Wat waren wij blij toen we hoorden dat lijfelijkheid het thema van de poëzieweek in 2025 zou worden. Kwijlende dichters begonnen naakt door de straten te dansen. Verzen en metaforen schoten spontaan uit de grond. Een rijker thema dan dat valt er in de poëzie niet te vinden. Het raakt aan de kern van wat het betekent mens te zijn. De universeel gedeelde beleving van Eros en Thanatos behelst het hart van de wereldpoëzie.
Ook het nummer dat u nu vastheeft staat bol van kwelling en verlangen.
De drang om de orale traditie van poëzie verder te zetten drijft akim a.j. willems het podium op. Met zijn inzet voor de Oekraïense zaak toont hij dat dat poëzie verbinding en solidariteit tot stand kan brengen.
Iemand die lijfelijkheid op een taboedoorbrekende manier in beeld brengt is Hilde Braet. Via krachtige beelden waarin de beeldtaal zich vervlecht met de lichaamstaal van de modellen vertelt zij verhalen over zelfvertrouwen en weerbaarheid.
Dankzij Jan Verplaetse komen we te weten waarom Thomas Van Aquino zelfbevrediging zondiger vond dan verkrachting en de Ultramontanen pijn en vernedering verkozen boven genot.
En Peter Benoy confronteert ons met de excentrieke dichteres en beeldend kunstenares Barones Elsa von Freytag-Loringhoven, die wel een zeer lijfelijke manier had om haar fascinatie voor Marcel Duchamp te laten blijken. Zijn nieuwe rubriek Samenhang/ confrontatie is een verruiming waarin poëzie een grote rol blijft spelen.
Als al dit lekkers de lichaamssappen sneller doet vloeien, vergeet dan zeker ook niet naar Maandrang te komen, het festival van het poëtische verlangen dat voor de 2de keer in Mechelen zal doorgaan. Lach, traan, zonde en verlangen gegarandeerd. Tot dan!
Tom Cools www.maandrang.be
COLOFON
DE NIEUWE GEMEENSCHAP driemaandelijks ledenblad van het August Vermeylenfonds vzw; verschijnt op 15 maart, 15 juni, 15 september en 15 december.
REDACTIE Peter Benoy, Tom Cools, Willem Debeuckelaere, Sarah Mistiaen, Johan Notte, Kristel Gijbels, Nico Pattyn, Paul Teerlinck, Eliane Van Alboom, Judy Vanden Thoren, Hans Vandevoorde, Anita Van Huffel en Anne Van De Genachte (+ vormgeving)
ALGEMEEN SECRETARIAAT Tolhuislaan 88, 9000 Gent, 09 223 02 88 - e-mail: info@vermeylenfonds.be - website: vermeylenfonds.be - openingsuren: 9u - 12u en van 13u tot 17u
ABONNEMENT 15 euro (4 nummers)
LIDMAATSCHAPSBIJDRAGE 15 euro per individu. U kunt lid worden door aan te sluiten bij een plaatselijke afdeling of door overschrijving op rek.nr. BE50 0011 2745 2218 van het Vermeylenfonds vzw, Tolhuislaan 88, 9000 Gent. Leden ontvangen gratis De Nieuwe Gemeenschap.
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Willem Debeuckelaere, p/a Tolhuislaan 88, 9000 Gent
Auteursrechten personen die we niet hebben kunnen bereiken i.v.m. eventuele auteursrechten kunnen de redactie contacteren.
STEUN HET VERMEYLENFONDS Giften vanaf 40 euro zijn fiscaal aftrekbaar. Reknr. BE50 0011 2745 2218, Vermeylenfonds, Tolhuislaan 88, 9000 Gent. Om reden van milieuvriendelijkheid wordt dit tijdschrift op chloorvrij recycleerbaar papier gedrukt.
INHOUD oktober-december/2024
03 Eyecatcher
04 akim a.j. willems
07 Het belang van bloed en de Ultramontanen
10 Maandrang
12 Agenda
14 Hilde Braet
16 Verslag
18 BV - Hilde Braet
21 Boekennieuws
22 Column - Peter Benoy
24 Samenhang/Confrontatie
- Peter Benoy
26 Column - Anita
Deze pagina is een coproductie tussen het Vermeylenfonds en Creatief Schrijven vzw. Wil je kans maken op publicatie in het volgende nummer?
Post je tekst op azertyfactor.be/wedstrijd.'
Presentatie
Mijn huid zit altijd verkeerd
Hier te veel, daar te weinig Soms te man, dan te vrouw en echt wel nooit van beide
akim, hoe ben je gebeten geraakt door het poëzievirus?
akim a.j. willems: “Dankzij de bibliotheek in Turnhout. Mijn leerkracht had ons, ongetwijfeld met de beste bedoelingen, laten kennismaken met de poëzie van Guido Gezelle. We moesten diens lange gedicht Boerke Naas uit het hoofd leren en declameren, dat was voor mij de kortste weg naar een levenslange aversie voor de poëzie.”
BIO akim a.j. willems (Turnhout, 1974) is een Belgische, Nederlandstalige dichter schrijver, beeldend kunstenaar, poëziepromotor en bibliofiel. Hij woont in Sint-Pieters-Rode en is organisator en programmator van het poëziefestival Poëzie in de Oude Pastorie en de Nacht van de Turnhoutse Poëzie. In mei 2019 verscheen bij uitgeverij Vrijdag zijn officiële poëziedebuut op de rand van het zwijgen; eerder verschenen enkele chapbooks en bibliofiele poëzie-uitgaven in eigen beheer. Tussen 2012 en 2014 was akim a.j. willems de officiële stadsdichter van Bornem; dat beschouwt hij als een ijdele jeugdzonde die hem vergeven moet worden. Als ik schrijf dan vertrek ik vanuit de
Zeer herkenbaar. (algemene hilariteit) “Ik vond dat verschrikkelijk. Ik kan geen tekst onthouden, toen al niet. Het was poëzie die me ook niet boeide. Toen ik 15 werd, mocht ik overgaan van de kinder- en jeugdbibliotheek naar de volwassenenafdeling. Vooraan in de rekken stond de poëzie, daar heb ik toen, op goed geluk, enkele bundels uitgehaald.”
Weet je nog welke?
“Sturm und Drang van Jules Deelder en Oogappel van Adriaan Morriën. Ik was direct verkocht,
ook al zijn dat dichters die qua poëtica mijlenver uit elkaar liggen, zij hebben bij mij de liefde voor de poëzie doen opvlammen. Deelder ben ik altijd blijven volgen. Hij is ook de reden waarom ik me meer als een podiumdichter zie dan als een gewoon dichter. Dat performance-aspect heb ik altijd wel geapprecieerd. Van Morriën heb ik toen, als puber, alles gelezen wat van hem was uitgekomen.
Ik had het manuscript van mijn eigen bundel Op de rand van het zwijgen aan Mustafa Kör (Dichter des Vaderlands van 2022 tot 2024, nvdr.) laten lezen. Die wees me erop dat er zoveel natuur in zit. In de poëzie van Morriën, zit ook veel natuur. Onbewust moet die invloed in mijn poëtische DNA zijn geslopen.”
Heb je eerst gewoon een paar jaar gelezen of ben je direct beginnen schrijven? “Ik ben snel beginnen schrijven; puber ‘stuff’, van die gedichtjes voor je lief maar ook wel
humoristische gedichten. Voor mijn eerste lief schreef ik regelmatig zeemzoete gedichten. Toen ik 18 was ben ik er voor de eerste keer mee op een podium gekropen. Het jeugdhuis in Oud-Turnhout had een poëzieavond waar Circus Bulderdrang de headliner was. Ik werd gevraagd als het voorprogramma. Dat was plezant, maar ook een verschrikking. Je staat daar met je puberale gedichtjes en een kwartier later staat Bulderdrang met Vitalski de boel anarchistisch af te breken.
In Antwerpen?
“In Brussel, bij Jan Ducheyne. Ik had wat podiumteksten geschreven en werd uitgenodigd. Zowel Opperstalmeester Stijn Vranken als Jan waren dolenthousiast. Toen dacht ik: ‘Ok, dit wordt gesmaakt.’ Later dat jaar was ik uitgenodigd in Tilburg op een poëziefestival, verspreid over meerdere dagen, een beetje vergelijkbaar met Maandrang. Gijs Ter Haar (de godfather van de Slam in de Lage Landen, nvdr.) gaf daar een workshop, en ‘s avonds traden we op in een bomvol café. Dat gaf voor mij de doorslag om op dat creatieve spoor te blijven.”
– Als ik schrijf, schrijf ik luidop
Daarna heeft het lang geduurd vooraleer ik weer het podium opging. Er was niet direct een aanleiding, tot op een bepaald moment Villanella in De Singel De Nachten organiseerde. Er was een oproep gelanceerd voor onbekende beginnende dichters om in de marge iets te brengen. Ik stuurde enkele performancegedichten in. Jules Deelder kwam dat jaar ook. Hij had zijn bekende Kutgedicht, ik had een Lulgedicht. Ik werd uitgenodigd. Echter, op het moment dat Villanella belde, nam mijn pa op en zei dat het niet ging lukken omdat ik in de bakkerij moest gaan werken. Dus ik heb helaas niet met Jules Deelder op het podium gestaan. Maar het had gekund.”
Zijn er naast Deelder nog andere iconen van de poëzie waar je naar teruggrijpt?
“Naar teruggrijpen is veel gezegd. Tussen mijn 16de en mijn 20ste was Herman de Coninck een dichter waar ik naar op keek. Ik hou nog steeds van zijn poëzie.”
Herman de Coninck is wel minder een showman dan Deelder.
“Ja, maar dat was voer voor de romantische puber. De Coninck kon een vrouw binnendoen met een gedicht. Die truc wilde ik ook wel kennen. Toen ik in Gent studeerde, heb ik lang het idee gehad dat lezen en schrijven functioneel moest zijn. Ik studeerde journalistiek dus dat zal wel meegespeeld hebben. Ik las en schreef toen alleen nog non-fictie. Heel sporadisch poëzie, wanneer Herman de Coninck of Deelder een nieuwe bundel uit had. Na mijn 30ste is dat redelijk gulzig teruggekomen.”
Had je dan ook de behoefte om terug op een podium te staan?
“Ik heb ook vijf jaar stand-up comedy gedaan. Toen ik daar mee stopte, kwam er na een half jaar toch weer een drang naar het podium. Toevallig kwam ik bij De Sprekende Ezels uit.”
Wie waren jouw generatiegenoten?
“Charlotte Van den Broeck onder meer. Wij zijn ongeveer gelijktijdig in het circuit gestapt maar zij is dan met een grote versnelling de hoogte ingeschoten. Verder Kevin Amse, Joris Pinseel, Saschha Reunes… Slam Poetry begon toen echt op te komen in Vlaanderen, in Gent had je een grote scene. Voor de eerste keer was er ook een Belgisch Kampioenschap, met voorrondes in een of ander Oost-Vlaams dorp, waar het publiek bestond uit enkele Slammers, de organisator, zijn vrouw, zijn twee dochters en de cafébaas. (hilariteit) In Gent trad ik graag op in de Hotsy Totsy, daar ademde je literaire geschiedenis in.
Uiteindelijk ben ik met Slam Poetry gestopt; het was te veel politiek en te weinig poëzie voor mij.”
Wat podiumdichters brengen omvat voor jou méér dan alleen maar Slam? “Absoluut. Wat podiumdichters doen, gaat eeuwen terug in de tijd, van ver voor de opmars van Slam. Dat een publiek daar niet van op de hoogte is, daar kan ik inkomen. Maar als je jezelf als dichter in een dichterlijk landschap wil begeven zonder dat je weet waar het allemaal vandaan komt, dan ben je in het ijle aan het werken. Wat je dan krijgt, zijn mensen die denken dat ze het wiel hebben uitgevonden. Dat vind ik jammer.
Als je echt geïnteresseerd bent en op onderzoek gaat, dan kom je al snel in Amerika terecht bij de Beat Poets. Terwijl de Beat Poets dan weer teruggaan naar de jazzdichters van The Harlem Renaissance van de jaren ’20. Die hadden dan weer als voorloper Vachel Lindsay, één van mijn stokpaardjes. Aan het begin van de 20ste eeuw trok hij te voet door Amerika. Hij ruilde pamfletten met gedichten voor brood en onderdak en ging van boerderij naar boerderij, waar hij zijn gedichten dan ging ‘performen’. Er zijn nog oude opnames van hem, hij declameerde niet echt, hij zong half. De man is in absolute armoede gestorven na een fles bleekwater te hebben gedronken.
– Poëzie is een eeuwenoude orale traditie, dat wordt vaak vergeten
STANDPUNTEN
– Ritme en klank blijven onontbeerlijk ook als ik poëzie lees
De zwarte dichters uit de jaren ‘20, Langston Hughes en zijn kompanen, zagen in hem een ‘soul brother’, een voorbeeld van poëzie die het ritme van muziek heeft.
Helaas is Vachel Lindsay vergeten, zelfs weggegomd uit de literaire canon in de USA. Toen de zwarte burgerrechtenbeweging opkwam, ging de blanke academische wereld hem doodzwijgen. Annuleercultuur ‘avant la lettre’ omwille van zijn bekendste gedicht, The Congo. Daar zitten stereotype beelden van Congolezen in. Als je dat gedicht nu leest, doet dat de wenkbrauwen fronsen, maar toen hij dat schreef paste het in de tijdsgeest en bij de verering van alles wat ‘sauvage’, authentiek, niet kapot geciviliseerd was.”
Hoe belangrijk is dat voordragen van poëzie in jouw poëtica?
“Heel belangrijk. Als ik schrijf, schrijf ik luidop. Mijn versregels moeten goed in de mond liggen. Ik ben aan de SchrijversAcademie begonnen in 2014. Toen wist ik, geef me een tekst, een publiek en een podium en dat komt wel in orde. Ik had toen een kopij opgestuurd naar literaire tijdschriften. Bij Kluger Hans is er iets gepubliceerd toen ik nog met zuivere podiumteksten bezig was. Van Deus Ex Machina kreeg ik een vriendelijk mailtje terug dat ik iets te veel Van Ostaijen gelezen had en maar eens een eigen stem moest zoeken. De uitdaging was om als dichter ook op papier te kunnen overtuigen, maar de voorwaarde die ik mezelf had gesteld was dat het op een podium moest blijven swingen. Ritme en klank blijven onontbeerlijk ook als ik poëzie lees. Menno Wigman bijvoorbeeld heeft een heel herkenbaar metrum. Als ik Wigman lees, dan hoor ik hem in mijn hoofd, zijn stem, zijn metrum.
Ik vind dat ook belangrijk bij mijn poëzie. De keerzijde van die medaille is dat, als je je teksten op een podium brengt en je zoveel belang hecht aan die klank, ritme en metrum, je de luisteraar die ene versie opdringt. Als een schrijver met enjambementen speelt in zijn poëzie, dan kan je als lezer nog kiezen hoe je gaat lezen.
Poëzie is een eeuwenoude orale traditie, dat wordt vaak vergeten. Dichters zijn erg gefocust op gepu-bliceerd worden – en ik ben niet heiliger dan de paus, ik wil ook gepubliceerd worden – maar het gegeven
van poëzie in druk is relatief recent; en dan zeker het gegeven van een uitgever die voor een dichter het financiële risico op zich neemt. 100 jaar geleden ging je als dichter zelf naar de drukker en liet je je bundel drukken met je eigen centen. Daarna ging je ‘de boer op’ met je bundel.”
Als afsluiter, hoe ben je met de Oekraïense poëzie in contact gekomen?
“Voor de oorlog kende ik een aantal vertalingen van Taras Sjevtsjenko. Kateryna Kalytko had ik op het Felix Poetry Festival gezien en ook Serhiy Zhadan. De cultuurdienst in Holsbeek wou het sociale weefsel in wijken te versterken met cultuur. Aangezien er, na de uitbraak van de oorlog, een redelijke toestroom van Oekraïners was, opperde ik het idee om een poëzieavond te organiseren met Nederlandse en Oekraïense poëzie, zodat we de Oekraïners konden verbinden met de lokale bevolking. Samen met Lucy Stadnykova zijn we gaan zoeken wat we konden brengen. De Oekraïners kennen veel van hun klassieke poëzie, dat leeft enorm maar ik wou ook de hedendaagse Oekraïense poëzie brengen. Op die avond in Holsbeek heb ik gezegd dat poëzie ijdel is, tevergeefs; met poëzie los je geen oorlog op of sticht je geen vrede, maar je kan wel mensen samenbrengen en solidariteit tonen, mensen steun bieden en hen de kans geven hun stem te laten horen. Op zo’n moment wordt die poëzie bijzaak, een middel om elkaar beter te begrijpen. Dat is toch wel mooi.”
Zeer zeker. Bedankt voor het fijne interview, en tot binnenkort op Maandrang.
Interview: Tom Cools
Foto’s: Paul Teerlinck
Oekraïense avond tijdens Maandrang
Zaterdag 15 februari 2025
Presentatie akim a.j. willems & Lucy Stadnykova VC De Schakel, Steenweg 32 (aan Grote Markt), 2800 Mechelen
STANDPUNTEN
Het belang van bloed en de Ultramontanen
Ultramontaan (2024) bouwt verder op Bloedroes (2016). Dat laatste boek ging over het opwindend gevoel dat mensen ervaren bij confrontatie met bloed in een context van agressie. Denk aan soldaten of boksers die door het lint gaan als ze bloed zien of ruiken. Dit is een oud verhaal dat nooit grondig werd onderzocht. Verplaetse zocht in dit boek naar verklaringen voor die intense bloedervaring. Na de publicatie stuitte hij op een passage in De avonden in Sint-Petersburg van Joseph de Maistre (1753-1821), diplomaat, schrijver en filosoof en intellectuele grondlegger van de Franse contrarevolutie; iemand die terug wilde naar het Ancien Regime. Maistre beschreef zo’n ervaring maar vanuit een heel andere invalshoek dan de verhalen die Verplaetse bekend waren. Hij bekeek dit fenomeen louter theologisch. Inhoudelijk en vormelijk liet Maistre Verplaetse niet meer los. Net als De Avonden heeft Ultramontaan een dialoogstructuur, niet tussen een senator, een graaf en een ridder, maar tussen een architect en zijn biechtvader, een prelaat.
Aanleiding tot deze fictieve dialogen die historisch niet onwaarschijnlijk zijn, is het verzoek dat de architect ontving om de stilaan versleten Belgische guillotines te herontwerpen in een neogotische stijl; de kunststijl die de ultramontanen vanaf het midden van de negentiende eeuw monopoliseerden als de enige katholieke stijl. Paus Pius IX vond neogotiek maar niets, maar hier te lande kenden deze esthetica en achterliggende filosofie enig succes. Dat je nog altijd versteende restanten van dit gedachtengoed in het Vlaamse landschap ziet, hebben we te danken aan de Kortrijkse architect Jean-Baptiste de Bethune. In de filosofische dialogen (je weet bij tijd en wijle echt niet wat je leest…) wordt de denkwereld van deze ultrakatholieke kunstenaars stemmig gereconstrueerd. Over het belang van bloed en het geringe belang van het lichaam hebben deze ultramontanen uitgesproken opvattingen. Het boek heeft als openingscitaat: “Het schavot is een altaar”, dit is een gedachte die teruggaat op de bizarre bloedtheologie van Joseph De Maistre, de Voltaire van de ultramontaans contrarevolutie, waarvoor de biechtvader van de Bethune grote bewondering heeft.
Uitgangspunt van de ultramontaanse theologie was zogenaamde Tweede Zondeval. Omwille van zijn hoogmoed dreigde de mens opnieuw in de problemen te geraken. De moderne mens kon niet ongestraft liberale vrijheden of het Verlichtingsdenken omarmen. Voor een tweede maal werd God gekrenkt. Volstond het lijden van Christus ooit om ons van de Eerste Zondeval te verlossen, dan was een nieuw offer nodig om Gods toorn na de Twee Zondeval te temperen. De executie van Louis XVII en de omverwerping van het goddelijk recht riepen op tot een algehele boetecultuur. Boete betekende pijn, vernedering en onthouding en toonde je in de eerste plaats met
Jan Verplaetse bij het raam van de huiskapel van architect de Bethune
7 STANDPUNTEN
BIO Jan Verplaetse studeerde filosofie aan de Universiteit Gent waar hij momenteel rechtsfilosofie en ethiek doceert aan de Faculteit Recht en Criminologie.
Eerder was hij te gast in DNG (4/2020) over “Misdaad, straf en vrije wil”.
Kunnen we er (n-)iets aan doen?”. Hij legt een indrukwekkende lijst publicaties voor, grotendeels academisch georiënteerd, maar daarnaast schreef hij ook breed toegankelijke boekwerken, waaronder Bloedroes: over onmodern geluk (2016) en recentelijk Ultramontaan. Filosofische dialogen over geloof, gezag & neogotiek. Het zijn twee boeken die op het lijf geschreven zijn. Het rode lichaamsvocht dat door onze lijven stroomt, speelt in beide werken een hoofdrol. Bloedroes werd intussen internationaal opgemerkt. Er verscheen een Engelse en Roemeense vertaling, en een Arabische vertaling is in aantocht.
je lichaam. Ultramontanen ondertekenden een ‘gelofte van ‘slachtofferschap’ waarbij ze alle werelds plezier afzwoeren om het hemels heil niet in gevaar te brengen. Met bloed en bloedvergieten bewezen ze hun offerbereidheid. De bebloede handschoenen van Pauselijke Zoeaven, soldaten van Christus en Pius IX, die tegen de eenmaking van Italië vochten, werden als relikwieën in boeteprocessies meegedragen.
In Ultra Montes, over de bergen, ooit in de zestiger jaren een reisagentschap van katholieken huize die vooral Lourdes en Rome reizen organiseerde (maar gaandeweg ook sneeuwvakantie in Tirol) lag de ultieme politieke bestemming van het zondige België met zijn veel te liberale grondwet en zijn erkenning van godsdienst- en persvrijheid. Het behoud van de Pauselijke Staten, onder dubbelgezag van de Paus, was voor ultramontanen even cruciaal als het kalifaat voor fanatieke Islamieten. Overigens is dit niet de enige link. Uiteindelijk moesten de ruim tweeduizend Belgische en drieduizend Nederlandse Zoeaven het onderspit delven, vooral nadat Frankrijk haar militaire steun terugtrok. Hoe was de terugkeer naar België mogelijk wanneer zij uit religieus fanatisme voor een vreemde mogendheid vochten?
Toen had je al discussies over de re-integratie van die strijders zoals nu met de IS-vrouwen, kinderen en strijders. In België is dat toen met de mantel van de katholieke liefde toegedekt.
Het zondige lijf moest boete doen en genot verfoeien. Ultramontaanse koppels hielden zich aan het gebruik van de Tobiasnachten. Mocht je dan al seks hebben, omdat je gehuwd was, dan spraken man en vrouw af om de eerste drie nachten toch apart te slapen en elkaars maagdelijkheid nog even te respecteren. Nadien stond seks in functie van procreatie. Barones Emilie Outrive d’Ydewalle, de echtgenote van de Bethune, zou negen kinderen baren.
Niet alle katholieken waren zo lichaamsvijandig. Onder invloed van het neothomisme erkende men steeds meer de natuurlijke oorsprong van erotisch genot, al moest die altijd in functie staan van het verwekken van het nageslacht. Thomas van Aquino was oordeel dat zelfbevrediging om die reden zondiger was dan verkrachting. Miskenning van het natuurlijke doel was erger dan miskenning van de wederzijdse instemming.
Ook was het ultramontanisme niet lichaamsvijandig over de hele lijn. Neogotische architecten hechtten veel belang aan kleur
STANDPUNTEN
(poly-chromie), natuurlijke materialen zoals hout en steen, kunstig maaswerk, florale motieven in tegels en behang en vele sierelementen zoals de hogels die pinakels en baldakijnen verrijken. Al heeft deze esthetiek steeds een functionele en theologische dimensie, ze appelleren ook aan ons zintuigelijk en lichamelijk genot. Ten slotte gelooft elk katholiek in de heropstanding van het lichaam. In het hiernamaals aanschouwen we God niet louter spiritueel maar ook met het lichaam van onze fitste levensjaren.
Op 26 oktober vond een druk bijgewoond afscheid plaats van onze gewaardeerde ondervoorzitter Philippe Ruysschaert in het Crematorium Blauwe Toren in Brugge. Vermeylenfonds is hem zeer dankbaar voor zijn inzet in de bestuursorganen van onze organisatie en ook in de ruime vrijzinnigheid. Als vrijwilliger gaf hij vorm aan vele activiteiten in Blankenberge. De ontmoeting in de cultuurbeleving stond voor hem centraal, net zoals de solidariteit en het vrijzinnig humanisme.
Later engageerde hij zich ook bovenlokaal en begeleidde hij mee de overgang van de provinciale naar de landelijke organisatiestructuur. Hij was daarbij niet te beroerd om ook moeilijke dossiers op te nemen en mensen op hun verantwoordelijkheden aan te spreken.
Ook bij deMens.nu en de Instelling voor Morele Dienstverlening West-Vlaanderen was hij een gekende bestuurder. Met zijn kenmerkende stijl en humor kon hij verrassend en ontwapenend uit de hoek komen, nooit om een kwinkslag verlegen.
Zijn echtgenote Annie Van Paemel verwoordde het krachtig op zijn afscheid: ‘Philippe maakte keuzes in zijn leven waarbij hij ons toonde dat we nu moeten leven en de schoonheid van de vriendschap centraal kunnen zetten… ‘
Frederik Dezutter, directeur Vermeylenfonds
Philippe was een man waarop je kon rekenen, steeds aanwezig op de vergaderingen van het bestuursorgaan. Hij had een brede kijk op politiek en op de evolutie van het sociaal-cultureel leven, wars van ideologie en met zin voor de realiteit. En altijd goedlachs en klaar met een geestige opmerking.
Willem Debeuckelaere, algemeen voorzitter Vermeylenfonds
Philippe Ruysschaert heeft zich vanuit zijn links progressief gedachtegoed steeds enthousiast ingezet voor het Ver-meylenfonds. Hij was de drijvende kracht achter de gerenommeerde provinciale schilderwedstrijd en bracht cultureel vernieuwende projecten naar Blankenberge tijdens z’n voorzitterschap.
een feest van liefde en erotiek... even terug in de tijd
Aansluitend op de poëzieweek in januari 2025, in het teken van Lijfelijkheid, vieren we op 13 februari Lupercalia, een avond vol poëzie, stand-up comedy en performance.
Maar wat is de oorsprong en de inhoud van dit feest?
De Lupercalia was een Romeins feest dat gehouden werd op de idus van februari. De idus is de dag van elke maand waarop het volle maan is. In februari was dat bij de Romeinen op de 13de dag, in maart bv. was dat op de 15de dag, de bekende datum van de moord op Caesar in 44 voor onze tijdrekening.
Het feest wordt geassocieerd met de oude Romeinse god Lupercus.
In de naam Lupercus vinden we lupus terug, Latijn voor wolf. Oorspronkelijk was hij een god van de oogst en de landbouw, en zo
ook van vruchtbaarheid. Zijn heiligdom in Rome bevond zich in de Lupercal, de grot op de Palatinus heuvel waar een wolvin Romulus en Remus zoogde. Zo was hij ook een beschermer van zwangere vrouwen. De grot werd in 2007 trouwens teruggevonden.
Op de dag van de Lupercalia werden geitenbokken en een hond geofferd, onder supervisie van priestercollege, de Luperci. Daarna bekleedden de Luperci zich met de geitenhuiden (oorspronkelijk zouden ze naakt hebben rondgelopen) en sloegen in het rond met riemen van diezelfde huiden. Bij vrouwen zou een slag met zo’n riem vruchtbaarheidsproblemen genezen.
Het was ook een feest van de liefde en de erotiek. Mannen trokken de namen van vrouwen uit een pot en vormden zo een koppel voor die dag.
Het feest vond plaats op het einde van het Romeinse jaar, dat begon in maart. Er was een zuiveringsaspect, waarmee men het oude achter zich liet en ‘puur’ aan het nieuwe jaar kon beginnen.
Het was geen feest waarbij duidelijk een god werd vereerd, de rituelen en datgene wat ze voor de deelnemers betekenden stonden centraal. In de antieke bronnen worden verschillende goden vermeld, en ook nu zijn historici het vaak oneens over een aantal aspecten van dit feest.
Lupercus werd later geïdentificeerd met Faunus, een god van bossen, velden en vee. En toen de Romeinen het Griekse pantheon in hun eigen religie incorporeerden werd Faunus gelijkgesteld aan Pan, de Griekse god van bossen en het vee met het onderlichaam van een geitenbok.
Het feest, dat ten laatste in de vijfde eeuw voor onze tijdrekening al werd gevierd, overleefde het einde van het West-Romeinse rijk. Gelasius, die van 492 tot 496 paus was, zou het verboden hebben. Het is opvallend dat de naamdag van de heilige die met de liefde geassocieerd wordt, Valentijn, zowat op hetzelfde moment valt.
De romantische connotatie tussen Valentijnsdag en de liefde gaat echter pas terug tot 1382, toen Geoffrey Chaucer in zijn gedicht Parlement of Foules stelde dat Valentijnsdag de dag was waarop de vogels hun partner kiezen.
De christelijke connotatie van Valentijnsdag, maar vooral de sterke commercialisering van dit feest, roepen weerstand op in bv. de moslimwereld en India, maar ook in het Westen. Er zijn alternatieven. China kent het Qixi Festival, dat in augustus valt.
Voor Europeanen biedt de Lupercalia de gelegenheid om op hetzelfde tijdstip van het jaar terug aan te knopen bij een oudere traditie en daar een nieuwe, niet-commerciële invulling aan te geven. Liefde, vruchtbaarheid, lichamelijkheid, volle maan, lyrische poëzie, geschiedenis, volksfeest: elementen genoeg om er iets moois van te maken.
Nico Pattyn
Houd vrij en leg vast!
Poëtisch liefdesfeest Lupercalia tijdens Maandrang!
Lupercalia is een zinnenprikkelende avond vol poëzie, stand-up comedy en performance, geïnspireerd op de heidense Romeinse vruchtbaarheidsriten.
Charlotte Van den Broeck is een van onze belangrijkste Vlaamse dichters. Haar poëzie ademt zinnelijkheid en lichamelijkheid. Voor haar debuut Kameleon ontving ze de Herman De Coninck Debuutprijs. In 2017 verscheen Nachtroer, waarvoor ze de driejaarlijkse Paul Snoekprijs voor de beste Nederlandstalige bundel kreeg. Recent verscheen Een vlam Tasmaanse tijgers waarin ze sporen volgt van de uitgestorven Tasmaanse tijger.
WonderWijven zijn madammen die met twee voeten in ’t leven staan maar zich ook bewust zijn van hun intuïtie en daar schaamteloos naar handelen. Ze komen op zinnenstrelende wijze een aantal verhalen brengen uit hun boek #khebzin, een ode aan de overgave.
akim a.j. willems is dichter, beeldend kunstenaar en bezieler van het poëziefestival Poëzie in de Oude Pastorie.In mei 2019 verscheen bij uitgeverij Vrijdag zijn officiële poëziedebuut op de rand van het zwijgen; eerder verschenen enkele chapbooks en bibliofiele poëzieuitgaven in eigen beheer. Zijn werk werd vertaald in het Frans, Engels, Duits, Oekraïens en Spaans en gepubliceerd in literaire tijdschriften in België, Nederland, USA, Oostenrijk, Spanje, Argentinië, Mexico, Venezuela en Nieuw-Zeeland.
Femke van Grootel is een dichteres die nooit iets opschrijft. Haar gedichten krijgen al doende vorm voor de spiegel. Fris en met een zwoele hese stem schotelt ze ons haar poëzie voor, af en toe zonder pointe – dat krijg je als je niets noteert - maar daar springt ze speels mee om, met humor, zoals het een goede performer betaamt.
meer Maandrang!
Marlies Verschueren transcendeert de grenzen van de comedy en kan je herkennen aan het pianootje dat ze overal heen transporteert. Ze maakte recent de transitie naar de comedy en stond in de finale van de Lunatics Comedy Award (2022) en het Let’s Make Comedy festival Arnhem (2024). Op transparante en hilarische wijze doet zij openhartig haar transformatie uit de doekjes. Say hi to ‘Hello Clitty’!
Jirka De Preter kan zich moeilijk samenvatten in een biografie, tenzij aan de hand van een bonte opsomming. Uiteindelijk komt het neer op een niet-weten, zoals alles in het leven. Ze houdt van het getal 37, Pantonekleur 810, driehoekige boterhammen in drukke tankstations, de zintuiglijkheid van de herfst, de rasperige stem van Leonard Cohen en nachtelijk schilderen – een zoetgevooisde ode.
Luz Del Fuego a.k.a. Parlé Texas is een heel speciale danseres en kostuumontwerpster. Haar inspiratie is instinctief magisch realistisch. Ze laat verschillende componenten samenvloeien tot één geheel –symbiose, metamorfose. Sinds haar kindertijd danst en fantaseert ze vanuit haar intuïtie.
Palestijnse avond met Fatena Al-Ghorra & Hind Eljadid.
Locatie: Boekhandel De Zondvloed, Onze-Lieve-Vrouwestraat 70, 2800 Mechelen
Fatena Al Ghorra is schrijfster en dichteres. U kent haar ongetwijfeld van haar boek Uittocht naar Gaza
Oktober 2023. Voor het eerst in vijftien jaar bezoekt de Belgisch-Palestijnse schrijfster Fatena Al Ghorra haar familie in Gaza. Als op 7 oktober de hel losbarst wil ze haar bejaarde ouders niet achterlaten. Onder een Israëlische bommenregen vluchten ze
halsoverkop, haar mama op blote voeten, naar het Al-Quds-ziekenhuis. Dat wordt hun schuilplaats. Met twaalfduizend anderen blijven ze er bijna een maand. Terwijl Gaza in een ruïne wordt herschapen, zit Fatena op haar kleine vierkante meter in een gang op de vierde etage van het ziekenhuis: zonder privacy of licht. Ze schrijft. Brieven zijn het aan haar nichtje Lamar. Er zit miserie en dood in haar teksten, maar ze zinderen ook van
het leven. Ze schrijft en doet wat gevangenen en werklozen doen: ze koesteren hoop, zoals ook Mahmoud Darwich en Rifaat Alareer schreven. Uittocht naar Gaza is een boek over de gezichten en stemmen van Gaza, over de sensatie van een glas drinkbaar water, over zingen als verzet en woorden als enige pijnstiller. 11 MAANDRANG
AGENDA EN VERSLAG
Een greep uit het aanbod. Voor méér kijk op www.vermeylenfonds.be.
20/12/24 14u30 – 16u30
Denken en handelen voorbij Rawls
Philippe Van Parijs is één van de bekendste politieke denkers van dit land, zeker in de Angelsaksische wereld.
Hij werkte als professor aan de UCL en Harvard en is vooral bekend als promotor van het basisinkomen, de Paviagroep en zijn denken over rechtvaardigheid en solidariteit.
Hij bouwt verder op het denken van Marx, Rawls, Gorz en ontwikkelt eigen inzichten en politieke filosofie. Maar ook de praxis, het handelen, is hem niet vreemd. Denk maar aan zijn acties om de straten van Brussel terug te geven aan de bewoners. Met resultaat overigens. Ook zijn denken over Europa en de functie en werking van de taal is bijzonder interessant. Hoog tijd om deze bijzondere filosoof beter te leren kennen.
Filosoof Patrick Loobuyck is niet alleen vertrouwd met het werk van Van Parijs, hij ontwikkelt ook - mede geïnspireerd door Rawls - een politieke theorie die uitnodigt om er ook in de praktijk mee aan de slag te gaan. Hij werkt rond samenleven in diversiteit, is pleitbezorger van LEF-een algemeen vak levensbeschouwing- en is hoogleraar aan de UGent en Universiteit Antwerpen. Beide filosofen gaan met elkaar en met het publiek in gesprek.
Locatie: Bibliotheek De Krook - De blauwe vogel, Miriam Makebaplein 1, Gent, inkom: € 5
In samenwerking met August Vermeylenfonds, Bibliotheek De
Expo Ensor in KMSKA Het Ensorjaar 2024 zou niet compleet zijn zonder een expo in het KMSKA. In “Ensors stoutste dromen. Het impressionisme voorbij” krijg je een totaalbeeld van James Ensor als baanbrekende kunstenaar. Je ontdekt Ensors eigen meesterwerken uit de hele wereld naast die van de internationale kunstenaars met wie hij zich wil meten. Want bovenal wil Ensor altijd de beste zijn. Zelfs al heten zijn concurrenten Edouard Manet of Edvard Munch.
Locatie: KMSKA, Leopold De Waelplaats 1, 2000 Antwerpen. Toegangsprijs voor museum en gids: zonder museumpas € 26,00/met museumpas € 6,00.
Inschrijven via reknr. BE30 0010 9849 701 1 van Vermeylenfonds Waarschoot, Hovingen 43.
Max. 15. Contact: johan.notte@telenet. be. Organisatie: VF Lievegem i.s.m.VF Eeklo
30/01/2025 20u00 - 22u00
Schemerwereld poëtisch avontuur op Gedichtendag tijdens Maandrang
Op Gedichtendag nemen we jullie mee op een poëtisch avontuur richting Schemerwereld, een wereld van zintuiglijke ervaringen, waar woorden de tastbare werkelijkheid vormgeven.
De auteurs en artiesten zijn niet de minsten.
Esohe Weyden maakte naam als podiumdichter. Haar debuutbundel Tussentaal (2022) werd alom bejubeld. Ze kwam ermee op de shortlist van de C. Buddingh-prijs en won de publieksprijs van de PrixFintroPrijs 2022 voor Nederlandstalige literatuur.
Sara Eelen zette zich met haar debuut Het nodige breken meteen stevig op de dichtersbühne. Ze won de Debutantenprijs 2023 van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en was genomineerd voor de PrixFintroPrijs voor Nederlandse literatuur. Samen met het Nordsoen Saxcollectief bewandelt zij de grens tussen improvisatie en uitgeschreven muziek en neemt ze het publiek mee op een bijzondere luister- en belevingstocht.
Pat Donnez is onze bekendste Mechelse dichter. Zijn stadsgedicht M, een ambivalente lofzang op de stad Mechelen, prijkt op een buitenmuur aan Het Predikheren. Eind 2024 verscheen zijn nieuwe boek 9 regels om in 8 te nemen.
Stijn Vranken is dichter en poëzieperformer. Van 2014 tot 2016 was hij stadsdichter van Antwerpen. Hij is de opperstalmeester van De Sprekende Ezels, het experimenteel podium voor poëzie, muziek, comedy en andere podiumkunsten. Behalve poëzie schrijft hij ook theaterteksten, radioboeken, muziekteksten en staat hij op de planken met eigen voorstellingen.
Joskoor is een spreekkoor met ambitie. Het Joskoor werd opgericht door Geert Briers en bestaat uit een twintigtal enthousiaste koorleden die onder leiding van dirigent Eric Baranyanka poëzie scanderen op een ritmische maar uiterst muzikale manier. Met extra aandacht voor de poëzie van Herman De Coninck, uiteraard.
Prijs: €10, uit-tarief €1,66
Locatie: Predikherenkerk Mechelen 22 /02/2025 en 23/02/2025
INTERVIEW: Heleen Debruyne interviewt Will-Limba Moleka over ‘Limbaverse’ en Esohe Weyden over ‘En Morgen nog een keer’.
BOEKVOORSTELLING:
‘Afrika’s gedroomde toekomst’: Mathieu Zana Etambala in gesprek met Loïc De Cannière & muzikaal intermezzo van Nana Ndelo.
PANELGESPREK:
‘Rainforest Capitalism’ van Thomas Hendriks, ontbossing en herbebossing in Congo/ Bram Sercu (BOS+) modereert, panelleden: Thomas Hendriks (KUL), Maaike De Ridder (ENFORCE +Africamuseum), Pascal Boeckx (UGENT) Ing. Don Béni.
LEZING: ‘
Architectuur in Kinshasa ‘door André Okerman & Miriam van Agtmaal. Meer info op: https://humanssenseproject. wordpress.com/
Locatie: De Grote Post, Hendrik Serruyslaan 18 A., Oostende KAAP Oostende, Koning
Boudewijnpromenade 10, Oostende Meer info: https://humanssenseproject. wordpress.com
29/03/2025
For Rosa
Een uitzonderlijke theatervoorstelling over (meer dan) klimaat
Het stuk is gebaseerd op de ervaringen en teksten van Benjamin van BunderenRobberechts, gespeeld door Felix Maesschalk in een regie van Nic Balthazar. Een meeslepend verhaal over vriendschap, ontluikende liefde en een tragedie die een jonge man aanzette tot de strijd van/voor zijn leven. Rosa is een 15-jarige klimaatactiviste die het leven liet bij de overstromingen van 2021 rond Pepinster. Hier lees je meer over de strijd van Benjamin: https://www. climatejusticeforrosa.org/
Locatie: Kunstencentrum CAMPO Nieuwpoort 31-35 9000 Gent.
25/4/2025 20u00
“Quel bordel”, door Diane De Keyzer Diane De Keyzer is auteur en een goed verteller. Tijdes deze lezing zal ze het hebben over haar boek “Quel bordel”. Het gaat over de geschiedenis van de prostitutie door de eeuwen heen.
“Quel Bordel” is een fascinerende inkijk in het leven van ontelbare vrouwen die al eeuwenlang hun brood verdienden en verdienen met seks. En je verneemt terloops dat het beroep van deze dames nooit het oudste ter wereld is geweest.
Inschrijven tot 18 april via davidsfondsevergem@gmail.com i.s.m. VF Evergem
AGENDA
Diane De Keyser
Verhalen vertellen via krachtige beelden , het meesterlijk werk van
Hilde Braet
Lees meer over de kracht van een foto in het gesprek met fotografe Hilde Braet op pagina 18
Ampersand #11 Dood
Tot as zult gij wederkeren! Te midden van Allerheiligen en Wapenstilstand heeft Ampersand de grens naar de eeuwige jachtvelden verkend. Terwijl het leven onverstoorbaar voortgaat, schuilt de dood altijd om de hoek. Op dat kruispunt tussen leven en dood laten we ons leiden door een vertrouwd recept van eigenzinnige literatuur, muziek en poëzie.
Een formidabel optreden van folkzanger Bruno Deneckere in café Pingouin, georganiseerd door het AVF Eeklo. De singersongwriter die altijd volle zalen trekt in Vlaanderen, en soms daarbuiten. Zijn recent uitgebrachte CD “Healing Water” stond centraal staan in deze voorstelling.
De Markante Tongenaar 2024 Louis Walpot
Het Vermeylenfonds in samenwerking en onder auspiciën van de stad Tongeren en de cultuurraad van de stad Tongeren brachten een hommage aan Louis Walpot. Wij zijn fier dat iemand uit ons midden het zo ver gebracht heeft en zijn talenten heeft gebruikt voor de ontwikkeling van de ruimtevaart met als doel het welzijn van onze aarde.
Een organisatie van De Stad Tongeren, De Tongerse Cultuurraad, MoMeNT, Het Vermeylenfonds Nationaal, Het Vermeylenfonds Hasselt - Heers - Maasmechelen, IMD Limburg, Huize van de Mens, Huize van de Mens Tongeren, Willemsfonds & Het Humanistisch Verbond
Een deel van de opbrengst van de kaartenverkoop werd integraal geschonken aan het goede doel ‘Kom op tegen Kanker’.
Op initiatief van de Vermeylenfondsafdeling Eeklo werd er in juni opnieuw een reis georganiseerd naar Albanië. De reis doorkruiste het hele land met een korte uitstap naar Kosovo. Er waren ook boeiende ontmoetingen met de plaatselijke bevolking.
De touroperator was Liria Travel van Gent, geleid door Alketa en Arben Molla, Vlamin-gen met Albanese roots. Op de rondreis hebben zij hun Albanië zien: adembenemende berglandschappen, een azuurblauwe zee, culturele schatten, ultieme gastvrijheid en culinaire topmomenten.
Foto’s: Jean-Pierre Drubbels
Hilde Braet
Fotograaf
Ik heb Hilde Braet leren kennen in 1989 als lid van de jury van de fotowedstrijd van de Gentse Vermeylenfondsafdeling. Inderdaad, heel lang geleden. Toen al viel me de veelzijdigheid van haar werken als fotograaf op. Later, in 2010 vroeg Hilde me of ze stage kon doen in het Vermeylenfonds in het kader van haar masterstudie Cultuurwetenschappen. Was Hilde nu nog fotograaf of wetenschapper?
Hilde Braet: “Dat is gewoon omdat ik consequent bezig ben, los van het hokjes denken, want dat is soms het probleem van de buitenwereld: men kan mij niet in een bepaald hokje steken, ik zit niet in het hokje van de kunstwereld, niet in het hokje van de professionele fotografie, niet in het hokje van de filosofie, fotografie is immers een multi- én interdisciplinair medium.”
Nochtans was je initiële opleiding in het hoger onderwijs, industrieel ingenieur.
“Inderdaad industrieel ingenieur tropische landbouw. Dat was puur uit idealisme. Ik wilde de wereld veranderen, opkomen tegen de onrechtvaardigheden waarbij de rijke westerse landen de arme landen uitbuitten. Mijn droom was ontwikkelingshulp in Afrika of Zuid-Amerika maar dat bleek toch wat naïef. De tijd was er toen niet rijp voor: een vrouw die als ingenieur naar de ontwikkelingslanden
gaat werken. Ik heb veel gesolliciteerd maar nooit werk gevonden. Eén keer was het wel bijna gelukt. Het was een educatieve opdracht waarbij ik in Suriname vrouwen onderricht moest geven op het vlak van landbouw en voeding. Ik keek er erg naar uit maar door de staatsgreep van Désiré Bouterse in Suriname in 1980 ging het project niet door.”
Hoe ben je dan terecht gekomen in de wereld van de fotografie. De overgang van industrieel ingenieur naar de fotografie is op het eerste gezicht toch niet evident. “Fotografie was toen wel al één van mijn hobby’s. Ik had trouwens al cursussen fotografie gevolgd in de volkshogeschool van Brugge. Aangezien ik geen werk vond als industrieel ingenieur moest ik elders werk zoeken en belandde ik in de administratie van onderwijs en nadien van een bank. Daarnaast volgde ik avondonderwijs fotografie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en kluste ik bij in de kaderafdeling van een grootwarenhuis. Daar leerde ik de bekende Gentse portretfotograaf Ronny Heirman kennen die daar geregeld kaders bestelde. Hij zocht een assistente en aangezien ik een opleiding fotografie volgde mocht ik bij hem gaan werken gedurende twee dagen in de week. Ik assisteerde hem vooral in de donkere kamer waar hij me leerde goede prints te maken. Ik heb dat jarenlang gedaan. Ronny Heirman had veel relaties in de kunstwereld in Gent en was een goede vriend van Jan Hoet. Ik ging dikwijls mee naar vernissages. Ondertussen behaalde ik mijn getuigschrift fotografie in het avondonderwijs waardoor ik het beroep van fotograaf mocht uitoefenen. Er was toen nog een vestigingswet die bepaalde dat je moest gediplomeerd zijn om het beroep van fotograaf te kunnen uitoefenen. Die wet is in 2005 afgeschaft wat mijns inziens geen goede zaak was. Nu kan in feite iedereen zich vestigen als fotograaf met alle gevolgen van dien.”
– Verhalen vertellen via krachtige beelden
Je hebt je dan gevestigd als fotograaf.
“Aanvankelijk in bijberoep. Ik bleef wel nog halftijds werken bij de bank, de toenmalige ASLK en eigenlijk heb ik daar veel kansen gekregen. Zo mocht ik voor de personeelskrant werken en zorgen voor de foto-illustraties. Mijn droom was evenwel om 100% met fotografie bezig te zijn. Ik heb toen vijf jaar verlof zonder wedde genomen bij de bank en ben volledig zelfstandig geweest. Dat ging goed. Ik wilde voor mezelf bewijzen dat ik alle soorten opdrachten aankon en heb dus vrijwel alles gedaan: reportage, reclame, architectuur, Vlerickschool, ASLK… de rode draad was: verhalen vertellen via krachtige beelden. Dat was ook de periode van mijn eerste artistiek project ‘Fotoboudoir’ in 1993, wat eigenlijk het begin was van hoe ik op artistiek vlak verder gegroeid ben. Tussen ‘Fotoboudoir’ en mijn laatste boek ‘LIJF-elijk ANDERS’ zitten vele jaren maar er zit wel een rode draad in.”
In de eerste publicatie ‘Fotoboudoir’ staan vooral foto’s van vrouwen in een erotische setting.
“Ik heb die foto’s in verschillende culturele centra tentoongesteld en die hebben toch een impact gehad. Vele bezoekers hadden daardoor de weg gevonden naar mijn studio en wilden zich op die manier laten fotograferen. Geen fotomodellen maar gewone mensen die een portret van zichzelf wilden dat hen zelfvertrouwen gaf. Ook in andere projecten en workshops had ik het gevoel - en ik zag dat ook - dat
fotografie kon bijdragen tot meer zelfvertrouwen en weerbaarheid. Ik ben dan cultuurwetenschappen, gaan studeren aan de VUB en heb dat buikgevoel wetenschappelijk onderzocht in mijn masterscriptie. Ten behoeve daarvan heb ik stage gedaan bij het Vermeylenfonds waar ik een fotoworkshop mocht ontwikkelen over de beeldvorming van oudere vrouwen, vijftigplussers. Hierbij heb ik een wetenschappelijk methode kunnen ontwikkelen en ben ik zo tot het concept van de instrumentele fotografie gekomen. Fotografie als middel tot en niet fotografie om de fotografie. Mijn scriptie heeft de Max van der Kamp scriptieprijs gewonnen in Nederland. Dat is een prijs die de beste thesis honoreert die de verbinding maakt tussen kunst en cultuureducatie. Mijn thesis is nadien uitgegeven in boekvorm ‘De kracht van een foto’ en wordt in de academische wereld in Nederland gebruikt als cursus. Het boek is een belangrijke mijlpaal geweest in mijn leven. Ik was wel altijd geëngageerd van binnenuit maar door in die academische wereld terecht te komen heb ik meer inzichten verworven over waarmee ik bezig ben.”
Was het een keerpunt? Is je kijk op de fotografie en de foto daardoor gewijzigd?
“Waar ik vroeger minder mee bezig was is de theorie en de filosofie van de fotografie. Daarmee bedoel ik niet de vraag ‘Wat is fotografie?’ maar wel wat kan fotografie betekenen voor de mensheid bijvoorbeeld, het belang van de ontwikkeling en de evolutie van de fotografie voor de samenleving. Met woorden kan je bv zeggen ‘oude vrouwen zijn ook best aantrekkelijk’. Als je diezelfde stelling met een krachtige foto communiceert, dan komt dat veel overtuigender over dan met banale woorden. Beeldtaal is net zoals lichaamstaal veel krachtiger dan gewone spreektaal. Het is een laagdrempelige taal die heel toegankelijk is.”
Bij instrumentele fotografie is dus de inbreng van het model groter dan bij bijvoorbeeld gewone modellenfotografie waarbij de modellen de onderrichtingen van de fotograaf uitvoeren? Er is dan toch een andere interactie tussen de fotograaf en het model?
“Fotografie is een manier om te communiceren en het is vooral dat wat me boeit: het proces ervoor, de actie op het moment zelf en nadien het beeld dat dan echt gefixeerd is, dat je langer kunt bekijken, een gevoel van schoonheid kan oproepen, vooral van foto’s die niet conventioneel zijn. De foto’s van de modellen in het jaarboek van Snoecks bijvoorbeeld vind ik saai, dat is voorgekauwde esthetiek, dat zijn meestal jonge meiden die beantwoorden aan de schoonheidsidealen. Gelukkig komt er nu wat verandering in. Een collega van mij is bijvoorbeeld een modellenbureau gestart met mensen die er anders uitzien dan ‘babes’.”
In je publicatie ‘LIJF-elijk ANDERS’ staan erotische foto’s van mensen met een beperking waardoor je de toeschouwer confronteert met het anders zijn. Ik vermoed dat het ook voor de modellen zelf niet evident was om zich zo te laten fotograferen. “Dat is wat ik daarnet bedoelde en dat is altijd mijn stokpaardje geweest: het proces dat voorafgaat, voor dat je de foto neemt, is zeer belangrijk. Vóór de fotoshoot was er een interview van minstens een halfuur waarin ik natuurlijk veel luisterde maar mezelf ook kwetsbaar opstelde. In de publicatie van ‘LIJF-elijk ANDERS’ staan ook foto’s van mezelf, ik beschouw mezelf ook als iemand met een beperking want door mijn borstkanker was ik of ben ik fel verzwakt. Mijn lichaam is niet meer zoals het ervoor geweest is. Ik heb dus het begrip beperking, disability, opengetrokken naar mensen met chronische ziekten waarvan ik deel uitmaak. Van daaruit, van binnenuit ga ik dan fotograferen als mijn echte beleefde ervaring. Op de portretten
wordt de nadruk gelegd op het vrouw zijn, op de sensualiteit en niet op de handicap. Je ziet eerst de vrouw in al haar schoonheid en pas daarna haar beperking. Op sommige foto’s kun je zelfs de beperking helemaal niet zien.”
In de publicaties ‘Fotoboudoir’ en ‘LIJF-elijk ANDERS’ staan uitsluitend foto’s van vrouwen. “We hebben het hier tot nog toe gehad over mijn vrij werk en niet over mijn werk in opdracht. Dat geeft eigenlijk een vertekend beeld van mijn fotografisch werk want ik heb wel veel mannen gefotografeerd, ook naakt. Maar om op je vraag te antwoorden, ten eerste uiteraard omdat ik zelf vrouw ben en door mijn vrouw-zijn meer de vrouwelijke gevoeligheden begrijp. Maar daarnaast ook omdat er in onze maatschappij een dubbele seksuele standaard is. Van mannen wordt verwacht dat ze seksueel actief moeten zijn terwijl vrouwen op seksueel vlak meer terughoudendheid moeten tonen. Een man met veel vrouwen vindt men cool, een vrouw met veel mannen een slet. Het is juist dat mannen met een beperking ook moeilijk seksueel aan hun trekken komen maar voor vrouwen is het nog moeilijker juist door die dubbele seksuele standaard.”
En wat biedt de toekomst? Is er een tentoonstelling van jouw werk die we – en dan bedoel ik de leden van het Vermeylenfonds – zeker moeten bezoeken?
“Welja, ik neem deel aan een tentoonstelling aan de VUB met als titel ‘Nom de Dieu, kritiek, blasfemie, satire’. De curator is Willem Elias en ik stel twee werken tentoon. Mijn eerste werk is een ‘kinky’ foto van een naakte vrouw met een nonnenkap en een zweep; mijn tweede een installatie. Je hoort op de achtergrond een aria van de Mattheüspassie van Bach met het citaat ‘Het is niet gemakkelijk om de waarheid te tonen alhoewel de waarheid eenvoudig is’ en je ziet alleen gezichten van mannen die op elkaar volgen. Die heb ik gefotografeerd op het moment dat ze klaarkomen. Maar je weet dat natuurlijk niet… het is alsof ze aan het zingen zijn met de mond open, met verschillende grimassen, gecombineerd met de overgave die in de Mattheüspassie zit… het is dus een echt mannenproject.”
Ten slotte: hoe zou je je zelf omschrijven als fotograaf? Als je een adjectief of een paar adjectieven zou moeten plaatsen bij je werk, welke zou je hiervoor gebruiken?
“Sociaal engagement vind ik belangrijk, grensoverschrijdend, taboes doorbreken. Een mooi woord hiervoor is paroxisme wat letterlijk betekent de grens opzoeken en dan balanceren op die grens tussen wat kan en wat niet kan. Soms ook in plaats van op de grens te balanceren, de grens een tikkel verleggen en dan daarop balanceren.”
Tentoonstelling Nom de Dieu: kritiek, godslastering, satire? - Curator: Willem Elias.
Van 28/11/2024 tot 15/02/2025
VUB Zaal Pilar-Expo, (Eerste en tweede verdieping), Triomflaan – ingang 6, Brussel. Vrije toegang
EXC.VOOR AVF-LEDEN! 20 % KORTING OP DEZE BOEKEN. epo.be/nl/12-boekenportaa l
GEBRUIK DE KORTINGSCODE DNG202404 IN JE WINKELMANDJE.
MORELE INSTINCT, HET OVER DE NATUURLIJKE OORSPRONG VAN ONZE MORAAL
JAN VERPLAETSE
Waarom is de ene mens goed en de andere slecht? Dit boek is een lang antwoord op die vraag. Het verklaart ‘moreel’ en ‘immoreel’ gedrag als uitdrukkingsvormen van vijf morele systemen. Vier ervan berusten op intuïties of emoties (de hechtingsmoraal, de geweldmoraal, de reinigingsmoraal, de samenwerkingsmoraal) en slechts één is rationeel (de beginselenmoraal). Al die moralen verplichten mensen om dingen te doen of te laten, maar op diverse gronden en verschillende manieren. Gemeenschappelijk aan alle moraal is dat die onze individuele vrijheid begrenst.
Verplaetse vertelt wat we weten over de oorsprong en de ontwikkeling van de moraal als een gevolg van biologische, automatische en emotionele processen. Neurowetenschappelijke bevindingen leveren overtuigend bewijs voor de diepe verankering van moraal in het menselijk lichaam. Zo heeft de ontdekking van spiegelneuronen duidelijk gemaakt dat empathie – volgens Schopenhauer de basis van alle moraal – een neurobiologisch gegeven is.
Dit boek gaat niet over de geest van de ethiek, maar over het vlees van de moraal. Het biedt een antwoord op wat de mens, waar ook ter wereld en tot welke cultuur hij ook behoort, bezit aan vermogens om met het conflict tussen eigenbelang en hoger belang af te rekenen. Het verschuift de focus van culturele diversiteit naar biologische gegevenheden. Jan Verplaetse is als filosoof verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Gent.
SADE ZAKEN
DE 150 EENVOUDIGE PASSIES UIT DE 120
DAGEN VAN SODOM VAN D.A.F. DE SADE
ANTON PROOSDIJ
In De 120 dagen van Sodom, een onvoltooid manuscript uit 1785, beschrijft Markies de Sade 600 manieren om tot een ejaculatie te komen. De potsierlijkheid van veel van de ten tonele gevoerde passies is groot, zeker
bij de eerste 150 eenvoudige, waar het in dit boek om gaat. Juist daardoor valt er ook voor hen die niet op deze manier tot een ejaculatie kunnen of willen komen (bijvoorbeeld omdat ze vrouw zijn) volop te genieten. Vele illustratoren hebben zich aan het werk van De Sade gewaagd in de vorm van erotische tekeningen, sierlijke tekeningen, grappige tekeningen of wat al niet meer. Anton Proosdij doet een poging om De Sade’s stijl – niet suggereren maar expliciet tonen – te benaderen (overtreffen is natuurlijk onmogelijk). Elke tekening is een zo volledig mogelijke weergave van een van de 150 verhalen uit het eerste deel van De 120 dagen van Sodom, daarin draait het allemaal om de uitwisseling van de lichaamssappen: Wat komt waar vandaan en wat stroomt waarheen? Of anders gezegd: Neem ik een beetje van jou, krijg jij een beetje van mij, of je het nu leuk vindt of niet.
LIJFJE EN IK
WIM GEYSEN
Hoe maak je moeilijke onderwerpen als lichamelijk, intimiteit, seksualiteit en weerbaarheid bespreekbaar met jonge kinderen? Kleuterleiders en leerkrachten geven vaak aan onvoldoende kennis en educatief materiaal rond de thema’s voorhanden te hebben. Met dit prentenboek verzetten auteur Wim Geysen en illustratrice Bregje Iding de bakens. Het verhaal, geschreven op vraag van en in overleg met Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Antwerpen, vertelt de avonturen van de zelfverzekerde kleuter Pia en haar lijfje. Wim Geysen is auteur, singersongwriter, acteur en theatermaker.
WAT BLIJFT
ADONIS
De eerste bloemlezing in het Nederlands uit het omvangrijke oeuvre van de grootste nog levende Arabische dichter. Adonis wordt beschouwd als de grootste nog levende Arabische dichter. Wat blijft is opmerkelijk genoeg de eerste bloemlezing in het Nederlands van zijn werk. De vertalers Kees Nijland en Assad Jaber maakten een selectie uit zijn
omvangrijke oeuvre.
Adonis (1930) is in het westen van Syrië geboren als Ali Ahmad Said Esber. Hij wordt regelmatig genoemd als Nobelprijskandidaat. In 2011 ontving hij in Duitsland de prestigieuze Goethe-prijs. Adonis heeft een grote invloed uitgeoefend op de hedendaagse Arabische poëzie. Hij wordt bewonderd om zijn klassieke stijl, gebaseerd op de traditionele Arabische dichters, zijn moderne ideeën en zijn kritische geluid over de Arabische samenleving. Sinds 1985 woont Adonis in Parijs. Uit het Arabisch vertaald door Kees Nijland en Assad Jaber.
LIJKENTENTOONSTELLING
HASSAN BLASIM
Nietsontziend, choquerend en betoverend, en een clusterbom van beelden en messcherpe analyses over onze menselijkheid en sterfelijkheid: elk verhaal sleurt je zonder je respijt te gunnen mee in een razende caleidoscoop waarin keiharde werkelijkheid en absurdistische droomwereld soms amper van elkaar te onderscheiden zijn. De wereld is tenslotte zó bizar dat die nauwelijks te bevatten valt. Hassan Blasim laat je niet meer los. ‘Misschien wel de beste Arabische schrijver van dit moment.’ – The Guardian Hassan Blasim (Irak, 1973) is schrijver en filmmaker. Hij studeerde filmwetenschappen in Bagdad. In 1998 vertrok hij naar Iraaks-Koerdistan, waar hij films bleef maken, maar onder een pseudoniem omdat hij vreesde voor de veiligheid van zijn familie onder het regime van Saddam Hoessein. Een jaar later verliet hij Irak en reisde als illegale immigrant door Iran, Turkije, Bulgarije, Hongarije tot hij zich uiteindelijk in 2004 in Finland kon vestigen, waar hij nu woont en werkt. Hij wordt bejubeld om hoe hij de onbevattelijke werkelijkheid van oorlog direct, rauw, met zwarte humor en buitengewone verbeeldingskracht zowel op de pagina als voor een publiek weet over te brengen. Zijn verhalenbundels zijn meermaals bekroond en verschenen in meer dan twintig landen.
STANDPUNTEN
BOEKEN
COLUMN De onvoltooid verleden tijd – Peter Benoy
Hoog boven de Lot
Hoog boven die rivier, die al meanderend een 30-tal kilometer verder Cahors zal omsluiten, verheft zich één van Frankrijk’s mooiste dorpen: het 13de eeuwse Saint-Cirq-Lapopie. Zijn beroemdste bewoner, tenminste vanaf 1951 tot zijn dood in 1966, was ongetwijfeld André Breton, het gekende wat zelfverzekerde gezicht van het surrealisme en de schrijver van het eerste Manifeste du Surréalisme (1924), dat in aanzienlijke mate internationaal het gezicht van kunst en literatuur van de 20ste eeuw heeft bepaald. Kunstenaars als Max Ernst, Benjamin Péret, Dorothea Tanning, Meret Oppenheim en Man Ray kwamen hem daar opzoeken. Wat meer noordwaarts bevinden zich de grotten van Pech-Merle, waar je nog altijd de originele grotschilderingen en -tekeningen die tussen 25 000 en 12 000 j. geleden werden gemaakt, kunt bewonderen in hun oorspronkelijke staat. Ze werden pas in 1922 ontdekt door drie kinderen tussen de 13 en 16 jaar. Een duif kan moeiteloos de afstand van Saint-Cirq-Lapopie naar de grotten vliegen in 3 minuten, maar wie er langs de weg naartoe wil moet een afstand van algauw 13 kilometer afleggen.
Waar Breton woonde, of eerder zijn zomers doorbracht, is nu een Musée André Breton ondergebracht; het draait voorlopig nog op vrijwilligerswerk en de collectie is nog vrij beperkt, maar toch is het een bezoek waard. Een merkwaardig incident verbindt Breton met Peche-Merle.
Tijdens de zomer van 1952 bezoekt hij met een gids de grotten. In een brief aan Aube, zijn 17-jarige dochter, vertelt hij het voorval: ...je portai le doigt sur une des lignes tracées sur le paroi, pour voir si un enduit calcaire la recouvrait. C’est à ce moment que le guide, furibond, m’asséna sur la main un violent coup de bâton. Comme de juste, une très violente dispute s’ensuivit, au cours de laquelle je remis le pouce au même endroit et frottai légèrement, assez toutefois pour constater que la ligne s’effaçait comme un simple trait de fusain, me laissant toute sa poussière au doigt. Wat hij niet wist is dat de gids een député van de katholieke M.R.P. was, die er de gendarmerie bijhaalde, maar toen die kwamen was Breton al weg non sans que j’aie corrigé à coups de poing le personnage.
Een jaar later komt de zaak voor de rechter en ondanks tussenkomsten van o.m. Malraux en Mauriac wordt het surrealistisch boegbeeld veroordeeld tot een forse boete.
In dezelfde buurt van het Musée Breton staat het huis waar de Catalaanse schilder Pierre Daura (1896-1976) lang heeft gewoond. Rond 1929 bezocht hij tijdens zijn huwelijksreis Saint-Cirq-Lapopie en het koppel kocht er een 15de -eeuws huis waar ze een jaar later introkken. In dezelfde periode liet Daura de figuratieve kunst achter zich en trad toe tot de zopas opgerichte groep Cercle et Carré, een initiatief van de Belgische kunstenaar en criticus Michel Seuphor en de Uruguaanse schilder Torrès-Garcia. Ook Kandinsky, Arp en Mondriaan behoorden tot die groep geometrisch abstracten, in feite een reactie tegen de surrealistische visie. In Maison Daura gaan vandaag geregeld tentoonstellingen door.
Er is nog een derde artistiek belangwekkend huis, het Maison Routier van de succesvolle cardioloog Daniel-Adrien Routier (18971963), die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het electrocardiogram. Samen met zijn vrouw Fernande en zijn dochter Giselle bracht hij er vanaf 1920 zijn vakanties door. Naast zijn wetenschappelijke activiteiten had hij een passie voor fotograferen en schilderen; vooral talloze impressies van de streek die getuigden van zijn sterk gevoel voor kleur. In 2010 werd de betekenis van zijn leven en werk in het Musée Rignault in de aandacht gebracht met de tentoonstelling Un homme de la Renaissance dans le Lot.
Dat Maison Routier is de laatste jaren de thuishaven van Radicale1924, een artistiek initiatief van de Belgische multidisciplinaire kunstenares Chantal Yzermans, dat kunstenaars verbindt in residenties en tentoonstellingen. 1924? Juist, honderd jaar geleden publiceerde Breton zijn gezaghebbend manifest en dat is het perspectief waarin zij haar project wil plaatsen.
Chantal Yzermans, geboren te Oostende, studeerde aan het Antwerpse Conservatorium om dan voor een vijftal jaren naar New York
te gaan, dankzij een Full Merit Scholarship bij de Merce Cunningham Company. De intensieve training die ze er vooral van Cunningham (1919-2009) kreeg, het boegbeeld gedurende enkele decennia van de vernieuwingen in de dans, is bepalend geweest voor haar verdere evolutie als danseres en choreografe. Daarna richtte ze Radical Low op als haar werkbasis, waarmee ze o.m. ONR-I, Allegory of Night (première: 2007 in Dancespace Project, New York City) en Nobolero (première: 2017 in Centre Pompidou, Metz) realiseerde.
In 2020 vestigde Chantal Yzermans zich in Saint-Cirq-Lapopie en vormde er met haar levenspartner, de cineaste Sylvia Zade Routier, het Maison Routier om tot een aantrekkelijke ruimte voor Radicale1924, een project dat intussen enkele tientallen kunstenaars van verschillende nationaliteiten en achtergronden in dit dorp heeft uitgenodigd voor residenties. Hun werk is getoond op drie boeiende tentoonstellingen in een van de hogergenoemde huizen: Maison Daura (15 mei-2 juni), Maison Routier (24 juni-26 juli) en Maisons Breton/Rignault (28 september-13 oktober). Het uitzonderlijke van Radicale1924 is dat het hier niet gaat om een of andere gesubsidieerde semi-officiële of commerciële instantie die kunstenaars uitnodigt, maar dat het met bescheiden middelen een zaak is onder kunstenaars die doordrongen zijn van de noodzaak aan artistiek experiment en onderzoek. Radicale1924 brings together research and creation to revise and expand Surrealism’s subversive force today, zo omschrijven ze zichzelf. Het dorp, zijn omgeving, zijn verleden en het artistiek DNA dat de kunstenaars en schrijvers er in het verleden hebben achtergelaten, heeft ongetwijfeld veel residenten geïnspireerd om met die materialen aan de slag te gaan, hoewel dat zeker geen verplichting was. Zo toont Idris Sevenans een imaginaire fietstocht van het museum René Magritte in Brussel naar het Musée Breton. Voor Ria Pacquée is het dorp het kader voor haar street-performance. Nicolas Bourthoumieux heeft een video gemaakt rond de gefossiliseerde voetafdruk die 25 000 jaar geleden werd gezet door een kind van vijf of zes jaar. Carlos Aires vertrok vanuit Man Ray’s Portrait of André Breton die een masker van karton en papier en een bizarre bril draagt.
Simona Michaela Stoia koos een landschap van Daniel Routier, zo’n 100 jaar oud, om er een artistieke dialoog mee aan te gaan vanuit haar hedendaagse schilderservaring.
Op 24 juni 1984 organiseerde Furk’Art op de 2429 meters hoge Furka in de Zwitserse Alpen een publieke performance: een ontmoeting (met een symbolische connotatie) van Joseph Beuys en James Lee Byars; precies 40 jaar later werd hiervan bij de opening van de tentoonstelling in Maison Routier een unieke video getoond The Introduction of the Sages to the Alps (1984). Een document, 60 jaar na het Surrealistisch Manifest, over twee kunstenaars die de toon zetten voor volgende generaties.
Het is onmogelijk om hier aandacht te besteden aan de enkele tientallen kunstenaars die aan Radicale1924 hebben deelgenomen. Hun werken, zoals uit de drie tentoonstel-lingen blijkt, vormen een fascinerend over-zicht van wat vandaag in de kunst leeft langs schilderijen, sculpturen, installaties, performances, conceptuele werken, ready-mades, enz. Enkelen zijn vertrouwde namen bij het Belgische geïnteresseerde publiek, zoals Ria Pacquée, Guillaume Bijl, Luc Deleu, Idris Sevenans en de Roemeens-Belgische Simona Mihaela Stoia. Ik besef dat ik hierbij vele anderen onrecht aan doe.
In een interview uit 2007 met de choreografe Marie De Corte reageerde Chantal Yzermans op kunstenaars die produceren zonder een noodzaak te voelen en uiteindelijk zichzelf imiteren: The arts world has become a consumption world. What I want to do is simply to go on working without being dragged along with this circus. I still admire Merce Cunningham because he has remained honest in this artistic search. Ik denk dat die uitspraak een inzicht geeft in de filosofie die Chantal heeft gehanteerd bij het uitnodigen van kunstenaars. Of het nu om een 100-jarig Manifest gaat, over een ontmoeting op de flanken van de Furka of over een evenement in een dorp dat uitkijkt over de prachtige landschappen rond de Lot, het gaat altijd over integriteit, artistieke vrijheid en een nooit eindigend zoeken.
Simona Mihaela Stoia getuigt over wat Radicale1924 voor haar heeft betekend: I discovered that most of the artists there struggled with the same things I struggled with as an artist (…) I felt like I was in a community there, there were people through some steps that I was going through at that moment. Being there in a group, in a network, meant a lot to me. It gave me confidence
Over Radicale1924 zal in juni 2025 een boek verschijnen in samenwerking met MER publications/Luc Derycke & les presss du réelle.
Tentoonstelling in Maison Daura (Finn Fons, Radicale1924)
schappelijk pseudoniem Fanny Essler. Greve publiceert in Berlijn twee romans: Fanny Essler (1905), een schandaalroman geïnspireerd door Elsa’s seksuele ervaringen, en Maurermeister Ihles Haus (1906) over haar kinderjaren. In 1910 reist ze naar Pittsburgh in de Verenigde Staten Greve achterna. Wanneer ze er kort na haar aankomst in mannenkleren en rokend over Fifth Avenue wandelde, werd ze aangehouden, wat haar een headline in de New York Times opleverde: She Wore Men’s Clothes. Na een breuk met Greve werkt ze als model en legt ze zich vooral toe op de poëzie. Haar baronestitel heeft ze te danken aan een huwelijk met Baron Leopold von Freytag-Loringhoven dat in 1913 werd ingezegend in de Manhattan City Hall. Na de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog trachtte de baron met een schip terug naar Duitsland te keren, maar het viel in handen van de Fransen en hij werd in Brest opgesloten als oorlogsgevangene; in 1919 kort voor de wapenstilstand pleegde hij zelfmoord. Elsa vestigt zich daarna in Greenwich Village en poseert in de vooruitstrevende Ferrer School, waar ze o.m. kennis maakt met Man Ray.
Toen de Bretoen Marcel Duchamp (1887-1968) in 1915 in New York arriveerde, de oorlog in Europa ontvluchtend, werd hij als een vedette onthaald; hij was verwonderd dat zijn faam hem hier was voorafgegaan, zoals bleek uit de publicatie in de Evening Sun (30 maart 1913) van een karikatuur van zijn Nu descendant un escalier
Het kubisme, dat zich zeker in Frankrijk sterk had ontwikkeld, beïnvloedde vooral vanaf 1911 de schilderijen van Duchamp, zij het op een heel eigen manier, vooral daar waar hij sommige futuristische op beweging gerichte technieken gebruikt (cfr. Nu descendant un escalier).
De Barones en Marcel Dushit
1915 of 1916? Performer, dichteres en beeldend kunstenares Barones Elsa von Freytag-Loringhoven (1874-1927) scheurt een foto van een van de versies van Marcel Duchamp’s doek Nu descendant un escalier uit een krant, wrijft ermee over haar naakte lichaam, terwijl ze als een ode aan de kunstenaar een liefdesgedicht reciteert: Marcel, Marcel, I love you like Hell, Marcel…, een gedicht dat nooit werd teruggevonden. Een performance die niet alleen een uiting was van haar fascinatie voor Duchamp, maar die ook symbool staat voor haar metamorfose van kunstenaarsmodel naar kunstenares. Ook in andere gedichten komen provocerende verzen over haar complexe relatie tot hem voor, zoals: When I was/ Young- foolish-/ I loved Marcel Dushit/ He behaved mulish. Haar durf in dergelijke controversiële performances anticipeerde op wat ruim een halve eeuw later in haar voetspoor Nina Hagen, Courtney Love en Marina Abramovic doen.
Elsa werd geboren als Else Hildegard Plötz in Swinemünde aan de Baltische zee. Al op prille leeftijd was ze aangetrokken tot poëzie en werkte ze als actrice en performer. Samen met haar minnaar, de dichter Felix Paul Greve, waarmee ze enkele jaren later zal huwen, publiceerde ze in 1904 gedichten in Die Freistatt onder hun gemeen-
Een jaar nadat Duchamp in New York voet aan de grond zette opende het Cabaret Voltaire zijn deuren in het neutrale Zwitserse Zürich en werd het dadaïsme met zijn klankgedichten, zijn performances en zijn bizarre manifesten een feit.
Al voor zijn vertrek had hij ready-made gemaakt: een fietswiel op een taboeretje (1913) (al dan niet bewust beantwoord door Picasso’s Tête de taureau (1943), een fietsstuur op een zadel) en Porte- bouteilles (1914), een object zonder enige interventie. Hij was al een kunstenaar voor wie het woord Dada nog moest uitgevonden worden. In New York zet hij die reeks verder met o.m. In advance of the Broken Arm (1915), With Hidden Noise (1916), Apolinère Enameled (1916).
Vanaf 1914 verscheen in New York het avant-garde tijdschrift The Little Review onder het motto: geen toegevingen aan het publiek (daarin verschenen o.m vanaf 1918 in feuilleton delen van Ulysses van James Joyce). In 1917 verscheen het eerste nummer van The Blind Man onder redactie van Man Ray, Beatrice Wood en Marcel Duchamp. Rond die twee publicaties groeide de New Yorkse avant-garde. Gedichten van von Freytag-Loringhoven werden voor het eerst gepubliceerd in
The Little Review in 1918. Baanbrekende experimenten, zoals die in dezelfde periode op de kleine scène van het Zurichse Cabaret Voltaire weerklonken: klankgedichten, gedichten waarin elk vers slechts uit één woord bestond, simultane gedichten, grafische gedichten. Hoewel maar een klein deel van haar poëzie destijds is gepubliceerd noemde Jane Heap, co-editor van The Little Review, haar de eerste Amerikaanse dadaïste: She dresses dada, loves dada, lives dada.
Marcel Duchamp was bestuurslid van de Society of Independent Artists, dat tentoonstellingen organiseerde waaraan elke kunstenaar, mits betaling van een dollar, twee werken kon indienen. Duchamp diende een provocerende readymade in onder de naam R.Mutt (een pseudoniem, wellicht omdat hij bestuurslid was): een gekantelde echte urinoir van de firma J.L.Mott Iron Works onder de titel Fountain (1917). Uit zijn dagelijkse context gehaald krijgt het object een mysterieuze, bijna sensuele schoonheid. In het edito van The Blind Man (nr.2, 1917) lees je: Whether Mr. Mutt with his own hands made the fountain or not has no importance. He CHOSE it. He took an ordinary article of life, placed it so that its useful significance disappeared under the new title and point of view – created a new thought for that object. The Fountain was not made by a plumber but by the force of an imagination. In datzelfde nummer omschrijft Louise Norton het als een Buddha of the bathroom. In de beheerraad stond Duchamp met enkele medestanders tegenover een conservatief blok dat de tentoonstelling ervan verbood. Dankzij een foto van Alfred Stieglitz kennen we het origineel, dat nadien spoorloos was. De Fountains die je in musea ziet zijn zeldzame replica met toestemming van de kunstenaar uit de jaren ‘50 en ‘60.
R.Mutt was, want dat kon zeer snel gaan. En als wat hij schreef juist was? Dan komen slechts twee vrouwen in aanmerking, nl. Elsa von Freytag-Loringhoven en Louise Norton (cfr. Buddha of the Bathroom). Voor de eerste pleit dat ze in hetzelfde jaar met een fotograaf de ready-made ‘God’ maakte; een buizenstel dat in feite de afvoer zou kunnen zijn van het urinoir van Duchamp. Heeft iemand daarbij ooit stilgestaan of nagegaan of ze in mekaar passen? Een ander argument is dat hij pas in 1935, zeven jaar na de dood van Elsa, een miniatuur replica maakte voor zijn multipel Boîte-en-valise en zich de facto het auteurschap toe-eigende. Het enige argument dat voor Louise Norton kan pleiten is dat haar adres staat op een kaartje dat volgens de foto van Stieglitz aan Fountain hangt. Er zijn geen formele bewijzen. We zullen het allicht nooit weten.
Nog iets merkwaardig: op de foto van Stieglitz zijn in het urinoir zes gaatjes te zien die een driehoek vormen; op de replica’s zijn boven die driehoek nog vier gelijkvormige gaatjes in rechte lijn te zien. Niemand hecht daar blijkbaar enig belang aan. Het kan toch niet dat ik de enige ben die dat heeft gezien? Who cares?
In april 1917 schreef Marcel Duchamp aan zijn zuster Suzanne: Une de mes amies sous un pseudonyme masculin, Richard Mutt, avait envoyé une pissotière en porcelaine comme sculpture. Hoe dat te verklaren? Een voorzorgsmaatregel om een geruchtenstroom te vermijden dat hij de man achter
Aanraking
Uit onderzoek blijkt dat mensen die leven zonder lichamelijk contact vlugger ziek of depressief worden. Hun immuniteit verzwakt. Een aanraking van een andere mens of zelfs dier, zou het gevoel van welbevinden bevorderen en de gezondheid verbeteren. Zelfs een contact van een robot doet dat blijkbaar! Misschien is dat de toekomst… Help!
De studie was niet duidelijk of jezelf strelen hetzelfde effect had, jammer. Ooit las ik de aanbevelingen van een arts, die raadde vrouwen met een fobie voor borstkanker aan om van hun borsten te houden en ze te strelen.
Dat de eerste jaren van ons leven de belangrijkste zijn op gebied van hechting en gemoedsrust, weet iedereen. Daar is uitvoerig onderzoek naar gedaan.
Onze tastzin krijgen we in aanzet mee vanuit de baarmoeder en ontwikkelt zich gestaag verder langs de huid. Wat kalmerend en troostend werkt voor de baby is het huid op huid contact tussen ouder en kind. Het versterkt de band tussen beide en zorgt voor hechting.
Zo’n baby lijfje voelt superzacht aan, het even strelen is dan ook de meest instinctieve handeling tijdens het prille ouderschap.
Het is de baby’s eerste les in liefde.
Een zachte massage met warme handen wordt zelfs aangeraden, als een vorm van communicatie die voor verbinding zorgt en het geluksgevoel vergroot. Deze helende handeling om redenen van seksuele connotatie of uit godsdienstige overtuiging weglaten, lijkt mij op zijn minst ongepast in dit perspectief.
Proeven hebben zelfs uitgewezen dat jonge kindjes die door de juf drie maal per week over het hoofd worden geaaid, vlugger en beter meewerken in de klas. Ik stel trouwens bij mezelf vast dat ik een kleuter altijd over de bol aai als ik contact zoek. Dat gaat vanzelf.
Toch zijn er veel gevallen waarin een kind in kilte en afstand groot moet worden. Soms hoort het zelfs bij een opvoedingssysteem. In problematische gezinssituaties lijden kinderen vaak onder hardhandig - of seksueel getint contact. Het jonge mensje is volledig afhankelijk
van zorg, het kent de weg naar hulp nog niet. Eenzaamheid overheerst nog voor het begrijpt. Voeg daar nog het onveiligheidsgevoel bij; vluchtproblemen, honger, oorlog en geweld… en je voedt kinderen op met angst en trauma’s voor het leven.
Duizenden bedreigde jonge levens van lijf en leden kunnen we ons voor de geest halen. Als ik op TV mag binnenkijken in de klas, bij politie en rechtbank, denk ik daar vaak aan. Vraagt een leraar, agent…rechter zich af: wat heeft ‘dit moeilijk geval aan den lijve ondervonden’ om hier te belanden?
Het gezinsleven in mijn omgeving, gaat ogenschijnlijk zijn gezapige gang. Dat denk ik toch. Ik zie zelfs hoe zorgzame ouders hun kroost willen ontzien door hen afzijdig te houden van ramp en drama. Is dat verstandig? Als de dansfilmpjes van TikTok (waar de Chinese kinderen niét kunnen naar kijken!) het Ketnet Nieuws vervangen, wat doet een confrontatie met de werkelijkheid dan later met die kinderen?
Is het in die context, van trauma en overbescherming, dat we de vele psychische noden van onze jeugd mogen zien?
Naar aanleiding van de ‘Internationale Dag voor de Rechten van het Kind’, liet ik mij voor deze column inspireren door een gedicht, waaruit ik graag volgende citeer:
“In de klimmende jaren moet veel worden weggegooid. Het idee dat verwachting en geluk mild en duurzaam zijn een omhelzing als een warme deken
Toch broedt in de ziel een rusteloos heimwee naar de stilte van een
vroeg begin in tijd
resten van een ander leven
die bijzonderheid te herontdekken op de gemiste treden van de werkelijkheid
om niet bang te zijn te sterven, maar voor de onvolkomenheid van het lijfelijk bestaan.”
Pama
Uit “Lijfelijk bestaan”- Netgedichten
De Grote (on)Zekerheden
Levensbeschouwing
Raymonda Verdyck en Johan Bonny
Politiek
Christophe Busch en Dominique Willaert
Digitalisering
Jan Jagers en Majida Bellal
Ecologie
Els Hertogen en Christian Clauwers
Presentatie door Jana Kerremans
Live poëzie door Proza-K
Livemuziek door Unexpected Visitors
15 maart 2025 16u zuiderpershuis antwerpen Programma en tickets: vrij-spraak.be
Scan hier om naar de website te gaan
Laat je verwonderen door De Bijloke
Ontdek onze vele concerten op bijloke.be
Ledenvoordeel Vermeylenfonds
Krijg 20% korting op een selectie van concerten. Info & tickets via vermeylenfonds.be