Chemie magazine april 2010

Page 1

Futuristische hoogoven bij Corus

Vliegen op zonne-energie

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 04 • 26 april 2010

Duurzame groei vraagt om

kunstmest

VNCI-voorzitter: 'Meer geld voor innovatie'

Magazine


vapro - college


Inhoud foto: gett y image

22

04 26 april 2010

Landbouw kan niet zonder ‘chemie’ ‘Hoewel sommige mensen het misschien wel anders zouden willen, kan de huidige landbouw niet zonder ‘chemie’ in de vorm van kunstmest’, aldus Prem Bindraban, directeur van een internationale organisatie die wereldwijd gegevens over bodems verzamelt, beheert en bewerkt. Die groei is wel nodig, want de wereldbevolking stijgt van 6 miljard nu naar 9 miljard in 2040.

38 28

De grenzen van de Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad brengt jaarlijks adviezen uit over stoffen waarmee werknemers tijdens hun werk in aanraking kunnen komen. Daarbij gaat het om grenzen: dié concentraties van stoffen waaraan een werknemer ten hoogste mag worden blootgesteld, wil hij of zij geen gezondheidsschade daarvan ondervinden. In de praktijk een hele ingewikkelde klus. Want waar liggen precies de grenzen? Een gesprek –vlak voor zijn afscheid– met prof. André Knottnerus.

Goed gedrag wordt beloond ‘Bij een milieuovertreding gaat het tegenwoordig om de resultante van de ernst van het feit en het gedrag van het bedrijf’, verklaart Rob de Rijck, milieuofficier in Rotterdam. Op grond daarvan volgt de afweging om de zaak volgens het bestuursrecht af te doen, of volgens het strafrecht. Dat is nieuw. In november zijn de autoriteiten in Zuid-Holland hiermee op proef begonnen. En de nieuwe sanctiestrategie blijkt goed te bevallen.

april 2010 Chemie magazine 3


Lokaal elektrisch voorwarmen / spanningsarm gloeien Gloeien in stationaire gloeiovens in Stellendam Verhuur / verkoop ovens en gloeiapparatuur Drogen van vuurvast beton / coatings Gloeien in tijdelijke mobiele ovens Inductie & weerstand

Specialist in Heat Treatment www.delta-heat-services.nl info@delta-heat-services.nl +31 (0) 187 - 49 69 40

Uw proces verdient...

...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen

AdvWB197x131.indd 1

Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen EĂŠn-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen

Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw

Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00

06-04-2010 09:56:09


Inhoud 32

04 xx april 2010

Opinie

07

- Kies voor de chemie, bepleit VNCI-directeur Colette Alma

Trends Innovatie

10

Energie & Klimaat

14

Actueel

18

- Nieuwe ammoximatiekatalysator zorgt voor schonere nylonproductie - ‘Nieuwe Waterwet pakt goed uit voor industrie’, betoogt Henk Brons van VEMW

34

- Chemiebedrijven zijn present op wereldtentoonstelling in Shanghai

Achtergrond Uitgelicht

32

Opinie

34

Maatschappij

42

- Dag en nacht vliegen op de zon - Positionpaper VNO-NCW: Emissieplafond moet betaalbaar zijn - Hoogoven voor de toekomst van Corus

44

Feiten en Visies Plantmanager of the Year 2010

44

Column

49

Starters

51

- Het hechte team van Paul van Herrewegen, directeur Rubis Terminal Rotterdam - Frank Agterberg over pure liefde - Nieuwe technologie Blu4Green voor dieren

VNCI Nieuws

53

Personalia en agenda

55

- Politici kennen chemie belangrijke rol toe bij verduurzaming

april 2010 Chemie magazine 5


SPIE een gezamenlijke ambitie SPIE-Industrie SPIE-Industrie stelt uw opslag-, productie- en bedrijfszekerheid veilig in elke fase waarin u deze nodig acht. Of het nu gaat om de nieuwbouw, of onderhoud inclusief de inbedrijfstelling, of het opstellen en managen van uw werkprocedures, u kunt altijd rekenen op ons team. Met respect voor veiligheid en het milieu bieden wij een duurzame oplossing voor elk industrieel probleem. Met SPIE-Industrie haalt u een ervaren partner in huis als het gaat om werktuigbouw, elektro-, meet- en regeltechniek, procesautomatisering, piping, apparatenbouw, skid-bouw, betonbouw, HVAC en analysertechniek. Wij bouwen en verbeteren technische installaties voor (petro)chemische bedrijven, olie- en gasbedrijven, op- en overslagbedrijven, de staalindustrie, energiecentrales en de voedingsmiddelen, farmaceutische en papierkartonnage industrie. Vanzelfsprekend nemen wij de zorg op ons over alle onderdelen die extra aandacht vereisen. Steeds vaker krijgen wij daarom de verantwoordelijkheid over het volledige ontwerp, installatie- en onderhoudtraject. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriĂŤle, commerciĂŤle en institutionele branche. De divisie SPIE-Industrie kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering en SPIE-Infra.

SPIE-Industrie I Schrijnwerkerstraat 30 I 3194 AE Hoogvliet I T +31(0)10 472 63 00 De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com


Opinie VNCI

Kies voor de chemie

B

estuursvoorzitter Feike Sijbesma van DSM pleitte onlangs tijdens Industriepoort voor meer investeringen in innovatie en industriebeleid. Op de jaarlijkse bijeenkomst van politici, (top) mensen uit het bedrijfsleven en ambtenaren gaf hij tevens aan dat Nederland vooral duidelijke keuzes voor specifieke sectoren moet maken. Het ligt volgens de DSM-topman voor de hand om met name te investeren in sectoren waar Nederland van oudsher een sterke positie inneemt, zoals de landbouw, voedingsmiddelen- en chemische industrie. Een land kan nu eenmaal niet overal in uitblinken en als de overheid geen voorkeur voor een bepaalde sector uitspreekt, leidt dat volgens hem automatisch tot middelmaat. De oproep van Sijbesma deed de gemoederen tijdens het aansluitend diner tussen politici en VNCI-leden hoog oplopen. Is het wel aan de overheid om een keuze te maken, vroegen sommige deelnemers zich af. Of moet zij de markt haar werk laten doen, en uitsluitend zorgen voor een stabiel ondernemingsklimaat? Met name de VVD toonde zich een groot voorstander van het laatste standpunt. Wellicht is deze opvatting goed te verdedigen in de huidige economische wereldorde waarin de rijke westerse landen nog volop domineren. Die zal in de komende jaren echter ingrijpend veranderen door de snelle groei in landen als China en India. Nederland zal daardoor harder dan ooit moeten knokken om haar plaats op het wereldtoneel te behouden en zo het huidige welvaartsniveau te handhaven. En daarin is géén plaats voor middelmaat. Integendeel, de overheid moet juist kiezen voor sectoren waar Nederland een bijzondere positie inneemt. De keuze voor de chemie ligt volgens VNCI-voorzitter Jan Zuidam dan ook voor de hand. Hij zette tijdens het diner de kracht van de sector uiteen, en onderstreepte nog eens dat de branche een essentiële rol speelt bij de door de overheid gewenste verduurzaming van de maatschappij.

VNCI-directeur Colette Alma

De oproep van Sijbesma gaat echter lijnrecht in tegen het advies van een van de ambtelijke werkgroepen om miljoenen op innovatiebeleid te besparen. De politiek staat nu voor de zware taak om hier een keuze in te maken. De VNCI pleit voor weloverwogen en samenhangende maatregelen en een duidelijke keuze voor de chemie in het innovatiebeleid. De politiek moet er echter voor waken dat ze zelf op andere beleidsterreinen deze keuze geen geweld aan doet. Pas er daarom voor op om in het energiebeleid te kiezen voor opties waarvan de heroverwegingscommissie zelf haarfijn heeft aangegeven dat deze schadelijk zijn voor de internationaal opererende energie-intensieve industrie. Want ook halve keuzes leiden uiteindelijk tot middelmaat. En dat is nu net niet de bedoeling….p maart april 2010 Chemie magazine 7


Eerste centrum voor open innovatie op Chemelot Campus

Foto: fotostudio c

Steuntje in de rug voo

8 Chemie magazine april 2010


Wetenswaardig

or chemiestarters Het ‘Centre for Open Chemical Innovation’ (COCI) opent zijn deuren op de Chemelot Campus in Sittard-Geleen. Starters in de chemie en materialen worden door het centrum ondersteund en kunnen profiteren van de locatie, middelen en infrastructuur van de campus. COCI is een initiatief van de Regiegroep Chemie om de slagingskans en groei van startende ondernemers in de chemie te vergroten. Het centrum stelt kapitaal, kantoor- en labruimte en advies op maat ter beschikking. Door starters in de nabijheid van bedrijven met gevestigde namen te plaatsen, kunnen ze bovendien profiteren van de expertise van deze bedrijven. De eerste COCI-locatie is ontstaan door samenwerking tussen de Regiegroep Chemie, DSM, Industriebank LIOF en de Provincie Limburg. Het COCI-concept sluit goed aan bij de ambitie van de Chemelot Campus, waar open innovatie al volop wordt toegepast. Volgens Klaas Bos, woordvoerder van Chemelot, moet het centrum worden

gezien als een integraal onderdeel van de Campus. ‘Het adviescentrum krijgt geen eigen gebouw, maar alle ruimten op de campus zijn in principe beschikbaar. We hebben nu een tiental starters die binnen de COCI-doelgroep vallen. Voor ons is het relevant dat Chemelot de eerste COCI-locatie is, maar een echte meerwaarde krijgt het concept pas als er elders in Nederland meerdere locaties komen.’ En die komen eraan volgens Nelo Emerencia, VNCI-manager onderwijs en innovatie: ‘In de loop van volgend jaar zullen nog twee locaties opstarten. In Weesp komt een locatie die zich gaat richten op farmaceuticals, en in Rotterdam komt er een die zich zal focussen op duurzame procestechnologie.’ p april 2010 Chemie magazine 9


Nieuwe ammoximatiekatalysator

Goedkopere en schonere productie van nylon Dr. N. Raveendran Shiju, universitair docent en onderzoeker bij de groep Heterogene Katalyse en Duurzame Chemie van de Universiteit van Amsterdam (UvA) heeft een nieuwe katalysator voor ammoximatiereacties ontwikkeld.

‘H

et ammoximatieproces wordt gebruikt bij belangrijke processen, zoals de productie van de veelgebruikte polymeer, nylon. Met onze katalysator kunnen allerlei fijnchemische en farmaceutische basisproducten worden geproduceerd. Deze katalysator zou in de toekomst bijvoorbeeld ook kunnen worden ingezet bij de synthese van paracetamol’,

Talent spotten op basisscholen:

‘Monsters nemen uit de zandbak’ ‘Vergaderen, monsters nemen uit de zandbak, rondlopen in veiligheidskleding. Leerlingen van basisschool Op de Sterkenberg uit Maastricht beelden zo een dag uit mijn leven uit’, vertelt Klazien Ebbens, production manager bij DSM Melamine. ‘Het was erg leuk om met de leerlingen uit groep 7 en 8 over mijn werk te praten. Ze waren goed voorbereid, kwamen met vragen en ik was verbaasd over het beeld dat ze al bij mijn werk hadden. Ik geef ook zo af en toe voorlichting op middelbare scholen, maar pubers hebben een heel andere houding. Jongere kinderen zijn nog ontzettend nieuwsgierig’, zegt Ebbens. Zij is een van de ‘beroepsbeoefenaars’ die dit schooljaar deelnam aan het project ‘Spot Je Talent’, een samenwerking tussen science center NEMO, VHTO Landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, MijnGroep en Cinekid. Het doel is leerlingen op basisscholen in contact te brengen met beroepen in Wetenschap & Techniek. Beroepsbeoefenaars brengen een bezoek van ongeveer twee uur aan een basisschool. Samen met de leerlingen wordt een filmscript gemaakt waarmee het beroep door de leerlingen wordt uitgebeeld. Aan de hand van het script maken de leerlingen met cinekidstudio een fotofilmpje. Van de 200 beroepsbeoefenaars die dit schooljaar hebben meegedaan aan ‘Spot Je Talent’ zijn er ongeveer 30 afkomstig uit de chemische industrie. Onder de deelnemers zijn DSM, Dow, Eastman, Mad Science, Tebodin, Norit, Shell, Albemarle en Royal Haskoning. ‘Spot je Talent’ is nog steeds op zoek naar enthousiaste deelnemers uit de chemie. Leantine Mulder-Boeve heeft als stafmedewerker van de VNCI meegewerkt aan de ontwikkeling van 'Spot je talent'.p Meer informatie: www.spotjetalent.nl

10 Chemie magazine april 2010

Leerlingen op een basisschool aan het werk met ‘Spot je talent’

vertelt Shiju. De nieuwe katalysator kan een belangrijke bijdrage leveren aan een goedkoper en schoner ammoximatieproces. Bij het proces dat de industrie nu gebruikt komt ongeveer 2,5 kilo afval vrij per kilo eindproduct. Shiju’s nieuwe katalysator kan de hoeveelheid afval terugdringen. ‘Nu wordt er veel ammoniumsulfaat geproduceerd als bijproduct. Met de nieuwe katalysator is dat probleem verleden tijd. Bovendien is de katalysator eenvoudig te maken en goedkoper te realiseren, want er zijn minder chemische hulpstoffen nodig’, aldus Shiju. Shiju en zijn collega’s proberen de fundamentele kennis achter het proces te vergro-

ten. Om dat te kunnen realiseren heeft Shiju een subsidieaanvraag ingediend bij NWO. In mei horen de onderzoekers of ze de subsidie krijgen. ‘We moeten ook gaan onderzoeken hoe het proces zich laat opschalen naar de industriële schaal. Daarnaast willen we kijken naar andere toepassingen. De industrie is in ieder geval zeer geïnteresseerd, dat is leuk om te merken. De UvA praat op dit moment met een aantal bedrijven. Gelukkig heeft de universiteit meteen ingezien dat de katalysator veel mogelijkheden heeft. Er zijn, in samenwerking met het Bureau Kennistransfer van de UvA, dan ook octrooiaanvragen in de EU en de VS ingediend. Met succes!’ p


Innovatie

President DSM Nederland BV Jos Schneiders:

‘Besparen met innovatief vakmanschap’ Investeren in dertig tot veertig regionale centra voor innovatief vakmanschap. Dat adviseert de commissie Loek Hermans in het sectorinvesteringsplan MBO 2011-2016 aan de MBO-raad en het Platform Bètatechniek. De geschatte kosten liggen tussen de zestig en de tachtig miljoen euro. Die investeringen lijken een onmogelijke opgave in deze tijd van bezuinigingen. Of toch niet?

Nieuw product van NPSP composieten

Biobased paddenstoel wijst de weg

De lente is begonnen en op de fiets is het extra genieten van de eerste zonnestralen. Langs de weg staan sinds kort op sommige plaatsen nieuwe, milieuvriendelijke ANWB-wegwijzers.

D

e duurzame paddenstoel is een product van NPSP Composieten, een bedrijf dat is gespecialiseerd in het verduurzamen van kunststoffen. De nieuwe paddenstoel is het eerste commercieel geproduceerde composietproduct, opgebouwd uit een biobased thermohardende hars en natuurvezel. Het product is net zo sterk als glasvezelcomposiet, maar de milieubelasting is veel minder. ‘Een afgeschreven biobased paddenstoel kan dienen als grondstof voor andere producten, terwijl een ouderwetse paddenstoel als afval verwerkt moet worden’, vertelt NPSP-directeur Willem Böttger. ‘Het materiaal op basis van biohars gaat overigens net zo lang mee als de op aardolie gebaseerde kunststof.’ Böttger wil niet zeggen met welke biohars wordt gewerkt. ‘Dat is het geheim van de smid’ zegt hij lachend. ‘Noem het maar NPSP-hars’. Op de milieuvoordelen van het materiaal wil Böttger wel ingaan: ‘De bioharsen zorgen voor minder gebruik van aardoliebronnen en dus minder CO2-uitstoot. Het produceren van natuurvezels vraagt minder energie dan het produceren van glasvezels en er zijn minder chemische lijmmiddelen nodig voor de afwerking.’ Voor het nieuwe materiaal is veel belangstelling. ‘De gemeente Haarlem wil de komende tien jaar 9.000 straatnaamborden vervangen. Het zou goed kunnen dat er ook in het buitenland belangstelling is voor deze straatnaamborden’, zegt Böttger. De ANWB vervangt voorlopig jaarlijks 300 tot 400 paddenstoelen. De kans om langs een milieuvriendelijke paddenstoel te fietsen wordt dus groter en groter. p

DSM-president Jos Schneiders en lid van de commissie-Hermans denkt dat de voorgestelde investeringen juist zullen leiden tot besparing: ‘Het sectorinvesteringsplan MBO 2011-2016 is primair opgesteld om het MBO beter te laten aansluiten op de toekomstige arbeidsmarkt. We willen focus en specialisme aanbrengen in de verschillende opleidingen. Dat zal zonder meer een positieve invloed hebben op de groei van BV Nederland. Los daarvan leidt een efficiencyslag in het onderwijs ook tot besparingen. Overigens hoeven we niet alle centra ineens in te richten. Een gefaseerde invoering is ook mogelijk.’ De regionale centra zouden actief moeten zijn op zes sleutelgebieden, namelijk Chemie, Creatieve Industrie, Flowers & Food, High-Tech Systemen & Materialen, Water en Pensioenen & Sociale Verzekeringen. Per sleutelgebied komen er drie tot vier verschillende centra. Het is nog niet bekend waar de locaties van de centra voor Innovatief Vakmanschap in het sleutelgebied Chemie zouden moeten komen.‘Wij hebben een advies aan de MBO-raad en het platform Bèta-techniek opgesteld, en we hebben daarbij niet gesproken over de verdere uitrol. In het advies staat dat de centra daar moeten komen, waar ze maximaal aansluiten op de bestaande industrie en sleutelgebieden’, aldus Schneiders.

Positieve geluiden

VNCI-speerpuntmanager onderwijs en innovatie, Nelo Emerencia is enthousiast over de plannen. ‘Het concept is heel goed. Om de concurrentieslag met het buitenland te winnen moet de Nederlandse industrie in zijn geheel innovatiever worden. Dat betekent dat werknemers op alle niveaus slimmer en spitsvondiger te werk moeten gaan. Het werk wordt steeds complexer en daar is nu eenmaal een andere type werknemer voor nodig. Dit advies is positief ontvangen door het bedrijfsleven en in de onderwijsbranche. Nu zal moeten blijken of er ook vanuit de politiek steun is.’ Ook Jos Schneiders hoort veel positieve geluiden: ‘Het is nog niet zo lang geleden dat het advies is uitgebracht, maar wij krijgen al vele positieve reacties van zowel het bedrijfsleven als de ROC’s. Ik hoop dat er op korte termijn stappen gezet worden om aan de slag te gaan.’ Een logische reactie want het bedrijfsleven verwacht in de nabije toekomst grote tekorten. Tot 2014 wordt een tekort van 26.000 mensen in de techniek verwacht. Dit komt met name door de crisis, de ontgroening en de vergrijzing. In de chemie zal de helft van de werknemers in 2014 ouder zijn dan 50 jaar. p Het advies is te downloaden op www.ambitieprogramma.nl

april 2010 Chemie magazine 11


Innovatie

Uitkomst online enquête van VAPRO en KNCV

Doorgroeien en flexibel werk Medewerkers in de chemische industrie hechten veel waarde aan doorgroeimogelijkheden, flexibele roosters en veiligheid. Dat blijkt uit een online enquête, die door de VAPRO en KNCV onder 134 werknemers in de chemie is gehouden. De VAPRO en de KNCV hebben een tijdje terug een eenvoudige peiling onder een beperkt aantal mensen uit verschillende sectoren, waaronder de chemie, gehouden. In totaal hebben 409 respondenten de enquête ingevuld, waarvan 267 bij industriële bedrijven. Wie werknemers aan zich wil binden, kan zijn voordeel doen met de uitkomsten van de internet-poll. ‘De mogelijkheid tot flexibel werken blijkt voor de ondervraagde werknemers van wezenlijk belang. Daar kunnen werkgevers rekening mee houden. Via VAPRO of werkgeversvereniging AWVN kunnen bedrijven de brochure ‘Flexibel roosteren in de (petro)chemie’ opvragen. In die brochure wordt haarfijn uitgelegd hoe een flexibel rooster kan worden ingevoerd’, zegt Monique de Haan. Zij houdt zich binnen de Human Capital Chemie bezig met aantrekkelijk werkgeverschap. ‘Ook veiligheid bleek essentieel voor de ondervraagde werknemers. ‘De respondenten zien hun werksituatie liever nog veiliger.’ VNCI-beleidsmedewerker veiligheid en gezondheid, Macco Korteweg Maris, is tevreden met de 7,5 die werknemers in de chemie voor veiligheid geven. ‘Het onderstreept nog eens dat veiligheid in de sector van cruciaal belang wordt geacht. Daar besteden de vele tienduizenden werknemers in de branche iedere dag weer de grootste aandacht aan. Uiteraard streven ze naar de ultieme veiligheid, zoals uit het beperkte belevingsonderzoek blijkt, maar dat is helaas niet mogelijk. Absolute veiligheid bestaat namelijk niet.’

Benchmark werkgevers

De Roadmap Human Capital Chemie heeft de afgelopen periode meerdere hulpmiddelen gerealiseerd waarmee werkgevers zich kunnen ontwikkelen tot aantrekkelijke werkgevers. Dat is nodig omdat de sector in de toekomst door vergrijzing te maken krijgt met forse personeelstekorten. Eind juni 2009 verscheen de benchmarkrapportage ‘Leeftijd Bewust Personeel Beleid: de ontgroening en vergrijzing in beeld.’ Een van de conclusies was dat bij ongewijzigd beleid de gemiddelde leeftijd van werknemers in de chemie in 2014 vijftig jaar zal zijn. Het gemiddeld dienstverband van medewerkers in de chemische industrie bedroeg zeventien jaar. Veertig procent van 12 Chemie magazine april 2010

de medewerkers was zelfs langer dan twintig jaar in dienst. Dergelijke lange dienstverbanden kunnen prettig zijn, maar ze kunnen ook de doorstroom binnen een bedrijf belemmeren. Wanneer medewerkers lang op dezelfde plek zitten, kan dat ten koste gaan van hun flexibiliteit en vitaliteit. Zij krijgen te maken met verouderde competenties en zijn daardoor verminderd of beperkt inzetbaar. Die veroudering van competenties bleek binnen de industrie een bekend probleem. Monique de Haan illustreert het met een voorbeeld. ‘Jos, een procesoperator van 49 jaar, kreeg het moeilijk omdat het automatiseringssysteem regelmatig verandert. Jos werd steeds onzekerder op zijn werk en zag tijdens het weekend steeds meer tegen de maandagochtend op. Binnen het bedrijf werd hij daardoor steeds minder productief. Het is overigens heel goed mogelijk om iets te doen aan verouderde competenties. Het boek ‘Het loopt gesmeerd’ van Hans van Krimpen en Wiljo Florijn biedt daarvoor praktische handvatten.’

Regionale bijeenkomsten

Het afgelopen jaar vonden er ook vier regionale bijeenkomsten over aantrekkelijk werkgeverschap plaats. Tijdens die bijeenkomsten is onder meer aandacht besteed aan ‘flexibel roosteren’ en de ‘veroudering van competenties’. Ook bleek er in de regio’s behoefte te bestaan aan een regionale in- en uitstroom cijfers. Een dergelijke barometer wordt nu ontwikkeld en zal in de nabije toekomst meer informatie geven over de regionale in- en uitstroom. Ten slotte is in 2009 door de Roadmap Human Capital Chemie een online Loopbaancentrum voor de Chemie en de Procesindustrie opgezet: www.talentinuitvoering.nl. Het loopbaancentrum heeft als doel breed informatie verstrekken over functies, opleiding, werkgevers en carrièremogelijkheden in de chemie. Het geeft een goed overzicht van alle mogelijkheden binnen de sector. Zo wordt de aantrekkelijkheid van de sector vergroot voor huidige en toekomstige werknemers. p Meer informatie: www.talentinuitvoering.nl

Resultaten enquête Aantal respondenten per sector 150 120 90 60 30 0

Aantal respondenten per opleidingsniveau per sector 90 75 60 45 30 15 0

Vmbo

Mbo

Hbo

Wo

Levensmiddelenindustrie Farmaceutische industrie Chemische industrie Overige industrie Anders


Andus Construction HSM Steel Structures Intersteel Nigeria Intersteel Slovakia Lengkeek IJmond Lengkeek Staalbouw Mebra Metaalbewerking P&K Rail RijnDijk Engineering RijnDijk Steel Contracting RijnDijk Technical Services WVL Staalbouwers

Andus Oil & Gas HSM Offshore

Andus Process Asselbergs Ventilatoren FIB IndustriĂŤle Bedrijven

Andus Refractories Gouda Refractories

Serving the industry

Gouda Projects Gouda Vuurvast Services Gouda Vuurvast Belgium Gouda Feuerfest GFD Services

ANDUS Group Beukenlaan 117 5616 VC Eindhoven Tel. +31 (0)40 - 211 58 00 info@andusgroup.com

Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige industriĂŤle staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten, warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie, luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen. Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.


Foto: VEMW

Henk Brons van VEMW:

‘Nieuwe Waterwet pakt goed uit voor industrie’ Minder wetten en minder vergunningen. Dat is volgens Henk Brons, directeur water van VEMW, de grote winst van de nieuwe Waterwet, die eind vorig jaar van kracht is geworden. Adriaan van Hooijdonk

14 Chemie magazine april 2010

D

e nieuwe Waterwet vervangt acht bestaande waterwetten. En dat is volgens Henk Brons van VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water) een goede zaak. ‘De bundeling van een aantal wetten in één nieuwe wet zorgt voor minder administratieve lasten. Ook hoeven ondernemingen voortaan minder vergunningen aan te vragen. Dat leidt weer tot minder bureaucratie. Belangrijke ontwikkelingen in een land waar water een essentiële rol speelt voor veel ondernemers. Zeker voor de chemische industrie, die relatief gezien veel water gebruikt, onder meer om processen te koelen.’

Dat de nieuwe Waterwet vooralsnog goed uitpakt voor ondernemers is onder meer te danken aan de inspanningen van VEMW tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Zo steunde een Kamermeerderheid in juni vorig jaar het voorstel van het Zeeuwse Kamerlid Ad Koppejan (CDA) om het waterhergebruikproject van Dow in Terneuzen volledig vrij te stellen van de verontreinigingsheffing. Dow startte dit project omdat het bedrijf moeite had om in Zeeland aan geschikt zoet water te komen. Daarom werd het aanvankelijk uit onder meer België en de Biesbosch gehaald. Tot het bedrijf op het idee kwam om


Energie en klimaat

‘Een interessante optie voor Chemie Park Delfzijl en de Botlek in Rotterdam’

afvalwater uit de gemeente Terneuzen te gebruiken. Een geweldig idee, waarmee Dow niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese Responsible Care-prijs van de chemische industrie heeft gewonnen. Vreemd genoeg werd de samenwerking tussen het waterschap Zeeuws-Vlaanderen, waterbedrijf Evides en Dow in eerste instantie niet beloond door het Rijk. ‘Integendeel’, aldus Brons, ‘Dow moest namelijk de volledige verontreinigheffing betalen voor lozing op de Westerschelde. En dat terwijl het om hergebruikt water gaat. Door het amendement van Koppejan zijn ook andere waterschappen en bedrijven vrijgesteld van de verontreinigingsheffing als ze kunnen aantonen dat fabrieken stadswater hergebruiken. Een interessante optie voor andere delen van de chemische industrie die zich ook in een zoutwater-omgeving bevinden, zoals het Chemie Park Delfzijl en de Botlek in Rotterdam.’

Meer samenwerking

De Tweede Kamer stak tevens een stokje voor het plan van de staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat om zo’n 50 bedrijven tot een aparte lozingsvergunning te verplichten. Daarbij gaat het om individuele ondernemingen die hun afvalwater naar een industriële waterzuiveringsinstallatie afvoeren. De bedrijven hebben nu genoeg aan een milieuvergunning, behalve wanneer ze via een persleiding op een zuivering van het waterschap lozen. Ook ondernemingen die rechtstreeks op open water lozen hebben hiervoor nog een aparte vergunning nodig. Brons is tevens tevreden over de motie van Jan Boelhouwer van de PvdA. Die heeft ervoor gezorgd dat de provincie verantwoordelijk blijft voor de grondwatervergunning. ‘Dit was voor VEMW een belangrijk punt, omdat de provincie naast het ecologische ook het economische belang van water kan meewegen. Even leek het erop dat deze vergunningverlening alsnog naar de waterschappen zou gaan, maar de motie van Boelhouwer voorkwam dit’, aldus Brons. De PvdA’er heeft volgens hem tevens voor een andere, nog belangrijkere, doorbraak gezorgd. ‘Daarbij gaat het om de verplichting in de Waterwet voor gemeenten en waterschappen om samen te werken. Er moeten zelfstandige bedrijven komen die de hele afvalwaterketen van inname tot zuivering omvatten. Daardoor kunnen ze jaarlijks hon-

derden miljoenen euro’s besparen. Goed nieuws voor burgers en bedrijven, die minder hoeven te betalen. Het is overigens nog niet zover, maar wij houden een vinger aan de pols om te kijken hoe het amendement in de praktijk wordt uitgevoerd.’

Verschillende bijeenkomsten

VEMW heeft de afgelopen maanden verschillende bijeenkomsten georganiseerd waarbij de gevolgen van de nieuwe Waterwet uitvoerig werden toegelicht. Daar kwamen verschillende VNCI-leden op af, omdat de vereniging eind vorig jaar een vernieuwd samenwerkingscontract met VEMW heeft afgesloten. VNCI-leden krijgen daardoor toegang tot specialistische kennis over gas, water en elektriciteit, en kunnen tevens de verschillende bijeenkomsten bezoeken, die VEMW jaarlijks organiseert. De komende maanden staan volgens Brons vooral in het teken van nieuwe voorschriften voor lozingseisen in de watervergunning als gevolg van de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water. Brons: ‘De leden van de taakgroep lozingeisen volgen de ontwikkelingen in Brussel op de voet. Daarbij stemmen we de taakgroepvergaderingen af op de vergaderdata van de werkgroep Milieuzorg van de VNCI. Dat is wel zo efficiënt voor de vertegenwoordigers van de chemie in de taakgroep, die we bewust kleinschalig hebben gehouden om de wendbaarheid te vergroten. De leden begeleiden de voorbereiding van de Europese voorschriften voor emissies naar water en de invoering hiervan in Nederlandse wet- en regelgeving. Naast de Kaderrichtlijn Water houdt de taakgroep zich onder meer bezig met de gevolgen van de revisie van de stoffenlijst van de richtlijn prioritaire stoffen.

Grote gevolgen

noemde mengzones af te schaffen. Dat zijn overgangsgebieden in het oppervlaktewater waar niet de strenge milieunormen gelden, die voor de rest van het water wel van kracht zijn. Deze mengzones bevinden zich op plekken waar gezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater geloosd wordt. Bedrijven lozen binnen die zones. Na vermenging met het oppervlaktewater moeten buiten die zones de normen gehaald worden. Op die manier hoeven waterzuiveringsinstallaties het water niet voor 100% te zuiveren. Een absolute nul zou betekenen dat zowel de industrie als de waterzuiveringsbedrijven miljoenen euro’s moeten gaan investeren in aanvullende zuiveringstechnieken. Aanpassing van het rioolstelsel zal de overheid ook nog enkele miljarden euro’s gaan kosten, berekende onderzoeksbureau Ecorys twee jaar geleden. Volgens Brons is het absurd om de milieunormen al vanaf het lozingspunt te laten gelden. ‘De luchtkwaliteit meet je toch ook niet direct achter de uitlaat van een auto? Het is relevanter om te onderzoeken hoe de toestand van het gehele waterlichaam is. We zullen de komende periode in ieder geval goed in de gaten houden hoe Rijkswaterstaat de kaderrichtlijn in vergunningspakketten gaat vertalen.’ Het Nederlandse bedrijfsleven mag zich dan soms beklagen over de hoge kosten voor watergebruik, in sommige Duitse regio’s is de situatie volgens Brons nog veel ernstiger. ‘Daar betalen bedrijven nog meer geld. Het lijkt er gelukkig op dat verschillende partijen in Nederland meer oog krijgen voor de belangen van de zakelijke watergebruikers. Het is een van de belangrijkste vestigingsfactoren van ons land. En ik vind het een schande als je een internationale vestigingsfactor eigenlijk te duur maakt. Dat besef dringt meer en meer door.’ p

Hij benadrukt dat het bedrijfsleven al langer waarschuwt dat de invoering van de Kaderrichtlijn Water onnodig veel geld kan gaan kosten. In het Europese Parlement ligt namelijk het voorstel om vanaf 2018 zoge-

april 2010 Chemie magazine 15


Energie en klimaat

Latexfalt profiteert van branchelidmaatschap

Bezwaar tegen rioolheffing scheelt tienduizend euro

Foto: L atexfalt

Met de sterke stijging van de rioolheffing, loont het de moeite om bezwaar te maken bij de gemeente. Dat ondervond Latexfalt in Koudekerk aan den Rijn.

L

atexfalt werd begin 2009 geconfronteerd met een veel hogere rioolheffing van de gemeente Rijnwoude dan voorheen. Het bedrijf maakte bezwaar, en met succes. Latexfalt produceert bitumenemulsies, vooral voor de wegenbouw. Bitumenemulsies bestaan voor zo’n 40 procent uit water en daarnaast is water nodig voor stoom. In het productieproces blijft dus veel water

is die in sneltreinvaart gestegen. Daar komt bij dat voorheen de heffing niet werd verrekend met je ingenomen water’, vertelt hij. ‘In 2008 speelde het ook al, maar toen leek het er niet op dat we met succes bezwaar zouden kunnen aantekenen. En daarom hebben we het eigenlijk maar laten rusten. Maar voor 2009 was de situatie duidelijk anders.’ Deze keer maakte Latexfalt wel bezwaar tegen de aanslag. Van Dam: ‘We vonden dat

‘Waarom sommige bedrijven vrijstellen en andere niet?’ achter, waardoor maar ongeveer de helft van het toegevoerde water weer wordt geloosd. ‘We meten precies hoeveel afvalwater we lozen; in 2008 was dat 9.070 kubieke meter’, vertelt Jan van Dam, manager productie en technische dienst. Toch kreeg Latexfalt een aanslag voor het lozen van 16.322 m3 afvalwater. Van Dam verklaart het verschil uit het feit dat de gemeente de rioolheffing baseert op de hoeveelheid ingenomen water. ‘Het was echt een forse aanslag. In het verleden was de rioolheffing veel lager, maar de laatste jaren 16 Chemie magazine april 2010

de aanslag verminderd moest worden met het water dat gebruikt werd in het productieproces en dat dus niet als afvalwater werd geloosd.’ Daarbij kwam dat de gemeentelijke verordening een uitzondering maakte voor één specifieke categorie van rioolgebruikers, namelijk veehoudersbedrijven. ‘We zagen niet in waarom je sommige bedrijven wel vrijstelt, maar andere niet’, zegt Jan van Dam. Hij wendde zich tot Henk Brons van VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water, red.), die het met hem eens was. ‘De gemeente Rijnwoude kiest nadrukkelijk voor

een verordening die rekening houdt met de werkelijk afgevoerde hoeveelheid afvalwater. Het was niet duidelijk waarom dit beperkt was tot één categorie bedrijven’, legt Brons uit. Van Dam vervolgt: ‘In de taal die zo’n gemeente begrijpt, schreef Henk Brons voor ons een bezwaarschrift waarin beide argumenten naar voren werden gebracht.’

Ondersteuning

Maar de gemeente stond erop dat Latexfalt een verklaring van haar brancheorganisatie zou overleggen. ‘Dat was op zich geen probleem, want Latexfalt is al jaren lid van de VNCI. Die had in deze periode juist een overeenkomst met de VEMW bereikt over branchelidmaatschap. Via de VNCI is Latexfalt dus lid van VEMW. Henk Brons heeft dan ook deze verklaring geregeld.’ Van Dam: ‘Dat was cruciaal, zonder die verklaring hadden we het niet gered. Uiteindelijk werd de aanslag veel lager. Over 2009 scheelde dat ons ruim tienduizend euro.’ Latexfalt kreeg al eerder ondersteuning, vertelt Jan van Dam: ‘Ook bij de vernieuwing van de energiecontracten heeft VEMW ons goed geholpen. Eerlijk gezegd wist ik niet dat je de expertise van VEMW zo direct kunt inroepen, maar ik heb gemerkt dat één telefoontje genoeg is voor dit soort directe belangbehartiging.’ p


Systemenen die uw prestaties verbeteren

de perfecte combinatie van design en functionaliteit Samen met de diverse Tork poetsrollen en werkdoeken is er nu eindelijk de optimale combinatie van dispenser en product die samenwerken voor het beste resulaat.

Test nu zelf de nieuwe dispensers. Tel: 030 – 69 84 666 of ga naar www.tork.nl


Evaluatierapport nog niet beschikbaar

Dordrecht test nieuw protocol chemische ongevallen

Foto: hans hordijk

De Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen in de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid hield onlangs een grote rampenoefening met alle hulpdiensten en ProRail.

B

ij de oefening in Dordrecht was een auto op een trein met chemicaliën gebotst, waardoor giftige stoffen vrijkwamen. Vervolgens werden de slachtoffers ontsmet, ofwel gedecontamineerd. Dat gebeurt volgens strakke richtlijnen om te voorkomen dat de giftige stofffen worden meegenomen en ook hulpverleners besmetten. Na ontsmetting werden de slachtoffers naar het Albert Schweitzer ziekenhuis gebracht. Huub van der Weide, plaatsvervangend directeur regionale brandweer en tevens projectleider Spoorzone, legt uit dat tijdens de oefening een nieuw protocol voor het decontamineren (ontsmetten) van slachtoffers werd getest. ‘Voorheen werkten we met een warme zone en een koude zone. In de warme zone mochten alleen brandweerlieden komen en in de koude zone vond de hulpverlening plaats. Nu is er een koude, een warme en een hete zone. Ambulancemedewerkers mogen volgens dit protocol ook hulp bieden in de warme zone. Hierdoor kan sneller medische hulp aan een slachtoffer worden verleend. Daarna vindt decontaminatie plaats. De bedoeling is dat het nieuwe protocol medio dit jaar van kracht wordt. Vandaar dat een test noodzakelijk was.’ Van der Weide vervolgt: ‘Op dit moment is het evaluatierapport nog niet beschikbaar. Persoonlijk denk ik dat het van belang is dat het nieuwe protocol meer gaat leven bij alle betrokkenen. `Het is overigens wel goed dat er actieve aandacht is voor chemische ongevallen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor neemt nog steeds toe. We moeten dus goed voorbereid zijn op mogelijke incidenten.’ p

AkzoNobel, Norit en DSM zijn van de partij

Wereldtentoonstelling in Shanghai Veel Chinezen kennen Nederland van de molens, tulpen en klompen. Op de World Expo 2010 in Shanghai wil Nederland laten zien dat het meer te bieden heeft. Ook de chemie draagt haar steentje bij.

V

an 1 mei tot en met 31 oktober vindt de Wereldtentoonstelling 2010 plaats met als thema ‘Better city, better life’. Hiermee daagt de organisatie deelnemers uit om met ideeën te komen voor leefbare steden in de 21ste eeuw. Het Nederlandse paviljoen, ‘Happy Street’, toont hoe innovatief Nederland omgaat met energie, water én beperkte ruimte. Bezoekers kunnen genieten van verschillende Nederlandse bouwstijlen en eenmaal in de huisjes worden ze getrakteerd op Nederlandse innovatie, ook op het gebied van de chemie.

18 Chemie magazine april 2010

Zo zuivert Norit drinkwater dat op een ludieke wijze wordt geserveerd uit benzinepompen, kweekt Philips binnenshuis voeding, toont chipfabrikant ASML de kleinste chip ter wereld en staat er een vliegtuig met een bijzonder lage CO2-uitstoot. AkzoNobel is verantwoordelijk voor de coating van het vliegtuig vertelt Oskar Bosson, project manager bij AkzoNobel. ‘Daarnaast sponsoren we het Nederlandse paviljoen en worden onze producten gebruikt in zo’n tien paviljoens. Met onze deelneming hopen we niet zozeer nieuwe klanten te verwerven,

maar willen we onze betrokkenheid tegenover China laten zien.’ Ook voor DSM is China een van de belangrijkste groeimarkten, zowel op het gebied van materialen en voeding. ‘Wij combineren de activiteiten op de World Expo met de ontvangst van relaties in onze duurzaam gebouwde en ingerichte DSM China Campus. Hier zal een expositie worden geopend die in het teken staat van innovatie in life sciences en materials sciences’, vertelt woordvoerster Elvira Luykx. p


Actueel

Total voldoet wel aan eisen voor vluchtwegen op steiger

Fout minister jaagt chemiebedrijven onnodig op kosten

D

e Rotterdamse advocaat René de Groot van het kantoor Adriaanse van der Weel Advocaten heeft de fout van de vroegere minister Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat ontdekt. Hij verdedigde Total, dat door justitie ervan werd beschuldigd niet te voldoen aan de eisen voor vluchtwegen vanaf een tankschip naar een steiger. Het ministerie heeft destijds actie ondernomen naar aanleiding van de brand op de Nederlandse tanker Avanti in het Duitse Dormagen in 1999, waarbij drie doden vielen, vanwege het ontbreken van vluchtwegen naar de wal. Dit heeft geleid tot aanvullende eisen voor steigers voor binnenvaartschepen, die aan de veiligheidsregels van ADNR en ADN moeten voldoen. De ADNR/ADN is een bijlage van de “Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen” en geldt daarom als wettelijke regeling.

Vluchtwegen

De steigers moeten voorzien zijn van minimaal twee vluchtwegen, waarbij mensen het schip bij brand zowel aan de voor- als achterkant veilig kunnen verlaten. ‘Letterlijk staat in de wettelijke norm in het ADNR en ADN, dat de belader “moet waarborgen dat zowel in de omgeving van het voor- als achterschip geschikte middelen aanwezig zijn om het schip, ook in noodgevallen, te verlaten”. Aan die wettelijke veiligheidsverplichtingen moeten bedrijven voldoen, niet meer en niet minder’, verklaart advocaat De Groot. In december 2004 heeft de toenmalige minister Peijs deze wijziging in de Staatscourant gepubliceerd en daarbij een toelichting geplaatst. Hierin gaf ze aan dat er pas van geschikte vluchtwegen kan worden gesproken als deze buiten de ladingszone van het schip zijn geplaatst. Als dat niet mogelijk is dan mag het vluchtmiddel tot maximaal 5 meter in de ladingszone zijn geplaatst. Deze 5-meter-grens, die in de toelichting op de wettelijke norm staat, is een eigen leven gaan leiden. De Inspectie van Verkeer en Waterstaat heeft bedrijven die niet aan dit criterium voldeden, zeer hoge dwangsommen opgelegd. Die zijn in enkele gevallen ook geïncasseerd. Ook zijn er bedrijven straf-

rechtelijk vervolgd. De Groot: ‘De ladingszone beslaat het grootste deel van het schip en wordt aan de voor- en achterkant begrensd door een zogenoemde kofferdam. Dat is een holle ruimte die de ladingszone scheidt van de leefruimte aan de voor- en achterkant van het schip. Midden in de laadzone bevindt zich de zogenoemde manifold, de plaats met de aansluitingen voor het laden en lossen van de chemicaliën en brandstoffen. Branden ontstaan meestal op die De steiger van SABIC in Stein plek. Als de mensen op het schip een veilig heenkomen willen zoeken, moeten ze eerst van de brand rondingen in de kade moeten aanleggen, wat weg lopen en dan de steiger op.’ soms miljoenen euro’s heeft gekost. Bij de voorbereiding van het proces tegen Total ontdekte De Groot, dat de opmerking Miljoenen euro’s van de minister over de 5-meter-grens, ook De Groot is van mening dat aan de wettelijke veiligheidseis is voldaan, als er een geschikte al heeft die in de Staatscourant gestaan, geen wettelijke basis heeft. Sterker nog: het vluchtweg is, die buiten een cirkel van 30 is de minister op grond van de zogenoemde meter van het manifold ligt. Waarschijnlijk Aanwijzing voor de regelgeving zelfs verbowordt de veiligheidsnorm van het ADNR in 2011 op deze manier nader ingevuld. Aan deze den om in een toelichting nadere regels te stellen. Als de minister de 5-meter-grens 30 meter-eis kunnen bedrijven veel gemakhad willen invoeren, dan had zij die eis in de kelijker voldoen dan aan de 5-meter-grens officiële regelgeving moeten opnemen. Nu zij die de minister gesteld heeft. Moderne tankdat heeft nagelaten, geldt deze grens niet. De schepen zijn namelijk zo gebouwd dat ze Economische Politierechter in Middelburg zoveel mogelijk laadruimte bevatten. Daarheeft dit argument aanvaard. Total is vrijgedoor kan het voorkomen dat de laadzone pas sproken en de 5-meter-eis is van de baan. ophoudt voorbij het punt, waar de romp van het schip zich kromt naar de boeg. Voorbij dat Volgens De Groot kunnen chemiebedrijven die in het verleden onnodig extra kosten hebpunt neemt de afstand van het boord van het ben gemaakt en dwangsommen hebben schip tot de steiger toe en is het moeilijker betaald echter geen schadevergoeding krijom een loopbrug aan te sluiten. Dat kan het gen. Wel kunnen chemiebedrijven die vanbeste op een plek in de laadzone op veilige wege de 5-meter-grens nog een dwangsom afstand van de manifold. Maar die plek voldoet dan weer niet aan de eis van de 5-meter- boven het hoofd hangt (oplopend tot 1 miljoen euro) dit waarschijnlijk met succes aanvechgrens, gemeten vanaf de kofferdam. Daarten en extra investeringen achterwege door hebben schippers en verladers extra laten. p voorzieningen moeten treffen, waaronder flexibele en verplaatsbare loopbruggen of Foto: SABIC

Total in Vlissingen is onlangs vrijgesproken van de beschuldiging van justitie dat het bedrijf niet voldoet aan de eisen voor vluchtwegen vanaf een tankschip naar een steiger. Het bedrijf moest voldoen aan een norm van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, die geen wettelijke basis blijkt te hebben. Andere chemiebedrijven die nog een dwangsom boven het hoofd hangt, kunnen zich nu met deze uitspraak in de hand verdedigen.

Risk management specialist Inge van Ditshuizen van Lyondell Chemie Risk management specialist Inge van Ditshuizen van Lyondell Chemie, en tevens lid van de VNCI werkgroep logistieke veiligheid, wijst erop dat Lyondell veel geld heeft geïnvesteerd in steigers met vluchtwegen die om de vijf meter zitten. ‘Dat is naar mijn idee zeker geen weggegooid geld en zeker een veiligheidsverhogende investering geweest. Maar het is natuurlijk wel jammer dat buitenlandse bedrijven deze investering waarschijnlijk niet hoeven te doen. Over enige tijd is het ADNR aangepast en stelt het minder strikte eisen dan de Nederlandse overheid.’ april 2010 Chemie magazine 19


Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

FF

in ab nn

na ar -g — —

s art —

ce — zorgverzekeraar —

— verlichting

De belangrijkste werkzame stof in cannabis heet tetrahydrocannabinol (THC). Als je wiet rookt, komt THC in het bloed en stijgt naar de hersenen. Naast geestverruimende effecten kent cannabis ook medicinale toepassingen. Patiënten kunnen cannabis krijgen om bepaalde klachten te bestrijden, o.a. bij MS en kanker. Ze ademen het in of drinken het als thee. Meestal in een lage dosis, dus zonder risico van verslaving. En zonder special effects.

Chemie is ontdekken In je iPod, je Mars, je Nikes. Zelfs in de chemische processen in je lijf. De chemie blijft van alles ontdekken. Maak er werk van. Jouw werk. Deze campagne is een initiatief van bedrijven in de chemie, scholen en universiteiten. Meer weten? > www.chemieisoveral.nl

Ka

nk

er

potzooi —

ed

ko

op

= CHEMIE = gezondheid — go

Toeristen op terras voor coffeeshop. Er gaat een jointje rond. Dat ziet er relaxed uit, maar het ruikt raar. En ze kijken wat glazig. Nou, doe mij maar een koffie. Zonder suiker graag.

MS — — re

instant —

m e ls

in

jo

S

Chemie = nadenken —

Effects

- stoned

pt

- sceptisch -

n –

MEDIWIET —

n le de id

— p a tië nt —

ic ris

– o

ec ac

sm ng di

al

CO

ca

e ak

zz

sp

– farmacie –

g ru ftd zzz

so

rij st

—M

be

Special

eek

– vreetkick –

=

cter

&

E

ba

ië n

= CHEM

— — p ijn

oth

t–

=

n?

IE

c ij

EM

ke

CH

ri e -

ro

=

in d u

-

st

– misselijk –

RELAXED –

— Opiumwet–

m e di

zzzzz

— 5 planten —

ap

p

— thuisteelt –

— oppassen —

hi m

om sc h a a

sl o

sc

– misselijk –

– vreetkick –

lachen –

EE

re

de

gg

ae

SH

O

P

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com

jxxx VNCI stopper 185x130mm WIET adv.indd 1

22-04-2010 16:41:38


Actueel

Bedrijven moeten legitimiteit controleren

VROM waarschuwt voor valse REACH-vertegenwoordigers Inspecteurs van het ministerie van VROM zijn onlangs gestart met een actie tegen valse ‘enige vertegenwoordigers’.

L

everanciers die buiten Europa gevestigd zijn, wijzen ‘enige vertegenwoordigers’, oftewel OR’s (only representatives), aan om de verplichtingen van REACH voor importeurs te vervullen. Daar kunnen valse OR’s tussen zitten. Zo heeft het ministerie van VROM recent een Chinese OR aangeklaagd vanwege schending van REACH-verplichtin-

gen. De OR in kwestie beschikt namelijk slechts over een postbus, en kan volgens VROM niet aan de verplichtingen voldoen. Hij overtreedt daarmee de REACH-wetgeving. Het gevaar van valse OR’s is dat gepreregistreerde stoffen niet geregistreerd worden, waardoor importeurs geen producten meer kunnen afnemen van hun leveranciers van buiten Europa. Werken ze toch verder met ongeregistreerde stoffen, dan kan een dwangsom worden opgelegd. Voor de malafide OR’s met veel gepreregistreerde stoffen kan die dwangsom oplopen tot 50 à 100 dui-

zend euro per dag, terwijl importeurs en leveranciers per betrokken stof aangeslagen worden. Daarnaast dreigt voor leveranciers vertraging in de registratieprocedures, moeten importeurs wachten tot de leverancier zijn werk heeft gedaan, of moeten ze op zoek naar een leverancier die wel aan zijn verplichtingen voldoet. De VROM-inspecteurs hebben aanwijzingen dat er tot 40 valse OR’s in Nederland actief zijn. Het ministerie raadt bedrijven dan ook aan om grondig de identiteit te controleren van de OR’s waar ze mee werken. p

DSM-kantoor in Sittard krijgt facelift In opdracht van DSM maken Architectenbureau cepezed, Fokkema & Partners Architecten en Lodewijk Baljon Landschapsarchitecten een ontwerp voor de vernieuwing van het kantoor in Sittard, dat 32.000 vierkante meter telt en dateert uit 1992.

E

en groep jonge DSM-ers heeft met het ICOP bureau voor strategische huisvesting de uitgangspunten voor het vernieuwde kantoor op papier gezet. Vervolgens is een ontwerpwedstrijd uitgeschreven die is gewonnen door Architectenbureau cepezed, Fokkema & Partners Architecten en Lodewijk Baljon Landschapsarchitecten. De bedoeling is dat de gangen met deuren

plaats maken voor een meer open, dynamische en uitnodigende werkomgeving met vides, open verbindingen en transparante wanden. De kantoorverdiepingen worden ingericht voor activity based working: mensen kunnen daardoor steeds die plek kiezen, die op een bepaald moment het beste bij de aard van hun werkzaamheden past. De begane grond biedt straks vergader- en brainstormruimten, een kof-

fielounge, een bar, een restaurant, een auditorium en een kantoorhotel. Daarnaast komt er een ruimte voor exposities, waar DSM nieuwe producten en concepten kan tonen. Twee patio’s krijgen een overkapping, waardoor twee atria ontstaan. Ten slotte komt er een nieuwe entreeboulevard en worden er een boomgaard en een vijver aangelegd. p

april 2010 Chemie magazine 21


Slim Grondstoffen raken op

omgaan met kunstmest De komende decennia moet de landbouwproductie verdubbelen om een groeiende en steeds welvarender wordende wereldbevolking te voorzien van voedsel en grondstoffen voor de bio-based economie. Kunstmest is daarvoor onontbeerlijk. Tegelijkertijd echter zijn er zorgen over de eindigheid van de grondstoffen voor de kunstmest en over de milieu-effecten van productie en gebruik ervan. Producenten spelen daarop in met een combinatie van technologische vernieuwing en samenwerken in de keten van grondstof tot gewas. Joost van Kasteren

22 Chemie magazine april 2010


Strategie en ontwikkeling

D

e wereldbevolking stijgt van ruim zes miljard nu naar negen miljard in 2040. Al die mensen moeten eten. Door de stijging van de welvaart zullen ze gemiddeld genomen ook meer vlees gaan eten. De FAO gaat uit van een verdubbeling van de vleesproductie, waardoor de landbouwproductie meer dan evenredig zal groeien. Om aan de vraag tegemoet te komen zullen de opbrengsten moeten verdubbelen. Zonder kunstmest is die opgave onmogelijk te realiseren, zegt Prem Bindraban, directeur van het ISRIC World Soil Information, een internationale organisatie in Wageningen, die van over de hele wereld gegevens over bodems verzamelt, beheert en bewerkt. ‘Zonder kunstmest kunnen we iets meer dan de helft van de huidige wereldbevolking voeden met het dieet van onze overgrootouders, dat voornamelijk bestond uit aardappelen, brood en met Kerst en Pasen een klein stukje vlees. Hoewel sommige mensen het misschien wel anders zouden willen, kan de huidige landbouw niet zonder ‘chemie’ in de vorm van kunstmest. Waarbij ik overigens wel wil aantekenen dat er nog heel wat ruimte is om nutriënten efficiënter te benutten.’ Daarover straks meer. Eerst iets over de vrees dat er niet voldoende kunstmest beschikbaar is om aan de groeiende vraag te voldoen. Vooral wat fosfaat betreft – naast stikstof en kalium een van de macronutriënten voor planten duiken er de laatste tijd regelmatig berichten op over een catastrofaal tekort. Jaarlijks wordt ongeveer 160 miljoen ton fosfaaterts gewonnen. Bij een verwachte stijging van het gebruik met drie procent per jaar zouden de voorraden voldoende zijn voor 100 jaar. Volgens anderen zijn de makkelijk winbare voorraden al binnen 50 jaar uitgeput.

ILLUSTRATIE: ANDRE VAN THIEL

Fysieke schaarste

Kees Langeveld, CEO van ICL Fertilizers, de grootste fosfaatproducent in Europa, stelt dat eindigheid een relatief begrip is als het gaat om fosfaaterts. ‘Hoe schaarser het wordt, hoe hoger de prijs. Daardoor wordt het rendabel om minder rijke voorkomens te ontginnen. Saoedi-Arabië bijvoorbeeld beschikt in het noorden over rijke, maar lastig bereikbare voorraden. Inmiddels is de prijs hoog genoeg om een spoorlijn aan te leggen van 1500 kilometer, alleen voor het transport van fosfaaterts en daarvan afgeleide producten.’ Naast fysieke schaarste spelen ook geopolitieke overwegingen een rol. De grootste voorraden fosfaaterts, bijna 27 miljard ton, komen voor in Marokko. China is met 14 miljard ton een goede tweede. Her en der wordt de vrees geuit voor een fosfaatkartel dat de prijs zou kunnen opdrijven. Volgens Langeveld zal het zo’n vaart niet lopen. ‘Marokko heeft veel meer fosfaaterts dan het ooit nodig zal hebben. Ze hebben belang bij export, want dat levert geld op, waar de Marokkaanse economie op draait.’ Hoewel het met de fysieke en geopolitieke schaarste aan fosfaat dus nogal meevalt, verwacht Langeveld wel dat de prijs zal gaan stijgen vooral door de groeiende vraag uit China, India en Latijns-Amerika en – in mindere april 2010 Chemie magazine 23


‘Zonder kunstmest kunnen we iets meer dan de helft van de wereldbevolking voeden met het dieet van onze overgrootouders’

mate – Afrika. ‘Daar moet je niet moeilijk over doen’, vindt hij. ‘Ten eerste heb je er weinig invloed op en ten tweede is het juist een stimulans voor recycling van fosfaat. Want vergeet niet dat er heel wat fosfaat in het riool verdwijnt of via dierlijke mest bijdraagt aan het fosfaatoverschot in de Nederlandse bodem. Als ICL zijn we dan ook actief betrokken bij verschillende projecten om fosfaat terug te winnen uit afvalwater, as van houtverbranding of beendermeel en uit dierlijke mest, onder meer in de vorm van struviet. Dat is een vorm van fosfaat die neerslaat als je magnesiumoxide of –chloride toevoegt aan afvalwater. Voor ongeveer de helft van onze formuleringen kunnen we daar goed mee uit de voeten.’

Russisch aardgas

Fysieke schaarste speelt bij de twee andere macronutriënten, stikstof en kalium, nauwelijks een rol. Kalium is het zevende meest voorkomende element op aarde en wordt op veel plaatsen in de wereld, inclusief West-Europa, gewonnen. De makkelijk winbare reserves bedragen tussen de tien en twintig miljard ton, een voorraad waar de wereld circa 350 jaar mee vooruit kan. Als we ook de minder makkelijk winbare 24 Chemie magazine april 2010

voorraden meetellen dan is er voldoende kalium voor duizend jaar. Stikstof is een iets ander verhaal. Fritz Haber en Carl Bosch slaagden er honderd jaar geleden in om stikstof in de lucht (N2) met behulp van veel energie (toentertijd 100 megajoule per kilo) om te zetten in ammoniak (NH3). De grondstof N2 is in overmaat aanwezig in de atmosfeer (80%), maar de beperkende factor is (fossiele) energie, meer in het bijzonder aardgas. Hans van Balken van de Fertilizers Europe, de associatie van Europese kunstmestproducenten, noemt twee ontwikkelingen die op termijn schaarste in de hand kunnen werken, althans in West-Europa. ‘De ene is de groeiende afhankelijkheid van West-Europa van aardgas dat uit of via Rusland wordt geleverd. Ik weet niet of het zo’n vaart zal lopen, maar je moet je wel afvragen of je dat risico wil lopen.’

CO2-beleid

De andere ontwikkeling die schaarste in de hand kan werken, is het CO2-beleid van de Europese Unie. Er is afgesproken om de uitstoot van CO2 in tien jaar met twintig procent te verminderen, onder meer via een systeem van verhandelbare rechten. Van Balken: ‘Als kunstmestindustrie op grote schaal dure


Strategie en ontwikkeling

Precisiebemesting

Naast het verminderen van de milieubelasting door de productie van kunstmest is de industrie, in het kader van Product Stewardship, ook actief in het verminderen van de milieubelasting door het gebruik ervan. De nadruk ligt daarbij op precisiebemesting: het zo goed mogelijk afstemmen van de mestgift op de behoefte van de plant. Immers, vrijwel alle voedingsstoffen die niet door de plant worden opgenomen, belasten uiteindelijk het milieu. Hetzij in de vorm van vrijkomend ammoniak en/of lachgas, hetzij door uit- en afspoelen van nitraat en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater. ‘Bij precisiebemesting gaat het erom dat je de voedingsstoffen voor de plant aanbiedt op de juiste plaats, het juiste moment en in de juiste hoeveelheid’, zegt Tonnis van Dijk, senior consultant bij het NMI, het Nutriënten Management Instituut in Wageningen. In West-Europa en vooral in Nederland is precisiebemesting noodzakelijk, omdat boeren vaak het gebruik van dierlijke mest en kunstmest combineren. Daardoor ontstaat al gauw onderbenutting door de plant, waarbij de overschotten het milieu belasten. Van Dijk: ‘Nutriënten in dierlijke mest worden ongeveer voor de helft door het gewas opgenomen. Vooral de stikstofbenutting is veel lager dan die van kunstmest. Het overschot vervluchtigt, spoelt uit of af, of wordt toegevoegd aan de bodemvoorraad. Door in rijen te bemesten, waarbij de meststoffen vlakbij de plant terecht komen kun je de benutting verhogen en daardoor al een deel van het verlies voorkomen.’

Gratis rekenmodellen

CO2-rechten moet kopen, kan dat een reden zijn om uit te wijken naar andere landen, die minder ambities hebben wat CO2-uitstoot betreft. Die ontwikkeling kan snel gaan, want hogere productiekosten als gevolg van het CO2-beleid versterken de trend om de productie van ammoniak te verplaatsen naar landen waar aardgas goedkoper is.’ Van Balken pleit ervoor dat de Europese beleidsmakers rekening houden met het feit dat de Europese kunstmestfabrikanten al tot de meest energie-efficiënte ter wereld behoren. Het energieverbruik ligt dicht bij het theoretische minimum van 25 megajoule per kilo ammoniak. Bovendien is fors geïnvesteerd in maatregelen om het ontstaan van lachgas tijdens de productie van stikstofkunstmest sterk te verminderen. Een ander argument is dat dankzij het gebruik van kunstmest, vijfmaal meer CO2 wordt vastgelegd in biomassa dan er aan CO2 vrijkomt bij productie en transport. Van Balken: ‘Geef de sector een reële reductiedoelstelling, want noch de Europese economie noch het milieu is erbij gebaat als de productie zich verplaatst naar andere regio’s. Bovendien worden we dan voor onze voedselproductie wel heel erg afhankelijk van het buitenland.’

Dierlijke mest wordt vaak als eerste opgebracht en daarna volgt een aanvulling met kunstmest. In het vervolg van het groeiseizoen wordt nog een tweede of derde keer bemest, vaak met stikstofkunstmest. In Nederland en omringende landen is dat vooral kalkammonsalpeter (KAS), elders vaak in de vorm van ureum. Kunstmestbedrijven spelen daarbij een rol door het direct of indirect (via de groothandel) geven van bemestingsadviezen. Zo stelt DSM Agro – recentelijk overgenomen door het van oorsprong Egyptische OCI - gratis rekenmodellen beschikbaar, waarmee boeren kunnen uitrekenen wat het optimale tijdstip is voor bemesten en hoeveel ze moeten geven. Van Dijk: ‘Er zijn verschillende technieken om na te gaan wat de behoefte is van de plant op dat moment. Je kunt het sap van de plant analyseren of een grondmonster laten onderzoeken. Tegenwoordig wordt ook wel gebruik gemaakt van satellietbeelden om de bladkleur te meten en op grond daarvan te bepalen of, en zo ja hoeveel, stikstof nodig is. Verschillende bedrijven, waaronder ook kunstmestfabrikant Yara, brengen stikstofsensoren, ofwel N-sensoren op de markt, waarbij je vanaf de trekker kunt meten hoeveel stikstof er nodig is.’ Dankzij deze analysetechnieken kan de boer bijna per plant vaststellen wat de voedingsbehoefte is. Inmiddels zijn er ook technieken in ontwikkeling om de voedingsstoffen zo niet per plant, maar dan toch per vierkante meter toe te dienen. Zo wordt er bijvoorbeeld geëxperimenteerd met vloeibare nutriënten, die met een spuitboom worden opgebracht. Door het programmeren van de spuit kun je heel precies de gewenste hoeveelheden toedienen. Een andere techniek, die nu al wordt toegepast in de fruitteelt en in de april 2010 Chemie magazine 25


‘Als de kunstmestindustrie op grote schaal dure CO2-rechten moet kopen, kan dat een reden zijn om uit te wijken naar andere landen’ glastuinbouw is druppelbevloeiing, waarbij de planten (en bomen) permanent aan een infuus gekoppeld zijn, waarlangs druppelsgewijs vloeibare voeding wordt toegediend.

Verdubbeling voedselproductie

Waar precisiebemesting in West-Europa nuttig en nodig is om overbemesting te voorkomen, geldt voor veel ontwikkelingslanden dat het nodig is om tekorten te vermijden. Prem Bindraban van ISRIC World Soil Information ziet de noodzakelijke verdubbeling van de voedselproductie als een enorme uitdaging, temeer omdat wat productiviteitsstijging betreft het laaghangend fruit nu wel is geplukt. ‘Omdat we in WestEuropa gezegend zijn met tamelijk goede gronden en een relatief goed klimaat, heeft het gebruik van kunstmest geleid tot een forse stijging van de opbrengsten per hectare. In veel ontwikkelingslanden ontbreken die condities. De bodems zijn arm en korte perioden van zware regenval worden vaak afgewisseld met lange perioden van droogte. In die omstandigheden zal de productiviteit niet in dezelfde mate stijgen door het geven van kunstmest. Sterker nog, kunstmest kan zelfs negatief uitpakken.’ Als voorbeeld noemt hij een situatie waarbij in het begin van het groeiseizoen veel regen valt, terwijl later in het seizoen sprake is van langdurige droogte. ‘Als je in het in het begin veel kunstmest geeft, krijg je een weelderig gewas met veel groen. In de droge periode verliest de plant via zijn bladeren veel vocht en verpietert het gewas. Achteraf gezien zou de boer beter af zijn geweest zonder kunstmest. Je krijgt dan wel een ielig gewas, maar dan heb je in ieder geval nog een beetje opbrengst.’

Dubbele uitdaging

Met dit voorbeeld wil hij zich niet verzetten tegen het gebruik van kunstmest in ontwikkelingslanden, benadrukt Bindraban. Integendeel zelfs: kunstmest is keihard nodig. Wel wil ik er voor pleiten om heel zorgvuldig om te gaan met kunstmest op arme gronden. Die hebben namelijk een veel kleinere buffercapaciteit wat betreft bodemvruchtbaarheid dan de rijke gronden bij ons. Bovendien zijn niet alleen stikstof, fosfaat en kalium van belang, maar ook micronutriënten zoals zink, ijzer en mangaan. Vanwege de kwetsbaarheid van de bodem en het wissel26 Chemie magazine april 2010

vallige klimaat komt alles nog veel nauwkeuriger dan bij ons. Je moet bijna per vierkante meter vaststellen wat het niveau van bodemvruchtbaarheid is en waar de plant behoefte aan heeft. Anders loop je de kans dat de negatieve effecten de positieve overschaduwen.’ Al met al staat de kunstmestindustrie voor een dubbele uitdaging. Aan de ene kant moet er (veel) meer kunstmest worden geproduceerd om aan de groeiende behoefte te voldoen. De dreigende tekorten aan fosfaaterts en de onzekerheden rond aardgas nopen tot recycling en een optimaal beheer van nutriënten, hetzij van dierlijke oorsprong, hetzij in de vorm van kunstmest. Tegelijkertijd is een goed beheer van nutriënten essentieel om de milieubelasting door productie en gebruik van dierlijke mest en kunstmest te halveren. Hoewel de verantwoordelijkheid voor nutriëntenbeheer bij de boer ligt, kan de industrie een belangrijke bijdrage leveren door het (mede) ontwikkelen van innovatieve technieken en formuleringen voor precisiebemesting. p

Wereldwijde bodemkaart

Het ISRIC is de leidende partij in GlobalSoi Map.net, een consortium dat onder meer wordt ondersteund door de Bill & Melinda Gates Foundation en de Alliance for a Green Revolution in Africa, onder voorzitterschap van Kofi Annan. Uiteindelijk doel is het maken van een digitale bodemkaart van de hele wereld met een resolutie van 90 bij 90 meter. Bestaande en nieuwe technieken, zoals remote sensing, geostatistische methoden en spectraal scannen van bodemlagen, worden gebruikt om gegevens over bodemsamenstelling in kaart te brengen en te verzamelen. Bindraban: ‘Aan de ene kant is die informatie van belang voor het beleid. Niet alleen landbouwbeleid, maar ook natuurbeleid en zelfs klimaatbeleid. Als je niet weet wat er in de bodem gebeurt, kun je eigenlijk nauwelijks iets zeggen over klimaatontwikkelingen. Aan de andere kant moet de resolutie zo hoog zijn dat je de gegevens ook kunt gebruiken voor bemestingsadviezen. Mijn ideaal is dat een boer over twintig jaar op zijn mobieltje kan zien welke meststoffen hij moet toedienen in welke hoeveelheden om de gewenste opbrengst te realiseren.’


Onze focus: uw doel. Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisico’s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences

Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden

Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com


‘Sneller informatie over stoffen aanleveren’

Prof. André Knottnerus van de Gezondheidsraad:

28 Chemie magazine april 2010


Interview

Foto: Casper Ril a

D

‘Het bedrijfsleven moet zo snel mogelijk laten weten welke informatie er over een chemische stof bekend is, als we met het onderzoek starten om de wetenschappelijke gegevens in kaart te brengen’, stelt de scheidend voorzitter van de Gezondheidsraad, prof. André Knottnerus. ‘Dan kunnen we dat vanaf het begin meewegen in onze adviezen. En voorkom je discussies achteraf of je wel of geen informatie hebt gemist om tot een weloverwogen oordeel te komen.’ Adriaan van Hooijdonk

e Maastrichtse hoogleraar huisartsgeneeskunde prof. André Knottnerus werd in 2001 benoemd tot voorzitter van de Gezondheidsraad. Het onafhankelijke orgaan, opgericht in 1902, adviseert regering en parlement gevraagd en ongevraagd over de stand van wetenschap op het gebied van volksgezondheid, voeding, milieu, en arbeidsomstandigheden, en de lacunes daarin. Een blik in het eind maart verschenen jaarverslag leert dat het werkterrein zeer divers is, variërend van adviezen op het gebied van gezonde voeding tot vaccinatiebeleid voor de Mexicaanse griep. De chemische industrie heeft regelmatig met de Gezondheidsraad te maken, omdat de organisatie jaarlijks adviezen uitbrengt over stoffen waarmee werknemers tijdens hun werk in aanraking kunnen komen. Daarbij gaat het om grenzen: dié concentraties van stoffen waaraan een werknemer ten hoogste mag worden blootgesteld, wil hij of zij geen gezondheidsschade daarvan ondervinden. In de praktijk een hele ingewikkelde klus. Want waar liggen precies de grenzen? Maar ook: waardoor wordt die grens bepaald, en is die zelfs te bepalen? Wie kan dat het beste doen? En vertrouwt men dan die grens? En welke risico’s achten we eigenlijk aanvaardbaar? Lastige vragen waar Knottnerus zich binnenkort niet meer over hoeft te buigen. In september wordt hij namelijk opgevolgd door prof. Louise Gunning-Schepers, voorzitter van de raad van bestuur van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. Knottnerus start in mei als voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Toch maakte hij onlangs tijd vrij om een aantal vragen te beantwoorden. Hoe komt een advies van de Gezondheidsraad eigenlijk tot stand? En welke partijen zijn daarbij betrokken? ‘De Gezondheidsraad kan zelf invloed uitoefenen op het jaarlijkse werkprogramma, maar in de praktijk hebben we op stoffengebied al meer dan genoeg werk aan de advisering in opdracht van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en VROM. Er is immers nog veel e onduidelijk over de effecten van april 2010 Chemie magazine 29


‘We moeten jonge mensen een aantrekkelijk loopbaanperspectief bieden’ stoffen op mens en milieu.’ ‘Soms vragen we onderzoeksinstituren zoals TNO een overzicht te maken van de wetenschappelijke literatuur over een stof. De leden van de Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen kijken vervolgens of de informatie aan onze wetenschappelijke eisen voldoet, en gebruikt de gegevens voor een advies over een grenswaarde. De commissie bestaat onder meer uit universitaire onderzoekers, specialisten van het RIVM en experts uit het bedrijfsleven. Bij de samenstelling van de commissie letten we extra op vertegenwoordiging van deze laatste categorie, omdat wij het belangrijk vinden om niet vanuit een ivoren toren te adviseren, maar ook ervaring uit de praktijk mee te nemen. Reden voor ons om ook openbare conceptrondes te houden.’

Foto: Casper Ril a

De Gezondheidsraad stelt de adviezen dus niet zelf op? ‘Wij kunnen de leden van de commissie uiteraard niet alle rapporten zelf laten schrijven. De wetenschappelijke beoordeling en de omzetting naar een advies vallen binnen de verantwoordelijkheid van de Gezondheidsraad. Daar hebben we methodes voor ontwikkeld die ook in het buitenland als toonaangevend worden gezien. De openbare conceptrapportage sturen we onder meer aan verschillende instituten en het bedrijfsleven. Die kunnen daar vervolgens op reageren. De commissie weegt die reacties, en kan ze meenemen in het definitieve rapport of kan nadere toelichting geven.’

30 Chemie magazine april 2010

Toch klinkt er vanuit de industrie wel eens de kritiek dat de Gezondheidsraad te weinig aandacht besteedt aan adviezen uit de sector. Hoe staat u daar tegenover? ‘Daar ben ik het niet mee eens. De commissie neemt de input uit het bedrijfsleven zeker mee. Maar het komt natuurlijk voor dat een uitspraak niet iedereen tevreden stelt. Wij realiseren ons dat een uitspraak gevolgen heeft voor de praktijk, en dat er voor het bedrijfsleven kosten mee gemoeid kunnen zijn. Maar ik sta er samen met commissievoorzitter prof. Mulder voor


Interview

in dat de procedure zorgvuldig verloopt.’ ‘De Gezondheidsraad adviseert, de betrokken ministeries bepalen uiteindelijk het beleid. Ik vind het overigens wel jammer dat de procedure is veranderd. Tot voor kort was het zo dat de Gezondheidsraad over alle typen stoffen adviezen uitbracht, waarna de SER met inbreng van de sociale partners, naar de haalbaarheid van de adviezen keek. Vervolgens nam de bewindspersoon van het ministerie van SZW de uiteindelijke beslissing. Die ‘drietrapsprocedure’ vindt nu nog maar voor enkele soorten stoffen plaats, veel wordt overgelaten aan het private domein. De Gezondheidsraad heeft in een brief aan de toenmalige staatssecretaris aangegeven de drietrapsprocedure voor alle stoffen belangrijk te vinden, maar er is anders besloten. Maar nogmaals, ik steek mijn hand in het vuur voor de kwaliteit van onze processen. Daarom is er ook internationaal veel belangstelling voor onze aanpak.’ In de wetenschappelijke wereld is er vaak geen eenduidigheid over het effect van chemische stoffen op mens en milieu. Is dat niet lastig bij het opstellen van een advies? ‘Wetenschappers delen vaak wel hun gegevens, maar de interpretatie kan verschillen. Over veel stoffen is er echter weinig bekend. Zo zijn er geen of weinig humane studies, en zelden epidemiologische onderzoeken over langere tijd beschikbaar. Daarom moet je bijvoorbeeld op basis van dierproeven extrapolaties maken naar de effecten op de mens, maar daarbij moet je tevens rekening houden met verschillende groepen, zoals mannen, vrouwen, ouderen en jongeren. Het gebruik van veiligheidsfactoren kan daarbij wel eens verschillen opleveren. Wij hebben hier in Nederland een internationaal gerespecteerde methode voor ontwikkeld, maar wij sluiten uiteraard niet onze ogen voor nieuwe ontwikkelingen. Zo kunnen we in de toekomst wellicht meer stoffen gaan testen op speciaal gekweekt menselijk weefsel. Daarbij mis je overigens nog wel de essentiële interactie met de rest van het menselijk lichaam.’ Is de onenigheid tussen wetenschappers de reden dat bedrijven in Nederland vaak met lagere drempelwaardes voor gevaarlijke stoffen moeten werken dan hun collega’s in het buitenland? En hoe kan het dat er door het Europese Scientific Committee on Occupational Exposure Limits (SCOEL) vaak hogere drempelwaardes worden aangegeven in

vergelijking met de adviezen van de Gezondheidsraad? ‘Het is ons ook opgevallen dat de SCOEL-adviezen op het gebied van drempelwaardes vaak hoger uitvallen in vergelijking met onze adviezen. Wij zijn in Nederland dus strenger. Ik moet u zeggen (‘en hier spreekt de trotse voorzitter’) dat ik de wetenschappelijke onderbouwing van onze adviezen beter gedocumenteerd vind. Ook het proces van beoordelen is in Nederland in mijn ogen een stuk transparanter. Maar ik wil niet te veel speculeren. In de loop van het jaar brengen we een rapport uit waarin we de adviezen over vijf stoffen internationaal zullen vergelijken. En dan gaan we kijken hoe dit nu precies komt. Overigens gebruikt de SCOEL onze adviezen als basis voor eigen evaluatie Dat onderstreept dat wij hier op de goede weg zitten.’ Bent u niet bang dat het onderzoek voor onrust tussen de twee instituten zal zorgen? ‘Daar ben ik niet bang voor. Laten we niet vergeten dat veel methodologie op stoffengebied in Nederland is ontwikkeld. Maar het is altijd goed om te leren, en we zullen met de SCOEL overleggen over de conclusies. De SCOEL is een belangrijke organisatie, maar verdient in mijn ogen een stevigere financiële en organisatorische basis. Wanneer je de budgetten van de Gezondheidsraad en de SCOEL met elkaar vergelijkt, zie je dat de SCOEL heel veel moet doen met beperkte middelen. En dat terwijl ze heel Europa moeten bestrijken. We hebben er wel eens over nagedacht om het secretariaat te voeren, maar dat moesten wij zelf gaan betalen. De kans bestond daardoor dat ons eigenwerkprogramma in gevaar zou komen. Daarom hebben we er maar van afgezien.’ In de Europese industrie is veel onrust ontstaan over het vaststellen van een Europese grenswaarde voor formaldehyde. Ook in Nederland is er veel onbegrip over deze lage waarde die schijnbaar niet is gebaseerd op de laatste inzichten in de wetenschap. Wat zijn voor de Gezondheidsraad de criteria om bijvoorbeeld een stof als formaldehyde opnieuw te beoordelen? ‘Het opnieuw beoordelen van stoffen via het werkprogramma is een mogelijkheid. Daarbij moet je denken aan een termijn van vijf tot tien jaar na het originele advies. Ik heb echter niet het idee dat er studies voor formaldehyde zijn die op korte termijn tot een nieuw advies zouden moeten leiden. Mochten die er echter wel zijn, dan krijgen

we die graag onder ogen. Vervolgens zullen we kijken of er reden is voor een nieuwe beoordeling. Maar op dit moment heb ik die aanwijzing niet.’ ‘Ik pleit er overigens voor dat het bedrijfsleven zo snel mogelijk laat weten welke informatie er over een chemische stof bekend is als we met het onderzoek starten om de wetenschappelijke gegevens in kaart te brengen. Dan kunnen we dat vanaf het begin af aan meewegen in onze adviezen. En voorkom je discussies achteraf of je wel of geen informatie hebt gemist om tot een weloverwogen oordeel te komen.’ Om meer inzicht te krijgen in het effect van stoffen is de Europese Commissie gestart met REACH. Hoe ziet u de ontwikkelingen op dit terrein? ‘De Gezondheidsraad heeft hier niet rechtstreeks mee te maken. Het is immers een opdracht aan het bedrijfsleven om informatie aan te dragen en aan relevante doelgroepen te laten zien hoe ze met chemische stoffen om moeten gaan. Ik realiseer mij wel dat het, gezien de grote hoeveelheid stoffen waarover niets of nauwelijks iets bekend is, een kostbare en complexe operatie gaat worden. Maar het zal in de toekomst zeker leiden tot gemakkelijk toegankelijke informatie, die niet

‘Ik steek mijn hand in het vuur voor de kwaliteit van onze processen’ altijd via de beschikbare literatuur voorhanden is. En wellicht zijn er ook minder dierproeven nodig.’ Is er eigenlijk wel voldoende expertise om alle stoffen te onderzoeken? En zijn er genoeg specialisten die dat kunnen? ‘Daar maak ik mij wel eens zorgen over. De beschikbaarheid van goed opgeleide experts die moeilijke beoordelingen kunnen uitvoeren, neemt inderdaad af. Het behoort niet meer tot de prioriteit van de meeste universiteiten om deze mensen op te leiden. Als mensen uit onze commissies met pensioen gaan, is het niet makkelijk om opvolgers te vinden. Tot nu toe is het altijd wel gelukt, maar ik vind dat we samen met de universiteiten, het bedrijfsleven en de overheid moeten onderzoeken op welke manier we ook in de toekomst voldoende kennis kunnen behouden. Bijvoorbeeld door jonge mensen een aantrekkelijk loopbaanperspectief te bieden.’ p april 2010 Chemie magazine 31


Solar ’s Nachts vliegen op de zon

32 Chemie magazine april 2010


Uitgelicht

Impulse Het Solar Impuls project zet innovatieve materialen en de nieuwste technologieën in voor de ontwikkeling van een vliegtuig. Niet zo maar een vliegtuig, maar eentje dat dag en nacht op zonne-energie vliegt.

S

olar Impuls is geïnitieerd door een bijzonder duo: Bertrand Piccard, een psychiater en piloot, die tevens als eerste een non-stop ballonvlucht rond de wereld maakte, en André Borschberg, ingenieur en professioneel vliegtuig- en helikopterpiloot. Hun droom is het eerste bemande vliegtuig te ontwikkelen dat dag én nacht kan vliegen zonder een druppel brandstof. En dat lijkt te lukken: het prototype Solar Impuls HB-SIA heeft eind 2009 zijn eerste meters in de lucht gemaakt. Voor dit jaar staan meerdere testvluchten op het programma, ook ’s nachts. Om te kunnen vliegen bedekken 12.000 zonnecellen het vliegtuigoppervlak. Met de zonne-energie worden vier elektrische motoren aangedreven en flink wat batterijen opgeladen. Het vliegtuig

bevat dan ook 400 kilo aan lithiumbatterijen om de nacht mee door te kunnen komen. Om het project goed te laten verlopen wordt er samengewerkt met andere partijen. Zo wordt het project ondersteund door de chemiebedrijven Solvay en Bayer MaterialScience. Solvay, een van de ‘main partners’, ondersteunt het project financieel en speelt een actieve rol door het aanbieden van innovatieve en technologische oplossingen en kennis. Bayer biedt technische expertise en hightech materialen aan. Op basis van de prestaties van de HB-SIA zal een tweede vliegtuig worden gebouwd dat, volgens de planning, in 2013 in 25 dagen – vijf sessies van vijf dagen - de wereld rond zal gaan vliegen. p april 2010 Chemie magazine 33


Positionpaper VNO-NCW:

Emissieplafon chemie moet haalbaar en betaalbaar zijn ‘Het aanpakken van verkeersemissie ligt politiek veel gevoeliger dan het streng optreden tegen de industrie’

34 Chemie magazine april 2010


Opinie

nd

jn

De Nederlandse industrie krijgt binnenkort te maken met internationale afspraken over emissies via het Götenborgprotocol en het National Emission Ceiling (NEC) voor 2020. Vooral op het vlak van NOx, NH3, SO2 en fijnstof kan dat consequenties hebben voor de chemische industrie. Reden voor VNO-NCW om onlangs een positionpaper te presenteren, bedoeld om de Nederlandse onderhandelaars te doordringen van de belangen van de industrie. Gerard van Nifterik

R

eëel, haalbaar en betaalbaar,’ zegt Willem Henk Steekstra, van VNO-NCW. ‘Dat is wat we willen. De industrie is kwetsbaar. Neem NOx. Het verkeer is verantwoordelijk voor veruit de meeste emissies op dat vlak. Maar het aanpakken van die verkeersemissie ligt politiek veel gevoeliger dan het streng optreden tegen de industrie. Daar zit een heikel punt. Als er te scherpe doelen worden gesteld voor fijnstof, SO2 en NOx dan dreigt de industrie het gelag te moeten betalen. Ons standpunt is dat de industrie niet de hele rekening mag krijgen.’ Willem Henk Steekstra houdt zich voor VNO-NCW bezig met milieuzaken, is secretaris van de Stuurgroep Lucht, en schreef het recente positionpaper van de ondernemingsorganisatie. Dat positionpaper bestaat uit acht aanbevelingen voor de Götenborgprotocol-onderhandelingen in Génève. De teneur van het stuk is dat het Nederlandse bedrijfsleven de afgelopen decennia al ontzettend veel aan de verbetering van de luchtkwaliteit heeft gedaan. Gemiddeld voor een bedrag van 250 miljoen per jaar, zo becijferde VNO-NCW. ‘Het laag hangend fruit is geplukt,’ schrijft de ondernemingsorganisatie. VNO-NCW vindt dan ook dat er verfijning van beleid nodig is, waarbij niet alleen

naar de industrie, maar ook naar andere sectoren moet worden gekeken. Verder is de organisatie van mening dat er rekening moet worden gehouden met relevante ontwikkelingen die typisch zijn voor Nederland en dat te nemen maatregelen kosteneffectief moeten zijn. De rode draad: oog voor de concurrentiepositie. Dat is de beoogde uitkomst van de industrie voor de onderhandelingen in Génève.

Scherpste normen van Europa

‘Een gelijk speelveld,’ zegt Steekstra. ‘En dat zal voor ieder land weer iets anders betekenen. Ons land heeft bijvoorbeeld geen industriebeleid, in tegenstelling tot landen als Duitsland en Frankrijk. De afwezigheid van een industriebeleid heeft voordelen; het geeft een zekere vrijheid, maar het kan ook kwetsbaar maken. Wij vinden dat als het gelijke speelveld in het gedrang komt, de overheid moet acteren. Den Haag moet ervoor waken dat Nederland in de pas loopt met de rest van Europa. Let wel: onze industrie heeft al de scherpste normen van Europa. En ook met het nemen van maatregelen loopt ons land absoluut aantoonbaar voorop. Dan kun je redelijkerwijs niet verwachten dat de industrie er nog meer schepjes bovenop moet doen. Wij zeggen: gebruik de IPPC-richtlijn als basis. Daarin wordt beschreven wat de best beschikbare e april 2010 Chemie magazine 35


Opinie

technieken zijn. Dat is wat ons betreft redelijk: blijf binnen wat het IPPC aangeeft als beste techniek, en hanteer dat als norm. Daar moeten de NEC en het Götenborgprotocol rekening mee houden. Maar er moet ook worden gekeken naar maatregelen in andere sectoren. Op het gebied van NOx valt er bijvoorbeeld enorm veel te winnen met de net ingevoerde Euro4norm en de komende Euro5- en Euro6-normen. Als je dat goed doet, kan de emissie aan NOx en fijnstof met 40 procent verminderen. Het is heel belangrijk dat zulke aspecten in Génève worden meegenomen.’

Emissiehandel

De onderhandelingen van het Götenborgprotocol, een min of meer vrijwillig verdrag tussen Europese landen,

Canada en de VS, lopen enigszins vooruit op de vaststelling van de nieuwe NEC-doelen voor 2020. Eigenlijk was de bedoeling dat de NEC, een harde, gesanctioneerde afspraak binnen de EU, eerder rond zou zijn dan die van het Götenborgprotocol. Maar door vertraging lijkt het erop dat de situatie nu precies omgekeerd zal zijn. De verwachting is evenwel dat de NEC-plafonds in lijn zullen zijn met de resultaten van Génève. Hoe dan ook, dat het gevolgen voor individuele bedrijven heeft, staat vast. Als de overheid bijvoorbeeld een te laag NOx-plafond afspreekt, kan dat consequenties hebben voor de vergunningen. Bedrijven kunnen dan worden gedwongen extra maatregelen te nemen. Hoe daarmee om te gaan? Frans Goorman, manager technologie

‘Chemische bedrijven moeten meer speelruimte krijgen’

en business development bij Nedmag, vindt dat chemische bedrijven meer speelruimte moeten krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van emissiehandel. Nedmag is producent van onder meer magnesiumproducten voor uiteenlopende toepassingen. Er werken zo’n 150 mensen. De concurrentie zit vooral buiten Europa, met name in China. Goorman: ‘ Voor ons is een gelijk speelveld heel belangrijk. Daarom zien we ook veel in NOx- emissiehandel. Zo kun je kosteneffectief aan luchtkwaliteit werken. Het geeft meer speelruimte. Bovendien is het voor ons best moeilijk om een en ander technisch op te lossen. De grote stappen hebben we al gezet. Verder gaan wil zeggen: veel investeren in relatief kleine emissiereducties. Bij een te laag plafond komen we bij een kleine overschrijding in de probleemzone’. ‘Kijk,’ zegt Goorman. ‘Wij willen onze business hier doen, in Nederland. En we willen het goed doen. Maar we moeten kunnen blijven concurreren met China. Anders verdwijnt deze industrietak uit Europa. Een NOxhandel zou een goede oplossing kunnen zijn, mits deze tenminste goed is opgezet, met goede marktwerking en niet te bureaucratisch’. 36 Chemie magazine april 2010

Compensaties

Ook Ton Bruin van Dow is beducht voor de concurrentiepositie van zijn bedrijf. Bruin is bij Dow verantwoordelijk voor beleidsontwikkeling op het gebied van regelgeving en luchtkwaliteit. Hij verwacht voor Dow mogelijk knelpunten op het gebied van NOx en eventueel fijnstof. Maar hij ziet ook nuance. ‘Het eerste belang is dat er heel goed in kaart wordt gebracht of die knelpunten er überhaupt zullen zijn’, zegt Bruin. ‘En als die er zijn: hoe verdeel je de knelpunten over de sectoren? In welke mate is er – per sector – ruimte om emissies te reduceren en tegen welke kosten? Dat is belangrijk, want voor de industrie is het essentieel competitief te blijven. Eerste uitgangspunt moet zijn dat iedereen de best beschikbare techniek toepast. Mocht het zo zijn dat zich in Nederland speciale omstandigheden voordoen, en dat daardoor incidenteel extra maatregelen moeten worden genomen, dan moeten die kosten worden gecompenseerd. Dat zou kunnen door middel van NOx-handel, maar je kunt ook denken aan subsidies. Hoe dan ook, zulke compensaties zijn gewoon nodig om de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid te behouden. Uiteindelijk gaat het om een verdelingsvraagstuk, voor zowel bronnen als kosten. Nu wordt er veel te makkelijk naar de industrie gekeken en te weinig naar bijvoorbeeld diffuse overige bronnen.’

Aan de grens

Hoe het verdelingsvraagstuk in Génève wordt opgelost, is nog even afwachten. Eind dit jaar moet het ei zijn gelegd. Intussen heeft Steekstra er wel vertrouwen in. ‘Als Nederland luistert naar het bedrijfsleven, kan ze een heel eind komen. We hebben ook sterke argumenten. De Nederlandse industrie heeft al ontzettend veel schone technologie geïnstalleerd. Het is bewijsbaar een schone, moderne industrietak. Dat willen we ook absoluut zo houden. Maar aan de andere kant: bij een onderwerp als SO2reductie is inmiddels al zoveel gebeurd dat we echt aan de grens zitten van wat realistisch is. Wat de industrie intussen moet doen? Als je slim bent, houd je goed contact met het bevoegd gezag. Bevraag het bevoegd gezag of ze een visie hebben voor de komende tien jaar. Bedrijven moeten ervan uitgaan dat milieu en luchtkwaliteit de komende tien jaar hoog op de Europese agenda blijven staan. Daar moet je rekening mee houden’. p


UPTIME

Is meer dan produceren www.mourik.com

Wij weten waar we over twee jaar tijd voor u gaan winnen. Dat vertellen we u nu, zodat u daar niet dan pas achter komt. Uw maximale ‘uptime’ begint vandaag. Met Mourik. 010–296 54 00. Mourik Nederland Telefoon +31-10-296 54 00 Email industrie@mourik.com

Mourik België Telefoon +32-3-542 20 40 Email mourik@mourik.be

Sterk in ontwikkeling

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Next deadline 1st December 2010 Are you ready for the future?

and we help you submit your registration in time. NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl


Overheid let bij overtreding ook op gedrag van bedrijf

Stap vooruit met vernieuwde sanctiestrategie

ILLUSTRATIE: JEROEN MURRÉ

Bij een milieuovertreding letten de provincie Zuid-Holland en de DCMR Milieudienst Rijnmond tegenwoordig niet meer alleen op de ernst van het feit, maar ook op het gedrag van het desbetreffende bedrijf. Op grond daarvan maken zij de afweging om de zaak volgens het bestuursrecht af te doen, of volgens het strafrecht. Erik te Roller

38 Chemie magazine april 2010


Kennis en ervaring

‘E

en sanctiestrategie legt vast hoe je als overheid tegen overtredingen optreedt’, verklaart Rob de Rijck, milieuofficier van het functioneel parket van het Openbaar Ministerie (OM) in Rotterdam. ‘De sanctiestrategie ging tot nu toe uit van zogenaamde kernbepalingen. Wanneer voorschriften, die de kern van de regelgeving vormen, werden overtreden, moest er zowel bestuurlijke als ook strafrechtelijke vervolging plaatsvinden. In de loop van de jaren is daar van verschillende zijden veel commentaar op gekomen. Inmiddels heeft de commissie Mans naar de milieuwetgeving en sanctiestrategie op landelijk niveau gekeken. Zij concludeert dat het systeem met kernbepalingen niet werkt en uitgaat van verkeerde veronderstellingen. Als het OM bijvoorbeeld voor alle overtredingen van kernbepalingen in actie zou moeten komen, dan zou het dit vanwege het grote aantal zaken niet eens aankunnen.’ In 2007 heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond het initiatief genomen om samen met het OM, de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond en de Provincie Zuid-Holland een andere aanpak uit te proberen in de pilot ‘Proeftuin OM’. Hieraan hebben ook chemiebedrijven meegewerkt. Bij deze pilot is gebleken, dat er bij het milieutoezicht veel meer af te wegen valt, zowel bij het reguliere toezicht als bij incidenten. Deze proef is uitgemond in de vernieuwde sanctiestrategie.

Handreiking voor DCMR

‘Bij de oude sanctiestrategie treedt de overheid bij het overtreden van een kernbepaling altijd op met een procesverbaal en vervolging, ongeacht de context, dus of het bedrijf van goede wil is of de regels aan zijn laars lapt’, vervolgt De Rijck. ‘Bij de nieuwe strategie gaat het om de resultante van de ernst van het feit en het gedrag van het bedrijf. Net als bij het klassieke strafrecht, waar de rechter de strafmaat bepaalt aan de hand van de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Daardoor kan het strafrecht zich concentreren op de zaken waarvoor het echt nodig is en kunnen de overige zaken bestuurlijk worden afgedaan.’ Chemiebedrijven storen zich er vaak aan dat de overheid incidenten met geringe gevolgen zwaar opvat. De Rijck: ‘Het doel van het strafrecht is eigenlijk het optreden tegen delinquent gedrag. Ook als de gevolgen van een incident meevallen, kan het noodzakelijk zijn om op te treden, bijvoorbeeld om een voorbeeld te stellen tegenover andere bedrijven en te voorkomen dat het in de toekomst door verkeerd gedrag echt een keer fout gaat.’

Matrix

‘Bij de nieuwe sanctiestrategie bepaalt de DCMR Milieudienst Rijnmond aan de hand van een matrix of er sprake is van evident strafrecht, evident bestuursrecht of iets daartussenin waarbij overleg tussen de milieudienst, de Zeehavenpolitie en het OM nodig is. Als er een dode valt of wanneer een bedrijf de regels met voeten treedt, ligt strafrecht voor de hand. Bij een garagebedrijf, dat goed bekend staat, maar nog geen vloeistofdichte vloer blijkt te hebben, gaat het om een typisch bestuursrechtelijke zaak. De milieu-inspectie vraagt het bedrijf dan de zaak binnen een bepaalde tijd in

orde te maken, zo het bedrijf al niet zelf het initiatief heeft genomen om deze maatregel te nemen. Maar er kan ook sprake zijn van een ernstig feit bij een bedrijf dat zich altijd goed gedragen heeft. In dat geval moet er zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. Dat gebeurt dan op basis van overleg tussen de DCMR, de politie en het OM. Je kunt dat vergelijken met een ernstig auto-ongeluk. Dat kan

‘Proeftuin OM’ zowel veroorzaakt worden door een wegpiraat als door een keurige rijder die een beoordelingsfout maakt. In beide gevallen is het strafrecht van toepassing, vanwege de ernstige gevolgen. Maar de wegpiraat wordt uiteraard veel strenger gestraft.’

Transparantieparadox

Sommige chemiebedrijven, die meer meldingen doen en meer rapporteren dan voorheen, signaleren dat de overheid ze nu vaker op de vingers tikt. Zij spreken van een transparantieparadox. De Rijck: ‘Dit is momenteel een van de grote discussiepunten in het strafrecht. Bedrijven zijn wettelijk verplicht om incidenten te melden en over hun emissies te rapporteren. Als ze de maximum waarden, die in hun milieuvergunning staan, overschrijden is het bingo en krijgen ze straf. Ik begrijp de emotie daarover. In de rechtspraak maak je echter onderscheid tussen aan de ene kant je verhaal doen en het recht om te zwijgen, en aan de andere kant de harde feiten, zoals die in het geval van chemiebedrijven uit de harde documenten van de rapportages naar voren komen. De huidige stand van de rechtspraak lijkt te zijn, dat je als bedrijf zwijgrecht hebt, maar de rapporten met harde cijfers moet je wel tonen, dat is een verplichting die voortvloeit uit de milieuvergunning. Over dit onderdeel van de rechtspraak is het laatste woord nog zeker niet gezegd, ook niet op Europees niveau.’

Sjoemelen

De Rijck heeft bewondering voor wat de industrie op milieugebied tot stand heeft gebracht. ‘In de praktijk kom ik echter nog steeds bedrijven tegen die er een zootje van maken en sjoemelen, ook in de chemie. Daartegen optreden dient niet alleen het algemeen maatschappelijk belang, maar ook het belang van de concurrenten van het bedrijf die zich wel aan de regels houden en daarvoor kosten maken, kosten die de sjoemelaar probeert te vermijden.’ De Rijck: ‘De nieuwe sanctiestrategie geeft meer

De sturende rol van Van Heijningen

Als gedeputeerde milieu en handhaving van de provincie Zuid-Holland heeft Erik van Heijningen actief deelgenomen aan het debat over de verhouding bestuursrecht/strafrecht. Ook bij de totstandkoming van de nieuwe sanctiestrategie speelde van Van Heijningen, tevens voorzitter van de DCMR Milieudienst Rijnmond, een sturende rol. Zijn kennis op het gebied van strafrecht en -vordering, opgedaan als officier van justitie, kwam daarbij van pas. ‘Het heeft de nodige jaren gekost voordat wij, steeds in constructief overleg, deze conclusies in gezamenlijkheid hebben bereikt. Het bleek een ingewikkelde materie. De onderlinge afstemming, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, zoals Rob de Rijck beschrijft, is essentieel. We moeten ervoor zorgen dat deze werkwijze model komt te staan in Nederland, met name in het proces van de vorming van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) of omgevingsdiensten.’ april 2010 Chemie magazine 39


‘Bij rechters moet je met serieuze milieuconflicten komen’

wat rustiger momenten probeer ik uit te leggen, dat dit niet het geval is en dat het tot onze taak behoort om na te gaan of er al dan niet sprake is van verwijtbaar gedrag. Een bedrijf krijgt immers door middel van een vergunning toestemming van de overheid om bepaalde activiteiten uit te voeren, die de nodige risico’s met zich meebrengen. In de vergunning staan de spelregels opgenomen voor de wijze waarop het bedrijf kan opereren. Als er dan wat mis gaat, moet er boven tafel komen of het bedrijf zich aan die spelregels heeft gehouden. Een handhavende overheid moet dat vaststellen.’ ‘In het geval dat er een vermoeden is van verwijtbaar gedrag, moeten wij uitzoeken of dat waar is en ook wat de ernst van het incident is, bijvoorbeeld of er sprake is van onomkeerbare milieuschade of van gevolgen voor de omgeving. Daarvoor hebben gespecialiseerde mensen in dienst. Uiteraard moeten we zeer zorgvuldig te werk gaan, want bij vervolging kunnen er mensen van het bedrijf voor het hekje van de rechter komen te staan’, aldus Vervooren. p

duidelijkheid aan de bedrijven en ik kan bij de rechter met een duidelijk verhaal komen. Bij rechters moet je niet aankomen met bagatellen, zoals vloeistofdichte vloeren die nog niet zijn aangebracht, maar met serieuze milieudelicten.’ Ook de politie is content met de nieuwe werkwijze. André Vervooren, Diensthoofd van de Zeehavenpolitie: ‘Door de vernieuwde sanctiestrategie kunnen we onze pijlen nu richten op de meer betekenisvolle zaken. Heel veel bedrijven doen hun best om binnen de vergunning te opereren, maar daarnaast zijn er altijd partijen die er een slaatje uit proberen te slaan. Daar willen we onze aandacht op richten.’ Volgens Vervooren vinden jaarlijks 12 tot 17 ernstige incidenten plaats, waarbij sprake is van een brand, een explosie of het ontsnappen van gaswolk. ‘Dat zijn de zaken waarbij we procesverbaal moeten opmaken. De bereidheid van bedrijven om incidenten te HENRI LOPES CARDOZO VAN AKZONOBEL INDUSTRIAL melden is toegenomen. Dat is een CHEMICALS CHLOR ALKALI goede zaak. Maar het heeft niet geleid tot meer processen verbaal. Ik verwacht dat het aantal processen-verbaal ook redelijk constant zal blijven. ‘Het begrip continu verbeteren is de vergunningverlening Dat zal door de nieuwe sanctiestratevan de overheid ingeslopen. De vergunningverleners hebgie niet veranderen. Dit heeft nu eenben de neiging om bij elke herziening de lat weer iets maal te maken met het feit dat we in hoger te leggen. Als industrie moeten we ons daartegen het Rotterdamse havengebied met verzetten, maar we stemmen er stilzwijgend mee in, een groot aantal procesbedrijven te omdat we als industrie op gebied van veiligheid en milieu maken hebben, waar zo nu en dan iets nu eenmaal ons beste beentje willen voorzetten en onze misgaat.’ milieuprestatie willen verbeteren.’ ‘In de Engelse tekst van De Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnde ISO 14.001-norm voor milieuzorgsystemen wordt het mond bestaat 115 jaar en draagt zorg begrip “continual improvement” gebruikt in plaats van voor de veiligheid in het havengebied. “continuous improvement”. Dat betekent, dat je er als Bij incidenten krijgen chemiebedrijven bedrijf naar moet streven om het systeem in doelmatig steevast bezoek van de politie. ‘Als ze opzicht beter te maken. Dat helpt zeker om je milieuprestatie te verbeteren, maar staat los van het Centraal Incidenten Nummer belhet steeds maar scherper stellen van milieunormen. In Nederland wordt het Engelse begrip verlen, komen wij altijd ter plaatse kijken ward met “continu verbeteren” los van de doelmatigheid. Op grond daarvan verlangt de vergunen helpen zo nodig met het bestrijden ningverlener, dat je je emissies steeds verder omlaag brengt, ook als ze geen risico voor het van het incident, want dat gaat voor. milieu meer vormen. De Nederlands systematiek gaat uit van een Maximaal Toelaatbaar Risico, Zodra het incident is bestreden of het MTR, een soort grenswaarde waarboven schade kan ontstaan aan het milieu of de gezondonder controle is, vindt er afstemming heid. Dat is dan nog ver verwijderd van de concentratie waarbij de vissen komen bovendrijven. met de DCMR en het OM plaats, waarVeiligheidshalve gaat de overheid een factor 100 onder de MTR zitten met het zogenoemde Verbij we bepalen of we het incident waarloosbaar Risico (VR) en neemt veelal die norm in de vergunning op. Als je dan als bedrijf een bestuursrechtelijk of strafrechtelijk keer boven de grens komt van één honderdste van de MTR en bijvoorbeeld tien keer zo hoog zit, afhandelen. In dat laatste geval stardan is het milieurisico nog steeds verwaarloosbaar. Maar in de ogen van de handhavingsambteten we een onderzoek en gaan na of er naren, zeker die met weinig chemische en of ecotoxicologische achtergrondkennis, bega je op dat ook sprake is van verwijtbaar gedrag.’ moment een grote overtreding. Dat wekt dan over en weer irritaties.’

Lat steeds hoger

Grote stress

‘Ik begrijp best dat bedrijven gewoon willen produceren en niet de intentie hebben om de wet te overtreden’, vervolgt Vervooren. ‘Als er wat gebeurt, staan de mensen van het bedrijf doorgaans onder grote stress. Als wij dan komen om aan mensen vragen te stellen of hen een verhoor af te nemen, voelen ze zich al gauw behandeld alsof ze criminelen zijn. Op 40 Chemie magazine april 2010

Risico’s die er echt toe doen

‘In nauwe samenwerking met de overheid werken we dit jaar aan een nieuwe vergunningsaanvraag voor het Membraanelectrolysebedrijf van AkzoNobel in Delfzijl, die er vanuit gaat dat we over een goed geborgd managementsysteem beschikken. Met dat systeem richten we ons op het beheersen van de risico’s voor de gezondheid en het milieu die er echt toe doen. Die risico’s stellen we samen met de provincie vast. Bij een incident voeren we zelf een analyse naar de oorzaak uit en nemen corrigerende maatregelen, om te voorkomen dat het incident zich een volgende keer weer kan voordoen. Met deze nieuwe aanpak gaan we proefdraaien in Delfzijl. Als het succesvol is, dan willen we het ook in overleg met de overheid toepassen op onze locatie in de Botlek. Daarom is ook de DCMR betrokken bij het traject in Delfzijl’, aldus Lopes Cardozo.


09MOB03 chemie B.indd 2

01-03-2010 10:39:58


IJzersterke procestechnologie

Corus bouwt hoogoven voor de toekomst In Velsen-Noord verrijst dit jaar een proefexemplaar van een nieuwe generatie hoogovens. Cokes zijn niet meer nodig, ijzererts vergt nauwelijks voorbewerking en de CO2-emissie is minimaal. Dankzij een uitgekiend ontwerp, toegesneden op de essentie van het ijzer maken. Pure proceschemie. Harm Ikink

Z

e behoren tot de meest efficiënte hoogovens ter wereld, de twee exemplaren van Corus op het gigantische industrieterrein in Velsen-Noord. Toch gaat er voor iedere ton geproduceerd staal nog zo’n anderhalve ton CO2 de lucht in. Om dat omlaag te brengen moet het roer om, technologisch gezien. Dankzij een ambitieus R&D-programma met de naam ULCOS - een acronym voor Ultra-Low CO2 Steelmaking beschikt de Europese staalindustrie nu over een kansrijke optie voor een zuiniger en schonere staalproductie. Corus gaat deze Hisarna-technologie als eerste beproeven, in een proefinstallatie die dit jaar in IJmuiden zal verrijzen. Kosten: twintig miljoen euro. De Nederlandse regering neemt 42 Chemie magazine april 2010

daarvan vijf miljoen voor haar rekening. De rest financiert het Eu-consortium, ULCOS, waarin Corus samenwerkt met Europese concurrenten als ThyssenKrupp, Saarstahl en ArcelorMittal.

IJzerchemie

Hisarna-technologie is een samensmelting van twee reactorconcepten. Bovenin bevindt zich een smeltcycloon, al meer dan twintig jaar geleden ontwikkeld door de toenmalige Hoogovens. De cycloon werd in de jaren negentig van de vorige eeuw in IJmuiden met succes beproefd onder de naam Cyclone Converter Furnace. In Hisarna is de cycloon gecombineerd met een ondergelegen vloeibaar-badreactor. De naam voor de

nieuwe technologie is ontstaan uit de combinatie van Isarna, een oud IndoEuropees woord voor ijzer, en HIsmelt, de naam van de toegepaste vloeibaar-bad-technologie. De hoge efficiëntie van Hisarna is te danken aan de slimme manier waarop de installatie de chemie van het ijzerontsluiten toepast en benut. De warmte- en gasstromen verlopen zodanig, dat er relatief weinig energie en materiaal verloren gaan. In de cycloon wordt poedervormig ijzererts met behulp van zuivere zuurstof rondgeblazen. Zowel het ijzererts als de zuurstof reageren met de gassen (koolmonoxide, waterstof), die opstijgen uit het ondergelegen smeltbad. Daarbij komt de warmte vrij, die het ijzererts doet smelten. Het gesmolten


Maatschappij

SCHONERE PRODUCTIE IJZER

In het Hisarna-proces wordt de CO2-uitstoot aanzienlijk lager en wordt opvang van CO2 eenvoudiger

Hisarna-smeltcycloon Aanvoer kolen

De Hisarna oven bestaat uit een smeltcycloon, waar ijzererts in poedervorm met kracht wordt ingeblazen en rondwervelt. Het ijzererts wordt hier gesmolten. Het gesmolten erts valt vervolgens naar beneden in de badsmelter, waar kolen en zuurstof toegevoegd worden en de omzetting naar ruwijzer plaatstvindt.

Opvang CO2 Door gebruikt van pure zuurstof in de oven, is de opvang (en opslag) van CO2 eenvoudiger.

Cycloon

Zuurstof

Aangevoerde kolen kunnen vrijwel meteen gebruikt worden. Bij conventionele ijzerproductie moeten kolen eerst verhit worden tot zich kooks vormt. Dat proces, waarvoor veel milieumaatregelen vereist zijn, kan worden overgeslagen.

Aanvoer ijzererts

IJzererts in poedervorm wordt met kracht ingeblazen

Zuurstof

Aangevoerde ijzererts kan vrijwel meteen gebruikt worden.

Kolen worden voorverhit

Gesmolten ijzer

De Hisarnainstallatie gebruikt minder kolen en kan ook biomassa stoken.

Bij conventionele ijzerproductie moet ijzererts eerst gevormd en gebrand worden tot sinter en pellets worden geperst. Deze processen, die veel milieumaatregelen vereisen, kunnen worden overgeslagen.

Vervoer naar staalfabriek

erts druipt vervolgens naar beneden en komt boven op het bad van vloeibaar ijzer terecht. Daar worden steenkooldeeltjes ingebracht. Zij reduceren het erts verder tot ijzer, onder de vorming van de gassen, die de ‘brandstof’ vormen voor de cycloonsmelter. Het vloeibare zuivere ijzer wordt uiteindelijk onder uit het smeltbad afgetapt. Het is van vrijwel dezelfde kwaliteit als het ijzer dat uit de ‘traditionele’ hoogovens komt.

gebruiken. En het ijzererts hoeft niet te worden gesinterd en gepelleteerd. Ook dat is winst in energie- en milieuopzicht. Naar verwachting zal Hisarna de CO2-emssie per ton ijzer met mini-

Klimaatneutraal

maal twintig procent kunnen reduceren. Maar er is veel meer mogelijk. Door het gebruik van zuivere zuurstof in plaats van lucht bevat de uittredende gasstroom vooral CO2 en geen ‘ballast’ in de vorm van stikstof. Dat biedt uitgekiende mogelijkheden voor efficiënte opvang van CO2, dat vervolgens opgeslagen zou kunnen worden. Uiteindelijk zou de emissie dan zelfs vijftig tot tachtig procent omlaag kunnen. Mooie vooruitzichten allemaal,

Behalve de compleet andere procesvoering onderscheidt Hisarna zich ook van de huidige hoogovens, omdat de grondstoffen nauwelijks voorbewerking behoeven. Steenkool kan vrijwel direct worden toegevoerd; de milieuonvriendelijke en energievretende pyrolyse tot cokes behoort met Hisarna tot het verleden. Het is zelfs mogelijk om klimaatneutrale biomassa in plaats van steenkool te

maar de ‘claim-to-fame’ moet nog wel ingelost worden. De verwachting is dat dit met de proefinstallatie gaat lukken. Die zal, als het allemaal lukt, drie jaar lang zo’n zestigduizend ton

De warmte- en gasstromen verlopen zodanig, dat er relatief weinig energie en materiaal verloren gaan. ijzer per jaar opleveren. Dat klinkt veel, maar is bar weinig: de huidige hoogovens van Corus produceren jaarlijks samen zo’n zes miljoen ton ruwijzer. De Hisarna-technologie zal uiteindelijk dus nog een stap verder opgeschaald moeten worden. Maar daar zijn de ULCOS-ingenieurs vast al hard mee bezig. p Meer informatie: www.ulcos.org / www.corus.nl april 2010 Chemie magazine 43


Paul van Herrewegen bouwt aan Rubis Terminal in Rotterdam

Van ‘vreemdelingenlegio hecht team Paul van Herrewegen, directeur van Rubis Terminal in Rotterdam, is voorgedragen als kandidaat voor de verkiezing ‘Plant Manager of the Year 2010. Van Herrewegen bouwde in een jaar tijd een nieuwe organisatie met 25 mensen op. En wist er een hecht team van te smeden, dat inspeelt op de groeiende vraag naar vervoer en opslag van chemicaliën in Rotterdam. Erik te Roller

FOTO: CASPER RIL A

‘R

44 Chemie magazine april 2010

ubis Terminal is een nichespeler in de markt voor tankopslag’, vertelt Van Herrewegen. ‘We werken hier met mensen, die hun verantwoordelijkheid nemen en op meerdere functies inzetbaar zijn. Daardoor kunnen we relatief snel reageren op vragen van klanten en maatwerk leveren. Dat willen we graag zo houden. Het is niet onze bedoeling om de grote tankopslagbedrijven in de Rotterdamse haven naar de kroon te steken’, zegt Paul Herrewegen, algemeen-directeur van Rubis Terminal. Het gelijknamige Franse moederbedrijf was een aantal jaren geleden in het Rotterdamse havengebied op zoek naar een plek voor een Nederlandse vestiging, waar vloeibare mineralen en chemicaliën konden worden op- en overgeslagen. Uiteindelijk viel de keuze op een terrein van 9 hectare aan de Welplaatweg, waar eerder een containerterminal had gestaan. In 2007 werd Paul van Herrewegen als eerste werknemer aange-


Plant manager of the year

ioen’ tot trokken. Zijn missie: het opbouwen van een organisatie, waarmee de tankterminal een jaar later kon gaan draaien. Van Herrewegen: ‘Toen ik hier kwam was mijn voornaamste taak het opbouwen van een nieuwe organisatie: het bepalen van de organisatiestructuur, het aantrekken van mensen, het regelen van de arbeidsvoorwaarden, het opzetten van een veiligheidsbeheerssysteem en het regelen van havenzaken. Dat alles om te zorgen dat de terminal binnen een jaar in bedrijf kon komen. Ik was in de gelegenheid om deze nieuwe organisatie geheel naar eigen inzicht in te richten. Uiteraard deed ik dit in overleg met het hoofdkantoor van Rubis Terminal in Parijs. Het is inmiddels een efficiënte organisatie geworden. Het leuke van klein bedrijf is, dat je veel met elkaar te maken hebt, elkaar ondersteunt, veel samen doet, en zo een goed team kunt vormen. Daarnaast is het gelukt om op cruciale plekken mensen neer te zetten, die de rest van de organisatie een “boost” geven.’ De Rubis Terminal-vestiging in Rotterdam draait al met winst. In 2009 is ca. 1 miljoen ton aan stoffen doorgezet, dat is ruim tien keer de opslagcapaciteit van de terminal van begin vorig jaar. ‘We kunnen hier veel, omdat we over relatief veel steigers beschikken en aansluiting hebben op alle vervoersmodaliteiten’, verklaart Van Herrewegen.

Geen last van crisis

Last van de economische crisis heeft het bedrijf niet, integendeel. ‘Met de mineralen gaat het goed. Bij de chemicaliën zelfs wat beter. Twee van onze klanten hebben locaties gesloten. De stoffen die ze eerder op de locaties produceerden, voeren ze nu in, waardoor ze meer behoefte hebben aan opslag en logistiek. In die zin profiteren we dus van de crisis. Meer in het algemeen zie je dat de chemische productie uit Europa wegtrekt. Er komen op- en overslagactiviteiten voor in de plaats. Daardoor zitten de tankterminalbedrijven met hun activiteiten in de lift.’ Het bedrijf aan de Welplaatweg beschikt nu over veertien opslagtanks met een gezamen-

‘Eerlijkheid, duidelijkheid en er bovenop zitten voor de klant’ lijke capaciteit van ruim 110.000 kubieke meter. Op het terrein is ruimte voor 30 opslagtanks met een totale inhoud van 182.000 kubieke meter. Rubis Terminal richt zich op de op- en overslag van mineralen en chemicaliën en op de overslag van schip naar schip. Alle producten kunnen worden overgeladen op treinen, trucks en binnenschepen. Binnenkort krijgt het bedrijf ook aansluiting op een pijpleiding.

Snel beslissen

Rubis Terminal is relatief klein. Odfjell bijvoorbeeld heeft in het Rotterdamse havengebied tien keer zoveel opslagcapaciteit. Vopak is nog veel groter. ‘Rubis Terminal opereert als een nichespeler. Het is een bedrijf dat maatwerk kan leveren en snel kan reageren. Onze filosofie, en van het moederbedrijf, is klein te blijven, zodat we met korte beslissingslijnen kunnen werken. Ikzelf rapporteer bijvoorbeeld rechtstreeks aan de directie van Rubis Terminal in Frankrijk. Daardoor kunnen we klanten snel duidelijkheid geven. Als ze iets vragen kunnen we op zeer korte termijn laten weten of we het kunnen doen en wanneer. Soms zijn er aanpassingen nodig. We verkeren nog in de groeifase en beschikken over de juiste financiering, zodat we de nodige investeringen kunnen doen en dus snel kunnen doorpakken. Elke product vraagt om een speciale behandeling. Voor een ander product moeten we daarom vaak onze logistiek en onze systemen aanpassen. In een klein bedrijf kun je dat met de juiste mensen veel sneller en gemakkelijker regelen.’ ‘Omdat Rubis Terminal een klein groei-

end bedrijf is en omdat we onze klanten snel en flexibel willen bedienen, verwacht ik meer flexibiliteit en verantwoordelijkheid van de mensen, dan ze gewend zijn bij andere tankopslagbedrijven. Flexibel wil zeggen, dat ze bereid moeten zijn om af en toe een uurtje langer te werken en dat ze op verschillende plaatsen inzetbaar moeten zijn. Belangrijk is dat ze een combinatie hebben van ervaring en de juiste instelling, en over de kwaliteiten en teamspirit beschikken om de dingen goed te doen. Sommigen zijn vanaf de eerste dag volledig inzetbaar geweest. Anderen zijn met minder ervaring aan de slag gegaan, maar wel met de potentie om door te groeien tot het gewenste niveau. Om de onderlinge samenwerking te stroomlijnen volgen onze mensen een aantal leermodules bij het Scheepvaart & Transport College. Die modules zijn onderdeel van een opleiding van de VOTOB, de Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven. Hiermee vergroten ze hun algemene kennisniveau en leren met bepaalde standaarden te werken. Het gaat onder andere om het op de juiste manier invullen van checklisten aan boord van schepen en het afstemmen van de juist geladen of geloste volumes. We moeten dat zorgvuldig doen, want de douane kijkt over onze schouder mee’, legt Van Herrewegen uit. Van Herrewegen heeft zijn stempel kunnen zetten op de bedrijfscultuur. Hij noemt als sleutelbegrippen van deze cultuur: Eerlijkheid, duidelijkheid en er bovenop zitten voor de klant. ‘Als er wat is, kunnen we snel communiceren en acteren. Plezier vinden we ook belangrijk, want een dag niet gelachen, is een e april 2010 Chemie magazine 45


‘Het gaat ook om je eigen veiligheid’ dag niet geleefd, zeg ik altijd maar. Dat staat bij ons hoog in het vaandel, ook al zijn er natuurlijk af en toe problemen waarvoor we een oplossing moeten vinden. Overigens zet je zo’n cultuur niet alleen neer. Daar heb je een goed werkend team voor nodig.’

FOTO: CASPER RIL A

Nooit stoppen met nadenken

Geknipt voor Rubis Terminal Bij Rubis Terminal komt de ervaring van Van Herrewegen goed van pas. Na zijn opleiding bedrijfseconomie met als afstudeerrichting commerciële beleidsvorming kwam hij bij het containerbedrijf ECT terecht in de marketing. Later kreeg Van Herrewegen daar een operationele functie. Nog weer later zette hij een nieuwe organisatie op voor het containerbedrijf Ceres in Amsterdam. Vlak voor zijn overstap naar Rubis Terminal werkte hij bij het Noorse tankopslagbedrijf Odfjell. Door zijn ervaring met tankopslag en het opzetten van een organisatie is hij geknipt voor het werk bij Rubis Terminal. 46 Chemie magazine april 2010

Rubis Terminal valt vanwege de grote volumes opslagen chemicaliën onder de zwaarste categorie van bedrijven die met gevaarlijke stoffen omgaan volgens het Besluit risico zware ongevallen (BRZO). Behalve over een preventiebeleid zware ongevallen, moet het bedrijf daarom ook aan veiligheidsrapportage doen. ‘De overheid komt hier regelmatig langs om te toetsen of de elementen van ons veiligheidsbeheerssysteem in orde zijn. Steeds vaker komen ook klanten langs om onze veiligheidsvoorzieningen en –maatregelen te toetsen. Binnenkort krijgen we overigens ook een ISO-certificering. ‘We groeien snel en doen daarom niet alles perfect, maar we besteden wel veel tijd en aandacht aan de veiligheid, want dat is heel belangrijk voor de omgeving en voor onze eigen mensen. Daar hameren we hier in het bedrijf dan ook voortdurend op. Je moet nooit stoppen met nadenken bij de dingen die je doet. Dat is ook een afweging die we maken bij de automatisering. We hebben hier een “state of the art”-installatie kunnen bouwen met bijvoorbeeld een volledige dampverwerking, waardoor we een zero-emissie-locatie zijn. We kunnen en willen echter niet alles automatiseren. Controle is en blijft een wezenlijk onderdeel van ons werk’, aldus Van Herrewegen. ‘De zorg voor veiligheid is een wezenlijk onderdeel van ons werk. De mensen die hier komen werken, zijn zich ervan bewust dat de veiligheid bij een tankopslagbedrijf heel belangrijk is en er gewoon bij hoort. Dat ze goed geïnformeerd zijn over de gevaren van de stoffen en veiligheidsbewust handelen. Om dat bewustzijn op peil te houden krijgen ze ook jaarlijks veiligheidstrainingen en hebben we een bedrijfsnoodplan, waarmee we blijven oefenen. Verder beschikken we hier

over de nodige voorzieningen om eventueel weggelekte vloeistoffen te kunnen opvangen. De vloeren zijn vloeistofdicht. We zijn gebonden aan strikte regels, ook bij wat we moeten doen bij eventuele incidenten.’ Afgezien van de wettelijke regels, werkt Rubis Terminal ook met strikte procedures en instructies voor het laden en lossen van chemicaliën. ‘Elk operationeel proces is vastgelegd. Het staat niet alleen op papier, maar ook in het Veiligheidsbeheerssysteem dat in een database is opgeslagen. Met behulp van webapplicatie kan een medewerker met een paar muisklikken een bepaalde procedure oproepen. Alle medewerkers hebben ook via pc’s toegang tot het netwerk en e-mail en kunnen op diverse plaatsen inloggen, zodat ze gemakkelijk kunnen rouleren. Ze moeten op elke plek over alle informatie kunnen beschikken.’ Het veiligheidsbewustzijn houdt Rubis Terminal ook in stand door continu aandacht hiervoor bij het werkoverleg en via berichten op de borden. ‘Verder loop ik, net als de andere leden van het managementteam buiten rond om het goede voorbeeld te geven en te controleren of alles goed gaat. “Het gaat ook om je eigen veiligheid”, houden wij de mensen voor. Bij nieuwe producten bereiden we de opslag samen met de klant voor, zodat we weten welke eigenschappen de stof heeft, met welke risico’s we rekening moeten houden en welke maatregelen we moeten nemen, bijvoorbeeld het dragen van maskers en speciale pakken’, aldus Van Herrewegen.

Soepele organisatie

Zijn collega’s in het bedrijf roemen hem, omdat hij als pionier overal mensen vandaan heeft weten te halen en dit ‘vreemdelingenlegioen’ heeft omgesmeed tot een soepel lopende organisatie. Van Herrewegen dwingt bij hen vooral respect af, omdat hij altijd weet wat er speelt en bereid is ergens bij te springen, ook midden in de nacht. Hij spreekt daar zelf vrij nuchter over: ‘Ik heb de processen en de organisatie zelf opgezet en weet daarom precies wat er gebeurt, hoe we ergens op in kunnen spelen en aan welke knoppen we dan moeten draaien. In het begin zaten we overal bovenop, omdat de organisatie nog ervaring moest opdoen. Nu de organisatie meer volwassen en gegroeid is, kunnen we vanuit het managementteam meer delegeren. Dat is logische stap nu onze organisatie verder groeit.’ p


DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004) ATM is een

bedrijf.


Transportservice van huis uit Recruitment specialist in Life Sciences (Bio) Chemistry & Pharmacy

10300 - Recruiter HBO/WO 5055 - Ambitieuze Starters (HLO Analytisch Chemie of Life Science)

10845 - Chemisch Analist 5-ploegendienst

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

10795 - Chemisch MLO Analist 10535 - Research Analist

10830 - Laboratorium Analist LIMS 10455 - Laboratorium Analist

I www.vanderlee.nl

10780 - Laboratory Technician 10530 - Associate Scientist Chromatography - Mass Spectroscopy 10525 - Scientist Chromatography - Mass Spectroscopy

10725 - Laboratorium Mananger

10800 - Operator Influenza 10420 - Bioprocesontwikkelaar

10805 - NMR Spectroscopist

10785 - Supervisor Analytisch Laboratorium

Bekijk alle vacatures op: www.labrecruitment.nl | Tel: 0182-590210

CheckMark_Adv_0410.indd 1

4/26/10 12:27:05 PM


Column

Pure liefde veranderde ingrijpend. Herstructureren en transformeren was het devies. Duurzaamheid evolueerde van een wanhopige kreet in de woestijn naar een nieuwe, door maatschappij en ondernemingen omarmde, bijna kapot geknuffelde, mantra. Toch blijft kiezen moeilijk, zeker voor Europa. Als het over duurzame chemie gaat weten we heus wel waar het heen moet. Het Smart Energy Home, de Integrated bio-refinery, de Future, Fast, Flexible Fabriek, allemaal bouwstenen van een duurzamere maatschappij. We hebben er de mond vol van en vinden het allemaal prachtig. Maar wie is ‘we’? Want ‘we’ willen in Europa geen GMO’s (genetically modified organisms), geen nanotech, geen dierproeven. Maar, ‘we’ willen wèl schoner, zuiniger, veiliger en groener. Knappe jongen/meid die dat zonder chemie kan! Bemoedigend is wel dat de EU High-Level Group, waarvan we er in Europa trouwens verontrustend veel hebben, en de Nederlandse Regie Groep Chemie voor brede politieke erkenning van het belang van chemie hebben gezorgd. Laten we nu niet te snel naar de handrem grijpen, en op tempo en slagvaardig keuzes maken en opvolgen. Misschien is het goed een uitspraak van die wetenschapper die iedereen wel kent in gedachten te houden: steeds hetzelfde blijven doen en toch iets nieuws verwachten, dat is waanzin.

Frank Agterberg Manager Public Affairs bij DSM

N

ee, het was niet die aantrekkelijke en enthousiaste studente die me in 1984 tijdens een studievoorlichting overhaalde om chemie te gaan studeren. Ik was verliefd op de chemie. En na jaren van studie en promotieonderzoek wist ik van alles een beetje en van een beetje heel veel. Om die kennis in bedrijvigheid om te zetten toog ik naar DSM. Processen verbeteren, fabrieken bouwen. Van chemie wordt het leven beter, dat vond ik als jong broekje al, en die overtuiging is in de loop der jaren alleen maar sterker geworden. Chemie is overal. Dat is mooi en eng tegelijk; het is maar hoe je het wilt zien. Toen ik na een aantal jaren DSM naar Brussel verkaste om me aan de Europese chemielobby te zetten, tekende die spagaat het debat. Ik werd chemieambassadeur en chemie werd politiek. Europa wilde niet mèt, maar kon niet zonder. REACH versus SusChem en iedereen had gelijk. De industrie stond onder druk en het landschap

Na die jaren van Brusselse chemielobby keerde ik terug naar DSM. Op de keper beschouwd ging het erom met behoud van een kritische blik chemie neer te zetten als deel van de oplossing voor de grote maatschappelijke vraagstukken rond gezondheid, energie, armoede en klimaat. Met die overtuiging ben ik bruggen gaan bouwen: binnen de onderneming, de sector, de waardeketen, naar de politiek en maatschappelijke partijen. Nee, dat is niet altijd meegevallen. Ja, er was veel hulp, want bruggen bouw je niet alleen, maar er is nog genoeg huiswerk. Kunnen we bijvoorbeeld de agenda’s van al die partijen niet dichter bij elkaar krijgen? De roep van de buitenwacht om meer snelheid veroorzaakt geregeld nervositeit aan de binnenkant. Op sectorniveau willen de VNCI en grote broers als VNO-NCW en Cefic het liefst proactief de hemel bestormen, maar de achterban heeft daar nogal eens moeite mee. In mijn hoofd is dat even clichématige als treffende beeld van de Echternachprocessie geregeld voorbij gekomen. Begin met vertrouwen in plaats van achterdocht. Luisteren in plaats van beleren. Zelfkritiek in plaats van overschreeuwen. Doen in plaats van oeverloos debatteren. Met die en nog een paar lessen in mijn achterhoofd ga ik het vanaf deze maand wat lagerop zoeken; ik ga ondergronds bij de SKB (Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem, red.). Daar is ook volop chemie, ik weet het zeker. En als onderzoeker, pleitbezorger en bruggenbouwer zal ik me er wederom voor de volle 100% voor inzetten. Pure liefde, zei ik toch? p april 2010 Chemie magazine 49


KNCV, de sleutel tot uw succes Wat biedt de KNCV? blijft op de hoogte van de • Unieuwste ontwikkelingen via

• •

[C2W]

LET OP GE VER S CH RIJ K OV ERS FAB RIE PIL ALS CS TEO MI L PRO SPE CIA

4 april |#7| Jrg 105

2009

Bent u chemicus, life scientist of procestechnoloog? Dan is het bijhouden van uw vakkennis en expertise, en het ontwikkelen van uw loopbaan belangrijk. Ook wilt u goed op de hoogte blijven van state-ofthe-art onderzoek door contacten met vakgenoten en een goed vakblad. Bijna 10.000 professionals ontdekten al de waarde van de KNCV, dé beroepsvereniging voor iedereen die werkt of interesse heeft in de moleculaire wereld. Bent u jonger dan 35 jaar, dan biedt Jong KNCV u hét netwerk om de baan te vinden die bij u past.

die tssubsi Kwalitei

• •

het vakblad C2W en C2W Life Sciences U beschikt met uw lidmaatschap over een actueel netwerk dat ver reikt óver de grenzen van uw eigen vakgebied KNCV vervult haar maatschappelijke rol door zich actief in te zetten voor behoud van banen en kennis binnen de sector. Zo maakt de KNCV zich sterk voor de instroom van werknemers in de chemie, life sciences en procestechnologie De Vereniging geeft advies aan het Ministerie van OCW over ontwikkelingen die moeten leiden tot verbeteringen in het bèta onderwijs De KNCV attendeert u op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt

Lees meer over de activiteiten van de KNCV en het lidmaatschap op www.kncv.nl Online netwerken? Sluit u dan aan bij de KNCV group op LINKEDIN: http://www.linkedin.com/ groups?gid=1879708


Starters

Betrouwbare diagnose in de stal

Blue4Green vertaalt lab-on-a-chip technologie naar dieren Blue4Green ontwikkelt innovatieve diagnostiek voor de veterinaire markt. Met behulp van een laboratorium ter grootte van een chip kan de urine of het bloed van dieren direct in de wei getest worden. De dierenarts heeft binnen enkele minuten een betrouwbaar resultaat in handen. Emma van Laar

B

lue4Green is een spin-off van MESA+, het instituut voor nanotechnologie van de Universiteit Twente. Het jonge bedrijf zet innovatieve lab-on-a-chip technologie om naar toepassingen die in de veehouderij kunnen worden gebruikt. In 2008 is Blue4Green opgericht door de net in Elektrotechniek afgestudeerde Erik Staijen. ‘Tijdens mijn afstuderen onderzocht ik binnen de Lab-on-achip vakgroep van de universiteit Twente en de UT spin-off Medimate, medische toepassingen van de labon-a-chip techniek. We werkten aan een van de eerste commerciële toepassingen van de techniek, het bepalen van het lithiumgehalte in bloed. Ik zag al gauw dat er veel meer mogelijkheden waren. Niet alleen voor onze gezondheidszorg, maar bijvoorbeeld ook voor dieren. Ik ben dierenartsen gaan bellen om te kijken of ze behoefte hadden aan de technologie.’ Staijen is de techniek gaan omzetten naar producten die bruikbaar zijn voor dierenartsen. ‘Het bijzondere aan de chips is dat we van de grote ingewikkelde laboratoriumapparatuur één toepassing hebben genomen. Doordat de chips klein zijn, zijn ze snel en betrouwbaar. Bovendien is het makkelijk dat ze niet aan een omgeving gebonden zijn. We maken gebruik van capillaire elektroforese, de labs-on-a-chip werken dus als een miniatuur chromatograaf. In principe kunnen alle geladen deeltjes gemeten worden. Op dit moment kunnen we calcium en magnesium meten. Eén druppel bloed is genoeg. De chip gaat in het handzame PDA en binnen enkele minuten heb je resultaat’, vertelt Staijen.

Obstakels

Het opstarten van Blue4Green heeft niet voor grote problemen gezorgd.

Staijen: ‘Ik heb een business case gemaakt tijdens een workshop ‘Oriëntatie op Ondernemerschap’. Mijn idee werd verkozen tot beste voorstel en ik had daarmee een goede basis. Ik ben in mijn eentje begonnen, maar gelukkig werd ik na een paar weken vergezeld door Daan Sistermans, een ervaren marketeer. Ik had wel de technische kennis, maar ervaring met het leiden van een bedrijf had ik niet. Het was fijn dat Daan enorm enthousiast was en veel potentie in de onderneming zag. We vormen nu samen de directie van Blue4Green. Onze technologie is nieuw en nog nergens ter wereld uitgevoerd. Bovendien zijn er nog veel meer toepassingen mogelijk. Ons bedrijf heeft nog een enorme groeipotentie. Niet alleen in Nederland.’

Blu4Green maakt gebruik van de TOPregeling van de Universiteit Twente

Ondersteuning

Blue4Green maakt gebruik van de TOP-regeling die de universiteit Twente heeft voor startende ondernemers. ‘Je krijgt een wetenschappelijke coach en de mogelijkheid 20.000 euro te lenen. Daarnaast worden we ondersteund door de Bios Lab-on-chip Groep van de Universiteit Twente onder leiding van Albert van den Berg. Voor hen is het mooi te zien dat hun techniek wordt toegepast.’ Volgens Staijen is het van belang dat je als startend ondernemer goed weet wie je bent en wat je voor ogen hebt met je bedrijf. ‘Je moet eerst een goed team zien op te bouwen met de juiste expertise. De rest komt vanzelf. Je moet je niet laten leiden door dingen als startkapitaal, maar geloven in je eigen kracht en die van je techniek of product. Als je maar weet dat je voldoende in huis hebt om je doel te kunnen verwezenlijken.’p april 2010 Chemie magazine 51


BCFevent

Bio CareerEvent

Chemistry CareerEvent

Food CareerEvent

MAIN SPONSORS

20

9 200

1989-

Host Sponsor

Program partner:

Co-sponsors

years

Organisation

Hyphen

Projects

BCFjobs

Partners

PartMedia Partners

Exhibitors (status 13-4-2010)

DUTCH SEPARATION TECHNOLOGY INSTITUTE

Your logo here?

Your logo here?

www.bcfevent.nl


VNCI

Chemie speelt essentiële rol bij verduurzaming

VNCI-voorzitter: meer geld voor innovatie VNCI-voorzitter Jan Zuidam pleitte onlangs tijdens een diner met een aantal politici voor meer geld voor innovatie. Pauline Smeets van de PvdA en Elly Blanksma van het CDA reageren.

Foto: Sander van der Torren

Pauline Smeets (PvdA) ‘De oproep van Jan Zuidam om meer geld uit te trekken voor innovatie is niet aan dovemansoren gericht! Voor de PvdA is excellent onderwijs en zijn excellente wetenschappers de motor voor maatschappelijke vooruitgang en een innovatieve kenniseconomie. De crisis, de vergrijzing en de klimaatverandering stellen Nederland voor grote opgaven. Maar deze mogen er niet toe leiden dat onderwijs, en dus innovatie, het kind van de rekening wordt. Juist niet! En in die zin onderschrijft de PvdA de ‘crie de coeur’ van de sector: vrijvallende financiële ruimte moet prioritair aangewend worden voor onderwijs en onderzoek.’ ‘De discussie over generiek, dan wel specifiek beleid was interessant. De PvdA onderstreept dat we moeten durven kiezen. Onderzoeksmiddelen zullen we selectief moeten toekennen aan de beste onderzoeksgroepen. Het aanbrengen van focus in het ‘industriebeleid nieuwe stijl’ is

Foto: Sander van der Torren

Elly Blanksma (CDA) ‘Het pleidooi van uw voorzitter de heer Zuidam klonk voor het CDA, dus voor mij, als muziek in de oren. Een chemiesector met zoveel potentie en ambitie voor verduurzaming van de economie is juist in deze tijd van een enorm belang. Een cruciale bedrijfstak voor de uitdaging van de toekomst. Dat daar een goed vestigingsklimaat voor nodig is maar ook goed geschoolde medewerkers, excellent onderzoek en een stimulerend overheidsbeleid moge duidelijk zijn.’

‘Een cruciale bedrijfstak voor de uitdaging van de toekomst’ ‘Of dit alleen met meer geld voor innovatie ondersteund kan worden is maar de vraag. Geen rem op de economie, stimuleren in de kracht van Nederland. Wat het CDA betreft staat het maken van duidelijke keuzes hierbij voorop. Wij kiezen voor investeren en uitbouwen van de sleutelgebieden, waarvan de chemie er dus een van is. Langdurig investeren in sectoren waar

onontbeerlijk. Voor de PvdA telt daarbij zwaar of het onderzoek bruikbaar is voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.’ ‘Interessant was ook de discussie over de overheid als ‘launching customer’. De PvdA is het zeer eens met de bedrijven die van mening zijn dat de inkoopkracht van de overheden moet worden gebruikt om de innovatie in bedrijven aan te jagen.’

‘Onderzoek om maatschappelijke problemen op te lossen’ ‘Wat de PvdA betreft moet Nederland haar aardgasbaten minder in beton en meer in kennis investeren. Maar willen we ook qua onderzoek tot de top-5 van de wereld gaan behoren dan zullen ook de private investeringen in onderzoek en ontwikkeling omhoog moeten. De WBSO ondersteunt dat vanuit de overheid.’ p

Nederland ook over vijf of tien jaar haar geld mee kan verdienen.’ ‘Ons land heeft veel in huis om qua kennis bij de top van de wereld te behoren. Dat vraagt wat ons betreft om publiek en private investeringen in kennis en innovatie vergelijkbaar met landen waarmee Nederland concurreert. Een hoog kennisniveau is belangrijk voor verbetering van de productiviteit en dus voor onze welvaart en werkgelegenheid. Een goede samenwerking tussen het bedrijfsleven en de kennisinstellingen kan omgezet worden in economische en maatschappelijke waarde voor de samenleving.’ ‘Nederland moet voor innovatieve, internationaal georiënteerde bedrijven de plek zijn om zich te vestigen. Onze kracht ligt steeds meer in de aanwezigheid van open innovatieve netwerken waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheden samen opereren. Dit vraagt om specifiek beleid, een aantrekkelijk fiscaalvestigingsklimaat, samenhang tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek. Dit vraagt wat het CDA betreft om een overheid met ambitie, een overheid met lef!’ p april 2010 Chemie magazine 53


VNCI

Colofon

VNCI start werving opvolger

Hoofdredacteur Van Hooijdonk vertrekt bij Chemie magazine Hoofdredacteur Adriaan van Hooijdonk vertrekt na een dienstverband van twaalf jaar bij Chemie magazine. De VNCI is gestart met de werving van een opvolger.

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Stans Sluzewski (Orbitaal, Haarlem)

Na twaalf jaar vertrekt de huidige hoofdredacteur van Chemie magazine, Adriaan van Hooijdonk, bij de VNCI. Half juni start hij in een nieuwe functie bij het internationaal opererende adviesbureau Royal Haskoning. Van Hooijdonk gaat zich bezighouden met in- en externe communicatie. De VNCI is gestart met de werving van een opvolger voor Van Hooijdonk. Nadere informatie over de functie is te vinden op de website vnci.nl/vacatures. p P

Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Choque Ling Lau, Roy Wolfs Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel

VNCI Agenda 6 mei SusChem Nederland VNCI, Den Haag

2 juni Werkgroep Milieuzorg, Den Haag

16 juni Energie en Klimaat, Sabic Europe, Sittard

18 mei VNCI Responsible Care-dag, Restaurant Groot Kievietsdal, Baarn

8 juni Werkgroep Arbeidshygiëne, Telefoonconferentie

17 juni VNCI Dagelijks Bestuur, Telefoonconferentie

8 juni Werkgroep Security, Shell, Moerdijk

17 juni Regiegroep Chemie, Academiegebouw, Utrecht

11 juni Beleidsgroep Communicatie, VNCI, Den Haag

24 juni Werkgroep Responsible Care Global Charter, VNCI, Den Haag

15 juni Werkgroep Veiligheid, Shell, Moerdijk

29 juni Beleidsgroep Innovatie, Novotel, Breda

1 juni Werkgroep Stoffenbeleid, Van der Valk, Nootdorp 2 juni VNCI-jaarvergadering, Nieuwe Kerk, Den Haag 2 juni Beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Den Haag 54 Chemie magazine april 2010

Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Getty Images Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996


ad advertentie 1

14-11-2006

13:12

Pagina 1

PRODUCTIE IN OPTIMA FORMA

AD Productions is gespecialiseerd in het formuleren en mengen van chemische vloeistoffen en poeders. � �

� � � �

AD PRODUCTIONS BV - CHEMISTRY, BLENDS & KNOWLEDGE Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

Tel. +31 (0)167 - 526 900 Fax +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

ADR-klasse: 3, 4.1, 5.1, 6.1, 8 en klasse 9 Meng en opslagfaciliteiten conform CPR 15-2 ISO 9002gecertificeerd Eigen R&D en laboratorium Wereldwijd transport Meer dan 30 jaar ervaring

Wilt u uw productie outsourcen? Wij maken graag kennis met u.

services

U bent van harte welkom op

20 mei 2010 BFC Event RAI Amsterdam stand 16 www.cls-services.nl

viert feest samen met u

CLS Services - werving & selectie én detachering in de branches chemie | farma | biotech | food

5

JAAR



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.