Chemie magazine september 2011

Page 1

Nederlandse grenswaarden niet op een lijn met Europa

REACH voorbeeld van goede samenwerking

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 09 • 21 september 2011

LESSEN CHEMIE-PACK:

MEER SAMENWERKING PUBLIEKE EN PRIVATE BRANDWEER

Routekaart chemie ontvouwt zich

Magazine


Binnen drie jaar bent u makkelijker te vervangen dan uw vakmensen.

Het rendement van uw bedrijf komt de komende jaren stevig onder druk te staan. Bestaand personeel vergrijst en nieuwe vakmensen worden schaarser. Dat dit geen vergezocht doemscenario meer is blijkt uit de onafhankelijke onderzoeken in deze Vapro-file. Maar wij stellen niet alleen de harde realiteit aan de orde, wij geven ook een praktische oplossing. U kunt de file gratis aanvragen via www.vapro.nl/file of bel 070 301 10 86.


INHOUD 09 21 september 2011

22

Naar aanleiding van de brandbestrijding bij Chemie-Pack heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) onder andere de oprichting van een publiek-private brandweer aanbevolen. Noud Bruinincx en Gert-Jan Verhoeven van de brandweer Midden- en West-Brabant blikken terug op de brand.

INTERVIEW

‘Chemie is de basis, de randvoorwaarde van onze technologische en maatschappelijke vooruitgang’

26 september 2011 Chemie magazine 3


Technip: a leader in plant design and construction

Technip is een wereldwijd leider in design, engineering, levering en bouw van installaties in de olie & gas en (petro)chemie. Met vertegenwoordigingen in 48 landen verspreid over 5 continenten kan Technip projecten van elke omvang uitvoeren. In Nederland werken 500 mensen bij Technip.

Technip Benelux B.V. Technip Benelux B.V. voert wereldwijd complexe EPC projecten uit op het gebied van o.a. ethyleen- en waterstof/synthesegasprojecten, raffinaderijprojecten, gasbehandeling, alsmede LNG processing, LNG-opslag, CO2 Capture en CO2-opslag, bio-energie en windenergie. Onze activiteiten gaan van de haalbaarheidsstudiefase tot de ingebruikname, dus inclusief plant ontwerp, engineering, inkoop, bouw en management (EPCM) op basis van eigen technologie en onder licentie van derden.

Technip-EPG B.V. Technip-EPG levert, als multidisciplinair ingenieursbureau, ruim 30 jaar haar diensten en services aan de Nederlandse markt. Om onze dienstverlening verder te optimaliseren en uit te breiden, werken we binnen de Technip Groep intensief samen. Hierdoor wordt onze ervaring op het gebied van olie & gas, (petro)chemie, bouw & infra, HVAC and energy & water gecombineerd met de uitstekende project- en constructiemanagement expertise van Technip.

Technip Benelux B.V. Postbus 86 2700 AB Zoetermeer Tel: 079 3293 600 Email: tpbenelux@technip.com URL: www.technip.nl

www.technip.com

Technip-EPG B.V. Postbus 8568 3009 AN Rotterdam Tel: 010 220 70 70 Email: infoepg@technip.com URL: www.epg.nl


Inhoud 09 21 september 2011

13

VNCI: investeringen Basisnet blijven noodzakelijk

32

Nederlandse grenswaarden lager dan Europees advies

50

Kinderlab laat jeugdige laboranten chemie ontdekken

30

Indorama investeert in Europoort

Opinie 07 ‘Beleid omtrent vaststellen van grenswaarden niet gezond’, concludeert VNCI-directeur Colette Alma Agenda 07

nieuws

Wetenswaardig 08 Gevel Stedelijk Museum uit Twaron en Tenax Onderwijs 11 DSM opent school van composiet Veiligheid 13 Chemie gaat werken met aangepaste Richtlijn Steigers Energie en Klimaat 15 Aanvraag emissierechten per installatie Actueel 17 Museum voor Chemie en Farmacie

ACHTERGROND

Veiligheid 22 Meer samenwerking publieke en private brandweer nodig Visie 26 Andrzej Stankiewicz, hoogleraar Procesintensificatie Ondernemerschap 30 Indorama breidt productie in Nederland fors uit Gezondheid 32 Europese en Nederlandse grenswaarde lopen uiteen In beeld 36 Chemieloop Energie en Klimaat 40 Routekaart Chemie wordt duidelijker Samenwerking 42 Bedrijven en instellingen willen kenniswerkersregeling voortzetten Uitgelicht 44 Het einde van een alphapicolinefabriek Stoffen 46 Samenwerking overheid en industrie bij REACH Onderwijs 50 Chemie in het Kinderlab Evenement 53 Internationaal Jaar van de Chemie Milieu 55 Ecologische voetafdruk verschillend gemeten Groene chemie 57 Elektriciteit met levende planten Onderwijs 59 Hogeschool Drechtsteden gestart Column hoofdredacteur Bedrijven Mensen Volgende maand Colofon

61 61 62 62 62

september 2011 Chemie magazine 5


SPIE een gezamenlijke ambitie SPIE-Controlec Engineering Gedreven door uw resultaat Heeft u nieuwbouwplannen of wilt u meer halen uit een bestaande installatie? SPIE-Controlec Engineering is een onafhankelijk, multidisciplinair ingenieurs- en adviesbureau in de procesindustrie. We zijn uw technisch totaalpartner en kunnen u in elke projectfase van dienst zijn. U bepaalt hoever onze ondersteuning gaat. Van conceptual design en bouw tot inbedrijfstelling en onderhoud. Desgewenst verzorgen we een compleet project en nemen we als EPC(M)-contractor de volledige verantwoordelijkheid op technisch, organisatorisch en budgettair gebied. We beschikken over gespecialiseerde ingenieurs en projectmanagers in alle relevante disciplines en hebben ruim 35 jaar ervaring in uiteenlopende sectoren van de procesindustrie. In alle openheid en transparantie komen we samen met u tot de meest efficiënte en resultaatgerichte oplossingen. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Controlec Engineering kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Industry, SPIE-Technology, SPIE-Building Systems en SPIE-Infra.

SPIE Controlec Engineering B.V. I Schiedam, Elsloo, Terneuzen I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie.controlec.nl


AGE NDA 22 september Workshop Hernieuwbare Grondstoffen ’t Veerhuys, Nieuwegein 4 oktober Themadag Energie, Klimaat en Innovatie in de Chemie Groot Kievitsdal, Baarn 8 oktober Night of the Nerds Nemo, Amsterdam 13 oktober VNCI Milieudag Jaarbeurs, Utrecht 3 november VNCI RC dag Antropia C&CC, Driebergen-Rijsbergen VNCI 21 september Vergadering Dagelijks Bestuur VNCI, Den Haag 22 september Regiegroep Chemie Academiegebouw, Utrecht 22 september WG Milieuzorg VNCI, Den Haag 27 september WG Security VNCI, Den Haag 7 oktober Bestuurs Advies Commissie VNCI, Den Haag 10 oktober SusChem NL VNCI, Den Haag

Agenda / Voorwoord

VNCI-directeur Colette Alma

GEZOND

W

erken is gezond, zo luidt een bekend gezegde. Ook als je met chemicaliën werkt, moet dat zo zijn. Daarom moeten werkgevers ervoor zorgen dat de blootstelling van werknemers aan chemicaliën onder bepaalde grenswaarden gehouden wordt. En die grenswaarden dienen zorgvuldig, op basis van wetenschappelijke kennis, te worden afgewogen en vastgesteld. Zodat ieders gezondheid beschermd is, en zodat, binnen die randvoorwaarde, werken praktisch mogelijk blijft. Grenswaarden worden tegenwoordig Europees vastgesteld. Immers, in vrijwel alle gevallen zijn de afwegingen voor alle Europese landen en werknemers identiek. Elk land heeft echter het recht om de grenswaarden voor zijn eigen land aan te scherpen. Uit het artikel op pagina 32 van deze Chemie magazine blijkt dat Nederland, anders dan de meeste Europese landen, van dat recht regelmatig gebruikmaakt. Naar het waarom daarvan blijft het gissen. Er lijkt in Nederland geen sprake van een specifiek andere situatie, die een andere afweging zou rechtvaardigen. En Nederland maakt zijn kennis, als die zou kunnen leiden tot een andere afweging, ook voor Europa beschikbaar. En van een fundamenteel wetenschappelijk conflict tussen de Europese deskundigen en die van de Nederlandse Gezondheidsraad lijkt ook geen sprake. Wat is dan de reden voor de systematisch lagere uitkomst van Nederlandse grenswaarden? In zijn reactie stelt de Gezondheidsraad dat de verklaring voor het verschil vooral gelegen is in het feit dat het ministerie de grenswaarde uitsluitend vaststelt op basis van het advies van de Gezondheidsraad en geen andere factoren laat meewegen. De onthutsende conclusie moet dus zijn: Nederland verspilt geld en expertise door zijn deskundige Gezondheidsraad Europees werk te laten dupliceren, maar laat steken vallen bij het afwegingsproces dat zou moeten leiden tot een realistische veiligheidsmarge. Ik had me een gezond beleid anders voorgesteld. p

18 oktober WG Energie en Klimaat Novotel, Breda 10 november WG Responsible Care Global Charter VNCI, Den Haag

september 2011 Chemie magazine 7


Twaron & Tenax in gevel Stedelijk Museum 8 Chemie magazine september 2011


ILLUSTR ATIE: BENTHEM CROUWEL ARCHITEK TEN

Wetenswaardig

De gevel van het nieuwe Stedelijk Museum in Amsterdam bestaat uit één groot vlak. Om een naadloos effect te bereiken, is gezocht naar een oplossing waarbij de thermische uitzetting van het materiaal minimaal is. Die werd gevonden in de Twaron- en Tenax-vezels van Teijin Aramid. Het nieuwe aangezicht van het Stedelijk Museum wordt steeds duidelijker. Een groot aantal panelen van de constructie, die zal ogen als een grote badkuip, is inmiddels bevestigd. Na coating zal het witte en schijnbaar zwevende bouwvolume de tegenhanger zijn van het historische bakstenen gebouw uit 1895. De badkuip heeft een totale oppervlakte van 3000 m². Om een naadloos effect te bereiken, moest de thermische uitzetting van het materiaal minimaal zijn. Het ontwerp, de ontwikkeling en de productie van de gevel vergden creativiteit en inzicht van verschillende partijen. Uiteindelijk bleek de sleutel te liggen in het Twaron (aramidevezel) en Tenax (koolstofvezel) van Teijin Aramid.

FOTO: ERNST VAN DEURSEN

Sandwichconstructie

Uit een analyse werd duidelijk dat een optimale oplossing zou bestaan uit een sandwichconstructie. De constructie bestaat uit een binnenhuid en buitenhuid waarbij het composietlaminaat van hars versterkt is met de Twaron- en Tenax-vezel. Daar waar de hars zal uitzetten bij stijgende temperatuur, doen de Twaron- en Tenax-vezels door hun negatieve thermische uitzettingscoëfficiënt precies het tegenovergestelde. Het

resultaat is een composietpaneel met een minimale thermische uitzetting. Het composiet voor de gevel heeft een uitzetting van slechts 1 mm per graad Celsius temperatuurstijging. Een gevel van dezelfde omvang op basis van een glasvezelcomposiet of aluminium zou bijna tweeënhalf keer zo veel uitzetten.

Gevelplaten

De gevel is opgebouwd uit 271 gevelplaten. Deze platen worden voor verlijming bij elkaar gehouden door 1100 aluminium haken, de zogenaamde ‘handjes’. Het bouwvolume is buitengewoon licht: het composietmateriaal weegt slechts ongeveer 5000 kilo. Al met al weegt de gevel in totaal zo’n 70.000 kilo, nog niet de helft van het gewicht van een gebruikelijke gevel. In de gevelplaten zit in totaal 4850 kg Twaron en 4050 kg Tenax verwerkt, oftewel ruim 8500 km aan vezels. Met de donatie van de vezels en een geldbedrag is Teijin één van de Main Founders van het nieuwe Stedelijk Museum. Teijin Aramid is een dochteronderneming van de Teijin Groep en wereldleider in aramide. Twaron is bij gelijk gewicht vijf keer zo sterk als staal en wordt gebruikt voor het maken van onder meer kabels, kogelvrije vesten en brandweerpakken. p september 2011 Chemie magazine 9


Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 088 262 62 62, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com

Sample fulfillment made simple... and more profitable! We deliver comprehensive global chemical sample fulfillment services: • Reduced sampling expenses • Sample shipping within 24 hours • Worldwide shipping logistics • Professional filling and uniform packaging • Internet ordering, tracking and reporting systems • Regulatory compliance • Inventory management including bar coding • Customized email confirmations

USA +1-860-354-3997 Europe +31-416-651977 www.chemicalmarketing.com


Onderwijs

Scholieren beleven beroepen in het lab In oktober en november vinden de Lab Experience Days plaats, een nieuw evenement van C3 op het gebied van beroepenvoorlichting voor scholieren en ouders. De Lab Experience Days vinden ‘in house’ plaats bij potentiële werkgevers en geven jongeren en ouders een goede indruk van de beroepsmogelijkheden in een laboratorium.

T

ijdens Lab Experience Days voeren scholieren experimenten uit met dezelfde apparatuur die dagelijks in het laboratorium gebruikt wordt en komen in contact met jonge laboratoriummedewerkers. Voor ouders en docenten is er een apart programma met informatie over onder andere de arbeidsmarkt. Dit najaar vinden de Lab Experience Days plaats bij SGS in Spijkenisse (27 & 29 oktober), Mead Johnson in Nijmegen (12 november), RIKILT/VWA in Wageningen (12 november), Intervet/ScheringPlough Animal Health in Boxmeer (19 november) en Teijin Aramid in Arnhem (19 november). p Meer informatie: www.labexperience.nl

foto’s: DSM

Gezocht: chemicus voor gastles

DSM opent school van composiet

DSM heeft half augustus in het Indiase dorp Kusgaon zijn eerste school op basis van composietmateriaal geopend. Uniek hieraan is dat dit schoolgebouw door vier man in zes dagen tijd opgebouwd kan worden. Vooral onderontwikkelde regio’s en rampgebieden zijn hier volgens DSM bij gebaat, aangezien een traditionele school op basis van beton veel duurder is, het milieu zwaarder belast en een bouwtijd van een halfjaar heeft.

N

aast materiaal voor de school levert DSM ook een voedingsprogramma voor de leerlingen en de hiervoor benodigde vitaminen en microvoedingsstoffen. Daarnaast heeft het bedrijf geïnvesteerd in computerapparatuur voor de school. Het geld hiervoor is ingezameld door DSMwerknemers, waarna het bedrag verdubbeld is door het bedrijf zelf. De benodigde boeken zijn afkomstig van de liefdadigheidsinstelling OLPC uit het Amerikaanse Cambridge.

Leven verbeteren

Met de lichtgewicht en snel op te zetten school wil DSM invulling geven aan zijn streven om via wetenschap het leven te verbeteren. In dit geval doet het bedrijf dit samen met Kemrock Industries, dat van DSM’s composietmateriaal de benodigde muren heeft gemaakt. p

Om jongeren bewust te maken van het belang van schoon (drink)water, heeft het Internationaal Jaar van de Chemie een wereldwijd onderzoek naar water opgezet. In het Global Chemistry Experiment voeren jongeren wereldwijd vier experimenten uit met water. De resultaten worden verzameld in een internationale database.

D

it najaar verzorgen hogescholen en universiteiten speciaal voor middelbare scholieren een masterclass over water. Klassen die zo’n masterclass bezoeken, nemen deel aan het Global Chemistry Experiment. Ook kunnen middelbare scholen in een les met het Global Chemistry Experiment aan de slag gaan. C3 heeft hiervoor een lesboekje ontwikkeld met beschrijvingen van de experimenten over waterkwaliteit en -zuivering (www.C3.nl).

Ook basisschoolkinderen (groep 5 t/m 8) kunnen meedoen aan het Global Chemistry Experiment. Zij voeren de experimenten uit onder begeleiding van een chemicus of scheikundedocent. Ook voor deze groep heeft C3 een lespakket ontwikkeld. Leantine Mulder-Boeve, VNCI-beleidsmedewerker milieu, gaat zo’n gastles verzorgen omdat ze het leuk vindt om kinderen iets te leren vanuit een chemisch-technische context, die veel kinderen thuis minder snel meekrijgen. ‘Hopelijk bereik ik ermee dat kinderen onthouden dat alledaagse zaken ook chemie zijn, en dat ze zich realiseren dat we niet in een wereld zonder chemie willen en kunnen leven. Ook hoop ik dat de kinderen voortaan een positieve associatie zullen hebben met chemie en niet de associatie van ‘vies’ en ‘gevaarlijk’. Kortom: dat ze weten dat “Chemie is overal”.’ p Wie een gastles wil geven op een basisschool in de buurt kan zich aanmelden via www.globalchemistryexperiment.nl september 2011 Chemie magazine 11


ʦ̮ ˃ˈ˘˃ˎ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ʸˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʫːˆ˗˕˖˔ˋˇˇˎ ˃ˈ˘˃ˎ˙˃˖ˇ˔ ʱˎˋˇˊˑ˗ˆˇːˆ ˃ˈ˘˃ˎ ʤ˔˃ːˆ˕˖ˑˈ˔ˇ˕˖ˇː ʥˊˇˏˋ˕˅ˊ ˃ˈ˘˃ˎ ʱˑˍ ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʸˇ˔ˑː˖˔ˇˋːˋˉˆˇ ˉ˔ˑːˆ ˇː ʶʣʩ

ʣˈ˘˃ˎ˕˖ˑˈˈˇː ʶˇ˔ˏˋː˃ˎ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ʤʸ

ʸˎ˃˕˙ˇˉ ʓʔʏ ʖʙʚʔ ʲʹ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ˙˙˙ʎ˃˖ˏˏˑˇ˔ˆˋˌˍʎːˎ ʶˇˎʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʚʛ ʨ˃˚ʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʙʒ ʥˑː˖˃˅˖˒ˇ˔˕ˑːˇːʜ ʴˋ˅ˍ ʮˇˇ˔ˋːˍ ʊʒʘʐʗʕʘʛʚʛʚʕʋ ʈ ʴˑː ˘˃ː ʸˇ˔ˍ ʊʒʘʐʗʓʓʔʖʒʒʖʋ ʣʶʯ ˋ˕ ˇˇː ˄ˇˆ˔ˋˌˈʎ


Veiligheid

Chemie gaat werken met aangepaste Richtlijn Steigers De Richtlijn Steigers zal, in aangepaste vorm, ook in de (petro)chemie worden toegepast als uitgangspunt bij onderhoud, renovatie en nieuwbouwprojecten. Het initiatief tot het overleg hierover tussen de steigerbranche en de (petro)chemie is genomen door de BZW Masterclass Veiligheid zuidwest.

foto: Rgbstock

D VNCI: investeringen Basisnet blijven noodzakelijk De VNCI is tevreden over de instemming van alle partijen (overheid, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Interprovinciaal Overleg en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven) met het Basisnet Spoor. Wel benadrukt zij dat investeringen in het spoor nodig blijven. Dat laat de VNCI weten in reactie op de brief van minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) van 15 augustus aan de Tweede Kamer. Hierin geeft zij aan dat het Basisnet Spoor definitief gereed is nu de resterende veiligheidsmaatregelen zijn ingevuld.

I

n de exacte invulling van het Basisnet kan de VNCI zich redelijk vinden. Zo juicht de vereniging het toe dat de overheid continu bezig is om het spoor veiliger te maken. Dit gebeurt onder meer via de installatie van de ATB-vvbeveiliging op 350 plaatsen (waardoor ook langzaam rijdende treinen automatisch gestopt worden als ze een rood sein tegenkomen). ‘Dat zorgt echt voor een verbetering van de veiligheid van het spoorvervoer,’ zegt VNCIbeleidsmedewerker Macco Korteweg Maris.

Zwakke schakel

De VNCI maakt zich echter nog wel zorgen om een aantal zaken, zoals de rangeerterreinen. ‘Dat blijft een zwakke schakel,’ waarschuwt Korteweg Maris, ‘omdat het Basisnet op een aantal plaatsen erg krap in de risico­

ruimte (de toegestane hoeveelheid spoorvervoer van gevaarlijke stoffen, gebaseerd op de vervoersprognoses voor het jaar 2020 - red.) zit, waaronder Breda, de route Elst-Oldenzaal en het vervoer via de Randstad.’ Volgens de beleidsmedewerker hebben capaciteitsproblemen op die plekken direct invloed op het vervoer op een ander traject. ‘Daarnaast heeft de nationale overheid geen zeggenschap over de rangeerterreinen, want dat is een lokale aangelegenheid. Daardoor kunnen lokale overheden het doorgaande vervoer hinderen of zelfs stilleggen als zij vinden dat dit te veel risico veroorzaakt.’

Nieuwe infrastructuur

Een ander belangrijk aandachtspunt vindt de VNCI het vorig jaar genomen besluit om, als onderdeel van het Programma Hoogfrequent Spoor, te investeren in nieuwe infrastructuur voor het Basisnet. Het gaat hierbij om een zuidelijke aftakking bij Meteren, zodat de Brabantroute (EindhovenTilburg-Breda-Dordrecht) wordt ontlast, en andere investeringen om het vervoer door Dordrecht verder te ontlasten. Door deze investeringen krijgt het goederenvervoer meer lucht om binnen de risicogrenzen te blijven en kan het efficiënter gebruikmaken van de Betuwelijn. De VNCI is positief over de beslissing om te investeren en dringt er bij de overheid op aan om dit snel in gang te zetten. p

e Richtlijn Steigers is tot stand gekomen door een samenwerking van de Steiger-, Hoogwerk- en Betonbekistingbedrijven (VSB) en de Komat, de materieeldiensten van de leden van Bouwend Nederland. De aanleiding was onder meer de behoefte aan één duidelijk ‘document’, waarin alle relevante weten regelgeving, normen, veiligheidsbladen en richtlijnen worden samengevat. De richtlijn is ontwikkeld in afstemming met onder meer TNO, de Arbeidsinspectie en de deskundigen van de VSB en de Komat.

Portal

De stand van de techniek wordt continu bijgehouden op het portal www.richtlijnsteigers.nl en via het bijbehorende handboek. De steigerbranche streeft ook nadere afstemming van de Richtlijn Steigers na met andere sectoren waar dagelijks met steigers wordt gewerkt. Daarom is een begin gemaakt met aanpassing van de richtlijn aan de (petro)chemie, waarbij ook gekeken wordt naar afstemming met de energiesector. Sectoren die volgen zijn de offshore en mogelijk de scheepsbouw. Hiermee wordt bereikt dat iedereen die dagelijks werkt met steigers of daarmee te maken heeft, op eenduidige wijze communiceert, adviseert, construeert, monteert, inspecteert en handhaaft.

Coördinatie

De BZW Masterclass Veiligheid zuidwest, een van de vijf regionale veiligheidsnetwerken voor BRZO-bedrijven en hun belangrijkste contractors, neemt in dit overleg de coördinatie voor haar rekening met werkgeversverenigingen in andere gewesten van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en de Vereniging van de Nederlandse Petrochemische Industrie (VNPI). Het overleg wordt gevoerd door de VSB, die zorgdraagt voor de afstemming met haar achterban en de Komat. Constructeurs en deskundigen van de VSB voeren overleg met veiligheidskundigen en deskundigen vanuit de achterban van de VNCI, de VNPI en de Stichting Samenwerken Voor Veiligheid, (SSVV), de eigenaar van VCA. In december verwachten de betrokken partijen tot overeenstemming te komen. Meer informatie: mcv.zandvoort@zeelandnet.nl september 2011 Chemie magazine 13


ALS JE KUNSTSTOFFEN MAKEN GEEN KUNST VINDT, KUN JE ZEKER JE ENERGIE MOBILISEREN

Patrick Lammers Directeur Powerhouse

In de ontwikkeling en productie van moderne kunststoffen wordt veel energie gestoken. Ook letterlijk. Daarom is het goed om te weten dat er veel is veranderd in energieland. Want u kunt nu zelf actief en flexibel ondernemen met uw energie. En dat is interessant, want dat kan u aardig wat opleveren. Met een flexibel contract bij Powerhouse koopt u uw energie op een gunstig moment in en niet gebruikte energie verkoopt u weer wanneer u daar een goede prijs voor krijgt. Energie die voor Ăş werkt. Interessant, nietwaar? En het is nog eenvoudig ook. Ontdek op powerhouse.nl alle voordelen van het mobiliseren van uw energie.

challenge your energy


foto:shut terstock

Energie en Klimaat

Aanvraag emissierechten per installatie toegestaan Bij het toewijzen en monitoren van CO2emissierechten krijgen bedrijven de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen per broeikasgasinstallatie in plaats van voor het bedrijfsterrein (de zogeheten inrichting) als geheel. Dat maakte staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu op 31 augustus bekend in een brief aan VNO-NCW. Door deze mogelijkheid worden het gelijke speelveld met Europa en het Nederlandse investeringsklimaat bevorderd voor grote bedrijven met meerdere broeikasgasinstallaties per inrichting. Tekst: Inge Janse

M

et de nieuwe mogelijkheid wordt voorkomen dat bedrijven op grote geïntegreerde sites onder één milieuvergunning financieel benadeeld worden ten opzichte van sites in andere Europese lidstaten die vaak met kleinere vergunningen werken. Wel levert de aanvraag per installatie extra administratieve lasten op voor bedrijven die daarvan gebruikmaken. Atsma stelt

daarom in zijn brief dat bedrijven zelf de afweging moeten maken wat er zwaarder weegt.

Wijziging huidige regeling

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu bereidt momenteel een wijziging voor van de huidige regeling in emissierechten. Bedrijven zullen zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het handelssysteem. Volgens Atsma heeft het nieuwe beleid geen invloed op het milieueffect van het emissiehandelssysteem.

Belangrijk punt

De VNCI is erg blij dat dit kabinet deze mogelijkheid biedt, omdat het vanwege het investeringsklimaat en het gelijke speelveld een zeer belangrijk punt is voor de chemische industrie. Het belang hiervan komt ook prominent naar voren in de agenda voor de topsector Chemie. Met dit besluit kiest het

kabinet voor een aanpak die aansluit bij de werkwijze in Vlaanderen en in lijn is met de richtlijn emissiehandel van de Europese Unie.

Rechten verdelen

Het emissiehandelssysteem houdt in dat bedrijven emissierechten moeten hebben voor de CO2 die zij uitstoten. Voor heel Europa geldt er een plafond van maximale CO2-uitstoot. Op basis hiervan wordt jaarlijks het aantal rechten bepaald dat verdeeld wordt. Stoten bedrijven meer CO2 uit dan waar zij rechten voor hebben, dan kunnen zij rechten bijkopen via emissiehandel; bedrijven met overtollige rechten kunnen deze verkopen. Jaarlijks wordt het plafond verlaagd, zodat bedrijven geprikkeld worden om minder CO2 uit te stoten. Staatssecretaris Atsma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een persbericht uitgedaan dat hij het mogelijk maakt een aanvraag per broeikasgasinstallatie in te dienen. p september 2011 Chemie magazine 15


Tillen met alle gemak van de wereld

“Voor elke toepassing een balancer op maat.” De Dalmec balancers zijn intelligente oplossingen die producten tot 900 kilo schijnbaar gewichtloos maken. De systemen zijn zo ontworpen dat elke producthandling met uiterste precisie, flexibiliteit en veiligheid gebeurt. Én met minimale fysieke inspanning van uw personeel. Zo verbeteren we zowel de efficiëntie als de arbeidsomstandigheden binnen uw bedrijf. Neem voor meer informatie contact op via 0345 - 63 60 50 of balancers@dalmec.nl. Voordelen op een rijtje: • mogelijkheden vrijwel onbeperkt; • handling uiterst precies en flexibel; • ergonomisch verantwoord;

• eenvoudig in gebruik; • 24/7 service en onderhoud. www.dalmec.nl

Professioneel, flexibel, modern & innovatief Het afvullen en mengen van chemische stoffen is een vak apart. Een vak dat wij beheersen als de beste. Al sinds 1934. Of het nu gaat om het afvullen van een kleinverpakking of het mengen van stoffen met een UN classificatie in een 1000-liter verpakking, Bleko Chemie heeft de perfecte mix in huis.

Meer weten? Bel 053-4315835 of kijk op blekochemie.nl

blekochemie.nl Innovatief sinds 1934


Actueel

Huntsman meest gastvrij

Michiel Snoek wil het levenswerk van Van de Sande en hemzelf nalaten aan Vlissingen

Chemiebedrijf Huntsman Holland is een van de drie winnaars van de Open Poort Prijs 2011. Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan het excursiebedrijf dat in de ogen van de havengidsen van het Educatief Informatie Centrum (EIC) Mainport Rotterdam het meest opviel door zijn gastvrijheid.

VNCI Milieudag Tijdens de VNCI Milieudag 2011 passeren actuele ontwikkelingen op milieugebied de revue. Milieubeleid, verkrijgen van een natuurbeschermingswet-vergunning en biodiversiteit zijn enkele onderwerpen die aan bod komen. Er worden diverse praktijkvoorbeelden gepresenteerd. De sprekers zijn onder meer Jos Roosen en Leantine Mulder-Boeve (VNCI), Eefke van den Tillaar (Tata Steel), Cees van Houwelingen (Dow) en Steven de Bie (Shell). Dagvoorzitter is Clemens Duyvesteijn (ExxonMobil). De VNCI Milieudag vindt plaats op 13 oktober in de Jaarbeurs Utrecht en is bedoeld voor iedereen die verantwoordelijk is voor milieuzaken binnen de VNCI-lidbedrijven. p Meer informatie: 070 337 87 42, mulderboeve@vnci.nl

foto: Ruben Oreel

G

edurende het afgelopen jaar zijn er verschillende groepen jongeren bij Huntsman op bezoek geweest om kennis te maken met de chemische industrie. Huntsman vindt het belangrijk dat jongeren kennismaken met chemie. Het bedrijf is van mening dat bedrijven, scholen en de overheid op een prettige manier moeten samenwerken om jongeren te inspireren tot een loopbaan in het Rotterdamse havengebied. Een positieve, enthousiaste uitstraling en gepaste trots op deze omgeving is daarbij zeer belangrijk. Huntsman hoopt dan ook dat steeds meer bedrijven hun poorten zullen openen voor jongeren. De andere twee winnaars zijn Rio Tinto en P&O-Ferries. p

Museum voor Chemie en Farmacie in de maak De klassieke apotheek met potten en witte jassen is tussen 1950 en 2000 verdwenen, samen met het bereiden in de apotheek. Michiel Snoek, oudeigenaar van Apotheek Van de Sande in Vlissingen, wil die veranderingen laten zien in een nieuw museum voor Chemie en Farmacie in Vlissingen. Spullen zijn er genoeg. Van de Sande, overleden in 2001, heeft alles uit die periode bewaard, van grondstoffen en weegschalen tot zetpilvormen en capsuleapparaten.

I

n het inmiddels leegstaande pand in Vlissingen en het bijbehorende hofje wachten zo’n tweeduizend items om tentoongesteld te worden: porseleinen potten, weegschalen, pipetten, spatels, recepten, noem maar op. Maar of het zover komt, is nog de vraag. De Stichting Van de Sande is de nieuwe eigenaar van het pand. Snoek heeft, samen met een aantal deskundigen, een eigen stichting opgericht. Het zou mooi zijn als die het pand zou kunnen huren van de Stichting Van de Sande, maar Snoek zegt op dat verzoek geen antwoord te hebben gekregen. Intussen heeft hij wel vernomen dat de Stichting Van de Sande het pand wil verkopen aan een “grote partij”. Daar zou hij het dan van kunnen huren. ‘Maar voor het zover is gaan er weer maanden overheen,’ zegt hij. ‘Al kijken we niet op een maand, want ik ben hier al jaren mee bezig.’ Mocht het lukken, dan staat niets het museum nog in de weg. Snoek denkt dan aan een opening op zondagmiddag, met hemzelf als rondleider.

Levenswerk

Snoek nam de apotheek van de oude Van de Sande over in 1996. In 2005 verkocht hij de apotheek aan de landelijke keten Escura. Toen die het pand verliet, werd de complete farmaceutische erfenis van Van de Sande in containers gedumpt. Snoek wist nog net op tijd dertig procent te redden van de ondergang en op te kopen. ‘Het is Van de Sandes levenswerk,’ zegt hij. ‘Maar ook het mijne. Dat wil ik nalaten aan Vlissingen.’Volgens Snoek is er geld van donateurs en zijn diverse partijen geïnteresseerd in het museum: regionale apothekers, bewoners van Vlissingen, de opleiding chemie van de Hogeschool Zeeland en de chemische industrie in Zeeland. Hij zoekt nu zoveel mogelijk ambassadeurs voor zijn museum. Onlangs haalde hij niemand minder dan Jeroen van der Veer binnen. Ook zijn er gesprekken met Thermphos. p september 2011 Chemie magazine 17


WESTINGHOUSE USE

• • • •

Geschikt voor hygiënische clean in place (CIP) processystemen Doseersluizen met reinigbare afdichtingen Wissels met keuze voor gedeeltelijke of gehele systeemreiniging Gecertificeerde hygiënische uitvoeringen

Stand E 1011

www.dmnwestinghouse.com w d ti h

DMN-WESTINGHOUSE T +31 (0)252 361 800 dmn@dmn-nwh.nl

COMPONENTS FOR BULK SOLIDS HANDLING NDLING

EL Class I EHEDG Type ce of complian certificates


Actueel

Daimler en BASF ontwikkelen elektrische auto Daimler en BASF doen beide veel onderzoek naar elektrische auto’s en streven ernaar dat elektromobiliteit een onderdeel wordt van ons dagelijks leven. De twee bedrijven hebben nu gezamenlijk een elektrisch conceptvoertuig ontwikkeld, de smart forvision. Bij het ontwerp en de bouw lag de nadruk op gewichtreductie, energiezuinigheid en temperatuurregeling.

D

aimler en BASF wisten in de conceptwagen een vijftal wereldprimeurs te realiseren. De transparante organische zonnecellen op het dak maken dit het eerste dak dat zowel licht doorlaat als energie genereert. Transparante OLED’s (Organische light-emitting diodes) zorgen ervoor dat het

interieur verlicht wordt op een verbeterde energiezuinige manier. De wielen zijn geheel gemaakt uit kunststof, een primeur. BASF´s nieuw ontwikkelde Ultramid-structuur zorgt voor een gewichtsvermindering van drie kilo per wiel. Daarnaast dragen aanvullende lichtgewicht componenten voor de body en de stoelen bij aan het terugbrengen van het gewicht.

Coatings

Schuimen en infrarood reflecterende films en coatings voorzien de smart forvision van een intelligente temperatuurregeling. In plaats van traditionele verwarmde stoelen zijn zogenaamde e-textiles – dunne stof met op maat gemaakte geleidende coatings – in

de auto te vinden. De ‘warmtehoes´ – nog nooit eerder toegepast in de automotive industrie – is een innovatieve infrarood reflecterende film die de voorruit en de zij- en achterruiten beschermt tegen zonnestralen. Daarnaast zorgen speciale coatings ervoor dat de auto van binnen koel blijft.

Smart forvision

De smart forvision, gepresenteerd tijdens de recente International Motor Show in Frankfurt, laat zien dat elektromobiliteit niet alleen emissievrij rijden mogelijk maakt, maar ook de weg vrijmaakt voor nieuwe technologieën in auto´s. Veel van deze innovaties zijn gebaseerd op nanotechnologie, een innovatiedrijfveer in de automotive industrie. p

Themadag ‘Energie, Klimaat en Innovatie’ Wat zijn de actuele ontwikkelingen op het gebied van energie en innovatie in de chemie? Wat betekenen de ambities, activiteiten en investeringen uit de reeds ingeleverde actieagenda’s van de topsectoren Chemie en Energie voor de sector? Wat gaan chemiebedrijven hiervan merken, nu en de komende jaren? Wat gebeurt er in Europa? En waar ligt beleidsmatig in Nederland de komende jaren de nadruk op? Deze vragen komen aan de orde tijdens de themadag ‘Energie, Klimaat en Innovatie in de Chemie’, die de VNCI, samen met Agentschap NL, organiseert op 4 oktober in Groot Kievitsdal in Baarn.

I

n het plenaire gedeelte zal Bert Jan Lommerts, lid van het topteam Chemie en algemeen directeur van Latexfalt, het onder meer hebben over de raakvlakken tussen de topsectoren Chemie en Energie. Bert de Vries, directeur van de Directie Energie &

Duurzaamheid van het Ministerie van EL&I en lid van het topteam Energie, zal ingaan op regelgeving en beleid voor beide topsectoren in Nederland en Europa. In het interactieve gedeelte met zogenoemde breakoutsessies over specifieke onderwerpen, zoals Human Capital, Biobased Economy en financiering, is er voldoende gelegenheid om met energie- en innovatiecollega’s van andere bedrijven in contact te komen, kennis en ervaringen uit te wisselen en bij te praten over de laatste stand van zaken. De themadag is bedoeld voor iedereen die verantwoordelijk is voor energie of innovatie binnen een (lid)bedrijf. p Meer informatie: Nelo Emerencia, 070 337 87 26, emerencia@vnci.nl, of Reinier Gerrits: 070 337 87 25, gerrits@vnci.nl

september 2011 Chemie magazine 19


09MOB03 chemie B.indd 1

01-03-2010 10:40:24


Actueel

VACATURESITE VOOR CHEMISCHE INDUSTRIE

Met Werkenindechemie.nl is de chemische industrie een nieuw initiatief rijker om vacatures in deze sector sneller te vervullen. De website richt zich specifiek op de chemische industrie en bemiddelt zowel tussen stagiaires en leerbedrijven als werknemers en werkgevers.

D Dankzij DuPont Teflon fabric protector is de bekleding beter bestand tegen vlekken en makkelijker schoon te maken

MOOIE AUTOBEKLEDING DANKZIJ DUPONT Om autostoelen te beschermen tegen slijtage en deze langer mooi te houden, gebruikt Renault in de nieuwe Scenic en Espace bekleding met DuPont Teflon fabric protector. Die maakt de bekleding water- en oliebestendig en heel makkelijk schoon te maken.

D

e bekleding van gezinsauto’s zoals de Renault Espace en Scenic is vooral gevoelig voor de slijtage veroorzaakt door jonge passagiers en huisdieren. Daarom gebruikt Renault DuPont Teflon fabric protector om de stoelen van deze modellen te beschermen tegen morsen en vlekken en om ze makkelijker schoon te kunnen maken. De onzichtbare en geurloze Teflon fabric protector kapselt elke vezel van de stof in en vormt rondom elke vezel een moleculaire barrière. Die verlaagt de kritische oppervlaktespanning van de stof. Daardoor wordt de stof water- en oliebestendig, zonder dat de kleur wordt aangetast of de stof anders aanvoelt. De stof is hierdoor heel makkelijk schoon te maken – een keer wrijven is voldoende om vlekken, vuil of vloeistof te verwijderen. De nieuwe bekleding hoeft minder vaak schoongemaakt te worden, waardoor deze minder snel slijt. Het interieur van auto blijft er langer mooi uitzien. p

e vacaturesite is opgericht door MLOstudent Robert Buning, die in zijn zoektocht naar stages en vacatures in de chemische industrie erachter kwam dat daar nog geen goede website voor was. Volgens Buning onderscheidt Werkenindechemie.nl zich van het bestaande aanbod doordat de site zich specifiek richt op chemie en daardoor eenvoudig en succesvol partijen bij elkaar kan brengen. Naast zijn werk voor de website blijft hij actief als chemicus. ‘Ik heb de studie KMLO allround laborant afgerond en volg nu de MLO-richting chemisch-fysisch analist. Na mijn MLO wil ik waarschijnlijk duaal chemische technologie of milieuchemie gaan studeren.’

Tekort

In de chemie speelt al jaren (afgezien van tijdens de economische crisis) een tekort aan werknemers. Vooral op mbo-niveau zijn grote tekorten, bijvoorbeeld aan procesoperators. De sector verwacht dat deze tekorten de komende jaren sterk zullen toenemen. De VNCI is daarom op diverse terreinen actief om het aantal jongeren dat een chemische studierichting kiest te vergroten. p

VNCI OOK OP SMARTPHONE EN TABLET

Met de lancering van een eigen nieuwskanaal op eLinea kunnen geïnteresseerden in de chemische industrie vanaf heden het laatste nieuws direct ontvangen op hun smartphone of tablet, zoals de iPhone en iPad.

E

en kosteloos abonnement op het VNCIkanaal zorgt ervoor dat abonnees de nieuwste artikelen ontvangen in een formaat dat zich aanpast aan het apparaat.

Lezers kunnen daarnaast de artikelen delen, waarderen, becommentariëren en opzoeken in het archief. Om gebruik te maken van het abonnement moeten gebruikers zich registreren op eLinea. Vervolgens kunnen zij zich onder meer op het VNCI-kanaal abonneren. Andere partijen die via eLinea hun werk verspreiden zijn onder meer NRC, Elsevier en Vrij Nederland. p

september 2011 Chemie magazine 21


Lessen Moerdijk-ramp: meer samenwerking tussen publieke en private brandweer nodig

Brand mee Onlangs bracht de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) verslag uit over de effectiviteit van de bestrijding van de brand bij Chemie-Pack. De IOOV doet een serie aanbevelingen, onder andere voor de oprichting van een publiekprivate brandweer in Moerdijk. Noud Bruinincx en GertJan Verhoeven van de brandweer Midden- en West-Brabant blikken terug op de brand. ‘Op het juiste moment de juiste informatie met elkaar delen, blijkt in de praktijk lastig te zijn.’ Tekst: Erik te Roller

B

ruinincx is brandweercommandant van de cluster Bergen op Zoom, Roosendaal en Woensdrecht (de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant omvat tien brandweerclusters ten behoeve van 26 gemeenten). Daarnaast draait hij regelmatig piketdienst als Hoofd Officier van Dienst voor het westelijk deel van de veiligheidsregio (ten westen van de A16), zo ook op 5 januari 2011. ’s Middags tegen half drie krijgt hij van de meldkamer door dat er brand is bij Chemie-Pack. Volgens de vergunning mogen zich op het buitenterrein van Chemie-Pack geen gevaarlijke stoffen bevinden, maar in werkelijkheid staan daar enkele honderden IBC’s (intermediate bulk container) met brandbare stoffen. Het personeel van Chemie-Pack slaagt er niet in de brand, 22 Chemie magazine september 2011

die zich razendsnel verspreidt, te blussen. Door de hitte bezwijken de kunststof IBC’s één voor één en komt steeds meer vloeistof vrij, die onmiddellijk vlam vat. Bruinincx arriveert even voor drieën en neemt de leiding van het Commando Plaats Incident (CoPI) voor de eerstkomende twaalf uur; een halve dag die hij niet snel zal vergeten. Er zijn dan al zo’n zeven tankautospuiten en een schuimblusvoertuig ter plaatse. Ook komen er blusvoertuigen van Shell Moerdijk en Sabic-IP aan. ‘Er stond inmiddels een oppervlak van 6500 vierkante meter met vloeistof in brand, vergelijkbaar met anderhalf voetbalveld,’ vertelt Bruinincx. ‘De keuze was rennen of redden: alles laten uitbranden of de brand binnen de perken proberen te houden om escalatie naar de omgeving te voorko-


Veiligheid

ster

men. We kozen voor redden.’ Met collega’s kiest hij voor vier verschillende inzettactieken. Ten eerste besluiten ze de brand zoveel mogelijk gecontroleerd te laten uitwoeden om een pluimstijging te bereiken, waarbij de stoffen beter verbranden, er minder rook ontstaat en de rook zich op grote hoogte verspreidt. Ten tweede wordt opdracht gegeven aan de bedrijfsbrandweer van Shell om de vloeistofbrand te bestrijden met schuim. Ten derde leggen ze waterschermen aan om branduitbreiding naar de buren te voorkomen. Ten slotte wordt besloten om een zeecontainer met 80 vaten van elk 200 liter aceton te koelen met water.

Complexe opdracht

De IOOV stelt in haar rapport dat er vervolgens geen discussie meer heeft plaatsgevonden over de uitvoerbaarheid van deze complexe opdracht. Verhoeven, plaatsvervangend regionaal commandant van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in het Regionaal Beleidsteam, die tijdens de brand in het Regionaal Beleidsteam zat, deelt deze conclusie niet: ‘Bij ieder CoPI-overleg die dag waren de

De VNCI is voorstander van:

• Meer en betere samenwerking tussen publieke en private brandweer. Al sinds de jaren negentig werken Nederlandse chemische bedrijven met een (Europees) programma om de publieke brandweer te ondersteunen bij incidenten met gevaarlijke stoffen. • Een industriespecifieke opleiding gericht op een deskundige bedrijfsbrandweer die gespecialiseerd is in het plegen van de eerste actie bij een incident, bijv. brandbestrijding van chemicaliën. Voor de verhoging van het kennisniveau van de publieke brandweer in gebieden met veel BRZO-bedrijven zou zij deze opleiding ook kunnen volgen. • Een zorgvuldig proces bij het besluit om bedrijven een bedrijfsbrandweer te laten instellen. Er moet goed gekeken worden naar de risico’s binnen een bedrijf en de pre-

ventieve/repressieve maatregelen die een bedrijf genomen heeft. Niet alleen heeft het instellen van een bedrijfsbrandweer vele organisatorische en financiële consequenties, ook kan het overmatig zijn voor risico’s die in de meeste gevallen beter beheerst worden via technische/organisatorische maatregelen, zoals een automatische brandblusinstallatie in een PGS 15-opslaggebouw of boven een bulkopslagtank (PGS 29). • Expertregio’s, waarbij de publieke brandweer goed voorbereid is op scenario’s die in een regio kunnen optreden. Daarvoor moeten dan ook de juiste opleidingen beschikbaar zijn voor regio’s met een bovengemiddeld aantal BRZO-bedrijven. Meer informatie: kortewegmaris@vnci.nl

‘ De keuze was rennen of redden’ inzettactieken onderwerp van gesprek en werden vragen gesteld als “doen we nog steeds de goede dingen of moeten het anders aanpakken?”.’ Bruinincx: ‘We moesten de omgeving tegen mogelijke escalatie van de brand beschermen. Een explosie van de container met aceton zou ernstige gevolgen kunnen hebben. Daarom hielden we die met water koel, waarbij we niet konden voorkomen dat er ook water bij de brandende vloeistof kwam. Ook wisten we op dat moment nog niet wat er in de loods naast Chemie-Pack lag opgeslagen en hielden die daarom eveneens koel. Het eerst beschikbare schuim gebruikten we om uitbreiding van de vloeistofbrand richting onze mensen te voorkomen. We konden echter niet meteen een grote schuimdeken leggen, omdat we op dat moment nog niet beschikten over grote hoeveelheden schuim. Doordat het oppervlak van het terrein grillig was vanwege de aanwezigheid van gebouwen en containers, was er weinig kans op een succesvolle schuiminzet. En omdat de bluswagens op afstand stonden, was de worplengte voor het schuim te beperkt. Later op de avond, toen de intensiteit van de brand afnam en steeds onvollediger zou worden, besloten we een schuimdeken te leggen om de uitdamping van gevaarlijke stoffen uit de resterende vloeistoffen op het terrein te voorkomen,’ aldus Bruinincx. Hij geeft toe dat de communicatie onder de 400 brandweerlieden, 700 hulpverleners en vele instanties wel eens haperde, waardoor bepaalde acties afweken van de gewenste aanpak en daarmee af en toe zelfs in strijd waren. ‘Op het juiste moment de juiste informatie met elkaar delen blijkt in de praktijk lastig te zijn. Daarom is het beter als we elkaar al in de voorbereidende fase van rampen en crises e september 2011 Chemie magazine 23


‘ Op het juiste moment de juiste informatie met elkaar delen, blijkt in de praktijk lastig te zijn’ leren kennen, zodat we weten wat we van elkaar kunnen verwachten als het er echt op aankomt.’ Bruinincx’ collega Gert-Jan Verhoeven: ‘De communicatie is zeker niet slecht verlopen, al deel ik de aanbeveling dat mensen al tijdens de opleiding leren te checken of een opdracht helder is en goed is overgekomen.’ Gert Jan Verhoeven

Noud Bruinincx

Extra rookontwikkeling

In de loop van de avond stemt Bruinincx het leggen van een schuimdeken af met het Regionaal Operationeel Team en die weer met het Regionaal Beleidsteam vanwege de mogelijke effecten van extra rookontwikkeling op de omgeving. Om elf uur ’s avonds begint de brandweer met het aanleggen van de schuimdeken en om kwart over twaalf geeft Bruinincx het sein ‘brand meester’. Hij verwerpt het idee dat de brandweer zich beter had kunnen voorbereiden op deze brand. ‘Dit was uitzonderlijk. Zo’n omvangrijke vloeistofbrand als bij Chemie-Pack

SABIC: ‘Bij brand moeten chemiebedrijven samenwerken’ SABIC heeft begin dit jaar vanuit Bergen op Zoom hulp aangeboden bij het blussen van de brand bij Chemie-Pack. Het bedrijf is met een voorraad schuim naar Moerdijk gereden, maar uiteindelijk heeft de brandweer daar geen gebruik van gemaakt. ‘Als je in de chemische industrie werkt, schrik je wel van zo’n brand als in Moerdijk,’ zegt Jan Jaap van der Bij, die als site EHS leader verantwoordelijk is voor de bedrijfsbrandweer van SABIC in Bergen op Zoom. ‘Dit was voor ons aanleiding om onze opslag van chemicaliën en overslag van brandgevaarlijke stoffen nog eens extra te controleren. Verder willen we gaan praten met bedrijven zoals Shell in Moerdijk en BASF in Antwerpen over hoe we voortaan bij het bestrijden van incidenten nog beter kunnen samenwerken.’ Hij denkt daarbij aan het stand-by staan. ‘Als SABIC bijvoorbeeld een brandweerwagen uitleent voor het bestrijden van een brand elders, loopt het bedrijf meer risico, omdat er op dat moment minder brandweerwagens zijn voor het bestrijden van een brand op ons eigen terrein. Dan is het prettig als bijvoorbeeld BASF in Antwerpen stand-by kan staan en 24 Chemie magazine september 2011

direct met een brandweerwagen naar Bergen op Zoom kan komen, mocht dat nodig zijn,’ aldus Van der Bij. Een grote brand doet het imago van de chemie geen goed, stelt hij. ‘Samenwerking binnen de chemische industrie dient daarom ons gezamenlijke belang. Verder is de samenwerking tussen private en publieke brandweer in principe mogelijk. Daarbij is het goed om allereerst te inventariseren wie wat heeft en wat de aanvoertijd is. Als chemiebedrijf moet je uiteraard bereid zijn elders hulp te bieden. Omgekeerd moet de overheid ook bereid zijn onze hulp in te roepen als dat nodig is.’ Terugkijkend op de brand constateert hij dat de gemeentelijke brandweer van Moerdijk onvoldoende was voorbereid op een chemische brand. ‘Jammer dat er in Moerdijk geen gezamenlijke bedrijfsbrandweer was, zoals in het Rotterdamse havengebied. In Bergen op Zoom hebben we dat ook niet, maar daar zijn de omliggende bedrijven vrij klein. Hier geldt de afspraak dat de burgermeester ons om assistentie kan vragen. Als dat het geval is, komen wij direct. Dat is ook verzekeringstechnisch gedekt,’ aldus Van der Bij.

komt bij BRZO-bedrijven zelden voor en had ook niet voor mogen komen, omdat het bedrijf geen vergunning had om gevaarlijke stoffen op het buitenterrein op te slaan, waarvoor geen preventieve voorzieningen tegen brand aanwezig waren. De les die je hieruit kunt trekken, is dat een brand toch anders kan verlopen dan je denkt. Je bent op zo’n moment aangewezen op je improvisatietalent. Daarom moet de brandweer niet alleen inzetten op nog meer oefeningen, maar ook ruimte scheppen voor improvisatie op basis van deskundigheid en professionalisme.’ Verhoeven: ‘De les van de brand in Moerdijk is dat we ook met uitzonderlijke calamiteiten rekening moeten houden in onze opleidingen en met onze voorzieningen. Daarmee kunnen we nog een slag maken. Dat wil niet zeggen dat we tekort zijn geschoten. We mogen best trots zijn op wat we in Moerdijk gepresteerd hebben. Maar het kan altijd beter en daarom gaan we ook met de aanbevelingen van het IOOV aan de slag.’

Overeenstemming

De gemeente, de brandweer, het havenschap, de Veiligheidsregio Midden en West Brabant en een aantal bedrijven op het bedrijfsterrein Moerdijk zijn in gesprek over een gezamenlijke publiekprivate brandweerorganisatie, vergelijkbaar met die in de regio Rijnmond. Het gaat om bedrijven die op grond van de Wet Veiligheidsregio’s een eigen bedrijfsbrandweer moeten hebben. Verhoeven verwacht dat de partijen binnen enkele maanden tot overeenstemming zullen komen. Bij de gesprekken komen vragen aan de orde als wie wat moet leveren, de opleiding en paraatheid van de brandweerlieden, de uitruktijden, het materieel en de voorzieningen en de financiële bijdragen. ‘Bedrijven zijn volgens de wet niet verplicht om aan zo’n publiekprivate brandweer mee te doen,’ aldus Verhoeven. ‘Ze kunnen volstaan met een eigen bedrijfsbrandweer. Maar een publiekprivate brandweer heeft grote voordelen, zowel voor de overheid als de bedrijven. Wij staan dan ook achter het pleidooi van minister Opstelten voor een publiekprivate brandweer.’ p


NATUUR SCHOON HET VEILIGSTE LADING ZEKERINGSSYSTEEM VOOR CHEMISCH TRANSPORT OVER LAND EN ZEE

TY-GARD.EU

Ty-Gard omsluit de lading op zeer betrouwbare en effectieve wijze. Het werkt snel én veilig: onze producten zijn speciaal ontwikkeld en gecertificeerd voor vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor, over zee en op de weg. Ty-Gard is kostenbesparend en milieuvriendelijk, voorkomt ladingschade en incidenten, zodat de natuur schoon blijft. Voor meer informatie over dit product, bezoek onze website. Of ervaar het zelf: vraag naar een vrijblijvende proefverscheping of demonstratie over dit unieke product van Walnut Industries.

www.ty-gard.eu


Andrzej Stankiewicz, hoogleraar Procesintensificatie

‘ Een toekomst zonder chemie is niet mogelijk’

26 Chemie magazine september 2011


Interview ‘Wil je mensen opleiden voor exacte vakken, dan moet je uitmuntende leraren hebben’

In opdracht van de VNCI is adviesbureau Deloitte bezig met een studie naar de toekomst van de chemische industrie in Nederland. Stakeholders brengen hun kennis en verwachtingen in. Hoogleraar Andrzej Stankiewicz is een van hen. De toekomst is aan kleinschalige, innovatieve bedrijven die zich richten op vernieuwbare grondstoffen en geavanceerde materialen. Hoopt hij. Tekst: Jos de Gruiter

foto: ca sper ril a

A

ndrzej Stankiewicz begrijpt de vraag niet. ‘Of er toekomst is voor de chemie?’ Handen in de lucht: ‘Je moet het omdraaien. Is er een toe­ komst zónder chemie?’ De hoogleraar Procesintensificatie aan de TU Delft staat er om bekend dat hij geen blad voor de mond neemt. Hij wordt nog vaak herinnerd aan zijn uitspraak dat de chemische industrie in principe nog draait op middel­ eeuwse technologie (‘…alleen het waterrad is vervangen door een elek­ tromotor…’). De chemisch procestech­ noloog studeerde en promoveerde in Warschau. Werkte als onderzoeker bij DSM voordat hij in 2007 werd aange­ steld als hoogleraar in Delft. Was daarnaast actief in verschillende adviesgroepen en projecten. Rode draad: de overtuiging dat processen slimmer en groener kunnen. Stankiewicz is een van de weten­ schappers die werd gevraagd een bijdrage te leveren aan het onderzoek van de VNCI naar de toekomst van de chemie in Nederland in 2030 tot 2050. De financiële wereld heeft bedenkingen bij de toekomst van de chemie in Nederland. U?

‘Het is de vraag waar ze naar kijken. Chemie is een breed begrip. Je hebt de Dows en de Shells van deze wereld, maar chemie is ook pharma. En zon­ nepanelen. Maar laat me duidelijk zijn: een toekomst zonder chemie is niet mogelijk. Anders gezegd: ik begrijp de banken niet. Chemie is de basis, de randvoorwaarde van onze technologische en maatschappelijke vooruitgang.’ Onderzoek toont aan dat we dat wel accepteren, maar we willen er niet werken en we willen ook geen fabriek in onze achtertuin. Wat betekent dat voor de chemie in Nederland? ‘Dat is misschien een welvaartsver­ schijnsel. We denken dat we zónder fabrieken kunnen. De bedrijven staan er namelijk al tientallen jaren en de risico’s zijn in die periode alleen maar verminderd. Dus ligt het niet aan de bedrijven dat we ze niet meer in onze achtertuin willen hebben. Wat het in de chemie werken betreft, denk ik dat de wortels van het probleem op de basisschool en in het middelbaar onderwijs liggen, zeker sinds de invoering van de zogenoemde Tweede fase, met het Studiehuis en zo. Mijn eigen kinderen zaten op een van de

beste gymnasia van Nederland en ik schrok van de witte vlekken in hun kennis van scheikunde, natuurkunde en wiskunde. Dat was echt schrikba­ rend. Wil je mensen opleiden voor exacte vakken, dan moet je uitmun­ tende leraren hebben. Met boeken lezen en zelf dingen uitzoeken, leer je geen natuurkunde of scheikunde. Je hebt iemand nodig die de lesstof op een boeiende manier uitlegt. Het grote probleem van het Studiehuis was dat dit niet meer gebeurde. En de chemie lijdt natuurlijk onder het bekende gezegde ‘why should I want to be a chemist when I can be his boss?’ In Nederland wordt het interessanter gevonden om manager te zijn dan om een vak te beheersen.’ Is dat een typisch Nederlands verschijnsel? ‘Ik zie wel grote cultuurverschillen met een land als Duitsland. Ten eerste is er meer rust bij de bedrijven. Ze gaan er nog van uit dat een medewer­ ker tot aan zijn pensioen in dienst blijft. Nederlandse bedrijven zijn onrustiger: er wordt bijna permanent gereorganiseerd, onderdelen worden gesplitst, er wordt gefuseerd en onderdelen worden verplaatst. Duitse bedrijven doen dat veel minder. Die durven te zeggen: de research en ontwikkeling blijven hier. Dat biedt rust en geeft mensen zekerheid. Niet iedereen wil een baan die na verloop van tijd wordt verplaatst naar China of India. Daarnaast wordt in Duitse bedrijven meer gekeken naar de vak­ inhoudelijke kwaliteiten van een potentiële medewerker dan naar zijn verkoopskills. Nederlandse bedrijven nemen mensen aan die zich goed kun­ nen presenteren, in Duitsland kijkt men naar vakmanschap en kennis. Ik weet niet wat beter is, maar in Duits­ land hoor ik minder klachten over het imago van de chemie en men heeft er minder problemen met studentenaan­ tallen op de chemisch­technologische studierichtingen. Dat zegt iets.’ U pleit voor een cultuuromslag. Hoe kan die worden gerealiseerd? ‘Niet met een campagne. Bedrijven e moeten daadwerkelijk hun cultuur september 2011 Chemie magazine 27


‘ In Nederland wordt het interessanter gevonden om manager te zijn dan om een vak te beheersen’

veranderen. Laten zien dat mensen rustig en goed kunnen functioneren tot aan hun pensioen. Niet steeds zeggen dat je op termijn activiteiten naar China verplaatst en dat je hier niet meer investeert. Dat wekt de indruk dat hier ouderwetse installa­ ties staan.’ Is dat niet wat u zelf ook zegt? Het dagblad Trouw van 11 mei 2011 citeert u: ‘Het merendeel van de chemische installaties in West-Europa is allang afgeschreven, weet de hoogleraar. Dat is prettig want dat houdt de kostprijs laag. Investeren in nieuwe installaties - ook al zijn ze veel efficiënter - brengt extra kosten met zich mee. Het effect is dat de nieuwe, efficiëntere installaties niet in Europa worden gebouwd, maar in landen als China of India.’ U draagt daarmee bij aan het beeld dat de chemie in Nederland verouderd is en niet wordt vernieuwd. ‘Wat ik weergeef is, wat mij betreft, de werkelijkheid en ik ben niet verant­ woordelijk voor deze ‘drang naar het oosten’. Rooskleurige beelden schet­ sen helpt de chemie niet. Als je over nieuwe, moderne fabrieken praat, dan heb je het al snel over China of India. Een recente, nog meer zorgwekkende ontwikkeling is dat ook de R&D van Nederland naar die landen wordt overgeplaatst.’ Dan is het toch logisch dat financiers achter hun oren krabben? ‘Als je voor de keuze staat of je geld moet steken in de chemie of in de ASMLs van deze wereld (ASML is een van de belangrijkste leveranciers van machines voor de halfgeleiderindus­ trie – red.), dan is het een begrijpelijke afweging, steeds met de opmerking dat de chemie de randvoorwaarde blijft van de technologische vooruit­ gang en dus economisch groei.’ En wat moet de chemie dan doen om de financiële wereld op andere gedachten te brengen? ‘Dat is eigenlijk geen vraag voor een 28 Chemie magazine september 2011

hoogleraar, maar voor de topmannen uit de chemie.’ Zou het helpen als ze de financiële wereld wijzen op het bestaan van een andere tak van chemie: biobased? ‘Dat is inderdaad een belangrijke weg. Er moet bovendien meer geld beschikbaar komen voor kleine, expansieve en dynamische bedrijven. Toen ik voorzitter was van het kennis­ netwerk Procesintensificatie, het PINNL, kwam ik diverse van zulke bedrij­ ven tegen, die geholpen zouden zijn met goede financiering en die nu uit­ stekend presteren. Ik zou ook graag zien dat het Institute for Sustainable Process Technology (ISPT) meer geld krijgt, maar dat gebeurt niet. Integen­ deel: de beweging gaat juist de andere kant op. Hoe kun je innoveren als er aan alle kanten op de middelen wordt gekort? Los daarvan: in verhouding tot de landsgrootte telt Nederland vol­ gens mij het grootste aantal subsidie­ programma’s ter wereld, maar er is nog steeds te weinig regie.’

Ligt daar een taak voor het topsectorenbeleid? ‘Dat zou wel moeten. De chemie moet dan ook transparanter en duidelijker worden in de richting van de overheid: wat willen we voor onze industrie? En dan wijzen op de kansen van nieuwe bedrijven. Bedrijven die niet afhanke­ lijk zijn van olie en grote installaties, maar zich richten op biofarmaceuti­ sche en biomedische processen en op high performance. Ze moeten zich niet richten op de mammoeten.’ U lijkt de mammoeten af te schrijven. ‘Als ik kijk naar de kosten en naar de marktonwikkelingen, dan kan ik me voorstellen dat het onderhoud aan de tientallen jaren oude installaties op enig moment niet meer loont.’ Als ik u goed beluister, gaat het landschap in Nederland de komende vijftig jaar volledig op de schop. Complexen als het Botlekgebied en Terneuzen worden ontmanteld en vervangen door kleinschalige biochemische industrie.


Interview ‘Ik begrijp de banken niet. Chemie is de basis, de randvoorwaarde van onze technologische en maatschappelijke vooruitgang’

De adviezen van Andrzej Stankiewicz

e (Her)introduceer het echte ethos van wetenschap (met een grote ‘W’, dus geen belachelijke Willy Wortels) in het onderwijs – voorbeelden van de grote wetenschappers en uitvinders uit de geschiedenis, Einsteins, Curie’s, Fords en Edisons, en hoe ze de mensheid/maatschappij hebben geholpen. Op het gebied van scheikunde zou bijvoorbeeld het KNAW-boek ‘Chemie achter de dijken’ een uitstekende introductie kunnen zijn tot de grote doorbraken in Nederland.

‘Volledig is een groot woord, maar laten we ons bijvoorbeeld de vraag stellen wat er met onze huidige nafta­ krakers in Terneuzen, Pernis of Geleen gaat gebeuren als er geen olie meer is. Ik zie trouwens de uitdaging ook voor universiteiten: leiden we jonge procestechnologen op voor een baan in de traditionele procesindus­ trie of voor werk in de nieuwe, hightech- of biomedsectoren? Er liggen op dat terrein veel uitdagingen. Maar welke kant het ook opgaat, we zullen eerst de discussie moeten aangaan over de kwaliteit van ons bèta-onder­ wijs. Want in veel van die eerderge­ noemde oosterse landen staat deze kwaliteit op een hoger niveau dan hier. En als het om de technologische mijl­ palen op de weg naar 2050 gaat, ver­ wijs ik graag naar een recent Delfts product: de ‘Research Agenda for Process Intensification: Towards a Sustainable World of 2050’, waaraan 75 topwe­ tenschappers en managers uit de industrie uit dertien landen hebben bijgedragen.’ p

eB reng solide vakkennis terug als belangrijkste criterium voor nieuwe mede­ werkers (in tegenstelling tot kleurige presentaties en verkooppraatjes – bij BASF doet men dat al). Creëer échte carrièremogelijkheden voor getalen­ teerde onderzoekers/innovators in het bedrijf, buiten het zogenoemde ‘management development traject’ (carrière in het onderzoek dus). Toon waardering voor de vakkennis door hun salarissen naar het niveau van bij­ voorbeeld de ICT-sector te brengen. Laat aan leerlingen zien dat je in che­ mie ook behoorlijke carrière kunt maken zonder manager te worden. eG eef meer aandacht aan buitengewone individuele talenten. Teamwerk is mooi, maar de effectiviteit van het team wordt vaak, zoals de reactiesnelheid, door de zwakste/langzaamste schakel bepaald. Echt grote talenten passen vaak niet in het bedrijfsbeeld van de ‘team-player’. De meeste grote techno­ logische doorbraken en uitvindingen zijn door creatieve individuen gedaan. eS timuleer multidisciplinariteit in onderwijs en onderzoek. Om grote stappen te maken, moet je buiten je eigen discipline kunnen gaan, moet je met andere disciplines kunnen samenwerken. eV erander de managementcultuur in Nederland naar een echte onderne­ merscultuur. Ik zie weinig managers in Nederland die als prioriteit zien hoe ze het geld (onder meer door innovatie) kunnen genereren in plaats van hoe ze in kosten kunnen snijden. Leer jonge managers om echte ondernemers te zijn in plaats van risicomijdende boekhouders. eV erbeter de effectiviteit van de onderzoeksubsidieprogramma’s door ervoor te zorgen dat in de onderzoeksprojecten alle elementen van de keten aanwe­ zig zijn, dus niet alleen universiteiten en eindgebruikers (zoals het tot nu toe meestal is), maar ook technologie-ontwikkelaars, apparatenbouwers, enz. e Herzie de subsidieprogramma’s voor innovatie. Zorg ervoor dat we dichter bij de Amerikaanse modellen en ondernemerscultuur komen. In Nederland draaien tientallen ‘innovatie’-bedrijfjes jarenlang uitsluitend op overheids­ subsidies - dus ‘ons’ geld. Dat is geen ondernemerschap. september 2011 Chemie magazine 29

foto: ca sper ril a

eZ org ervoor dat de scheikunde-, natuurkunde- en wiskunde-lessen in mid­ delbare scholen door de beste, meest gedreven leerkrachten worden gege­ ven (door mensen uit de academische wereld bijvoorbeeld).


Indorama‘O investeert in Europoort Het Thaise chemieconcern Indorama breidt in Nederland fors uit. De productie van PET en PTA op de locatie in de Europoort wordt nagenoeg verdubbeld. De eigen haven, de nabijheid van toeleveranciers, de strategische ligging in Europa en voldoende mogelijkheden voor verdere uitbreiding hebben mede bijgedragen aan de investering. Tekst: Igor Znidarsic

30 Chemie magazine september 2011

m de kosten per eenheid marktconform te maken, vindt er in de productie van PET momenteel een schaalvergroting plaats,’ vertelt Bert Held, General Manager van Indorama Holdings Rotterdam. ‘Om een wereldspeler te zijn in deze commodity-business moet je tegenwoordig minimaal 600.000 ton per jaar produceren.’ PET (polyethylene terephthalate), een plastic behorend tot de polyesterfamilie, wordt gebruikt voor verpakkingen voor onder meer dranken, voeding, persoonlijke verzorging en medicijnen, en ook voor bijvoorbeeld textiel, zeilen, touw en auto-onderdelen. PET wordt voor 85 procent gefabriceerd uit PTA (terephthalic acid). Het Thaise, maar door een van oorsprong Indiase familie gerunde Indorama Ventures begon in 1995 een PETfabriek in Thailand, met een capaciteit van 20.000 ton per jaar. Door autonome groei, strategische acquisities en uitbreidingen groeide het familiebedrijf uit tot 13 fabrieken in vijf landen, met een gezamenlijke productiecapaciteit van 1,5 miljoen ton PET per jaar. Sinds de overname van een fabriek in de Verenigde Staten medio 2009 is Indorama zelfs de grootste


Ondernemerschap

PET-producent ter wereld. Om het marktaandeel in Europa te vergroten, nam het chemieconcern in 2008 de PET- en PTAfabrieken van Eastman Chemical in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland over. De overname van de fabriek in de Europoort werd bekrachtigd met het op twee plaatsen op het terrein stukslaan van kokosnoten, een Indiaas ritueel dat voorspoed moet brengen. Ceo D.K. Agarwal kondigde toen aan dat het bedrijf van plan was fors te investeren in een uitbreiding.

Grootste investeerder

Die belofte is volledig waargemaakt. Op de Europoort-locatie vordert inmiddels de bouw van een nieuwe PET-fabriek van 190.000 ton per jaar, waarmee de huidige jaarlijkse PET-productie van 200.000 ton bijna wordt verdubbeld. De fabriek wordt in het voorjaar van 2012 opgestart. Daarnaast werd onlangs aangekondigd dat ook de productiecapaciteit voor PTA, de grondstof voor de productie van PET, nagenoeg wordt verdubbeld van 350.000 naar 600.000 ton per jaar. Begin 2014 moet de installatie operationeel zijn. De PTA is overigens alleen voor de eigen locaties bestemd. Er worden ook nieuwe silo’s en verlaadstations voor de logistieke afhandeling gebouwd. Indorama is hiermee de grootste Thaise investeerder in Nederland geworden. Bij de overname in 2008 noemde Agarwal Rotterdam de perfecte locatie. ‘De haven maakt het mogelijk om PTA dat we hier niet kunnen gebruiken naar onze plant in het Verenigd Koninkrijk te verschepen.’ Hij gaf aan dat de markt voor PET met 4,5 procent per jaar groeide en zag nieuwe toepassingen in het verschiet. ‘Vooral in opkomende economieën in Oost-Europa drinken de mensen steeds meer frisdranken en water, maar ook bier uit plastic flessen. De omloopsnelheid op het schap van de supermarkt

is daar zo groot dat het bier zonder problemen in een PET-fles aangeboden kan worden. In West-Europa ligt bier veel langer in de supermarkt, waardoor de kans bestaat dat er zuurstof bijkomt en het product bederft.’

Strategische locatie

De redenen waarom Indorama in Nederland investeert, zijn volgens Held divers: ‘Ten eerste was deze locatie al geïntegreerd: er werd zowel PET als PTA geproduceerd. Dat is belangrijk voor de winstgevendheid, want je bespaart onder andere de transportkosten van PTA naar PET.’ Daarnaast zijn de toeleveranciers dichtbij. ‘Paraxyleen, een grondstof voor PTA, kopen we voornamelijk van Exxon, zo’n twintig kilometer verderop. Glycol, een andere grondstof, komt ook hier uit de omgeving.’ Verder maakt de eigen haven, die het mogelijk maakt de grondstoffen per schip aan te voeren, de logistiek efficiënt. Dat geldt ook downstream, voor het transport van PTA naar de zusterfabrieken in Litouwen en Verenigd Koninkrijk en voor het transport van het eindproduct PET naar de afnemers. Het is ook in die zin een strategische locatie: ‘Al onze klanten bevinden zich binnen een straal van 500 tot 1000 kilometer,’ aldus Held. Verder noemt hij de expansiemogelijkheden als een van de sterke punten van de Europoort-locatie, evenals de aanwezigheid van veel

‘Al onze klanten bevinden zich binnen een straal van 500 tot 1000 kilometer’

(technische) kennis. Ook niet onbelangrijk is dat in 2010 een 24 MW kracht- en ‘utility’s’-installatie op de Europoort-locatie van Eneco/Air Products is overgenomen. Held: ‘We hebben nu ons eigen elektriciteit, stoom, koelwater. We draaien vrij autonoom.’ Het arbeidsklimaat was volgens Held geen argument voor Indorama om in Nederland te investeren. ‘Indorama zit op heel verschillende plekken in de wereld. Als er lokaal niet het benodigde personeel voorhanden is, worden er mensen ingevlogen.’ Om verzekerd te zijn van voldoende instroom, werkt de vestiging in de Europoort wel samen met onderwijsinstellingen in de regio

Feiten over PET-recycling

• 1 ton gerecyclede PET-flessen bespaart 1,5 ton CO2-uitstoot (vergeleken bij andere methoden zoals verbranding) • Het vervoer van drank in plastic i.p.v. glas levert een brandstofbesparing op van 40 procent • van 111 gerecyclede flessen kan een stoel gemaakt worden • 90 gerecyclede PET-flessen zijn goed voor de vulling voor één slaapzak • Van 25 PET-flessen kan een fleece trui voor een volwassene worden gemaakt • 5 PET-flessen leveren voldoende vezel op voor één extra large T-shirt

en wordt er meer gedaan aan de naamsbekendheid. Held: ‘We moeten wel, want we zijn met onze tweehonderd werknemers een relatief kleine speler.’

Duurzaam

Duurzaamheid staat bij Indorama hoog in het vaandel. Een van de initiatieven om de PETproductie duurzamer te maken, is het gebruik van raw materials beperken door post consumer recycling: PET-flessen worden ingezameld, schoongemaakt en er worden op kleur geselecteerde flakes van gemaakt. Die dienen vervolgens deels als grondstof voor bijvoorbeeld textiel, deels gaan ze terug de cyclus in (bottle-to-bottle). ‘Ook hier in Rotterdam gaan we in de nieuwe fabriek flake-recycling op een efficiënte manier toepassen,’ aldus Held. PET laat zich goed recyclen. ‘Met name landen als Benelux, Duitsland en Scandinavië hebben een hoge collection rate, met niet vervuild PET. Daardoor kun je wat je inzamelt gemakkelijker hergebruiken.’ Een ander initiatief is het gebruik van niet fossiele grondstoffen. In de fabriek in het Verenigd Koninkrijk wordt de grondstof voor PET geproduceerd uit bioglycol, die gemaakt wordt uit bio-ethanol, die weer afkomstig is uit de suikerindustrie in Brazilië. Er wordt bijvoorbeeld voor Coca Cola een fles gefabriceerd die voor 30 procent uit biogrondstof is gemaakt. Verder zijn de verschillende locaties bezig de productie zo energie-efficiënt mogelijk te maken. Held: ‘In Engeland staan twee windturbines, in Italië en Thailand worden zonnecellen gebruikt.’ In 2010 heeft Indorama wereldwijd de CO2-emissie met 136.000 megaton verminderd en het energieverbruik met 10 procent. Ook in Rotterdam wordt gekeken naar de mogelijkheden om duurzamer te produceren, maar concrete plannen moeten nog uitgewerkt worden. p september 2011 Chemie magazine 31


illustr atie: roy wolfs

Nederland bij vaststellen grenswaarden schadelijke stoffen duurste jongetje van de klas?

Meten met twee maten

32 Chemie magazine september 2011


Gezondheid

De Nederlandse overheid stelt doorgaans lagere grenswaarden voor schadelijke stoffen in de werkomgeving vast dan Europa adviseert. Andere EU-landen daarentegen nemen het Europese advies vrijwel altijd over. Voor internationaal opererende chemiebedrijven is dat verwarrend. De VNCI pleit bij het ministerie van SZW daarom voor een efficiëntere aanpak bij het vaststellen van grenswaarden en voor een betere Europese afstemming. Tekst: Erik te Roller

I

n het najaar van 2005 onderschreef de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het advies van de SER Commissie Arbeidsomstandigheden om tot één Europees grenswaardenstelsel voor stoffen in de werkomgeving te komen, voorzien van een Europese onderbouwing van grenswaarden en een Europese haalbaarheidstoets. Zes jaar verder echter is er nog steeds weinig veranderd in het SZW-beleid voor grenswaarden en aan de eigenzinnige aanpak van de Gezondheidsraad. De gang van zaken is dat in Europa een commissie van deskundigen voor stoffen een advieswaarde opstelt, die de Europese Commissie doorgaans overneemt. De Nederlandse overheid, in casu het ministerie van SZW, is verplicht om aan de hand van de Europese advieswaarde een wettelijke grenswaarde vast te stellen voor ons land. SZW mag een lagere waarde vaststellen, maar geen hogere. Hierover vraagt SZW advies aan de Gezondheidsraad. Een commissie van de raad, Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen (GBBS), gaat ermee aan de slag. Deze commissie beperkt zich niet tot het beoordelen van het Europese advies. Vaak laat zij ook onderzoek naar de grenswaarde naar een stof uitvoeren, additioneel dus aan het onderzoek van de SCOEL (Scientific Committee on Occupational Exposure Limit Values). Kosten: zo’n 50.000 tot 100.000

euro. De VNCI pleit al jaren voor een betere afstemming tussen de Gezondheidsraad en de SCOEL. ‘Met deze handelwijze trekt de Gezondheidsraad in feite de deskundigheid van SCOEL in twijfel,’ zegt Chris Braun. Hij was vroeger staf­ adviseur gezondheid bij AkzoNobel en geeft tegenwoordig zelfstandig technische adviezen aan bedrijven, onder meer in het kader van de Europese stoffenwetgeving REACH.

Zwavelkoolstof

Braun geeft als actueel voorbeeld de gang van zaken rond zwavelkoolstof, een stof die AkzoNobel in Keulen produceert. Deze stof wordt onder andere gebruikt als oplosmiddel in de viscose-industrie en als een tussenstof bij de productie van onder meer gewasbeschermingsmiddelen en rubberchemicaliën. In Nederland gold tot nu toe een grenswaarde (oude MAC-waarde) voor zwavelkoolstof van 10 ppm (30 mg per kubieke meter) voor ruimten waarin werknemers het hele jaar door acht uur per dag verblijven. In december 2009 adviseerde de Europese Unie voor deze stof een grenswaarde van 5 ppm, dus de helft lager. Naar aanleiding hiervan heeft de Gezondheidsraad in april van dit jaar voorgesteld de grenswaarde voor zwavelkoolstof in Nederland op 2 ppm vast te leggen. Tot 1 augustus hebben chemiebedrijven op dit voorstel kunnen reageren. In oktober stelt het minis- e

VNCI: beleid SZW kan veel beter en goedkoper

De Gezondheidsraad doet onderzoek van de Europese SCOEL vaak nog eens dunnetjes over en komt tot veel lagere grenswaarden voor Nederland, op grond van veelal hetzelfde proefdierenonderzoek. Dit lijkt opnieuw te gaan gebeuren met ethyleenoxide, een belangrijke tussenstof in de chemische industrie. ‘Kan de Gezondheidsraad niet beter wachten tot de SCOEL zijn onderzoek naar ethyleenoxide heeft afgerond?’ vraagt VNCI-beleidsmedewerker Macco Korteweg Maris zich af. ‘Waarom vindt er geen afstemming plaats? Kan de Gezondheidsraad zich intussen niet beter richten

op andere stoffen dan waar SCOEL zich mee bezighoudt?’ Volgens Korteweg Maris kan de Gezondheidsraad veel beter steekproefsgewijs de informatie toetsen die bedrijven in REACHdossiers aanreiken over de risico’s van blootstelling van de betreffende chemische stoffen, te beginnen bij de stoffen die voor Nederland belangrijk zijn en volgens het principe van hoor en wederhoor. ‘Op het moment legt de raad het commentaar vanuit het bedrijfsleven op voorgestelde grenswaarden naast zich neer, zonder dit voor de buitenwereld toe te lichten. Op dit

gebied is de SCOEL een stap verder. Die neemt het commentaar van het bedrijfsleven en externe partijen voortaan in zijn rapporten op.’ De VNCI pleit bij het ministerie van SZW en de Gezondheidsraad al jaren voor een efficiëntere aanpak bij het vaststellen van grenswaarden en een goede Europese afstemming. ‘Alle toezeggingen ten spijt komt daar weinig van terecht,’ aldus Korteweg Maris. ‘Daarvan is niet alleen de indus­ trie de dupe, maar ook de burger die via de belastingen voor al het onnodige onderzoek betaalt.’ september 2011 Chemie magazine 33


‘ De Gezondheidsraad doet onderzoek van de Europese SCOEL vaak nog eens dunnetjes over’

terie van SZW de grenswaarde definitief vast. ‘De Gezondheidsraad accepteert alleen commentaar dat gebaseerd is op nieuwe feiten,’ legt Braun uit, ‘zoals resultaten van dierproeven en niet commentaar op de interpretatie van de feiten, dus de manier waarop de raad hieruit een grens afleidt. Als bedrijven een andere interpretatie hebben, kan de raad die dus zonder meer naast zich neerleggen.’ Hij wijst erop dat de nieuwe EU-grenswaarde van 5 ppm (voorheen 20 ppm) al een halvering betekent van de oude Nederlandse MAC-waarde van 10 ppm. ‘Waarom neemt de Gezondheidsraad dat niet over?’ vraagt hij zich af. ‘Waarom alsnog duur onderzoek doen en tot de conclusie komen dat de veiligheid in werkruimten pas bij 2 ppm is gegarandeerd?’

Verwarrend

Daar komt volgens Braun nog bij dat zwavelkoolstof inmiddels onder REACH is geregistreerd. In het dossier van zwavelkoolstof is aan de hand van de inschatting van de risico’s een grenswaarde voor blootstelling aan deze stof opgenomen van 5 ppm. Internationaal opererende bedrijven moeten dus rekening houden met zowel de Nederlandse GR-norm, de SCOEL-norm elders in Europa als de adviesnorm van het REACH-dossier en dat is verwarrend. ‘Ook komt het Nederlandse onderzoek naar zwavelkoolstof als mosterd na de maaltijd,’ stelt Braun. ‘Vroeger produceerde AkzoNobel nog viscose in deels open machines in Ede en Arnhem, maar die productie is al lang weg. Er is nu nog één industriële gebruiker in Nederland die zwavelkoolstof inzet. Dit bedrijf gebruikt de stof voor de productie van gewasbeschermingsmiddelen in een volkomen gesloten systeem, zodat er ook geen sprake is van blootstelling aan deze stof via de lucht. Zodoende is het opstellen een 200 pagina’s dik rapport over zwavelkoolstof door de Gezondheidsraad verspilling van tijd en geld geweest. Aangezien het Nederlandse onderzoek zo kort volgt op dat van het SCOEL, lijkt het wel alsof er een competentiestrijd gaande is tussen de Gezondheidsraad en SCOEL.’ AkzoNobel produceert al lang geen viscose meer, maar nog wel zwavelkoolstof. Theo van Hoek, Technology Service Manager Sulfur Products van AkzoNobel Functional Chemicals in Keulen: ‘Zwavelkoolstof is niet bijzonder toxisch, maar wel heel brandbaar. Een lek in de opslag of productie, hoe klein ook, is daarom onacceptabel. Natuurlijk moet elke onnodige blootstelling aan zwavelkoolstof worden vermeden. Dat geldt vooral voor de viscose-industrie, want verder wordt de stof alleen in gesloten systemen toegepast.’

Second opinion

De werkwijze van de Gezondheidraad roept bij meer stoffen vragen op. In februari 2006 stelde de SCOEL bijvoorbeeld voor zwavelwaterstof (H2S) een grenswaarde van 5 ppm voor, waarna de Gezondheidsraad in juli 2006 een grenswaarde van 1,6 ppm vast stelde. En dat terwijl de raad gebruik had gemaakt van hetzelfde proefdieronderzoek als de SCOEL. In 2010 kwam de Gezondheidsraad met een second opinion (op vier A4-tjes) over het verschil tussen de Europese en Nederlandse grenswaarde. De raad liet daarbij na toe te geven dat de waarde van de SCOEL (5 ppm) nauwkeurig is vastgesteld. Zodoende blijft Nederland met een veel lagere grenswaarde voor zwavelwaterstof zitten. p 34 Chemie magazine september 2011

Reactie Gezondheidsraad

‘Het ministerie van SZW bepaalt in overleg met de Sociaal Economische Raad voor welke stoffen de Gezondheidsraad een gezondheidskundig advies moet uitbrengen. In principe onderzoeken we geen stoffen die al op het werkprogramma van de Europese SCOEL staan, maar het komt wel voor,’ zegt Aafje van der Burght, Senior secretaris bij de Gezondheidsraad. ‘Enkele jaren terug had de SCOEL weinig middelen om onderzoek te doen en ging daarom regelmatig uit van de evaluatie van een stof door een lidstaat, bijvoorbeeld Engeland, Frankrijk of Nederland, en kwam een jaar later met een eigen advies voor heel Europa. Soms hadden wij een bepaalde stof allang onderzocht en geëvalueerd. Eén lid van de commissie van de Gezondheidsraad die adviezen voor de stoffen opstelt, de Commissie Gezondheid en Beroepsmatige Blootstelling aan Stoffen (GBBS), is ook lid van de SCOELcommissie, waardoor het programma van de SCOEL bij ons bekend is. Ook beschikt de SCOEL nu over meer middelen om zelf onderzoek te doen. Zodoende kunnen we ons werkprogramma nu beter afstemmen op dat van de SCOEL,’ aldus Van der Burght. Zij verklaart waarom de Gezondheidsraad vaak tot een lagere grenswaarde komt dan de Europese SCOEL: ‘Dat kan zijn omdat er na het advies van de SCOEL nieuwe informatie beschikbaar is gekomen uit wetenschappelijke onderzoek. Dit was bijvoorbeeld het geval bij zwavelwaterstof en dioxaan. Daarnaast heeft het te maken met de manier waarop wij de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek vertalen naar de werkplek. Uit dierproeven komt bijvoorbeeld naar voren bij welke waarde van blootstelling geen schadelijk effect meer te zien is. Maar een mens is geen rat, kort door de bocht gezegd. Veiligheidshalve kiezen we daarom bij het vertalen naar de werkplek voor een waarde die een factor drie onder de waarde zonder effect zit. De SCOEL komt vaak hoger uit, waarbij achteraf niet helemaal duidelijk is welke stappen bij de extrapolatie zijn genomen.’ Verder wijst zij erop dat het GBBS (een commissie waarin deskundigen op persoonlijke titel zitten en geen organisaties vertegenwoordigen) alleen naar de effecten voor de gezondheid kijkt en zodoende met een gezondheidskundige advieswaarde komt. Het ministerie stelt vervolgens een grenswaarde vast voor de maximale concentratie van een stof in de lucht op de werkplek en neemt hiervoor meestal de advieswaarde over. Vroeger liet het ministerie ook andere zaken meewegen. Dat verklaart voor een groot deel het verschil tussen de Europese en Nederlandse grenswaarden.’


advertentie125x98_ned

03-06-2008

11:14

Pagina 1

Met meer dan 100 jaar ervaring op de markt, heeft Messer zich ontwikkeld tot een van de toonaangevende bedrijven op het gebied van technische, speciale en medische gassen. Maar Messer doet meer dan het leveren van het juiste gas voor alle mogelijke toepassingen. Wij bieden professionele oplossingen in alle takken van de industrie, gaande van constructiebedrijven, laboratoria, chemische industrie tot voedingsindustrie ed. Voor meer informatie, surf naar onze website www.messer.nl

Meer dan gas alleen

services

Messer BV, Middenweg 17 - NL-4782 PM Moerdijk, tel. +31 168 38 43 00

matching the best in chemistry & life-sciences

www.cls-services.nl

Dedicated to Excellence

recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food


Foto: Duo Foto

CHEMIELOOP GRO Zo’n 750 deelnemers volbrachten op zaterdag 10 september de eerste chemieloop. De zon scheen, na weken van regen, uitbundig. Prettig voor het publiek, maar de lopers hadden het zwaar vanwege de broeierige hitte.

Het parcours van de Chemieloop voerde over het terrein van Dow Benelux , door het natuurgebied langs de Westerschelde en door een sluizencomplex. De finish lag in Terneuzen. Na het eerste startschot om 11.00 uur voor de Halve marathon 36 Chemie magazine september 2011

van Dow (21 km), ging een kwartier later de DSM KidsRun van start. De bussen om de lopers naar de start op het Dow-terrein te vervoeren, bleven op en af rijden, want om 13.00 uur ging de 10 kilometer van AkzoNobel van start. Voor de Businessloop hadden zich maar liefst 56 bedrijventeams, waaronder een team van de VNCI, ingeschreven.

Kinderplein

Terwijl de lopers zwoegden, deden kinderen (en hun ouders) op het Kinderplein proefjes, dansten op de Sustainable


In beeld

ROOT SUCCES Danceoor, konden geschminkt worden, en er waren gratis poffertjes. Sponsoren deelden leuke gadgets uit zoals vitaminedrankjes, sleutelhangers, kleurplaten en posters. Vanaf het Gastenplatform hadden sponsoren en gasten een mooi zicht op de finish. Pascal van Troost uit Den Haag was om zes uur opgestaan en had maar paar uurtjes geslapen, toch kwam de atleet van Haag Atletiek met overmacht als eerste over de finish van de Halve marathon va Dow. Bij de dames was Marianne de Kok uit Lewedorp op de 17de plaats de snelste. De 10 kilometer van

AkzoNobel werd gewonnen door Davy Acke uit Eeklo, als beste dame eindigde op de 16de plaats Corentine Mathis. Bij de KidsRun was Ilse Dirkzwager uit Zierikzee de snelste.

Jaar van de Chemie

De Chemieloop werd door de VNCI georganiseerd in het kader van het internationale Jaar van de Chemie en was bedoeld om lopers, toeschouwers en omwonenden te laten beleven dat chemie fascinerend is en een belangrijke rol speelt in het dagelijks leven. september 2011 Chemie magazine 37

e


2

1 6

38 Chemie magazine september 2011

4 7


In beeld

3

Foto’s: Fotogr aficus.nl Hugo Fermont

5 8

Foto 1: Finish van de Halve Marathon van Dow. Foto 2: Vlak voor de finish van de 10 km van Akzo. Foto 3: Broeierige hitte. Foto 4: In de bus naar de Start op het Dow-terrein. Foto 5: KidsRun. Foto 6: Afzien. Foto 7: Volop kinderactiviteiten. Foto 8: Voor de start. september 2011 Chemie magazine 39


Projectteam brengt projecten in kaart die bijdragen aan energiebesparing en CO2-emissiereductie

Routekaart Chemie ontvouwt zich In het kader van de routekaart Chemie, die moet leiden naar een halvering van de CO2-reductie en een forse energiebesparing in 2030, worden momenteel de projecten in kaart gebracht die nu en in de toekomst bijdragen aan de energiebesparing en de CO2-emissiereductie, om uiteindelijk te berekenen of deze voldoende zijn om de ambities te halen. De betrokkenen zijn positief: ‘Ik denk ik dat we een heel eind gaan komen.’ Tekst: Igor Znidarsic

I

n 2030 is de CO2-uitstoot gehalveerd ten opzichte van 2005 en is een energiebesparing gerealiseerd van 402 petajoule. Dat de Nederlandse chemische industrie deze potentie heeft, is gebleken uit de voorstudie. Die gaf ook aan dat het maken van een omvangrijke routekaart zinvol is. Inmiddels heeft het ministerie van EL&I groen licht gegeven en is het projectteam, bestaande uit vertegenwoordigers van de VNCI, Agentschap NL en organisatieadviesbureau Berenschot, volop aan het werk om de routekaart op te stellen. Ook zelfstandig consultant Dirk Jan Meuzelaar, verbonden aan de Utilities Support Group (USG) op Chemelot, is erbij betrokken. ‘Hij brengt het bedrijfsperspectief en een stuk realiteitsgehalte in, om ervoor te waken dat het een goed concreet beeld wordt,’ vertelt projectleider Reinier Gerrits, speerpuntmanager Energie en Klimaat bij de VNCI. Er wordt uitgegaan van zes oplossingsrichtingen die de ambitie moeten waarmaken: het verbeteren van de energie-efficiency in eigen bedrijf; het vervangen van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen; het afvangen en opslaan van CO2; het sluiten van de materiaalketen door recycling en hergebruik; het ontwikkelen en op de markt brengen van duurzame producten waarmee de eindgebruiker energie kan besparen (en dus CO2-uitstoot kan vermijden); en het inzetten van meer duurzame energie bij de chemische productie.

40 Chemie magazine september 2011


Energie en Klimaat

Interviews

Het opstellen van de routekaart is al met al “een stevige klus”, zegt projectleider Gerrits. Momenteel is het projectteam bezig met het in kaart brengen van de projecten die bijdragen aan de energiebesparing en de CO2-emissiereductie, zowel de projecten die al lopen als die nog “in de pijplijn” zitten. Er worden zo’n zestig van dergelijke projecten geïnventariseerd, waarvan veertig publiekprivate programma’s en twintig projecten van individuele bedrijven. Het gaat onder meer om DPI, BE Basic, Dutch Separation Technology Institute, Shell Moerdijk, Air Products, ESD SIC, Dow, Yara en Huntsman. Al deze projecten worden momenteel door middel van interviews in kaart gebracht. ’We bezoeken eerst een aantal bedrijven die ook verbonden zijn aan de werkgroep Energie & Klimaat van de VNCI, om te zien of we met onze vragenlijst de data ophalen die we willen hebben, en of de verzamelde informatie vergelijkbaar is,’ vertelt Joost Krebbekx, senior managing consultant innovatieadvies bij Berenschot. ‘Deze voorlopers zijn ook al bekend met de routekaart. Daarna bezoeken we, na een eventuele bijstelling van onze werkwijze, de rest van de projecten.’

Uitdaging

In deze fase loopt men tegen diverse vraagstukken aan. ‘Het niveau van de informatie blijkt soms, afhankelijk van wie je spreekt, wat te algemeen,’ zegt Gerrits. Krebbekx geeft aan dat, met name in grote bedrijven, de gesprekspartner vaak een specialist is die niet bekend is met de andere oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld van de kant van de marketing of business development. Gerrits: ‘Daar ligt een uitdaging voor ons om de informatie voldoende compleet en goed scherp te krijgen.’ Een ander vraagstuk is de regelgeving die de komende jaren mogelijk verandert. Gerrits: ‘Wanneer kan iets wel of niet meegerekend worden binnen de CO2-emissiehandel, of hoe pakt een nieuwe Energy Tax Directive uit, voor biobased? Wij gaan bij de randvoorwaarden in ieder geval aangeven waar we mogelijke belemmeringen zien bij het ten uitvoer brengen van de ambities.’ Verder komt men projecten tegen waarvan men uit andere gesprekken weet dat een ander bedrijf er ook mee bezig is. Gerrits: ‘Je kunt dan problemen en oplossingen mooi bij elkaar brengen, behalve natuurlijk als het om vertrouwelijke informatie

gaat.’ Dat is een ander vraagstuk waar men tegenaan loopt: sommige projecten zijn geheim. ‘Er bestaat een kans dat zij hun kroonjuwelen niet prijsgeven,’ zegt Krebbekx. ‘Daarvoor hebben ze dan ook een non-disclosure agreement met de VNCI getekend. ‘Het kan natuurlijk ook zijn dat binnen organisaties sommige projecten maar bij een beperkt aantal mensen bekend zijn.’

Onzeker

Desondanks alles is Krebbekx positief. ‘Elke keer als we bij een bedrijf komen, treffen we veel meer projecten aan dan in eerste instantie geopperd werden. We komen om over twee projecten te praten, maar als we weggaan, hebben we er zeven op de lijst staan. De reden is dat bedrijven pas bij een bepaalde zekerheid bereid zijn projecten in hun Energie Efficiency Plan (EEP) te vermelden. Ze willen niet afgerekend worden op zaken die in hun ogen nog onzeker zijn.’ Die onzekerheid heeft vaak te maken met de randvoorwaarden, die deze projecten tegenhouden, zegt Gerrits. ‘De VNCI brengt daarom momenteel in kaart welke randvoorwaarden voor bedrijven belangrijk zijn om de hoge ambities waar te kunnen maken, zowel voor de projecten op de langere termijn als de projecten die de komende jaren worden opgepakt.’ Als concreet voorbeeld noemt hij warmtekrachtkoppeling (WKK). ‘We gaan ervan uit dat we onze ambitie voor CO2-reductie voor een belangrijk deel met WKK kunnen realiseren. Maar onder de huidige marktcondities wordt warmtekracht op vervangingsmomenten juist verdrongen door gewone ketels. Onze leden staan volledig achter de ambities, maar ze zeggen ook: houd de randvoorwaarden voor WKK in de gaten, anders kunnen we nooit tot die vijftig procent reductie komen.’

Volledigheid

Voor een zo compleet mogelijk beeld bekijkt Agentschap NL ook de Energie Efficiency Plannen. Gerrits: ‘Dat is vertrouwelijke informatie, waar wij niet in mogen kijken. Maar Agentschap NL kan wel aangeven of daar interessante projecten bij zitten.’ Het projectteam streeft naar zo volledig mogelijk, maar niet naar volledigheid, zegt Krebbekx. ‘Dat is onmogelijk. Maar we denken uiteindelijk wel uit te komen op tussen de 200 en de 250 belangrijke projecten die een bijdrage

gaan leveren aan de ambities.’ Vervolgens wordt rond de kerst bekeken of de lopende en geplande projecten voldoende zijn om de ambities te halen ‘of dat er op bepaalde punten nog meer ideevorming nodig is en of er nog meer projecten aangejaagd moeten worden,’ aldus Gerrits. ‘De werkgroep Berekeningen en Monitoring zal inzichtelijk maken hoeveel we van welke projecten verwachten en wanneer, om te bepalen waar de chemische industrie met de energiebesparing en CO2-emissiereductie staat.’ Krebbekx is positief gestemd. ‘Het is lastig om ver vooruit te kijken, maar mede gezien het feit dat we zoveel meer ideeën en plannen tegenkomen dan men aan de buitenwereld toevertrouwt, denk ik dat we een heel eind gaan komen.’

Kapstok

Ondertussen ziet Gerrits de routekaart steeds meer als een logische kapstok voor alle zaken die de chemische industrie op het gebied van energie en klimaat oppakt: PI, WKK, LCA. ‘Het is een concrete uitwerking van de zes oplossingsrichtingen en geeft aan wat er in de komende jaren moet gebeuren. Dit zie je straks terug in nieuwe overkoepelende projecten en in de energie-efficiencyplannen van de bedrijven.’ Krebbekx geeft tot slot aan dat de ambities, zoals ook beschreven in de topsector Chemie, soms nogal abstract worden gevonden. ‘Iedereen staat er absoluut achter, maar van abstract naar concrete projecten is nog een hele stap. De uitdaging van de routekaart is ook om die verbinding te leggen.’ p

Wat heeft een (chemie)bedrijf aan de routekaart?

Voordelen van het betrokken bij de routekaart zijn collectief kunnen werken aan inhoudelijke projecten en aan het slechten van bepaalde randvoorwaarden, zoals wet- en regelgeving, technologie en marktrisico’s, zo geven bedrijven zelf aan. Ze kunnen aangeven wat er nodig is om de ambities te halen, en invloed uitoefenen op de randvoorwaarden. ‘Daarnaast kunnen ze het naar buiten toe positioneren als ze bijvoorbeeld partners zoeken,’ aldus Gerrits. Krebbekx: ‘Bedrijven zien synergie bij projecten waar ze niet alleen in kunnen of willen investeren en waar men de toon kan zetten, zodat men op anderen voorloopt. Zowel binnen de Europese context als in concurrentie met andere plants binnen internationale firma’s.’ september 2011 Chemie magazine 41


Deelnemers aan kenniswerkersregeling alom enthousiast

Vruchten plukken van de crisis

Tijdens de economische crisis werkten in het kader van de kenniswerkersregeling (KWR) 1889 bedrijfsonderzoekers bij Nederlandse onderzoeksinstellingen en universiteiten. Ook de chemie profiteerde van deze crisismaatregel, die eind 2010 afliep. Achteraf blijkt dat de bijzondere samenwerking niet alleen leidde tot behoud van researchers, maar ook tot nieuwe producten en nieuwe samenwerkingsverbanden. ‘De KWR is echt een investering in de innovatie van Nederland geweest.’ Tekst: Esther Rasenberg

42 Chemie magazine september 2011


Samenwerking

D

e kenniswerkersregeling (KWR) zag het levenslicht in juli 2009. Het kabinet Balkenende stelde 180 miljoen euro beschikbaar om kenniswerkers (Research & Development-onderzoekers) vanuit het bedrijfsleven te detacheren bij universiteiten en technologische instituten. De maatregel beoogde kenniswerkers op termijn voor Nederlandse bedrijven te behouden. De onderzoekers werden maximaal 1,5 jaar gedetacheerd. Ook verschillende VNCI-leden maakten gebruik van deze crisismaatregel. De deelnemers waren zonder uitzondering lovend over de regeling. Eind 2010 liep de regeling af en sindsdien zijn de meeste onderzoekers weer volledig in dienst bij de bedrijven. In totaal heeft de regeling 178 miljoen euro gekost en zijn er 174 projecten uitgevoerd. Grote bedrijven ontvingen 60 procent van de subsidie, mkbbedrijven 21 procent, de kennisinstellingen kregen 19 procent. In de eindrapportage ‘Hoe de Nederlandse economie haar kenniswerkers behield’ wordt niet gesproken over de concrete onderzoeksresultaten, wel worden nieuwe samenwerkingsverbanden genoemd als een positief neveneffect van de regeling. Tijdens de officiële afsluiting afgelopen februari bij Agentschap NL in Den Haag bleken de deelnemende bedrijven en instellingen zo enthousiast dat ze de regeling willen voortzetten. Dit hebben ze nog eens onderstreept in de adviezen van de Nederlandse topsectoren. Het huidige kabinet beloofde zich daardoor te laten inspireren. De topsectoren willen niet alleen een vervolg geven aan de kenniswerkersregeling, maar er ook tweerichtingsverkeer van maken. In zo’n geval is het ook mogelijk om kenniswerkers van publieke instellingen bij bedrijven te detacheren.

Bijkomend voordeel

Zes procent van de onderzoekspopulatie van SABIC Innovative Plastics in Bergen op Zoom nam deel aan de KWR. Samen met wetenschappers van de TU in Eindhoven werd onderzoek verricht op een aantal gebieden. Inmiddels is de economische dip voorbij. Er worden weer volop mensen ingehuurd bij SABIC en het bedrijf heeft inmiddels een TU-student, die betrokken was bij het KWR-onderzoek, in vaste dienst genomen. ‘Dat blijkt nu voor ons een bijkomend voordeel van de crisismaatregel. Het blijft lastig om geschikt personeel te vinden, met name in de procestechnolo-

gie,’ aldus general manager Willem Sederel. Voor SABIC is met name de samenwerking op het gebied van functionele materialen heel succesvol geweest. Sederel: ‘Wij zijn op zoek naar kunststoffen die goed warmte kunnen geleiden. Bijvoorbeeld voor LED-verlichting. Dankzij KWR lopen er twee patentaanvragen op dat soort kunststoffen.’ SABIC is dus met succes aan de slag gegaan met concrete vragen. Samen met de wetenschappers konden die vraagstukken naar tevredenheid worden beantwoord. Het intellectueel eigendom van de vindingen werd binnen de KWR met de hulp van het Dutch Polymer Institute (zie kader) goed vastgelegd Dat was cruciaal voor SABIC Innovative Plastics. SABIC-researcher Theo Hoeks vertelt dat het onderzoek naar nanostructuren na de regeling is voortgezet, want de apparatuur voor het onderzoek staat in Eindhoven. ‘We financieren nu een TU-student en zijn zelf ook regelmatig op de TU. De samenwerking met de universiteit is intensiever dan voorheen. Ook mijn collega’s zijn nu regelmatig in Eindhoven. Het is bijna logisch dat we daar heen gaan,’ aldus Hoeks.

Kennis, Kunde, Kassa

Intensieve samenwerking zoals die heeft plaatsgevonden in het kader van de kenniswerkersregeling wordt door SABIC gezien als heel kansrijk. Het biedt volgens het bedrijf veel meer mogelijkheden dan publiek-private samenwerkingen. Sederel: ‘Succesvolle innovaties worden bepaald door Kennis, Kunde en Kassa. Op dit moment stopt de ontwikkeling bij publiekprivate samenwerkingen vaak bij Kennis. Bij intensievere samenwerking is er ook sprake van Kunde en Kassa. KWR is echt een investering in de innovatie van Nederland geweest.’ Bij Fujifilm in Tilburg vielen zes medewerkers onder de kenniswerkersregeling. De producent van hoogwaardige offsetplaten en fotopapier ontwikkelt inmiddels ook nieuwe producten voor nieuwe markten. Fujifilm maakt daarvoor gebruik van kennis uit de foto-industrie. Zo passen zij de expertise in het aanbrengen van dunne laagjes op verschillende typen ondergrond toe bij de ontwikkeling van nieuwe beelddragers, membranen voor waterzuivering en plasma. De onderzoekers van Fujifilm werkten samen met onderzoekers van de TU Eindhoven aan de ontwikkeling van technologie waarmee kwalitatief hoogwaardige barrièrelagen op plas-

tic folie kunnen worden geplaatst. Doel is het tegenhouden van zuurstof en waterdamp, zodat het eindproduct bijvoorbeeld kan dienen als waterdichte afdekfolie voor zonnecellen. KWR betekende voor Fujifilm een goede ondersteuning voor de voortzetting van onderzoek. Daarnaast was het een versterking van de positie van Research en Development van de Nederlandse vestiging binnen Fuji wereldwijd. ‘De hoogwaardige superbarrière folies zijn nog in ontwikkeling,’ vertelt president Peter Stuik van Fujifilm. Hij vervolgt: ‘De samenwerking met de TU in Eindhoven is verder versterkt en we zijn nu in discussie met Solliance. Wij gaan gewoon door met het project, ook na het aflopen van KWR.’ p

DPI: ‘De keten is completer geworden’

Het Dutch Polymer Institute (DPI) was nauw betrokken bij de uitvoering van de KWR-regeling. Het DPI coördineert en faciliteert die samenwerkingsverbanden. Via het instituut regelden veel deelnemers het intellectueel eigendom van mogelijke vindingen. Ook DPI is van mening dat de crisismaatregel bijzondere en onverwachte vruchten heeft afgeworpen. ‘De keten is completer geworden,’ zegt Jacques Joosten van DPI. ‘Voorheen ondersteunde DPI met name precompetititef onderzoek, maar nu bieden we ook een speciaal programma aan voor precommercieel onderzoek. Daar is heel veel belangstelling voor.’ Met name in het mkb, waar sommige bedrijven over een uitstekend technisch idee beschikken, maar de kennis ontberen om dat idee vorm te geven. DPI brengt nu verschillende partijen bij elkaar die het product kunnen klaarstomen voor de consument. ‘Deze projecten zitten dichter op de markt dan bij precompetitief onderzoek,’ vertelt DPI-programmacoördinator Peter Nossin. ‘Veel bedrijven moeten in deze fase hun schroom overwinnen, want er wordt over strategische projecten gesproken. Omdat we werken met vertrouwelijkheidovereenkomsten, blijken verschillende partijen bereid hun parels te laten zien. In het precommerciële traject zijn we nu bezig met onderzoek naar onder andere biogebaseerde polymeren.’ Volgens het DPI zien veel bedrijven nu meer dan voorheen het belang in van samenwerking met universiteiten en onderzoeksinstellingen. Nadat de KWR-regeling is gestopt, is een aantal samenwerkingsverbanden zonder subsidie voortgezet. DPI pleit nu voor een KWR nieuwe stijl. ‘Dergelijke samenwerking zouden we moeten verankeren in het ondersteuningsmechanisme voor topsectoren,’ aldus Joosten. september 2011 Chemie magazine 43


Het einde van een fabriek

44 Chemie magazine september 2011


FOTO: FOTOSTUDIO CL

Uitgelicht

Wanneer op het chemische industriecomplex Chemelot in Sittard-Geleen een fabriek niet meer wordt gebruikt, gaat deze tegen de vlakte, om de weg vrij te maken voor hergebruik van het terrein. Er zijn daarom al heel wat fabrieken gesloopt, enkele jaren geleden nog de fabriek van Holland Sweetener Company, die de zoetstof aspartaam produceerde. Dit jaar was het de beurt aan de alphapicoline-fabriek van DSM Specialty Intermediates (DSI). Alphapicoline is een stof die onder meer wordt toegepast als grondstof

voor de voedingsmiddelen- en geneesmiddelenindustrie en de cosmetische industrie. Het product wordt ook toegevoegd aan asfalt en autobanden om de slijtvastheid ervan te verhogen. De productie werd al op 1 juli 2010 gestaakt vanwege achterblijvende winstgevendheid. DSI kampte met toenemende concurrentie van onder andere China en India, waardoor de prijzen en winstmarges van het product al enkele jaren onder druk stonden. De resterende maanden van 2010 dienden om de voorraden af te bouwen. Het doek viel definitief op 31 december. Dit jaar werd de fabriek ontmanteld. p

september 2011 Chemie magazine 45


Politicologen roemen samenwerking overheid en industrie bij REACH

Lichtend voorbeeld Ondanks de complexe inhoud heeft de samenwerking tussen overheid en chemische industrie bij de Europese stoffenwetgeving REACH geleid tot een redelijk soepele en uitvoerbare verordening, die zelfs als voorbeeld kan dienen voor andere Europese wetgeving. Dit blijkt uit het politicologisch masteronderzoek van Jan te Roller naar de vraag hoe Europese en nationale overheden zijn omgegaan met opduikende problemen tijdens de uitvoering van REACH. Tekst: Jan te Roller

D Jan te Roller Jan te Roller (1988) is deze zomer afgestudeerd als politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Hij vindt politicologie fascinerend omdat het de politieke processen blootlegt die bepalen wat er in de wereld gebeurt. Als onderwerp van zijn afstudeerscriptie koos hij de invoering van REACH, omdat REACH begonnen is als een zeer ambitieus wetgevingstraject van de Europese Commissie, dat in nauwe samenspraak en met medewerking van een private partij, de chemiesector, van de grond is gekomen. Momenteel doet hij een tweede master, Sustainable Development aan de Universiteit Utrecht.

46 Chemie magazine september 2011

e eerste registratiedeadline voor stoffen vervaardigd in zeer grote hoeveelheden is al meer dan een halfjaar achter de rug. Al voor de invoering van REACH in 2007 is de industrie uitgebreid geconsulteerd en die trend heeft zich doorgezet in de eerste uitvoeringsfase tussen 2007 en de deadline voor de eerste groep stof­ fen op 1 december 2010. Tijdens de uitvoering doken diverse problemen op, die overheid en industrie hebben genoopt hun contacten te intensiveren en organen in te stellen die onder de originele regelgeving niet waren voor­ zien. De chemiesector heeft daardoor een bepalende rol kunnen vervullen in een effectievere uitvoering van REACH. Uit politicologisch onderzoek is gebleken dat deze toegenomen samenwerking heeft geleid tot een meer soepele uitvoering van REACH, waar zowel de overheid als de indus­ trie van heeft geprofiteerd. Een van de grootste problemen betrof de samenwerking in de Substance Information and Exchange Forums (SIEF’s), waarbinnen bedrijven die

dezelfde stoffen produceren, moeten samenwerken aan een registratiedos­ sier. De samenwerking en communi­ catie binnen deze samenwerkingsver­ banden blijkt in veel gevallen problematisch te zijn verlopen. Terug­ houdendheid in het uitwisselen van informatie over stoffen is hier vaak de oorzaak van, evenals onenigheid over de kostenverdeling. De opstellers van REACH hebben de concurrentiebelan­ gen van de chemiebedrijven in feite onvoldoende rekenschap gegeven. Ook de grootte van SIEF’s, waarin soms meer dan duizend bedrijven samenwerkten, was een probleem.

Aparte werkgroep

Tijdens de zomer van 2009 vonden vertegenwoordigers van de chemi­ sche industrie de problemen dermate ernstig, dat de noodklok werd geluid bij de Europese Commissie. Een mis­ lukte invoering van REACH werd door vertegenwoordigers vanuit de indus­ trie gevreesd en veel bedrijven waren bang dat REACH de chemische markt ernstig zou verstoren. De Commissie e besloot daarom in januari 2010 een


Stoffen

september 2011 Chemie magazine 47


‘We hopen dat andere landen REACH gaan overnemen’ ’REACH heeft de samenwerking tussen over­ heid en industrie naar een hoger niveau getild. Vooral tussen de verschillende associ­ aties en het Agentschap is intensief contact,’ zegt Jan Schüller, REACH Initiative Director bij Eastman Chemical. ‘Zelf ben ik ook actief binnen CEFIC. Zodra er nieuwe Guidance vanuit het Agentschap binnenkomt, kunnen we daar commentaar op leveren. Ook zijn er tweewekelijkse conference calls met de grote industriële associaties. Dat heeft geleid tot efficiëntieslagen in de uitvoering,’ aldus Schüller. De huidige uitvoering van REACH ziet Schül­ ler daarom als een succes: ‘Het Agentschap was heel goed op de hoogte van de proble­ men in het begin, zoals het hoge aantal preregistraties en de vorming van SIEF’s. Dat hebben ze toen vrij snel opgepakt. Nu we over de nodige ervaring beschikken, hopen we dat andere landen REACH gaan overne­ men, inclusief IUCLID, de internationale database voor stoffeninformatie.’

48 Chemie magazine september 2011

‘ Dat complexe wetgeving als REACH binnen een korte tijdsspanne succesvol is opgepakt en uitgevoerd door de chemiesector verdient een pluim’ aparte werkgroep op te richten, de Director’s Contact Group (DCG), waarin zowel overheden als vertegenwoordi­ gers van de chemische industrie zijn vertegenwoordigd (waaronder VNCIdirecteur Colette Alma namens Cefic). De DCG wist uiteindelijk achtentwintig acute interpretatieproblemen zowel te benoemen als op te lossen. Dankzij dit succes is besloten het mandaat van de werkgroep te verlengen tot de vol­

gende registratiedeadline in 2013. De Director’s Contact Group is niet het enige voorbeeld van onvoorziene samenwerking tussen de overheid en de industrie om de invoering van REACH soepel te laten verlopen. Op weg naar de eerste registratiedead­ line in december 2010 was soms onduidelijk hoe de industrie bepaalde wetsartikelen in de verordening moest interpreteren. Om één lijn te kunnen trekken bij de interpretatie, heeft het Europees Chemisch Agent­ schap zogenoemde richtsnoerdocu­ menten (Guidances) opgesteld. Het Agentschep stelde een speciale pro­ cedure op voor het ontwerpen van deze documenten. In de procedure zijn de belanghebbenden, zoals de chemi­ sche industrie, nauw betrokken: een zogenaamde Partner Expert Group


Stoffen

waar experts vanuit de industrie in vertegenwoordigd zijn, heeft een grote mate van medezeggenschap bij het opstellen van deze richtsnoeren.

Afhankelijkheid

Zowel mensen uit de industrie als bij de overheid oordelen positief over de toegenomen samenwerking bij REACH (zie kaders). Ondanks vele meningsverschillen zijn industrie en overheid het altijd over één ding eens geweest: met chemische stoffen moet je veilig kunnen omgaan, dus moeten er meer gegevens op tafel komen. Daarnaast is de toegenomen samen­ werking terug te voeren op een wederzijdse afhankelijkheid. Zo leunt het Europees Chemisch Agentschap op de ervaringen en de expertise van de industrie om de uitvoering van REACH te verbeteren. Anderzijds heeft de industrie alle reden om actief betrokken te zijn. Op die manier wordt een gelijk speelveld gecreëerd op de Europese markt en wordt er meer rekening gehouden met de belangen van de industrie. Dankzij toegenomen samenwerking zijn een hoop uitvoe­ ringsproblemen opgelost, en dit heeft geleid tot een meer soepele en effec­ tieve uitvoering van REACH. De samenwerking tussen overheid en industrie bij REACH is in lijn met een trend die ook bij andere Europese (milieu)wetgeving valt waar te nemen. De samenwerking vertoont bijvoor­ beeld overeenkomsten met de manier waarop doelen worden opgesteld tussen overheid en industrie om luchtverontreiniging tegen te gaan in het kader van de IPPC-richtlijn. REACH onderscheidt zich echter van andere Europese milieuwetgeving omdat zich een forse stok achter de deur bevindt, namelijk die van het “no data, no market”-principe. Als bedrij­ ven niet met voldoende of de juiste informatie over stoffen op de proppen komen, mag die stof niet langer geproduceerd of geïmporteerd wor­ den. Daarnaast is de verantwoorde­ lijkheid voor het verzamelen van infor­ matie over stoffen verschoven van de nationale overheid naar de industrie.

Uniek

Die verantwoordelijkheid van de indus­trie maakt REACH tot een geliefd

onderzoeksobject voor politicologen. Het feit dat een belangrijk deel van de uitvoering op de schouders rust van de industrie, zoals het vormen van de SIEF’s en het zelf samenstellen van dossiers, is redelijk uniek, omdat ver­ antwoordelijkheid voor uitvoering van Europese wetgeving meestal ligt bij Europese en nationale overheden en niet bij een private sector. In de litera­ tuur wordt REACH daarom aangeduid als ‘hybride’ regelgeving, omdat zowel industrie als overheid verantwoorde­ lijk zijn voor een succesvolle uitvoe­ ring. Het onderzoek richt zich daarbij vooral op de vraag hoe effectief deze ‘hybride’ manier van reguleren kan zijn. Eerder onderzoek richtte zich al op de manier waarop de chemiesector uitgebreid betrokken is in het wetge­ vingstraject van REACH. De conclusie is dat REACH als een lichtend voor­ beeld is voor andere Europese milieu­ wetgeving. Dat is niet zonder reden.

Succesverhaal

In tegenstelling tot veel andere milieuwetgeving mag de totstandko­ ming en invoering van REACH een succesverhaal worden genoemd, ondanks de complexiteit van de regel­ geving. Dat REACH in zeer korte tijd eigen is gemaakt door de chemiesec­ tor en de uitvoering ondanks diverse problemen redelijk soepel verloopt, is niet onopgemerkt gebleven bij politi­ cologen. De ‘hybride’ regulering onder REACH kan volgens hen niet alleen als voorbeeld dienen voor toekom­ stige Europese milieuwetgeving, maar ook voor stoffenwetgeving in andere landen zoals de VS.

Uitbreiding

Dat complexe wetgeving als REACH binnen een korte tijdsspanne succes­ vol is opgepakt en uitgevoerd door de chemiesector verdient een pluim, zeggen vele betrokkenen. Met nog twee registratiedeadlines in 2013 en 2018 in het vooruitzicht, zullen er ongetwijfeld nieuwe uitvoeringspro­ blemen opduiken waarvoor de huidige verordening niet in oplossingen voor­ ziet. Voortzetting en uitbreiding van de huidige samenwerking tussen indus­ trie en overheid zal daarom cruciaal zijn om uiteindelijk de gewenste infor­ matie over stoffen op tafel te krijgen. p

‘Het is nu zaak om met controles dossiers aan te scherpen’ Jan-Karel Kwisthout, die zich namens het ministerie van Infrastructuur en Milieu bezig­ houdt met REACH, omschrijft de toegenomen samenwerking tussen overheid en chemie­ sector als “ruimhartig” en “intensief”. ‘Als overheid hoop­ ten wij ook dat samenwerking tussen overheid en industrie zou toenemen onder REACH,’ zegt hij. Toch plaatst hij een kanttekening bij de samenwer­ king. ‘We pleiten voor meer volledigheid van participatie. NGO’s zouden bijvoorbeeld ook vertegenwoordigd moeten zijn in de Director’s Contact Group.’ Om REACH een succes te kun­ nen noemen, moet er volgens Kwisthout nog veel gebeuren. ‘De beschikbare informatie over stoffen is nu gestructu­ reerd. Het is nu zaak om met controles dossiers aan te scherpen.’

conclusies

• Problemen tijdens uitvoe­ ring van REACH hebben geleid tot intensievere samenwerking tussen over­ heden en chemiesector. • Dit heeft geleid tot samen­ werkingsverbanden die niet in de verordening waren voorzien, zoals de Director’s Contact Group. • Dankzij de toegenomen samenwerking zijn veel uitvoeringsproblemen opge­ lost en verloopt de uitvoe­ ring van REACH redelijk succesvol en soepel, ondanks de complexe regel­ geving. september 2011 Chemie magazine 49


Chemie in het Kinderlab

’jammer dat ik dit niet op school krijg’

Sinds jaar en dag maakt C3 het mogelijk dat elk bedrijf en iedere school een eigen chemielab voor kinderen organiseert. Dit zogeheten Kinderlab moet de jeugdige laboranten laten ontdekken hoe leuk chemie is. Chemie magazine sprak met organisator C3 over de achtergrond hiervan én polste in Haarlem de chemici van de toekomst. Tekst: Inge Janse

‘H

ier mogen drie druppeltjes kleurstof in. Heel voorzichtig! Eén... twee... nog eentje... ja! Hier zijn de glitters, die mag je er gewoon zelf indoen.’ Tijdens Stuif-Stuif, het zomervakantie-evenement voor kinderen in Haarlem, kwamen eind augustus duizenden kinderen op bezoek om onder meer bij het C3 Kinderlab hun eigen bellenblaas te maken. Al roerend, druppelend, schuddend, draaiend en blazend trok een lange stoet kinderen langs de tafel met zeepsop, glitters en kleurstof, geholpen door de medewerkers van het Kinderlab. Vele kinderen kwamen zo voor het eerst in aanraking met scheikunde. Kinderlabs bestaan al jaren, vertelt Florien de Brouwer, binnen het communicatiecentrum C3 verantwoordelijk voor alle basisschoolactiviteiten

Kinderlabsurvivalgids

Begin 2011 heeft C3 het opzetten van een Kinderlab drastisch vereenvoudigd met de Kinderlabsurvivalgids. Deze gids biedt organisatoren proevensuggesties, praktische informatie over kosten, benodigdheden en planning. De gids is door C3 ontwikkeld voor de Human Capital Chemie als onderdeel van een project om kinderen en leerkrachten in het basisonderwijs te enthousiasmeren voor chemie. Neem voor meer informatie contact op met Florien de Brouwer via fdebrouwer@c3.nl of 070-337 87 88. 50 Chemie magazine september 2011

en van huis uit afgestudeerd chemicus. Voor de kosten hoeven bedrijven het volgens haar niet te laten. ‘Als vuistregel hanteren we dat je voor het materiaal tussen de vijfig cent en één euro kwijt bent per kind per proef. Daarnaast maak je eventueel kosten voor de huur van begeleiders, ruimtes en meubilair.’ De ontwikkeling en organisatie van de Kinderlabs wordt onder meer betaald door de VNCI en de projectpartners. Daarnaast betalen universiteiten met een chemie- en natuurkunderichting mee om kinderen op jonge leeftijd te interesseren voor techniek. ‘Per jaar zijn er zo’n zeventig dagen waarop er een Kinderlab plaatsvindt,’ vertelt de C3-medewerkster. ‘Dit jaar ontvangen we daarin 25.000 kinderen. Die labs verschillen enorm in grootte. Bij de scouting bereiken we dertig kinderen, terwijl we laatst tijdens Jeugdvakantieland in Ahoy 5400 laboranten over de vloer hadden.’

Glitters

’Omdat ik het leuk vind om uit te proberen én omdat ik het thuis ook kan maken!’ Aan enthousiasme geen gebrek bij de chemici in de dop die Stuif-Stuif bezoeken. Twee meisjes zijn vooral gefascineerd door het zelf kunnen maken van bellenblaas. ‘Normaal koop je dit in de winkel, en nu heb ik het gewoon zelf gemaakt,’ zegt de één. Haar vriendin valt haar direct bij. ‘En als je het wilt kopen, dan kost

het weer geld.’ Een jongen van nog geen drie turven hoog houdt zijn bellenblaas in zijn handen en kijkt gefascineerd door het goedje heen. Wat er zo leuk was aan het maken? ‘Het roeren!’ De Brouwer weet precies wat het meest succesvolle experiment is van het Kinderlab: ‘Haargel. Vooral jongere kinderen vinden dit helemaal geweldig. Roeren in een pot die er ook nog eens uitziet als een echte gelpot, glitters erbij, fantastisch.’ De Brouwer ziet ook al op jonge leeftijd verschillen tussen jongens en meisjes. ‘Het is misschien rolpatroonbevestigend, maar jongens vinden vooral experimenten leuk waarbij er iets uit elkaar knalt. Meisjes houden meer van iets maken.’

Leren

Voor veel kinderen is het de eerste keer dat ze met chemie in aanraking komen. Op hun basisschool wordt van alles gebouwd en geknutseld, maar veel chemie komt daar niet bij kijken. Veel van de kinderen geven aan dit ook graag een keer in de klas te willen doen. ‘Ik vind het echt heel erg jammer dat ik dit niet op school krijg,’ zegt een meisje wat beteuterd. Een ander weet op resolute wijze te melden waarom er geen chemie op haar school wordt gegeven: ‘Daar moeten we gewoon leren.’ Naast de kinderen zijn ook de studenten die de proeven begeleiden erg enthousiast over het Kinderlab. Tussen het maken van


etiketten voor het sop door vertelt Esra (Hoger Laboratorium Onderwijs Rotterdam, richting Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek) dat ze al heel wat potentiële Nobelprijswinnaars voorbij heeft zien schuiven. ‘Ik vind dit een heel goed initiatief om chemie te promoten, en zo kan ik mijn steentje bijdragen om chemie onder de aandacht te brengen.’ Werpt dat ook vruchten af? ‘Er zijn kinderen van twaalf jaar die dit heel interessant vinden en hier wel meer mee willen doen.’ Esra zelf is al jaren actief in de chemie, met dank aan haar ouders. ‘Ik was acht toen ik in aanraking kwam met chemie, omdat mijn ouders heel vaak kookten. Dat is natuurlijk ook een chemisch proces.’

Imago

De toekomstdroom van C3 is dat zoveel mogelijk partners het Kinderlab inzetten. ‘Je wilt natuurlijk dat elk

Onderwijs

kind een keer met chemie in aanraking komt,’ zegt De Brouwer. ‘Dat lukt alleen als je basisschool­ leraren enthousiast maakt en bedrijven zo ver krijgt dat ze bij elk geschikt evenement een Kinderlab inzetten. Dat is niet alleen goed voor de sector, maar ook voor hun imago. Als kinderen het naar hun zin hebben tijdens een bedrijfsbezoek, hebben ouders dat ook.’ Betekent het Kinderlab ook dat er direct een complete lichting chemici van de toekomst naar buiten loopt? Twee vriendinnen van tien zeggen ondanks de magie van de bellenblaas allebei masseuse te willen worden. Andere kinderen weten het gewoon nog niet. Pas na lang zoeken wordt in de sporthal een jongen gevonden die zegt chemicus te willen worden. Jammer genoeg geeft hij ook direct toe geen idee te hebben wat dat inhoudt. p

audioreportage

Een audioreportage over de Stuif-Stuif in Haarlem is te beluisteren op www.vnci.nl/kinderlab

Stuif-Stuif

Fulbert Nijpels is algemeen coördinator van het kinder­evenement in Haarlem. Ondanks het al rijke aanbod van Stuif-Stuif wilde hij toch graag C3 erbij hebben. ‘Het Kinderlab is echt een aanvulling op het gewone knutselen en spelen. Je moet wel een bepaalde opleiding hebben om chemie over te brengen, en C3 heeft die kennis.’ Ondanks dat exotische karakter ervaren kinderen volgens Nijpels het Kinderlab niet anders dan de rest van de activiteiten. ‘Er zijn kinderen die helemaal uit hun dak gaan omdat ze met lego kunnen spelen, anderen vinden het geweldig om een hoedje te knutselen, en er zijn kinderen die chemie het meest interessant van de hele stuif vinden. Volgend jaar dus weer als het aan mij ligt.’ september 2011 Chemie magazine 51


Bent u geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen in de chemische industrie?

JA

, IK WIL EEN GRATIS PROEFABONNEMENT OP CHEMIE MAGAZINE

NEEM EEN GRATIS PROEFABONNEMENT OP CHEMIE MAGAZINE

3x GRAT I

S

t de eg me p' ore: 'W tenscha k Mo we Patric seerde liti gepo

rner tter We nnen pla voorzi Nieuwe nn en zijn ma Fuhr

e: cipati Pill’ r eman s the 50 jaayone know 'Ever

van niging Vere

ndse erla de Ned

Seveso-richtlijn: cultuur telt mee

Problemen invoering e-MJV overwonnen

Schaarste arbeidsmarkt Generiek beleid kabinet Rutte chemie groeit

Renée Bergkamp (EL&I) over topgebied chemie

De chemie achter huidverzorging

azine Mag

che Chemis

Indu

strie

• 06

• 23

juni

Maandblad van

2010

r doo gen s Vlielkaana Vu

van de ndblad Maa

h Chemie magazine proefabonnement (3 edities) h Chemie nieuwsbrief (gratis wekelijkse, digitale nieuwsbrief)

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse

g lossin n op ee aa rkt m ie we bleem Chem naspro vulkaa

Chemische Industrie • 11 • 17 november 2010

de Vereniging van

de Nederlandse

Chemische Industrie

• 04 • 27 april 2011

Magazine

Magazine

Import aardgas kost miljoenen

Bedrijsnaam/Organisatie Naam Functie Adres Woonplaats E-mail

Vul deze bon in en ontvang drie edities van Chemie magazine gratis. Stuur de bon naar: VNCI, T.a.v. Cyrille Timmerman, Loire 150, 2491 AK Den Haag, Email: timmerman@vnci.nl

AIVD wAArschu wt Voor

BEDRIjfSSpIona gE

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Are you ready for the future?

CONTACT US NOW and we help you submit your registration in time.

w w w . n o t o x . n l

NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 DL ’s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl


Evenement

Internationaal Jaar van de Chemie 2011 is uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van de Chemie. Het hele jaar door vinden activiteiten plaats om chemie te promoten als oplossing voor vraagstukken rond energie, huisvesting, gezondheid, voedsel, infrastructuur en economie. Een greep uit het aanbod.

MADAME CURIE & HET GEHEIM VAN DE SIDDERENDE STRAAL OMSCHRIJVING: Muziektheaterprogramma. Marie Curie is bezig met een belangrijke ontdekking (röntgenstraling) als zij ontvoerd wordt. Iedereen is ongerust, ze zou in Zweden de Nobelprijs in ontvangst nemen. Dan worden zij en een van haar ontvoerders verliefd (chemie!) en weten ze m.b.v. een onzichtbaarheidserum te ontsnappen. TIJD EN PLAATS: Vanaf maart. O.a. in het Zeeheldentheater, Den Haag. DOELGROEP: Jeugd bovenbouw. ORGANISATIE EN INFO: Briza, info@briza.nl.

FOOD FOR NEXT GENERATIONS OMSCHRIJVING: Vervolg op het succesvolle Energy for Next Generations, met als thema voeding. TIJD EN PLAATS: Najaar. Locatie nog niet bekend. DOELGROEP: Industrie, beleidsmakers, overheden, docenten, studenten, young professionals, pers. ORGANISATIE EN INFO: KNCV, overige partners, congresorganisatie en conceptontwikkeling i.s.m. Industrielinqs.

ORGANISATIE EN INFO: www.museumboerhaave.nl.

ORGANISATIE EN INFO: Stichting C3 en Hyphen Projects. www.labexperience.nl.

TU/EXPERIENCE

GLOBAL CHEMISTRY EXPERIMENT

OMSCHRIJVING: Gelegenheid om kennis te maken met de TU/e-activiteiten op o.a. het gebied van Energy & Health. Maak kennis met waanzinnige experimenten, maak je eigen shampoo en bezoek de Chemieshow. TIJD EN PLAATS: 2 oktober. TU Eindhoven. DOELGROEP: Jong en oud. ORGANISATIE EN INFO: TU/e. www.tuexperience.nl.

MASTERCLASS NANOTECHNOLOGIE OMSCHRIJVING: Aflevering van Curielezingencyclus, bestaande uit acht bijeenkomsten waarin topwetenschappers en -industriëlen lezingen houden rondom het thema “Chemie in de Wereld”. TIJD EN PLAATS: 5 oktober. Saxion, Enschede. DOELGROEP: Studenten, young professionals, wetenschappers, R&D-managers, NGO’s, beleidsmakers. ORGANISATIE EN INFO: KNCV en Saxion.

LAB EXPERIENCE DAYS

OMSCHRIJVING: Tentoonstelling over chemie en de menselijke zoektocht naar bronnen van energie. Bevat belangrijke objecten van Curie. Bijzonder zijn

OMSCHRIJVING: Eén of meerdere bedrijven in een regio verzorgen samen met tenminste één opleiding mlo en/of één opleiding hlo een Lab Experience Day. Middelbare scholieren gaan aan de slag als laboratoriummedewerker, terwijl hun ouders een interessant programma bij

ook de voorwerpen uit de voormalige bedrijfscollectie van Shell. TIJD EN PLAATS: 30 september tot medio april 2012. Museum Boerhaave, Leiden. DOELGROEP: Iedereen.

het bedrijf volgen. TIJD EN PLAATS: Onder meer 27 en 29 oktober in Spijkenisse en 12 en 19 november in Arnhem. DOELGROEP: Middelbare scholieren, ouders, docenten.

TENTOONSTELLING MUSEUM BOERHAAVE

OMSCHRIJVING: Jongeren in de hele wereld doen onderzoek naar de waterkwaliteit in hun regio. In Nederland voeren basisschoolkinderen en middelbare scholieren onder begeleiding experimenten uit. TIJD EN PLAATS: Najaar. In oktober verzorgen chemici een gastles op de basisschool. DOELGROEP: Kinderen tot 12 jaar, jongeren tussen 13 en 18, professionals en docenten. ORGANISATIE EN INFO: C3. www.c3.nl, www.globalchemistryexperiment.nl.

LEZING: EÉN EN AL CHEMIE! OMSCHRIJVING: Chemici willen het belang van de chemie op ons dagelijks leven wat meer en vooral genuanceerder voor het voetlicht brengen. Een poging daartoe doet Harm Scholte met deze lezing, waarbij bijzondere “proefjes” niet ontbreken. TIJD EN PLAATS: 18 oktober. Bornse Synagoge, Born. ORGANISATIE EN INFO: www.bornsesynagoge.

klas vwo, scheikundeleraren, TOA’s. ORGANISATIE EN INFO: www.utwente.nl/twentsechemiedag.

CURIE-LEZING BIOBASED ECONOMY OMSCHRIJVING: TNO-specialisten op het gebied van duurzame energie en producten laten zien welke alternatieven biologische processen en materialen vervangbaar zijn voor milieu belastende producten en processen. Aansluitend lezing over tentoonstelling ‘Verborgen krachten ‘. TIJD EN PLAATS: 25 november. Museum Boerhaave, Leiden. ORGANISATIE EN INFO: KNCV.

WETENSCHAPPELIJK SLOTEVENEMENT IYC: CHAINS OMSCHRIJVING: Officieus sluitstuk van het Internationale Jaar van de Chemie, met onder meer vele lezingen waarbij de raakvlakken tussen de diverse chemische disciplines overschreden zullen worden. TIJD EN PLAATS: 28, 29 en 30 november. DeFabrique, Maarssen. DOELGROEP: Bedrijfsleven, wetenschappers, studenten. ORGANISATIE EN INFO: KNCV en NWO, www.chains2011.nl.

TWENTSE CHEMIEDAG OMSCHRIJVING: Bezoekers nemen ’s ochtends een kijkje in de wetenschappelijke keuken van de Universiteit Twente en maken kennis met onderzoekers. ’s Middags strijden leerlingen om de Twentse Chemie Cup. TIJD EN PLAATS: 10 november. Universiteit Twente, Enschede. DOELGROEP: Leerlingen 3de t/m de 6de

WWW

Meer informatie: www.chemistry2011.org www.jaarvandechemie.nl september 2011 Chemie magazine 53


Gemak dient de veiligste zaak Type 3740 Cartridge De standaard voor gevorderde split seals bij natte & droge toepassingen John Crane kondigt graag de introductie aan van het nieuwe Type 3740 Cartridge Split Seal. Het stevige en betrouwbare Type 3740 Cartridge Split Seal kenmerkt zich door een aantal voor-geassembleerde fabriekscomponenten welke installatie snel en gemakkelijk maken. Het prestatievermogen van dit robuuste Type 3740 zal meer dan ooit tevoren voldoen aan de meer ingewikkelde services die afgedicht dienen te worden. Mechanical Seals • Fluid Control Systems • Power Transmission Couplings Filtration Systems • Advanced Hydrodynamic Bearings

John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR Barendrecht Tel: 0180 656500 Fax: 0180 611464 Email: info@johncrane.nl

gasflesopslag.nl www.johncrane.com

We make it clear

Van den Anker is specialist en marktleider in opslag, behandeling en distributie van gevaarlijke producten en verpakte chemische producten. Voorbeelden van deze producten zijn: spuitbussen haarlak en deodorant, motorolie, verf, gewasbeschermingsmiddelen, etc.

Al ruim 40 jaar is risicobeheersing onze core-business. We bedienen onze klanten vanuit de beste kwaliteit en een optimale dienstverlening. Naast onze voortdurende zorg voor veiligheid, biedt Van den Anker u ook een keur aan aanvullende diensten.

www.vandenanker.com van den Anker BV Postbus 149, 5690 AC Son T +31 (0) 499 49 11 49 F +31 (0) 499 49 11 50 E info@vandenanker.com


Milieu

Project ‘Eco-footprint Nederlandse chemische industrie en individuele bedrijven’

Bedrijven meten ecologische voetafdruk verschillend Bedrijven hanteren meestal vergelijkbare standaarden om de milieueffecten van hun producten en processen in kaart te brengen. Ze verschillen echter in de uitvoering, zo blijkt uit interviews met individuele bedrijven. De inventarisatie van LCA-initiatieven (life cycle analysis) maakt deel uit van een begin dit jaar gestart project, op verzoek van de chemiesector mogelijk gemaakt door de VNCI en Agentschap NL. Tekst: Joost van Kasteren

H

et is in het algemeen niet zo eenvoudig om een life cycle analysis (LCA) uit te voeren. Een belangrijke vraag is waar je de grens legt. Edgar van de Brug is senior adviseur bij Ecofys, het bureau dat het project begeleidt. Hij noemt als voorbeeld de PET-fles. Die wordt na gebruik ingezameld, vermalen tot granulaat en weer gebruikt voor het maken van nieuwe PET-flessen. Een deel van het ingezamelde materiaal is echter niet meer geschikt en wordt gebruikt voor bijvoorbeeld tuinmeubelen. Van de Brug: ‘De vraag is dan hoe je de “credits” van het hergebruik het beste over tuinmeubelen en PET-flessen kunt verdelen.’

Voorlopige inventarisatie

Uit de voorlopige inventarisatie van LCA-initiatieven blijkt dat er zowel overeenkomsten als verschillen bestaan tussen LCA-benaderingen van individuele bedrijven. Bedrijven hanteren vaak vergelijkbare standaarden, hebben vergelijkbare motieven voor het uitvoeren van LCA’s en hebben allemaal behoefte aan kwalitatief goede data. Ze verschillen daarentegen in de manier waarop systeemgrenzen worden vastgesteld en de milieueffecten worden toegewezen. Ook zijn er verschillen in de wijze van uitvoering van de LCA’s en de manier waarop de uiteindelijke milieueffecten worden berekend.

Transparant

‘Vandaar dat indertijd gekozen is voor een brede inventarisatie,’ zegt Van de Brug, ‘waarbij de blik niet alleen gericht is naar LCA’s bij bedrijven,

maar ook naar andere initiatieven zowel in Nederland als daarbuiten.’ Daarbij worden de verschillende methoden voor het opstellen van LCA’s op een rij gezet en getoetst aan een aantal criteria. Ze moeten niet alleen transparant zijn, maar ook gebaseerd op internationale normen. Ook moeten de milieueffecten kwanti-

ficeerbaar zijn. Van de Brug: ‘Uiteindelijk moet dat selectieproces leiden tot een standaard LCA-aanpak die kan worden omgezet in een hanteerbare, betrouwbare en betaalbare “tool” voor het maken van LCA’s. Daarmee kunnen bedrijven zelf nagaan hoe ze hun ecologische voetafdruk kunnen verkleinen.’ p

Twee aanvliegroutes

De zoektocht naar mogelijkheden om de ecologische voetafdruk van de chemische industrie te verkleinen, kent twee aanvliegroutes. ‘De ene is Responsible Care’, vertelt Sjoerd Looijs, binnen de VNCI verantwoordelijk voor dit beleidsterrein. ‘Op de Responsible Care-dag vorig jaar hoorden we van verschillende bedrijven dat ze behoefte hadden aan een “tool” om hun ecologische voetafdruk te bepalen en aanknopingspunten te vinden voor verbetering.’ De tweede aanvliegroute is ‘de reeks afspraken die de chemische industrie heeft gemaakt met overheid om energie effectiever en efficiënter in te zetten,’ aldus Reinier Gerrits, bij de VNCI verantwoordelijk voor het beleidsterrein Energie & Klimaat. ‘Die afspraken zijn de MEE, de meerjarenafspraken energie voor ETS-bedrijven – zeg maar de meestal grote bedrijven die meedoen aan het Emission Trading System – en de MJA3, de derde van de succesvolle meerjarenafspraken om de energie-efficiëntie te verbeteren.’ september 2011 Chemie magazine 55


AZ_01:Layout 1

21.12.2010

12:37 Uhr

Seite 1

Transportservice van huis uit LESCHACO – your specialist for supply chain solutions. We offer integrated, intercontinental logistics with responsible care for the chemical industry.

Experienced. Dedicated. Customized.

Logistics – phone +31

and beyond.

(10) 2953 153

Since 1879.

Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AM Rotterdam-Hoogvliet | info@leschaco.nl | www.leschaco.com

Transporteren ...

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

... doseren, mengen, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, effi ciënte en wereldwijde service.

Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36

DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90

Singapore 787813 T +65 64 52 81 33

FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29

NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100

www.gericke.net

gericke.nl@gericke.net

GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140


Groene chemie

Plant-e krijgt het voor elkaar

Energie uit levende planten

P

Tekst: Emma van Laar

lant-e is in september 2009 opgericht door Marjolein Helder, promovendus bij Milieutechnologie aan de WUR, en David Strik, postdoc binnen dezelfde groep. De technologie waarvan ze gebruikmaken, is ontwikkeld bij de WUR en gepatenteerd in 2007. ‘Dit patent ligt nu bij Plant-e,’ vertelt Helder. ‘Ik ben in 2008 mee gaan werken aan dit onderzoek en een jaar later realiseerden David en ik ons dat er veel toepassingsmogelijkheden waren. We hebben besloten daar bewust mee aan de slag te gaan en hebben Plant-e opgericht.’

Elektronen vangen

Plant-e maakt gebruik van het feit dat planten niet al hun energie gebruiken voor hun groei. ‘Tijdens fotosynthese ontstaat organisch materiaal. Een deel van de organische materie die planten produceren, wordt gebruikt voor hun groei, maar een aanzienlijk gedeelte wordt door de plant niet

‘Het voordeel is dat elektriciteit geproduceerd kan worden op elke plek waar planten kunnen groeien’

Foto: Eelke dekker

Plant-e is een spin-off van de sectie Milieutechnologie van Wageningen Universiteit die elektriciteit genereert met behulp van levende planten. Het jonge duurzame bedrijf opgericht door Marjolein Helder en David Strik timmert hard aan weg en test de Plant-e-technologie met een pilot plant op het dak van het Nederlands Instituut voor Ecologie.

David Strik en Marjolein Helder timmeren met hun bedrijf Plant-e hard aan de weg

gebruikt en verdwijnt via de wortels de bodem in. Rondom de wortels breken micro-organismen deze organische verbindingen af en gedurende dit proces komen elektronen vrij als restproduct. Door elektrodes bij de wortels te plaatsen, kunnen we de vrijgekomen elektronen oogsten als elektriciteit,’ legt Helder uit.

Mobiele telefoon

Plant-e zit nog in de ontwikkelingsfase. De technologie is nog niet af en moet nog doorontwikkeld worden. Er zijn allerlei toepassingen van de techniek denkbaar volgens Helder. ‘De elektriciteit die gegenereerd wordt met onze technologie is van een laag voltage en kan meteen gebruikt worden om bijvoorbeeld batterijen en mobiele telefoons op te laden. We verwachten dat de eerste Plant-e producten rond 2013 op de markt komen. We zijn eind juli gestart met een grootschalig demonstratieproject op het dak van het nieuwe gebouw van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) in Wageningen. Deze pilot loopt goed, we produceren elektriciteit waarmee we inderdaad mobiele telefoons kunnen opladen. We gaan het komend jaar volop metingen aan het dak verrichten en uitvin-

den hoe we de technologie kunnen optimaliseren,’ aldus Helder.

Toekomst

Plant-e heeft drie ontwikkelingspaden voor ogen. Helder: ‘Ten eerste is het produceren van groene elektriciteit op daken zoals bij de pilot een van onze pijlers. Daarnaast gaan we aan de slag met een systeem dat geschikt is om op afgelegen gebieden, bijvoorbeeld in derdewereldlanden, voor elektriciteit te zorgen. Het voordeel van de technologie is dat elektriciteit geproduceerd kan worden op elke plek waar maar planten kunnen groeien. Tot slot willen we graag elektriciteit produceren binnen bestaande grote systemen, denk daarbij aan de Oostvaardersplassen of rijstvelden.’ Op dit moment werken zowel Helder en Strik nog vier dagen per week als onderzoeker aan de WUR en steken ze een dag in Plant-e. Op den duur zullen ze meer tijd in Plant-e gaan steken en bovendien extra mensen aannemen. ‘Nu is het fijn dat we bij de WUR de fundamentele technologie en daarop gebaseerde producten verder kunnen ontwikkelen. Bovendien ben ik tot eind 2012 bezig met mijn promotie en ook David heeft een contract tot die tijd,’ licht Helder toe. p september 2011 Chemie magazine 57


Productnieuws

GRAFISCHE TEMPERATUURRECORDER

D

e nieuwe grafische temperatuurrecorder/logger Center 500 van MERA BENELUX is een digitale temperatuurmeter geschikt voor aansluiting van twee thermokoppels van het type K en J. Met de ingebouwde printer kunnen gemeten waardes in grafische of tabelvorm worden geprint. Het instrument is voorzien van een intern geheugen voor 32.000 meetplaatsen. Met de meegeleverde software kan de logger worden geprogrammeerd en kunnen de meetwaardes worden gedownload en in grafische- en tabelvorm weergegeven. Het meetbereik bedraagt voor het thermokoppel type K -200 tot 1370°C en het type J -200 tot 760°C. De nauwkeurigheid bedraagt +0,1%. Het instrument wordt gevoed met 6AA batterijen of de meegeleverde 9V adapter. p

TILLEN IN EXPLOSIEGEVAARLIJKE RUIMTEN

D Bent u geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen in de chemische industrie?

NEEM EEN GRATIS PROEFABONNEMENT OP CHEMIE MAGAZINE tlijn: o-rich e Sevesur telt me cultu

(EL&I) amp e Bergk ie René bied chem topge

over

r achte emie De ch erzorging huidv

Ruim baan voor procesintensificatie

Bert Weckhuysen (topteam chemie) waarschuwt voor brain drain

Arbeidsinspectie focust op chemie

Ambitieuze doelen topteam Chemie

van de

g van nigin Vere

TU Eindhoven duale opleidingstopt

zine Maga Maandblad van

dblad Maan

Relatie chemie-pers kan beter

rland de Nede

ische se Chem

Indu

strie

• 04

• 27

april

2011

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse

Chemische Industrie • 05 • 25 mei 2011

Magazine

de Vereniging van

de Nederlandse

Chemische Industrie

• 06 • 29 juni 2011

CommuniCatie Chemie-PaCk

hoe het NIet moet

JA

r t Voo

gE ona Io

BioBas ase ed d eco benut comple nomy xiteit biomoleculen

fSSp EEN GRATIS PROEFABONNEMENT , IK RIjWIL BED OP CHEMIE MAGAZINE

uw rsch wAA AIVD

VERDERMAG POMPEN

Magazine

3x GRAT I

S

h Chemie magazine proefabonnement (3 edities) h Chemie nieuwsbrief (gratis wekelijkse, digitale nieuwsbrief) Bedrijfsnaam/Organisatie Naam Functie Adres Woonplaats E-mail Vul deze bon in en ontvang drie edities van Chemie magazine gratis. Stuur de bon naar: VNCI, T.a.v. Cyrille Timmerman, Loire 150, 2491 AK Den Haag, E-mail: timmerman@vnci.nl

58 Chemie magazine september 2011

almec introduceert de Bison, een balancer voor het gewichtloos opnemen en verplaatsen van zakken in een explosiegevaarlijke ruimte. De ATEX-gecertificeerde balancer kenmerkt zich door het grote werkgebied en tilgemak, dankzij het parallellogram met speciale eindarm. De balancer is voorzien van een pneumatisch systeem dat de zakken laat zweven. Alle bewegingen, zoals omhoog en omlaag, zijn vervolgens handmatig en zonder knoppen uit te voeren. Hierdoor bepaalt niet de machine, maar de bedieningsman het werktempo. Het resultaat is een aanzienlijke verbetering van de arbeidsomstandigheden. De Bison is toepasbaar in zowel Gaszone 1 en 2, gasgroup IIB als in Stofzone 21 of 22. De temperatuurklasse is maximaal T4. Voor het creeren van het vacuüm kan naar keuze een elektrisch werkende centrifugaalpomp of een pneumatische venturi toegepast worden. Een elektrische aansluiting is daarbij niet nodig. p

I

n de nieuwbouw op XL businesspark Twente in Almelo heeft Vivochem een nieuw pand neergezet voor het afvullen van onder meer zuren en logen. Onlangs zijn er door Van Wijk & Boerma Pompen 18 VerderMag magneetgedreven centrifugaalpompen ingezet voor het afvullen van diverse chemische vloeistoffen in IBC-containers of vaten. Het gaat om 11 pompen voor de loog-afvullijnen en 7 voor de zuurlijnen, die beide onder ATEX-zone 1 geleverd moesten worden. De frequentie-aangestuurde pompen moeten verschillende bedrijfspunten kunnen verwerken. Dit kan leiden tot een verplaatsing van de magneet-waaiermodule. Als gevolg hiervan bestaat de kans dat de module slijtage ondervindt, doordat deze continu tegen slijtringen aan draait. Door het gepatenteerde Thrust Balancing-systeem wordt deze negatieve eigenschap geëlimineerd en wordt de module hydraulisch gecorrigeerd. Slijtage van de slijtdelen wordt hierbij voorkomen. De bouwgrootte is bij alle 18 pompen hetzelfde, wat bij een eventuele reparatie uitwisseling van onderdelen mogelijk maakt. p


foto: holl andse hoogte

Onderwijs

Hogeschool Drechtsteden gestart Exact honderd jaar na de eerste les van de Dordtse HTS is op 5 september het eerste college gegeven aan de nieuwe Hogeschool Drechtsteden, die gaat uitgroeien tot ‘een volwaardig instituut op het gebied van techniek en veiligheid,’ aldus initiatiefnemer Jan Meissen. Tekst: Igor Znidarsic

M

eissen is een autoriteit op het gebied van veiligheidsanalyse en oud-student van de HTS/Hogeschool Dordrecht, het opleidingsmiddelpunt voor de chemische en aan scheepsbouw gelieerde industrie in de regio Drechtsteden. De verdwijning van deze ‘spin in het technische web’ stimuleerde hem, als oud-student, tot de oprichting van een “eigen” Hogeschool Drechtsteden met unieke in de regio passende opleidingen, die specialistische kennis net als vroeger landelijk uitdragen. Volgens Meissen vloeide door het ontbreken van een opleidingsinstituut kennis weg uit de regio, met economische schade als gevolg. Volgens de beginselverklaring van de hogeschool is Dordrecht als onderdeel van de Drechtsteden, gezien zijn strategische ligging, het middelpunt van een van ’s werelds grootste concentraties chemische bedrijven. ‘De havens van Rotterdam, Dordrecht en

Moerdijk, inclusief de daar gevestigde bedrijven, hebben een natuurlijke band met elkaar. Veel van deze bedrijven staan technisch op een hoog niveau en zijn op hun gebied zeer specialistisch. Dat heeft tot gevolg dat de vraag naar goed opgeleide ingenieurs in verschillende vakdisciplines groot is.’

Nieuw onderwijsconcept

Hogeschool Drechtsteden biedt een nieuw onderwijsconcept, de leergang RES (Risicobeheersing Eigenschappen [gevaarlijke] Stoffen), in relatie tot beheersing van chemische interne en externe risico’s. De RESleergang is opgebouwd uit korte afzonderlijke modules van de verschillende vakgebieden, zoals interne (bedrijfs-)veiligheid, milieuzorg, externe veiligheid, brandpreventie en repressie, security, economie en communicatie. Naast de opstart van een voor Nederland nieuwe opleiding KAM-ingenieur (Kwaliteit, Arbo en Milieu) en SHEingenieur (Safety, Health and Environment), ligt de nadruk van deze RES-leergang vooral op bij- en nascholing op hbo-niveau. De opleidingen worden inhoudelijk en organisatorisch altijd afgestemd met de betreffende branche. Inmiddels hebben de eerste veertig studenten plaatsgenomen in de banken in ’t Bouw-

‘ Chemiebedrijven weten ons spontaan te vinden, net als de docenten’

huys, waar de Hogeschool kleinschalig is begonnen met één lokaal. Alle infrastructuur is er aanwezig, en later kan van meer lokalen gebruikgemaakt worden. Over de uiteindelijke omvang van de Hogeschool Drechtsteden heeft Meissen nog niet nagedacht. ‘Het moet in ieder geval niet te groot worden, want dat geeft alleen maar problemen.’ De docenten zijn zoveel mogelijk praktijkmensen uit het bedrijfsleven. Meissen: ‘We werken veel met bedrijven uit de regio samen, ook chemiebedrijven. Ze weten ons spontaan te vinden, net als de docenten. Het modulaire concept spreekt ze kennelijk aan.’

EU-accreditatie

Er is een EU-accreditatie aangevraagd. Meissen is ervan overtuigd dat die er komt. ‘Kijk, je kan eerst alle formele erkenningen gaan regelen, maar dan ben je zo een paar jaar verder. Of je begint gewoon, waarbij je er wel voor zorgt dat de opleidingen aan een bepaald kwaliteitsniveau voldoen.’ Ook over de financiën maakt hij zich niet al te veel zorgen. ‘We gaan niet eerst overal bedelen. We zijn gewoon gestart, eigenlijk zonder geld, alleen met wat subsidies. Het lukt ons goed de kosten en de baten in evenwicht te houden.’ Mede vanwege het geheel ontbreken van overheadkosten – het bestuur, bestaande uit bekende Dordtenaren, werkt onbezoldigd – kan de Hogeschool Drechtsteden de modules tegen een zeer aantrekkelijke prijs in de markt zetten. ‘Waarbij we mogelijk ook nog betere kwaliteit leveren,’ aldus Meissen. p september 2011 Chemie magazine 59


GEVAARLIJK GOED VERPAKT ?! CarePack Holland heeft het grootste assortiment UN-gekeurde verpakkingen voor gevaarlijke stoffen - monsterverpakkingen

- jerrycans

- dozen, standaard maten

- blikken

- dozen, op maat

- vaten

- 4GV-dozen

- palletboxen

- medische verpakkingen

- flessen

- transportbakken

- zakken

Grip op processen Door de hele chemie Kwaliteit en snelheid zijn sleutelwoorden in de hedendaagse industrie. De weeg- en meetapparatuur van METTLER TOLEDO helpt u bij het optimaliseren van beide.

Mettler-Toledo B.V., Tiel, request.nl@mt.com Mettler-Toledo N.V./S.A., Zaventem, request.be@mt.com www.mt.com

C areP ack H olland B V - T el 020-3540787 - Fax 020-3540650 E m ail info@ carepack.nl - W ebsite www.carepack.nl

01RW75_mettler_adv_90x130.indd 2

05 & 06/10/2011 - AHOY, ROTTERDAM

PUMPS & VALVES2011

16-02-11 12:46

Gr bez atis oe k en? ea s y Fa PUM irs.com / PS nl

DÉ NEDERLANDSE VAKBEURS VOOR TECHNOLOGIE & INNOVATIE IN INDUSTRIËLE POMPEN, KLEPPEN EN AFSLUITERS

WAREN ALLE VAKBEURZEN MAAR ZO GEMAKKELIJK! 197_131_PV_2011_NL_01.indd 1

18/08/2011 9:03:01


Column

hoofdredacteur bejaard B e d r i j v e n

ENER GIE-OP W EK K ING

Air Products gaat een installatie voor de opwekking van duurzame energie in het Britse Tees Valley bouwen. De installatie zet voorbewerkt huis- en bedrijfsafval, dat normaal gestort zou worden, door vergassing om in duurzame energie en produceert per jaar 49 megawatt uit 300.000 ton afval, goed voor de elektriciteitsvoorziening voor 50.000 huishoudens. De installatie is de eerste van een serie die Air Products in Engeland wil bouwen.

foto: Ca sper Ril a

A MINOHAR S

Royal DSM en INEOS Melamines, een dochter van de Zwitserse INEOS Indus­ tries, hebben overeenstemming bereikt over de verkoop van DSM’s aminohars business aan INEOS. Voor DSM is het een logische stap na de sluiting van zijn Nederlandse productiefaciliteit in 2009.

Igor Znidarsic is hoofdredacteur van Chemie magazine

GL A S V E ZEL FA BRIEK

ANXESS investeert 15 miljoen euro in zijn glasvezelfabriek in de Antwerpse haven. Voor het speciaalchemiebedrijf is glasvezel een essentieel halffabricaat voor de productie van hightech plastics. Door de uitbreiding zal de huidige jaarlijkse capaciteit van 60.000 metrische ton met 10 procent toenemen.

O V ERN A ME

Berkshire Hathaway, de investeringsmaatschappij van Warren Buffett, mag van de Europese Commissie het Amerikaanse Lubrizol overnemen. Met een waarde van 9 miljard dollar is het een van de grootste aankopen uit de geschiedenis van de investeerder. Lubrizol produceert onder meer stoffen die kunnen worden toegevoegd aan oliën en brandstoffen en ingrediënten voor persoonlijke verzorgingsproducten.

MINDERHEID S AA NDEEL

Odfjell, een belangrijke speler in de wereldwijde markt van zeetransport en opslag van chemicaliën, heeft de intentie om een minderheidsaandeel te verwerven in de Noord Natie Terminals-faciliteit in Antwerpen. Antwerpen is een belangrijke haven voor specialty chemicals en zodoende past de investering goed in Odfjell’s ambitie om de capaciteit in dit segment te laten groeien.

‘Ik red het allemaal nog prima zelf, dank u’

Vergrijzing is, naast afnemende instroom van jongeren, een van de bedreigingen voor de continuïteit van de chemische industrie. Wat te doen? Twee dingen: jongeren enthousiasmeren voor chemie en de 50-plussers serieus nemen en koesteren, zodat ze blijven doorwerken. Hun kennis en ervaring kan goed ingezet worden voor begeleiding en omscholing van potentiële werknemers en voor verbetering van de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs. Toch worden 50-plussers maar al te vaak niet serieus genomen en weggezet als gebrekkige minkukels. Onlangs ontving ik bijvoorbeeld een uitnodiging voor de seminar “Voeding voor vitale 50-plussers”, waar de nadruk zal liggen op “zelfstandig wonende ouderen.” Wat mij hier onder meer stoort is dat 50-plussers “ouderen” worden genoemd. In mijn wijk heeft een welzijnsorganisatie onlangs “Eetcyclus 50+” opgezet, een “eetproject voor senioren”. Hier heten 50-plussers al “senioren”, alsof ze al met één kunstheup in het verpleeghuis liggen. Er is zelfs een project “Administratie Thuis 55+”, waarbij vrijwilligers bij 55-plussers de post komen doornemen en formulieren helpen invullen, alsof 55-plussers massaal aan het dementeren zijn. Ik vind dit een grove belediging voor al die 50- en 55-plussers die nog volop in het leven staan, zowel privé als qua werk, en die hele bedrijfssectoren – neem alleen al de chemie, maar bijvoorbeeld ook de zorg – overeind houden. Oké, er zijn mensen die al ver voor hun 50ste gedateerd, uitgeblust en/of krakkemikkig zijn. Maar de meesten zijn dat niet, als ik zo om me heen kijk. Laat ik mijzelf eens als voorbeeld nemen. Op mijn 54ste werk ik nog even hard als altijd, zonder daar moe van te worden, kom regelmatig met frisse ideeën waar de jongere collega’s nog een puntje aan kunnen zuigen, heb de nieuwste rockbandjes uit Engeland eerder gedownload (legaal, daarin ben ik wel een fossiel) dan mijn kinderen, loop de Zevenheuvelenloop fluitend uit, houd samen met mijn vrouw twee knapen van 13 en 16 in het gareel, heb daarnaast nog volop energie om een schuur te bouwen, een boek te schrijven en om op mijn 50ste met snowboarden te beginnen, én ik zal nooit beweren dat vroeger alles beter was. Dus hoezo bejaard? Ik hoef geen “speciale voeding”, geen “eetavonden met lotgenoten” en zeker geen vrijwilligers in huis. Ik red het allemaal nog prima zelf, dank u. De arbeidsparticipatie van mensen tussen 50 en 65 jaar zal de komende jaren stijgen naar 58 procent of meer, lees ik ergens. We hebben deze mensen dus hard nodig. Laten we ze daarom niet behandelen als hulpbehoevende bejaarden. Straks gaan ze zich nog daarnaar gedragen, en dan hebben we echt een probleem. p september 2011 Chemie magazine 61


Service

Colofon

MENSEN DSM

De Belg Philip Eykerman volgt Hein Schreuder op als hoofd strategie en overnames bij DSM. Eykerman (1968) is momenteel partner bij de het adviesbureau McKinsey, waar hij verantwoordelijk is voor strategische adviezen aan chemiebedrijven in de Benelux en Frankrijk. Eykerman neemt op 1 januari 2012 het stokje over van Schreuder, die de functie de afgelopen 15 jaar bekleedde. SLUISKIL

Marc Van Hijfte, de huidige plant manager bij Yara Sluiskil en Regional Plant Manager Benelux, is per 1 oktober 2011 benoemd tot Segment HR Business Partner – Upstream. Hij zal vanaf die datum verantwoordelijk zijn voor het strategisch HRbeleid voor alle Yara plants worldwide. Van Hijfte is vanaf 1 juni 1982 actief in Sluiskil, sinds 1 juli 2004 als algemeen directeur. Hij wordt opgevolgd door Geert De Raedemaecker, momenteel Plant Manager in Porsgrunn in Noorwegen en regional Plant Manager Scandinavia. De Raedemaecker was tussen 1991 en 2006 al in Sluiskil werkzaam. SHELL PERNIS

Bert Voet is met ingang van 1 oktober benoemd tot general manager van Shell Pernis. Hij volgt Hans van Scherpenzeel op, die op 1 november met pensioen gaat. Ber Voet is de voormalige manager van Shell and BP Petroleum Refineries in ZuidAfrika.

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland WWW.VNCI.NL/NIEUWSBRIEF

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

TWITTER.COM/VNCI

De VNCI op Twitter met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

WWW.VNCI.NL/LINKEDIN

Discussieer mee met meer dan 1000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI

VOLGENDE MAAND (19 OKTOBER)

INDUSTRIE EN ONDERWIJS IN GESPREK OVER GEWENSTE SKILLS INTEGRALE BENADERING ENERAGIEBESPARING BIJ NYRSTAR ERVARINGEN MET DOCENT-STAGES IN ZUID-LIMBURG

PLANOLOGISCHE BEDREIGINGEN VOOR BESTAANDE BEDRIJVEN EN NOG VEEL MEER…

62 Chemie magazine september 2011

Chemie magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar Redactie Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Jos de Gruiter (redacteur) drs. Marieke Moraal (eindredacteur) Contact redactie Loire 150, 2491 AK, Den Haag T 070 337 87 28, F 070 320 39 03 E znidarsic@vnci.nl, gruiter@vnci.nl Medewerkers Drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Gerard van Nifterik, Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving Curve, Haarlem Advertentie-exploitatie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70, E dm@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie Druk Ten Brink, Meppel Abonnementen Chemie magazine is gratis voor VNCIleden en voor leden van de aangesloten lidverenigingen. Voor anderen bedragen de abonnementskosten per jaar 80 euro in Nederland en 100 euro in overige landen (incl. btw). Abonnementen eindigen per 31 december. Als niet voor 1 november wordt opgezegd, loopt het abonnement door. Nieuwe abonnementen/mutaties schriftelijk opgeven via crs@vnci.nl. Meer info: 070 337 87 28 Overname Overname van artikelen uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven Beeld cover Chris Bonis ISSN 1572-2996


chemistry, blends & knowledge

AD Productions B.V. is gespecialiseerd in het formuleren

en mengen van chemische vloeistoffen en poeders AD Productions B.V. Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

T +31 (0)167 - 526 900 F +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

AD_International_ADV_0211.indd 1

Uw proces verdient...

3/1/11 10:35:07 AM

...een fit hart Van harte aanbeVolen Verdringerpompen Excentrische wormpompen Slangenpompen Membraanpompen Tandwielpompen Schottenpompen Impellerpompen Oscillerende zuigerpompen

AdvWB197x131mm.indd 1

Lobbenpompen Rondselpompen Centrifugaalpompen Open waaier Gesloten waaier Half-open waaier Wervelstroomwaaier

EĂŠnkanaal-waaier Zijkanaalwaaier Schroefkanaalwaaier Turbinewaaier

Kijk voor ons compleet fitnessprogramma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00

Doseerpompen Versnijders Service en skidbouw

14-02-11 08:43



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.