Chemie magazine december 2010

Page 1

REACH blijkt complex

Opleiding toekomstige chemici moet breed

Terugblik VNCI op 2010

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 12 • 15 december 2010

Chemie

twaalf maanden op de agenda

Magazine


Perform, Deliver, Improve

Hertel, opgericht in 1895, bouwt, onderhoudt en ontmantelt fabrieken en installaties voor toonaangevende bedrijven in de (petro)chemie-, energie-, afval- en procesindustrie. Voor de defensie- en offshore industrie ontwerpt, bouwt en plaatst Hertel technische en accommodatiemodules. Ons bedrijf kenmerkt zich door een familiaire sfeer, korte lijnen en internationale ondernemersgeest en behoort tot de top van industriële dienstverleners. Inmiddels werken er ruim 11.000 veelzijdige professionals in Europa, het Midden Oosten en Azië. Onze mensen staan centraal en bepalen samen het succes van Hertel. Hun inzet en vakkennis zorgt ervoor dat onze klanten kunnen rekenen op veilige, efficiënte en slimme dienstverlening. Alle reden om training en ontwikkeling centraal te stellen. Sinds 2006 is Hertel dan ook officieel Investors in People gecertificeerd.

hertel.com

Hertel is lid van de “European Industrial Insulation Foundation”. Voor meer informatie kijk op: www.eiif.org Hertel is ISO9000-2001 en VCA** gecertificeerd.

Geïntegreerd onderhoud & projecten Isolatie • steigerbouw • stralen/conserveren • access solutions • thermografie • mechanical • condition monitoring • asbestverwijdering • tracing • engineering & construction


Inhoud FOTO: JEROEN MURRE

28

12 15 december 2010

International Year of Chemistry Wereldwijd zijn er volgend jaar allerlei activiteiten om het belang van chemie voor mens en milieu te benadrukken. Het is voor de chemische industrie dé gelegenheid om chemie te promoten.

24 20

REACH veel werk

De eerste reeks stoffen is geregistreerd. Maar tijd om achterover te leunen, is er niet. De verantwoordelijkheid van de industrie houdt niet op bij het inleveren van de dossiers.

Bedrijven ook doelwit terroristen ‘Terroristen zoeken grondstoffen voor ‘huis-, tuin- en keukenknutselwerk,’ zegt Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Erik Akerboom. ‘Maar Nederland is geen voorkeursdoelwit voor terroristen, we zitten in de subtop. Terrorisme gaat vooral om angst aanjagen.’ december 2010 Chemie magazine 3


“De beroepsopleiding van uw mensen tegen de vertrouwde hoge kwaliteit en een reguliere prijs, op de plaats en tijd die u bepaalt.”

voor h van o et actuele pleid ingen overzicht & tra ining en

EMPOWERING PEOPLE AND INDUSTRIES


Inhoud 32

12 15 december 2010

Opinie

07

- Internationaal Jaar van de Chemie kan zorgen voor versnelling chemiebewustwording, zegt VNCI-directeur Colette Alma

Trends Wetenswaardig

08

Onderwijs

11

Milieu

15

Actueel

17

- Bioverf uit vlas

- Bètatechniekloket geopend - Huntsman wint prijs voor duurzame logistiek

46

- Dag van de Chemie

Achtergrond Duurzaamheid

32

In beeld

30

Maatschappij

50

- SER adviseert biobased economy - Stofzuigers uit plastic afval - Terugblik 2010

54

Feiten en Visies Young Professionals

57

Groene chemie

59

Productnieuws

61

- Engineer Lineke Pelleboer - Eerste commerciĂŤle torrefactiefabriek

VNCI Personalia en agenda

62

december 2010 Chemie magazine 5


SPIE een gezamenlijke ambitie

SPIE-Controlec Engineering Gedreven door uw resultaat Heeft u nieuwbouwplannen of wilt u meer halen uit een bestaande installatie? SPIE-Controlec Engineering is een onafhankelijk, multidisciplinair ingenieurs- en adviesbureau in de procesindustrie. We zijn uw technisch totaalpartner en kunnen u in elke projectfase van dienst zijn. U bepaalt hoever onze ondersteuning gaat. Van conceptual design en bouw tot inbedrijfstelling en onderhoud. Desgewenst verzorgen we een compleet project en nemen we als EPC(M)-contractor de volledige verantwoordelijkheid op technisch, organisatorisch en budgettair gebied. We beschikken over gespecialiseerde ingenieurs en projectmanagers in alle relevante disciplines en hebben ruim 35 jaar ervaring in uiteenlopende sectoren van de procesindustrie. In alle openheid en transparantie komen we samen met u tot de meest efficiënte en resultaatgerichte oplossingen. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Controlec Engineering kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Industrie, SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems en SPIE-Infra.

SPIE Controlec Engineering B.V. I Schiedam, Elsloo, Terneuzen I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie.controlec.nl


Opinie VNCI

Kans H

et jaar 2010, inmiddels al bijna achter de rug, was het Internationale Jaar van de Biodiversiteit. Een zeer belangwekkend onderwerp. Hoewel breed gecommuniceerd, zullen lang niet alle Nederlanders het in hun bespiegelingen over het jaar meenemen als ze komend oud en nieuw het glas champagne heffen.

Toch heeft het feit dat er een jaar gewijd is aan biodiversiteit wel een versnelling gebracht in de bewustwording dat behoud van biodiversiteit zowel voor de economie als voor de ecologie essentieel is. Een voorbeeld daarvan in Nederland is de oprichting van het Platform Biodiversiteit Bedrijfsleven, waarin het Nederlandse bedrijfsleven de handen ineen slaat met milieu- en natuurorganisaties om te werken aan behoud van biodiversiteit. En als dan op 31 december de klok twaalf uur slaat, zitten we in het Internationale Jaar van de Chemie. Oók een belangwekkend onderwerp (zie ook het artikel op p. 28). Het is aan ons, chemici, andere beta’s en vrienden van de chemie, om daar breed over te communiceren. Opdat zoveel mogelijk Nederlanders gedurende 2011 ten minste eenmaal stilstaan bij de rol die chemie in hun dagelijks leven speelt en bij de fascinerende mogelijkheden die in de wetenschappelijke pijplijn zitten. De recente spectaculaire ontdekking van de NASA dat levensvormen ook kunnen gedijen met arseen in plaats van fosfor in hun eiwitten en DNA is daar een voorbeeld van. Het Internationale Jaar van de Chemie biedt de kans om de bewustwording te versnellen dat chemie zowel voor de economie als voor een biodiverse en duurzame toekomst van eminent belang is. Ik zou zeggen: laten we die kans met beide handen grijpen.

VNCI-directeur Colette Alma

Ik wens u alvast een voorspoedig Internationaal Jaar van de Chemie. p

december maart 2010 Chemie magazine 7


Bio-based

3m

2

8 Chemie magazine december 2010


Wetenswaardig

1 l bioverf FOTO: SHUTTERSTOCK

Ooit lag linum usitatissimum (vlas) aan de basis van de Twentse textielindustrie. Maar van vlas kan ook verf gemaakt worden: bioverf. Aangezien biobased de toekomst is, gaat het gewas binnenkort voor nieuwe bedrijvigheid in de streek zorgen, zo voorspellen verffabrikant Kees Rolsma en Bas van der Geest van schildersbedrijf Gebr. Van der Geest. Uit vlaszaden kan lijnolie worden geperst. De olie werd tot de Tweede Wereldoorlog gebruikt voor verf, maar daarna verdrongen door synthetische alternatieven die sneller drogen en een hogere glans hebben. Volgens Van der Geest en Rolsma is het echter tijd voor een herwaardering. Nieuwe technieken kunnen de lijnolieverf sneller drogend en beter glanzend maken. ‘Voeg daarbij de langere levensduur, de betere uv-bestendigheid en een milieuneutraal product, en je hebt goud in handen,’ aldus Van der Geest onlangs in Tubantia. ‘Vergeet ook niet dat vlas in een jaar kan groeien en dat de aardolievoorraad, waar de chemische verven van worden gemaakt,

aan het uitputten is.’ Volgens Van der Geest hebben chemische verven ook het nadeel dat ze bij schilders en bewoners kunnen leiden tot huidallergie, eczeem en soms hersenschade. ‘Ook holt de kwaliteit van deze verven achteruit doordat allerlei additieven verboden worden.’

Project

In een pot verf van 1 liter zit gemiddeld 15 procent lijnolie. Daarvoor is, afhankelijk van type, soort en teelt (harde of zachte pit), tussen 1 en 5 vierkante meter vlasteelt nodig. Van der Geest en Rolsma gaan de lijnolieverf in de markt zetten als groen en gezond alternatief. Tegelijkertijd gaan ze werken aan verkorting van de droogtijd (nu nog 3 tot 4 uur) en aan een betere glanswerking (lijnolie is nu nog wat matter dan synthetische verf). Ze doen dat in het project Biobased Economy & Technology Oost-Nederland, waarvan Van der Geest projectleider is. Het biobase-project gaat ook kwasten uit biologische garens ontwikkelen, speelgoed met biologische pigmenten en geotextiel van biologisch afbreekbare garens. p december 2010 Chemie magazine 9


Stappenplan wijst de weg

CLP is niet ingewikkeld meer

Aan de slag met CLP 248 pagina’s ISBN 9 78 90 12 13295 4 Prijs € 77,33 inclusief btw Get started with CLP 310 pagina’s ISBN 9 78 90 12 57001 5 Prijs € 82,95 inclusief btw Het boek Aan de slag met CLP en de Engelse versie ervan, helpen u via een stappenplan het juiste gevaar van een product vast te stellen, daaruit het gevaarsetiket af te leiden en de juiste verpakkingsvoorschriften toe te passen. En dan is CLP plotseling een stuk eenvoudiger.

Sinds 2009 is de Europese CLP-verordening (Classification, Labelling and Packaging) van kracht. Het regelt de gevaarsindeling van stoffen en mengsels en het labelen ervan en het verstrekken van informatie aan de afnemer. Aan de slag met CLP legt uit aan welke eisen u moet voldoen. Het houdt daarbij rekening met de GHS: het geharmoniseerde systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen en mengsels op basis van gevaareigenschappen.

Bestel nu! Ga naar sdu.nl en zoek op CLP Of bel Sdu Klantenservice: (070) 378 98 80


foto: shutterstosck

Onderwijs

Relatiesite voor onderwijs en bedrijfsleven Bent u van mening dat de nieuwste ontwikkelingen binnen uw sector meer aan bod dienen te komen in het onderwijs? Betreurt u het feit dat steeds minder jongeren een bètaopleiding overwegen en heeft u altijd al iets voor het onderwijs willen doen? Vanaf nu is de site www.betatechniekloket.nl geopend en gereed voor inschrijvingen.

B

ètatechniekloket is een bètabrede relatiedatabase die bedoeld is voor docenten en experts. Doel van het loket is het stimuleren van kennisoverdracht vanuit het bedrijfsleven naar het onderwijs. Op de website kunnen bèta-experts hun expertise vrijblijvend beschikbaar stellen voor onderwijsgerelateerde activiteiten zoals gastlessen en

masterclasses; stageplaatsen en bedrijfsbezoeken; docentenstages en voorlichting; ondersteuning bij projecten; vakspecifieke vragen en nog veel meer.

Tussenpersoon

De bijdrage kan variëren van het incidenteel beantwoorden van vragen tot het structureel

aanbieden van gastlessen. Om te voorkomen dat de ingeschreven experts overladen worden met vele malingen en irrelevante vragen, wordt de kwaliteit van vraag en aanbod door tussenpersoon bewaakt.

Hulp

Daarnaast kan via het Bètatechniekloket de hulp van het onderwijs ingeschakeld worden door bijvoorbeeld stagiaires, (tijdelijke) nieuwe collega’s en/of om groepen studenten voor projecten te werven. p

Nederlandse chemie moet innoveren Wil de chemische industrie in Nederland blijven, dan moet zij innoveren. Dat was de centrale boodschap van Nelo Emerencia, VNCI-speerpuntmanager innovatie, tijdens de Energy for Next Generations-conferentie. Innovatie is volgens hem cruciaal voor een duurzame en concurrerende chemische industrie.

O

m dat doel te bereiken, moet de chemische industrie samenwerken met andere sectoren, zoals de voedselindustrie. Ook moeten de kennis en kunde van afgestudeerde studenten beter aansluiten op de wensen en behoeften van het bedrijfsleven. Hiervoor zou het curriculum van chemische studies op de schop moeten.

Pijlen richten

Het innovatieve karakter van de chemie is er ook bij gebaat als er

niet geïnvesteerd wordt in de productie van chemische basisproducten (de zogenoemde basischemie). Steeds meer massaproductie belandt in het Midden-Oosten en China. Nederland en Europa zouden daarom hun pijlen moeten richten op de ontwikkeling en productie van gespecialiseerde, hoogwaardige chemische producten zoals biogebaseerde materialen en resultaten van de industriële biotechnologie.

Regiegroep Chemie

De chemische industrie maakt zich onder meer via de Regiegroep Chemie sterk voor de verandering van basis- naar hoogwaardige chemie. Zo werkt zij aan de dialoog tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven, zodat die twee beter gaan samenwerken. p

december 2010 Chemie magazine 11


>

(zelfklevende) etiketten > transferfolie > etikettenprinters > etiketteermachines > onderhoud

Is uw bedrijf voorbereid op GHS?

Volg onze

workshop op 20 januari 2011 waarin alle veranderingen

ĂŠn oplossingen aan bod komen.

Om u in te schrijven: E t.vanderaalst@geostick.nl T 0297-51 41 35 Of ga naar WWW.GEOSTICK.NL/GHS Uiteraard kunt u ook voor meer info omtrent GHS bij Geostick terecht.

Geostick B.V. - Amsterdamseweg 26 - 1422 AD Uithoorn - Postbus 45 - 1420 AA Uithoorn - www.geostick.nl


Milieu

Om de waterkwaliteit van De Leijen te verbeteren, zijn onder meer de brasems gevangen, is een zuiveringsmoeras aangelegd en is in De Tike en Rottevalle het regenwater afgekoppeld van het riool. Ook afvalwater komt niet meer via de sloot in De Leijen. Doel van de maatregelen is, dat in 2015 de waterkwaliteit van de Leijen evenals van alle andere wateren voldoet aan de Europese Kaderrichtlijn Water

‘Ga niet verder dan wat Europa vraagt’

‘D

oel van de Europese kaderrichtlijn is een goede kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater te bereiken in 2015,’ zegt Henk Brons, directeur Water van VEMW, de ‘Vereniging voor Energie, Milieu en Water’, waarmee de VNCI samenwerkt. ‘Voortaan zullen de concentraties van prioritaire stoffen in het oppervlaktewater niet direct bij het lozingspunt worden gemeten, maar wat verder weg aan de grens van de zogeheten mengzone. Het gaat tenslotte uiteindelijk om het milieu-effect van deze stoffen in de omgeving. Ook houdt de KRW rekening met diffuse bronnen, zoals verontreinigende roetdeeltjes van het verkeer die uitregenen in het oppervlaktewater. Je moet het inderdaad in zijn totaliteit bezien. Het heeft geen zin om een bedrijf onnodig scherpe eisen op te leggen als een prioritaire stof vooral uit andere bronnen afkomstig is.’

Vergunningverlening

Het Rijk en de waterschappen zijn begin dit jaar met nieuwe plannen voor de waterkwaliteit gekomen, maar die zijn nog onvoldoende afgestemd op de KWR,’ zegt Edwin de Roij, manager Environment & Regulatory Affairs van AkzoNobel Industrial Chemicals, tevens voorzitter van de taakgroep Lozingen van

VEMW. ‘Vooral bij de vergunningverlening heeft men moeite de klassieke aanpak los te laten, waarbij de concentratie van de te lozen stoffen worden vergeleken met de wettelijke normen. De KWR vraagt een integrale afweging: bij het beoordelen van lozingen moet het effect van alle emissies op de waterkwaliteit in een stroomgebied worden meegeno-

‘Maak de zaak niet ingewikkelder dan die is’ men. En bij knelpunten moet er een integrale afweging van maatregelen plaatsvinden.

Nieuw handboek

Strengere lozingsnormen voor de Industrie zijn niet altijd opportuun en bieden vaak ook niet de enige oplossing. Zelfs als de concentratie van een individuele stof in een waterlichaam toeneemt, hoeft dat niet per se te betekenen dat de algehele toestand van de waterkwaliteit achteruitgaat. Deze integrale behandeling zien we in de praktijk nog niet

Foto: ANP

‘Geen Nederlandse kop boven Europese Kaderrichtlijn Water’. Hiervoor pleit de indus­ trie bij de Nederlandse overheid, die bezig is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te vertalen in nationale milieuregels. Tekst: Erik te Roller

terug. Met Rijkswaterstaat gaan we nu een nieuw handboek opstellen dat instructies bevat voor de vergunningverleners in het veld, opdat die beter met de nieuwe regelgeving kunnen werken. Ook brengt Rijkswaterstaat over dit onderwerp een beleidsnotitie uit.’ De Roij verwacht niet dat de KWR tot soepeler vergunningsvoorwaarden zal leiden. ‘De Nederlandse vergunningverleners versoepelen de normen niet gauw. Eerder zijn ze geneigd om scherpere eisen te stellen, dan vanuit Europa wordt verlangd.’

Europees denken

Het kabinet-Rutte heeft zich voorgenomen geen ‘Nederlandse koppen’ op Europese wetgeving te zetten, maar Brons is daar bij de KRW niet helemaal gerust op. ‘Nederland wil voor andere stoffen dan prioritaire stoffen een eigen beleid voeren. Wij pleiten ervoor Europees te denken. We bevinden ons tenslotte in de delta van de Rijn, Maas, Schelde en Eems. Laten we gelijk op lopen met de Duitsers. Zij gaan bij lozingsvergunningen voor overige stoffen normaal gesproken uit van de best beschikbare technieken. Leg daar de lat en maak de zaak niet ingewikkelder dan die is,’ aldus Brons. p december 2010 Chemie magazine 13


et e rg en ten &d Ze ep

& en ak Sm

CONS UM CHEM EN ICA T L

IËN AL

ËN

LI

Sy nt

A

rie

ren

Polymeren & kunststoffen

HE

M

IC

s nst Ku

he ti

sch

ru bb

er

f tof en

stoffen

B A SIS C

Basic anorganische

ust

Me sts to ffe n

ind rog A

u ge

EN N IË

ALISTISCHE CH ECI EM SP IC

& en off rsen ha

Verf & inkt

Parfum & cosmetica

t efs Kle Kl eu rst o pig ffen me nte & n

WANNEER WIJ UW CHEMISCHE PRODUCTEN VERVOEREN STAAT VEILIGHEID VOOROP. • • • • • • •

DHL begrijpt dat chemische producten net zo zorgvuldig vervoerd moeten worden als ze gemaakt zijn. Daarom staat in ons wereldwijde netwerk voor lucht-, zee- en wegvervoer de veiligheid van uw producten voorop. En met de toewijding van onze medewerkers, kunt u er zeker van zijn dat uw product in veilige handen is; waar ook ter wereld.

www.dhl.nl/chemie


Milieu

Huntsman wint prijs voor duurzame logistiek Huntsman Holland heeft als eerste chemiebedrijf een Lean and Green Award ontvangen. Het bedrijf ontving de prijs omdat het via logistieke verbeteringen de CO2-uitstoot heeft verkleind. Zo komt meer dan 90 procent van alle grondstoffen per pijpleiding binnen en worden de producten die Huntsman maakt grotendeels per pijpleiding de wereld in gestuurd.

D

e Lean and Green Award is een onderdeel van het innovatieprogramma Duurzame Logistiek, een initiatief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Doel van het programma is om koplopers in de logistiek te ondersteunen bij het verminderen van hun CO2-uitstoot en tegelijkertijd de winstgevendheid te vergroten. Huntsman is niet van plan om op zijn lauweren te rusten. Het bedrijf wil in 2012 nog eens 5 tot 10 procent minder CO2 dan nu uitstoten bij de logistiek. Huntsman gaat daarvoor beter samenwerken met verladers, verschillende vervoerssoorten combineren (zoals weg, spoor en water), en de infrastructuur op het bedrijfsterrein verbeteren. Huntsman won in 1999 al de Responsible Care-award, de jaarlijkse prijs van de VNCI voor het bedrijf met het beste project om veiligheid, gezondheid en milieu te verbeteren. p

Max van der Meer (r.) directeur van Huntsman Holland, ontvangt de Award uit handen van Eric Janse de Jonge, Ambassadeur Stedelijke Distributie

Quotes ‘Ik heb er zelf een heel stel, oneliners. Mijn favoriete is: “mensen, wij zijn een normaal bedrijf.” Shell is namelijk niet speciaal. Wel groot, niet speciaal. Een andere is: “Je moet het geld besteden zoals je thuis je eigen keuken verbouwt.”’

Natuur en Milieu koopt CO2 rechten op Natuur en Milieu heeft een CO2-markt geïntroduceerd, een manier voor burgers om bij te dragen aan vemindering CO2-uitstoot. Op deze markt kunnen particulieren CO2-emissierechten van de Europese industrie wegkopen.

D

e CO2-markt (www.co2markt.eu) is bedoeld om het voor particulieren (en bedrijven) makkelijker te maken CO2-rechten te kopen, om deze vervolgens te vernietigen. Als iemand emissierechten koopt en deze niet gebruikt voor CO2-uitstoot maar ze vernietigt, wordt de CO2uitstoot evenredig minder, omdat die rechten dan niet meer beschikbaar zijn voor bedrijven die ze nodig hebben om te kunnen produceren. Feitelijk wordt er een schaarste aan emissierechten gecreëerd, waardoor de prijs ervan stijgt en bedrijven meer kosten kunnen maken per ton CO2-reductie. Een andere manier om schaarste te creëeren zou zijn dat de overheden niet alle emissierechten op de veiling aanbieden. p

Jeroen van der veer, voormalig CEO van Shell, in de Volkskrant van 13 november ‘De nieuwe leider is meer in balans, heeft empathisch vermogen, spiritualiteit, laat zich leiden door de lange termijn, is minder bezig met zijn ego. Het is iemand die in staat is objectief na te denken over zijn eigen functioneren, en dat ook geregeld doet. Tex Gunning van AkzoNobel is zo iemand.’ Journalist Jeroen Smit in Management Team van 5 november ‘CO2 is een factor, maar lang niet de enige. Het is te simpel om te zeggen dat je de opwarming tegen kunt gaan door alleen de CO2-uitstoot te beperken.’ Marcel Crok, auteur van ‘De staat van klimaat’ in de Volkskrant van 20 november

december 2010 Chemie magazine 15


Automatisch efficiĂŤnt

Wij zijn voorbereid u ook?

Focus : Optimaal voeden

van mengers en processen

BenE Ondersteuning + Advies is een gedegen partner op het vlak van KAMManagement + Stoffencommunicatie. Middels Bereikbare Kennis zijn we zeker meer dan een leverancier van een dienst en een toegevoegde waarde voor uw onderneming. Speerpunten en daardoor aanbevolen door velen:

+ goede en langdurige relatie + betrouwbaar + pragmatisch + gericht op de praktijk + kosteneffectief + grenzen opzoekend

Verzeker uw voorsprong Betrouwbare en economische oplossingen voor de automatisering van uw grondstoffen en processen:

www.azo.be AZO N.V. Katwilgweg 15 B-2050 Antwerpen Tel.: +32-3-250 16 00 Fax : +32-3-252 90 02 info@azo.be www.azo.be

+ dialoog zoekend Alleen zo kan BenE Ondersteuning + Advies binnen uw onderneming bijdragen aan meer professionaliteit wat betreft KAM-Management + Stoffencommunicatie. Voor meer informatie: www.ondersteuning-advies.nl Postbus 680 - 6400 AR Heerlen info@ondersteuning-advies.nl T +31 (0)6 1962 8218


Actueel

Chemiebedrijven openen deuren De Dag van de Chemie krijgt volgend jaar een extra dimensie, want dan valt de dag samen met het Internationale Jaar van de Chemie. Onder het thema ‘Chemie – ons leven, onze toekomst’ wordt de Dag van de Chemie mede georganiseerd om de kennis over chemie bij het grote publiek te vergroten en het imago van chemie te verbeteren.

O

p de Dag van de Chemie openen chemiebedrijven, maar ook bedrijven die veel te maken hebben met chemie zoals universiteiten, hogescholen, bloedbanken, ziekenhuizen, laboratoria en waterschappen, hun deuren om bezoekers op een leuke en laagdrempelige manier te laten kennismaken met chemie en te laten zien welke belangrijke plek chemie in de Nederlandse maatschappij inneemt. In de voorgaande editie in 2008 bezochten 40.000 mensen een of meerdere van de 60 deelnemende bedrijven en instanties. Met name bewoners uit de omliggende

omgeving van een chemisch bedrijf vinden het leuk het bedrijf eens van dichtbij te zien.

Aanmelding

Bedrijven kunnen zich aanmelden via www.dagvandechemie.nl door te klikken op ‘Aanmelden activiteit’. Twijfelt u nog over uw deelname of weet u niet precies hoe u deze dag kunt invullen? Neem dan contact op met VNCI-projectleider Dag van de Chemie: Fien van Gelder 070-337 87 35 vangelder@vnci.nl. p

Manifest voor betere wetgeving Er zijn momenteel 113 EU-verordeningen of richtlijnen die rechtstreeks betrekking hebben op de chemie, 315 die er in breder verband op toezien en 1321 die er in een nog breder kader mee te maken hebben. Reden voor Cefic, de Europese koepel van chemische bedrijven, om een manifest te schrijven waarin kritisch naar de voornemens en de uitvoering van wetgeving wordt gekeken en waarin aanbevelingen worden gedaan voor verbetering.

D

e Europese Commissie (EC) heeft aangekondigd de kwaliteit van wetgeving te willen verbeteren en bij nieuwe wetgeving ook te willen kijken naar de invloed op de concurrentiepositie.

Overlap voorkomen

’Chemie en food moeten beter samenwerken’ Er liggen synergievoordelen in het verschiet als de sectoren food en chemie beter samenwerken, bijvoorbeeld bij het benutten van nieuwe groene grondstoffen. Dat was één van de boodschappen van VNCI-directeur Colette Alma tijdens de innovatieconferentie van de Netherlands Academy of Technology and Innovation (AcTI). De conferentie stond in het teken van duurzaam ondernemen.

D

e samenwerking tussen food en chemie kent volgens Alma de nodige uitdagingen. Zo spreken de twee sectoren nog niet dezelfde taal. Ook liggen er talloze maatschappelijk-ethische problemen op de loer, zoals het gebruik van landbouwgrond voor industriële grondstoffen in plaats van voor voedsel. Chemie en food moeten deze tijdig identificeren en behandelen. Daar-

naast moet er publiek begrip gevormd worden voor de kinderziektes die de samenwerking ongetwijfeld zal treffen.

Sleutel

Volgens inleidend spreker Herman Wijffels, hoogleraar Duurzaamheid en Maatschappelijk Verandering, is innovatief ondernemerschap de sleutel tot duurzaamheid. ‘De twee grootste sectoren in de Nederlandse industrie, de chemie en de agro-voedingsindustrie, zijn toe aan een transformatieve sprong naar een echt duurzame manier van werken,’ betoogde hij. ‘De kennis en technologie om op die basis tot rendabele business cases te komen, zijn beschikbaar, evenals het noodzakelijke ondernemerschap. Er zijn al mooie voorbeelden voorhanden, maar het kan nog veel meer en beter.’ p

Cefic, die zich sterk maakt voor consistente chemische wetgeving en alle ontwikkelingen van de EC hierover volgt, schrijft in het manifest dat bij voorstellen beter gekeken moet worden naar vergelijkbare regels om overlap te voorkomen. Ook vindt de koepelorganisatie dat het impact-assessment (de beoordeling van de gevolgen van een voorstel) breder moet en dat beoordeling niet beperkt moet blijven tot het oorspronkelijke voorstel, want nu wijzigt het voorstel nog wel eens na behandeling door het Parlement en de Raad.

Kwaliteitscheck

De verbetering van wetgeving waar Cefic voor pleit, zou ook moeten gelden voor alle uitvoerende wetgeving, zoals bij emissiehandel en in BREF’s (referentiedocumenten voor best beschikbare technieken). Cefic geeft in het manifest een voorbeeld van een model voor de kwaliteitscheck. Verder stelt Cefic een check van de WTO (World Trade Organisation) en een benchmark met andere handelsblokken voor, zoals de VS en Japan, om te voorkomen dat de Europese chemische sector te veel afwijkt. Tot slot kan de transparantie bij regelgeving die via comités tot stand komt beter en is een administratieve beroepsmogelijkheid wenselijk, aldus Cefic. Het manifest ‘Manifesto for smarter regulation’ is op te vragen via: roosen@vnci.nl. p december 2010 Chemie magazine 17



Responsible Care

Responsible Care

prijs 2011

Publiek stemt mee bij RC-prijs De verkiezing van de winnaar van de Responsible Care-prijs 2011 is nu nog spannender. De VNCI laat deze keer niet alleen de onafhankelijke jury de inzendingen beoordelen, maar laat ook het lezerspubliek (van de Nieuwsbrief en Chemie magazine) meestemmen.

D

e Responsible Care-prijs is dé prijs voor projecten van chemische bedrijven die hun prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, duurzame ontwikkeling en ketenbeheer steeds verder verbeteren. Initiatiefnemer VNCI reikt de prijs uit aan het meest inspirerende en aansprekende project. Wie wil laten zien op wat voor manier zijn of haar bedrijf het belang van het Responsible Care-programma onderschrijft, kan de aanmelding tot maart 2011 inzenden.

Filmploeg

Uit alle aanmeldingen nomineert de jury drie bedrijven. De juryleden en een filmploeg bezoeken deze bedrijven en brengen de RCprojecten in beeld. De VNCI gebruikt vervolgens de filmpjes om de drie genomineerde bedrijven uit te lichten in de VNCI-communicatiemiddelen (website, Chemie magazine en de Nieuwsbrief). Een genomineerd bedrijf kan zelf ook publiciteit genereren en zorgen dat er gestemd wordt op zijn project. De jury neemt de stemmen van het publiek mee in haar besluit wie de winnaar is. De winnaar wordt bekendgemaakt tijdens de VNCI-jaarvergadering op 16 juni.

Aanmelden

Begin december is de aanmeldingsbrochure met het aanmeldingsformulier verstuurd.

Inzenden voor 1 maart 2011

VNCI-bedrijven kunnen het aanmeldingsformulier samen met een korte beschrijving en motivatie tot 1 maart sturen naar: VNCI, Secretariaat Responsible Care-prijs, t.a.v. Gwendola Piek, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam. Vragen over de Responsible Care-prijs: Sjoerd Looijs, looijs@vnci.nl, 070- 337 87 47. p

Fujifilm bouwt windmolens en warmtekrachtcentrale Om de aangeleverde data voor het Responsible Care Rapport van de VNCI te checken, heeft KPMG drie bedrijven bezocht voor een audit. Bij alledrie bedrijven bleek de aan de VNCI aangeleverde data correct. Eén van de bedrijven was Fujifilm, dat bezig is een windmolenpark en een warmtekrachtcentrale te realiseren.

FOTO:SHUTTERSTOCK

F

ujifilm in Tilburg is producent van onder meer offsetplaten en fotopapier. Het bedrijf valt onder het Preventiebe-

leid Zware Ongevallen (PBZO), de minder strenge versie van BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). ‘Wij gebruiken wel oplosmiddelen en wat toxische stoffen, maar we hebben geen chemische site met gevaar voor uitstoot,’ legt ESH-manager Dick Notenboom uit. Zoals het een bedrijf dat het Responsible Care-programma onderschrijft betaamt, zijn de prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu goed en doet het bedrijf meer dan wat de wetgever vraagt. ‘Zo zijn we aan het nadenken over een com-

pliance managementsysteem,’ geeft Notenboom als voorbeeld. Verder is Fujifilm de productiesite aan het verduurzamen. Het bedrijf heeft bijna groen licht om vijf windmolens op het terrein te plaatsen, met een totaal vermogen van 10 megawatt.

Patent

Fujifilm wil ook een biogascentrale op het terrein bouwen. En medio 2011 zal het een specifieke warmtekrachtcentrale opstarten, waarin afvalgassen verbrand worden in combinatie met elektriciteitopwekking. ‘Een techniek waar we patent op hebben aangevraagd,’ aldus Notenboom. Binnen Responsible Care neemt transparantie in belang toe en ook hiermee houdt Fujifilm rekening. ‘Wij proberen, zowel tegenover de overheden als de buurt, geheel transparant te zijn,’ zegt Notenboom. ‘Wat betreft de windmolens plannen we proactieve informatieavonden, waarbij we alle buurtbewoners en omliggende bedrijven onze plannen uitleggen en waarbij inspraak mogelijk is.’ De audit van KPMG heeft Notenboom ervaren als ‘heel plezierig en efficiënt’. ‘Ze waren heel enthousiast over wat ze zagen en hoorden.’ Nieuwe inzichten heeft het niet opgeleverd. ‘Het was meer een bevestiging dat we op de goede weg zijn.’ p

december 2010 Chemie magazine 19


Eerste registratie REACH afgerond

foto: sHutterstock

Hoe nu verder? 20 Chemie magazine december 2010

Op 30 november hebben bedrijven een grote horde op het gebied van de Europese stoffenwetgeving REACH genomen: de registratie van de eerste reeks stoffen. Tijd om achterover te leunen, is er echter niet. Tekst: Erik te Roller


Stoffenbeleid

D

it jaar waren industrie en overheid volledig in beslag genomen door het oplossen van de problemen die zij in de aanloop van 30 november bij de uitvoering van REACH tegenkwamen. Zodoende was er onvoldoende tijd om over de toekomst van REACH na te denken. Iemand die daar wel tijd voor had in de afgelopen maanden, is oud-VROM-ambtenaar Arnold van der Wielen. Hij heeft aan de wieg gestaan van REACH, ging voor de zomer met pensioen, is nu als adviseur actief en tevens als plaatsvervangend lid van het college van beroep van REACH in Helsinki, à titre personnel. In oktober sprak hij op de VNCI-stoffendag. ‘Kenmerk van REACH is, dat de producenten en importeurs van chemische stoffen nu zelf verantwoordelijk zijn voor het vaststellen en beoordelen van de toxische eigenschappen van hun producten en het informeren van hun klanten over het veilig gebruik ervan. De industrie kan nu haar eigen boontjes doppen en de overheid hoeft zich alleen te concentreren op stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Dat is de grondgedachte van REACH’, verklaart Van der Wielen.

overheid van onderzoekprogramma’s voor het vinden en toepassen van alternatieven.’ Van der Wielen vindt ook, dat de verantwoordelijkheid van de industrie niet ophoudt bij het inleveren van de dossiers. ‘REACH levert nieuwe informatie op over de toxische eigenschappen van stoffen. Sommige stoffen die alleen als toxisch bekend stonden, zullen ineens ook carcinogeen of reprotoxisch (schadelijk voor de voortplanting – red.) blijken te zijn. In dat geval doen bedrijven er goed aan niet af te wachten, maar meteen maatregelen te nemen voor de veiligheid van hun werknemers en het omringende milieu en over de nieuwe inzichten te communiceren met hun klanten. Ook kunnen ze zich afvragen of ze die producten voortaan niet veel selectiever moeten aanbieden. Aan consumenten mag je sowieso geen kankerverwekkende stoffen als zodanig verkopen of mengsels waarin die stoffen voorkomen.’ ‘Mijn aanbeveling aan bedrijven is om zelf het initiatief te nemen, zeker als bepaalde stoffen bij nader inzien kankerverwekkend, mutageen of reprotoxisch blijken te zijn. Ga meteen op zoek naar alternatieven en wacht niet totdat er regels van bovenaf worden opgelegd, want dan ben je altijd slechter af.’

Praktijk

Verantwoordelijkheid

Zelf verantwoordelijk

De praktijk is echter anders. Het Europees chemicaliënagentschap in Helsinki, ECHA, moet beoordelen of alle ingediende dossiers compleet zijn, maar heeft bijvoorbeeld geen honderd procent zeggenschap bij het beoordelen van de stoffen op basis van de informatie over de risico’s. Hierbij zijn de stoffenexperts van de overheden uit de 27 lidstaten van de Europese Unie betrokken. ‘Bij het agentschap werken 500 mensen in vele werkgroepen en comités aan verschillende aspecten van REACH. Als je dat allemaal vanuit Nederland wilt bijhouden, heb je daar een dagtaak aan. Mijn oudcollega’s worden helemaal opgeslokt door de machinerie van ECHA. Maar is het wel nodig dat de experts van de 27 lidstaten voortdurend over de schouder van ECHA meekijken? Kunnen ze de taken niet beter verdelen? Engeland kan bijvoorbeeld de beoordeling van bepaalde stoffen voor zijn rekening nemen, Nederland van andere, enzovoorts. Verdeel de taken en ga als Europa werken. Af en toe zal er bij de marginale toetsing wel eens wat fout gaan, maar zo is het leven’, aldus Van der Wielen.

Zeer gevaarlijke stoffen

‘De overheid moet de uitvoering van REACH en de beoordeling van al die duizenden stoffendossiers overlaten aan ECHA en zich concentreren op maatregelen rond de zeer gevaarlijke stoffen. Die taak kan de industrie namelijk niet op zich nemen. Behalve aan verboden en beperkingen van die stoffen kun je hierbij denken aan stimulering door de

Arnold van der Wielen is oud-VROM-ambtenaar

‘De aandacht voor de veiligheid van stoffen moet ingebed zijn in de veiligheidscultuur van het bedrijf. In het verleden keken bedrijven vooral naar de economische aspecten van een product en veel minder naar de consequenties daarvan voor de gezondheid en het milieu. Dat was een mentaliteit van “we zien wel waar het schip strandt”. Nu is zij zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van de stoffen en ligt het dus voor de hand om meteen naar de risico’s van bestaande en nieuwe producten te kijken. Die benadering vergt echter een cultuuromslag en daar gaat tijd overheen.’ ‘Meer in het algemeen levert REACH inzicht in de toxicologie van chemische stoffen, waardoor chemiebedrijven gerichter interne maatregelen kunnen nemen en ook hun klanten beter kunnen adviseren over het veilig gebruik van stoffen en over de toepassingen ervan. Dat vraagt om meer samenwerking in de keten. Ik hoop dan ook dat het woord ketenverantwoordelijkheid hierdoor echt betekenis krijgt.’

Verbreding stoffenbeleid

Van der Wielen pleit ook voor een verbreding van het stoffenbeleid. ‘Bepaalde onderzoeken bijvoorbeeld wijzen uit dat het leervermogen en gedrag van kinderen verandert. Komt dat door de voeding, de invloed van chemische stoffen of de opvoeding? Geen mens die het weet. Uit voorzorg moet je dan onderzoeken of dat wellicht met bepaalde stoffen te maken heeft. Soms moet je uit voorzorg beperkende maatregelen nemen nog voor het verband e december 2010 Chemie magazine 21


Werk aan REACH voorlopig niet voorbij

‘De industrie kan nu haar eigen boontjes doppen’

tussen bepaalde stoffen en hun effect wetenschappelijk sluitend is bewezen. Neem bijvoorbeeld asbest. Het heeft jaren geduurd voordat er maatregelen werden genomen. Mensen die aan asbest blootstaan, lopen de kans om twintig tot dertig jaar later mesothelioma (een specifieke vorm van longkanker – red.) te krijgen. Toen de maatregelen eenmaal ingingen, was er dus een grote groep mensen die in de jaren daarvoor al had blootgestaan aan asbest. Als er eerder maatregelen waren genomen, had dat levens kunnen redden. Daarom is het ook zo belangrijk om nanomaterialen onder de loep te nemen, want als pas achteraf blijkt dat sommige van die materialen zeer schadelijk zijn en ze al uitgebreid op de markt zijn, is het hek van de dam.’ Met de transparantie over de eigenschappen van stoffen komt de industrie ook tegemoet aan de wensen van de milieu-organisaties. ‘Paradoxaal genoeg biedt REACH de NGO’s nieuwe handvatten om stoffen op de korrel te nemen. Hun invloed zal hierdoor hoogst waarschijnlijk toenemen.’

Vereenvoudiging

Van der Wiel signaleert ook zaken die de voortgang op stoffengebied zullen afremmen, zoals de inkrimping van het overheidsapparaat en de opstelling van de Europese Commissie. Binnen de commissie willen de commissarissen voor ondernemingen en interne markt de industrie namelijk zo min mogelijk belasten. Er wordt al gesproken over vereenvoudiging van REACH om vooral het midden- en kleinbedrijf minder te belasten. ‘REACH is inderdaad complex, maar veel simpeler kun je het nauwelijks uitvoeren.’ Hij blijft echter optimistisch: ‘Het tempo van de ontwikkelingen op stoffengebied zal mede door de economische crisis de komende jaren wat lager zijn, maar de trend naar duurzame chemie zet gewoon door.’ p 22 Chemie magazine december 2010

Nu REACH-dossiers voor de eerste reeks stoffen zijn ingediend, is het werk nog niet afgelopen. Bedrijven zijn namelijk verplicht om het dossier met gegevens van een stof en de aanbevelingen voor het gebruik ervan voortdurend bij te houden,’ zegt Leo Heezen, verantwoordelijk voor de REACH-implementatie bij Cefic, de Europese koepel van de chemische industrie.

Updates

ECHA, het Europees agentschap voor chemicaliën, komt zeer regelmatig met updates van technische handleidingen voor het uitvoeren van REACH. ‘Elke update kan consequenties hebben voor een al ingediend dossier. Is dat het geval, dan moet een bedrijf het dossier binnen een redelijke termijn bijwerken. Ook na 1 december 2010 blijven er wijzigingen komen, bijvoorbeeld voor de handleidingen over intermediates (tussenproducten – red.) en het vaststellen van de blootstelling aan stoffen,’ aldus Heezen.

Dossier

ECHA evalueert vele dossiers, zodat een reactie lang op zich kan laten wachten of misschien wel nooit komt. Bedrijven moeten daar zeker niet op wachten en hun dossiers van meet af aan bijwerken. Het bijhouden van de dossiers is namelijk een verplichting van de industrie, niet van de overheid. ECHA en nationale autoriteiten toetsen alleen maar. Het is net als bij de Belastingdienst, waarbij je niet elk jaar bezoek van de inspectie krijgt, maar wel keurig gegevens moet aanleveren.’ ‘Na opname van elke wijziging moet er een aangepast dossier worden ingeleverd. Dat vormt een behoorlijke last voor de bedrijven. Vanuit Cefic hebben we daarom voorgesteld om die wijzigingen te bundelen en op een bepaald moment in één keer in te dienen, maar daarvoor hebben we nog geen overeenstemming bereikt,’ aldus Heezen. Verder bevatten sommige dossiers ook voorstellen van bedrijven voor het uitgebreid testen van bepaalde stoffen. Na goedkeuring van ECHA moeten de bedrijven die tests uitvoeren. Ook dat brengt het nodige werk met zich mee. Verder kan het productievolume van een stof bij een bedrijf een bepaald tonnage overschrijden, wat onder REACH weer extra verplichtingen schept. Daarnaast kunnen er klanten zijn die nieuwe toepassingen vinden voor de stof. Die toepassingen moeten dan weer in het dossier worden opgenomen met bijbehorende aanbevelingen voor het gebruik van de stof in die toepassing. Zo zijn er meer zaken die ervoor zorgen dat REACH de komende tijd veel werk met zich meebrengt.

Autorisatie

Parallel aan de registratie loopt ook de autorisatie van stoffen. ‘Als je stof vanwege hoge risico’s op de kandidatenlijst belandt, moet je aantonen dat die stof toch veilig gebruikt kan worden of sociaal-economisch gezien onmisbaar is en er geen alternatieven zijn. Dat kost veel werk, wat ook min of meer de bedoeling is van de wetgever die wil stimuleren dat je naar een alternatief uitziet,’ legt Heezen uit. ‘Nu staan er nog maar zes stoffen op die lijst, maar er zullen nog veel meer bijkomen.’


Onze focus: uw doel. Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisico’s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences

Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden

Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com


24 Chemie magazine december 2010


Veiligheid

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Erik Akerboom:

‘ Burger mag vergeten, professional moet alert blijven’ Niet alleen burgers, maar ook bedrijven kunnen het doelwit zijn van terroristische acties. En niet alleen omdat een aanslag op het bedrijf gepleegd kan worden, maar ook, zo waarschuwt Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Erik Akerboom, omdat terroristen grondstoffen zoeken voor “huis-, tuin- en keukenknutselwerk”. ‘De burger mag vergeten, de professional moet alert blijven.’ Tekst: Jos de Gruiter

O

peens werden we opgeschrikt door het bericht dat er in Londen en Dubai vrachtvliegtuigen aan de grond moesten blijven: in de lading waren pakjes met mogelijk explosief materiaal aangetroffen. Een wake up call. Alsof we ons moesten realiseren dat de strijd tegen terroristische organisaties nog niet is gewonnen. Grote aanslagen als die op het World Trade Center in New York en op het openbaar vervoer in Londen en Madrid hebben zich de laatste jaren niet voorgedaan, maar de dreiging is gebleven. Dat bleek ook vorig jaar december weer toen een vliegtuigpassagier uit Nigeria een explosief boven Detroit tot ontploffing wilde brengen. Toch zag de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) geen reden het dreigingsbeeld voor Nederland bij te stellen. Zelfs in de waarschuwende woorden van de Duitse minister van Binnenlandse Zaken voor een mogelijke aanslag door terroristen in zijn land en het oprollen van een mogelijk terroristische organisatie in Amsterdam, Brussel en Antwerpen, werd geen reden gezien het niveau te verhogen. Eind november wordt de dreiging geruststellend als ‘beperkt’

omschreven, na ‘minimaal’ de op één na laagste kwalificatie. Aanleiding voor een stevig gesprek met Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Erik Akerboom.

Dreiging

Er moeten wat hindernissen genomen worden, maar eenmaal in de werkkamer blijkt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding een innemend gesprekspartner te zijn. De ex-korpschef van de regiopolitie BrabantNoord en voormalig directeur van een AIVD-onderdeel volgde op 1 april 2009 Tjibbe Joustra op. ‘Natuurlijk kijken we serieus naar de recente incidenten,’ formuleert Akerboom het antwoord op de vraag waarom code rood niet in het leven is geroepen na de jongste incidenten. ‘Maar we vertalen die ook naar de dreiging die ervan uitgaat voor Nederland. Dan zien we een paar dingen: op langere termijn is de dreiging voor Nederland altijd een afgeleide van de internationale dreiging. Nederland staat in de ogen van jihadisten te boek als een moslimvijandig land. We hebben gevochten tegen moslimbelangen en ook nieuw beleid zoals een mogelijk boerkaverbod, trekt de aandacht van

groeperingen als de Taliban en invloedrijke extremistische ideologen en we zijn dus een gelegitimeerd doelwit. Die ontwikkelingen monitoren we zorgvuldig. Aan de andere kant zien we dat nationale netwerken in Nederland, waarvan dreiging zou kunnen uitgaan, uit elkaar zijn gevallen. Er is op dit moment dus geen versterkte concrete acute dreiging voor Nederland.’ Ook niet als gevolg van de vorming van een kabinet met gedoogsteun door de PVV? ‘Nederland wordt gezien als een moslimvijandig land, los van de vraag of de PVV het kabinet gedoogt. Bovendien is hier het maatschappelijk debat over de islam verscherpt. Dat wordt gevolgd.’ Wordt Nederland als een meer moslimvijandig land gezien dan onze buurlanden in de EU? ‘Nederland is geen voorkeursdoelwit. We zitten als het ware in de subtop. Frankrijk met zijn recente boerkaverbod, Denemarken met zijn cartoons over Mohammed en het Verenigd Koninkrijk, dat als belangrijkste bondgenoot van de VS wordt gezien, staan e meer in de schijnwerpers.’ december 2010 Chemie magazine 25


Bovendien heeft een aanslag In New York, Londen of Parijs meer effect dan een in Amsterdam. ‘Precies, zo moet je ook denken. Al Qa’ida is altijd uit op het grootst mogelijke effect, bij voorkeur met explosieven. Er moeten veel slachtoffers vallen en iedere burger moet het gevoel krijgen dat ook hij getroffen kan worden door een aanslag. Terrorisme gaat om angst aanjagen. Je ziet ook nu dat aan Al Qa’ida gelieerde organisaties gebruikmaken van zogenoemde improvised explosive devices (IED’s). Ze kunnen andere middelen gebruiken dan eenvoudige explosieven, maar ze willen met een klap de wereld schokken. Vandaar dat de burgerluchtvaart en de metro geliefde doelen zijn.’ Bestaat Al Qa’ida nog? ‘Ik vertel geen nieuws als ik zeg dat de groepering geen voorzitter en penningmeester heeft, laat staan een postadres. Het is een los-vaste structuur, waarvan de kern zwaar onder druk staat door aanvallen van de VS. De leiders liggen zwaar onder vuur, onder meer van onbemande vliegtuigen. Doordat er verschillende zijn gedood heeft Al Qa’ida moeite zich te organiseren en slagkracht te behouden. Maar in landen als Jemen, Irak, Afghanistan en in Afrika bestaan gelieerde organisaties als AQIM en AQAS. Filialen als het ware, waarvan meer dreiging uitgaat.’ Worden die groeperingen aangestuurd door Bin Laden? ‘Bin Laden deelt geen orders meer uit maar is nog steeds de inspiratiebron en bindende factor. De drones (onbemande vliegtuigen) hebben de kern van Al Qa’ida zulke zware klappen toegebracht dat het leiderschap onder druk staat. De andere groeperingen bestaan in feite uit gelijkgezinden, die in los-vaste verbanden dezelfde doelen nastreven.’ We hebben het nu vooral over moslimextremisten. Volgt u ook mogelijke dreiging uit andere hoek? ‘Zeker. Terrorisme is niet voorbehouden aan jihadisten. We vragen inlichtingendiensten indringend de ontwikkeling van links en rechts extremisme te volgen. Over hele linie steken oude bewegingen de kop op. Neem de Griekse anarchisten, die onder invloed 26 Chemie magazine december 2010

van de economische ontwikkelingen weer van zich laten horen via bombrieven.’ Bombrieven die niet afgaan, knutselpakketjes die niet ontploffen, wordt de dreiging zo niet een beetje lachwekkend? ‘Mensen vergeten snel en dat is goed. Maar de diensten moeten alert blijven. Wij mogen niet bagatelliseren. Er zijn nu twee scholen: één die zegt dat de slagkracht van terroristen is afgenomen omdat er geen grote aanslagen meer zijn en één die zegt dat het een bewust gekozen strategie is om onvoorspelbaar te zijn. Kijk naar de aanslag in Mumbai. Die was relatief kleinschalig, maar zeer ontwrichtend. Het is mijn rol om duiding van de signalen aan de minister te geven. Tegelijkertijd communiceert de NCTb ook met het publiek. Het is belangrijk dat we mensen geen angst aanjagen. De afgelopen maanden waren zeer onrustig, met veel signalen. Toch hebben we ervoor gekozen om niet het dreigingniveau te verhogen en daarmee naar buiten te treden. Er waren te weinig concrete aanwijzingen gericht op Nederland. Je moet iets concreets hebben om mensen een handelingsperspectief te kunnen bieden.’ En er leeft al te veel angst onder de bevolking, zie de hysterische reactie van de bezoekers aan dodenherdenking op 4 mei op de Dam. ‘De natuurlijke reflex van mensen om alert te zijn op onraad is erg geactiveerd. We vergeten snel, maar er is weinig nodig om die reflex te activeren. Dat is ook wel begrijpelijk: de dreiging van geweld is fundamenteel. Het is onze taak die angst niet onnodig groter te maken dan ze is.’ U wordt daarbij geholpen door het feit dat er in Nederland geen aanslagen zijn gepleegd. ‘Inderdaad, maar we moeten niet naïef worden. We hebben ingrijpende incidenten gehad met de moord op Van Gogh en de politieactie in de Haagse Antheunisstraat, waar leden van de Hofstadgroep zich ophielden. Zulke netwerken zie ik momenteel niet. Wel zijn we alert op reisbewegingen van jongeren die niet in netwerken opereren, maar solistisch en op basis van persoonlijke frustratie. De grote aanslagen van Al Qa’ida waren bedrei-

gend omdat ze iedereen konden overkomen. Aan de andere kant heeft ook de actie van een verwarde man op Koninginnedag veel impact. Er waren veel doden te betreuren en ook toen betrof het willekeurige mensen die langs de kant stonden te kijken. Kortom: het is goed dat burgers vergeten, we moeten de samenleving niet steeds in opperste staat van alertheid willen houden; als de professionals maar alert blijven. Per slot van rekening kúnnen die ook iets met de kennis. Wat dat betreft, is de oprichting van de NCTb een belangrijke stap voorwaarts. Twee weken na de zware aanslagen op treinen in Madrid trof een medewerker van de Spaanse spoorwegen een verdachte draad aan op het spoor. Het bleek te gaan om springstof, maar de man kon nergens zijn boodschap kwijt. Al na twee weken was men vergeten om alert te zijn.’ Als de aandacht van de door u gevolgde terroristen is verlegd van het plegen van grote aanslagen naar kleine ontwrichtende acties, houdt dat in dat de dreiging voor bedrijven is verminderd? ‘Er zijn twee soorten risico’s: vanwege het effect kan gekozen worden voor een aanslag op een industrieel complex. Die waarschijnlijkheid is momenteel niet groot, maar we moeten alert blijven en de weerbaarheid van zulke complexen vergroten. De impact van een aanslag op bijvoorbeeld een chemiebedrijf is immers enorm. De actuele dreiging ligt echter op een ander vlak: we zien dat huis-, tuin- en keukenknutselwerk tot ernstige effecten kan leiden. In plaats van eindeloos achter daders aan rennen, kunnen we dus beter de toegankelijkheid van zulke grondstoffen verminderen. Daarvoor zijn wij afhankelijk van de bedrijven. Zij moeten alert blijven op de kans dat bij hen grondstoffen worden ontvreemd of in verkeerde handen vallen. Bedrijven werken daaraan graag mee, want het is niet leuk als uit jouw bedrijf grondstof wordt gestolen voor wat later een bom blijkt te zijn. Die samenwerking in, wat we genoemd hebben het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb), verloopt prima. Er zijn vijftien sectoren bij aangesloten, waaronder de chemie. Met elkaar toetsen we of de maatregelen die bedrijven nemen, het


Veiligheid

‘Nederland wordt gezien als een moslimvijandig land’

gewenste effect hebben. Daarnaast komen we tot regels die de weerstand van bedrijven tegen terroristische acties vergroten. Ik vind het bemoedigend dat we er daardoor in geslaagd zijn vooruit te lopen op EU-regelgeving. Verder hebben we een meldpunt in het leven geroepen, dat meldende bedrijven handelingsperspectief biedt. In Nederland functioneert dat goed: bij vergelijkbare meldpunten in het buitenland worden nog wel eens ufo’s gemeld, bij ons alleen serieuze zaken. Maar het belangrijkste is de awarness: professionals in bedrijven scherp houden en laten weten wat ze moeten doen. Uiteindelijk komt het op die mensen aan, zij maken het verschil.’ Chemiebedrijven zijn gewend om alert te zijn op veiligheidsonderwerpen, maar hoe voorkomt u dat een potentieel terrorist zijn spullen voor een huis-, tuinen keukenbommetje haalt bij een winkel van het Kruidvat? ‘Goed punt. Een van de meest actieve leden in het ATB is AS Watson, het moederbedrijf van onder meer het Kruidvat, Trekpleister, ICI Paris XL en drogisterijen in landen als Duitsland, Rusland, Groot-Brittannië, Turkije en

Polen. Daar geldt hetzelfde verhaal: de chemie is veel met veiligheid bezig, maar er is verschil tussen het voorkomen van een ongeluk of het voorkomen van een terroristische aanslag. In de chemieketen praten we misschien over zes- of achthonderd bedrijven. Die hele keten moet alert zijn, maar ik doe een beroep op de bedrijven om dat zelf te organiseren. De overheid kan niet alles dicht regelen.’ Praktische slotvraag: is het alle bedrijven duidelijk wat de onderscheiden taken van AIVD en NCTb zijn? Er is nog wel eens verwarring omdat beide organisaties contacten onderhouden met bedrijven. ‘Het hangt af van het onderwerp. De AIVD en NCTb werken samen. De AIVD wint inlichtingen in. De NCTb combineert die met inlichtingen van andere diensten en gaat er mee aan de slag. Gaat het om speciale zaken, zoals “er loopt hier een vreemde snuiter rond”, dan is de AIVD de aangewezen instantie. Gaat het om vraag hoe dreiging naar maatregelen is te vertalen, dan zijn wij het. De AIVD en NCTb hebben veelvuldig contact maar soms moet je de zaken ook scheiden.' p

NCTb-organisatie De inmiddels zo’n honderd man grote NCTborganisatie werd op 1 januari 2005 in het leven geroepen met de opdracht de terrorismebestrijding in ons land te coördineren. Hij heeft als taak de kans op terroristische aanslagen in Nederland te verkleinen en neemt maatregelen om de gevolgen van een eventuele aanslag te beperken. Tot de kerntaken behoren onder meer het verwerken van informatie van inlichtingendiensten en bestuurlijke en wetenschappelijke bronnen tot dreigingsanalyses en dreigingsbeelden, het ontwikkelen van contra-terrorismebeleid en het regisseren van de samenwerking tussen de partijen die betrokken zijn bij terrorismebestrijding en het nemen van maatregelen. De NCTb stelt elk kwartaal het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) op. Dit beschrijft de (inter)nationale terroristische dreiging tegen Nederland op hoofdlijnen en besteedt vooral aandacht aan terroristische fenomenen en ontwikkelingen. Het DTN is gebaseerd op onder meer geheime informatie van inlichtingen en veiligheidsdiensten en op informatie uit (inter)nationale openbare bronnen. De overheid gebruikt het DTN om contraterrorismebeleid te formuleren. december 2010 Chemie magazine 27


Wereldwijde viering van prestaties

International

BEELD: JEROEN MURRÉ

Het jaar 2011 is uitgeroepen tot International Year of Chemistry. Wereldwijd vinden er tal van activiteiten plaats om het belang van chemie voor mens en milieu te benadrukken. Voor de chemische industrie is het dé gelegenheid om chemie te promoten als oplossing van vraagstukken rond energie, huisvesting, gezondheid, voedsel, infrastructuur en economie. Tekst: Igor Znidarsic

V

olgend jaar staat chemie twaalf maanden lang wereldwijd op de agenda. 2011 is door de Verenigde Naties namelijk uitgeroepen tot International Year of Chemistry (IYC). Een unieke gebeurtenis, nog niet eerder in de geschiedenis vertoond. Onder het motto ‘Chemie – Ons Leven, Onze Toekomst’ vinden gedurende het jaar tal van activiteiten, evenementen, lezingen, tentoonstellingen en experimenten plaats, bedoeld om aandacht te vragen voor het belang van chemie als ondersteuning van de belangrijkste basisbehoeften voor mens en samenleving. Ook wordt aandacht besteed aan de wetenschappelijke prestaties van de chemie en aan de mogelijkheden die chemie biedt bij de aanpak van wereldvraagstukken. Het initiatief wordt geleid door UNESCO en IUPAC (International Union of Pure and Applied Chemistry).

wereld. Ook beschikt de chemie over de sleutels om de problemen het hoofd te bieden die energie, duurzame ontwikkeling en volksgezondheid vormen voor de toekomst van onze planeet en de mensheid.’ De activiteiten van het IYC starten met de officiële openingsceremonie op 28 januari op het hoofdkwartier van UNESCO in Parijs. In Nederland vindt de opening van het Internationaal Jaar van de Chemie op dezelfde dag plaats. Details over locatie en programma waren bij het ter perse gaan van deze Chemie magazine nog onbekend.

Sleutels

Ontbijtevents

‘Ik ben van mening dat het hoog tijd is de prestaties van de chemie en de bijdragen van deze tak van wetenschap aan het welzijn van de mens te vieren,’ zegt Nicole Moreau, president van IUPAC. ‘De slogan “Chemie – Ons Leven, Onze Toekomst” is gekozen om de evenementen bij jonge mensen, studenten, beslissers en het algemene publiek te introduceren. Het benadrukt een wetenschap en een industrie die zich bevinden in het middelpunt van ons materiële inzicht in de 28 Chemie magazine december 2010

Een van de wereldwijde activiteiten, “Women Sharing a Chemical Moment in Time”, brengt vrouwen uit de chemie samen voor een ontbijt op 18 januari, in de week voor de lancering van het IYC. Elk land of regio zal zijn eigen ontbijtevents organiseren. Het idee komt van professor Mary Garson uit Brisbane, die op deze wijze de aandacht wil vestigen op de vrouwelijke chemicus. Via bijvoorbeeld Skype en de inzet van andere nieuwe media wordt er letterlijk en figuurlijk een


Evenement

en mogelijkheden van chemie

Year of Chemistry wereldwijde verbinding gemaakt met andere vrouwen in de chemie. Het doel is ook om de sleutelrol van Marie Curie in de chemie te vieren. Het IYC valt namelijk samen met de honderdste verjaardag van de uitreiking van de Nobelprijs voor de Scheikunde aan Marie Curie en de oprichting van de International Association of Chemical Societies. Elke organisatie kan zelf een ontbijtevent organiseren, van een gezellig ontbijt in het bedrijfsrestaurant tot een uitgebreide bijeenkomst met alle belanghebbenden. En hoewel de vrouw centraal staat, zijn mannen ook welkom. In een andere wereldwijde activiteit worden leerlingen van basisscholen en het voortgezet onderwijs uitgenodigd om een van ’s werelds meest kritische bronnen te onderzoeken: water. De leerlingen zullen hun bevindingen over waterkwaliteit en waterbeheer rapporteren op een online kaart, die het mogelijk maakt de resultaten te vergelijken.

Partnerschap

Volgens IUPAC-president Moreau is vanwege de vele industriële toepassingen van de chemie de actieve deelname door de chemische industrie van kritiek belang voor het succes van het IYC. Zij is dan ook

blij dat Dow Chemical Company als eerste chemiebedrijf voor het IYC een wereldwijd partnerschap is aangegaan met de IUPAC. Dow ziet het IYC als een uitgelezen mogelijkheid voor het onder de aandacht brengen van de wetenschappelijke en technologische kracht van de chemie. Het chemiebedrijf zet haar technologische expertise en wereldwijde netwerk graag in ter ondersteuning van een reeks evenementen en activiteiten die de rol van de chemie bij het verbeteren van mens, milieu en economische ontwikkeling verder promoten. ‘Dow prijst de VN voor het uitroepen van het Internationale Jaar van de Chemie,’ zegt Dow-voorzitter en CEO Andrew Liveris. ‘Dit is een bijzondere kans om wereldwijd de prestaties en mogelijkheden van de chemie te vieren. We zien enorme waarde in de samenwerking met IUPAC en de verspreiding van Dow’s kennis en leidende positie in de industrie. Hiermee dragen we bij aan het onderhouden van internationale samenwerking en het inzetten van chemie bij het oplossen van vraagstukken als energie, huisvesting, gezondheid, voedsel en voeding, infrastructuur en economische ontwikkeling.’ p

Activiteiten in Nederland Ook in Nederland staat het Internationaal Jaar van de Chemie bol van de activiteiten. Een kleine selectie: In week 5 kruipen tijdens de Week van de Procestechniek vmbo-leerlingen een dag in de huid van een procesoperator. www.weekvandeprocestechniek.nl Op 19 februari vindt de Junior First Lego League plaats, een wedstrijd in het bouwen met lego. Vanaf maart tot einde 2011 wordt Madame Curie & het Geheim van de Sidderende Straal opgevoerd, een muziektheaterprogramma voor (school)jeugd vanaf 8 jaar. Van 24 tot en met 26 maart wordt tijdens Skills Masters in Ahoy Rotterdam chemie geprofileerd. Zaterdag 21 mei is de Dag van de Chemie. Verschillende bedrijven openen hun deuren om aan het publiek te laten zien hoe de chemie op een verantwoorde en zorgvuldige wijze bijdraagt aan producten en diensten

die het leven beter, makkelijker en gezonder maken. Veel deelnemende bedrijven organiseren activiteiten voor kinderen. www.dagvandechemie.nl Van 25 juni tot en met 4 september 2011 vindt in Nemo in Amsterdam een mede door de VNCI georganiseerde Interactieve zomertentoonstelling plaats, die laat zien dat alles is opgebouwd uit atomen en moleculen. www.e-nemo.nl Creating New Worlds is een tentoonstelling met monumentale glas- en lichtkunstwerken op de boulevard en de duinen van Kijkduin, van 2 tot en met 22 juni. Toonaangevende kunstenaars laten zich inspireren door uitvindingen van wetenschappers, met speciale aandacht voor ‘human chemistry’. Voor kinderen is een schoolprogramma ontwikkeld en voor studenten, wetenschappers en technologen is er het internationale symposium ‘The Art and Science of Glass’. www.biennalekijkduin.nl

Op 10 september vindt in Dow Terneuzen de Chemieloop plaats. Het parcours voert langs en over een indrukwekkend fabrieksterrein en door het prachtige Zeeuwse landschap. De boodschap: dankzij chemie kunnen we op de beste schoenen lopen, het lekkerste energiedrankje drinken en in het mooiste shirt aan de start verschijnen. Mogelijkheden: de marathon van Dow, de 10 kilometer van AkzoNobel en de KidsRun. www.chemieloop.nl Verder komt er in maart een congres vanuit de petrochemie, vinden er verschillende activiteiten rondom restauratie van kunst plaats, zijn er tentoonstellingen bij Boerhaave, Museon en Discovery Centre Continium, wordt er een techniektoernooi voor basisscholen georganiseerd en nog te veel om op te noemen. Meer informatie: www.chemistry2011.org en www.jaarvandechemie.nl. december 2010 Chemie magazine 29


Verhuizing

fabriek 30 Chemie magazine december 2010


FOTO: MULTIMEDIA STUDIO JANSSEN

Uitgelicht

Binnen acht maanden tijd is de complete salpeterzuurfabriek 5 van OCI Nitrogen verhuisd van IJmuiden naar Geleen. Een bijzonder omvangrijk en complex project, waarbij de fabriek geheel werd gedemonteerd, getransporteerd én weer opgebouwd. Om salpeterzuur te maken, is ammoniak nodig. Om de salpeterzuurfabriek in IJmuiden te bevoorraden, reden er jaarlijks 116 treinen met de gevaarlijke stof van Geleen naar IJmuiden. Uit milieu- en veiligheidsoogpunt geen gewenste situatie – de ammoniaktreinen reden ook

door woonwijken. OCI Nitrogen besloot daarom de fabriek af te breken en in zijn geheel te verplaatsen naar Geleen, waar ook de andere salpeterzuurfabrieken van OCI Nitrogen staan.

Uitdaging

Voor de verhuizing werd Stork Technical Services ingeschakeld, dat reeds ervaring had met soortgelijke projecten in de (petro)chemische industrie. Een behoorlijke uitdaging tijdens de ontmanteling van de fabriek was het verwijderen van het asbest dat aangetroffen werd bij kleppen en pakkingen.

De klus begon in december 2009. Eind zomer 2010 was de fabriek gedemonteerd, getransporteerd en weer opgebouwd in Geleen. Op 16 augustus ging de brander voor het eerst aan. Na wat kleine opstartproblemen draait de fabriek inmiddels weer als vanouds. p OCI Nitrogen, bestaande uit OCI Agro en OCI Melamine (voormalige DSM-divisies), produceert kunstmest voor de landbouwsector en melamine, dat gebruikt wordt in onder meer spaanplaat, borden en bestek.

december 2010 Chemie magazine 31


SER-advies aan regering: zet in op biobased economy

‘Meer chemie tussen groen en groei’

‘D

Investeren in de biobased economy biedt Nederland veel kansen voor economische groei en verduurzaming van de samenleving. Het kabinet moet hierop stevig inzetten. Dat staat in het recente advies ‘Meer chemie tussen groen en groei’ van de Sociaal Economische Raad (SER) aan de regering.

FOTO: TOPELL

Tekst: Erik te Roller

32 Chemie magazine december 2010

e SER adviseert een evenwichtige en integrale aanpak,’ zegt Nikolai Bloem, secretaris van de commissie Duurzame Ontwikkeling. In deze commissie, die het advies heeft voorbereid, zitten naast vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties (onder andere de VNCI) en werknemersorganisaties ook milieuorganisaties. ‘De commissie beveelt de regering aan om duidelijke keuzes te maken door bijvoorbeeld de nadruk te leggen op hoogwaardige toepassingen van biomassa in de chemie en materialensector. Nu stimuleert de overheid nog vooral het gebruik van groene grondstoffen voor het maken van biobrandstoffen. Hoogwaardige toepassingen in de chemische producten en materialen bieden Nederland meer economische kansen.’


SERadvies

Overgang

Om een geleidelijk doelgerichte overgang naar een groene economie mogelijk te maken, moet de overheid ten eerste een structureel beleid voeren in samenhang met de Europese EU-2020-strategie, staat te lezen in het advies. Het komt aan op een structurele bevordering van de innovatie door steeds scherpere normen te stellen, de ontwikkeling van veelbelovende technologieën van idee tot uitvoering mede te financieren en ruimte te laten voor experimenten. Ten tweede dient de overheid de samenwerking te bevorderen tussen de verschillende industriesectoren om tot nieuwe toepassingen te komen. Dat vraagt ook om een goede afstemming van onderwijs en onderzoek. Ten derde is het zaak de regionale initiatieven en nationale ambities op elkaar af te stemmen. In diverse regio’s zijn er kansen, vooral voor het opwaarderen van agrarische reststromen.

Sociale aspecten

papiersector, die een sleutelrol spelen in de biobased economy. Daar moeten we gebruik van maken. Dit kan niet alleen voor een inkomensgroei in die sectoren zorgen en een extra bijdrage aan de handelsbalans geven, maar ook voor indirect grote positieve economische effecten, bijvoorbeeld bij toeleveranciers, zorgen.’ ‘Het advies is misschien niet heel verrassend, maar bevat wel duidelijke keuzes en een groot aantal concrete aanbevelingen. Ook willen de partijen in de SER zelf een werkconferentie organiseren om de dialoog tussen de sleutelsectoren chemie, agro, papier, logistiek en energie op gang te brengen. Dit advies brengt de economische, ecologische en sociale aspecten van de biobased economy met elkaar in evenwicht en grijpt terug op een eerder advies van de SER over duurzame ontwikkeling, dat in mei 2010 is uitgekomen. In dat advies wordt onder meer een structurele aanpak van de innovatie aanbevolen,’ aldus Bloem.

Ook van belang is te kijken naar de sociale aspecten bij de overgang naar een meer op biomassa gebaseerde economie. Werknemers dienen een goede begeleiding te krijgen naar nieuw werk en nieuwe werkwijzen. Daarnaast moet Nederland zich inzetten voor het maken van internationale afspraken over duurzaamheid. ‘Het gaat om het vaststellen van normen voor biomassa die de negatieve sociale en milieu-effecten van een grotere inzet van biomassa moet voorkomen,’ verklaart Bloem. ‘Daarnaast is flankerend beleid nodig, zoals ontwikkelingshulp gericht op het investeren in duurzame mondiale landbouwcapaciteit en behoud van biodiversiteit.’

Balans

Unaniem

De VNCI heeft inmiddels een platform opgericht met de agro-, papier- en kartonindustrie. Het is een samenwerkingsverband tussen de VNCI, de Regiegroep Chemie en The Dutch Biorefinery Cluster. ‘We hebben een gemeenschappelijk visie ontwikkeld en weten wat we gaan doen,’ vervolgt Emerencia. ‘Het gaat om drie ontwikkelingslijnen. De eerste is het isoleren van eiwitten uit reststromen en het gebruik daarvan in hoogwaardige

Dit SER-advies is een unaniem advies. ‘In de meeste gevallen neemt een kabinet een unaniem advies over. Vaak reageert het kabinet binnen enkele maanden. De aanbevelingen van dit advies sluiten deels aan bij het regeerakkoord, waarin wordt gesproken over het herijken van subsidies en het stimuleren van innovatie op topgebieden. In Nederland beschikken we over een sterke chemie-, agro- en

‘Het SER-advies vormt de balans tussen de standpunten van de diverse betrokken partijen,’ zegt Nelo Emerencia, manager Onderwijs & Innovatie van de VNCI en secretaris van de Regiegroep Chemie. Het is een kwestie van koorddansen geweest om te zorgen dat iedereen wat van zijn of haar eigen inbreng in het advies kon herkennen. Niettemin is het een positief advies. De betrokken partijen spreken hiermee een duidelijk ‘ja’ uit voor het ontwikkelen van een biobased economy. Nu komt het erop aan dat de industrie dit oppakt en met concrete projecten komt.’

Ontwikkelingslijnen

‘Het is een kwestie van koorddansen geweest’ toepassingen, de tweede het benutten van stoffen uit intermediaire stromen van de agro-industrie voor de chemie. Hierbij kun je denken aan cellulose. De papierindustrie is vooral geïnteresseerd in hoogwaardige cellulose. De laagwaardige cellulose kan echter nog als grondstof dienen voor chemicaliën en materialen. Nu ligt de nadruk in het overheidsbeleid nog op het omzetten van cellulose en andere biogrondstoffen in bioethanol voor bijmenging als biobrandstof bij benzine en diesel. Vanuit de chemie zien we liever dat biomassa in de toekomst alleen ingezet wordt voor het maken van chemische producten en materialen. We maken dan gebruik van de koolstof uit biomassa. Op den duur moet de energie, zeg na 2060, komen van de zon en niet meer van de verbranding of vergassing van koolstofverbindingen uit biomassa,’ licht Emerencia toe. ‘De derde ontwikkelingslijn is een plant als fabriek gebruiken. Planten bevatten hoogwaardige functionele verbindingen, die je met relatief weinig stappen kunt omzetten naar hoogwaardige toepassingen. Met een systeem van intelligente bioraffinage willen we die verbindingen uit planten winnen. We hoeven dan niet de verbindingen vanaf de basis op te bouwen en slaan daardoor diverse chemische stappen in het productieproces over. Dat scheelt heel wat energie,’ zegt Emerencia. ‘Er is al veel gaande op het gebied van de biobased economy, maar er moet nog meer gebeuren. Ook moet er meer afstemming komen om overlap bij innovatieprojecten te voorkomen. De Regiegroep Chemie wil de coördinatie hiervan graag op zich nemen,’ aldus Emerencia. p december 2010 Chemie magazine 33


Cefic-rapport:

Business skills

nodig Om concurrerend te blijven, heeft de Europese chemische industrie de juiste werknemers nodig. Toekomstige chemici moeten vooral breed en multidisciplinair opgeleid worden. De Europese chemiekoepel Cefic concludeert aan de hand van het rapport Skills for Innovation dat verstand van octrooirecht en kennis van innovatiemanagement vaardigheden zijn die ze zich moeten toeeigenen. Tekst: Emma van Laar

W

elke competenties hebben toekomstige werknemers nodig om de huidige positie van de Europese chemische industrie te waarborgen of zelfs te verbeteren? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, heeft Cefic, de Europese koepel van chemische brancheverenigingen, onderzocht welke vaardigheden werknemers volgens het bedrijfsleven moeten bezitten. Dit is de eerste keer dat er binnen de chemische sector een onderzoek is gedaan naar de gewenste vaardigheden van (toekomstige) werknemers. Met deze studie “Skills for Innovation – in the European Chemical Industry” is niet alleen gekeken naar ‘harde’ kwaliteiten zoals opleidingsniveau, maar ook naar ‘zachtere’ zaken als creativiteit en het kunnen werken in teamverband. Cefic heeft zich daarbij gefocust op de vaardigheidseisen van toekomstige onderzoekers en ingenieurs. Er is onderzocht welke zakelijke, persoonlijke en technische competenties nodig zijn om de innovatie van de Europese chemische industrie te stimuleren. Aan de hand van de wensen van het bedrijfsleven zijn tevens suggesties voor veranderingen in onder andere het hoger onderwijs geformuleerd. De resultaten van de studie zijn verkregen via telefonische gesprekken met zestien vertegenwoordigers van grote chemische bedrijven, die betrokken zijn bij de

34 Chemie magazine december 2010

langetermijnstrategie van hun bedrijf. De geïnterviewde topmanagers representeren twaalf grote chemische bedrijven met in totaal 300.000 werknemers in dienst. Het onderzoek is in september 2009 gestart nadat een rapport van de High Level Group van de Europese Commissie over het concurrentievermogen van de Europese chemische industrie was uitgebracht. In dit rapport kwamen onder andere aanbevelingen op het gebied van human resources naar voren.

Zakelijke vaardigheden

De belangrijkste zakelijke vaardigheid die toekomstige onderzoekers zouden beheersen volgens het onderzoek van Cefic is kennis van intellectueel eigendomsrecht. Voor ingenieurs, die innovatieve ideeën moeten vertalen naar winstgevende en kosteffectieve bedrijvigheid, is kennis van octrooirecht minder belangrijk maar zijn gestructureerde projectmanagementvaardigheden essentieel. Op het competentiewensenlijstje komt voor onderzoekers innovatiemanagement op de tweede plaats, gevolgd door strategisch en visionair management, het vermogen om toeleveranciers en klanten te begrijpen, en projectmanagement. Aangezien het proces om van onderzoek tot verkoop te komen complex is, is het cruciaal om nieuwe


Onderwijs

Most important business skills for future engineers Project management Innovation management Understanding suppliers & customers Strategic & visionary management Business development Cost Optimization Quality management Business process optimization Financial Intellectual property law Regulatory affairs Marketing Supply Chain management cumulative rating*

10

20

30

40

50

Most important personal skills for future engineers mie volgens Cefic belangrijk. Voor toekomstige ingenieurs bedrijvigheid te baseren op innovatieve ideeën en deze te zijn competenties in procesmodellering en processimulabeschermen en optimaal te benutten. Voor het creëren van Communication tie, opschalen, reactie engineering en procesontwikkeling nieuwe innovaties moet strategisch gedacht kunnen worTeam work naar verwachting cruciaal. den en moeten langetermijnfocusgebieden bepaald worProblem solving (analytical, reasoning) den. Voor toekomstige ingenieurs is naast projectmanagement innovatief management belangrijk, om nieuwe Onderwijs Creative thinking Leadership bedrijvigheid te kunnen genereren en competitief te kunIn het rapport wordt benadrukt dat, aangezien innovatie nen blijven. Daarnaast is ook voor ingenieurs het begrijpen vaak plaatsvindt opNetworking het raakvlak van verschillende disciplivan en goed om kunnen gaan met leveranciers en klanten nes, interdisciplinariteit de sleutel is tot innovatie en de Language/intercultural cruciaal. Op plaats vier en vijf van de lijst met gevraagde toekomst van de chemische industrie. Het rapport stelt dan Decision making maatregel om innovatie te vaardigheden staan strategie en visionair management en ook dat de meest belangrijke Negotiation business development. versnellen het opleiden van ingenieurs en onderzoekers met een breed multidisciplinaire vaardigheden is. Selfpakket management Extra winstpunt is dat werknemers met een breed pakket Persoonlijke vaardigheden Organization aan competenties zich beter zullen kunnen aanpassen aan Als het om persoonlijke vaardigheden gaat dan valt uit het Coaching chemische industrie. de zich continue ontwikkelende onderzoek te concluderen dat voor onderzoekers creatief Werknemers met verschillende denken uitermate belangrijk is. Ook goede communicatiecumulative rating* zakelijke, 10persoonlijke, 20 30 wetenschappelijke en technische competentie zullen zich vaardigheden en het kunnen werken in een team zijn de makkelijker nieuwe opdrachten, functies of zelfs verschilsleutel tot succesvolle innovatie. Netwerken en probleemlende wetenschappelijke domeinen eigen kunnen maken. gestuurd denken maken de top vijf met vereiste persoonCefic onderstreept dat het goed zou zijn om naast multidislijke vaardigheden af. Volgens de geïnterviewde managers ciplinairiteit binnen chemische opleidingen meer te focuszijn goede communicatievaardigheden uitermate belangsen op de financiële en zakelijke aspecten. Dit moet ervoor rijk voor ingenieurs, aangezien ze ideeën zowel intern en zorgen dat goede ideeën optimaal benut kunnen worden. extern moeten kunnen promoten. Daarnaast zien de Een betere balans tussen theorie en praktijk, meer aanondervraagden teamwork en de capaciteit om problemen op te lossen graag terug in toekomstige ingenieurs. Tot slot dacht voor culturele vaardigheden en bewustwording en projectmanagement kunnen naar verwachting tevens bijworden leiderschap en goed kunnen netwerken gezien als dragen aan het verbeteren van de innovatie van de Eurokenmerken van een goede ingenieur. pese chemische industrie. Het op een rij zetten van de In de studie worden ook de wetenschappelijke en techniessentiële vaardigheden die hiervoor nodig zijn, is volgens sche vaardigheden belicht. Wetenschappelijke en technische competenties die tot baanbrekende oplossingen moe- Cefic slechts de eerste stap. Vervolgens is het van belang om te zorgen voor een effectieve samenwerking tussen de ten leiden, liggen voor toekomstige onderzoekers naar industrie en de academische wereld en te reageren op de verwachting op het gebied van katalyse, nanotechnologie, geïdentificeerde wensen met concrete acties op maat. Het formuleringschemie, duurzame chemie, grensvlakchemie integreren van zakelijke en daaraan gerelateerde vaardigen witte biotechnologie. Toch blijven ook de chemische heden in de wetenschappelijke onderwijsprogramma’s en vaardigheden op het gebied organische en polymeerchee

40

december 2010 Chemie magazine 35


Business process optimization Financial Intellectual property law Regulatory affairs Marketing Supply Chain management cumulative rating*

10

20

30

40

50

Most important personal skills for future engineers Communication Team work Problem solving (analytical, reasoning) Creative thinking Leadership Networking Language/intercultural Decision making Negotiation Self management Organization Coaching cumulative rating*

10

20

30

het verbreden van de wetenschappelijke multidisciplinariteit is volgens Cefic cruciaal om ervoor te zorgen dat innovatie onderzoek succesvol kan aanvullen.

innovatie

De VNCI vindt het belangrijk dat de aanbevelingen tot uiting komen in het onderwijs en gaat met universiteiten en hogescholen bespreken of bestaande curricula aangepast kunnen worden. Ze worden hierin gesteund door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Om de chemische industrie in Nederland te kunnen behouden, moet er innovatie plaatsvinden volgens Nelo Emerencia, speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie bij de VNCI. ‘Innovatie is cruciaal voor een duurzame en concurrerende chemische industrie in Nederland en Europa. Om dat doel te bereiken, moeten onder andere de vaardigheden van afgestudeerde studenten beter aansluiten op de wensen en behoeften van het bedrijfsleven. Om aan de toekomstige wensen van het bedrijfsleven te kunnen voldoen, is het belangrijk dat de onderwijsprogramma’s binnen het hoger onderwijs beter rekening houden met de ontwikkelingen in het vakgebied. Daarnaast zouden Nederland en Europa hun pijlen moeten richten op de ontwikkeling en productie van gespecialiseerde en hoogwaardige chemische producten, omdat steeds meer massaproductie naar het MiddenOosten en China verhuist. Hiervoor zijn inderdaad extra vaardigheden nodig.’

Rondgang langs onderwijsinstellingen

Emerencia gaat binnenkort met de resultaten van het Cefic-onderzoek langs verschillende opleidingsinstituten. In december zal deze rondgang van start gaan. ‘Ik heb het rapport al met OCW besproken en ze hebben toegezegd mee te werken. Het ministerie is erg enthousiast over het project en hoe we de resultaten willen gebruiken. Ik zal met de resultaten langs universiteiten en technische hogescholen gaan en inventariseren hoe ze tegenover de wensen van de industrie staan, in hoeverre aan deze zaken al aandacht wordt besteed en wat er mogelijk is in de toekomst. Ik hoop met deze rondgang te bereiken dat hoge36 Chemie magazine december 2010

40

scholen en universiteiten inzien dat naast gedegen vakinhoudelijk onderwijs ook kennis van businessvaardigheden belangrijk is binnen de chemische sector. Het uiteindelijke doel is ervoor te zorgen dat de resultaten van het rapport vertaald worden naar de curricula. Ik denk dat het belangrijk is dat studenten naast goede technische competenties ook begrip van andere opleidingen hebben. Dit kan ervoor zorgen dat later in hun functie de communicatie en het verkeer met anderen makkelijker verloopt. Met multidisciplinaire vaardigheden kan innovatie worden bewerkstelligd of zelfs versneld,’ zegt Emerencia.

eyeopener

Uit een eerste bespreking met hoogleraren uit verschillende Europese landen, onder andere met professor Broekhuis (hoogleraar producttechnologie aan de RUG), bleek dat de resultaten een enorme eyeopener waren voor de wetenschappers. ‘Het viel me op dat universiteiten niet zozeer bezig zijn met het maken van toekomstplannen maar vooral met het doen van onderzoek en dat publiceren belangrijk is. Dat is ook logisch aangezien ze op het aantal publicaties afgerekend worden. Gelukkig waren de hoogleraren over het algemeen positief. Het is belangrijk dat opleidingsinstituten meewerken, dat is de enige manier waarop de onderwijsprogramma’s aangepast kunnen worden. Ik verwacht dat hogescholen en universiteiten het belang van het incorporeren van business skills zullen inzien tijdens de gesprekken. Sommige zijn er al beperkt mee bezig, bijvoorbeeld binnen bepaalde opleidingen. Anderen willen wel, maar weten niet zo goed hoe ze het aan moeten pakken. Het zou makkelijker zijn als ze niet alleen op hun publicaties worden beoordeeld. Dit is pas de eerste studie waarbij het bedrijfsleven adviezen geeft over gewenste competenties. Ik ben benieuwd wat er uiteindelijk mee gebeurt, het proces staat nog in de kinderschoenen op dit moment,’ aldus Emerencia. Naast het besteden van aandacht aan de implementatie van de resultaten van het “Skills for Innovation”-rapport in het onderwijsstelsel heeft de VNCI plannen om samen met Cefic dit onderzoek ook uit te voeren onder het mkb. p


Havep moe.t. TEL MAAR OP! je hebben. Thomas, 35 Shiftleader

Bescherming Draagcomfort Duurzaam Visitekaartje voor bedrijf Voor ons is er geen twijfel mogelijk. Wij

werken

er

elke

dag

in,

dus

we

Peter, 33

weten waar we het over hebben. Als je

Senior operator

optelt

alle kwaliteiten van HAVEP bij elkaar en

je

kijkt

ook

naar

prijs,

service en levering, kom je tot maar ĂŠĂŠn conclusie: HAVEP moet je hebben.

Kijk voor meer informatie op www.havep.com/chemie T NL +31 (0)13 531 32 56 BE +32 (0)14 30 07 37 E verkoop@havep.com


Stofzuiger Vacs from the Sea, zo heten de vijf stofzuigers die Electrolux heeft gemaakt van het plastic afval uit de wereldzeeĂŤn. De stofzuigers zijn gemaakt van de plastic soep uit de Stille Oceaan, de Middellandse Zee, de Noordzee, de Indische Oceaan en de Baltische zee. Het afval werd meestal van de kust en de stranden gehaald.

38 Chemie magazine december 2010


In beeld

uit zee Met deze actie wil de Zweedse producent van huishoudelijke apparatuur bijdragen aan de discussie over de plasticvervuiling, en de industrie en consumenten aanzetten tot meer recyclen. De vijf stofzuigers belichamen volgens Electrolux de plastic paradox: de oceanen zitten vol met plastic afval, maar op het land heerst er een tekort aan gerecycled plastic.

Maar Electrolux wil de stofzuiger nóg duurzamer maken. De ambitie is om 100 procent gerecycled plastic afval te gebruiken. Momenteel zijn de kwaliteit en de logistiek echter onvoldoende om het plastic uit de oceanen te halen en te gebruiken voor massaproductie. Alleen het gerecyclede plastic consumentenafval op het land voldoet aan de veiligheids- en kwaliteitsstandaarden.

Duurzaam De stofzuiger, van het model UltraOne Green, wordt al gefabriceerd van 50 tot 70 procent gerecycled plastic afval en bevat geen pvc. De verpakking is gemaakt van 100 procent gerecycled materiaal en bevat een stofzuigerzak die volledig uit maïszetmeel is gemaakt. Ook is de motor zeer energie-efficiënt.

Participatie VNCI De VNCI participeert samen met onder meer de NRK (Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie) in een project om het probleem van de plastic soep op de kaart te zetten en te verminderen. Recycling en het gebruik van afbreekbare kunststoffen worden gezien als mogelijke oplossingen. e

december 2010 Chemie magazine 39


Plastic afval uit de Stille Oceaan, de Middellandse Zee, de Noordzee, de Indische Oceaan en de Baltische zee.

4 40 Chemie magazine december 2010

7


In beeld

Momenteel is het niet mogelijk om het plastic uit de oceanen te halen en te gebruiken voor massaproductie

december 2010 Chemie magazine 41


‘Integraal milieuoverleg overheid en bedrijven moet worden voortgezet’

Leven na het milieuconvena De milieuconvenanten uit de jaren negentig, destijds zeer vooruitstrevend, zijn dit jaar officieel afgesloten. Er komen geen nieuwe convenanten, aangezien de meeste onderwerpen zijn opgenomen in Europese wetgeving. Tekst: Loes Elshof

M

et de afsluiting van de milieuconvenanten is ook een einde gekomen aan de integrale samenwerking tussen bedrijfsleven en de overheden rond milieuzaken, zoals dat tijdens de convenantperiode plaatsvond. Bedrijven vinden dit soort overleg nog steeds belangrijk, maar wil de overheid hieraan meedoen? Overheden sloten destijds afzonderlijke convenanten met verschillende branches, waaronder met de chemie. Chemische bedrijven wisten in samenwerking met de overheid de uit-

42 Chemie magazine december 2010

stoot van milieubelastende stoffen drastisch te verminderen. De reductiepercentages betroffen inspanningsverplichtingen, maar zijn grotendeels gerealiseerd. Het Bedrijfsmilieuplan (BMP) en het milieujaarverslag waren belangrijke instrumenten in de aanpak. Ze betekenden een stimulans voor de chemische bedrijven om milieuzaken goed te regelen. Ook is door de samenwerking het vertrouwen tussen de partijen sterk toegenomen. Chemische bedrijven willen de samenwerking voortzetten.


De branchevertegenwoordiger

VNCI-beleidsadviseur LEANTINE MULDER: ‘INTEGRALE AANPAK LEVERT MEER KWALITEIT’ ‘Na de laatste vergadering rond het milieuconvenant vorig jaar, zijn de deelnemers van het IPO (Interprovinciaal overleg)-Milieu niet meer bij elkaar gekomen. Natuurlijk: het convenant is afgelopen conform de gemaakte afspraken. De VNCI hecht echter waarde aan het overleg dat door het convenant structureel was georganiseerd. Het overleg kenmerkte zich door een integrale aanpak, bij de vergunningverlening gebeurde dat via het BMP. Wij horen dat bedrijven het (bestuurlijke) overleg graag terugzien en wij pleiten voor een voortzetting van deze samenwerking – en die hoeft niet specifiek gericht te zijn op de chemie. Als je enkel een overleg per onderwerp organiseert, pak je alleen de grote thema’s en mis je een aantal kansen.’

‘De komende jaren moeten we energie steken in onder andere NOx-reductie en energie-efficiency. Afspraken over de afstemming van beleid en praktijk zijn noodzakelijk. Hoe verwerk je milieubeleid in het vergunningenbeleid? Welke prioriteiten stel je? Deze vragen zijn belangrijk voor een efficiënte uitvoering van de regelgeving. Juist ook het bedrijfsleven moet daarin meepraten. Daarbij blijft het vreemd dat je voor een milieuvergunning andere overheidspartijen treft dan voor een watervergunning. De Europese richtlijn IPPC maakt dat onderscheid niet.’ ‘Een goed voorbeeld van een integrale aanpak is het vernieuwend toezicht, waarbij een bedrijf over milieuzaken nog maar één inspectieteam op bezoek krijgt. Natuurlijk zijn er kinderziekten, maar de aanpak levert op den duur meer kwaliteit op en minder werk voor iedereen.’

De beleidsmaker

DIEDERIK DE JONG, hoofd afdeling duurzame industrie bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu: ‘GEEN NIEUW INSTRUMENT VOOR OVERLEG’

BEELD: ROY WOLFS

ant

Milieu

‘We hebben in een periode van twee jaar gekeken of er een nieuwe ronde moet komen voor de convenanten. De conclusie is dat het niet zinvol is. We willen geen nieuw instrument voor het overleg tussen overheid en bedrijven. Bovendien wordt samenwerking op een aantal terreinen, zoals de klimaatproblematiek en het duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, voortgezet. Er is hiervoor nog geen sluitende aanpak, daarom willen we graag intensief blijven samenwerken.’ ‘De onderwerpen uit het convenant zijn in een uitvoeringsspoor gekomen. Het is aan het bevoegd gezag, provincie en gemeenten, om verder te gaan. De Europese richtlijn Industriële emissies vormt hierbij een goed uitgangspunt. Natuurlijk zijn er altijd zaken waarover je moet spreken. Misschien moeten er grotere units komen waarin de kennis over interpretatie van milieuregelgeving wordt samengebracht. Het zou goed zijn als elke provincie het initiatief neemt in het overleg met een branche, gebaseerd op een natuurlijke binding: Friesland met de zuivelindustrie, Gelderland met papier- en houtindustrie. Voor Zuid-Holland kan dat de chemie zijn. Er kan een belangrijke rol zijn voor de DCMR (Milieudienst Rijnmond), die veel ervaring heeft opgedaan in de Rotterdamse regio.’ ‘Ook zonder convenant kunnen bedrijven gewoon de instrumenten blijven gebruiken. Zo zet de rubber- en kunststoffensector de jaarlijkse verslaglegging over milieuprestaties voort, omdat zij vinden dat hier een stimulans van uitgaat. Binnen het convenant werden bedrijven vaak fors ondersteund, dat kan nu niet meer. Dat is ook niet de rol van een ministerie. Ik hoop dat bedrijven bij problemen te rade gaan bij het bevoegd gezag.’ december 2010 Chemie magazine 43


Chemische bedrijven willen de samenwerking voortzetten De regionale uitvoerder MAARTEN DE HOOG, directielid DCMR: ‘INTEGRALE AANPAK VAN MILIEUONDERWERPEN NOODZAKELIJK’

‘Dankzij het convenant zijn overheid en bedrijven serieus het gesprek aangegaan. De chemie heeft zich tot een bedrijfstak ontwikkeld met een professioneel milieumanagement – en dat hoort ook zo. Toch is er nog geen stabiele situatie, omdat er weer nieuwe Europese milieuwetgeving komt. Daarom moeten overheid en bedrijven in gesprek blijven. Ik geloof niet dat VROM deze vragen alleen aan het uitvoerend gezag en bedrijven wil overlaten. Er worden bovendien in 2020 nieuwe emissieplafonds vastgesteld van bijvoorbeeld zwaveldioxide en fijnstof. Dan is weer actueel hoe we deze plafonds voor de industrie moeten realiseren.’ ‘Voor energiebesparing en energie-efficiency zijn er natuurlijk convenanten, maar ik ben voorstander van een integrale aanpak van milieuonderwerpen zoals in het convenant. Daar kun je knelpunten rond vergunningen, toezicht en energie tegelijk aanpakken. Dat is echt nodig. Een voorbeeld: regels voor bedrijven in de buurt van een natuurgebied zijn aangescherpt. Nu gaat het uitvoerend gezag per gebied verschillend om met deze regels. Dat is niet goed. De overheid moet met één mond spreken naar bedrijven. En een vaste termijn aangeven waarbinnen verbeteringen moeten zijn gerealiseerd. Als het Rijk vooraf instemt met afspraken op brancheniveau, kunnen de bedrijven de reductielast op diverse onderdelen – lucht, water, afval – over een periode verdelen. Zo kunnen zij prioriteiten leggen.’ ‘Mogelijk kan elke provincie één branche waarin sprake is van milieubelasting onder haar hoede nemen. Wel moet je voorkomen dat de ene provincie de andere voor de voeten loopt. Het moet in een dergelijk overleg niet gaan over individuele gevallen, maar over algemene richtlijnen. Tegelijk moet de ruimte voor de bedrijven om het milieu te belasten zo klein mogelijk blijven. Ik zou er zelf een rol in willen spelen als het echt ergens over gaat: bijvoorbeeld de emissies NOx terugbrengen met een bepaald percentage. Tot slot zijn de regionale uitvoeringsdiensten (rud’s) voor vergunningen, toezicht en handhaving van ‘VROM-regels’ van belang. Deze rud’s gaan werken zoals DCMR in Zuid-Holland. Onze kracht is ook vooral regionaal gericht. Blijkbaar werkt die formule.’

44 Chemie magazine december 2010

De bestuurder

ERIK VAN HEIJNINGEN, milieugedeputeerde van de provincie Zuid-Holland en voorzitter van het Interprovinciaal overleg (IPO)-Milieu: ‘IN VROEG STADIUM AFSPRAKEN MAKEN’ ‘Uit ervaring zeg ik dat regelmatig overleg tussen overheid en chemie van grote toegevoegde waarde is. Regeren is vooruitkijken, dat geldt zowel voor de overheid als het bedrijfsleven. Het komt het milieu ten goede om juist in een vroeg stadium de ontwikkelingen te verkennen, oplossingen te benoemen en afspraken te maken over implementatie. Ik zeg dus: doen.’

De milieucoördinator

HANS PORRE, werkzaam bij Teijin Aramid in Delfzijl, deelnemer werkgroep milieu: ‘EÉN KEER JE VERHAAL VERTELLEN’ ‘Het voordeel van een gezamenlijk platform voor overheid en bedrijven is dat je diverse belangen afstemt tijdens de beleidsontwikkeling. Dat je één lijn inzet, waarna de uitvoering start. In de uitvoering van het stoffenbeleid, zie je dat overheden soms een andere aanpak hebben. Ook de landelijke overheid loopt tegen het probleem van versnippering aan, de relevante thema’s voor de chemie zijn bij verschillende ministeries ondergebracht. Een extra moeilijkheid is dat de schaal van milieuproblemen verschillend is. Bij water heb je het over een stroomgebied, bij natuur over een natuurgebied. Hierdoor ontstaan verschillen in de behandeling van bedrijven, maar dat mag niet. Je moet overkoepelend aan de slag gaan. Het bedrijfsleven doet dat ook; de chemie en de metaalindustrie vergaderen in dezelfde taakgroep over lozingseisen.’ ‘Ik begrijp niet waarom VROM het overleg over milieuzaken niet wil voortzetten. Maar wij zien ook positieve ontwikkelingen: de arbeidsinspectie ondersteunt bedrijven in het veilig werken met chemicaliën. De ambtenaren van Rijkswaterstaat Noord-Nederland denken met ons mee hoe je pragmatisch moet omgaan met de nieuwe regelgeving. Hierdoor worden werkbare milieunormen opgenomen in de vergunningen.’ ‘De Bedrijfsmilieuplannen zijn niet langer verplicht, maar deze plannen zorgden wel voor een stakeholder engagement. Hierdoor blijven partijen in een open proces met elkaar in gesprek. Dat is een goed concept. We hebben op deze wijze met succes een groot aantal partijen in Delfzijl om tafel gebracht rond de vraag: wat vind jij belangrijk? Dit willen wij in 2012 herhalen. Goede initiatieven zijn ook de landelijke stoffendag van de VNCI of een Wereldwaterdag, waar overheid en bedrijven aanwezig zijn. Zo kun je inzicht in elkaars belangen krijgen en heel wat bereiken.’ p


Met het Gold Standard certiďŹ caat steunt u duurzame energieprojecten over de hele wereld, om de CO2-uitstoot van uw bedrijf zo veel mogelijk te compenseren. Deze projecten leveren naast CO2-reductie ook een bijdrage aan het milieu, de samenleving en de lokale economie. Bereken uw CO2-uitstoot op essent.nl/grootzakelijk.

Het Gold Standard certiďŹ caat. Essent levert.


invoering maatregelen tankopslag brandbare vloeistoffen loopt achter

Vijf jaar

na Buncefield In 2008 hebben de overheid en het bedrijfsleven samen de veiligheidseisen voor de opslag van brandbare vloeistoffen in grote opslagtanks aangescherpt naar aanleiding van de grote explosie en brand in het Engelse Buncefield-oliedepot in 2005. Het invoeren van de zogenoemde Buncefieldmaatregelen loopt bij de bedrijven echter traag. Wat is daarvan de oorzaak? Tekst: Erik te Roller

46 Chemie magazine december 2010


Veiligheid

I

n de vroege ochtend van 11 december 2005 raakte een opslagtank in het grotendeels geautomatiseerde Buncefield-oliedepot overvuld met benzine. De tank stroomde over zonder dat de operators dit merkten, omdat de niveaumeter en overvulbeveiliging faalden. De overstromende benzine verdampte gedeeltelijk en vormde op die manier een explosieve nevel die zich over het terrein verspreidde. Na drie kwartier volgde een zware explosie en een grote brand waarbij 45 mensen gewond raakten, waarvan twee ernstig. In 2007 rondden de Britse autoriteiten het onderzoek naar de oorzaak van de ramp af en kwamen met aanbevelingen om tanks beter tegen overvulling te beveiligen.

PGS 29-richtlijn

Vlak voor de Buncefield-ramp waren de Nederlandse eisen voor de opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks in overeenstemming gebracht met de best beschikbare technieken van dat moment en vervat in de PGS 29-richtlijn (PGS staat voor publicatiereeks gevaarlijke stoffen). ‘Vervolgens zijn in 2007 de Britse aanbevelingen naast de PGS-29-richtlijn uit 2005 gelegd. De verschillen bleken klein te zijn. Een aantal zaken moest worden aangescherpt, zoals de beveiliging tegen overvulling. Dit leidde tot een herziening van de PGS-29 in 2008,’ zegt Stan Smeulders, projectleider externe veiligheid van de VROM-inspectie, sinds kort onderdeel van het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu. De PGS-29 beschrijft de best beschikbare technieken voor de opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks. Het gaat onder andere over de fundering, de dijk om de tankput heen, de blusvoorzieningen en de instrumentele beveiliging. ‘Bij de VROM-inspectie hebben we in 2008 vervolgens twintig milieuvergunningen van bedrijven met tankopslag tegen het licht gehouden. Hierbij bleek dat enkele belangrijke nieuwe voorschriften uit 2005 nog niet in de vergunningen waren opgenomen. Zorgelijk, omdat er al drie jaren waren verstreken sinds de Buncefield-ramp en omdat een vergelijkbaar scenario in Nederland zeker niet ondenkbaar is. Om de achterstand aan te pakken, hebben we besloten de zaak samen met de betrokken ministeries, provincies, gemeenten en brancheverenigingen te gaan oplossen. Met die partijen, waaronder de VNCI, hebben we in februari 2010 een plan van aanpak opgesteld.’

foto: anP

GaP-analyse

Het plan van aanpak ging op 1 maart 2010 van start. Een belangrijk onderdeel van deze aanpak is de zogenoemde GAP-analyse die de bedrijven zelf uitvoeren. Ze gaan hierbij na welke technische en orga-

nisatorische maatregelen ze hebben genomen om de vloeistoffen veilig te kunnen opslaan, of ze hiermee aan de laatste eisen voldoen en zo niet, wat ze nog moeten doen om wel aan die eisen te voldoen en wanneer ze daaraan kunnen voldoen. Eind augustus hadden de betrokken bedrijven hun GAP-analyse en verbeterplannen voor beoordeling bij de provincies en gemeenten moeten inleveren, maar slechts enkele bedrijven hebben dat gedaan. De overige hebben om uitstel gevraagd of niets van zich laten horen. Kemira Polymers Manufacturing, producent van onder meer acrylamide, was op tijd. ‘Bij ons bleken acht tanks onder PGS-29 te vallen,’ zegt Richard de Krieger, EHSQ Coordinator van het bedrijf. ‘De PGS-29 telt 87 bladzijden met 270 voorschriften. Daarom was het handig dat de DCMR Milieudienst Rijnmond als vergunningsautoriteit een tabel in Excelformaat stuurde, waarmee we de zaken puntsgewijs konden checken en waaraan we ook extra kolommen met informatie konden toevoegen. Uit onze analyse bleek, dat we op enkele punten na aan alle voorschriften voldeden. Aan de DCMR hebben we eind augustus voorgesteld om een risicoanalyse te maken van de zaken waarmee we afwijken van de richtlijn. Brandbeveiligingssystemen moeten bijvoorbeeld op een voorgeschreven wijze tegen hitte zijn beschermd. Als we bij ons afwijkende situaties tegenkomen, willen we met een risicoanalyse nagaan of aanvullende maatregelen vanwege de veiligheid wel nodig zijn. Zo ja, dan brengen we ze aan en zo nee, dan stellen we voor het zo te laten, waarbij we dit wel goed beargumenteren met de uitkomsten van onze risicoanalyse en dat schriftelijk vastleggen.’

Database

Kemira voert met een team van specialisten in totaal vijf risicostudies uit en verwacht hiermee eind juni 2011 klaar te zijn. ‘De risicoanalyses en alle maatregelen die er uit voortkomen leggen we vast in een database. Bij elke maatregel staat wanneer die genomen moet zijn en welke persoon hiervoor aanspreekbaar is. Op die manier borgen we dat het allemaal op tijd gebeurt.’ ‘Een belangrijke nieuwe eis naar aanleiding van de Buncefield-brand is, dat er een onafhankelijk werkende overvulbeveiliging moet zijn naast de normale niveauregeling,’ zegt Robert Ruigrok van de DCMR. ‘Maar ook dat is niet voldoende. Uit de analyses van grote incidenten blijkt, dat de veiligheidsbarrières toch zijn doorbroken, doordat opeenvolgende veiligheidsmechanismen faalden en dat is weer terug te voeren op fouten in de

e

december 2010 Chemie magazine 47


foto: anP

invoering loopt trager door vernieuwing vergunningen

‘Een vergelijkbaar scenario als Buncefield is in Nederland zeker niet ondenkbaar’

‘De VNCi erkent de vertraging met het invoeren van de Buncefield-maatregelen. Dat is jammer, en vervelend dat we dat niet eerder geconstateerd hebben, maar ook begrijpelijk,’ zegt Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker veiligheid bij de VNCi. ‘Overigens is het niet zo dat de veiligheid staat of valt met het op orde hebben van een actuele vergunning. Het Buncefield-ongeval was vooral het gevolg van gebrek aan onderhoud en het niet opvolgen van tekortkomingen op het gebied van instrumentatie, zoals valse alarmen. Dit zijn organisatorische zaken waar de meeste bedrijven lering uit getrokken hebben direct na de eerste analyse van het Buncefield-ongeval. Dat nu besloten is om meteen een integrale update van de vergunningen te maken naar de 2008-versie van de PGS 29, vertraagt het proces wel. Vaststellen of een bedrijf PGS 29-proof is, is geen sinecure, want de nieuwe PGS 29 bevat 270 voorschriften die weer verwijzen naar een kleine honderd verschillende normen. En die normen zijn in veel gevallen weer bijgewerkt sinds de vorige PGS 29-versie. De beoordeling voor één tank vergt al een veel werk, laat staan die van een heel tankopslagpark. ik ga er echter van uit dat bedrijven dit project nu goed op het netvlies hebben en er serieus aan werken, zodat we dit project medio 2011 kunnen afronden.’

organisatie. Er moet een organisatie zijn, die de meetinstrumenten op gezette tijden inspecteert en onderhoudt om de faalkans zo laag mogelijk te maken. Verder is belangrijk dat vloeistofstromen bij opslaan altijd in de juiste tanks terechtkomen, het opvangbassin rondom de tank groot genoeg is en lekken van de tank gedetecteerd kunnen worden.’

Controle

De DCMR regelt en verleent omgevingsvergunningen of milieutoestemmingen in de Rijnmond namens de provincie Zuid-Holland en enkele gemeenten. De dienst beoordeelt ook de GAP-analyses van de bedrijven. ‘We kijken eerst of de analyse is uitgevoerd door deskundige mensen. Daarna kijken we bij een voorstel om af te wijken van de voorschriften, welke criteria een bedrijf hiervoor hanteert. Verder voeren we een inspectie uit om te kijken hoe het staat met de beveiliging van de opslagtanks. Ten slotte beoordelen we de organisatie rondom de beveiliging. De beveiligingen mogen geen onderdeel zijn van een regelkring.’ ‘De DCMR gaat actief controleren. Wij hebben een lijst met bedrijven die al een GAP-analyse hebben uitgevoerd en bedrijven die dat nog niet hebben gedaan. Die lijst sturen we ook naar de VNCI en de andere brancheorganisaties. In totaal gaat het om 50 bedrijven. Begin februari maken we een tussenbalans op aan de hand van de GAP-analyses en uitgevoerde inspecties. We brengen de bedrijven dan onder in drie categorieën: koplopers, middenmoters en achterblijvers. Daarna gaan we de vergunningen van de betrokken bedrijven zo snel mogelijk aanscherpen, te beginnen bij de achterblijvers,’ aldus Ruigrok. 48 Chemie magazine december 2010

Dat bedrijven achterlopen op schema heeft volgens hem te maken met de beoordeling van de afwijking van de voorschriften. ‘De PGS-29 is geen richtlijn gericht op een doel, maar een richtlijn gericht op maatregelen. In de praktijk blijkt dat bedrijven soms andere dan de voorgeschreven maatregelen hebben genomen om de veiligheid te garanderen. Zodra ze dat constateren, moeten ze een afwijkingsvoorstel maken en dat beargumenteren met een risicoanalyse. Vervolgens moeten het bevoegd gezag die voorstellen beoordelen. Soms is er ook sprake van verschil in de interpretatie van bepaalde voorschriften. Om dat alles zorgvuldig af te handelen kost veel tijd.’

Taskforce

Smeulders: ‘Het tijdschema van het plan van aanpak blijkt nu te ambitieus. Het maken van de analyse, het opstellen van de implementatieplannen door de bedrijven en het laten beoordelen daarvan door de bevoegde gezagen kost meer tijd dan verwacht. In oktober hebben we binnen de taskforce van overheid en bedrijfsleven afgesproken, dat we dit niet eind maart maar uiterlijk voor de zomer van 2011 zullen afronden. Op dat moment zullen we als VROM-inspectie nagaan of we met deze aanpak voldoende vooruitgang boeken. Alle maatregelen worden direct of later in de vergunning opgenomen. Voor de termijn waarbinnen bedrijven de zaak op orde moeten hebben, willen we in gelijke gevallen landelijk één lijn trekken, zodat de aanpak niet per regio verschilt. De hele exercitie leidt ertoe, dat straks de opslagtanks in het hele land van de nodige beveiligingen zijn voorzien, zodat de kans dat het een keer misgaat veel geringer is.’ p



2010 IN VOGELVLUCHT

FOTO:SHUTTERSTOCK

In 2010 krabbelde Nederland langzaam op uit de economische crisis en duikelde vervolgens in een ernstige, politieke crisis. In oktober beklom het kabinet-Rutte de bok. Nu is er een heel scala aan nieuwe regels in de maak. In de tussentijd ging bij de VNCI het werk gewoon door. De belangrijkste wapenfeiten op een rij. Tekst: Esther Rasenberg

MILIEU

INVOERING NIEUWE IPPC Op 7 juli ging het Europees Parlement akkoord met de Richtlijn Industriële Emmissies (RIE). Deze bundelt meerdere richtlijnen en richt zich op meer transparantie. Milieubeleidsmedewerker Leantine Mulder: ‘De richtlijn wordt begin 2011 gepubliceerd en na 2 jaar worden de nieuwe regels van kracht. Voor die tijd moet Nederland de richtlijn in de nationale wetgeving hebben geïmplementeerd. De overheid wil daarvoor het activiteitenbesluit gebruiken, hoewel dat in eerste instantie speciaal is ontwikkeld voor kleine bedrijven. Het bedrijfsleven heeft daar eerder dit jaar al bezwaar tegen gemaakt omdat dit leidt tot extra lasten voor IPPCbedrijven.’

missie op de hoogte worden gesteld. In de toekomst wordt de definiëring van de Best Beschikbare Technieken verder uitgewerkt. Het is van belang dat de voorwaarden goed worden begrepen door de vergunningverlener en de industrie. We moeten voorkomen dat er te streng wordt geoordeeld,’ zegt Mulder. Verder is afgesproken dat nieuw structureel overleg met de overheid wordt opgezet.

Water

‘Ten slotte heeft de VNCI voor het onderwerp water in 2010 samenwerking gezocht met de Vereniging Energie Milieu en Water (VEMW). Op 4 november was er een gezamenlijke bijeenkomst over de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water.’

Wijziging

Een belangrijke wijziging in de RIE is dat de BREF-waarden leidend moeten zijn voor vergunningverlening. Een BREF is het document waarin de Best Beschikbare Technieken (BBT) zijn beschreven. ‘Als van die regels wordt afgeweken, moet de Europese Com50 Chemie magazine december 2010

Leantine MulderBoeve


Terugblik

STOFFEN

ALLES IN HET TEKEN VAN REACH Sinds 1 december zijn REACH en CLP (Classification, Labelling en Packaging) van kracht. Dit jaar stond vooral in het teken van de voorbereidingen. ‘De VNCI heeft veel gedaan aan voorlichting. We hebben circulaires verstuurd, workshops georganiseerd en enkele honderden vragen beantwoord via onze helpdesk,’ zegt stoffenexpert Dirk van Well.

TRANSPORT, VEILIGHEID EN GEZONDHEID

ENERGIE EN KLIMAAT

Afgelopen zomer deed de Arbeidsinspectie onderzoek naar de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen. Bij de helft van de chemische bedrijven werden tekortkomingen geconstateerd bij de bescherming van medewerkers.

Door de economische crisis was het energiegebruik lager. Diezelfde crisis leidde ook tot terughoudendheid voor het doen van grote investeringen in efficiënter energiegebruik.

CHEMIE PRESTEERDE ONDER DE MAAT

In december zijn de belangrijkste industrieproducten (stoffen in hoeveelheden van > 1000 ton/jaar) en de Carcinogene, Mutagene, Reproductietoxische en milieugevaarlijke stoffen geregistreerd. Ook de indeling en etikettering van alle gevaarlijke stoffen is aangepast. Ten slotte zijn ook de veiligheidsinformatiebladen gewijzigd.

Beleidsmedewerker transport, veiligheid en gezondheid Macco Korteweg Maris: ‘Dat was schrikken en dat moet op korte termijn echt beter. Het gaat hier namelijk om een basiseis. Wij gaan nu waarschijnlijk een bijeenkomst organiseren waar bedrijven die goed scoren, andere bedrijven helpen met verbeteringen. Veel leden hebben mogelijk te simpel gedacht en te weinig gestructureerd nagedacht over de blootstellingsbeoordelingen.’

Discussie

Basisnet

In januari startte een Directors Contact Group (DCG) met vertegenwoordigers van de Europese Commissie, het ECHA en de Europese brancheverenigingen. Doel was vast te stellen waar voor bedrijven voor de registratie van chemische stoffen de belangrijkste knelpunten liggen. Daarvoor worden vervolgens oplossingen aangereikt. De VNCI speelde een actieve rol in discussies over het oplossen van de uitvoeringsproblemen van DCG. Speciale aandacht ging uit naar het veiligstellen van de levering van grote hoeveelheden stoffen aan downstreamgebruikers.

Stroomlijning

Van Well: ‘We zijn niet tevreden over de voortgang van de discussie over de stroomlijning van het stoffenbeleid. Uiterlijk in 2012 zal de Europese Commissie voorstellen doen om wettelijke communautaire instrumenten, gericht op stoffen, beter af te stemmen op REACH. In 2011 gaan we door met de afstemming van diverse stoffenregels op REACH en CLP. De discussie over het verbeteren van de uitvoering van REACH en CLP wordt ook voortgezet met het oog op de deadlines van 2013 en 2018. Maar daarnaast maken wij ons er ook sterk voor dat een aantal nationale stoffenregels, zoals die in de arboregelgeving en het Nederlandse emissiebeleid, beter op de Europese regels is afgestemd. ’

Dirk van Well

Het Basisnet Spoor moest eind 2010 klaar zijn, maar dat is net niet gelukt. Op de valreep ontstonden er nog problemen met name door herroutering van stofstromen. Daarbij gaat het aspect geluid op het spoor een steeds nadrukkelijkere rol spelen. Een ander probleem is de internationale afstemming met onder andere België en Duitland. Zij moeten van de Europese Unie vrije doorgang verlenen, maar dat ligt gevoelig.’

Gevaarlijke stoffen

‘Ook de nieuwe regels voor de opslag van gevaarlijke stoffen en brandblusinstallaties vroegen om aandacht. De regels zijn namelijk niet goed afgestemd op onze bedrijfstak. Nieuwe Publicatiereeksen Gevaarlijke Stoffen (PGS’en) worden ook in razend tempo ingevoerd en dat is zorgelijk. Het is ondoenlijk om dat in dit tempo zorgvuldig te doen. Wij hebben bij de overheid aangegeven dat het allemaal veel te snel gaat. Als de regels niet deugen, krijgen we later problemen met de handhaving.’

BRZO

Begin december startte de eerste sessie van de bedrijfsopleiding voor BRZO-coördinatoren (Besluit Risico’s Zware Ongevallen). Daar is de VNCI heel blij mee. Dat zal het begrip tussen de overheid en bedrijven beslist vergroten,’ besluit Korteweg Maris.

Macco Korteweg Maris

EFFICIENCY EN EMISSIEHANDEL BEPAALDEN DE AGENDA

‘Voor bedrijven is het businessperspectief doorslaggevend om te investeren, ook als het gaat om energie-efficiëntie en minder CO2uitstoot. Uit de energie-efficiëntie plannen (EEPs) die de bedrijven in 2010 opstelden in het kader van de MEE- en MJA3-convenanten bleek dat een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar is. Toch worden veel maatregelen worden als onzeker aangemerkt,’ zegt interimspeerpuntmanager Energie en Klimaat Jan Berends. Een goed voorbeeld is warmtekracht koppeling (WKK). Berends: ‘Vanwege grote onzekerheden over de prijs voor CO2, aardgas en elektriciteit werden investeringen onhaalbaar. Daarmee dreigt een fors potentieel aan energiebesparing, goed voor meer dan drie miljoen ton CO2-reductie, onbenut te blijven. In een voorstudie is onderzocht welke opties voor energiebesparing en CO2-reductie tot 2030 mogelijk zijn. In 2011 worden die verder uitgewerkt in een Routekaart.’

CO2

De Europese regels voor toewijzing van CO2emissierechten in 2013–2020 zijn verder uitgewerkt. Er zijn echter nog veel zaken onduidelijk, bijvoorbeeld hoe het veilen van emissierechten zal werken en de hoogte van de CO2-prijs. Berends: ‘Door het uitblijven van wereldwijde afspraken over de uitstootvermindering van CO2 blijven wij beducht voor aantasting van het level-playing-field.’ Verder bleek dat de opslag van CO2 op te veel weerstand vanuit de samenleving stuit en zijn er problemen met de vergunningverlening ontstaan. De proefprojecten in Barendrecht (Shell) en Geleen (DSM) zijn voorlopig van de baan. Op 1 december is Reinier Gerrits bij de VNCI gestart als speerpuntmanager Energie en Klimaat.

Jan Berends

december 2010 Chemie magazine 51

e


INNOVATIE EN ONDERWIJS CHEMIE OP DE KAART GEZET

RESPONSIBLE CARE EN DUURZAAM ONDERNEMEN DUURZAAMHEID HEEFT MARKTWAARDE GEKREGEN

‘Tijdens de crisis is duurzaamheid vol op de agenda blijven staan. Bij de bedrijven heeft het thema duidelijk marktwaarde gekregen. Duurzaamheid is nu echt doorgedrongen tot de kern van de business,’ zegt beleidsmedewerker Responsible Care en Duurzaam Ondernemen Sjoerd Looijs. Looijs: ‘Ik signaleer een verzakelijking van duurzaamheid. De maatschappij vraagt steeds meer. Niet voor niets controleert een externe partij (KPMG) ons Responsible Care rapport. Een belangrijk aspect daarbij is de openheid van de sector over de toekomstplannen. Daarnaast is VBDO (Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling) betrokken bij de professionalisering van de dialogen met stakeholders die de VNCI jaarlijks organiseert. Opvallend is ook dat steeds meer stakeholders gaan vragen om een ranking van bedrijven.’

Scoren

‘Voor ons gaat het er overigens niet om hoe goed of hoe slecht een bedrijf scoort. Van belang is de wil om te verbeteren. Net als andere jaren heeft de VNCI het Responsible Care rapport gepubliceerd en de Responsible Care prijs uitgereikt.’

Transparantie

‘Verder hebben we dit jaar gewerkt aan meer transparantie in Responsible Care. Via internet is voor het eerst de Responsible Care vragenlijst onder de leden uitgezet. Bij sommige bedrijven duurt het lang voordat we de vragenlijst terugkrijgen. Je ziet dat bedrijven tijd nodig hebben om het proces intern te regelen. Voorheen stelden we de vragen aan de productiesites, nu hebben we ook de business benaderd. Dat is een kwestie van wennen. Ik verwacht dat dat volgend jaar veel soepeler zal verlopen.’

Sjoerd Looijs

52 Chemie magazine december 2010

ECONOMIE

AFTRAP WERVING CHEMIEBEDRIJVEN Op economisch gebied was 2010 een spannend jaar. Zou het herstel structureel blijken? In plaats van lijdzaam af te wachten, koos de chemische sector voor de aanval. BV Nederland startte met de werving van internationale bedrijven en de VNCI deed mee. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) van het ministerie van Economische Zaken op advies van het Innovatie Platform startte deze zomer met een Cluster Strategische Acquisitie (CSA). Doel is om binnen drie jaar acht nieuwe chemiebedrijven naar Nederland te halen. Speerpuntmanager Economie Rein Coster is voor een aantal dagen per week gedetacheerd bij de NFIA. In dat verband bracht hij in oktober een bezoek aan Mumbai in India om samen met het regionale kantoor van de NFIA voor leads te zorgen. ‘Er wordt door de VNCI ook een ketenstudie uitgevoerd naar de chemische industrie. Daaruit zal blijken wat er in de Nederlandse keten ontbreekt en waar we sterk in zijn. Op basis van die kennis kunnen we gericht bedrijven benaderen.’

Schaarste

‘Ook zijn we aan de slag gegaan met de schaarste aan grondstoffen. De VNCI wil dat haar leden een goede toegang hebben tot alle noodzakelijke grondstoffen. Dit kan via het sluiten van de kringloop, het zogenoemde urban mining. Maar we richten ons ook op de politiek: het beleid van China om de uitvoer van alle strategische grondstoffen te beperken, baart ons zorgen. ‘Het is dit jaar helaas niet gelukt om de Europese import duties op bio-ethanol te verlagen. Dat is nodig om de chemische industrie te vergroenen en dus zeker een item voor volgend jaar,’ besluit Coster.

Rein Coster

Op het gebied van Innovatie en Onderwijs ontstonden in 2010 veel nieuwe initiatieven en samenwerkingsverbanden. De inspanningen van de Regiegroep Chemie wierpen vruchten af en de chemische sector is in Nederland goed op de kaart gezet. Speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie Nelo Emerencia is tevreden met de behaalde resultaten. ‘De uitvoering van het sectorplan natuur- en scheikunde van de CommissieBreimer is goedgekeurd door minister van OCW en start in 2011.’ Het sectorplan beoogt een structurele versterking van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de natuur- en scheikunde aan de algemene en technische universiteiten.

Pilots

Ook de sectorinvesteringsplannen voor mbo en hbo van de commissies Hermans en De Boer werden goedgekeurd. Chemie, Water en Hightech Automotive Systems werden als pilot geselecteerd en mochten al in 2010 projecten indienen. De chemische sector bleek daarin het meest actief. Verder heeft de VNCI een Beleidsgroep Onderwijs opgericht die als klankbord gaat dienen voor alle onderwijsactiviteiten en daarover advies uitbrengt aan het bestuur.’

Innovatie

Op het gebied van innovatie is met succes het innovatieprogramma Technology Areas for Sustainable Chemistry (TASC) ingediend. Daarnaast is er een Institute for Sustainable Process Technology (ISPT) opgericht dat scheidingstechnologieën en procesintensificatie gaat combineren. Verder is dit jaar het Center for Open Chemical Innovation (COCI) Chemelot gestart. Helaas is de COCI Weesp afgeblazen.

Samenwerking

Ten slotte is er een samenwerking ontstaan tussen de chemische sector en Agro en Papier/karton. Er is gewerkt aan een gemeenschappelijke visie op de biobased economie. p

Nelo Emerencia


$ " " # # " ! " # ! " "

"

$ * -

' ) ! " # --- + %%' ) ! " # &$ $ . '&+ + ( ) * '& & ! # ) ! &# '& , & ) #


Het hart van de BASF Group in Ludwigshafen

Zonnepaneel van DSM met antispiegellaag, waardoor de zonnestralen maximaal geabsorbeerd worden

Foto: BASF

‘We zien het als erkenning voor wat we op gebied van duurzaamheid doen’

Groene index niet De Dow Jones Sustainability Index is de laatste tijd vanwege een fout in de beoordeling onderwerp van discussie. Hoe kijken chemiebedrijven er tegenaan? ‘Het belangrijkste is dat bedrijven vooruitkomen op het gebied van duurzaamheid. De Dow Jones Sustainability Index is daarbij een hulpmiddel,’ aldus Fokko Wientjes van DSM. Tekst: Erik te Roller

publiekelijk toe te geven fouten te hebben gemaakt en de indexen te herberekenen. Dat valt te prijzen en wij hebben dan ook nog steeds vertrouwen in de aanpak van SAM.’ Een woordvoerder van AkzoNobel laat weten dat het concern in gesprek is met SAM over een verbeterde aanpak. Het concern wil daarom niet verder ingaan op de discussie rondom de Dow Jones Sustainability Index. BASF staat voor het tiende achtereenvolgende jaar in de top tien van duurzaamste chemiebedrijven ter wereld. ‘Wij zijn tevreden over de manier waarop het gaat’, zegt woordvoerder Jasmijn Degen.

Punten

inds 2004 heeft DSM aan de top gestaan van de chemiesector in de Dow Jones Sustainability World Index, met uitzondering van 2007 en 2008 toen DSM geklopt werd door AkzoNobel en BASF. Dit jaar werd eerst AkzoNobel tot nummer één uitgeroepen door SAM, de Zwitserse vermogensbeheerder die voor Dow Jones de ranglijsten op het gebied van duurzaamheid opstelt. Begin november maakte SAM echter bekend, dat er bij de invoering van nieuwe software fouten waren gemaakt. Na herberekening van de scores bleek niet AkzoNobel maar DSM ’s werelds duurzaamste chemieconcern van 2010 te zijn. Pijnlijk voor AkzoNobel, waar de prestatiebonussen van de top mede gekoppeld zijn aan de plaats in de Dow Jones Sustainability Index.

Voor deelname aan de index hoeft een bedrijf niets te betalen. Wel moeten er mensen vrijgemaakt worden om alle informatie aan te dragen waarom SAM vraagt. Het gaat in eerste instantie om het invullen van een enquête met zo’n honderd multiple-choice-vragen. Een lid van de Raad van Bestuur zet zijn of haar handtekening eronder en verklaart hiermee dat de vragen naar waarheid zijn beantwoord. Daarnaast neemt een analist van SAM publicaties van het bedrijf door, zoals jaarrekening, sociaal jaarverslag, duurzaamheidsverslag, veiligheid- en milieurapporten en andere rapporten. Verder kijkt de analist naar alles wat er over het bedrijf in het afgelopen jaar is gepubliceerd. Aan de hand daarvan deelt SAM het bedrijf punten toe op verschillende terreinen van duurzaamheid. Net als bij een marktonderzoek krijgt het bedrijf naderhand een terugkoppeling over de eigen score ten opzichte van het gemiddelde en de hoogste score van bedrijven.

Tevreden

Waardering

S

Wientjes ‘Die fout bij de beoordeling is natuurlijk heel vervelend voor de bedrijven die daardoor lager zijn geëindigd of uit de index zijn gevallen. Toch heeft SAM besloten om 54 Chemie magazine december 2010

‘Het voordeel van meedoen aan de Dow Jones Sustainability Index is, dat je je op het gebied van duurzaamheid kunt vergelijken met andere partijen. Je kunt zien waar je goed


Foto: DSM

Duurzaamheid

‘Voordeel van de Dow Jones Sustainability Index is dat je je kunt vergelijken’

in bent en waarin je zwakker staat. Ook zie je wie in de industrie leidend is op een bepaald onderdeel. Die kun je benaderen om collegiaal informatie mee uit te wisselen. Op die manier hebben we vanuit DSM ook regelmatig contact met AkzoNobel. Ook praten we altijd achteraf met de analist van SAM, die toelicht waar hij of zij de verschillende scores op baseert,’ verklaart Wientjes. ‘Veel waardering krijgt DSM voor de ontwikkeling van de zogenoemde ECO+ producten. Tachtig procent van onze innovatie is nu gericht op nieuwe producten en oplossingen, die een betere ecologische voetafdruk hebben dan die van de concurrentie.’ Bij DSM draait echter niet alles om de benchmarks. ‘De index is voor ons niet heilig. Ons primaire

t heilig

doel is een duurzame business op te bouwen. Maar het meedoen aan de index stimuleert zeker,’ voegt Wientjes eraan toe. Degen: ‘Dat BASF al tien jaar lang in de top tien staat, draagt ten eerste bij aan de reputatie van het concern. Ten tweede zien we het als erkenning voor wat we op gebied van duurzaamheid doen. Zo heeft BASF een ecoefficiency-analyse ontwikkelt, waarmee we zowel de economie als de milieu-effecten van nieuwe producten en processen doorlichten. Een tweede gereedschap is de SEEBALANCE, die de sociale factoren van nieuwe ontwikkelingen meeneemt. Van de eco-efficiency analyse maakt nu ook Teijin Aramid gebruik. Verder hebben we waardering gekregen voor ons risico- en crisismanagement. Tijdens de economische crisis bleef duurzaamheid een geïntegreerd onderdeel van onze strategie en activiteiten.’

Transparantie

Volgens Wientjes zal meer openheid van SAM over de scores van diverse bedrijven eerder tot een overkill aan informatie leiden dan tot meer transparantie. ‘De criteria die SAM hanteert, zijn al openbaar. De individuele scores van de bedrijven niet, maar wat schiet je ermee op als de scores van de leidende bedrijven op onderdelen kunt vergelijken? Die wijken minder van vijf procent van elkaar af. Dat zijn marginale verschillen. Ik ben geen tegenstander van meer transparantie, maar veel heil zie ik er niet in. Alleen als een score dramatisch afwijkt, zal het nieuwswaarde hebben, maar dan valt een bedrijf ook gelijk uit de index.’ Wientjes is wel voorstander van standaardisatie op het gebied van duurzaamheidsindexen. Naast de index van Dow Jones bestaan er inmiddels al meer dan honderd andere indexen. ‘Enkele indexen zouden meer dan voldoende zijn. Voordeel van de Dow Jones Sustainability index is dat die heel breed kijkt, niet alleen naar veiligheids- en milieuzaken en duurzame productontwikkeling,

maar ook naar zaken als risicomanagement, personeelsbeleid, relaties met klanten en ondernemingsbestuur.’

Kijk op gezondheid

Hij is het niet eens met de stelling, dat de plaats in de index afhankelijk is van het aantal mensen wat een bedrijf kan vrijmaken om informatie te verzamelen voor SAM. ‘Als dat zo was, zouden de grootste chemiebedrijven altijd bovenaan staan.’ De index evolueert geleidelijk. DSM mist nog de nieuwe kijk op gezondheid. ‘SAM kijkt nog vooral naar ziekteverzuim en de aanpak daarvan. Wij richten ons meer op gezond leven, zoals de balans vinden tussen inspanning en ontspanning. Wij reiken middelen aan om medewerkers te helpen een leven te leiden waarbij ze beter in hun vel zitten. Dat leidt vanzelf tot minder ziek zijn. Over dit soort ontwikkelingen gaan we graag de dialoog met SAM en Dow Jones aan. We vinden dat Dow Jones moet waarschuwen als het met nieuwe vragen komt, want dan kunnen bedrijven daarop anticiperen. Het belangrijkste is immers dat bedrijven vooruitkomen op het gebied van duurzaamheid. De Dow Jones Sustainability Index is daarbij een hulpmiddel,’ aldus Wientjes. p

Transparantie kan beter ‘De Dow Jones Sustainability Index is één van de beste duurzaamheidsindexen, maar er valt zeker nog wat aan te verbeteren’, zegt Geert Ritsema, coördinator internationale projecten bij Milieudefensie. ‘Een zwak punt is de zogenoemde best in class benadering: als een olieconcern nummer één staat, dan doet hij het op milieugebied iets beter dan zijn concurrenten, maar dit betekent niet dat hij het in absolute zin goed doet. Naar ons idee is namelijk geen enkel olieconcern duurzaam bezig. Ze zijn bijvoorbeeld overgegaan tot het winnen van teerzanden, waarbij meer CO2 vrijkomt. Beter is om rapportcijfers te geven, waarbij een groeiende CO2-voetafdruk best flink wat minpunten mag opleveren. Ook is er weinig transparantie. Zonder speurwerk van Het Financieele Dagblad zouden we bijvoorbeeld niet weten, waarom Shell dit jaar uit de index is gevallen. Waarom maakt Dow Jones het achterliggende rapport niet openbaar? Naast de scores geven vooral de overwegingen en kanttekeningen van SAM inzicht in de duurzaamheidsprestaties. Dat biedt ons als Milieudefensie mogelijkheden om een bedrijf aan te sporen zich op bepaalde punten te verbeteren. Die openbaarheid ontbreekt nu. Dat vinden we een obstakel. Verder zijn we tegen de wildgroei van indexen. Er moet toezicht op de indexen komen en normen waaraan ze moeten voldoen.’

Wat vindt u?

De VNCI wil graag weten wat uw mening is over dit onderwerp. Via LinkedIn kunt u daarom reageren op de stelling: ‘Duurzaamheidsindexen zijn een schaamlap; echte verduurzaming vindt pas plaats onder druk van wet- en regelgeving’. Ook kunt u hierover in discussie gaan met andere lezers en de VNCI . Via www.vnci.nl/discussie komt u direct bij de stelling uit. U dient hiervoor wel een (gratis) LinkedIn-account te hebben. december 2010 Chemie magazine 55


Specialist in Heat Treatment Lokaal elektrisch voorwarmen / spanningsarm gloeien Gloeien in stationaire gloeiovens Verhuur / verkoop ovens en gloeiapparatuur

Drogen van vuurvast beton / coatings Gloeien in tijdelijke mobiele ovens Inductie & weerstand

www.delta-heat-services.nll info@delta-heat-services.nl +31 (0) 187 - 49 69 40

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Next deadline 1st December 2010 Are you ready for the future?

and we help you submit your registration in time. NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl


YPN mobiel

In de rubriek YPN Mobiel stellen leden van het Young Professionals Netwerk (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten. Tekst: Igor Znidarsic

‘Veel geleerd via traineeship’ Hoe lang werk je hier? ‘Een paar weken pas. Ik doe via recruitment agency CheckMark een Analist Development Program, een soort traineeship van drie jaar bij drie verschillende bedrijven. Ik doe het om meteen na mijn studie biotechnologie in korte tijd veel werkervaring op te doen.’ Bij welke drie bedrijven? ‘DSM, Abbott Biologicals en Centocor. Ik heb deze drie bedrijven zelf gekozen, in samenwerking met CheckMark, dat contact heeft met bedrijven die meedoen aan het Analist Development Program. Je moet overigens wel gewoon solliciteren, en het is gewoon werk. Ik ben begonnen bij DSM, waar ik op de afdeling genetica fundamenteel onderzoek heb gedaan naar klassieke stamverbetering van gist. Daarna heb ik een jaar bij Abbott gezeten, op de afdeling downstream processing, waar ik werke aan de optimalisatie van het vaccin-productieproces. Overigens is de afdeling vaccinproductie bij Abbott inmiddels gesloten, wat ik erg jammer vind, een gemis voor de Nederlandse farmacie.’ En wat doe je nu? ‘Bij Centocor, een dochterbedrijf van Johnsen & Johnsen, werk ik op de afdeling purificatie als engineer aan de optimalisatie van het productieproces.’ Wat ga je doen als je klaar bent? ‘Ik wilde via dit traineeship kennismaken met het hele research and development-traject, van fundamenteel

research tot wat research kan betekenen voor productie. Die hele waaier heb ik nu gezien. Hierna wil ik gaan werken in de interface researchproductie. Dus de vertaalslag maken van “wat voor onderzoek hebben we gedaan” naar “hoe kunnen we dat implementeren in de productie”.’ Ga je bij een van de drie bedrijven werken? ‘Die kans is zeker aanwezig. Ik heb goed contact met alle drie bedrijven. Ik heb ondertussen ook een steeds beter beeld gekregen van wat ik echt zoek en welke cultuur het beste bij me past.’ Zou je zo’n traineeship anderen aanraden? ‘Zeker. Het is een verbreding van je opleiding. In je studie leer je de theorie, maar je moet het uiteindelijk in de praktijk doen. Op deze manier word je redelijk in het diepe gegooid, je moet het zelf voor een groot deel uitzoeken, en daar heb ik heel veel van geleerd. Hoe pak je dingen op, waar krijg je mee te maken? Maar ik heb vooral ook geleerd hoe belangrijk het is om te communiceren met iedereen, dat je goed contact hebt met mensen en dat je weet waar en bij wie je de kennis kunt halen. En ook dat je zelf transparant bent in wat je biedt en dat je draagvlak creëert voor een implementatie.’ Je ben president van jongKNCV. Je voorganger in deze rubriek vroeg zich af wat het YPN extra te bieden heeft ten opzichte van jongKNCV.

Even voorstellen: NAAM Lineke Pelleboer (27) FUNCTIE Engineer BEDRIJF Centocor

‘JongKNCV richt zich op studenten en young professionals in de academische wereld en ook in de industrie. Het richt zich op mensen in hetzelfde vakgebied: chemie en life sciences. Ik denk dat YPN zich meer richt op mensen in dezelfde sector: de chemische industrie. Daarmee onderscheiden ze zich van elkaar. Maar er zijn zeker ook veel overeenkomsten. Op het gebied van activiteiten die inhoudelijk gaan over chemie en life sciences zouden we vaker kunnen samenwerken.’ Aan wie wil je de YPN mobiel doorgeven? ‘Aan Esther Heuberger. Ik ben erg benieuwd wat voor werk er in bij DSM Biologicals in Groningen wordt gedaan.’ p

december 2010 Chemie magazine 57


We make it happen

Van den Anker is een gespecialiseerde logistieke dienstverlener op het gebied van milieukritische goederen. Onze opslagcapaciteit van ruim 100.000 palletposities is verdeeld over vier locaties. Deze locaties zijn allen volledig ingericht volgens de laatste PGS-15 richtlijnen. Van den Anker onderhoudt een distributienetwerk met ruim 100 eenheden. En met ons volledig geautomati-

seerd opslag- en voorraadsysteem bieden we voor orders in de Benelux en in delen van Europa een 24-uurs distributieservice. Wij bieden de klant meer dan opslag, behandeling en distributie alleen. We zoeken daarom voortdurend naar inpasbare nieuwe ontwikkelingen om de kwaliteit van onze dienstverlening te optimaliseren. Ook daar weten de experts van Van den Anker alles van.

www.vandenanker.com van den Anker BV Postbus 149, 5690 AC Son T +31 (0) 499 49 11 49 F +31 (0) 499 49 11 50 E info@vandenanker.com

09MOB03 chemie B.indd 1

01-03-2010 10:40:24


Groene chemie

Van bio naar brandstof Om houtachtige biomassastromen geschikt te maken voor grootschalige elektriciteits- en warmteproductie kan het worden bewerkt via het torrefactieproces. Topell Energy opent begin 2011 in Duiven de eerste commerciële torrefactiefabriek.

‘D

uurzame energieproductie wordt steeds belangrijker,’ zegt Ewout Maaskant, algemeen directeur van Topell Energy. ‘Zonder biomassa is dit niet op relevante schaal te realiseren. Wel moet biomassa in voldoende mate en tegen een zo laag mogelijke prijs beschikbaar en inzetbaar zijn. Torrefactie speelt een belangrijke rol om dat te bereiken.’ Topell Energy heeft een innovatief en economisch efficiënt torrefactieproces ontwikkeld voor de productie van hoogwaardige biobrandstof.

Koolachtig

Tijdens het torrefactieproces wordt biomassa verhit. Het maakt niet uit wat voor een soort hout wordt gebruikt. ‘Zaagsel, takken, bladeren, alles kan ingezet worden. We verhitten de biomassa tot een temperatuur van circa 300 graden Celsius. Daarbij worden laagcalorische bestanddelen en vocht uitgedreven en vindt depolimerisatie van hemicellulose plaats. Het resultaat is een product met een hogere calorische waarde, betere maalbaarheid en betere verbrandingseigenschappen: het houtachtige materiaal krijgt koolachtige eigenschappen. Daarbij komt dat de getorrificeerde biomassa makkelijker verdicht kan worden dan onbehandeld hout. Door torrefactie en verdichting tot pellets is de hoeveelheid energie per volume-eenheid 70 tot 80 procent hoger in vergelijking met pellets van onbewerkt hout. 70 procent meer

foto: topell

Tekst: Emma van Laar

Uit laagwaardige houtreststromen ontstaat door torrefactie een hoogwaardige brandstof met hoge calorische waarde en goede verbrandingseigenschappen

energie per schip, trein of silo maakt transport en opslag aanzienlijk goedkoper,’ aldus Maaskant. ‘Bovendien kan de torrificeerde biomassa door haar koolachtige eigenschappen bij elektriciteitcentrales direct met kolen meegenomen worden in het verwerkingsproces. Hierdoor zullen extra investeringen zeer beperkt zijn. Waar houtpellets bijgestookt kunnen worden tot tien à vijftien procent, verwachten we dat getorreficeerde biomassa tot meer 50 procent worden bijgestookt.’

Technologiepionier

Het World Economic Forum benoemde Topell Energy dit jaar tot “Technology Pioneer 2011”. Jaarlijks wordt een selecte groep innovatieve bedrijven, die nieuwe technologieën ontwikkelen die bijdragen aan de verbetering van maatschappij, markt en milieu, tot Technology Pioneer benoemd. Maaskant is blij met de internationale erkenning voor biomassa, het torrefactieproces en de voortrekkersrol van Topell Energy. ‘Zo’n benoeming is eervol en goed. We zijn gekozen om het innovatieve karakter van onze technologie en de mogelijke impact

van onze technologie op de energievoorziening van onze samenleving. Het World Economic Forum onderkent dat biomassa, en daardoor torrefactie, essentieel is om de Europese 20/20/20-doelstellingen voor duurzame energieopwekking te behalen.’

Toekomst

De bouw van de moderne fabriek voor de productie van vaste biobrandstof in Duiven verloopt volgens plan. De fabriek zal biobrandstof leveren aan de centrale van Essent in Geertruidenberg voor de productie van elektriciteit. Maaskant: ‘Topell Energy maakt de biobrandstof en bij Essent vindt het tweede gedeelte van de innovatie plaats, de conversie naar elektriciteit. Er is sprake van een goede en intensieve samenwerking.’ Topell Energy richt zich verder op de verkoop van de technologie. ‘Er is grote interesse in ons proces. Veel bedrijven in Azië, Noord-Amerika en Europa zitten met de vraag hoe ze biomassa het best kunnen aanbieden aan de markt en hebben besloten dat de biomassa getorrificeerd moet worden. De eerste commerciële overeenkomsten zijn reeds getekend.’ p december 2010 Chemie magazine 59


Transportservice van huis uit

GEVAARLIJK GOED VERPAKT ?! CarePack Holland heeft het grootste assortiment UN-gekeurde verpakkingen voor gevaarlijke stoffen - monsterverpakkingen

- jerrycans

- dozen, standaard maten

- blikken

- dozen, op maat

- vaten

- 4GV-dozen

- palletboxen

- medische verpakkingen

- flessen

- transportbakken

- zakken

C areP ack H olland B V - T el 020-3540787 - Fax 020-3540650 E m ail info@ carepack.nl - W ebsite www.carepack.nl

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

CHEMICAL LOGISTICS

One Stop Shopping in Chemical Logistics

TWO Chemical Logistics BV De Vlotkampweg 67 6545 AE Nijmegen Postbus 90 6500 AB Nijmegen The Netherlands T +31 (0)24 372 6111 E info@two.nl WWW.TWO.NL

TWO_ADV_0910.indd 1

9/24/10 1:56:46 PM


Productnieuws

Biosystems NXP

Gebruiksvriendelijk gasdetectiesysteem De Biosystems NXP van Sperian is een nieuw stationair gasdetectiesysteem dat breed inzetbaar en makkelijk te installeren is. Het instrument is verkrijgbaar voor de detectie van verschillende gassen en bevat alarmniveau’s die door de gebruiker kunnen worden ingesteld.

M

et het NXP gasdetectiesysteem kan de omgeving bewaakt worden op atmosferische gevaren. De Biosystems NXP is verkrijgbaar voor detectie van koolmonoxide, zwavelwaterstof, zwaveldioxide en zuurstof. Door een eenvoudige installatie werkt het gasdetectiesysteem meteen na aansluiting. ‘Het is een kwestie van de stekker in het contact steken en de gasdetector werkt. Echt plug and play dus,’ vertelt Arjen de Bruin van EURO-INDEX, fabrikant en leverancier van meet- en regelapparatuur. Het instrument is te gebruiken als stand alone monitor maar kan ook geïntegreerd worden in een bestaand controlesysteem of deel uitmaken van een groter gasdetectienetwerk. De actuele gas-

concentraties zijn af te lezen van een display op de NXP. Daarnaast is het apparaat voorzien van alarmlicht, geel voor waarschuwing en rood voor alarm, en een luid signaal van 105 dB. De Bruin: ‘Bij het eerste alarmniveau is het akoestisch en visueel alarm tweemaal per seconde aanwezig. Mocht het tweede alarmniveau gehaald worden dan wordt dat driemaal per seconde. Aan de alarmniveau’s kunnen acties worden verbonden. Zo kan bijvoorbeeld bij het eerst alarmniveau automatische de ventilatie ingeschakeld worden en bij stap twee de gastoevoer worden afgesloten. De gebruiker kan deze instellingen zelf bepalen.’ p

Temperatuurschakelaar met display De nieuwe elektronische temperatuurschakelaar JUMO DELOS T heeft een of twee schakeluitgangen, een analoge uitgang en een helder LC-display en is bruikbaar voor allerlei toepassingen.

D

e JUMO DELOS T maakt gebruik van platinum temperatuursensoren en is bedoeld voor gebruik in de farmaceutische industrie, medische technologie en de voedingsindustrie. De schakelaar is door het gebruik van roestvast staal geschikt voor gebruik waar hygiëne van belang is. Op de display worden de actuele procestemperatuur, schakeltoestand en functie weergegeven. Via een eenvoudig bedieningselement op de display kan het instrument direct bediend worden. Daarnaast kunnen de configuraties van het instrument ook via een setup-programma aangepast worden. In geval van een alarmerende situatie veran-

dert de kleur van de display van geel naar rood. ‘Het mooie van dit instrument is dat er ter plekke mee gemeten en afgelezen kan worden en er direct geschakeld kan worden,’ benadrukt Klaas Bark, directeur van JUMO Meet- en Regeltechniek. De DELOS T is in verschillende uitgangsvarianten leverbaar; 1x PNP- of 2x PNP-schakeluitgang (transistor-schakeluitgang) of 1 x PNP-schakeluitgang en een analoog uitgangssignaal. Het analoge uitgangssignaal kan aangepast worden aan de wensen van de klant. Uitgangssignalen van 4 tot 20 mA of 1 tot 10 V zijn mogelijk. Uitvoeringen met verschillende procesaansluitingen en flenzen zijn leverbaar. Daarnaast zijn voor metingen in een medium met een hoge temperatuur uitvoeringen beschikbaar die bestand zijn tegen een temperatuur tot 260 of zelfs 500°C. p

december 2010 Chemie magazine 61


Personalia/agenda

Colofon

Vopak Eelco Hoekstra is benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van Vopak. Hij volgt per 1 januari 2011 John Paul Broeders op en zal worden bijgestaan door de huidige bestuursleden Jack de Kreij (CFO en Vice-Voorzitter van de Raad van Bestuur) en Frits

Eulderink.Koninklijke Vopak N.V. is ’s werelds grootste onafhankelijke dienstverlener in tankopslag, gespecialiseerd in de opslag en overslag van vloeibare bulkchemicaliën, gassen en olieproducten.

Havenbedrijf Rotterdam Thessa Menssen is benoemd tot Chief Operating Officer (COO) van het Havenbedrijf Rotterdam. André Toet, die deze functie bekleedde sinds 2008, vertrekt per 1 januari, omdat de Raad van Commissarissen (RvC) heeft aangegeven in hem niet de toekomstige CEO van het Havenbedrijf te zien. De RvC en de twee mededirectieleden

Hans Smits en Chief Financial Officer Thessa Menssen betreuren het aangekondigde vertrek van Toet zeer, maar hebben respect voor zijn afweging. De werving en selectie voor de functie van CEO wordt gestart. Hans Smits’ aanstelling op deze post loopt over twee jaar af.

Manager communicatie Irene brengt ruim tien jaar ervaring mee in zowel interne als externe communicatie en branding. Zij heeft zich ten doel gesteld de chemie en de VNCI zo effectief mogelijk en met juiste inzet van middelen zowel nationaal als internationaal te positioneren, in nauwe samenwerking met de leden van de VNCI.

VNCI Agenda DECEMBER

JANUARI

17 december SusChem Nederland VNCI, Den Haag

12 januari WG Arbeidsveiligheid SABIC IP, Bergen op Zoom 18 januari WG Logistieke Veiligheid VNCI, Synthesium 3, Den Haag

62 Chemie magazine december 2010

Adres redactie: Loire 150, 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: drs. Marieke Moraal (Moraal Media) Vaste medewerkers: drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir., Gerard van Nifterik , Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.

VNCI

Irene van Luijken is vanaf 1 januari 2011 manager communicatie bij de VNCI. Irene werkte hiervoor ruim zeven jaar bij Shell International Plc, waar zij verantwoordelijk was voor de communicatie over respectievelijk zonne-energie, olie en gastechnologie en de laatste tijd over veiligheid, milieu en duurzame ontwikkeling.

Redactie: Igor Znidarsic(Hoofdredacteur) e-mail: znidarsic@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl

25 januari WG Energie en Klimaat Novotel, Breda 27 januari WG Milieuzorg VNCI, Synthesium 3, Den Haag 28 januari BG Communicatie VNCI, Den Haag

Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Jeroen Murré Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996


services

prettige kerstdagen merry Christmas

en de beste wensen and best wishes

CLS Services - recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food

Uw proces verdient...

...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen

AdvWB197x131.indd 1

Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen EĂŠn-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen

Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw

Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.