activisme en engagement bestaat, niet alleen uit dingen doén…
…maar ook een beetje niet-doen?
“Inderdaad. Liefde bestaat ook uit dingen laten zoals ze zijn. Als je van iemand houdt, dan wil je die persoon niet per se veranderen. Dan wil je ook dat hij of zij is zoals hij of zij is. Discretie maakt voor mij deel uit van amor mundi, op een stillere manier. Als we het bijvoorbeeld over ecologie hebben, dan bestaat amor mundi niet alleen uit proberen de wereld te ‘organiseren’, maar betekent het ook dat we ons als mensheid op een aantal vlakken discreter moeten opstellen. Dat wil zeggen dat we ons moeten terugtrekken; een reflex die we niet gewend zijn. Als we bijvoorbeeld een natuurreservaat inrichten, dan managen we dat gebied en proberen we er meester over te blijven, in plaats van het simpelweg met rust te laten. Wat als we nu bijvoorbeeld eens zouden besluiten de Mount Everest helemaal niet meer te beklimmen? Dat zou een vorm van amor mundi kunnen zijn. Maar zo’n discrete houding is heel lastig. Het enige waar men op dit ogenblik aan denkt is: we moeten zorgen dat we niet met te veel op die berg staan, anders wordt het gevaarlijk, of niet meer rendabel.”
poging om amor mundi in de wereld te injecteren?
Die visie zou je ook kunnen toepassen op opvoeding: als ouder begeleid je je kind in het (op)groeien, maar het is even belangrijk om je voldoende discreet op te stellen en je kind te laten zijn wie het is of wil zijn.
“Ook het leven van onze kinderen willen we te veel managen. Dat zie je nu heel duidelijk aan de manier waarop er wordt omgegaan met onderwijs tijdens de coronacrisis: men probeert zoveel mogelijk te redden, zo snel mogelijk de scholen opnieuw te openen, zoveel mogelijk te regelen en vast te leggen. Er is geen discretie in die zin dat er niet wordt geaccepteerd dat we nu in een periode zitten waarin sommige dingen niet of heel moeilijk kunnen, en dat we misschien iets anders moeten doen, in plaats van het oude leven proberen te imiteren. Zoals gezegd heeft amor mundi veel te maken met zorg voor relaties. En dat is de vraag waar we nu mee bezig zouden moeten zijn: hoe gaan we met elkaar om? En dus niet met de vraag: hoe kunnen we de situatie optimaliseren, er zoveel mogelijk rendement uit halen, en het ‘verlies’ beperken? Dat laatste is een economistische manier van denken, die niet inziet dat de coronacrisis ook een leermoment is. Men ziet ze enkel als een vervelende pauze, die zo kort mogelijk moet zijn, om dan zo snel mogelijk terug naar ‘het normale’ te gaan.”
“Voor mij is schrijven een vorm van amor mundi. Ik vind het schrijven van een essay een confrontatie met de wereld en een poging om die te begrijpen (dat is ook waar Arendt naar streefde). Het tegenovergestelde van het begrijpen van de wereld is het zich afsluiten van de wereld; het tegenovergestelde van filosofie, van denken, is gedachteloosheid. Hannah Arendt analyseerde in 'De banaliteit van het kwaad' dat dat bij Eichmann het probleem was: hij leidde een gedachteloos leven en verhield zich niet op een betekenisvolle manier tot de wereld. Een
Een filosofisch boek schrijven is voor u een intellectuele oefening. Maar uw boek suggereert dat de tijd rijp is voor meer amor mundi. Ging dit boek dan verder dan een intellectuele oefening, als een
essay is voor mij een poging om je wél tot de wereld te verhouden. En door die poging op te schrijven, breng je je perspectief in de openbaarheid, in een publiek debat. Ook dat is een onderdeel van amor mundi. Als mijn boek inspiratie geeft aan mensen om zich op een bepaalde manier te engageren is dat natuurlijk heel goed. Maar iedereen die zich engageert zal zich eerst zelf een gedacht moeten maken, je engagement is altijd gebaseerd op bepaalde ervaringen, overtuigingen, of dingen die je belangrijk vindt. Handelen is het gevolg van het nadenken over de wereld en het proberen de wereld te begrijpen. Maar ook het omgekeerde is het geval, en dat is misschien nog belangrijker: begrijpen volgt vaak uit handelen. Dus niet alleen uit lezen.”
En jouw persoonlijk engagement, jouw invulling van amor mundi, is schrijven.
“Je zou dat zo kunnen zeggen, ja. Maar het is natuurlijk niet zo dat ik eerst besluit om amor mundi te beoefenen en dat dan probeer toe te passen. Zo werkt het niet. Je kunt ook niet besluiten om lief te hebben, liefde blijkt uit wat je doet, en… (denkt) nu maak ik het misschien te gecompliceerd, maar er zit ook een vorm van gedachteloosheid en spontaniteit in liefde. Voor Hannah Arendt was gedachteloosheid iets puur negatiefs; liefde voor de wereld veronderstelt voor haar altijd denken en met dat denken naar buiten komen. Misschien maak ik het nu te ingewikkeld en moet je dat maar niet in je tekst verwerken. (lacht)
Interview via Skype: Arne Vlaeminck
ZIJ IS mijn filosofische H A N S A C H T E R H U I S OV E R Z ’ N C O U P D E F O U D R E VOOR HANNAH ARENDT leidsvrouw .
Veel mensen geloven mij niet wanneer ik bij lezingen vertel dat ik ‘De banaliteit van het kwaad’ van Hannah Arendt, dat handelt over het proces tegen de nazimisdadiger Adolf Eichmann, in de ramsj heb gekocht. Ze denken ook dat ik overdrijf als ik eraan toevoeg dat ik toen de naam van de auteur nauwelijks kende. Hoe is dat mogelijk, verzucht men. Het begrip ‘de banaliteit van het kwaad’, hoe omstreden de inhoud ervan ook mag zijn, is tegenwoordig ingeburgerd en Arendt zelf wordt nu als een van de grootste filosofen van de twintigste eeuw beschouwd. In 2013 werd er zelfs door Margarethe von Trotta een speelfilm over haar visie op het Eichmannproces gemaakt, die ook in de Nederlandse bioscopen redelijk succes had.
Met mijn beperkte budget was ik in de jaren zestig een regelmatig bezoeker van ‘De Slegte’, een paradijs vol tweedehands boeken. Daar lag het in stapels. Tekenend was ook dat het pas in 1969 vertaald werd, vier jaar na het verschijnen ervan in het Engels, weinig aandacht kreeg en dus snel uit het reguliere boekenaanbod verdween.
Voor mij werd het echter meteen een unieke leeservaring, die ik later wel eens als ‘liefde op het eerste gezicht’ omschreven heb. Ik was gevangen in een tekst die mij niet losliet, voordat ik de duizelingwekkende vragen over politiek en moraal, goed en kwaad, schuld en boete die zij aan de orde stelde, tot mij had laten doordringen. De stijl was weerbarstig en persoonlijk. Geen gemakkelijke grote analyses, maar directe observaties met weidse conclusies die mij diep raakten. Hoe zou ik mij als gemiddeld burger in het Duisland van Hitler, maar ook in het bezette Nederland, hebben gedragen, was de vraag die ik dagenlang met mij meetorste.
Tiny, mijn vrouw was niet jaloers toen ze merkte hoe gegrepen ik was. Met Sinterklaas kreeg ik De mens, bestaan en bestemming, zoals de Nederlandse vertaling luidde van Arendts boek The Human Condition. Op mijn koude zolderstudeerkamer worstelde ik met de tekst. Ik begreep er weinig van, zij het achteraf misschien meer dan de uitgever en vertaler. Want als er één boodschap uit dit boek klinkt, is het wel dat ‘de mens’ niet bestaat. Er is een pluraliteit van mensen en bij de gratie van deze pluraliteit is er politiek mogelijk. Mensen zijn gelijk en verschillend betoogt Arendt in het deel dat over ‘handelen’ gaat. In de mooiste en
Ik was gevangen in een tekst die mij niet losliet
Hannah Arendt, 1933, 1994 (© Fred Stein) en 1963
belangrijkste passages beklemtoont zij vooral de verscheidenheid, zingt ze het loflied van de verschillen.
Een verliefde heeft nooit genoeg. In dezelfde tijd verscheen Geweld, macht en onmacht, de weer wat knullige vertaling van haar boek On Violence. Dat was echter een verwarrende leeservaring. Omdat ik de marges van de pagina’s van mijn boeken altijd rijkelijk van commentaar voorzie, kan ik haar groten-deels reconstrueren. De tekst ergerde mij bij vlagen, omdat Arendt mijn toenmalig idool Jean-Paul Sartre hardhandig aanpakte. Sartres verheerlijking van het geweld, met name in zijn beruchte/beroemde voorwoord van de bijbel van de toenmalige derde wereldbeweging waar ik actief in participeerde, De verworpenen der aarde van Franz Fanon, werd door haar genadeloos bekritiseerd. Als ik al niet vanwege een stevige liefde met Arendts essay begonnen was, dan had ik het waarschijnlijk snel terzijde gelegd. Nu las ik door en zocht tegenargumenten bij de tekst. Die vond ik niet. Wat niet wil zeggen dat ik haar op stel en sprong gelijk gaf. Zo snel verdwijnen overtuigingen, ook van filosofen, nu eenmaal niet. Maar haar argumenten en beschouwingen bleven onderhuids doorzeuren, totdat ik mij na enige tijd gewonnen gaf.
Intussen las ik zo ongeveer al haar overige werk en leerde ik haar levensloop enigszins kennen. Begin jaren tachtig maakte de onovertroffen biografie Hannah Arendt- For Love of the World van Elisabeth YoungBruehl mij het mogelijk om uit de vele losse feiten een aansprekend verhaal te bouwen. Het joodse meisje dat bij Heidegger ging studeren, verliefd op hem werd, (wat tussen haakjes mij best boos en jaloers maakte), afstand van hem nam vanwege zijn keuze voor het nazisme en naar de Verenigde Staten vluchtte om daar beroemd te worden met haar grote studie over nazisme en communisme The Origins of Totalitarianism, kreeg een duidelijk en aantrekkelijk gezicht. Langzaam kreeg ik ook meer greep op het geheel van haar denken en op de wijze waarop dit in de politieke werkelijkheid van de twintigste eeuw moest worden gesitueerd.
Mijn liefde bleef overigens een eenzame affaire. Arendts denken paste toentertijd niet in het tijdsgewricht. Ze noemde zichzelf wel ‘een bewuste paria’, en als zodanig werd ze ook door mijn linkse omgeving beschouwd. Dat bleef zo na ‘mei’68’, toen neomarxisten als Marcuse en ook nog Sartre en later neonietzscheanen als Foucault de toon aangaven. Nog in de jaren tachtig werd ik door mijn collega-wijsgeren van de Universiteit van Amsterdam met een scheef oog aangekeken, omdat ik werkgroepen over Arendt gaf. Was zij met haar journalistieke reporta
AANDACHT VOOR HANNAH ARENDT De politieke theorie van Hannah Arendt is gehecht aan twee woorden, zoals een cirkel aan zijn middelpunt: nieuw en gemeenschap. Telkens opnieuw lezen we in haar geschriften: Dat ons, mensen, het vermogen gegeven is om te beginnen en te vernieuwen… Dat dit vermogen zich niet alleen uit in het doen van ontdekkingen en uitvindingen, in het produceren van nieuwe gebruiksdingen en apparaten, in het maken van nieuwe creaties en kunstwerken, maar ook en vooral in het stichten en bewaren van intermenselijke verhoudingen of in het vernieuwen van de samenleving… Dat wij in staat zijn om in vrijheid samen te leven en een wereld te stichten… Dat er een verschil is tussen macht en geweld, maar ook tussen macht en heerschappij, dat macht verbindt en heerschappij verdeelt, dat macht inspireert en heerschappij onderdrukt… Dat vrijheid en macht die gedeeld worden, door de deling niet verminderen, maar vermeerderen… Dat onze obsessie met gelijkheid ons ongevoelig maakt voor echt gezag… Dat een samenleving steunt op twee activiteiten: vergeven en beloven… Dat onvergeeflijk kwaad gepleegd wordt niet zozeer door boosaardige, maar door banale mensen, door nulliteiten, die zich nooit afgevraagd hebben wat ze aan het doen waren… Dat denken, dat wil zeggen: zich bezinnen en naar de betekenis van gebeurtenissen zoeken, iemand behoedt voor de banaliteit van het kwaad, omdat het wortels geeft… Dat liegen, dat wil zeggen: het doelbewust verspreiden van onwaarheden en het ontkennen van feiten, de wereld onbewoonbaar maakt… Dat de consumptiemaatschappij doet wat het woord zegt: niets creëren of in het leven roepen, maar alles, ja alles opgebruiken en verteren… Dat een massamaatschappij een broeihaard is voor totalitaire strekkingen… Dat gehoorzaamheid geen deugd is… Dat opvoeding en onderwijs kennis moeten bijbrengen, maar ook de bekwaamheid om een betekenisvol oordeel te vellen… Dat techniek de wereld niet zal redden, maar inzet, engagement, moed, doorzettingsvermogen, bedachtzaamheid, wederzijds vertrouwen… Dat wij een oneindige verantwoordelijkheid ten aanzien van de wereld hebben… Het is deze hoogst oorspronkelijke en rijke combinatie van gedachten en inzichten die mij altijd opnieuw terugroept naar het oeuvre van Hannah Arendt. Dirk De Schutter
ges wel een volbloed filosofe? En waar moest je haar maatschappelijk en politiek plaatsen? Was zij conservatief of toch revolutionair? Tot welke filosofische school behoorde zij?
Op dit soort vragen bleef ik het antwoord schuldig. Je gaat iemand op wie je verliefd bent, niet tegen de buitenwacht verdedigen. Ik bleef verleid, geïntrigeerd, maar ook af en toe geërgerd door haar werk. Maar dat laatste hoorde er zonder meer bij. Wel merkte ik dat het publieke tij langzaam keerde. Dat gebeurde eerst in het buitenland. In Parijs, New York en Berlijn bleken de wijsgerige boekhandels hele planken met haar werk te hebben. De filosofen in de Lage Landen volgden schoorvoetend. Plots werd ik door collega’s die vroeger argwanend naar mijn passie keken, verweten dat ik onvoldoende rekening hield met bepaalde aspecten uit haar werk. Het kan verkeren. Nu kun je niet meer om haar werk heen als je wijsgerig mee wilt tellen. De grote Arendt-kenners Dirk De Schutter en Remi Peeters zorgden voor nieuwe, uitstekende vertalingen van haar boeken. Helaas nog niet van haar wijsgerige hoofdwerk The Human Condition, waarvan ikzelf na veel gezeur bij de uitgever in elk geval de titel wist te veranderen.
Het lijkt of ik zo achteraf mijn gelijk haal met mijn liefde voor Arendt. Toch voelt het niet zo. Soms denk ik dat de vroegere paria mij liever was. Daar kon ik af en toe boos op worden en mee redetwisten. Dat hoort bij een intense relatie waarin je de ander serieus neemt. Helaas kan dat niet met het politieke correcte beeld van Arendt dat om respect vraagt. Ruzie mag niet. Een paar keer heb ik meegemaakt hoe een zaal belangstellenden bij een avond over Arendt door de discussieleider voor een gewenst politiek karretje werd gespannen. ‘Dat willen we toch allemaal, open grenzen voor vluchtelingen? Dat zou Arendt ook gewenst hebben, nietwaar’? Eenmaal heb ik mij durven verzetten tegen de warme emotie die zo opgeroepen werd, door vriendelijk te betogen dat volgens mij dit voor Arendt niet klopte. Dat werd mij niet in dank afgenomen. Het gezamenlijke warme gevoel van aan de goede kant te staan, verdween in de kribbige discussie die volgde. De volgende keren dat een discussieleider of een inleider Arendt liet buikspreken voor het goede doel, hield ik maar mijn mond om de sfeer niet te bederven.
Ik heb ondertussen veel over Arendt geschreven en haar ideeën in veel van mijn studies verwerkt. Zowel in Arbeid, een eigenaardig medicijn als in Met alle geweld is zij mijn
filosofische leidsvrouw. Het boek dat ik over Arendt wilde schrijven, heb ik vaak aangekondigd, maar het is er (nog?) niet van gekomen. Waarom niet, wat zat mij dwars?
Ik kan een aantal voor de hand liggende redenen bedenken waarom dit boek er niet kwam. Eerst wilde ik haar simpel met een uitgebreide, inleidende studie in het Nederlandse taalgebied introduceren. Maar dat bleek niet meer nodig toen een verdienstelijk proefschrift van Prins verscheen: Op de bres voor vrijheid en pluraliteit. Daarna ging ik als hoogleraar naar de Universiteit Twente om een onderzoeksprogramma over techniekfilosofie te leiden. Arendt kwam daarin ter sprake, maar er was geen ruimte voor ‘het grote boek’.
Zijn mijn ‘goede’ redenen toch ook niet uitvluchten? Want ook na mijn emeritaat kwam de beloofde studie er niet. Er was steeds een nieuwe goede reden om een ander thema – geweld, neoliberalisme, de romans van Coetzee – aan te snijden. Ondertussen begon ik wel af en toe aan het grote boek, maar ik durf niet meer zo luid te verkondigen dat het er snel komt. Wel heb ik al een titel: De onbekende Arendt.
Hoe durf ik zo’n titel te suggereren? Er staan tientallen secundaire wijsgerige studies over Arendt in mijn boekenkast. Is er nog iets onbekends te ontdekken? Ik vermoed toch van wel. Ik zou mijn paria van vroeger willen terugvinden door te betogen dat Arendt geen filosofe is. Dat zei ze zelf ook vaker, onder andere in een beroemd interview met Günter Gaus. Ze protesteert heftig wanneer mevrouw Arendt als zodanig wordt aangesproken. ‘Ik maak geen deel uit van de kring der filosofen… Ik voel mij helemaal geen filosofe…Volgens mij heb ik de filosofie definitief vaarwel gezegd. Zoals u weet, heb ik filosofie gestudeerd, maar dat wil niet zeggen dat ik filosofe gebleven ben’.
Ik zou Arendt hier op haar woord willen nemen en haar willen bevrijden uit de klauwen van de goedwillende wijsgeren die haar tegenwoordig omhelzen. Ik kan het wel verklappen, een van de onderdelen De onbekende Arendt betreft het joodse denken van Arendt. Meestal wordt zij als een Griekse denkster gepresenteerd, waardoor haar joodse thematiek uit het oog verdwijnt. Die spreekt kennelijk ook niet aan. De geschiedenis waarmee ik mijn verhaal begon, lijkt zich hier te herhalen. In 2007 verscheen een vertaling van de tientallen Joodse essays, die haar levensloop markeren. Er was geen be
langstelling voor. Een jaar later lag het boek, ondanks dit keer een enthousiaste recensie van mijn hand, bij De Slegte.
Zo heb ik haar weer een beetje voor mijzelf. De beroemde foto van Arendt als een knappe joodse studente staat groot op mijn studeerkamer. Ik kijk er graag naar. Misschien komt er zo toch nog een late publieke liefdesverklaring.
Hans Achterhuis
BIO Hans Achterhuis (1942) is emeritus hoogleraar Wijsbegeerte aan de Universiteit Twente. Hij is bekend als publieke intellectueel die zich regelmatig mengt in maatschappelijke discussies. De nadruk in zijn werk ligt op de sociale filosofie, waarbij hij zich heeft gericht op thema’s als ontwikkelingshulp, welzijnswerk, schaarste en technologie. Achterhuis recenseert wijsgerige literatuur voor de Volkskrant en is redacteur van het Kritisch Denkerslexicon en het Tijdschrift voor Filosofie. © Roy Beusker
Schöne, schöne Welt!
foto Lieve Goorden, Universiteit Antwerpen
Lieve Goorden schreef een boeiende en toegankelijke inleiding op het leven en werk van Hannah Arendt. Net verschenen in de reeks “de essentie van...” van ISVW Uitgevers. Gevat en direct gelinkt met de werkelijkheid van vandaag. Een aanrader voor wie kennis wil maken met het oeuvre van deze bijzondere filosofe. Pierre Lefranc en Willem Debeuckelaere spraken met haar via skype.
Willem: “Hoe ben je tot Hannah Arendt gekomen? Als jurist was ikzelf vooral op zoek naar meer filosofische diepgang van het juridische concept “mensenrechten”, en ook de verslaglegging over het proces Eichmann, de vraag naar de verantwoordelijkheid en de schuld, trok mij aan. En ten slotte heeft het enthousiasme van Hans Achterhuis me voor altijd de weg naar Hannah Arendt gewezen.”
BIO Lieve Goorden promoveerde in de Politieke en Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, waar ze het vak Technologie en Maatschappij doceerde aan de Faculteit Economische Wetenschappen. Algauw raakte ze gefascineerd door het publieke debat over de nieuwste technologieën en zette daarover onderzoek op voor organisaties zoals het Studiecentrum Technologie en Beleid ( TNO, Delft), het Instituut voor Samenleving en Technologie van het Vlaams Parlement en de Universiteit Antwerpen. Ze coördineerde een door de Vlaamse overheid gefinancierd grootscheeps onderzoeksproject Nanotechnologieën voor de maatschappij van morgen, waarin filosofen, sociologen en nanotechnologen in directe dialoog met geïnteresseerde burgers, nauw met elkaar samenwerkten.
Pierre: “Ik leerde Arendt kennen door Dirk De Schutter toen ik bij Aardewerk, radicale ecologisten, zijn lezingen volgde: op eigenzinnige wijze, vol overgave en niet aflatend, stomend. Toen ik naar huis ging wist ik dat ik het werk van die filosofe moest lezen. En dat is nu al wat aardig gelukt. Ook ik ben jurist en zij heeft een zeer nuchtere kijk op de maatschappij waarin zij leefde, op de werkelijkheid. Zij wil begrijpen. Dirk De Schutter toont dat op weergaloze wijze aan.”
Lieve Goorden: “Dirk De Schutter heeft ook belangrijke vertalingen van Arendts werk gemaakt. Ik beschouw mezelf niet echt als een specialiste van Arendt zoals hij.Toch even mijn achtergrond meegeven en hoe ik bij Arendt terechtgekomen ben: ik ben socioloog en heb me tijdens mijn loopbaan toegelegd op wetenschap en technologie en de vraag naar de impact ervan op de maatschappij, op de ethische, maatschappelijke en ecologische vragen die men zich kan en moet stellen. Ik begon mijn werk bij de “Stichting Technologie Vlaanderen” van de SERV, in de jaren ’80, toen de Vlaamse overheid met een eigen technologiebeleid van start ging. Toen werden ook het Vlaams Instituut Biotechnologie (VIB) en
IMEC, het micro- en later nano-elektronica centrum te Leuven, opgericht. Later werkte ik aan de Universiteit Antwerpen waar we in een interdisciplinair team van sociologen, filosofen, biotechnologen en nanotechnologen onderzoek deden naar gentechnologie, nanotechnologie, hersentechnologie, informatieen communicatietechnologie en hoe die technieken vandaag de dag samenwerken om de lichamelijke en mentale prestaties van de mens te verbeteren en zo te evolueren naar een verbeterde mensensoort.
Zo ben ik bij Arendt terechtgekomen, want in haar werk ‘De menselijk conditie’ stelt ze de vraag, en ik citeer deze even want ze is belangrijk: “Waar zijn we mee bezig wanneer we een vrije gift uit het niets, het menselijk bestaan zoals het ons is gegeven, inruilen voor iets wat we zelf maken”. Dat boek verscheen in 1958, dus toen al dacht Arendt na over die verregaande implicaties van wetenschap en technologie. Wat mij vooral boeit in dat boek – iets wat zelden aan bod komt in besprekingen van haar werk - is het laatste hoofdstuk ‘De vita activa en de moderne tijd’ waarin ze twee denklijnen uitzet. Enerzijds: hoe komt het dat wetenschap geleidelijk aan geëvolueerd is naar vooral pragmatische toepasbaarheid en dat de ontwikkeling van technologie centraal komt te staan in het wetenschappelijk onderzoek. Arendt vertelt hoe de initiële droom van de wetenschappers, van bij de Grieken tot in de moderne tijd, erin bestaat om zich een zo getrouw mogelijk beeld van de werkelijkheid te vormen: de zoektocht naar waarheid over de natuur en de kosmos. Dat is altijd de belangrijkste ambitie, het centrale streven van wetenschappers geweest. Hoe is het dan gekomen dat wetenschappers hun aandacht mettertijd verlegd hebben naar die technische focus? Eigenlijk, schrijft Arendt, is heel die zoektocht naar waarheid uitgelopen op een grote frustratie, een enorm débacle. Vooral in de negentiende eeuw zijn filosofen beginnen inzien dat we géén waarheid over de werkelijkheid kunnen vinden. Dat al onze onderzoeksresultaten steeds relatief en voorlopig zullen zijn. Want vooreerst hebben we geprobeerd met ons observatievermogen en met alle gesofisticeerde instrumenten die dat vermogen kunnen bijstaan, objectieve waarheid over de werkelijkheid te leren kennen. Maar we hebben mettertijd leren inzien dat onze zintuigen ons serieus kunnen bedriegen. En dat die zintuigen het alsmaar meer laten afweten is ook vandaag duidelijk, nu nanotechnologen pogen door te dringen in de minuscuul kleine ruimte van atomen en moleculen, terwijl ook de oneindig uitdijende macrokosmos finaal ontoegankelijk blijkt voor de mens. In tweede instantie, zegt Arendt, hebben niet alleen onze zintuigen maar heeft ook ons verstand, onze denkkracht ons in de steek gelaten. Descartes heeft nog geprobeerd om via de studie van processen van ons verstand, via de studie van de manier waarop we redeneren, logisch denken, theoretiseren, tot de finale waarheid over de werkelijkheid te komen. Maar ook dat is op niets uitgelopen, want alles wat we op die manier vinden zijn eigen constructies, maaksels van ons eigen bewustzijn. En de vaststelling dat wetenschap ons niet toelaat om waarheid te vinden, heeft tot wanhoop geleid onder filosofen. Waarop wetenschappers hebben geredeneerd: als we de waarheid over de werkelijkheid dan toch niet kunnen kennen, dan moet er wellicht iets anders mogelijk zijn met die kennis. Het is Bacon die als eerste begrijpt dat de kennis waarover we dan wel beschikken, een hele nieuwe ambitie van de mens mogelijk maakt, namelijk een technische beheersing over de natuur. Arendt beschrijft die lange termijn ontwikkeling mooi, maar soms ook moeilijk. Ik heb geprobeerd in mijn boek de grote lijn hiervan begrijpelijk te vertalen. Ik vind dit een enorm interessante verklaring voor de
© Beatrice Fontanel en Linsay Grime uit Grands destins de femmes, Naïve Livre
vraag waarom we zo hard zijn gaan inzetten op technologische ontwikkeling, waarom onze wetenschappelijke energie vandaag zo gefocust is op technische toepassing. Dat is de ene denklijn die ze ontwikkelt.
De andere denklijn die Arendt uitzet en die ik ook fascinerend vind, is dat zij in haar tijd – toen het nog ging om de ontdekking van de splitsing van het atoom en de kernenergie en om de allereerste inzichten in het menselijk genoom en DNA - de enorme mogelijkheden van technologie heeft voorzien. Arendt stelt vast dat we sinds de industriële evolutie gepoogd hebben om met technologie de natuur zo efficiënt mogelijk te gebruiken in functie van ons eigen comfort en van een gerieflijke wereld. Dan gaan we in de toekomst de natuur niet langer alleen maar gebruiken, we gaan die natuur en het leven ook nabootsen en als het even kan verbeteren. En daar zijn we nu volop mee bezig, denk aan de nieuwste gentechnologie (CRISPR) waarmee we het genoom van planten, dieren en mensen zeer gericht en gemakkelijk kunnen verbeteren, of aan onze pogingen om slimme robotten te ontwerpen, of aan het chemisch nabouwen van genen en cellen in het laboratorium. Arendt heeft zulke lange termijn ontwikkelingen voorzien. Ik heb hierover ook geschreven in mijn boek ‘De sprong in de techniek. ‘Nadenken over wat we doen’ dat in 2017 verschenen is bij ISVW en dat goed is aangeslagen. De redacteurs van de uitgeverij zagen ook wel dat ik naast andere auteurs veel refereerde aan Hannah Arendt. Zo kwam de vraag van de uitgeverij om een inleiding te schrijven voor de reeks ‘De essentie van…’. Die vraag boezemde me wel enige angst in want ik had Arendt voornamelijk vanuit mijn interesse voor wetenschap en technologie gelezen. Een inleiding veronderstelde toch nog heel wat extra studie en literatuur.
Willem: “Wat zij meemaakte, bepaalde haar denken. Zonder nazisme geen Hannah Arendt zoals we die nu kennen. Vele ander grote figuren uit de filosofie kunnen zo’n ervaringswereld niet voorleggen. Te denken aan Kant op wiens dagindeling de klok kon worden juist gezet en nooit verder gekomen is dan Köningsbergen. Bij Arendt is het wedervaren met de buitenwereld manifest aanwezig. Ze is een filosofe die in het leven staat.”
Lieve: “Arendt heeft zich afgezet tegen het academische milieu waar ze toch initieel toe behoorde. Dat heeft ook te maken met haar diepe ontgoocheling in haar intellectuele vrienden, waaronder ook Heidegger, die de opkomst van het nazisme toejuichen. Ze schrijft ergens dat zij nooit nog iets te maken wil hebben met de universiteit, dat zij geen vaste aanstelling als professor wil.
Haar belangrijke werk ‘The Origins of Totalitarianism’, dat direct na de Tweede Wereldoorlog verschijnt, spreekt mensen aan omdat er heel wat lijnen te trekken zijn naar vandaag. Zoals wanneer Arendt het heeft over de gevaren van globalisering. Bijvoorbeeld voor de democratie, want daarvoor zijn grenzen belangrijk, zonder grenzen zijn we enkel nog toeschouwers. Een argument dat onder meer speelde in het recente Marrakesh-debat in de Kamer. Een ander gevaar van globalisering, zo voorspelt Arendt, is dat van groeiende politieke apathie. Dat zien we vandaag gebeuren, kijk maar naar de laatste verkiezingen, waar tien procent van de stemgerechtigden niet is komen opdagen en zes procent blanco of ongeldig stemt. Ontzettend veel stemmen gingen daardoor verloren. Globalisering zal volgens Arendt ook het nationalisme en het isolationisme aanwakkeren, getuige de huidige Corona crisis, nu elke nationale staat zich op zichzelf terugplooit.
Ook ziet Arendt de groep mensen die zich niet langer thuis voelt in onze maatschappij en daarom teruggrijpt naar wanhopige rebellie, steeds groter worden. Ik moest direct denken aan de gele hesjes in Frankrijk en de boze boeren in Nederland. Het zijn groepen waarop gevestigde politieke partijen en vakbonden géén greep krijgen en waarbij extreemrechtse en populistische partijen hun voordeel willen halen door deze groepen gevoelens van racisme en xenofobie aan te praten. En langs de andere kant groeit de groep mensen die géén nieuwe thuis meer kan vinden. Ze heeft het over vluchtelingen, een kwestie die ook al in de jaren dertig speelt en een groep waar Arendt zelf deel van uitmaakt. Gelijkheid stoelt op onze beslissing om elkaar gelijke rechten te garanderen, stelt ze. Mensenrechten zijn niet aangeboren, zijn géén natuurlijke rechten, het zijn politiek besliste rechten.”
Pierre: “Wat mij opvalt is dat Hannah Arendt vanuit verschillende hoeken wordt gebruikt met uitspraken die ze niet zo bedoeld heeft. Ze wordt opgevoerd in allerlei politieke debatten om die beslecht te zien met verwijzingen naar bijvoorbeeld haar boek over totalitarisme. Ze heeft natuurlijk vele stellingen uitgewerkt en dat maakt haar werk zo complex èn rijk: je wordt wel gedwongen om goed na te denken.”
Lieve: “Eind jaren 60, begin jaren 70, in de tijd van de studentenrevoltes, wilden de linkse studenten in de VS haar in hun kamp krijgen wat betreft haar houding ten aanzien van de Vietnamoorlog. Neem eens een duidelijk standpunt in, vroegen ze haar. Zij zei: ik wil dat niet doen. Als ik dat zou doen, gaat dit ten koste van mijn eigen denkvermogen. Dat laat ik niet aantasten. Ik moet onbevangen naar de dingen kunnen kijken. Wij politieke docenten, mogen niet dié invloed krijgen op studenten. Wij zijn géén kleuterleidsters. Ze moeten zelf leren nadenken, zie Kant: je moet zelf nadenken, zelf oordelen gegeven alle informatie die je hebt. Op zich vind ik dat zeer interessant. Linkse groepen stellen: Arendt is van ons. Maar je merkt dan dat in heel die Marrakesh discussie iemand van de NVA in het Vlaams parlement de redenering volgt dat globalisering de democratie ondergraaft, wat een argument van Arendt is. Dit is nog maar eens een illustratie van haar rijke denken. Je mag niet bevooroordeeld naar haar kijken.”
Willem: ”Zijn er nog zaken uit haar werk die we nog niet behandelden en die je speciaal wil benadrukken?”
Lieve: “Wat mij boeit bij Arendt is haar concept ‘vriendschap’. Dat zou ik graag wat verder uitdiepen. Vriendschap was in haar privéleven zeer belangrijk. Ze had veel vrienden, in Frankrijk, Duitsland, in heel Europa. In Amerika had ze ook vrienden onder niet-Joden, wat toen ongebruikelijk was in Joodse middens. Zij onderhield die vriendschappen ook nauwgezet, via brieven, reizen, verblijven. Daarnaast beperkt Arendt het concept vriendschap niet tot de private sfeer, ze trekt het open naar het politieke plan. Ze zegt dat bij elke interactie en elk direct overleg in kleinere groepen, een vorm van vriendschap tussen mensen speelt. Je zou het vandaag ook burgerzin of gemeenschapszin kunnen noemen. Ze geeft het voorbeeld van de intellectuele salons in Parijs en Berlijn in de 18de eeuw. Meestal nam een vrouw het initiatief om intellectuelen en kunstenaars samen te brengen die politieke ideeën met elkaar uitwisselden. Ze geeft het voorbeeld van de volksraden, zoals in de Hongaarse revolutie, in Berlijn na de eerste wereldoorlog en bij aanvang van de Russische revolutie: burgers en arbeiders die samenkomen en spreken over wat hen bezighoudt en aanbelangt. We kunnen dit idee van vriendschap in politieke zin vandaag doortrekken naar de
beweging van directe democratie en burgerinitiatieven of burgerpanels. Denk aan David van Reybroeck die zulke initiatieven ziet als aanvulling bij de representatieve democratie. Dat is ook bij Arendt te onthouden: zij is niet tegen de representatieve democratie maar ze zegt dat ook vriendschap, die zij een republikeinse deugd noemt, een plaats moet krijgen. We moeten terug naar kleine kringen van mensen die we kennen om over die kwesties die ons aanbelangen ‘in vriendschap’ te spreken, openlijk te discussiëren. Arendt verwijst hier naar Kant die zegt dat vrije communicatie de belangrijkste politieke vrijheid is. Want met elkaar kunnen praten, met elkaar van mening kunnen verschillen is een voorwaarde om zelf te kunnen denken en oordelen. Vandaar dat Arendt allergisch is voor totalitarisme waar die vrijheid niet bestaat, waar elke vrijheid van denken en spreken in de kiem wordt gesmoord.
Dan is er ook haar optimisme. De Amor Mundi: “Schöne, schöne Welt!”. Na alles wat ze heeft meegemaakt in haar leven is het zeer opmerkelijk dat ze zo optimistisch blijft. In tegenstelling tot Heidegger met zijn ‘sein zum tode’, of elk leven bestaat uit angst voor de dood. Terwijl Arendt zegt: wat belangrijk is, zijn de nieuwe mensen die geboren worden, de nataliteit: ‘Een kind is ons geboren!’. Elke nieuwe generatie kan steeds met iets nieuws op de proppen komen.”
Pierre: “Die insteek van vriendschap is voor mij verbonden met het “handelen” in de menselijke conditie. Zoals zij dat beschrijft en de noodzaak om tot een “samen – leving” te kunnen komen. De sleutel tot “samen – leven”. Dan zijn we ook niet ver van burgerlijke ongehoorzaamheid zoals door Arendt wordt geschreven. Dat is ook een specifiek handelen. Is zij een typisch vrouwelijke politica, denker, filosoof?”
Lieve: “Het valt me wel op dat zij in haar tijd de enige vrouwelijke filosofe van belang was tussen enkel mannen. Ze is vooral in gesprek met mannelijke filosofen en schrijvers, denk vooral aan Martin Heidegger, Karl Jaspers, Hans Jonas, Jean-Paul Sartre, Albert Camus. Ze volgt wel de publicaties van de Franse schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir en correspondeert uitgebreid met de Amerikaanse schrijfster en vriendin Mary McCarthy. Ze schrijft ook veel brieven naar vriendinnen over privézaken, dus vooral vriendschappelijk. Ja, misschien is haar vrouwelijkheid te verbinden met die vriendschap.”
Nataliteit ?
Lieve: “En pluraliteit! Je ziet dat mannelijke filosofen eerder zullen spreken over “De Mens”, in abstracte zin. Terwijl zij duidelijk zegt: “De” mens bestaat niet. Dat is een concept. We moeten het hebben over “de mensen”, de individuele mensen, elke mens is anders, er lopen géén twee dezelfde mensen op de wereld rond. Elke mens is uniek. Dat betekent dat elke nieuwe mens, elke nieuwe boreling, met iets verrassends uit de hoek kan komen, net omdat hij of zij zo buitengewoon is. Is dat een typisch vrouwelijke filosofie? Ik zou het niet weten. Ik heb wel de indruk dat mannelijke filosofen dikwijls toch abstracter redeneren over hoe de geschiedenis zich ontwikkelt, hoe er achter de rug van concrete individuen om, allerlei dwingende krachten werkzaam zijn – denk aan de klassenstrijd bij Marx, de onzichtbare hand bij Adam Smith, de list van de Geest bij Hegel, de list van de Natuur bij Kant - die de geschiedenis aansturen in een bepaalde richting. Terwijl het bij Arendt gaat om individuen, zij maken de geschiedenis. Is dat vrouwelijk, ik weet het niet, maar het valt wel op bij haar.”
Willem en Pierre: “Ook opvallend is dat zij vertrekt vanuit een rigoureuze observatie van de geschiedenis en de werkelijkheid. Zij bouwt géén ideologie op of construeert geen denkkader waarin dan alles wordt vertimmerd. Ze gaat zeer empirisch te werk. Ook met een grote liefde en betrokkenheid op de mensen. Dat is toch wel een krachtbron in haar werk en leven. Haar roep “Vita Activa” charmeert, trekt aan. Haar leven is getekend door het nazisme, het vluchteling zijn, méér dan zeventien jaar lang was ze in de VS zonder staatsburger te zijn.”
Lieve: “Het klopt dat ze met haar twee voeten in het leven en in de maatschappij staat. Maar dan vind ik het des te meer opmerkzaam – en hier wordt volgens mij te weinig aandacht aan besteed – dat ze in haar laatste werk ‘The life of the mind’ (‘Het leven van de geest’) terugkeert naar de filosofie, haar eerste liefde, alsof ze fundamenteel op alles wat ze heeft meegemaakt wil terugblikken. Ze stelt daarin wezenlijke vragen zoals: Wat is denken en wat doen we precies wanneer we denken? Of: Hoe zijn we tot de ontdekking gekomen dat we beschikken over een vrije wil? En hoe kunnen we oordelen over goed en kwaad? Deze vragen zijn op het eerste zicht niet meteen gelinkt met de realiteit van vandaag. Alhoewel: hoe gaan we in post-corona tijden nadenken en oordelen over handelingen en keuzes die we voordien heel normaal vonden - denk bijvoorbeeld aan ons massaal reisgedrag – maar die nu niet langer evident zijn. Misschien zullen we opnieuw met een open geest moeten leren oordelen over prioriteiten. Daarvoor is het goed dat we ‘Het leven van de geest’ nog eens ter hand nemen.”
Willem en Pierre: “Dat zijn nu wel niet de gemakkelijkste teksten. Overigens haar eerste werk, haar doctoraat over het liefdesbegrip bij Augustinus. Is dat leesbaar?”
Lieve: “Haar doctoraat heb ik niet gelezen, maar in haar behandeling van de wil, merk ik wel dat ze veel inspiratie vindt bij vroegchristelijke filosofen zoals de apostel Paulus, Augustinus, Thomas van Aquino, Johannes Duns Scotus. Het is haar stelling dat deze filosofen het menselijk vermogen van de vrije wil hebben ontdekt. De boodschap van Paulus die de christenen voorhield “bemin uw naaste zoals uzelf ” heeft ons bewust gemaakt dat we evengoed niet kunnen gehoorzamen aan zulk gebod. Dat we dus een vrije wil hebben om het gebod op te volgen of naast ons neer te leggen. Veel filosofen staan argwanend tegenover een vrije wil, omdat die altijd gericht is op een fundamenteel onzekere toekomst. Arendt daarentegen is ervan overtuigd dat de vrije wil bestaat, dat we ons bewust kunnen zijn van het feit dat we iets willen. De directe innerlijke ervaring van een ik-wil geldt voor haar als een afdoend bewijs voor de werkelijkheid van ons wilsvermogen. Net zoals de directe innerlijke ervaring van een ik-denk dat is voor de werkelijkheid van ons denkvermogen. Iets wat de meeste filosofen dan weer niet zullen betwisten. De vraag of de mens beschikt over een vrije wil is weer zeer actueel. Er zijn de discussies over ons brein en de vrije wil, een debat dat vandaag veel stof doet opwaaien en waarover de meningen zeer uiteenlopen: bepaalt ons biologisch brein eenzijdig onze gedachten en daden of is er ruimte voor keuze? Ook hier liggen de argumenten van de deterministen – vrije wil is schone schijn – goed in de markt.”
Willem: “Zullen we hierbij afsluiten?”
Lieve: “Misschien ter overweging voor postcoronatijden, volgend mooi citaat dat de kern van Arendts filosofie goed samenvat: “Als de stormwind van het denken je uit je slaap rukt, dan zal je zien dat je niets anders overhoudt dan verwarring. En het beste dat we daarmee kunnen doen is die met elkaar delen.”
Pierre Lefranc en Willem Debeuckelaere
Niemand heeft het recht te gehoorzamen
OPRICHTING HANNAH ARENDT INSTITUUT
‘Handelen, de enige activiteit die zich rechtstreeks, en niet via dingen of materie, tussen mensen voltrekt, correspondeert met de menselijke conditie der pluraliteit, met het feit dat op aarde geleefd en de wereld bewoond wordt door mensen, niet door de Mens. [...] pluraliteit [is] specifiek de conditie – niet slechts de conditio sine qua non, maar de conditio per quam – van iedere vorm van politiek leven.’ (Fragment uit De menselijke conditie van Hannah Arendt)
Het belang van Hannah Arendts werk voor onze actuele context kan niet genoeg onderstreept worden. Ze was een uitgesproken humanistische filosofe, die onbeschroomd nadacht over politiek en ethiek. Zo had ze onder meer oog voor de mechanismen van de totalitaire staat en de gevaren waar een open samenleving mee geconfronteerd wordt, stond zij kritisch tegenover de consumptiemaatschappij, hekelde ze een reductionistische visie op democratie, vond ze dat eenieder de ruimte moet krijgen zichzelf politiek te profileren en was ze een vurig pleitbezorger voor een actief burgerschap. Haar ideeën vormen een blijvende inspiratiebron voor de aanpak van een aantal maatschappelijke uitdagingen waar we vandaag mee geconfronteerd worden, zoals sociale polarisering, radicalisering, politieke apathie en de bescherming van vrije meningsuiting.
Een logische keuze dus van de bezielers van het net opgerichte centrum rond diversiteit, stedelijkheid en actief burgerschap om de naam van deze vrijmoedige filosofe aan hun instituut te verbinden. Concreet zal het Hannah Arendt Instituut fenomenen als radicalisering, polarisering, diversiteit en burgerschap onderzoeken en bestuurlijke kennis en expertise van praktijkwerkers rond deze thema’s centraliseren en integreren. Deze kennis wordt vertaald naar concrete beleidsaanbevelingen, handleidingen, opleidingen en publieke evenementen. De figuur van Hannah Arendt en een kritische benadering van haar werk dienen hierbij als een inspiratie voor de overdachte aanpak van complexe maatschappelijke uitdagingen.
© Werry Crone
Het besef van de noodzaak om de uitdagingen die diversiteit, stedelijkheid en actief burgerschap met zich meebrengen op een doordachte manier aan te pakken lag aan de basis van dit initiatief. Er bestaat reeds veel onderzoek rond deze thema’s doch al te vaak blijven de resultaten ervan gevangen in disciplinaire en thematische rapportering en blijft de vertaalslag naar de praktijk achterwege. Door de academische wereld en het werkveld samen methodes en praktijken te laten uitwerken en deze te vertalen naar de beleids- en bestuurspraktijk, zullen de nodige stappen gezet kunnen worden in de transitie naar een duurzame samenleving, een democratie waarin de burger gestimuleerd wordt in de verdieping van zijn persoonlijk engagement. Onder meer leeromgevingen met ruimte voor experimenten en proeftuinen, nieuwe opvattingen over burgerschapsparticipatie en coproductieve democratie en het opzetten van slimme structuren zullen hiertoe bijdragen.
Het Hannah Arendt Instituut is een samenwerking tussen de stad Mechelen en twee kenniscentra: het Centre for Urban Studies van de Vrije Universiteit Brussel en het Antwerp Urban Studies Institute van de Univer
siteit Antwerpen. Directeur wordt Christophe Busch, tot eind 2019 nog algemeen directeur van het museum Kazerne Dossin. Hij verliet het museum omdat hij van het bestuur te weinig bewegingsruimte kreeg en hij niet verwezenlijkt kreeg wat hij voor ogen had. Hij staat bekend als een meester in het vertalen van onderzoek naar het terrein. Hannah Arendt stelde dat politieke vraagstukken veel te ernstig zijn om aan politici alleen over te laten. Het is de grote verdienste van de bezielers van het Hannah Arendt-Instituut om dit inzicht, dat ook het Vermeylenfonds onderschrijft, uit te dragen en zich actief in te zetten om een grotere participatie van burgers mogelijk te maken. Vanuit het Vermeylenfonds wensen we het ganse team van het Hannah Arendt-Instituut dan ook veel succes. Info: hannah-arendt.institute/
Tom Cools
EEN TIJD VAN teleurstelling E N VAN hoop
Uw recentste essay, Het tij keren, is een antwoord op de vraag: ‘Heeft het zin om te hopen op een betere toekomst?’ U citeert daarin Hannah Arendt: ‘Duister wordt de wereld als mensen er geen gezamenlijke verantwoordelijkheid meer voor voelen, zich alleen om hun individuele belangen bekommeren en de politieke sfeer dusdanig wantrouwen dat zij deze de rug toekeren’. Veel mensen zullen daar de huidige tijd in herkennen. Leven we in een tijd van wanhoop?
Joke Hermsen: “Elke tijd kent zijn momenten van wanhoop en teleurstelling en van hoop. In wezen is het oeuvre van Hannah Arendt enerzijds een poging tot begrijpen van wat haar en de wereld is overkomen, hoe het heeft kunnen gebeuren dat een totalitair regime aan de macht kwam met als gevolg uiteindelijk de Holocaust. Anderzijds slaagt ze er in een zeker geloof in de mens te behouden. Dat vind ik ontroerend en bemoedigend. Een scherp kritisch bewustzijn en tegelijkertijd zoveel hoop blijven vestigen op de mens en de wereld door die mens geschapen.
Arendt maakt een onderscheid tussen twee werelden, in navolging van onder andere Aristoteles en Kant. Er is de zoölogische wereld, de Aarde, die bepaald wordt door natuurwetten. Aan die wereld kunnen we niet veel doen, we kunnen er alleen goed voor proberen te zorgen, door haar niet uit te buiten of te vernietigen. Als mensen zijn wij ondergeschikt aan de natuurwetten die daar heersen: sterfelijkheid, zwaartekracht, de noodzaak van voedsel en voortplanting voor de instandhouding van de soort enzovoort. Daarnaast is er de door de mensen geschapen politiek-culturele wereld; het bijzondere aan die 'tweede' wereld is de vrijheid die er heerst van de wetten van noodzakelijkheid, en het daaraan verbonden vermogen van 'nataliteit'; in die wereld kunnen we opnieuw beginnen, en in die zin opnieuw geboren worden, telkens als we een nieuw initiatief, gedachte, project of kunstwerk ontwikkelen. Binnen die wereld heerst, als het goed is, datgene wat menselijkheid bepaalt: onze creativiteit en ons vermogen ons in een ander
Marijn Smulders
BIO Joke Hermsen (°1961) is een Nederlandse schrijver en filosoof. Zij heeft een aantal romans gepubliceerd, zoals De liefde dus en Blindgangers. Als filosoof schreef zij essays zoals Stil de tijd, Kairos en Melancholie van de onrust. Vorig jaar verscheen Het tij keren, een essay over verzet en hoop bij Hannah Arendt en Rosa Luxemburg.
te verplaatsen en zijn of haar lot aan te trekken. Was die politiek-culturele wereld er niet, dan waren wij slechts overgeleverd aan de wetten van de jungle, de natuurkrachten, het recht van de sterkste. Daarom blijft Hannah Arendt ons erop wijzen dat wij die wereld niet moeten veronachtzamen maar steeds opnieuw tot voorwerp van onze aandacht en gesprek maken; dat is wat zij verstaat onder amor mundi.
De mens is dankzij die tweede wereld een geboortelijk wezen, dat wil zeggen in staat tot een waarachtig nieuw begin, en de loop der dingen te onderbreken en een nieuwe richting in te slaan. Hannah Arendt citeert vaak Augustinus met zijn ‘Initium ut esset homo creatus est’. Opdat er een begin zou zijn werd de mens geschapen. Wat de mens van andere levende wezens onderscheidt is dat principe van initium, van beginnen. Hoe het tij ook tegen zit, we kunnen proberen opnieuw te beginnen. Daar wist zij natuurlijk alles van; ze is ternauwernood aan de Nazi's ontsnapt. Bovenop de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog zet Arendt dan het concept van de geboortelijkheid van de mens centraal. Als we op iets onze hoop moeten vestigen, dan is het op dat unieke vermogen van de mens, die dankzij zijn talige, cognitieve en creatieve mogelijkheden zich kan realiseren wat er niet goed is in die wereld en zich kan voorstellen hoe het anders kan. Hadden we de taal, de verbeeldingskracht en het denken niet ontwikkeld, dan bewoonden we samen met al het overige wat leeft alleen in die ene wereld, waar geen vrijheid maar natuurwetten heersen.”
Wat die hoop betreft, die zien we even indrukwekkend bij Rosa Luxemburg. Ze geloofde in spontaan verzet van onderuit, waar kritisch bewustzijn, betrokkenheid bij de wereld en enthousiasme voorwaarden van zijn. Zien we daar tegenwoordig signalen van, bv. bij de klimaatjongeren?
“We zien signalen bij de klimaatjongeren, maar ook bij allerlei initiatieven die op dit moment ontstaan. Er is in België Beter na Corona, een initiatief van 11 media en denktanks. Zij denken nu al na hoe we het straks, als deze crisis voorbij is, duurzamer en socialer kunnen aanpakken. Met onze stichting Amor Mundi hebben we dit in Nederland overgenomen met een twintigtal verenigingen. Initiatief komt natuurlijk van het begrip initium, het betekent een begin maken. Zoals Rosa Luxemburg heeft gezegd, zijn daar een aantal dingen voor nodig. Kritisch bewustzijn: je moet je goed realiseren wat er niet goed is en een zeker idee hebben van hoe het beter kan, een zeker utopisch bewustzijn. En moed en enthousiasme, dat zijn meer karaktereigenschappen.
Moedig, kritisch en enthousiast waren ze allebei. Ik heb ze wel eens de Antigones van de 20e eeuwse politieke filosofie genoemd. Rosa Luxemburg bleef vanuit de gevangenis haar vrienden buiten moed inspreken, van pamfletten en opbeurende brieven voorzien, het is zaak 'monter' te blijven, schreef ze. Die brieven zijn onlangs opnieuw uitgegeven en ik kan ze van harte aanbevelen. Ze schrijft
over politiek, over vriendschap, maar ook over de muziek van Mozart, de prenten van Turner en Rembrandt, haar botanische schriften. Ze had een heel brede interesse.
De historische positie van Luxemburg en Arendt is evenwel niet dezelfde. Rosa Luxemburg wordt in 1919 vermoord, voordat de twee grote totalitaire heersers hun aantrede maken, Hitler en Stalin, en voor tientallen miljoenen doden zullen zorgen. Arendt heeft dit wel meegemaakt en er een vuistdikke studie over geschreven. Je zou kunnen zeggen dat het nog knapper is van Arendt dat zij die amor mundi kon opbrengen. Het was voor Luxemburg al een hele prestatie, vanwege de repressie en het geweld waarmee de eerste Weimar republiek gevestigd werd, maar bij Arendt heeft het geweld een onuitsprekelijke, onverwoordbare dimensie gekregen, iets waar we met ons verstand niet meer bij kunnen. Niet alleen de grootschaligheid van het geweld, maar ook het bureaucratische karakter ervan. Daarom is het des te opmerkelijker dat haar hoop op die menselijke wereld, die amor mundi, gevestigd blijft.”
U had het in uw boek over de gilets jaunes. Zien we bij hen de voorwaarden voor verzet vervuld?
“In het begin zeker. Het was een protest tegen sociaal en economisch onrecht, tegen de tweedeling die in de Franse samenleving is ontstaan en voor veel mensen een mensonwaardig bestaan heeft gebracht. Opvallend is dat hun eisen niet alleen meer geld en zekerheid betroffen, maar ook, een nieuw begrip dat we tijdens meer massademonstraties de afgelopen jaren wereldwijd gezien hebben: 'dignité', menswaardigheid. Waardigheid is een nieuw begrip geworden naast vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. De gilets jaunes hebben luidkeels aandacht gevraagd voor die dignité, en voor een vorm van politieke vernieuwing, de burgerraden en de RIC, het Référendum d'Initiative Citoyenne. Ze eisen meer politieke inspraak en beslissingsbevoegdheid, en voegen zich daarmee in een lange traditie van burgerberaad, die door Rosa Luxemburg uitgebreid beschreven is, en later ook door Hannah Arendt in haar boek On revolution. Het gaat hier om een burgerraadpleging, zoals in Vlaanderen ook door David Van Reybrouck bepleit wordt. Democratie is meer dan eens in de vier of zes jaar een stembiljet invullen en alle overige politieke handelingen uitbesteden. Democratie vraagt om meer betrokkenheid van de burgers. Arendt heeft laten zien dat een protestbeweging alleen succesvol is als ze naast economische eisen ook politieke vernieuwing vraagt. Anders krijgt men wellicht een kluif toegeworpen, om de sociale onrust even te bestrijden, maar blijft het systeem bij het oude en zal er niets wezenlijks kunnen veranderen. Bij elke protestbeweging kunnen we zeggen, fantastisch dat jullie je stem laten horen, fantastisch dat jullie de straat op gaan en daarbij eventueel burgerlijk ongehoorzaam zijn, maar weet dat dit niet voldoende is. Als je vindt dat de parlementaire democratie niet functioneert, zal je nieuwe democratische instrumenten moeten verzinnen om die wel te laten functioneren.”
Volgens Hannah Arendt is het ideale subject voor het totalitaire bewind niet de overtuigde nazi of communist, maar mensen voor wie het onderscheid tussen feit en fictie niet langer bestaat. Het citaat klinkt ontzettend actueel.
“Het is een van de meest geciteerde passages uit The Origins of Totalitarianism van Hannah Arendt. Ik heb het citaat uitvoerig besproken in mijn voorlaatste essay, Melancholie van de onrust. Als je ziet hoe Trump met de waarheid om gaat en voortdurend de leugen tot waarheid en de waarheid tot fake news bombardeert, dan is het bijna griezelig om Hannah Arendt te lezen. Heel wat Amerikanen, zeker onder de Trumpaanhang, zijn niet meer in staat leugen van waarheid te onderscheiden omdat ze een vrijwel permanent liegende president tegenover zich hebben. Wat dat doet met mensen, dat heeft Arendt heel precies in haar boek beschreven. Dan rest de bevolking vaak nog maar één mogelijkheid: de weg van het wantrouwen en de onverschilligheid, het zich afkeren van de politiek, denken dat alle politici leugenaars of zakkenvullers zijn. Dan gaat iedereen zich naar binnen keren, laat de wereld aan zijn lot over, en denkt alleen nog maar aan zijn eigen hachje, het eigen gezin, de eigen gemeenschap.
Als dat op massale schaal gebeurt, kunnen de mensen de belangstelling voor de wereld, wat het begin is van de amor mundi, niet meer opbrengen. Het betekent behalve een verregaand egocentrisme en individualisme ook dat we die tweede wereld opgeven, waar net al onze hoop op gevestigd is, omdat we daar een werkelijk nieuw begin kunnen maken en tot fundamentele veranderingen kunnen komen, die zeer nodig zijn, gezien de klimaatcrisis en de nefaste uitwassen van het hyperkapitalisme. Dan gaat die wereld teloor, en de geschiedenis leert dat er uit die Weltlosigkeit, uit dat verlies van die politiek-culturele wereld, altijd een periode van barbarij volgt. We moeten dus alles op alles zetten om elke keer opnieuw leugen en waarheid van elkaar te onderscheiden, en de mensen daarvan te overtuigen, zodat ze zich weer op de wereld betrokken voelen en aan het gesprek over de wereld mee gaan doen. Wij zijn menselijk als we die andere wereld in stand kunnen houden, waar niet het eigen belang telt, maar naast de vrijheid ook de menselijke vermogens als creativiteit en empathie de boventoon voeren.”
Misschien beleven we nu door het coronavirus een kairotisch momentum. Mensen staan bij hun bestaan stil en stellen dingen in vraag. Het gaat net wat gemakkelijker om je voor te stellen hoe het anders kan als je uit je normale routine gerukt wordt.
“Er zijn gelukkig altijd mensen die kritisch blijven nadenken, niet alleen over wat er schort, maar ook hoe het beter kan. Het zijn altijd onze gidsen geweest, kunstenaars, schrijvers, filosofen, dichters, musici, uitvinders… Alleen, om een totalitair regime te voorkomen is er ook de bereidheid van het merendeel van de bevolking nodig. Daarom moeten we met de burgerraden, die 'parels in de woestijn van de parlementaire democratie', zoals Arendt dat noemde, die betrokkenheid van de bevolking zien terug te veroveren. Daarnaast zouden we deze periode van betrekkelijke rust kunnen aangrijpen om goed na te denken hoe het verder moet. We kunnen niet op het uitgesleten spoor van het hyperkapitalisme blijven varen, dan gaat niet alleen de aarde, maar ook de politiekculturele wereld teloor. We moeten alles op alles zetten om de handen ineen te slaan, om alle marginale groepen te verbinden. We moeten een meerderheid van de bevolking overtuigen dat het duurzamer en socialer moet. Het initiatief Beter na corona in België, onze Amor Mundi-club in Nederland - ik zou iedereen willen uitnodigen zich van dergelijke initiatieven, en er zijn er veel, op de hoogte te stellen en zelf ook betrokken te raken. Nu is het tijd voor gemeenschappelijkheid en van alle krachten bundelen.. Als de crisis is uitgeraasd en de economische recessie is ingezet, dan kunnen we vrezen wat er zal gebeuren. En dus moeten we goed voorbereid zijn en met zijn allen proberen om een ander maatschappelijk bestel, dat veel meer op duurzaamheid en solidariteit gestoeld is, ingang te doen vinden.”
Van harte bedankt voor dit gesprek.
Nico Pattyn