vereniging oud monnickendam
Vereniging Oud Monnickendam
jaarboek 2014
j a a r b o e k
2 0 1 4
Vereniging Oud Monnickendam
j a a r b o e k
2 0 1 4
Inhoud
Vereniging Oud Monnickendam
Voorzitter
Vice-voorzitter
Voorwoord
Jan Konijn
Koert Kraak
Jaarverslag VOM 2013
Secretaris
Bestuursleden
Vincent Keesmaat
Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos,
secretarisAoudmonnickendam.nl
Ton Meijer en Frans Ronchetti
4
Jaarverslag penningmeester VOM 2013
p/a Waterlandsmuseum de Speeltoren
6
16
Verslag Algemene Ledenvergadering VOM 5 juni 2013
20
Jaarverslag Stadsgidsen 2013
25
Jaarverslag Waterlandsmuseum de Speeltoren 2013
32 36
Noordeinde 2-4
Website
Jaarverslag Monumenten- en Welstandscommissie 2013
1141 am Monnickendam
www.oudmonnickendam.nl
Verslag werkzaamheden Stichting IJsschuiten Gouwzee 2013 en bezoek aan nautisch evenement in Vannes, mei 2013
40
Penningmeester
Archeologische Werkgroep Waterland 2013
46
Bertien van der Kolk
Samenstelling besturen
50
penningmeesterAoudmonnickendam.nl telefoon 0299 652580
Wie zijn dit?
51
Haringburgwal 8 1141 at Monnickendam
Mariëngaarde tegen de stad Monnickendam, een vrouwenklooster in de tijd van de Reformatie
Wel en wee van Monnickendammers (en Markers) op zee 1900-1940
Jonge Monnickendammer betrokken bij scheepsramp
Redactie
Oorlogsmonumenten 1940-1945. Het verhaal van drie op zee
De redactie van het Jaarboek van de Vereniging
omgekomen Monnickendammers
Vincent Keesmaat.
Grafische vormgeving
121
Ds. C.A.E. Groot
154
Ds. C.A.E. Groot
De geschiedenis van ‘Samuël’ en ‘Samuël’ (slot) 1961-heden
88
Ds. C.A.E. Groot
© 2014 Vereniging Oud Monnickendam
Oud Monnickendam was dit jaar in handen van
52
Addy van Overbeeke
182
Ds. C.A.E. Groot
Rolf Hermsen, GITS [gitsamsterdam.wordpress.com]
2
3
voorwoord
Voorwoord
Het afgelopen jaar hebben we zes lezingen georganiseerd. Het bestuur heeft besloten dat van deze zes lezingen minstens één lezing een zogenaamde ‘Monnickendamse avond’ wordt. In 2015 zal de vereniging haar 65-jarig jubileum vieren. Een groep bestaande uit Bertien van der Kolk, Rini de Weijze, Garrelt Bont en Jan Colaris houden zich bezig met de voorbereidingen en de programmering.
Met trots presenteren wij u het nieuwe Jaarboek 2014, met in het eerste gedeelte verslagen over de activiteiten en financiële informatie 2013 van de Vereniging Oud Monnickendam, de Stadsgidsen, de Archeologische Werkgroep Waterland, de Stichting Waterlandsmuseum De Speeltoren, de Stichting IJsschuiten Gouwzee en een verslag van onze vertegenwoordiging in de Monumenten- en Welstandscommissie Waterland (voorheen: Commissie Stads- en Dorpsbeheer). Besturen en werkgroepen leggen met de verslagen verantwoording af van hun werkzaam- heden. In het tweede gedeelte van het Jaarboek 2014 vertelt Addy van Overbeeke ons eerst een niet eerder gepubliceerd verhaal over het grote proces dat het klooster Mariëngaarde van 1542 tot 1547 voerde tegen het stadsbestuur van Monnickendam. Daarna vindt u drie verhalen over Monnickendam en het water van de hand van ds. Charles Groot die zich al vele jaren verdiept in de geschiedenis van Monnickendam en haar bewoners. De eerste twee verhalen gaan over het wel en wee van Monnickendammers op zee uit de periode 1900-1940 en tijdens de Tweede Wereldoorlog 1940-1945. Het derde verhaal gaat over een Monnickendamse tiener die in 1939 een schipbreuk meemaakte en ook overleefde. Ds. Charles Groot levert ook het derde en laatste deel over de activiteiten in gebouw Samuël. Als wij terugkijken dan is de vereniging in 2013 zeer actief geweest. De werkgroep ‘Oral History’ met het vastleggen van verhalen en gebeurtenissen van bekende Monnickendammers. In november 2013 heeft de werkgroep een presentatie gegeven in de Lutherse Kerk over de eerste resultaten. De belangstelling was enorm. Voor de komende jaren zijn er nog voldoende kandidaten die in aanmerking komen voor een interview.
Om alle activiteiten te kunnen blijven realiseren hebben wij veel vrijwilligers nodig. Hebt u zin om iets voor onze vereniging of het museum te betekenen, dan kunt u zich bij ons melden. Dankzij alle vrijwilligers, leden en donateurs hebben we een bloeiende vereniging en kunnen de Vereniging Oud Monnickendam, het Waterlandsmuseum De Speeltoren, de Stadsgidsen en alle andere werkgroepen actief blijven. Het bestuur dankt een ieder die ook in 2013 een bijdrage heeft geleverd in welke vorm dan ook. Wij hopen nog een lange tijd op uw steun mogen rekenen. Wij hopen dat u dit jaarboek met veel plezier en genoegen zult lezen. Met vriendelijke groet, Namens het Bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam Jan Konijn, voorzitter maart 2014
Onze nieuwe werkgroep Archeologie is in 2013 actief aan de slag gegaan. Sinds kort beschikt de werkgroep over een eigen werkruimte op het Galgeriet. Het is de bedoeling dat ook deze werkgroep lezingen gaat houden waar de resultaten van hun werkzaamheden worden gepresenteerd.
4
5
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2013
Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2013
Hieronder volgt, naar onderwerp gerangschikt, een verslag van de activiteiten van onze vereniging. Bestuur, leden en organisatie Bestuursmutaties In het bestuur zijn geen mutaties geweest. De aftredende bestuursleden t.w. Klaas Roos, Garrelt Bont en Jan Konijn zijn voor een nieuwe periode van drie jaar benoemd tijdens de jaarvergadering van 5 juni 2013. Ledenbestand Het afgelopen jaar is het aantal leden teruggelopen tot 1150 leden. Deze neergaande trend is al een paar jaar gaande. Hieronder vindt u een overzicht van de laatste drie jaar: 1 januari 2012: 1198 leden 1 januari 2013: 1185 leden 1 januari 2014: 1150 leden Er vindt al enkele jaren een vergrijzing plaats in ons ledenbestand wat in hoofdzaak de reden is van deze neergaande lijn. Bovendien heeft de penningmeester alle leden met een betaalachterstand opgeschoond en verwijderd uit het ledenbestand. Diverse acties zijn in gang gezet om toch vooral nieuwe en ook jongere leden te krijgen, zoals via Facebook en een huis-aan-huis actie. Bij elke mailing krijgen de niet-leden informatie over de geschiedenis en het ontstaan van de wijk en stellen wij ons voor als Vereniging Oud Monnickendam. Tot nu toe ontvingen de nietleden van de Oranjewijk en Ooster Ee deze informatie. Een ander idee is geweest om nieuwkomers in Monnickendam persoonlijk te gaan benaderen via het ‘nieuwkomerspakket’ van de gemeente. Mensen persoonlijk aanspreken blijkt echter de beste manier om nieuwe leden te werven. Het bestuur zal zich in het komende jaar buigen over actieve ledenwerving vooral bij nieuwe en jongere Monnickendammers.
6
Contributie en verzendkosten Met ingang van 1 januari 2014 wordt aan de buitenleden een bijdrage in de verzendkosten van H 3 in rekening gebracht boven de contributiekosten van H 12,50 voor leden met een automatische incasso of H 14 voor leden zonder automatische incasso. De acceptgiro is per februari 2014 vervallen en het bestuur heeft besloten voortaan een factuur te sturen. In de ALV van 5 juni 2013 is het voorstel van de verzendkosten goedgekeurd. Lezingen De Vereniging heeft in 2013 zes lezingen georganiseerd, drie in het voorjaar en drie in de herfst. _ De Lezing ‘IJsselmeervereniging, in 40 jaar van actiegroep tegen de Markerwaard tot hoeder van het Blauwe Hart’, door Barbara van Beijma was op maandag 21 januari 2013 in het RK Clubhuis aan het Noordeinde 20. Ondanks ruime informatie aan de leden voor deze lezing via de mail en website waren er slechts 13 personen aanwezig inclusief de bestuursleden. _ De lezing van Jaap Haag, archivaris van het Waterlands archief op 21 februari jl. was succesvol. Het was een interessante lezing over Jan en Marinus Nieuwenhuijzen in de context van het Verlichtingsdenken van de 18de eeuw, die 30 bezoekers heeft getrokken. Er waren relatief veel ‘buitenpoorters’ aanwezig en er was een levendige discussie. _ Op 13 maart werd er een lezing gegeven door de heer J. Dekkers van de Historische Vereniging Purmerend over de historie van de markten in Purmerend. Het aantal bezoekers viel enigszins tegen plm. 30 personen. _ Op 24 oktober ging Benno Spaans met ons samen een tijdreis maken in de ontwikkeling van het schip. Het thema was ‘Alle hands door de tijd’. Deze lezing werd 14 dagen uitgesteld wegens een technisch probleem bij de presentatie van 3 oktober. _ Op 31 oktober hield Diederik Aten een lezing over de Noordzeekust in historisch perspectief. Bij laatstgenoemde lezingen was de opkomst 20 à 25 personen. _ De lezing op 21 november jl. was een groot succes en werd gehouden in de Lutherse Kerk. Onze werkgroep ‘Oral History’ had de mensen die tot nu toe waren geïnterviewd uitgenodigd en gaf hun eerste presentatie aan de leden. De kerk zat propvol. Misschien is het een goed idee om laatstgenoemde lezing nog een keer te geven maar dan in Swaensborch. Inmiddels is hierover contact opgenomen met Swaensborch. Het beleid van het bestuur voor de komende jaren is om minimaal zes lezingen per jaar te houden nl. een winterprogramma en een najaarsprogramma. 7
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2013
Eén van deze lezingen zal een echte ‘Monnickendamse avond’ worden met onderwerpen over en herinneringen aan Monnickendam. Excursies De voorjaarsexcursie van 20 april naar Amsterdam-Noord was een groot succes. Het was mooi weer en er waren 75 deelnemers. De locatie was prachtig en de gidsen wisten veel dingen te vertellen die nog niet bekend waren bij de deelnemers. De najaarsexcursie op zaterdag 21 september ging naar de universiteitsstad Leiden. Aangeboden werd een combinatie van stadswandeling/varen en musea. In het Koetshuis was ’s morgens koffie met gebak en ’s middags de lunch. De lunch en de ruimte waar deze werd geserveerd was slecht. Het bestuur heeft daarover met de organisatie in Leiden gesproken. Het programma was verder uitstekend en zeer interessant. Ook het weer was uitstekend en voor velen een reden om nog een terrasje te pikken. Jubileum In 2015 bestaat de VOM 65 jaar! Garrelt Bont, Bertien van der Kolk en Rini de Weijze vormen een werkgroep die een programma gaat voorstellen aan het bestuur. Zodra daarover iets bekend is, worden de leden daarover geïnformeerd. Vertegenwoordigingen Monumenten- en Welstandscommissie (MWC) voorheen: Commissie Stads- en Dorps Beheer (vertegenwoordiger VOM: Lodewijk Duymaer van Twist) Lodewijk heeft zijn visie over de gang over zaken en goedkeuring en uitvoering van ‘plan Klok’ op papier gezet. Het bestuur heeft het één en ander in een brief aan het gemeentebestuur verwoord. Het antwoord van de gemeente Waterland op onze brief m.b.t. de bouw Weezenland 1-4 gaf aanleiding tot uitgebreide discussie. Het advies van de commissie wordt kennelijk regelmatig door de behandelend ambtenaar niet opgevolgd en/of de commissie wordt niet altijd om advies gevraagd. Het bestuur heeft een brief aan B&W gestuurd met de boodschap dat dit in de toekomst echt anders moet. In de ALV van 5 juni 2013 is de opstelling van het bestuur aan de leden kenbaar gemaakt en de brief aan B&W behandeld. Er zijn in de afgelopen periode dingen gebeurd op de Middendam 4 (dakrenovatie stadskapper) die volgens het bestuur niet door de beugel kunnen. Er is op onwerkelijke gronden een vergunning verleend. Er was namelijk helemaal geen detailtekening gemaakt en in de plannen wordt zink toegepast i.p.v. lood. Op 28 augustus jl. heeft het bestuur een brief verstuurd aan B&W van Waterland waarin hiertegen bezwaar wordt aangetekend. De procedure van een hoorzitting/beroeps- en 8
bezwaarzitting is door de gemeente in werking gezet. Het bestuur is bij de behandeling van de bezwaarzaak Middendam 4 aanwezig geweest en heeft daar zijn mening toegelicht. De commissie zag de gedachtegang, maar de vraag is of er iets mee zal worden gedaan. Op 25 november was er een hoorzitting waar wij nogmaals ons standpunt uiteen hebben gezet, maar helaas werden onze bezwaren niet ontvankelijk verklaard en is besloten daartegen niet in beroep te gaan. Aan Lodewijk is gevraagd een lijst op te stellen waarop de panden e.d. staan waarvan bij de bouw is afgeweken van het commissieadvies of waar geen advies over is gevraagd bij de commissie. Met Lodewijk is besproken dat het bestuur niet gelukkig is met het feit dat onze vertegenwoordiger voor het tweede jaar gedurende drie/vier maanden voor vakantie in het buitenland verbleef. Het bestuur vraagt zich af of hij op deze manier wel genoeg inbreng heeft in de commissie, aangezien de vergaderingen om de twee weken plaatsvinden en deze gewoon doorgaan in de zomermaanden. Peter Scheuldermann is gepolst als mogelijke vervanger voor Lodewijk tijdens de afwezigheid van Lodewijk. Lodewijk stond niet onwillig tegenover het idee van een duo-lid met dhr. Scheuldermann maar heeft tevens aangegeven dat hij waarschijnlijk volgend jaar deze situatie zich niet zal voordoen. Inmiddels heeft Marieke Leeverink (ambtelijk secretaris van de commissie) het bestuur geïnformeerd dat een oplossing zoals een duo-lid niet kan worden geaccepteerd. TVM De taakgroep zal voorlopig blijven bestaan maar de ambities zijn iets teruggeschroefd. O.a. de volgende punten zijn besproken: _ De Jachthaven moet klantvriendelijker worden. _ De gemeente heeft de loswal nabij de Bernhardbrug aangekocht t.b.v. het creëren van parkeerruimte. De functie van loswal blijft gehandhaafd _ De ‘nieuwkomerstas’ is nieuw leven ingeblazen, met behulp van de St. Promotie Waterland. Dit is een taak van het ‘klantencontactcentrum’ (voorheen de afdeling burgerzaken van de gemeente). _ Blauwe zone op het Spil. _ Banieren bij de entree van Monnickendam. _ Fietsen bij de Grote Kerk. _ Infopaneel bij de Grote Kerk. _ Markerexpres. _ Samenwerking met Laag Holland. Het valt het bestuur op dat er de laatste tijd weer erg minimaal wordt gehandhaafd wat betreft het parkeren en de verplichte rijrichtingen in de Oude binnenstad. 9
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2013
Werkgroepen Archeologische werkgroep Waterland Een jaar geleden was de oprichting van de Archeologische werkgroep een feit. De werkgroep had wat opstartmoeilijkheden en hield zich hoofdzakelijk bezig met de inventarisatie en documentatie van de bestaande collectie. Bij vergaderingen was men enthousiast maar het was te vrijblijvend. Inmiddels heeft de werkgroep zich de opmerkingen van het VOM-bestuur ter harte genomen en is ze zeer actief bezig gegaan met het doel van de werkgroep. Contacten zijn gelegd en op zaterdag is de werkgroep bezig met haar archeologische activiteiten. Inmiddels is een geschikte werkruimte gevonden op het Galgeriet waar de werkgroep zeer gelukkig mee is. Inmiddels heeft de Archeologische Werkgroep Waterland ook een eigen website. Verder verwijs ik graag naar het verslag van de Archeologische Werkgroep Waterland in dit jaarboek. Bestemmingsplan binnenstad Begin 2013 heeft de gemeente een definitieve notitie (71 pagina’s) op haar website geplaatst. Er waren in totaal 191 opmerkingen ingediend bij het concept bestemmingsplan binnenstad. De zienswijze van de VOM is niet helemaal overgenomen. Het idee van de groenstroken is wel (gedeeltelijk) overgenomen. Het nieuwe bestemmingsplan binnenstad is in maart uitgebreid in de gemeenteraad aan de orde geweest en inmiddels vastgelegd. Er is het bestuur meegedeeld dat Bert Rotteveel (de projectontwikkelaar en eigenaar van de grootste gedeelte van de grond op het Galgeriet) naar de Hoge Raad is gegaan (in beroep dus) tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan. Op 1 januari 2014 moet dit bestemmingsplan definitief worden vastgesteld. Het ‘plan Hakvoort’ is in april globaal in de gemeenteraad besproken. Het bestuur volgt de ontwikkelingen nauwgezet. Oral History Ook dit jaar heeft de werkgroep Oral History niet stilgezeten. De volgende personen zijn geïnterviewd: De heer Feiken De heer Klaas Tolman Mevrouw Oosterveld De heer Nico Pelder De heer Albert Hakvoort De heer Maarten Visser Wim van Leeuwen en Peter van Maanenberg zijn momenteel bezig met de verwerking en de digitalisering van de interviews. Het is de bedoeling dat Vincent Kees10
maat aanschuift bij deze werkgroep om te brainstormen over de presentatie van de interviews op de website van de werkgroep. De werkgroep heeft contact gehad met Henk Bruin. Henk gaat de website ontwikkelen; kosten H 1625. De bijdrage van de Rabobank aan de werkgroep van H 2500,kan hiervoor gebruikt worden. Het is de bedoeling dat er een website ‘Mondelinge geschiedenis Monnickendam’ komt waarop op heldere en overzichtelijke wijze de filmfragmenten (thematisch) worden gepresenteerd. De werkgroep is er zich terdege van bewust dat eerst de oudere personen voor een interview in aanmerking komen. Mensen zoals de heer Kees Zonneveld ( werkzaam bij van Goor scheepsbouw) en Mevrouw Bouwmeester (echtgenote van Wim van Goor) stonden wel op de lijst maar overleden helaas voordat het interview plaats kon vinden. Van een interview wordt, alleen op verzoek, 1 DVD aan de geïnterviewde gegeven. Zo mogelijk wordt deze beschermd tegen kopiëren. Stadsgidsen Het Huishoudelijk Reglement is goedgekeurd door het VOM-bestuur en door de Stadsgidsen in hun jaarvergadering. Het VOM-bestuur heeft besloten dat er een standaard Huishoudelijk Reglement voor alle werkgroepen moet worden ontwikkeld. Als dit klaar is zal het HR van stadsgidsen hieraan worden getoetst. Het VOM-bestuur is bijzonder blij dat tussen Waterlandsmuseum De Speeltoren en de Stadsgidsen afspraken zijn gemaakt over de arrangementen. Ook restaurant de Waegh wordt in het arrangement betrokken. Bij de SPW (het toeristisch informatiepunt) is een zgn. stadsgidsen-cadeaubon ontwikkeld. Helaas wordt hiervan nog niet veel verkocht. Tijdens de Open Monumentendag hebben 85 personen de toren van de Grote Kerk beklommen en dat was een groot succes. Dat zouden de stadsgidsen vaker willen doen. In oktober heeft het jaarlijkse gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur VOM waarbij de activiteiten over 2013 en plannen voor 2014 van de Stadsgidsen werden besproken. (zie verder het verslag van de Stadsgidsen) Een ontwikkeling is dat mensen een stadswandeling van internet halen of een wandeling met hun IPAD doen. Er is ook een particulier die rondleidingen verzorgt en soms hebben toeristenbussen hun eigen gids. Het zou interessant kunnen zijn wanneer de veerdienst Volendam Marken uitgebreid zou worden met Monnickendam. Het ‘cadeau’ van de stadsgidsen, namelijk het oorspronkelijke uurwerk van de grote kerk is inmiddels in de kosterij geplaatst. 11
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2013
Over een volgend project is nog niet gesproken binnen de werkgroep. Het idee van ‘het Monnickenspoor’ – er worden dan tegels gelegd in de straat bij belangrijke panden of van personen die er hebben gewoond – wordt door Greetje de Haan meegenomen. Website/facebook/twitter Facebook(FB) heeft ook zijn intreden gedaan bij de vereniging. Voor de VOM, de Stichting IJsschuiten Gouwzee, de Stadsgidsen Monnickendam en het Museum de Speeltoren heeft Vincent Keesmaat afzonderlijke Facebookpagina’s gemaakt. Zo zijn we ook via de sociale media te vinden. Vincent plaatst af en toe mooie historische afbeeldingen op de FB-pagina van de VOM. Naar aanleiding daarvan is er flink wat reuring op deze pagina. De pagina wordt door meer dan 400 personen per week bezocht! Bertien van der Kolk onderhoudt ons twitter-account en houdt belangstellenden door middel van tweets op de hoogte van de activiteiten van onze vereniging. Het project van Piet Jongert en Vincent om alle Jaarboeken (vanaf 1973) op de website te plaatsen is nu voltooid. De jaarboeken kunnen zowel via het archief als de knop ‘jaarboeken’ worden benaderd. Op de Ipad of een ander mobiel apparaat kunnen de jaarboeken als E-book worden gelezen. De website van de VOM moet een facelift worden gegeven. Een precieze planning kan Vincent Keesmaat hiervoor nog niet geven. Hij gaat eerst een ‘beleidsplan digitalisering’ ontwikkelen en het bestuur roept deskundigen op dit gebied op zich bij hem te melden als zij interesse hebben mee te helpen aan de ontwikkeling. Toegevoegd op de website zijn o.a.: _ De Brinio-film (Monnickendam in de jaren ’50) staat nu bij de films. _ De link van historisch genootschap De Blauwe Tram. _ Een nieuw fotoalbum aan de beeldbank met foto’s uit het midden van de negentiende eeuw uit de nalatenschap van dominee W.C. Groenevelt (zie ook lemma op Wikipedia). Deze fraaie foto’s zijn ontvangen van een nazaat, dhr. Adam. De website heeft onlangs zijn 26.000e bezoeker mogen ontvangen, geteld vanaf 13 februari 2007. Er bezoeken globaal 400 personen per maand de website. Het bouwen van de website van de Stichting IJsschuiten Gouwzee is inmiddels afgerond en overgedragen aan de Ton Meijer, die de website gaat beheren en onderhouden. (www.ijsschuitengouwzee.nl)
12
Een straatje om in Monnickendam De inspiratie voor het ontwikkelen van dit boek was het boekje uit 1998 van de hand van Paul van ’t Hof dat fungeerde als brochure voor een tentoonstelling in het museum over Monnickendam en haar straten. Het huidige boek is een mooie full colour-uitgave met harde kaft geworden. In het boek worden alle namen van de straten, pleinen, bruggen, stegen en grachten en de ontstaansgeschiedenis van geheel Monnickendam belicht. Van Haringburgwal tot Rennekencamp en van Vesting tot aan de Pierebaan. Het boek kostte bij voorinschrijving tot 2 november 2013 H 14,50. In de reguliere verkoop (na de presentatie) heeft het boek een verkoopprijs van H 16,95 gekregen. Bovenop de verkoopprijs komen nog wel eventuele verzendkosten. Verzending binnen de gemeente Waterland is gratis. Het boek is te koop in ons Waterlandsmuseum de Speeltoren. Het boekje werd gepresenteerd op 1 november. De avond was ingevuld en verzorgd door de werkgroep met ondersteuning van enkele enthousiaste leden. De presentatieavond was een groot succes, veel belangstelling en met een ongedwongen (Monnickendammer) sfeer. Gedrukt zijn 1000 exemplaren en bij een verkoop van plusminus 500 stuks wordt het break-even point bereikt. Inmiddels zijn er meer dan 700 boeken verkocht. Prijs ‘De Monnick’ De prijs is op de Algemene Ledenvergadering voor 2012 uitgereikt aan de Stichting Waterlandsmuseum De Speeltoren. De voorzitter Jan Konijn stak de loftrompet over Stichting Waterlandsmuseum De Speeltoren en meldde dat ze de prijs De Monnick 2012 ontving vanwege de buitengewone prestatie van het hele team -het bestuur, de bouwers en de vele vrijwilligers- om binnen anderhalf jaar een museum te realiseren dat binnen en buiten de regio ieders bewondering heeft verkregen. Dit museum is een van de parels van onze stad en van de regio waarbij de diversiteit aan activiteiten en tentoonstellingen zeer verrassend is. Het museum heeft getoond in de eerste 6 maanden van haar bestaan een belangrijke rol te spelen in de verdere ontwikkeling van Monnickendam op het gebied van historie, cultuur en toerisme. Het bestuur zou graag zien dat er de volgende keer meer ruchtbaarheid in de pers aan de prijsuitreiking wordt gegeven. Stichting Vrienden van het museum Op 8 oktober hebben Bertien, Jan en Frans Fontaine overleg daarover gehad en gebrainstormd over de beste structuur dan de nieuwe stichting Vrienden van het Museum; de mensen die in het op te richten bestuur gaan plaatsnemen etc. Het primaire doel moet niet uit het oog worden verloren. 13
jaarverslag vereniging oud monnickendam 2013
1. De stichting heeft ten doel het verlenen van steun, in de meest uitgebreide zin des woords, aan het Waterlandsmuseum ‘De Speeltoren’ en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Het aankopen van voorwerpen behoort ook tot de doelstelling van deze stichting. 2. De stichting dient het algemeen belang. 3. De stichting heeft geen winstoogmerk. 4. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door het verkrijgen van financiële bijdragen, respectievelijk het werven van donateurs, alsmede alle overige wettige middelen die het bestuur voor het bereiken van de doelstelling dienstig acht, of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Als voorlopig bestuur zijn aangesteld voorzitter: Take Dammen; penningmeester Bertien van der Kolk; en bestuurslid Garrelt Bont. Dit bestuur moet binnen 12 maanden een definitief bestuur voordragen. De stichting ‘Vrienden van het museum’ is op 18 december 2013 opgericht en heeft meteen de ANBI status aangevraagd. De vrienden hebben in 2013 H 12.000,- bijeengebracht, wat een fantastisch resultaat is. De werkgroep aankoop bestaande uit Frans Fontaine, Arjan Ouwehand en Garrelt Bont blijft bestaan. Museum Het museum heeft zijn 10.000e bezoeker mogen ontvangen!!!! Deze is op passende wijze in het zonnetjes gezet. De activiteiten in de Kerstvakantie 2013 waren een ode aan Herman van Elteren en een groot succes. Een museum oprichten is één, maar daarna de zaak draaiende te houden met evenveel succes is iets anders, wat een gestructureerde organisatie vereist met inzet van vereende krachten en de juiste mensen op de juiste plaats. Het is ook van groot belang dat er een goede PR voor het museum op gang komt en de organisatie wordt ingericht van ‘oprichting’ naar ‘operationeel’. Nogmaals proficiat van het bestuur van VOM voor de onvoorstelbare inbreng en het enthousiasme die niet alleen het bestuur maar ook alle vrijwilligers hebben opgebracht en het resultaat dat is neergezet.
_ De bouw van een zorghotel aan de Kloosterdijk gaat niet door. De financiën waren niet rond te krijgen. De Provincie was ook tegen . _ Brief van Mr T.J.M. Kolfschoten (executeur) betreffende legaat mevr. E.G. Bloem ad H 16.523,- voor de VOM. Het legaat van mevr. Bloem is half april uitgekeerd. Zodra het bestuur een geschikte bestemming heeft gevonden worden de leden daarover geïnformeerd. _ Het 4-mei-comité is enthousiast over ons voorstel om de zogenaamde ‘strompelkeitjes’ te plaatsen en zal het idee verder uitwerken. _ De volgende Brainstormbijeenkomst van Dijk van een Kust is gepland in februari 2014. Het doel is te komen tot een herdenking van de dijkdoorbraak van 1916 over 2 jaar, en dus 100 jaar geleden. Wat de bijdrage van onze vereniging daarbij zal zijn wordt nog bepaald. Er komt misschien een grote overzichtstentoonstelling van de watersnoodramp uit 1916 in de Grote Kerk. _ In verband met het 150 jarig bestaan van de Monnickmeer is op Hoeve Meerzicht op 22 september 2013 van een boerenmarkt georganiseerd. Het werd een reünie voor oud bewoners en een tentoonstelling n.a.v. het 150 jarig bestaan van de polder Monnickenmeer. _ Ds. C. de Groot vroeg zich af waarom geen jaarboeken in de Grote Kerk worden verkocht. Klaas Roos zal een aantal jaarboeken in de vitrine in de kerk leggen met de tekst: ‘Te verkrijgen in het Museum’. _ Het postadres van ons secretariaat is gewijzigd in: Secretariaat Vereniging Oud Monnickendam p/a Waterlandsmuseum de Speeltoren, Noordeinde 2-4, 1141 AM Monnickendam telefoon 0299-652203 Jan Konijn, voorzitter Monnickendam, februari 2014
Diversen _ Beeldend kunstenaar Rob Cerneus heeft een beeld van een zittende monnik ontworpen. De knuppel is echter punt van discussie. Het beeld is een initiatief van de Stichting 650 jaar Stadsrechten en werd op 12 oktober 2013 geplaatst op de Middendam. 14
15
verslag van de penningmeester over het jaar 2013
Verslag van de penningmeester over het jaar 2013
Rekening van baten en lasten over 2013
2013 begroting 2012 2013 H H H De baten bedroegen 36.156,36 8.800,00 17.423,62 De lasten bedroegen 33.323,76 9.050,00 16.479,95 Voordelig saldo 2.832,60 -250,00 943,67 Toelichting resultatenrekening
2013 begroting 2012 2013 H H H Baten Contributies 15.206,08 14.500,00 14.860,20 Opbrengst Stadsgidsen (netto) 565,79 -8.000,00 -1.159,09 Giften 271,30 0,00 282,08 Interest 611,65 800,00 816,56 Winst op verkopen 2.978,54 1.500,00 2.623,87 Legaat 16.523,00 0,00 0,00 Totaal baten 36.156,36 8.800,00 17.423,62 Lasten Bankkosten 325,65 250,00 287,52 Bureaukosten (porti, kopieĂŤn, kantoorart.) 2.254,98 3.000,00 2.271,52 Jaarboek 5.596,20 6.000,00 5.843,55 Werkgroepen 298,95 1.000,00 763,20 Assurantie 1.210,09 1.250,00 1.248,82 Donatie Stg Museum de Speeltoren 5.000,00 5.000,00 5.000,00 Toevoeging Fonds Stadsgidsen 565,79 -8.000,00 -1.159,09 Prijs de Monnick / Kosten vertegenwoordigingen 486,84 0,00 486,84 Lidmaatschappen andere ver. en KvK 165,00 200,00 158,08 Website en diversen 45,01 100,00 58,25 Ledenactiviteiten 82,90 250,00 413,86 Bestuurskosten 769,35 0,00 1.107,40 Toevoeging Legaat aan fonds aankopen 16.523,00 0,00 0,00 Totaal lasten 33.323,76 9.050,00 16.479,95
Winst op verkopen: Dit is de netto winst, na betaling totale kosten van Straatje Om, op al onze producten. Er is een legaat ontvangen van Mw. Bloem. Dit bedrag is toegevoegd aan de reservering fonds speciale aankopen. Het fonds aankopen Museum de Speeltoren is van naam gewijzigd in fonds speciale aankopen. Stadsgidsen: De toegezegde bijdrage voor het herplaatsen van de klok in de Grote Kerk ad H 10.000 is in 2013 nog niet betaald. Balans per 31 december 2013 31-12-2013 31-12-2012 H H Voorraden 1.460,50 1.947,34 Vorderingen 1.146,27 816,56 Lening aan Stg Beheer Museum 59.000,00 59.000,00 RC Museum de Speeltoren 1.108,11 Banksaldo Stadsgidsen 17.532,71 16.966,92 Kas en Bank 66.296,77 53.121,80 146.544,36 131.852,62 Vermogen 88.997,34 88.053,67 Resultaat 2013, resp. 2012 2.832,60 943,67 Fonds aankopen collectie 34.681,71 18.177,66 Fonds Oral History project 2.500,00 2.500,00 Rek. Courant museum de Speeltoren - 5.210,70 Fonds Stadsgidsen 17.532,71 16.966,92 Schulden 0,00 0,00 146.544,36 131.852,62
16
17
verslag van de penningmeester over het jaar 2013
Toelichting op de balans per 31 december 2013 2013 2012 H H Vorderingen Interest 611,65 816,56 Verkopen via museum 4e kwartaal 534,62 0,00 1.146,27 816,56 Kas en bank Kas 23,95 32,95 ING 1.691,09 2.057,13 RABO 2.260,70 3.027,25 RABO spaarrekening 62.321,03 48.004,47 66.296,77 53.121,80 Vermogen Per 1 januari 88.997,34 29.053,67 Af: lening Museum de Speeltoren 0,00 59.000,00 Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo 2.832,60 943,67 Per 31 december 91.829,94 88.997,34 Fonds speciale aankopen Per 1 januari bedroeg dit fonds 18.177,66 18.967,66 Aanschaffingen -18,95 790,00 Bijgeboekt legaat 16.523,00 0,00 Het fondsvermogen per 31 december 34.681,71 18.177,66 Rekening Courant museum ‘de Speeltoren’ Per 1 januari 5.210,70 5.187,49 Museum betaald voor VOM in lopend jaar 3.571,89 5.395,40 VOM nog te betalen aan museum (2013) 320,00 0,00 Ontvangen contributies voor VOM bij Museum 0,00 -184,70 Overgemaakt naar de rekening van het museum -10.210,70 -5.187,49 Per 31 december -1.108,11 5.210,70 18
Begroting 2014 Rekening van baten en lasten 2014 2013 H H Baten Contributies 14.500,00 14.500,00 Bijdragen in portikosten 1.500,00 0,00 Netto opbrengst Stadsgidsen p.m. -8.000,00 Interest 700,00 800,00 Winst op verkopen 1.500,00 1.500,00 Totaal baten 18.200,00 8.800,00 Lasten Bankkosten 350,00 250,00 Bureaukosten 2.500,00 3.000,00 Jaarboek 5.750,00 6.000,00 Werkgroepen 1.600,00 1.000,00 Verzekeringen 1.250,00 1.250,00 Vergoeding collectiebeheer aan museum 5.000,00 5.000,00 Toevoeging aan fonds Stadsgidsen p.m. -8.000,00 Prijs de Monnick/ Kosten vertegenwoordigingen 500,00 0,00 Lidmaatschappen 150,00 200,00 Websites 100,00 100,00 Ledenactiviteiten 500,00 250,00 Bestuurskosten 500,00 0,00 Totaal lasten 18.200,00 9.050,00 De baten worden begroot op 18.200,00 8.800,00 De lasten worden begroot op -18.200,00 9.050,00 Begroot nadelig/voordelig saldo 0,00 -250,00 Toelichting begroting 2014 antal leden per 31-12-13 bedroeg 1150, per 31-12-12 was dit 1185 en A per 31-12-13 was dit 1150. Naast de contributie wordt in 2014 voor de leden buiten de Gemeente Waterland ook een bijdrage gevraagd in de portokosten van met name het jaarboek.
19
algemene ledenvergadering
Algemene Ledenvergadering 5 juni 2013 Vereniging Oud Monnickendam Aanwezig: 6 bestuursleden en 40 leden Afwezig met bericht: Nico Oussoren, Pieter Stegeman, Elly Haakma, Dorothy Borghardt-de Kat, J. van Overbeek
1. Opening Voorzitter Jan Konijn heet iedereen van harte welkom op deze 63e jaarvergadering in het bestaan van de vereniging Oud Monnickendam. Hij is blij met de goede opkomst die misschien mede is veroorzaakt door de interessante lezing die na de pauze door Simon Verbeek zal worden gegeven. 2. Goedkeuring van de notulen van de jaarvergadering d.d. 6 juni 2012 Siem Koerse vraagt n.a.v. het manuscript van Harry Voogel over de tien grootste monumenten van Monnickendam (blz. 24) of er nog contact is geweest tussen het bestuur van de VOM en Harry Voogel. Jan antwoordt dat het bestuur geen verzoek aan Harry Voogel heeft gedaan om het manuscript verder te ontwikkelen. De overwegingen van het bestuur zijn bekend: vanwege de enorme omvang, zou de productie van het boek erg kostbaar zijn en bovendien achtte het bestuur de markt voor dit boek beperkt. Het ontbreken van een gedegen notenapparaat, was voor het bestuur, als uitgever en financier van het boek, ook een belangrijk argument om dit project in de koelkast te zetten. 3. Mededelingen van het bestuur _ Bertien van der Kolk meldt dat de portokosten die betaald moeten worden voor de verzending van het jaarboek aan de leden die buiten Monnickendam wonen, bij deze leden in rekening zullen worden gebracht. Het gaat om een verhoging van de contributie van deze leden met H3,-. _ Frans Fontaine vraagt zich hardop af of het jaarboek misschien niet te dik is. Door een dunner jaarboek zouden ook portokosten kunnen worden bespaard. Vincent Keesmaat zal bij de volgende uitgave kijken in hoeverre de omvang kan worden beperkt. Financiële verslagen zouden misschien ook digitaal kunnen worden gecommuniceerd. Het bestuur van de VOM streeft een gedegen kwaliteit van de inhoud en een goede leesbaarheid van het jaarboek na. En alle leden moeten de informatie kunnen vinden, die ze nodig hebben. Siem Koerse zou graag wat grotere afbeeldingen in het jaarboek zien. Sommige afbeeldingen zijn nu op postzegelformaat. 20
_ Jan Konijn meldt dat de VOM een legaat heeft ontvangen van de op 18 oktober 2012 overleden mevrouw E.G. Bloem (ansjovishandel) van H 16.523,_ Bertien van der Kolk meldt dat het ledenbestand van de vereniging momenteel 1126 betalende leden bedraagt. De deur-aan-deur-actie heeft helaas slechts 7 nieuwe leden opgeleverd. Het bestuur wil de bewoners in de nieuwbouwwijken aanschrijven met een beschrijving van een stukje geschiedenis van betreffende wijk. Misschien dat dat nieuwe leden oplevert. Ook zijn Bertien van der Kolk en Vincent Keesmaat actief op Twitter en Facebook om de belangstelling voor de vereniging te vergroten. _ Jan Konijn meldt dat de lezingencyclus (drie in het najaar en drie in het voorjaar) ook dit jaar zal worden voortgezet. _ Vincent Keesmaat meldt dat de productie van het boek ‘Een straatje om in Monnickendam’ zijn voltooiing nadert. De werkgroep is bezig met het zetten van de puntjes op de i. Begin oktober staat de laatste bijeenkomst van de werkgroep gepland en het boek moet voor Sinterklaas in de verkoop zijn. Bertien van der Kolk meldt dat VOM-leden kunnen voorinschrijven. Hierover zullen zij t.z.t. worden geïnformeerd. _ Piet Jongert heeft alle jaarboeken van de vereniging gedigitaliseerd en deze zijn door Vincent Keesmaat op de website geplaatst. _ Jan meldt dat er voor het eind van dit kalenderjaar een aparte stichting ‘Vrienden Waterlandsmuseum de Speeltoren’ zal worden opgericht. Dit gebeurt in goed overleg tussen het bestuur van het museum en van de VOM. Er kan dan een ANBI-status worden aangevraagd en dat maakt het fiscaal aantrekkelijker voor donateurs om een gift te doen. 4. Jaarverslag van de vereniging Oud Monnickendam over de activiteiten in 2012 Dhr. Huiskes vraagt wat de Taakgroep Versterking Monnickendam (TVM) precies behelst. Jan Konijn meldt dat deze taakgroep door de gemeente Waterland in het leven is geroepen om burger- en ondernemersinitiatieven te stimuleren. Het bestuur heeft Ed Willms als afgevaardigde in deze werkgroep. Het bestuur heeft wel vraagtekens bij de doelstellingen en de resultaten van deze taakgroep. Het heeft namelijk slechts een adviserende rol. De stichting i.o. ‘Mooi Monnickendam’ houdt zich vooral bezig met de consequenties van het nieuwe bestemmingsplan. Siem Koerse wil iets meer weten over de bevindingen van de groep die zich heeft bezig gehouden met de geschiedenis van de Speeltoren. Klaas Roos antwoordt dat 21
algemene ledenvergadering
met grote zekerheid geconcludeerd mag worden dat er inderdaad geen kerk heeft gestaan op de plek van de Speeltoren. Er is nog wel discussie over de verschillende bouwperiodes. 5. Jaarverslagen Stadsgidsen, Commissie Stad- en Dorpsbeheer gemeente Waterland, Stichting museum ‘De Speeltoren’ en Stichting IJsschuiten Gouwzee Fred Holthuis vraagt wat er is gebeurd met de gelden van het fonds ‘Gouwzeewerf’. Jan meldt dat in de ledenvergadering van 19 juni 2008 is besloten dat dit fonds zou worden overgeheveld naar het fonds ‘Nieuwbouw Museum’ en dat dit geld geoormerkt zou worden voor een stuk inrichting van het museum (plaatje bij het carillon). De leden zouden hierover worden gerapporteerd. Dat laatste is blijkbaar niet goed gedaan. Het bestuur belooft hier in de volgende vergadering helderheid over te verschaffen. 6. Financieel verslag over het kalenderjaar 2012 en goedkeuring van het budget 2013 Penningmeester Bertien van der Kolk meldt dat er weinig bijzonderheden zijn. Er waren in 2012 plussen en minnen. Over het algemeen is ze tevreden. Er is H 59.000,- geleend aan het museum. Dit is een lening voor onbepaalde tijd. Het is geen schenking. Als het Museum onverhoopt failliet zou gaan, dan valt dit bedrag terug aan de VOM. Voor het project Oral History zal het Rabo Fonds worden aangesproken. 7. Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en verant woording (kascommissie dhr. Martin Visser en dhr. Johan Mengers) De kascommissie meldt dat alle financiële stukken zijn doorgenomen. De commissie geeft aan dat penningmeester Bertien van der Kolk alles keurig had gerangschikt en dat alles perfect in elkaar zat. De kascommissie adviseert daarom decharge te verlenen, hetgeen door de leden wordt gehonoreerd. 8. Benoeming nieuwe kascommissie De kascommissie zal volgend jaar worden vertegenwoordigd door Johan Mengers en mevrouw Koning. Mevrouw B. Otjes zal als reservelid optreden.
22
9. Verkiezing/samenstelling bestuur Aftredend zijn dit jaar Klaas Roos, Garrelt Bont en Jan Konijn. Zij stellen zich alle drie herkiesbaar voor een nieuwe termijn. De leden keuren dit onder applaus goed. 10. Uitreiking jaarlijkse prijs ‘De Monnick’, ingesteld door de vereniging Oud Monnickendam Jan Konijn memoreert dat het bestuur heeft besloten jaarlijks een prijs uit te reiken aan een persoon en/of organisatie die zich naar het oordeel van het bestuur in het voorgaande jaar bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de Monnickendamse gemeenschap, met name op het terrein van het cultureel en historisch erfgoed. Leden van de vereniging kunnen kandidaten voor deze prijs voordragen en vervolgens besluit een jury wie de prijs wint. In de vorige ledenvergadering gaf de heer Stoffels verrast te zijn met deze prijsuitreiking. Jan Konijn heeft later met hem gesproken en uitgelegd hoe de kandidaatstelling en de uiteindelijke keuze voor één van de kandidaten in zijn werk gaat. De heer Stoffels was hierdoor gerust gesteld. De jury, bestaande uit de bestuursleden Ed Willms, Ton Meijer en Frans Ronchetti, heeft ook dit jaar unaniem voor de winnaar besloten: Stichting Waterlands Museum de Speeltoren. Jan Konijn steekt de loftrompet over Stichting Waterlandsmuseum De Speeltoren en meldt dat ze de prijs De Monnick 2012 ontvangt vanwege de buitengewone prestatie van het hele team – het bestuur, de bouwers en de vele vrijwilligers – om binnen anderhalf jaar een museum te realiseren dat binnen en buiten de regio ieders bewondering heeft verkregen. Dit museum is een van de parels van onze stad en van de regio waarbij de diversiteit aan activiteiten en tentoonstellingen zeer verrassend is. Het museum heeft getoond in de eerste 6 maanden van haar bestaan een belangrijke rol te spelen in de verdere ontwikkeling van Monnickendam op het gebied van historie, cultuur en toerisme. Namens het museum neemt Frans Fontaine onder applaus het bronzen beeld ‘De Monnick’ in ontvangst. 11. Rondvraag Rini de Weijze vraagt wat er nu belangrijker is in het Jaarboek van de vereniging: de verslagen of de inhoudelijke artikelen. Jan Konijn antwoordt dat beide even belangrijk zijn maar dat geprobeerd zal worden de verslagen iets meer te comprimeren. Frans Fontaine vraagt of er criteria zijn opgesteld waaraan de artikelen 23
moeten voldoen. Vincent Keesmaat geeft aan dat deze criteria er inderdaad zijn en dat deze zo strikt mogelijk zullen worden gehanteerd. De limiet voor het aantal pagina’s is 200.
Jaarverslag stadsgidsen 2013
Siem Koerse meldt dat hij een e-mail heeft gekregen met de vraag of hij lid wilde worden van de VOM. Ton Meijer zegt dat dit een communicatiefout was waarvoor excuses. Waarschijnlijk is Siem niet het enige lid dat deze e-mail heeft ontvangen. De kwestie is reeds in het bestuur besproken. Fred Holthuis memoreert dat de feestweek in 2010 een daverend succes was. Hij vraagt of er 2015 weer een feest, Monnickendam ‘660’ jaar op stapel staat. Jan zegt dat dit niet zo is. Er staan wel festiviteiten gepland voor het 65-jarig bestaan van de VOM (in 2015) en 450 jaar Slag op de Zuiderzee (in 2023). –pauze_ Simon Verbeek geeft een boeiende lezing over heden en verleden in Monnickendam.
In 2013 hebben de Stadsgidsen weer heel wat rondleidingen verzorgd. We begonnen het jaar zaterdag 12 januari met een gidsenuitstapje naar het Scheepvaartmuseum, waar we een zeer leerzame rondleiding kregen, met een gezellige afsluiting in het museumcafé. Op 25 februari hadden we een bijspijkeravond in de Kosterij van de Grote Kerk, waarvoor Joop Klaver en Rini de Weijze 30 mooie vragen gemaakt hadden. Op 26 maart leidde Paul van ’t Hof ons rond in het nieuwe Speeltorenmuseum in onze eigen stad. Rini de Weijze en Siem Koerse werkten in het voorjaar aan een nieuwe folder waarvan we er een flink aantal lieten drukken. Rini de Weijze en Jan Colaris zorgden voor de verspreiding. De gratis vrijdagavondwandeling stond ook dit jaar wekelijks in de evenementenkalender en we hadden het hele jaar door elke week een kleine advertentie in Prettig Weekend. In de huis-aan-huisbladen stonden we een aantal keren met een wervend stukje. Onze website www.stadsgidsenmonnickendam.nl werd goed bezocht. We kregen ook dit keer weer veel aanmeldingen via de website van de VOM www.oudmonnickendam.nl/stadsgidsen en via rondleidingenAoudmonnickendam.nl. Verder kregen we ook aanmeldingen via www. gilde-nederland.nl waar we bij aangesloten zijn, via het Toeristisch Steunpunt www.vvv-waterland.nl en via het Speeltorenmuseum. We ontwikkelden in samenwerking met Ans en Nard Jansen een cadeaubon voor een stadswandeling, die bij het SPW en Greetje de Haan te verkrijgen is. Rini de Weijze en Greetje de Haan bezochten de landelijke dag van de Wandelgilden in Wageningen. Deze stad kent weinig oude monumenten maar het was bijzonder mee te maken hoe een groep zeer bevlogen stadsgidsen hun stad wist te beschrijven. Het is zoals elke keer weer heel leuk en leerzaam te horen hoe stadsgidsen in andere plaatsen uitvoering geven aan hun werk. We hadden dit jaar per 31 december 1109 bezoekers. De aanvragen voor een rondwandeling kwamen dit jaar, net als in voorafgaande jaren, vooral binnen in de maanden april tot en met november. Vaak werd een stadswandeling gecombineerd met een bezoek aan het nieuwe Speeltorenmuseum waar we heel goed mee
24
25
jaarverslag stadsgidsen 2013
nickendamse kerken wilde bezichtigen, een Nationale Persreis, de interviewer/ fotograaf van een Amerikaans blad. Ook een groep die met een boot aankwam in de voetsporen van Henri Havard en zijn indrukken wilde ondergaan, de buurtvereniging Pitto, de dames van de Red Hat Society, de daggasten bij een huwelijk, het Gilde uit Almere. Rini klom met de burgemeester boven op de kerktoren om haar Monnickendam eens op een andere manier te laten bekijken. Het Klokkenproject van de kosterij van de Grote Kerk, waaraan we onze financiële bijdrage hebben toegezegd is in volle gang en wordt in 2014 voltooid. Harry zorgde ervoor dat de gevelsteen op het pand Kerkstraat 12 werd opgeknapt. Als oudejaarsgeschenk kregen alle gidsen een conceptversie van het interessante en uitgebreide boek ‘De tien grootste monumenten van Waterland’ van Harry Voogel. Om gezondheidsredenen stopten Nettie Lommers en Riek de Graaf zeer tot hun spijt met het gidsen.
samenwerken. Het museum verzorgt arrangementen in combinatie met een lunch en stadswandeling; wij wijzen bezoekers die zich aanmelden op het nieuwe museum met al haar mogelijkheden. De gratis wandelingen vanaf de Speeltoren op vrijdagavonden in de maanden mei tot en met september werden als vanouds goed bezocht. We werkten mee aan het Kinderweekend van het museum en op de Open Monumentendag konden de Monnickendammers onder leiding van een stadsgids de toren op. Een aantal zondagmiddagen verleenden we onze medewerking aan ‘Ontmoet de Waterlandse Kernen’, georganiseerd door het Toeristisch Steunpunt.
Afsluitend bedank ik alle gidsen voor hun enthousiaste inzet in 2013. Riek de Graaf gaf zelfs een rondleiding vanuit haar rolstoel. We nodigen alle (nieuwe) leden van de Vereniging Oud Monnickendam uit die nog nooit een stadswandeling hebben gemaakt: loop in 2014 op vrijdagavond tussen begin mei en eind september eens met ons mee! Greetje de Haan-Rundervoort (voorzitter stadsgidsen) januari 2014
We zien een verandering in de vraag naar rondleidingen. Het lijkt op dit moment een beetje afgelopen met de grote groepen die, meestal in combinatie met een boottocht, Monnickendam aandeden en waarvoor we veel gidsen tegelijk nodig hadden. Dat waren vaak personeelsuitstapjes van grote bedrijven. We krijgen nu ook regelmatig aanvragen van kleine groepjes, soms echtparen die graag een privé-rondleiding willen. Dat is geen probleem, we honoreren alle soorten aanvragen. We leidden weer veel uiteenlopende groepen rond zoals: families waarvan een voorouder uit Monnickendam kwam, de kerkenraad van Huizen, die de Mon26
27
jaarverslag stadsgidsen 2013
Financieel verslag Stadsgidsen 1 december 2012 t/m 31 december 2013 Beginsaldi Rabobank deposito Bedrijfstelerekening Rabobank Verenigingsrekening Kas
H 14.000,00 H 41,04 H 2.880,06 H 45,82 H 16.966,92
inkomsten uitgaven Kosten Rabobank 2013 H 80,71 Sticht. Philadelphia vergadering weeshuis H 147,15 Prettig Weekend 2013 H 521,52 Bijdrage gilde 2013 H 145,00 Diverse onkosten H 178,60 Vergaderingen Grote Kerk H 52,50 Reiskosten H 90,10 Museum bijspijkeravond H 30,00 Cadeaubonnen H 50,00 Boeken kerstgeschenk gidsen H 722,86 Diverse onkosten Nimo H 38,00 Spelvaut drukkosten folders en posters H 643,73 Coffee & Cacao kerstchocolade H 70,00 Bezoek scheepvaartmuseum H 336,00 Rondleidingen H 2.755,00 Giften H 407,50 Ontvangen rente deposito H 355,87 Rente 2013 H 153,59 H 3.671,96 H 3.106,17 Eindsaldi Rabobank deposito opgeheven Bedrijfstelerekening H 14.550,50 Rabobank Verenigingsrekening H 2.847,49 Kas H 134,72 Totaal eindsaldo december 2013 H 17.532,71
28
Notulen van de jaarvergadering van de stadsgidsen d.d. 23 januari 2014 Afwezig met bericht: Rini de Weijze, Piet Roos, Koert Kraak en Paul van’t Hof Afwezig zonder bericht: Ed Willms en Erik Sprokkreeff
Bespreking van het jaarverslag en vooruitblik 2014 Harry merkt op dat er dit jaar minder mensen zijn rondgeleid. De voorzitter zegt dat dit op dit moment een trend is. Bij de landelijke stadsgilden is ook een terugloop in rondleidingen.. Ook hebben zich het afgelopen jaar weinig tot geen echt grote groepen aangemeld. Blijkbaar zijn er minder bedrijfsuitjes. Wel is er meer vraag naar rondleidingen van 2 of 4 personen. Er werd gevraagd wat de cadeaubon is. De voorzitter legt uit dat deze bon à H 18,verkrijgbaar is bij het steunpunt voor een rondleiding van maximaal 6 personen. Op de vraag wat er met het geld van de gekochte bonnen gebeurd had het bestuur nog geen duidelijk antwoord omdat er nog geen overzicht is van verkochte bonnen. Het bestuur gaat dit nog overleggen met Bertien. (Inmiddels is er geld van 2 verkochte bonnen overgemaakt naar de Rabobank rekening van de stadsgidsen). Op de vraag of dit ook te maken heeft met het Speeltoren arrangement is negatief geantwoord. Dit is iets anders, het museum maakt voor het aantal personen dat dit arrangement boekt geld over naar de Rabobank rekening. De samenwerking met het museum is uitstekend De evaluatie van ‘Ontmoet de Kernen’; Omdat dit niet een heel groot succes is gebleken het afgelopen jaar, ook omdat er veel andere dingen te doen zijn in Monnickendam, rijst de vraag moeten we dit in de winter gaan doen ? Specifieke onderwerpen? De onzekerheid dat er mensen in geïnteresseerd zijn, het weer, en er toch een specifieke voorbereiding voor nodig is wekt twijfel. De oplossing zou kunnen zijn b.v. een Grote Kerkthema. Het bestuur gaat dit verder bekijken. Greetje gaat naar een overleg met Lenny Gieling van de SPW Er wordt opgemerkt dat foto’s van de rondleiding van de Red Hat Society op de website staan. De vrijdagavond wandelingen worden goed bezocht, de voorzitter merkt wel op dat er 2x geen gids bij de Speeltoren was. Dit is wel door andere gidsen opgelost maar er wordt toch dringend verzocht de data van de vrijdagavond in de agenda’s te zetten. Men vindt het niet nodig van tevoren een reminder te sturen. Wel wordt afgesproken dat er bij de lijst van data telefoonnummers achter de namen van de gidsen staan, en als er geruild wordt dit op de envelop aan Ineke wordt doorgegeven. 29
jaarverslag stadsgidsen 2013
Het financieel verslag is goedgekeurd door Koert Kraak en Joke Tessel. De nieuwe kascommissie bestaat uit Joke Tessel en Pieter Stegeman. Op de vraag of de advertenties in Prettig Weekend niet wat minder vaak gezet moeten worden vanwege de hoge kosten, wordt door het bestuur en de leden positief geantwoord. Het bestuur gaat hierop actie ondernemen. Wat publicatie betreft wordt er de vraag gesteld of we bij omroep PIM de stadsgidsen moeten promoten. Er schijnt al iets voor gemaakt te zijn maar niemand heeft het ooit op televisie gezien. Op de vraag of we iets kunnen doen met het Itours filmpje was het antwoord dat dat niet heel veel afname heeft bij het Steunpunt. De voorzitter doet verslag van de Gilde-dag in Wageningen. Zij merkt ook op dat het geld dat door de gildes wordt ontvangen meestal besteed wordt aan uitjes en gezellige avonden van de gidsen. Dinsdag 18 februari is er een bijspijkeravond in de kosterij van de Grote Kerk. Wij kunnen dan het mechanisme van de klok bekijken en daarna de (on)bekende 30 vragen beantwoorden. Op 29 maart gaan we bijspijkeren in de Grote Kerk van Edam waar we om 14.00 uur een rondleiding krijgen. Om 13.30 uur verzamelen bij het Bolwerk. De voorzitter vraagt of men het vervelend vindt om maar 2 mensen rond te leiden. Over het algemeen vindt men van niet. Tineke Zuidema heeft gelopen met een groep uit Lelystad waar veel slechtlopenden bij waren. Zij doet de suggestie dit van tevoren te laten weten. Pieter Stegeman heeft nog steeds contact met een aantal russen die hij in Monnickendam was tegen gekomen en wat over Monnickendam heeft verteld. Klaas Roos geeft hierna een kort verslag van de status van de klok in de kosterij van de Grote Kerk en benadrukt het belang van de stadsgidsen die met hun vrijwilligerswerk geld beschikbaar stellen voor projecten zoals deze. Een project als dit zou anders niet mogelijk zijn. Het is dit jaar 100 jaar geleden dat de klok is verkocht aan een antiquair. Het uurwerk stamt waarschijnlijk uit 1670. Meer hierover tijdens de bijspijkeravond.
sing keien met de namen erop van mensen die zijn weggevoerd in de Tweede Wereldoorlog. Er worden nog een paar andere suggesties gedaan (zie rondvraag Monnikenspoor) Harry Voogel vertelt iets over de bijlagen die hij ons heeft gegeven. Riek de Graaf en Netty Lommers nemen afscheid als stadsgids. De voorzitter benoemt hen tot erelid, en als zij dit op prijs stellen, zijn zij welkom op de bijspijkeravonden en vergadering. Bij de rondvraag doet Klaas Roos de suggestie ‘Het Monnikenspoor’ weer in Monnickendam terug te brengen, dit als nieuw project. Dit is een wandeling door Monnickendam die d.m.v. bordjes in de gevel of in de stoep of straat wordt aangegeven. Richard Perotti vraagt wat het standpunt is van vereniging Oud Monnickendam betreffende het plan van scheepswerf Van Goor. Men is van mening dat dit onderwerp niet de stadsgidsen betreft. Jan Colaris doet de suggestie ons visitekaartje uit te delen bij onze rondwandeling zodat men met dit kaartje H 1,- korting krijgt op de toegangsprijs van het museum. Marten Horjus laat weten een rondleiding voor te bereiden met religieuze kanten. Een soort van dialoog tussen een dominee en een pastoor. Deze zal worden opgenomen. Hierna sluit de voorzitter de officiële vergadering waarna er een borrel en hapje genuttigd kan worden. Als afsluiting kijken we naar een presentatie van Oral History waarbij diverse ‘oudere Monnickendammers’ verhalen vertellen over het Monnickendam van vroeger, waar we met veel plezier naar hebben gekeken. Ineke Plat-Pauws februari 2014
Op de vraag wat het nieuwe bestedingsdoel zou kunnen zijn wordt de suggestie gedaan, ‘strompelkeitjes’ op bepaalde plekken in oud Monnickendam in het wegdek aan te brengen. De stichting 40-45 houdt zich hiermee bezig. Het zijn mes30
31
jaarverslag waterlandsmuseum de speeltoren
Jaarverslag Waterlandsmuseum de Speeltoren 2013
dies van de Stichting Duurzaam Waterland het mogelijk gemaakt om de spots allemaal te voorzien van LED verlichting. Tevens werden er met hun steun zonnepanelen op het dak aangebracht. Het winkelgedeelte in het entreegebied kreeg een ander gezicht en een aangepast assortiment. Het werd een toegankelijke museumwinkel, met modern design door Rene Pet, binnenhuisarchitect in Marken.
Algemeen Het eerste volle kalenderjaar van ons museum is zeer naar tevredenheid geweest. Het bezoekersboek loopt over van de complimenten maar ook vakgenoten en collega’s van andere musea, zoals het Zuiderzeemuseum, spraken hun bewondering uit over het niveau dat we hebben weten te bereiken. In 2013 mocht het museum 7000 bezoekers ontvangen. Dat is 1.000 meer dan het streefgetal van 6.000 bezoekers uit onze oorspronkelijke exploitatiebegroting. Ook de herkomst van de bezoekers wekt vertrouwen; 31 % komt uit de gemeente Waterland, 57% uit de rest van Nederland en 12% uit het buitenland. Dat betekent dat de aantrekkingskracht van ons museum ook buiten de directe omgeving groot is. We vissen dus niet in een kleine lokale vijver. Opvallend is het percentage jeugdige bezoekers tussen 6 en 12 jaar: bijna 15 %. De intensieve vakantie-activiteiten voor kinderen en de grote aantrekkingskracht van de juniorzaal met wisselende doe-dingen zijn hier debet aan.
De kunstzaal De tentoonstellingen die Kunstkijken Monnickendam i.s.m. het museum organiseerde in 2013 hadden elk een eigen karakter maar waren allen zeer geslaagd. Zo waren we trots om Harald Vlugt, een grote naam in de kunstwereld, te hebben. Bijzonder was het diner met gasten van Harald en KKM in de kunstzaal. Beppe Kessler was mooi en ingetogen. Henriette Boerendans bleek grote sympathie te genieten bij de bezoekers, er werden opvallend veel werken verkocht. Daarnaast gaf Henriette erg leuke workshops voor kinderen. Tot slot was er de grote overzichtstentoonstelling ‘Herman Van Elteren, een veelzijdig kunstenaar’’: een spektakel in en buiten het museum. Tientallen etalages en vensters werden versierd met werk van Herman. De publieke belangstelling voor deze in Monnickendam e.o. wereldberoemde kunstenaar was uiteraard groot. In 2013 heeft de kunstzaal zich bewezen als een boeiende aanvulling in het culturele aanbod van Waterland. Prijzen
Bijna 50% van onze bezoekers heeft een museumjaarkaart gebruikt. We krijgen dan ook regelmatig herhaalbezoek van mensen die nog even een filmpje komen kijken of de nieuwe kunsttentoonstelling bezoeken. Waterlanders met gasten van buiten hebben het museum en de toren ook als leuk uitje ontdekt.
Het museum mocht ook een tweetal prijzen in ontvangst nemen, de tweejaarlijkse Witte Roos prijs voor culturele verdiensten in Waterland en de eerste Monnik, een nieuwe prijs van de vereniging Oud Monnickendam.
Er werd in 2013 ook een begin gemaakt met drie arrangementen waarbij museumbezoek gecombineerd wordt met een historische wandeling met stadsgids en een lunch of borrel. Daar zijn er al 15 van verkocht. Aangepaste arrangementenzijn ook buiten de reguliere openingstijden mogelijk. Buurtverenigingen als Overleek, de Damesclub Katwoude maar ook Arcadis en de Rabobank maakten daar al gebruik van. De donatieactie voor nieuwe vrienden van het museum was ver boven verwachting. Het eerste volle jaar was er ook om lopende klussen af te ronden, noodzakelijke bijstellingen te doen en verbeteringen aan te brengen. In dat kader hebben subsi-
Het museum heeft een groot aantal kinderactiviteiten opgezet tijdens de vakantieperiodes. Kennelijk heeft het museum het vertrouwen van veel ouders gewonnen want we krijgen regelmatig 9- en 10-jarigen met hun eigen museumjaarkaart die naar de juniorzolder willen en geen uitleg behoeven. We beginnen hun gezichtjes te herkennen want de vraag of ze de weg weten wordt vaak met een schamper lachje beantwoord: we komen hier vaker, hoor! Hoogtepunt was de middeleeuwse dag op 27 december waarbij het Middeleeuws Genootschap Monnickendam voor groots spektakel zorgde. Nieuw, hoewel al lang beloofd, was de eerste lezing voor Vrienden op 12 december,
32
Activiteiten
33
jaarverslag waterlandsmuseum de speeltoren
‘De liefde ontleed’; partnerkeuze bij de mens en dier, overeenkomsten en verschillen. Een zeer verrassende en soms vrolijk confronterende lezing doorspekt met humor door Maarten Frankenhuis, bioloog en oud Artis directeur. Maarten komt in 2014 wegens groot succes weer terug.
Rectificatie In het jaarboek 2013 van VOM is bij de lofzang op het nieuwe museum per abuis een zeer verouderde opgave van de bestuursleden van het Waterlandsmuseum de Speeltoren geplaatst.
Het museum heeft zich in 2013 ook nadrukkelijk gemanifesteerd op de speciale momenten, van Cultuurmarkt, Monumentendag tot de presentatie van het Liedboek. Bijzonder was in november de viering van de 10.000ste bezoeker sinds de opening, een zondag met gratis entree waar meer dan 200 mensen gebruik van maakten. Mede door deze actieve opstelling heeft het museum veel ‘free publicity’ gekregen in de Huis-aan-huisbladen en de lokale omroep.
In de opsomming van de bestuursleden die aan de wieg hebben gestaan van de oprichting van het nieuwe museum ontbraken de namen van de vice-voorzitter en tevens coördinator van de Kunst Kijken Zaal, de heer Louis Ponsioen (helaas op 10 december 2013 op 67 jarige leeftijd overleden) en de heer Take Dammen, verantwoordelijk voor de Communicatie van het museum.
Educatie
Beide heren hebben een grote bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het museum en de exploitatie sinds de opening.
In 2013 is samen met Esther Spijker, een stagiaire van de Reinwardt Academie (een HVA opleiding voor museumwerk) ook een serieus begin gemaakt met het ontwikkelen van museumlessen die aansluiten bij de kerndoelen die in het basisonderwijs worden gesteld. Ze kunnen daarmee als vervangende klassikale les dienen. OB de Gouwzee en Willem de Zwijgerschool hebben met hun klassen 5/4 meegewerkt aan de ontwikkeling en de proeflessen. Collectie Er is in 2013 ook hard gewerkt om het depot op orde te krijgen en vooral om de collectie beter te registreren in ADLib, een digitaal registratiesysteem. Vrijwel alle objecten zijn nu in ieder geval basaal ingevoerd. Bijzonder waren twee grote schenkingen: Een Friese bruidsklok, midden 19e eeuw met daarop een schildering van een lijnbaan van Dhr. Krist en een groot zeer gedetailleerd model zeilend vrachtschip van Elly Boontje. Personalia Helaas overleden ook onverwacht twee medewerkers: Henk Koops en in de voorbereiding van de Herman van Elteren tentoonstelling ons bestuurslid en coördinator van de Kunstzaal Louis Ponsioen. De bestuurlijke samenstelling van de stichting Waterlandsmuseum de Speeltoren was eind december 2013: Frans Fontaine – voorzitter, Bertien van de Kolk – penningmeester, Frans Ronchetti – secretaris, Take Dammen – PR en Marketing, Barbara van Beijma, Garrelt Bont, Paul van ’t Hof, Arjan Ouwehand, Nelleke Persoons. De Raad van Toezicht bestond uit Jan Konijn en Klaas Roos.
34
35
jaarverslag 2013 monumenten- en welstandscommissie waterland
Monumenten- en Welstandscommissie Waterland Jaarverslag 2013
Kerkstraat 16 Een regelmatig terugkerend thema is de functiewijziging van een pand, veelal van een bedrijfsruimte / winkel, naar een woning. In dit plan wordt de voormalige opslagruimte / stalling verbouwd tot een woon-werkruimte met een geheel nieuwe gevel aan de Kerkstraat en een (nu vanuit de Schoolstraat toegankelijke) opslagruimte. Na behandeling in de commissie is de gevelindeling nog enigszins aangepast. Het plan is inmiddels gerealiseerd en heeft zeker tot een verbetering van het straatbeeld geleid
Het meest opvallende in 2013 was dat er een stuk minder plannen ingediend werden dan in het jaar daarvoor. Wegens gebrek aan plannen is de commissie ook drie keer geheel uitgevallen, en vijf keer waren er geen plannen voor de binnenstad. In totaal werden 23 plannen uit de historische binnenstad behandeld, tegenover 42 in 2012. Het betrof bovendien overwegend bescheiden ingrepen, die in de Kleine Commissie afgehandeld konden worden. Slechts 4 plannen kwamen in de Grote Commissie. Dit is uiteraard geen complete verrassing: als gevolg van het slechte investeringsklimaat werden in 2013 geen nieuwe projecten van betekenis opgegestart en verschillende lopende projecten bevonden zich in de verdere uitwerking ofwel zijn op een laag pitje gezet. Interessant in dit verband is wel, dat het landelijke buitengebied minder last lijkt te hebben van de malaise. De commissie had hier een opmerkelijk aantal grote plannen te behandelen, met name voor nieuwbouw of uitbreiding van agrarische bedrijven en de verbouwing van boerderijen tot (luxe) woonhuizen. Hier lijkt nog voldoende cash aanwezig om van de momenteel lagere bouwprijzen te profiteren. Maar dit terzijde. Behandelde plannen Het volgende overzicht laat zien om wat voor plannen het in 2013 ging: _ Sloop/nieuwbouw (1 plan) _ Functiewijziging, verbouwing van bedrijf naar woning (3 plannen) _ Verbouwing/vergroting bestaande woning (6 plannen) _ Wijziging aan dak of gevel (4 plannen) _ Schuren, erfscheidingen (3 plannen) _ Reclame-uitingen (3 plannen) _ Openbare ruimte (3 plannen) Ook al betrof het overwegend bescheiden ingrepen of wijzigingen die door de Kleine Commissie behandeld werden, toch kwamen in de Grote Commissie wel een paar interessante plannen op tafel: 36
Kerkstraat 16 _ boven: oorspronkelijke situatie (links) en voorstel 1 _ onder: definitief plan
37
jaarverslag 2013 monumenten- en welstandscommissie waterland
Fluwelen Burgwal 12
Fluwelen Burgwal 12 Ook dit plan behelst een functiewijziging van bedrijfspand (opslag) naar woning. Aangezien het hier een rijksmonument betreft dienen eventuele aanpassingen zorgvuldig afgewogen en behoedzaam uitgevoerd te worden. Moet de bedrijfsmatige uitstraling (de openslaande deuren) hierbij behouden blijven? Een principiële vraagstelling, waarover in dit geval binnen de commissie enige discussie is geweest. Volgens de monumentendeskundige is het pand echter van origine een woonhuis geweest en is de huidige pui, gezien oude foto’s, niet van monumentale waarde. Aangezien de nieuw voorgestelde pui met een 18e eeuws kozijn past bij de topgevel, en de algehele detaillering verzorgd is, waren er geen bezwaren uit oogpunt van monumentenzorg en is de commissie akkoord gegaan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bleek hier echter anders over te denken, ze was van mening dat er te weinig rekening is gehouden met de bedrijfsmatige uitstraling (als onderdeel van de geschiedenis van het pand) die zo karakteristiek is voor het pand en zijn omgeving. Daarop werd een aangepast plan voorgelegd waarbij de houten deuren nu voorzien waren van grotere ramen dan de bestaande. De commissie was van mening dat de nieuwe aanvraag weliswaar voldoet aan redelijke eisen van welstand, maar erg gekunsteld overkomt en sprak haar voorkeur uit voor het eerder ingediende plan aangezien het toch al een gewijzigde pui betrof. In dit geval zeker de betere keuze, die inmiddels ook gerealiseerd is. Tegelijkertijd illustreert dit project heel goed voor welke dilemma’s je kunt komen te staan bij de aanpak van een monument. 38
Kalversteeg 3 _ boven: oorspronkelijke situatie (links) en voorstel 1 _ onder: definitief plan
Kalversteeg 3 Dit plan voor de verbouwing van het atelier in de voormalige drukkerij kwam 2012 al een keer in de commissie (zie jaarboek 2013). Het plan was goed doordacht, maar zou voor deze locatie een te grote verdichting op het binnenterrein tot gevolg hebben, met name door de imposante topgevel en de hoge nok. Eind september werd een nieuw plan voorgelegd waarin de verhoogde nok uit het eerste plan vervangen is door een glazen tussenlid tussen de bestaande daken. Daarbij is het lage dak opgehoogd zodat de topgevels nu op één lijn liggen. Het plan kon daarmee op hoofdlijnen akkoord bevonden worden en is na verdere uitwerking op detailniveau inmiddels geheel akkoord. Lodewijk Duymaer van Twist 1 maart 2014
39
verslag werkzaamheden stichting ijsschuiten gouwzee 2013
Verslag werkzaamheden Stichting IJsschuiten Gouwzee 2013
Evenementen: _ Hiswa _ Vannes ( zie verslag) _ Open huis Henk Kalshoven
Poolvos: Diverse werkzaam heden zijn verricht n.a.v. open huis 2012, zoals verstaging aanpassen, zeilrailbevestiging en lummelbeslag in orde maken. Misjeco: Ook onze benjamin is goed onder handen genomen door onze junioren en op de open dag was het resultaat goed zichtbaar, inclusief de in eigen beheer gemaakte zeilen. Nu hopen op ijs om te kijken of het een goed junioren-ijsschuitje is. Emma: Een opfrisbeurt van de Emma was nodig. De kwast verf deed hierbij wonderen. DoX: Versteviging van de boeg was een noodzaak geworden en is ook uitgevoerd zodat er weer verantwoord mee gezeild kan worden. Snoeper: De borgplaats voor de mastvoet in de schuit is vernieuwd. Schilderwerkzaamheden zullen in het nieuwe jaar plaatsvinden. Verder zijn er diverse onderhoudswerkzaamheden verricht zoals schaatsen slijpen, tuigen nalopen en zo nodig vervangen. Voor het jaar 2014 staan er nog werkzaamheden in de planning zoals: _ Het verstevigen van de body bij de zitplek van de ‘Bibber’. _ Giek voor de ‘Poolvos’. Giek voor de ‘Oranje’. Binnenkant van de ‘Snoeper’, schilderen. _ Giekbevestiging van de ‘IJsvogel 2’ aanpassen en binnenkant schilderen. _ Stelling maken om de ‘Poolvos’ op te bergen. _ Als laatste nog te restaureren schuit de ‘Grijze Haai’ (15 kwadraat) onder handen nemen. 40
Uitnodiging voor nautische manifestatie in Frankrijk Door Thedo Fruithof (de organisator van de voorheen in Enkhuizen gehouden Beurs Klassieke schepen) werden wij als Stichting IJsschuiten Gouwzee uitgenodigd om deel te nemen aan een groot nautisch evenement in Vannes aan de golf van Morbihan in Frankrijk in de periode van 8 t/m 12 mei 2013. Eerder al in 2000 waren wij gevraagd, eveneens door Fruithof, in Brest tijdens een op ‘Sail’ gelijkend evenement. De deelnemers van de stichting vonden dit achteraf een prachtige ervaring om mee te maken. Tijdens de nieuwjaarsreceptie werd een film vertoond over het evenement, werd er een uiteenzetting gegeven en werd er gepolst wie er eventueel mee wilde en, niet onbelangrijk, tijd daarvoor kon vrijmaken. In de Golf van Morbihan (een binnenzee) wordt door heel veel klassieke schepen, van groot tot klein uit vele landen, gedurende dit evenement van plaats naar plaats gevaren en in verschillende steden wordt door de bemanning overnacht op de deelnemende schepen of op campings. De activiteiten op de kade midden in het centrum van Vannes hadden dit jaar als thema ‘Holland klassiek nautisch’. Dat hield in dat de meeste kade-expositieruimte ingevuld werd met Hollandse inbreng. Voor ons betekende dit dat we een gedeelte van de kade konden gebruiken om een aantal schuiten van de stichting op te stellen t.w. De Hudson III, de Willem Barendz II, de Maris Stella, de Oranje, de Geshe en de op dat moment onder restauratie zijnde Misjeco. Op 5 mei is door een aantal vrijwilligers de heenreis (980km) aangevangen en op 14 mei waren we terug in Monnickendam. Een aantal van de vrijwilligers knoopte er vooraf of aansluitend een vakantie aan vast. De hele ploeg incl. de echtgenotes bestond uit 19 personen die op de camping aan de stadsrand terecht kon in de meegebrachte caravans, campers, tent en gehuurd huisje. Het materiaal is grotendeels vervoerd met een boottrailer die geschikt gemaakt is om ijsschuiten te vervoeren en op een aanhangwagen, beschikbaar gesteld door E.T.B. Ronday voor die periode. Twee Oudhollandse schuiten en de Misjeco konden mee op een trailer, die door de organisatie werd ingezet om ook nog andere spullen te vervoeren. 41
verslag werkzaamheden stichting ijsschuiten gouwzee 2013
Ook werd door ons meegenomen een klompenmakersbank met gereedschap. Tevens ging een rookton mee om op die manier de Fransen kennis te laten maken met de echte gerookte ijsselmeeraal op stokbrood. Dat het goed smaakte bleek uit het feit dat het publiek sneller kon eten dan dat wij met vier man konden fileren en beleggen. Door de fam. Kleisen werd gedurende het evenement kosteloos een met Hollandse wintertaferelen beschilderde Koek en Zopie ter beschikking gesteld, die we in eerste instantie als opslag zouden gebruiken maar waaruit uiteindelijk poffertjes aan de man werden gebracht. De verkoop zou vanuit een uit Nederland meegebrachte speciale poffertjes boot plaatsvinden maar de autoriteiten vonden het vele publiek op de steigers geen goed idee. De Fransen vonden dit een delicatesse en de uitbater deed dermate goede zaken dat wij daarvan gedurende het hele evenement mee konden profiteren. Door de organisatie werd bij de expositieruimte van de stichting ook een compleet smidsvuur neergezet waar we gebruik van konden maken om wat origineel smeedwerk te maken voor de ijsschuiten. Verder hebben we gedurende de gehele week films vertoond over het ijszeilen. Het kwam goed uit dat we konden beschikken over een door de Franse televisie gemaakte uitzending met een Franse voiceover over het ijszeilen, die in Monnickendam werd opgenomen in februari 2013. Zelfs een groot scherm met bijbehorende
beamer was meegenomen om de films in de avond bij donker buiten te kunnen vertonen. Het weer gedurende het evenement was prima en al het materiaal werd weer in goede staat opgeslagen op de zolder na terugkomst. Terugkijkend is het een geslaagd evenement geweest en misschien over ongeveer 13 jaar weer voor herhaling vatbaar. Marcel Visser
42
43
verslag werkzaamheden stichting ijsschuiten gouwzee 2013
Verslag rekening en verantwoording penningmeester Stichting IJsschuiten Gouwzee – verslagjaar 1 oktober 2012 – 30 september 2013 Rekening Baten en Lasten resultaat begroting begroting 2012/13 2012/13 2013/14 H H H Baten Giften 1.237,45 1.000,00 16.000,00 Donaties vrienden 3.296,50 3.500,00 3.250,00 Rente 216,55 200,00 200,00 Overige inkomsten 5.216,51 30,00 0,00 Totaal baten 9.967,01 4.730,00 19.450,00 Lasten Onderhoud ijsschuiten 3.284,28 3.500,00 17.000,00 Beheerkosten 728,94 500,00 500,00 Opslagkosten 1.000,00 1.000,00 1.000,00 Verzekeringen 276,85 260,00 270,00 Bankkosten 67,05 300,00 75,00 Administratie en overige kosten 4.781,07 350,00 350,00 Totaal lasten 10.138,19 5.910,00 19.195,00 Totaal Baten Totaal Lasten Resultaat
9.967,01 10.138,19 -171,18
4.730,00 5.910,00 -1.180,00
Toelichtingen Algemeen De boekhouding is op kasbasis wat wil zeggen dat wordt geregistreerd uitsluitend gebaseerd op de overdracht van geld. Ontvangsten en kosten worden alleen geregistreerd wanneer betaling plaatsvindt. Balans/Vermogen Bezittingen: De ijsschuiten zijn gewaardeerd tegen aanschafprijs. Inkomsten/Uitgaven 1_ Gift Leguit en Roos is een jaarlijkse gift. Deze wordt verrekend met de vergoeding voor opslag en gebruik van de ruimte waar de ijsschuiten staan gestald en gerestaureerd. 2_ Beheerkosten zijn de vergaderkosten van de jaarvergadering, de nieuwjaarsreceptie voor de vrijwilligers en de jaarlijkse Opendag in december. 3_ Onderhoudskosten zijn kosten gemaakt door restauratiewerkzaamheden door vrijwilligers an de historische ijsschuiten. 4_ Deelname aan de manifestatie in Vannes (Frankrijk) heeft in totaal een voordelig saldo van H 761,01 voor de Stichting gegenereerd. Inkomsten uit deze manifestatie zijn verantwoord in ‘Overige inkomsten’ en kosten in de rubriek ‘Administratie en overige kosten’.
19.450,00 19.195,00 255,00
Balans per 30 september 2012 30-09-2013 30-09-2012 H H IJsschuiten 22.773,60 22.773,60 Rekening courant Rabobank 780,03 432,26 Rendementsrekening Rabobank 12.871,42 13.304,87 Kas & kleine kas 19,40 104,90 Voorschot ontvangen Totaal 36.444,45 36.615,63 Vermogen 36.444,45 36.615,63 44
45
jaarverslag archeologische werkgroep waterland
Jaarverslag Archeologische Werkgroep Waterland
Algemeen De Archeologische Werkgroep Waterland stelt zich ten doel (sinds de oprichting in november 2011) om het erfgoed van Monnickendam en Waterland veilig te stellen door enerzijds veldonderzoek en archiefonderzoek uit te voeren, anderzijds, door bodemvondsten te determineren, te restaureren te conserveren, te archiveren, te deponeren en om uiteindelijk tentoon te stellen. Sinds februari 2014 beschikt de werkgroep over een eigen werkruimte op het Galgeriet. De werkruimte in het museum was te klein en niet voldoende geschikt om bovenstaande werkzaamheden te kunnen uitvoeren. De werkgroep bestaat momenteel uit 10 leden, met verschillende achtergronden. Activiteiten De werkgroep organiseert verschillende activiteiten, van werkbezoeken, determinatiemiddagen tot veldonderzoek. Met de nieuwe werkruimte is het binnenkort ook mogelijk om kinderen van basisscholen kennis te laten maken met archeologie. Kinderen kunnen dan scherven leren determineren, scherven van een oud bord aan elkaar plakken en zoeken met een metaaldetector naar oude munten. Werkbezoeken Op zaterdag 7 december 2013 was de archeologische werkgroep AWN Zaanstreek op bezoek in het Waterlandsmuseum. Onder leiding van Arjan Ouwehand kregen de leden van AWN Zaanstreek een rondleiding door het museum. Ook werd het depot en de werkruimte van de werkgroep bekeken. Daarnaast kregen de vrijwilligers in46
zicht op de manier hoe kinderen werden betrokken bij erfgoedvondsten en andere oudheden in het museum. Bezoek BMA Eind januari 2014 is de werkgroep op bezoek geweest in de werkplaats van Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) in Amsterdam. In de werkplaats zijn meer dan 700.000 vondsten opgeslagen en verwerkt die opgegraven zijn tijdens de aanleg van de Noord/Zuid lijn. Op de vragen hoe deze vondsten allemaal zijn geconserveerd en gearchiveerd kregen we duidelijke antwoorden tijdens een interessante presentatie van ĂŠĂŠn van de betrokken archeologen. De werkbezoeken zijn een leuke manier om contacten met andere archeologische verenigingen in de regio te leggen. Determinatiemiddagen Eind december heeft de werkgroep weer een determinatiemiddag (Kunst & Kitsch) georganiseerd in het Waterlandsmuseum De Speeltoren. Na de eerste twee determinatiemiddagen in 2013 wisten ook deze keer weer diverse bezoekers van het museum de determinatietafel te vinden. Aan de determinatietafel werden diverse vondsten, van onbekende voorwerpen tot gebruiksgoederen nader bekeken op hun ouderdom en/of eventuele waarde. Een Kunst & Kitsch in het klein zeg maar. Zo werden een paar oude, zeskantige tinnen lepels nauwkeurig bekeken. Dijkvakonderzoek De Gemeente Waterland heeft de werkgroep gevraagd, vanwege mogelijke uitbreidingen van de Waterlandse Zeedijk vanaf 2016, het dijkvak tussen Katham en Uitdam te schouwen. De uitbreiding van de dijk brengt Waterlands erfgoed, in de vorm van scheepswrakken, oude dijkconstructies en verloren gegane huisplaatsen die op het tracĂŠ van de dijkuitbreidingen liggen in gevaar. 47
jaarverslag archeologische werkgroep waterland
ruimte worden bekeken op ouderdom, en verder worden gerestaureerd en geconserveerd. De activiteiten zijn erop gericht om de archeologische kennis in Waterland – voor jong en oud – te waarborgen en te verspreiden. Werkruimte Galgeriet In 2014 heeft onze werkgroep een nieuwe werkruimte op het Galgeriet. In deze werkruimte worden de bodemvondsten van het veldonderzoek schoongemaakt, gedetermineerd, gerestaureerd, geconserveerd, opgeslagen en uiteindelijk gearchiveerd of tentoongesteld. Wekelijks komt de werkgroep in deze werkruimte bijeen.
Daarom is de werkgroep op dit moment actief bezig met het in kaart brengen (door middel van archiefonderzoek, mondelinge overleveringen en onderzoek op de dijk ter plaatse) van locaties van oude dijkdoorbraken, de ligging van historische scheepswrakken, oude dijkconstructies (sluizen) en ander interessant Waterlands erfgoed.
Wil je meer weten over deze werkgroep? Neem dan even een kijkje op onze website: www.archeologiewaterland.nl.
Mocht je interesse hebben deel te nemen aan activiteiten, of wil je gewoon meer weten over oude scherven en munten, stuur dan een e-mail naar archeologiewaterlandAgmail.com.
Of volg je ons liever via de sociale media? Dat kan, we hebben sinds kort een eigen Twitter account: www.twitter.com/archeowaterland. Hier vind je actuele feitjes en fotomateriaal over de werkgroep terug.
Marco Feenstra Veldonderzoek Elk najaar organiseert de werkgroep veldonderzoek. Met een klein groepje trekken we erop uit en bekijken we het landschap op oude bewoningssporen. Als de sloten en vaarten zijn opgeschoond wordt er gespeurd in de opgeworpen grond (zie afbeelding links) naar oude scherven, gebruiksgoederen en andere sporen van bewoning. Dit gebeurt altijd in overleg met de eigenaren van de desbetreffende grond. Zonder toestemming van de eigenaar is het niet toegestaan veldonderzoek te verrichten. Het veldonderzoek vindt zoveel mogelijk plaats in samenwerking met andere plaatselijke historische verenigingen. Op deze manier heeft de werkgroep al samengewerkt met de historische vereniging van Zuiderwoude (Suyderwou´s Historie), Marken (Vereniging Historisch Eiland Marken) en Broek in Waterland (Oud Broek). Op deze manier komt de werkgroep in contact met andere inwoners van Waterland, die geïnteresseerd zijn in de archeologie. Het veldonderzoek levert vaak verschillende bodemvondsten op, die in de werk48
49
Overzicht bestuursleden
VOM Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: Vice-voorzitter: Leden:
Jan Konijn Vincent Keesmaat Bertien van der Kolk Koert Kraak Garrelt Bont, Ed Willms, Klaas Roos, Ton Meijer, Frans Ronchetti
Wie zijn dit?
In het archief van de heer Appel kwam Ds. C.A.E. Groot deze foto tegen. Is er iemand die hem kan vertellen wie dit zijn? Wie herkent zichzelf? Waar en wanneer is deze foto genomen? Aan de kleding te zien, gaat het mogelijk om een foto uit de jaren zestig. Graag een berichtje naar cae-grootAzonnet.nl. Waarvoor dank.
Stichting Museum de Speeltoren Voorzitter: Secretaris: Penningmeester: PR en Marketing Leden:
Frans Fontaine. Frans Ronchetti Bertien van der Kolk Take Dammen Nelleke Persoons, Paul van ’t Hof, Garrelt Bont, Arjan Ouwehand, Barbara van Beijma
Stadsgidsen Voorzitter en organisator van de rondleidingen: Greetje de Haan-Rundervoort Penningmeester: Ineke Plat-Pauws Publiciteit: Rini de Weijze Stichting IJsschuiten Gouwzee Voorzitter: Klaas Roos Secretaris: Marcel Visser Penningmeester: Jan Konijn Promotie/IJscoĂśrdinator: Ton Meijer Vrijwilligers: Henk Kalshoven Schaatsvereniging: Rob van de Geer
50
51
Mariëngaarde tegen de stad Monnickendam Een vrouwenklooster in de tijd van de Reformatie Addy van Overbeeke
Introductie We weten het allemaal: het vrouwenklooster Mariëngaarde heeft niet veel sporen nagelaten. Niet in de bronnen en niet archeologisch. De vooralsnog enige uitzondering daarop vormen de dossiers van het grote proces dat het klooster van 1542 tot 1547 voerde tegen het stadsbestuur van Monnickendam. In 1991 bestudeerde ik dat proces uitgebreid en gaf de resultaten weer in mijn historisch-geografische afstudeerscriptie aan de UVA, ‘Twee soorten beslotenheid’. Door allerlei oorzaken kwam het er niet van de gevonden gegevens te bewerken voor het Jaarboek van de vereniging Oud Monnickendam. Nu is dat wel gelukt, dat wil zeggen, alvast voor een deel. In onderstaand artikel vindt u alles over de aanleiding tot het conflict, de kwestie zelf, de procesgang en de vele, soms turbulente, gebeurtenissen daaromheen, zowel in Monnickendam als in Den Haag, de getuigenissen, ieders motieven en, natuurlijk, de afloop. Volgend jaar wil ik wat andere gegevens uit de stukken behandelen. De meer toevallige, die soms zomaar iets laten zien van het leven in Monnickendam rond die tijd en van het aanzien van de stad. Zaken als waterstaat, bebouwing, economie en verdediging. Tekening van de situatie bij Mariëngaarde in 1543. Cornelis Suys liet hem maken t.b.v. het proces.
De tekening van Suys (zie hiernaast), nagetekend, met legenda en teksttranscripties. Uit: Brinkkemper e.a., 2000.
52
53
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
De Nederlanden in het midden van de 16e eeuw Oorlog en oorlogsdreiging De jaren waarin zich de conflicten afspelen tussen het klooster en het stadsbestuur van Monnickendam, 1542 tot 1547, zijn jaren vol van oorlog en oorlogsdreiging. De Noordelijke Nederlanden die dan al veertig jaar te lijden hebben onder de Gelderse oorlogen zien op dat moment een nieuwe dreiging naderen. De koningen Frans I en Christiaan III bereiden namelijk samen met Hertog Willem van Gulik en Kleef een poging voor gezamenlijk de Nederlanden aan zich te trekken en onderling te verdelen. De in de voorafgaande periode zo succesvol opererende en om zijn plunderingen zo beruchte legeraanvoerder Maarten van Rossum is de grote troef van deze coalitie. Hij is meteen succesvol, terwijl de landvoogdes der Nederlanden kampt met interne oppositie en een inefficiënt leger. Het lukt haar aanvankelijk niet tot een wapenstilstand te komen en zo gaat ook in 1543 het brandschatten en plunderen door. Brabant, Holland en Utrecht lijden door Van Rossum, ‘in erchheyt expert’ en op 6 juli 1543 valt zelfs Amersfoort. Inmiddels heeft Karel V, dankzij de bruidsschat voor zijn zoon Philips, de beschikking gekregen over ruimere financiële middelen. Een tegenoffensief, met 40.000 man, is succesvol. De daarop volgende Vrede van Venlo, op 7 september 1543, brengt de bevolking van de Noordelijke Nederlanden de zo hevig begeerde vrede. Maarten van Rossum wisselt van partij en treedt in dienst bij Karel de Vijfde. In de Zuidelijke Nederlanden blijft de dreiging bestaan. Pas in september 1544 komt er ook daar een einde aan de oorlog. Eveneens in 1544 wordt de Sont weer vrijgegeven voor de Hollanders. Maarten van Rossum. De prent is van vóór 1542. 54
Al in 1545 komt de vrede opnieuw in gevaar door een machtswisseling in Frankrijk. De aanleg en verbetering van stedelijke vestingwerken moet daarom in het hele gebied voortgezet worden. Centralisatie In de gehele Nederlanden is sprake van een centralisering van het gezag. Deze gaat gepaard met zeer zware belastingverhogingen: een verdubbeling in de periode 1531-1538 en vanaf 1543 invoering van verbruiksbelastingen. De extra inkomsten worden besteed voor militaire doeleinden. In deze periode wordt namelijk op grote schaal overgegaan op het gebruik van nieuwere typen vuurwapens en vooral van andere kanonnen. De bewapening hiermee was kostbaar en had, doordat zij werkte in het voordeel van grotere legers, eveneens een centraliserend effect. Niet alleen door dit laatste kwamen de steden in een wat zwakkere positie, het kanon verzwakte ook feitelijk hun defensieve mogelijkheden. De stadsmuren waren immers niet bestand tegen beschietingen met deze kanonnen. De waterstaatkundig situatie was, met Kanon ‘op raden’. name in Noord-Holland, zeer kritiek. Door aanhoudende afslag van de wallekanten van de meren dreigde het gehele gebied in een soort eilandenrijk te veranderen. In 1544 nam Karel V dan ook initiatieven die uiteindelijk leidden tot de oprichting van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en Westfriesland en dus tot centralisatie van de zorg voor de waterstaat. Op juridisch gebied werd al geruime tijd gecentraliseerd. De plaatselijke rechtspraak van de schepenbanken was ondergeschikt gemaakt aan de hoven, in dit geval het Hof van Holland in Den Haag en uiteindelijk aan de centrale beroepsinstantie van de Grote Raad van Karel V, c. 1532, portret van Mechelen. Christoph Amberger.
55
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
De Reformatie, vervolgingen Vanaf 1517 verbreidt de Reformatie zich in een hoog tempo door de Nederlanden. Vooral in plaatsen met veel handelscontacten neemt het aantal aanhangers toe van de nieuwe leer die aanvankelijk vooral de vorm aanneemt van het sacramentisme, een afkeer van het kerkelijk altaarsacrament. Al in 1520 bestaat er invloed bij en bescherming door aanzienlijken, bij de Staten en in het Hof van Holland. Gelijktijdig neemt de repressie toe. Slachtoffers zijn vooral stedelingen. Eén van de eersten is, in 1527, de Monnickendamse Wendelmoet Claesdochter. Wendelmoet Claesdochter. Nadat door vlucht en executie de eerste leiders zijn verdwenen, wordt de leiding van de beweging overgenomen door mensen uit het volk. Op dat moment, vanaf ongeveer 1530, leidt een verschuiving naar het ‘Nederlands anabaptisme’ tot een geweldige aanhang in de steden en op het platteland van Holland. In maart 1534 vindt een tocht naar Münster plaats, vanuit Monnickendam, met 32 schepen. In 1535 bestaan er diverse Doperse stromingen, waaronder extreme die geweld niet langer wilden schuwen. Tussen deze stromingen onderling komt het tot een botsing. Uit de hierop volgende crisis komt Menno Simonsz te voorschijn als leider van een allengs minder militante Doperse beweging. Ondanks de steeds toenemende onderdrukking blijft de beweging groeien. In 1543 lijkt een van de strijdende partijen in de oorlog, Hertog Willem van Gulik en Kleef voor het protestantisme te gaan kiezen. Bij de Vrede van Venlo wordt hij
Spotprent: ‘de hoer van Babylon’ met pauselijke tiara. Lutherbijbel. Krijgsraad te velde. Leger van Karel V, 1547.
56
Lucas Cranach, 1534.
echter gedwongen bij het katholieke geloof te blijven. Karel V meent na deze vrede de handen vrij te hebben voor het aanpakken van het ‘protestantse probleem’. Ondanks een militaire overwinning op de protestantse Duitse vorsten in 1547 lukt dat niet. In de tussentijd worden de vervolgingen verhevigd. Monnickendam in de eerste helft van de 16e eeuw De economische situatie in Monnickendam Over de economische situatie in Monnickendam in de eerste helft van de 16e eeuw bestaan weinig gegevens. De archieven bieden vrijwel alleen bronnen van na die tijd. Het weinige dat er is, doet vermoeden dat in deze periode in Monnickendam een langzame omslag plaatsheeft van de uitbundige 14e en 15e eeuwse groei naar de stilstand van de 17e eeuwi. De stad heeft zich in het begin van de eeuw moeten herstellen van een aantal elkaar opvolgende rampen. Ze heeft hoge kosten moeten maken voor haar militaire versterking en had, ook binnen de stad, veel last van landverlies door afslag van wallekanten. In de 30-er jaren is er veel werkloosheid en armoede onder de bevolking, erger dan in andere Waterlandse plaatsen. Dan waren er de Gelderse oorlogen en de afsluiting van de Sont. Getuige bepaalde opmerkingen in de ‘Informacie’ van 1514 deelde ook Monnickendam in de algemene ergernis over het grote aandeel van de geestelijkheid in het grondbezit. Hoewel het in Holland wat kleiner was dan in bijvoorbeeld Groningen en Friesland, was het nog altijd aanzienlijk. Voor Monnickendam ontbreken nauwkeurige gegevensii maar een berekening van het geestelijk bezit in Alkmaar komt op 40% van de totale opbrengst aan grondiii. Tussen 1514 en 1561 bleef de toename van het aantal huizen ver achter bij die in de rest van Waterland en het Noorderkwartier (25% tegen 70%). Deze relatieve achteruitgang is moeilijk te verklaren. Mogelijk is er een verband met de definitieve economische doorbraak van Amsterdam in deze periode en het feit dat Monnickendam van alle handelssteden van de Zuiderzee er het dichtst bij lag. Dat de armoede in de jaren ’30 en ’40 van de eeuw in Monnickendam zeer groot was, wordt ook opgemerkt bij een tijdelijke ‘bezetting’ in 1534. Hij blijkt hinderlijk omdat men de vele soldaten niet goed kan inkwartieren bij de bevolking. De ‘Lutherije’ in Monnickendam Voor wat betreft de aanhang voor de nieuwe leer ontbreekt het niet aan gegevens. Hij was er vroeg en hij was relatief groot. A.G.Soeting, die het Corpus van Fredericqiv nazocht ten behoeve van een reconstructie van de gebeurtenissen rondom de veroordeling van Wendelmoet Claesdochter in 1527, vertelt hoe er al vanaf 1525 regelmatig onderzoek plaatsvond, op last van de landvoogdes, naar de ‘Lutherije’ 57
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Maria van Hongarij, landvoogdes der Nederlanden. Anonieme kunstenaar, naar Titiaan.
in Monnickendam en dat zowel burgers als priesters, alsmede sommige burgemeesters, de secretaris en de schout de nieuwe leer waren toegedaanv. D.J.M. Wüstenhoff maakt in zijn artikel over Mariëngaarde uit 1889 melding van een dergelijk onderzoek in 1526vi. A. Driessen komt in zijn uitgebreide behandeling van Waterland en Monnickendam vóór de Hervorming tot een soortgelijke conclusievii . Bij hem valt uitgebreid na te lezen hoe met name de Wederdopers, als tweede stroming, in de 30-er jaren een enorme aanhang hadden, zozeer zelfs dat de stad als verzamelplaats en ketternest in de Nederlanden begon op te vallen en de naam ‘Lutherdam’ verkreeg. Zo is het aantal schepen dat op 21 maart 1534 vanuit Monnickendam uitvaart naar Münster ongeveer vijf maal zo groot als dat vanuit Haarlem. Onder deze schepen zouden zich er twee hebben bevonden van Monnickendammers zelf en met alleen Monnickendammers aan boord. In mei 1534 komt de stadhouder, de Graaf van Hoogstraten, met soldaten naar Amsterdam en Waterland. Hij reist snel door naar Monnickendam om orde op zaken te stellen.
Liesbeth Geudeke, die in haar dissertatieviii Simonsz. (1496-1561). over de aanloop naar en de opbouw van de Classis Edam veel aandacht geeft aan de situatie in Monnickendam , beschrijft onder meer hoe in maart 1535 procureur-generaal Brunt van het Hof van Holland in de stad neerstrijkt met de bedoeling vandaaruit heel Waterland, de Zaanstreek en het Noorderkwartier te zuiveren van dopersen. Monnickendam fungeert dan enkele maanden als een regionaal militair, politioneel en ondervragingscentrum. Het Hof van Holland houdt er zitting en executies worden regelmatig uitgevoerd, ook op burgers uit de rest van het ‘te zuiveren’ gebied. Na de Wederdopers krijgen omstreeks 1540 de Doopsgezinden van Menno Simons aanhang in de stad. Er worden 68 mensen gedoopt. De jaren ’40 en ’50 zijn in de bronnen minder manifest aanwezig . Desondanks zal Monnickendam in de jaren De doopsgezinde voorman Menno
58
’60 door de bisschop van Haarlem genoemd worden als de plaats waar de meeste nood heerst. Omstreeks die tijd verwerft de gereformeerde leer er aanhang, meer direct vanuit Zuiderwoude. Voorlopig de laatste van de reeks varianten van de nieuwe leer. Repressie; angst en wantrouwen bij alle partijen De onderdrukking van de aanhangers van de nieuwe leer heeft de Monnickendammers zelf zwaar getroffen. Driessen, die in zijn artikelix moeite doet om de verhalen hierover van reformatorische zijde af te zwakken, ontkomt desalniettemin niet aan het noemen van een flink aantal doodvonnissen voltrokken aan Monnickendammers tussen 1526 en 1572. De meeste daarvan werden uitgevoerd omstreeks 1535. Opvallend is dat het Hof van Holland niet altijd even willig is om voluit tegemoet te komen aan de eisen van de landvoogdes. Het wordt er zelfs op aangesproken. Wanneer het Hof in een aantal schrijnende gevallen clementie lijkt te willen tonen gaat de landvoogdes daar niet op in. En zo leeft Monnickendam in de veertiger jaren van de 16e eeuw met de verse herinnering aan de executie van twee pas 18-jarige jongens alsmede die van de weduwe van de al eerder geëxecuteerde Jan Dammasz die men eerst in de gevangenis de geboorte van haar kind heeft laten afwachten. Ook ‘aan de andere kant’ bestaat er veel onzekerheid, onrust en angst. Zo is het buiten de stad gelegen klooster Galilea in 1526 overvallen. In 1530 werd pastoor Reinier Claesz (Reynerus Claesz Gastman, ook wel Reynerus Nicolai) vermoord. Weliswaar was de dader zo dronken dat het een ongeluk leek maar de familie vermoedt een achtergrond vanuit het lutheranisme. Ook wist iedereen dat de pastoor bij het stadsbestuur niet geliefd was omdat hij, zijn kapelaan en de koster zich te vaak bemoeiden met de gang Op weg naar haar executie in 1539 in Rotterdam geeft Anneke Jansd. van zaken in de stad. haar zoontje aan een omstander. 17e eeuwse tek. v. Jan Luyken En dan vreesde men de 59
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
doperse Jan van Batenburg, een leraar die tot kerkroof opriep en met zijn medestanders, de ‘Zwaardgeesten’, het land onveilig maakte. Hij had plannen om ergens een stad in te nemen en er een ‘nieuw-Jeruzalem’ te stichten. Weliswaar werd hij in 1538 geëxecuteerd maar de behoefte aan een veilige woonplek is daarmee niet verdwenen. En of men nu van het oude of van het nieuwe geloof is, de angst voor ‘de Geldersen’ is er bij iedereen. Het vrouwenklooster Mariëngaarde in Monnickendam De periode voor 1572 Hoewel het klooster Mariëngaarde weinig sporen heeft nagelaten in de archieven en het in diverse opsommingen van kloosters niet eens voorkomt, zijn de gegevens die er wel waren door diverse auteurs zo uitgebreid als mogelijk behandeld. De eerste, D.J.M.Wüstenhoff, in 1889 in het Archief voor Nederlandsche kerkgeschiedenis en de tweede, A. Driessen, in de Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem in 1907. J. Besteman en H.A. Heidinga gaan in hun dissertatie over het klooster Galilea Minor (Hollandse studiën 8, 1975) in op de betekenis van de interessantste oorkonde, die uit 1442 (zie de alinea hieronder). D. Brinkkemper en zijn medesamenstellers van ‘Van monnikenwerk naar parochiekerk’ (2000) noemen de meeste vermeldingen en behandelen die nauwgezet. Het klooster, een convent van nonElizabeth van Hongarije, stichteres van de 3e orde, als weldoenster van armen. Christiaen Gillisz. nen van de Derde Orde van St.Franvan Couwenbergh. 1640. ciscus, wordt in 1403 genoemd in een oorkonde waarin Albrecht van Beieren het in bescherming neemt. Het zal waarschijnlijk kort daarvoor zijn gesticht. Het klooster komt ook voor in een testament uit 1427 waarin Simon Jansz een deel van zijn bibliotheek doet toekomen aan de zusters. In 1430 wordt Pouwels Pieterszoon, rector van Mariëngaarde, genoemd als getuige bij een schenking in een klooster in Purmerend. Dan is er de hier boven al genoemde, uit 1442. Alijt Garbrants, priores van Mariëngaarde, maakt daarin een stuk land dat het mannenklooster Galilea Minor in gebruik heeft, en de pacht die daarvan geïnd is, vrij van de aanspraken die het Friese klooster Ludingakerke daarop deed gelden. In hetzelfde jaar vermaken Nicolaes Hen60
driksz en zijn vrouw Catharina Nannensz een gouden nobel aan Mariëngaarde en tegelijkertijd een gouden kroon aan Galilea. Uit 1484 dateert een oorkonde waarin getuigd wordt van de verkoop aan Galilea van een stuk land, ‘de halve Crommeoerde’. Dan is er nog de vermelding in een necrologicum dat Berent van Wesel in 1494 was aangesteld als biechtvader van de zusters. Wat ook bewaard gebleven is, is een afschrift van het boek ‘Spieghel der maechden’. Het werd in 1424 binnen Mariëngaarde gemaakt door Dirc Adamsz. De 15e eeuw moet de bloeitijd zijn geweest van Mariëngaarde. Al op het eind van die eeuw zou Het in Mariengaarde gemaakte handschrift Spieghel der Magheden, het intreden van vrouwen vanuit Monnickenopeningstekst. dam zelf zijn gestopt. Bij de grote branden in Monnickendam in 1500 en 1513 bleven de gebouwen van Mariëngaarde behouden. Tot de ontdekking van het proces van Mariëngaarde tegen de stad Monnickendam in de ‘Beroepen uit Holland’ bij de Grote Raad van Mechelen was er over dit geschil met het stadsbestuurnietsbekend.Alleenindelevensbeschrijving door Catharina Jansdr. Olij (Trijntje Jans) van ‘Giert Heindriks, anders Heines’ (1561-1635), een Monnickendamse vrouw, geboren in Zuiderwoude en van eenvoudige afkomst die zich mocht aansluiten bij het Haarlemse convent van de ‘Maechden van den Hoeck’, komt een passage voor die mogelijk een verwijzing bevat naar de gebeurtenissen in Monnickendam tussen 1542 Slotpagina. Dirck Adamsz. presenteert en 1547x. zichzelf als de schrijver van het boek In de getuigenverklaringen voor de Raad van Bedat behoort aan het convent ‘bi dat roerten in 1568 komt Frans Martensz aan het oest eynde vander kerke’. woord , in 1543 procurator (administrateur) bij het Amsterdamse Paulusconvent en nu, inmiddels boven de zestig, pater van Mariëngaarde. Hij komt als oude man niet veel meer onder de mensen, zegt hij. Martens vertelt weinig opzienbarends en heeft over Mariëngaarde kennelijk niets te melden. Een paar jaar later, in maart 1571 61
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
vindt een landgang van de Geuzen plaats. De ongeveer 36-jarige pastoor Johan ‘Pipo’ Hendricksz van Naerden wordt dan vermoord, waarschijnlijk een wraakactie vanwege zijn informatieve rol bij de verhoren door de Raad van Beroerten. Beelden werden nergens kapot geslagen maar wel werden kostbaarheden uit de kerk geroofd en er werden meer dan zeventig huizen geplunderd. Het klooster zou geheel ongemoeid gelaten zijn. Er zijn althans geen berichten van het tegendeel. Na de Alteratie Ruim een jaar later, in juli 1572, gaat Monnickendam over naar de zijde van Oranje. Bij de confiscatie van de kerkelijke goederen in 1577 worden de ‘bagijnelanden’ toegewezen aan het weeshuis. In de daarop volgende jaren wordt uit de inkomsten uit het kloosterbezit tevens de alimentatie geregeld van de zusters. Hoelang de zusters nog in het kloostergebouw hebben gewoond is niet bekend. Overigens wordt in bovengenoemde levensbeschrijving van de ‘vrome maagd’ Giert Heindriksxi ook vermeld dat in de laatste honderd jaar van het bestaan van Mariëngaarde geen enkele Monnickendamse vrouw in het klooster ingetreden zou zijn. Deze opmerking moet echter misschien gezien worden in het licht van de aanhoudende pogingen van de schrijfster de omvang aan te geven van de ‘geestelijke desolaatheid’, waarin Monnickendam zich in de 16e eeuw zou hebben bevonden. Onder de weinige gegevens die beschikbaar waren, bevindt zich maar één feit dat het klooster enigszins een eigen gezicht verschaft. De erbij behorende gebeurtenissen spelen zich af in de episode kort na de confiscatie van de kerkelijke goederen. Mariëngaarde verzet zich dan jarenlang en met grote hardnekkigheid tegen het afgeven aan het stadsbestuur van de zogenaamde rentebrief te Geervliet van 200 gulden per jaar. De kwestie, die door het stadsbestuur soepel aangepakt lijkt te worden, sleept zich voort van 1578 tot 1593xii . Omstreeks 1582 moet de refter waarvan het leien dak er slecht aan toe was, zijn afgebroken. Wanneer de overige gebouwen afgebroken zijn, is niet bekend. Op de kaart van Bartelmeüs Symonsz de Vijl uit 1589 valt geen kloostergebouw Mariëngaarde verdwenen. Detail uit de kaart van als zodanig meer te herkennen. Bartelmeus Simonsz de Vijl. 1589.
62
Het conflict tussen Mariëngaarde en de stad Monnickendam zoals het naar voren komt uit de processtukken De voorgeschiedenis: beloften en kosten In 1536 schrijft de stadhouder, de Graaf van Hoogstraten, de steden aan. Zij moeten de stadsmuren repareren en zeer waakzaam zijn. Na vele malen gemaand te zijn ernst te maken met de versterking van de stad, komt het stadsbestuur van Monnickendam tot de conclusie dat het klooster Mariëngaarde wel heel ongelukkig ligt, daar op de zuidoostelijke uithoek van de stad. Het lastigst ligt daar wel haar brouwerij. Ter wille van een goed verloop van de stadswallen zou die eigenlijk moeten verdwijnen. Als oplossing zou men er al snel voor gekozen hebben een wal in het water te leggen, om het ‘brouwhuis’ heen. Mariëngaarde nam op zich een stenen De carolusgulden, ook wel karolusgulden, geslagen muur te maken aan de zuidkant van ten tijde van Karel V en naar hem genoemd. het convent, vanaf de muur van het kerkhof bij de Grote Kerk tot aan de nieuwe wal. De opening tussen het huis van de pater van het convent en deze nieuwe muur zou opgevuld worden met een stenen poort. De kosten zouden ongeveer 800 Carolusguldens bedragen, een enorm bedrag. Ter vergelijking: bij zijn overgang/overlopen naar het kamp van Karel V krijgt legeraanvoerder Maarten van Rossum een jaarlijkse toelage van 1000 Carolus guldens. Als tegenprestatie zou het stadsbestuur het klooster voor 100 Carolusguldens tegemoetkomen in het schot (grondbelasting) en hen bovendien nog van enig ijzerwerk voorzien. Volgens het stadsbestuur zou Mariëngaarde daarenboven beloofd hebben de stad een vrije omgang te bezorgen langs deze stadsmuur tot op de nog te maken nieuwe wal. Dit wordt door Mariëngaarde pertinent ontkend. Het klooster beweert alleen toegezegd te hebben de burgemeesters de sleutels te zullen geven zodat zij in tijd van nood de doorgang open kunnen laten maken. Bovendien zegt Mariëngaarde de belofte te hebben verkregen dat het ‘de beek’ zou mogen behouden, een water waaruit de zusters door middel van afsluiting met een waterpoort, naar believen het voor hun brouwerij benodigde verse water kunnen inlaten, hun vuilnis kunnen lozen en al hun levensbehoeften met schuiten naar binnen kunnen brengen. Van deze overeenkomst bestaat geen verzegeld document. Maar er is wel een ‘minuut’ xiii waarvan in het dossier twee afschriften zijn opgenomen. De minuut is getoond in een vroedschapsvergadering op 29 augustus 1542. Drie burgemeesters uit dat jaar zullen later, in hun getuigenverklaringen, zeggen beloofd te hebben de muur te gedogen voor de duur van hun ambtsperiode. Mariëngaarde heeft be63
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
grepen, en voert daarvoor in het proces ook diverse getuigen aan, dat het stadsbestuur heeft ingestemd met de minuut van het ‘accordt’ en bovendien heeft beloofd dat het document gezegeld zou worden. Dat laatste is echter niet gebeurd. Inmiddels heeft het convent de muur en poorten laten maken. Amersfoort ingenomen, uitvoering van het plakkaat De stadsverdediging wordt urgent na 6 juli 1543. Op die datum neemt Maarten van Rossum Amersfoort in. Op 1 augustus zou er een plakkaat gekomen zijn van landvoogdes Maria van Hongarije, waarbij aan alle ‘frontiersteden’ de opdracht wordt gegeven zich te versterken en daarbij ook de bouwsels bij de wallen af te breken. Monnickendam dat vanwege zijn ligging aan de Zuiderzee zeer toegankelijk is voor ‘de Geldersen’, rekent zich hiertoe. Mariëngaarde ontkent tijdens het proces dat het plakkaat deze inhoud zou hebben gehad. Het zou in plaats daarvan alleen zijn gegaan om het afbreken van bouwsels buiten de omwallingen, dit om de steden te verzekeren van een vrij schootsveld en om de vijand niet de gelegenheid te bieden tot vlakbij de stad dekking te kunnen vinden. Dergelijke plakkaten waren inderdaad gebruikelijkxiv. De stadhouder stuurt bovendien een aantal kapiteins die de defensieve mogelijkheden van de stad moeten bekijken. Hierop stelt het stadsbestuur vier ‘fabriek-
Kanonnen van rond 1530. Nicolaas Hogenberg.
64
meesters’ (bouwmeesters) aan die aan de adviezen uitvoering moeten geven, ‘desnoods met behulp van de schutterij’. De fabriekmeesters zouden hebben vastgesteld dat Mariëngaarde daar op die uithoek wel heel ongelukkig lag. Volgens sommige getuigenverklaringen zou de belofte van een vrije doorgang niet een jaar eerder, ten tijde van het akkoord, maar pas op dát moment door Mariëngaarde zijn gedaan. Mariëngaarde zegt echter de belofte zelfs niet te hebben kúnnen geven omdat het kloosterlingenbestaan nu eenmaal afgeslotenheid impliceert. De stad legt met wel ‘200 of 300’ carolusguldens aan kosten een aarden wal in het water rondom het brouwhuis, sluit daarbij de ‘beek‘ van Mariëngaarde af en breekt de waterpoort af. Mariëngaarde toont zich zeer onaangenaam verrast door het afsluiten van haar beek en de afbraak van haar waterpoort. Volgens het stadsbestuur is het klooster echter ‘te laat opgestaan’ om daartegen te protesteren. De afsluiting zou onvermijdelijk zijn, terwijl Mariëngaarde ‘bovendien een vrije omgang zou leveren’ en dat is niet gebeurd. Behalve de, hierboven beschreven, zogenaamde Westpoort, bevindt zich aan de oostzijde van het convent, bij de brouwerij nog de zogenaamde Oostpoort, een deur in een eenvoudige houten schutting. De dreigende afbraak; Vrede van Venlo Wanneer pater Jan Gerytsz door de fabriekmeesters gevraagd wordt zijn vrije omgang te leveren vraagt hij 14 dagen uitstel, iets wat later in het proces door de tegenpartij wordt uitgelegd als een impliciete instemming. Inmiddels is op 7 september de Vrede van Venlo gesloten. De pater reist in zijn uitstelperiode naar Den Haag en vraagt aan het Hof om een voorziening. Hij krijgt die ook. Nadat hij op 9 september ‘met veel scherpe woorden’ is gemaand de doorgang vrij te maken, toont hij kort daarna aan de schepenenbank de op 10 september afgegeven missive van het Hof. Twee burgemeesters, Vredrick Jansz en Jan Jacobsz. van Hoorn reizen echter ook ijlings naar Den Haag en geven daar aan de Heer van Assendelft, die juist naar het Hof onderweg is, een schriftelijk antwoord af dat door hen naar aanleiding van de besluitvorming in de vroedschap is opgesteld. Nadat hun kwestie in het Hof besproken zou zijn, krijgen zij van een haastige Heer van Assendelft te horen dat hun zaak volkomen duidelijk is. Nog diezelfde dag proberen ze van deze mededeling een schriftelijke bevestiging te krijgen. De Heer van Assendelft, die snel te paard naar Utrecht moet in verband met de Vrede van Venlo, is echter korzelig. Hij mompelt zoiets als ‘Wie zou U weerstaan?’ en geeft de schriftelijke bevestiging niet. De twee burgemeesters voelen zich desalniettemin gerechtigd de poorten te laten afbreken. Eerst laten zij nog via de stadsbode aan de pater weten dat hij de poorten moet laten afbreken en de gang vrijmaken. 65
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
‘Geweld! Geweld!’ Op Sint Mattheusavond (20 september) komt een groep schutters vergezeld van enkele wethouders en ‘enkelen die noch schutter noch wethouder waren’ bij het klooster. Met hellebaarden, pieken en smidshamers breken ze de deuren van het convent en laten de poort afbreken alsmede de schutting met de deur. Terwijl de mater ‘Geweld, geweld!’ roept, worden de weigerachtigen onder de schutters gedwongen om mee Het roven van kostbaarheden en vee tijdens een plundering. Illustratie van rond 1540. te doen. Als ‘betaling’ voor de afbraak vorderen de schutters volgens een oude costume een ton Engels bier. Als dit niet aanwezig blijkt te zijn, wil men een varken uit het kot halen. Uiteindelijk worden 36 tinnen kannetjes meegenomen met een waarde van, volgens de zusters, elk 10 stuivers, volgens de burgemeesters elk slechts enkele stuivers. Bovendien zijn de burgemeesters met enkele schutters de refter binnen gegaan en hebben ze daar zitten eten en drinken alsof ze op vijandelijk en verbeurd gebied waren. Sommige van de zusters zijn, dit alles ziende, ‘zeer schreyende ende en Zuster 3e orde opent voorzichtig een deur. Buiten wachten zwervers en ongelukkigen. Afb. uit 1691. mistroostig geworden, kermende en bitterlijck schreyende’, waarop de burgemeesters zeiden, dat de zusters beter niet nú konden huilen maar over enkele dagen als de schutters weer terug zouden komen! Sinds het klooster door deze gebeurtenissen ‘een onderdeel is geworden van de stadswallen’, is ‘geprofaneert’ en open ligt, bestaat er angst voor kerkdieven, ‘zoals dat heden ten dage een beroep en goddelijk werk is onder de Lutheranen’. Er is dagelijks overlast en men wordt ook bedreigd. 66
Iedere dag wordt men onder de dienst gestoord door onverlaten die de priester nazingen en ook anderszins de dienst en de sacramenten belachelijk maken, schreeuwend en kwade gezichten trekkend. Zelfs worden er stenen en kluiten door de ruiten gegooid. Ook zijn de gezangboeken kapot gesneden. De nonnen worden aanhoudend uitgescholden en ’s nachts worden er onder het raam van de pater schunnige liedjes gezongenxv. De dreigementen van Vredrick Janszn Eén van deze gebeurtenissen wordt uitgebreid in de getuigenverhoren behandeldxvi. De burgemeester Vredrick Jansz. is er bij betrokken. Het moet een soort oploop geweest zijn, vermoedelijk kort na de afbraak op 20 september, waarbij Vredrick Jansz. het klooster uitmaakt voor een roofnest. Op de vraag van mater Spotpenning met een dubbelkop van paus/duivel Katherijne Janszdr. waarom dat zij dat en kardinaal/nar. 1550. zouden zijn, antwoordt hij : ‘Gij laat hier procureuren uit Den Haag logeren en allerhande gespuis dat de stad komt bederven’. In hun getuigenverklaring, later, zullen de zusters inderdaad vertellen dat zij onlangs afgezanten van het Hof te gast hebben gehad die iemand uit Monnickendam gevangen kwamen nemen. Vervolgens zou de burgemeester gezegd hebben dat zolang het in zijn macht zou zijn, hij van de weg waarop hij stond, en dat was de bewuste doorgang tussen de afgebroken poorten van het klooster, een ‘doelhuis’ zou maken, waarin men alle soorten ‘boeverijen’ zou kunnen plegen. Volgens andere getuigen zou hij het over een ‘klootbaan’ gehad hebben, volgens weer anderen over een ‘hoerhuis’. Later heeft hij aan de mater excuus aangeboden en sommige uitspraken ontkend: ‘Het zou me mijn hals kunnen kosten’. De mater had het excuus aanvaard, het waren immers alleen woorden en geen daden? Mariëngaarde begint het proces Na deze gebeurtenissen gaat Mariëngaarde opnieuw naar het Hof van Holland en vraagt daar de heropening door de stadsbestuurders van de gracht, de wederopbouw van de poorten, de restitutie van de tinnen kannetjes alsmede vergoeding van schade. Daarnaast herstel van de oorspronkelijke toestand van beslotenheid, rust onder de godsdienstoefening en in het algemeen bescherming door de Keizerlijke Majesteit xvii. 67
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Informatie door Cornelis Suys; inspectie, de ‘charte’, getuigenverhoren Op 26 september krijgt Cornelis Suys, raadsheer van het Hof opdracht tot ‘oculaire inspectie’ (onderzoek ter plekke) in Monnickendam en het bij zich ontbieden en zo mogelijk verzoenen van de beide partijen. Als hem dat niet lukt moet hij proces verbaal opmaken en aan het Hof rapport uitbrengen. Cornelis Suys verschijnt op 25 oktober in Monnickendam, samen met Willem de Jonge als adjunct en secreCornelis Suys (1514-1580). Raadsheer en later president taris. Hij laat zich door pater Jan Gerytszn. en mater van het Hof van Holland. Katherijne Jansdr. de overblijfselen van de afbraak tonen. Vervolgens verhoort hij een aantal getuigen, waaronder twee burgemeesters en enkele schepenen van het voorafgaande jaar en IJsbrandt Gerytszn., pastoor van Graft en broer van de pater. Deze getuigenissen moeten bevestigen dat er het jaar tevoren inderdaad een afspraak (‘accordt’) is geweest tussen het klooster en het stadsbestuur alsmede de inhoud van de afspraak en de afgifte van de belofte tot bezegeling. Eén van de getuigen, Jan Garbrantszn, weet te vertellen dat in de afgelopen winter, toen men in heel Waterland bang was dat de strenge vorst de ‘Geldersen’ in staat zou stellen hen van over het ijs aan te vallen en er daarom veel beroering was, hij, als oudste schepen, de situatie bij Mariëngaarde heeft geïnspecteerd. Hij heeft daar alles in orde bevonden: de poorten stonden open ‘met licht en lantaarn’. Ten behoeve van het begrip van de situatie en ter verificatie van de oculaire inspectie hebben de beide afgevaardigden ‘doen signeren een sekere charte hiermede overgebrocht’ (de ‘tekening van Suys’). De vier fabriekmeesters getuigen voor de stad en vertellen hoe zij hadden vastgesteld dat Rustende zuster. Schildering op eikenhout mogelijk door ten behoeve van de omwalling Bernhard Strigel, c.1510. veel erven van burgers door de 68
stad afgenomen zouden moeten worden om met de wallen te worden verbonden (‘geappliceert’), dat de burgers enerzijds hoge kosten hebben moeten maken door waar nodig voor de omwalling land op te brengen en anderzijds aan meters erf veel verloren hebben en dat toen bij Mariëngaarde een vrije doorgang nodig bleek, de pater 14 dagen uitstel had gevraagd. Daarna laten ze de afgezanten van het hof zien hoe het erf van één van hen, Dirck Meliszn., is afgekalfd tot binnen de plaats waar de wal is gepland. Dat dit bij 11 of 12 andere erven zuidwestwaarts daarvan ook zo is en dat de burgers gehouden zijn tot op de plaats waar de wal moet komen op eigen kosten hun erven te verbreden of te vergroten. Bij de poging tot verzoening zijn drie burgemeesters aanwezig: Matthijs Janszn, Vredrick Janszn. en Jan Jacobszn. van Hoorn, verder de schout, twee burgemeesters van het vorig jaar en namens Mariëngaarde pater Jan Gerytszn en Jacob Claeszn. van Zuiderwoude. Men laat zich niet verzoenen. Voorlopige uitspraak van het Hof en gebeurtenissen in Monnickendam tijdens de uitvoering daarvan Op 21 april 1544 (‘na Pasen’) komt de zaak voor het Hof van Holland. De stad beroept zich op defensieve overwegingen, stadhouderlijk bevel en medeweten van Mariëngaarde xviii . Op 17 juni daaropvolgend volgt de interlocutoire sententie (tussentijdse uitspraak) van het Hof: Monnickendam moet de poorten herbouwen en de waterpoort weer openen. Omstreeks 28 juni zijn werklieden namens de stad Monnickendam bezig met het opbouwen van de schutting. Volgens een op 12 juli opgestelde verklaringxix zou de mater, die een tante was van één van de werklui, Jan Janszn, deze van het werk hebben weggestuurd met de woorden dat zij niet wilde dat hij dit deed en dat hij, als hij niet stopte, in de toekomst geen werk meer van het klooster zou krijgen. Kort daarna is tijdens het opbouwwerk een schouw (schuit) van de stad meegenomen, naar de getuigen zeggen door hooiHof van Holland -De Civiele Kamer. Latere afb. 69
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
ers van het klooster. In die schouw lagen twee eiken balken die voor de opbouw van de Oostpoort nodig waren. Deze balken zijn ergens in het veld gegooid. Het heeft de stad moeite gekost ze weer terug te vinden. In die tussentijd is de Oostpoort van wilgen- of elsenhout gemaakt. In de hooitijd is bij de nieuwe stadswal een houten loopvlak gemaakt over de wal heen. Hierover hebben de mensen die voor Mariëngaarde aan het hooien waren, het hooi naar binnen in het convent gegooidxx. Dit zou ingaan tegen de keur die was vastgesteld bij het maken van de wallen, die inhield dat deze niet betreden mochten worden. Mariëngaarde is ontevreden, zowel over de West- als over de Oostpoort. Er zal, op kosten van de stad, gegijzeld worden als niet aan alle onderdelen van de sententie is voldaan. Vlak voor het aflopen van de datum waarna gegijzeld zou worden, geeft het stadsbestuur de tinnen kannetjes terug en gaan twee burgemeesters naar het Hof, waar ze te horen krijgen dat niet zij, maar Jan Jacobsz. van Hoorn en Vrederick Jansz de gegijzelden waren. Deze zijn daarna onmiddellijk naar Den Haag gegaan en zouden daar toch nog op tijd zijn aangekomen. Onderzoek naar de uitvoering van het vonnis, inspectie In een request civiel aan het Hof vraagt de stad een onderzoek te laten doen naar de uitvoering van de interlocutoire sententie. Ten behoeve van het beëindigen van de gijzeling laat het stadsbestuur omstreeks 17 augustus de elzen- en wilgenstijlen van de Oostpoort vervangen door eikehout. De nieuwe deuren van de Oostpoort worden van wagenschot gemaaktxxi. Op 26, 28 en 29 augustus doen Ghelain Zeghers en Cornelis Sandelin, raadsheer en secretaris van het Hof, onderzoek in Monnickendam. Bij de oculaire inspectie zijn van de zijde van Mariëngaarde pater Jan Gerijts, mater Katherijne Janszdr. en enkele zusters aanwezig, alsmede hun procureur Adriaen Jacobszn. Lavella. Voor het stadsbestuur is Mr.Cornelis Janszn. van Alkmaar aanwezig. Volgens hem is aan de vereisten van het appointement provisionaal (voorlopige beschikking) van de sententie van 17 juni voldaan. Mariëngaarde ontkent dit. De twee poorten zijn heel anders dan de oorspronkelijke. Niet alleen zijn ze van boven niet ‘rondboogsgewijs’ maar vierkant, ze zijn ook dubbel zo breed. Het ergste is echter dat ze alleen aan de stadszijde afgesloten kunnen worden en dat alleen de gemeente er de sleutels van heeft. Zij kunnen de poort niet afsluiten wanneer zij dat willen! Bovendien staat de schutting waarin de houten Oostpoort is gemaakt veel te veel naar binnen, wel 11 of 12 voet. Hierdoor, en doordat de houten delen van deze schutting wat uit elkaar staan, kan men erdoorheen in de kloostergang kijken. De oorspronkelijke poorten waren bovendien hoger en dikker. Er is indertijd terecht gegijzeld! De stad zou dat ook hebben 70
ingezien, anders zouden ze acht of tien dagen geleden niet alsnog de Oostpoort degelijker hebben laten uitvoeren. Hun waterpoort is ook nog steeds niet geopend, wat voor zeer veel ongerief zorgt. Bovendien hebben de andere burgers van de stad overal wel soortgelijke waterpoorten en -lozingen, die ook allemaal door de stadswal heengaan en niet eens afsluitbaar zijnxxii. De zusters daarentegen willen hun waterpoort met een boom afsluitbaar maken en daarvan de burgemeesters de sleutel geven. Namens de stad wordt aangevoerd dat Mariëngaarde gemakkelijk een andere waterlozing kan maken. Mariëngaarde ontkent dit. De bedoelde ‘oplossing’, zou een waterafvoer opleveren die door zijn ‘lengte en cromte’ bij lange na niet het afschot zou hebben dat de vorige had. Getuigen voor het stadsbestuur Er volgen nu zeer uitgebreide getuigenverhoren. Dertig vroedschappen bevestigen het ‘certificaat van 14 september 1543’ waarin staat hoe besloten zou zijn dat men de wal om het brouwhuis heen zou leggen (voor wel 200 of 300 Carolus guldens) en dat Mariëngaarde in ruil daarvoor de vrije omgang zou leveren. Bovendien zou het voor iedereen duidelijk zijn geweest dat men Mariëngaarde geen waterpoort in de stadswal kan laten behouden. Zij zouden dan iedereen kunnen in en uitlaten, iets wat men ‘in het bijzonder vrouwen’ niet kan toevertrouwen! Enkele priesters, een schoolmeester, diverse timmerlieden en metselaars en nog weer anderen bevestigen hoe hoog en dik de nieuwe poorten gemaakt zijn. De Westpoort is nu tussen de 8 en 10 voet wijd en de Oostpoort is van degelijk eikenhout gemaaakt. De deuren zouden beter zijn omdat ze breder zijn, zodat ‘bussen op raden en rollen’ (verrijdbare kanonnen) er doorheen gereden kunnen worden. Ze zijn vanzelfsprekend ook beter dan de oude, juist omdat ze vanaf de stadskant geopend kunnen worden! De certificaten van 12 juli worden getoond en bevestigd, de één over het oponthoud door het wegzenden van de timmerman door de mater, een ander over het materiaal waarvan de poor - ten zijn gemaakt. Op het moment van de gijzeling Middeleeuws kanon ‘op rollen’, opgesteld in Monnickendam. 71
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
zou alles eigenlijk al in orde zijn geweest. Mariëngaarde zou verschillende andere mogelijkheden hebben tot waterlozing en aan- en afvoer van goederen. Diverse mensen hebben geholpen bij het via de houten stellage over de wal heen werpen van hooi. Zelf denken zij eigenlijk daarbij de wal niet te hebben beschadigd. De drie schepenen die zich in eerste instantie vrijwillig hebben laten gijzelen waren geheel op de hand van Mariëngaarde en hebben dat volgens sommige getuigen gedaan om de stad dwars te zitten. Getuigen voor Mariëngaarde Op 28 augustus 1544 beginnen Ghelain Zeghers en Cornelis Sandelin met de getuigenverhoren ten behoeve van Mariëngaarde. Aanwezig is ook Mr. Cornelis van de Capella de procureur van de gegijzelden. Gehoord worden, opnieuw, de priester IJsbrandt Gerytszn, pastoor van Graft en broer van de pater, en Claes Janszn. van Marken en Dirck de Wit, eertijds respectievelijk schepen en lid van de vroedschap, verder timmerlieden en metselaars en een groep van 16 mannen, allen schepenen van de jaren ’42, ’43 en ’44. De verklaringen bevestigen opnieuw de besluitvorming rond het zogenaamde contract uit ’42. Verder wordt algemeen bevestigd en toegelicht dat de beide nieuwe poorten geheel anders zijn dan de oorspronkelijke: minder hoog (men heeft inmiddels meegemaakt dat boeven kans zagen ’s avonds over de, dan wél afgesloten, nieuwe stadspoorten te klimmen), minder dik (anderhalf in plaats van Duitse huursoldaten. In de 16e eeuw waren ze militair een belangrijke factor. twee stenen dik), verder dubbel zo breed en de Westpoort met een vierkant kozijn in plaats van met een ronde boog. De Oostpoort is veel meer naar binnen geplaatst waardoor men vanaf een bepaalde plaats, ook al doordat de planken wat wijken, in het klooster kan kijken. Het grootste bezwaar is het feit dat het klooster de poorten niet zelf kan sluiten. De afgedamde sloot geeft veel stank en dat terwijl er elders in de stad zoveel waterpoorten zijn die niet dichtgemaakt zijn. Dat laatste geeft ook niet, want de stadsgracht waar ze op uit komen is op vier plaatsen met grote bomen en palen 72
afgesloten en afgeheind ter beveiligingxxiii. Volgens sommigen zou, wanneer Mariëngaarde de sloot langs de vesting zou verleggen tot in de gemeenschappelijke watering de stad minder schade lijden. Dat zou echter voor Mariëngaarde onvoordelig zijn omdat na het weer openen van de oude waterpoort hun waterlozing ‘ongelijk en korter’ zou zijn. Opmerkelijk is de vermelding van acht getuigen, allen ouder dan 50 jaar, die zich de tijd weten te herinneren dat Monnickendam in het geheel geen poorten, vesten of wallen had en ‘desondanks sinds mensenheugenis stad was’. De afbraak van de poorten is door Vredrick Jansz gestart zonder instemming van het stadsbestuur. En inderdaad is de vrijwillig gegijzelde schepen Dirck Heyniszn. familie van een vroegere burgemeester die Mariëngaarde zeer ter harte ging. Sommigen van de getuigen hebben in de afgelopen winter wel bussen op raden en rollen gezien. Een getuige meent wel te weten van bussen op rollen, maar niet van die op raden. Een andere getuigen meent dat de bussen inmiddels zijn uitgeleend op de buizen (schepen). Tenslotte volgen dan de verklaringen, onder andere van de mater en van diverse zusters, over het bovenvermelde optreden van de burgemeester Vredrick Janszn. Provisioneel vonnis van het Hof, beroep van Monnickendam bij de Grote Raad, uitspraak in het beroep 10 oktober 1544 is de datering van een bepaald certificaat, door de stad ingebracht, waarin de pater volgens de stad verklaard zou hebben dat de poorten wél volgens de normen van de interlocutoire sententie gemaakt zouden zijnxxiv. Volgens Mariëngaarde gaat het hier om een met veel aandringen van de pater losgekregen verklaring die alleen tot doel had, de burgemeesters uit de gijzeling te ontslaan. Op 11 mei 1545 wordt de stad Monnickendam bij provisioneel vonnis van het Hof van Holland veroordeeld tot het heropenen van de door hen afgedamde waterlozing en toegangssloot van Mariëngaarde, zo wijd dat ze er gemakkelijk met hun pramen met levensbehoeften doorheen kunnen. Mariëngaarde moet in de waterpoort twee deuren hangen, tot een voet onderwater, die ’s nachts afsluitbaar zijn met een boom, terwijl de burgemeesters er een sleutel van ontvangen. De stad gaat in beroep en baseert zich daarbij op het plakkaat van de landvoogdes van 1 augustus 1543, het niet tijdig protesteren door het convent waardoor de wal er zo al lag, en het feit dat het hier een provisioneel vonnis betreft terwijl ‘de principaele zake nog hangende is voor het Hof’. In afwachting van die uitspraak wil men de vesten niet bederven xxv. Op 3 juli ’45 wordt men opgeroepen om voor te komen voor het Hof. 30 Juli is de datering van een dictum van het Hof waarbij partijen een uiterste termijn krijgen voor het indienen van stukken. Het voorkomen voor het Hof vindt plaats op 22 73
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
augustus. Van 4 november dateert een acte met de verklaring dat Monnickendam haar proceszakxxvi bij de griffie van het Hof heeft ingediend, van 4 december een dictum van het Hof, waarin wordt gezegd dat Mariëngaarde nog ‘van Salvatienxxvii mag dienen’. De stad Monnickendam mag dat niet. Op 24 december 1545 vonnist de Grote Raad van Mechelen in de beroepszaak van Monnickendam tegen het provisioneel vonnis van 11 mei 1545 van het Hof van Holland in de zaak van de waterpoort. De stad Monnickendam wordt in het gelijk gesteld. Er valt geen voorlopige voorziening en het vonnis van het Hof wordt vernietigd. Het hoofdproces (‘proces ten principale’) voor het Hof Nu het klooster vooralsnog in de zaak van de waterpoort heeft verloren, dient het bij het Hof een request civilexxviii in om, in tegenstelling tot dat wat zij in hun ‘inventaris’ xxix hadden gevraagd, tijdens het hoofdproces ook op dit punt recht gedaan te worden. Dit request wordt waarschijnlijk eind ’45, begin ’46 ingediendxxx. Tevens vraagt men of men stukken die ten behoeve van de bijzaak gemaakt zijn, zoals de ’informaties’, in mag brengen bij het hoofdproces alsof ze ten behoeve van dit proces gedaan waren. Karel V antwoordt op 9 april 1546xxxi met een mandament (bevelschrift) aan het Hof om op het request civile een passende beslissing te nemenxxxii. Het Hof legt op 13 april vast dat de De Rolzaal aan het Binnenhof, eertijds de procureur van de stad een dag neemt om op Civiele Kamer van het Hof van Holland. het verzoek te antwoordenxxxiii. De acte van het Hof waarin het afwijzende antwoord van de stad is vastgelegd is gedateerd 14 mei 1546. In een dictum van 26 mei 1546 legt het Hof vast dat van deze discussie over het request civile een akte zal worden opgemaaktxxxiv. Op 27 mei vraagt Mariëngaarde bij request aan het Hof de stad Monnickendam te bevelen hun proceszak in te dienen xxxv. Een appointementxxxvi van het Hof wordt nog diezelfde dag door de deurwaarder afgegeven bij de procureur van de Zegel van Karel V bij de Grote Raad van stad, Van de Capella, die door zijn knecht laat Mechelen. zeggen, niet aanwezig te zijnxxxvii. 74
Het Hof van Holland vonnist op 16 oktober 1546. Het stadsbestuur moet alles in de oude staat herstellen: de poorten, de schutting, de sloot en de 36 onrechtmatig in beslag genomen tinnen kannetjes teruggevenxxxviii. Beroep van de stad Monnickendam bij de Grote Raad, uitspraak in het beroep Het stadsbestuur gaat weer in beroep tegen deze uitspraak bij de Grote Raad. Men beweert met nieuwe feiten te kunnen komen, namelijk dat Mariëngaarde beloofd zou hebben na het leggen van de aarden wal een vrije omgang te makenxxxix. Op 28 mei 1547 doet de Grote Raad uitspraak in het nieuwe beroep van de stad tegen het vonnis van het Hof van Holland van 16 oktober ’46. De stad verliest: het beroep wordt ongegrond verklaard. Het vonnis van het Hof moet volledig uitgevoerd worden. De stad wordt veroordeeld tot zowel de boete voor het ongegrond verklaarde appèl als die voor het onterecht verklaarde request. Bovendien wordt men veroordeeld tot betaling van alle proceskosten, het bedrag daarvan bij taxatie vast te stellen door de Grote Raad. Motieven en argumenten van stad en klooster, zoals zij blijken uit de stukken Motieven van de stad Aanmaningen van de stadhouder en een vermindering van de bedexl door Karel V vormen de aanleiding tot de fortificatie. In de stukken worden deze ook als motivatie opgegeven. In de tweede fase van de werkzaamheden, in ’43, verschuift het accent naar het maken van aarden wallen met grachten. In de stukken kwam ik voor deze verschuiving geen expliciete motivatie tegen. Het samenvallen van deze koerswijziging met het zelf binnenhalen van kanonnen in de stad is waarschijnlijk niet toevallig. Het was immers de toename van het gebruik van kanonnen die een stadsverdediging door middel van stenen muren tot een verouderd middel maakte. Dat beide zó gelijktijdig plaats vinden moet het gevolg zijn van de financiële tegemoetkomingen die Karel V in de zomer van ’43 had afgekondigd. Deze verlaging van de bede moet de stad in staat hebben gesteld de zaken meteen groot aan te pakken. De introductie van verrijdbaar geschut maakte een daarvoor bruikbare omgang noodzakelijk. Om de verdediging vanaf de wallen effectief te maken was het immers noodzakelijk dat groepen verdedigers zich snel van de ene plek naar de andere konden verplaatsen. Dat afgesloten poorten dan een hindernis vormen spreekt daarbij vanzelf. De motivatie vanuit militaire overwegingen, zoals in de stukken gegeven, is dan ook ter zake.
75
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Tegelijkertijd wordt bij het lezen van het dossier duidelijk dat andere motieven, hoewel nergens genoemd, ook een rol spelen. Eén ervan is direct afgeleid van de nieuwe defensieve mogelijkheden. Zij blijkt uit de opmerkingen van Vredrick Janszn., maar valt ook af te leiden uit de problemen die de zusters hebben met de breedte van de poorten. Uit een en ander valt af te leiden dat enerzijds de stad er alles voor klaarmaakte om van de omgang bij het klooster ooit inderdaad een oefenplaats en doorgang voor de schutters en hun materieel te maken en dat anderzijds de zusters door hadden gekregen dat dit wel eens zou kunnen gaan gebeurenxli. Door te benadrukken dat de deuren vooral smal moesten blijven, kon het klooster een dergelijk gebruik in de toekomst onmogelijk maken. Dat juist de omgeving van kerk en klooster een geschikte locatie voor de Doelen waren, is niet zo vreemd als het lijkt. In de nog voor een groot deel houten stad zal het een van de weinige plekken zijn geweest waar met het nieuwe wapentuig zonder brandgevaar kon worden geoefend. In dit verband kan opnieuw de tekst genoemd worden die, hoewel als bron dubieus, ook in de richting van een dergelijk gebruik lijkt te wijzen. In de al eerder genoemde levensbeschrijving van ‘Giert Heindriks’ komt een passage voor die mogelijk een verwijzing bevat naar de gebeurtenissen in Monnickendam tussen 1542 en 1547. Er wordt in verteld over de Monnickendamse magistraat die toegelaten zou hebben dat de hele schutterij als zij optrok door het klooster passeerde en daar haar ‘bussen’ afschoot, zodat de glazen dreunden en braken ‘tot grote kleinachting der geestelijkheid en gevaar voor de bagijnen’, die hiermee door niemand werden geholpen, maar hulp moesten zoeken bij de Paus ‘met grote kosten, moeiten en verstrooidheid’ xlii. Het verhaal is ingebed in de beschrijving van de ‘geestelijke desolaatheid’ van Monnickendam in de Hervormingstijd en zou een vertekende overlevering kunnen zijn. Een datering ontbreekt. De verwijzing naar hulp van de paus is wellicht een verandering door onbegrip en zou kunnen verwijzen naar het Beroep voor de Grote Raad (‘grote kosten’). Hoe dan ook, uit de passage wordt heel duidelijk welke mogelijkheden de doorgang bij het klooster aan de schutterij kon bieden. Dat naast het zoeken van een geschikte plek voor de schutters, ook pure pesterij een motief was voor de handelwijze van de stad blijkt behalve uit de scheldpartij van Vredrick Janszn. ook uit de passages over de afbraak en uit de triomfantelijke manier waarop men na de sententie van het Hof het opgelegde herstel van de poorten de vorm geeft van een voorziening die de situatie van de zusters er eigenlijk alleen maar erger op maakt. Bij de afbraak van de waterpoort lijkt pesterij minder een rol te spelen. Wel springt men hier wat erg gemakkelijk om met de belangen van het convent, getuige het 76
overal in de stukken vermelde feit dat elders in de stad nog 23 poorten wél open mogen blijven. Het (defensief bepaalde) argument dat Monnickendam hiertegen in stelling brengt, namelijk dat het hier bij het klooster om vrouwen zou gaan, die men nu eenmaal het in- en uitlaten van vreemdelingen niet kan toevertrouwen, is, gezien het werken van vrouwen als poortwachteres, onzinnig. Wel is er sprake van terechte twijfel over de nachtelijke toelatingen door de zusters, uiteraard ingegeven door het stedelijk wantrouwen over de relaties van de zusters met de ‘enqueteurs’ uit Den Haag. Argumenten van Mariëngaarde De aanleiding voor het proces is voor Mariëngaarde primair het verlies van haar beslotenheid na de afbraak van de poorten. De gewelddadige manier waarop dat gebeurde zal de behoefte aan recht versterkt hebben, niet alleen uit verontwaardiging, maar ook omdat onmiddellijk duidelijk werd waar het verlies van de afgeslotenheid toe kon leiden. Hoewel het religieuze argument van de afzondering, die nu eenmaal wezenlijk is voor het kloosterleven, vooral in het begin van het proces een grote rol speelt in de argumentatie, wordt het gaandeweg overspoeld door de argumenten van overlast en bedreiging die zo ruim door de feiten worden geleverd. Over het algemeen is de toon van de argumentatie er een van angst, meer nog dan woede. Dat de angst voor een herhaling van de gebeurtenissen bij de afbraak reëel was, blijkt uit de gebeurtenissen in 1551 in Naarden. Daar trokken de Matteken uit Gent, zuster van de 3e Orde beleeft een schutters na afloop van een feest wonder. Pieter Fransz. de Grebber, 1635. naar het klooster van Oud Naarden. Met hellebaarden, slagzwaarden, voorhamers en vleesbijlen werd ook daar de kloosterpoort opengebroken. Terwijl de kloosterlingen de kapel invluchtten, deden de schutters zich te goed aan spijs en drank xliii. Opvallend is dat de argumentatie in het laatste gedeelte van het proces vrij plotse77
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
ling verschuift naar een zakelijke opsomming van defensieve argumenten. Slechts eenmaal wordt, toch nog, de klacht geuit dat het enige wat het klooster wil is ‘haar beslotenheid terug’. Overige argumenten bij beide partijen Een kleine rol is nog weggelegd voor een aantal andere argumenten. Zo wijzen de zusters enkele keren op het feit dat zij ‘geestelijke personen’ zijn en alleen onder geestelijke jurisdictie vallen. De stad wijst erop dat zonder de afsluiting van de waterpoort het leggen van de stadswal bij Mariëngaarde onmogelijk was, een waterbouwtechnisch argument dus. Het enige waterstaatkundige argument komt voor in de afwijzing door Mariëngaarde van een anders verlopende waterlozing die onvoldoende afschot zou hebben. Een niet gebruikt argument Een voor de hand liggend argument dat door de stad niet wordt gebruikt is het punt dat enerzijds het centrale gezag de fortificatie oplegt terwijl de stad anderzijds, via de uitspraken van het Hof, gehinderd wordt in een effectieve uitvoering ervan. Mogelijk valt hieruit te concluderen dat de stad heel goed besefte dat na de Vrede van Venlo de urgentie van de stadsverdediging voor Monnickendam ‘als grensstad’ aanzienlijk was afgenomen. Onder de nieuwe omstandigheden zou het bezit van de sleutels van de poorten aan het stadsbestuur voldoende zekerheid bieden. Daarnaast kan het argument niet gebruikt zijn omdat het ontkrachten ervan door Mariëngaarde een des te scherper licht zou werpen op iets anders. De opmerkelijke haast namelijk waarmee men de poort liet afbreken, op een moment dat de vrede al 14 dagen een feit was. Inderdaad moet men, zoals de zusters ook aanvoeren, gezegd hebben: ‘Haast ons, haast ons, want anders is ons straks ons argument ontvallen’. Het nog meer naar voren laten komen van dit feit moet riskant geweest zijn. De zusters klaagden al in hun schrifturen dat de stad ze weg wilde hebben. Als het Hof dát als motief voor de actie zou gaan beschouwen zou het proces niet meer te winnen zijn voor de stad, die toch al als ‘Lutherdam’ bekend stond. Aard van de argumentatie, conclusie De door het stadsbestuur gehanteerde argumentatie is voornamelijk militairdefensief van karakter. Mede omdat dit argument door de feitelijke situatie (de Vrede van Venlo) is afgezwakt, ontstaat de indruk dat onuitgesproken motieven ook een rol spelen. Een uit de stukken als waarschijnlijk naar voren komend motief heeft te maken met bij het stadsbestuur levende wensen ten aanzien van de stadsinrichting: het maken van Doelen, ruimte voor de schutterij. 78
Een ander motief moet zijn geweest de hevige wens het de zusters onmogelijk te maken zonder voorkennis van de stad afgezanten van het Hof te ontvangen. Hier gingen protestantisme en behoefte aan het behoud van stedelijke zelfstandigheid hand in hand. Waarschijnlijk is dit het belangrijkste motief. Dat velen in de stad het zouden toejuichen als de ‘paapse kloppen’ helemaal zouden verdwijnen, blijkt uit de stukken overduidelijk. Dat lijkt echter vooralsnog niet de mening van de meerderheid van het stadsbestuur. Mariëngaarde weet aanvankelijk, via klachten, hun bedreigde situatie in de stad goed duidelijk te maken. Op het laatst van het proces (in de Salvatienxliv) gaan zij over op een zakelijke argumentatie die de bedoeling heeft juist de militair-defensieve argumenten van de stad te ontkrachten, en die, doordat de stad géén Salvatien mag indienen, ook niet meer weerlegd kan worden. Mede omdat door de Vrede van Venlo aan de stedelijke argumenten de kracht is ontvallen, is die argumentatie voldoende om Mariëngaarde te laten winnen. Gevolgen van de uitspraak, voor de stad en voor Mariëngaarde Als gevolg van de uitspraak van 28 mei 1547 behoudt de stad de beperkte toegankelijkheid (via sleutels) van de omgang langs de wallen in geval van oorlog en oorlogsdreiging. De stad verliest haar kansen op een vrije manoeuvreerruimte voor de schutterij. Tevens is de mogelijkheid verloren gegaan tot versteviging van haar positie ten opzichte van de onverwacht bezoek van procureurs, ‘de heren uit Den Haag’. De ‘zwakke plek’, bij de zusters, aan de rand van de stad, zal moeten blijven bestaan, want de stad moet immers ook bij de waterpoort alles in de oude staat herstellen. Wat Mariëngaarde betreft zouden we moeten aannemen dat na deze uitspraak inderdaad alles rond het klooster in de oorspronkelijke staat is hersteld. Maar of dat ook echt is gebeurd, en zo ja hoe, blijft een open vraag. Dat heeft enerzijds te maken met de hardnekkigheid waarmee de stad gedurende het proces weigerde om voorzieningen te treffen en iedere beroepsmogelijkheid aangreep. Anderzijds door de handigheid waarmee men vaak, nog net binnen de letter van de uitspraak, de zaak naar eigen believen wist in te vullen. Daarbij komt dat de positie van het klooster binnen de stad er in de jaren die volgden niet op vooruit zal zijn gegaan. En dan is er nog de al eerder genoemde passage in de levensbeschrijving van Giert Heyndriks xlv. Behalve naar een steeds openstaande gang zou deze namelijk ook kunnen verwijzen naar een situatie waarbij de schutters, door het stadsbestuur in het bezit gesteld van de sleutels, naar believen in het klooster de boel op stelten kwamen zetten. Helaas zijn er geen andere bronnen.
79
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
De uiteindelijke situatie in Monnickendam Over de uiteindelijke situatie in Monnickendam als geheel kunnen we ook weinig zeggen. We weten niet of men is doorgegaan met de ommuring en omwalling. Op de kaart van Van Deventer zijn op enkele plaatsen muren te zien. Er lijkt dus, zo rond 1565, geen sprake te zijn van een volledige fortificatie. Zeker is dat pas vanaf 1572, na de Alteratie en de overgang van Monnickendam naar prinselijke zijde, de stad de gelegenheid krijgt haar versterkingen ‘naar de eisen van de tijd’ xlvi uit te voeren. Dat gebeurt vanaf 1573 maar op de plattegrond van Bartelmieusz Simons de Vijl uit 1589 is op zuid-oost34 De omgeving van Mariëngaarde rond 1565. Uitsnede uit hoek van de stad nog niets gede kaart van Van Deventer. beurd. Op de kaarten van Boxhorn en Merian, respectievelijk van 1632 en 1654, is er een grote uitspringende courtine te zien. Kort na 1660 is, zoals te zien is op de kaart van Blaeu (‘Frederick de Wit’)xlvii, de courtine alweer verdwenen. Wat gebleven is, is de scherpe hoek in de stadsplattegrond, in onze tijd nog steeds te herkennen, daar waar de eerste wal om het brouwhuis heen werd gelegd. De verdwijning van de gebouwen van Mariëngaarde begon omstreeks 1582 met het afbreken van de refter. In 1612 moet alles afgebroken zijn geweest want dan bouwt men op deze plaats het Proveniershuis. Een paar kleine resten moeten daarnaast tot in 1624 zichtbaar zijn geweest want in dat jaar wordt een jongeman, Jan Dircksz Jonckheer, die plakkaten van een schuur van het vroegere klooster had gescheurd, bestraft en moet zijn huisje aan de stadswal daar vlakbij afbrekenxlviii. Het Oudemannenhuis verdwijnt op zijn beurt in 1733, om plaats te maken voor de algemene begraafplaats die er tot op heden nog ligt. Ten slotte Samenvatting van de procesgang De directe aanleiding tot het proces zijn de gebeurtenissen van 20 september 1543. Op de avond van die dag, veertien dagen na het tot stand komen van de Vrede van Venlo, worden van het klooster Mariëngaarde twee poorten en een schutting omgehaald. Er zou daarbij zeer onbehoorlijk en zelfs agressief zijn opgetreden tegen 80
de zusters. Als ‘betaling’ voor het door de zusters ongewenste karwei zouden bovendien 36 tinnen kannetjes door de schutters zijn meegenomen. Eerder, in augustus 1543 werden door Mariëngaarde, middels een verzoek aan het Hof van Holland, al de eerste juridische stappen gezet in hun conflict met het stadsbestuur van Monnickendam. Kort tevoren was namelijk door het stadsbestuur, en tot groot ongenoegen van Mariëngaarde, een houten waterpoort van het klooster afgebroken en een sloot afgedamd. Het gebeurde bij het leggen van een aarden verdedigingswal rondom het brouwhuis van het convent. Aangezien de stad geen uitvoering blijkt te geven aan het mandement (bevelschrift) dat het klooster na haar verzoek van het Hof heeft gekregen en inmiddels de gewelddadigheden van de 20e september hebben plaatsgevonden, gaat het klooster opnieuw naar het Hof. In oktober 1543 volgen een onderzoek door commissarissen van het Hof, een oculaire inspectie , het verhoor van getuigen en een, mislukte, poging tot verzoening. Op 11 juni 1544 volgt een interlocutoire sententie van het Hof. De stad Monnickendam geeft daaraan voor de helft uitvoering: men laat twee nieuwe poorten bouwen, plaatst een andere schutting en geeft op één na alle tinnen kannetjes terug. De waterpoort wordt echter niet opgebouwd en evenmin wordt de sloot weer geopend. Met die gedeeltelijke uitvoering, bovendien niet naar de maatstaven van de zusters en pas op het allerlaatst uitgevoerd, is Mariëngaarde niet tevreden en al terwijl de laatste hand wordt gelegd aan de wederopbouw van de poorten laat het klooster twee burgemeesters gijzelen en vraagt via provisioneel vonnis het openen van de gracht. Opnieuw volgt, dit keer in augustus 1544, een informatie met een zeer uitgebreid getuigenverhoor door twee raadsheren van het Hof. Nadat alle stukken zijn gewisseld volgt op 11 mei 1545 het provisioneel vonnis: de sloot moet weer worden opengemaakt en Mariëngaarde mag een waterpoort hebben mits deze ’s nachts afsluitbaar is en de stad ook daarvan een sleutel heeft. De stad Monnickendam gaat hiertegen in appèl (beroep) bij de Grote Raad van Mechelen. Hangende het hoofdproces voor het Hof van Holland, verklaart de Grote Raad op 24 december 1545 het appèl van de stad voor gegrond. Het provisioneel vonnis van het Hof wordt vernietigd, de stad behoeft geen voorziening te treffen: de sloot hoeft niet open. Ondanks deze uitspraak van de Grote Raad wordt Mariëngaarde door het Hof van Holland op 16 oktober 1546 geheel in het gelijk gesteld: de poorten en schutting moeten in de oude toestand worden hersteld, de sloot weer opengemaakt en de 36 tinnen kannetjes moeten worden teruggegeven. De stad Monnickendam, mogelijk aangemoedigd door de uitspraak van de Grote Raad in december 1545, tekent opnieuw beroep aan tegen deze beslissing van het Hof. Dit keer verliest de stad echter. In de uitspraak van 25 mei 1547 verklaart de 81
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Grote Raad het appèl van Monnickendam ongegrond, spreekt uit dat het vonnis van 16 oktober 1546 geheel moet worden uitgevoerd en veroordeeld de stad tot het betalen van twee maal een boete, alsmede van de kosten van het proces. Samenvatting van het conflict Omstreeks 1542 wordt in Monnickendam de behoefte aan een effectieve fortificatie steeds dringender. Na de inname van Amersfoort door Maarten van Rossum zorgen een plakkaat en een financiële tegemoetkoming door Karel V ervoor dat deze op grote schaal wordt aangepakt. Het accent verschuift Het grootzegel van Karel V. hierbij van stenen ommuringen naar een systeem van aarden wallen met grachtenxlix. De aanpak van de werkzaamheden valt toevallig samen met de jaarlijkse verkiezing van burgemeesters. Bij deze verkiezing verschuift het machtsevenwicht in de richting van een overwicht voor de Lutheranen. De meest opvallende exponent van de daarbij behorende nieuwe visie op de stadspolitiek is de burgemeester Vredrick Jansz. Deze verlegt het accent in de verdediging naar de artillerie. Er worden kanonnen aangeschaft, scheepsgeschut, ‘bussen op rollen’ en gewone verrijdbare kanonnen, ‘bussen op raden of wyelen’. Er moet tevens omgezien worden naar een brandveilige oefenruimte voor de schutterij. De defensie door middel van kanonnen maakt een vrije omgang langs de wallen noodzakelijk. Niet alleen moeten de manschappen zich tijdens de verdediging snel kunnen verplaatsen, ook de kanonnen moeten zo nodig verreden kunnen worden naar een andere plaats op de wallen. De omgang bij Mariëngaarde zou een goede en veilige oefenruimte kunnen bieden, terwijl middels het afbreken van de toegangspoorten tot deze ruimte een goede doorgang kan worden gecreëerd. Het probleem is echter dat muur en poorten aldaar nog geen jaar tevoren tegen hoge kosten en met instemming van het toen zittende stadsbestuur zijn gemaakt. Nog niet zo lang geleden is de stad verrast doordat ’s ochtends afgezanten van het Hof in de stad bleken te zijn, die binnen waren gekomen zonder dat het stadsbestuur daarvan had geweten. Zij bleken ’s nachts binnengelaten te zijn door de zusters via hun waterpoort en kwamen iemand gevangen nemen. Nog maar enkele jaren geleden is een flink aantal Monnickendammers vanwege hun overgang 82
naar de nieuwe leer geëxecuteerd en het nieuw gekozen ‘lutheraanse’ stadsbestuur wenst niet op deze wijze verrast te worden. Het zoekt dan ook naar een middel om deze nachtelijke toegang, bij mensen die de lutheraanse zaak geen goed hart toedragen, uit te schakelen. Burgemeester Vredrick Jansz. komt in functie net nadat Amersfoort is ingenomen en het plakkaat is afgekondigd. De daaropvolgende aanleg van de stadswal is een goede gelegenheid om de toegang over water bij de zusters dicht te maken. De zusters die wordt verteld dat op deze wijze hun brouwhuis gespaard kan blijven, maken aanvankelijk niet al te veel bezwaren. Bij het doorzetten van zijn plannen voor de doorgang maakt Vredrick Jansz. gebruik van een drietal feiten. Als eerste het niet bestaan van een gezegeld afschrift van de overeenkomst uit 1542. Verder van een wat te ruime interpretatie van het plakkaat: niet alleen de gebouwen buiten de wallen, maar ook die net binnen de wallen zouden moeten verdwijnen. Zijn derde troef is het algemene wantrouwen en de antipathie die er in de stad bestaat tegen de geestelijkheid in het algemeen en het klooster in het bijzonder. De binnen enkele weken afgekondigde vrede dreigt roet in het eten te gooien. In hoog tempo wordt een aantal officiële stappen gezet om de afbraak nog snel te laten plaats vinden. Gebruik makend van de drukte bij de landsbestuurders in Den Haag als gevolg van de vrede, weet Vredrick Jansz. zich een vage toestemming te verschaffen, waarna hij, zonder de instemming van de rest van het stadsbestuur af te wachten, onmiddellijk overgaat tot het neerhalen van de poorten. De afbraak zowel als de erna ontstane situatie lijken hem persoonlijk veel plezier te verschaffen, plezier dat hooguit enigszins gedempt wordt door de vrees voor repercussies uit Den Haag. Door het openleggen van het convent voelen de zusters zich echter in een recht aangetast. Het verwijzen naar deze aantasting van dit recht voor het Hof van Holland en de Grote Raad levert Mariëngaarde niet voldoende argumenten voor het herstel van haar beslotenheid. Dat doet wel het daaropvolgende ontkrachten door haar van de militair-defensieve argumenten van de stad alsmede het punt van de haast die de stad heeft gemaakt met de afbraak terwijl de vrede al gesloten was. De uiteindelijke veroordeling tot volledig herstel, samen met die tot betaling van boeten en kosten, moet de stad met zijn verarmde bevolking zwaar gevallen zijn. Wie weet heeft Vredrick Jansz. zich nadien met spijt zijn haast bij de afbraak herinnerd en de woorden daarna van mater Katherijne Janszdr. die tegen hem opmerkte dat haastige woorden zonder daden gemakkelijk te vergeven waren, maar: ‘haestige woerdens mit haestige wercken wilt men vuytrichten ende straffen’.
83
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Keuze uit de geraadpleegde literatuur
_
Rompaey, J. van. De procedure in beroep bij het parlement van Mechelen. In: Consilium
_
Atlas van de historische vestingwerken in Nederland. Dl. IIIb. De provincie Noordholland. Z.pl., z.j.
_
Rooyen, M. van. Steden en hun verleden. Utrecht, 1988.
_
Besteman, J.C. en H.A.Heidinga. Het klooster Galilea Minor bij Monnickendam. In:
_
Schukking, W.H. De oude vestingwerken van Nederland. Amsterdam, 1947.
Hollandse studiën 8.Dordrecht, 1975.
_
Smidt, J.Th. de. Rechtspreken, raadsheren en rechtspraak van parlement en Grote Raad van
2000.
_
Schoengen, M. Monasticum batavum. 1941-‘42
Chronologische lijsten van de geëxtendeerde sententiën en procesbundels (dossiers)
_
Soeting, A.G. Weintje Claasd. van Monnickendam. in: Jaarverslag vereniging Oud Monnic-
magnum 1473-1973. Brussel, 1977.
_
Spaans, Joke. De levens der Maechden. Hilversum, 2012.
Driessen, A. Waterland. in: Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem. Dln. 28,
_
Wedekind, W.G.Ph.E. Bijdrage tot de kennis van de procesgang in civiele zaken van het Hof
_
_
magnum. Brussel, 1977.
Brinkkemper, D. e.a.(samenstellers). Van monnikenwerk naar parochiekerk. Monnickendam,
Mechelen. In: Consilium magnum, 1977 , p. 67-80.
berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen. Utrecht etc., 1966- . Consilium
_
kendam, Monnickendam, 1978.
van Holland in de eerste helft van de 16e eeuw. Assen, 1971.
30 en 31. Leiden, 1904, 1906 en 1908. _
e
e
Eeghen, I.H. van. Vrouwenkloosters en begijnhof in Amsterdam van de 14 tot het eind der 16
_
Werner, J.W.H., Joan Blaeus worsteling met de Waterlandse steden. In: Jaarboek Oud-Mon-
_
Wüstenhoff, D.J.M. Mariëngaarde, een vrouwenklooster binnen de stad Monnikendam. In:
eeuw. Amsterdam, 1941. _
Engen, H. van. De derde orde van Sint-Franciskus in het middeleeuwse bisdom Utrecht.
_
Gelder, H.E. van. Het geestelijk grondbezit en de steden van het Noorderkwartier in de 16e
nickendam, 2006, p. 41-65.
Hilversum, 2006.
eeuw. In: Alkmaarse opstellen. Alkmaar, 1960.
Archief voor de Nederlandsche kerkgeschiedenis, 3, 1889.
Archiefmateriaal
_
Geudeke, E. Rondom de kerk in Monnickendam. In: Jaarboek Oud-Monnickendam, 2005, p.49-67.
_
Dossier 439 (c.175 oud) Dossier Beroepen uit Holland. Copie op film, Stadsarchief Amsterdam.
_
Geudeke, E. De classis Edam 1572-1650. Gouda, 2010.
_
N.B. Voor een verwijzing via de diverse onderdelen van de procesgang: addyvanoAxs4all.nl.
_
Graaff, J.J. Uit de levens van ‘Maechden van den Hoeck’ te Haarlem. In: Bijdragen voor de
_
GRM 845. 96, p.1027-1036 en
geschiedenis van het bisdom Haarlem. Dln. XVII en XX.
_
GRM 847. 19. p.161-175, sententies Grote Raad van Mechelen. Copieën op microfiche
_
Heel, D. van. De tertiarissen van het Utrechts kapittel. in: Archief voor de geschiedenis van het
_
Huussen Jr. A.H. Inventaris en beschrijving van de processtukken (dossiers) behorende tot de
Stadsarchief Amsterdam.
aartsbisdom Utrecht. Bnd.63. 1939.
Kaarten
beroepen uit Holland berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen, Algemeen
_
Boxhorn, M.Z. Monnekedam, 1632.
Rijksarchief Brussel, door J.C. Andries, A.H. Huussen Jr. e.a. Amsterdam, 1964- .Dl.V (401-500)
_
Deventer, J. van. Nederlandsche steden in de 16e eeuw; plattegronden van ... . Facs. uitg. ’s-Gravenhage, 1916.
door A.H.Huussen Jr.
_
Merian, C. Monneckedam, 1654.
_
Kerckhoffs-de Hey, A.J.M. De Grote Raad en zijn functionarissen 1477-1531. Amsterdam, 1980.
_
Symonsz. De Vijl, B. Munnekedammer ban binnen Waterlant. 1589.
_
Kerssies, A.C. Onderzoek naar archivalia betreffende de Grote Raad van Mechelen in enige Illustratieverantwoording
Nederlandse archiefbewaarplaatsen. in: Consilium magnum 1473-1973. Brussel, 1977. _
Kok, D. de. Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche Klarissen en Tertiarissen vóór de
_
Hervorming. Utrecht, 1927. _
Koorn, F. Begijnhoven in Holland en Zeeland gedurende de Middeleeuwen. Assen, 1981.
Museum Catharijneconvent Utrecht: pagina 58, 60, 63, 67 68 en 77. Universiteit Utrecht Bijzondere Collecties: bemiddeling bij foto’s A. van Overbeeke pagina 61.
_
Websites van o.a. Rijksmuseum Amsterdam, Rijksbureau voor de Kunsthistorische
_
Nübel, O. Mittelalterliche Beginen und Sozialsiedlungen in den Niederlanden. Tübingen, 1970.
Documentatie Den Haag, Universiteit Utrecht, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van
_
Overbeeke, A. van. Monnickendam in Waterland; landschap en stadsbeeld vanaf de
België, Germanisches Nationalmuseum Neurenberg, Kloosterkleding in beeld (Lonneke
middeleeuwen. 2005.
Hoondert e.a.), Beeldbank Vereniging Oud-Monnickendam, Wikipedia.
_
Reinsma, R. Glossarium van XVe en XVIe-eeuwse rechtstermen ontleend aan de sententien en dossiers van de Grote Raad van Mechelen. Amsterdam, 1967.
84
85
mariëngaarde tegen de stad monnickendam
Noten
xxix
Dossier 439 II A
i
Van Overbeeke, 2005, p.52-57
xxx
Dossier 439 II J
ii
Er is alleen de inventarisatie door J.C. Besteman en H.A. Heidinga van het grondbezit van het
xxxi
Op het stuk: ‘1545’. Het is echter Paasstijl.
Mannenklooster Galilea Minor. In: Hollandse Studiën, 1975, p. 24-37.
xxxii
Dossier 439 K
iii
Gelder, H.Enno van, 1960, p.72-90
xxxiii Dossier 439 L
iv
Fredericq, P. Corpus documentorum inquisitionis haereticae pravitatis Neerlandicae.
xxxiv
Dossier 439 N
Verzameling ... . Gent, 1889-1902. V dln.
xxxv
Dossier 439 f I in
v
Soeting, A.G. In: Jaarverslag Ver. Oud-Monnickendam, 1978. p.43-48.
xxxvi
Beschikking.
vi
Wüstenhoff, D.J.M., In: Archief voor de Nederlandse kerkgeschiedenis, 3, 1889, p. 265-279.
xxxvii
Dossier 439 f II en f III
vii
Driessen, in Bijdragen tot de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem (BGBH),
xxxviii 847.19, p.161-175, sententie GRM ’47. Van de sententie van het Hof is in het dossier geen
viii
Geudeke, 2010.
xxxix
Zie boven, p. 166.
ix
Driessen, in BGBH, 1907.
xl
Grondbelasting, ooit via een verzoek van de vorst opgelegd. Later langzamerhand veranderd
x
Zie J.J. Graaf in de BGBH XVII, p.297-302 en XX, p.332-338 en Driessen, BGBH, XXXI, p.6. xli
In Middelburg wordt in 1544 een deel van het tot het begijnhof behoren gebied bestemd voor
xlii
J.J. Graaf in de BGBH XVII, p.297-302 en XX, p.332-338 en Driessen, BGBH, XXXI, p.6. Zie
1904,1906b,1907.
Hier wordt verteld over de Monnickendamse magistraat die toegelaten zou hebben dat de
afschrift aanwezig.
in een gewone belasting en uiteindelijk uitgevoerd via het belasten van onroerend goed
hele schutterij als zij optrok door het klooster passeerde en daar haar ‘bussen’ afschoot, zodat de glazen dreunden en braken ‘tot grote kleinachting der geestelijkheid en gevaar voor de
de Doelen van de St.Jansschutters. Koorn, 1981, p. 176.
bagijnen’, die hiermee door niemand werden geholpen maar hulp moesten zoeken bij de Paus
over Giert Heynes ook Spaans, 2012, p. 96, 97 en 113.
‘met grote kosten, moeiten en verstrooidheid’.
xliii
Van Rooyen. Steden en hun verleden, 1988, p. 36.
xi
Graaf in BGBH XVII, p.298, Spaans, 2012, p. 96-97.
xliv
Dossier 439 I c
xii
Wustenhoff, 1889, Driessen, 1907.
xlv
Zie eerder noten over Giert Heyndriks
xiii
Origineel exemplaar van een gerechtelijk stuk dat blijft bij degene die het heeft opgesteld
xlvi
Mogelijk gebeurde dit op aanwijzingen van de vestingbouwkundige Adriaen Anthonisz.
(griffier
(Atlas van de historische vestingwerken in Nederland. Dl. IIIb, De provincie Noordholland).
xiv
Rooyen, M. van, 1988, p.40.
xv
Dossier 439 Ib. Schrifturen door eisers .
Blaeu. De kaart kreeg daarmee ook een veel vroegere datering, namelijk ‘na 1660’. Zie: J.W.H.
xvi
Dossier 439 IIE. Informatie Zeghers .
Werner. Joan Blaeus worsteling met de Waterlandse steden. In: Jaarboek Oud-Monnicken-
xvii
Dossier 439 F1. Informatie Suys.
xviii
845.96., p.1027-1036, sententie 24-12-45.
xlviii
Brinkkemper e.a., 2000, p.53.
xix
Dossier 439 Id, Informatie Zeghers.
xlix
Kort tevoren waren dergelijke ‘aarden werken’ in Breda toegepast. Schukking, 1947, p.17.
xx
Waarschijnlijk volgde men hiermee de oorspronkelijke ‘route’ van de waterpoort en beek.
xxi
Dossier 439 Id en IIE. Informatie Zeghers.
xxii
Ze zijn op de tekening van Suys goed te zien.
xxiii
In de rechterbovenhoek van de tekening van Suys lijkt een dergelijke afsluiting te zien te zijn.
xxiv
Dit certificaat zit niet in het dossier. De vermelding komt voor in 847.19.173. de sententie van
xlvii
Jan Werner stelde in 2005 vast dat de zogenaamde ‘kaart van de Wit’ werd gemaakt door Joan
dam, 2006, p.41-65.
28-5-47. xxv
845.96, p.1027-1036, sententie ... 1545.
xxvi
De stukken die men zelf heeft geleverd.
xxvii
Het weerleggen van de bezwaren tegen getuigen, getuigenis of geschriften.
xxviii
Revisieverzoek.
86
87
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Wel en wee van Monnickendammers (en Markers) op zee
Met name de zeevisserij kent een lange traditie. Toen Romeinse soldaten in het begin van de jaartelling onze moerasdelta bezochten (van een land kon je toen nog niet spreken), ontmoetten zij bewoners, voor wie de visvangst een bron van bestaan was. De Germanen knoopten van moerasriet en biezen touwen en vlechtten daar visnetten van. Uit deze primitieve visserij ontwikkelde zich in de Middeleeuwen een volwaardige zeevisserij, die in de Gouden Eeuw uitgroeide tot een ‘principale goudmijne’. Het ‘zilver van de zee’ was een belangrijke pijler van de toenmalige economie, mede door de uitvoer naar het buitenland. De zeevisserij heeft ook haar steentje bijgedragen aan de ontwikkeling van de koopvaardij en de marine, want de kneepjes van het zeemansvak werden veelal op de vissersschepen ontwikkeld en aangeleerd. Het leven van de visser heeft altijd tot de verbeelding gesproken. De wispelturige zee en haar oneindige horizon gaven het beroep een romantisch tintje. Maar het vissersbestaan kende veel schaduwkanten. De zee eiste keer op keer haar tol en ook sociaal-maatschappelijk gezien was het bestaan van de visserman dikwijls weinig rooskleurig. De lonen waren laag en de bedrijfstak werd nogal eens door werkeloosheid getroffen. Tot ver in de twintigste eeuw werden de leefomstandigheden van de vissers veelal omschreven als ‘nette armoede’(2).
De ligging heeft een groot deel van haar geschiedenis bepaald. Een stad aan het water, waar eeuwenlang scheepsbouw en visverwerking de belangrijkste bron van inkomsten was. Op werven, ook wel hellingen genoemd, werden diverse typen schepen gebouwd, waaronder veel botters (4). Dat leverde werk op voor scheepmakers, houtkopers, kuipers, smeden die spijkers maakten, touwslagers die van hennep kabels rolden (5), mastenmakers die lange stammen uit Noorwegen bewerkten tot dragers van tuigage, zeilenmakers die van het canvas uit Frankrijk scheepszeilen maakten. Zeilen die behandeld werden met de bederfwerende bruingele verfstof taan, gemaakt van eikenschors. Deze ‘toeleveringsbedrijfjes’ waren meestal dicht bij de haven gevestigd. ‘Eigenaardig is het, dat in Monnickendam honderden botters zijn gebouwd, maar dat het als vissersplaats nooit veel heeft beHelling van Goor tekend. Van een vloot is nooit sprake geweest. Monnickendam was meer een plaats waar de vis verwerkt werd. Er waren rokerijen en inleggerijen. De gerookte bokking en paling uit Monnickendam was de lekkerste. De visventers zongen: ‘Lekkere paling, een dubbeltje een bos, wie maakt me los’ (6) De rokerijen dankten hun bestaan aan de haringafslag in de stad. Vissers van Marken, uit Bunschoten, Huizen, Durgerdam, Volendam en andere plaatsen waren al sinds 1446 verplicht hun haring in de steden af te leveren, ‘ten profijte van de bukking drogerijen (rokerijen) en daaraan verwante werkgelegenheid en nering’ (7). Een belangrijk deel van de vis werd uitgevoerd, vooral naar Duitsland. Ook de ansjovis was een belangrijke bron van inkomsten (8). De vangsten verschilden echter per jaar. Soms was er sprake van grote scholen, de andere keer liet het visje helemaal verstek gaan.
Monnickendam, stad aan het water Rond het midden van de 19e eeuw typeerde de Franse schrijver Alexander Dumas Monnickendam als ‘een klein dorpje, dat uit de zee schijnt op te komen’ (3). Een aardige beschrijving van de stad aan de Gouwzee, die deel uitmaakt van het IJsselmeer, in oude tijden het Almere genoemd.
De vaak ondiepe haven van Monnickendam bracht de zwaar beladen schepen met vis, turf, kolen en graan nogal eens in moeilijkheden. Het vereiste heel wat stuurmanskunst om de haven binnen te komen en veilig de losplaats te bereiken. Regelmatig kwamen er schepen vast te zitten, maar de hoge kosten die het uitdiepen van de haven met zich mee bracht, waren voor het stadsbestuur reden om zeer
1900-1940 (1) Ds. C.A.E. Groot
Wie onderzoek doet naar de herkomst van zijn familie, stuit nogal eens op varende en/of vissende voorouders. Niet zo vreemd natuurlijk, want de geschiedenis van ons land is vanaf haar ontstaan met de zee verbonden geweest. Een waterrijk land met een gunstige ligging, dat in het westen en noorden begrensd wordt door de Noordzee en waar transport over water (rivieren, kanalen), visvangst en scheepvaart al eeuwenlang een belangrijke rol spelen.
88
89
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
terughoudend te zijn met baggeren. Te meer omdat het ‘verzanden’ met een bepaalde stroming van het water te maken had, waardoor er van een definitieve oplossing geen sprake kon zijn. Voor de betrokkenen was het echter een vervelende, vaak kostbare en tijdrovende aangelegenheid. Monnickendammers op het water Monnickendammers bevoeren al eeuwen geleden de wereldzeeën. In de 16e eeuw bijvoorbeeld, haalden zij via de Sont (de smalle zeestraat tussen Zuid-Zweden en Denemarken), hout uit Scandinavië (9). Andere bestemmingen waren Zuid-Amerika (Brazilië), West-Afrika (Guinee) of Azië (China). Ook Russische havens werden bezocht (10). Enige trots is op z’n plaats, als we bedenken, dat Monnickendammer zeelieden
dammers reizen naar Oost- of West-Indië. Omdat de opvarenden dikwijls maanden, soms wel enkele jaren, onderweg waren, werd er voor het vertrek vaak een testament opgemaakt, met daarin regelingen voor vrouw en kinderen of familie. Bedenk wat zo’n lange afwezigheid voor de achterblijvers betekende! Menige vrouw zag haar man of zoon niet terug, niet elk kind zijn vader. Stormen, slechte hygiëne en voeding onderweg (waardoor bv. scheurbuik, vanwege vitaminegebrek) en zeerovers, vooral ter hoogte van Duinkerken en de straat van Gibraltar, waren daar debet aan (11). Die lange afwezigheid en de onzekerheid over het lot van vader of zoon leidde soms tot het aangaan van een nieuwe relatie van de echtgenote, zoals uit menig archiefstuk blijkt. Tientallen Monnickendammers waren actief als binnenschipper op een jaag-
Trekschuit
schuit en voeren via Buiksloot naar Amsterdam. Anderen naar Purmerend, Edam, Hoorn of Alkmaar (12). Ook het vervoer van personen, post en goederen naar het eiland Marken vroeg om bekwame stuurlui. Markers voeren in de 17e en 18e eeuw vaak uit ter walvisvaart. De dieren werden gevangen rond Spitsbergen en Groenland (13).
Manhattan begin 1600
omstreeks 1630 al in ‘Manhatten’ rondliepen, het eiland dat deel uitmaakt van het huidige New-York. En dat er rond 1654 bomen gekapt werden om nieuwe scheepsmasten te maken op wat nu ‘Broadway’ heet. (Een lange, bekende winkelstraat met veel theaters, caeg) In dienst van de V.O.C (1602-1799) of de W.I.C (1621-1792) maakten Monnicken90
Over walvisvaart gesproken. In 1752 verbleef er in Monnickendam enige tijd een zeeman uit Groenland. Hij was meegekomen op een Hollandse walvisvaarder. De man was een opvallende verschijning in de stad, omdat hij rondvoer in een kajak! Hij is vermoedelijk in Nieuwendam begraven, maar de kajak is jarenlang in Monnickendam bewaard en rond 1840 gekocht door koopman J.H. Meijer. Deze wilde de kajak teruggeven aan de rechtmatige eigenaar, het Groenlandse volk. Zowel vader J.H. Meijer, als zijn zoon, de toenmalige Monnickendamse onderwijzer A.F. Meijer, waren betrokken bij de Hernnhutters (Broedergemeente) in Zeist. Gevraagd werd of de Broeders in Zeist niet iets konden regelen via hun zendingspost op Groenland (14).
91
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Wateroverlast Vóór de afsluiting van het IJsselmeer, die plaatsvond op dinsdag 28 mei 1932, ’s middags om 13.02 uur, zorgden storm en hoog water voor veel ongemak. Met name de bewoners rondom de haven hadden daar regelmatig last van. De overstromingen van 1825 en 1916 waren echter extreem. Ze troffen de hele stad en omgeving en veroorzaakten veel schade aan huizen en dijken en overlast voor mens en dier. Ook het eiland Marken heeft menigmaal ‘onder water gestaan’. Beruchte jaren waren 1775/76, 1791, 1883 en 1916. Om zichzelf in veiligheid te brengen moesten de bewoners meestal enige tijd op zolder ‘wonen’. Een haringvisserij in Monnickendam We gaan twee eeuwen terug in de tijd. De Franse overheersing was voorbij, Napoleon Bonaparte voorgoed van het toneel verdwenen en koning Willem I soeverein vorst in de Nederlanden geworden. Na achttien jaar Frans bestuur, verkeerde Monnickendam, economisch gezien, echter in groot verval. Er werd ijverig gezocht naar mogelijkheden, om daar verbetering in te brengen. 8 oktober 1817 kwam burgemeester Daniël Arbman Dzn op het idee, om een haringvisserij op de Noordzee te gaan exploiteren, ‘ten voordeele van ons zoo zeer vervallen Stadje’. Samen met de bevolking bracht het stadsbestuur geld bijeen om schepen te kopen. Er volgde koninklijke goedkeuring (koning Willem I stak er zelf ook geld in) en zo werden er in 1818 drie haringbuizen aangekocht, die elk door circa vijftien Markers werden bemand. De ‘Monnick’ met als stuurman Cornelis Jans de Waart (Marken 1755-1822), de ‘Fortuin’ met als stuurman Cornelis Klaas Kes (Marken 1770-1818) en na diens overlijden in 1818 Klaas Jans de Waart (Marken 1785-1831). Het derde schip de ‘Hoop’ had Gerrit Putting (Marken 17611822) als stuurman. Op de werf van Pieter Kater werden de schepen reisklaar gemaakt. Het journaal van deze haringvisserij leert ons, dat de onderneming niet succesvol was. De (ont)vangsten wogen niet op tegen de uitgaven, waardoor er geld geleend moest worden om het scheepsvolk te kunnen betalen. Al in 1821 ging de zo enthousiast begonnen rederij failliet (15). Oorzaken van verval Dat faillissement werd mede veroorzaakt door een terugval in de visserij na 1800. Die terugval was echter al in het laatste deel van de 18e eeuw begonnen. Er kwam concurrentie van omringende landen, de visvangst werd minder (overbevissing?) en oorlogen leidden dikwijls tot grote schadeposten van vissers en reders, mede door een verbod om uit te varen. De koopvaardij en de overzeese handel kwamen 92
gaandeweg in de belangstelling en er ontstond een verandering van eetgewoonten. Europeanen aten steeds meer aardappelen en vlees en minder brood en vis. Het verval was zo groot, dat de Hollandse vissersvloot aan het einde van de Franse overheersing nog slechts drie schepen telde. De anderen waren vernietigd of opgelegd. En waren er in 1793 op Marken nog 38 stuurlieden of gezagvoerders van haringbuizen, in 1854 was hun aantal gedaald tot 14. Nee, de Noordzeevisserij was in de eerste helft van de 19e eeuw bepaald geen bloeiende bedrijfstak. Maar dat zou veranderen. Herstel Halverwege de 19e eeuw was er sprake van herstel. Technische vernieuwingen aan schepen en netten waren daar debet aan. In 1866 kwam er een nieuw type schip in gebruik: de logger, een kielschip van Franse oorsprong, dat de veel grotere en logge haringbuizen verdrong. Eerst ging het om zeilloggers, maar die werden gaandeweg vervangen door stoom- en motorloggers. Waren de eerste loggers nog van hout, vanaf 1878 werden ze van staal gemaakt. De jarenlang gebruikte hennep netten waren zwaar, waardoor de mazen aan de Logger bovenkant door het water werden dichtgetrokken en er dus minder vis in kon zwemmen. Machinaal gemaakte katoenen netten waren lichter, waardoor er met een langere vleet kon worden gevist. Dat leverde een winst op van gemiddeld 40%. Ze waren bovendien goedkoper en duurzamer dan de voorheen gebruikte netten. Periode van groei De groei zette door. De loggervloot breidde zich uit van 275 in 1900 naar 636 boten in 1914. Dat wil niet zeggen dat het altijd gouden tijden waren. Er waren ‘vette’ en ‘magere’ jaren. In de jaren 1885-1890 bijvoorbeeld, werden er grote hoeveelheden ansjovis gevangen, waardoor gezinnen een goed bestaan hadden. Maar rond 1895 was dat heel wat minder geworden, met als gevolg dat veel jonge vissers noodgedwongen aanmonsterden op loggers in het westen van ons land. Het Algemeen Handelsblad gaf in oktober 1904 een overzicht van het aantal man93
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
nen dat vanuit Monnickendam en Marken op haringloggers uit Vlaardingen voer. In 1899 kwamen er 76 van Marken en 19 uit Monnickendam. In 1900 was dat respectievelijk 93 en 12, in 1902 113 en 15 en in 1903 159 en 20. Een toename van vooral Markers. Gevaren Onder invloed van dreigende oorlogsomstandigheden nam de vraag naar vis weer toe, waardoor de prijzen snel stegen. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte daar niet direct een einde aan, maar vanaf 1917 werd het vissen erg riskant, toen Duitsland op 1 februari van dat jaar de onbeperkte duikbotenoorlog afkondigde. Schepen die zich in een bepaalde zone bevonden (ook de visgronden hoorden daarbij) konden, zonder waarschuwing vooraf, worden getorpedeerd. Een ander gevaar vormden de ‘onzichtbare sluipmoordenaars’, mijnen, door een journalist getypeerd als ‘de drijvende dood in stalen mantel’. Schepen konden op een mijn lopen, maar zo’n mijn kon ook in het net terechtkomen en ontploffen bij het binnenhalen van de vangst. De gevolgen laten zich raden. Mannen op zee Vanaf hier kijken we vooral naar de mannen en jongens, die betrokken waren bij de haringvisserij, koopvaardij en marine in de 20e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Hun wel en wee komt voorbij, waarbij het ‘wee’ de grootste plaats inneemt. Het gezegde ‘de vis wordt duur betaald’ is maar al te waar gebleken (16). Periode 1900-1913 Hare Majesteit bezoekt de vissersvlootschouw Er werd uitgezien naar vrijdag 3 augustus 1900. Koningin-moeder Emma en de 19-jarige koningin Wilhelmina zouden die dag een vlootschouw afnemen. Het was spannend, want de dagen ervoor waren de weersomstandigheden behoorlijk onstuimig. Maar op de dag zelf was het beter. Uit vrijwel alle steden en dorpen rondom de Zuiderzee waren ruim duizend botters gekomen, met daarop de gezinnen van de schippers en andere opvarenden. In elf lange rijen hadden ze zich bij Muiden opgesteld. De koninginnen kwamen per trein naar Weesp en werden vandaar naar het oorlogsschip Hr. Ms. ‘Buijskes’ vervoerd, dat even buiten Muiden lag afgemeerd. Twee fanfarekorpsen, het ene uit Edam o.l.v. dhr. Brouwer, het andere uit Broek in Waterland o.l.v. muziekonderwijzer Henricus Stapel, speelden afwisselend ernstige en vrolijke stukken, die zeer gewaardeerd werden. Voor vijf schippers, waaronder Cornelis Peereboom van Marken (17), was het een 94
bijzondere dag, want de majesteiten zouden een bezoek aan hun schip brengen, dat voor deze gelegenheid de Oranjevlag in top droeg. De organisatie had gekozen voor botters, die vijf soorten visvangst vertegenwoordigden: Vlootschouw bot, haring, ansjovis, garnalen en mosselen. Het waren schepen uit Huizen (Kos), Lemmer (Wouda), Wieringen (Metzelaar), Volendam (Tuijp) en Marken (Peereboom). De koninginnen werden in een sloep naar de verschillende botters gevaren, richtten het woord tot de opvarenden en stelden vragen over de visserij, over het huiselijk leven van de vissers en het leven aan boord. De majesteiten spraken meermalen hun verbazing uit over de geringe slaapruimte voor zulke grote mannen. Vier van de vijf schippers, waaronder Peereboom, kregen de zilveren medaille van Oranje-Nassau overhandigd. Tuijp van Volendam had er al een. Hij ontving een gouden horloge. Nadat de beide koninginnen op de ‘Buijskes’ waren teruggekeerd, begon een rondvaart langs de onafzienbare rij, met vlaggen versierde, schepen. Een kanonschot na afloop van het marinevaartuig de ‘Rinkelaar’, was het sein de zeilen te hijsen en de ankers te lichten. En terwijl de vissersvloot, met een flinke bries in de zeilen, naar huis terugkeerde, brachten de majesteiten nog een bezoek aan het Muiderslot. Toen de beide dames thuis waren, schreef koningin Wilhelmina: ‘Bij mijn terugkomst op Soestdijk voel ik mij gedrongen u (dhr. Calkoen, hoofd van de Zuiderzee-politie in Edam, die alles tot in de puntjes had voorbereid, caeg) nogmaals te verzoeken, mijnen warmsten en hartelijksten dank over te brengen aan allen, die mij heden op de Zuiderzee, op zoo treffende wijze hulde hebben gebracht (..) Ik verzoek u de vissersbevolking de verzekering te geven, dat zij mijn Moeder en Mij een onvergetelijken dag bereid heeft, die bij ons steeds in dankbare herinnering zal blijven’. Ook in Engelse, Duitse en Franse tijdschriften waren foto’s van de vlootschouw afgedrukt, meldde het Algemeen Handelsblad op 21 augustus.
95
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Veltrop vertelt Zoals eerder vermeld, veel Monnickendammers (en dat gold nog in veel sterkere mate van de Markers) waren voor hun bestaan afhankelijk van de zee. Jonge mannen gingen varen en verhuurden zich als matroos op loggers, gestationeerd in steden aan de Noordzeekust: Vlaardingen, Scheveningen, Katwijk en IJmuiden. Anderen maakten deel uit van de bemanning van schepen die de oceanen bevoeren. Hoe het leven van de scheepslieden en hun familie in de eerste helft van de vorige eeuw er uitzag, daarvan geeft de heer Veltrop een impressie: ‘Het leven op de loggers was hard. In weer en wind, regen, hagel, sneeuw moest al het werk met de hand worden gedaan tegen een karig loontje. Geleefd werd op scheepsbeschuit, harde kaak en dit moesten ook de jongens eten. Het loon werd uitbetaald nadat de besomming (de opbrengst van de vangst, caeg) was gemaakt. De bemanning kreeg daar een klein percentage van. De middenstanders moesten vaak de gezinnen van de varensgezellen poffen tot de logger binnen was. De Marker en Monnickendammers voeren op de Vlaardingse, Scheveningse en Katwijkse loggers. Veel van hen trokken later naar Duitsland, waar zij meer konden verdienen bij reders te Preussen-Geestem¸nde, Bremerhaven en Vegesack. Veel loggers voeren met een voltallige Marker bemanning, de schipper incluis. Een aantal Monnickendammer jongens waarmee ik op school liep, voeren eveneens. Jongens van 11 t/m 13 jaar die in de zomer meehielpen het brood voor het gezin te verdienen op de logger’ (18). Veltrop noemt een aantal van hen bij name: ‘Hendrik Vlugt; Jan Schaap; Krelis Uidam met zijn zoons Klaas, Outger en Siem; Jan Duif met zijn zoons Piet, Chris, Jan en Jaap; Piet van Dijk de voormalige veldwachter; Willem Bont; de broers Pieter, Tames, Willem en Dirk Ent en de gebroeders Jan en Sijbrand Bruin’. Over de dikgedrukte namen verderop meer.
Marken
96
Ontroerende taferelen Het waren altijd ontroerende taferelen, wanneer in juni een groot deel der mannelijke bevolking van het eiland Marken, door de vrouwen en kinderen uitgeleide werd gedaan, om op de loggers ter haringvisserij te gaan. Met de boot kwamen de mannen en jongens in
Monnickendam aan en gingen verder met de tram naar Amsterdam. In Amsterdam-Noord namen de varensgezellen de pont over het IJ en vervolgens de trein naar Vlaardingen, om van daar uit de Noordzee op te gaan. Gewoontegetrouw werd er voor het vertrek een kerkdienst gehouden en gebeden voor hen, die de gevaren van de zee zouden gaan trotseren. Was er sprake van een behouden thuiskomst, dan volgde een dankdienst (19). Op Marken was men zich er altijd van bewust dat één of meer van hen de tocht van hun eiland naar het westen misschien wel voor de laatste keer maakte. De vrouwen en kinderen wachtten na elke storm in angstige spanning op een bericht, of hun geliefden nog in leven waren. Typerend voor elk vertrek waren de woorden ‘Op hoop van zegen’, het gevleugelde woord van Heijermans’ toneelstuk uit 1900. Vechtpartijen Dat het er op de schepen wel eens heftig toe ging, leert ons een bericht uit 1904: ‘Onze Monnickendamse haringvissers hebben hun familie laten weten, dat zij nog geen vangst hebben gedaan en tengevolge van een hevige storm te Lerwick (stad op de Shetlandeilanden, deel uitmakend van Schotland, caeg) zijn binnengelopen, van waar ze de 20e juni weer in zee zijn gestoken. Ook heerst aan boord van sommige loggers grote onenigheid, waarvan men meent de oorzaak in financiële kwesties te moeten zoeken, wat echter niet met zekerheid kan worden opgegeven. Een Monnickendammer matroos heeft op het hijsen van de noodvlag op een der vaartuigen, zich derwaarts moeten begeven. Schipper en stuurman waren in de mast gevlucht. Ook in Vlaardingen heeft men, voor de reis begon, hevig gevochten’ (20). De Eerste Wereldoorlog 1914-1918 Op 28 juni 1914 werden in Serajevo (Servië) de Oostenrijkse troonopvolger, aartshertog Frans Ferdinand en zijn vrouw, doodgeschoten. De Eerste Wereldoorlog was er het directe gevolg van. Aan het eind (een wapenstilstand op elf november 1918) waren er drieëndertig landen officieel met elkaar in oorlog, ongeveer anderhalf miljard mensen, ruim tachtig procent van de toenmalige wereldbevolking. Twaalf landen bleven neutraal, waaronder Nederland, Spanje. Denemarken, Noorwegen, Zweden en Zwitserland. Ook Amerika was neutraal gebleven, maar dat veranderde toen op 7 mei 1915 onder de Ierse kust, Duitse torpedo’s het Engelse schip de ‘Lusitania’, met bijna twaalfhonderd mensen aan boord, waaronder 128 Amerikanen, tot zinken bracht. Dat veroorzaakte een anti-Duitse stemming, waardoor de Verenigde Staten in 1917 Duitsland de oorlog verklaarden. Het zou echter nog ruim een jaar duren voor het Amerikaanse leger in staat was een beslissende bijdrage te leveren aan de geallieerde inspanningen. 97
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Oorlog op zee De Eerste Wereldoorlog is bekend geworden als de loopgravenoorlog en de oorlog waar voor het eerst gifgas werd ingezet. De strijd werd echter niet alleen te land, maar ook op zee gevoerd. Duitsland had begin februari 1917 een onbeperkte duikbotenoorlog afgekondigd. Dat hield in dat ook handelsschepen uit neutrale landen zonder waarschuwing vooraf getorpedeerd konden worden. Berucht waren de acties van Duitse U-boten. Zeemijnen brengen dood en verderf Een ander wapen waren zeemijnen die, door zowel Engelsen als Duitsers, in de Noordzee werden gelegd. In september 1914 meldde de kapitein van een, uit Engeland aangekomen, Nederlands stoomschip, dat de dag ervoor een aantal Duitse stoomtrawlers, die men had overgeschilderd en de namen ‘Hull’ en‘Yarmouth’ had gegeven, er op betrapt waren mijnen in de Noordzee te strooien. In vier jaar tijd spoelden er op de Nederlandse kust zo’n zesduizend mijnen aan, waarvan bijna vijfduizend van Britse makelij. Getorpedeerd Naast barre weersomstandigheden hebben die mijnen voor veel schade aan zeeweringen gezorgd. Maar het aangerichte, persoonlijk leed, is daar niet mee te vergelijken. Die mijnen lagen niet alleen in de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Ook de Zuiderzeevaart tussen Noord-Holland en Friesland werd er soms door onveilig gemaakt. In maart 1917 hadden vissers zo’n drijvende mijn gezien, die in zuidelijke richting afdreef.
Vesta 1917
98
Monnickendammer in Duitse dienst Willem Ent (21), geboren in 1884, was gruttersknecht, maar is op een later tijdstip gaan varen. In augustus 1914 (de Eerste Wereldoorlog was dus net begonnen) was hij matroos op de Duitse logger ‘Vesta’ uit Emden en ondervond hij aan den lijve dat het oorlog was.
De bemanning was juist bezig haar potje gereed te maken, toen Engelse schepen op hen (er waren meer schepen bij elkaar) afkwamen. Vier loggers werden de grond in geboord en twee werden er buitgemaakt. De zevenendertig opvarenden werden te Inverness in Schotland aan de monding van de Ness, aan land gebracht, omdat ze voor Duitsers werden aangezien. Naast Willem Ent waren er tien zeelieden van Nieuwediep, zeven van Marken, één van Edam, één van Volendam, zes van Hindelopen, één van Maassluis, één van Nes en negen van Terschelling aan boord. Aan het optreden van kapitein Dekker, gezagvoerder van het schip de ‘Nicolaas’ hadden de zeelieden het te danken, dat ze vrijgelaten werden, hoewel het eerst de bedoeling was om hen meer in het binnenland op te sluiten. Maar kapitein Dekker had er echter voor gezorgd dat ze allemaal bij hem aan boord konden komen en hij ze vergoeding kon schenken voor de doorstane angst en de vele ontberingen. De mannen hadden zo’n honger dat de kok twee dagen en twee nachten aaneen werk had, om hen van alles te voorzien. Terug in IJmuiden kreeg Ent reisgeld en kon hij naar zijn moeder in Monnickendam, die aan het Zuideinde woonde. ‘Hij was heel boos op de mensen die hem dat leed hadden aangedaan. Maar omdat hij zich op een Duitse logger bevond, zou hij, wanneer hij wat gekalmeerd zou zijn, gaan begrijpen, dat hij voor een Duitser werd aangezien en de Engelsen, gelet op de staat van oorlog waarin Duitsland en Engeland zich bevonden, niet anders konden handelen. Hij moest dankbaar zijn dat hij nog leefde, want het ook heel anders kunnen aflopen’, aldus de verslaggever van de krant. Of hij opnieuw naar zee is gegaan, is me niet bekend. Wel dat hij, ongehuwd, op 18 juni 1940, in Amsterdam is overleden, vermoedelijk in een ziekenhuis. Met het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam het dienen op Duitse schepen ten einde. Dat werd al duidelijk in het najaar van 1913. Toen de matrozen – in Duitse dienst – aan het einde van het visseizoen afmonsterden, konden velen van hen geen contract afsluiten voor 1914, hoewel men toen nog niet wist, dat er in dat jaar een oorlog zou ontstaan. Menig Marker had offers gebracht om, via een opleiding in Duitsland, zijn diploma als stuurman Walvisvaart 99
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
of schipper te halen. Vanwege kerkelijke twisten was zo’n opleiding via de Markervisserijschool enige tijd niet mogelijk (22). Pieter Zeeman overleeft beschieting Pieter was visser op de Noordzee, maar bij het uitbreken van de oorlog naar Marken teruggegaan. Hij was bang en nam zich voor op het eiland te blijven, tot er een rustiger tijd zou zijn aangebroken. Zijn minder vreesachtige kameraden vertelden hem echter over de goede vangsten die ze maakten en daardoor liet de 19-jarige Zeeman zich verleiden om het oorlogsgevaar te trotseren. Op vrijdag 23 oktober 1914 ging hij aan boord van de IJmuider stoomtrawler ‘Catharina’. Het schip was de dag daarna nog maar net enkele minuten uit de kust, toen Pieter zich, geheel onverwachts, tussen het door hem zo gevreesde oorlogsvuur bevond. De granaten vlogen over het schip en in de onmiddellijke nabijheid dook telkens een onderzeeër op. Deze werd beschoten, waardoor de stoomtrawler zich in groot gevaar bevond. Engelse matrozen wenkten de bemanning van de ‘Catharina’ om terug te keren, omdat de strijd ernstig was. Het schip lag echter aan de vleet en moest dus eerst het net inhalen, waarna het in gezelschap van de ‘Nelly Gesina’ uit IJmuiden uit het oorlogsgebied vluchtte. De vissers zagen een schip branden en meenden ook te zien dat twee andere zonken. Toen Zeeman op Marken was teruggekeerd, had hij de schrik nog in de benen van wat hij had gezien en meegemaakt. Hij besloot zich voor- lopig niet meer op de Noordzee te wagen (23). Tien doden door zeemijn Het telegrafisch bericht van de rederij kwam in Monnickendam hard Maria Christina aan, toen bekend werd dat de 34-jarige Juriaan Bos op tragische wijze was omgekomen (24). Hij voer op de motorlogger VL 40 ‘Maria Christina’ van de rederij Jacob Goudappel uit Vlaardingen. Dat schip was op 27 oktober 1914, rond drie uur, op een mijn gelopen en binnen een minuut gezonken, ongeveer veertig mijl uit de kust, ter hoogte van IJmuiden. Niemand van de veertien opvarenden had de ramp overleefd. Juriaan was vier jaar gelukkig getrouwd ge100
weest met Grietje Schipper, afkomstig van Marken, maar het echtpaar had geen kinderen. Op Marken was het verdriet echter vele malen groter, want op de ‘Maria Christina’ voeren ook negen Markers, die het geen van allen hadden overleefd (25): 1. Cornelis Kes Jzn, geb. 8 november 1884, zoon van Jan Cornelis Kes (Marken 1851-1946) en Eefje Outgers Uidam (Marken 1850-1914). Cornelis was in 1916 getrouwd met Aaltje Kaars (Marken 1887-1918), dochter van Jaap Kaars en Neeltje van Dijk. ‘Ook omgekomen uit Buurt IV was de 38-jarige Cornelis Kes, nalatende een jonge weduwe. Met hem, was omgekomen zijn 31-jarige broer Klaas Kes. Deze broer liet een weduwe met drie jeugdige kindertjes achter. De oude moeder van die gebroeders Kes, had ditmaal twee zoons verloren. Ze beweende daardoor drie op de Noordzee omgekomen zoons’. 2. Cornelis Kes Czn, geb. 27 december 1875, zoon van Cornelis Klaas Kes (Marken 1897-?) en Neeltje Elberts Peereboom (Marken 1901-?). Cornelis was in 1910 getrouwd met Lobbetje Pereboom (Marken 1877-1934) die in 1919 hertrouwde met Klaas Roos. 3. Willem Visser, geb. 29 mei 1886, zoon van Dirk Klaas Visser (Marken 1857-1931) en Sijtje Willems Kes (Marken 1860-1935).Willem was (nog) niet getrouwd. ‘Hij dacht in het najaar in het huwelijk te treden. Een nieuwe woning was voor hen in aanbouw. Hij liet na zijn bedroefde ouders, twee zusters en een broer en zijn meisje’. 4. Pieter Zondervan, geb. 11 mei 1869, zoon van Dirk Aris Zondervan (Marken 1824-1878) en Aagtje Pieters de Waart (Marken 1831-1886). Pieter was in 1892 getrouwd met Trijntje Willems van Dijk (Marken 1867-1952). ‘De 45-jarige Piet Zondervan was met zijn 22-jarige zoon Dirk omgekomen, nalatende zijn treurende weduwe met een zoon en een dochtertje. Een dubbel zware slag werd aan dat gezin toegebracht’. 5. Dirk Zondervan, geb. 26 augustus 1892, zoon van de zojuist genoemde Pieter Dirks Zondervan en Trijntje Willems van Dijk. Dirk was niet getrouwd. 6. Pieter de Wit, geb. 9 juli 1887, zoon van Cornelis Pieters de Wit (Marken 18561896) en Aaltje Klaas Visser (Marken 1859-1924). Pieter was niet getrouwd. 7. Klaas de Groot, geb. 31 december 1872, zoon van Jan Cornelis de Groot (Marken 1841-1910) en Neeltje Klaas Kes (Marken 1847-1883). Klaas was in 1905 getrouwd met Marie Dirks Uithuisje (Marken 1874-1939). Burgemeester de Groot moest Marie gaan meedelen, dat ze weduwe was geworden en haar twee jonge kindertjes hun vader hadden verloren. ‘Uit de mond hunner kinderen hoorde ik vragen: ‘Mem, komt ta dan niet meer terug’? Hoe trof deze vraag van de kindertjes de diep geschokte moeder’. 8. Pieter Taanman, geb. 27 augustus 1894, zoon van Cornelis Cornelisz Taanman 101
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
(Marken 1876-1929) en Lobberig Jans Teerhuis (Marken 1853-1914). Pieter was niet getrouwd. Drie weken daarvoor had hij zijn moeder naar het graf gedragen. 9. Dirk Moenis, geb. 29 maart 1899, zoon van Hein Cornelis Moenis (Marken 18661943) en Neeltje Dirks Teerhuis (Marken 1868-1912). Dirk was niet getrouwd. ‘Van de Moeniswerf hadden Hein Moenis en echtgenote hun enige zoon Dirk, hun hoop op de toekomst, verloren’. Ooggetuigen vertellen De logger KW 152 ‘Agatha Maria’ was in de onmiddellijke nabijheid van de VL 40. De beide schippers spraken met elkaar, toen het ongeluk gebeurde. ‘Een van de jongens, die met een keteltje van voor naar achter ging, werd de lucht in geslingerd. Drie van de opvarenden sprongen in zee. Ze werden allemaal door Namenlijst Markers WO 1 de zuiging de diepte in getrokken. Binnen tien seconden was er van de logger en de bemanning niets meer te zien’, aldus de schipper van de KW 152. Ook de stoomtreiler ‘Otono’ had de ramp zien gebeuren. ‘Vlak bij het schip had zich plotseling een waterzuil verheven en was het vaartuig gaan zinken. Aan dek waren twee mannen en een jongen. De mannen hadden de jongen (vermoedelijk gaat het om de 15-jarige Dirk Moenis) nog over boord gegooid om hem een kans op behoud te geven, maar dit had niet mogen baten. De gehele bemanning was verdronken’, aldus het verslag van een opvarende. Het was de grootste tragedie voor het eiland sinds 1833, toen er acht Markers om het leven kwamen (26). De ramp voorspeld Merkwaardigerwijs was de ramp ‘voorspeld’ door de oude (hij was al in de tachtig) Marker Piet de Jong (Marken 1832-1920) getrouwd met Marie Erf (Marken 18341905). En ook wat er aan de ramp voorafging, nl. dat honger de mannen naar de Noordzee zou drijven, had hij voorzegd. Dat laatste was zeker het geval. Ontroerend is, wat burgemeester de Groot schreef over de reacties op de ramp, met name bij de families die een geliefde hadden te betreuren. U las het (cursief) bij de namen van de omgekomenen. En wat was het een moeilijke opdracht voor de 102
burgmeester en de beide predikanten van Marken, om de droeve boodschap over te brengen. ‘Heel Marken weende. De vreemdeling die Marken betreedt moge wel bedenken dat daar velen treuren over die omgekomen familieleden en veler leven daardoor is gebroken, zodat levensvreugde en vrolijkheid voor die stakkerds hebben opgehouden te bestaan. Hun donkere kleding is het bewijs van hun rouw en leed. Het bedroeft hen levenslang dat hun geliefde doden op de zeebodem moeten rusten en zij hun laatste rustplaats niet op het eiland mochten hebben’(27). Hulp van alle kanten ‘De Markers hebben het aangezien, dat de oorlogvoerenden hun vissersschepen en onze grote stomers tot zinken brachten. Zij hebben hun leven moeten wagen op de onveilige zee om niet van honger te sterven en om de hongerdood uit hun gezin te weren. Ze hebben geduldig hun plichten vervuld in het leger en bij de marine. Zij hebben hun doden te betreuren en de bangste ogenblikken van groot gevaar doorleefd’, aldus een scribent van een krant. Er moest wat gedaan worden, want er was op Marken geen fonds, dat aan de getroffen gezinnen iets kon uitBurgemeester de Groot keren. Daarom vormden burgemeester de Groot, Ds. H.C. Rutgers, Gereformeerd en Ds. J.J.H. Klomp, Ned. Hervormd, een comité, met het doel een fonds te stichten, waaruit de weduwen en wezen konden worden ondersteund. In verschillende nieuwsbladen werd een advertentie geplaatst, waarin op zoveel mogelijk landgenoten een beroep werd gedaan, om de ongelukkige Markers financieel te helpen. H.M. koningin Wilhelmina was de eerste die ƒ 100,overmaakte. Via collectes werd in Monnickendam ƒ 226,25 opgehaald, in Katwoude ƒ 26,50 en in Broek in Waterland ƒ 137,94. Toen in mei 1915 de balans werd opgemaakt, bleek er bij het comité ƒ 8847,92 te zijn binnengekomen, omgerekend naar vandaag ongeveer 78.000 euro. Daarnaast werd door het Vissers Weduwen- en Wezenfonds te Vlaardingen een bedrag van ƒ 1995,- uitgekeerd. Er was dus flink wat geld beschikbaar (28). Tweede huwelijk van weduwe Grietje Schipper Grietje Schipper, de weduwe van Juriaan Bos, hertrouwde op 1 mei 1919 met visser en bootwerker Dirk Plat. Dat tweede huwelijk gaf bij de Burgerlijke Stand echter problemen, omdat er van Juriaan geen officiële overlijdenspapieren waren. De Ar103
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
rondissementrechtbank van Haarlem moest er aan te pas komen. Op 28 januari 1919 werd het overlijden van Juriaan Bos officieel vastgesteld en was voor Grietje de weg vrij om een nieuw huwelijk aan te gaan. Grietje en Dirk kregen een zoon, Jacob, geboren 11 april 1922, overleden 11 februari 2003, in oktober 1942 getrouwd met Catharina Brouwer uit Ilpendam. Hoewel Juriaan op 27 oktober 1914 is verdronken, werden er nadien twee kinderen geboren, die op zijn naam stonden, met Grietje Schipper als moeder: Dirk op 16 november 1915 en Jacob op 5 december 1917, de laatste overleden op 21 juli 1918. De aangifte gebeurde door de vroedvrouw, Alida Roeper. Uit correspondentie van het stadsbestuur met de rechtbank in Haarlem blijkt dat Dirk Plat de vader van deze twee kinderen was. Zij waren verwekt toen er nog geen sprake was van de officiële ontbinding van het huwelijk van Juriaan Bos en Grietje Schipper. Dirk, die bij zijn geboorte Bos als achternaam had, is in 1937 Plat gaan heten. Toen hij op 9 april 1981 in Monnickendam overleed, werd hij begraven als Dirk Plat (29). Hendrik Bootsman krijgt beloning Zeelieden zijn vaak op elkaar aangewezen. Dat was ook het geval in een situatie, waar Hendrik Cornelis Bootsman bij betrokken was (30). Geboren op 4 maart 1881 in Volendam was hij in oktober 1907 met zijn gezin in Monnickendam komen wonen. Hij was toen boer of boerenknecht, maar is op een later tijdstip gaan varen op het, in 1894 gebouwde, s.s.‘Flora’, destijds een van de kleinste schepen van de KNSM, met een bemanning van slechts negentien personen. Hendrik was er bij toen de ‘Flora’ op 22 september 1914 een groot aantal schipbreukelingen uit het water haalde en aan boord nam. Logistiek gezien een moeilijke klus, want waar haal je op zo’n klein schip, voor zoveel mensen eten vandaan? En hoe voorzie je hen van kleding? Vanwaar deze reddingsoperatie? Op die 22e september voeren drie Britse pantserkruisers, de ‘Aboukir’, de ‘Hoque’ en de ‘Cressy’, op de Noordzee, ongeveer 30 mijl uit de Hollandse kust, ter hoogte van de Nieuwe Waterweg. Geheel onverwachts werden de schepen een voor een geraakt door torpedo’s, afgevuurd door een Duitse U-boot. Alle drie de kruisers zonken en van de circa 1800 opvarenden konden er ‘slechts’ 288 worden gered. Ondanks het grote verlies van mensenlevens en drie schepen, was men in Engeland de bemanning van de ‘Flora’ bijzonder dankbaar. Toen het schip de haven van Leith binnenvoer (de havenstad van het Schotse Edinburgh, caeg), werd het luid toegejuicht door matrozen en mariniers van de daar liggende Engelse oorlogsschepen. Op de kade verdrong zich een dichte menigte, die het schip wilde zien, dat zoveel dappere landgenoten van een wisse dood had gered. Maar daarmee is het verhaal nog niet af. Nadat de gezagvoerder van de ‘Flora’ de 104
Ondergang Aboukir-Hogue
zilveren medaille uitgereikt had gekregen, vanwege het redden van zoveel opvarenden, was het de beurt aan de bemanning. Op 20 december 1914 kreeg elk lid van de ‘Flora’, waaronder Hendrik Bootsman, tien pond sterling, omgerekend ƒ 120,-, in die tijd een groot bedrag. Vandaag zou het ruim 1200 euro zijn geweest. Ondergang van het s.s. ‘Flora’ Het kan verkeren. Een paar maanden later, op 4 april 1915, strandde de ‘Flora’ bij het Engelse Bristol en ging verloren. De gezagvoerder en de bemanning werden in Brittannië enige tijd onder militair toezicht gesteld, zonder dat zij overigens in haar vrijheid van beweging werd belemmerd. Pas op 5 mei was de bemanning terug in Nederland. Hendrik Bootsman heeft die ondergang van het schip niet meegemaakt. Toen hij de gift uit Engeland ontving, was hij werkzaam in de koekfabriek van Monnickendam, met aan het hoofd directeur dhr. J. Zeelte. Een paar maanden daarna is Hendrik Bootsman naar zijn geboortegrond Edam vertrokken. Piet van Dijk gevangen genomen Op 18 maart 1915 werd het s.s. ‘Batavier V’, een half uur na vertrek uit Hoek van Holland, op de Noordzee aangehouden door de Duitse onderzeeboot U 28. Hetzelfde lot trof even later het s.s. ‘Zaanstroom’, vertrokken uit IJmuiden. De ‘Zaanstroom’ probeerde eerst nog weg te komen, maar na een schot voor de boeg werd aan het bevel om te stoppen toch maar voldaan. 105
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Beide schepen waren op weg naar Engeland, maar kregen het bevel om naar Zeebrugge te varen. Nog twee andere schepen, de ‘IJstroom’ en de ‘Rijnstroom’, werden ook door de U 28 bedreigd. De ‘Zaanstroom’ had 300 ton eieren aan boord. Een deel daarvan was afkomstig van een eierhandelaar uit Barneveld, die met dit schip 85.000 eieren naar Londen had willen overbrengen. Hoewel hij de laatste tijd alle zendingen verzekerd had, was dat dit keer niet gebeurd! Een flinke strop dus, want ongeveer 60% van de goederen werden geconfisqueerd, omdat ze bestemd waren voor landen van het Gemenebest, waarmee Duitsland in oorlog was. Daarna werd het schip in de Belgische plaats, door de Duitsers als destilleerschip in gebruik genomen (31). Het andere schip, de ‘Batavier V’, gebouwd in 1903, was bij aanhouding geladen met stukgoederen en geslacht vee. Van de stukgoederen werd zo’n 50% in beslag genomen. De ‘Batavier V’ werd op 16 juli 1915 weer vrijgegeven, waarna aan het einde van de maand de dienst op Londen kon worden hervat (32). Tijdens de aanhouding van genoemde schepen waren twee bemanningsleden uit Monnickendam aan boord. De 29-jarige Piet van Dijk (33) en een zekere Hendrik Woedema, die ik niet heb kunnen thuisbrengen. Wie op welk schip voer is niet duidelijk. De bemanning van beide schepen is echter vrijgelaten, want de twee Monnickendammers arriveerden, gezond en wel, rond 20 maart met de tram in Monnickendam. Piet van Dijk, nog steeds varensgezel, heeft zich in de winter van 1923 van z’n beste kant laten zien. Drie dochtertjes van Engel de Boer en Margaretha Koster, waaronder de driejarige Johanna, vermaakten zich op dinsdagavond 20 februari, door zich met een sleetje van de helling, lopende van het Zuideinde naar de Gooische kade, te laten glijden. Tot het misging en de drie meisjes de haven in gleden. Het ijs was niet sterk genoeg en alle drie gingen kopje onder. Piet van Dijk zag het gebeuren en bedacht zich geen ogenblik. Hij sprong de meisjes na en smaakte het genoegen ze alle drie op het droge te kunnen brengen. Op 1 februari 1924 kreeg hij een aanstelling als nachtwacht. Begin april 1928 werd hij op het stadhuis gehuldigd, omdat hij binnen 25 jaar zes kinderen uit het water had gered. In tegenwoordigheid van het politiekorps overhandigde de burgemeester de redder namens het Carnegie-Heldenfonds een getuigschrift in lijst en vijftig gulden contanten. Stadgenoot S In januari 1917 meldt een krant dat er grote onzekerheid bestond over het lot van een jonge stadgenoot S. Ondanks intensief speurwerk heb ik niet kunnen achterhalen om wie het gaat. Hij voer op het in 1903 gebouwde s.s. Themis, een schip van de K.N.S.M. waarvan men al enkele weken niets meer had vernomen. Het 106
schip was op donderdag 21 december 1916 om elf uur, met ruim duizend ton steenkool voor de Nederlandse regering, vanuit Newcastle naar Amsterdam vertrokken, maar daar niet aangekomen. Later bleek dat de ‘Themis’, niet lang na het vertrek uit Engeland, op een Duitse mijn was gelopen, waarbij alle negentien opvarenden, waaronder s.s. Themis vier gehuwden, om het leven waren gekomen. ‘De ouders van S hebben nu twee zoons op zee hebben verloren’, aldus de krant. Op 28 april 1917 meldde de HC, dat de stoomtrawler ‘Wilhelmina’ (de IJmuiden 35) een koffer uit zee had opgevist met daarin scheepspapieren, passen van de bemanning, een certificaat van de kapitein P. Burghout en geldwaarden. De koffer was bij de autoriteiten afgegeven. Economisch slechte tijd De oorlog kende niet alleen gevaren op zee. Ook de inkomsten van matrozen, werkzaam op schepen elders, stonden op het spel. In 1917 meldde een krant: ‘Het vooruitzicht voor onze haringvangst is niet rooskleurig, daar de oorlogsomstandigheden het verblijf op de Noordzee onmogelijk maken. De loggermatrozen van hier en het eiland Marken zullen dus tot werkeloosheid gedoemd zijn, evenals de Scheveningse vissers’. Omdat in de jaren 1917 en 1918 veel schepen niet konden uitvaren vanwege brandstofgebrek, was een derde tot de helft van de vissers in die tijd zonder werk. Na de oorlog was er sprake van een korte opleving, maar met ingang van 1920 werd de bedrijfstak in een diepe crisis gedompeld. In de jaren dertig werd de situatie nog ongunstiger en dat betekende voor veel vissers werkeloosheid, met bittere armoede als gevolg. Het probleem werd nog groter als er sprake was van een strenge winter. Dat betekende geen werk in de rokerijen en ook geen werk op de scheepshellingen. De werknemers werden ontslagen en mochten terugkomen als er weer kon worden gevist. Werklozen konden in een gebouw aan de Oude Zijds Burgwal manden vlechten en kisten timmeren, bestemd voor de visventers en de visverwerkende bedrijfjes, aldus dhr. Veltrop blz. 17vv.
107
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Pieter Ent verdronken Pieter Ent, geboren in Monnickendam op 23 mei 1883 in een huis op de Groote Noord, was een broer van de eerder genoemde Willem Ent. Evenals zijn broer was Pieter eerst werkzaam als gruttersknecht, maar is hij op enig moment gaan varen. In 1918 komen we hem tegen als matroos op het Zweedse stoomschip ‘Vichia’ dat in november van dat jaar op weg was van New-York naar Holland. Tijdens een storm is de ongetrouwde Pieter Ent bij een stortzee overboord geslagen en verdronken. De gebeurtenis betekende opnieuw verdriet voor zijn moeder Ariaantje Smits, weduwe sinds 1900. Ze woonde in het Zuideinde 77 en kreeg het droevige bericht van de burgemeester te horen. Balans van de Eerste Wereldoorlog De Eerste Wereldoorlog heeft niet alleen op het vasteland van Europa, maar ook op zee heel wat mensenlevens gekost. Een overzicht van de schepen die verloren gingen en het aantal daarbij omgekomen personen. De eerste kolom betreft de koopvaardij, de tweede de visserij: 1914 7 schepen, 42 personen 4 schepen, 29 personen 1915 16 schepen, 16 personen 16 schepen, 89 personen 1916 34 schepen, 117 personen 21 schepen, 165 personen 1917 64 schepen, 107 personen 47 schepen, 144 personen 1918 26 schepen, 105 personen 83 schepen, 365 personen Totaal 147 koopvaardijschepen en 862 personen plus 151 vissersschepen en 792 personen. De Eerste Wereldoorlog kostte zestien Markers en tenminste drie Monnickendammers het leven. Het grote aantal gezonken en vermiste schepen was vooral het gevolg van de verscherpte duikboten-oorlog in 1917. Ook de vele zeemijnen eisten hun tol. Maar velen had geen keus. Vanwege armoede werden de vissers er toe gedreven om uit te varen, met alle risico’s van dien. Langdurige onzekerheid Achtergeblevenen leefden vaak weken, maanden, soms jaren in onzekerheid wat er met hun geliefden was gebeurd. Een voorbeeld. Mijn grootvader heeft tussen 1914 en 1918 vier zonen verloren. één van hen, Jacob Groot, bleek in februari 108
1917 te zijn verdronken. Dat werd echter pas vijftig jaar later! bekend, toen de Duitse marine-archieven openbaar werden. De Duitse onderzeeër U59 had niet alleen het schip van mijn voorouder – de Charlois – nabij de Noorse kust getorpedeerd, maar tijdens het ene! jaar van zijn bestaan, ook nog twaalf andere schepen tot zinken gebracht. Totdat de U59 in april 1917 op een mijn van eigen makelij stuitte en zonk. Tussen de twee wereldoorlogen Hoewel de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 officieel door een wapenstilstand was beëindigd, betekende dat niet het einde van alle ellende op zee. Er lagen nog veel mijnen in het water, die allemaal opgeruimd moesten worden en daar zou heel wat tijd mee gemoeid zijn. Ook na die elfde november zaaiden zeemijnen nog dood en verderf. Wisselende verdiensten Zekerheid over de verdiensten was er feitelijk nooit. De inkomsten verschilden per jaar. In februari 1920 kwam het bericht dat, vanwege de slechte toestand waarin het bedrijf verkeerde en de nog slechtere vooruitzichten, de Vereniging van Haringhandelaren te Vlaardingen had moeten besluiten het gehele bedrijf stop te zetten. Dat was voor de Monnickendammer en Marker loggermatrozen een triest bericht, omdat velen van hen dienst deden op Vlaardingse loggers. Eind 1924 lag de zaak weer heel anders. De ruim 250 vissers van Monnickendam en Marken, die de gehele herfst op loggers op de Noordzee hadden gevaren, keerden in december terug naar huis. De verdiensten waren bevredigend geweest, veel beter dan het jaar daar voor, dank- zij de hoge haringprijzen. Een jaar later was het echter weer uiterst schraal. De loggers kwamen, na lange reizen, binnen met 5 tot 8 last haring (34). De krant schreef: ’t Is Angstig wachten op de thuiskomst zeer te hopen, dat betere vangsten 109
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
Hollandse matrozen hebben weer eens een staaltje van heldenmoed gegeven. Hulde aan deze kranige redders en in het bijzonder aan onze stadgenoot’. Daarmee is het verhaal echter nog niet af. In december 1923, kreeg Hendrik Vlugt van H.M. de Koningin een medaille als beloning voor verleende diensten en ontving hij, als blijk van waardering, ook nog een zilveren horloge en een oorkonde. Het ‘toeval’ wil dat Hendriks zoon, Cornelis Vlugt, tijdens zijn militaire dienst, in 1948 op dezelfde Reede van Semarang heeft gelegen, zo heeft hij mij verteld. De oorkonde wordt door de familie bewaard. Johan de Witt
binnenkort ook de verdiensten wat ruimer maken, te meer ook, daar de visserij op de Zuiderzee verre van rooskleurig is’.
Hendrik Vlugt
Oorkonde Vlugt
110
Hendrik Vlugt onderscheiden Op de Reede van Semarang (Noord-Java, Indonesië) vond een ongeluk plaats. Een inlandse vissersprauw koos met mooi weer zee. Maar toen het schip een flink eind uit de kust was, kwam er plotseling een zware storm opzetten. De prauw probeerde in veilige haven te komen, maar door een rukwind sloeg het vaartuig om, waardoor de bemanning met de dood werd bedreigd. Op het in 1920 gebouwde schip de ‘Johan de Witt’, dat te Semarang afgemeerd lag, had men de situatie opgemerkt. Negen moedige mannen, waaronder Monnickendammer Hendrik Vlugt (35), begaven zich vrijwillig in een reddingsboot en slaagden erin, ondanks de hoge zee en met gevaar van eigen leven, de gehele bemanning van de prauw veilig aan land te krijgen, waar ze van droge kleren werden voorzien. De redders kregen elk een zilveren horloge met inscriptie overhandigd en ook nog eens vijftig gulden de man. ‘Onze
Piraterij in de 20e eeuw Je zou denken dat piraterij in het Europa van de 20e eeuw verleden tijd zou zijn. Niet dus. De in 1893 geboren Monnickendammer Simon van Oostveen (36) kreeg er mee te maken. Simon, geruime tijd werkzaam als boerenknecht bij de familie Dirk Klomp in Katwoude, is naar Monnickendam teruggekomen en gaan varen. In maart 1937 (het was de tijd van de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939) behoorde hij tot de bemanning van het koopvaardijschip s.s.‘Triton’ van de K.N.S.M, toen het schip door een vaartuig met Spaanse Nationalisten van generaal Franco werd aangehouden en naar Ceuta overgebracht (37). De ‘Triton’ was op 4 maart uit Barcelona vertrokken en via Valencia op weg naar Amsterdam. De lading, 200 ton stukgoederen en 30.000 kisten sinaasappelen werd in beslag genomen en te Ceuta gelost. In die haven lagen nog meer ‘fruitboten’, een Zweedse, Noorse, Deense en een paar uit België. De ‘Triton’ was het eerste Nederlandse schip dat z ’n lading kwijtraakte, maar er zouden er nog meer volgen. Generaal Franco, in gevecht gewikkeld met de Spaanse regering, wilde op deze manier het handelsverkeer belemmeren. Tijdens het lossen dat zes dagen duurde, werd de bemanning uiterst gul voorzien van wijn en... sinaasappelen! En toen de ‘Triton’ op 12 maart werd vrijgegeven, werd er vijfendertig ton kolen aan boord gebracht, ter compensatie van het verleden verlies! Simon van Oostveen heeft het allemaal van dichtbij zien gebeuren, maar had bij thuiskomst geen schadelijke gevolgen aan dit avontuur overgehouden. Wel kon hij een geweldig verhaal vertellen over piraterij anno 1937! Onderzeeër in Monnickendam De meeste Monnickendammers waren bekend met een diversiteit van schepen. Maar een bericht in de krant van 7 juni 1939, maakte velen nieuwsgierig. De 22e juni zou op de werf van de firma Klaas Hakvoort (Urk 1915-Monnickendam 1997) een Engelse onderzeeër worden gesloopt. Belangstellenden mochten het schip komen bezichtigen. De schrijver van het bericht merkt daarbij op: ‘Overigens is 111
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
het wel veelzeggend dat één der werven in Monnickendam zich thans op de sloperij moet gaan toeleggen, hoe verstandig deze bedrijfsomzetting dan ook is. Op deze manier blijft er arbeid en dat is zeker een voorname factor’ (38). De Tweede Wereldoorlog Op 1 september 1939, vroeg in de morgen, viel Duitsland Polen binnen. Twee dagen later verklaarden Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog. De Tweede Wereldoorlog was begonnen. In ons land werden de strijdkrachten gemobiliseerd en door de regering een verklaring afgelegd dat men, evenals in de Eerste Wereldoorlog, neutraal wilde blijven. Maar toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnen vielen, werd het slecht bewapende Nederlandse leger in korte tijd onder de voet gelopen. De Duitse bezetting was een feit toen, na het bombardement op Rotterdam op 15 mei de capitulatie moest worden getekend. Een deel van de Koninklijke Marine was het echter gelukt om tijdig naar Engeland uit te wijken. De situatie verslechterde toen de aanval van Japan op de Amerikaanse vloot in Pearl Harbor en de Britse gebieden in de Pacific op 7 december 1941 leidde tot een oorlogsverklaring van Nederland aan Japan. Omdat de Britten en Amerikanen zware verliezen leden, kwam ook het toenmalig Nederlands Indië in de frontlinie te liggen. De verdediging van de Hollandse kolonie verliep dramatisch. Tijdens de beruchte slag in de Javazee op 27 februari 1942, gingen talloze schepen verloren, terwijl de personele verliezen immens waren. Overgave was onontkoombaar. Een jarenlange Japanse overheersing begon. Op 10 mei 1940 bevond zich een groot deel van de koopvaardijvloot buitengaats. Het Slag in de Javazee, 1942 scheepvaartbesluit van de Nederlandse regering in ballingschap verplichtte de bemanning echter om zich ten dienste te stellen van de oorlog. Dus bleven ze voor koningin en vaderland oceanen bevaren, maar wel met constant gevaar van eigen leven. Het ging om 850 schepen, vrachtschepen, tankers, sleepboten, passagiersschepen en kustvaarders, met zo’n 18.000 bemanningsleden, waarvan 12.000 Nederlanders. Zelf nauwelijks bewapend, werden ze 112
onderweg regelmatig bestookt door Duitse en later ook Japanse onderzeeërs, torpedojagers en bommenwerpers. Hierdoor gingen 525 schepen verloren en zijn er tussen de 3300 en 3600 zeelieden op Nederlandse schepen om het leven gekomen. De geallieerden waren in strijd met de Japanners, die Hongkong, de Filippijnen, Malakka en Singapore hadden veroverd. In 1942 was het toenmalige Nederlands Indië aan de beurt. Er waren veel verliezen door de luchtaanvallen van de Japanners. Minstens 1600 Nederlandse militairen kwamen om, 915 marinemensen vonden een zeemansgraf. Twee schepen, de Hr. Ms. ‘de Ruijter’ (Schout-bij-nacht Karel Doorman) en de Hr. Ms. ‘Java’(Kapitein-ter-zee P.B.N. van Straelen) werden tot zinken gebracht. Van de ‘Java’ dat 526 bemanningsleden en opvarenden telde, overleefde slechts een handjevol. Oege Jansen in Nederlands-Indië Oege Jansen werd op 13 oktober 1918 in Monnickendam geboren (39). Hij is bij de marine terecht gekomen en opgeklommen tot seiner, telegrafist op Hr. Ms. ‘Java’. Het schip vertrok in mei 1938 naar Indonesië. Vanaf 10 mei 1940 voerde de ‘Java’ konvooidiensten uit, hetgeen betekent dat het koopvaardijschepen begeleidde. Op 27 februari 1942 is de ‘Java’ tijdens de slag in de Javazee, om 23.20 uur getorpedeerd door de Japanse kruiser ‘Nachi’. Het werd geraakt bij de achterste munitiebergplaats. Door de geweldige explosie brak het gehele achterschip af. De oude kruiser uit de beginjaren twintig begon snel te zinken. Iedereen moest het schip onmiddellijk verlaten, maar er was geen tijd om sloepen of reddingsvlotten uit te zetten. Veel van de mannen die in het water waren geHr. Ms. Java sprongen, verdronken, onder wie de commandant. Het schip was binnen vijftien minuten in de golven verdwenen. Slechts veertien van de 526 bemanningsleden en opvarenden werden opgepikt door Japanse torpedobootjagers en overleefden de Slag in de Javazee. (Andere bronnen spreken over 21 overlevenden). Onder hen was echter niet Oege Jansen. Hoewel ons land officieel pas op 10 mei 1940 bij de Tweede Wereldoorlog betrok113
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
ken raakte, waren er tot januari 1940 al dertien schepen ten onder gegaan, waarbij 184 slachtoffers waren te betreuren. Daar waren ook Monnickendammers en een Marker bij betrokken. Hun wel en wee leest u in de verhalen elders in dit boekje:’Jonge Monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de Noordzee’ en ‘Oorlogsmonumenten 1940-1945’.
Bronnen * Vissers van de Noordzee, dr. J.P. van der Voort, Boekencentrum Den Haag 1975 * Het zilver van de zee, A. v.d. Veer en A. Aarsbergen * Een zee te hoog, H.A.H. Boelmans-Kranenburg en J.P. van der Voort * Canon van Waterland. Waterland in 23 verhalen * Schepen op zee, vissen in het net, in de serie: ‘Waterland, waar blijft de tijd’, Jaap Haag.
Besluit Door de eeuwen heen zijn er honderden schepen gezonken, waarbij een onbekend aantal bemanningsleden en opvarenden het leven hebben verloren. Een telling over de periode 1860-1976 geeft aan dat het om 917 vaartuigen gaat, waarbij 3245 opvarenden zijn omgekomen. Onder hen de Monnickendammers en Markers, waar u over hebt gelezen. Bij ouders, kinderen, echtgenotes en verloofden moet dat onnoemlijk veel verdriet teweeg hebben gebracht. Maar de klok tikte door. Na elke ramp, na elke vermiste visser, stuurman, matroos of scheepsjongen, ging het leven verder. Ik eindig mijn verhaal over het ‘wel en wee van Monnickendammers en Markers op zee’ met een verwijzing naar het vissersmonument op Urk. Tegenover de gedenkplaat met tientallen namen van op zee omgekomen vissers, staat het beeld van de Urker vissersvrouw. Op de sokkel is een gedeelte van een vers uit het laatste Bijbelboek aangebracht: ‘en de zee was niet meer’. Op de – door God beloofde – nieuwe aarde, zal het water nooit meer slachtoffers maken! Waarvan acte! Urker vissersmonument
* Een oorlogsramp op het eiland Marken; het vergaan van de stoomlogger ‘Maria Christina’, de VL 40, W.A. de Groot, gepensioneerd burgemeester van Marken, 1991 * De ondergang van de Copernicus VL 46, Cor Visser, 2009 * Registers Burgerlijke Stand van Monnickendam en Marken * Herinneringen aan Oud-Monnickendam, J. Veltrop, 1975 * Botters, J. Peereboom, de Alk, Alkmaar * Het eiland Markers en zijn bewoners, Fr. Allan * Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1998 ‘Varende voorouders’ * Jaarboekjes Oud Monnickendam (JOM plus jaartal) * Monnickendam in Waterland, A. van Overbeeke, 2005 * Internet: Site: Decorati, met de namen van allen die in de Eerste en Tweede Wereldoorlog zijn onderscheiden Site: Veteranen-online met een gedenkrol van alle omgekomenen van de Kon. Marine 1939-1962 en een chronologisch overzicht van alle incidenten op zee. Afkortingen loggers: VL – Vlaardingen; KW – Katwijk; IJM – IJmuiden. VD – Volendam.
Geraadpleegde kranten: Purmerender Courant (PC) Nieuwe Purmerender Courant (NPC) Schuitemakers Purmerender Courant (SPC) De Waterlander (WA) De Monnickendammer (MO) Provinciale Noord-Hollandse Courant (PNHC) Landelijke kranten.
Ds. C.A.E. Groot: cae-grootAzonnet.nl __________ Noten 1. Het was mijn bedoeling om alle verwijzingen naar een krantenartikel te vermelden. Het werden er echter zoveel, dat ik daar vanaf heb gezien, uitzonderingen daar gelaten. Wie wil weten welk bericht uit welke krant komt, kan mij mailen. Ik heb dit jaar deels Marken erbij betrokken, omdat er vanouds verbindingslijntjes waren met de bewoners van het voormalige eiland. Veel Marker meisjes werden dienstbode in Monnickendam en
114
115
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
trouwden nogal eens met een jongen uit Monnickendam. Na de grote brand op Marken in 1903
11. Berucht was de Oostzaanse zeerover Claes Compaen (1587-1660), zie het boek Claes Compaen,
kwamen een aantal Marker gezinnen naar Monnickendam, omdat hun huis geheel was afgebrand. Veel
zeerover in de gouden eeuw. Historische uitgaven Oostzaan.
middenstanders uit Monnickendam hadden ventwijken op Marken.
12. Je komt ze al tegen in de Vroedschapresoluties voor 1600. De geschiedenis van het transport over
2. Meer over het sociale leven van de visser en zijn familie in: ‘Het zilver van de zee’, blz. 104vv.
water is beschreven door dhr. J. Dehé in zijn boek: ‘Een slaafsch en ongezond bedrijf’, de geschiedenis
3. Alexander Dumas was een Frans schrijver van vooral historische romans. Hij schreef ook artikelen
van het vervoer over water in Waterland, 1630-1880. Zie ook JOM 1997 over de geschiedenis van de
voor kranten en tijdschriften.
aanleg van de wagenwegen en trekvaarten in Waterland.
Zie voor het ontstaan van de stad: ‘Monnickendam in Waterland’, A van Overbeeke, blz. 35vv.
13. Toen de walvisvaart in haar eerste bloeiperiode was, voeren een aanzienlijk deel van de Markers op
e
4. Halverwege de 16 eeuw waren er in Monnickendam zes hellingen/scheepswerven, maar die zijn
Groenland. Genoemd worden met hun schepen: Elbert Janse – d’ Eendracht; Muus Cornelisse – de
gaandeweg de 17e eeuw teloor gegaan, ‘vermits wij onse groote zeevaert quijt zijn, de timmeragije teniet,
Noordpool; Outger Elberts – Fortuna; Klaas Pieters – Harlingen; Pieter Pietersz – de Walvisch; Jan
de hellinghen gansts vergaen, de lijnbanen aff gebroken ende bij naest te niet ende dat meer is, JOM 1988
Tijmense – Noord-Holland en Cornelis Jacobse – de Hoop.
blz 31vv. Er zijn andere hellingen voor in de plaats gekomen. In 1808 waren er weer zes. In JOM 1992
14. Uit een briefwisseling met dhr. M. Zaremba, zomer 2013.
vanaf blz. 109, een overzicht van de scheepswerven in de periode 1893-1920. Zie ook Veltrop blz. 27vv.
15. JOM 1976 ‘Journaal wegens het oprichten eener haringvisscherij’ blz. 55vv; Waterland archief
5. Over de lijnbanen (touwslagers), zie JOM 1994, blz. 63vv. De Groote Noord en de Gooische Kaai
Purmerend archiefnummer 0480 Haringvisserij 1815-1820.
waren het centrum van deze bedrijvigheid, JOM 1996.
16. Een gevleugeld woord uit het beroemde toneelstuk ‘Op hoop van zegen’ uit 1900 van Herman
6. Peereboom, blz. 48. Dat neemt niet weg dat Monnickendammers wel op de Zuiderzee visten. In 1898
Heijermans.
had Monnickendam 28 vaartuigen, bemand met 58 ‘koppen’; Marken 180 vaartuigen met 364 ‘koppen’
17. Het gaat om de op 19 augustus 1842 geboren Cornelis Pieters Peereboom, overleden 20 maart 1921,
MO 29 juli 1900. Zie ook Veltrop blz. 32. ‘De Markers zijn wel eens de vissers van Monnickendam
zoon van Pieter Klaas Peereboom en Lobbetje Klaas Visser. Cornelis trouwde (1) op 23 mei 1869 met
genoemd’, schrijft mevrouw van Overbeeke in ‘Monnickendam in Waterland’, blz. 89.
Trijntje Heins Kes (Marken 1842-1872) en (2) op 29 november 1891 met Neeltje Klaas Visser (Marken
7. Meer hierover in JOM 1977, blz. 41v (locaties), JOM 1978, blz. 35v. Het verhaal van dhr. Appel in JOM
1847-1918).
1982, blz. 16vv geeft uitgebreide informatie over het roken van de vis en de bokkinghangers. Een
18. Veltrop, blz. 25 en 26
uitbreiding van zijn gegevens in JOM 1992, blz. 102. Zie ook Veltrop blz. 30. De maatregel om de vis aan
19. Vissers van de Noordzee 104vv. In de grote kerk op Marken hangen allerlei typen vissersvaartuigen.
te voeren bij een visafslag ‘werd ook uitgevaardigd ter bewaking van de kwaliteit van de vis. Visopko-
Het accentueert de ‘band’ van de Markers met het water.
pers hadden schepen met een bun, een ruimte onder het schip waar het zeewater door openingen in
20. SPC 26.6.1904
beide wanden, vrijelijk doorstroomt. Als de vis daarin te lang bewaard werd, kwam dat de kwaliteit
21. Willem Ent is op 1 oktober 1884 in Monnickendam geboren, in een huis aan de Grote Noord. Hij was
niet ten goede’ (Bron: De magie van Monnickendam, geen paginanummer).
een zoon van boerenarbeider Pieter Ent (Monnickendam 1854-1900), die op 6 november 1881 trouwde
8. ‘Een groot deel van de burgerij vindt zijn bestaan in de verwerking en handel van haring en
met Ariaantje Smit (Ilpendam 1854-Monnickendam 1941). Willem was een broer van Pieter Ent die
ansjovis’. In JOM 1991, blz. 88 een overzicht van de aangevoerde haring tussen 1835 en 1886, idem de
verderop aan de orde komt. Ook zijn broers Tames (Monnickendam 1886-1960) en Dirk Ent (Monnic-
ansjovis, periode 1857-1866; JOM 1992, blz. 87vv, over de periode 1890-1920.
kendam 1889-1956) waren enige tijd als varensgezel actief op het water.
9. JOM 1982 blz. 74 ‘Monnickendammers voeren (met koggeschepen die al in het jaar 1000 bestonden,
De ‘Vesta’ is tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitse handen gekomen. Het werd op 14 mei 1944,
een voorbeeld in het museum, zie ook de afbeelding in JOM 1988 blz. 78) reeds drie en vier eeuwen
varend in convooi, aangevallen door een Britse bommenwerper en ging ten onder. Zeventien
geleden over de wereldzeeën. Drs. Th. G.A. Bos noemt een hele reeks Monnickendammers die al in de 16e
bemanningsleden konden worden gered, tien raakten vermist. Meer over dit schip in ‘De ondergang
en 17e eeuw grote reizen over zee maakten. Bekijk het kaartje van de reizen. Zie verder de VOC-bronnen.
van de ‘Vesta’ (1944) van Willem A. van der Hidde.
Informatief over de vroege zeevaart (16e eeuw) is ook de bijdrage van dhr. J. Haag in JOM 2011 over
22. De Groot blz. 11. Die visserijschool bestond overigens wel. Op 1 december 1915 zouden de lessen
schipper Sijmen Lamberts Mau.
beginnen. Directeur was Dirk de Waart Czn; les gegeven werd er door K. Brug, het hoofd van de Chr.
Een derde bron is ‘The prehistory of the New Netherland Company, Simon Hart, Amsterdam 1959. Het
School, de arts P.N. van Beusekom en visser Klaas Teerhuis.
is in z’n geheel te lezen op internet en noemt verschillende schepen en schippers uit Monnickendam.
23. Pieter Zeeman is op 8 september 1895 op Marken geboren, zoon van Klaas Zeeman (Marken
10. Met schaamte moeten we erkennen, dat het niet altijd alleen om suiker, koffie, ivoor, specerijen,
1866-1911) en Lijsje Kaars (Marken 1864-Amsterdam 1948) Op 17 maart 1923 is Piet Zeeman getrouwd
bont, goud, zout, aardewerk of porselein ging. Er werden ook ‘zwarte mensen’ vervoerd, met name
met Marie Teerhuis, geboren op Marken 10 augustus 1895, dochter van Dirk Teerhuis (Marken
door de W.I.C!
1850-1932) en Lijsbet Zeeman (Marken 1851-1931).
116
117
wel en wee van monnickendammers (en markers) op zee
24. Juriaan Bos werd op 23 april 1880 in Monnickendam geboren op de Nieuwezijds Burgwal, zoon van
Zuiderzee naar een Zweeds schip ging dat, tien kilometer uit de kust, geruime tijd vast zat in het ijs.
Adriaan Cornelis Bos, venter in galanterieën (Monnickendam 1846-1908) die op 17 oktober 1875 trouwde
Hendrik en Neeltje zijn beide na 1939, ws in Volendam overleden. Ze hadden drie kinderen.
met (1) Trijntje Juriaans Voortman (Monnickendam 1843-1886) en (2) in 1886 met Aaltje Adriaans Meet
Terzijde, Klaas Cornelisz. Mol, de vader van Neeltje, schipper op de botter VD 288, was op 27 maart
(Monnickendam 1852-1945). De familie Bos is in 1760 vanuit Hoorn naar Monnickendam gekomen.
1896, tijdens een zware storm, samen met een zoon, verdronken bij Terschelling. Zijn lichaam was
Juriaan was visser, later schipper, toen hij op 29 december 1910 trouwde met dienstbode Grietje
gevonden en op 1 april in Volendam begraven.
Schipper, geboren 6 januari 1883 op Marken, overleden in Monnickendam op 27 oktober 1958, dochter
31. Toen deze Belgische havenstad ontruimd werd, werd het schip op 17 oktober 1918 tot zinken
van Jacob Cornelis Schipper (Marken 1839-1907) en Jannetje Jongejaap Roos (Marken 1844-Monnicken-
gebracht. Het jaar daarop werd het schip echter gelicht, gerepareerd en verkocht als s.s.Westland,
dam 1920). Grietje was op 21 december 1910 vanuit Landsmeer in Monnickendam komen wonen.
varend onder Belgische vlag. Gedurende de Tweede Wereldoorlog lag het schip onder de naam s.s.
Juriaan en Grietje woonden na hun huwelijk aan het Zuideinde, het huidige nummer 49.
Baltannic in Nieuw-Zeeland en deed dienst als koelschip. Het schip werd in 1958 in Schotland gesloopt.
25. De bijzonderheden bij de namen – cursief gedrukt – komen uit het boekje van burgemeester De Groot.
32. Dat was echter maar van kort duur, want een klein jaar later, toen het onderweg van Londen naar
26. De Groot vertelt dat tachtig jaar eerder Marken ook was getroffen door het verlies van acht
Rotterdam was, is het op 17 mei 1916, in de buurt van het lichtschip ‘Inner Gabbard’ op een Duitse mijn
bemanningsleden. ‘Mag men de registers van de Burgerlijke Stand geloven, dan zijn in het tijdvak
gelopen. Van de 29 opvarenden kwamen een passagier en drie bemanningsleden, waaronder de 2e en de
1812-1914 in totaal 19 Markers op de Noordzee omgekomen en werd Marken getroffen door een ramp op
3e machinist, om het leven. De lading, 750 ton rijst en een goudzending ter waarde van ƒ 840.000,- be-
de Noordzee, bij het vergaan van een haringschip in 1834 waarbij acht Markers het leven verloren’. Hij
stemd voor de Nederlandse Industriële Handelsbank ging verloren.
doelt zeer waarschijnlijk op de ondergang van het schip ‘De Groote Visscherij’ op 2 september 1833.
33. Pieter van Dijk, op 22 mei 1885 geboren, overleden te Monnickendam op 4 september 1964, was de
Daarvan is in april 1834 voor de rechtbank van Hoorn een acte opgemaakt. Dit waren de acht
zoon van een ongehuwde moeder Fransje Bos (Ilpendam 1861-Hilversum in 1941). Pieter is erkend door
opvarenden, allen op Marken geboren: Cornelis Klaas Vlasbloem, 17.2.1809; Pieter Klaas Vlasbloem,
de vader, Jan van Dijk (Monnickendam 1857 – Amsterdam 1937), die op 27 februari 1886 in Monnicken-
8.6.1819; Klaas Jacobs Pereboom, 27.1.1803; Cornelis Klaas Pereboom, 7.1.1803; Jan Cornelis Oversloot,
dam met Fransje is getrouwd.
23.1.1791; Jacob Klaas Kes, 24.11.1820; Elbert Jans Pereboom, 25.5.1793 en Rein Jansz Zeeman, geb.
Pieter was eerst varensgezel, vanaf februari 1924 nachtwacht en agent van politie, op 3 december 1911
9.1.1820.
getrouwd met Johanna Groen, geboren in Monnickendam op 13 augustus 1874, overleden aldaar op 16
27. De Groot, blz. 11, 15, 24.
april 1958, dochter van schipper Dirk Groen (Purmerend 1837-Monnickendam 1920) en Helena de Boer
28. Toen in 1923 het fonds VL 40 was uitgeput, werd de verzorging van de gezinnen voortgezet,
(Ilpendam 1838-Monnickendam 1916). Johanna Groen was weduwe van Philippus Vlugt, in 1909
krachtens de Zee-oorlogs-ongevallenwet van 1919. Een paar jaar eerder was er een Oorlogs-ongevallen-
overleden. Meer over Piet van Dijk in JOM 2012 blz. 14 en 15.
wet aangenomen, maar uitkeringen werden alleen toegekend als het om ongevallen ging, die in
34. Een last haring staat gelijk met ongeveer 17 kantjes (houten haringtonnen). Afhankelijk van de
verband stonden met de oorlog. Deze wet eindigde in 1918. Een verbetering van de sociale omstandig-
grootte van de haring gaan er in zo’n ton 600 tot 1000 haringen.
heden werd afgedwongen door een felle staking in het haringbedrijf in 1938.
35. De familie Vlugt, oorspronkelijk afkomstig uit Loosdrecht, is aan het einde van de 18e eeuw in
29. Dirk Plat is op 6 maart 1873 te Broek in Waterland geboren, overleden in Monnickendam op 4
Monnickendam terechtgekomen. Hendrik Vlugt, bijgenaamd ‘de Antwerper’, is op 9 augustus 1898 in
november 1964. Uit dit huwelijk werd op 11 april 1922 nog een zoon geboren, Jacob Plat. Het gezin Plat
Monnickendam geboren en daar overleden op 10 mei 1984. Hij was een zoon van Philippus Vlugt
is in augustus 1934 vanuit Broek in Waterland naar Monnickendam gekomen en woonde Roozendaal 1.
(Monnickendam 1876-1909) en Johanna Groen (Monnickendam 1874-1958). Johanna hertrouwde met
Grietje Schipper is op 27 oktober 1958 in Monnickendam overleden. Zie voor vroedvrouw Alida Roeper
Pieter van Dijk, zie noot 33.
JOM 2006, blz. 150.
Hendrik trouwde op 9 juli 1925 met Maria Helmig, geboren in Ilpendam op 6 november 1897,
30. Hendrik is op 4 maart 1881 in Volendam geboren, zoon van Cornelis Cornelisz Bootsman, alias
overleden in Monnickendam op 17 december 1968. Jan Haakma vertelt in zijn boekje ‘Herinneringen
Slappe Kees (Volendam 1843-Egmond 1927) en Trijntje Hendriks Schilder, alias Trijn van Raampoort
aan mijn jeugdjaren’ dat Hendrik in 1947 de portemonnee gevonden had die hij (Haakma) was
(Volendam 1848-1913), op 11 juli 1875 in Edam getrouwd. Op 30 april 1905 is Hendrik in Volendam
verloren. De omroeper maakte het bericht bekend. Dhr. Veltrop schrijft, dat Hendrik Vlugt eerst
getrouwd met Neeltje Klaas Mol, geboren Volendam op 10 januari 1885, dochter van schipper Klaas
postloper was en later doodgraver is geworden. Hij bewoonde een huis op het Weezenland (nr.7) dat
Cornelisz. Mol, alias Klaas Sans (Volendam 1851-1896) en Grietje Tames Koning (Volendam 1848-1887).
nog een zeer oude, zeldzame, antieke gevel uit 1592 had. Dat jaartal in Romeinse cijfers was in één van
Hendrik Bootsman is in oktober 1915 teruggegaan naar Volendam en daar eendenhouder geworden,
de balken geschreven. Zijn huis en ook dat van dhr. J.C. Groenewoud aan de Haven, is om die reden
was voorzitter van de eendenhoudersclub St. Gerardus aldaar. In de Telegraaf van 8.2.1941 staat een
door de vereniging Heemschut opgekocht en gerestaureerd. De bond Heemschut was opgericht tot
verhaal dat Hendrik elke dag met een groep mannen en met gevaar van eigen leven, over het ijs van de
behoud en restauratie van oude gebouwen met bijzondere architectuur.
118
119
36. Simon was in mei 1935 naar Amsterdam verhuisd. Hij werd op 8 juli 1893 in Monnickendam geboren, zoon van Ransdorper Simon van Oostveen (1854 – Monnickendam 1898, begr. Berkhout) in
Jonge Monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de Noordzee
1871 getrouwd met Eefje Visser (Purmerend 1852 – Berkhout 1945). Zijn vader stierf toen hij vijf jaar was. In Amsterdam is Simon in 1943 getrouwd met Wilhelmina van der See, geb. Amsterdam 1904,
Ds. C.A.E. Groot
overl. na 1990, mogelijk Purmerend. Simon is blijven varen als matroos op de grote vaart, op 14 december 1973 in Amsterdam overleden. 37. Ceuta is een havenplaats in het oostelijk deel van Marokko, ten zuiden van de straat van Gibraltar. Het was destijds in Spaanse handen. 38. PNHC 7 juni 1939. 39. Oege Jansen was een zoon van schilder, Oeds Jansen (Bovenkarspel 1877-Amsterdam 1940), op 11 juli 1912 in Monnickendam getrouwd met Aagje Raggers(Monnickendam 1884 -1963). De familie Raggers was rond 1780 in de stad komen wonen. Uit dit huwelijk vier kinderen tussen 1913 en 1925, waaronder dus Oege. Oeds eerste vrouw, Jaapje Springer, met wie hij op 16 mei 1907 trouwde, was op 21 juli 1911 overleden. Het gezin Jansen is op 22 juni 1923 naar Soest gegaan, maar kwam 11 april 1925 weer terug naar Monnickendam. Op 4 september 1929 vertrok het gezin naar Amsterdam.
Oorlog op zee Op zee begon de Tweede Wereldoorlog niet in 1940, maar al op 3 september 1939. Twee dagen eerder waren zesenvijftig Duitse divisies, ondersteund door vijftienhonderd vliegtuigen, Polen binnen getrokken, waarna Engeland en Frankrijk, Hitler de oorlog hadden verklaard. Vanaf dat moment probeerden beide kampen te beletten, dat schepen met ‘vijandige lading’ hun bestemming zouden bereiken. Daarbij zaaiden de Duitsers met hun mijnen en onderzeeërs, direct vanaf het begin, dood en verderf op zee. Internationale verdragen over rechten van neutrale handel en scheepvaart werden genegeerd. Nog voor ons land op 10 mei 1940 daadwerkelijk met DuitsSimon Bolivar land in oorlog raakte, waren er al vierentwintig schepen door Duitse mijnen, torpedo’s en bommen vernietigd. Gedurende de hele Tweede Wereldoorlog waren er aan Nederlandse zijde 7000 doden te betreuren, waaronder ruim 3600 mannen van de koopvaardij. Er gingen 423 schepen verloren (1). Drie scheepsrampen binnen tien dagen In november 1939 vonden er, kort achter elkaar, drie scheepsrampen plaats. _ De eerste betrof de in 1924 gebouwde tanker ‘Sliedrecht’, die op 17 november, onder de Ierse kust, door een Duitse U-boot werd getorpedeerd. Zesentwintig mensen kwamen om. _ Op 27 november liep het passagiersschip ‘Spaarndam’, op weg naar Antwerpen, in de monding van de Theems op een mijn. Het schip werd door de klap op een zandbank geworpen en stond bijna een dag in brand, voor het wrak in
120
121
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
het ondiepe water wegzakte. Er waren zes slachtoffers te betreuren, vijf bemanningsleden en een bejaarde passagiere (2). _ De ramp met het ruim 8000 ton metende s.s.‘Simon Bolivar’ op 18 november spande echter de kroon (3). Vanaf 1927 voer dit passagiersschip, een keer of vijf per jaar, heen en weer naar West-Indië. Met negen dagen vertraging was het in de nacht van 8 op 9 november de haven van Amsterdam binnengelopen. Vertraging, omdat het bij de ingang van het Kanaal door Britse oorlogsschepen was aangehouden en gecontroleerd op ‘vijandelijke lading’. Interview kapitein Voorspuij Kapitein Hendrik Voorspuij, geboren in september 1888 te Groot Ammers en sinds 1920 gezagvoerder bij de K.N.S.M. had bij thuiskomst aan journalisten laten weten, dat de ‘Simon Bolivar’ een ‘lekkere schuit’ was. Hij voer al enige tijd op dit schip en daarvoor op het s.s.‘Venezuela’ dat sinds 1927 eigendom van de K.N.S.M. was en in mei 1938 uit de vaart was genomen. ‘In de vorige wereldoorlog heb ik ook op zee gezeten. De situatie was dikwijls penibel en soms scheelde het niet veel. Maar ik heb het er altijd goed van afgebracht, goddank. Gisteren hebben we op de Noordzee, vlakbij de ‘Simon Bolivar’, nog een mijn gezien. We hebben ’m kunnen ontlopen. Die verraderlijke krengen. stuurhuis Simon Bolivar Enfin, volgende week varen we uit voor de zoveelste reis naar de West. Op hoop van zegen. Zelfs de beste zeeman heeft z’ n lot niet in eigen hand. Gevaren móet er worden en je moet maar vertrouwen op je zeemanschap en op je goeie gesternte’. Iets meer dan een week na het interview, vertrok hij opnieuw met de ‘Simon Bolivar’ naar het Caraïbisch gebied.
Cornelis Gerrit Jonker
122
Vierhonderd opvarenden Aan boord waren 265 passagiers, waaronder 34 kinderen beneden de twaalf en 9 onder de één jaar. Het aantal bemanningsleden bedroeg 133, waarvan de jongste vijf-
tien jaar was: Cornelis Gerrit Jonker uit Monnickendam, een zoon van Maarten Jonker en Antje Schaap. Als leerling-stoker zou hij met dit schip zijn tweede reis gaan maken (4). De passagiers van de ‘Simon Bolivar’, in de wandelgangen de ‘Simon’ genoemd, vertegenwoordigden twaalf nationaliteiten. Onder hen waren 76 Britten, waarvan velen, na een periode van verlof, met hun gezinnen terugkeerden naar hun standplaatsen in West-Indië of Zuid-Amerika. Dertig van hen waren medewerkers van de BPM, de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Vijfenveertig Joodse vluchtelingen uit Duitsland en andere Europese landen namen het zekere voor het onzekere en verlieten Europa, met als bestemming Chili. Onder hen een Duits-Joodse vrouw van 78 jaar, de oudste passagiere. Het typeert de neutraliteit van Nederland, dat er zowel Duitsers als Engelsen aan boord waren, terwijl beide landen officieel in staat van oorlog verkeerden! Het grootste aantal passagiers – 122 – was van Nederlandse afkomst. Veel van hen maakten voor het eerst van hun leven een zeereis, zoals de ouders van de schrijver. Willem Groot en Charlotte Groot-Carrière, op 9 november in Zeist getrouwd, waren Leger des Heilsofficieren en hadden van het hoofdkwartier in Amsterdam opdracht gekregen om, gedurende een periode van zeven jaar, in Willemstad op Curaçao een jongenshuis te gaan leiden. Vertrek in de nacht De ‘Simon Bolivar’ verliet op vrijdag 17 november 1939, om tien uur ’s avonds, de Surinamekade in Amsterdam (5). Rond twee uur ’s nachts passeerde het schip de sluizen van IJmuiden. Dat laatste was verrassend, want veel passagiers meenden dat de Noordzee bij daglicht overgestoken zou worden. Het was nieuwe maan en dus weinig zicht. In het donker van de nacht zette het schip koers in zuidwestelijke richting. In het Caraïbisch gebied zouden meerdere havens worden aangedaan, met als eindbestemming Paramaribo. De reis was bepaald niet zonder risico’s. Hoewel de zee op dat moment redelijk kalm was voor de tijd van het jaar, moest het schip z’n weg vinden door (letterlijk) een mijnenveld (6). Angstige voorgevoelens Het vooruitzicht om een zee vol met mijnen, over te steken, benauwde menigeen. Verschillende opvarenden hadden duistere voorgevoelens als ze aan hun aanstaande vertrek dachten. De scheepsarts, die gevraagd was om mee te gaan, ‘voorvoelde’ de ramp. Twee dagen voor het vertrek annuleerde hij zijn contract! Zijn plaats werd ingenomen door de 29-jarige arts A.J.H. Ebes. Ook dhr. J. Veldhuyzen, die met zijn vrouw en één-jarig zoontje met dit schip naar 123
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Curaçao terug zou reizen, was er niet gerust op. Veertien dagen daarvoor had hij gedroomd dat het schip op een mijn liep en zonk. Met die droom in zijn achterhoofd nam hij de nodige voorzorgsmaatregelen, die hij wellicht anders achterwege zou hebben gelaten. Onvoldoende veiligheidsmaatregelen De bemanning had begin vrijdagmiddag een sloepenrol gehouden, maar die met de passagiers was uitgebleven (7). Dat kan te maken hebben gehad met het feit, dat er op het laatste moment nog passagiers arriveerden, sommigen pas een uur voor vertrek. Wel hingen de sloepen los in de davits (draaibare stangen waaraan boten worden opgehangen, caeg), om in een zo kort mogelijke tijd gestreken te kunnen worden. Het uitblijven van de sloepenrol voor de passagiers was echter, gezien de gevaarlijke omstandigheden op zee, een onzorgvuldig omgaan met de veiligheidsmaatregelen. Het gevolg was, dat lang niet alle passagiers in de hut hun zwemvest konden vinden. En sommige ouders kwamen tot de ontdekking, dat er geen rekening met hun kinderen was gehouden, voor wat betreft het formaat. Zaterdagmorgen 18 november Volwassenen liepen op de verschillende dekken wat heen en weer of waren met elkaar in gesprek. Groepjes kinderen deden spelletjes, terwijl de bemanning de hutten opruimde en voorbereidingen trof voor de middagmaaltijd. De zee was die ochtend vrij ruw en het zicht slecht, toen de eerste officier in zijn hut achter de brug in het logboek schreef: Zaterdag 18 november 1939... Verder
kwam hij niet. Een enorme lichtflits werd gevolgd door een oorverdovende klap. Het schip werd aan stuurboordzijde in het midden ‘opgetild’, brak en scheurde in zijn naden, ter hoogte van de laadruimte waarin duizenden bloembollen lagen opgeslagen. Leidingen knapten en deuren werden uit hun kozijnen geslagen. De hoofdmotor viel meteen uit, waardoor het schip onbestuurbaar was geworden. Het gebeurde op een plek waar de zee slechts zeven meter diep is. Te ondiep voor onderzeeërs, maar diep genoeg voor mijnen (8). Een aantal passagiers en bemanningsleden was op slag dood. Anderen liepen ernstige verwondingen op en waren daardoor geheel hulpeloos. De mijn was vlak onder de eerste klasse salon geëxplodeerd en daar vielen dus de meeste slachtoffers. Vreemd genoeg had kapitein Voorspuij (hij kwam als een van de eersten om het leven), ter geruststelling van de passagiers, nog vlak voor de explosie omgeroepen, dat de route die gevaren werd, veilig was! Maar de werkelijkheid bleek anders. De ‘Simon Bolivar’ was om even voor half twaalf in aanraking gekomen met een magnetische zeemijn. Zo’n mijn blijft onder water, totdat er een schip overheen vaart. Dan schiet hij als een projectiel omhoog, zuigt zich vast aan de stalen scheepswand en ontploft. Plaats van de ondergang Tweede explosie Een tweede explosie, mogelijk nog heviger dan de eerste, volgde tien minuten later, dit keer aan bakboord zijde, meer in het achterste gedeelte van het schip. Opnieuw een golf van dood en verderf binnen luttele seconden. Buizen sprongen kapot waardoor hete stoom een weg naar buiten zocht en ernstige brandwonden veroorzaakte. Sloepen die juist te water waren gelaten, werden omhoog geslingerd, waardoor de inzittenden in zee terecht kwamen. Die tweede explosie zorgde er ook voor dat de bunkers open scheurden, waardoor stookolie met tonnen tegelijk uit het schip stroomde en op het water bleef drijven. De mensen die in het water lagen, werden door de vette, zwarte substantie dan ook vrijwel onherkenbaar. Het was ‘alsof een gigantisch olievat uiteenspatte’, zoals een overlevende later vertelde.
124
125
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Engeland Engelse schepen die in de buurt waren, waaronder HMS ‘Greyhound’, haalden al een kwartier na de explosies een groot aantal volwassenen en kinderen uit het water, dat niet meer dan een graad of negen was. Een deel van hen was, met nauwelijks kleren aan, in zee gesprongen. Tijd om waardevolle bezittingen mee te nemen was er niet geweest. De overlevenden werden dwars door een mijnenveld, dat herkenbaar was aan een soort stokjes boven water, naar Harwich gebracht. Daar stonden ambulances klaar om diverse Zinkende Simon Bolivar met HMS Greyhound in de buurt zwaargewonden, waaronder de kok, naar een ziekenhuis af te voeren. De anderen werden ondergebracht in de wachtkamer van het station, waar koffie, thee en warme melk werd rondgedeeld. Hartverscheurende taferelen speelden zich af op de Engelse vaste wal. Pas na uren van onzekerheid kwamen velen er achter, dat zij man, vrouw, vader, moeder, zoon of dochter hadden verloren. Een deel van de overlevenden werd vanuit Harwich naar hotels in Londen vervoerd.‘We zaten allemaal onder de olie, maar in het hotel deed niemand daar moeilijk over. Het tapijt raakte helemaal besmeurd met het zwarte goedje, maar commentaar hoorde je niet. Sterker zelfs, ze wezen ons de weg naar de badkamers’ (9). Sommige geredden stierven alsnog aan hun, vaak ernstige, verwondingen. Anderen overleden soms jaren later, als gevolg van de geleden ontberingen of opgelopen kwetsuren. Vijf opvarenden waren zo ernstig gewond, dat ze de rest van hun leven invalide zouden blijven. In het hotel was sprake van een verscheidenheid van stemmingen en gevoelens. De Nederlandse gezant en gevolmachtigd minister in Londen, mr. E.F.M.J. baron Michiels van Verduijnen, had een kistje sigaren aan laten rukken. Er werden spekpannenkoeken gebakken en een aantal mannen legden een kaartje. Een deel van de bemanning zocht ontspanning in een Londens filmtheater, terwijl een ander bemanningslid in een van de hotels plaats nam achter een piano en typisch Hollandse liederen speelde. 126
In Londen ontmoette men ook overlevenden van andere schepen, die datzelfde weekend, eveneens onder de Engelse kust, op een mijn waren gelopen. Nederland Er ging een schok door ons land, toen het bericht van de ondergang van de ‘Simon Bolivar’ bekend werd. Extra krantenedities waren snel uitverkocht en velen luisterden met tranen in de ogen naar de berichtgeving via de radio. Het was een scheepsramp van de eerste orde, die dagen achtereen de voorpagina’s van de kranten haalde. Ook de mensen die op de sluis van IJmuiden werkten, waren geschokt, toen het nieuws bekend werd. Zij immers hadden in het nachtelijk donker het schip voor het laatst gezien, eer het omstreeks twee uur, tussen de pieren door, de Noordzee op was gevaren. Jarenlang was de ‘Simon Bolivar’ een gerespecteerde ‘bezoeker’ geweest, waardoor er vriendschappen waren ontstaan tussen bemanning, loodsen en het Simon Bolivar personeel van de sluis. Spanning in huize Jonker Via het in 1934 opgerichte ANP werd het nieuws van de ramp in Monnickendam bekend. Als een lopend vuurtje ging het door de stad, dat er ook een jongen uit Monnickendam op het schip was. De ruim 2500 inwoners leefde intens met de familie mee. Was Cornelis gered? Omgekomen in de golven? Gewond geraakt? Vader en moeder Jonker en hun kinderen verkeerden lange tijd in onzekerheid. Ook grootvader Cornelis Gerrit Schaap die, sinds hij eind 1932 weduwnaar was geworden, bij zijn schoonzoon en dochter in huis woonde, deelde in de spanning. De familie stelde zich zo snel mogelijk in verbinding met de K.N.S.M, maar de Maatschappij beschikte nog niet over de namen van de geredden. Zo ging de nacht van zaterdag op zondag in martelende onzekerheid voorbij. Een nacht waarin weinig werd geslapen. Moeder Jonker dacht aan haar jongen die de dag ervoor – op de dag van de ramp dus! – zestien jaar was geworden. Opgeruimd en vrolijk had hij vrijdags het ouderlijk huis verlaten, denkend aan de tweede grote reis die hij zou gaan maken. Vader en moeder hadden geprobeerd om hem thuis te houden, omdat ze berichten opgevangen hadden over gevaarlijke omstandigheden op zee, vanwege de oorlog tussen de Duitsers en de Engelsen. Maar Jonker junior 127
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
was het type van een zeeman. Al op school had hij zijn verlangen naar de zee kenbaar gemaakt. En nu had hij opnieuw een grote reis in het vooruitzicht. Nieuwe landen zou hij bezoeken, mensen met een andere beschaving en cultuur leren kennen. Zijn vader Maarten had ook bij de K.N.S.M. gevaren en gevaarlijke avonturen meegemaakt. In de Eerste Wereldoorlog, toen hij tijdens een reis in Londen verbleef, had hij haastig dekking moeten zoeken, vanwege een luchtaanval van de Duitsers. Een avontuur dat hij nooit was vergeten. Cornelis Zeeman Vader Jonker had voor zijn zoon een plekje als leerling-stoker aan boord van de ‘Simon Bolivar’ kunnen regelen. Het ervaren bemanningslid, bootsman Cornelis (Kees) Zeeman van het eiland Marken, had de ouders toegezegd een oogje in het zeil te houden (10). Dat was een hele geruststelling, want zij achtten hun zoon bij hem in goede handen. Vreugde in Monnickendam Na iets minder dan 24 uur spanning, kwam zondagmorgen tien uur het goede nieuws, dat Cornelis Jonker, zij het licht gewond, tot de geredden behoorde. De blijdschap bij de familie was groot. Veel stadgenoten kwam de ouders feliciteren, waaronder burgemeester Heikens, die intens met het gezin had meegeleefd. De gedrukte sfeer, die ruim een dag in de stad had gehangen, maakte plaats voor grote dankbaarheid en vreugde.
Mill Hill, Londen
128
Grafsteen Cornelis Zeeman
Verdriet op Marken Hoe anders was dat op Marken. Bootsman Cornelis Zeeman had de ramp niet overleefd. Zijn vrouw Jannetje bleef achter met vijf kindertjes, in de leeftijd van een half tot zeven jaar. De veertigjarige Zeeman was een krachtige persoonlijkheid, sinds 1921 in dienst bij de K.N.S.M, waarvan geruime tijd als bootsman. Bij de maatschappij stond hij hoog aangeschreven. Zeeman had al een en ander meegemaakt, waaronder een schipbreuk bij Amerika, tien jaar eerder. Een K.N.S.M. boot voer daar op een klip, maar de bemanning kon worden gered. Toen Cornelis vrijdag van huis was gegaan, was hij erg bezorgd. Zijn vrouw bracht hem naar de boot, wat ze anders nooit deed. Voor zijn kinderen had Zeeman allerlei schikkingen getroffen. Een voorgevoel? Cornelis Zeeman was commandant van sloep zeven. Bij de tweede explosie is hij omgekomen. Zijn lichaam is aangespoeld op de Engelse kust, geïdentificeerd en begraven op de erebegraafplaats Mill Hill in Londen (11). Jacob Hulskemper Aan boord was ook de 49-jarige hofmeester 3e klasse Jacob Hulskemper, op 27 maart 1890 in Velsen geboren, zoon van Harmen Hulskemper (Monnickendam 1864-Amsterdam 1923), in 1887 te Monnickendam getrouwd met Aafje Raggers (Monnickendam 1866-Amsterdam 1922). Kort na hun huwelijk waren zij naar IJmuiden vertrokken. Jacob was kok, in augustus 1918 te Amsterdam getrouwd met Johanna Faas (Amsterdam 1898-1974). Zij hadden twee kinderen. Al kort na zijn huwelijk was Jacob gaan varen. Zo was hij in 1921 steward op het s.s.‘Ariadne’ dat op Amerika voer. Hij zal ongetwijfeld meer reizen hebben gemaakt. Jacob heeft de ramp met de Simon Bolivar overleefd. Hij was na de tweede explosie overboord gesprongen en vertelt: ‘Na een eindje gezwommen te hebben keek ik om. Ik kreeg de indruk dat het schip niet verder zonk. Ik zag een sloep die vol water stond en ben daar naar toe gezwommen. Olieman Theo van der Hulst heeft me er in getrokken. Even later hebben we eerste marconist Lindeman, half bewusteloos, uit het water gehaald en in deze, vol water staande, reddingsboot getrokken’. Tijdens een ander interview vertelde Jacob, die zich met de laatste reddingsboot aan het zinkende schip had vastgeklampt, nadat door de tweede ontploffing 129
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
de riemen uit de boot waren geslagen. ‘Ik zwom er heen, nadat de passagiers van de derde klasse kajuit, waar ik werkte, in veiligheid waren gesteld. De reddingsboot maakte veel water. We hebben ons toen aan de voormast vastgehouden om te verhinderen dat de boot ging afdrijven en bleven net zo lang hangen, tot er eindelijk hulp kwam opdagen. De marconist, die al een half uur in zee had gelegen, haalden wij bewusteloos uit het water. De kapitein van het schip, dat ons uit onze benarde positie verloste, gaf mij zijn broek en vest’. De journalist: ‘Inderdaad prijkten de koperen uniformknopen van de Engelse Marine op het vest van de hofmeester. Zo liepen er ook anderen in eigenaardige uniformen rond. Men kan wel zeggen dat de mannen van de Britse vaartuigen, die hulp kwamen bieden, zich letterlijk voor onze schipbreukelingen hebben uitgekleed’. Met de ‘Oranje-Nassau’ van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland is Jacob Hulskemper naar Nederland teruggekomen (12). Rouw in Buiksloot Onder de passagiers bevond zich de familie Wessels uit tuindorp Buiksloot. Johannes Marinus (1903-1981) en zijn vrouw Rosa Wessels-de Windt (1896-1996) waren gered, maar hun elf-jarig dochtertje Jacoba had de ramp niet overleefd. Het echtpaar is eind november met een KLM-toestel terug naar Nederland gekomen. Blijdschap en rouw in Nieuwendam Aan boord was ook de 42-jarige Nicolaas Laurens Gazendam uit Nieuwendam, geboren op 1 januari 1897 te Den Haag en in augustus 1926 te Den Haag getrouwd met Hendrika Johanna Maria Schouten. Hij had negen jaar op de Simon Bolivar gevaren en maakte als badsteward 2e klas deel uit van de bemanning. ‘Hij heeft de ramp overleefd’, zo vertelde een overlevende, bankwerker 3e klas...’maar was wel, evenals zijn collega badsteward 1e klas, zwaar gewond’. De een had twee benen gebroken, de ander beide benen en beide armen, waarbij niet duidelijk is, wie van de twee er het ergste aan toe was. Beiden werden door de scheepsdokter en de hofmeester naar de reling van het zinkende schip gebracht, waar men beide slachtoffers met een touwladder in de reddingsboot liet zakken. Die reddingsboot werd door een Franse of Belgische sleepboot opgemerkt en na verloop van tijd in veilige haven gebracht. De krant meldde op 23 november dat Gazendam tot de geredden behoorde. Mevrouw Gazendam was radeloos, toen zij het bericht N.L Gazendam 130
van de scheepsramp hoorde. Evenals bootsman Zeeman van Marken was haar man voor zijn vertrek erg ongerust geweest. ‘Als jullie me nog maar levend terugzien’ had hij gezegd. Nu haar man gered was, was haar blijdschap uiteraard groot, hoewel zij het ergste vreesde, wat de verwondingen betrof. Die vrees bleek niet onterecht, want bediende Nicolaas Laurens Gazendam is niet thuisgekomen. In Engeland is hij aan zijn zware verwondingen bezweken. De K.N.S.M. had er alles aan gedaan om de heer Gazendam in Engeland op te sporen, maar tevergeefs. Het was voor de familie een hard gelag, want hen was verteld dat passagiers, die door Gazendam geholpen waren, gezien zouden hebben, dat de steward ook zelf in een sloep zou hebben plaatsgenomen. ‘De familie verzoekt daarom geredde opvarenden, die de heer Gazendam gedurende de laatste ogenblikken aan boord van de ‘Simon Bolivar’ gezien hebben, daarvan mededeling te doen aan mevrouw Gazendam, Avenhornstraat 43, Amsterdam-Noord’, aldus een bericht in de Telegraaf van 30 november. Gazendams naam komt voor op het eremonument, in het gebouw van de Tweede Kamer te Den Haag. Verwarrende berichtgeving Achteraf bleek hoe verwarrend de berichtgeving was geweest, met name in de eerste uren na de ramp. Onzekerheid en spanning heersten, totdat de juiste gegevens bekend waren. Familieleden waarvan men meende dat ze waren gered, bleken verdronken en andersom. Zwart is wit Door de olie was het moeilijk om drenkelingen te identificeren. Een opmerkelijk incident voltrok zich rond een elf maanden oude baby. Zij werd, na opname in een Londens ziekenhuis, op de lijst met overlevenden geplaatst als ‘negerkind’ omdat haar huid bruin was. Er konden in eerste instantie geen ‘passende’ ouders bij de baby worden gevonden. Niemand van de overlevenden kon zich namelijk herinneren dat er een gekleurde familie met een kind aan boord was geweest. Maar na een paar dagen ontdekte men dat het om een blank kind ging. In zee moet haar huid door de stookolie bruin zijn gekleurd. Toen dit eenmaal duidelijk was, kon het meisje, Adriana Knevel, met haar ouders herenigd worden. Die herkenden hun dochtertje op krantenfoto’s en na telefonische informatie over pas door gekomen tandjes. Een ander dochtertje van acht jaar had de ramp niet overleefd. Vader Jaap Knevel zou een paar jaar later in een Japans concentratiekamp overlijden. 131
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Bank van de Simon Bolivar, aangespoeld in
Koninklijk meeleven Op 20 november meldde de Nieuwe Tilburgse Courant, dat de koningin de dag daarvoor aan de directie van de K.N.S.M. een telegram had gestuurd, waarin ze haar deelneming met de familie van de omgekomenen betuigde en verzocht om telefonisch te worden ingelicht over de toestand van de overlevenden.
Egmond aan Zee
Brokstukken aangespoeld Tijdens de dagen en weken na de ramp zijn er verschillende attributen van het schip op de Nederlandse kust aangespoeld. Op het strand van Katwijk een reddingkist waar, in geval van nood, twaalf mensen zich aan konden vasthouden. Bij Petten en Egmond spoelde een sloep van de Simon Bolivar aan. In het museum te Egmond aan Zee wordt een zitbank van de Simon Bolivar bewaard, die Museum Egmond aan Zee daar op het strand is gevonden. Bij Callantsoog vond men op 1 december op het strand een sloep en op 6 december een reddingskist, een reddingsboei, een misthoorn, twee sloepriemen en een houten trap. Op Texel kwamen kisten met thee uit het wrak van de ‘Simon Bolivar’ terecht. Diverse lichamen van verdronken opvarenden zijn bij Wijk aan Zee aangespoeld.
Zeemijn
132
Zeemijn of torpedo? Vader Maarten Jonker kon het maar moeilijk geloven, dat het schip op een mijn zou zijn gelopen. Hij vond het vreemd dat het eerst midscheeps werd getroffen en dat zich daarna aan de achtersteven nog een explosie had voorgedaan. Het stond voor hem min of meer vast, dat het een torpedo moest zijn geweest. Echter, grondig onderzoek heeft uitgewezen, dat het ging om het ‘geheime wapen’ van Hitler: de magnetische zeemijn. Het
ongeveer twee meter lange projectiel, een kleine 1000 kg zwaar, werd onder de zeespiegel opgehangen aan een ankerkabel en ontplofte als er een schip tegenaan voer. De ‘Simon Bolivar’ was getroffen door de eerste uit een serie van 1800 mijnen, die tijdens de oorlog door Duitse torpedobootjagers zijn uitgezet. Terug naar Nederland Vijf bemanningsleden van de ‘Simon Bolivar’ gingen met de trein naar Southampton en vandaar aan boord van het K.N.S.M. schip s.s.‘Van Rensselaer’, dat op thuisreis naar Amsterdam was (13). Bij die vijf was niet Cornelis Jonker. Om een groot aantal overlevenden naar Nederland terug te brengen, zouden er vanuit Engeland twee schepen de nog steeds gevaarlijke Noordzee oversteken. Onder normale omstandigheden een reis van ongeveer zes uur. Het waren de ‘Oranje Nassau’ met 106 en de ‘Batavier IV’ met 38 overlevenden aan boord. Gelet op wat hen was overkomen, zagen de meesten de reis met bezorgdheid tegemoet. Daarom bleef iedereen gedurende de overtocht, met zwemvesten om, boven op het promenadedek. Wel waren de opvarenden nu geïnstrueerd hoe zij moesten handelen bij calamiteiten en ook was voor iedereen duidelijk, in welke redVier overlevenden uit het verhaal dingsboot hij of zij plaats moest nemen. De ‘Oranje Nassau’ was geen onbekende. Een half uur voor de ramp was dit schip, die bewuste zaterdagmorgen, de Simon Bolivar aan stuurboord voorbij gevaren en had toen enige tijd de snelheid aangepast. Uitbundig hadden de opvarenden elkaar begroet, wuivend met hoeden, zakdoeken, sjaals en vanuit de patrijspoorten zelfs met tafellakens en servetten. Beide schepen hadden als groet en ‘goedereis-wens’ drie lange stoten laten horen, terwijl op het achterdek de vlaggengroet had plaatsgevonden. 133
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Thuiskomst vertraagd Wat werd er in Monnickendam uitgezien naar de thuiskomst van Cor. De huiskamer van de familie Jonker was één bloemenzee, een ‘hartelijk welkom’ voor de net zestienjarige. Woensdag 22 november zou hij met de ‘Oranje Nassau’ in Vlissingen aankomen. Vol verwachting ging de familie die dag naar Amsterdam, om daar het teleurstellende nieuws te Aankomst Oranje Nassau in Vlissingen 25 november vernemen, dat het schip niet uit Engeland was vertrokken. Een aantal familieleden van overlevenden en directieleden van de K.N.S.M. hadden zelfs een vergeefse reis naar Vlissingen gemaakt. Wat was er gebeurd? Een torpedobootjager van de Poolse marine in Engelse dienst had de ‘Oranje Nassau’, bij het verlaten van de Theems, bevel gegeven de machines te stoppen, voor anker te gaan, geen gebruik te maken van de draadloze telegrafie en op orders te wachten wanneer de reis vervolgd mocht worden. Toen het schip die woensdag niet in Vlissingen arriveerde, was er sprake van grote bezorgdheid bij familie en vrienden. De spanning werd nog groter toen bekend werd, dat het schip niet had gereageerd op radio-oproepen. Een telegram uit Nederland kwam ‘onbesteld’ terug. Omdat de Britse autoriteiten niets van zich lieten horen, duurde die onzekerheid ook de donderdag en vrijdag. In veilige haven Maar zaterdag 25 november was het dan toch zover. ‘Eindelijk in veilige haven’ was de verzuchting van de vele geredden, toen de ‘Oranje Nassau’ om kwart over drie afmeerde in de haven van Vlissingen (14). Bij aankomst klonken hoorns en sirenes ter begroeting van de daar aanwezige schepen. ‘Toen het schip enkele meters van de wachtenden was genaderd en honderden ogen op de wal tientallen ogen aan boord zochten, vonden de tranen, die zolang bedwongen waren geweest, een uitweg. Op de ‘Oranje Nassau’ stonden de passagiers schouder aan schouder over de reling gebogen, zwijgend en huilend. Aan hun kleding, gezichten en bewegingen was te zien, dat zij bij een ramp betrokken waren geweest. Bijna iedereen was op z’n Engels gekleed, d.w.z. met flanellen 134
grijze broek en tweed jasje, waaronder dikke pullovers en halsdoeken. Vrijwel niemand droeg een overjas. De dochter van een van de overlevenden zag haar vader in een oude dames-regenjas, een veel te grote oude broek met een riem er om heen en op pantoffels. Zijn haar was in korte tijd helemaal wit geworden. De bagage bestond uit niet meer dan wat, in krantenpapier omwikkelde, pakjes of schoenendozen. Geredden van de Simon Bolivar komen aan in Vlissingen Het was een lange, droeve stoet die de loopbrug van de ‘Oranje Nassau’ afkwam en zich, omgeven door familie, naar de douanehal begaf. De immigratie- en douaneformaliteiten van de passagiers werden daar gelukkig tot een minimum beperkt. Tussen bloedverwanten en geredden speelden zich hartroerende tonelen af. Er was blijdschap vermengd met diep verdriet om het verlies van een dierbare. Door de goede zorgen van de K.N.S.M. werden de overlevenden van de ‘Simon Bolivar’ van de eerste behoeften en van geld voorzien. En zo zat Cor Jonker spoedig in een extra ingezette trein, die om kwart over vier uit Vlissingen vertrok en via Dordrecht, Rotterdam, Den Haag en Haarlem naar de hoofdstad reed. Ook in Amsterdam speelden zich ontroerende taferelen af, toen de dieseltrein rond half acht het Centraal Station binnenrolde. Honderden wachtenden holden met de trein mee tot deze tot stilstand was gekomen. In het gedrang kon aanvankelijk niemand zijn verwanten vinden, maar dat duurde slechts kort. Overal zag men zonen hun vaders en moeders omhelzen met een tederheid waartoe Hollanders, ten aanschouwe van anderen, niet licht komen. Na de eerste ontroering van het weerzien kwamen de nog onsamenhangende verhalen van de geredden los over de manier, waarop zij het schip hadden kunnen verlaten. Over het verschrikkelijke dat zij om zich heen hadden gezien, zonder te kunnen helpen. En over wat zij zelf, worstelend met de golven, doorstaan hadden, voordat zij gered werden. Aan velen kon men zien, dat zij nog lange tijd moeite zullen hebben om het gruwelijke beeld van de dood en verwoesting uit hun herinnering te bannen. Maar op dat moment overheerste bij iedereen het geluk van het weerzien’.
135
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
De mijn ontploft
136
Cornelis Jonker vertelt zijn verhaal In Amsterdam werd Cor Jonker door zijn ouders en familieleden in de armen gesloten. Thuis in Monnickendam vertelde hij zijn verhaal over wat er was gebeurd. ‘Ik had juist even te voren de machinekamer verlaten en bevond mij in de dienstgang, toen er een geweldige slag klonk. Wat er toen gebeurde zal ik nooit vergeten’. Zijn gezicht betrekt als hij aan dat vreselijke ogenblik denkt. Zijn ogen zien naar buiten, waar de regen zwaarmoedig tegen de ruiten plenst. Dan gaat hij enigszins zenuwachtig voort: ‘Ik werd tegen de grond geslingerd en toen tegen de zolder. Mijn eerste gedachte was, waak ik of droom ik? Doch toen ik het gegil hoorde dat overal opsteeg, flitste het door me heen: een mijn! Dat gegil was ontzettend. Het leek op het gebrul van wilde dieren in angst. Ik dacht er niet bij na wat ik deed. De dienstgang was versperd door over elkaar gevallen olievaten, de deuren van de gang waren dichtgevallen en klemden. Ik weet nu nog niet waar ik de kracht vandaan gehaald heb om die zware vaten op te ruimen en de deuren open te krijgen. Dit laatste lukte me met moeite. Met mijn mes tussen m’n tanden vloog ik de trap-
pen op naar de dekken. Ik voelde geen treden, ik vloog letterlijk. In één ren holde ik naar een sloep waar echter nog niemand in zat. Toen liep ik weer terug om eventueel hulp te kunnen bieden en zag op een der dekken chef-kok Helweg liggen, die zeer ernstige brandwonden had. Hij was toevallig een kennis van mijn vader en ik sleepte hem naar de sloep die, in de paar minuten die verstreken waren, tjokvol mensen was en inmiddels reeds neergelaten’. Zonder te aarzelen wierp de jeugdige Monnickendammer de kok van twee meter hoogte naar beneden. Hijzelf liet zich aan het neerhangende touw naar beneden zakken, nam het mes uit zijn mond, sneed het verbindingstouw door en meteen werd sloep drie van de ‘Simon Bolivar’ afgeduwd. Veel mensen in de sloep verkeerden in een niet te beschrijven toestand. Stervenden, jammerende gewonden, waarvan sommigen zonder vingers. En zij die ongedeerd waren leken verstijfd van ontzetting. ‘Ik heb ruwe zeelui, bonken van kerels, bij de ondergang van de ‘Simon Bolivar’ zien bidden als kinderen’, zegt Cor. ‘Ik gaf mijn kleren weg aan mensen die niets aan hadden. Velen deden zo. De toestand in de sloep was gevaarlijk. Ze schepte water en liep half vol. Hozen deed men uit alle macht met de zeemanspetten, als men die nog had, maar het hielp niet veel. Nog twee sloepen hadden kans gezien zich van het zinkende stoomschip te verwijderen, in totaal dus drie. De vijf anderen zijn stukgeslagen en omgeslagen door het geweld van de tweede explosie’. Ontzettende taferelen hebben zich daarbij afgespeeld. Jonker zag een vrouw die overboord was geslagen en krampachtig haar twee kinderen bij de haren vasthield. Haar man lag met twee andere kinderen eveneens in het water. ‘laat ze los’ riep hij,‘ze zijn reeds dood’. ‘Nooit’ schreeuwde de dappere moeder terug. Zij vond, samen met twee kinderen, Hendrik van drie jaar en Jacoba van vijf weken, een graf in de golven. Haar man werd met de twee andere kinderen gered. (Volgens de passagierslijst ging het om de familie Wensing-Hesselink, caeg.) Waarschijnlijk heeft Cor nog meer gezien. Doch de schrijver van de krant vroeg
HMS-Greyhound H05
137
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
niet verder. Na dit tragische verhaal hing er een stilte in de huiskamer. Er zijn momenten waarop men terugtreedt voor het schrijnende leed van mensen. Wat later ging Cor verder: ‘Na enige tijd roeien werden we opgepikt door een gewapende Engelse trawler (15) en aan boord genomen. Er was even een verschil van mening tussen de Engelse kapitein en de Hollandse zeelui. De Brit wilde namelijk alle sloepen op zee achterlaten, maar de Hollanders, die aan een sloep hun leven te danken hadden, waren bang voor nog meer mijnen en drongen er bij de kapitein op aan, minstens één sloep als voorzorgsmaatregel op sleeptouw te nemen. Dat werd eindelijk toegestaan. Een bemanningslid met in zijn armen de kleine ‘Overigens is er slechts lof voor de Engelsen’, gaat Cor verder. ‘Zonder zich te beAlbert Wensing denken gaven zij hun kleren en deden alles wat een mens in zo’n situatie kan doen. Door de emotie wisten sommigen zelfs niet eens dat zij gewond waren. Een man die als roeier in de sloep had dienst gedaan, zakte later ineen en bleek overleden te zijn. Waarschijnlijk was een slagader geraakt en is deze man door bloedverlies om het leven gekomen’. Luchtalarm in Engeland ‘Eenmaal aan land gebracht, dachten we veilig te zijn’, aldus Cor. Met koffie en thee werden we wat opgeknapt, doch voor de tweede keer leerden we de verschrikkingen van deze waanzinnige oorlog kennen. Plotseling loeiden er sirenes: luchtalarm! Iedereen werd naar de schuilkelders gebracht, ook de gewonden, zo goed en zo kwaad als dat ging’. De menselijke natuur kreeg langzamerhand de overhand over de doorstane emoties. Na de eerste schrik, kreeg men trek in een sigaret. ‘Met z’n vijven hebben we aan één sigaret getrokken’. Ziekenhuizen en hotels Het reddingswerk werd flink aangepakt. De gewonden bleven in Harwich en de ongedeerden stoomden per expresse naar Londen, waar ze in een Hollands hotel werden opgenomen. ‘Ik mankeerde niets’ vertelde Cor, ‘maar ik was zo besmeurd 138
met bloed, dat men mij als gewond heeft opgegeven. In het hotel werden we weer opnieuw voorzien van kleren. Wel drie verschillende pakken of uniformen heb ik aangehad. De Engelsen waren gul, gastvrij en bijzonder menslievend. De deelneming was algemeen. Een paar dagen later gingen we op de ‘Oranje Nassau’. Ook hier deed Eastern Hotel Londen men wat men kon om de geredden behulpzaam te zijn. Jammer dat we zo lang moesten wachten voordat we konden vertrekken. Hierdoor werd de stemming zenuwachtig en onbehaaglijk, die nog toenam, toen we tijdens de overtocht, met zwemvesten om, op het dek moesten blijven, om op alles voorbereid te zijn. De schrik voor die sluipmoordenaars, de mijnen, zat overal in. Zo werd de reis naar Patria toch nog een tocht vol benauwenis, die echter in grote vreugde veranderde, toen men eenmaal voet op Vaderlandse bodem had gezet’. Markers op bezoek Cor Jonker was juist aan het einde van zijn verhaal, toen de bel ging. Even later kwamen twee Markers binnen, de broer en de zwager van bootsman Zeeman, waarvan men niets meer gehoord had. Ze wisten dat er geen hoop meer was, maar misschien dat Cor hen kon inlichten over de laatste ogenblikken. (16). Met tranen in zijn ogen en schorre stem, verhaalde de geredde jongen wat hij vernomen had. ‘Tot het laatste moment heeft Zeeman zijn plicht gedaan. IJverig en behulpzaam was hij. Menig uurtje heb ik met hem gepraat. Hij was ongerust en sprak over zijn bange voorgevoelens voor en tijdens de reis. Zeeman was in een sloep terechtgekomen, die stukgeslagen werd door de tweede ontploffing. Het laatste wat 139
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
men van hem zag, waren zijn uitgestoken handen voor hij – waarschijnlijk gewond – in de diepte verdween. Hij stierf als een Hollandse zeeman.(17) Nooit meer vergeten Evenals veel andere overlevenden heeft Cornelis Jonker, met z’n net zestien jaar het jongste bemanningslid, buiten zijn verhaal als hierboven opgeschreven, Monument Marken weinig meer verteld van wat hij heeft meegemaakt. Sommige dingen zijn te intens om te vertellen. Maar het kan niet anders dat deze gebeurtenis een stempel op zijn leven heeft gedrukt. Het angstige avontuur in zijn tienerjaren, de ondergang van het trotse schip en zijn redding in het aangezicht van de dood, het zal nooit uit zijn herinnering zijn geweest, aldus de verslaggever. Het volgende citaat van een andere overlevende geeft goed weer, wat er op zo’n Plaquette oorlogsmonument Marken moment in een mens kan omgaan: ‘Ik geloof dat er maar heel weinig mensen zijn die weten wat bang zijn is. Ik heb de dood voor ogen gezien, heb gevochten voor m’n leven, Is het een wonder dat ik nu bang ben voor de zee, want op dat ogenblik heb ik zoveel wreedheden van de zee gezien, dat ik hem momenteel niet anders kan beschouwen als een monster dat steeds op je loert. Je moet de zee niet nemen ’s zomers op het strand, maar een onmetelijk stuk water, overal gillende en verdrinkende mensen, met als achtergrond een schip, waar je zes jaar op hebt gewerkt, langzaam in de diepte zinkend. Op een zeker moment blijf je alleen, een gedeelte is verdronken, de rest uit elkaar gedreven. Je verwacht de dood, want redding zie je niet, hoelang kan ik het nog zo volhouden? Heel weinig, ja heel weinig mensen kunnen zich maar voorstellen wat dat is. Op zo’n ogenblik krijg je een knak, die haast niet meer te boven te komen is’ (18). Twee bijzondere huwelijken Zelfs uit de meest barre omstandigheden komt soms nog iets goeds voor. De ramp met de ‘Simon Bolivar’ bracht twee Engelse passagiers bij elkaar. De 35-jarige 140
Huwelijk van twee opvarenden
mijningenieur Charles Bridgwood en de uit Glasgow afkomstige verpleegster Sarah Ogilvie. Ze hadden elkaar twee uur voor de ramp voor het eerst in de salon ontmoet. De verpleegster had zich in de sloep verdienstelijk kunnen malen door het geven van eerste hulp aan gewonden. Op de kade van Harwich zagen ze elkaar terug en in de tweede week van december trouwden ze in de kerk van een dorpje in Wales. Lief en leed vlak naast elkaar! Ook Sydney G. Preece en Laura May Martin kwamen na de ramp op een bijzondere manier met elkaar in contact. Die ontmoeting leidde eveneens tot een huwelijk. Over huwelijken gesproken Ook op Marken ging het leven door. Twee maanden na de ramp, werden op 13 januari 1940 ‘vier bruidsparen’ tegelijkertijd in de echt verbonden. Een in scène gezette traditionele Marker bruiloft op het ijs, waarvoor, ondanks de bittere kou, duizenden mensen naar het eiland waren gekomen. Landelijke kranten en de NCRV-radio deden verslag van deze kleurrijke gebeurtenis, die sinds 1917 in deze vorm niet meer was voorgekomen (19). Twee weken later was het opnieuw feest, toen koningin Wilhelmina en prinses 141
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Juliana naar Monnickendam kwamen en de prinses op schaatsen de oversteek naar Marken maakte (20). Het echtpaar Groot Ondergetekende is in 1944 geboren. Dat ik dit verhaal vijfenzeventig jaar later kan schrijven betekent, dat mijn vader en moeder de ramp hebben overleefd, hoewel hun namen tijdens de eerste uren niet voorkwamen op de lijst van geredden! Pas op maandag 20 november, rond kwart over elf (twee dagen na de ramp!) kwam, via een telegram, in Zeist het bericht binnen, dat het echtpaar Groot tot de overlevenden behoorde en bovendien ongedeerd was. De PTT had het er druk mee, want op de Walkartweg werden die dag maar liefst 22(!) telegrammen bezorgd, plus bloemen en brieven, waaronder ook brieven Vader en moeder van de schijver met condoleances. Die waren verstuurd toen van redding nog geen sprake was. Alle berichten kwamen binnen op de 62e verjaardag van oma Carrière. Op de avond van het vertrek hadden vader en moeder in hun hut het reglement betreffende de reddingsboten gelezen. Daarom wisten ze dat ze, bij calamiteiten, naar sloep drie moesten. Dezelfde sloep waarmee ook Cornelis Jonker de ramp heeft overleefd, zo bleek later! Zij zaten die zaterdagochtend samen te lezen in de muzieksalon, in een gedeelte zonder ramen. Even daarvoor hadden ze een paar boeken uit hun hut gehaald. Moeder las ‘Sloeberke Slob’, een verhaal uit Vlaanderen van W. Laatsman, toen er een geweldige schok door het schip ging. Vader en moeder bleven bij beide explosies ongedeerd en konden zonder letsel plaatsnemen in reddingsboot nummer drie. Bij gebrek aan voldoende bemanningsleden moest vader mee roeien. Na enige tijd werden ze aan boord genomen van een te hulp geschoten Engels oorlogsschip, de torpedobootjager HMS Greyhound van de Royal Navy. Zij werden, samen met andere Nederlanders, ondergebracht in het Great Eastern hotel in Londen, dat door de Nederlandse ambassadeur was afgehuurd. Met hetzelfde schip als Cornelis Jonker (en Jacob Hulskemper), de ‘Oranje Nas142
sau’, keerden zij terug naar Nederland. Tot opluchting van mijn moeder zijn zij niet opnieuw naar Willemstad uitgezonden. Voor de NCRV-radio hebben ze hun verhaal verteld en besloten het interview met de woorden: ‘Met iedere minuut steeg het hulpgeroep en het gekerm van de gewonden, die overal rond het schip in het water dreven. Het was verschrikkelijk, een schouwspel zoals we nimmer kunnen vergeten. Het kan eigenlijk niet omschreven worden. (..). Er was grote vreugde in onze familie, een vreugde die haast pijnlijk aandoet als men denkt aan al diegenen, die in de golven de dood gevonden hebben’.
Simon Bolivar in volle glorie
Door dat interview voor de NCRV-radio, kregen zij uitnodigingen voor spreekbeurten in een groot aantal Leger des Heils korpsen. Na een paar maanden rust bij de familie in Zeist, volgde een aanstelling in korps Baarn. Daarna hebben zij verschillende korpsen gediend, waaronder Nijverdal, Spijkenisse en Amsterdam. Van het Leger des Heils kregen zij 500 gulden als vergoeding van de verloren begane bezittingen. De gebeurtenis leeft voort Als de PNHC op 30 december 1939 een overzicht geeft van alle bijzondere gebeurtenissen die dat jaar hebben plaatsgevonden, wordt op 17 november genoteerd: ‘Cor Jonker behoort tot de geredden van de ‘Simon Bolivar’. 143
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Hoe deze ramp in de herinnering is gebleven, blijkt ook uit een stukje in de PNHC van 18 november 1943: ‘Vandaag is het vier jaar geleden dat op de Noordzee het s.s.‘Simon Bolivar’ verging, als een der eerste schepen van deze oorlog. De ondergang van deze boot leeft ook daarom zo sterk in onze herinnering voort, omdat tot de slachtoffers mannen behoorden uit eigen streek’. De schrijver schenkt vervolgens aandacht aan al diegenen die in onzekerheid verkeren over het lot van hun dierbaren. ‘Sommigen hebben al jaren geen teken van leven ontvangen. Is het daarom wonder dat zijn het ergste vrezen en dat de martelende onzekerheid over het lot van hun dierbare van dag tot dag moeilijker te dragen wordt?’ De publicist verwijst dan naar een radioprogramma op zaterdagmiddag, waarin met emotionele stem de vermiste zeeman wordt gevraagd een teken van leven te geven aan de achterblijvers. ‘Vaders roepen hun zoon op, zusters hun broer, jonge vrouwen hun verloofde, moeders van kinderen hun man, om een teken van leven te geven. Sommigen beheersen zich, anderen zijn vertwijfeld’. De schrijver sluit af met: ‘Wij allen hebben onze zorgen, maar worden ze niet klein vergeleken bij die van al degenen, die nu al jaren in bange onzekerheid verkeren? Overdenken wij dit op deze dag, de 18e november, nu het vier jaar geleden is, dat dicht bij huis een grote Nederlandse boot in de golven verdween, de ‘Simon Bolivar’. 1989, 1999, 2014 De ondergang van de ‘Simon Bolivar’ was de eerste grote scheepsramp die de Nederlandse Koopvaardij trof in een tijd, dat ons land nog neutraal was. Misschien wel daarom is de gebeurtenis in de herinnering gebleven en werd er in de voorbije geschiedenis regelmatig aandacht aan geschonken. In november 1989, vijftig jaar na dato, besteedde de Telegraaf er een hele pagina aan. Het Nederlands Dagblad drukte in november 1999 een uitgebreid interview met ondergetekende af. En nu leest u in 2014 dit verhaal, als het 75 jaar geleden is dat dit schip ten onder ging. Voor de desbetreffende families opnieuw een jaar van herinnering. Kerstgroet van overlevende P.van Haasteren aan mijn ouders
144
Cornelis Jonker na de ramp Hoe ging het verder met de 16-jarige Cor? Een paar momenten uit zijn leven. In mei 1940 brak de oorlog uit. Van een nieuwe periode als zeeman kwam niets meer. Cor bleef enige tijd bij zijn ouders wonen, maar verhuisde op 5 november 1940 naar het Zuideinde 45. Hij was toen visroker. Op 4 juni 1943 trouwde de toen 19-jarige Cornelis in Monnickendam met de 18-jarige Hendrika Posch, dochter van meester metselaar Hendrik Posch, in juli 1909 te Monnickendam getrouwd met Geertruida Rosina Josina Swart uit Amsterdam (21). Verhuizing In het huis Zuideinde 45 werden twee dochters geboren, Geertrui Josina Rosina op 21 april 1945 en Antje op Huwelijk Cornelis Gerrit Jonker en Hendrika Posch 15 juli 1946. Op 5 februari 1947 verhuisde het gezin Jonker naar Zuideinde 57, maar aan het eind van dat jaar vertrok de familie naar Uitgeest. Daar woonden ze op Klein Dorregeest nummer 7. Cor werkte bij zijn zwager in een visrokerij te Akersloot. Tijdens die periode werden nog drie kinderen geboren. Op 18 april 1948 Martinus in Akersloot. In Uitgeest Hendrika op 24 juli 1950 en Cornelis Gerrit op 27 juli 1954. De laatCor Jonker, 2e van rechts, op het leugenbankje bij de Waag ste werd een paar jaar later, met toestemming van de kerk van Uitgeest, op zondag 9 maart 1958 in de Hervormde gemeente van Monnickendam gedoopt. Het jaar daarvoor was het gezin Jonker namelijk naar de stad teruggekeerd. Ze hadden onderdak gevonden in een voor hen bekende straat, Zuideinde 63. Een verhuizing naar Wilhelminalaan 7 vond plaats in november 1962. Overlijden Hendrika Hendrika, op 8 april 1943 bevestigd als lid van de Hervormde Kerk, was 58 jaar toen ze op 8 september 1983 in een ziekenhuis te Amsterdam overleed. Ze werd in 145
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Monnickendam op de Algemene begraafplaats begraven. Haar naam komt voor op de lijst van overledenen, die eind december 1983 in het Monnickendammer kerkblad werd gepubliceerd. Tweede huwelijk van Cornelis Jonker Na het overlijden van Hendrika is Cornelis op 4 december 1987 in Monnickendam getrouwd met Lucyna Zaremba, geboren in Wola, Polen, op 9 september 1931. Zij was weduwe en had twee kinderen uit het huwelijk met haar eerste man Giemzowski. Een vriend had Lucyna uitgenodigd om eens naar Nederland te komen en zo heeft Cor Jonker haar leren kennen. Overlijden Cornelis Jonker De persoonskaart van Cornelis geeft aan, dat hij gewerkt heeft als tuinder, fabrieksarbeider, betonwerker en actief is geweest bij de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij (N.D.S.M.) te Amsterdam. Daar was hij enkele jaren bootwerker en controleur, toen hij op 17 juni 1993 in Ciechocinek, een stadje in Midden Polen, 1100 km van Monnickendam, overleed. Zijn lichaam is naar Nederland overgebracht en begraven in het graf bij zijn eerste vrouw Hendrika, op de Algemene Begraafplaats aan de Kloosterdijk. Jonker met zijn 2e vrouw
Cornelis Jonker; zijn overlijdenskaart
146
Hoewel Cor Jonker geen lid van de Hervomde kerk was, schreef Ds. Dekker in het kerknieuws een ‘in memoriam’. ’Plotseling overleed in Polen de heer Cornelis Gerrit Jonker, in de leeftijd van 69 jaar. Hij woonde op de Wilhelminalaan 7, waar zijn vrouw, Lucyna Zaremba, in ieder geval voorlopig zal blijven wonen. Cor was iemand die niet hield van mooie praatjes, hij was recht door zee en hield van eerlijkheid. Daarom lazen wij onder meer de tien geboden in de rouwdienst. Veel opoffering en verdriet werden voor hem goed gemaakt in zijn laatste jaren. Hij leefde met volle teugen. Dat zal zijn vrouw en zijn kinderen bij dit veel te vroege afscheid toch ook tot dankbaarheid stemmen’. Ds. Dekker sloot aan bij wat Jonker op de rouwkaart had laten schrijven:‘Voor ik mijn ogen heb gesloten, heb ik van een avontuurlijk leven genoten. Veel heb ik gezien, veel mocht ik beleven. Was het goed of matig? Blijf bij die vraag niet langer staan. Vergeef me, ik heb mijn best gedaan’. Er werden in de grote kerk enkele toepasselijke liederen ge147
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
zongen, met teksten over angst, strijd, storm, bewaring in nood. Misschien wel een herinnering aan die 18e november 1939. Toen op de laatste zondag van het kerkelijk jaar de namen werden voorgelezen van hen die in 1993 waren overleden, werd, net als tien jaar eerder bij Hendrika Posch, ook Cornelis Gerrit Jonker genoemd. Na het overlijden van haar echtgenoot is Lucyna op enig moment teruggegaan naar Polen. Sindsdien woont de nu 83-jarige mevrouw Zaremba in Jelenia Gora, de ‘Parel van het Reuzengebergte’ genoemd. Deze oude stad in het zuidwesten van Polen vierde in 2008 haar 900-jarig bestaan. Tenslotte Nog één keer terug naar die 18e november 1939. De ‘Simon Bolivar’ stak tot het eind van dat jaar met masten, schoorstenen en stuurhuis boven het water uit. Daarna is het gekanteld. Een boei – ‘Trinity’ – markeert de plaats van het wrak op 51 graden, 48 minuten Noorderbreedte en 1 graad, 36 minuten Oosterbreedte. De plek waar op een koude Novemberdag in 1939 tachtig mensen de dood vonden. Tegen de achtergrond van al het leed in de Tweede Wereldoorlog, die vijfenvijftig miljoen slachtoffers eiste, lijkt het vergaan van een schip met tachtig slachtoffers een ramp van beperkte omvang (22). Maar in die trieste herfstmaand van 1939 vol oorlogsdreiging, betekende de ondergang van de ‘Simon Bolivar’ een catastrofe van de eerste orde. Bovendien, de geschiedenis van iedere omgekomen zeevarende is er een, elk met haar eigen verdriet en nasleep voor de nabestaanden. De ramp maakte overal een verpletterende indruk en is onze grootste zeeramp in vredestijd. Nog steeds, nu 75 jaar later, worden op honderden plaatsen in en buiten ons land brieven, foto’s en krantenknipsels gekoesterd en zorgvuldig opgeborgen. Herinneringen aan een ramp van lang geleden, die de betrokkenen en achterblijvers nooit zullen vergeten’ (23). Dat geldt voor de kinderen van Cornelis Gerrit Jonker. Dat geldt ook voor de schrijver van dit verhaal.
Ik eindig het verhaal over Cornelis Jonker, Cornelis Zeeman en al degenen die bij de ramp met de Simon Bolivar betrokken waren, met een gedicht van de schrijver/ dichter Jan H. de Groot, dat hij in november 1939 maakte, met als titel ‘de Mijn’ (24): Geen dood wacht stiller op zijn prooi dan die in golven is ingebed zijn plaats betrekt, zijn schedeltooi, de doornenkroon heeft opgezet. Wie ziet hem in de schemering? Wie in de blindheid van de nacht? Geruisloos is zijn wiegeling en achteloos zijn sluwe wacht. Geen schip, dat aan zijn doornen raakt ontkomt de dodelijke slag. Een donder barst, de huidwand kraakt. Het schip zinkt weg met man en vlag. En later aan een eenzaam strand stuwt wind en zee de doden aan. Over de wereld meldt de krant ’t bericht: Er is een schip vergaan. Ten oosten van de Britse kust liep het op een verdwaalde mijn. Nu is de zee alweer gerust, zoals ook wij weer rustig zijn. Maar wie kent ’t worst’len van het kind stikkend in olie, of de nood van ’n moeder, die haar zoon niet vindt of weg ziet glijden in de dood? Wie onzer dwingt zijn dromen naar het schrikbeeld van deez’ massamoord? Er liggen doden opgebaard. Er is een mijn ontpoft aan boord.
Na de ramp
148
Ds. C.A.E. Groot: cae-grootAzonnet.nl
149
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
Bronnen
wereld. De reis van november 1939 zou voorlopig de laatste oversteek naar de West worden, vanwege de
* De ondergang van de Simon Bolivar, Johan van der Wal, uitg. Bosman en Bosman.
vele gevaren op zee. Aan boord materialen voor een groot aantal havens in het Caribisch gebied en ook
* Knipselboek van mijn vader Willem Groot over de ramp met de Simon Bolivar.
een aanzienlijke hoeveelheid post voor Suriname, Trinidad en Venezuela. 37a
* Brochure ter herinnering aan de mannen van Marken die niet terugkeerden na de Tweede Wereldoor-
Op internet zijn 3 minuten bewegende beelden te zien van de proeftocht van de Simon Bolivar op 5
log, uitgave van de Chr. Oranjevereniging ‘Marken en Oranje’, ter gelegenheid van de onthulling op
maart 1927.
vrijdag 11 november 2011 van het gedenkteken op Marken.
4. Cornelis, vernoemd naar zijn opa Cornelis Gerrits Schaap, was een zoon van havenarbeider Martinus
* Provinciale NH Courant 22.11.1939, 25.11.1939; 29.11.1939, 18.11.1943 De drie Meren 25.11.1939.
(Maarten) Adriaansz. Jonker, op 5 mei 1893 in Monnickendam geboren (Oudezijds Burgwal) en op 25
* Bevolkingsregisters Waterland-archief Purmerend
juni 1973 in Monnickendam overleden. Op 28 september 1918 trouwde hij met Antje Schaap, geboren in
* Internetartikelen
Monnickendam op 2 september 1896 (Zuideinde) en overleden in Monnickendam op 26 augustus 1971. Ze was een dochter van Cornelis Gerrits Schaap (1857-1947) die op 12 december 1886 in Monnickendam
Met dank aan enkele familieleden (kinderen) Jonker voor hun informatie en documentatie.
was getrouwd met Antje van Dijl (1859-1932). Zijn eerste vrouw Aafje Posch, geboren te Broek in Waterland op 30 november 1862, met wie hij in december 1884 te Broek in Waterland trouwde, was een
Op internet kunt u de proefvaart van de Simon Bolivar bekijken. Drie minuten bewegend beeld uit 1927.
half jaar na haar huwelijk, op 11 juli 1885, overleden.
Google: ‘proeftocht Simon Bolivar’.
Nadat op 17 maart 1919 in Monnickendam Maria was geboren, vertrok het gezin in september van dat jaar naar Amsterdam. Daar werd op 18 november 1923 Cornelis Gerrit geboren en op 27 juli 1927 zijn
__________
broertje Adrianus. Het gezin is in maart 1931 weer in Monnickendam komen wonen, waarbij eerst een huis op de Nieuwezijds Burgwal werd betrokken (nu 46) en na een ‘tussenstop’ in het Zuideinde (nu
Noten
68), Rosendaalstraat 6 het onderkomen werd. Daar woonden ze in 1939.
1. Zo ongeveer begint journalist Johan van der Wal zijn boek, met als titel: ‘De ondergang van de Simon
5. November dit jaar dus 75 jaar geleden.
Bolivar’, blz. 4. ‘Daarin veel feiten en foto’s van deze scheepsramp.
6. Toen jaren na de Tweede Wereldoorlog de Duitse oorlogsarchieven open gingen, kwam aan het licht,
2. Het passagiersschip ‘Spaarndam’, gebouwd in 1922, was, na een controle van de Engelsen, op de
dat drie Duitse torpedobootjagers tijdens de nacht van 17 op 18 november 1939, in de monding van de
zaterdagochtend dat de ‘Simon Bolivar’ ten onder ging, in de buurt om hulp te verlenen. Maar – ver-
Theems en Humber, niet ver van het lichtschip Sunk Channel, een groot aantal magnetische mijnen
moedelijk – op bevel van een Engelse torpedojager, voer het plotseling met alle kracht weg. Zo
hadden neergelegd! De drie jagers hadden ongezien hun gang kunnen gaan, want het was nieuwe
e
ontkwam dit schip de 18 november aan een mogelijke ondergang. Negen dagen later verdween het
maan en een nevelsluier bedekte de zee voor de Engelse zuidkust. De namen zijn bekend: de ‘Bernd
alsnog in de diepte van de zee. Op de dag dat het schip verging, de 27e, hebben overlevenden in een
von Arnim’, de ‘Wilhelm Heidkamp’ en de ‘Hermann K¸nne’. Hun actie betekende dat weekend de
Londens hotel nog enkele overlevenden van de Simon Bolivar ontmoet, zo meldt het Limburgs
ondergang van nog meer schepen, zie noot 8. Deze drie Duitse schepen werden het jaar daarop door de
Dagblad van 28 november 1939.
Engelsen vernietigd of voorgoed uitgeschakeld.
3. Simon Bolivar (1783-1830) was een vrijheidstrijder uit Venezuela en wordt gezien als grondlegger van
7. Een sloepenrol is een oefening voor opvarenden, waarbij duidelijk wordt gemaakt wie, in geval van
de natie. Hij bevrijdde Venezuela van het Spaanse, koloniale juk. De in 2013 overleden president
nood, in welke reddingsboot moet plaatsnemen. Die indeling was ook te lezen op briefjes in de hutten.
Chavez zag in deze vrijheidsstrijder een groot voorbeeld en gaf zijn land om die reden de naam
De dienstorders van de maatschappij gaven aan, dat een sloepenrol ‘zo spoedig mogelijk na vertrek
‘Bolivariaanse Republiek Venezuela’.
gehouden moest worden’. Dat was echter die zaterdagmorgen achterwege gebleven. Meer daarover:
Het luxe passagiersschip de ¥Simon Bolivar¥ werd in 1926 gebouwd bij de Rotterdamse Droogdok
‘van der Wal’, blz. 31, 32. Achteraf gezien zou de sloepenrol niets veranderd hebben aan het rampgebeu-
Maatschappij (RDM) en was eigendom van de Koninklijke Nederlandse Scheepvaart Maatschappij
ren, omdat vijf van de acht sloepen door de tweede explosie kapot geslagen waren.
(K.N.S.M), het derde schip in grootte. Het was 134 meter lang, 18 meter breed en had een laadvermogen
8. Het was een gebied waar tot dusver geen mijnen getraceerd waren. Later bleek dat die mijnen er kort
van zo¥n 8000 ton. Het was een populair schip met opvallend veel luxe aan boord. Veel fraaie
tevoren waren neergelegd door enkele Duitse torpedobootjagers (noot 6), zie‘Van de Wal’ blz. 5, 12 en
betimmeringen, gebrandschilderde ramen, waaronder die van de naamgever in Bolivia, glimmend
71. Binnen vier dagen zouden er in dat gebied nog meer schepen ondergaan. Op zaterdag een Brits en
koper en zware tapijten. Acht reddingsboten boden plaats aan elk 51 personen en nog eens acht
een Joegoslavisch vrachtschip, op zondag een Brits kolenschip, op dinsdag een Brits vrachtschip en een
reddingsvlotten voor 104 mensen. Ruim voldoende voor de circa 400 opvarenden. Het schip werd wel
Japanees passagiersschip en op 22 november een Britse vrachtvaarder.
de ‘Van Gend & Loos ter zee’ genoemd, vanwege het transport van bijna alles naar bijna overal ter
9. Aldus de jongste stuurman, de 20-jarige R.P. de Haan, in april 2009 overleden in Den Helder.
150
151
jonge monnickendammer betrokken bij scheepsramp op de noordzee
10. Cornelis Elberts Zeeman, geboren op Marken 20 juni 1899, was een zoon van Elbert Klaas Zeeman
woonde ze met haar ouders op het Zuideinde 45. Terwijl ze op 4 juni 1943 met Cornelis Jonker
(Marken 1867-1929) en Jannetje Cornelis Kaars (Marken 1867-1940). Cornelis was een aantal jaren
trouwde, is ze op 12 april 1944 ingeschreven te Broek in Waterland, adres Zuiderwouder Dorpsstraat 35.
arbeider en boerenknecht. Als zodanig heeft hij in verschillende plaatsen gewerkt, waaronder Jisp,
Was ze daar dienstbode? Of, zoals de persoonskaart aangeeft, enige tijd inpakster op een overhemden-
Wormer, Warder en Ilpendam. In 1917 is hij teruggegaan naar Marken. Tussen 1917 en 1921 is hij bij de
fabriek? Pas op 14 december 1945 staat ze weer in Monnickendam ingeschreven, op adres Zuideinde 45.
koopvaardij terecht gekomen. Hij was al weduwnaar (huwelijk Marken 1925) van Lobberig Zeeman
Meer informatie over de voorouders van Jonker en Posch is beschikbaar bij ondergetekende.
(Marken 1903-192?), toen hij op 31 december 1931 trouwde met Jannetje Cornelis Schipper, geboren op
22. Aan boord waren 398 opvarenden. Tachtig van hen zijn omgekomen (20%); 59 passagiers en 21
Marken 14 september 1909, dochter van Cornelis Jacobs Schipper (1869-1950) en Marie Klaas van Altena
bemanningsleden. Vierentwintig van hen kwamen uit Nederland.
(1877-1933). Cornelis en Jannetje woonden in de Havenbuurt en hadden vijf kinderen.
23. Van der Wal blz. 102
11. Zijn naam staat op de plaquette die in november 2011 op Marken is onthuld tegenover het Dorpshuis
24. Meer over Jan H. de Groot in JOM 2007 blz. 76 vv.
‘Het Trefpunt’, ter herinnering aan de mannen van Marken die niet terugkeerden na de Tweede Wereldoorlog. Als datum wordt aangegeven 18 november, als locatie de monding van de Theems, Engeland. Op dat monument staan in het totaal twaalf namen, waarvan er vijf op zee zijn omgekomen. Naast Cornelis Zeeman zijn dat de Markers Jacob Boes, 42 jaar, 24 februari 1942; Pieter Schipper, 57 jaar, 14 september 1942; Hein Visser, 57 jaar, 27 april 1943; Cornelis Visser, de zoon van Hein, 28 jaar, 23 maart 1944. 12. Of hij opnieuw is gaan varen, heb ik niet kunnen achterhalen. Zijn vrouw, Johanna Faas, is in november 1974 te Amsterdam gestorven. Het overlijden van Jacob Hulskemper heb ik niet kunnen achterhalen. Mogelijk is hij gecremeerd. Zijn laatste adres – februari 1976 – was woonzorgcentrum Berkenstede 36 te Diemen. 13. Dit schip van de K..N.S.M. zou op 13 mei 1940 in de buitenhaven van IJmuiden op een magnetische mijn lopen, waardoor het verloren ging. Drie mensen werden vermist. 14. Het was de laatste keer dat dit schip als lijnboot de Noordzee overstak. De diensten werden gestopt vanwege aanhoudend mijnengevaar. Op 11 mei, een dag na de Duitse overval van ons land, kon het schip vanuit Vlissingen naar Engeland ontkomen. 15. Dat was de torpedobootjager HMS Greyhound H05. Dit schip uit 1930 is in mei 1941, tijdens het begeleiden van andere schepen, door Duitse bommenwerpers in de Middellandse Zee, nabij Kreta, tot zinken gebracht. 16. Cornelis had drie broers: Klaas, geboren 1896, Pieter, 1903 en Jaap, 1905. Alle drie zijn na 1939 overleden. Niet na te gaan is welke van de drie bedoeld wordt. Cornelis’ vrouw, Jannetje Schipper, had maar één broer, Klaas Cornelis Schipper, geboren in 1907. Hij was dus die zwager. 17. Hoe bootsman Zeeman bij sloep zeven de leiding op zich nam, kunt u lezen in ‘Van der Wal blz. 56’ 18. Van der Wal blz. 100. De brief is van marconist Johannes Lindeman. 19. Aldus een reeks dagbladen rond 16 januari 1940. Een krant schrijft over een modeshow van een bijzondere soort. Niet omdat het ging om nieuwe modellen, maar omdat er gebruik werd gemaakt van kledingstukken, die al een paar honderd jaar waren overgegaan van vader op zoon en moeder op dochter. 20. PNHC 24.1.1940 21. Hendrika Posch is op 20 mei 1925 in de Visscherstraat 16 in Beverwijk geboren. Op 15 februari 1943
152
153
oorlogsmonumenten 1940-1945
Oorlogsmonumenten 1940-1945 Het verhaal van drie op zee omgekomen Monnickendammers Ds. C.A.E. Groot
Voor de kerk in de Purmer, hoek Purmerenderweg/Westerweg, staat sinds 1 mei 1950 een monument, met daarop vier namen. Drie van hen, Dirk Schaatsbergen, Simon Groot en Jacob Groot (1) zijn in Monnickendam geboren. De vierde is Simon de Ridder (2) uit Amsterdam. Met uitzondering van Simon de Ridder, staan deze namen ook gebeiteld in het oorlogsmonument aan de Zarken, tegenover de Grote Kerk van Monnickendam. Sinds 1947 heeft Oosthuizen, gemeente Zeevang, een oorlogsmonument, met daarop o.a. de naam van de in Monnickendam geboren Klaas Haan. 1. Jacob Groot is geboren in Monnickendam op 16 april 1916. Hij was getrouwd met Grietje Koolhaas (Sloten 1915-Edam 2005). Jacob zat bij het Amsterdamse verzet en is op 8 maart 1945 in Amsterdam gefusilleerd, begraven in Edam. Hij was een broer van Simon Groot, zie bij 3. 2. Simon de Ridder, geboren in Amsterdam op 14 maart 1918, zoon van Jacob Nicolaas de Ridder en Guurtje Tump, was vliegenier bij de Koninklijke Marine. Een botsing in de lucht boven Noord-
Monument Purmerend
Ierland maakte op 27 maart 1944 een einde aan zijn leven. Zijn lichaam is gevonden, geborgen en (her)begraven op het ereveld Loenen.
Monument de Zarken
154
Hier volgt het verhaal van drie geboren Monnickendammers, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op zee zijn omgekomen: Simon Groot, Dirk Schaatsbergen en Klaas Haan, in deze volgorde. Een deel van de informatie is afkomstig uit gesprekken en correspondentie met familieleden en bekenden, een ander deel uit kranten en archiefbronnen. De cijfers in de tekst verwijzen naar de notities onderaan elk verhaal.
1. Simon Groot (1917-1943) Simon Groot werd op zondag 22 juli 1917 in Monnickendam geboren (3). Hij groeide op in de Purmer en ging naar de Lagere Landbouwschool te Purmerend. Daar kreeg hij onderwijs in algemeen vormende vakken, zoals die op een lagere school werden gegeven, met daarnaast de basisprincipes van natuurwetenschappen, die verband hielden met de land- en tuinbouw, de beginselen van de veeteelt, zuivelbereiding, landbouwhuishoudkunde, staatsinrichting, bemesting en veevoer (4). Simon behoorde tot de eerste, ruim zestig leerlingen van deze nieuwe opleiding, die in december 1927 van start was gegaan en ondergebracht in de verbouwde, voormalige Johanna Bewaarschool aan de Kanaalstraat. In april 1930 ontving hij zijn diploma. Dr. J.W.H. Geerlings, veearts in Purmerend sinds 1891 en voorzitter van de Commissie van Toezicht, zei bij de diploma-uitreiking ‘dat de afgestudeerden tevens de verplichting op zich namen om levende propagandisten van het landbouwonderwijs te zijn en van de school die hen deze kennis verschaft had’. 155
oorlogsmonumenten 1940-1945
Simon zou echter niet in de landbouwsector gaan werken. Hij ging naar de ULO in Edam, maar dat was van korte duur. Op 2 juli 1930 meldt de PNHC (zie voor de afkortingen de bronvermelding) dat ‘S. Groot, leerling van de ULO-school te Edam, met gunstig gevolg het toelatingsexamen voor de Rijks-HBS in Purmerend heeft afgelegd’. Dat het om ‘onze’ Simon gaat blijkt, wanneer hij overgaat van klas 2 naar 3 en van 3 naar 4. Bij die gelegenheid wordt zijn naam voluit in de krant genoemd: Simon Groot uit de Purmer, Monnickendam. Verdrietige gebeurtenis In dezelfde klas als Simon zat ook de 14-jarige Edammer Floris Cornelis Gortemulder. Hij Simon Groot woonde bij zijn ouders aan de Burg. Versteegsingel 14. Evenals Simon was hij in september 1930 toegelaten tot de Purmerender Rijks-HBS (5). Omdat de vader van Floris, zetter in een drukkerij te Edam, in 1932 zonder werk kwam te zitten, was er geen geld voor de tram en moest Floris elke dag op de fiets naar school. Op donderdag 18 februari 1932 reed hij op de Edammer jaagweg richting Purmerend. Hard fietsend probeerde hij de stoomtram bij te houden, waarin zich een paar mede scholieren bevonden. Vanwege de rook van de tram had hij slecht zicht.
Daardoor werd hij geraakt door een auto, viel van z’ n fiets en raakte buiten bewustzijn. Ondanks twee uur kunstmatige ademhaling, lukte het dokter Becker van Edam niet om de levensgeesten op te wekken. De begrafenis werd door een grote groep leerlingen en leraren van de HBS bijgewoond. Samen hadden zij een gedenksteen ontworpen, die een paar maanden later, in aanwezigheid van een ontroerde familie Gortemulder, op het graf van Floris werd geplaatst en onthuld. Simon Groot zal daar ongetwijfeld bij zijn geweest. Via een advertentie in de krant bedankte de familie al degenen, die bij het overlijden van Floris hun deelneming hadden betuigd. Tram Geen einddiploma voor Simon De Rijks-HBS Purmerend kende vanaf haar oprichting in 1921 een drie-jarige en vijf-jarige opleiding. Op 21 juli 1934 ging Simon over van de derde naar de vierde klas. Vermoedelijk is hij een jaar blijven zitten, want pas in juli 1936 meldt de krant dat Simon van vier naar vijf is gegaan. Hij heeft de vijfjarige opleiding echter niet afgemaakt. Zijn naam ontbreekt in de lijst van geslaagden die in juli 1937 gepubliceerd werd en waarbij wordt gezegd dat één kandidaat niet geslaagd is. Simon wellicht? Simon had echter voldoende ondergrond om de tweejarige cursus, ter opleiding van koopvaardij-officier, te volgen. Daarvoor was in die tijd een 3-jarig HBS- of MULO-B diploma vereist. Zwemdiploma Simon kon zwemmen. De PC vermeldt de namen van hen die op 25 juli 1936 het zwemdiploma hebben behaald. Onder hen Simon en ook zijn broer Jacob Groot.
HBS Purmerend
156
Onderzeekazerne Den Helder
Opleiding in Den Helder In verschillende kranten werden regelmatig berichten geplaatst om jongens voor de marine te werven. Het is heel goed mogelijk dat Simon zo’n bericht onder ogen heeft gehad. Hoe dan ook, op 10 september 1937 is hij naar de zee157
oorlogsmonumenten 1940-1945
vaartschool in Den Helder gegaan. De HC van 5 oktober noemt zijn naam als ingekomen in de stad, met als onderkomen het Internaat van de zeevaartschool. Net als zijn collega’s heeft hij de ontgroenings-procedure meegemaakt, want een artikel in de HC van 15 september van dat jaar meldt, dat ‘de zeevaartschool de erepalm kreeg inzake de beste ontgroenings-methode’. ‘De slachtoffers der ontgroen-zucht lagen in kinderwagens of werden op allerlei minder zachtzinnige wijze ten spot der gemeenteambtenaren voortgezeuld’, aldus de krant, om te eindigen met de woorden: ‘Zou men een schonere ouverture kunnen bedenken voor den nieuwen cursus, die als een schaduw van ernstig plichtsbesef boven de zeevaart-hoofden hangt...?’ Stuurman Aan de zeevaartschool werd hij opgeleid tot stuurman. Op 25 juli 1938 meldde de HC dat Simon was overgegaan van de 1e naar de 2e klasse. Het jaar daarop – 15 juli 1939 – bleek Simon Groot uit de Purmer geslaagd te zijn als stuurmansleerling. Landelijke kranten als het Utrechts Volksblad, De Banier en De Tijd namen het bericht van de HC over. Simon is gaan varen Na het afronden van zijn opleiding is hij naar Monnickendam teruggegaan. Op 31 augustus 1939 werd hij ingeschreven op het adres van zijn ouders, de Oosterweg in de Purmer. Hij kwam van Ankerpark 20 Den Helder, het adres van de zeevaartschool, aldus het Bevolkingsregister. Waarschijnlijk ging het om een verlofperiode, maar is hij vrij vlot daarna gaan varen. Vanwege internationale spanningen en oorlogsdreiging werden er namelijk in het tweede deel van 1939 veel soldaten en marinemensen gemobiliseerd. Exacte informatie ontbreekt hier echter.
dergebracht bij de Koninklijke Rotterdamse Lloyd NV (6). Hoe en wanneer Simon op dat schip terecht is gekomen, heb ik niet kunnen achterhalen. Met 97 bemanningsleden aan boord – Laskaren (Indische matrozen, caeg), Britse artilleristen en Nederlanders, waaronder Simon Goot – maakte de ‘Terkoelei’ deel uit van een groot konvooi van 37 vrachtschepen, dat in de maritieme geschiedenis bekend staat onder de codenaam HX-229. Het schip had een lading zink, tarwe en post aan boord. Terwijl deze schepen op de Atlantische oceaan in colonne van New-York naar Belfast voeren, werden ze op 17 maart 1943 aangevallen door Duitse onderzeeërs. Om 14.05 uur vuurde de U 631 enkele torpedo’s af. De ‘Terkoelei’ en het s.s.’Zaanland’, dat ook deel uitmaakte van het konvooi, werden getroffen. De ‘Zaanland’ verdween langzaam in de golven, maar alle 53 opvarenden konden worden gered. Dat was anders bij de ‘Terkoelei’. De bemanning verliet het zinkende schip, maar veel Laskaren waren zo geschokt, dat ze er niet in slaagden om in twee reddingssloepen te stappen voor het schip kapseisde. Ze werden geraakt door de grote hoofdmast en de schoorsteen. Van de 97 bemanningsleden verdronken er 39, waaronder, als gezegd, veel Laskaren. De 58 manschappen die de ramp overleefden, werden door de Amerikaanse torpedoboot ‘Mansfield’ opgepikt en naar Gourock in het westelijk deel van Schotland gebracht. Onder de geredden was niet Simon Groot. Hij is die woensdag 17 maart 1943 omgekomen en kreeg een zeemansgraf in de Atlantische Oceaan. 3. Simon Groot was een zoon van Jan Jansz. Groot uit Akersloot, geboren op 8 augustus 1896, overleden te Edam op 13 december 1968. Hij was veehouder aan de Oosterweg wijk V/68 (nu nr. 15) in de Purmer. Op 22 december 1915 trouwde Jan Groot in Monnickendam met Klaziena de Jonge uit Edam, geboren 15 januari 1897, daar overleden op 28 oktober 1986. De familie Groot vertrok op 17 mei 1918 naar Edam/Volendam, waar op 11 januari 1919 Jan Pieter werd geboren, overleden juni 2009. Op 29 mei 1920 was het gezin weer terug in de Purmer, adres Oosterweg 25 (wijk V/78). Simon was een broer van Jacob, zie bij 1. De grootvader van Simon, Jacob Groot, werd in 1866 in Monnickendam geboren. De ouders van Jan Jansz. Groot, te weten Jan Groot en Grietje Slooten,
Getorpedeerd Tijdens de Tweede Wereld- oorlog was Simon vierde stuurTerkoelei man op het koopvaardijschip de ‘Terkoelei’. Een van oorsprong Duits schip, gebouwd in 1923, dat voordien ‘Essen’ heette. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, lag de ‘Essen’ in Soerabaja. Daar werd het door Nederland gevorderd, omgedoopt in ’Terkoelei’ en on158
waren op 15 januari 1900 in Monnickendam komen wonen. Simon is geen familie van ondergetekende. 4. De opleiding duurde vier jaar, d.w.z. gedurende 40 weken werd er in de eerste klas 2 dagen per week lesgegeven, in de tweede klas 1 dag per week, zo ook in de 3e en 4e klas, maar dan gedurende 30 weken per jaar. Schoolgeld, slechts vijftien gulden per kalenderjaar. De schooltijden vielen tussen de melktijden en de schoolvacanties werden zo geregeld dat deze vielen in de voor landbouwers drukste tijden. De leraren kwamen uit de wijde omgeving. Tot directeur werd dhr. G. Geijtenbeek aangesteld, hoofd van de O.L.S te Broek in Waterland.
159
oorlogsmonumenten 1940-1945
5. Floris, geboren in Edam op 26 februari 1917, was een zoon van Maarten Gortemulder (Mijdrecht 1885-Hengelo 1980), zetter bij Drukkerij Keizer & van Straten. Gortemulder was een enthousiast dammer, actief in de typografenbond, de SDAP en de Geheelonthouders vereniging. Hij was in 1904 in Edam komen wonen en in de kost bij de familie Jonker-Duijvis. In 1916 trouwde hij met dochter Eefje Jonker (Edam 1893-Hengelo 1976), de laatste actief op het terrein van de reclassering, met name hulp aan drankzuchtigen. In 1965 zijn Maarten en Eefje naar Hengelo verhuisd, waar beiden zijn overleden. Meer over de familie Gortemulder kunt u lezen in een uitgave van OudEdam rond 2010. 6. De Duitse schepen die in verschillende Indische havens werden buitgemaakt, kregen een nieuwe naam, ontleend aan de namen van vuurtorens in Nederlands-Indië. De ‘Terkoelei’ was sinds 1887 een herkenningslicht voor schepen in de straat van Riouw (Bataviaansch Nieuwsblad van 25.6.1940). Het werd bediend door een lichtwachter.
2. Dirk Schaatsbergen (1910-1940) Dirk Schaatsbergen werd op zondag 4 september 1910 in Monnickendam geboren. Niet in de stad zelf, maar in de Purmer, het landelijk gebied ten westen van Monnickendam. Zijn vader Cornelis was op 24-jarige leeftijd in mei 1898 te Monnickendam getrouwd met de drie jaar oudere dienstbode Grietje Heijn uit Purmerend (7). Cornelis was de zoon van een watermolenaar (8) en zou ongetwijfeld het werk van zijn vader Christiaan hebben overgenomen, ware het niet dat de molen in 1878 werd gesloopt. Daardoor werd het boerenbedrijf de bron van zijn bestaan. Tussen 1899 en 1904 werden er drie jongens en twee meisjes geboren en in 1906 een doodgeboren Dirk Schaatsbergen kindje, voordat in 1910 Dirk ter wereld kwam. Het gezin woonde wijk 5 nr. 49, dat is nu Purmerdijk 1. Dirk was dertien toen zijn ouders op 18 mei 1923 hun 25-jarige echtvereniging vierden. Vijf jaar later stief zijn vader, 55 jaar oud. Als jongste in het gezin heeft Dirk de huwelijken van vier broers en zusters meegemaakt: Hillegonda in 1925, Maritje 1926, Christiaan 1927 en Pieter 1928. Purmer 160
Technische opleiding Hoewel Dirk in een agrarisch gebied opgroeide, was het boerenbedrijf niet aan hem besteed. Hij volgde de lagere school, zat van 1925-1927 op de Avond-tekenschool te Edam en ging naar de Middelbare Technische School in Amsterdam, waar hij zich bekwaamde in de autotechniek. Als monteur werkte hij enige tijd bij ‘Wiedijks Autobedrijf’ aan de Purmerenderweg 155 in de Beemster. In september 1928 had de heer Wiedijk een – voor die tijd – hypermodern bedrijf geopend, met een autoshowroom, verhuurinrichting en garage/werkplaats. Je kon er terecht voor nieuwkoop en reparaties van auto’s (Renault), motorrijwielen en fietsen (Fongers). Dirk was daarna ook nog enige tijd monteur bij een autobedrijf in Purmerend, vermoedelijk P. Jorritsma’s autobedrijf (Chevrolet) aan de Koestraat, dat in april 1929 een nieuwe showroom in de Breedstraat had geopend. Bij de Marine Maar blijkbaar gaf dat werk niet de voldoening waar Dirk naar zocht. Hij wilde bij de Marine. Dat was een vrijwillige keus, want in augustus 1929 was hij vrijgesteld van dienstplicht. Na lang praten met zijn ouders kreeg hij toestemming om naar Den Helder te vertrekken. In januari 1931 werd hij daar ingeschreven en enkele maanden als stoker 2e klasse op de ‘Van Speijck’ geplaatst, een instructieschip voor stokers. Vanaf september 1931 deed hij dienst op Hr. Ms. ‘Jacob van Heemskerck’ om in augustus 1933 weer terug te keren op de ‘Van Speijck’. Inmiddels was Dirk, samen met zes anderen, op 1 februari 1932 bevorderd tot stoker 1e klas en op 1 maart 1933 tot stoker-olieman 1e klas. In december 1933 maakte Dirk deel uit van de bemanning van Hr. Ms. K XVI, een onderzeeboot waarmee hij vanaf 7 januari 1935 ruim drie jaar in de Indische wateren verbleef als stoker-olieman (9). Daar volgde op 1 augustus 1937 een nieuwe bevordering. Dirk werd korporaal-machinist. Toen hij in juli/augustus 1938 uit Soerabaja terugkwam, (hij voer toen op Hr. Ms. ‘Sumatra’) werd hij ondergebracht in de kazerne van de OZD, de OnderZeeDienst in Den Helder. In oktober van dat jaar kwam hij terecht op de mijnenveger Hr. Ms.‘Abraham van der Hulst’. Dat was echter maar van korte duur, want een maand later vinden we Dirk terug in de haven van Vlissingen op het wachtschip ‘Noord-Brabant’. Dit fregat, een ontwapend pantserdekschip, werd gebruikt als logementschip voor de opleiding van matrozen en deed tevens dienst als wachtschip. Opdat het niet in Duitse handen zou komen is dit schip, kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (17 mei), door de bemanning tot zinken gebracht. Maar toen was Dirk 161
oorlogsmonumenten 1940-1945
Schaatsbergen al vertrokken. Vanwege een ontploffing op een marinevaartuig in Vlissingen (10), had de Marineraad in Den Haag namelijk beslist, dat er voortaan op ieder schip een korporaal-machinist moest worden aangesteld. Dirk Schaatsbergen werd in maart 1939 als zodanig uitgekozen voor de mijnenveger ‘Willem van Ewijck’, één van de acht mijnenvegers die ons land bezat en die ook dienst deden als mijnenleggers. Samen met negen andere oorlogsschepen, waaronder de Hr. Ms. ‘Sumatra’, waarop Dirk in augustus 1938 uit Indonesië was teruggekomen, nam de ‘Van Ewijck’ eind april 1939 deel aan een nationale vlootschouw in Rotterdam. Mijnenveger op een mijn gelopen De taak van de ‘Van Ewijck’ was om mijnen te leggen in de Noordzee, langs de kust van de Waddeneilanden. Begin september 1939 was men daarmee begonnen, samen met vier andere mijnenleggers, waaronder de ‘Pieter Florisz’. Locatie: de Noord(s)vaarder, een grote zandplaat aan de westkant van Terschelling. Op 6 september, tijdens werkzaamheden in de geul het Boomkensdiep, bleek er een mijn niet goed te liggen. Deze moest worden verlegd. Dat gebeurde terwijl de ‘Van Ewijck’ onder stoom bleef. Maar door een sterk opkomende vloed liep het schip plotseling gevaar. Hoewel het met volle kracht wegvoer, werd het kort voor half een ’s middags, tegen een mijn aangedreven, die door de botsing ontplofte. Vanwege de geweldige explosie brak het schip in tweeën en zonk binnen vier minuten. Een aantal bemanningsleden zat op dat moment in de motorsloep van de mijnenveger. Die werd door de kracht van de explosie enkele meters de lucht in geslingerd, maar als door een wonder kwam de sloep ook weer behouden op het water terecht, zonder dat de bemanning gewond raakte. Opvarenden die in zee terecht waren gekomen werden gered door de vier andere mijnenvegers. Van het vliegkamp de ‘Mok’ van Texel arriveerden acht watervliegtuigen om ter plekke medische hulp te bieden. De geredden werden naar het hospitaal aan de Buitenhaven gebracht. Ondanks de snelle hulpverlening kwamen er dertig van de 51 opvarenden om het leven, waaronder de 35-jarige commandant, Luitenant ter Zee Johan Emile ten Klooster. 162
In de Provinciale Noord-Hollandse Courant verscheen die dag het bericht: ‘Dirk Schaatsbergen, een 29-jarige jongeman, geboren en getogen in de Purmer, heeft op wonderbaarlijke wijze het leven behouden bij de ramp van de ‘Van Ewijck’, de Nederlandse mijnenveger die vrijdag nabij Terschelling op een mijn liep en waarop hij als korporaal-machinist werkzaam was’ (11). Dirk Schaatsbergen vertelt zijn verhaal Wat er precies is gebeurd, vertelt Dirk zelf. Zijn dienst in de machinekamer zat er om twaalf uur op. Een ander nam zijn taak over. Dirk begaf zich naar zijn hut in het voorschip, waar een collega op hem wachtte. Hij trok z’n schoenen uit, terwijl de ander het luik boven het vertrek (dat maar zeer zelden openging!) opende. Nauwelijks was dat gebeurd of de ramp (ontploffing van een mijn) vond plaats. Dirk klom zo snel mogelijk door het geopende luik naar buiten, maar moest terug om, op advies van z’n maat, zijn zwemvest te halen. Samen doken ze in zee en zwommen naar een van de dichtstbijzijnde barkassen (een grote sloep, al of niet met een motor, caeg). Gelijk met verschillende andere drenkelingen trachtte het tweetal zich, met behulp van de inzittenden, in de sloep te hijsen. Maar omdat allen aan dezelfde kant trokken sloeg het kleine vaartuig om. Omdat Dirk niet zo’n goede zwemmer was, wilde hij niet te lang in het water blijven. Daarom zwom hij terug naar de ‘Van Ewijck’, waarvan nog slechts het voorschip te zien was. Dirk klom op de punt van het schip en wachtte daar totdat een tweede sloep dichterbij kwam, die hem kon oppikken. Hij had nog maar net een plaats in de barkas gevonden, toen ook het voorschip in de diepte wegzonk. Op het nippertje was hij aan de dood ontsnapt. Het eerste wat hij in de sloep van zijn commandant te horen kreeg was: ‘Dirk zwem nooit meer terug naar een zinkend schip. De zuiging trekt je onherroepelijk de diepte in’. Een waarschuwing die Schaatsbergen niet zou vergeten. Met de overige geredden werd Dirk, die alleen wat schaafwonden aan zijn linkerarm en linkerbeen had opgelopen, door de in de buurt liggende mijnenveger ‘Nautilus’ naar Den Helder gebracht. Moeder Schaatsbergen Zijn 68-jarige moeder, al tien jaar weduwe, die bij haar zoon Gerrit aan de Purmerdijk woonde, had haar radiotoestel niet aan, toen tegen zes uur het A.N.P. de droeve tijding aan het Nederlandse volk bracht. 163
oorlogsmonumenten 1940-1945
Tegen achten kwam buurman Willem van Oostveen even een praatje maken. ‘Heb je het ook gehoord, buurvrouw? Er schijnt een Hollandse boot vergaan te zijn’. Moeder Schaatsbergen schrok wel even, maar had er nog geen erg in, dat het om een marinevaartuig ging en dat haar jongen er bij betrokken was. Dat begon ze pas te begrijpen, toen er om negen uur een telegram werd bezorgd met de woorden: ‘Gezond en wel, Dirk’. Ondanks het goede bericht schrok ze geweldig. Het was dus toch de boot van haar zoon. Desondanks was ze niet gerustgesteld en van slapen kwam niets. Tegen één uur werd er aan de deur gerammeld. Moeder Schaatsbergen bereidde zich op het ergste voor. Dat zou wel weer een telegram zijn en nu met een slechte tijding. Men kan zich de reactie van de vrouw voorstellen toen zij, in plaats van de telegrambesteller, Dirk in levenden lijve voor zich zag staan. Haar zoon had, ondanks alles ontberingen, direct vanuit Den Helder een motor genomen en zijn eerste gang was naar zijn moeder in Monnickendam. Hij bleef enkele uren bij haar. Moeder was zo blij, dat ze nauwelijks het verhaal over de voor haar zoon zo gelukkig afgelopen ramp hoorde. Dirk was al zijn bezittingen kwijtgeraakt. Zijn kleding, geld, lesboeken etc. Maar daar zat hij niet mee. Het leven is toch zo veel meer waard dan al het andere. Met weemoed dacht hij terug aan zijn makkers die niet zo gelukkig waren als hij en in de Noordzeegolven waren omgekomen. Slachtoffers van de oorlog, waaraan wij niet deelnamen en die wij niet wensten. Kranslegging Het Nederlandse volk leefde mee met de familie van de marinemensen. Nog voor de oorlog was begonnen waren ze omgekomen bij de uitoefening van hun plicht. Een week later werd door de adjudant van H.M. de Koningin, Schout bij nacht C. Baron de Vos van Steenwijk, in Den Helder een krans gelegd bij het monument ‘Voor hen die vielen’, bij het Havenplein, nu de Vijfsprong, ter nagedachtenis aan hen die bij de ramp met de mijnenveger het leven hadden verloren en met militaire eer waren begraven. Dirk Schaatsbergen gaat trouwen Een maand na zijn behouden thuiskomst en na genezen te zijn van zijn lichte verwondingen, is Dirk, die toen in Den Helder woonde, op 26 oktober 1939 te Purmerend getrouwd met IJda Huisman, geboren in Bolsward op 3 juli 1909, dochter van Fedde Huisman en Meijntje (roepnaam Minke) Hooiring. Dit echtpaar kreeg zeven dochters, waarvan IJda de 5e was (12). De familie behoorde tot de Hersteld Apostolische Gemeente in de Eenheid der Apostelen, een afsplitsing uit 1897 van de Hersteld Apostolische Zendingskerk. 164
De politieke kleur was die van de SDAP, opgericht in 1896 door o.a. Pieter Jelles Troelstra. Door een fusie ontstond in 1946 de huidige Partij van de Arbeid. De bruid: IJda Huisman Zoals de meeste meisjes in die tijd, was IJda voor haar huwelijk geruime tijd dienstbode. In oktober 1932 vertrok zij naar Zaandam en diende bij papierwarenfabrikant J.C. Helleman Westzijde 210, een bedrijf dat, zij het op een ander nummer, nog steeds bestaat. Dienstbode was ze ook vanaf november 1934 bij de heer K. van Urk, P.L. Tabakstraat 26 Zaandam. Een gezin met veel kinderen. Genoeg te doen dus. IJda Huisman en Dirk Schaatsbergen In november 1935 werd ze in Zaandam uitgeschreven en is ze naar Velsen gegaan, waar ze een kleine vier jaar zou blijven. Vermoedelijk was ze al eerder vertrokken, want dienstbode IJda werd op 17 juni 1935 te Velsen ingeschreven op adres de Genestetlaan 15. In juli 1939 verhuisde ze van adres Velserduinplein 10 naar Purmerend, waar ze vermoedelijk korte tijd bij haar ouders woonde in de Vooruitstraat 91, in afwachting van haar aanstaande huwelijk. Omdat moeder Hooiring buitenshuis nogal actief was, moest IJda regelmatig de afwas doen. Mevrouw Huisman was in de twintiger jaren van de vorige eeuw penningmeesteresse en propagandiste van het ‘Witte Kruis’ Purmerend. Maar ze deed nog meer. In het dagblad van de arbeiderspers ‘Het Volk’ verscheen in februari 1921 een advertentie waarin mevrouw M. Huisman-Hooiring aankondigt spreekuur te gaan houden op maandag, donderdag en vrijdag in de Vooruitstraat 129 te Purmerend. Ze was opgeleid als deskundige voor de in 1881 opgerichte NieuwMalthusiaanse Bond. Die organisatie streefde naar geboortebeperking als middel tot het aanpakken van sociale en economische wantoestanden. Deze Bond, een voorloper van de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH), was in die tijd nogal omstreden. Het heeft er alle schijn van dat IJda’s moeder een nogal dominante vrouw was. Haar wil was wet, hetgeen bleek toen IJda vertelde, dat ze van plan was met Dirk Schaatsbergen te trouwen. Dat mocht, mits deze zijn Nederlands Hervormde opvoeding vaarwel zou zeggen en Apostolisch zou worden. 165
oorlogsmonumenten 1940-1945
Den Helder 1939 Begin november 1939 werd Dirk uit de OZD-kazerne ontslagen. Hij had een eigen onderkomen gevonden op de Bassinggracht 106 in Den Helder, niet ver van het Marine-havengebied. Een maand later werd IJda in het Bevolkings Register van Den Helder ingeschreven op adres Goudsbloemstraat 21. Een keurige straat, meer in het centrum. Daar woonden Dirk en IJda toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak (13). Dirk gaat weer varen Het was de tijd waarin de politieke spanning op liep en een oorlog dreigde. Iedereen was nodig en zo werd Dirk, nog geen drie weken na de ondergang van de ‘Willem van Ewijck’, op 25 september als machinist op de onderzeeër Hr. Ms. O13 geplaatst (14). Het was eind augustus in den Helder teruggekeerd van een reis naar West-Indië, opgewacht door een grote menigte. Het stafmuziekkorps speelde het Wilhelmus, de bemanning stond stram saluerend aan dek, hetgeen beantwoord werd door saluerende officieren in de haven. Niet lang na zijn huwelijk in oktober moest hij zich dus al weer bij de Marineleiding melden. Wanneer precies is niet duidelijk. Vermoedelijk heeft hij enkele dagen of weken verlof gehad, maar veel zal het niet geweest zijn vanwege die onrustige en onzekere tijd. Op de O13 was Dirk, samen met collega’s, verantwoordelijk voor het onderhouden, repareren en bedienen van de hoofdmotoren. Ook het in bedrijf houden van allerlei hulpwerktuigen en apparatuur, zoals de koel- en verwarmingsinstallatie, de sanitaire voorzieningen, de luchtcompressoren en pompen, behoorde tot zijn taak. Hr. Ms. O13 Oorlog Op de vroege ochtend van de 10e mei werd ons land aangevallen door Duitsland. De weerstand was gering en al snel volgde de capitulatie. Of er sprake was van voorkennis, weet ik niet, maar feit is dat de O13, in de nacht van 9 op 10 mei, vanuit Den 166
Helder naar Engeland vertrok. Daardoor viel de onderzeeër niet in Duitse handen. Een bericht van een nog levend familielid Hooiring wekt de indruk, dat een en ander zeer snel in z’n werk is gegaan en er voor Dirk zelfs geen tijd was om afscheid te nemen van IJda. Zij bleef in het door de Duitsers bezette Nederland achter. O13 vermist Op 12 juni 1940 maakte de O13 nog een laatste proefvaart. Om half negen ’s avonds vertrok de onderzeeër, met vierendertig opvarenden aan boord, vanuit het Schotse Dundee – een belangrijke basis voor onderzeeboten, waaronder die uit Nederland – via de river Tay naar open zee voor haar eerste Noordzee-patrouille. De O13 zou gaan patrouilleren in het Skagerrak. Het moest een ‘geruisloze vaart’ worden. Zo mocht er niet hardop gepraat worden, anders zouden de geruispeilers van de vijand de O13 kunnen lokaliseren. Om zuurstof te sparen mocht er zo weinig mogelijk worden gelopen. En als er moest worden gelopen, gebeurde dat op gymnastiekschoenen. Een week later, 19 juni, werd de boot teruggeroepen, maar er kwam geen antwoord. In de thuishaven werd men ongerust. Het ergste werd gevreesd. Op 2 juli 1940 werd in Monument O13 te Dundee Londen bekendgemaakt: ‘Hr. Ms. onderzeeboot O13 is zo lang over tijd, dat haar verlies helaas als vaststaand aangenomen moet worden’ (15). Terwijl Dirk Schaatsbergen de ramp met de ‘Van Ewijck’ had overleefd, is hij dus negen maanden later aan boord van de onderzeeër Hr. Ms. O13 van de Koninklijke Marine, op de Noordzee omgekomen. Zijn overlijdensbericht, getekend door Schout-bij-Nacht L.A.C.M. Doorman, dateert van 29 november 1940. Zijn officiële overlijdensacte (nr. 318) is opgemaakt in Den Helder op 27 juli 1948 en noemt 19 juni 1940 als datum van overlijden, de dag dat de Marineleiding er van overtuigd was, dat de O13 als verloren moest worden beschouwd. 167
oorlogsmonumenten 1940-1945
De gebeurtenis kreeg destijds veel aandacht in de media. Dirk Schaatsbergen komt voor op een lange lijst van namen, van in het buitenland gesneuvelde officieren en schepelingen (16). IJda Schaatsbergen-Huisman IJda, die inmiddels bij haar ouders in de Vooruitstraat 91 te Purmerend woonde, kreeg via een telegram van het Rode Kruis, haar overhandigd door een politieagent Overlijdensakte Dirk Schaatsbergen uit Purmerend, het trieste bericht, dat haar echtgenoot op zee was omgekomen. ‘Door tusschenkomst van het Informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis bereikte mij de mededeling van het overlijden van Uw echtgenoot, de korporaal-machinist Schaatsbergen, Dirk, stamboeknummer 11830, eertijds dienende aan boord van Hr. Ms. O13. Ik betuig U hiermee mijn deelneming in het door U geleden verlies en hoop, dat de gedachte, dat Uw echtgenoot voor Koningin en Vaderland zijn leven liet, U het verlies helpt dragen en U verder moge sterken. Aangezien datum en verdere gegevens ontbreken, ligt het voorlopig niet in de bedoeling wijziging te brengen in het U maandelijks toekomende 2/3 deel van het tractement’. Ondertekend door Schout-bij-Nacht L.A.C.M. Doorman, Hoofd van het Regelingsbureau Zeemacht. Het bericht kwam bij mevrouw Schaatsbergen-Huisman hard aan. Ze kon niet geloven dat haar man nooit meer thuis zou komen. Na slechts zeven maanden huwelijk, moest ze hem voorgoed missen en leven van een weduwenpensioen, hetgeen pas enkele jaren later verstrekt werd. Hoewel haar huis in de Helderse Goudsbloemstraat schade had opgelopen, wilde ze aanvankelijk niet terug naar de ouderlijke woning in Purmerend. Immers, Dirk kon thuiskomen! Maar door de omstandigheden gedwongen (geen inkomen) moest ze haar huisraad opslaan en bij haar ouders te Purmerend intrekken. De Heldersche Courant besluit op kerstavond 25 december 1940 een bericht over het verlies van de O13 met de woorden: ‘Wij leven in een tijd van oorlog. De ontzettende gevolgen ervan dringen sterker tot ons door naarmate wij er zelf dichter bij betrokken zijn. En wij, marinevrienden, herdenken hen in onze gebeden, die met Hr. Ms. O13 sneuvelden voor het vaderland, terwijl wij onze deernis en medeleven betuigen met de aldus getroffen familieleden van deze onderzeebootbemanning’. Ook Hare Majesteit toonde haar betrokkenheid in een brief die alle nabestaanden van de O13 in januari/februari 1946 van koningin Wilhelmina ontvingen. 168
Vooruitstraat Purmerend rond 1930, een sociaal woonproject
IJda’s leven na de dood van Dirk Schaatsbergen Vanuit Purmerend is IJda op enig moment naar haar zus Gjaltje Huisman en zwager Renze Ypma, winkelhouder van Albert Heijn, vertrokken. Dit echtpaar woonde in Velsen. IJda is daar in oktober 1945 ingeschreven, maar vermoedelijk woonde ze er al in 1943 en heeft ze enige tijd de huishouding gedaan bij haar ernstig zieke zus, die in 1965 is overleden. Volgens adresboekjes van Velsen woonde de weduwe Y. Schaatsbergen-Huisman in 1952 in de J.P. Coenstraat 143. Er bij vermeld wordt dat ze kraamverzorgster was. In 1962 en in 1973 woonde zij een paar straten zuidelijker, in de Lange Nieuwstraat 329. Beide straten vallen nu onder de gemeente IJmuiden. IJda heeft niet opnieuw willen trouwen. In Velsen is ze diakones geworden (van haar kerk?). Op 29 augustus 1998 is IJda Schaatsbergen-Huisman in de Lange Nieuwstraat 329 te IJmuiden, waar ze meer dan 35 jaar had gewoond, overleden, 89 jaar oud. Evenals die van Simon Groot en anderen, die in IJda Schaatsbergen-Huisman; haar overlijdensakte 169
oorlogsmonumenten 1940-1945
de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen, staat ook de naam van Dirk Schaatsbergen op het Zeevaartmonument in den Helder vermeld. Als ‘getrouwe helden’ zullen de namen van de O13 geboekstaafd worden in de geschiedenis van ons vaderland (17).
11. De PNHC vertelt op 13 september 1939 zijn verhaal onder de kop: ‘Purmer machinist ontsnapte aan den dood’. Het verhaal is ook opgetekend door Anthony van Kampen, jourmalist bij de Helderse Courant. 12. Fedde Huisman is geboren in 1880 te Pingjum, gemeente Wonseradeel, overleden te Alkmaar in 1862. Hij trouwde in december 1901 te Bolsward met de zeventien-jarige Meintje Hooiring, geboren in 1884 te Kortezwaag, gem. Opsterland, overleden te Alkmaar in 1970, dochter van Johannes Hooiring (Franeker 1861-Den Haag 1943) en Elsje Poelman (Den Haag 1861 – Groningen 1933). Half juli 1913 was Fedde met zijn vrouw en zes dochters naar Purmerend gekomen. Daar werd in 1914 nog een meisje – Gerardina – geboren, maar dat is vier maanden na haar geboorte overleden,
7. Cornelis Schaatsbergen, geboren Monnic-
evenals de oudste dochter – Elsje – die slechts zestien jaar werd, overleden in november 1918, van-
kendam 12 januari 1874 is overleden in Am-
wege een niet te genezen ziekte.
sterdam op 7 januari 1929, 54 jaar oud. Hij
Fedde Huisman werkte als stoker op de Hollandia-melkfabriek in Purmerend, opgericht in 1896.
werd in Monnickendam begraven. Cornelis
De vader van Meintje, Johannes Hooiring woonde vanaf 1933 bij zijn dochter en schoonzoon in.
trouwde op 18 mei 1898 in Monnickendam
13. Toen ons land in mei 1940 door de Duitsers werd bezet, veroverden ze ook het marinecomplex.
met Grietje Heijn, geboren in Purmerend op
Dat was voor de Geallieerden reden om de stad te bombarderen. De veiligheid van de inwoners
4 januari 1871, overleden in januari 1953, de
liep gevaar en daarom werd op 25 juni besloten tot evacuatie. Omdat de Duitsers een Engelse in-
17e begraven in Monnickendam, dochter van
vasie verwachtten, moest zowel de bebouwing langs de Zeedijk, de Kanaalgracht en Weststraat,
Gerrit Pieters Heijn (Oostzaan 1840-Amster-
als ook het grootste deel van de binnenstad, plaatsmaken voor de bouw van de Atlantikwall.
dam 1913) en Maritje Jans Roele (Broek in
14. De O13 was een van de zeven onderzeeërs die de Marine in de Tweede Wereldoorlog heeft ver-
Waterland 1843-Amsterdam 1922). Grietje
loren. Hij werd vanaf 1928 gebouwd op de scheepswerf de Schelde te Vlissingen en in april 1931
was tot aan haar huwelijk dienstbode en werkte o.a. in Amsterdam, Ilpendam, Edam, Landsmeer
daar te water gelaten. Kosten 2,5 miljoen gulden. Tijdens het 40-jarig regeringsjubileum van ko-
en Purmerend.
ningin Wilhelmina in september 1938, lag de O13, versierd met vlaggetjes, samen met andere oor-
Op het adres Purmerdijk 1 woonde in 1938 ook Dirks broer Gerrit (1900-1996), in 1934 getrouwd
logsschepen in de haven van Amsterdam.
met Neeltje Ridder (1905-1955), dienstbode uit Nieuwer-Amstel. Op Purmerdijk 2 woonde een
15. Allerlei scenario’s van wat er gebeurd zou kunnen zijn, zijn onderzocht. Het schip zou een zee-
jongere broer, Klaas met Maartje Jonkhart. De voorouders van Dirk Schaatsbergen zijn rond 1720
mijn hebben geraakt of een aanvaring met een Poolse onderzeeër hebben gehad. Er is gedacht aan
in Monnickendam komen wonen. Tenminste drie generaties ( Dirk, geb. 1782, Christiaan, geb.
een technisch mankement, een explosie aan boord of een lekkage, maar wat er werkelijk is ge-
1828 en Cornelis, geb. 1874) waren watermolenaar.
beurd, blijft tot op heden een raadsel. Mocht de O13 ooit gevonden worden (er wordt nog steeds
8. Er stonden in de Purmer twee watermolens, ook wel spekmolens genoemd, waarschijnlijk van-
naar gezocht!), dan kan dat mogelijk meer duidelijkheid geven.
wege hun omvang. Het waren windmolens, die het water van de Molentocht moesten lozen op het
16. Op 7 maart 1941 o.a. het Rotterdams Nieuwsblad, de Oprechte Haarlemse Courant en het Leids
Stinkevuil (=Purmer Ee). De laatste watermolen, gebouwd in 1627, is in 1878 afgebroken. Meer
Dagblad.
daarover in JOM 2006 blz, 79vv. Zie ook de PC. d.d. 13 oktober 1878 ‘Vier watermolens tot sloo-
17. 3 juli 2013 is er met ongeveer 250 nabestaanden een herdenking geweest en zijn er op zee kran-
ping’. Het hout van de molens is door notaris Merens bij openbare veiling verkocht
sen gelegd. De O13 is van de zeven onderzeeërs de enige die men tot op heden nog niet heeft kun-
9. De XVI was de eerste onderzeeër die een Japanse jager (Sagiri) torpedeerde. Het allereerste Ja-
nen lokaliseren. Men blijft echter doorzoeken.
panse oorlogsschip dat zijn einde vond in de oorlog. Kort daarop werd de K XVI echter zelf getrof-
Veltrop noemt op blz. 98 ene Greuter als omgekomen bemanningslid van een onderzeeër. Dat kan
fen door de Japanse onderzeer J-66.
alleen maar Dirk Schaatsbergen zijn, want Adrianus Greuter, geboren 1899 te Beemster, was olie-
10. Op 24 januari 1939 om zeven uur ’s morgens was er in Vlissingen, aan boord van de mijnenveger
man op het s.s. Soemba en is omgekomen op de Atlantische Oceaan op 5 januari 1941. Hij woonde
Hr. Ms. ‘Pieter Florisz’, bij het opstoken van de ketels een begin van brand ontstaan, waardoor het
tussen 1907-1912 in Monnickendam, vertrok toen naar Wormer, maar was in 1917 weer terug in de
schip averij had opgelopen. De Marineraad te Den Haag oordeelde dat er sprake was van een ver-
stad.
Ode aan O13 en O32
keerde bediening bij het opstoken van de ketel, waardoor de ontploffing had plaatsgevonden.
170
171
oorlogsmonumenten 1940-1945
3. Klaas Haan (1919-1942) Klaas Haan kwam niet uit een Monnickendams geslacht, maar is wel in Monnickendam geboren, op donderdag 16 januari 1919 (18). Niet in de stad, want het gezin woonde aan de Singel, wijk 5 nummer 104, nu Kloosterdijk nummer 11. Daar woonde de familie Haan overigens maar kort, want eind april 1920 vertrok het gezin naar Berkhout en vandaar in maart 1923 naar Oosthuizen.
Oosteinde 78
Klaas Haan
Ambachtsschool Hoorn
Scholing Na de lagere school ging Klaas enige tijd naar de Tekenschool in Edam, waar hij het vak ‘bouw- en werktuigkundig tekenen’ leerde. In maart 1932 slaagde hij voor het toelatingsexamen van de Ambachtsschool in Hoorn. Na in april 1934 bevorderd te zijn van de 2e naar de 3e klas, behaalde hij daar in april 1936 het einddiploma. Welke opleiding Klaas heeft gevolgd, is niet duidelijk, maar ongetwijfeld een technisch vak, waar hij later profijt van heeft gehad. Klaas sportief Klaas was sportief aangelegd (19). Hij was lid van turnvereniging ‘Olympia’ uit Oosthuizen, opgericht in 1909. Zij gaven regelmatig uitvoeringen en bij zo’n uitvoering september 1929 behaalde Klaas, de tweede prijs bij een wedstrijd over een hindernisbaan, 80 meter hardlopen en de Duitse driesprong (de hink-stapsprong). Ook op het voetbalveld was Klaas actief. In oktober 1933 maakte hij deel uit van het 2e team van de v.v. ODIS uit Oosthuizen, een voetbalvereniging die het jaar daarvoor was opgericht. Als de lijst van namen begint bij de keeper, dan speelde hij in de verdediging. Maar vooral zwemmen had z’n hart. Hij was regelmatig van de partij wanneer de in 1930 opgerichte Oosthuizer Bad- en Zwemvereniging wedstrijden organiseerde. Klaas was veertien toen hij in augustus 1933 zijn zwemdiploma behaalde. Die172
zelfde dag al deed hij mee aan een wedstrijd 25 meter vrije slag voor jongens tot 14 jaar. Die afstand legde hij in 26 seconden af, een kleine seconde langzamer dan de winnaar, een 2e plaats dus. Maar op dezelfde dag behaalde hij de eerste plaats tijdens een zwemwedstrijd met hindernissen. Twee jaar later, in juli 1935 waren er wedstrijden in Warder, georganiseerd door zijn vereniging uit Oosthuizen. Daar behaalde Klaas een 2e prijs met 50 meter rugzwemmen voor jongens boven de 16 jaar. Zijn tijd was 58.2 sec. Op de schoolslag was hij de snelste. Hij won de 100 meter in 1 min. 48 sec. In September 1936 waren er wedstrijden in Schardam. Op de 100 meter voor heren boven de 16 tikte Klaas als 2e aan. Maar de estafette over 4 x 50 meter (twee dames en twee heren zwommen tegen een soortgelijk team) leverde een 1e prijs op. Ook bij een race over 50 meter vrije slag met 50 meter hindernis was hij de snelste. Prijswinnaar Verschillende keren was Klaas ook gelukkig bij een verloting. Toen de vereniging ‘Floralia’ van Oosthuizen in 1932, tijdens een tentoonstelling, een verloting had georganiseerd, was de 20e prijs – een lunchkaasje – zijn deel. Vijf jaar later behaalde hij opnieuw een prijs, toen er geraden moest worden, hoe zwaar de gezamenlijke bestuursleden wogen. Samen met nog ene heer S. Bakker had hij 1310 pond genoemd. Na loting kreeg Klaas de 3e prijs toegekend. De Waterlander, 1 juni 1935
173
oorlogsmonumenten 1940-1945
Bestuurslid In januari 1926 was in Oosthuizen een ‘Jeugdbond voor Onthouding’ (JvO) opgericht. Na een paar goede jaren werd de animo minder en ging de bond ter ziele. Maar op 1 juni 1935 kwam het tot een heroprichting met twintig leden. Samen met drie andere Oosthuizenaren werd Klaas tot bestuurslid gekozen. Huiselijke momenten In de familiesfeer beleefde Klaas een feestelijke gebeurtenis op 12 maart 1933. Zijn opa en oma van moeders kant, Cornelis Reek en Willempje Reek-Slot, waren die dag veertig jaar getrouwd. Oma Slot, bijna 65 jaar, overleed het jaar daarop, 23 december 1934. Drie jaar later moest Klaas ook afscheid nemen van zijn opa. Deze overleed in januari 1937. Esperanto Als de kranten van de dertiger jaren opslaat, ontdek je een geweldige belangstelling voor de ‘wereldtaal’ Esperanto, rond 1887 ontworpen door de Poolse oogarts Lejzer Zamenhof. In Beemster, Purmerend, Middelie, Edam, Beets (niet in Monnickendam), overal ontstonden clubs of werden cursussen gegeven aan hen, die deze taal wilden leren. Het zou, volgens insiders, de taal van de toekomst zijn, die mensen wereldwijd met elkaar zou verbinden. In Oosthuizen werd vanaf eind 1934 een cursus gegeven door de Zweed Birger Karlsson, een man die ook in allerlei andere plaatsen deze taal doceerde. Klaas Haan en zijn moeder volgden in hun dorp de cursus, zo vertelde mij de heer Offringa. Of de cursus in Oosthuizen lang heeft bestaan is onduidelijk. De cursusleider werd namelijk in maart 1939, wegens familie-omstandigheden, naar Zweden teruggeroepen. In de krant werd er daarna niet meer over gesproken. Dienstplicht Op 16 november 1937 kreeg Klaas een oproep als dienstplichtige voor de lichting 1939, maar dat werd in augustus 1938 gewijzigd in ‘buitengewoon dienstplichtige’. Hij was nl. in mei 1937, 18 jaar oud, naar de Marinekazerne in Den Helder vertrokken, waar hij werd opgeleid tot stoker. Dat gebeurde vooral in de marinekazerne zelf, maar voor een deel ’s avonds op Hr. Ms. Van Speijck’. Klaas was een van de ruim zestig leerlingen. Tijdens de opleiding was er regelmatig gelegenheid om de familie op te zoeken en vrienden te ontmoeten. Ook waren er sportieve krachtmetingen tussen de diverse Marine-onderdelen. Gelet op Klaas’ sportieve instelling, zal hij daarin zeker een rol in hebben gespeeld. Op 18 mei – Klaas was toen stoker 3e klas – werd hij van Hr. Ms. Van Speijck overgeplaatst naar ‘De Mok’, het marine vliegkamp op Texel. Dat duurde echter maar 174
kort, want een maand later volgde een nieuwe overplaatsing, van ‘De Mok’ naar het pantserdekschip Hr. Ms. Gelderland, dat vanaf 1920 als oefenschip werd gebruikten en ook als stationsschip in West-Indië. Het schip kreeg bekendheid Vliegkamp De Mok toen het in 1901 de ZuidAfrikaanse president Paul Kruger naar Europa (Marseille) vervoerde. Op 14 mei 1940 kwam het in Duitse handen. Naar West-Indië Met de ‘Gelderland’ is Klaas enige tijd in de ‘West’ geweest. Het schip vertrok op 18 oktober 1938, voor een verblijf van vijf maanden naar West-Indië om daar de politie-kruiser ‘Jan van Brakel’, met zeventig opvarenden, af te lossen. Vijf maanden later, 17 maart 1939, was het schip terug in Nieuwediep/Den Helder. Tijdens het daaropvolgend verlof ging Klaas naar Oosthuizen, waar hij zijn familie ontmoette en er ook contact was met de familie Offringa. Met Hr. Ms. ‘Tromp’ naar Nederlands-Indië Op 1 juli 1938 werd Klaas bevorderd tot stoker 2e klas en op 3 april 1939 overgeplaatst naar Hr. Ms. ‘Tromp’, een nieuw, Nederlands schip met een bemanning van 285 koppen. Het was een flottieljeleider, een schip dat de leiding had bij het begeleiden van schepen die in konvooi voeren. Een bevordering tot stoker 1e klas volgde op 1 juli 1939. Vanwege een reële oorlogsdreiging werd de ‘Tromp’ op 18 augustus 1939 naar Nederlands Oost-Indië gestuurd. Klaas was aan boord, zo blijkt uit de lijst van opvarenden. Toen het schip Den Helder verliet, werd het door duizenden mensen uitgezwaaid. Fraai zomerweer en de vakantietijd waren daar debet aan. Aan boord was ook een scheepskapel. Hr. Ms. Tromp 175
oorlogsmonumenten 1940-1945
De ‘Tromp’ kwam op 10 september 1939 in Sabang (Noord-Sumatra) aan, om daarna door te varen naar Soerabaja. Toen Nederland op 10 mei 1940 betrokken raakte bij het internationale conflict, werden de oorlogsschepen, waaronder de ‘Tromp’, ingezet om geallieerde koopvaardijschepen te beschermen. In de Indische wateren hebben heel wat oorlogshandelingen plaatsgevonden, waarbij ook de ‘Tromp’ betrokken was. Met de Japanners werd in de nacht van 19 op 20 februari 1942 een harde strijd geleverd. Er waren tien doden en dertig gewonden te betreuren en het schip was zwaar beschadigd. Na een provisorische reparatie in Soerabaja voer de ‘Tromp’ naar Australië, waar het hersteld en ook gemoderniseerd werd (20). Vanaf die tijd was de ‘Tromp’ meer een lichte kruiser, met voor die tijd moderne apparatuur aan boord. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 bleef Hr. Ms. ‘Tromp’ nog maandenlang in Indonesië om te assisteren bij de opvang van ex-krijgsgevangenen en om Nederlandse schepen te beschermen tegen Indonesische nationalisten. Op 3 mei 1947 arriveerde Hr. Ms. ‘Tromp’, na een afwezigheid van zeven jaar, in Amsterdam. Voor de duizenden toeschouwers, die de ‘Tromp’ nog kenden van voor de oorlog, was het schip bijna onherkenbaar geworden. Dat als gevolg van de verschillende moderniseringen in Australië, waardoor de lichte kruiser een ware metamorfose had ondergaan. Brief uit Soerabaja Vanuit Soerabaja schreef Klaas op 4 februari 1940 een brief aan zijn toen tienjarige bewonderaar Chris Offringa, die hem een verjaardagskaart had gestuurd. Terwijl het in Nederland winter was (veel winterse neerslag en een gevoelstemperatuur van min 7 graden), schreef Klaas over de zomerse omstandigheden waarin hij verkeerde. Het hele jaar door bananen en een verslag hoe de inlanders vis vingen met een speer of een pijl en boog met een touw er aan. Na de groeten aan de familie te hebben gedaan schrijft hij: ‘Je moet maar goed leren en dan ook maar varen, dan kun je al dat moois ook zien’. Tussen haakjes schrijft Klaas, dat Chris dat maar niet aan zijn moeder moet zeggen. Chris Offringa is inderdaad gaan varen, heeft hij mij laten weten. Verkering, maar geen huwelijk In de brief schrijft Klaas ook: ‘Als je weer eens op Oosthuizen komt, moet je maar aan Nettie vragen of je het fotoalbum mag inzien, dan kan je zien hoe mooi het hier is’. Die ‘Nettie’ was Jeanette Elize Drijver, dochter van de hoofdonderwijzer van de O.L. school te Oosthuizen (21). Met dit meisje had Klaas verkering en blijkbaar stuurde hij haar foto’s van zijn omgeving. Tot een verloving of huwelijk is het echter niet gekomen. Nettie heeft Klaas in 1941 een brief geschreven waarin ze 176
de relatie verbrak. Ze niet wilde trouwen met een man die altijd op zee en dus bijna nooit thuis was. Vader en moeder Haan hadden het heel erg moeilijk met dat besluit. Klaas gesneuveld Of Klaas Haan de slag van februari 1942 heeft meegemaakt is niet bekend. Het School Oosthuizen kan, maar lijkt niet waarschijnlijk. In Soerabaja heeft hij de ‘Tromp’ verruild voor een ander schip. Het is begin 1942 als we hem terugvinden aan boord van de stoomsleepboot Hr. Ms.‘Triton’, dat voor een deel bemand was met marinepersoneel. Op zondag 8 maart 1942 lag dit schip, samen met de, eveneens bewapende, stoomsleepboot ‘Zaza’ op de Mahakamrivier in Oost-Borneo. Daar werden zij door Japanse patrouilleboten bij Kota Bangoen, ten westen van Samarinda, aangevallen. Beide schepen werden eerst lek en daarna in brand geschoten. De deels uit marinepersoneel bestaande bemanningen vluchtten naar de wal. Bij een gevecht met de Japanners sneuvelden matroos P. van der Velden en stoker-olieman Klaas Haan. De overigen werden krijgsgevangen gemaakt. Tijdens dat gevangenschap overleden nog verschillende opvarenden (22).
Verzetsmonument Oosthuizen Klaas Haan
177
oorlogsmonumenten 1940-1945
Besluit Het bericht moet in Oosthuizen hard zijn aangekomen en ook de voormalige vriendin van Klaas niet onberoerd hebben gelaten. De ouders van Klaas waren op 16 augustus 1942 vijfentwintig jaar getrouwd. Dat huwelijksfeest zal ongetwijfeld met gemengde gevoelens zijn gevierd. In de krant van 26 augustus 1942 verscheen een dankbetuiging voor de getoonde belangstelling.
18. Klaas was een zoon van kaasmaker Klaas Haan, geboren in de Beemster 16 mei 1892, overleden in Oosthuizen op 22 juni 1953. Hij trouwde op 16 augustus 1917 te Beemster met dienstbode Antje Reek, geboren in de Beemster 2 mei 1894, overleden in Oosthuizen op 17 mei 1963, dochter van Cornelis Reek en Willempje Slot. Het echtpaar Haan is op 16 augustus 1917 (de dag van hun huwelijk dus), vanuit Beemster (Klaas Haan sr. was in 1913 vanuit Avenhorn in Beemster gaan wonen) naar Monnickendam gegaan. Ze woonden een kleine drie jaar aan de Kloosterdijk. In april 1920 is het gezin naar Berkhout vertrokken, waar in januari 1923 nog een zoon, Cornelis, werd geboren. Twee maanden later, maart 1923, volgde een nieuwe verhuizing, nu naar Oosthuizen, waar vader Haan veehouder was. Ze woonden aan het Oosteinde 48, nu nummer 78.
Collage gemaakt door Klaas Haan
Monument Tweede Kamer
178
19. Al deze gegevens zijn afkomstig uit krantenberichten.
Erelijst van gevallenen Sinds 1960 ligt er in de hal van Binnenhof 1a, in het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de erelijst van Gevallenen 1940-1945. Dit document bevat de namen van hen die in de Tweede Wereldoorlog als militair of verzetstrijder voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn omgekomen. Op die erelijst staan de namen van de Monnickendammers Jacob Groot, Simon Groot, Klaas Haan, Oege Jansen (23) Dirk Schaatsbergen, dienstplichtig soldaat bij de Koninklijke Landmacht, Petrus Verswijveren (24) en Simon de Ridder. Ook Adrianus (Arie) Greuter staat op de lijst, telg uit een Monnickendams geslacht, maar niet in de stad geboren (25).
20. Wanneer u via Google de naam ‘Hr. Ms. Tromp’ intikt, word u naar diverse sites verwezen, waar uitgebreid wordt verteld over het wel en wee van dit schip, met name tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands Indië. 21. Nettie werd op 4 mei 1920 in Andijk als Jeanette Elise geboren, dochter van onderwijzer Jan Drijver (Den Helder 1884 – Amsterdam 1943), in 1910 te Den Helder getrouwd met Elisabeth Smits (Den Helder 1886). Vader Drijver was sinds mei 1915 hoofd van de Openbare school in Andijk, toen hij op 1 april 1924 een aanstelling kreeg als hoofd van de Openbare Lagere School in Oosthuizen. Het was een bedrijvig man, gelet op de vele neven- en bestuursfuncties hij heeft gehad, zoals penningmeester van de ijsclub, voorzitter van turn- en gymnastiekvereniging ‘Olympia’, tevens leider van het heren en adspirantenteam, bestuurslid van het ‘Witte Kruis’ etc. In 1939 startte meester Drijver een cursus ‘individueel onderwijs’. Het gezin woonde aan het Oosteinde 122. Nettie is op 12 april 1939 door Ds. Meijer bevestigd als lid van de Hervormde gemeente. In januari 1936 was ze secretaresse/penningmeesteresse van de net opgericht Chr. zangvereniging Oosthuizen.
179
oorlogsmonumenten 1940-1945
In 1937 ontving ze het getuigschrift ‘kinderjuffrouw’ van de Huishoud- en Industrieschool te
Bronnen
Hoorn. In juni 1943 behaalde ze haar Middenstandsdiploma. Al eerder december 1937 had ze haar
* Registers Burgerlijke Stand en Bevolkingsregisters van Monnickendam en Oosthuizen.
typediploma gehaald en een half jaar later bij de opleiding Schoevers in Amsterdam het diploma
* Denken... nadenken... gedenken, 1940-1945, J. Slager sr. 1991
stenografie. Ze werkte op het kantoor van kaashandelaar Koster in Oosthuizen. Na de oorlog is
* Herinneringen aan oud-Monnickendam, J. Veltrop 1975
Nettie getrouwd met Jaap de Hart, geboren in Beemster januari 1920, in juli 1929 met zijn ouders
* O13 still on patrol. Het verhaal van de onderzeeër O13 die tot op heden niet is gevonden.
in Oosthuizen komen wonen – Oosteinde 92 – en na zijn huwelijk naar Hoorn verhuisd. Jaap de
* Jaarboekjes Oud-Monnickendam (JOM + jaar)
Hart slaagde in maart 1936 voor het toelatingsexamen van de ambachtsschool in Hoorn en kreeg
* Internet-sites
in april 1939 het timmermansdiploma.
* Kranten, periode 1900-1945 met gebruikte afkorting: Purmerender Courant (PC); Nieuwe
22. Acht maart 1942 is de dag dat Nederland in Bandoeng de capitulatie tegenover Japan onderte-
Purmerender Courant (NPC); Schuitemakers Purmerender Courant (SPC); De Waterlander (WA);
kende. Dat was kort na de slag in de Javazee op 27 februari en de Japanse aanval op Java op 1 maart
Provinciale Noord-Hollandse Courant (PNHC); Heldersche Courant (HC).
1942. De KNIL militairen werden gevangen genomen en gingen in krijgsgevangenschap.
* Landelijke kranten.
23. Meer over Oege Jansen aan het eind van het artikel ‘Wel en wee van Monnickendammers en Markers op zee’.
Met dank aan
24. Petrus Verswijveren, op 4 mei 1916 in Monnickendam geboren, is omgekomen te Ede op 12 mei
Joop Hooiring en zijn zus Trini Hooiring, Mar Verschoor, Jan Bakker, John Wijnands, Jan Slager,
1940. Hij was een zoon van Jacobus Verswijveren uit Diemen die in juni 1912 te Purmerend trouw-
Wim la Fleur, Marten van Altena en Janny van der Groen, die bereid waren om gevraagde informatie
de met Gerarda ten Alem uit Maarsseveen. Op 24 december 1918 is het gezin naar Fort Kijkduin bij
te verstrekken of op te zoeken in een archief.
Den Helder vertrokken.
Dank aan Ludmilla van Santen voor haar waardevolle opmerkingen bij het verhaal over Dirk
25. Adrianus Greuter werd op 17 februari 1899 geboren, zoon van Arend Greuter die in april 1896
Schaatsbergen.
in Beemster trouwde met Agatha (Aagje) Oudejans uit Beemster. Adrianus woonde 1904 in Kat-
Dank ook aan dhr. Chris Offringa (1930) uit Oosthuizen, die uit zijn herinnering een aantal bijzonder-
woude, 1907 in Monnickendam, 1912 in Wormer en 1917 weer in Monnickendam. Arie Greuter is
heden kon vertellen en aan mevrouw Ina Haan-Stoffels uit Oosthuizen, die mijn vragen over haar
olieman op de ‘Soemba’ als dit schip op 5.1.1941 in de Atlantische Oceaan ten onder gaat. Zie ook
zwager voor een deel kon beantwoorden en van wie ik een zelfgemaakte collage van Klaas Haan mocht
‘Van Monnikenwerk naar Parochiekerk’ blz. 250. Veltrop noemt hem op blz. 98, maar haalt twee
fotograferen.
namen door elkaar, die van Greuter en Schaatsbergen.
Tot besluit Ik eindig dit verhaal met een citaat dat ik op een scheepvaart-site tegenkwam: ‘Zij waren de ware helden van een wrede oorlog. Laten we hen niet vergeten. Zij hebben geen graf, geen bloemen en geen steen. Alleen de kille zee. Soms een roestig wrak’.
Ds. C.A.E. Groot: cae-grootAzonnet.nl
180
181
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
De geschiedenis van ‘Samuël’ en ‘Samuël’ (slot) 1961-heden Ds. C.A.E. Groot
In het jaarboek 2013 hebt u kunnen lezen, hoe het gebouw ‘Samuël’ aan de Kerkstraat 34, is ontstaan en welke functie het in de stad heeft gehad. Het eerste deel eindigde met een grondige verbouwing en de heropening op 11 april 1961. In dit tweede en laatste deel leest u, hoe het verder ging met zowel het gebouw als de CJV ‘Samuël’. Opnieuw een stukje geschiedenis dat bij velen herkenning op zal roepen. Verbouwing Het huis van conciërge Jacobus Ardon – achter ‘Samuël’, Smidsteeg 1 – was onbewoonbaar geworden. Nadat er een tekening was ingediend, werd door de gemeente op 13 juli 1962 de bouwvergunning afgegeven en kon aannemer C. Posch en Co. aan de slag. In het gerenoveerde huis, dat voor ruim ƒ 5000,- was opgeknapt, woonde daarna de ongehuwde gezinsverzorgster mej. G.M. Jansen. Omdat ze – belangeloos – veel werk deed voor het gebouw, hoefde ze geen huur te betalen en mocht ze tot haar dood in het huis blijven wonen. Ze wilde echter per se huur betalen, waarna het bedrag werd vastgesteld op ƒ 40,- per maand, in 1971 verhoogd tot ƒ 50,- en in 1988 tot ƒ 200,- per maand. Nog meer verbouwingen: het weeshuis Omdat er vanaf 1947 geen kinderen meer waren opgenomen, moest er voor het weeshuis een nieuwe bestemming worden gevonden. Daar was echter een verbouwing voor noodzakelijk. Die is er gekomen, waardoor het weeshuis enige tijd door de Christelijke ULO en de Openbare Lagere School als schoollokaal gebruikt kon worden. In 1966 ook een klas van de RK John F. Kennedyschool en in 1974 de MAVO. De zonTheetuin weeshuis dagsschool maakte er o.a. in 1963 en 1974 gebruik van. Maar het verbouwde weeshuis kreeg meer functies. Het Christelijk dameskoor en het Hervormd kerkkoor ging er repeteren, de Christelijke bibliotheek vond er een onderkomen, evenals de accordeon- en de tafeltennisvereniging. Op zolder zat de 182
hobbyclub, terwijl er ook verenigingen waren, die voor speciale gelegenheden de ruimte huurden, zoals de Plattelandsvrouwen, Con Brio, de Speeltuinvereniging, het Rode Kruis afd. Monnickendam en anderen. Dat bracht uiteraard geld in het laatje, waardoor de exploitatie een positief saldo te zien gaf. Anno 2014 kun je er terecht voor een vergadering of voor het drinken van een kopje koffie of thee, al of niet met een broodje of een stuk eigen gemaakte appeltaart, dat bij goed weer in de theetuin aan het water genoten kan worden. Restauratie Grote kerk Het andere bouwproject betrof de Grote kerk. Die was eind jaren vijftig zeer vervallen. In een krant voor toerisme schreef de redacteur onder de kop ‘Restaureren of laten instorten’ op 15 november 1958 het volgende: ‘Daar staat de Grote of St. Nicolaaskerk aan de zuidrand van het stadje. Uit de verte ziet het 15-16e eeuwse bouwwerk met zijn rechthoekige vorm, met de vele steunberen langs de buitenmuren en met zijn karakteristieke toren er aantrekkelijk uit. Uit de verte wel, maar van dichtbij... De vrouw van de koster (Maria Aafje Schipper, 1898-1971, getrouwd met Adriaan Punt, 1898-1975, caeg), die zo vriendelijk was ons het interieur te tonen, typeerde het als volgt: ‘Je schaamt je dood als er iemand de kerk binnenkomt!’ En Restauratie dat was niet overdreven. Veel pilaren, die wit behoren te zijn, zijn groen uitgeslagen. Sommige ramen zijn kapot, andere dichtgemetseld. Het hout is op veel plaatsen vermolmd. De muren vertonen aan alle kanten scheuren. En de buitenkant is navenant. Toch was te zien, hoe mooi deze kerk met haar vloer van grafzerken, het oude koorhek en het fraaie houtwerk van banken en kansel zou kunnen zijn...als zij in een betere staat verkeerde. Aan de noordzijde bevinden zich twee aangebouwde portalen met daartussen een 17e-eeuwse pastorie, die nu dienst doet als kosterij. Die portalen staan zo scheef en zien er zo bouwvallig uit, dat men zou denken dat ze elk moment in kunnen storten. ‘Maar gelukkig gaan ze het volgende jaar aan de restauratie beginnen’ aldus de kostersvrouw. ‘Ja, die restauratie’ zei een arbeider, die achter de kerk met een schop aan het werk was. ‘Het wordt wel tijd, want ze zeggen dat het twintig jaar gaat duren. Ik ben 45. Dan ben ik Drees voor het zaakie klaar is’. 183
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Geen fraai verhaal, maar wel overeenkomstig de werkelijkheid. Dat wordt bevestigd door wat Ds. Verbaas schreef over een spoedvergadering op 15 november van dat jaar 1958, met als enige onderwerp ‘de onbevredigende situatie waarin ons kerkgebouw verkeert’. Had het zover moeten komen met het verval? Wat kunnen we nog doen om het voor de zondagse eredienst te behouden? Hebben we eventuele uitwijkmogelijkheden? De conclusie was dat er in de donkere maanden een andere plaats van samenkomst moest zijn. ‘Aan dit plan dokteren nu intensief de regenten van het weeshuis, benaderd voor een ‘nieuwbouw project’ door de ‘Samuël’ commissie. Over een mogelijke samenwerking hiervoor heerst druk en ijverig beraad. Commissies en allerlei betrokkenen worden geraadpleegd’. Vanaf april van dat jaar bogen de heren kerkvoogden zich al over plannen met betrekking tot de restauratie van de Grote kerk en de kosten daar aan verbonden voor de gemeente. De bijdrage van de gemeenteleden werd geraamd op ƒ 2000,per jaar, 1% van het totale bedrag dat met de restauratie gemoeid zou zijn. De kerkelijke gemeente moest dus ƒ 20.000,- bijeenbrengen (1). Een jaar later schreef Ds. Verbaas: ‘Een storm van ongekende kracht richtte aan kerkramen grote schade aan. Herstel zou spoedig ter hand genomen worden, maar tot dusver (november 1959) is er nog niets van reparatie te zien.(..) Reeds twee zondagen (1 en 8 november) moest nu voor beide diensten in ‘Samuël’ gekerkt worden. Vooral voor de morgendiensten is dit bezwaarlijk en jammer. Natuurlijk, men preekte in catacomben, hield hagepreken en verboden diensten in concentratiekampen. Men gebruike zulks echter niet als dekking voor onze verhuizing van de kerk naar ‘Samuël’. Deze emigratie is teken van armoede. Menselijkerwijs gesproken nóg een flinke storm en we verhuizen voorgoed naar de Kerkstraat. Wie het een promotie noemt, moet toch op z’ n minst een manco aan liturgisch besef hebben’. U merkt het, Ds. Verbaas was bepaald niet blij met de situatie. Op 29 november 1959 werd de laatste viering van het Heilig Avondmaal in het koor van de kerk gehouden, ‘i.v.m. de restauratie die nu een aanvang genomen heeft’. Vanwege deze restauratie, uitgevoerd door aannemer Huurman uit Delft, zou de gemeente, gedurende een x-aantal jaren genoodzaakt zijn voor de kerkdiensten een andere locatie te vinden. Het werd uiteindelijk het geheel gerenoveerde ‘Samuël’. Januari 1960 ‘De kerkrestauratie is op volle toeren gekomen. Aan een afscheiding koor- kerkdienstruimte wordt hard gewerkt. De kerkdiensten in de kerk kunnen in de komende jaren dus blijven doorgaan, dit is verheugend. Dat er klankperikelen komen door het schot is welhaast zeker. Pastor meent te kunnen constateren dat de echo sterk, hinderlijk toeneemt. In bepaalde vakken in de kerkruimte schijnt de predikant onverstaanbaar, althans minder goed verstaan te worden. Misschien valt het nog mee als het schot z’ n definitieve hoogte bereikt zal heb184
ben’. Het was dus behelpen, maar de kerk kon worden gebruikt, terwijl in de koude periode de diensten in ‘Samuël’ werden gehouden, waar een ‘liturgische hoek’ was gecreëerd. In juli 1962 schreef Ds. Verbaas in het logboek van de kerk: ‘De restauratie van de kerk in het koorgedeelte vordert zichtbaar. Moge het op iemand die maar één keer even kijkt de indruk maken van een grote chaos, wie zo van week tot week één of tweemaal binnenstapt, ziet de ontwikkelingen en vorderingen van dit fantastische, grondige werk. In gesprek met de werklieden te mogen ontdekken dat deze mensen intense vreugde hebben aan hun arbeid, zoals mij telkens, met name bij de timmerlieden blijkt, is een verrassing op zichzelf. Hier wordt gewerkt met toewijding, ook door lieden voor wie het woord ‘kerk’ in geestelijke zin maar o zo weinig zegt wellicht. In het Dienstboek der Kerk staat op pagina 287 een gebed der gemeente voor bouwlieden aan een kerk. Zondagavond j.l. hebben we dat, tijdens het gebed na de prediking, uitgesproken. Dat het ons aanspreke’. Er zou veel te schrijven zijn over het jarenlange proces van de kerkrestauratie, maar die informatie kunt u elders vinden (2). Wat was iedereen echter blij, toen de kerk weer volledig gebruikt kon worden. Ds. Hielkema schreef op 7 maart 1969 in het kerkblad: ‘Grote dingen staan de Gemeente te wachten. Onvoorziene omstandigheden voorbehouden, zal de Grote kerk op zaterdag 22 maart weer in gebruik worden genomen. 2 Er wordt door de kerkvoogdij en de kerkenraad hard gewerkt om dit tot een feestelijk gebeuren te maken. Er is de afgelopen tien jaar een geweldig werk verricht. Ieder die de laatste tijd wel eens in de kerk rondgekeken heeft, zal onder de indruk zijn gekomen van de wijze waarop dit gebouw weer in zijn oude schoonheid is teruggebracht. Ter gelegenheid van de oplevering zal op genoemde datum, des middags om half drie, een feestelijke bijeenkomst plaatshebben. Daar zal door burgemeester Mr. J.F. de Groot, Ir. R. Meischke, directeur van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, president-kerkvoogd D. Oosterveld en Ds. Hielkema, het woord gevoerd worden. De cantorij en het fanfarecorps Olympia zullen hun medewerking verlenen, terwijl ook het reeds gedeeltelijk klaargekomen Grote orgel bespeeld zal worden. Een dag later, op zondagmorgen 23 maart (Palmzondag), zal in de kerkdienst van tien uur het opnieuw in gebruik nemen van de kerk door de Gemeente worden gevierd’. Goed nieuws dus. Orgel Het orgel was dat weekend nog maar gedeeltelijk bespeelbaar. Gehoopt werd dat de totale restauratie er van datzelfde jaar nog z’n beslag zou krijgen, maar dat bleek te optimistisch gedacht. Het zou tot vrijdag 30 augustus 1974 duren (ruim vijf jaar later dus!), voor de restaurateur, de firma Flentrop in Zaandam, het orgel zou opleveren. De zondag daarna had organist Simon Bak eindelijk weer de be185
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
schikking over een prachtig orgel met een kompleet werk. Maar zonder in details te treden, daar is veel ellende aan vooraf gegaan. Dhr. Bak heeft er rond de jaren tachtig een en ander in het kerkblad over geschreven. Terugblik op de heropening in 1969 Een week na de feestelijke heropening van de kerk schreef Ds. Hielkema in het kerkblad: ‘Het feest van de ingebruikneming van de kerk is voorbij. Hoeveel mensen dit op een of andere manier hebben meegemaakt is bij benadering niet te schatten. Maar wat ook verblijdend is en je moed geeft is, dat er zoveel medewerVoorpagina liturgie 23 maart 1969 kers en medewerksters zijn geweest, die hun steentje hebben bijgedragen om dit feest te doen slagen. Wat denkt u van een Lutherse ouderlinge, die boven op het kanselbord zat te boenen, alsof haar leven van de reinheid van dit instrument afhing? En wat te denken van een aantal Katholieke jongeren, die spontaan meewerkten om de jongerendienst te doen slagen, door naar voren te komen en als cantorij in een Hervormde kerk te fungeren’? Hij besluit zijn ‘terugblik’ met een dankzegging aan allen, die aan deze bijzondere dag hebben meegewerkt: de koster en kosteres, de vrouwenvereniging, de Cantorij, het symfonie-orkest, organist Bak, fanfare Olympia, Con Brio, het gemeentebestuur, het politiecorps etc. Perschef Huurdeman had er voor gezorgd, dat kranten, radio en teevee ruimschoots aandacht schonken aan de heropening van de kerk. De lindeboom voor de kerk Voor de kerk stond sinds 20 maart 1694 een lindeboom. Die was toen voor één gulden gekocht, terwijl voor het planten zes stuivers was betaald. Bij de restauratie had deze boom echter zeer te lijden gehad. Op zoek naar voedsel waren de wortels ervan door de muur en de fundering van de kosterij doorgedrongen tot de muur 186
van het kerkgebouw. De daar aangetroffen wortels moesten door de restaurateurs echter worden afgehakt en dat was de boom niet ten goede gekomen. De architecten hadden daarom de gebroeders Copijn (3) opgedragen, de boom een speciale behandeling te geven, waarbij er op gelet moest worden, dat de wortels zich sterker naar de straatkant zouden richten en niet naar de fundamenten van de kerk. Ook de kruin werd bijgesneden, zodat de boom weer in een gesloten, mooie vorm kon uitgroeien. Helaas, bij een storm op 25 januari 1990 verloor de boom twee van haar grote armen. Maar hij overleefde het natuur- geweld, al was er wel een chirurgische ingreep voor nodig, uitgevoerd door de eerder genoemde firma Copijn. Een vliegende storm op dinsdag 26 februari 2002 was echter te veel voor deze eerbiedwaardige linde (4). ‘Samuël’ na de verbouwing We keren terug naar gebouw ‘Samuël’ dat vanaf de verbouwing intensief werd gebruikt. Er moesten regelmatig reparaties worden uitgevoerd en dat liep soms behoorlijk in de papieren. In 1966 werd het gebouw geschilderd, terwijl in 1974 een dure reparatie aan het dak noodzakelijk bleek. In 1981 werd de keuken grondig verbouwd en in 1987 alle kozijnen vervangen door kunststof. Huurverhoging kon niet uitblijven, vooral toen ook de kosten van gas en elektra omhoog gingen. Soms waren er ook meevallers, zoals in 1967, een legaat van ƒ 1000,- geschonken door Neeltje de Jong (1884-1966), de vrouw van de drukker van o.a. het kerkblad, Piet Maas. Gymnastiek De leerlingen van de Huishoudschool konden van 1968 tot 1975 in het gebouw terecht voor gymnastiek. Vanwege dat sportieve gebruik, werd er in 1969 een nieuwe vloer over de oude gelegd. Kosten ƒ 5000,Piano In januari 1965 kwam er in het gebouw een piano te staan, geschonken door de directeur van de Rabobank aan de Nieuwe Zijds Burgwal, dhr. Jan Haaring (19211966). Deze piano werd in 1974 vervangen door een nieuw exemplaar, waar de 187
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
cantorij en het dameskoor aan mee betaalden. In 1982 bleek ook deze aan vervanging toe en werden er gelden bijeengebracht, o.a. door het houden van een bazaar, om een nieuwe piano aan te schaffen. Mensen kunnen nu eenmaal niet zonder muziek. Gebruikers na de verbouwing Vanwege de restauratie van de Grote kerk vonden er in ‘Samuël’ regelmatig kerkdiensten en gemeente-avonden plaats. Ook werd er enige tijd catechisatie gegeven, maar dat veranderde, toen in oktober 1966 de catechisaties in het inmiddels verbouwde weeshuis werden gehouden. Van concurrentie was overigens geen sprake, omdat er een goed contact was tussen de Beheercommissie van ‘Samuël’ en het bestuur van het weeshuis. Jan Groot, de opvolger van Sent Ubbels, zat vanaf december 1966 in beide besturen. Er waren ‘Open Deur-avonden’ in september en november 1962. Advent- en Kerstvieringen van senioren, clubs en de zondagsschool werden jaarlijks in ‘Samuël’ gehouden. De school voor Christelijk Voortgezet Onderwijs, met voorzitter Dirk van Geemen, hield er haar jaarlijkse bijeenkomsten, waarbij christelijke liederen werden afgewisseld met ontspannende momenten als ‘mastklimmen’ en het zingen van liedjes uit grootmoeders tijd. De CJV ‘Samuël’ maakte in 1970 gebruik van het bovenzaaltje, dat men met eigen middelen wat zou opvrolijken. De Beheerscommissie ging daarmee akkoord, mits het door hen zelf schoon gehouden werd en er geen bier zou worden gedronken. De zondagsschool (5) In oktober 1867 begon Klaas Esselman in de garage van dhr. Groot in de Havenstraat (was toen het evangelisatiegebouw) een zondagsschool, daarbij geholpen door de heer T.M. Looman (6). De zondagsschool maakte, met een korte onderbrekingen in het weeshuis, jarenlang gebruik van ‘Samuël’. De kinderen, verdeeld in twee groepen, de ‘groteren’ en de ‘kleinen’, kwamen er na kerktijd samen, respectievelijk om 12 en 2 uur. Toen in 1967 op grootse wijze het honderdjarig bestaan werd gevierd, kregen alle 175 kinderen een herinneringslepeltje. Op zaterdag 3 mei waren zij in optocht door de stad getrokken en hadden daarna in ‘Samuël’ van een feestmiddag genoten. Zondag 11 mei werd dat 100-jarig bestaan in de Grote kerk herdacht, waarna er in ‘Samuël’ een kopje koffie kon worden gedronken. T.M. Looman 188
In 1987, toen de zondagsschool honderdtwintig jaar bestond, schreef Ds. A.G. Soeting (Amsterdam 1927- 2012) in het kerkblad: ‘Hoe het in Monnickendam precies is gegaan, weet ik niet, maar ik ben er van overtuigd dat de zondagsschool in Monnickendam op dezelfde wijze is opgericht als overal elders, namelijk niet door de kerk. De officiële kerkelijke instanties beperkten zich tot prediking, huisbezoek door predikant en ouderlingen en armenzorg door de diakenen. Dat er echter zoveel leemtes waren op het terrein van het maatschappelijke werk, is niet gezien door de officiële instanties, maar wel door individuele kerkleden. Hoeveel honderden kinderen de zondagsschool sedert 1867 hebben bezocht? Ik denk dat het belang van het zondagsschoolwerk moeilijk kan worden overschat’. Ds. Verbaas had twintig jaar eerder in het kerkblad soortgelijke woorden geschreven, maar er toen nog iets aan toegevoegd: ‘Veel generaties hebben daar voor het eerst de bijbelverhalen horen vertellen en... heel dikwijls ook voor het laatst’! Een dochter van Klaas Esselman, Margrieta Wilhelmina Esselman (1841-1923), getrouwd met Jacob Stam (1835-1917, weduwnaar van Lijsbet Kater), moet hier met ere worden genoemd. Zij heeft, ondanks de zorg voor een groot gezin (zes kinderen waarvan er drie jong zijn gestorven, waaronder een dochter van negentien), de zondagsschool een halve eeuw geleid. In april 1907 mocht ze herdenken dat ze veertig jaar onderwijzeres aan de zondagsschool was verbonden. Daarbij werden de leerlingen onthaald en kreeg zij van de kinderen een geschenk aangeboden. Sinds 1867 zijn er altijd nazaten van Klaas Esselman bij de zondagsschoolleiding betrokken Loomans Gids voor bijbellezen geweest. Mevr. M.W. de Waal-Stam (19061997), kleindochter van de eerder genoemde Margrieta Stam-Esselman, zelf zondagsschoolleidster van 1923-1927, vertelde aan Ds. Soeting: ‘De voorbereiding verliep als volgt: terwijl moeder Margrieta Stam aan het naaien was, las vader Stam het te vertellen verhaal hardop voor uit de Statenbijbel en daarna nog de bijbehorende uitleg uit het blad ‘Wenken’, geschreven door dhr. Looman’. Op 1 november 1992 werd herdacht dat de zondagsschool in Monnickendam 125 jaar bestond. Met respect werd mevrouw Grietje Houtman (1890-1966) genoemd, die dit werk 42 jaar verrichtte. Ook mevrouw Neeltje Prijs-de Reus (1918-2005) die een lange tijd de leiding had en zuster Pieternella Boon (1910-2003), in 1992 de oudste leidster, werden niet vergeten. 189
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Festiviteiten Evenals voor de verbouwing vonden er in ‘Samuël’ heel wat festiviteiten plaats. Een selectie. _ Ds. Cornelis Leendert Verbaas (Rotterdam 1919-Joure 2000), getrouwd met mevr. Geppie G. Verbaas-Venema (Rotterdam?1921-Joure 2000), hield op 9 augustus 1968 in ‘Samuël’ een afscheidsreceptie, omdat hij een beroep in Joure had aangenomen. _ Het bekende Monnickendamse echtpaar Dirk van Geemen (1900-1974) en Grietje Poen (1899-1979) herdachten er op 31 oktober 1969 hun 50-jarige huwelijksverbintenis. _ Ds. Marten Hielkema (Workum 1914 – Huizen 1980) en zijn vrouw Aaltje Hielkema-de Ridder (Enkhuizen 1916 – Monnickendam 2003) vierden op 15 oktober 1970 in ‘Samuël’, samen met hun vijf kinderen, het 25-jarig huwelijksfeest. Een jaar eerder – 26 januari – had Hielkema in het gebouw de felicitaties in ontvangst genomen, vanwege zijn bevestiging als predikant van de Hervormde Gemeente.
Simon Bak, 22 augustus 1961
190
Simon Bak Op 1 maart 1980 was het precies veertig jaar geleden, dat dhr. Simon Bak uit Edam benoemd werd tot organist van de Grote Kerk. Burgemeester de Groot mocht meedelen dat ‘het Hare Majesteit behaagd had, de heer Bak te onderscheiden met de eremedaille, behorende bij de orde van OranjeNassau, in zilver’. Van presidentkerkvoogd Oosterveld kreeg Bak een gouden speld, die beschikbaar was gesteld door de Vereniging van Kerkvoogdijen in de Hervormde kerk. Hoewel het officiële gedeelte op het koor in de Grote Kerk plaats vond, was er ook sprake van verbondenheid met ‘Samuël’. Op 29 juli 1961 had Bak in de Grote Kerk een ‘afscheidsconcert’ gegeven, in verband met de restauratie. Het zou echter niet de laatste bespeling zijn, want toen dat jaar op
22 augustus zijn oudste zoon ging trouwen, werd het restauratiewerk in de kerk geheel stil gelegd en kon dhr. Bak het orgel nog één keer, en nu echt voor het laatst, laten horen. Daarna speelde hij in ‘Samuël’, waar hij zich eerst moest behelpen met een harmonium. Toen de Kerkvoogdij een secretaireorgel (een klein huispijporgel, ingebouwd in een salonmeubel, dat de vorm heeft van een secretaire, caeg) kon kopen was dat een hele verbetering. Een paar jaar later kon er in een afgeschutte ruimte op het koor weer gekerkt worden Het secretaireorgel werd er naar toe gebracht, maar het geluidsvolume bleek niet voldoende voor die grote ruimte. Een aangekocht orgel uit de Hervormde kerk van Krommenie bracht uitkomst. Vanaf de ingebruikneming van de kerk na de restauratie, maart 1969, had Bak de beschikking over een deel van het orgel: één klavier en slechts vier van de zesendertig stemmen. Veel te weinig voor het begeleiden van de samenzang in zo’n grote kerk. Op 23 februari 1971 schreef Ds. Hielkema in het kerkblad: ‘Het orgel deed het heel slecht. Onze organist tobt er maar me. Wanneer kunnen we weer eens met volle begeleiding van ganser harte zingen? Ik durf geen onbekende psalmen en gezangen opgeven, omdat wij daarbij de steun van het orgel niet kunnen missen’. Om het beperkte orgelgeluid te versterken had Bak kans gezien om enkele trompettisten aan te trekken, wat zeker een verbetering was. Het moet voor Simon Bak een feestelijke dag zijn geweest, toen hij op zondag 2 september 1974 weer achter zijn geliefde orgel in de Grote kerk kon plaatsnemen. Ik heb in oktober 2012 het orgel bespeeld en kan u zeggen dat het een genot is, om de Grote kerk te vullen met muziek van zoveel stemmen. Nog even terug in de tijd. Toen Bak in 1965 vijfentwintig jaar organist was, wilde de Kerkvoogdij dat niet ongemerkt voorbij laten gaan. Op zondag 4 april 1965 werd het, in Krommenie gekochte orgel in gebruik genomen. Baks zoon Dick sloot die dienst af met het lied ‘Dankt, dankt nu allen God’. Hij deed dat zo goed, dat vader Bak er ontroerd naar luisterde. Aan het eind moest hij worden aangespoord om voort te maken, want in ‘Samuël’ was er gelegenheid tot feliciteren. Daar wachtte hem een geweldige verrassing. Hij kreeg een schemerlamp aangeboden, want, zo werd er gezegd, mevrouw Bak moest er ook wat aan hebben, omdat ze haar man zo vaak moest missen, vanwege zijn werk als organist. Zij nog vermeld dat Simon Bak (Broek op Langedijk 1911 – Edam 1997) en mevr. Klaziena Bak-Klomp (Katwoude 1908 – Edam 1993) op 26 augustus 1986 in hun woonplaats Edam het vijftig-jarig huwelijk hebben gevierd en hun zoon Cor Bak (Edam 1936-), in 1961 getrouwd met Metta Karmelk (1939-), vier dagen eerder hun vijfentwintigjarig huwelijksfeest in Monnickendam.
191
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Begrafenissen Gebouw ‘Samuël’ werd ook regelmatig gebruikt voor condoleances en begrafenisdiensten. Een kleine selectie, want er zijn veel meer begrafenisdiensten gehouden dan ik hier vermeld, zo blijkt uit het kerkblad. _ Op 4 mei 1963 werd Jacobus Cornelis Ardon (Fijnaart 1906-1963) begraven. Hij was jarenlang betrokken bij het wel en wee van gebouw ‘Samuël’ en vanaf 1 mei 1953 acht jaar in dienst geweest als conciërge. Zijn vrouw, Geertje Mulder (Broek in Waterland 1908-1983), met wie hij in 1927 te Broek in Waterland trouwde, was conciërge vanaf 1961 (7). _ Grietje Houtman, winkelierster, geboren in 1890, werd na een dienst in ‘Samuël’, op 7 april 1966 begraven. Ze was een dochter van winkelier Gerrit Houtman en Grietje Rexwinkel en woonde op de N.Z. Burgwal 1, vermoedelijk in het huis waar ze ook was geboren. Grietje was 43 jaar zondagsschoolleidster en kon geweldig vertellen, zoals u eerder heb gelezen. Ze heeft 25 jaar Pieternella Boon verzorgd, die ook aan de zondagsschool verbonden was. De begrafenis was een blij getuigenis van haar 76-jarige leven. In juni bleek een legaat van ƒ 100,- voor de kerk bestemd te zijn. En dat was niet haar eerste gift. _ Ook de dienst op 30 oktober 1968, vanwege het overlijden van Metta KarmelkBark (1891-1968) de echtgenote van Garbrand Karmelk (1892-1974) werd in ‘Samuël’ gehouden. Films In ‘Samuël’ werden ook films vertoond, zowel slapsticks als serieuze films, zoals in november 1971 ‘The end of the dialoque’ over de apartheid in Zuid-Afrika. In maart 1973 ‘Hoor je het ook eens van een ander’, een grappige visie op kerk, evangelie en maatschappij. Veel belangstelling trok op 16 februari 1974 een film met geluid over het feest, dat gehouden was ter herdenking van de ‘Slag op de Zuiderzee’, in de zomer van 1973. Maar ook films met een boodschap, zoals op 13 juni 1974 ‘Het kruis in de asfaltjungle’ over evangelist David Wilkerson, gespeeld door Pat Boone en de jeugdbendes in New York. Wat later in de tijd werden er films in de Opstandingskerk vertoond, zoals in februari 1978 de ‘Tien geboden’ en in 1980 de ‘Hiding place’ over de tijd dat Corrie ten Boom in het concentratiekamp Ravensbr¸ck gevangen zat, waar ze haar hele familie verloor en toch later in staat bleek, de daders te vergeven. Nog meer activiteiten in ‘Samuël’ _ Op 28 maart 1966 en ook enkele daaropvolgende jaren, werden in ‘Samuël’ de jonge mensen die belijdenis zouden doen, aangenomen als lidmaat van de Hervormde gemeente. 192
_ De Christelijke bedrijfsbond voor de Metaalnijverheid en Electrotechnische Industrie hield op 29 oktober van dat jaar in ‘Samuël’ een feestavond met medewerking van de Marker Toneelgroep die het stuk ‘Vluchtweg afgesloten’ speelde. _ Donderdag 29 oktober 1969 was er in het gebouw een bijeenkomst van de Christelijke Plattelands Jongeren (CPJ) van Waterland, in samenwerking met de CJV en de G(ereformeerde)JV, waar rechercheur C. Houweling uit Amsterdam kwam vertellen over verdovende middelen. _ Om de restauratie van hun kerkgebouw te stimuleren, hield de Lutherse gemeente in oktober 1971 in ‘Samuël’ een bonte avond. Zeventig leden van deze kleine, kerkelijke gemeenschap zorgden voor een geweldige bijeenkomst voor oud en jong. De zondagsschoolkinderen zongen, samen met de mensen in de zaal een populaire potpourri. Van vader Abraham met zijn zeven zonen tot meneer de Uil van de fabeltjeskrant. Op een slof en een oude voetbalschoen en Swiebertje, de gebroeders Bever met de waterpomptang, het kwam allemaal voorbij en zorgde voor veel hilariteit. _ De Christelijke Plattelands Jongeren hielden februari 1972 in ‘Samuël’ hun jaarfeest. _ De Nederlandse Christelijke Vrouwen Bond (NCVB) hield op 23 maart 1971 in het gebouw een gecombineerde vergadering met Broek in Waterland en Marken. De oudere lezers zullen zich ongetwijfeld nog wel de festiviteiten herinneren ter gelegenheid van de herdenking van de slag op de Zuiderzee in 1973. Talloze kranten besteedden er ruim aandacht aan. In ‘Samuël’ was op zondag 15 juli 1973 ’s avonds een instuif voor alle buurten. Wat niet in het programmaboekje stond was de ‘praattent’ die op het terrein van scheepswerf Hakvoort was neergezet. De Hervormde en Gereformeerde kerk, samen met Youth for Christ, verzorgden in deze tent elke avond een muziekprogramma. Daarbij waren ook CJV-leden betrokken. Ds. Hans Eschbach, die toen jeugdevangelist voor Waterland was, zorgde voor de gespreksstof.
193
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Vaste huurders Lange tijd waren er een aantal vaste huurders. In 1969 werd de woensdagmiddag gebruikt door de Bejaardensociëteit. Nico Becht gaf er achttien jaar dansles, waarna de dansschool van Martin en Els Weber in 1984 het dansonderricht tot 1997 voortzette. In de jaren negentig kwamen het Waterlands koor, de Projektgroep Waterland 55 met o.a. gymnastiek, de Cantorij, opgericht door mevrouw Janny Oosterveld-Bijl, die ook jarenlang bestuurslid was, Callanetics met diverse vormen van fitness en ontspanning en de werkgroep Korendag Monnickendam, op vaste dagen en tijden in ‘Samuël’ bijeen. Bijzondere gebeurtenissen in ‘Samuël’ Voor ik daar wat voorbeelden van geef, eerst even terug naar een vermakelijke gebeurtenis in de zomer van 1955, het jaar dat er een feestweek werd georganiseerd, vanwege het zeshonderdjarig bestaan van de stad. Daarbij was ook Gerrit Snieder aanwezig (8). Hij was in 1906 op 20-jarige leeftijd naar Amerika vertrokken en had het in Alaska tot senator ‘Snider’ gebracht. Snieder werd als een held binnengehaald, ontvangen op het gemeentehuis en in een open koets naar zijn geboortehuis aan het Zuideinde 12 gereden. Vervolgens werd de zoon van de schoenmaker het middelpunt van een succesvol feest, waaraan slechts één smetje kleefde. Het betrof de tentoonstelling van de plaatselijke kunstenaars Gerrit Blankevoort, Gerard Siemer en de Amsterdamse Greetje Kroone in het gebouw van de Christelijke Jonge Mannen Vereniging aan de Kerkstraat 34, ‘Samuël’ dus. Kroone had daar een schilderij van een baadster opgehangen en dat halfnaakt ergerGerrit Snieder de ouderling Oosterveld in hoge mate. ‘Een halfnaakte vrouw is nog ernstiger dan een geheel naakte’, vond de ouderling. ‘Het werk kon toch blijven hangen, dankzij het verlichte standpunt van dominee Bijlsma’, aldus de verslaggever van het Parool. Pater Hoogland Een verhaal met een geheel andere strekking is dat van pater Nicolaas Antonius Hoogland, in april 1936 te Monnickendam geboren en in 1974 tot priester gewijd. Achttien augustus 1974 droeg hij in de R.K. Catharina-kerk zijn eerste mis op. 194
Hoogland zou daarna gaan werken achter het voormalige IJzeren Gordijn, Oost-Europa dus. In ‘Samuël’ vond die middag een druk bezochte receptie plaats, waar vertegenwoordigers uit burgerlijke en kerkelijke gemeenten de aanstaande missionaris hun gelukwensen kwamen aanbieden. Van de parochie kreeg hij ƒ 1650,aangeboden, dat hij bestemde voor een collega die in India, onder zeer moeilijke omstandigheden, moest werken. Pater Hoogland was tien jaar betrokken bij Oostpriesterhulp, een organisatie die via een wereldwijd netwerk van plaatselijke kerken, hulp en bijstand biedt aan de meest afgelegen gebieden van de wereld en in de moeilijkste omstandigheden. Hij was actief in landen als Bulgarije, Roemenië, Tsjecho-Slowakije etc. Eind jaren tachtig was hij terug in Nederland. Via Vught en Enschede kwam hij naar Monnickendam, waar hij een paar jaar heeft gewoond. Een aantal jaren geleden is hij naar Twente vertrokken. Vermoedelijk woont Hoogland daar ergens in een klooster, waar hij anno 2014, inmiddels 78 jaar, nog in leven zou moeten zijn (9). Gat in de vloer Nu we het toch over de RK-kerk hebben, in april 1985 ontstond er in de vloer van die kerk plotseling een gat van drie bij vier meter (10). De kerk moest worden gesloten. De reparatie duurde anderhalf jaar. ‘Gelukkig werden de katholieken gastvrij ontvangen in de Ned. Hervormde kerk, de Lutherse kerk, de Gereformeerde kerk en zelfs in gebouw ‘Samuël’ om daar beurtelings de eucharistie te vieren’. Het geeft aan, hoe de tijden waren veranderd, want in de eerste helft van de 20e eeuw zou het CJV-bestuur een misviering in ‘Samuël’ vast niet hebben toegestaan. Jubileum Christelijk Dameskoor In maart 1977 vierde het Christelijk Dameskoor Monnickendam haar 50-jarig bestaan. Dhr. L.G. Siemer was 34 jaar de dirigent (11) en meester Oosterveld ruim dertig jaar bestuurslid van het koor. De laatste was tot op hoge leeftijd bij de repetities aanwezig om de avond te openen. 195
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Siemer aankomen, stak zijn hand op en fluisterde: ‘Breng mij even een pilsje, ober’. Een vernietigende blik was het enige dat hij kon krijgen. De Noord-Hollandse Courant schreef op 23 maart over het jubileum: ‘Maandagavond stonden de bijna veertig leden van het Christelijk Dameskoor in nieuwe japonnen op het toneel van gebouw ‘Samuël’. De dames meenden dat voor deze gelegenheid de oude uniforme kleding verwisseld moest worden voor donkere japonnen met een leuk bloemmotief. Bijzonder te waarderen valt dat de dames hun japonnen aanschaften bij een Monnickendamse kledingzaak, gevestigd in de Kerkstraat 38, dus vrijwel naast gebouw ‘Samuël’. Harry Voogel leverde, vermaakte en paste de japonnen. Hij gaf, omdat het een Monnickendamse vereniging betrof, een hoge korting, schonk ook nog een prijs voor de verloting en toonde zo aan met het culturele verenigingsleven veel op te hebben’. De jubileumuitvoering o.l.v. dirigent Gerard Boer, was van een kwalitatief hoog peil. Jarenlang werd er door het Christelijk Dameskoor een concert in ‘Samuël’ gegeven. Dameskoor in 1972
Lou Siemer 3e van links
Siemer was een man van stijl. Tijdens de uitvoeringen en concoursen was hij altijd tot in de puntjes gekleed. Zwart pak, hagelwit overhemd en zwart strikje. Tijdens een concours in Scheveningen liep dhr. Siemer in deze kleding door de zaal, luisterend naar de verrichtingen van de concurrentie. Een aanwezige heer zag de heer 196
Nog meer activiteiten in ‘Samuël’ _ In de middag van 7 mei 1977 nam drievoudig Nederlands kampioen schaakgrootmeester Jan Hein Donner het in ‘Samuël’ op tegen Monnickendammer schakers vanaf 15 jaar. _ Tijdens het feestprogramma van ‘Olympia’, dat in april 1987 negentig jaar bestond, was er op Koninginnedag in ‘Samuël’ een disco voor kinderen tot veertien jaar. _ De bejaardensoos, ontstaan uit de vrouwenvereniging, in 1966 opgericht door meester Oosterveld, ereburger van Monnickendam, vierde in 1991 het vijfentwintig jarig bestaan. In ‘Samuël’, al 23 jaar de locatie van deze senioren, was een open huis voor genodigden. De dames waren sterk in de meerderheid: vijfenveertig tegenover slechts vijf heren! _ Begin 1973 werd de Beheerscommissie door de gemeente op de vingers getikt. In het gebouw werd alcoholhoudende drank geschonken, zonder dat men in het bezit was van de vereiste vergunning. Het was snel geregeld. Op 27 maart werd door B&W aan bedrijfsleider Gerbrand Karmelk en beheerder Cornelis Vlugt de benodigde vergunning verstrekt. _ Op 4 oktober 1977 werd er in ‘Samuël’ een modeshow gehouden. _ In diezelfde maand bedankte mej. G. M. Janse per brief de Beheerscommissie, voor de getoonde belangstelling, ter gelegenheid van haar 25-jarig jubileum als gezinsverzorgster van de Hervormde Gemeente op 16 augustus van dat jaar. Gerbrand Karmelk sprak haar tijdens de receptie toe en overhandigde de jubilaresse een stoffelijk bewijs van erkentelijkheid (12). 197
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
_ Het jongerenkoor dat eind 1973 had opgehouden te bestaan, werd nieuw leven in geblazen. Onder leiding van Wiebke Goetjes begonnen in september 1983 de repetities voor jongeren van 15-30 jaar in ‘Samuël’. Zo ontstond ‘Melody’ dat eigentijdse Nederlandse en Engelstalige geestelijke liederen zong In 1995 werd het 12,5 jarig bestaan gevierd. Mensen die zich voor het koor hebben in gezet zijn o.a. Th. Koelstra, Rob de Jong en Haro Hielkema. _ Toen de Cantorij in april 1988 vijfendertig jaar bestond, werd er op 7 mei in ‘Samuël’ een bazaar georganiseerd. De CJV ‘Samuël’ na de verbouwing Tot nu toe las u vooral over activiteiten die in gebouw ‘Samuël’ plaatsvonden. Maar hoe ging het met de CJV ‘Samuël’? De zestiger jaren van de vorige eeuw hebben voor een ommekeer in ons land gezorgd, zowel maatschappelijk als kerkelijk. Wat dat laatste betreft, het kerkelijk verenigingsleven, dat in Monnickendam jarenlang bloeiende tijden had gekend, werd gaandeweg minder. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te wijzen, zoals verbeterde leefomstandigheden, een vergrote mobiliteit, waardoor het reizen en/of verhuizen naar elders, zowel in binnen- als buitenland aantrok. De televisie kreeg steeds meer aandacht en op het terrein van kerk en geloof streden allerlei denkrichtingen en ideeën om de voorrang. Clubs en verenigingen kregen het dan ook moeilijk en gingen soms gewoon ‘ter ziele’. De journalist die in november 1972 verslag deed van het vijfenveertig jarig bestaan van het Christelijk Dameskoor, bracht het zó onder woorden: ‘De oorlog betekende het einde van een tijd, waarin Monnickendam als kleine gemeenschap en sterk op zichzelf aangewezen, voortleefde. Een gemeenschap waarin men precies wist wat er gebeurde en waar men luisterde naar bepaalde figuren. Na de oorlog ging Monnickendam zich ontwikkelen en dit bracht ook minder gunstige neveneffecten voor het verenigingsleven met zich mee. De mensen trokken naar de nieuwbouwwijken, moesten huren betalen, die men niet kende, moesten zuiniger gaan leven en sparen voor nieuwe investeringen. De televisie was in opkomst en het niet kunnen kijken naar de beeldbuis betekende al snel een niet behoren tot de tijd van vandaag. Dit alles was funest voor de verenigingen en waar dan ook begon het ledental terug te lopen’. De spijker op z’n kop. Ook het Monnickendamse verenigingsleven heeft de invloed van de ‘tijdgeest’ ondervonden. 198
Losse notities Omdat vanaf april 1954 de notulen ontbreken is wat nu volgt gebaseerd op berichtgeving in het Monnickendams kerkblad, aangevuld met wat losse notities van het CJV-bestuur. Vanaf 1971 was Hemelvaartsdag jarenlang een dag van en voor de jonge generatie. Een kerkdienst, een dropping voor jongeren vanaf 16 jaar en aan het eind een gezamenlijke maaltijd. Die dropping werd georganiseerd door de, in dat jaar opgezette, Hervormde Jeugdraad, enige tijd geleid door Jan Heslinga. Tijdens jongerendiensten zong een paar jaar een jongerenkoor, opgericht in 1969 met als dirigent Peter Oosterveld. Het werd begeleid door een combo, maar wegens gebrek aan belangstelling werden beide eind 1973 opgeheven. De Jeugdraad was gastheer tijdens een jeugdweekend dat op 16 en 17 oktober 1971 werd gehouden. Bezoekers van buiten de stad werden bij gastgezinnen ondergebracht. Jongeren uit heel Waterland kwamen naar Monnickendam voor lezingen, een jeugddienst, waarvoor nieuwe liederen werden ingestudeerd, discussie over allerlei onderwerpen zoals milieubeheer (een hot item in die tijd, caeg), een wandeling door de stad, bezichtiging van de kerk en op zaterdagavond muziek cabaret en sketches in ‘Samuël’. Kijken we naar de CJV ‘Samuël’ dan is er sprake van geleidelijke achteruitgang. Een aantal jaren waren er nog regelmatig activiteiten. Zo bijvoorbeeld op zaterdag 23 augustus 1961 toen het bestuur van de CJV, Cornelis Reinders jr, Gerrit Ubbels en juffrouw Janse een uitstapje naar Den Haag organiseerden, waar panorama Mesdag, Madurodam, het Vredespaleis en de pier van Scheveningen bezocht zouden worden. Een rondvaart in de haven van Rotterdam zou de trip afronden. In de Mercedesbus konden vierenveertig personen mee à ƒ 5,- per persoon. Een maand eerder was er een sterrit met ‘Samuël’ als vertrek- en aankomstpunt. Op vrijdag 12 januari 1962 werd in ‘Samuël’ het jaarfeest gehouden voor personen van 14 jaar en ouder. Naast het zingen van het bondslied was er het jaarverslag en werd er een klucht opgevoerd door Piet Klein en Loes Hogentoorn getiteld ‘De operatie’. Er was muziek van het duo ‘Hij en Zij’. Serieus werd het, toen na de 199
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
pauze het toneelstuk ‘Ruwe stormen’ werd gespeeld. Het verhaal speelde op één van de Zuid-Hollandse eilanden en kende drie bedrijven: a. de avond voor de rampnacht (watersnood 1953), b. enkele maanden later en c. een paar jaar later. Ik noem u de spelers en speelsters: Dirk Sta van Uiter, Ria Lafargue-Klein (13), Cor Schaap, Hannie van der Horst, Cor Doornenbal, Klaas Hardebol, Cees Schot, Bep de Graaf, Rita Sturm en Thomas Klomp. Blijkbaar was er veel animo voor toneel, want op 30 maart van dat jaar werd er al weer een stuk gespeeld: ‘De nieuwe veearts’, een blijspel in drie bedrijven met gedeeltelijk dezelfde personen als zojuist genoemd en daarnaast Dirk Klomp, Piet Klein, Hendrik Pronk, Alie de Moes, Henk Hardebol en Paulus Bark. Voor een deel bleef men de wortels van de CJV trouw. Op beide avonden werden twee gezangen gezongen, zoals op de eerste avond het toepasselijke lied bij het toneelstuk: ‘Ruwe stormen mogen woeden’. Maar gaandeweg werd het voormalige accent op bijbel en geloof verlegd naar ontspanning. In 1966 kon het jaarfeest van de CJV vanwege allerlei omstandigheden niet door gaan. Wat die ‘omstandigheden’ waren, heb ik niet kunnen achterhalen. Wel vond er op donderdag 29 februari een feestavond plaats, waarbij een toneelgroep uit Uitdam voor de ontspanning zorgde. En in september van dat jaar maakte het bestuur bekend dat de danscursus op vrijdagavond 19.30 uur, weer een aanvang zou nemen, zowel voor beginners en gevorderden. In november 1971 hield de CJV in ‘Samuël’ een kienavond, te vergelijken wat nu Bingo heet. De opbrengst ging, via YMCA, naar het vluchtelingenwerk in Burundi. Op 4 maart 1972 hield de CJV, inmiddels bestaande uit jongeren van beide geslachten, het jaarfeest in ‘Samuël’. Voor een goed gevulde zaal werd door de leden van ‘De Brug’ de klucht ‘Hoogspanning’ opgevoerd. Na afloop kon er worden gedanst en dat viel zo in de smaak, dat de vrijgemaakte dansruimte bijna te klein was. De goede muziek van de Gouwzee-kapel was daar mede debet aan. Op 9 maart 1972 was pastoor A. Bakkum door de CJV uitgenodigd om te vertellen over de R.K. kerk (14). Nieuwe start In 1973 ging het gerucht dat de CJV niet meer bestond, maar dan bleek onjuist. Het jaar daarop vermelden de notulen van de Beheerscommissie, ‘dat de CJV niet meer vergadert, maar haar naam laat voortbestaan, hopend op betere tijden’. Die ‘betere tijden’ leken in mei 1977 aangebroken, toen er o.l.v. voorzitter Jan Bark, een nieuwe start werd gemaakt. Via berichten in het Streek- en Kerkblad werden jongeren vanaf vijftien jaar uitgenodigd voor een kennismakingsavond op 25 augustus. De bijeenkomsten zouden gehouden worden van september tot mei, op de dinsdagavond van 8-10 uur. De eerste paar maanden in het inmiddels 200
verbouwde weeshuis en vanaf januari 1978 in gebouw ‘Samuël’. In de berichtgeving werd uitgelegd, dat het Christelijk Jongeren Verbond een organisatie met een christelijk uitgangspunt was, dat zich niet richtte op jongeren van een bepaalde kerk, maar praktische oecumene wilde bevorderen. Een club waarin zowel jongens/mannen als meisjes/vrouwen participeerden. De contributie bedroeg ƒ 1,- per avond en van elke bijeenkomst werd verslag gedaan in het kerkblad. Een reeks van activiteiten op cultureel en sportief gebied werd voorbereid en sprekers uitgenodigd, die iets kwamen vertellen over hun vakgebied. Op 24 januari 1978 werd er geschaatst op de Jaap-Edenbaan in Amsterdam. ‘Het was een fijne sportieve avond’, aldus het verslag. Toch was er betrekkelijk weinig animo om de CJV-avonden te bezoeken. Dat bleek toen op 1 juni 1978 de balans werd opgemaakt: er waren elf leden en zes begeleiders. Zeven leden hadden dat jaar bedankt. Desondanks ging op 12 september een nieuw CJV-seizoen van start Op 21 november waren er twaalf leden die luisterden naar de belevenissen van een ervaren bergbeklimmer, dhr. Boogaard. Op 1 januari 1978 kwam de leiding bijeen om een nieuw jaarprogramma te maken: mevr. Co de Vries, Grietje van den Bosch, Simon Kes, Jan Horden, Gert Karmelk, Jan Bark, Erna Joosten en Cor Tjaden. In 1980 kwam daar Rob Vlugt bij. Overledenen Vrijdag 2 maart 1979 overleed aan de Oosterweg in de Purmer de in 1918 geboren Cor(nelis) Molenaar. Jarenlang was hij betrokken bij de CJV en vele jaren voorzitter van de bestuurscommissie ‘Samuël’. Ds. Verbaas kwam van Uithuizermeeden (Groningen) over, om in de Grote kerk de rouwdienst te leiden. Toen Ds. Marten Hielkema op 26 augustus 1980, als gevolg van een ongeval, in Huizen overleed, droeg de CJV ƒ 25,- bij voor een krans op zijn graf. Hij werd begraven op de oude begraafplaats achter de Grote kerk in Monnickendam. Kerstvieringen In ‘Samuël’ werd ieder jaar het Kerstfeest gevierd. Dat gebeurde meestal samen met de catechisanten, het jongerenkoor o.l.v. Ds. Soeting en de bewoners van huize ‘de Vriendschap’ tegenover ‘Samuël’, in totaal zo’n zeventig mensen. Tijdens de laatste CJV-bijeenkomst dat jaar, op 20 december 1978, werden er kerstattenties gemaakt, voorzien van kaarten voor zieken en minder valide jongelui. Alle leden werden ingeschakeld bij het wegbrengen van de pakjes. In 1979 kwam de viering van het negentigjarig bestaan van de CJV ter sprake, maar dat werd verschoven naar een later tijdstip, omdat er te weinig oud-leden waren gevonden. Of dat jubileum ook metterdaad gevierd is, heb ik niet bevestigd gevonden. 201
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Tussen alle ontspannende activiteiten was er tijdens de CJV-avonden ook wel aandacht voor serieuze zaken. Af en toe wordt er in een verslag gesproken over een Bijbelgedeelte dat gelezen en overdacht werd. Toen de Burgerlijke gemeente in 1979 inventariseerde, wat er aan verenigingen, stichtingen etc. in de stad bestond en de doelstelling benoemd moest worden, gaf secretaris Bark de volgende omschrijving: ‘Jongeren in de gelegenheid stellen zich in de dienst van het Evangelie te ontplooien, vanuit een christelijke levensovertuiging’. Het is overigens verbazingwekkend te lezen, hoeveel organisaties er rond 1980 in de stad waren, dat toch een toch betrekkelijk klein aantal inwoners heeft. De lijst noemt er 84 op het terrein van maatschappelijke dienstverlening, gezondheidszorg en op het sociaal-culturele, sportieve, recreatieve en kerkelijke gebied. De CJV-avonden Het zal u niet ontgaan zijn, dat de avonden van de CJV anders werden ingevuld dan bij de start in 1885, honderd jaar eerder. Toen lag jarenlang het accent op ‘leren’, zowel uit de bijbel als over allerlei ontwikkelingen in de maatschappij. In de CJV na 1960 daarentegen werd veel aan sport gedaan, waaronder schaatsen en zwemmen. Ook bowlen, sjoelen en tafelvoetbal stond regelmatig op het programma. Daarnaast waren er informatieve avonden over bv. drugs, milieubeheer, militaire dienst, arm en rijk op de aardbol, jeugdwerkeloosheid. Adjudant Visser van de politie verzorgde een avond, waarbij het politiebureau werd bezocht. De kerktoren werd beklommen. Soms werd er een film gedraaid of dia’s vertoond, een ‘kwis’ of wandel-puzzeltocht gehouden. Op de pick-up van Jan Groot werden grammofoonplaten gedraaid, waaronder de LP ‘Faith’ (15). Een gedichtje uit die tijd (de maker en het jaar ontbreken) spreekt voor zich.
202
Geef mij een kans toch hier mijzelf te zijn. Geef mij een kans mijn eigen leven uit te zoeken. Geef mij een kans om desnoods af te gaan. Leer mij het leven, maar niet enkel uit de boeken. Geef mij een kans mijn eigen grens te zien. Geef mij een kans mijn eigen ruimte te verkennen. Geef mij een kans om groeiend stil te staan. Geef mij een kans mijzelf te leren kennen.
Nieuwe vormen van jeugdwerk: de koffiebar Via stukjes in het Streek- en Kerkblad en middels affiches, werden de jongeren van Monnickendam op de hoogte gebracht van de activiteiten die zouden plaatsvinden. Maar ondanks een enthousiast bestuur en meerdere oproepen van Ds. Soeting in het kerkblad, aan de jongeren van de stad, om de bijeenkomsten van de CJV te bezoeken, bleef de opkomst matig, uitzonderingen daargelaten. Zoals op 13 maart 1979 toen er zeventien leden aanwezig waren. Wie regelmatig wegbleef, werd thuis opgezocht. De verminderde belangstelling had ongetwijfeld ook te maken met andere jeugdactiviteiten. Op 9 september 1979 kreeg CJV-lid Cor Tjade, via Hetty van Zalinge, een uitnodiging, om op zaterdag 15 september de koffiebar in ‘de Bolder’ te bezoeken. De organisatie van die koffiebar met de naam ‘Vore een Elckiegelijcjk’ die in 1973 al bestond, was in handen van een groep enthousiaste christenen, afkomstig uit verschillende kerkelijke denominaties van de stad: de Gereformeerde Kerk, de Hervormde gemeente, de R.K-kerk en wat jongeren uit de Christengemeente en Pinkstergemeente Amsterdam. Via informele ontmoetingen, muziek en gesprekken tijdens een kopje koffie of glaasje frisdrank, werd getuigenis afgelegd van het christelijk geloof en de relevantie daarvan voor het dagelijkse leven onder woorden gebracht. Zulke koffiebars bestonden er in die tijd in het hele land. Ook in de regio, zoals in Purmerend, Landsmeer, Wormerveer en Zaandam. Daarnaast was er de eerder genoemde Jeugdraad, die zich bezig hield met het kerkenwerk en een Jeugddienstcommissie, die voor diensten moest zorgen, waar jongelui zich aangesproken en bij betrokken voelden. Jan Groot was jeugdouder203
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
ling en Ds. Soeting de stuwende kracht achter dit jeugdwerk. Verschillende activiteiten dus naast elkaar op het kerkelijk/christelijk erf. De CJV in het laatste kwart van de 20e eeuw. In augustus 1981 werd er een nieuw programma samengesteld, maar toen er een paar maanden later, naast het bestuur, nog slechts drie leden waren, werd in oktober besloten om de clubactiviteiten voorlopig te staken. Voor het seizoen 1982/1983 zou bekeken worden of het zin had om door te gaan. En jawel, in april 1982 werden er toch weer plannen gesmeed om een nieuwe start te maken. Vanwege gebrek aan informatie is me niet bekend, of en zo ja hoe in de jaren daarna de CJV heeft gedraaid. Wel verscheen er in september 1985 een bericht van bestuurslid Simon Bak in het kerkblad, dat er een levensgroot probleem was: ‘WE HEBBEN TE WEINIG LEDEN’. Tijdens de eerste avond in het seizoen ‘1986/87 waren er twaalf tot vijftien leden. Maar ondanks een actief bestuur kwamen er begin 1989, naast de zes bestuursleden, nog maar drie jongeren naar de CJV-avonden. Daarom werd tijdens de bestuursvergadering van 28 juni 1989 besloten ‘om de club voorlopig in te laten slapen’, hoewel het bestuur wel aan bleef. Te zijner tijd zou worden bekeken of het mogelijk was om opnieuw te starten. Door contributie te blijven betalen, behield men het lidmaatschap van de landelijke CJV, waarvan men in januari 1981 opnieuw lid was geworden. Zo kon men deelnemen aan de door hen georganiseerde volleybaltoernooien. 17 Op 9 mei 1992 kwam het bestuur van de CJV – Simon Bak, Petra Bak en Jacqueline Verweij – bijeen en werd er opnieuw een poging gedaan om te komen tot een herstart. Het seizoen zou lopen van oktober tot maart en de avonden worden ingevuld met sport, spel, ontspanning, een soort instuif op donderdagavond. Maar weer bleken de inspanningen tevergeefs. Hoe het afliep leest u zo meteen. Karmelk, Vlugt en Klaver Een man met een geweldige staat van dienst was Gerbrand Karmelk. Vanaf oktober 1952 was hij bestuurslid geweest van de Commissie van Beheer van ‘Samuël’. In januari 1991 werd hij 65 jaar, reden om te stoppen. Op 16 oktober van dat jaar kreeg hij een welverdiend afscheid in gebouw ‘Samuël’. Alle bestuursleden waren met hun vrouw aanwezig en ook de huisgenote van Karmelk, Marie Slot. Als aandenken kreeg hij ‘Het beste boek voor de weg’, plus een waardebon om CD’s van te kopen. Gerbrand, geboren in 1926, overleed twee jaar later op 9 augustus 1993 en werd door de bestuursleden van de Commissie van Beheer ten grave gedragen. Evenals Karmelk heeft ook Cornelis (Cees) Vlugt een enorme staat van dienst. Toen op 2 oktober 1953 zijn huwelijk aanstaande was, trakteerde Cornelis Vlucht (zo wordt hij in de notulen van de CJV genoemd) die avond op thee en koek. In zijn 204
Joop Klaver
Cees en Trien Vlugt
Gerbrand Karmelk
dankwoord zei de a.s. bruidegom: ‘Jongens, ik heb hier veel genoten en geleerd, maar houd dit in de gaten, de ene avond is beter dan de andere’. Een ‘Johan Cruijff-wijsheid’ zullen we maar zeggen! Cees was jarenlang een steunpilaar van de CJV, bestuurslid van de Beheerscommissie vanaf mei 1956 tot circa 2003. Op 8 oktober 1998 was het 45 jaar geleden, dat Cornelis Vlugt, in het huwelijk trad met Trien 205
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Ploeger (1928-2009) uit Broek in Waterland. Bij die gelegenheid bedankte voorzitter Karmelk hem voor het vele werk dat hij voor de vereniging had gedaan en overhandigde hem een cadeau: een schilderij van de Grote Kerk. Dat ‘schilderij’ bleek een pentekening te zijn. Op 1 februari 1995 werd een nieuw bestuurslid, Joop Klaver, in de Commissie welkom geheten. Hij was overigens voordien al geruime tijd actief in de groep. Zoals de meesten bekend zal zijn, is de heer Klaver nog steeds actief als beheerder van ‘Samuël’. Naast deze drie moeten zeker ook de bestuursleden Cor Bak (1971), C. de Graaf (1976), Jacob Molenaar (1979) en J. Horden (1991) worden genoemd. Mej. Janse Mej. G. M. Janse schreef op 15 december 1999 een brief, waarin ze de Beheerscommissie van gebouw ‘Samuël’ bedankte ‘voor het feestelijk samenzijn met familie, vrienden en bekenden en de fijne gezellige maaltijd daarop aansluitend, mij door u aangeboden ter gelegenheid van mijn 80ste verjaardag. Alles tezamen een vorstelijk geschenk waaraan ik hopelijk nog lang kan terugdenken’. U las het eerder, juffrouw Janse woonde, vanwege haar werkzaamheden in en voor het gebouw, tamelijk goedkoop in het huis achter ‘Samuël’. Begin 2004 vroeg ze om de huishuur te verhogen, omdat zij door een ongeval niet meer in staat was de ‘naloop’ in de zaal te doen. Ook maakte ze zich zorgen over het aantal beschikbare kop en schotels, nl. 98 stuks, voor een grote bijeenkomst veel te weinig. Mej. Janse, na de oorlog als wijkverpleegster in Monnickendam komen wonen, was ruim 90 jaar toen ze, na haar laatste jaren in ‘Swaensborch’ te hebben doorgebracht, in 2011 overleed. De CJV ‘Samuël’ opgeheven Tijdens een vergadering van de Commissie van beheer op 10 maart 1993, sprak Jacob Molenaar zijn medebestuurleden aan over de statuten. Hij had een doos met oude gegevens uit zijn ouderlijk huis meegenomen en was een en ander gaan uitspitten. Afgesproken werd dat Cor Bak aan zijn zoon Simon zou vragen (de laatste was voorzitter) of de CJV nog bestond. Het antwoord was: ja. Tijdens een bestuursvergadering op 22 december 1995 waar alleen Simon Bak en Jacqueline Verweij aanwezig waren, werd genotuleerd: ‘JV niet opnieuw gestart in verband met privé-omstandigheden en omdat de overige gezamenlijke clubs al goed draaien en er volgens het bestuur geen overlevingskans is voor de CJV als we deze opnieuw zouden starten’. Twee jaar later, op 20 februari 1997, werd genotuleerd: ‘Nu in de praktijk is gebleken dat de CJV opgehouden heeft te bestaan en er ook geen initiatieven komen om 206
weer te gaan starten, meende men in de vergadering, dat het gebouw ‘Samuël’ toch een wettelijke eigenaar moet hebben. Bij notaris Bosboom zal geïnformeerd worden, hoe zoiets moet worden geregeld’. De Hervormde gemeente eigenaar van gebouw ‘Samuël’ Het werd een tamelijk lang proces, voor de liquidatie van de CJV ‘Samuël’ een feit was. Secretaris J. Horden (hij was Cor Bak opgevolgd), heeft heel wat brieven moet schrijven. Uiteindelijk was dit het voorstel: _ De CJV hevelt al haar onroerend goed over naar de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente Monnickendam. _ De CJV heft zichzelf op. _ De beheerscommissie bestaat uit zes personen, waarvan er één lid van de kerkvoogdij is. _ De situatie blijft ongewijzigd t.o.v. verantwoording voor de exploitatie en onderhoud van het gebouw ‘Samuël’ en Smidsteeg 1. _ De huidige bewoonster van dat huis, mej. Jansen, heeft het recht tot bewoning, zolang zij dat zelf wil. _ Als de beheerscommissie zichzelf opheft, dan vervallen, zowel de verantwoording over de geldmiddelen, als verantwoordelijkheid aan de kerkvoogdij. _ De kerkvoogdij geeft de beheerscommissie volmacht tot beheer en exploitatie. Overdracht In september 2004 schreven Cees Vlugt en Jaap Molenaar een brief aan de voorzitter van het college van kerkvoogden, Dick Oosterveld: ‘Zoals u misschien zult weten, hebben ondergetekenden tot de Beheerscommissie van het gebouw ‘Samuël’ behoord. Cees Vlugt gedurende een periode van meer dan 45 jaar, waarvan de laatste 35 jaar als voorzitter, tot medio 2003 en Jaap Molenaar als penningmeester gedurende 25 jaar tot eind 2003. De reden van dit schrijven is, dat er een paar dingen van ons hart moeten. Het bevreemdt ons dat er nooit enige publiciteit, bijvoorbeeld in het kerkblad, is gegeven aan het feit, dat het gebouw ‘Samuël’ is overgegaan naar de Hervormde gemeente van Monnickendam. De Kerk heeft er immers een mooi en goed gebouw bij gekregen’! In de brief staat nog meer, maar het lijkt er op, dat het College van kerkvoogden het verzuim heeft goedgemaakt, getuige het volgende bericht, waar geen datum boven staat en vermoedelijk een concept is: ‘Na een lang proces werd de Kerkvoogdij van de Hervormde gemeente eind 2003 dan eindelijk officieel eigenaar van het gebouw. Het college van kerkvoogden bracht dat begin 2004 als volgt onder woorden: ‘Een gebouw in het hart van Monnickendam dat in 1960, met behulp van financiële middelen uit vele Monnickendamse geledingen, herbouwd is als clubgebouw van de 207
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Christelijke Jongelings Vereniging Monnickendam. Sindsdien is het gebouw beheerd door een groepje enthousiaste vrijwilligers, die zorgden voor verhuur, schoonmaak, onderhoud enz. Ook nadat de CJV ‘Samuël’ feitelijk niet meer functioneerde, hebben zij de ruimte verhuurd aan groepen en instellingen die activiteiten ontplooiden in de geest van de CJV. Deze vrijwilligers hebben, sommige na vele en een enkele na veertig jaren gemeend, dat er ook voor hen een moment van stoppen en overdragen moest komen. Daarop is de CJV ‘Samuël’ eind 2003 formeel ontbonden. Conform de statuten zijn daarbij haar bezittingen, in feite het gebouw ‘Samuël’, overgedragen aan de Hervormde Gemeente van Monnickendam. Het beheer is dus nu in handen van de kerkvoogdij van de Hervormde gemeente en zal op dezelfde wijze worden voortgezet, daarbij nog steeds geholpen door enkele van de hiervoor genoemde vrijwilligers. Vanaf deze plaats willen wij, al is het wat laat, alle vrijwilligers bedanken, die door de jaren heen, hebben bijgedragen aan het beheer van gebouw ‘Samuël’ dat in goede conditie aan onze gemeente is overgedragen. Voor gebruik van het gebouw kunt u terecht bij J. Klaver, Nieuwe Zijds Burgwal 25’ – Het college van kerkvoogden. Operakoor Monnickendam
Bij die eigendomsoverdracht in 2003 waren de heren Dick Oosterveld en Gerbrand Karmelk aanwezig. De laatste is sinds november 2003 de penningmeester van de Beheerscommissie van ‘Samuël’. Slot en verantwoording Dat brengt ons tenslotte bij de huidige situatie. De CJV ‘Samuël’ is niet meer. Maar gelet op de beDameskoor in 2013 waard gebleven notulen is m.i. de conclusie gerechtvaardigd, dat gedurende een kleine 120 jaar, enkele honderden Monnickendamse jongeren lid zijn geweest van deze vereniging en een aantal van hen er ongetwijfeld voor de rest van hun leven mede door gevormd zijn. Het gebouw ‘Samuël’ heeft de CJV ‘Samuël’ overleefd en tot op heden haar functie behouden. In deze 21e eeuw komt de Ouderensoos er bijeen en oefent de Cantorij van de Kerk in ‘Samuël’. Andere vaste gebruikers anno 2014 zijn: een Linedance208
groep, een stijldansgroep, de Projectgroep 50+, terwijl er op zaterdag en zondag feestjes gegeven kunnen worden. Soms is er een toneelvoorstelling, zoals begin januari van dit jaar, toen het ‘Middeleeuws genootschap Monnickendam’ er een uitvoering gaf van een middeleeuws, komisch toDe zaal vandaag neelstuk: ‘Appelparadijs’. Verantwoordelijk voor het Bestuur Gebouw ‘Samuël’ anno 2014 zijn voorzitter Muus de Groot, secretaris Joop Klaver en penningmeester Gerbrand Karmelk. Zoals het er nu uit ziet, zal de zaal ook in de toekomst gebruikt blijven worden voor een verscheidenheid van activiteiten, al valt het niet altijd mee om de kosten en baten op elkaar afgestemd te houden. Dat doet echter niets af aan het feit, dat Monnickendam nog steeds blij mag zijn met zo’n plaats van ontmoeting, op vanouds historische grond. Over de beide ‘Samuëls’ valt veel meer te vertellen dan in deze en de vorige bijdrage is gebeurd. Misschien heb ik sommige mensen tekort gedaan, door hun naam niet of niet voldoende te noemen. Dat is geen opzet. Ik moest keuzes maken en heb zoveel mogelijk het archiefmateriaal recht willen doen. Als u vragen, correcties of aanvullende informatie hebt, dan hoor ik dat graag.
Ds. C.A.E. Groot: cae-grootAzonnet.nl
Bronnen * Notulen van vergaderingen Commissie van beheer 14.10.1952 -24.1.1989 * Losse aantekeningen, notulen van de CJV ‘Samuël’ 1960-2000 * Monnickendams kerkblad 2e helft 20e eeuw * Herinneringen aan Oud-Monnickendam, J. Veltrop, 1975 * Van Monnickenwerk tot Parochiekerk, uitgegeven door het Parochiebestuur Monnickendam 2000. * Krantenarchief 2e helft 20e eeuw * Jaarboekjes Oud-Monnickendam, aangegeven met JOM en jaar Dank aan hen die mijn vragen hebben beantwoord en hebben geholpen bij het verzamelen van het beeldmateriaal
209
209
de geschiedenis van ‘samuël’ en ‘samuël’ (slot)
Noten
wordt genoemd. Door het Réveil werden verenigingen voor jongens opgericht (1850), later ook voor
1. De verbouwing zou uiteindelijk vier miljoen gulden gaan kosten. Daarvan moest de kerkelijke
meisjes (1865) en zondagsscholen. In Amsterdam zag de Nederlandse Zondagsschool Vereniging in
gemeente
oktober 1866 het levenslicht. De heer T.M. Looman, een geliefd spreker en schrijver van christelijke
ƒ 40.000,- opbrengen. Tijdens het collecteren werd jarenlang een witte zak gebruikt, waardoor voor
lectuur, was een van de vier oprichters.
iedereen duidelijk was, dat de inhoud naar het restauratiefonds ging. Het benodigde geld is op tijd
Looman werd in 1816 in Amsterdam geboren en is daar in januari 1900 overleden. Hij was de zoon van
binnengekomen.
diamantslijper Willem Christiaan Looman. Zijn moeder was van Franse (Hugenoten) afkomst en heette
2. O.a. in ‘De Grote kerk van Monnickendam’, blz. 123-128, een uitgave van de Ver. Oud Monnicken-
Maria Poupar. Theodorus Matthijs Looman trouwde op 23 mei 1938 te Amsterdam met Elisabeth
dam.
Ketelaar, rond 1810 geboren in Waijlizki in Polen.
3. Zij behoorden tot een uit de 18e eeuw stammend geslacht van bekende boomchirurgen in Groene-
Looman was enkele jaren huisonderwijzer (gouverneur) bij het gezin van de Joodse christen Dr.
kan.
Abraham Capadose. Via hem kwam ‘Vader Looman’, zoals hij werd genoemd, in kontakt met de
4. Zie ook JOM 1989 blz. 62 en 63 en ‘De Grote Kerk van Monnickendam’, blz. 45
voormannen van het Réveil. Daarna werkte hij een paar jaar als godsdienstonderwijzer bij de Waalse
5. Klaas (1816-1882), molenmaker, later scheepstimmerman, was een zoon van Willem Esselman
Gemeente te Amsterdam.
(1786-1870), in 1810 getrouwd met Neeltje Klaas Groot (1785-1847), een dochter van een van mijn
Looman heeft ongelooflijk veel geschreven, van kinderlectuur tot bijbelverklaringen. Hij was redacteur
voorouders in de directe lijn. De familie Esselman was van Lutherse huize, maar door het huwelijk van
van niet minder dan acht tijdschriften, waaronder het nog te noemen blad ‘Wenken’ en het ‘Kinder-
Klaas met de Hervormde Hendrika van Zalingen (1817-1872), werden alle negen kinderen in de
boek’. Het volgende citaat daaruit onderstreept het historisch belang van de zondagsscholen: ‘De
Hervormde gemeente gedoopt.
Zondagsschool heeft vanaf de tweede helft van de 19e eeuw kinderen uit de lagere klassen met het –
De in november 1863 opgerichte Nederlandse Evangelische Protestantse Vereniging, ter verbreding van
meestal godsdienstige – kinderboek in aanraking gebracht. De gewoonte van de Zondagsschool, om
de waarheid van het evangelie, had in september het pand Havenstraat, sectie 340, nu nummer 12, voor
ieder kind per jaar een boek cadeau te doen, heeft bijgedragen aan het ontstaan van een leescultuur in
ƒ 500 gekocht. Daarbij was een timmerwerkplaats en een stal. In een van deze twee gelegenheden
deze bevolkingsgroepen’.
kwam deze nieuwe groep christenen bijeen voor Bijbellezing, overdenking en toepassing in het
7. Zie verder JOM 2013 blz. 108 noot 37
dagelijks leven. Er bij betrokken waren Klaas Klaver en Joris Kater Kzn, de man die aan de wieg stond
8. Gerrit ‘Heini’ Snieder, geboren in 1886 was een zoon van schoenmaker Pieter Snieder (1864-1926) die
van de in 1889 gestichte Gereformeerde Kerk in Monnickendam. Mee over Joris Kater in ‘Rondom het
ook organist van de Gereformeerde kerk was Hij trouwde in december 1885 te Monnickendam met
orgel van Monnickendam dl. 6 vanaf blz. 12 en de brochure ‘Gereformeerde kerk Monnickendam
Elisabeth Ruiter (De Rijp 1866-Hilversum 1957)
1889-1989’
In 1955 was Gerrit Snieder in Monnickendam, om het 600-jarig bestaan van de stad mee te vieren. In
Het is dat genoemde pand waar een paar jaar later de zondagsschool gesticht zou worden. Op een
1964 was hij opnieuw in de stad. Zie verder Veltrops herinneren aan Monnickendam blz. 59. Ge rrit
bepaald moment heeft men vermoedelijk enige tijd in de Chr. school de zondagsschool gehouden en
Snieder, getrouwd met Aaltje Aldenberg, een meisje dat in een Rotterdams Doopsgezind weeshuis was
daarna naar het oude ‘Samuël’ verhuisd, waar jarenlang de kinderen werden ontvangen. ‘De dames
opgegroeid, is in februari 1972 in Alaska overleden.
Grietje Houtman (1890-1966) en Grietje Man (1860-1949) wisten de bijbelse verhalen zo boeiend te bren-
9. Meer over het leven en werk van pater Hoogland in ‘Van Monnikenwerk naar Parochiekerk, blz. 252.
gen, dat we ze thuis ook nog eens lieten horen’, aldus Gerrit van Zanten (1915-2006) op 9 oktober 1987
10. Idem blz. 143 met foto’s.
in het kerkblad. Hij vervolgt: ‘De zondagsschool gaf bijzondere inhoud aan ons leven als gevolg van de
11. Lourens (Lou) Gerard of Gerhard Siemer werd op 11 december 1890 in de Kerkstraat geboren. Hij was
vele christelijke liederen die we daar hebben geleerd en ons op latere leeftijd tot grote steun waren. (..)
een zoon van stukadoor Wilhelm Heinrich Siemer (Wardenburg, Duitsland 1961 – Monnickendam
Door de zondagsschoolkinderen werd met reikhalzend verlangen (hij heeft het over de jaren twintig
1939) getrouwd in november 1888 te Purmerend met Bregje Walbrecht (Purmerend 1866 – Monnicken-
van de vorige eeuw, caeg) uitgezien naar de Kerstfeestviering, waarbij ook de ouders waren uitgeno-
dam 1944). De familie was van Lutherse huize.
digd. Wat waren we blij met onze versnaperingen en wat waren we trots als ons een stevig boekje van
Lou Siemer trouwde op 22 mei 1914 te Enkhuizen met Reinoutje Keesman (Enkhuizen 1892-Monnic-
de bekende jeugdschrijver W.G. van der Hulst werd uitgereikt. (Een paar bekende boektitels: Willem
kendam 1968). Siemer, in 1936 vijfentwintig jaar koordirigent, richtte in 1955 ook een kinderkoor op en
Wijcherts, Ouwe Bram, Peerke en z’n kameraden, Gerdientje, Jaap Holm en z’n vrinden, caeg). Meestal
was er de dirigent van. Zijn afscheid was op 21 juni 1961 met een groot concert in het Verenigingsge-
was op zo’n kerstavond ook meester Oosterveld aanwezig, die ons – soms met lichtbeelden – het
bouw. Hij overleed te Monnickendam in 1966.
kerstverhaal liet horen’.
12. ‘Met enorm veel toewijding en plichtsbesef heeft zij in vele gezinnen mogen arbeiden. Zij arbeidde
6. Omstreeks 1830 was er buiten de kerkelijke organisaties een beweging opgekomen, die het Réveil
in gezinnen waar ernstige ziekte, rouw en soms financiële moeilijkheden waren. Door zichzelf te geven
210
211
was zij een grote steun voor velen. Het vervoermiddel is haar fiets, beiden onafscheidelijk’ (Monnickendams kerkblad 15 juli 1977). 13. Een triest verhaal over het echtpaar Pieter Jacobus Lafargue (1930-1958) getrouwd met Reijertje Geertuida Klein (1931-1973), roepnaam Ria. Ze woonden op de N.Z. Burgwal 58 en waren nog maar kort getrouwd (1956) toen Pieter op woensdag 16 april 1958, bij een auto-ongeluk in de omgeving van Hoorn, om het leven kwam. Ds. Verbaas werd van een net begonnen kerkenraadsvergadering weggeroepen om de families Lafargue en Klein voor te bereiden op het schokkende nieuws over hun man, zoon en schoonzoon. De hele stad was diep getroffen door deze verschrikkelijke gebeurtenis. Na de rouwdienst in ‘Samuël’ werd Pieter op de 21e begraven. In 1947 was hij lid van de CJV geworden en in 1950 gekozen als algemeen Adjunct. Pieter was de zoon van brievenbesteller Floris Cornelis Lafargue (Katwoude 1899-1996) getrouwd met Geertje Lommers (1901-1990). Ze woonden op het Wezenland 11. Pieter had een zus Antje Willempje, geboren in 1928. Deze vrouw heeft jaren lang de Kleine meisjes vereniging van Monnickendam geleid, waarbij ze de huur van de ‘Samuël-zaal’ uit eigen zak betaalde. Ook Ria is niet oud geworden. Ze was 41 toen ze op zondag 29 juli 1973 thuis stierf. Ze leed al meer dan zeven jaar aan een ongeneeslijke ziekte, een progressieve verlamming. Desondanks was het een opgewekte vrouw, waarvoor haar geloof in Jezus Christus de basis vormde. Dat werd door Ds. Hielkema benadrukt in de dienst op woensdag 1 augustus: ‘Haar leven was een groot getuigenis van wat de liefde van Jezus vermag’. Pieter en Ria hadden een dochtertje Florence, geboren op 2 december 1957. Het meisje was dus vier maanden toen haar vader overleed. 14. Pastoor Adrianus Bakkum, geb. 1921 kwam in april 1970 naar Monnickendam als opvolger van pastoor Verhaar. Op 22 meo 1973 vierde hij zijn vijfentwintigjarig jubileum als priester. In 1983 kwam pastoor Bakkum bij een auto-ongeluk om het leven. Pastoor Hoedemaker nam zijn plaats in. Meer over hem in ‘Van Monnikenwerk tot Parochiekerk’, waaronder een korte biografie + foto op blz. 239. 15. Het gaat om een L.P. van de reli-muziekgroep ‘Faith’ uit Ouderkerk aan de Amstel, die enkele keren medewerking verleende aan een jeugddienst in de Grote kerk. Eind jaren zestig was er een geheel nieuw genre evangelische muziek ontstaan. De gospelmuziek had z’n intrede gedaan. De schrijver van dit verhaal is daar als pianist en componist/tekstdichter van ‘The Lighters’ van 1968-1976 nauw bij betrokken geweest.
212
vereniging oud monnickendam
Vereniging Oud Monnickendam
jaarboek 2014
j a a r b o e k
2 0 1 4