

Eetbare bodembedekkers

TIPS VAN
DIANA STEK
Zo kweek je zoete aardappel en yacon
SLIM GRONDGEBRUIK
Vera Greutink over polyculturen
Eetbare bodembedekkers
TIPS VAN
DIANA STEK
Zo kweek je zoete aardappel en yacon
SLIM GRONDGEBRUIK
Vera Greutink over polyculturen
Gember is niet de gemakkelijkste in de moestuin, maar wel erg leuk om mee te Paginaexperimenteren. 30
22 Verse tuinbonen zijn het allerlekkerst!
30 Kweek je eigen gember
36 Vroeg van start met zoete aardappel en yacon
48 Peter Bauwens over de Noordzee-moestuin
56 Voorzaaien, voorkiemen en voorpret: we staan in de startblokken
70 10 bodembedekkers die ook nog eens eetbaar zijn
72 Eén keer planten, jarenlang oogsten
86 Gezond tuinieren: zo voorkom je een zere rug en meer ongemakken
16 Maaltijdsoep
Van ramen tot bouillon, van hartig tot verfrissend
42 Het groene kookboek
Gezonde vega(n) gerechten voor iedere dag van de week
62 Puur aardappel
De culinaire mogelijkheden van dit bekende knolletje
92 Dumplings
Maak ze zelf, van het deeg tot de vulling
8 Voor Felix en Maud, oftewel ‘Telers van de Put’, voelt al dat harde werken op hun regeneratieve boerderij nooit echt als werk
32 Instagardener Loes Knoop komt in haar moestuin helemaal tot rust. Geniet met haar mee
80 Voor Jessica Koomen moet een moestuin niet alleen productief, maar ook mooi zijn. Ze schreef er een boek over
Welke gewassen doen het goed bij een combinatie van wind, zout en zand? Dat vraagt om nadere uitleg. Pagina 48
21 Neem een abonnement
69 Doe mee & win
79 Nieuws
98 Volgend nummer
polyculturen. Deel 1
We gaan weer van start! Doe je mee?
Heb je zin in een uitdaging in de moestuin? Ga dan eens aan de slag met zelf gember kweken. Gember is niet het makkelijkste gewas om zelf te kweken, maar het is wel erg leuk om ermee te experimenteren.
Tekst: Tess Mutsters Foto’s: Shutterstock
Gember is een echte ster in de keuken. Vaak halen we de wortel gewoon in de winkel, gember komt van origine immers uit tropische gebieden. Toch kun je gember ook zelf kweken. Zo maak je binnenkort heerlijke curry’s en noedelsoepen met je zelfgekweekte gember. En wie kan er nou niet genieten van een heerlijke, verse gemberthee?
Gember telen in Nederland
Gember wordt doorgaans geteeld in tropische en subtropische gebieden. De plant heeft dan ook behoorlijk wat warmte nodig. Omdat het in Nederland over het algemeen niet warm genoeg is voor de plant, is een plekje onder glas een must. Kweek je gember dus in de kas, of zet hem op een lichte plek in de serre of op de vensterbank. Als het er maar goed warm wordt.
Een gemberknol kopen
Gember kun je niet zaaien en bij tuincentra en zadenwinkels kun je meestal ook geen gemberknollen kopen om te planten. Dan houdt het al snel op, denk je misschien, maar gelukkig kun je ook prima een stuk biologische gember uit de supermarkt gebruiken. Dat is namelijk precies hetzelfde als wanneer je een gemberknol zou kopen! Kies een knol waar al groenwitte knobbeltjes op verschijnen, deze gaan namelijk later de uitlopers vormen en zo loop je al wat voor.
Gember bevat gingerol, een krachtige stof die ontstekingsremmend werkt en kan helpen bij misselijkheid. Geen wonder dat het in veel traditionele geneeswijzen wordt gebruikt!
Hoe moet je gember planten?
Je begint al met gember telen in januari of februari. Laat de gember eerst even voorkiemen. Leg de knol in een laagje water, dan zal hij vanzelf wortels en uitlopers gaan vormen. Je kunt de knol ook in een laagje vochtig vermiculiet of perliet leggen. Ook nu heeft gember al een warme temperatuur nodig. Een lichte plek bij de verwarming of in een propagator is dan het beste. Heb ook een beetje geduld, want het kan een paar weken tot maanden duren voordat je gember echt begint met uitlopen. Als je stek een groene uitloper en een aantal witte wortels heeft, dan kun je hem gaan planten.
De juiste verzorging
Gember plant je in een pot. Dat maakt het makkelijker om later te oogsten en bovendien zal de pot in eerste instantie nog binnen moeten staan. Kies een ruime pot, zodat de gember alle ruimte heeft om goed te groeien. Gember houdt ook van luchtige grond. Voeg daarom wat zand of perliet toe aan de potgrond. Je plant de moedergemberwortel tot ongeveer half in de grond, of net onder de grond. Houd de potten binnen tot na IJsheiligen in een warme kamer met
Bij afharden laat je jonge planten rustig wennen aan wat koelere temperaturen. Dit doe je door de planten steeds een paar uur langer buiten te zetten en ze daarna weer binnen te halen. Na ongeveer twee weken kun je de planten volledig buiten laten staan. Door je planten af te harden, worden ze sterker en raken ze niet in shock wat wel gebeurt als je ze in één keer buiten zet.
veel licht. Na IJsheiligen kun je de gember in de serre of kas zetten. Het is wel goed om de gember dan eerst wat af te harden, zodat de plant niet in shock raakt als je hem buiten zet.
Verder heeft gember ook wel wat specifieke verzorging nodig. Zo houdt de plant er bijvoorbeeld niet van om natte voeten te krijgen. Plant je gemberknol daarom in een pot met drainagegaten. Zorg ervoor dat de grond tussen de gietbeurten door ver genoeg op kan drogen om rotten te voorkomen. Gember heeft ook best wat voeding nodig. Geef de plant na een week of drie een laag compost, wat biologische moestuinvoeding of geef wat (verdunde) gier. Je kunt het beste regelmatig wat voeding bij geven, want gember is een hongerige plant.
Wanneer kun je gember oogsten?
Het duurt wel eventjes voordat je gember klaar is om geoogst te worden. Dat doe je pas vlak voordat het echt koud wordt en er kans is op nachtvorst. Dat is meestal tussen oktober en november. Je kunt de plant nu uit de pot halen. Schrik niet, want de gember ziet er waarschijnlijk helemaal niet uit zoals die in de supermarkt. Verse gember is wit of zelfs wat rozig en heeft vrijwel geen schil. Verse gember smaakt ook een stuk scherper en zoeter, én hij is niet zo houtig.
Laat de gember op een droge, donkere en luchtige plaats drogen. Hij gaat dan wat meer lijken op de gember uit de supermarkt. Als hij droog is, kun je hem schoonmaken door hem af te borstelen. Doe dat niet met water, want dan duurt het drogen nog langer. Ook de moederknol kun je na het oogsten gewoon goed afborstelen en in de keuken gebruiken.
De teelt van zoete aardappel en yacon wordt steeds bekender en geliefder in Nederland. Omdat deze wortelgewassen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen, hebben ze veel warmte en een lang groeiseizoen nodig. Het zijn dan ook niet de makkelijkste soorten, maar vroeg starten zorgt voor een voorsprong en vergroot de kans op een goede oogst aanzienlijk.
Tekst en foto’s: Diana Stek
Er bestaan meerdere yaconrassen, maar in Nederland vind je vooral plantmateriaal zonder rasnaam. Van zoete aardappelen zijn er juist steeds meer variëteiten verkrijgbaar. Voorbeelden van rassen die geschikt zijn voor ons koele klimaat zijn Beauregard, Witte van de Ecohoeve, Tainung 65 en Erato. Verschillende rassen kunnen wit, oranje, roze of paars van kleur zijn. Zoete aardappel en yacon worden overigens niet gezaaid maar uit stek vermeerderd.
Zoete aardappelen kweek je, net als yacon, op uit stekken. Dat is op zich niet heel ingewikkeld, zolang je maar op tijd begint en een beetje geduld hebt. Oogsten doe je namelijk pas in november.
De bekendste manier is het stekken van zoete aardappelen in de late winter door een knol half in een glas water te hangen. Door wat tandenstokers in de aardappel te prikken, zorg je ervoor dat hij op de rand van het glas blijft hangen. Ververs het water elke 2 dagen; bij kamertemperatuur verschijnen na ongeveer 4 tot 6 weken de eerste worteltjes en vervolgens stekken. Er is ook een snellere manier (die tevens flink meer stekken oplevert): vul in maart een bakje voor de helft met vochtige potgrond en duw de zoete aardappel daar horizontaal voor ongeveer een kwart in. Sluit het bakje met een doorzichtig deksel en zet het op een lichte plaats waar het constant 22 tot 27 °C blijft (denk aan een elektrische propagator, warmtemat, aquarium, modem etc.). De eerste worteltjes verschijnen vaak al na een week, de stekken volgen 1 tot 2 weken daarna. Elke aardappel (afhankelijk van formaat en methode) kan vier tot wel ruim twintig stekken produceren.
Wortelen en oppotten
Wanneer de stekken drie blaadjes hebben zijn ook de eerste worteltjes al zichtbaar. Trek of snijd de stekken met worteltjes dan voorzichtig van de aardappel en zet ze in een glas water, op een lichte plaats bij kamertemperatuur. Ververs het water elke 2 dagen.
Binnen ongeveer 2 weken hebben de stekken genoeg worteltjes om te worden opgepot. Gebruik daarvoor potjes met een diameter van 12 tot 15 centimeter en potgrond waar je voor meer luchtigheid wat grof zand en/of vermiculiet/perliet door hebt gemengd. Laat de jonge plantjes tot half mei (IJsheiligen) in huis verder groeien.
Uitplanten
Je kunt kiezen voor de teelt in een koude kas, een pot of de vollegrond. Het nadeel van de teelt onder glas is, dat de planten veel plek in beslag nemen omdat ze meterslange stengels met bladeren maken. Leiden en opbinden helpt de planten enigszins in toom te houden. Het voordeel is dat je onder glas het seizoen kunt verlengen door enkele weken eerder te planten en in de herfst enkele weken later te oogsten.
Gebruik voor de teelt in pot een extra grote pot, zodat de wortels/ knollen voldoende ruimte krijgen om zich te ontwikkelen (houd bijvoorbeeld drie planten aan in een kuip met een inhoud van 60 liter). Zet de pot(ten) op een warme en beschutte plek, voeding en vocht zijn uiteraard een extra aandachtspunt. Je kunt de planten aan stokken opbinden of ze laten kruipen/hangen.
Kies ook voor de teelt in de vollegrond een warme, zonnige plaats. Daarnaast is voorbereiding van de grond belangrijk, bijvoorbeeld met behulp van rijpe compost, bladaarde etc.); zo houdt de grond vocht vast in een droge zomer, maar blijft hij niet te lang kletsnat in regenachtige periodes. Een mulchlaag rond de planten helpt uiteraard ook. En als je de stengels/bladeren over de grond laat kruipen, heeft dat hetzelfde effect, al kun je er ook voor kiezen om de planten verticaal langs stokken of een hekwerk op te binden. Houd ongeveer drie planten per vierkante meter aan.
Verzorgen
Voldoende vocht en voeding zijn belangrijk. Geef niet te veel stikstofrijke voeding want dat zorgt voor extra veel blad en weinig of kleinere knollen. Wat extra kalium in juli of augustus is juist aan te raden, voor de ontwikkeling en groei van de knollen. Er zijn bij de teelt van zoete aardappelen niet veel ziekten en plagen te verwachten maar vraat van (woel)muizen en ratten kunnen in de herfst wel schade aan de knollen geven. De bladeren zijn eetbaar en hebben, gestoofd of gekookt, een smaak die enigszins vergelijkbaar is met snijbiet. Houd uiteraard voldoende bladeren aan de plant voor de opname van voedingsstoffen.
Oogsten en bewaren
Oogst zoete aardappelen zo laat mogelijk, maar wel nog vóór de vorst (rond november). Knip het blad van de planten en graaf de knollen op. Doe dat voorzichtig, want als ze beschadigen zijn ze gevoelig voor schimmels en daardoor minder lang te bewaren. Laat de zoete aardappelen drogen en leg ze uitgespreid in een schaal of bak. Op een droge plaats bij ongeveer 15 °C kunnen de knollen tot wel in het voorjaar worden bewaard. Houd ook enkele gave en niet te grote zoete aardappelen apart die je in het voorjaar weer kunt gebruiken om nieuwe stekken van te nemen.
Een ander leuk wortelgewas waar je al vroeg in het voorjaar mee aan de slag kunt is yacon, ook wel appelwortel of zonnewortel genoemd. Het eetbare deel van deze plant zijn de wortels: ze zijn zachtzoet, sappig en knapperig van smaak. Het blad is trouwens ook eetbaar, maar niet bijzonder smakelijk.
Een yaconplant bestaat ondergronds uit twee delen:
• Grote, vaak onregelmatig gevormde verdikte wortels: deze kun je eten, maar je kunt ze niet vermeerderen.
• Een kluwen van kleine harde, paarsbruine knolletjes: deze kun je gebruiken om nieuwe planten van te maken, maar ze zijn niet eetbaar.
Nieuwe planten
Bij de oogst van de eetbare wortels kom je boven in de kluit ook gelijk een kluwen paarsbruine broedknollen tegen. Bewaar deze donker en vorstvrij (maar wel koud tot koel), in een pot met vrijwel droge potgrond. Controleer uiteraard regelmatig op schimmel/rot of te snel uitlopen. In het vroege voorjaar kun je de pot op een lichtere en minder koude plek zetten. Geef dan ook voorzichtig wat water; de eerste uitlopers zullen dan vrij vlot verschijnen. Snijd met een scherp mes stukjes van de kluwen broedknollen met minimaal 1 groeipunt en pot die op.
Gebruik potgrond waar je wat grof zand en/of vermiculiet doorheen hebt gemengd, voor luchtigheid en een goede afwatering. Vul potjes met een afmeting van 15 tot 18 centimeter met het potgrondmengsel. Plant elk stukje broedknol in een eigen potje, zo diep dat de groeipunt 1 centimeter onder het oppervlak ligt. Geef regelmatig maar matig water, te veel vocht kan zorgen voor schimmel en rot. Op een lichte plaats bij kamertemperatuur zullen de knolletjes al snel verder uitlopen en plantjes vormen.
Bedenk dat de voeding in gewone potgrond na 4 tot 6 weken is uitgewerkt. Je kunt de jonge plantjes tussendoor overpotten naar grotere potjes met wat verse potgrond of bijvoeden met wat algemene samengestelde moestuinvoeding.
De kluwen broedknollen kunnen trouwens ook al gelijk in de herfst bij de oogst in stukken worden gesneden en opgepot, dat kost wat meer tijd en aandacht (de jonge plantjes mogen in de winter niet te snel groeien, want dan worden ze door lichtgebrek snel lang, dun en zwak).
Eind april kunnen de planten worden afgehard. Zet ze daarvoor in een kas of platte bak, of zet ze overdag buiten en haal ze voor de nacht weer binnen.
Uitplanten
Vanaf half mei (IJsheiligen) mogen de planten in de vollegrond worden uitgeplant. Je kunt de planten ook in pot houden, maar
bedenk dat ze veel ruimte en vocht nodig hebben en de opbrengst wat lager zal zijn.
Geef de planten een zonnig en warm plekje en verbeter de grond voor het uitplanten met compost, zodat de wortels goed kunnen groeien en voldoende vocht krijgen, maar niet kletsnat blijven in een regenachtige periode. Ook nu geldt weer dat een mulchlaag rond de planten helpt tegen droogte en wateroverlast.
Verzorgen
De planten kunnen wel 2 meter hoog en 1 meter breed worden (afhankelijk van grondsoort, voeding, temperatuur, etc.). Houd daarom een plantafstand van 75 tot 100 centimeter aan. Geef water in droge periodes en voeding wanneer nodig (maar geef niet te veel stikstofrijke voeding, want dat zorgt voor veel blad). In de zomer is wat extra kalium fijn voor de planten, want dat helpt bij de vorming en groei van de wortels/broedknollen. Ook voor yacon geldt dat er weinig ziekten en plagen zijn, maar dat (woel)muizen en ratten de wortels erg lekker vinden.
Soms bloeien de planten in de nazomer met gele bloemen. Die bloei hangt af van onder andere het weer en het formaat van de plant. Wel of geen bloei heeft overigens geen invloed op de uiteindelijk opbrengst.
Oogsten en bewaren
Oogst direct na de eerste nachtvorst. Graaf de plant voorzichtig en ruim uit, de eetbare wortels beschadigen gemakkelijk. Spoel de kluit daarna met water schoon zodat de eetbare wortels en broedknollen goed zichtbaar zijn. Snijd de eetbare wortels met een scherp mes op het dunste plekje door, ze zijn zacht en breekbaar. Eén plant geeft gemiddeld 5 kilo opbrengst.
Je kunt de wortels vers eten maar de smaak is dan nog wat waterig. Leg ze daarom liever in bakken naast elkaar tussen twee lagen net niet droge grond. Zet de bakken in een kamer waar het 15 tot 18 °C is. Op die plek rijpen de wortels en wordt de smaak zoeter. Na 3 weken is de smaak optimaal. Voor een langere bewaring mogen de bakken dan naar een koelere plek (12 tot 15 °C). Controleer regelmatig, want te droog, te nat, te koud of onvoldoende bedekking kan zorgen voor schimmel, scheuren of verschrompeling.
Aardappelgerechten worden vaak gezien als bijgerecht, maar auteur Poppy O’Toole laat in haar boek Puur aardappel zien hoe veelzijdig en smaakvol deze knollen het hele jaar door kunnen zijn. Je kunt ze bakken, koken, frituren, pureren en nog veel meer. Maak alvast kennis met vier van haar heerlijke recepten: Patatas bravas, tartiflette, krokante wedges en gevulde aardappelschil wedges.
Recepten: Poppy O’Toole Foto’s: Ellis Parrinder
Voor 4 personen
Harissa is een Noord-Afrikaanse specerijenpasta die veel in stoofgerechten en marinades, en als smaakmaker, wordt gebruikt. Zijn peperige, rokerige smaak vult deze frisse citroenige aardappelwedges perfect aan. Kijk wel uit voor de extreem pittige harissa’s, want sommige blazen je echt van je sokken; tenzij je daarvan houdt.
INGREDIËNTEN
∙ 500 g krieltjes, in de lengte in kwarten
∙ 4 el neutrale olie
∙ geraspte schil van 1 onbespoten citroen en sap van ½ citroen
∙ 2 tl harissa
∙ zout en zwarte peper
Voeg de krieltjes toe aan een pan flink gezouten, koud water en breng het water op hoog vuur aan de kook. Zet het vuur lager en laat de krieltjes 8 tot 10 minuten zachtjes koken, tot ze gaar zijn maar niet uit elkaar vallen. Giet af in een vergiet. Stoom de krieltjes 5 tot 10 minuten droog.
Verwarm intussen de oven voor tot 200 °C, schenk de olie op een bakplaat en schuif de bakplaat in de oven om de olie te verwarmen. Voeg de krieltjes weer toe aan de pan en sprenkel het citroensap erover. Voeg de harissa en een snufje zout en peper toe en hussel door elkaar.
Voeg de wedges voorzichtig toe aan de hete olie op de bakplaat en bak 25 minuten in de oven. Hussel de wedges en bestrooi met de geraspte citroenschil. Bak nog 15 minuten in de oven, tot ze goudbruin en kleverig zijn.
De gaartijd van de wedges hangt af van de dikte, hoe dikker hoe langer het koken duurt.
Voor 4 personen
Een Frans aardappelgerecht dat oorspronkelijk uit de Alpen komt en erg geliefd is tijdens de après-ski.
∙ 90 g gerookte spekblokjes
∙ 500 g vastkokende aardappels, geschild en in blokjes van 1 cm
∙ 1 ui, gesnipperd
∙ 3 teentjes knoflook, gehakt
∙ ca. 500 ml groente of kippenbouillon
∙ 200 ml double cream of slagroom
∙ 200 g reblochon of een vergelijkbare kaas, zoals camembert of brie
∙ zout en zwarte peper
Voeg de spekblokjes toe aan een middelgrote ovenvaste koekenpan en bak 8 tot 10 minuten op middelhoog vuur, tot ze krokant en gekaramelliseerd zijn. Schep uit de pan (maar laat het vet in de pan zitten).
Voeg de aardappelblokjes en ui toe aan de pan en bak 10 minuten, tot ze een beetje kleur krijgen. Voeg de knoflook toe, breng op smaak met zout en peper en voeg de spekblokjes weer toe aan de pan. Schenk voldoende bouillon in de pan om de aardappels te bedekken, breng aan de kook en laat koken tot al het vocht is verdwenen. Controleer of de aardappels gaar zijn; als ze langer nodig hebben, voeg dan een scheut water toe en herhaal het proces.
Verwarm de oven voor tot 200 °C.
Zet het vuur iets lager zodra de aardappels gaar zijn, schenk de slagroom erover en laat koken tot de slagroom is ingedikt en de aardappelblokjes bijna omhuld zijn.
Haal de pan van het vuur. Snijd de kaas in plakken. Verdeel de kaas over het aardappelmengsel en zet de pan 10 minuten in de oven, tot de kaas volledig is gesmolten. Zet de oven op de grillstand en laat de tartiflette staan tot de kaas goudbruin is en pruttelt. Haal de pan voorzichtig uit de oven; vergeet niet dat de handgreep heet is. Serveer de tartiflette direct met knapperig brood.
Voor 16 stuks
Aardappel is lekker zacht van binnen, bij dit gerecht geniet je juist van de heerlijke knapperigheid van de schil.
INGREDIËNTEN
∙ 4 grote, iets kruimige aardappels
∙ neutrale olie, om in te wrijven en te frituren
∙ een handvol geraspte mozzarella en geraspte cheddar
∙ 2 el zure room
∙ een klein bosje bieslook, gehakt
∙ een snufje gemberpoeder
∙ sap van ½ limoen
∙ zout en zwarte peper
Verwarm de oven voor tot 220 °C.
Wrijf de aardappels in met olie en flink wat zout en prik rondom in met een vork. Leg op
een rooster in het midden van de oven en pof de aardappels 50 tot 60 minuten, tot ze vanbinnen gaar en vanbuiten knapperig zijn. Zet de oven niet uit.
Halveer de aardappels en schep het aardappelkruim eruit (bewaar voor aardappel- of viskoekjes); laat rondom 2 mm aardappel zitten om de schil wat structuur te geven. Halveer de schillen opnieuw, zodat je partjes krijgt.
Schenk de olie in een frituurpan of een pan met dikke bodem (vul de pan voor niet meer dan de helft). Verhit de olie op hoog vuur tot 180 °C (gebruik hiervoor een frituurthermometer of de thermometer van de frituurpan).
Bak de aardappelschillen 2 minuten in porties, tot ze goudbruin en krokant zijn. Laat elke portie uitlekken op keukenpapier terwijl je de rest van de frites bakt. Verdeel de gebakken aardappelschillen over een bakplaat en bestrooi met het mozzarella-cheddarmengsel. Bak 3 tot 5 minuten in de oven, tot de kaas pruttelt en goudbruin is. Meng de zure room met driekwart van de gehakte bieslook, het gemberpoeder en limoensap in een kleine kom. Breng op smaak met zout en peper en verdeel over de aardappelschillen zodra ze uit de oven komen (of gebruik als een dip als je ze koud eet). Bestrooi met de rest van de bieslook.
Gevulde aardappelschil wedges
Voor 2 personen
Patatas bravas een heerlijk gekruid gerecht dat zijn oorsprong heeft in Spanje.
∙ 600 g iets kruimige aardappels, geschild en in blokjes van 2 cm
∙ 4 el neutrale olie
∙ 2 el olijfolie
∙ 1 rode ui, gesnipperd
∙ 2 teentjes knoflook, gehakt of fijngeraspt
∙ 1 el tomatenpuree
∙ 2 tl gerooktpaprikapoeder
∙ ½ tl chilipoeder
∙ 1 tl gedroogde Provençaalse kruiden
∙ 1 blik tomatenblokjes à 400 g
∙ een snufje fijne kristalsuiker, indien nodig
∙ zout en zwarte peper
∙ aioli, ter garnering
∙ gehakte bladpeterselie of koriander, ter garnering
Voeg de aardappelblokjes toe aan een pan flink gezouten koud water en breng het water op hoog vuur aan de kook. Zet het vuur lager en laat de aardappelblokjes 7 tot 10 minuten zachtjes koken, tot ze van de punt van een mes glijden. Stoom de aardappelblokjes 10 tot 15 minuten droog tot ze aan de randjes wit worden; hierdoor worden ze lekker zacht vanbinnen!
Verwarm de oven voor tot 200 °C. Schenk de neutrale olie op een bakplaat en verhit in de oven. Voeg de aardappelblokjes voorzichtig toe aan de hete olie op de bakplaat en hussel door elkaar. Rooster 45 tot 50 minuten in de oven, keer ze halverwege, tot de aardappelblokjes aan alle kanten goudbruin zijn. (Je kunt de aard-
appelblokjes ook 3 minuten in een pan die voor de helft is gevuld met neutrale olie op 180 °C frituren, tot ze aan alle kanten goudbruin en krokant zijn.)
Verhit intussen de olijfolie in een koekenpan op matig vuur. Voeg de ui toe en bak in 5 tot 6 minuten zacht. Voeg de knoflook, tomatenpuree, het gerooktpaprikapoeder, chilipoeder en de Provençaalse kruiden toe en roer door elkaar. Laat de tomatenpuree een paar minuten garen, voeg de tomatenblokjes toe en breng royaal op smaak met zout en peper. Laat de saus 20 tot 25 minuten inkoken tot hij dik en rijk is en voeg indien nodig een snufje suiker toe om de smaken in balans te krijgen.
Houd de saus warm tot de aardappelblokjes uit de oven komen. Schep de aardappelblokjes in een serveerschaal. Roer de tomatensaus erdoor of schenk de saus eroverheen. Sprenkel de aioli erover, bestrooi met de gehakte peterselie of koriander en serveer.
Dit is een heerlijk gerecht voor bij de tapas.
Boek Puur aardappel
Auteur Poppy O’Toole
Fotograaf Ellis Parrinder
Prijs € 29,95
Uitgever Good Cook
ISBN 9789461433374
Denk je aan bodembedekkers, dan denk je misschien aan een siertuin. Maar ook in de moestuin komen bodembedekkers vaak goed van pas. Zo helpen ze onkruid te voorkomen, beschermen ze de bodem en kun je ze ook nog oogsten! Waarschijnlijk ken je er zelfs al een paar. Wist je bijvoorbeeld dat de pompoen perfect als bodembedekker kan dienen? Wij stelden een lijstje van 10 eetbare bodembedekkers voor je op.
Tekst: Tess Mutsters Foto’s: Shutterstock
Spinazie kun je op verschillende momenten in het jaar zaaien. Kies je voor gewone spinazie, dan is het een goede bodembedekker voor de vroege lente. Sommige rassen kun je al vanaf februari of maart zaaien, andere rassen kun je pas wat later zaaien. Door ze af te wisselen, kun je spinazie voor een groot deel van het jaar als bodembedekker gebruiken. In het najaar kun je ook nog winterspinazie zaaien.
De aardbei is een uitstekende bodembedekker. Wat dit gewas zo fijn maakt, is dat het een vaste plant is. Ze groeien daarbij snel en bedekken de grond met hun kruipende uitlopers. Als je er op tijd bij bent, kun je de uitlopers begeleiden naar plekken waar je graag de bodem wat meer bedekt wilt hebben. Bovendien kun je lekker lang genieten van zoete aardbeien die je zelf hebt gekweekt. Houd er wel rekening mee dat je aardbeienplanten het beste eens in de drie tot vijf jaar kunt vervangen, omdat ze dan minder vruchten gaan geven.
Tip: ook de bosaardbei is een leuke en eetbare bodembedekker!
Dit is geen familie van de gewone spinazie, maar de bladeren lijken er wel ontzettend op. Je kunt deze plant het beste in de zomer zaaien. Nieuw-Zeelandse spinazie produceert lange uitlopers die de bodem bedekken en hij kan goed tegen wat hogere temperaturen. Daarbij schiet de plant ook minder snel door. Een perfecte vervanger dus als het voor gewone spinazie wat te warm wordt.
Kruiden mogen niet ontbreken in je moestuin. Tijm is er daar een van en een echte smaakmaker. Wilde tijm (Thymus serpyllum) is een soort die van nature in Nederland voorkomt. De plant is dus inheems en door een (biologisch gekweekt) exemplaar in je tuin te zetten, ben je dus al goed bezig voor de biodiversiteit. Deze soort tijm is ook een echte kruiper en daardoor werkt hij perfect als bodembedekker.
Daslook is bekend om zijn knoflooksmaak; een geweldige, eetbare bodembedekker dus. Het is een vaste plant die het liefst in de halfschaduw tot schaduw staat en erg snel groeit. Dat is fijn, maar de keerzijde is dat de plant de neiging heeft om te gaan woekeren; zet je daslook in de tuin, dan moet je hem dus een beetje in de gaten houden. Zowel de bladeren als de bloemen van de plant zijn eetbaar; ze zijn heerlijk in salades, pesto’s of als smaakmaker in tal van gerechten.
Zomerpostelein is de tegenhanger van winterpostelein. De plant groeit snel en produceert dikke, vlezige bladeren die de bodem goed bedekken. Zaai de plant vanaf mei en geniet van een eetbare en voedzame bodembedekker die maar weinig onderhoud nodig heeft.
De naam zegt het eigenlijk al: winterpostelein is voor in de wintermaanden. Dit gewas is ontzettend winterhard en blijft zelfs gedurende extreme kou doorgroeien Zaai het gewas in augustus of september en je kunt tot in het voorjaar oogsten. Als je de bladeren vlak boven de grond afknipt, kun je zelfs meerdere keren oogsten, omdat de plant dan gewoon opnieuw aangroeit.
Zoals de naam van deze plant al zegt, smaakt dit kruid wat naar komkommer. Het is een wat hoger wordende bodembedekker, die ook nog eens ontzettend mooie bloemen vormt. De bloemen zijn erg populair onder bestuivende insecten en dat is dan weer goed voor de biodiversiteit in je tuin. Komkommerkruid kun je ook erg goed als groenbemester gebruiken. Zaai het gewas dan in de lente, op plekken waar je geen gewassen wilt zetten.
Onkruid? Nee hoor, hondsdraf is eigenlijk een heel nuttig plantje. Het is een prima bodembedekker die je gemakkelijk kunt zaaien of stekken. Kun je er geen zaadjes voor vinden, maak dan eens een wandeling door de buurt. Je komt er dan vast eentje tegen die je kunt stekken. Hondsdraf is heerlijk voor een kruidige thee, of als smaakmaker in een heleboel gerechten.
Oost-Indische kers is misschien wel de bekendste en populairste bodembedekker in de moestuin (alhoewel je hem ook kunt laten klimmen). De plant is aantrekkelijk om te zien en de bladeren, bloemen en zelfs de zaadjes zijn eetbaar. Gebruik de bloemen bijvoorbeeld in salades.