O das Wohnen in der Stille des dämmernden Gartens, Da die Augen der Schwester sich rund und dunkel im Bruder aufgetan, Der Purpur ihrer zerbrochenen Münder In der Kühle des Abends hinschmolz. Herzzerreißende Stunde. September reifte die goldene Birne. Süße von Weihrauch Und die Georgine brennt am alten Zaun Sag! wo waren wir, da wir auf schwarzem Kahn Im Abend vorüberzogen, Darüberzog der Kranich. Die frierenden Arme Hielten Schwarzes umschlungen, und innen rann Blut. Und feuchtes Blau um unsre Schläfen. Arm’ Kindlein. Tief sinnt aus wissenden Augen ein dunkles Geschlecht. Georg Trakl
O het wonen in de stilte van de schemerende tuin Toen de ogen van de zuster zich rond en donker in haar broer geopend hadden, Het purper van hun gebroken monden In de koelte van de avond wegsmolt. Hartverscheurend uur. September rijpte de gouden peer. Zoetheid van wierook En de dahlia brandt aan de oude schutting. Zeg! waar waren we, toen we op de zwarte boot In de avond voorbijvoeren, Boven ons trok de kraanvogel. Onze rillende armen Hielden iets zwarts omsloten, en binnenin stroomde bloed. En vochtig blauw om onze slapen. Arm kindje. Diep peinst met wetende ogen een donker geslacht. Vertaald door Jan U. Terpstra
GEORG TRAKL In 1914 ontmoet de dichteres Else Lasker-Shüler in Berlijn Georg Trakl. Het gedicht dat ze over hem schrijft begint als volgt: ‘Zijn ogen stonden heel ver. Hij was als jongen al eens in de hemel. Daarom kwamen zijn woorden tevoorschijn Op witte en blauwe wolken.’ Nog in datzelfde jaar maakt Trakl op 27-jarige leeftijd een einde aan zijn leven. Door deze daad gaat hij vooraf aan een schare grote 20ste eeuwse dichters als Sergei Jesenin, Wladimir Maîakovski, Marina Tsvetaeva, Paul Celan, Sylvia Plath en bij ons Jotie T’Hooft. Ook de categorie ‘poètes maudits’ past hem als een dwangbuis; hier wordt hij voorafgegaan door 19de eeuwse monumenten als Baudelaire, Verlaine en Rimbaud – dichters die hem sterk hebben beïnvloed. Trakl werd in 1887 in Salzburg geboren in een protestants middenklassegezin. Hij wordt vooral grootgebracht door een Franse gouvernante; zo wordt hij al vroeg vertrouwd met de Franse literatuur. Hij heeft een intense band met zijn vier jaar jongere zus Grete, een toekomstige concertpianiste. Biografen hebben het over een al dan niet geconsumeerde incestueuze relatie. Net zoals zijn moeder kan hij niet weerstaan aan de verlokkingen van narcotica; al als 15-jarige drenkt hij zijn sigaretten in een opiumoplossing. Als hij beslist om in Wenen farmacie te gaan studeren heeft dat alles daarmee te maken. Hij schrijft gedichten sedert zijn 13de jaar en vanaf 1908 publiceert hij in tijdschriften, o.m.in Der Brenner en in Die Fackel. In Wenen wordt hij niet alleen bevriend met Karl Kraus, de uitgever van laatstgenoemd blad, maar ook met Adolf Loos en de schilder Oscar Kokoschka. In 1913 verschijnt de bundel Gedichte bij Kurt Wolf (Leipzig), de enige tijdens zijn leven. Dankzij de bemiddeling van Ludwig von Ficker, de uitgever van Der Brenner en zijn beschermheer, krijgt hij een toelage van Ludwig Wittgenstein, zodat hij zich helemaal op de poëzie kan toeleggen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog doorkruist alle plannen. Trakl meldt zich als vrijwillig apotheker en wordt naar Galicië gestuurd. Na de slag bij Grodek staat hij alleen in voor de verzorging van tientallen gewonden onder wie veel zwaar verminkten. Hij stort spoedig in en onderneemt een zelfmoordpoging die men kan verhinderen. Tijdens een opname in een militair hospitaal in Krakau stapt hij in november 1914 uit het leven met een overdosis cocaïne. Kort daarna verschijnt zijn tweede bundel, Sebastian im Traum. Trakl is een vroege wat aparte expressionist met neo-romantische en symbolistische trekjes. Zijn poëzie beweegt zich meestal in de schemerzone van het idyllische en het verontrustende. In zijn gedichten schuilt een fascinatie voor vergankelijkheid,voor de dood en ontbinding. Persoonlijk erger ik mij nogal eens aan dichters die hun verzen te veel ‘kleuren’; wanneer ze bv. ’blauw’ schrijven vraag ik me af wat ze bedoelen, pruisisch-, indigo-, koningsblauw...? Bij Trakl stoort het me niet: zijn ‘palet’ is dat van de expressionistische schilders, heftig en diep. Zijn kleuren zijn vooral die van ontbinding, zwart, paars en bruin, of het rood van bloed. Ondanks zijn vroege dood en zijn morbide instelling is Georg Trakl één van de grootste dichters van zijn generatie, een generatie die in de valkuil van het heroïsch nationalisme is getrapt en in een imperialistische oorlog is terechtgekomen die totaal tegen hun belangen indruiste. Het gedicht komt uit: Georg Trakl, Het laatste goud van vervallen sterren, tweetalige uitgave, vertaald door Jan U. Terpstra, Umbra, Maarssen, 1998.
Peter Benoy Bijlage bij DNG van juni 2015