Nieuwe werkgroep wil leren van (bijna)ongeluk
Willem Vaessen: 'Eén toekomst bestaat niet'
Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 05 • 24 mei 2010
De chemische kant van
Van Gogh Wetenschappers van o.a. Shell onderzoeken verf en doek van grote meesters
Wat wil de VNCI en wat biedt de politiek na 9 juni?
Magazine
Perform, Deliver, Improve
Hertel, opgericht in 1895, bouwt, onderhoudt en ontmantelt fabrieken en installaties voor toonaangevende bedrijven in de (petro)chemie-, energie-, afval- en procesindustrie. Voor de defensie- en offshore industrie ontwerpt, bouwt en plaatst Hertel technische en accommodatiemodules. Ons bedrijf kenmerkt zich door een familiaire sfeer, korte lijnen en internationale ondernemersgeest en behoort tot de top van industriële dienstverleners. Inmiddels werken er ruim 11.000 veelzijdige professionals in Europa, het Midden Oosten en Azië. Onze mensen staan centraal en bepalen samen het succes van Hertel. Hun inzet en vakkennis zorgt ervoor dat onze klanten kunnen rekenen op veilige, efficiënte en slimme dienstverlening. Alle reden om training en ontwikkeling centraal te stellen. Sinds 2006 is Hertel dan ook officieel Investors in People gecertificeerd.
hertel.com
Hertel is lid van de “European Industrial Insulation Foundation”. Voor meer informatie kijk op: www.eiif.org Hertel is ISO9000-2001 en VCA** gecertificeerd.
Geïntegreerd onderhoud & projecten Isolatie • steigerbouw • stralen/conserveren • access solutions • thermografie • mechanical • condition monitoring • asbestverwijdering • tracing • engineering & construction
Inhoud foto: Casper ril a
34
05 24 mei 2010
Een ander licht op Van Gogh Wat voor materialen gebruikte Vincent van Gogh? Door wie liet hij zich inspireren? Wat zit er achter de verflagen? Het project Van Goghs atelierpraktijk met daarin o.a. onderzoekers van Shell Technology Centre Amsterdam wil antwoord geven op dit soort vragen.
32 QRA: gewogen en te licht bevonden ‘Een ritueel dat leidt tot schijnveiligheid’, zo vat de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) zijn kritiek samen op het gebruik van kwantitatieve risicoanalyse (QRA). ‘Alle monniken over één kam scheren lijkt op het eerste gezicht aantrekkelijk, maar werkt oversimplificatie in de hand’, luidt één van de kritiekpunten.
28
Een pleidooi voor flexibele business plannen en scenario’s Willem Vaessen, Director bij Deloitte, praat o.a. over een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek van het adviesbureau ‘The decade ahead; Preparing for an unpredictable future in the global chemical industry’. Deloitte beoordeelt hierin de financiële en operationele prestaties tussen 1998 en 2008 van 231 wereldwijde, beursgenoteerde bedrijven. Wat blijkt? Van de tachtig procent van de ondernemingen die zich als speciality chemicals bedrijf positioneren, is het merendeel deze naam helemaal niet waard. mei 2010 Chemie magazine 3
vapro - college
Inhoud 40
05 24 mei 2010
Opinie
07
- VNCI-directeur Colette Alma is bang dat bezuinigingen te veel effect hebben op internationale positie chemie
Trends Innovatie & Onderwijs
11
Veiligheid & Milieu
12
Energie & Klimaat
16
Actueel
19
- Stichting Imagine zoekt betrokken chemiebedrijven - Havenbedrijf Moerdijk helpt bedrijven bij Natura 2000 - VEMW is bezorgd over Europese liberalisering
42
- Energiezuinig huis, werk voor mensen met een beperking ĂŠn de ombouw van binnenvaartschepen
Achtergrond Chemie en politiek
22
Opinie
38
Maatschappij
40
- Dit verwacht de VNCI van de politieke partijen en dit zijn de verkiezingsplannen van de vier grootste partijen - Nieuwe werkgroep Procesveiligheid wil samen leren van (bijna)ongelukken in het verleden - Verslag van Meet the Boss 2010, scholieren in debat over werving van meiden en groene imago’s
51
Feiten en Visies Plantmanager of the Year 2010
42
Starters
47
Column
49
Groene Ondernemer
51
- De laatste genomineerde: Jacques Kiewiet, Air Liquide - Future Chemistry heeft flow in microreactor systemen
- Rein Willems en Arie Kraaijeveld en het Innovatieplatform - Arizona Chemical: chemische specialiteiten uit houtafval
VNCI Reactie
53
Personalia en agenda
54
- Macco Maris Korteweg over FNV-onderzoek naar ongevallen in de industrie
mei 2010 Chemie magazine 5
SPIE een gezamenlijke ambitie SPIE-Asset Management SPIE-Asset Management biedt oplossingen om maximale waarde te behalen uit uw productiemiddelen. Waarde die wij zien in o.a. veiligheid, milieu, winst en betrouwbaarheid van uw installaties. Wij bieden u hiervoor hulp bij het uitdenken en implementeren van vernieuwende onderhoudsstrategieën, ontwikkelen van nieuwe software voor het efficiënter besturen, registreren of inspecteren van uw assets en kunnen wij uw partner zijn voor het overnemen van de gehele verantwoordelijkheid voor het onderhoud. Wij denken hiertoe altijd mee vanuit de doelstellingen van de klant zoals winst, veiligheid, milieu en de betrouwbaarheid van uw installaties. Wij benaderen uw situatie vanuit een brede expertise en ervaring en zijn open voor verschillende vormen van samenwerking. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Asset Managment kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering, SPIE-Industrie en SPIE-Infra.
SPIE-Asset Management I De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com
Opinie VNCI
Bezuinigen én internationaal positioneren
I
n dit nummer van Chemie Magazine vindt u een uitgebreide analyse van de verkiezingsprogramma’s van VVD, PvdA, CDA en D66. Daaruit blijkt dat de politiek het belang van een goed ondernemingsklimaat hoog op de agenda zet.
Op papier hebben de traditionele grote partijen de voordelen van een florerende chemische industrie dus goed verstaan. De programma’s onderschrijven de uitdaging om te concurreren op het snel veranderende wereldtoneel, erkennen de noodzaak van gericht industriebeleid en zien de absolute prioriteit die innovatie en onderwijs moeten krijgen. Ook het belang van het stroomlijnen van toezicht en inspectie is in diverse programma’s terug te vinden. Toch maak ik me zorgen over de compromissen die ongetwijfeld worden gesloten tijdens de coalitievorming. Zal het onvermijdelijke bezuinigingspakket de focus op internationale uitdagingen niet overschaduwen? Durft de toekomstige regering structurele maatregelen te nemen op terreinen die vooral ons nationale huishoudboekje aangaan? En heeft het nieuwe kabinet voldoende realiteitszin om te beseffen dat in verband met de internationale concurrentie het Nederlandse beleid zich op andere terreinen moet voegen naar internationale spelregels? In de verkiezingsprogramma’s vind ik het onderscheid tussen wat nationaal en wat Europees of wereldwijd moet worden behandeld onvoldoende terug. Neem bijvoorbeeld het energiebeleid. De normen voor de energiezuinigheid van Nederlandse woningen zijn geheel nationaal vast te stellen. Dat heeft geen gevolgen voor de internationale concurrentiepositie. Maar nationaal energiebeleid voor auto’s ligt in verband met de Europese markt al moeilijker. En bij nationaal beleid voor energie-intensieve fabrieken is direct de internationale concurrentiepositie in het geding.
VNCI-directeur Colette Alma
Een ander gevoelig onderwerp is innovatie. Nationaal beleid en bezuinigingen mogen er niet toe leiden dat we de capaciteit verliezen om vernieuwende producten te maken waar internationaal vraag naar is. Nederland is immers voor een groot deel afhankelijk van de export. De VNCI ondersteunt dan ook de recente aanbeveling van het Innovatieplatform om innovatiegelden voor tenminste 50 procent aan de sleutelgebieden, waaronder de chemie, te besteden. Kortom; in de verkiezingsprogramma’s vinden we zeker behartenswaardige woorden. Mooie woorden die ongetwijfeld kiezers zullen behagen en stemmen zullen trekken. Of die woorden in de juiste daden worden omgezet, zien we bij het maken van het regeerakkoord. Het nieuwe kabinet moet bereid zijn om stevige en gedurfde besluiten te nemen. Besluiten die Nederland beter positioneren in de internationale context. Daarmee kan het nieuwe kabinet de basis te leggen voor welvaart en welzijn in de toekomst. p
mei 2010 Chemie magazine 7
500
1 1
op dak in
Neem 500 kinderen, het dak van wetenschapsmuseum Nemo en een chemieprofessor. Deze stunt is onlangs bijgeschreven in het Guiness Book of Records. Het was de grootste chemieklas ooit... Professor Amito, bekend van Willem Wever, gaf tijdens de bijzondere les uitleg over energie bij chemische reacties. De kinderen maakten spelenderwijs kennis met de wereld van wetenschap en techniek, omdat ze zelf aan de slag te gingen met proefjes. Zoals een proef met salmiakzout en water: wanneer je water bij het salmiakzout in een potje gooit, wordt het potje koud. Ter afsluiting voerde Professor Amito een spectacu-
8 Chemie magazine mei 2010
laire chemische proef uit met waterstofperoxide. Educatief centrum Witte Tulp en science center NEMO organiseerden de grootste chemieklas in het kader van het Wetenschapsfestival. Het nieuwe wereldrecord verbrak het record van de grootste chemieles met 268 kinderen in de VS. Het wetenschapsfestival heeft als doel om exacte vakken onder de aandacht te brengen. In Nederland is er nog altijd een tekort aan bètawetenschappers en technici. Tijdens het evenement presenteerden enkele honderden kinderen hun wetenschappelijke projecten. De belangstelling was groot. NEMO werd op 24 en 25 april door bijna 10.000 mensen bezocht.p
FOTO: NIKE
Wetenswaardig
mei 2010 Chemie magazine 9
Cursussen en opleidingen om bij te blijven en door te groeien in uw loopbaan. Associate Degree (AD) Chemische Technologie • Tweejarig programma leidt op tot een wettelijk diploma. Deeltijd hbo-studies in Chemistry en Life Sciences Duaal HBO Chemische Technologie • Combinatie van werken en leren • Na 2 jaar uw hbo-graad Associate Degree • Na 2 jaar extra (deeltijd)studie uw bachelordiploma • Ook te volgen met differentiatie Oppervlaktetechnologie Naast open onderwijsmodules biedt Centrum voor Natuur & Techniek cursussen op het gebied van: • Life Sciences • Chemie en Materialen • Chemische Proces Technologie Op post-hbo-niveau bieden wij cursussen op het gebied van kwaliteits-, project- en verandermanagement. Het gehele aanbod kan ook in-company verzorgd worden. Bezoek ook onze info-avonden op 3 juni en 24 augustus. U bent van harte welkom op FC Dondersstraat 65 te Utrecht. Meer weten? Bel (030) 238 88 88, mail naar info@cvnt.nl of kijk op www.cvnt.nl.
ER VALT NOG GENOEG TE LEREN
Innovatie & onderwijs
Stichting Imagine zoekt chemiepartners met een hart
Help een ontwikkelingsland vooruit In Mozambique biodiesel maken uit algen. In Colombia sinaasappelschillen gebruiken als duurzame grondstof. Dit zijn slechts twee voorbeelden van projecten die de Stichting Imagine Life Science in ontwikkelingslanden uitvoerde.
M
ensen in ontwikkelingslanden helpen door kennis en creativiteit van Nederlandse scholieren, wetenschappers en bedrijven te bundelen. Dat is het doel van de Stichting Imagine Life Science, gelieerd aan de TU Delft. Directeur Marijke Croiset van Uchelen is voor nieuwe projecten op zoek naar deelnemers uit de chemie. ‘Jaarlijks organiseert Imagine een wedstrijd waarin havo en vwo-scholieren projectideeën van gerenommeerde wetenschappers in profielwerkstukken uitwerken. De beste business case worden daadwerkelijk in een ontwikkelingsland uitgevoerd. Dit jaar loopt de scholierenwedstrijd van oktober 2010 tot april 2011 en daarvoor zijn we nog op zoek naar life science-projecten’, zegt Croiset.
Vier categorieën
De projecten zijn onder te verdelen in vier categorieën, namelijk biorenewables, water, health en nutrition. Bedrijven kunnen op verschillende manieren deelnemen. Zij kun-
Winnaars Sonja en Chang tijdens hun bezoek aan Mozambique in 2004. Ze leren kinderen hoe ze moeten schrijven
nen óf zelf ideeën aandragen óf een bestaand projectidee adopteren. Ook is het mogelijk om de bedrijfsnaam te verbinden aan een winnend project. Het bedrijf kan dan samen met Imagine, de wetenschappers en de scholieren het project op locatie uitvoeren. ‘Dit jaar bezoeken we met vier middelbare
scholieren van het Winkler Prins College uit Veendam het project in Ghana. Dankzij hen is er een project opgezet voor het kweken van proteïnerijke oesterzwammen om zo een einde te maken aan ondervoeding.’ p Meer informatie: http://foundation-imagine.org
DSM heeft ervaring met Imagine-projecten
Contact met scholieren en kennis delen
Fotografie: Addy Koster
Slechte hygiëne is in ontwikkelingslanden vaak de oorzaak van kindersterfte. Daarom wil DSM de mensen daar leren om zeep te maken van oude resten vetten en oliën. Ze doen dit samen met de Stichting Imagine.
Simone Herreilers van DSM.
‘Wij hebben dit idee direct gemeld bij de Stichting Imagine. Scholieren kunnen zich nu bij ons melden, zij leren in het lab bij DSM in Delft hoe zij zeep kunnen maken. Vervolgens hopen we natuurlijk dat ons project een kans krijgt van de stichting. Dan gaan we samen met de scholieren naar een ontwikkelingsland om de mensen daar te leren hoe ze zeep kunnen maken. Het gaat trouwens niet alleen om het maken van de zeep, maar ook om het geven van voorlichting’, vertelt Assistant Scientist Simone Herreilers van DSM Biotechnology Centre. ‘DSM steunt de Stichting Imagine omdat wij in Nederland over zoveel kennis beschikken. Daarmee kunnen we in ontwikkelingslanden echt het verschil maken. Vroeger maakten
veel mensen hier thuis hun eigen zeep met een simpel hydrolisatieproces. Nederlandse bedrijven zijn goed op de hoogte van de mogelijkheden voor hergebruik van afvalstoffen. Ik denk dat bij veel meer bedrijven specifieke kennis aanwezig is waarvan anderen kunnen profiteren. DSM wil dit doen omdat we graag maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarnaast vinden we ook het contact met scholieren interessant. Wij willen het vakgebied biotechnologie op middelbare scholen beter onder de aandacht brengen’ Het bedrijf werkte al eerder samen met de Stichting Imagine. In 2007 deed het chemieconcern mee met ‘Innovatie in schoon drinkwater’. p mei 2010 Chemie magazine 11
Nog veel onduidelijk rond ‘doorgeschoten’ natuurwet
Havenschap Moerdijk helpt bedrijven met Natura 2000 Oud-directeur Evers van Natuurmonumenten schreef in dagblad Trouw dat er rond Natura 2000 te veel regels zijn en minister Verburg (Landbouw) noemde het natuurbeleid ‘doorgeschoten’. Soms zijn er oplossingen, zoals op industrieterrein Moerdijk waar havenschap en overheden vruchtbaar overleggen. Tekst en foto: Jos de Gruiter
‘I
n het begin denk je: waar gaat dit naartoe, wat een onduidelijke regelgeving. Voor bedrijven voelt het als wéér een belasting die voortvloeit uit EU-regelgeving, waaraan Nederland als eerste wil voldoen. Maar toen hebben we als havenschap gezegd: laten we nu eens kijken wat het echt inhoudt, wat de consequenties zijn en zélf met inbreng komen.’ Aan het woord is Jacco Rentrop, manager milieu en veiligheid van het Havenschap Moerdijk. Het onderwerp is Natura 2000, het samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, bedoelt voor het behoud en herstel van biodiversiteit in de Europese Unie. Nederland telt ruim 160 van zulke gebieden. Twee ervan, het Hollandsch Diep en de Biesbosch, liggen in de buurt van industriegebied Moerdijk, een 2.600 hectare groot terrein met zeehaven, vooral ingericht voor bedrijven in de chemische (Shell Chemie) en zware industrie. Op Moerdijk zijn zo’n 400 bedrijven gevestigd. Ze delen de ruimte met de noordse woelmuis, de lepelaar, de kolgans, de grauwe gans, de brandgans, de smient, de krakeend, de wilde eend en de kuifeend. In het water van de havens zwemmen de zeeprik, de rivierprik, de elft, de fint en een zalm. De toewijzing van het Hollandsch Diep en de Biesbosch als Natura 2000-gebied had consequenties voor de bedrijven op Moerdijk, maar ook voor potentiële nieuwe huurders. ‘We hoorden dat nieuwe vergunningen moeilijk loskwamen en we maakten ons zorgen over de mogelijkheden van de nog uit te geven grond. Daarom vonden we dat er een rol voor het havenschap was weggelegd’, vertelt Rentrop.
Flora en fauna
Jacco Rentrop (Havenschap Moerdijk): ‘De beheersmaatregelen in het natuurgebied en de normen die worden opgelegd aan de industrie moeten wel in balans blijven’
12 Chemie magazine mei 2010
Een van de eerste activiteiten van het havenschap rond Natura 2000 was de complexe en nog incomplete regelgeving in begrijpelijk Nederlands om te zetten. Vervolgens stelde de beheerder van het industrieterrein samen met de provincies Noord-Brabant en ZuidHolland een handreiking op voor de bedrijven. Die is bedoeld als hulpmiddel voor het aanvragen van vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het beoordelen daarvan door het bevoegd gezag. De handreiking beschrijft het vergunningentraject en bevat nuttige informatie zoals aanvraagformulieren en contactgegevens. Bovendien liet het havenschap een ecoloog voor het hele terrein vaststellen welke fauna en flora er aanwezig is. Rentrop: ‘Bedrijven hoeven dat dan niet bij elke vergunningaanvraag opnieuw te doen. Het ligt in één keer vast voor het hele terrein.’ Daarnaast maakt
Veiligheid, gezondheid en milieu
het havenschap gebruik van het contact met overheden door mee te denken over alternatieve oplossingen voor problemen. Moerdijk kampt, net als andere delen van de provincie, met een probleem rond stikstofdepositie, veroorzaakt door het verkeer, de landbouw, de industrie en het buitenland. Om te kunnen voldoen aan de eisen van de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control) zijn bedrijven al verplicht te investeren in de zogenoemd best beschikbare technieken (BBT).
Biodiversiteit behouden
Als gevolg van de toewijzing als Natura 2000-gebied dreigt voor de bedrijven op het industrieterrein een nog grotere beperking voor NOx-uitstoot, waardoor ze gedwongen zijn opnieuw te investeren in uitstootverminderende installaties. Om te blijven concurreren op wereldschaal (met name met het Verre Oosten) is zo’n verplichting op dit moment niet verantwoord, want de industrie is slechts een van de spelers. ‘Maar het doel van Natura 2000 is natuurlijk niet de vermindering van stikstofuitstoot’, legt Rentrop uit. ‘Het gaat erom dat we de biodiversiteit willen behouden, en dat is een samenspel van beheersmaatregelen en vermindering van de depositie. Als we de waterstanden anders beheren, heeft dat misschien wel een positievere uitwerking op de vegetatie in de Biesbosch dan wanneer we ons uitsluitend focussen op de emissie van stikstof. Dat alternatief zijn we nu aan het uitwerken.’
Staan uw gesprekspartners daarvoor open?
‘Er is nog veel onduidelijkheid over de regelgeving rond Natura 2000, bijvoorbeeld doordat er nog geen beheerplan is. Het is dus een beetje met elkaar zoeken naar oplossingen uiteraard met begrip voor elkaars positie. De hier gevestigde bedrijven spreken daarbij uiteraard de wens uit om te kunnen ondernemen en eventueel uit te breiden. Er worden hier tientallen miljoenen geïnvesteerd. Als de regelgeving onduidelijk is, krijg je een terug-
De verkiezingsprogramma’s wijzen erop dat Natura 2000 de economische ontwikkeling niet in de weg mag zitten. Moet het beleid worden aangepast? ‘Wij zijn in overleg gegaan met de overheden, maar niet alle bedrijven hebben contact met een beheerder van hun bedrijventerrein, zoals hier in Moerdijk. Ik kan me voorstellen dat bedrijven bij eerste lezing van Natura 2000 denken dat ze niets meer kunnen. Het valt of staat met de wijze waarop je een aanvraag omschrijft, en welke oplossingen wor-
Op Moerdijk zijn zo’n 400 bedrijven gevestigd. Ze delen de ruimte met o.a. de noordse woelmuis, de lepelaar en de kolgans trekkende beweging en dat is in deze tijd niet echt wenselijk. Er zitten hier niet de minste bedrijven. En wat het havenschap betreft: we kunnen het niet hebben dat we een stuk grond in erfpacht geven en een half jaar later moeten zeggen: u komt er niet in. Omgekeerd zien de bedrijven dat we met de overheden in gesprek zijn en dat mede daardoor de vergunningstroom weer op gang is gekomen. Die rol hebben wij als havenschap op ons genomen en dat wordt gewaardeerd.’
den aangedragen. Stel: een bedrijf vraagt een vergunning aan voor een kadevoorziening. Een gevolg zou kunnen zijn dat de noordse woelmuis niet aan land kan komen. Als je dat zo opschrijft komt er geen vergunning. Maar misschien kan de muis twintig meter verder wel degelijk het land op. En dan is er geen belemmering. De wetgever moet alleen oppassen dat er balans blijft tussen de stand der techniek en de normen die worden opgelegd.’ p
VVD: ‘Ontwikkeling rondom Natura-gebied niet beperken’ CDA, VVD en D66 besteden in hun verkiezingsprogramma’s aandacht aan de gevolgen van Natura 2000. Als het aan de VVD ligt wordt het aantal Natura 2000-gebieden fors teruggebracht. De partij vindt dat het beleid zich eenzijdig richt op de instandhouding van plant- en diersoorten en te weinig rekening houdt met de mens in de natuur. ‘De gevolgen van dit beleid voor omliggende bedrijven is vaak groot. Eindeloze procedures houden economische en recreatieve ontwikkelingen tegen. De VVD wil toe naar een positief natuurbeleid. Daarin staan kansen centraal voor zowel economie als ecologie’, aldus het programma. ‘De ontwikkeling rondom Natura 2000-gebieden moet niet worden beperkt. Door de diverse Europese en Nederlandse natuurwetten (Flora- en Faunawet, Vogel- en habitatrichtlijn, Natura 2000, Natuurbeschermingswet) en beschermingsregimes voor waardevolle landschappen is een woud van regels ontstaan dat Nederland lam legt. We moeten niet terugkijken naar wat er ooit was, maar een visie hebben op hoe het kan worden. En we moeten realistisch en vooral praktisch blijven. Geen ingewikkelde
regelingen, maar ruimte bieden aan de natuur om zich te ontwikkelen en aan de mens om er van te genieten. Veel Natura 2000-gebieden worden al beschermd door andere natuurwetgeving of zijn zo klein dat een duurzaam herstel van natuurwaarden nauwelijks mogelijk is.’ Het verkiezingsprogramma van het CDA wijst erop dat de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000 middelen zijn om een doel te bereiken. ‘Daarom moeten we niet dogmatisch vasthouden aan hectares, maar daadwerkelijk er op toezien dat de biodiversiteit wordt bevorderd; meetbaar en aantoonbaar.’D66 noemt zich voorstander van Natura 2000. ‘De interpretatie van Natura 2000 brengt echter veel onrust teweeg onder alle betrokkenen bij de ontwikkeling van nieuwe natuur’, aldus het verkiezingsprogramma. D66 wil helderheid voor de ondernemers in de buurt van Natura 2000-gebieden. De partij wil daarom dat conform de Europese verplichtingen de natuurgebieden in Nederland nog dit jaar definitief worden aangewezen. p
mei 2010 Chemie magazine 13
Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.
Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.
Linde Gas – ideas become solutions.
Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com
NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Next deadline 1st December 2010 Are you ready for the future?
and we help you submit your registration in time. NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl
Veiligheid, gezondheid en milieu
VAPRO en VNCI maken samen nieuw lesboek
Meer synergie in eisen veiligheid
Een nieuw lesboek moet voor meer afstemming zorgen tussen de VAPRO-opleiding Veiligheid voor de Industrie (VVI) en Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers (VCA). De nieuwe uitgave zal in het derde kwartaal 2010 verschijnen. veiligheid: VCA Vapro vvI praktijk
ding zouden eerst hun VCA kunnen behalen en vervolgens een apart certificaat voor het aanvullende VVI-gedeelte. Medewerkers met VCA kunnen instromen in het tweede deel van de VVI-opleiding en versneld hun VVI-certificaat halen. Om dit helder naar buiten te brengen wordt de naam van VVI-1 omgedoopt in VVI Basis. Veel chemiebedrijven hebben als beleid dat veiligheidseisen voor contractors ook voor eigen medewerkers gelden. Daarnaast eisen de meeste bedrijven van hun personeel meer dan Basisveiligheid VCA. Veel medewerkers volgen aanvullend VOL-VCA en een aantal bedrijven ontwikkelt zelf aanvullende bedrijfsopleidingen. Steeds meer werkgevers kiezen voor een certificaat VVI, waarin naast basiskennis extra aandacht is voor veilig handelen, specifieke bedrijfskennis en processafety, gericht op de eigen werkplek en werkomstandigheden. p
Vapro VVI PRAKTIJK
= VAPRO VVI-diploma
Vapro VVI theorie = VAPRO VVI-certificaat
basis Vca theorie
V
NCI en VAPRO hebben besloten om de bestaande VCA-opleiding en de VVI-opleiding beter op elkaar af te stemmen. Zo krijgen werkgevers meer duidelijkheid over welk certificaat in een specifieke situatie het meest wenselijk is. Het nieuwe lesboek zal naadloos aansluiten op de aangepaste eind- en toetstermen van VCA 2010. De werkgroep Veiligheid van de VNCI voert de eindredactie en zorgt ervoor dat de lesstof 100 procent dekkend is voor het examen VCA. Onlangs is een inhoudelijke vergelijking gemaakt van beide opleidingsprogramma’s. Daaruit bleek dat de lesstof van het VVI-pakket en het VCA-pakket elkaar deels overlappen. Het VVI-pakket gaat dieper in op de gevaaraspecten van processen en sluit aan bij het werkveld van technici in de procesindustrie. De VAPRO-opleiding bevat op haar beurt een belangrijke praktijkcomponent en geeft de mogelijkheid tot een bedrijfspecifieke invulling van het programma. Na de analyse is gekeken naar een mogelijkheid om het VVI-pakket op te knippen in een VCA-deel en een VVI-deel. Operators in oplei-
= Vca-certificaat
theorie
praktijk
Meer informatie: Macco Korteweg Maris, VNCI: KortewegMaris@vnci.nl of Dirk de Knecht, VAPRO: d.d.knecht@vapro.nl mei 2010 Chemie magazine 15
’We moeten allemaal mee blijven praten in Brussel’ Hans Grünfeld van VEMW is bezorgd over Europese liberalisering
Het Derde Pakket van de Europese Raad en het Parlement (september 2009) is een verdere stap in de liberalisering van de Europese energiemarkt. Waar vroeger nationale overheden Europese energierichtlijnen mochten vertalen naar nationale wetgeving, lijkt Brussel nu zelf de regie te voeren. Zaak dus om op Europees niveau mee te blijven praten. Maar wie en hoe? Dat vraagt Hans Grünfeld zich hardop af. Tekst: Gerard van Nifterik Hans Grünfeld, algemeen directeur van VEMW: ‘Het tempo van marktintegratie is veel te laag’
16 Chemie magazine mei 2010
‘A
ls we niet met een sterke belangenvertegenwoordiging in Brussel aan tafel zitten, lopen we als industrie het risico dat we kansen laten liggen’, zegt Hans Grünfeld, algemeen directeur van VEMW. ‘En dat er straks regelgeving komt die nadelig is voor onze industrie. Wij zijn voorstander van een zo breed mogelijk keuzepakket voor de afnemers met een divers aanbod van verschillende producten en aanbieders. Een vrije energiemarkt is nodig voor een gelijk speelveld binnen Europa en biedt mogelijkheden om kosten te optimaliseren en risico’s te spreiden. Allemaal belangrijk voor een energie-intensieve industrie zoals de chemie. Daar maken we ons sterk voor.’ Grünfeld spreekt namens de VEMW. Deze Vereniging voor Energie, Milieu en Water is belangenbehartiger van zakelijke energieen watergebruikers. Hierbij zijn bedrijven en instellingen aangesloten die variëren van kleine individuele bedrijven tot brancheorga-
nisaties als de VNCI. Doel: een klimaat creëren waarin leden onder optimale omstandigheden energie en water kunnen gebruiken. VEMW bemoeit zich bijvoorbeeld met de voorwaarden voor aansluiting en gebruik van het netwerk en met het functioneren van de markt. Dat is in Nederland bij wet geregeld. Zodra er regels worden opgesteld over gebruik van elektriciteits- en gasnetten, is VEMW de formele vertegenwoordiger van de afnemers. En zo is de organisatie bij het hele traject van regelgeving betrokken, tot en met toetsing bij de rechter. Op internationaal niveau gebeurt dat ook, namelijk via de International Federation of Industrial Energy Consumers, de IFIEC, waarvan Grünfeld overigens voorzitter is. Zijn persoonlijke missie is om IFIEC net zo effectief te laten functioneren als VEMW, maar simpel is dat niet.
Drempels
Grünfeld: ‘Er is iets veranderd in Brussel. Vroeger werden er richtlijnen vastgesteld
Energie en klimaat
die op nationaal niveau werden omgezet in nationale wetgeving. De Europese Elektriciteitsrichtlijn lag bijvoorbeeld aan de basis van de Nederlandse Elektriciteitswet. De lidstaten waren verantwoordelijk voor de detailuitwerking. Maar het Derde Pakket is anders. Na het Eerste en Tweede Pakket heeft men gemerkt dat er weliswaar een zekere liberalisering van de markt heeft plaatsgevonden, maar dat er eigenlijk nog geen sprake was van vrij gas- en elektriciteitsverkeer binnen Europa. Er zijn te veel nationale barrières; te grote spelers op een te kleine markt en dat brengt die partijen makkelijk in een dominante positie. Dat was niet de opzet. Brussel concludeerde vervolgens dat sommige zaken dus niet nationaal maar Europees moesten worden geregeld. Wat er moet gebeuren? Barrières die je op nationaal niveau niet kunt slechten, moeten worden weggenomen en dominante posities moeten worden opgeheven.’ Verder is volgens Grünfeld harmonisatie nodig. ‘Er zijn bedrijven met verschillende vestigingen in meerdere lidstaten. Die willen liefst zaken doen met één leverancier, grenzen of niet. Maar dan moeten de marktregels in die verschillende landen wel hetzelfde zijn. Neem balancering. Als je een contract afsluit wordt geschat wanneer je hoeveel gas afneemt. Alles wat van die schatting afwijkt heet ‘onbalans’, en daarvoor moet worden betaald. Hoe dat wordt bepaald en hoe groot dat bedrag is, verschilt van land tot land. Dat is natuurlijk heel slecht voor een vrije Europese markt.‘
Te traag
Ook op het vlak van elektriciteitsproductie is veel te verbeteren, meent Grünfeld. ‘In de lidstaten zie je bijvoorbeeld een totaal verschillend beeld als het gaat om de brandstofmix. In Nederland wordt ruim zestig procent geproduceerd met gas, maar in Frankrijk is dat compleet anders. Daar komt bijna tachtig procent uit kernenergie. Als afnemer zou je het risico zo veel mogelijk willen spreiden en dus kiezen voor diversificatie. Maar dat gaat in de praktijk bijna niet. Daarvoor moet je toegang hebben tot buitenlandse leveranciers. Natuurlijk, het is complex. Er is een betere infrastructuur nodig en dat vraagt om grote investeringen. Maar die zijn alleen haalbaar als de markt groot is. Met een versnipperde markt werkt liberalisering helemaal niet. We willen een grote markt en snel ook. Inmiddels is er een begin gemaakt met het koppelen van de netten van België, Nederland en Frankrijk. Dat gaat goed, maar we willen er heel graag Duitsland bij. Dat is
‘Je wilt één leverancier, grenzen of niet. Maar dan moeten de marktregels in die verschillende landen wel hetzelfde zijn.’
in 2007 al toegezegd, maar nog altijd niet van de grond gekomen. Dat baart ons zorgen. Het tempo van marktintegratie is veel te laag.’
Gesprekspartner
De wording van een vrije Europese energiemarkt gaat volgens Grünfeld erg traag en dat ziet Brussel ook. Sterker nog, Brussel geeft opeens gas. ‘Opvallend’, zegt Grünfeld. ‘Eind maart heeft de Europese Commissie de beheerders gevraagd voorbereidingen te treffen voor de eerste zogenaamde Framework Guideline, de basis voor toekomstige Europese netwerkcodes. Daarmee loopt de Commissie vooruit op de voorgenomen implementatiedatum. Kijk, als je verschillende regio’s wilt koppelen, zoals de Commissie wil, moet er een overall visie zijn. En dat is precies waarvoor de Commissie nu een aanzet heeft gegeven. Hopelijk versnelt dit de hele procedure.’ Er is wel een keerzijde. Brussel wil nu een aantal maatregelen snel voor elkaar krijgen, bijvoorbeeld over hoe de capaciteit te regelen voor in- en export van gas, maar ook over hoe bedrijven worden aangesloten op netwerken. Kortom, er worden besluiten genomen over voor de industrie essentiële onderwerpen. ‘Daar willen we als vertegenwoordiger van de industrie bij worden betrokken’, zegt Grünfeld. ‘Probleem is alleen dat momenteel de gesprekspartner bij uitstek, de IFIEC, onvoldoende sterk is om daarin een beslissende rol te kunnen spelen. Dat maakt meepraten lastig. Als we niet goed kunnen deelnemen aan het besluitvormingstraject, wordt het belang van de industrie ook niet voldoende gehoord. Daarom moeten we snel in staat zijn aan dit overleg deel te nemen. En dat betekent maar één ding: IFIEC versterken, de continuïteit veiligstellen en een duidelijk draagvlak vergaren.’
Veel te verliezen
Volgens Grünfeld spreekt de Europese industrie nog te weinig met één mond. Branches in verschillende lidstaten laten zich soms
vertegenwoordigen door Europese brancheorganisaties of tonen in het geheel geen betrokkenheid. Een versnipperd veld dus aan de industriële verbruikerskant en dat baart Grünfeld zorgen. ‘Brussel wil input van de industrie als geheel, niet van afzonderlijke branches. Daar komt bij dat dit een enorme kans is. Er zijn veel problemen die we als Nederland niet kunnen oplossen en waar we Europa hard bij nodig hebben. Die kans kunnen we alleen benutten als de verbruikende industrie een sterke Europese vertegenwoordiger heeft. Maar IFIEC is dus nog niet sterk genoeg. In Nederland kunnen we wel op steun rekenen, maar in andere Europese lidstaten ontbreekt het soms aan bereidheid geld in te brengen om een daadkrachtige organisatie op poten te zetten. Ik vind dat onbegrijpelijk.’ We moeten mee kunnen praten in Brussel, vindt Grünfeld. En daarvoor zijn middelen en doelstellingen nodig. ‘Daarom doe ik een beroep op Nederlandse bedrijven om hun buitenlandse zusterbedrijven en branchegenoten aan te spreken. Het is een algemeen belang, en dat besef moet doordringen. Let wel, er is ook veel te verliezen. Voorbeeld: er zijn in Nederland zogenaamde industriële netwerken, waarbij meerdere bedrijven op één net zijn aangesloten. Veel chemische bedrijven in Nederland hebben zo’n netwerk of zijn er op gevestigd en dat is allemaal prima georganiseerd. In een land als Duitsland is dat veel minder goed geregeld. Het gevolg is dat Brussel naar aanleiding van de Duitse situatie wilde ingrijpen en daarbij een beetje dreigde door te schieten, met het risico dat er juridisch bindende regels uit Brussel komen die een aanzienlijke verslechtering voor Nederland zouden betekenen. Veel meer administratie; hogere kosten. Dat hebben we kunnen voorkomen door onze betrokkenheid bij IFIEC. We moeten niet kwijt raken wat we hebben bevochten en vooral de kansen grijpen die nu geboden worden’. p mei 2010 Chemie magazine 17
CHEMICAL LOGISTICS
One stop shopping in chemical logistics P.O. Box 90, NL-6500 AB Nijmegen • Phone +31 (0)24-3726111 • Fax +31 (0)24-3726199 • info@two.nl • www.two.nl Member of the Emons Group 185x130_two_9004.indd 1
15-01-2010 12:05:22
Afdichtingen Slangen Afsluiters Instrumentatie Kunststof leidingsystemen Kunststoffen Aandrijftechniek Gereedschappen Onderhoudsproducten
Bespaar op onderhoud vanuit een passie voor technologie ERIKS biedt een keurcorps aan specialisten met een ware passie voor technologie. Specialisten die u met een rationele benadering ter zijde staan bij het bereiken van milieu- en energiebesparingen, kostenreductie en vermindering van downtime. Voor de industrie is ERIKS een betrouwbare leverancier die denkt in duurzame (en snelle) oplossingen en besparingen.
Een samenwerking met ERIKS levert u gegarandeerd concrete kostenbesparingen op die wij kwantificeren én realiseren. Daar kunt u ons op afrekenen! Vraag nu om een verhelderend gesprek met ERIKS, bel T (072) 514 15 14.
ERIKSbvbvI Postbus I Postbus I 1800 BK Alkmaar I T15 072 18515 22 56 I 45 E slangen@eriks.nl eriks.nl ERIKS 280 280 I 1800 BK Alkmaar I T 072 514 14 514 I F 072 I E info@eriks.nl I Iwww.eriks.nl
Foto: Casper Ril a
Actueel
Het energiezuinige huis van BASF was 22 april in Rotterdam te zien
BASF showt publiek energiezuinig huis
Tour met mobiele woning
BASF is met het Mobile Energy Saving House op tournee door Europa. Het houten huis van 24m² is uitgerust met allerlei energiezuinige toepassingen. Eind april deed het huis Nederland aan.
H
et Mobile Energy Saving House, kortweg MESH, bevat energiezuinige toepassingen zoals geluidsisolatie, zonnecollectoren en energiebesparende kunststoframen. Het bevat zowel BASFproducten als oplossingen van klanten. ‘We zijn met het huis gaan toeren om het grote publiek kennis te laten maken met onze energiebesparende producten’, vertelt BASF-woordvoerster Jasmijn Degen.
Het huis van het chemiebedrijf is een zogenaamd passief huis, dat zonder verwarming of airconditioning op temperatuur blijft en zodoende veel energie bespaart. Het mobiele miniatuurhuis stelt bezoekers in staat meer dan alleen de losse componenten te zien. De rondreis van het huis startte in Wenen en eindigt op 29 mei tijdens de Passive House Conference in het Duitse Dresden.
In Nederland stond het op 20 april op de Grote Markt in Nijmegen en reisde vervolgens door naar Rotterdam om daar op 22 april bezoekers te trekken. ‘De belangstelling in beide Nederlandse steden was groot. In totaal hebben 80 mensen laten weten meer informatie te willen. Energiebesparing is een onderwerp dat steeds meer speelt. De vraag naar producten die daarop inspelen is dan ook aan het groeien. We hopen dat het EU-voorstel voor het aanscherpen van de bouwstandaarden snel ingevoerd wordt. Onze producten zijn daar uiterst geschikt voor’, aldus Degen.p
Dow werft mensen met een beperking Dow Chemical Terneuzen is één van de deelnemers aan het project Toonaangevende werkgevers van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel is om extra werkplekken te creëren voor mensen met een beperking.
I
n het nieuwe Business Process Services Centrum, het BPSC, in Terneuzen werken nu ongeveer 150 mensen. Aan het einde van 2010 zijn dat er naar verwachting 200. Voor het BPSC zoekt Dow mensen voor zes verschillende administratieve functies, zoals supply chain logistics technicians, call center help desk agents en client service representatives. Kandidaten moeten specifieke administratieve processen beheersen, goed Engels
spreken en bij voorkeur een extra vreemde taal beheersen. Aan de hand van deze profielen kan het consulting bureau dat in opdracht van het Ministerie de pilot ondersteunt, het aantal geschikte kandidaten in kaart brengen. ‘Wij streven ernaar dat mensen aan de slag kunnen in functies waarin hun beperking geen beperking is. Dow zorgt voor de nodige voorzieningen voor rolstoelers,
aangepaste werktijden en hulpmiddelen voor visuele en auditieve beperkingen. Als bijscholing nodig is, bieden we dat ook aan. Maar het idee blijft dat mensen ondanks hun handicap voor 100 procent kunnen functioneren. En als ze dat doen, bieden wij ze na de pilot een vast contract aan’, vertelt Senior Development Leader Dow Automotive Ed D’Hooghe, als sponsor van het Disability Employee Network. p
mei 2010 Chemie magazine 19
I N H E T L A B O R AT O R I U M
|
IN HET ONDERWIJS
|
IN DE INDUSTRIE
|
IN DE ZORGINSTELLING
Veilig werken met gevaarlijke stoffen
DENIOS NIEUWS Nu als bijlage in Chemie Magazine. Heeft u de bijlage gemist, vraag ‘m aan via:
www.denios.nl
Denios Nederland: Christiaan Huijgensweg 4A NL-2408 AJ Alphen a/d Rijn Tel. (0172) 50 64 66
Fax (0172) 50 61 89 E-Mail: info@denios.nl www.denios.nl
Waarborg voor veiligheid
UPTIME
Is meer dan produceren www.mourik.com
Wij weten waar we over twee jaar tijd voor u gaan winnen. Dat vertellen we u nu, zodat u daar niet dan pas achter komt. Uw maximale ‘uptime’ begint vandaag. Met Mourik. 010–296 54 00. Mourik Nederland Telefoon +31-10-296 54 00 Email industrie@mourik.com
Mourik België Telefoon +32-3-542 20 40 Email mourik@mourik.be
Sterk in ontwikkeling
Actueel
Eelke Fransbergen (achter het roer) is eigenaar van de Syracusa. Dit schip wordt binnenkort omgebouwd door o.a. AkzoNobel.
Flinke daling NOx en roetuitstoot
AkzoNobel stapt in binnenvaartschip AkzoNobel Industrial Chemicals participeert in de ombouw van motoren van vijf binnenvaartschepen die dagelijks zout uit Delfzijl naar Rotterdam vervoeren om chloor te maken. Daardoor daalt de uitstoot van NOx en roet aanzienlijk.
’D
e ombouw van de motoren van vijf binnenvaartschepen die dagelijks voor ons zout van de zoutfabriek in Delfzijl naar de chloorfabriek in Rotterdam vervoeren, lijkt een kleine stap. Maar vooruitgang gaat vaak in kleine stappen en veel stappen leiden tot duurzaam succes.’ Dat stelde Knut Schwalenberg, general manager van AkzoNobel’s chlooralkali-activiteiten, tijdens een bijeenkomst op het kantoor van de Nederlandse Particuliere Rijnvaart Centrale (NPRC) in Zwijndrecht. Daar werd het vijfjarig contract van AkzoNobel met het samenwerkingsverband van scheepseigenaren ondertekend door Schwalenberg en NPRCdirecteur Stefan Meeusen.
Het mes snijdt aan twee kanten; de schippers zien de waarde van hun schepen toenemen en de samenleving profiteert van schone lucht. De financiering van het project is in handen van verschillende partijen. Zo betaalt niet alleen AkzoNobel per ton zout een toeslag aan de scheepseigenaren, maar draagt ook de Nederlandse overheid met aanzienlijke subsidies bij aan de ombouw van de motoren. Het project moet in september zijn afgerond.
Schoonste vloot
Het projectbureau van Integraal Ondernemen Drechtsteden (IOD) speelde eveneens een rol bij de overeenkomst. Het bureau
brengt bedrijven, wetenschap en instanties in de binnenlandse scheepvaartindustrie bijeen om producten en processen te vernieuwen. Volgens IOD-directeur Dominique Bronzwaer maakt AkzoNobel na de ombouw gebruik van ‘misschien wel’ de schoonste vloot van Europa. ‘De binnenvaart staat ter discussie vanwege het milieueffect van de schepen. De overeenkomst toont de betrokkenheid van alle partijen in deze logistieke keten; AkzoNobel, NPRC en de scheepseigenaren hebben een akkoord bereikt over ‘groen’ transport. Daarbij hebben we met verschillende partijen samengewerkt om voor dit probleem een praktische oplossing te vinden. Ik hoop dan ook dat andere partijen het voorbeeld gaan volgen.’p
Meer informatie: www.akzonobel.com/ic mei 2010 Chemie magazine 21
Veel aandacht voor innovatie in verkiezingsprogramma’s
Politiek beseft belang goed ondernemingsklimaat Ongetwijfeld gaat het debat vaak over de integratie van allochtone Nederlanders in de aanloop naar 9 juni. Maar het gaat de komende jaren in hoge mate om sanering van de overheidsfinanciën en stimulering van de economie via onder meer innovatie en verduurzaming. CDA, PvdA, VVD en D66: hoe willen zij onze economie klaarstomen voor de toekomst? Tekst: Jos de Gruiter Illustratie: Maki Maki
‘O
rde op zaken’, ‘We willen het anders’, ‘Slagvaardig en samen’, ‘Iedereen telt mee’. Onder die veelbelovende titels verschenen vorige maand de verkiezingsprogramma’s van respectievelijk VVD, D66, CDA en PvdA. Even scannen dus: wat kan de chemische industrie verwachten van deze vier partijen die naar verwachting na de verkiezingen van 9 juni betrokken zijn bij de samenstelling van een nieuw kabinet. Eerst maar eens zoeken naar de overeenkomsten: alle vier stellen ze vast dat de overheidsfinanciën gesaneerd moeten worden. De VVD concludeert dat de staatsschuld de afgelopen jaren is gestegen van 256 naar 389 miljard euro. Dat is 23.000 euro per Nederlander, zo rekent het verkiezingsprogramma voor. De rentelasten van de staat zijn in die periode gestegen van veertien naar 22 miljard euro. De VVD verwijt dit het vorige kabinet, dat in de periode 2006-2010 ‘ruim 50 miljard extra heeft uitgegeven tegenover een groei van de economie van 45 miljard’. De VVD vindt dat
22 Chemie magazine mei 2010
het financieringstekort in 2015 naar nul moet zijn teruggebracht. De liberalen stellen daarom een pakket tekortbeperkende maatregelen voor van zo’n twintig miljard euro tot 2015. De PvdA, die de economische crisis wijdt aan een combinatie van wangedrag binnen financiële instellingen, falend toezicht en een naïef geloof in de werking van de vrije markt, stelt voor de periode tot 2015 eveneens ombuigingen voor tot een totaal van twintig miljard. De sociaal-democraten willen het financieringstekort in twee kabinetsperiodes (eindigend in 2019) terugbrengen naar nul. Het CDA kiest er voor om in twee kabinetsperioden het structureel tekort om te zetten in een structureel overschot. D66 streeft naar een overschot op de begroting in 2020, ‘zodat de overheidsfinanciën op lange termijn duurzaam zijn’.
Ontslagrecht
De vier ‘grote partijen’, zoals ze nog altijd te boek staan, zijn allen voor verhoging van de AOW-leeftijd (een maatregel die door PvdA
Verkiezingen
eerste maanden is de uitkering hoger dan nu het geval is, daarna wordt ze afgebouwd.
VVD: vpb omlaag
Hoewel alleen het VVD-verkiezingsprogramma een passage aan de chemische industrie besteedt, wordt door alle partijen het belang van een goed ondernemingsklimaat breed uitgedragen. Erkend wordt dat de Nederlandse economie concurreert met de opkomende economieën in andere delen van de wereld en dat de Nederlandse economie zich moet onderscheiden met kennis en innovatie. De PvdA schrijft het aldus: ‘We kunnen niet meer volstaan met een gematigde loonkostenontwikkeling. We zullen het in toenemende mate moeten hebben van innovatief ondernemerschap, van een goed opgeleide beroepsbevolking en van een aantrekkelijk vestigingsklimaat.’ De PvdA wijst op het belang van de maakindustrie voor Nederland. ‘Meer nadruk en regie op innovatie, R&D, ontwerp en aansturing zijn van groot belang. Een goed industriebeleid versterkt de concurrentiepositie van bedrijven. Daarbij komt verhoging van arbeidsproductiviteit tot stand door een samenspel van technologische en sociale innovatie. Bedrijven worden zelden wijzer van grote overnames met fiscaal aftrekbaar
Nieuwe kerncentrales komen niet in plaats van duurzame energie, maar vervangen oude kolencentrales en CDA in de vorige verkiezingsprogramma’s nog werd afgewezen). Het ziet er ook naar uit dat het ontslagrecht in de komende kabinetsperiode op de schop gaat. De PvdA zegt het nog voorzichtig: ‘Mensen die buiten hun schuld zonder werk raken, verdienen onze steun en hebben recht op een goede inkomensverzekering. Maar de eigen verantwoordelijkheid van burgers om een redelijk aanbod van werk te accepteren staat voorop’. De PvdA wil uitkeringen omzetten in betaling ‘voor algemeen aanvaard werk’. Met andere woorden: werkzoekenden zullen eerder niet
bij hun opleiding of ervaring passend werk moeten accepteren. Het CDA wil de WWuitkering beperken tot twaalf maanden. Door middel van een verplichting om loon door te betalen bij ontslag, worden werkgevers medeverantwoordelijk voor het vinden van nieuw werk. Ook de VVD wil de lengte van de WW-periode beperken tot een jaar, maar de liberalen verhogen in dat jaar de uitkering. Tot welk niveau zegt het programma niet. D66 wil de arbeidsovereenkomst zonder tussenkomst van derden ontbinden. De duur van de WW wordt ingekort tot een jaar. In de
vreemd vermogen. Dat gaan we daarom ontmoedigen.’ De VVD noemt ondernemers ‘onmisbaar voor een gezonde economische toekomst’ en richt zich daarbij vooral op ondernemers in kleine en (middel)grote bedrijven die investeren in nieuwe ideeën en innovatieve technieken. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is dé banenmotor van Nederland, aldus de VVD. ‘De overheid moet ondernemers niet vertellen hoe zij moeten ondernemen. Dat weten ondernemers zelf het beste. De VVD wil ondernemers de ruimte geven. Dus geen hoge belastingen, mei 2010 Chemie magazine 23
wetgeving steeds vaker het geval is.’ Volgens het CDA moet de overheid bij milieunormering methoden kiezen die zoveel mogelijk een appèl doen op de verantwoordelijkheid van mensen, ondernemingen en organisaties. ‘Dat lokt innovatie uit.’
Efficiënte energie
Baten voor ondernemers moeten groter zijn dan kosten. Er komt één digitaal overheidsloket voor alle ondernemingszaken overbodige regels en ingewikkelde procedures.’ De VVD verlaagt de vennootschapsbelasting (vpb) de komende jaren daarom met een procentpunt en gaat de strijd aan met regels die ondernemers belemmeren. Dat belooft ook de PvdA: ‘We gaan door met het verminderen van de administratieve lasten. We gaan snoeien in het woud van regels bij het aannemen van personeel en bij doorgroei. We stellen een nullijn in voor wetgevingskosten: baten voor ondernemers moeten groter zijn dan kosten. Er komt één digitaal overheidsloket voor alle ondernemingszaken. Alle formulieren worden digitaal’, aldus het programma ‘Iedereen telt mee’. De VVD wil dat ondernemers minder tijd kwijt zijn aan hun contacten met de overheid. Dat kan door het aantal regels terug te brengen, aldus het liberale programma. De VVD blijft daarom voorstander van het verminderen van de regeldruk. Zo moeten gemeenten ondernemers voortaan één factuur per jaar sturen waarop alle lokale lasten staan vermeld. Ook moet er één loket komen waar ondernemers voor al hun overheidszaken terechtkunnen. En er moet worden toegewerkt naar één controle- en inspectiedienst. 24 Chemie magazine mei 2010
Innovatie
De vier partijen wijden mooie woorden aan het belang van innovatie. Het CDA is concreet als het gaat om het Innovatieplatform. In de ogen van de christen-democraten moet dat worden omgevormd tot een Innovatieraad die tot taak krijgt ‘de strategische kennis- en innovatieagenda te coördineren en te implementeren’. De Innovatieraad is ook belast met de toekenning van FES-programma’s aan consortia van bedrijfsleven en kennisinstellingen. De sleutelgebieden, inclusief lifesciences/zorg, worden leidend voor deze programma’s. ‘De sleutelgebiedenaanpak, met onder meer de internationale toppers agro-food en water, wordt ook het referentiekader voor het regionaal economisch beleid en voor extra R&Dinvesteringen bij universiteiten en hogescholen.’, aldus het CDA-verkiezingsprogramma. Het CDA hecht veel waarde aan een gezonde leefomgeving, zo is in het programma te lezen. Maar milieuwetgeving mag niet zó dominant worden dat er geen kans meer is voor economische ontwikkelingen, aldus het CDA. ‘De reikwijdte wordt in beginsel besloten door de politiek, niet door de rechter, zoals nu door onduidelijke of te stringente
Veel aandacht in de programma’s voor energie. ‘De lucht in ons land is schoner geworden en onze open ruimte wordt beter beschermd. Maar het is niet genoeg’, schrijft de PvdA. ‘We willen ambitie tonen.’ De partij wil dat Nederland in 2020 de schoonste en meest efficiënte energievoorziening van Europa heeft. ‘Dan zijn we minder afhankelijk van olie en gas uit het Midden-Oosten en Rusland. We scheppen nieuwe, groene banen en groei in sectoren waar er voor Nederland wereldwijd grote kansen liggen. En we realiseren een CO2 -arme economie, een noodzakelijke voorwaarde om de toekomst van volgende generaties veilig te stellen.’ Ook streeft de PvdA volgens het programma naar minimaal twintig procent duurzame energie in 2020, een twintig procent efficiëntere economie en dertig procent minder CO2 -uitstoot dan in 1990. De PvdA wil de energievoorziening in hoog tempo verduurzamen. ‘Dat betekent niet dat wij vinden dat de subsidie flink omhoog moet. Sterker nog, de vele subsidies kunnen beter plaatsmaken voor wettelijke normen, die energiebesparing afdwingen en het aandeel van duurzame energie opvoeren. Subsidies aan energieproducenten voor groene stroom vervangen we door een verplicht aandeel groene stroom (35 procent in 2020). We verplichten de energieleveringbedrijven om ook bij hun klanten energiebesparing te stimuleren. Kolencentrales moeten meer duurzaam stroom opwekken door biomassa bij te stoken.’ De partij spreekt zich niet uit over de wenselijkheid van investeringen in nieuwe kerncentrales. Volgens het CDA blijft fossiele energieopwekking de komende decennia noodzakelijk. ‘Investeringen om de schadelijke aspecten tegen te gaan via afvang en opslag van CO2 bieden mogelijk een oplossing. De schadelijke aspecten van fossiele energie-opwekking moeten ook daadwerkelijk als kostenpost worden opgevoerd, daarom moet Nederland op Europees niveau en wereldniveau het Emission Trading System (ETS) bepleiten. Dit zal lastenneutraal geschieden.’ D66 wil dat emissierechten zo snel mogelijk worden geveild in plaats van gratis toegekend. ‘Indien een bedrijf meer wil uitstoten dan het plafond, moet het emissierechten kopen van een bedrijf dat te veel heeft, bijvoorbeeld omdat dat bedrijf geïnvesteerd heeft in schonere productie. Het grote nadeel van emissiehandel is dat de prijs volatiel is. Dit schrikt investeringen in schone technologieën af, omdat deze gebaat zijn bij een stabiele CO2 -prijs.’ D66 wil daarom dat Neder-
Verkiezingen
De Nederlandse chemie en kennisinstellingen zijn bij uitstek geschikt om ‘biobased economy’ op te pakken
land zich inspant om in Europees verband te pleiten voor een prijsvloer voor emissierechten, al dan niet in combinatie met een CO2 -belasting.
Kernenergie
Volgens het CDA heeft Nederland ‘mogelijkheden’ op het gebied van de vier belangrijkste vormen van duurzame energieopwekking (zon, wind, biomassa en water). ‘De land- en tuinbouw bieden mogelijkheden in biomassa en biobrandstoffen als vervanging van kolen in centrales en als eigenstandige sector.’ De partij vindt verder dat de bestaande SDEregeling voor het faciliteren van duurzame energieprojecten (productie en infrastructuur) meer moet worden toegespitst op de overgang naar een rendabele exploitatie. Daarnaast moet deze regeling zodanig vorm worden gegeven dat er meer aandacht is voor innovatie. Het CDA heeft ook een helder standpunt ten aanzien van kernenergie: ‘Juist uit het oogpunt van de betaalbaarheid en de voorzieningszekerheid, en ook vanwege het ontbreken van CO2 -uitstoot, blijft kernenergie nodig in Nederland.’ De partij bepleit ruimte om nieuwe kerncentrales te bouwen wanneer energiebedrijven hierin willen investeren en er draagvlak is in de regio. Nieuwe kerncentrales komen wat betreft het CDA niet in plaats van duurzame energie,
maar vervangen oude kolencentrales. De VVD noemt kernenergie nodig vanuit het oogpunt van zelfvoorzienendheid en klimaatdoelstellingen. ‘Daarnaast moeten we fors inzetten op energiebesparing en het bepalen van de wenselijke energiemix voor de komende decennia.’ De VVD ziet het vraagstuk van duurzame energie niet somber in. ‘Integendeel: juist ook voor de economie liggen er grote kansen in het exporteren van onze kennis over schone technologieën. Zo werken we aan een schoner milieu, maar ook aan meer banen.’ D66 sluit kernenergie vrijwel uit. ‘Kernenergie kan alleen een optie worden wanneer een samenhangend plan voor energietransitie, waarbinnen Nederland tot het uiterste is gegaan in energiebesparing en het realiseren van duurzame opwekking ontoereikend is’, aldus de democraten. ‘Energie-overschotten uit ons omringende landen moeten nadrukkelijk meegewogen worden. Vanwege problemen met nucleair afval, de zeer lange bouwduur (meer dan vijftien jaar), eindige uraniumvoorraden en het wegdrukken van duurzame energie is kernenergie geen goede transitiebrandstof. Mocht onverhoopt, na alle andere inspanningen, kernenergie toch noodzakelijk zijn dan kan dit alleen in combinatie met wettelijke afspraken over verduurzaming van de overige energievoorziening.’ p
Chemie en biobased
Het verkiezingsprogramma van de VVD is het enige dat de chemische industrie met naam noemt. Onder het kopje ‘Innovatie’ is te lezen: ‘Het grootschalig gebruik van biomassa, zoals planten, algen en organische resten, voor de productie van energie, materialen en chemicaliën zal de komende jaren sterk toenemen. Deze ontwikkeling naar een ‘biobased economy’ is op veel plaatsen in de wereld al aan de gang. De Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn bij uitstek geschikt om deze uitdaging op te pakken. Nu al zijn voorbeelden zichtbaar uit de chemische industrie, de papiersector en de agrarische sector. De VVD wil de innovatieve kracht van het bedrijfsleven hiervoor versterken en wil een samenhangende aanpak van de overheid. Dit is goed voor onze economie en vermindert onze afhankelijkheid van het buitenland met betrekking tot onze energievoorziening. Ook levert dit een bijdrage aan het oplossen van het klimaatprobleem. Met de Europese Unie en onze belangrijkste handelspartners moet ons land regelen dat de ‘bio-based economy’ ook internationaal duurzaam wordt georganiseerd.’
Aandacht voor maakindustrie De VNCI wijst op het belang van intensivering van het industriebeleid, het stimuleren van innovatie en het bevorderen van de chemie als aanjager van transitie naar een duurzame economie. En zij wijst op het realiseren van mondiale vrijhandel, behoud van het level playing field en een hogere prioriteit voor het ondernemingsklimaat in licht van toenemende internationale concurrentie. In de brief aan de politieke partijen pleit de VNCI daarom onder meer voor de maakindustrie. ‘Klimaatdoelen moeten in Europees kader worden vastgesteld; Nederland moet daar niet van afwijken. In de Nederlandse energiemix moeten energie-efficiëntie en CO2-reductie tegen zo laag mogelijke kosten worden bereikt. Exploitatiesubsidies moeten worden vermeden.’ De VNCI vindt ook dat er duidelijke keuzes gemaakt moeten worden voor de ondersteuning van R&D naar duurzame producten en processen. Wat betreft de emissiehandel pleit de VNCI voor een marktinrichting waarin extreme schommelingen van CO2-prijzen wordt voorkomen. Voor sectoren met internationale concurrentie moet de EU-ETS-richtlijn geïmplementeerd worden op een manier die het level playing field handhaaft onder behoud van de incentive voor individuele bedrijven voor CO2-emissie-reductie. De VNCI wijst tot slot op het belang van deskundige toezichthouders en integraal toezicht op een complexe bedrijfstak als de procesindustrie. De milieu-, veiligheid- en stoffenregelgeving moet worden geharmoniseerd. Het complete wensenlijstje is te vinden op: http://www.vnci.nl/Files/vnci-verkiezingsthemas-2010.pdf mei 2010 Chemie magazine 25
Willem Vaessen (Deloitte) pleit voor scenarioplanning en flexibelere business modellen
’ Crossroads: Er is niet één toekomst voor de chemie’ De eerste kwartaalcijfers van een aantal chemische bedrijven, zoals DSM, DuPont en AkzoNobel, vielen zeker niet tegen. Toch is het heel verstandig dat de topmannen in hun uitspraken over “de” toekomst een slag om de arm hebben gehouden, stelt Willem Vaessen, Director van Deloitte. ‘Daarvoor is de onzekerheid hoe de economie zich gaat ontwikkelen te groot.’ Tekst: Adriaan van Hooijdonk Foto: Casper Rila
26 Chemie magazine mei 2010
Interview
dictable future in the global chemical industry’. Deloitte beoordeelt in dit rapport de financiële en operationele prestaties tussen 1998 en 2008 van 231 wereldwijde, beursgenoteerde bedrijven, inclusief spelers op de markten voor speciality chemicals, base chemicals en integrated players. En wat blijkt? Van de tachtig procent van de ondernemingen die zich als speciality chemicals bedrijf positioneren, is het merendeel deze naam helemaal niet waard. Waarom niet? ‘De marges van de meeste van deze bedrijven zijn ook hard naar beneden zijn gegaan; weliswaar niet zo hard als hun collega’s in de bulkchemie. Daarnaast is de groei ook flink afgevlakt. En hebben we gezien dat ze gevoelig zijn geworden voor cycliciteit. Kortom, het grootste gedeelte van deze bedrijven maakt helemaal geen bijzondere producten waar ze een hogere prijs voor kunnen krijgen. Integendeel, andere bedrijven kunnen het ook.’
‘I
k kan mij sommige discussies bij Ciba Speciality Chemicals, waar ik in het verleden heb gewerkt, nog goed herinneren. ‘Wat wij maken is zo speciaal, dat kunnen ze nergens anders’, werd er vaak gezegd. En waar zijn ze nu? Verdwenen. Overgenomen door BASF.’ Willem Vaessen, Director bij Deloitte, onderstreept met het voorbeeld een van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek van het adviesbureau ‘The decade ahead; Preparing for an unpre-
Waarom houden ze zo vast aan het speciality profiel? ‘Dat heeft meerdere redenen. Het geeft ze in hun ogen een ‘sexy’ imago en het wekt de indruk dat ze voortdurend bezig zijn met innovatie. Maar wanneer je naar de opbouw van de verkopen kijkt, zie je dat het grootste gedeelte van het portfolio uit bulkproducten bestaat. Een positieve uitzondering vormen de geur- en smaakstoffenfabrikanten die vaak wel hele bijzondere producten maken, waarvoor ze een hoge prijs kunnen vragen. Maar bij de andere ondernemingen is vaak veel licht tussen ambitie en werkelijkheid. Daarom vind ik het ook een gemiste kans dat sommige bedrijven de schuld van hun slechte prestaties aan de crisis wijten. Uiteraard heeft de crisis de industrie bijzonder hard geraakt, maar dat is maar één kant van het verhaal. Op basis van onze cijfermatige analyse, zie je heel duidelijk een aantal negatieve trends in de chemie, die al voor de crisis van toepassing waren.’ Kunt u een paar voorbeelden geven? ‘In het onderzoek hebben we op het financiële vlak vooral gekeken naar de Return on Capital¹ en de relatie met
Enterprise Value² van de 231 bedrijven. De resultaten laten duidelijk zien dat heel veel bedrijven te weinig rendement maken op hun tewerkgesteld kapitaal. De ROC ligt onder of vlak bij de kosten van kapitaal. Verder viel op dat de beurswaarde van chemische bedrijven eigenlijk niet in verhouding staat tot de waarde die de branche toevoegt aan de economie. In één van twee vervolgstudies gaan we verder uitzoeken hoe dit nu komt en wat de juiste oplossingsstrategieën zijn. Want het is uiteraard niet zo dat de Return on Capital de enige factor is die de marktwaarde beïnvloedt. Daarbij spelen meerdere zaken een rol, zoals de hogere grondstof- en energieprijzen, die de industrie beperkt heeft kunnen doorzetten naar de afnemers, maar vooral het imago en de innovatieve kracht van de bedrijven in de industrie. En ondanks allerlei initiatieven om het imago te verbeteren, is het in de meeste landen nog steeds negatief. De zware ongevallen uit het verleden, zoals in Basel, Seveso en Bhopal, zijn veel mensen nog niet vergeten. Er is nog steeds veel te weinig besef in onze maatschappij dat de chemische industrie juist een positieve netto CO2-balans heeft en dat dit nog stukken beter kan worden. Het paradoxe resultaat van de lage marktwaarde is overigens wel dat bedrijven vooral met oog op de toekomst niet in staat zullen zijn om genoeg investeringskapitaal aan te trekken om een belangrijke innovaties op het vlak van duurzame producten en processen goed in de markt te kunnen zetten.’ Hoe innovatief is de Nederlandse chemie in uw ogen? ‘De eigenlijke productinnovatie is al langer heel beperkt. De meeste vernieuwing ligt vaak in de applicaties zelf. Alhoewel de aandacht voor innovatie is toegenomen en bedrijven er ook veel geld aan besteden, blijkt dat de uitgaven voor innovatie in relatie tot de omzet in de jaren voor de crisis gedaald zijn en ook dat het rendement te laag is. Daar komt bij dat veel ondernemingen te weinig inzicht hebben in de markten van hun eind afnemers. De logistieke keten in bijvoorbeeld het belangrijke automobielindustriesegment, is niet optimaal in kaart gebracht, met als e mei 2010 Chemie magazine 27
Interview
resultaat dat bedrijven niet goed weten wat de eigenlijke vraag is en waar bepaalde voorraden zich bevinden. De crisis heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. De grote Nederlandse spelers zijn op het vlak van innovatie wel een uitzondering. DSM bijvoorbeeld geeft een veel hoger percentage uit aan R&D en hield daar tijdens de crisis ook duidelijk aan vast. Samenwerking met andere organisaties op het vlak van innovatie en duurzaamheid wordt vooral in Nederland steeds belangrijker. Eigenlijk zou de chemie haar businessmodellen moeten aanpassen en flexibiliseren. Neem bijvoorbeeld de farmaceutische industrie. De innovatie komt vaak van externe partijen en ook de productie wordt vaker uitbesteed. Chemische bedrijven zitten echter vaak te vast aan hun installaties en manier van werken.’
‘Ik denk dat we aan het begin van een nieuwe S-curve staan’ 28 Chemie magazine mei 2010
Verwacht u de komende jaren nog grote investeringen in Europa? ‘Daar ga ik niet vanuit. Zo hebben we becijferd dat 80 procent van de nieuwe productiecapaciteiten voor ethyleen en daarvan afgeleide derivaten in de komende vijf jaar in het Midden-Oosten en China in gebruik wordt genomen. Het geeft aan dat we met een enorme verschuiving te maken gaan krijgen. De meeste sluitingen van chemische bedrijven vinden tegenwoordig in de economisch ontwikkelde landen plaats, vooral in Europa omdat daar vele van de oudste crackers staan. Een paar jaar geleden hebben we een vergelijkbare ontwikkeling in de cementindustrie gezien. Het grootste gedeelte daarvan zit al
Interview
staan tevens verschillende chemische fabrieken om onder meer propyleen, benzeen en butadieen te maken. De afgelopen maanden is er veel geschreven en gesproken over de overgang naar een op groene grondstoffen gebaseerde economie. Heeft Nederland hiervoor een goede uitgangspositie? ‘Dat is zeker. Het is niet toevallig dat onderzoekers van de Universiteit van Utrecht onderzoek hebben verricht naar de marktkansen van bio-based
‘ Chemische bedrijven zitten vaak vast aan hun manier van werken’ lang in China. Een vergelijkbare beweging zie je nu in de chemie. Deze ontwikkeling gaat gepaard met de verschuivingen aan de kant van de eindafnemer markten. Maar hoe zit het dan met de Europese markt? ‘De ruim 500 miljoen consumenten zijn en blijven natuurlijk een interessante markt. Maar het Europese aandeel aan de globale chemische industrie is gestaag kleiner geworden. Veel hangt af het productportfolio en dus de segmenten waarin een bedrijf actief is. Bij speciality chemicals maakt het in veel gevallen niet uit waar de productie plaatsvindt. De marges zijn immers vaak groot genoeg om de kosten van en de logistiek te compenseren. Toch gaan we steeds vaker zien dat de productie in het Midden-Oosten en China plaatsvindt en dat de verdeling in Europa vanuit grote distributiecentra plaatsvindt.’ Daarin heeft Vaessen gelijk. Zo heeft het Zwitserse Bertschi onlangs nog bekend gemaakt dat het zich in Rotterdam in de distributie van kunststoffen uit het Midden-Oosten begeeft. Achtergrond is de toenemende productie van kunststoffen en chemische producten in diverse landen in het Midden-Oosten, waardoor men volgens Bertschi rond 2015 al ongeveer een vijfde van de Europese vraag kan dekken. En een week later maakte Shell bekend dat het zijn Eastern Petrochemicals Complex (SEPC)project in Singapore succesvol heeft afgerond. Er is niet alleen een enorme ethyleenkraker gebouwd, maar er
plastics. Technologisch gezien is er enorm veel gebeurt en is er al veel meer mogelijk dan algemeen bekend is. Meer dan 80% van de bekende plastics kunnen in principe door plantaardige in plaats van fossiele grondstoffen en nieuwe productieprocessen worden vervangen. De projecten zijn in verschillende ontwikkelingsfases. Persoonlijk, denk ik dat we aan het begin van een nieuwe S-curve staan. De crisis en gedaalde prijzen voor fossiele brandstoffen hebben helaas hun invloed gehad. Daar gaan we in onze tweede studie ‘Strategies and Solutions´ uitgebreid op in. Door de grote kennis op landbouwkunde, onder andere aan de Universiteiten Wageningen en Utrecht en in middel grote bedrijven, heeft Nederland goede kaarten. Maar in de lopende decade is het financieel nog niet interessant en blijft olie de hoofdrol spelen. Producten op basis van aardolie zijn voorlopig nog veel goedkoper dan producten uit planten.’ Hoe ziet de toekomst er in uw ogen eigenlijk uit voor de Nederlandse chemie. Waar staat de sector over, pak hem beet, een jaar of tien? ´Dat is moeilijk te voorspellen en wil je misschien ook helemaal niet. Daarvoor is de onzekerheid te groot geworden de afgelopen jaren. De topmannen van de bedrijven voelen dat heel goed aan. Daarom hebben de meeste in hun uitspraken over de toekomst een slag om de arm gehouden. De industrie bevindt zich in de komende jaren op een crossroad. Er is niet één toekomst voor de chemie, en bedrijven moeten daar bij het bepalen van hun strategie
rekening mee houden. In de studie schetsen we daarom drie mogelijke scenario´s voor de chemische industrie wereldwijd, die onder meer afhankelijk zijn van drie hoofdfactoren: economische groei en verschuivingen, technologische innovaties en investeringen, en ten derde wet- en regelgeving, vooral op het gebied van CO2 (GHG) reductie. Welke stappen gaat bijvoorbeeld de VS op dit laatste gebied nemen? Daarover lopen de meningen uiteen. Zo stellen mijn collega´s in de VS dat het congres vooral op de creatie van banen gaat inzetten. Het initiatief van Kerry-Liebermann heeft weinig kansen. Kiest de VS er voor een Cap-&-Trade systeem in te voeren en meer geld uit te trekken voor subsidies om huizen te isoleren? Op zich betekent dat weer een geweldige stimulans voor de chemische industrie. Of ligt de focus op een solide economie? Dan ontstaat er weer een heel ander beeld. Daarom pleiten wij in de studie er ook voor dat chemische bedrijven veel meer in scenario’s te denken. Dit idee is bij Shell al jaren terug ontwikkelt.´ Gebeurt dat nog te weinig? ´Zeker in de chemische industrie komt het nog niet veel voor. Maar op maat gemaakte, flexibele groeistrategieën die in kunnen spelen op onvoorziene obstakels of kansen, zullen voor internationale chemische bedrijven een belangrijke onderscheidingsfactor zijn. Het succes van het bedrijfsmodel en de verschillende keuzes zullen afhangen van geavanceerde methodes en partnerships om marktgedrag juist in te schatten en de kansen snel waar te nemen. Bedrijven die bijvoorbeeld gebruik blijven maken van wiskundige methodes (forecasting) om via het verleden een deel van de toekomst te kunnen bepalen nemen onnodige risico’s en gaan belangrijke kansen missen, vooral op het vlak van duurzaamheid en innovatie. Gezien de toenemende onzekerheid, is het doordenken van een heel scala aan echte alternatieven, in plaats van historical grandfathering, cruciaal voor een effectieve planning onder de inzet van flexibelere business modellen. En ieder bedrijf moet hier haar eigen invulling aan geven.’ p ¹ RoC = EBIT / (Net Working Capital + Net Fixed Assets ² EV = Market capitalisation + Total Debt – Cash mei 2010 Chemie magazine 29
Slidings op Kunstgras op WK in Zuid-Afrika
Voor het eerst in de geschiedenis van het WK spelen de voetballers op velden die gedeeltelijk uit kunstgras bestaan. De sterren Thierry Henry (Frankrijk), Luigi Riva (ItaliĂŤ), Bonaventura Kalou (Ivoorkust) en Lionel Messi (ArgentiniĂŤ) zien we straks op velden met Nederlands-Belgisch kunstgras; in de stadions Nelspruit en Polokwane. 30 Chemie magazine mei 2010
Uitgelicht
op plastic D
esso Sports Systems installeerde de grasmatten begin mei. De kunstgrasfabrikant met vestigingen in Dendermonde en Oss heeft hiervoor, op aandringen van de wereldvoetbalbond FIFA, een contract getekend met de lokale WK-organisatie. Het gaat om een miljoenenopdracht. Uit testen van een onafhankelijk instituut bleek dat het natuurgras in Nelspruit en Polokwane niet voldeed aan de strenge kwaliteitseisen van de FIFA. De wereldvoetbalbond benaderde daarom Desso voor de aanleg van het GrassMaster-systeem. Het systeem bestaat uit zo’n twintig miljoen kunstgrasvezels die
ongeveer twintig centimeter diep geĂŻnjecteerd worden. De natuurgraswortels groeien rondom de kunstgrasvezels en verankeren zo het veld tot een stabiele en egale grasmat. Het is de bedoeling dat de grasmat niet lijdt onder de weersomstandigheden. Het gebruik van een gecombineerd natuur- en kunstgrasveld is overigens niet nieuw in het voetbal. Desso legde dit soort grasmatten al eerder aan bij onder andere Denver Broncos, Arsenal, Liverpool en AZ. Op de foto en de kleine illustratie het GrassMaster systeem in het Mbombela stadion in Zuid-Adfrika. p mei 2010 Chemie magazine 31
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen pleit voor een vernieuwd rekenmodel
Achterhaalde fa en onverifieerb ‘Een ritueel dat leidt tot schijnveiligheid’, zo vat de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) zijn kritiek samen op het gebruik van kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Het advies is om deze methode te verbeteren en bij besluiten over vergunningen verder te kijken dan alleen de uitkomsten van de QRA-berekeningen. Medio 2011 komt de raad met een uitgebreid advies. Tekst: Erik te Roller
D
De ambtenaren die al jaren met QRA werken, zullen wel even hebben moeten slikken bij het AGS-advies onder de titel ‘Risicoberekeningen volgens voorschrift: een ritueel voor vergunningsverlening’, dat in april uitkwam. Al meer dan tien jaar vormt QRA de basis voor de besluitvorming over vergunningen voor bedrijven met gevaarlijke stoffen uit hoofde van de Seveso-II-richtlijn. Aanvankelijk viel er redelijk mee te werken, maar vanwege de oprukkende bebouwing is er behoefte aan een goede betrouwbare risicobeoordeling. De AGS heeft de QRA-methode daarom gewogen, maar te licht bevonden. ‘Wij zijn niet tegen het gebruik van QRA, maar wel tegen het feit dat de uitkomsten van dit rekenprogramma als absolute waarheden worden gezien, terwijl ze dat niet zijn. De overheid baseert zich bij belangrijke besluiten over veiligheid van burgers, werknemers van bedrijven en ruimtelijke ordening niet op andere waardevolle informatie om inzicht te krijgen in de veiligheidssituatie’, zeggen Chris Pietersen, lid van de AGS en Nico van Xanten, secretaris van de AGS. Pieter-
32 Chemie magazine mei 2010
sen, in het dagelijks leven directeur van Safety Solutions Consultants, heeft leiding gegeven aan een werkgroep van veiligheidsexperts die de QRA in opdracht van de AGS grondig heeft doorgelicht. De AGS is niet over één nacht ijs gegaan en heeft een concept van het rapport ook besproken met een klankbordgroep van ambtenaren, risico-analisten uit de industrie en veiligheidsconsultants.
Oversimplificatie
Chris Pietersen noemt de punten van kritiek. ‘QRA gaat alleen uit van de hoeveelheid van een gevaarlijke stof die aanwezig is, de omstandigheden zoals druk en temperatuur, en de faalkansen van de apparatuur. Allerlei denkbare veiligheidsmaatregelen, zoals veiligheidsvoorzieningen aan de installaties, preventief onderhoud, inspecties en controle blijven buiten beschouwing. Daarom krijg je met dit rekenmodel geen inzicht in het effect van maatregelen op de veiligheid, waardoor deze methode bedrijven ook niet stimuleert om extra maatregelen te nemen.’ Daarnaast past de overheid dit rekenmodel volgens AGS generiek toe op
uiteenlopende situaties. ‘Alle monniken over één kam scheren lijkt op het eerste gezicht aantrekkelijk, maar werkt oversimplificatie in de hand.’ Van Xanten haalt het voorbeeld van LPG-stations uit het advies aan: ‘Bij het rekenmodel moet je er bijvoorbeeld vanuit gaan dat alle LPG-stations hetzelfde zijn en allemaal in eenzelfde omgeving staan en dat het niet uitmaakt of de LPG-tankwagen steeds door een woonwijk rijdt of niet. Normaal ligt de zogenoemde 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico op 50 meter afstand van LPG-tankauto’s die niet van hittewerende bekleding voorzien zijn.’
De jaren zeventig
‘In ons advies staat een voorbeeld: kleine variaties in de kans op een BLEVE, dat wil zeggen het bezwijken van een druktank met een door samenpersen vloeistofbaar gemaakt brandbaar gas, leiden bij dit rekenmodel tot een relatief grote toename van de afstand van de 10-6-contour tot het vulpunt. Als de kans tien keer zo groot is, neemt de afstand toe van 50 tot 190 meter. Dat is een groot verschil, waarvan je je ernstig moet afvragen wat dat voor de praktijk betekent.’ Pietersen: ‘Ook de verifieerbaarheid van het rekenmodel is gebrekkig. In het model moet je bijvoorbeeld de faalkansen van de apparatuur invoeren. Maar waar komen die faalkansen vandaan? We hebben dat uitgezocht en geconstateerd dat die faalkansen dateren uit de jaren zeventig en betrekking hebben op stoomvaten. Die cijfers zijn daarna een eigen leven gaan leiden en nergens goed gedocumenteerd. Die faalkansen blijken ook nog eens een factor 10 kleiner te zijn dan elders gebruikelijk is.’ De AGS wijst in dit verband ook op de toenemende verwevenheid tussen de beleidsmakende ambtenaren en het
Opinie
faalkansen bare cijfers RIVM, dat verantwoordelijk is voor het up to date houden van het rekenmodel. Deze verwevenheid speelde onder andere een rol bij het prematuur inboeken van veiligheidsmaatregelen voor LPG-tankauto’s. ‘Al met al berusten de uitkomsten van het rekenmodel dus op aannames en uitgangspunten die niet altijd verifieerbaar of waar zijn. Zodoende geven de uitgevoerde risicoberekeningen die je volgens voorschrift uitvoert geen getrouw beeld van de veiligheid. We hebben geen kritiek op het afwegen van kansen en gevolgen, want dan kun je in ons land niets meer met gevaarlijke stoffen doen. Maar als je risico’s berekent, moet je het wel goed doen’, aldus Van Xanten. ‘Omdat het huidige model zo ver afstaat van de werkelijkheid, maken bedrijven er vrijwel geen gebruik van’, vervolgt Pietersen. ‘Dat is jammer want in principe kun je QRA gebruiken om de veiligheid van installaties te optimaliseren. Je gaat dan na wat de effecten van verschillende veiligheidsmaatregelen zijn. Zo draagt een automatische overvulbeveiliging op een tank aanzienlijk bij aan veiligheid, maar in de uitkomst van het huidige rekenmodel vind je dat niet terug. En dat terwijl overvullen een van de belangrijkste oorzaken blijkt te zijn van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld bij de rampen in het Amerikaanse Texas City in 2005 en het Britse Buncefield in 2008.’
Aanbevelingen
De AGS heeft ook forse kritiek op de opleiding van mensen die met de QRA moeten werken. In de praktijk besteden de overheid en bedrijven de QRAberekeningen doorgaans uit aan ingenieursbureaus, waar veelal mensen werken die niet uit de wereld van de gevaarlijke stoffen komen. Om met Safety-NL te kunnen werken, het soft-
wareprogramma met het QRA-rekenmodel, krijgen ze een driedaagse opleiding. Daarna kunnen ze het programma hanteren, ook al weten ze weinig over de gevolgen van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in de industriële praktijk, laat staan over de achtergrond van het rekenmodel. Van Xanten: ‘Het QRA-rekenprogramma is gebaseerd op een overgesimplificeerd model, dat tot standaard is verheven. Ook mensen die geen risico-analist zijn mogen het bedienen. Er rollen getallen uit, maar die bieden onvoldoende inzicht in de omvang van de risico’s en de mogelijkheden om ze te beperken.’ In het tweede deel van zijn advies doet de AGS een reeks aanbevelingen. ‘De rekenmethode moet in elk geval verbeterd worden. De ontwikkeling daarvan heeft minstens tien jaar lang stilgestaan’, zegt Pietersen, die destijds zelf bij TNO aan de wieg van de QRAmethodiek heeft gestaan. In de bijlage van het advies staan zo’n vijfentwintig technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen uit de procesindustrie genoemd, waarvan er momenteel slechts vier kunnen meewegen in de QRA voor LPG-tankstations.
Buitenland als voorbeeld
De AGS raadt bestuurders aan om bij het beoordelen van vergunningen en ruimtelijke plannen verder te kijken dan alleen naar de uitkomsten van de rekensom (grenswaarde van het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde van het groepsrisico). Hierbij pleit de raad voor een integrale afweging van economie, ruimtelijke ordening en de veiligheid van de burgers. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in het buitenland. Zo fungeert de Britse Health Safety Executive als een nationale onafhankelijke waakhond op het gebied van arbo, veiligheid en gezondheid. De Fransen zien de uit-
komsten van risicoberekeningen meer als een globale indicatie. Hiermee doen ze recht aan de onzekerheden waarmee deze berekeningen zijn omgeven. Ook maken ze gebruik van verschillende categorieën van faalkansen. Verder kijken ze veel meer naar de genomen veiligheidsmaatregelen en nemen dit mee in de besluitvorming. ‘Ze stoppen dus niet alles in een rekenmethode in een poging er een betrouwbaar getal uit te krijgen, maar zetten verschillende zaken op
De uitkomsten van dit rekenprogramma worden voor absolute waarheden aangezien, terwijl ze dat niet zijn een rijtje en komen tot een meer kwalitatieve beoordeling.’ ‘Nadeel van de huidige QRA-praktijk is overigens ook, dat de overheid in de verleiding komt de contourlijnen als absolute grenzen tussen veilig en onveilig gebied te gaan hanteren. Gemeentes hebben de neiging om van de extra veiligheidsmaatregelen van vervoerders en producenten gebruik te maken door de bebouwing te laten opschuiven richting spoor en bedrijfsterrein. Dat heet normopvulling. In Nederland moeten we ons met elkaar afvragen welke kant we op willen. Het huidige niveau van welvaart in ons land is zonder gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen ondenkbaar. Als we Nederland veiliger willen maken, dan moeten we ons goed bewust zijn van de risico’s en heel voorzichtig zijn met het verleggen van de bouwgrenzen’, aldus Van Xanten. p mei 2010 Chemie magazine 33
Chemie werpt ander licht op Van Gogh Wat voor materialen gebruikte Vincent van Gogh? Door wie liet hij zich inspireren? Wat zit er achter de verflagen? Het project Van Goghs atelierpraktijk wil antwoord geven op dit soort vragen. Foto’s Casper Rila De onderzoeken worden uitgevoerd door het Van Gogh Museum, het Instituut Collectie Nederland en het Shell Technology Centre Amsterdam. Met behulp van moderne technieken wordt meer inzicht verkregen in de werkwijze van de beroemde schilder die leefde van 1853-1890. Ook kwesties rondom authenticiteit en restauraties komen in het onderzoek aan bod. Vanaf 29 april is het onderzoek voor iedereen te volgen via de weblog www.vangoghsatelierpraktijk.nl
Zelfportret als schilder, Vincent van Gogh (1888)
34 Chemie magazine mei 2010
In beeld
mei 2010 Chemie magazine 35
1
2
5
4 36 Chemie magazine mei 2010
7
In beeld
3
6 Foto 1: Schilderijenrestaurator Devi Ormond van het Van Gogh Museum toont röntgenfoto’s van schilderijen van Van Rappard en van Van Gogh. De röntgenfoto’s geven informatie over het gebruik van het type doek dat beide kunstenaars gebruikten. Foto 2: Onderzoeker Luc Megens van het Instituut Collectie Nederland leest het spectrum van de verflagen van De wever van Van Rappard genomen met de mobiele XRF-spectrometer. Foto 3: De mobiele XRF-spectrometer wordt gebruikt om aanwezige elementen in de verflagen van het schilderij te identificeren. Foto 4: Devi Ormond toont een live beeld op de computer van het detail, uitvergroot door de stereomicroscoop. Het opblazen van details van het schilderij kan details onthullen over de techniek die de kunstenaar gebruikte, zoals de opbouw van verflagen. Foto 5: De wever van Van Rappard bekeken onder de stereomicroscoop. Foto 6: ICN-onderzoeker Muriel Geldof en Shell-onderzoeker Kees Mensch voeren een SEM-EDS analyse uit van een verfmonster dat genomen is uit het schilderij van Van Rappard. Deze techniek wordt gebruikt voor beoordeling en soms identificatie van anorganische en organische materialen zoals pigmenten, bindmiddelen, vezels en houtsoorten. Foto 7: Met behulp van de stereomicroscoop bepalen de onderzoekers op welke plaats op het schilderij een monster kan worden genomen.
mei 2010 Chemie magazine 37
VNCI-werkgroep Procesveiligheid van start
‘Samen leren van (bijnazorgen voor beter imago ‘Het is noodzakelijk dat iedereen bekend is met de risico’s van de productieprocessen. Als het management weet welke risico’s er zijn, kan de werkvloer de ruimte krijgen om de noodzakelijke maatregelen te nemen’, zegt Nathalie De Somer, beoogd voorzitter van de nieuwe VNCI-werkgroep Procesveiligheid. Tekst: Erik te Roller
gehele bedrijfstak. Bij de chemiebedrijven lopen al sinds jaren allerlei interne programma’s voor procesveiligheid. Op landelijk niveau is er tot nu toe alleen op ad-hoc basis kennis en ervaring uitgewisseld. Vrijwel alle bedrijven binnen de VNCI vinden echter dat de tijd rijp is voor landelijke samenwerking.’ Adriaansens: ‘Het is niet de bedoeling om kennis over de technische beveiliging van de processen uit te wisselen, want dat kan concurrentiegevoelige informatie zijn. Maar praten over hoe je alles rond veiligheid organiseert en hoe je wetgeving interpreteert en effectief implementeert, kan wel.’
Leiderschap
S
amen met Roel Adriaansens, lid van de VNCI-beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu en Responsible Care Leader bij Dow, heeft Nathalie De Somer, Process Safety Technology Leader eveneens bij Dow, een belangrijke inbreng gehad bij de oprichting van de nieuwe werkgroep. De Somer over het waarom van de werkgroep die in juni van start gaat: ‘Procesveiligheid bepaalt uiteindelijk het succes van de chemische industrie. Die moet kunnen aantonen, dat zij de zaak onder controle heeft. Incidenten moeten hoe dan ook voorkomen worden, want afgezien van het persoonlijk leed dat ze kunnen veroorzaken, zijn ze ook schadelijk voor het imago van de
38 Chemie magazine april 2010
Procesveiligheid is volgens de VNCI alles wat verband houdt met het beheersen van risico’s rond procesvoering en het borgen van de integriteit van de installaties. Zaken als leiderschap, cultuur, beleid, organisatie, regels, procedures, communicatie en opleiding hangen hier allemaal mee samen. De Somer over leiderschap: ‘Je laat de zaken niet op hun beloop, maar neemt beslissingen. Procesveiligheid vraagt om keuzes, bijvoorbeeld dat de veiligheid altijd voorrang heeft boven productie draaien.’ ‘Leiderschap bepaalt de cultuur in je organisatie’, vervolgt Adriaansens. ‘De hardware en de software van een fabriek kunnen prima in orde zijn, maar als mensen shortcuts maken en dus tegen de regels in handelen en je staat dit toe, is daar geen enkele technische bescherming tegen opgewassen. Vergelijk het met autorijden. Als je te hard rijdt, loop je een grote kans op ongelukken, ondanks de veiligheidsvoorzieningen van de auto. Goed gedrag is een belangrijk middel om veiligheidsincidenten te voorkomen. Leiderschap vraagt van mensen dat ze zelf situaties beoordelen en zo nodig actie nemen in samenspraak met anderen en niet wachten totdat anderen in actie komen en ze terecht gewezen worden.’ De Somer: ‘Rapporteren over inciden-
Kennis en ervaring
-) ongevallen en go van de chemie’ ten staat bij de chemiebedrijven al jaren hoog op de agenda. Belangrijk is om niet alleen met een kwantitatieve bril naar de grafieken met ongevallenstatistieken en andere veiligheidsincidenten kijken. Dan kijk je alleen naar het topje van de ijsberg en dat leidt snel tot negatieve aandacht voor het onderwerp. Beter is om de vraag te stellen hoe we ervoor kunnen zorgen dat alles veiliger gebeurd en of we daarvoor misschien bepaalde dingen anders moeten doen. Dat is effectiever en vraagt om positieve aandacht van het management. In de werkgroep zullen we leerervaringen uit het verleden delen en aan de gang gaan met het interpreteren en implementeren van die nieuwe wetgeving.’
Abnormaal als normaal
Adriaansens: ‘Overigens is er al jarenlang sprake van een dalende trend in het aantal procesveiligheidsincidenten. Om toch te kunnen blijven leren hoe we veiliger kunnen werken, moeten we daarom ook kijken naar de bijna-incidenten. Dus gevallen waarbij nog geen ongeluk heeft plaatsgevonden, omdat de laatste beschermingslaag heeft gewerkt of waarbij dezelfde gebeurtenis in een iets andere situatie tot een incident had kunnen leiden.’ De Somer: ‘Ongelukken zijn het gevolg van een incredible chain of events. Als je ongelukken wilt voorkomen, moet je leren van alles wat abnormaal is en zeker niet abnormale situaties als normaal gaan ervaren. Als bijvoorbeeld de temperatuur van een bepaald
apparaat te hoog is, hoeft er niet meteen een ongeluk gebeuren. Maar in combinatie met andere abnormale situaties kan dat op een gegeven moment wel gebeuren. Daarom moet je tijdig iets aan de te hoge temperatuur doen. Het wegblijven van abnormale situaties moet in je bedrijfscultuur ingebakken zitten.’ ‘Om te weten te komen hoe veilig je opereert, kun je gebruik maken van indicatoren die aangeven of je je aan positief gedrag houdt’, vervolgt De Somer. ‘Als automobilist kun je bijvoorbeeld nagaan of je altijd de gordel vastmaakt voordat je de auto start. Het draait om het nemen van maatregelen vooraf en om robuuste managementsystemen. Of je in een bedrijf op tijd een training hebt georganiseerd om personeel bewust te maken van risico’s en of de overdracht van de informatie daarbij effectief is geweest.’
Samenwerking
Adriaansens: ‘De Werkgroep Procesveiligheid zal zich op een praktische manier met procesveiligheid bezighouden. Denk aan het organiseren van voorlichtingssessies en discussies over procesveiligheid. Hierbij zullen we nauw samenwerken met de bestaande regionale veiligheidsnetwerken: BZW Masterclass in Zuidwest
Procesveiligheid vraagt om keuzes, bijvoorbeeld dat de veiligheid altijd voorrang heeft boven productie draaien
Nederland, Deltalinqs in de Rijnmond, Masterclass Veiligheid Zuidoost, ORAM in de regio Amsterdam en TxU project VGM in het noorden van het land. Ook wil de werkgroep een rol spelen bij het afstemmen van nieuwe veiligheidswetgeving tussen aan de ene kant het Ministerie van VROM en de Arbeidsinspectie en aan de andere kant de chemische industrie. Dat geldt voor de afstemming in Europees verband via de koepelorganisatie Cefic. Op gebied van procesveiligheid zijn wij binnen de VNCI het aanspreekpunt.’ De Somer: ‘Met de Werkgroep Procesveiligheid verwachten we ten eerste duidelijk te kunnen maken aan de overheid en de mensen in de samenleving wat wij in de chemische industrie aan veiligheid doen. Transparantie zal ongetwijfeld bijdragen aan een beter imago van de chemiesector. Ons tweede doel is de leden van de VNCI te inspireren tot een veiliger bedrijfsvoering. Procesveiligheid is meer dan een technische aangelegenheid. Het gaat om de aanpak: hoe je continu leert van ongevallen en bijnaongevallen en je beheersmaatregelen aanpast om te verbeteren.’p Wilt u meer weten over procesveiligheid? Stuur een mail naar Macco Korteweg Maris, kortewegmaris@vnci.nl
Het onderste uit de kan halen
VNCI-directeur Colette Alma hecht groot belang aan de nieuwe Werkgroep Procesveiligheid: ‘Voor onze vereniging heeft procesveiligheid topprioriteit. Niet omdat chemiebedrijven in Nederland op dit gebied slecht presteren, maar omdat we het onderste uit de kan willen halen voor wat betreft mogelijke verbeteringen. Er kan immers alleen een goede relatie tussen bedrijf en omgeving bestaan als de omgeving ervan op aan kan dat een bedrijf zijn processen beheerst en veilig opereert. De kans dat er iets misgaat is klein, maar de effecten kunnen groot zijn. Daarom moeten we de processen tot in de puntjes beheersen. De regionale veiligheidsnetwerken besteden al veel aandacht aan procesveiligheid. Die gaan we voortaan landelijk ondersteunen vanuit de Werkgroep Procesveiligheid. Deze werkgroep hangt samen met andere werkgroepen op het gebied van veiligheid onder de paraplu van de Beleidsgroep Veiligheid Gezondheid en Milieu.’ mei 2010 Chemie magazine 39
1
2
3
Internationaal College Edith Stein wint Meet the Boss 2010
Emotioneel debat over meiden en techniek De wereld ligt aan je voeten als je voor techniek kiest. Dat was de boodschap van Corus-topvrouw Margriet Nip tijdens de Meet the Boss-finale in de Verkadefabriek in Den Bosch. Nip deed een speciaal beroep op meisjes om voor techniek te kiezen omdat er in het bedrijfsleven behoefte is aan meer evenwicht. Tekst: Esther Rasenberg Fotografie: Laura Zwaneveld
T
ijdens de finale van de debatwedstrijd waren meisjes in elk geval goed vertegenwoordigd. Samen met hun mannelijke klasgenoten verdedigden zij de eer van hun school met verve. Het team van het International Edith Stein College uit Den Haag werd uiteindelijk door de driekoppige jury gekozen als beste debaters (zie kader). Zij wonnen voor de hele klas indoor skydiven in Roosendaal. Tijdens de finale werd gedebatteerd over drie stellingen. Tijdens elke stelling vervulden de leerlingen een andere rol. Zij speelden voorstander, tegenstander of rechter. Alle leerlingen kwamen dus in elke rol aan bod. De stellingen werden ingeleid door de jury, die bestond uit Corus-directeur Margriet Nip, Anne-Jan van Hulst van ingenieursbureau Movares en Jet-Net
40 Chemie magazine mei 2010
directeur Gerard Jacobs. Debatleider Dirk van Dorsselaer van het Nederlands Debat Instituut liep met de microfoon heen en weer tussen de voor- en tegenstanders. De voor- of tegenstanders winnen als de rechters na het debat van mening zijn veranderd. En dat blijkt nogal eens te gebeuren. De stellingen tijdens deze finale waren ‘Elektronische betaalmiddelen moeten contant geld volledig gaan vervangen’, ‘Technische opleidingen moeten veel actiever de werving richten op meiden’ en ‘Het groene imago van technologische bedrijven is misleidend’.
Voorlichting
Vooral tijdens het debat over ‘actieve werving van meiden’ liepen de emoties soms hoog op. De tegenstanders waren van mening dat het niet ver-
standig is om meiden te dwingen voor techniek te kiezen. Ook waren zij ervan overtuigd dat werving niet werkt. De voorstanders zagen het belang van actieve werving wel degelijk in. Meisjes hebben een achterstand en die moeten ze inhalen. Eén van de debaters vertelde dat haar eigen keuze voor techniek het gevolg was van goede voorlichting op het juiste moment; ‘Zonder die voorlichting had ik zeker niet voor techniek gekozen.’ Margriet Nip vertelde in haar inleiding over de activiteiten die Corus onderneemt om meer vrouwen te werven. ‘Wij hebben een speciale open dag voor meiden, want we vinden het belangrijk dat er meer vrouwen in de techniek aan de slag gaan. Uit onderzoek blijkt dat bedrijven waar veel vrouwen werken, beter presteren. Zij
Achtergrond
4
5
1 Tijdens het debat over werving wil iedereen zijn of haar zegje doen. 2 Het Internationaal College Edith Stein (Siemens) kwam als beste debater uit de bus. 3 Eens of oneens. Ook de zaal werd betrokken bij de stellingen. 4 De winnaars; moe maar voldaan 5 GirlsDay bij Shell: alleen voor meisjes. Zij zijn bedachtzamer dan jongens, meent het bedrijf.
Er staan 140 scholen op de wachtlijst, want er is een gebrek aan deelnemende bedrijven
hebben vaak een andere visie en dat kan bijvoorbeeld leiden tot innovatie. Er zijn nu veel te weinig vrouwen werkzaam in de techniek en daarvan bereikt slechts een enkeling de top.’
Visvijver voor talent
Ook André van Aperen, coördinator Jet-Net bij Shell Nederland benadrukt het belang van speciale voorlichting voor meisjes. ‘Tijdens Girlsday bijvoorbeeld gaan er alleen meisjes op excursie bij technische bedrijven. Het programma dat deze meiden volgen, verschilt overigens niet wezenlijk van de voorlichting die aan jongens wordt gegeven, maar tijdens de voorlichtingsdagen voor meisjes is de sfeer totaal anders. Meisjes zijn bedachtzamer dan jongens. Je ziet bij gemengde excursies dat jongens meiden vaak geen kans geven. Zij zijn sneller en maaien daardoor vaak het gras voor de voeten van de meisjes weg.’ Van Aperen is heel actief binnen de organisatie van Jet-Net: ‘Shell is één van de founding fathers van Jet-Net en ik ben lid van het kernteam van het Jongeren en Technologie Netwerk. Werken met jongeren is altijd interessant en gewoon ontzettend leuk. Bij Shell organiseren we activiteiten voor jongeren op alle niveaus. Bedrijven moeten er zelf voor zorgen dat de visvijver met techniektalenten goed gevuld is.’ De Jet-Net coördinator is full time bezig met voorlichting, training en coaching van jongeren. ‘Met de voorrondes voor deze Meet the
Boss-finale zijn we al in februari gestart. Drie scholen gingen bij ons in debat met voormalig Site Manager Shell Technology Centre Amsterdam Jo Peters. Gymnasium Novum uit Voorburg kwam toen als winnaar uit de bus’, zegt Van Aperen. ‘Tijdens de voorronde werd onder meer gedebatteerd over het watertekort en het klimaatprobleem. Het is ontzettend leuk om te zien met hoeveel enthousiasme jongeren aan de debatten meedoen.’
Meer bedrijven nodig
Bij scholen zijn de initiatieven van Jet-Net razend populair. Op dit moment staan er 140 scholen op de wachtlijst, maar door een gebrek aan bedrijven kunnen niet al die scholen worden bediend. Directeur Gerard Jacobs is druk bezig met de werving van bedrijven maar die reageren vaak in eerste instantie wat terughoudend. ‘Deelname aan Jet-Net is niet vrijblijvend, een bedrijf moet zich echt committeren. We hebben de afgelopen periode ontzettend veel oriënterende gesprekken met bedrijven gevoerd. Ik denk zeker dat een aantal van die bedrijven zich bij Jet-Net aansluit als de economie definitief aantrekt. Een enkel bedrijf heeft zich juist tijdens de crisis bij ons aangemeld, zoals bijvoorbeeld ASML. Bij veel bedrijven ligt de prioriteit nu nog bij het oplossen van de economische problemen. Maar de tekorten die de vergrijzing kan opleveren als er onvoldoende verjonging is, moeten ze niet vergeten.’ p
Over Meet the Boss Meet the Boss wordt sinds 2006 georganiseerd door Jet-Net, Jongeren en Technologie Netwerk Nederland. In 1998 begon de VNCI met bijeenkomsten waar scholieren in discussie gingen met bazen uit de chemische industrie. Nadat Jet-Net het concept overnam, komen ook bazen uit andere sectoren aan bod. In totaal namen acht scholen deel aan de finale. Elke school won een eerder gehouden voorronde bij een bedrijf. Vanuit de chemie waren Shell en DSM vertegenwoordigd. Onder de deelnemers waren het Porta Mosana College (DSM) uit Maastricht, het Internationaal College Edith Stein (Siemens) uit Den Haag, RSG Wolfsbos (NAM) uit Hoogeveen, Stedelijk Gymnasium Schiedam (Unilever) uit Schiedam, Tabor Werenfridus (Corus) uit Hoorn, Mendel College (MaxGrip) uit Haarlem, Gymnasium Novum (Shell) uit Voorburg en het Christiaan Huygens College (ASML) uit Eindhoven.
mei 2010 Chemie magazine 41
Sitemanager Jacques Kiewiet van Air Liquide
‘Onbeman niet onbe De operators van Air Liquide in Terneuzen moesten in de juiste mindset komen voor de laatste stap naar een onbemande operatie van de fabriek in Terneuzen. Jacques Kiewiet toverde daarom de controlekamer tijdelijk om tot huiskamer. Hij is de laatste in de rij voor Plantmanager of the Year 2010. Tekst: Erik te Roller Foto’s: Casper Rila
K
iewiet was aanvankelijk plantmanager op de locatie in Bergen op Zoom. In mei 2006 kreeg hij de taak om de vestiging in Terneuzen efficiënter te maken. Deze vestiging levert vloeibare zuurstof, stikstof en argon aan klanten en gasvormige zuurstof en stikstof aan Dow. Ze produceert dit ter plaatse door het afkoelen van lucht, waarbij de zuurstof bij -183 oC vloeibaar wordt, de argon bij -186 oC en de stikstof bij –196 oC. Air Liquide nam deze activiteiten in Terneuzen in 1999 over van British Oxygen Company. Probleem was echter dat de locatie geheel los stond van de overige locaties van Air Liquide. De mensen werkten er al jaren op een soort eiland en hadden weinig mogelijkheden om van werk te veranderen. ‘Toen ik er midden 2006 kwam, waren de onderlinge verhoudingen in het team niet om over naar huis te schrijven. Het was mijn taak om een einde aan die spanningen te maken, de lokale bedrijfscultuur van een reactieve naar een 42 Chemie magazine mei 2010
Plant manager of the year
and maar emind’ proactieve cultuur om te zetten en de achterstand in onderhoud van de fabriek weg te werken’, aldus Kiewiet.
Geen ontslagen
Tegelijkertijd moest hij de overstap naar onbemande operatie in goede banen leiden. Air Liquide had namelijk besloten om in Terneuzen op ‘autocontrol’ over te gaan om concurrerend te kunnen blijven. ‘Na de aankondiging van de autocontrol heb ik meteen individuele gesprekken gevoerd. De bezetting moest terug van 22 naar 13 personen. We hebben echter niet vooraf bepaald wie wel en wie niet in Terneuzen zou kunnen blijven. Eerst heeft iedereen een assessment gedaan, waardoor we als bedrijf een beter beeld van de capaciteiten van de mensen kregen en zij een beter beeld van zichzelf. Daarna heb ik de functieomschrijvingen aangepast en ook de functieprofielen. Onbemande operatie vraagt namelijk om mensen die zich pro-actief opstellen en adequaat ingrijpen als het nodig is. Ten slotte legden we alles naast elkaar: de wensen van Air Liquide en die van het personeel. Met hun wensen hebben we zoveel mogelijk rekening gehouden.’ Kiewiet is er trots op, dat er uiteindelijk geen gedwongen ontslagen zijn gevallen. Negen mensen moesten weg. Twee daarvan gingen met vervroegd pensioen. Van de overige zeven ging er één naar de nieuwe fabriek van Air Liquide in Pernis en kregen enkele anderen werk op de locatie in Antwerpen. De rest verhuisde naar de locatie in Bergen op Zoom. ‘Iedereen hoorde dit in november 2006 en kort daarna zijn de meeste mensen naar hun nieuwe werkplek gegaan. Ik wilde namelijk voorkomen, dat de mensen die weg moesten hier nog lang zouden moeten rondlopen. Met de rest van het team hebben we in dezelfde maand ook fabrieken in Duitsland en Frankrijk bezocht
om te laten zien dat autocontrol in de praktijk goed werkt en wat er zoal bij komt kijken. Natuurlijk ook meteen een vorm van teambuilding.’ In Terneuzen werkte Air Liquide voorheen met 15 operators in een 5-ploegendienst (3 per ploeg) en met 7 medewerkers (onder andere onderhoudsmonteurs) in dagdienst. Om veiligheidsredenen ging Air Liquide per 1 december 2006 eerst over op een éénmansbezetting van 1 operator per ploeg met in totaal 6 operators. In april 2007 stapte het bedrijf definitief over op onbemande operatie ’s nachts en in de weekenden. De 13 overgebleven mensen, inclusief 6 operators, werken sindsdien in dagdienst. De operators zitten nog geregeld ‘aan de knoppen’, maar doen nu ook heel veel ander werk. De fabriek draait in feite altijd onbemand. ‘Niemand ging er op achteruit. Integendeel, sommigen kregen zelfs meer loon, omdat ze meer verantwoordelijkheid kregen.’
Minder alarmen
Sinds die tijd draait de fabriek goed. In 2007 waren er nog 25 alarmen per maand die om opvolging vroegen, in 2008 waren dat er 14 en in 2009 nog maar 10. Bij een alarm krijgt de operator een melding en moet dan in sommige gevallen naar de fabriek om de storing te verhelpen. Meestal kan hij de ingreep vanuit huis doen. Ook komt het voor dat een chauffeur van een tankauto problemen heeft met het laden. Die kan dan vaak per telefoon geholpen worden. ‘Normaal heeft één medewerker wachtdienst en moet dus in actie komen als er iets aan de hand is. Zo nodig kunnen twee collega’s, die stand-by zijn, te hulp schieten als er grote problemen zijn.’ De veiligheid op het terrein van 4 hectare is volgens Kiewiet eerder toegenomen dan afgenomen. Elke operator draagt een telefoon met een alarmknop en GPS. Mocht hij e
‘Elke operator draagt een telefoon met GPS’
De loopbaan • Studie Chemische Technologie in Rijksuniversiteit Groningen (1987-1992) • AkzoNobel in Delfzijl: eerste baan als process engineer (1992-1997) • Productiemanager op de fabriek voor organische peroxiden van AkzoNobel in Mons in België (daar goed Frans leren spreken, 1997-2001) • Pechiney in Vlissingen productiemanager elektrolyse (2002-2003) • Air Liquide Plantmanager Bergen op Zoom (2003 -2006), plantmanager Terneuzen (2006 – 2007), sitemanager Bergen op Zoom/Terneuzen sinds 2008 mei 2010 Chemie magazine 43
De plantmanager
FOTO: CASPER RIL A
Na twee succesvolle edities van de Plantmanager of the Year-verkiezing vindt in 2010 de derde editie plaats. Dit artikel gaat over de laatste genomineerde in de rij plantmanagers. Op Deltavisie 2010, gehouden op 10 juni in Rotterdam, maakt de jury de winnaar bekend.
‘We doen hetzelfde werk met minder mensen en hun werk biedt meer variatie’ of zij in moeilijkheden komen dan weten de hulpdiensten de collega meteen te vinden. Dat gaat sneller dan in de oude situatie waarbij ploeggenoten een eventueel vermiste collega zonder GPS moesten gaan zoeken. De Arbeidsinspectie is ook tevreden, omdat de situatie veiliger is geworden: er loopt bijna nooit iemand tussen de installaties, alleen zo nu en dan voor onderhoudswerk. Verder is er toegangscontrole met badges, wordt lekkage automatisch gedetecteerd en is er een atmosfeer-detectie in gebouwen.
Meer afstand
‘Het is allemaal veiliger, betrouwbaarder en efficiënter geworden’, concludeert Kiewiet. ‘We doen hetzelfde werk met minder mensen en hun werk biedt meer variatie en verantwoordelijkheid. Daardoor hebben ze ook 44 Chemie magazine mei 2010
meer mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling.’ Toen de klus in Terneuzen eenmaal geklaard was, begon Kiewiet aan zijn volgende opdracht: het integreren van de organisaties van de locaties in Terneuzen en Bergen op Zoom. Hij werd benoemd tot sitemanager van zowel de locatie in Bergen op Zoom als Terneuzen. ‘Ik heb eerst één managementteam samengesteld voor beide locaties, zodat we wat meer afstand konden nemen van de dagelijkse beslommeringen en meer tijd konden besteden aan het ontwikkelen van een visie en het uitstippelen van toekomstig beleid.’ ‘Het belangrijkste is dat we inmiddels één team voor onderhoud hebben gevormd, met vijf mensen uit Bergen op Zoom en drie uit Terneuzen. Groot voordeel is ook dat de mensen in het team hun ervaringen van beide
sites kunnen delen. We hoeven dus niet vanuit het management te zeggen: Hé, ga daar eens kijken. Ze nemen hun eigen ideeën mee naar de andere locatie en praten erover met collega’s. Ook werkt het efficiënter: als je op één locatie iets hebt gedaan, doe je het hetzelfde daarna op de andere locatie veel sneller. We staan nu midden in het proces van integratie. Ons doel is om nog meer synergie op het gebied van onderhoud en andere gebieden te bereiken.’
Minimumniveau omlaag
De economische recessie heeft Air Liquide voor nieuwe uitdagingen gesteld. ‘Tijdens de recessie namen onze klanten aanzienlijk minder gassen af. We moesten wel continu blijven leveren om bij de behoefte van de klanten aan te kunnen sluiten en konden onze installaties niet af te toe stilleggen. Bij sommige fabrieken konden we de bezettingsgraad tot 70 procent terugbrengen, bij andere tot 50 procent. Lager kon niet, want dan zouden we met bepaalde apparatuur in de problemen komen. We kijken nu hoe we dat minimumniveau nog verder naar beneden kunnen krijgen. Op die manier kunnen we dan flexibeler op de vraag reageren en toch efficiënt blijven draaien. Aangezien energie het grootste deel van onze kosten uitmaakt, kijken we natuurlijk ook naar de mogelijkheden voor verdere energiebesparing.’ p
DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004) ATM is een
bedrijf.
Reparatie van elektrische roterende machines Type 3740 Cartridge De standaard voor gevorderde split seals bij natte & droge toepassingen John Crane kondigt graag de introductie aan van het nieuwe Type 3740 Cartridge Split Seal. Het stevige en betrouwbare Type 3740 Cartridge Split Seal kenmerkt zich door een aantal voor-geassembleerde fabriekscomponenten welke installatie snel en gemakkelijk maken.
24-UURS SERVICE
Het prestatievermogen van dit robuuste Type 3740 zal meer dan ooit tevoren voldoen aan de meer ingewikkelde services die afgedicht dienen te worden.
DIAGNOSE METINGEN
Mechanical Seals • Fluid Control Systems • Power Transmission Couplings Filtration Systems • Advanced Hydrodynamic Bearings
WERKPLAATS 5.650 M 2
John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR Barendrecht Tel: 0180 656500 Fax: 0180 611464 Email: info@johncrane.nl
HOOGSPANNING WIKKELEN
www.johncrane.com
HIJSCAPACITEIT 100 TON
Transportservice van huis uit LAAGSPANNING WIKKELEN
PROEFVLOER 0-13KV
BALANCEREN ISO 9001 : 2000 VCA** 2004/04 ATEX IEC 60079-19
Bakker Repair B.V. Tel.: (0184) 410555
Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.
T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl
I www.vanderlee.nl
www.bakkersliedrecht.com
Bakker Sliedrecht Electro Industrie B.V. Tel.: (0184) 436666
Starters
Binnen drie jaar wereldleider in microreactor systemen
FutureChemistry heeft de flow te pakken FutureChemistry ontwikkelt microreactor systemen voor de chemische industrie. Hiermee kunnen chemische reacties geoptimaliseerd en geanalyseerd worden. Het jonge bedrijf is binnen een paar jaar uitgegroeid tot wereldleider op het gebied van flow chemie. Tekst: Emma van Laar
F
utureChemistry is eind 2007 opgericht door Kaspar Koch en Pieter Nieuwland. De bevindingen die de twee onderzoekers deden tijdens hun promotietijd aan de Radboud Universiteit Nijmegen vormden de basis voor het bedrijf. De wetenschappers zagen dat het synthetiseren van stoffen vaak efficiënter verloopt in microreactoren. ‘De chemische reactie vindt plaats in een reactor die niet groter is dan een USB-stick’, vertelt Koch. ‘In de microreactor reageren chemische stoffen continu met elkaar; ook wel flow chemie genoemd. Voordeel van deze methode is dat de reacties zeer gecontroleerd en efficiënt verlopen en er weinig beginproduct nodig is. Bovendien kunnen variabelen, zoals temperatuur, snelheid en opbrengst nauwkeurig gecontroleerd worden.’ Het unieke aan de microreactors van FutureChemistry is de kleine schaal. ‘Er zijn wel andere systemen op de markt, maar daarvoor zijn al gauw enkele milliliters reagentia nodig. Wij richten ons op het begin van het proces. Met onze producten kan een chemicus met kleine hoeveelheden zijn reactie testen en optimaliseren’, aldus Koch. Intussen heeft FutureChemistry verschillende producten op de markt. De FlowStart om nieuwe stoffen mee te ontwikkelen en de uitgebreidere FlowScreen waarmee automatisch optimale reactiecondities kunnen worden onderzocht. Voor de uiteinde-
De microreactor van FutureChemistry is niet groter dan een USB-stick.
lijke productie op kleine schaal onwikkelde één van de partners van FutureChemistry de FlowSyn.
Van concept naar commercieel
‘Tegen het eind van mijn promotie stelden we het businessplan op. Daar werd heel enthousiast op gereageerd. Ook de partners van mijn promotieproject, het Duitse onderzoeksinstituut Fraunhofer IMS, specialist op het gebied van micro-elektronica, en de Universiteit Wageningen, waren zeer geïnteresseerd. Toch is het lastig om van een concept tot een commercieel product te komen. Veel investeerders vinden het te risicovol om geld te steken in een project voordat er een kant en klaar product staat.Gelukkig hebben we de eerste twee jaren die nodig waren om het product te ontwikkelen, kunnen overbruggen, mede met de hulp van onze partners’, stelt Koch. Hoewel het lastig was om investeerders te vinden is het opstarten van FutureChemistry toch redelijk soepel gegaan, vindt Koch. ‘Participatiemaatschappij PPM Oost Nederland heeft gezorgd voor startkapitaal en financiele en managementadviseurs. Daar-
naast hebben we subsidie gekregen van de provincies Gelderland en Overijssel, via het innovatieprogramma Nano for Vitality. N4V, zoals de afkorting luidt, wil onderzoek naar de toepassing van nanotechnologie in voeding en gezondheid stimuleren. We zijn betrokken bij diagnostiek voor medische toepassingen.’
Geduld
Koch: ‘Ik denk dat het voor starters belangrijk is hun idee goed te beschermen. Dat kost tijd en energie. En je moet voldoende mensen rond je weten te scharen die enthousiast zijn over het product en zich er voor willen inzetten. Maar de faciliteiten om je product te ontwikkelen zijn natuurlijk ook cruciaal. Het is voor veel starters lastig om een geschikte labruimte te vinden. Het zou daarom bijvoorbeeld mooi zijn als je als spin-off gedurende de eerste vijf jaar korting zou kunnen krijgen op de huur van je vestigingsruimte. Besef je daarnaast dat je geduld en doorzettingsvermogen zult moeten hebben. De chemie is nou eenmaal een conservatieve wereld. Verwacht niet dat je idee zomaar aanslaat.’p mei 2010 Chemie magazine 47
Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen
Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering
Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering
www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com
Column
Het Innovatieplatform doet het juist uitstekend
H
et heeft ons ronduit gestoord dat NRC Handelsblad zo gemakzuchtig enkele wetenschappers opvoert om iets negatiefs te roepen over het Innovatieplatform (NRC Handelsblad, 1 mei). Zonder het Innovatieplatform zouden we nog steeds geen sleutelgebieden en de bijbehorende innovatieprogramma’s hebben gehad. En als het om verspreiden van kennis gaat, waren de Innovatieprestatiecontracten waar groepen mkb-ondernemers tot kennisuitwisseling komen niet gestart.
Rein Willems, voorzitter regiegroep sleutelgebied Chemie
Arie Kraaijeveld, voorzitter regiegroep sleutelgebied Water
De cijfers: tien innovatieprogramma’s zijn tussen de sleutelgebieden afgesloten met in totaal 935 deelnemers (bedrijven en kennisinstellingen). En voor het mkb zijn 56 innovatieprestatiecontracten afgesloten, waar honderden ondernemingen aan meedoen. Door de innovatieprogramma’s in de sleutelgebieden zijn de zelforganisatie en de innovatie verbeterd, treden clusters van bedrijven en instellingen slagvaardiger op en is de internationale concurrentiekracht verbeterd. De gebieden Chemie, Water, Flower & Foods, High Tech Materialen hebben het uitstekend gedaan. De opgevoerde econoom Kleinknecht geeft er geen blijk van met kennis van zaken te spreken als hij badinerend doet over het gemak waarmee de grote vier (Philips, Unilever, AkzoNobel en DSM) toegang hebben tot het Ministerie van Economische Zaken. Juist door te clusteren rondom grote bedrijven en sectoren hebben talloze kleine bedrijven werk gekregen. Als hij kennis heeft van de actuele ontwikkelingen op de HTC Eindhoven, dan moet hij weten dat daar juist talloze kleine bedrijven werken aan ‘open innovatie’. Mede tot stand gekomen door innovatieprogramma’s. Dankzij het Innovatieplatform werken nu 28 partijen eendrachtig aan de Kennisinvesteringsagenda met maatregelen voor onderwijs, kennis, ondernemerschap en innovatie.
‘Zonder het Innovatieplatform zouden we nog steeds geen sleutelgebieden en de bijbehorende innovatieprogramma’s hebben gehad.’
Het is pas sinds vorig jaar tot de politiek goed doorgedrongen dat Nederland niet meer het knapste jongetje van de mondiale klas is. Dat mag je het Innovatieplatform niet verwijten, want dat heeft er jaar op jaar op gehamerd. Mag je een denktank verwijten dat het aanjagen van innovatie een mislukking is? Geenszins, een denktank heeft geen doorzettingsmacht. Dat is de weeffout van dit platform geweest. Niet voor niets pleiten de leden van het Innovatieplatform, die trouwens sinds 1 mei lid af zijn, voor een platform nieuwe stijl , een Innovatieraad, zonder politici, die met middelen kan sturen en innovatie uitlokt. Scandinavische landen en Aziatische landen doen het al lang en zijn niet voor niets succesvoller dan Nederland. Economen die zeggen dat je innovatie niet kan sturen, hebben geen verstand van techniek en geen verstand van omzetten van kennis in toepassingen voor de economie. p
mei 2010 Chemie magazine 49
09MOB03 chemie B.indd 1
01-03-2010 10:40:24
Groene chemie
Tientallen specialiteiten uit houtafval
De schatkamer van Arizona Chemical ‘Het doel van Europa om 20 procent van de energie in 2020 uit hernieuwbare grondstoffen te halen is zeer ambitieus. Waar we voor moeten oppassen is dat de groene chemie niet aan dit doel wordt opgeofferd’, zegt Kees Verhaar van Arizona Chemical. Tekst: Erik te Roller
K
ees Verhaar, ceo van Arizona Chemical begrijpt het dilemma van de overheid die de energietransitie op gang wil brengen. ‘We kunnen nu eenmaal vanwege de klimaatverandering niet stil blijven staan. Maar we moeten ook niet doorschieten. Met name Amerika wil daar vaart achter zetten met enorme subsidies en fiscale aftrekposten. Daardoor dreigt onze grondstof, tall oil, met zulke subsidies voor onze neus weggekaapt te worden. Ik heb daarover met politici gepraat. Die beschouwen de impact op ons bedrijf en onze bedrijfstak echter als collateral damage.’ Verhaar legt zich daarbij niet neer. Ook in Europa voert hij een actieve lobby om de groene chemie op de kaart te houden. ‘In Nederland denkt de overheid en de industrie er gelukkig genuanceerder over, getuige de samenwerking tussen agro-industrie en de chemische industrie op het gebied van bioraffinage. Het is veel economischer om uit biomassa eerst waardevolle chemicaliën te halen en dan pas de rest als brandstof te gebruiken.’
Olie en terpetijn
Arizona Chemical maakt al sinds 1930 chemische specialiteiten op basis van de stoffen die vrijkomen bij de verwerking van hout tot pulp voor papierfabrieken. Oorspronkelijk ging het om nevenactiviteiten van de Amerikaanse papiergigant International Paper. Sinds 2007 opereert het bedrijf zelf-
Harsen (rosins) uit hout vormen de basis voor lijmproducten
standig. Bij de verwerking van dennenbomen tot pulp komt een soort olie vrij, crude tall oil (CTO) genoemd en een stroom met een soort zwavelhoudende terpentijn, crude sulphate turpentine (CST). Op basis van deze twee stromen produceert Arizona Chemical enkele tientallen chemische specialiteiten in zijn bioraffinaderijen in Zweden, Finland en de Verenigde Staten (Savannah in Georgia en Panama City in Florida) en fabrieken in Engeland, Frankrijk en Duitsland.
Cosmetica en geurstoffen
Deze specialiteiten bestaan voor minstens 75 procent uit componenten van hernieuwbare oorsprong. De belangrijkste kantoren staan in Jacksonville (VS) en het Nederlandse Almere. Verhaar is sinds 25 jaar in de chemie actief. Voor Arizona Chemical werkte hij voor een vijftal andere chemiebedrijven in diverse landen. ‘Vetzuren en natuurharsen uit CTO en daarvan afgeleide stoffen verkopen we al jaren. Vrij nieuw is, dat we de harsen veresteren. Dit levert tackifiers op die bij een kleefstof de binding met de ondergrond verbeteren. Die leveren weer lijmen op die speciaal geschikt zijn voor flexibele verpakkin-
gen die vaak moeilijk te lijmen zijn. Ook maken we met de vetzuren gels van polyamides voor cosmetica. De terpenen uit CST leveren we als grondstoffen voor de productie van geurstoffen aan bedrijven als IFF en Givaudan. Daarbij gaat het niet alleen om dennengeur, maar ook om andere geuren. De reststroom van onze destillatie is pitch, die we als brandstof aanbieden’, aldus Verhaar. Een vrij nieuw product is een additief dat Arizona Chemical aan de bandenindustrie levert. Het verhoogt de prestaties van winterbanden en andere speciale banden. ‘De remafstand wordt korter, het lawaai neemt af en het energieverbruik daalt.’ Daarnaast levert het bedrijf een stof voor zonnebrandolie met een zeer hoge beschermingsfactor, SPF 50, die helpt om alle stoffen goed gemengd te houden. Volgens Verhaar biedt Arizona Chemical meer aan dan alleen groene alternatieven voor chemicaliën op basis van aardolie. Verhaar: ‘Ons doel is niet het één op één vervangen van de chemicaliën. We bieden ook nieuwe functionaliteiten aan. Klanten vinden de duurzaamheid van onze stoffen een pre, maar uiteindelijk draait het om de prestaties van onze stoffen.’ p mei 2010 Chemie magazine 51
KNCV, de sleutel tot uw succes Wat biedt de KNCV? blijft op de hoogte van de • Unieuwste ontwikkelingen via
• •
[C2W]
LET OP GE VER S CH RIJ K OV ERS FAB RIE PIL ALS CS TEO MI L PRO SPE CIA
4 april |#7| Jrg 105
2009
Bent u chemicus, life scientist of procestechnoloog? Dan is het bijhouden van uw vakkennis en expertise, en het ontwikkelen van uw loopbaan belangrijk. Ook wilt u goed op de hoogte blijven van state-ofthe-art onderzoek door contacten met vakgenoten en een goed vakblad. Bijna 10.000 professionals ontdekten al de waarde van de KNCV, dé beroepsvereniging voor iedereen die werkt of interesse heeft in de moleculaire wereld. Bent u jonger dan 35 jaar, dan biedt Jong KNCV u hét netwerk om de baan te vinden die bij u past.
die tssubsi Kwalitei
• •
het vakblad C2W en C2W Life Sciences U beschikt met uw lidmaatschap over een actueel netwerk dat ver reikt óver de grenzen van uw eigen vakgebied KNCV vervult haar maatschappelijke rol door zich actief in te zetten voor behoud van banen en kennis binnen de sector. Zo maakt de KNCV zich sterk voor de instroom van werknemers in de chemie, life sciences en procestechnologie De Vereniging geeft advies aan het Ministerie van OCW over ontwikkelingen die moeten leiden tot verbeteringen in het bèta onderwijs De KNCV attendeert u op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt
Lees meer over de activiteiten van de KNCV en het lidmaatschap op www.kncv.nl Online netwerken? Sluit u dan aan bij de KNCV group op LINKEDIN: http://www.linkedin.com/ groups?gid=1879708
Reactie
FNV-onderzoek naar sterfgevallen door werk In het eind v orige maand verschenen ra schat het Ne pport van va derlands Cen kcentrale FN trum voor B jaarlijks 300 V eroepsziekte 0 mensen ov n /A M e C rl ijden vanweg dat er omstandighe e ongunstige den. Bij 1350 a rb sterfgevallen eidswerken met vormt kanke chemische sto r a ls ffen en asbes gevolg van Een deel hie t de belangri rvan sterft v jk s te a nwege arbeid doodsoorzaa verleden, zoa somstandigh k. ls asbest. Vo e d e n uit het lgens de ond een teken va erzoekers is n falend arbe sterfte door idsomstandig meeste sterf werk -hedenbeleid tegevallen vo en kunnen d orkomen wo e rden.
B
eleidsmedewerker Macco Korteweg Maris, geeft aan dat de VNCI het rapport van de FNV serieus neemt. Als reactie op het verschijnen van het FNV-rapport meldt de VNCI het volgende: ‘Meer kennis over de risico’s van chemicaliën en het delen daarvan met de keten vermindert in grote mate het aantal risico’s voor het werken met chemische stoffen. Dit gebeurt nu al via de REACH-regelgeving. De kennis moet ook worden toegepast in het arbobeleid van ondernemingen. De VNCI pleit daarom al jaren voor betere voorlichting en actieve samenwerking tussen industrie, overheid en onderzoeksinstellingen. Het rapport noemt een aantal specifieke sectoren waarin dit fenomeen vaker voorkomt. De VNCI is bereid de kennis die zij heeft over risico’s en risicomanagement met deze sectoren te delen’, aldus Korteweg Maris. ‘In het rapport komt ook het naijl-effect aan de orde, wat inhoudt dat het gezondheidseffect soms pas na 10 tot 40 jaar duidelijk is. Deze burden of the past was indertijd een belangrijke aanleiding om de REACH-regelgeving te ontwikkelen. De complexiteit van deze risico’s is hoog. Behalve chemische stoffen spelen ook volksgezondheidsrisico’s een rol. Daarom is de voortdu-
‘We mogen chemische producten pas maken en gebruiken als de veiligheid voor mens en milieu is aangetoond’
rende ontwikkeling van gezamenlijke kennis en nieuwe inzichten in de ontwikkeling van ziektes zoals kanker belangrijk. In 2006 startte REACH (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische Stoffen). Uitgangspunt van dit programma is dat chemische producten pas mogen worden gemaakt en gebruikt als de veiligheid voor mens en milieu is aangetoond. Daarnaast pleit de VNCI voor actieve samenwerking tussen onder meer de industrie, overheid en onderzoeksinstellingen. Ook kijkt de vereniging continue naar verdere verbeteringen die in Nederland qua arbeidsomstandigheden mogelijk zijn, waarmee de vereniging onder meer bezig is via het Responsible Care-programma.’ p
Beleidsmedewerker Macco Korteweg Maris: ‘ De VNCI pleit voor actieve samenwerking tussen industrie, overheid en onderzoeksinstellingen’ mei 2010 Chemie magazine 53
VNCI
Colofon
SABIC Jeroen Castelijn is benoemd tot General Manager Manufacturing SABIC Innovative Plastics in Bergen op Zoom. Hij neemt de taken over van Willem Grin die na 28 jaar op 30 april met pensioen ging. Als General Manager is Castelijn eindverantwoordelijk voor productie, onderhoud, investeringen, milieu- en veiligheidsaspecten van de productielocatie Bergen op Zoom. Castelijn bekleedde sinds 1993 diverse functies bij SABIC IP (voorheen GE Plastics). Hij begon zijn carrière als Logistics Engineer en was daarna werkzaam in verschillende functies binnen Manufacturing. Tot voor kort was hij General Manager van de productielocatie Cartagena in Spanje. p
Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl
Jeroen Castelijn
Willem Grin
Eindredactie: Alexandra van Geleuken (bladeren Media bv)
VNCI
Maarten ten Doesschate
Thomas Deman
Maarten ten Doesschate neemt, in verband met een verandering van baan, afscheid als VNCI-bestuurslid. Sinds 1 februari is Ten Doesschate tijdelijk uitgeleend aan Fina Antwerp Olefins in België, een joint-venture tussen Total Petrochemicals en ExxonMobil Chemical. Hij wordt opgevolgd door Thomas Deman die per 1 februari ook zijn functie als plantmanager van de Rotterdam Aromatenfabriek heeft overgenomen. Deman werkt sinds 1994 bij ExxonMobil in diverse functies in binnen- en buitenland. p
Sitech Services Sitech Services bv is sinds kort lid van de VNCI. Het bedrijf is nieuw op de Chemelot-locatie en ontstaan uit een aantal dienstverlenende DSMbedrijven en afdelingen. Sitech is gespecialiseerd in productie- en locatiegebonden diensten, zoals Park Services, Manufacturing Services waaronder uitvoering van Projecten, Turnarounds en Maintenance, Infra en Vergun-
ningen. Ook levert Sitech Services technologische en technische ondersteuning, en alle nodige veiligheid, gezondheid en milieuzaken waaronder vergunningverlening. Sitech Services is lid geworden van het VNCI om de belangen van haar klanten op de locatie Chemelot zo goed mogelijk te behartigen. p Meer informatie: www.sitech.nl
VNCI Agenda 1 juni Werkgroep Stoffenbeleid, Van der Valk, Nootdorp
8 juni Werkgroep Security, Shell, Moerdijk
17 juni VNCI Dagelijks Bestuur, Telefoonconferentie
2 juni VNCI-jaarvergadering, Nieuwe Kerk, Den Haag
11 juni Beleidsgroep Communicatie, VNCI, Den Haag
17 juni Regiegroep Chemie, Academiegebouw, Utrecht
2 juni Beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Den Haag
15 juni Werkgroep Veiligheid, Shell, Moerdijk
24 juni Werkgroep Responsible Care Global Charter, VNCI, Den Haag
2 juni Werkgroep Milieuzorg, Den Haag 8 juni Werkgroep Arbeidshygiëne, Telefoonconferentie 54 Chemie magazine mei 2010
16 juni Energie en Klimaat, Sabic Europe, Sittard
Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903
29 juni Beleidsgroep Innovatie, Novotel, Breda
Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Choque Ling Lau, Roy Wolfs Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Xxxxxxx Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
Als actief en dynamisch bureau werven wij gespecialiseerde professionals in de chemie en life sciences. Continu hebben wij een breed scala aan prachtige functies in portefeuille en speuren ook naar een betrekking die u op het lijf is geschreven. Wij zoeken kandidaten voor de volgende functies: ITK Diagnostics - Uithoorn
Accountmanagers services
Astellas Pharma - Leiderdorp
Head Laboratory Control & Investigation PRA International - Assen
Project Manager Laboratory Bezoek onze site www.cls-services.nl voor meer informatie over bovenstaande functies of een volledig overzicht van onze vacatures.
zoekt de perfecte match
CLS Services - werving & selectie ĂŠn detachering in de branches chemie | farma | biotech | food
Uw proces verdient...
...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen
AdvWB197x131.indd 1
Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen EĂŠn-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen
Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw
Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00
06-04-2010 09:56:09