Chemie magazine januari 2011

Page 1

Responsible Care basis voor systeemgericht toezicht

Bètatechnisch talent vaak onderbenut

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 01 • 26 januari 2010

Enthousiasme over bio-ethyleenfabriek

Magazine

Chemie bij forensisch onderzoek x-CM1101_A_cover.indd 2

20-01-11 10:08


PRIORITEIT NR. 1:

DE VEILIGHEID VAN UW MEDEWERKERS

VAPRO is de marktleider als het gaat om ontwikkeling van operators en technici in de industrie. Op het belangrijke gebied van veiligheidsbevordering ontwikkelde VAPRO de specifieke opleidingslijn: VVI, Veiligheid Voor de Industrie. IndustriĂŤle organisaties bieden hun medewerkers deze VAPRO opleiding voor het behalen van hun veiligheidscertificaat. Met als doel de optimale veiligheid van de medewerker op de eigen werkplek. Alle informatie over VAPRO-beroepsopleidingen, over veiligheid, veilig werken voor de industrie (VVI) en de mogelijkheden van certificering, vindt u op www.vapro.nl

Neem voor vragen over onze opleidingen contact op via: 070 301 10 86 of opleidingen@vapro.nl of www.vapro.nl

VAPRO_adv CHEMIE 2011-01-26_def.indd 1

13-1-2011 14:19:52


INHOUD 01 26 januari 2011

38

Forensisch onderzoek staat steeds meer in de belangstelling. Aan de Hogeschool van Amsterdam krijgen de studenten onder meer te maken met biologie, natuurkunde, plaats delict onderzoek, recht en chemie.

INTERVIEW

´Vroeg of laat komt in Nederland een bio-ethyleenfabriek’

24 januari 2011 Chemie magazine 3

x-Inhoud_new.indd 3

20-01-11 09:32


The Future of Chemicals De chemische industrie ondergaat een transformatie. Wereldwijde megatrends beïnvloeden het gedrag van consumenten. Productie en markt verschuiven naar Azië. Het Midden Oosten investeert in nieuwe capaciteit. Duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Innovatie is dringend nodig, maar de praktijk blijkt weerbarstig. Booz & Company helpt u met het kiezen van de juiste koers in deze veranderende wereld. Als toonaangevende management-consultancy adviseren wij het topsegment van olie- en chemieproducenten en hun leveranciers en dienstverleners met winnende internationale strategieën en operationele verbeteringen. Om voor hen essentieel voordeel te creëren. Interesse in wat Booz & Company voor uw organisatie kan betekenen? Kijk op: www.booz.com/chemicals, of bel Roger van den Heuvel (020 - 504 1913)

Thinking Ahead NL 621 ADV 14

NL_621_ADV_14.indd 1

03/12/2010 09:57:37


INHOUD 01 26 januari 2011

13

Ekompany gaat op de Chemelot Campus in Geleen langzaam werkende meststoffen onderzoeken

42

Chemiebedrijven geven vaker hulp bij transportincidenten

52

De vijver met bètatalent lijkt leeggevist

verder... OPINIE

Moerdijkbrand wijst ons weer met de neus op de feiten, aldus VNCI-directeur Colette Alma

TRENDS

Wetenswaardig Maasvlakte 2 unieke startpositie voor chemie Klimaat VNCI gematigd optimistisch over resultaat maandenlang overleg 27 EU-lidstaten Actueel Chemievrouwen ontbijten gezamenlijk

ACHTERGROND

Samenwerking Steeds meer bedrijven sluiten een partnerschap om een gezamenlijk doel te bereiken Opinie Hoogleraar Esther-Mirjam Sent vindt regelzucht en controledrift in Nederland schrikbarend Veiligheid Deelnemers aan de eerste cursus BRZO-coördinatoren vertellen over hun ervaringen Uitgelicht Chemical transistor technologie kan uitgroeien tot een nieuwe wijze van chemie bedrijven Duurzaamheid Met het optimaliseren van de prestaties van regelkringen kan veel worden bespaard Stoffen Opname van chemische stoffen via de huid eenvoudig in te schatten

FEITEN EN VISIES

34

03

08 15 16

20 28 32 46 48 50

Starters Sander van Loon startte eind 2008 zijn VLCI Young Professionals Esther Heuberger, projectmanager bij DSM Biologics Productnieuws

57

Column Igor Znidarsic Personalia en agenda

61 62

59 60

´Responsible Care goede basis voor systeemgericht toezicht´ januari 2011 Chemie magazine 5

x-Inhoud_new.indd 5

20-01-11 09:33


SPIE een gezamenlijke ambitie SPIE-Industrie SPIE-Industrie stelt uw opslag-, productie- en bedrijfszekerheid veilig in elke fase waarin u deze nodig acht. Of het nu gaat om de nieuwbouw, of onderhoud inclusief de inbedrijfstelling, of het opstellen en managen van uw werkprocedures, u kunt altijd rekenen op ons team. Met respect voor veiligheid en het milieu bieden wij een duurzame oplossing voor elk industrieel probleem. Met SPIE-Industrie haalt u een ervaren partner in huis als het gaat om werktuigbouw, elektro-, meet- en regeltechniek, procesautomatisering, piping, apparatenbouw, skid-bouw, betonbouw, HVAC en analysertechniek. Wij bouwen en verbeteren technische installaties voor (petro)chemische bedrijven, olie- en gasbedrijven, op- en overslagbedrijven, de staalindustrie, energiecentrales en de voedingsmiddelen, farmaceutische en papierkartonnage industrie. Vanzelfsprekend nemen wij de zorg op ons over alle onderdelen die extra aandacht vereisen. Steeds vaker krijgen wij daarom de verantwoordelijkheid over het volledige ontwerp, installatie- en onderhoudtraject. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriĂŤle, commerciĂŤle en institutionele branche. De divisie SPIE-Industrie kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering en SPIE-Infra.

SPIE-Industrie I Schrijnwerkerstraat 30 I 3194 AE Hoogvliet I T +31(0)10 472 63 00 De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com

290591_SPIE_A4_ADV_INDUSTRIE.indd 1

29-07-2009 11:24:39


Opinie VNCI

Veiligheid centraal D

e brand in Moerdijk heeft ons in de praktijk met de neus op de feiten gedrukt die we al lang wisten: het omgaan met grote hoeveelheden chemische stoffen brengt grote risico’s met zich mee. Risico’s voor werknemers, omwonenden, hulpdiensten en andere direct betrokkenen. Vooral voor hen is de brand verschrikkelijk geweest. Naast alle begrijpelijke zorgen in de omliggende gemeenten heeft de ramp in Moerdijk ook weer veel discussie losgemaakt over de manier waarop we in Nederland met veiligheid omgaan. Mensen die beweren dat je de veiligheid in bedrijven niet alleen aan de bedrijven zelf kunt overlaten, hebben natuurlijk gelijk: er zijn overheden voor nodig om kaders te stellen voor het veiligheidsniveau, en overheden moeten zich ervan vergewissen dat bedrijven dat veiligheidsniveau in de praktijk waarmaken. Aan de andere kant is een strenge wetgeving en een strikte controle door overheden op zich geen garantie voor veiligheid. Alleen de bedrijven zelf en hun medewerkers kunnen ervoor zorgen dat alle handelingen die binnen het bedrijf plaatsvinden op een veilige manier gebeuren. Voor een hoog veiligheidsniveau is het daarom nodig dat alle partijen hun rol spelen: de overheid de wetgevende en controlerende rol, het bedrijf de managende en uitvoerende rol. Het systeemgericht toezicht waar bedrijven en overheden in de chemiesector nu naartoe groeien (zie artikel op pagina 32) beoogt precies die rolverdeling. Het heeft niets weg van een “inspectievakantie”, zoals soms wordt gedacht. Integendeel: er wordt een extra strenge eis gesteld, namelijk dat het bedrijf zijn veiligheid op een systematische manier managet, en dit ook kan aantonen. Heeft het bedrijf dat systeem helemaal op orde, dan trekt de overheid zich verder terug van de uitvoering en concentreert zich op zijn controlerende en wetgevende rol.

VNCI-directeur Colette Alma

Onze ambitie moet gericht zijn op een verbetering van de veiligheid. Daarbij speelt kennis een sleutelrol. Vandaar dat de VNCI inzet op behoud van hoogwaardige kennis aan de universiteiten, op een belangrijke rol voor het vak “veiligheid” in de opleidingen en op behoud van een onafhankelijk adviesorgaan dat het beleid op het gebied van veiligheid kan adviseren. We weten nu meer dan ooit waar we het voor doen. p

januari maart 2010 2011 Chemie magazine 7 3

x-CM1101_C_Colette.indd 3

20-01-11 10:07


2

Chemie krijgt op Maasvlakte 2210 hectare

miljoen betonblokken 8 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_D_wetenswaardig.indd 8

20-01-11 10:06


Wetenswaardig

Maasvlakte 2 (MV2) heeft zijn definitieve vorm zo goed als bereikt. Met dit uitbreidingsproject ten westen van de huidige Maasvlakte wordt de Rotterdamse haven 20 procent groter. MV2 beslaat 2000 hectare, waarvan de helft bestemd is voor containeroverslag, distributie en chemische industrie. Voor de zeewering is 5 miljoen ton Noors natuursteen en 2 miljoen ton betonblokken nodig. Een speciaal voor deze klus gebouwde kraan, de Blockbuster, legt de 40 ton wegende betonblokken op hun plaats.

x-CM1101_D_wetenswaardig.indd 9

ton

FOTO: HANS ELBERS, DE FOTOVLIEGER

ken

De aanleg van de MV2, die startte op 1 september 2008, verloopt volgens plan en binnen budget (kosten: 2,9 miljard euro), wat bijzonder is voor zo’n grootschalig overheidsproject. De aanleg gebeurt voor rekening en risico van het Havenbedrijf Rotterdam, waarin de gemeente Rotterdam en het Rijk ieder voor 50 procent deelnemen. Men verwacht MV2 in 2013 in gebruik te kunnen nemen. De nabijheid van een van de grootste petrochemische clusters ter wereld, op de huidige Maasvlakte, geeft Maasvlakte 2 een unieke startpositie voor chemische bedrijvigheid. Zo’n 210 hectare is dan ook gereserveerd voor chemie. Volgens het Havenbedrijf is het een ideale plek voor bioraffinage en chemische productie op basis van biogrondstoffen. ‘Bedrijven profiteren niet alleen van de ligging aan zee, maar ook van de clusters van chemiebedrijven en agribedrijven die in het Rotterdamse havengebied sterk ontwikkeld zijn,’ aldus Pieter van Essen, directeur Procesindustrie & Massagoed van het Havenbedrijf Rotterdam. Welke chemiebedrijven er zich gaan vestigen, is nog niet bekend. Voor de drie en een halve kilometer lange zeewering voert een bulkcarrier twee jaar lang elke twee weken 90.000 natuursteen uit Noorwegen aan. Dit ‘keienstrand’ dient als fundament voor de betonblokken. Met behulp van akoestische onderwatercamera’s zet de Blockbuster de betonblokken op 15 cm nauwkeurig op hun plek. p

Direct ten westen van het huidige haven- en industriegebied wordt in de Noordzee een nieuwe Europese toplocatie voor havenactiviteiten en industrie gecreëerd januari 2011 Chemie magazine 9

20-01-11 10:06


Wyt blijft gewoon gevaarlijk goed.

Molenbaan 19, 2908 LL, Capelle a/d IJssel Postbus 8632, 3009 AP, Rotterdam Telefoon: +31(0)10 289 40 50 Fax: +31(0)10 289 40 30 info@gevaarsetiket.nl www.gevaarsetiket.nl

Wyt Gevaarsetiketten member of Geostick Company

Advertentie.indd 1

26-11-2010 10:28:42


Innovatie

Groen plastic

TESTFABRIEK VOOR GROENE MATERIALEN EN BRANDSTOFFEN

Onderzoekers van Wageningen UR Food & Biobased Research werken in twee nieuwe projecten samen met de TU Eindhoven en negen bedrijven aan nieuwe dashboards en frisdrankflessen op basis van polymelkzuur. Het polymeer PLA is een erg duurzame biologisch afbreekbare grondstof voor plastics.

Avantium gaat op het Chemelotterrein in Geleen in een nog te bouwen testfabriek chemische bouwstenen produceren voor een nieuwe generatie groene materialen en brandstoffen. Onder de merknaam YXY heeft Avantium een nieuw, katalytisch proces ontwikkeld om koolhydraten uit biomassa om te zetten in de biobrandstof Furanics. De testfabriek wordt opgestart in het eerste kwartaal van 2011 en vormt een belangrijke mijlpaal in de commercialisering van deze technologie.

I

n de onderzoeksprojecten HIPLA en PLAstic bottle wordt gewerkt aan het verbeteren van de eigenschappen van het PLA om het geschikt te maken voor nieuwe hoogwaardige toepassingen. Op dit moment wordt dat nog in de weg gestaan door de brosheid, de beperkte hittestabiliteit en de doorlaatbaarheid van het materiaal. De twee projecten maken deel uit van het Biobased Performance Materials-programma, dat wordt medegefinancierd door het ministerie van ELI.

D

HIPLA

Plastic bottle

In het PLAstic bottle-project wordt een biobased plastic fles met verbeterde eigenschappen ontwikkeld op basis van polymelkzuur. Tijdens de productie van flessen wordt een plastic opgerekt. In dit proces en met de toevoeging van specifieke additieven is het mogelijk materiaaleigenschappen, zoals de kristalliniteit, te optimaliseren. De kristalliniteit bepaalt mede de sterkte, de barrièreeigenschappen zoals de doorlaatbaarheid voor koolzuurgas, zuurstof en water, en de thermische eigenschappen van de fles, zoals de maximale gebruikstemperatuur. In het project werken de TU Eindhoven en Wageningen UR Food & Biobased Research samen met RedOrange Food, Purac Biochem, Croda Europe, Synbra Technology, FKuR Kunststoff, Desch Plantpak en Constar International Holland. p

FOTO: SHUTTERSTOCK

High Impact Poly Lactic Acid (HIPLA) richt zich op het maken van sterkere en taaiere plastics van polymelkzuur. Om de gewenste breekbaarheid en taaiheid te bereiken, wordt er een nieuw proces ontwikkeld, waarbij PLA via reactieve extrusie wordt gemodificeerd met vetzuurderivaten. Extrusie is een proces om kunststoffen te smelten, goed te mengen en daarna vorm te geven. Zo ontstaat een plastic dat geschikt is voor toepassingen in huishoudelijke apparaten, verpakkingen, autobumpers en elektronica. Wageningen UR Food & Biobased Research werkt in het HIPLA-project samen met Croda Europe, HSV Technical Moulded Parts, Apeldoorn Flexible Packaging en Synbra Technology.

e testfabriek, die het YXYproductieproces op grotere schaal zal demonstreren, is een grote stap richting het commercieel toepassen van de technologie. Tom van Aken, CEO van Avantium: ‘We hebben geweldige progressie geboekt in het ontwikkelen van een zeer efficiënt productieproces om biomassa om te zetten in YXYbouwstenen. We denken dat we het proces nu zo ver ontwikkeld hebben dat het op prijs kan gaan concurreren met bestaande plastics en chemicaliën die nu nog uit olie gemaakt worden. In parallel hebben we YXYmaterialen gemaakt met eigenschappen die competitief of zelfs beter zijn dan bestaande producten. We zijn op zoek naar industriële partners om deze ontwikkelingen te ondersteunen en mee te helpen een groene en duurzame economie te realiseren.’

Criteria

De testfabriek wordt deels gefinancierd met een subsidie van het ministerie van Landbouw in samenwerking met Agentschap. nl. Herman Van Wechem, voorzitter van de adviescommissie van de TERM Bioraffinage van het ministerie van Landbouw: ‘Avantium scoorde zeer hoog op alle door het ministerie gestelde criteria. Naast een indrukwekkende patentportfolio, hebben ze een technologie ontwikkeld die

geschikt is voor een zeer diverse stroom van grondstoffen uit biomassa. Daarnaast kunnen de YXY-producten ingezet worden in een breed scala aan toepassingen. Persoonlijk ben ik gecharmeerd van het feit dat Avantium gebruikmaakt van een katalytisch proces, vergelijkbaar met klassieke raffinage van aardolie, voor een volledig nieuwe grondstof, namelijk biomassa.’ Het Chemelot terrein in Geleen, waar de testfabriek gebouwd wordt, biedt een unieke combinatie van specifieke diensten en infrastructuur aan haar industriele klanten, zoals DSM en Sabic.

Katalyse

Avantium is een leidend technologiebedrijf, gespecialiseerd op het gebied van geavanceerde ‘high-throughput’ R&D. Avantium is de ontwikkelaar van YXY, de technologie voor het maken van groene bouwstenen voor de productie van materialen en brandstoffen, die kunnen concurreren op basis van prijs en prestatie. YXY staat voor een gepatenteerde technologie die biomassa omzet naar Furanics. Het snelle en kostenefficiënte proces is gebaseerd op Avantium’s bewezen technologie en expertise op het gebied van chemische katalyse. YXY kan toegepast worden in bestaande chemische productie-installaties. Avantium werkt samen met industriële partners als NatureWorks (een dochteronderneming van Cargill) en Teijin Aramid om nieuwe materialen te ontwikkelen op basis van YXY bouwstenen. Daarnaast werkt Avantium samen met DAF Trucks aan YXY brandstoffen. Het bedrijf verwacht dat YXYbouwstenen gebruikt zullen gaan worden voor de productie van groene materialen zoals waterflessen, frisdrankflessen, tapijten, textiel, supervezels, weekmakers, harsen, verven en lakken. p Meer informatie: www.avantium.com; www.yxy.com. januari 2011 Chemie magazine 11

x-CM1101_E_innovatie.indd 11

20-01-11 10:05


AZ_01:Layout 1

21.12.2010

12:37 Uhr

Seite 1

LESCHACO – your specialist

Type 3740 Cartridge De standaard voor gevorderde split seals bij natte & droge toepassingen

for supply chain solutions. We offer

John Crane kondigt graag de introductie aan van het nieuwe Type 3740 Cartridge Split Seal.

integrated,

Het stevige en betrouwbare Type 3740 Cartridge Split Seal kenmerkt zich door een aantal voor-geassembleerde fabriekscomponenten welke installatie snel en gemakkelijk maken.

logistics with

intercontinental responsible care for the chemical industry.

Het prestatievermogen van dit robuuste Type 3740 zal meer dan ooit tevoren voldoen aan de meer ingewikkelde services die afgedicht dienen te worden. Mechanical Seals • Fluid Control Systems • Power Transmission Couplings Filtration Systems • Advanced Hydrodynamic Bearings

Experienced. Dedicated. Customized.

John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR Barendrecht Tel: 0180 656500 Fax: 0180 611464 Email: info@johncrane.nl

Logistics – phone +31

and beyond.

(10) 2953 153

Since 1879.

www.johncrane.com Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AM Rotterdam-Hoogvliet | info@leschaco.nl | www.leschaco.com

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Next deadline 1st December 2010 Are you ready for the future?

and we help you submit your registration in time. NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl

advertenties.indd 1

21-01-2011 09:29:03


foto: shutterstock

Innovatie

Onderzoek naar langzaam werkende meststoffen Ekompany gaat op de Chemelot Campus in Geleen langzaam werkende meststoffen onderzoeken. Door de meststof ureum te coaten, komt de stikstof langzaam vrij en kan het zeer zorgvuldig worden gedoseerd, wat beter is voor het milieu. Voor het onderzoek, dat twee jaar gaat duren, bouwt Ekompany op de Campus een proefinstallatie.

’O

p wereldschaal is ureum de belangrijkste meststof, vandaar dat we bij ons onderzoek met deze meststof beginnen,’ zegt directeur Eric van Kaathoven, die jarenlange ervaring in de kunstmesthandel heeft opgedaan. ‘Het nadeel van ureum is dat het snel in water oplost en dat de stikstof uitspoelt in plaats van door te plant te worden opgenomen. Door de ureum te coaten, komt de stikstof langzamer vrij en wordt het beter benut.’ Afhankelijk van grondsoort, het gewas en de neerslag is gecoate ureum een factor tien effectiever dan ongecoate ureum. Ekompany beschikt over een patent,

maar dat neemt niet weg dat nader onderzoek nodig is naar de coating. Er moet worden vastgesteld of deze voldoende flexibel, poreus en afbreekbaar is. Voor dit onderzoek doet Ekompany een beroep op de expertise die op Chemelot aanwezig is, met name op het gebied van analysetechnieken en procesmodellering.

Milieu en veiligheid

In Noordwest-Europa worden traditioneel veel nitraathoudende meststoffen gebruikt in plaats van ureum. ‘Wij gaan ervan uit dat wij ook deze meststoffen kunnen coaten, waardoor ze effectiever kunnen worden ingezet,’ aldus Van Kaathoven. ‘Daarmee kan de boer beter inspelen op de hedendaagse strenge milieurichtlijnen inzake nitraatgebruik. Overigens staat de markt voor nitraathoudende meststoffen onder druk, aangezien het een mogelijke grondstof is voor explosieven. Om te voorkomen dat dit type meststof in handen van terroristen komt, is het sinds kort niet meer verkrijgbaar voor particulieren.

Ureum is wat dat betreft een veiliger product, wat nog een reden is voor Ekompany om zich in eerste instantie te richten op ureum.’

Kassenteelt

Ekompany werkt samen met Hogeschool Zuyd aan een onderzoek naar de toepassing van ureum in de kassenteelt. Van Kaathoven: ‘In kassen wordt vaak een eb–vloedsysteem gebruikt en daarbij worden nitraathoudende meststoffen toegepast. Nitraat is een zout en door het zoutgehalte te meten, kan de meststoffenopname worden vastgesteld. Ureum is lastiger te meten, vandaar dit onderzoek.’Het is de bedoeling dat binnen drie jaar een volwaardige installatie voor het coaten van meststoffen in de regio wordt gebouwd. De gecoate ureum zal voor ongeveer tachtig procent buiten de Benelux worden afgezet en zal toegepast worden met name in vollegrondteelten, vooral op goed doorlatende zand- en veengronden. p januari 2011 Chemie magazine 13

x-CM1101_E_innovatie.indd 13

20-01-11 10:05


Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 088 262 62 62, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com

09MOB03 chemie B.indd 2

advertenties.indd 2

01-03-2010 10:39:58

21-01-2011 09:29:08


Klimaat

VNCI BEZORGD OVER BESLUIT GRATIS EMISSIERECHTEN Het Climate Change Committee van de Europese Commissie nam 15 december een ‘Decision’ (een bindend instrument van de Europese wetgeving) aan over de toewijzing van gratis emissierechten aan de industrie. Dit was het resultaat van maandenlang overleg tussen de 27 lidstaten van de Europese Unie. De VNCI leverde hierbij inbreng via de Europese koepelvereniging Cefic en (samen met VNO-NCW) de Nederlandse overheid. De VNCI is gematigd optimistisch over het resultaat.

O

p een aantal punten is tegemoetgekomen aan de wensen van het bedrijfsleven. Zo is ten opzichte van eerdere concepten de toewijzing van rechten voor WKKinstallaties en nieuwkomers verbeterd. Ook is de bepaling aangepast van de productiecapaciteit waarop de toewijzing wordt gebaseerd, en zijn de kwaliteitseisen voor de aan te leveren data realistischer geworden. Er zijn niettemin ook nog onduidelijkheden, zoals over de opsplitsing van een inrichting in subinstallaties voor de toewijzing van emissierechten.

Bezorgdheid

De VNCI blijft zeer bezorgd over de totale hoeveelheid uitstootrechten. Wegens het ontbreken van een goede koppeling van de hoeveelheid rechten aan de werkelijke productie van een bedrijf kunnen ook efficiëntere bedrijven worden geconfronteerd met een tekort aan emissierechten. Hierdoor blijft carbon leakage, de verhuizing van productie en nieuwe investeringen naar landen buiten Europa, een reële bedreiging.

Beoordeling

2010 evenaart warmste jaar ooit Het jaar 2010 evenaart ‘s werelds warmste jaar ooit. Dit meldt het Amerikaanse NatioCenter. De temperatuur nal Climatic Data Center was 0,62 graden Celsius boven het gemiddelde van de vorige eeuw. Dat is evenveel als het recordjaar 2005.

O

ndanks een koude winter in WestEuropa en een deel van Amerika was het in 2010 juist erg heet op veel plaatsen als Rusland en Pakistan. Van half juni tot half augustus waaide er een ongebruikelijk warme straalstroom van West-Rusland naar Pakistan. Dat leidde tot een twee maanden durende hittegolf in Rusland, waarbij veel bosbranden ontstonden. Het leidde ook tot overstromingen in Pakistan. De gegevens van het bureau gaan terug tot 1880. p

De Decision is ter beoordeling naar het Europees Parlement gezonden. Dat moet binnen drie maanden zijn goedkeuring geven, waarna het besluit definitief wordt. In deze periode is er zeer beperkte ruimte voor wijzigingen in het voorstel. De VNCI zal in overleg met haar werkgroep Energie & Klimaat de effecten van de regelgeving in kaart brengen. In deze werkgroep wordt ook besproken welke gegevens bedrijven moeten leveren aan de Nederlandse Emissie Autoriteit voor het krijgen van emissierechten. p

EUROPESE UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN DAALT MET 7 PROCENT In 2009 is de Europese uitstoot van broeikasgassen met 7 procent afgenomen, vooral ‘dankzij’ de economische crisis. Dit meldt het Compendium voor de Leefomgeving, dat zich baseert op de voorlopige energie- en productiegegevens van de EU-lidstaten en berekeningen van het European Environment Agency (EEA).

T

ussen 1990 en 2008 daalde de broeikasgasemissie van de EU-15 landen (de landen vóór uitbreiding van de Europese Unie) met 6,5 procent; van alle 27 EU-landen zelfs met 11,3 procent tot ruim 17 procent onder het emissieniveau van 1990. De CO2-emissies van de elektriciteitsproductie in de EU-15 is met 6 procent gedaald, waarbij de grootste bijdrage kwam van Spanje en Duitsland, vanwege

hun zwaar gesubsidieerde wind- en zon-PV stimuleringsprogramma’s. Gekeken naar de industrie (exclusief ijzer- en staalindustrie) valt op dat de CO2emissies met name daalden in het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië en Duitsland. In de ijzer- en staalsector geldt dat voor Duitsland, Frankrijk en Italië. In Nederland nam de N2O-emissie met 30 procent af door technische maatregelen bij de productie van salpeterzuur. De totale broeikasgasuitstoot in CO2-equivalenten is een optelsom van de emissies van koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O) en fluorhoudende gassen (F-gassen). Niet meegenomen zijn: temperatuurcorrectie, CO2 resulterend uit verbranding van biomassa en verandering van landgebruik en bos. p januari 2011 Chemie magazine 15

x-CM1101_J_klimaat.indd 15

20-01-11 10:04


Jaar van de Chemie ingeluid Alhoewel de officiële opening pas op 28 januari plaatsvindt, is op 1 januari het internationale Jaar van de Chemie gestart. Er staan inmiddels al tientallen activiteiten op stapel, en dit aantal neemt wekelijks toe. Als eerste vindt het internationale vrouwenontbijt plaats. Hierbij gaan vrouwen in de chemie wereldwijd samen ontbijten, verbonden door eettafels of internet.

N foto: anp

aast oude bekenden (zoals de Dag van de Chemie van de VNCI en de Week van de Procestechniek) zijn er ook exclusieve en unieke activiteiten gepland vanwege het themajaar. Zo komen er een theatervoorstelling, concert en kunstexpositie over chemie. Ook ruimt Museum Boerhaave een aparte zaal in voor scheikunde. Naast de Dag van de Chemie organiseert de VNCI nog 2 activiteiten: de Chemieloop (een halve marathon over het bedrijfsterrein van Dow) en een interactieve tentoonstelling over chemie in wetenschapscentrum NEMO. Het internationale Jaar van de Chemie is uitgeroepen door de Verenigde Naties en wordt gecoördineerd door de IUPAC (the International Union of Pure and Applied Chemistry) en UNESCO (the United Nations Educational, Scientific, and Cultural Organization) Het overkoepelende thema hierbij is ‘chemie – ons leven, onze toekomst’. Doel van het jaar is de publieke waardering voor de chemie te vergroten en de belangstelling van jongeren voor de chemie te stimuleren. p

VNCI: lessen te leren uit brand op Moerdijk De VNCI is geschrokken van de grote brand bij het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk. Desondanks is zij van mening dat de chemische industrie relatief veilig is en veel doet om het bestaande hoge veiligheidniveau van de sector verder te verbeteren.

D

e VNCI stimuleert haar leden om het veiligheidsniveau constant te verbeteren. Zo is recent een cursus opgezet voor BRZO-coördinatoren. Deze verbetert de communicatie tussen overheden en bedrijfsleven over de regelgeving, en zo indirect de veiligheid. Daarnaast participeert de VNCI op dit moment bij de uitwerking van de nieuwe opleiding voor bedrijfsbrandweren. Ook is onlangs in samenwerking met de Arbeidsinspectie een serie van 5 workshops gehouden om de explosieveiligheid bij BRZO-bedrijven te verbeteren.

Cluster

Volgens de VNCI zijn er wel lessen te leren uit het ongeluk bij Chemie-Pack. Naast

het bedrijf zelf is ook Wärtsilä afgebrand, een laagrisicobedrijf zonder specifieke kennis van chemie. De vereniging vindt het wenselijk dat bedrijven binnen een chemisch cluster (zoals Moerdijk) verbondenheid met en kennis van chemie hebben. Afvalstoffen Terminal Moerdijk (ATM), de andere buurman die wél een chemische achtergrond heeft, wist direct de juiste maatregelen te treffen via de bedrijfsbrandweer en de aanleg van een zanddam om brandende stoffen tegen te houden.

Adviesraad

De VNCI pleit er daarom voor dat chemieclusters zoals Moerdijk alleen chemie(gerelateerde) bedrijven huisvesten. Hierbij kan een rol weggelegd zijn voor de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, die hierbij bijvoorbeeld zou kunnen adviseren hoe het vestigingsbeleid van bedrijven op chemische clusters vormgegeven moet worden. De vereniging is daarom ook tegen de geplande opheffing van de adviesraad. p

Productiegroei Nederland onder Europees gemiddelde De productiegroei van de Nederlandse chemische industrie ligt iets onder het Europese gemiddelde. Dat blijkt uit cijfers de Europese belangenvereniging Cefic. Tussen januari en oktober 2010 groeide de productie in Nederland met 9,2%, terwijl deze Europees 11,3% steeg. Ook de verkoop (18,2%) en verkoopprijs (5,2%) van chemicaliën in Europa stegen in deze periode ten opzichte van 2009.

V

an de grote lidstaten neemt Duitsland het voortouw met een productiegroei van 18,9%. Engeland doet het het slechtst met een daling van 2,4%. Polen (dat zelfs 24,6% productiegroei liet zien) en België (18,8% groei) zijn de eerste landen die het productieniveau van voor de crisis bereikt hebben. “De data in oktober laten zien dat de sector zich blijft herstellen”, aldus Cefics hoofdeconoom Moncef Hadhri. Sinds het dieptepunt in december 2008 groeit de productie per maand gemiddeld met 0,7%. “Dit productieherstel is vooral zichtbaar voor polymeren en basischemicaliën. Deze groep werd in 2008 en 2009 ook het eerst geraakt door de crisis, en krabbelde hier ook als eerste weer uit.” p

16 Chemie magazine april 2010

x-CM1101_K_actueel.indd 16

20-01-11 10:03


Actueel

Summerschool UvA spijkert afvallers bij Zelfs een vwo- of havo-leerling met een ‘verkeerd’ gekozen profiel hoeft nog niet verloren te zijn voor een bèta-vervolgopleiding. De Universiteit van Amsterdam biedt de mogelijkheid een zogenoemde Bètabrug Summerschool te volgen. In korte tijd spijkert de cursus leerlingen bij, zodat ze een bèta-opleiding aan de UvA (of elders) kunnen volgen.

D

e Summerschool is een initiatief van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de UvA. Luusi Hendriks is coördinator van het initiatief. De bètabrug is een intensieve training: in vier tot vijf weken krijgen de deelnemers gedurende lange dagen (van negen tot negen) onderricht in wis- en natuurkunde. In het eerste semester van de bacheloropleiding wordt gedurende enkele uren per week aan “nazorg” gedaan. De resultaten zijn bemoedigend, vertelt Hendriks. ‘We monitoren de resultaten in het vervolgtraject. Vijftig procent van de studenten voltooit binnen drie jaar de bacheloropleiding. De groep die via de bètabrug aan de opleiding begint, telt niet meer afvallers dan de groep studenten die op de gebruikelijke wijze instroomt.’ De resultaten verbazen haar niet. ‘Wij houden iedereen voor dat je met de juiste motivatie al een rapportcijfer vijf haalt. Het hogere cijfer moet van de leerinspanningen komen. Veel leerlingen van de middelbare school laten wiskunde vallen omdat ze het vervelend vinden. Maar als je op latere leeftijd ontdekt wat je wilt, ben je gemotiveerd om het te leren. Met een wiskundeknobbel gaat het je gemakkelijk af, maar met inzet kom je ook een heel eind.’ Wel zijn er grenzen aan de mogelijkheden, erkent ze. ‘We hebben intaketoets met onder meer een aantal simpele wiskunde-opgaven. Er zijn leerlingen die dat toch niet redden. Dan gaan ze niet verloren voor een bètastudie, dan zijn ze er nooit voor in aanmerking gekomen.’ p

Jongste vrouwelijke hoogleraar

foto: shutterstock

Motivatie

Het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) heeft dr.ir. M.C. (Maaike) Kroon benoemd tot hoogleraar Scheidingstechnologie aan de faculteit Scheikundige Technologie. Met haar 29 jaar is zij de jongste vrouwelijke hoogleraar van Nederland.

M

aaike Kroon gaat aan de TU/e een eigen groep starten waarin zij onderzoek zal doen aan nieuwe duurzame scheidingsprocessen voor de chemische industrie. Haar onderzoek zal zich richten op geavanceerde, energieefficiënte scheidingsmethoden met behulp van onder meer nieuwe hybride materialen en ionische vloeistoffen. Deze nieuwe scheidingsmethoden zullen toepassing vinden bij de productie van hoogwaardige chemicaliën, in nieuwe ontziltingsprocessen, bij dieselproductie uit synthesegas, bij opslag van waterstof en het gebruik van biomassa.

dr. ir. M.C.(Maaike) Kroon

Cum laude

Kroon startte in 1999 haar studie chemische technologie aan de TU Delft. In 2004

behaalde zij cum laude haar ingenieursdiploma en in 2005 rondde zij het TUD honor’s track programma af, eveneens cum laude. Voor haar studieresultaten en haar afstudeerproject heeft zij een groot aantal prijzen gekregen. In 2006 promoveerde zij cum laude aan de TU Delft op het proefschrift ‘Combined reactions and separations using ionic liquids and carbon dioxide’. Voor haar promotieonderzoek werd zij onderscheiden met de DSM Science & Technology Award voor het beste proefschrift in de periode 2006-2007 en met de KNCV-prijs voor het beste proefschrift in de periode 2006-2008.

Proces & Energie

Na haar promotie heef zij onder meer gewerkt als postdoc aan het MATGAS onderzoekscentrum in Barcelona en als visiting assistant professor aan de Stanford University. Sinds kort is zij verbonden als universitair docent aan de sectie Proces & Energie van de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen van de TU Delft. p

januari 2011 Chemie magazine 17

x-CM1101_K_actueel.indd 17

20-01-11 10:03


Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 2

ʦ̮ ˃ˈ˘˃ˎ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ʸˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʫːˆ˗˕˖˔ˋˇˇˎ ˃ˈ˘˃ˎ˙˃˖ˇ˔ ʱˎˋˇˊˑ˗ˆˇːˆ ˃ˈ˘˃ˎ ʤ˔˃ːˆ˕˖ˑˈ˔ˇ˕˖ˇː ʥˊˇˏˋ˕˅ˊ ˃ˈ˘˃ˎ ʱˑˍ ˘ˇ˔˙ˇ˔ˍˇ˔ ˘˃ːʜ ʸˇ˔ˑː˖˔ˇˋːˋˉˆˇ ˉ˔ˑːˆ ˇː ʶʣʩ

ʣˈ˘˃ˎ˕˖ˑˈˈˇː ʶˇ˔ˏˋː˃ˎ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ʤʸ

ʸˎ˃˕˙ˇˉ ʓʔʏ ʖʙʚʔ ʲʹ ʯˑˇ˔ˆˋˌˍ ˙˙˙ʎ˃˖ˏˏˑˇ˔ˆˋˌˍʎːˎ ʶˇˎʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʚʛ ʨ˃˚ʜ ʒʓʘʚʐʕʚʛʔʙʒ ʥˑː˖˃˅˖˒ˇ˔˕ˑːˇːʜ ʴˋ˅ˍ ʮˇˇ˔ˋːˍ ʊʒʘʐʗʕʘʛʚʛʚʕʋ ʈ ʴˑː ˘˃ː ʸˇ˔ˍ ʊʒʘʐʗʓʓʔʖʒʒʖʋ ʣʶʯ ˋ˕ ˇˇː ˄ˇˆ˔ˋˌˈʎ


Actueel

Chemievrouwen ontbijten gezamenlijk

foto: Jos L Ammers

Verspreid over negen locaties in Nederland namen op 18 januari tegen de driehonderd vrouwen deel aan een ‘vrouwenontbijt’. De matineuze bijeenkomsten waren bedoeld voor vrouwen die werkzaam zijn in de chemie.

TU Delft gaat snookeren met moleculen Andrzej Stankiewicz, hoogleraar procesintensificatie aan de TU Delft, heeft een beurs van 2,3 miljoen euro ontvangen van de Europese Onderzoeksraad. Met het geld gaat hij de komende vijf jaar onderzoek doen naar het op moleculair niveau verbeteren van chemische reactoren. Daarmee levert hij een bijdrage aan het ontwikkelen van duurzame, afvalvrije en energieefficiënte chemische processen, bijvoorbeeld voor de productie van schone brandstoffen.

D

e effectiviteit van een reactie hangt af van onder meer het aantal en de frequentie van botsingen tussen moleculen, de oriëntatie van de moleculen ten opzichte van elkaar op het moment van de botsing en hun energie. ‘De chemische reactoren van vandaag, bijvoorbeeld in de industrie, bieden eigenlijk heel weinig controle over de moleculen, waardoor de chemische reacties verre van energie-efficiënt zijn en bovendien veel onnodig afval veroorzaken,’ zegt Stankiewicz. De oplossing voor dit probleem is een “perfecte” reactieomgeving, waarin de geometrie van de botsingen tussen moleculen geheel kan worden beheerst en energie selectief wordt overgedragen op de juiste moleculen, in de juiste vorm, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste positie.

Complete controle

Stankiewicz: ‘Vergelijk het met het spelen van een spelletje snooker met moleculen. De gestructureerde reactor is dan de snookertafel en we gebruiken diverse vormen van elektromagnetische energievelden als snookerkeus. Hierdoor kunnen we bruggen bouwen tussen het fundamentele onderzoek van de chemische natuurkunde van Nobelprijswinnaars Herschbach, Lee en Polanyi en het toepassingsgerichte onderzoek van de chemische procestechnologie.’ Stankiewicz zal zich in zijn onderzoek vooral richten op chemische reacties met koolstofdioxide, methaangas en water. Daarmee kan het onderzoek een belangrijke bijdrage leveren aan de volledig duurzame productie van brandstoffen uit deze stoffen. ‘Mede door deze beurs kan ik aan een van de grootste uitdagingen op mijn terrein werken, namelijk complete controle krijgen over chemische reacties op moleculair niveau,’ aldus Stankiewicz.

H

et initiatief wilde de vrouwen bewustmaken van het feit dat de chemie een aantrekkelijke bedrijfstak vormt voor vrouwelijke medewerkers. Ze werden geënthousiasmeerd om die boodschap breed uit te dragen. Vergelijkbare netwerkbijeenkomsten vonden plaats in veertig landen over de hele wereld. Initiatiefnemer van de ontbijtsessies was de Australische hoogleraar Chemie Mary Garson (Universiteit van Queensland, Brisbane).

Vrouwelijke hoogleraren

Gastspreker tijdens de ontbijtsessie die werd gehouden bij de VNCI in Den Haag was prof.dr. N.H. Velthorst (78). Nel Velthorst was tussen 1980 en 1997 hoogleraar algemene en analytische chemie aan de Vrije Universiteit. Zij was een van de eerste bèta-hoogleraren van ons land. Bij TNO in Delft was dr.ir. Maaike Kroon speciale gaste. Kroon (29) werd onlangs benoemd tot hoogleraar scheidingstechnologie aan de faculteit Scheikundige Technologie van de TU Eindhoven. Ze is daarmee de jongste vrouwelijke hoogleraar van Nederland.

International Year of Chemistry

De ontbijtbijeenkomsten vormden de opmaat naar het door de Verenigde Naties uitgeroepen International Year of Chemistry. Doel van het themajaar is de publieke waardering voor de chemie te vergroten en de belangstelling van jongeren voor de chemie te stimuleren. De officiële opening van het Jaar van de Chemie in Nederland vindt plaats op 28 januari in de Rolzaal op het Haagse Binnenhof. Minister Verhaegen (Economie, Landbouw en Innovatie), Topman Hans Wijers van AkzoNobel en voorzitter Robbert Dijkgraaf van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zullen de formele opening verrichten. De negen ‘vrouwenontbijten’ in Nederland werden gehouden bij de Hogeschool Utrecht, TNO, Fujifilm, DOW, DSM, Huntsman, AkzoNobel, VNCI en DuPont. p

Grenzen verleggen

De Advanced Investigators Grant is de meest prestigieuze persoonlijke beurs van de Europese Onderzoeksraad, en is bedoeld om gerenommeerde, toonaangevende onderzoekers van topniveau uit een wetenschappelijk, technisch of academisch vakgebied in staat te stellen om grensverleggend onderzoek naar eigen keuze te verrichten. p

WWW

Meer actueel nieuws op www.vnci.nl en in de wekelijkse gratis Chemie nieuwsbrief (meld je aan via de site). januari 2011 Chemie magazine 19

x-CM1101_K_actueel.indd 19

20-01-11 10:03


Partnerschap in Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Filantropie ÉN strateg Steeds meer bedrijven sluiten een partnerschap met een maatschappelijke organisatie, een NGO, om een gezamenlijk doel te bereiken. Zo is AkzoNobel partner van FSC, Kemira van PLAN en DSM van het World Food Programme. Tekst: Loes Elshof

het geld is gebeurd en gaan vaak zelf polshoogte nemen. De Swart: ‘Zo komen mensen echt in contact met de organisatie wat meestal resulteert in meer samenwerking. Medewerkers gaan zich als vrijwilligers inzetten, meedenken en meedoen. Echt samenwerken dus.’ Een strategisch partnerschap wordt het als de NGO kennis aanlevert die de kernactiviteiten van het bedrijf verduurzamen.

Samenwerking

Een van de eerste voorbeelden van partnerschap in Nederland was de samenwerking tussen TNT en het World Food Programme van de VN. In 2002 besloten zij kennis te delen op het gebied van logistiek en sindsdien ondersteunen TNT-ers het WFP met kennis en vrijwilligerswerk. Een ander bekend voorbeeld is het partnerschap van Randstad en Volunteers Service Overseas dat vakspecialisten uitzendt naar Afrika, Azië en Oost-Europa. En onlangs vond Unilever in het Wereld Natuur Fonds een compagnon om palmolie te verduurzamen. De keuze weerspiegelt dus steeds vaker en nadrukkelijker de kernactiviteit van het bedrijf. Met wie gaan de chemiebedrijven in zee? Om een paar voorbeelden te noemen: AkzoNobel zet zich samen met FSC in voor duurzame houtproductie, Kemira zorgt met PLAN voor schoon drinkwater en Shell sloot een alliantie met de wereldwijde koepel van natuurbeschermers IUCN. Bekende milieuorganisaties zoals Greenpeace of Milieudefensie ontbreken in het

ILLUS TRATI E: MAKI MAKI

‘P

artnerschap kent vele vormen’, stelt milieu- en maatschappijwetenschapper Mariëtte van Huijstee. ‘In een strategisch partnerschap verduurzaam je de kernactiviteiten van je bedrijf. Dan maak je echt stappen in maatschappelijk verantwoord ondernemen.’ Van Huijstee promoveerde in april 2010 op het proefschrift Business and NGOs in interaction. ‘Werden de interacties eerst met name gekenmerkt door confrontatie, nu werken bedrijven en NGO’s steeds vaker constructief samen,’ schrijft Van Huijstee. Diezelfde trend signaleert The Partnering Initiative dat dit jaar voor SOS-kinderdorpen een onderzoek uitvoerde. TPI concludeert dat de samenwerkingsverbanden steeds geavanceerder worden, strategischer en beter afgestemd op zakelijke doelstellingen. ‘De samenwerking verschuift van zuivere filantropie naar win-winpartnershap.’ Samen businessmodellen ontwikkelen, is zeker mogelijk, stelt Van Huijstee. ‘Promotie voor FSC-hout op verfblikjes steunt het doel van FSC, terwijl het de reputatie van AkzoNobel als duurzaam bedrijf onderschrijft.’ Eerde de Swart van MVO-Nederland ziet het partnerschap als een logisch, organisch proces. De eerste stap in MVO is de gedachte ‘we moeten iets doen’, weet De Swart. Dat resulteert veelal in een donatie aan een goed doel. De tweede stap is dat medewerkers betrokken worden bij de keuze van het maatschappelijk doel. Daarna willen medewerkers weten wat er met

rijtje partnerschappen. Zij willen niet. De woordvoerder van Greenpeace: ‘We overleggen veel en graag met bedrijven, maar gaan geen verbintenissen aan. Dat kan immers de schijn van belangenverstrengeling wekken. Greenpeace wil volkomen onafhankelijk campagne kunnen voeren tegen elk bedrijf en elke regering, daarom accepteren we ook nooit giften van bedrijven of subsidies van overheden.’

20 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 20

20-01-11 10:02


Samenwerking

egie

AkzoNobel en FSC

Eind september maakten AkzoNobel en het Forest Stewardship Council een partnerschap bekend. Als grootste producent van verf en coatings met een plek hoog in de Dow Jones Sustainability Index was AkzoNobel een interessante partner voor de raad die vooral bekend is van het FSC-keurmerk voor ‘goed hout’. AkzoNobel ondersteunt het FSC-fonds voor duurzame bosbouw, zal haar klanten wijzen op het belang van duurzaamheid en zal zelf het goede voorbeeld geven door vanaf 1 januari 2011 uitsluitend hout met FSClabel te gebruiken. AkzoNobel mag het GPP-logo (Global Partner Programme) gaan voeren dat uitsluitend naar bedrijven gaat die duurzame bosbouw stimuleren.

Kemira en Plan

Eind 2009 sloot het Finse Kemira een samenwerkingsovereenkomst met Plan. Doel van de samenwerking is ondersteunen van het recht van kinderen op schoon drinkwater. ‘Een natuurlijke keuze,’ zei Päivi Jokinen tijdens de gelegenheid. ‘De samenwerking verenigt de kerncompetenties van Kemira en Plan.’ Het partnerschap start met initiatieven voor watervoorziening, waterzuivering en riolering in Ethiopië, Bolivia en China. Kemira medewerkers kunnen zich inzetten voor Plan.

Shell en IUCN

Natuur & Milieu laat een heel ander geluid horen. Zij zoeken juist gericht naar samenwerking met het bedrijfsleven. Daarvoor heeft de organisatie een ranglijst van zogeheten groene koplopers opgesteld. Teammanager Sijas Akkerman: ‘Met een bedrijf waartegen procedures lopen vanwege normoverschrijdingen gaan we absoluut niet in zee. We zoeken juist bedrijven die beter willen presteren dan de

norm.’ De chemie is een interessante sector voor Natuur & Milieu omdat daar potentieel veel milieuwinst te boeken is. En dat geldt zeker voor ketenleiders. ‘Wanneer een ketenleider zoals AH een stap in de goede richting zet, komt de hele keten in beweging.’ Groot en groen is dus een gewilde combinatie. Wat biedt een partnerschap met Natuur en Milieu? Akkerman: ‘Wij zijn e

IUCN ((International Union for Conservation of Nature) Nature is ‘s werelds grootste koepel van milieuorganisaties. Alleen al in Nederland telt de koepel 26 leden waaronder de Vogelbescherming, Waddenvereniging en de Vlinderstichting. Thema’s zijn biodiversiteit, klimaatverandering, duurzame energie en groene economie. Shell sloot in 2007 een vijfjarig partnerschap met IUCN met als gezamenlijk doel de bescherming van biodiversiteit. Onderdeel van de overeenkomst is een uitwisseling van medewerkers. ‘Het partnerschap helpt Shell om de risico’s op het gebied van biodiversiteit te identificeren,’ stelt Virpi Stucki die als adviseur biodiversiteit van IUCN twee jaar bij Shell werkt. januari 2011 Chemie magazine 21

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 21

20-01-11 10:02


‘Een maatschappelijk partnerschap maakt bedrijven aantrekkelijker voor werknemers’ een science-based organisatie. We hebben kennis en ervaring in huis om bedrijven te adviseren welke duurzame investeringen het meest opleveren. We kunnen media-aandacht trekken, lobbyen in de politiek en hebben een interessant netwerk. We werken graag mee aan productgerichte innovaties zoals de auto van de toekomst. Produceer jij een additief dat zorgt voor minder methaanuitstoot bij vee? Dan brengen wij je in contact met de groene koplopers in de landbouw.’

Vanuit het hart

DSM heeft al jaren een partnerschap met het World Food Programme. Een strategische win-wincombinatie? Directeur sponsoring Elvira Luykx: ‘We zijn dit partnerschap gestart vanuit een moreel besef dat je als grootste vitamineproducent kan en moet bijdragen aan de wereld. Onze voedingsexperts zitten nu met de voedingsexperts van het WFP om de tafel om te kijken hoe we samen zo effectief mogelijk hulp kunnen bieden aan de allerarmsten.’ Behalve dat DSM expertise en vrijwilligers levert, doneert het bedrijf producten en is er een financiële bijdrage. ‘Dat is lastig in geld uit te drukken. Het belangrijkste is hoeveel mensen we bereiken. Dat zijn er tot nu toe ruim twee miljoen.’ CEO Feike Sijbesma ontving in 2010 de Humanitarian of the Year Award en DSM de World Business and Development Award van de VN. Luykx hoort ook intern veel positieve reacties. Medewerkers willen graag voor een bedrijf werken dat zich inspant voor de allerarmsten. De betrokken werknemers raken bevlogen. Ook sollicitanten waarderen het partnerschap. ‘Voor jonge mensen is het vanzelfsprekend om te vragen wat een bedrijf op duurzaamheidgebied doet,’ aldus Luykx. De samenwerking leidt ook tot nieuwe producten, bijvoorbeeld tot zakjes (sachets) met micronutriënten die over het vaak eenzijdige basisvoedsel gestrooid kunnen worden. Luykx: ‘Je praat over de armsten van de armsten. Dus je praat niet over business. De additionele kennis en ervaring die

DE IDEALE NGO-PARTNER • • • •

Heeft duidelijke doelstelling Creëert synergie Heeft kennis en kunde Werkt proactief, flexibel en transparant • Heeft groot netwerk

we ermee verwerven, kan wel in andere segmenten nuttig zijn.’

MKB

Naast de internationale partnerschappen zijn er vele initiatieven op lokaal niveau. Zo is DOW betrokken bij het Zeeuws Landschap en sponsort DuPont het Beverbos van de Hollandsche Biesbosch in Dordrecht. Willem Buitelaar, woordvoerder van DuPont: ‘We dragen niet alleen financieel bij, werknemers snoeien in het Beverbos en onderhouden wandelpaden. De keuze was logisch omdat we praktisch buren zijn. Het initiatief sluit ook aan bij onze doelstelling onze voetafdruk te verbeteren en medewerkers vinden het leuk om aan projecten gericht op de omgeving mee te werken.’ MVO-Nederland onderzocht dit jaar de initiatieven van bedrijven tot honderd werknemers op het gebied van maatschappelijk betrokken ondernemen. De term ‘betrokken’ geeft aan dat het hier gaat om initiatieven van het sponsoren van de lokale voetbalclub tot duurzaam inkopen. De belangrijkste reden van de ondernemingen om relaties aan te gaan met maatschappelijke organisaties blijkt niet strategisch. Meer dan de helft noemt als voornaamste reden dat betrokken ondernemen inspireert en leuk is; bijna een kwart vindt dat ‘het hoort’. Slechts dertien procent is betrokken bij maatschappelijke doelen omdat het zakelijk rendement oplevert en zes procent omdat de markt het eist. ‘Tachtig procent acteert dus op basis van een authentiek gevoel,’ stelt De Swart. ‘De zakelijke, meer strategische redenen zullen deze trend versterken.’

De Swart noemt nog een mogelijkheid om MVO te koppelen aan bedrijfsdoelen. ‘De klassieke “dag op de hei” kun je ook een MVO-invulling geven. Om de integratie van Fortis en ABN Amro medewerkers te bevorderen, voeren teams bijvoorbeeld samen vrijwilligerswerk uit. Activiteiten ondernemen met kinderen met een psychiatrische aandoening of gezamenlijk werken in de natuur kan bepaalde competenties ontwikkelen zoals samenwerken, communiceren, leiding geven, luisteren, creatief zijn of improviseren.’

Resultaat

Risico’s zijn er natuurlijk ook in partnerschap, voor zowel NGO als het bedrijf. NGO’s vrezen vooral reputatieschade. Zo trad een van de leden, Friends of the Earth, uit de IUCN-koepel als protest tegen het partnerschap met Shell dat haar koers op zonneenergiegebied drastisch wijzigde. Voor bedrijven is vermijden van reputatieschade een reden om in een partnerschap te stappen. Wanneer NGO’s inzicht krijgen in de kernactiviteiten, kunnen ze maatschappelijke risico’s signaleren en kan het bedrijf actie ondernemen. ‘Er is geen bewijs dat een partnerschap een bedrijf winst oplevert, daarvoor zijn de partnerschappen nog te jong,’ zegt Van Huijstee. ‘Wat wel bewezen is, is dat reputatieschade een onderneming ernstig kan schaden. Denk aan de Brent Spar of aan de sweat shops van Nike.’ Er is bewijs dat een maatschappelijk partnerschap een bedrijf aantrekkelijker maakt voor werknemers. Van Huijstee: ‘Het zijn leuke dingen om te vertellen over je bedrijf. De motivatie stijgt en dus ook de productiviteit.’ p

BEDRIJVEN EN PARTNERSCHAP Risico’s Reputatieschade Verlies autonomie Tegengestelde belangen Beslag op middelen Implementatie problemen

Kansen Reputatiewinst Toegang tot kennis en informatie Nieuw netwerk, nieuwe contacten Aantrekkelijker als werkgever Meer innovatie

22 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 22

20-01-11 10:02


Pub Technip Benelux_A4 22/12/2010 10:23 Page 1

Technip: a leader in plant design and construction

Technip is een wereldwijd leider in design, engineering, levering en bouw van installaties in de olie & gas en (petro)chemie. Met vertegenwoordigingen in 48 landen verspreid over 5 continenten kan Technip projecten van elke omvang uitvoeren. In Nederland werken 500 mensen bij Technip.

Technip Benelux B.V. Technip Benelux B.V. voert wereldwijd complexe EPC projecten uit op het gebied van o.a. ethyleen- en waterstof/synthesegasprojecten, raffinaderijprojecten, gasbehandeling, alsmede LNG processing, LNG-opslag, CO2 Capture en CO2-opslag, bio-energie en windenergie. Onze activiteiten gaan van de haalbaarheidsstudiefase tot de ingebruikname, dus inclusief plant ontwerp, engineering, inkoop, bouw en management (EPCM) op basis van eigen technologie en onder licentie van derden. Technip-EPG B.V. Technip-EPG levert, als multidisciplinair ingenieursbureau, ruim 30 jaar haar diensten en services aan de Nederlandse markt. Om onze dienstverlening verder te optimaliseren en uit te breiden, werken we binnen de Technip Groep intensief samen. Hierdoor wordt onze ervaring op het gebied van olie & gas, (petro)chemie, bouw & infra, HVAC and energy & water gecombineerd met de uitstekende project- en constructiemanagement expertise van Technip.

Technip Benelux B.V. Postbus 86 2700 AB Zoetermeer Tel: 079 3293 600 Email: tpbenelux@technip.com URL: www.technip.nl

Technip-EPG B.V. Postbus 8568 3009 AN Rotterdam Tel: 070 10 220 70 70 Email: infoepg@technip.com URL: www.epg.nl

www.technip.com


Voorzitter Platform Groene Grondstoffen Ton Runneboom:

‘bio-ethyleenfabriek gaat er zeker komen’

Onlangs bleek dat een Europese vrijstelling op de importheffingen van ethanol voor chemietoepassingen er voorlopig niet zal komen. Vervelend, want de heffingen ter bescherming van de Europese landbouw schaden de chemische sector. Ondanks die tegenvaller is Ton Runneboom ervan overtuigd dat er vroeg of laat een bio-ethyleenfabriek in Nederland komt. Tekst: Esther Rasenberg

24 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_M_interview.indd 24

20-01-11 10:01


Biobased

T

foto: casper ril a

on Runneboom is sinds juni 2009 voorzitter van het Platform Groene Grondstoffen, dat zich sterk maakt voor de biobased economy. In Chemie magazine vertelt hij over de gang van zaken rondom de Europese importheffingen op ethanol, de grondstof voor bio-ethyleen. Hoe komt het dat Brussel niet bereid is de Europese chemische industrie vrij te stellen van de invoerheffing op ethanol? ‘De Nederlandse overheid heeft in juni 2010 een verzoek ingediend bij de Europese Commissie voor een ontheffing van de invoerrechten van ethanol voor de chemische industrie. De Europese Commissie heeft hier afhoudend op gereageerd omdat Europa bezig is met handelsbesprekingen met Mercosur, het economische samenwerkingsverband van Zuid-Amerikaanse landen. Even voor de duidelijkheid: ook Brazilië, de voornaamste leverancier van ethanol, is onderdeel van Mercosur. Tijdens de inventarisatie in Brussel ontdekten de Nederlandse lobbyisten dat de invoerrechten op ethanol in de onderhandelingen met Mercosur worden meegenomen. Een vrijstelling voor chemie is in het kader van deze handelsbesprekingen slechts een (niet onbelangrijk) detail. Zo ontdekten we dat het indienen van

een officiële, Nederlandse aanvraag voor ontheffing op dit moment niet kansrijk is.’ Is dat niet de doodsteek voor de bouw van een bio-ethyleenfabriek. Bedrijven moeten hun grondstoffen toch tegen wereldmarktprijzen kunnen inkopen? ‘Het Europese landbouwbeleid met zijn hoge tariefdrempels werkt remmend op de grondstoffenvoorziening. Ik ben er echter van overtuigd dat de bio-ethyleenfabriek er hoe dan ook zal komen. De business case klinkt als een klok. Bio-ethyleen is voor de vergroening van de chemie cruciaal. En we zoeken nu naar andere oplossingen voor het probleem. Een bedrijf kan bijvoorbeeld voor drie jaar een vrijstelling van invoerrechten (Processing under Customs Control) aanvragen. Natuurlijk hebben bedrijven meer zekerheid als de vrijstelling voor tien tot twintig jaar zou gelden, zodat ze hun investering terug kunnen verdienen. Toch denk ik dat er bedrijven bereid zullen zijn om ook met minder garanties het risico te overwegen. Er is zelfs al een niet-Europees bedrijf serieus geïnteresseerd. Nu onderzoeken we of het specifieke bedrijfsrisico als gevolg van de hoge invoerheffing te verzekeren valt. Verzekeraar Lloyds in Londen staat daar tot dusver niet onwelwillend tegenover.’

Wat is er eigenlijk zo bijzonder aan de business case voor bio-ethyleen? ‘Verschillende chemiebedrijven in Nederland, België en Duitsland zijn op een gemeenschappelijke ethyleenpijpleiding aangesloten, de zogenoemde ARG-pijpleiding. Via deze pijpleiding kunnen al deze bedrijven naast de chemische bouwsteen ethyleen (gebaseerd op nafta) ook bioethyleen (gebaseerd op ethanol) afnemen. De bedrijven betalen dan iets meer voor die groene grondstof, maar zij krijgen tevens een groen certificaat. Dit betekent dat ze ook meer kunnen vragen voor hun eindproduct. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de consument best bereid is om een paar procent meer te betalen voor bijvoorbeeld een shampoofles van bioplastic. De bedrijven langs de ethyleenpijpleiding zijn enthousiast over het plan en een nieuwe bio-ethyleenfabriek met een jaarlijkse capaciteit van bijvoorbeeld 300.000 ton heeft dus gegarandeerd voldoende afnemers. De bedrijven hoeven ook hun installaties niet aan te passen, want bioethyleen is chemisch gezien gelijk aan ethyleen. Het kan zonder problemen worden gemengd met ethyleen vervaardigd uit een fossiele grondstof. De enige voorwaarde is dat de ethanol beschikbaar is tegen de wereldmarktprijs. Als bedrijven invoerrechten moeten betalen, komt de prijs bijna 40 procent hoger te liggen. En dat is uiteraard niet acceptabel.’ Hoe krijgt de consument zekerheid dat het suikerriet, als grondstof voor ethanol, duurzaam wordt geteeld? Het groene certificaat dat hier wordt afgegeven, zegt toch niets over een duurzame herkomst? ‘Die bezorgdheid is terecht en daar is door de producenten iets op gevonden. Het Better Sugar Cane Initiative (BSI) in Londen certificeert wereldwijd producenten van suikerriet. Het is een keurmerk vergelijkbaar met bijvoorbeeld Max Havelaar. Alleen producene ten die voldoen aan alle objectieve januari 2011 Chemie magazine 25

x-CM1101_M_interview.indd 25

20-01-11 10:01


foto: casper ril a

‘ Bio-ethyleen is cruciaal voor chemievergroening’ kwaliteitscriteria krijgen het certificaat. Dit keurmerk lijkt commercieel noodzakelijk voor de bedrijven die in Nederland het “green premium” certificaat willen voeren. De consument wil zeker weten dat het product in een duurzame keten tot stand is gekomen.’

Themadag Energie, Klimaat en Innovatie Ton Runneboom was een van de sprekers op de Themadag Energie, Klimaat en Innovatie op 30 november, georganiseerd door Agentschap NL en de VNCI. Tijdens deze dag kwamen de nieuwste ontwikkelingen en de laatste stand van zaken over energiebesparing en innovatie aan bod. Ruud van Mossevelde van Agentschap NL gaf inzicht in de ambities op het gebied van de EEP’s (energieefficiency-plannen). Namens de VNCI praatte Jan Berends de aanwezigen onder meer bij over convenanten. Nelo Emerentia, speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie bij de VNCI, ging in op de beleids- en praktijkontwikkelingen op het gebied van procesintensificatie (PI). Wat PI in de praktijk oplevert, vertelde Gerard Peereboom van Chemtura: verdiept inzicht in een aantal kritische processen, kennisverhoging in de eigen processen, kennisverhoging van nieuwe procesapparatuur en vergroting van de concurrentiekracht. In een duopresentatie van Peter Nossin van DPI (Dutch Polymer Institute) en Joost Krebbekx van Berenschot kwam de voorstudie over de ‘2030-visie’ van de chemische industrie aan bod. Er ligt een ambitie van de Regiegroep Chemie/VNCI op het gebied van Planet en Profit van 50% reductie van CO2-uitstoot. Is die ambitie haalbaar? Doen we voldoende? Volgens Nossin en Krebbekx zijn de komende 20 jaar essentieel en bieden een kans voor de Nederlandse chemiesector. Ze constateren dat de ambitie in de goede richting is en dat de in 2011 verder uit te voeren routekaarten de functie moeten hebben van verbinden, creëren, monitoren en beïnvloeden.

Nieuwe themadag

Op 4 oktober 2011 organiseren Agentschap NL en de VNCI wederom een Themadag Energie, Klimaat en Innovatie. Noteer deze datum alvast in uw agenda. Later in het jaar volgt gedetailleerde informatie.

Hoe komt het dat de Europese brancheorganisatie Cefic zich niet hard heeft gemaakt voor de toegang tot groene grondstoffen in Europa? ‘Dat heeft Cefic wel gedaan. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de toegang tot groene grondstoffen tegen wereldmarktprijzen van cruciaal belang is. Nog niet zo lang geleden verplaatsten verschillende chemische bedrijven een deel van hun productie buiten Europa om op die manier toegang te krijgen tot groene grondstoffen. Cefic lobbyt actief voor toegang tot renewable feedstock, maar kan als vertegenwoordiger van de industrie geen aanvraag indienen voor ontheffing van invoerrechten. Die mogelijkheid hebben alleen de Europese lidstaten. Tot dusver was geen enkel land bereid zijn nek uit te steken. Het voorstel zou op veel tegenstand kunnen stuiten van landen met veel belangen in de landbouw. Eind vorig jaar overwoog Nederland het voortouw te nemen en toen bleek dus dat de timing niet goed was in verband met de lopende handelsbesprekingen met Mercosur.’ Betekent dit dat de VNCI en Cefic hun lobby nu zullen staken? ‘Nee, beslist niet. De chemie heeft nu duidelijk in beeld wat er aan de hand is. De druk om dit probleem op te lossen, zal alleen maar groter worden. De vergroening van de chemische industrie is immers afhankelijk van de toegang tot groene grondstoffen. Vergeet niet dat biobased producten wel vrij van invoerrechten Europa binnen mogen. Op die manier wordt het voor Europese bedrijven steeds aantrekkelijker om hun productie te verplaatsen. En dat zal de economie en de werkgelegenheid ernstig schaden. Bovendien zal ook de Europese landbouw in de toekomst flink gaan profiteren van de biobased economy. De aanwezigheid van een sterke chemi-

sche sector is ook in hun belang.’ Kan het Platform Groene Grondstoffen nog iets betekenen voor potentiële investeerders in de bio-ethyleenfabriek? ‘Om eerlijk te zijn alleen in een coördinerende rol. Wij zijn in deze business case praktisch uitgespeeld. We hebben de case ontwikkeld en we hebben draagvlak gecreëerd in de industrie. Het platform is geen partij voor implementatie. De bal ligt nu bij het bedrijfsleven. Wij gaan verder met het ontwikkelen van nieuwe business cases. Dat zijn doorgaans cases waarvan de ontwikkeling voor individuele bedrijven niet voor de hand ligt.’ Wat is de status van het Platform Groene Grondstoffen onder het kabinet Rutte? ‘In deze kabinetsperiode wordt de structuur voor het Platform Groene Grondstoffen (PGG) veranderd. Sinds 1 januari is er geen Regieorgaan EnergieTransitie meer en valt het PGG rechtstreeks onder het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Dit kabinet ziet de waarde van onze kennis en onze mensen voor de biobased economy (BBE). In de komende maanden zal het onderwerp BBE een plek krijgen binnen EL&I en daar zal PGG dan ongetwijfeld weer een rol in vervullen. Ook de SER ziet de BBE als een enorme kans voor Nederland. Nederland heeft volop mogelijkheden om op dat vlak internationaal een rol van betekenis te spelen. De drijvende kracht voor succes in de BBE zullen samenwerkingsverbanden tussen verschillende sectoren zijn, bijvoorbeeld tussen de chemie en de agrosector. Het kabinet Rutte benadert alles een stuk zakelijker en dat past precies bij de aanpak van het PGG. De biobased ecnonomy moet volgens mij niet afhankelijk van exploitatiesubsidies zijn. De samenvoeging van de ministeries is mijns inziens een ware zegen voor de BBE, want goede regelgeving is in dit kader belangrijker dan exploitatiesubsidies. EL&I gaat zich daar ongetwijfeld sterk voor maken.’ Werkt het Platform Groene Grondstoffen aan nog meer concepten voor de chemische industrie? ‘Het PGG heeft als doelstelling om in

26 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_M_interview.indd 26

20-01-11 10:01


Biobased

‘ De bal ligt nu bij het bedrijfsleven’

2030 dertig procent van de totale energie- en materiaalbehoefte groen te laten zijn. Voor de chemie werken we nu aan een business case voor kunstmest. In dit productieproces wordt veel aardgas gebruikt. De kunstmestproducenten kunnen gemakkelijk vergroenen door groen gas in plaats van aardgas te gebruiken. Het groene gas kan onttrokken worden aan het aardgasnet waar het eerder door groengasproducenten aan is geleverd. Daarmee maak je net

Ton Runneboom

als bij bio-ethyleen gebruik van een bestaand netwerk. Verder zijn we bezig met een concept voor biobutanol dat wordt vervaardigd uit biomassa. Het octaangehalte van butanol is veel hoger dan van ethanol. Ik ben ervan overtuigd dat op termijn een deel van de biobrandstoffenmarkt gevuld gaat worden met butanol. We blijven dus onvermoeibaar doorgaan met de zakelijke vergroening binnen de chemie en Nederland.’ p

Halverwege 2009 werd Ton Runneboom voorzitter van het Platform Groene Grondstoffen. Na een internationale carrière van ruim 42 jaar in de chemische industrie, wilde hij zich via het Platform Groene Grondstoffen inzetten voor duurzaamheid. Runneboom startte zijn loopbaan bij Dow Chemical en werkte daarna bij AkzoNobel. Bij Teijin in Tokyo was hij onder meer verantwoordelijk voor de groene activiteiten van het bedrijf. Als voorzitter van het Platform Groene Grondstoffen (PGG) focust hij op biobased activiteiten die vanuit een business perspectief interessant zijn voor het bedrijfsleven. Zijn internationale ervaring in de chemie en zijn grote netwerk komen hem in de functie van voorzitter goed van pas. Het PGG ontwerpt onder andere business cases die voor individuele bedrijven te omvangrijk zijn en creëert vervolgens draagvlak voor die plannen. Runneboom stelt dat een business case door gerenommeerde bedrijven geadopteerd moet worden. Pas dan is een idee rijp om serieus genomen te worden binnen een industriële sector. januari 2011 Chemie magazine 27

x-CM1101_M_interview.indd 27

20-01-11 10:01


Economiehoogleraar Sent schrikt van Nederlandse controledrift

‘ Klimaat van wa gevaar voor ken Hoogleraar Esther-Mirjam Sent schrok toen ze terugkwam in Nederland van de regelzucht en controledrift. Het tast de kwaliteit van haar eigen werk aan en ze vreest gevolgen voor de ontwikkeling van de kenniseconomie. Ze pleit voor een omslag van wantrouwen en controleren naar vertrouwen en faciliteren. Tekst: Jos de Gruiter

D

e terugkeer in Nederland was een cultuurschok voor Esther-Mirjam Sent. Ze promoveerde in 1994 aan Stanford University in de Californische Silicon Valley en doceerde tien jaar aan de University of Notre Dame in het Amerikaanse South Bend (Indiana). Toen kwam Sent terug naar Nederland om er hoogleraar Economische Theorie en Economisch Beleid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen te worden. En daar schrok ze. ’Van de regelzucht, ja. Als ik in Amerika naar een ondersteunende dienst ging, kreeg ik te horen “What can we do for you?”. Alles was erop gericht om docenten de middelen te geven waarmee ze hun werk optimaal konden doen. In Nederland is dat heel anders.’ Sent trof in Nederland een klimaat aan van wantrouwen en een sterke behoefte aan controle en kwantificeren. Regelzucht en controledrift, zoals het zelf uitdrukt. ’Het Nederlandse systeem is er

niet op gericht om het beste uit mensen te halen, maar om mensen te beheersen,’ ervaart ze, ’en dat is een gemiste kans. Het kabinet zet hoog in op de Nederlandse kenniseconomie, maar we lopen in een fuik als we regels op regels gaan stapelen en vakmensen niet vertrouwen. Wetenschappers gaan strategisch handelen: kijken hoe ze effectief kunnen scoren en onderzoeken geen nieuwe terreinen meer.’ Het probleem doet zich niet alleen voor op universiteiten, maar ook in het onderwijs, de zorg en het bedrijfsleven, vreest ze. ’Een schooldirecteur moet bij minstens negen partijen verantwoording afleggen, allemaal gebaseerd op wantrouwen en de wil om te kwantificeren: doet de directeur het wel goed, deugt de school wel? We zijn doorgesloten in het tellen en de kunst van het vertellen zijn we kwijtgeraakt. Begrijp me goed: ik pleit er absoluut voor dat docenten en onderzoekers in volledige vrijheid hun werk

moeten kunnen doen, maar de balans moet hersteld worden.’ Kunt u aangeven waardoor u concreet wordt geremd in uw werk? ’Door managers die uitvoering moeten geven aan overheidsbeleid: de overheid wil dat universiteiten geaccrediteerd worden want ze zijn niet te vertrouwen. Een voorbeeld: De NederlandsVlaamse Accreditatie-organisatie komt met enige regelmaat op bezoek. Daarvoor moet ik grote dossiers verzamelen, ik moet een toetsmatrix opstellen met een overzicht van de eindtermen en welke toetsvraag op welke eindterm betrekking heeft. Allemaal administratieve handelingen die me afleiden van mijn taak: kennis overdragen.’ Leiden die niet tot beter universitair onderwijs? ‘Allesbehalve, want ik ben bijkans meer tijd kwijt aan het verantwoorden van mijn onderwijs dan met het verzorgen ervan. Het wrange is

dat we in Nederland denken op deze wijze een Harvard aan de Maas of een Stanford aan de Waal te kunnen creëren, maar we bereiken het tegenovergestelde. We richten het op een Europese manier in, met urenregistratie en starre cijferlijstjes voor publicaties in wetenschappelijke tijdschriften, die door iemand gerangschikt worden naar importantie en die rekening houden met de vraag of de auteur het stuk alleen heeft geschreven of met een coauteur. In dat geval wordt er een complexe formule op losgelaten. Maar ik doe mijn werk goed, ik heb onderwijsprijzen gewonnen en ik mag best in de gaten gehouden worden, maar probeer me dan te faciliteren in plaats van te controleren.’ U stoort zich aan het systeem. Dat is vervelend voor u, maar heeft de controlezucht ook schadelijke macro-economische gevolgen? ’Heel duidelijk. De kwaliteit van mijn onderwijs in Nederland is lager dan in de Ver-

28 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_O_opinie.indd 28

20-01-11 09:59


Opinie

wantrouwen is enniseconomie’ ’In Nederland wordt het vakmanschap ondergewaardeerd, de klant staat niet meer centraal en er wordt veel te veel tijd gestoken in verantwoording’

En het bedrijfsleven? ‘Ik denk dat het een maatschappelijk probleem is, dat in de Nederlandse cultuur is geslopen. Er heerst in het Nederland van nu een compliancesfeer: alles moet gecontroleerd en gekwantificeerd worden. Daar hoort ook het verlies aan vakman-

schap en het opknippen van functies bij. Het bedrijfsleven is niet aan die trend ontsnapt.’ Waardoor is de trend veroorzaakt? ’Ik denk dat het een onbewuste poging is om de steeds complexer wordende wereld te begrijpen en in te dammen. Het gevolg is angst en onbehagen en om die te beteugelen creëren we regels en structuren. Vervolgens worden die ontdoken en creëren we nieuwe regels. Maar de kredietcrisis heeft ons geleerd dat het niet werkt. We denken een nieuwe crisis te voorkomen met strengere regels, maar de slimme jongens en meisjes zitten niet bij De Nederlandsche Bank. Ze zitten bij e

’ Verliezen treffen ons harder dan dat we winsten waarderen’

foto: jos de gruiter

enigde Staten. Ik was daar in staat om veel meer uren in voorbereiding en begeleiding van studenten te stoppen en dat is in feite toch waarover het gaat? In Nederland wordt het vakmanschap ondergewaardeerd, de klant staat niet meer centraal en er wordt veel te veel tijd gestoken in verantwoording. Dat is schadelijk voor de wetenschap, het onderzoek en het onderwijs.”

januari 2011 Chemie magazine 29

x-CM1101_O_opinie.indd 29

20-01-11 09:59


commerciële financiële instellingen en bedenken elke keer een manier om er onderuit te komen.’ Gaat de wal ooit het schip keren? ‘Er zijn al voorbeelden dat het anders kan. Banken als Triodos en ASN zijn redelijk goed door de financiële crisis gekomen. Vóór de crisis waren het de sufferdjes, nu blijkt een langetermijn duurzame strategie beter dan het streven naar kortetermijnwinstbejag. In de thuiszorg ontstaan initiatieven als buurtzorg. Daarbij staan de integriteit en het vakmanschap van de zorgverlener centraal. Professionals krijgen vertrouwen in plaats van de verplichting een minutenregistratie bij te houden. Verkeerd gedrag bestraffen is niet het uitgangspunt, maar goed gedrag belonen. Het gevolg is dat de medewerkers meer betrokken zijn en de klanten tevreden.’ Zijn dat voldoende voorbeelden om te concluderen dat er een verandering op til is? ’Mijn Amerikaanse ervaring brengt met zich mee dat ik een optimistische kijk op de dingen heb. Ik probeer mijn boodschap op diverse plaatsen neer te leggen en ik krijg hoopvolle reacties. En laten we eerlijk zijn: als we vinden dat onze kenniseconomie prioriteit moet krijgen, dan is dit een van de onderwerpen waar we kritisch naar moeten kijken. Onderwijs en onderzoek worden er per slot van rekening door geremd. We hebben ook het idee dat het allemaal stuurbaar is en daarom controleerbaar moet zijn. Maar heel veel kennis ontstaat per ongeluk. De overeenkomst tussen producten als Viagra, penicilline, de magnetron, het geeltje en sucralose is dat ze allemaal bij toeval zijn ontdekt. Onderzoek is niet

altijd te sturen en te controleren.’ Hoe kan het kabinet zulke vaststellingen omzetten in goed beleid? ’Het kabinet heeft als doelstelling geformuleerd dat Nederland bij de top vijf van kenniseconomieën moet komen, maar ik zie niet veel visie over de weg die ons daar brengt. Dit is een kabinet voor het bedrijfsleven en economische groei, dat wil schrappen in ongewenste regelzucht. Ik kan me dus voorstellen dat mijn verhaal ze aanspreekt. Maar wat er tot nu ligt aan plannen gaat onze kenniseconomie niet vooruit helpen.’ Wat mist u vooral? ‘Afgezien van een visie vooral het bedrag dat we ervoor willen uittrekken. Dat valt in het niet bij wat andere landen doen. De groei van de reële R&D-uitgaven is nergens zo laag als in Nederland. Bovendien behoren de Nederlandse R&D-uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product tot de laagste binnen de ons omringende landen, en is deze gedurende de laatste jaren ook nog gedaald. We willen dus voor een dubbeltje op de eerste rij zitten en klagen als de resultaten uitblijven.’ Worden die cijfers niet vertroebeld door de vraag of defensie-uitgaven moeten worden meegeteld of niet? ’Desondanks zijn er meer praatjes dan daden. We moeten ons staande houden in een mondiale concurrentiestrijd en met de productie van goederen redden we dat niet. We drijven op onze export, dus als we ons welvaartspeil willen handhaven, is kennis essentieel.’ Redden we het daarmee? ’Ik doe geen voorspellingen. Dat zouden economen wat

‘ Het Nederlandse systeem is er op gericht mensen te beheersen’

minder moeten doen. Maar ik denk dat het uitdaging wordt om ons staande te houden. We zeggen wel dat de productie van goederen naar Azië verhuist en dat wij in kennis gaan doen, maar in Azië zijn de mensen ook niet dom. De phd’s in de Verenigde Staten zijn bijna allemaal Aziaten.’ En als het ons niet lukt om onze welvaart op peil te houden? ’Verliezen treffen ons harder dan dat we winsten waarderen, maar het is de vraag of welvaart uitsluitend afhankelijk is van economische groei. Afgezien van de crisisperiode is het bruto binnenlands product het afgelopen decennium voortdurend gestegen, maar tegelijkertijd zijn gevoelens van angst en onbehagen toegenomen. Verder vind ik dat de Verenigde Staten zich meer zorgen moeten maken dan wij. De VS leeft op een veel te grote voet: zowel de overheid als de burgers lenen te veel. En welke oplossing wordt gekozen: de geldpers wordt aangezet en de consument wordt gestimuleerd om meer te spenderen. Op termijn is dat funest voor de Amerikaanse concurrentiepositie. De EU staat er wat dat betreft beter voor, met name in de noordelijke lidstaten. Wij drijven op de export en zijn in eigen land tamelijk zuinig. Zuidelijke lidstaten als Portugal, Italië, Griekenland en Spanje heb-

ben weer het probleem dat ze te veel importeren en te weinig exporteren. Als er landen zijn die zich zorgen moeten maken over de verschuiving van de economische macht naar China, dan zijn het de VS en de genoemde EU-lidstaten.’ ’Verder maak ik me op de korte termijn zorgen over het groeiend protectionisme. De valutaoorlog is daar een voorbeeld van: eerst verlaagt China de waarde van zijn munt, dan volgen landen als Brazilië, Zuid-Korea, Taiwan en Japan elkaar in een race to the bottom. Dat is een vorm van protectionisme, net zoals de Amerikaanse oproep van Buy American. Dichter bij huis zie je het in Frankrijk, waar de eigen auto-industrie een bevoorrechte positie krijgt en Italië, waar buitenlandse restaurants geweerd worden. In Nederland wil het kabinet het budget voor ontwikkelingssamenwerking en de EU verlagen. In mijn somberste momenten vraag ik me af of we niet te veel in ons gekeerd raken en uitsluitend naar ons eigen belang kijken. In een crisis wordt de taart kleiner en ze wordt nog kleiner als we allemaal gaan vechten voor het behoud van onze eigen taartpuntje. Wat deze tijd vraagt is visie en internationale samenwerking om ons sterker te maken voor langetermijnuitdagingen. Geen leiders die elkaar voortdurend met modder bekogelen.’ p

30 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_O_opinie.indd 30

20-01-11 09:59



Positieve ervaringen deelnemers cursus BRZO-coördinatoren

Minder kans op spraakverwarring Een nieuwe cursus geeft coördinatoren op het gebied van arbeid, brand en externe veiligheid inzicht in het BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999). Deelnemers aan de eerste cursus vertellen over hun ervaringen: ‘Nu kunnen we vragen van inspecteurs in een context plaatsen.’ Tekst: Loes Elshof

‘H

Foto: shutterstock bewerking: roy wolfs

et grootste winstpunt is dat er nu een cursus specifiek voor het bedrijfsleven is. We hebben al langer aangedrongen op de komst van deze cursus. Eindelijk was het zo ver,’ zegt Laurens Maatman, die afgelopen december bij de eerste lichting deelnemers hoorde. Maatman werkt als Health, Environment & Safetymanager voor AkzoNobel Functi-

onal Chemicals in Herkenbosch. Hij is onder andere belast met de coördinatie van de uitvoering van het BRZO. De tweedaagse opleiding, ontwikkeld door Chorda en de stichting Post Hoger Onderwijs Veiligheidskunde, wordt door de VNCI ondersteund en geeft een overzicht van de huidige wet- en regelgeving en de wijze waarop een bedrijf hier vorm en inhoud aan kan geven.

?

32 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_Q_veiligheidcursus.indd 32

20-01-11 09:58


Veiligheid

Cor Neeft, organisator van de cursus en werkzaam bij Chorda: ‘Op een bedrijvendag is gevraagd om de bestaande BRZO-cursus voor toezichthouders open te stellen voor het bedrijfsleven. De coördinatoren merkten dat de inspectie de afgelopen jaren een kwaliteitsslag heeft gemaakt en wilden niet op achterstand komen staan.’ De nieuwe cursus is gebaseerd op de opleiding van de inspecteurs. ‘Het programma geeft medewerkers een houvast in de wijze waarop zij de diverse elementen van het Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) kunnen invullen en wat daarbij de rol is van de coördinator. Er zijn bijdragen van diverse gezaghebbende sprekers, afkomstig van de overheid, het bedrijfsleven en de advieswereld,’ licht Neeft toe.

Nieuwsgierig

Wat betreft het BRZO is Laurens Maatman ‘geen onbeschreven blad’, want hij heeft sinds tien jaar dit thema in zijn takenpakket. ‘Maar je steekt er altijd wat

van op. Ik was heel nieuwsgierig. Het was voor mij bovendien heel belangrijk om de ervaringen van collega’s te horen. Zo ontstaat kruisbestuiving. Ook op de terugweg in de trein zit je na te praten. Ook daarna blijft er contact.’ Ook cursist Hans Tros hakt al langer met het bijltje van het BRZO 1999; hij houdt zich al sinds 2001 bezig met dit thema. Tros is sinds kort als specialist Health, Environment & Safety werkzaam bij TANATEX Chemicals in Ede, een bedrijf dat onder meer chemicaliën maakt voor de textielindustrie. ‘Ik weet inhoudelijk natuurlijk wel van de hoed en de rand. Het interessante van deze cursus is het antwoord op de vraag hoe je omgaat met het BRZO. En daarnaast de uitwisseling van ervaringen tussen beroepsgenoten. Hoe gaat het bij mijn bedrijf, hoe gaat het bij jou? Je weet beter wat er leeft bij collega’s.’ Voor deze invalshoek is bewust gekozen, beaamt Neeft. ‘In de wet staat niet geformuleerd hoe de bedrijven vorm moeten geven aan de VBS-elementen. Door het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden draag je gezamenlijk bij aan het kennisniveau van iedereen.’

Restrisico’s

Laurens Maatman: ‘Tijdens de cursusdagen kreeg ik bevestiging voor vragen die ik zelf ook heb, bijvoorbeeld wat je doet met restrisico’s op de site. Risico’s buiten de site zijn goed afgedekt. Maar wij waren het er over eens dat het wettelijk niet duidelijk is vastgelegd wat de restrisico’s zouden mogen zijn. Ook kregen we sterk de indruk dat niet op alle plaatsen gelijk wordt gemeten.’ Een punt dat deelnemers tijdens de cursus naar voren brachten, is dat de inspectie in verschillende regio’s niet op dezelfde manier naar risico’s kijkt. ‘Soms heeft dat te maken met het feit

dat er in het verleden een incident was, soms zijn er verschillen in de wijze waarop verschillende inspecteurs bedrijven beoordelen,’ zegt deelnemer Tros. Die verschillen zouden er niet mogen zijn, was de conclusie. Hij vervolgt: ‘Er was aandacht voor wat we de komende jaren van de BRZO-inspecties kunnen verwachten. Een belangrijk thema is de cultuur binnen het bedrijf. Daarnaast is goed onderhoud van installaties een steeds belangrijker punt voor de inspectie.’

Planmatige aanpak

‘De werkwijze van de toezichthouder is de laatste jaren veranderd. De aanpak is planmatiger, wat past binnen de ontwikkeling van het BRZO. Audits geschieden volgens een meerjarenplanning. Het is goed om dat plan te kennen. Het heeft ook geen zin om als bedrijf verstoppertje te spelen,’ meent Laurens Maatman, ‘en dat willen wij ook absoluut niet. We kennen als geen ander onze processen en de daaraan verbonden risico’s. Onze maatschappelijke verplichtingen kennen we misschien wel beter dan de overheid.’ De cursus gaf inzicht in de wijze waarop de inspecteurs wordt geleerd naar bedrijven te kijken. Neeft: ‘Centraal staan de vragen als: kent het bedrijf de risico’s en hoe gaat het ermee om? Hoe heeft de organisatie het veiligheidssysteem vormgegeven?’ Tros: ‘Er zijn drie benaderingen: risicogericht, organisatiegericht en systeemgericht. Het is goed om te kunnen herkennen welke inspectiemethodiek wordt gehanteerd en zo beter te kunnen inspelen op de vraag van de inspecteur. Je kunt een vraag in een context plaatsen. Er is hierdoor minder kans op spraakverwarring. Vroeger bestond bij bedrijven soms het beeld van de inspecteur die enkel zijn checklist had, waarop hij onderdelen moest afvinken: een beoordeling

‘ Vertrouwen in inspecteur groeit’

vanuit het papier, was een veelgehoorde klacht. Dat is tegenwoordig nog nauwelijks het geval.’ Volgens Tros groeit het vertrouwen van het bedrijfsleven in de deskundigheid van de inspecteur. ‘Ik heb zelf enkel goede ervaringen.’ Het advies van cursusleider Neeft, om samen met inspecteurs toe te werken naar hetzelfde doel, sprak deelnemers aan. Tros: ‘Het idee is dat je meer naast elkaar staat. Niet tegenover elkaar, zoals in het vroeger vaak was.’ Neeft concludeert: ‘Ik denk dat wij er goed in zijn geslaagd aan te geven hoe de overheden te werk gaat bij de inspectie.’

Veiligheidsrapport

De deelnemers beoordelen de cursus als zeer positief, maar plaatsen wel een kanttekening. Tros: ‘Bij diverse procedures van het BRZO 1999 had ik graag nog wat meer diepgang gehad. Bij specifieke veiligheidsstudies had ik meer cursusmateriaal verwacht. Maar goed: dit was de eerste keer. Het materiaal moet zich vanaf nu verder ontwikkelen.’ Maatman: ‘Ik had dieper willen ingaan op de BRZO elementen, zoals de QRA, de milieurisicoanalyse of de brandweerrapportage. Maar dat kan ook niet in twee dagen, het was al een vol programma.’ Deze kritiek wordt door Neeft gedeeld: ‘Het is een terecht punt dat er nog wat meer best practises in moeten komen. Het is de eerste keer nog aftasten wat de doelgroep precies wil, hier gaan we een volgende keer verder op in.’ p Informatie over de BRZO-cursussen in 2011: www.phov.nl of www.Chorda.nl januari 2011 Chemie magazine 33

x-CM1101_Q_veiligheidcursus.indd 33

20-01-11 09:58


Responsible Care goede basis

SYSTEEMGERICHT

34 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_S_toezicht.indd 34

20-01-11 09:57


Toezicht

TOEZICHT Zorg eerst dat je als bedrijf Responsible Care goed voor elkaar hebt en ga dan met de overheid praten over systeemgericht toezicht om de toezichtlast te kunnen verminderen en de kwaliteit ervan te kunnen vergroten. Dat adviseert Sjoerd Looijs, beleidsmedewerker Responsible Care en Duurzaam ondernemen van de VNCI. Tekst: Erik te Roller

E

nkele jaren geleden sprak het bedrijfsleven de wens uit dat de overheid bij het toezicht op het naleven van vergunningen beter gebruik zou maken van de managementsystemen die bedrijven hebben ingevoerd om de milieu-, water- en arborisico’s te beperken. Dit om de toezichtlast te verminderen. De overheid heeft deze handschoen opgepakt. Momenteel lopen bij tachtig (voornamelijk chemie-) bedrijven in het hele land proeven met systeemgericht toezicht, waarbij de overheid beter rekening houdt met de inspanningen van bedrijven om de regels na te leven. Sommige chemiebedrijven zijn al klaar met de voorbereidingen op systeemgericht toezicht. Hier gaan de overheden systeemgericht toezicht in de praktijk toepassen.

FOTO: SHUTTERSTOCK BEWERKING: ROY WOLFS

Integratie

Om voor systeemgericht toezicht in aanmerking te komen, moeten bedrijven aan een reeks voorwaarden voldoen. De overheid controleert onder meer met een zogenoemde compliancy checklist of ze er klaar voor zijn (deze toets is te vinden op www. brabant.nl). De VNCI is intussen begonnen de bestaande RC-vragenlijst te verbeteren om te kunnen vaststellen hoe ver de leden zijn met de verankering van Responsible Care in hun managementsystemen om zo een minimale RC-kwaliteit te kunnen garanderen. ‘Het gaat in feite om een beoordeling van de bedrijven vanuit de eigen sector. We zijn bezig uit te zoeken welke relevante eisen we in dit kader aan Responsible Care moeten verbinden om met systeemgericht toezicht aan de slag te kunnen gaan. Vanzelfsprekend is Responsible Care breder dan systeemgericht toezicht en het handigste zou zijn als we straks de vragen van de VNCI en die van de overheid kunnen integreren,

zodat bedrijven die actief zijn met Responsible Care ook de stap naar systeemgericht toezicht gemakkelijk kunnen maken. We verwachten die integratie in de loop van 2011 af te ronden,’ legt Looijs uit. ‘Ook vragen de overheid en de milieuorganisaties ons telkens of we niet een ranglijst kunnen maken van chemiebedrijven naar Responsible Care-prestaties. Dat willen we wel, maar alleen voor intern gebruik. Voor de VNCI zelf is het belangrijk te weten hoe de sector er als geheel voorstaat. Eventueel kunnen we de namen van de koplopers vrijgeven. Zeker zo belangrijk is het te weten welke bedrijven nog achterlopen, zodat de vereniging die kan aanmoedigen hun VGM-prestaties te verbeteren,’ aldus Looijs. Het idee dat bedrijven beter meteen naar systeemgericht toezicht kunnen toewerken en Responsible Care kunnen laten voor wat het is, wuift hij weg. ‘Systeemgericht toezicht is gericht op de productieaspecten van een site. Responsible Care is breder: het gaat bijvoorbeeld ook om de zorg voor het product, dus ook over REACH en het streven naar duurzaamheid in de productieketen.’

Businessvoordeel

‘Duidelijk is dat de koplopers in Responsible Care zich nu richten op het invoeren van systeemgericht toezicht. Voor bedrijven die veel minder ver zijn met Responsible Care is de stap naar systeemgericht toezicht nog te groot. Vanuit de VNCI raden we die bedrijven aan er eerst voor te zorgen dat ze Responsible Care voor elkaar hebben en daarna pas met de overheid te gaan praten over de invoering van systeemgericht toezicht. Bedrijven zijn overigens niet verplicht om met systeemgericht toezicht aan de slag te gaan. Er zal sprake moeten zijn van een duidelijk businessvoordeel. Als dat het geval is, januari 2011 Chemie magazine 35

x-CM1101_S_toezicht.indd 35

20-01-11 09:57


FOTO: SHUTTERSTOCK

‘Het is een uitdaging om de zaken die er toe doen niet dubbel te doen’ TOEZICHTHOUDER

‘De toezichthouder van de Regionale Milieudienst Zuidoost Utrecht is een halve dag bij ons op bezoek geweest om het managementsysteem met ons te doorlopen,’ zegt Jeroen de Jong, risk & compliance manager van Dishman Netherlands in Veenendaal, een chemiebedrijf met zestig medewerkers. ‘Zij heeft alle borgingsmaatregelen met de betrokken personen besproken. Daarna heeft ze voor ons een toezichtprogramma op maat opgesteld. Essentieel voor deze werkwijze was, dat we de toezichthouder overzicht konden bieden en de tijd hebben genomen om haar uit te leggen hoe het managementsysteem is ingericht en hoe we ermee werken. Jammer alleen dat we nog niet voor onze inspanningen gehonoreerd worden. De toezichthouders blijven ons voorlopig twee keer per jaar bezoeken, net zo vaak als andere bedrijven die het minder goed geregeld hebben.’ De Jong ziet Responsible Care niet als opstap naar systeemgericht toezicht, maar eerder andersom: ‘Met een goed risicomanagementsysteem kun je Responsible Care handen en voeten geven. Met zo’n systeem identificeer je de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, stakeholders en financiën en geef je aan hoe je die beheerst en wie daarbij binnen het bedrijf waar voor verantwoordelijk is. Voor ons zijn de omwonenden als stakeholders heel belangrijk, omdat we ons met ons bedrijf in het centrum van Veenendaal bevinden. Essentieel is dat we met de toezichthouder aan tafel hebben kunnen zitten en er wederzijds vertrouwen is ontstaan. Deze aanpak leent zich wellicht voor meer kleine bedrijven, mits er niet steeds een wisseling van de wacht bij het bevoegd gezag plaatsvindt.’

zal dit een stimulans zijn om met systeemgericht toezicht aan de slag te gaan.’

AkzoNobel

AkzoNobel Industrial Chemicals staat vlak voor het invoeren van systeemgericht toezicht op de locatie in Delfzijl voor zijn chloor-alkali-membraanelektrolyse-bedrijf. ‘In feite zijn we er voor wat betreft het toezicht al mee van start gegaan. Ons managementsysteem is erop ingericht en onze veiligheidscultuur is er klaar voor. Om echt een verschil in toezicht te kunnen maken, moet de Provincie Groningen nog een vernieuwde milieuvergunning afgegeven, die is afgestemd op de nieuwe vorm van toezicht. Zodra de contouren van die nieuwe vergunning bekend zijn, leggen we die ook voor aan belanghebbenden, zoals milieuorganisaties. Daarna kunnen we tot de daadwerkelijke indiening en invoering overgaan,’ zegt Henri Lopes Cardozo, Project Manager QHSE Chlor-Alkali van AkzoNobel Industrial Chemicals. Als het zover is, hoeft de overheid alleen nog het compliance-onderdeel van het managementsysteem van AkzoNobel periodiek te toetsen en kan zij voor de rest volstaan met steekproefsgewijze controle van doelvoorschriften uit de vergunning.

Vier niveaus

De overheid gaat bij de geleidelijke invoering van systeemgericht toezicht uit van vier niveaus: de eerste is het klassieke niveau waarbij de overheid nog alles inspecteert. Bij het tweede niveau heeft een bedrijf het managementsysteem voor het beheersen van de risico’s al voor een deel voor elkaar. Bij niveau drie is het managementsysteem compleet, ingevoerd, getoetst en is de integriteit van de installaties en de naleving van wet en regelgeving geborgd. Bij niveau vier heeft het bedrijf gedurende een langere periode bewezen, dat het de veiligheid- en milieurisico’s beheerst en dat het zich aan de regels houdt. In dat geval kan de overheid een flinke stap terug doen en erop vertrouwen dat het bedrijf na een incident zelfcorrigerend

36 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_S_toezicht.indd 36

20-01-11 09:57


Toezicht

‘Je kunt systeemgericht toezicht niet gebruiken om problemen op te lossen’

optreedt. Lopes Cardozo staat huiverig tegenover het invoeren van een Responsible Care-check voor dit doel: ‘Responsible Care omvat ook zaken als sociale verantwoordelijkheid en streven naar duurzaamheid in de keten, die buiten de scope van systeemgericht toezicht vallen. We moeten die zaken niet met elkaar verwarren. Het is een uitdaging om de zaken die er toe doen niet dubbel te doen.’

Toezichtplan op maat

In de regio Rijnmond loopt Lyondell voorop met hun voorbereiding op systeemgericht toezicht. Hier is de DCMR Milieudienst Rijmond de vergunningverlener, namens de provincie Zuid-Holland. Meryam Twisk, beleidsmedewerker bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, bij het LOM-congres verkozen tot Handhaver van het jaar 2010: ‘Bij Lyondell is de compliancy toets uitgevoerd. Er is een toezichtplan op maat geschreven. Daarin staat beschreven op welke milieurisico’s het systeemgericht toezicht van de overheid zich richt en op welke manier. In onze sanctiestrategie staat beschreven, dat we bij een overtreding een bedrijf dat de regels altijd goed naleeft en goed over veiligheid en milieu rapporteert, milder zullen behandelen. Wij gaan uit van vertrouwen. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de regels ligt nu bij het bedrijf.’

Cultuuromslag

Twisk ziet veel in Responsible Care: ‘Als een bedrijf Responsible Care volledig heeft ingevoerd, denkt het op een andere manier over de risico’s voor het bedrijf en zijn omgeving en heeft daarmee ook de gewenste cultuuromslag gemaakt. De stap naar systeemgericht toezicht is dan kleiner geworden. Het bedrijf moet voor de overstap nog de nodige afspraken maken met de overheid over het borgen van de wet- en regelgeving in het managementsysteem en systeemgericht toezicht.’ Inmiddels zijn er ook afspraken gemaakt tussen DCMR Milieudienst Rijnmond en Shell Pernis. Op de locatie Moerdijk werkt het bedrijf met bijna het-

zelfde managementsysteem. Daar spreekt Shell met de Regionale Milieudienst van Noord-Brabant over de invoering van systeemgericht toezicht, die weer net voorwaarden stelt dan DCMR.

Doel

Annemarie van der Rest: ‘Over het doel van systeemgericht toezicht zijn we het eens: bedrijven die de zaak op orde hebben en zelf ook controles uitvoeren, hoeven minder vaak bezocht te worden door inspecteurs van de overheid. Maar de weg om daar te komen, blijkt in de praktijk per regio te verschillen. Daarom denk ik dat we naar een speciale regionale uitvoeringsdienst zouden moeten gaan voor de vijfhonderd BRZO & IPPC bedrijven. Overigens verwacht ik dat we er binnenkort met de RMD Noord-Brabant wel uit zullen zijn.’

Juiste mindset

Voer alleen systeemgericht toezicht in bij de bedrijven die erom gevraagd hebben,’ raadt zij aan. ‘Dat zijn de koplopers die al de juiste mind-set hebben. Ga niet trekken aan een bedrijf dat nog problemen heeft. Je kunt systeemgericht toezicht namelijk niet gebruiken om problemen op te lossen. Laat het bedrijf die problemen eerst zelf oplossen en ga dan pas praten over systeemgericht toezicht,’ zo adviseert Van der Rest. Toch ziet ze Responsible Care niet als opstap naar systeemgericht toezicht. ‘Met Responsible Care kun je alles mooi op papier hebben staan, maar dat betekent niet dat het ook werkt. Daarvoor moet je een levend en werkend systeem hebben, dat aan drie voorwaarden voldoet: het managementsysteem moet op orde zijn, er moet een bedrijfscultuur zijn waarbij mensen fouten en near misses durven melden, en de integriteit van de installaties moet in orde zijn. Het moeilijkste is het aanpassen van de bedrijfscultuur. Als je in Nederland iemand ergens op aanspreekt, krijg je al gauw “joh, bemoei met je eigen zaken” als reactie. Dat veranderen is één van de meest lastige zaken die er zijn en dat kan een langdurig traject zijn,’ aldus Van der Rest. p

PILOTS

We verkeren nog in de ontwikkelfase,’ zegt Marinus Jordaan, voorzitter van de werkgroep Systeemgericht Toezicht van het Interprovinciaal Overleg (IPO). ‘In nagenoeg alle provincies lopen pilots. Overal hanteren de toezichthouders het systeem van vier niveaus om te beoordelen hoe ver bedrijven zijn met hun managementsysteem en de borging daarvan. Maar de werkafspraken kunnen enigszins verschillen. Met de regionale projectleiders bespreek ik regelmatig wat we al vast kunnen laten leggen en wat de bandbreedte is waarbinnen systeemgericht toezicht wordt toegepast. Het principe is voor alle bedrijven gelijk en met de pilots zoeken we samen met de bedrijven stap voor stap naar een praktisch uitvoerbare en gedegen inspectieaanpak. Voor systeemgericht toezicht bestaat dus nog geen blauwdruk. De projectleiders spreken onderling af in welke pilots ze bepaalde zaken uitproberen om uiteindelijk te kunnen vaststellen wat het beste werkt. Daardoor zijn er regionale verschillen in aanpak.’

januari 2011 Chemie magazine 37

x-CM1101_S_toezicht.indd 37

20-01-11 09:57


Crime scene in Stel er is een brand geweest met vermoeden van brandstichting, welke sporen kunnen een dergelijk vermoeden ondersteunen? In een nagebootst practicum met miniatuur PD in het eerstejaars chemieprogramma sturen de studenten als technische recherche een stukje verbrand tapijt en een stukje verkoold hout fictief naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waarna ze zelfstanding door middel van de HS-GC-FID-methode (Headspace – Gaschromatografie – Flame Ionisation Detector) onderzoek doen naar eventueel aanwezige ontbrandbare vloeistoffen in deze brandresten. In dit geavanceerde apparaat worden de monsters in een buisje (vial) verwarmd en de opgestegen vluchtige dampen (HS) worden vervolgens in een kolom gescheiden (GC) en uiteindelijk gedetecteerd (FID). Het ontstane chromatogram geeft goede informatie over welke stof(fen) het mogelijk gaat. ‘Stel er worden sporen van benzine gevonden, dan luidt de conclusie nooit: er is hier brand gesticht,’ vertelt Marc van Bochove, docent scheikunde en toxicologie aan de Hogeschool van Amsterdam. ‘In tegenstelling tot series als CSI laat het NFI dergelijke conclusies altijd over aan justitie. Wij leren de studen-

ten binnen het chemieonderwijs om niet te interpreteren en alleen te zeggen: er is benzine aanwezig. Hoe het daar komt, is aan de forensisch onderzoekers.’ Met andere apparatuur in het laboratorium van de opleiding kan DNA worden onderzocht en kunnen bepaalde stoffen (bijvoorbeeld drugs) in bloed worden opgespoord. Chemie is hierin een belangrijk vak. De studenten leren onder meer hoe ze de chemische samenstelling kunnen bepalen met behulp van analytische technieken, maar ook hoe ze de concentratie ervan kunnen bepalen. Tijdens de opleiding leren studenten ook verschillende technieken om onzichtbare (dader)informatie zichtbaar te maken. Bijvoorbeeld hand- of vingersporen op papier, wat van toegevoegde waarde kan zijn bij dreigbrieven of coke-pakketjes. Het papier wordt in ninhydrine of indandione gedoopt. De stof gaat een verbinding aan met de aminozuren in het achtergebleven zweet en levert een haarscherpe hand- of vingerafdruk op. Bij de laatste stof moet de afdruk bekeken worden in de donkere kamer onder monochromatisch licht. De studenten komen uiteindelijk terecht bij de politie, het NFI, andere onderzoekslaboratoria, de advocatuur en het verzekeringswezen. p

foto’s casper rila

Sporen gevonden op een PD (plaats delict) kunnen heel wat vertellen over wat er precies is gebeurd en wie er mogelijk bij betrokken was. Wie de fijne kneepjes van dit vak wil leren, kan terecht aan de Hogeschool van Amsterdam, die een opleiding Forensisch Onderzoek biedt. Dankzij tv-series als CSI overstijgt het aantal aanmeldingen ruimschoots het aantal plaatsen. Tijdens de opleiding krijgen de studenten onder meer te maken met biologie, natuurkunde, plaats delict onderzoek, recht en chemie.

Onderzoek naar kenmerken van bloeddruppels

38 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_P_inbeeld.indd 38

20-01-11 09:36


In beeld

investigation

januari 2011 Chemie magazine 39

x-CM1101_P_inbeeld.indd 39

20-01-11 09:37


‘Wij leren de chemiestudenten om niet te interpreteren’

1

4

6

5

7

40 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_P_inbeeld.indd 40

20-01-11 09:37


In beeld

2

3 Foto 1: Zogenaamde brandstichting. Foto 2: Monster verkoold hout in een buisje, wordt fictief naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd. Foto 3: De HS-GC-FID-methode: het monster wordt in een buisje verwarmd, de opgestegen vluchtige dampen worden vervolgens in een kolom gescheiden en uiteindelijk gedetecteerd. Foto 4: Het maken van de handafdruk. Foto 5: Papier met onzichtbare handafdruk wordt ondergedompeld in indandione, een stof die een verbinding aangaat met de aminozuren in het achtergebleven zweet. Foto 6: Onder monochromatisch licht is duidelijk de handafdruk zichtbaar. Foto 7: De studenten komen later terecht bij de politie, het NFI, andere onderzoekslaboratoria, de advocatuur en het verzekeringswezen. Foto 8: Analyse van bloeddruppels.

8

WWW

Meer foto’s zien? Ga naar www.vnci.nl/fotospecials januari 2011 Chemie magazine 41

x-CM1101_P_inbeeld.indd 41

20-01-11 09:37


Samenwerking aanpak transportincidenten kan beter

In 2002 bood DSM samen met BASF en Henkel drie dagen hulp bij het overpompen van acrylonitril uit beschadigde treinwagons in het Duitse Osnabrück

Meer hulp van c Sinds enkele jaren stelt de VNCI de namen en telefoonnummers beschikbaar van chemiebedrijven die bij transportongevallen met bepaalde chemicaliën assistentie kunnen verlenen. Wil dit systeem volledig tot zijn recht komen, dan zullen meer chemiebedrijven bereid moeten zijn om bij transportincidenten deskundige hulp te geven. ‘Dat is in lijn met Responsible Care en draagt bij aan een beter publiek imago van de chemiesector,’ zegt Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker van de VNCI. Tekst: Erik te Roller

I

n de jaren negentig heeft Cefic, de koepel van de Europese chemische industrie, het ICE-programma gelanceerd, waarmee chemiebedrijven op vrijwillige basis hulp kunnen verlenen bij transportongevallen met chemische producten (ICE staat voor Intervention in Chemical transport Emergency). In Duitsland en België is die hulp inmiddels goed geregeld dankzij de inzet van de chemiebedrijven en goede samenwerking met de regionale brandweerkorpsen. Maar in ons land laat de organisatie van de hulp bij transportincidenten met chemicaliën nog te wensen over. Momenteel werken de overheid en de chemiesector aan het verbeteren van de publiekprivate samenwerking bij de aanpak van transportincidenten. Spil hierbij is DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR), dat al jaren het Landelijk Informatiepunt Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen (LIOGS) onder zijn hoede heeft. Hier komen de vragen binnen van hulpverleners over hoe om te gaan met de chemische stoffen op de plaats van het ongeval. Aan de hand van de vrachtbrief of UN-nummers op de tankauto of verpakkingen weten ze om welke stof of stoffen het gaat. Vervolgens kunnen de veiligheidsexperts van DCMR direct

adviseren of kijken welk chemiebedrijf hierbij assistentie kan geven door advies te geven of ter plekke hulp te bieden. Daarvoor heeft DCMR toegang tot de database van de VNCI, waarin per stof (UN-nummer) staat aangegeven bij welke bedrijven hulpverleners terecht kunnen voor advies en eventueel assistentie. In feite beheert DCMR in opdracht van de VNCI het ICE Centrum Nederland, dat 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar is. Meer dan dat: DCMR legt de koppeling tussen de vraag om hulp die bij LIOGS binnenkomt en het aanbod van hulp dat via ICE Centrum Nederland beschikbaar is.

Om tafel

Bij het landelijk informatiepunt komen zo’n honderd tot honderdvijftig vragen per jaar binnen. ‘Dat is aan de lage kant, als je bedenkt dat er in Nederland elke week wel ergens een transportincident met chemicaliën plaatsvindt,’ zegt Marcel van der Knaap, projectmanager van DCMR Milieudienst Rijnmond. Annemiek van Waterschoot van de afdeling Veilig Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu: ‘De hulp-

42 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_T_veiligheid.indd 42

20-01-11 09:56


Veiligheid

In 2000 assisteerde de bedrijfsbrandweer van DSM bij het bergen van treinwagons in het Belgische Visé. Het ging om acht wagons met het zeer brandbare en giftige acrylonitril en het zeer brandbare vloeibaar gemaakte gas butadieen

n chemie nodig diensten van overheid en bedrijven, die de praktijk kennen, hebben zelf het initiatief genomen om met alle betrokken partijen om de tafel te gaan zitten. In het kader van het project ‘Versterking LIOGS’ is nu afgesproken, dat de VNCI probeert meer bedrijven enthousiast te krijgen om hulp te bieden, dat DCMR werkt aan een grotere bekendheid en breder draagvlak van LIOGS bij de brandweerkorpsen en dat DCMR de protocollen en procedures rond de publiekprivate samenwerking bij transportincidenten helder op papier zet, zodat er geen onduidelijkheden meer zijn over de juridische status van bedrijven die assistentie verlenen en over wie de kosten van de hulpverlening voor zijn rekening neemt. Medio 2011 moet dit allemaal zijn beslag krijgen.’

Meer bekendheid

‘In de regio Rijnmond zijn de brandweerkorpsen goed met LIOGS bekend, maar in andere regio’s valt dat tegen,’ zegt Marcel van der Knaap. ‘Jammer, want wij kunnen de hulpverleners adviseren over een veilige en snelle afhandeling van het incident of hen in contact brengen met een chemiebedrijf dat kan helpen. Als een regionaal brandweerkorps eerst zelf aan de gang gaat, kan dat bij een gevaarlijke stof extra risico met zich meebrengen. En in het geval van een tamelijk onschuldige stof neemt de brandweer misschien wel te veel maatregelen, waardoor bijvoorbeeld een weg onnodig lang geblokkeerd blijft of mensen in de omgeving zich nodeloos ongerust maken. De komende tijd gaan we aan LIOGS en ICE Centrum Nederland in de vier veiligheidsregio’s meer bekendheid geven.’ Ook het ICE Centrum Nederland behoeft verbetering. Van der Knaap: ‘Van sommige chemiebedrijven beschikken we alleen over een algemeen nummer, het telefoonnummer van de receptie of de wachtcommandant van de bedrijfsbrandweer. Vaak blijkt, dat die ons midden in de nacht niet

verder kunnen helpen. Om snel te kunnen helpen, moeten we direct in contact kunnen komen met de deskundigen in het bedrijf die kunnen adviseren over het omgaan met specifieke chemische stoffen.’

Hulpniveaus

Macco Korteweg Maris: ‘Momenteel hebben 35 leden zich aangemeld voor ICE Centrum Nederland, dat is ongeveer de helft van het aantal VNCI-leden. Bedrijven kunnen op drie niveaus hulp bieden. Bij het eerste niveau gaat het alleen om telefonisch advies. Bij het tweede niveau geeft iemand van het bedrijf advies op de plaats van het incident. En bij het derde niveau zet een bedrijf ook eigen materieel in om te helpen bij bijvoorbeeld het overpompen van vloeistoffen van een lekke tankwagen in een andere tankwagen. Overigens zal het aantal keren dat een VNCI-lid werkelijk om hulp gevraagd wordt beperkt zijn, want veel van genoemde 150 vragen om hulp per jaar handelen om eenvoudige incidenten waarbij assistentie van VNCI-leden niet nodig is.’

Juridische status

Sommige chemiebedrijven aarzelen met zich aan te sluiten bij ICE Centrum Nederland vanwege de onduidelijkheid over de juridische status van chemiebedrijven die bij een incident te hulp schieten. ‘De juridische aspecten moeten e

‘Grote bedrijven kunnen in heel Nederland assistentie verlenen’ januari 2011 Chemie magazine 43

x-CM1101_T_veiligheid.indd 43

20-01-11 09:56


inderdaad beter in beeld komen. Dat gebeurt ook binnen het project versterking LIOGS. Dit hoeft bedrijven niet te weerhouden mee te doen, omdat de juridische aansprakelijkheid van assistentie verlenende bedrijven bij veel transportincidenten geen rol speelt,’ verklaart Wim Klijn van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook verlangen de bedrijven meer duidelijkheid over de vergoeding van de kosten die zij maken als hulpverlenend bedrijf. In principe zouden de kosten verhaald moeten kunnen worden bij de verzekeringsmaatschappij van de veroorzaker van het ongeval. Maar dat staat van tevoren niet vast en vraagt om betere afspraken tussen hulpverleners en verzekeraars. ‘DCMR zet nu naast de juridische ook de financiële aspecten op papier voor de bedrijven die assistentie willen verlenen,’ aldus Klijn. In de database van ICE Centrum Nederland staat van welke chemische stoffen een chemiebedrijf kennis in huis heeft plus de telefoonnummers waarop dag en nacht stoffenexperts te bereiken zijn. Korteweg Maris: ‘Het gaat niet alleen om de stoffen die een bedrijf verstuurt, maar ook om stoffen die het als klant ontvangt. Als de stoffen nog onderweg zijn, is het bedrijf daar meestal formeel geen eigenaar van. Maar in de geest van ICE ligt het toch voor de hand dat een ontvangend bedrijf hulp biedt, omdat het ook als klant het nodige afweet van die stoffen en hoe je daarmee moet omgaan. Ook als het chemiebedrijf niets met het transport te maken heeft, maar wel verstand heeft van de betreffende stof en zich dicht bij het incident bevindt, is hulp geboden.’

Sitech

Het UN-nummer (tegen de oranje achtergrond) geeft aan om welke stof(fen) het gaat. In de database van de VNCI staat per UN-nummer aangegeven bij welke bedrijven hulpverleners terecht kunnen voor advies en eventueel assistentie

‘De juridische aspecten moeten beter in beeld’

Jos Keulen en Wim Tholen zijn respectievelijk directeur en officier van de brandweer van Sitech, de gezamenlijke bedrijfsbrandweer van DSM, SABIC en andere bedrijven op het industriepark Chemelot in Geleen. Zij hebben ervaring met assistentie op niveau drie. Bij de botsing van twee goederentreinen in Barendrecht in september 2009 bijvoorbeeld heeft Sitech geholpen met het overpompen van brandbare vloeistoffen uit beschadigde wagons, waaronder wagons met vloeistoffen van SABIC. Keulen: ‘Dit is prima verlopen. Eerst hebben de publieke hulpdiensten de situatie ter plekke gestabiliseerd om de risico’s te minimaliseren. Daarna zijn wij aan de slag gegaan.’ Tholen: ‘Voor ons was dit een routinekwestie, omdat we ervaring hebben opgedaan met eerdere incidenten en veel geoefend hebben. In Barendrecht hebben we ook laten zien dat we er helemaal op ingericht zijn om wagons met chemicaliën te bergen en dat professioneler kunnen aanpakken dan menig bergingsbedrijf.’ In 2000 assisteerde de bedrijfsbrandweer van DSM, waaruit Sitech is voortgekomen, bij het bergen van treinwagons net over de grens in het Belgisch Visé. Het ging om acht wagons van het zeer brandbare en giftige acrylonitril en het zeer brandbare vloeibaar gemaakte gas butadieen. ‘Logistiek gezien was dit een behoorlijk leermoment voor ons, want we moesten alles onder stikstofatmosfeer overladen,’ zegt Tholen. Korteweg Maris: ‘In Nederland is het de bedoeling dat de bedrijven met een aangewezen eigen bedrijfsbrandweer in het kader van het BRZO mee gaan doen op niveau 3 en wel op grond van hun specifieke expertise, waarvoor zij ook aangewezen zijn. Grote bedrijven, zoals gevestigd op Chemelot, kunnen dan in heel Nederland assistentie verlenen. De kleinere bedrijven zullen dan vooral regionaal assisteren.’ Meer informatie: Macco Korteweg Maris (VNCI), 070-337 87 48, kortewegmaris@vnci.nl

44 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_T_veiligheid.indd 44

20-01-11 09:56


05-01-2011

MOERDIJK. Brand Chemiepack

‘Geen vuiltje aan de lucht?’ Het nieuwe GEEL is hier van levensbelang.

Chemiekaarten® 26ste editie Hèt nieuwe gele boek is uit. Chemiekaarten® 26ste editie. Onmisbaar voor iedereen die met chemicaliën werkt. In het bijzonder voor chemici, brandweer, politie, ziekenhuizen, laboratoria, apotheken, adviesbureaus en overheden. Het omvat de meest actuele en complete gegevens over 1.415 enkelvoudige (zuivere) stoffen. Voor iedere stof is er een uitgebreide beschrijving van de fysische en chemische eigenschappen. Met ruime aandacht voor preventie- en noodmaatregelen.

Uniek en accuraat door redactionele samenwerking tussen medische en chemische experts. Laat u niet verrassen. Werken met de meeste recente informatie kan van levensbelang zijn! Bestel Chemiekaarten® 26ste editie 2011 vandaag nog! Nu met 10% korting, of neem het abonnement, dat is altijd 15% voordeliger, en dan bent u ieder jaar verzekerd van de actuele chemiekaarten.

Chemiekaarten ®

+

Gegevens voor veilig werken met chemicaliën

26e editie 2011

Uitgave van: Leven

TNO Kwaliteit van Sdu Uitgevers

Beken kleur op chemiezone.nl


DATINGSITE De chemical transistor technologie, een vinding van TU/e-startup InSolutions, kan uitgroeien tot een fundamenteel nieuwe wijze van chemie bedrijven, met als voordelen: minder energie, minder grondstoffen, geen ongewenste bijproducten en veilige processen.

voor mole

Dankzij de technologie kan in katalytisch chemische reacties de selectiviteit van de reactie geoptimaliseerd worden door het direct en gecontroleerd activeren van de moleculen die met elkaar een gewenste verbinding moeten aangaan. ‘Ik noem het weleens een datingsite voor moleculen,’ zegt Ewit Roos, CEO van het bedrijf. ‘In een microreactor met daarin een geïntegreerde katalysator brengen we de met elkaar te reageren moleculen bij elkaar onder omstandigheden waaronder geen reactie plaatsvindt. Pas op het moment dat we het oppervlak op een bepaalde wijze activeren, gaan de moleculen de gewenste verbinding aan.‘ Door dit proces van gedoseerd toevoegen van energie vinden de reacties zeer voorspelbaar, gecontroleerd en reproduceerbaar plaats. In experimenten worden opbrengsten van vijftig tot zeventig procent gehaald. In de aanloop naar de reactie en na afloop van de gewenste reactie vinden in conventionele chemische processen nog allerlei nevenreacties plaats die ervoor zorgen dat een deel van de basisstoffen al is verbruikt of dat het gewenste product door de latere reacties weer uiteenvalt. ‘Dankzij onze technologie is chemie selectief te bedrijven, net zoals een productieproces dat aan of uit kan worden gezet. Bovendien levert het significante kostenbesparing op,’ zegt Roos.

Een bijkomstigheid van de technologie is dat er ook producten gemaakt zijn die tot nu toe alleen in theorie bestonden, zoals bepaalde polymeren. ‘Maar we weten nog niet welke eigenschappen deze polymeren hebben en of het industrieel is toe te passen,’ aldus Roos. (Bron: Matrix, TU/e) p

FOTO: BART VAN OVERBEEKE

Met de gepatenteerde technologie wordt het in de toekomst bovendien mogelijk om in katalytische processen producten te maken die nu nog economisch weinig rendabel zijn. Een voorbeeld is de productie van synthetische diesel uit syngas of directe conversie van methaan in methanol. ‘Aan dit laatste wordt momenteel hard gewerkt. Wanneer we dit met een hogere opbrengst tegen significant lager energieverbruik onder de knie hebben, kun je zeggen dat we een heilige graal van de chemie hebben,’ aldus Roos, die denkt binnen twee tot uiterlijk drie jaar, mits er financiering komt, zover te zijn.

46 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_N_uitgelicht.indd 46

20-01-11 10:00


Uitgelicht

leculen

januari 2011 Chemie magazine 47

x-CM1101_N_uitgelicht.indd 47

20-01-11 10:00


Forse CO2-reductie mogelijk met verbeterde regelkringen

‘Optimaal gebruiken wat je hebt’

Een van de specialisaties van het bedrijf Down to Earth is het optimaliseren van de prestaties van regelkringen. Hiermee wordt binnen het bestaande proces al snel een energiebesparing van 10 procent of meer bereikt, met beperkte inspanning en zonder significante investeringen. Producent van titaandioxide Tronox heeft er goede ervaringen mee. Tekst: Igor Znidarsic

B

ij Tronox, producent van titaandioxide in de Botlek, zijn sinds medio 2009 in samenwerking met Down to Earth verschillende regelkringen geoptimaliseerd, met als resultaat een forse energiebesparing en navenante reductie van CO2-uitstoot. De contacten tussen Tronox en Down to Earth zijn gelegd door Deltalinqs, dat de gezamenlijke belangen van het bedrijfsleven in het Rotterdamse haven- en industriegebied behartigt. Deltalinqs was op zoek naar bedrijven voor het Rotterdam Climate Initiative, een ambitieus klimaatprogramma (waarin de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs samenwerken) dat 50 procent minder CO2-uitstoot in 2025 (ten opzichte van 1990) wil bereiken.

‘Ze zochten bedrijven die erkennen dat er nog veel te winnen valt op dat gebied en die bereid zijn daar energie in te steken,’ vertelt Udo Zwart, adviseur bij Down to Earth. ‘Tronox was een van die bedrijven.’ Down to Earth paste in het project vanwege het duurzaam ondernemerschap waar dit bedrijf voor staat, in combinatie met een no-nonsense-aanpak. Een van de specialisaties is het optimaliseren van de prestatie van regelkringen (de OPR-aanpak). Bij Tronox is sprake van een continu proces, waarbij de procescondities in stand worden gehouden door regelkringen. ‘Een regelkring moet je zien als de thermostaat van de cv-ketel thuis, die de temperatuur in de kamer op 20 graden houdt,’ legt Zwart uit voor de leken onder ons. De juiste afstelling binnen de marges is cruci-

aal. Ruud Robbe, teamleader process engineering bij Tronox: ‘Om efficiënt te produceren, ga je steeds meer op de rand van wat mogelijk is zitten. Daarmee stel je hogere eisen aan het goed en voorspelbaar functioneren van de procesregelingen en instrumentatie. Je gaat ook meer risico lopen, omdat je tegen productieverstoringen kunt aanlopen. Als de fabriek uit bedrijf moet om een onderdeel schoon te maken, ben je over de grens gegaan.’

Wiskundig model

Down to Earth analyseert regelkringen en optimaliseert deze, met als doel een efficiëntere productie en een lager energieverbruik. Zwart, die van oorsprong procestechnoloog is: ‘Binnen een wiskundig model, waarin natuurkundige wetten verwerkt zijn en waarin we alle elementen meenemen, simuleren we zo’n regelkring procesdynamisch en brengen verstoringen aan die in de praktijk ook voorkomen, om te kijken hoe de regeling daarop reageert. We kunnen daarmee voorspellen hoe een nieuwe regeling gaat presteren.’ Door met bepaalde ingrepen de boven- en ondergrens dichter bij elkaar te brengen, wordt een regelkring geoptimaliseerd. ‘We kunnen het proces smaller sturen,’ aldus Zwart, ‘de afwijkingen voorkomen, en daarmee energie, materiaal, kosten en tijd besparen.’ Verdere besparingen, evenals een verbetering van de veiligheid, zijn te realiseren door vereenvoudiging van de regelingen of het proces zelf. De klant besluit, op advies van Down to Earth, of het verantwoord is om de regeling om te bouwen. Een ingreep kan bijvoorbeeld zijn een real-time massa- en energiebalans voor de regeling van een verdamper, waarbij de stoomtoevoer naar de verdamper geregeld wordt door de energieregelaar. Uitgaande van de gewenste

48 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_U_duurzaamheid.indd 48

20-01-11 09:53


Duurzaamheid

‘Soms moet je vechten tegen dogma’s’

Kritische blik

Bij Tronox is zo bij een productieonderdeel waarbij titaniumtetrachloride in een gasgestookt fornuis verwarmd wordt en voorafgegaan wordt door een verdamper, een energiebesparing van 10 procent gerealiseerd, wat neerkomt op 90 ton minder CO2-uitstoot per fornuis per jaar. De financiële besparing bedraagt 30.000 euro per jaar. Met drie van dergelijke fornuizen op de plant is, alleen al met dit onderdeel, jaarlijks een reductie van 270 ton CO2 realiseerbaar en een besparing van 90.000 euro. Maar er is nog meer mogelijk, op de chlorinatie bijvoorbeeld. Robbe: ‘Als we dit proces scherper kunnen sturen, kunnen we 10 procent besparen op ons cokesgebruik, wat een CO2-reductie van 9000 ton per jaar oplevert. Naast de financiële besparing, want cokes vormt een belangrijke kostenpost.’

Volgens Zwart wordt een deel van het resultaat al bereikt doordat een vergrootglas op het proces wordt gezet. ‘Een kritische blik brengt allerlei dingen boven water.’ Down to Earth zou volgens Zwart verder kunnen gaan: ‘Door voor te stellen om de fornuizen geheel te vervangen. Dan bespaar je nog veel meer. Wat wij doen, moet je zien als een begin van de verbeteringen: optimaal gebruiken wat je hebt. Je verbetert de prestatie van wat er staat.’ De OPR-aanpak komt volgens Zwart neer op slimmere bedrijfsvoering. ‘Gezond verstand gebruiken.’

Risicomijdend gedrag

Toch wordt de methode van Down to Earth nog niet massaal omarmd door de chemische industrie. De grootste barrière is volgens Robbe het risicomijdend gedrag van organisaties. ‘Als een installatie goed draait, wil men niet dat je eraan komt. Als je een wijziging wilt doorvoeren, zul je van goede huize moeten komen om de organisatie van de voordelen te overtuigen.’ Zwart ziet nog een belemmering: ‘Verdergaande procesautomatisering maakt de boel complexer. Het vraagt meer kennis en inzicht van mensen die de fabriek besturen en bedienen. Ik heb de indruk dat er de afgelopen tien jaar juist behoorlijk is bezuinigd

op mensen.’ Een ingreep vraagt ook meer mankracht op het moment zelf. En de productie moet stilstaan. ‘Soms moet je ook vechten tegen dogma’s binnen bedrijven,’ weet Robbe. ‘Zo hadden wij hier het dogma dat het cokesgebruik niet te beïnvloeden is. Op basis van chemisch evenwicht krijg je een bepaalde verhouding van koolmonoxide en kooldioxide, en dat bepaalt hoeveel cokes je moet gebruiken. Uiteindelijk is gebleken dat je zo veel cokes kunt voeden dat je de reactie dringt naar kooldioxidevorming alleen, en daarmee bereik je een cokesbesparing. Wij hebben het geluk gehad dat de site, na een zorgvuldige afweging, dat risico wilde nemen. Daarmee is het dogma doorbroken.’ Door in het proces meer op het scherpst van de snede te opereren, is in vijf jaar tijd 10 procent op cokes bespaard. Robbe: ‘Daar heb je wel de kennis van chemische processen en de mensen voor nodig. In productiegerichte organisaties komt het geregeld voor dat het management voornamelijk geïnteresseerd is in de tonnen die uit de fabriek komen. Efficiencyverbeteringen komen op het tweede plan. Wij hebben juist geïnvesteerd in mensen om proceskennis te kunnen opbouwen, zodat het proces verbeterd en efficiënter gemaakt kan worden.’ p

250

250

200

200

150

150

100

100

50

50

0

Frequency

dampstroom berekent Down to Earth de benodigde energie-input naar de verdamper. Op basis van de energieinput wordt vastgesteld hoeveel stoom nodig is. Zwart: ‘De oude regeling bestond uit een flowmeting en een regelklep in de dampafvoer, in combinatie met een drukmeting op de verdamper en een regelklep in de stoomtoevoer naar de verdamper. In de nieuwe situatie zijn de druk- en flowregelkring vervangen door één energieregelkring.’ Deze processen werden altijd ontworpen door proces­technologen, stelt Zwart. ‘Die bepalen waar wat wordt geplaatst en wat waar moet gebeuren. Vervolgens wordt overal een regelaar op gezet: dit moet op zoveel kilo per uur, dit moet die temperatuur hebben en op die druk worden gehouden. En dat was het dan. Die processen werkten wel, maar je zag wel overal vreemde beïnvloedingen. Nu kunnen we dat veel beter sturen.’

0 1220 1240

1260

1280

1300

1320

Predicted vapor flow distribution based on existing steam flow variations. Cp = 0,27

1220 1240

1260

1280

1300

1320

LSL

Predicted vapor flow distribution based on steam flow variations during Plant Trial Cp = 0,46 januari 2011 Chemie magazine 49

x-CM1101_U_duurzaamheid.indd 49

20-01-11 09:53


Toxicoloog Wil ten Berge:

‘Absorptie door huid goed in te schatten’ Vijftien jaar geleden ontwikkelde Wil ten Berge van Santoxar, toen nog toxicoloog bij DSM, een simpele methode om de opname van chemische stoffen via de huid in te schatten. De autoriteiten en gevestigde onderzoeksinstituten stonden daar echter sceptisch tegenover. Vanwege REACH krijgt zijn methode nu steeds meer aandacht. Tekst: Erik te Roller

foto:shutterstock

E

en producent of importeur van een chemische stof moet onder REACH aangeven in welke mate werknemers en consumenten worden blootgesteld aan die stof via inademing en via huidcontact. Om het niet te ingewikkeld te maken, staat in de handleiding voor de registratie bij REACH per werksituatie aangegeven hoeveel vierkante centi-

meter van de huid wordt blootgesteld en hoeveel stof hierop terecht zal komen bij activiteiten als verf spuiten, vullen van vaten of containers met chemicaliën, schuimproductie voor isolatie, enzovoorts. Simpeler kan het niet, of toch wel? Wil ten Berge: ‘De handleiding voorspelt wel de hoeveelheid stof die op de huid terechtkomt, maar niet de hoeveelheid die via de huid geabsorbeerd wordt. Bij gebrek aan verdere informatie gaat de handleiding ervan uit, dat alle stof die op de huid terechtkomt er ook doorheen gaat. Als je dus een glas witte wijn over je heen giet, krijg je volgens de REACH-handleiding evenveel alcohol binnen als wanneer je het glas witte wijn opdrinkt. Deze regel geldt in werkelijkheid natuurlijk niet voor wijn, want het effect daarvan is genoegzaam bekend, maar wel voor elke willekeurige chemi-

50 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_V_stoffen.indd 50

20-01-11 09:50


Stoffen

sche stof. Bij honderd procent absorptie rolt er natuurlijk een veel hoger gezondheidsrisico uit, dan in werkelijkheid het geval is.’ Ter Berge geeft een voorbeeld: ‘Chirurgen gebruiken voor een operatie tienmaal een volume van 20 milliliter alcohol om hun handen en onderarm vrij te maken van bacteriën. Als dit volume van 150 gram volledig geabsorbeerd zou worden, zouden chirurgen opereren met een alcoholgehalte van 2,5 promille in hun bloed. Uit onderzoek is echter gebleken dat ze bij zo’n ontsmettingsprocedure in plaats van 150 gram alcohol hooguit 1,6 gram opnemen, waarvan ongeveer 30 procent via inademing en 70 procent via opname door de huid van de handen.’

Onnodige veiligheidsmaatregelen

Als een bedrijf het rekenvoorschrift van REACH blindelings toepast en als blijkt dat huidcontact voor een bepaalde chemische stof niet tot een gezondheidsrisico leidt, zit het met de inschatting van het risico altijd aan de veilige kant. Maar als de berekening aangeeft dat de grenswaarde voor gezondheidseffecten overschreden wordt, dan lijkt er op papier een probleem te zijn, vooral in het geval van kankerverwekkende stoffen. Op grond daarvan neemt een bedrijf misschien wel onnodig rigide veiligheidsmaatregelen. Ten Berge: ‘Veel stromen in raffinaderijen en ook krakerproducten bevatten benzeen, dat kankerverwekkend is. Het is dus uitermate belangrijk te weten welk risico werknemers precies lopen die per ongeluk met de stof in aanraking komen of consumenten die bij het tanken af en toe wel eens een paar druppels benzine, waarin ook benzeen zit, op hun huid krijgen. Via de officiële methode leid je af dat iemand bij een blootstelling van 3 milligram benzeen per vierkante centimeter op de handen bij circa 1000 vierkante centimeter huidoppervlak 3 gram benzeen per

dag binnenkrijgt. Maar in de praktijk is gebleken, dat iemand hooguit een half procent van de gemorste benzeen via de huid opneemt. Benzeen verdampt namelijk veel sneller dan dat het door de huid wordt geabsorbeerd. Dat is ook wat mijn model voorspelt.’ Petrochemische bedrijven hebben daarom bij het registreren van hun productiestromen onder REACH gebruikgemaakt van het rekenmodel van Ten Berge om de geabsorbeerde dosis via de huid te schatten bij verschillende werkzaamheden. Deze dosis is veel kleiner dan de hoeveelheid van de stof, die op de buitenzijde van de huid terechtkomt.

Verzadigingsgrens

Het model van Ten Berge geeft een eerste indicatie van de absorptie, die de resultaten van experimenteel onderzoek benadert. Als hieruit blijkt dat de geabsorbeerde dosis via de huid wel degelijk een risico vormt, zal een bedrijf maatregelen moeten nemen om de blootstelling te beperken of nader experimenteel onderzoek moeten doen naar de werkelijke absorptie door de huid. ‘Een eerste onderzoek kost echter al gauw 20.000 tot 30.000 euro. Vandaar dat het voor de hand ligt om eerst met dit zogenoemde Skinpermmodel aan de slag te gaan. Als het risico laag is, hoef je geen verder onderzoek te doen,’ aldus Ten Berge. Uit dit model blijkt ook dat de absorptiesnelheid door de huid niet afhankelijk is van de hoeveelheid stof op de huid. Ten Berge betoogt al jaren dat de absorptiesnelheid oploopt tot een bepaalde verzadigingsgrens is bereikt. Daarboven is de absorptiesnelheid onafhankelijk van de hoeveelheid opgebrachte vloeistof. ‘Dat is net als bij filevorming op een snelweg waar drie rijstroken overgaan in twee rijstroken. Er is een maximum aantal auto’s dat per minuut de versmalling kan passeren. Als er meer auto’s toestromen zal die

‘Absorptiesnelheden lopen op tot een verzadigingsgrens’

snelheid echt niet toenemen en ontstaat een file.’

PBPK-model

Inmiddels heeft Ten Berge samen met het Nijmeegse bedrijf IndusTox (adviseur op het gebied van arbeidshygiëne) zijn module voor huidabsorptie ingebouwd in een zogenoemd PBPK-model, dat ook modules voor opname van stoffen door inademen en inslikken bevat. Dit PBPK-model met de naam IndusChemFate is ontwikkeld met financiële steun van Cefic in het kader van het Long-range Research Initiative en kan gratis worden gedown-

load van de Cefic-website (zoek op Cefic LRI-tools). ‘Het programma voorspelt met een minimum aan gegevens de concentraties van de oorspronkelijke stof en zijn afbraakproducten in het bloed en de urine in relatie met de blootstelling. Ook is het mogelijk om met dit programma op basis van de grenswaarde voor het inslikken van een stof, dat wil zeggen de maximaal toelaatbare hoeveelheid die verkregen op basis van experimenteel onderzoek, de grenswaarde voor inademen en huidcontact af te leiden,’ aldus Ten Berge. p

Rekenmodel

Toxicoloog Wil ten Berge heeft een rekenmodel ontwikkeld om de absorptie van stoffen door de huid te voorspellen. Dit model heeft hij verpakt in een macro van een Excel-programma. Dit programma geeft als functie van de tijd aan: • Hoeveel stof via de huid per uur geabsorbeerd wordt. Dit is de dosis, waaruit met een dosisrespons relatie valt af te leiden of er sprake is een mogelijk toxisch effect. • Hoeveel stof via de huid is geabsorbeerd. • Hoeveel stof vanaf de huid is verdampt. • Hoeveel stof nog aanwezig is op de huid. • Hoeveel stof nog aanwezig is in de huid. ‘In het programma hoef je maar enkele fysisch chemische constanten van de stof in te voeren, zoals molecuulgewicht, dichtheid, dampspanning, wateroplosbaarheid en de octanol-waterverdelingscoëfficiënt. Deze gegevens zijn gemakkelijk in databestanden van stoffen te vinden. Zodoende kun je met dit programma met weinig inspanning tot vrij betrouwbare resultaten komen, dat is onder andere gebleken uit experimenten met parfums, bestrijdingsmiddelen en koolwaterstofmengsels,’ aldus Ten Berge. januari 2011 Chemie magazine 51

x-CM1101_V_stoffen.indd 51

20-01-11 09:50


Onderbenut bètat zit vooral bij meis Eind vorig jaar pleitte oud-Shell-topman Jeroen van der Veer in zijn rol van voorzitter van het Platform Bèta/Techniek in het televisieprogramma Pauw & Witteman voor toename van het aantal bèta-afstudeerders. Is het wel realistisch te veronderstellen dat met een extra oproep meer jongeren zijn te interesseren voor de bètarichting? Is de vijver niet leeggevist? Een mini-onderzoek. Tekst: Jos de Gruiter

H

et riedeltje begint zo langzamerhand eentonig te worden. Er is te weinig innovatie in Nederland, roept de overheid al jaren. En dat komt doordat te weinig jongeren voor een bèta- of techniekopleiding kiezen. Sterker, het aantal afstudeerders daalt bijna ieder jaar verder. De ene na de andere campagne werd daarom in het verleden opgezet om scholieren te prikkelen toch vooral in Delft, Twente of Eindhoven te gaan studeren. Maar die campagnes werkten niet. Techniek blijft een nerdimago houden. En meisjes willen er nog steeds niet aan.’ Aldus een narrig verhaal in het nummer van 11 april 2005 van Intermediair. In het artikel komt Rolf Schreuder van het Platform Bèta/Techniek aan het woord. Hij spreekt de verwachting uit dat de nieuwe aanpak om bèta te stimuleren uiteindelijk effect zal hebben. ‘Onze aanpak is namelijk wezenlijk anders dan in het verleden,’ zegt Schreuder. Intermediair vat samen: ‘Geen losstaande imagocampagnes meer, geen wollige verhalen over hoe hip het eraan toegaat op de faculteit natuurwetenschappen, want daar trappen

scholieren niet in. Deze keer is de aanpak realistischer en inhoudelijker. Het onderwijs moet bijvoorbeeld worden vernieuwd. Op universiteiten kan de bachelorfase (de eerste drie jaar) veel breder: meer algemene, gecombineerde vakken in plaats van specialistische. Voor het hoger beroepsonderwijs geldt hetzelfde verhaal. Zodat scholieren zich minder snel laten afschrikken, en zodat ze na drie jaar nog heel veel kanten op kunnen. Maar ook de bètavakken in het voortgezet onderwijs moeten op de schop. Bij natuur- en scheikunde worden niet langer eindeloos sommetjes gemaakt en formules afgeleid. Wetenschap en techniek moeten in hun context worden geplaatst.’

Gefronste wenkbrauwen

De resultaten lijken Schreuder in het gelijk te stellen Tijdens de nationale Science & Technology Summit van 18 november 2010 kon Van der Veer publiekelijk maken dat de beoogde doelstelling van vijftien procent meer in- en uitstroom (de opdracht voor het platform, gebaseerd op de Lissabondoelstellingen van 2000 voor het hoger onderwijs) ruimschoots is gehaald. ‘De hogescholen en universi-

teiten hebben door een gestructureerde aanpak, met behulp van onder meer nieuwe instrumenten, zoals het Beta Mentality Model, nieuwe aanwas gecreëerd,’ aldus een tevreden Van der Veer. Hij wees er op dat vooral meisjes, waar we in Nederland helemaal onderaan de lijstjes bungelden, meer voor bèta kozen. Toch herhaalde hij de waarschuwing die hij eerder aan televisietafel bij Pauw & Witteman had geuit. ‘We hebben al het beschikbare bètatechnisch talent nodig en dat talent ís er ook, want ruim zeven op de tien jongeren hebben bètatechnische talenten en affiniteit. Te weinig daarvan weten we in hun onderwijsloopbaan daadwerkelijk voor de bètatechnische wereld te boeien en te binden.’ Hij zei gefronste wenkbrauwen te hebben bij de vaststelling dat het aantal eerstejaars studenten psychologie aan de Leidse universiteit dit studiejaar 450 bedraagt tegenover slechts enkele tientallen studenten chemie. ‘De vraag die wij ons indringend moeten stellen is waarom wij een dergelijke discrepantie tussen maatschappelijke en economische trends en de daarvan afwijkende uitstroom uit het onderwijs nu al jaren laten gebeuren.

52 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_W_onderwijs.indd 52

20-01-11 09:48


Onderwijs

Ik ben geneigd om te zeggen dat we dit niet moeten laten gebeuren en sterker nog: er is ook wat aan te dóen.’ Van der Veer zette onder meer vraagtekens bij de bestaande vorm van studiefinanciering, die geen rekening houdt met het uitzicht op werk van een gekozen studie.

Onbenut potentieel

Annemarie van Langen (Radboud Universiteit) heeft onderzoek gedaan naar de potentie van leerlingen op vwo- en havo-niveau om een hogere bèta-opleiding te volgen. Zij kwam tot de conclusie dat tussen de 60 en 70 procent van de leerlingen intellectueel in staat zou moeten zijn een bètaopleiding te volgen. In de praktijk kiest 55 procent voor een NT-profiel (natuur en techniek). Het onbenut potentieel aan bètastudenten ligt dus in theorie tussen de vijf en vijftien procent. Andere leerlingen moeten zich met alphavakken ‘behelpen’. ‘Heel bemoedigend dat ruim vijftig procent kiest voor een NT-profiel, maar veel van die jongeren stromen door naar studies psychologie of geneeskunde. Aan het eind van de rit komt de helft van de bètastudenten niet terecht bij Philips of DSM. Dat is

foto: shutterstock

atalent eisjes

de lekkende pijplijn, die we zo veel mogelijk moeten dichten.’ Aan het woord is Rebecca Hamer. Tot 1 januari 2011 was zij als programmaregisseur onderzoek betrokken bij het Platform Bèta/Techniek. Sinds begin deze maand is ze zelfstandig onderzoeker. Een belangrijk deel van het probleem zit in het verschil in benadering van jongens en meisjes, legt ze uit. ‘Ook uit onderzoek van Annemarie van Langen blijkt dat 60 procent van de jongens die hoge cijfers halen in de bètavakken natuurkunde, scheikunde en wiskunde, wordt geadviseerd het

NT-profiel te volgen, 27 procent wordt het NG-profiel aangeraden. Van de meisjes met dezelfde cijfers voor bètavakken (minimaal een acht) krijgt 51 procent het advies een NG-profiel te kiezen en 26 procent wordt NT geadviseerd. In feite maak je op dat moment al een doorstroming naar een hogere bètastudie onmogelijk.’

Corrigeren

’Ze vergooien hun talent niet, maar je kunt je wel afvragen waarom ze niet kiezen voor een richting waarin ze goed zijn.’ Dat vraagt Hanke Korpers- e januari 2011 Chemie magazine 53

x-CM1101_W_onderwijs.indd 53

20-01-11 09:48


beïnvloeden. Als meisjes op de basisschool het idee krijgen dat techniek iets is voor jongens, dan kun je dat beeld op dat moment dus al corrigeren.’

‘Dramatische krapte’

‘Techniek blijft een nerdimago houden’

hoek zich af. Komende maand hoopt zij aan de RUG te promoveren op het thema ‘onderbenut bètatalent in het onderwijs’. ‘Voor meisjes is er wel een verklaring te vinden,’ meent ze. ‘Zij kiezen vakken waarin ze kunnen werken met mensen. Op hun vijftiende kiezen ze dus een profiel dat uitzicht biedt op een baan in bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Dat is vroeg. Op die leeftijd heb je onvoldoende zicht op de verschillende richtingen en de banen die daarbij horen. Dat is jammer, want ze kunnen in een later stadium niet terugkomen op die keuze.’ Ze noemt het van belang om de ‘afvallers’ in een zo vroeg mogelijk stadium te laten merken dat bètaberoepen en -vakken aantrekkelijk kunnen zijn. ‘Meisjes hebben vaak het idee dat het vakken voor jongens zijn. Dat beeld wordt gecreëerd door de omgeving, door docenten, ouders en media. En omdat het gecreëerd is, kun je het ook

Het pleidooi voor toename van het aantal bèta-afstudeerders wordt uiteraard gekoppeld aan de constatering dat er een tekort aan techneuten dreigt. Hoe groot dat tekort is, is moeilijk te kwantificeren. TechniekTalent.nu, een samenwerkingsverband van acht technische bedrijfstakken, stelt dat tussen nu en 2014 vanwege de vergrijzing zeventien procent van alle technische werknemers vervangen moet worden. ‘Zelfs als alle mensen met een technische opleiding zouden doorstromen naar een baan in de techniek, zitten we in 2014 met een tekort van 63.300 mensen,’ vertelt voorzitter Jos Kleiboer van TechniekTalent.nu, zonder te kwalificeren in welke sectoren en op welk niveau die tekorten ontstaan. Onderzoek in zeven regio’s waar veel “technologie-gerelateerde” bedrijven zijn gevestigd, leerde eind 2009, dat vacatures voor middelbaar technische beroepen langer onvervuld bleven dan andere vacatures. ‘Er bleek een dramatische krapte uit,’ aldus Rebecca Hamer, ‘die als gevolg van de daarna optredende economische crisis naar de achtergrond is verschoven. Maar zodra de conjunctuur aantrekt, doemen die tekorten weer levensgroot op.’ De economen Bas Jacobs (UvA) en Dinand Webbink (Centraal Planbureau) hebben de grote behoefte de afgelopen jaren ter discussie gesteld. Op basis van een vergelijking in de loonontwikkeling tussen bèta’s en andere hoogopgeleiden, concludeerden zij dat de dreigende tekorten niet worden gestaafd door statistische gegevens. Als er grote tekorten zouden zijn, had de markt dat gecorrigeerd, menen zij, door forse loonstijgingen en dat is niet het geval geweest. Inmiddels kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij die vaststelling. Onderzoeker Frank Cörvers van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) concludeerde begin vorig jaar in PlatformPocket 23 (een uitgave van het platform Bèta/ Techniek) dat de inkomens van mbotechnici al enkele jaren zo’n tien procent hoger liggen dan die van andere mbo-ers. Cörvers stelt voorts vast dat hbo-technici de laatste jaren de eco-

nomisch opgeleiden hbo-ers hebben ingehaald wat salariëring betreft en ook op wo-niveau zijn de techneuten en bèta’s andersopgeleiden aan het inhalen. Deze ontwikkelingen worden deels gesteund door de twee loopbaanmonitors die economisch onderzoekbureau SEO heeft uitgevoerd. Ook uit dat onderzoek blijkt dat mbo-technici gemiddeld beter scoren wat beloning betreft. Overigens zet hoogleraar Andries de Grip van het ROA vraagtekens bij de bruikbaarheid van loonontwikkeling om een beeld van de beschikbaarheid van mensen te meten. ‘Ze zegt op zijn minst niets over toekomstige ontwikkelingen.’ Bovendien wordt op deze wijze geen rekening gehouden met de overstap van bèta’s naar andere beroepen of naar managementfuncties. Juist dat verschijnsel kan, aldus De Grip, worden uitgelegd als een positief aspect van de bèta-arbeidsmarkt: ‘Het geeft aan hoeveel kanten iemand met een degelijke bèta-studie op kan.’

Betere kwalificatie

Voor Hamer is het duidelijk: ‘De centrale vraag is niet: “hebben we behoefte aan meer techneuten?” Het antwoord is “ja”. Het is ook niet: “zijn er in potentie meer mensen die dat zouden kunnen doen?” Het antwoord is “ja”. De vraag is: “wanneer hebben we er genoeg?” Als 45 procent van de mensen bèta-technisch is opgeleid en 40 procent van hen daadwerkelijk in de techniek gaat werken? Of moet het 60 procent zijn? Ik denk dat het afhangt van de vraag hoe technologisch we onze maatschappij inrichten. Wil je het steeds beter hebben of neem je genoegen met het draaiend houden van de boel? En bij een tekort loop je al snel het risico dat slimme mensen bezig zijn met de roltrappen aan de gang te houden in plaats van met innovatie.’ Korpershoek: ‘Ik denk dat de roep om meer bèta’s te algemeen is. Bedrijven moeten opleidingsinstellingen duidelijk maken wat voor soort mensen ze nodig hebben. Misschien zoeken ze creatieve of hoog intelligente mathematici. De kwalificaties moeten beter worden gedefinieerd zodat mensen gerichter keuzes kunnen maken.’ Haar proefschrift bevat in elk geval een nuttige aanbeveling: als leerlingen niet weten wat ze willen, laat ze dan iets kiezen waar ze goed in zijn. En als je op je vijftiende niet weet wat je wilt, kies dan exact. Daarmee kun je later in elk geval alle kanten op. p

54 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_W_onderwijs.indd 54

20-01-11 09:48


Valuepark Terneuzen beschikt over 140 hectare ideaal gelegen terrein. Als bedrijf profiteert u van de nabijheid van gevestigde proces industrie waaronder Dow Benelux BV, de ondersteuning van Zeeland Seaports en diensten van service bedrijven die zich hier al gevestigd hebben.

NOG 80 HECTARE BESCHIKBAAR!

Op zoek naar een unieke locatie voor uw proces industrie?

Waarom Valuepark Terneuzen kiezen? - In het hart van de Noord/West-Europese industrialisatie; - Diepzeehaven met directe toegang tot de Noordzee (100.000 dwt); - Uitstekende verbindingen met het achterland via weg, spoor en binnenwateren; - Rail en shortsea container terminal; - Granulaatopslag en -overslag; - Opslagtanks en verwerking; - Diverse utiliteiten inclusief centrale brandbluswatersystemen.

www.vpterneuzen.com Valuepark Terneuzen is een gezamenlijke onderneming van Zeeland Seaports en Dow Benelux.

park your added value where it can grow


Cluster Manager Morphology

services

DSM R&D Solutions is a competence center, with state-of-the-art analytical, engineering and testing labs, that offers the full spectrum of R&D support.

is looking for

To strengthen their team in Heerlen we are looking for a Cluster Manager Morphology. In this coordinating position proven team leadership ability is required. With very good interpersonal skills you are able to engage people, manage multiple projects, manage groups and individuals in a safe, organized and productive manner. You can integrate scientific knowledge into business goals with an external focus and a drive for results. Are you competent in and comfortable with dealing with and managing an ever-changing, highly competitive industry/environment? Do you have a PhD in Material Science with specific experience within the material field? Are you the natural link between colleagues, customers and R&D? Interested? Read more at our website www.cls-services.nl about this challenging position. CLS Services - recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food

Kleuren Labelling, GHS klaar

Afbeeldingen, teksten, barcodes,vervaldata, instructies – alles onder controle!

Het alom bekende oranje gevaren symbool moet zijn veranderd per 1 december 2010. Door het gebruiken van Primera’s kleuren etiketten printers zal de overgang probleemloos zijn.

T

GOED

OU

F

Voordelen van onze producten:

De CX1200e en de FX1200e. Voor het printen van kleine tot grote runs etiketten met variabel informatie. De CX1200e digitale etiketten printer en de FX1200e stansunit met laminator voor al uw etiketten toepassingen. Tot 216 mm. breed in hoge foto kwaliteit. Van tien tot vele duizenden etiketten in 1 run.

LX900e kleuren etiketten printer. Zeer hoge kwaliteit en snel. Print elk etiket tot een breedte van 209 mm. breed in dezelfde hoge foto kwaliteit. Van één label tot honderden etiketten in een run.

- Software is GHS klaar - Direct printen van uw laptop, PC of MAC - Geen cliché en stans kosten - Nooit lange levertijden - Wijzigingen zonder problemen in te voeren - Printen naar behoefte – geen overlevering mogelijk - Geen uitgebreide voorraad van etiketten meer nodig

Bekijk onze product video’s op: www.primeralabel.eu/CX1200e www.primeralabel.eu/FX1200e www.primeralabel.eu/LX900e

Voor meer informatie bezoek w w w.logilabel.com Logiprint_AD.indd 1

02.11.10 10:26

advertenties.indd 3

21-01-2011 09:29:08


Starters

VLCI zet kennis om in toepasbare producten

Sparringpartner voor R&D VLCI (Van Loon Chemical Innovations) is een onafhankelijk onderzoekslab, gespecialiseerd in het formuleren van coatings, dat innovatieve R&D-services levert aan zijn klanten. Een high-throughputsysteem zorgt voor een snel en accuraat innovatieproces. Tekst: Emma van Laar

S

ander van Loon had al vroeg de wens een eigen laboratorium op te zetten. ‘Dit idee ontstond tijdens mijn HLO-opleiding. Niet om zelf te gaan produceren maar om bedrijven te helpen en betrokken te zijn bij de ontwikkeling van verschillende producten. Vijftien jaar later is het gelukt.’ Voor het zover was, deed Van Loon na het afronden zijn HLO-opleiding en Organische Chemie aan de VU ervaring op in het ontwikkelen van coatings bij Sigma Coatings/PPG. En niet zonder resultaat: hij kreeg twee patenten, voor een bindmiddel en een coating die werden ontwikkeld voor een staalbeschermende coating. ‘Begin 2008 ben ik een businessplan gaan schrijven, nadat mijn vrouw zei dat ik mijn ideeën eens moest uitwerken en de mogelijkheden moest bekijken. De timing van het opstarten van VLCI was misschien niet logisch gezien de economische crisis. Maar wellicht heeft dat juist in mijn voordeel gewerkt omdat het voor bedrijven gunstiger was om diensten in te huren.’

Projectbasis

‘Het bijzondere aan VLCI is dat we kennis omzetten in toepasbare producten. We fungeren als een sparringpartner voor R&D-afdelingen van bedrijven. We brengen kennis in en zitten bovendien in verschillende markten. We bieden klanten een netwerk van grondstof- en coatingsleveranciers, distributeurs, kennisinstituten en universiteiten. Onze expertise

Organisch chemicus Sander van Loon heeft in november 2008 zijn eigen bedrijf opgericht

beslaat het volledige innovatietraject van literatuuronderzoek tot introductie op de markt. Door gebruik te maken van een high-throughputsysteem kunnen formuleringen automatisch bereid worden en syntheses uitgevoerd worden. We zijn in Europa de enige die met deze high-throughputapparatuur aan formuleringen werkt. Het is voor bedrijven bovendien makkelijk dat ze ons op projectbasis kunnen inhuren, zodoende hoeven ze geen extra personeel aan te trekken en niet te investeren in apparatuur,’ stelt Van Loon.

Doorgroeien

De financiering van VLCI was snel rond. Van Loon: ‘Ik heb het businessplan aan verschillen bedrijven voorgelegd, met het DPI Value Centre besproken en getoetst tijdens een pitch. Iedereen was positief en adviseerde me naar de bank te gaan. En de bank stond inderdaad achter mijn businessplan, binnen anderhalve maand was alles rond.’ De start van het bedrijf, gevestigd op het Science Park in Amsterdam verliep goed doordat de eerste opdrachtgevers zich snel meldden en Senter Novem Van Loon een subsidie voor zijn idee gaf. De chemicus voorziet een mooie toekomst voor VLCI. ‘We zijn begonnen

‘Formuleringen worden steeds meer gezien als aparte wetenschap’ met coatings, maar doen inmiddels ook opdrachten voor de cosmetische en farmaceutische industrie. Formuleringen worden steeds meer gezien als een aparte wetenschap en winnen aan populariteit. Daarnaast zit samenwerken op projectbasis in de lift. Ik wil graag doorgroeien en verwacht dat we binnen vijf jaar van drie naar twintig werknemers zullen gaan.’

Voorbereiden

Van Loon benadrukt dat je je als starter goed moet voorbereiden en moet weten waar je mee bezig bent. ‘Het kost tijd om een netwerk en naamsbekendheid op te bouwen, langer dan je denkt en wilt. Daarnaast is het financiele gedeelte lastig. Ik heb het geluk dat mijn schoonvader verstand van deze zaken heeft en nu financieel directeur van VLCI is. Zowel de voorbereidingen als de financiën zijn zaken waar goed over nagedacht moet worden.’ p januari 2011 Chemie magazine 57

x-CM1101_X_starters.indd 57

20-01-11 09:47


Transportservice van huis uit Vacature selectie

11175 Recruiter Chemie Voor de versterking van ons team zijn wij met spoed op zoek naar een Recruiter Chemie. Je komt te werken in een hecht team van ambitieuze professionals. In deze veelzijdige en dynamische functie kun je jouw brede vakkennis, mensenkennis en communicatieve vaardigheden optimaal benutten. Je hebt een afgeronde HLO/WO opleiding in (bij voorkeur) Chemie, minimaal 2 jaar labervaring en interesse in W&S.

11905 Allround Analist 11885 Chemisch Analist 5-ploegen

11475 (Sr.) Lab Technician

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

12175 Chemisch Analist MLO 11670 Chemisch Analist 5-ploegen 11425 Petrochemisch Analist Dagdienst

11700 Quality Supervisor

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

12145 RD&E Area Chemist

12065 (Sr.) Technician Mass Spectrometry 12055 (Sr.) Technician Analytical Characterization 12035 (Sr.) Scientist Analytical Development 10625 Senior Technician Analytical Assays

11895 Sr. Allround Analist 11890 QA Officer

11815 Laborant Analytisch Lab 11020 Validatie Expert

Bekijk alle vacatures op www.checkmark.nl

tel: 0182 590 210

Explore your Talent Recruitmentspecialist in chemie & life sciences

CheckMark_Adv_0111.indd 1

advertenties.indd 4

1/19/11 8:55:28 AM

21-01-2011 09:29:09


YPN mobiel

In de rubriek YPN Mobiel stellen leden van het Young Professionals Network (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten. Tekst: Igor Znidarsic

‘Werk in het belang van anderen’ Wat voor werk doe je? ‘Als projectmanager ben ik verantwoordelijk voor de productie van medicijnen voor verschillende klanten. We produceren antilichamen voor de behandeling van onder meer reuma en leukemie. Deze producten zijn nog niet op de markt, maar bevinden zich in verschillende onderzoeksfasen. Mijn projecten doorlopen verschillende stadia; van ontwikkeling tot productie.’ Wanneer ben je bij DSM begonnen? ‘In 2002 ben ik hier na mijn promotieonderzoek begonnen als scientist op de analytische afdeling. Als scientist was ik voornamelijk bezig met het ontwikkelen en valideren van analyses om onze producten te kunnen testen. Na vijf jaar ben ik manager van die afdeling geworden. Die functie heb ik vier jaar lang met veel plezier vervuld en sinds september 2010 ben ik projectmanager.’ Wat is er zo leuk aan het werk? ‘Het leuke van werken voor DSM Biologics is dat het een heel dynamisch en jong bedrijf is. Elke klant is anders, elk product is anders. Dat betekent dat je flexibel moet zijn, snel moet kunnen schakelen en goed moet kunnen inspringen op de behoeftes van een klant. Als projectmanager heb je

bovendien veel contact met klanten over de hele wereld. Kortom, geen dag is hetzelfde en er liggen elke keer weer nieuwe uitdagingen.’ Je bent gepromoveerd aan een universiteit. Waarom heb je de overstap gemaakt naar het bedrijfsleven? ‘Ik ben in 1997 met mijn promotieonderzoek begonnen aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Daar werkte ik aan het transport van eiwitten in de membranen van melkzuurbacteriën. Tijdens die periode ontdekte ik dat ik wetenschap heel interessant vind, maar vooral op hoofdlijnen. Ik wilde graag meer toegepast bezig zijn, me concentreren op de grote lijnen, maar wel binnen een bedrijf dat raakvlakken heeft met mijn wetenschappelijke achtergrond.’ Is die wens bij DSM Biologics vervuld? ‘Jazeker. We zijn heel toegepast bezig, namelijk met het produceren van medicijnen. De medicijnen worden ontwikkeld door onze klanten, maar zij zijn afhankelijk van ons om een product te krijgen dat ze kunnen testen. Dat je aan iets werkt waar anderen direct belang bij hebben, geeft voldoening.’ Wat wil je in de toekomst bereiken? ‘De komende jaren wil ik me verder

Even voorstellen: NAAM Esther Heuberger (37) FUNCTIE Projectmanager BEDRIJF DSM Biologics

ontwikkelen in mijn huidige functie. In deze baan komen er voor mij nieuwe factoren aan bod zoals sales en finance. Op dat gebied kan ik nog veel leren.’ Waarom ben je lid geworden van het Young Professionals Network (YPN)? ‘Ik ben lid geworden om andere Young Professionals te ontmoeten. Waar werken ze, wat doen ze? Het is altijd leuk om van anderen te leren en je blik te verbreden.’ Aan wie wil je de mobiel doorgeven? ‘Ik geef de mobiel door aan Frank Bakhuizen, omdat ik benieuwd ben naar zijn functie als productmanager bij ThermPhos International bv.’ p

WWW

Meer info over YPN: ga naar www.vnci.nl/yp januari 2011 Chemie magazine 59

x-CM1101_YPN.indd 59

20-01-11 09:35


Productnieuws

HANDZAME THERMOGRAFIECAMERA Met de VisIR 160 biedt Thermoteknix een thermografiecamera die voorzien is van een FPA-microbolometer en een videocamera van 160 × 1200 pixels. Het meetbereik loopt van -20 tot +250 °C en is optioneel uit te breiden naar 350 of 1200 °C.

D

e VisIR 160 weegt slechts 350 gram (inclusief batterij) en heeft de afmetingen 154 × 69 × 45 mm. De verschillende functies kunnen worden gekozen met een functioneel toetsenbord of via het touch screen. Voor een betere herkenbaarheid kan de thermografische opname met het videobeeld worden gemixt. De focusering is naar keuze automatisch of handbediend. De beelden kunnen worden opgeslagen in een intern geheugen of op een SD geheugenkaart. Tevens is het mogelijk de 50 Hz-beelden als videofilm op te nemen. De camera is voorzien van een USB-interface en een videouitgang. De VisIR 160 wordt gevoed door een Li-ion accu met een gebruiksduur van 4 uur. De camera kan worden gebruikt voor controle van motoren, lagers, “hot spot”-detectie in elektrische installaties, isolatiecontrole, voor procesanalyse en als nachtzichtcamera. p

Ultradunne, veelzijdige handschoen Ansell Healthcare introduceert de HyFlex 11-616, een ultradunne en veelzijdige gebreide en gecoate handschoen. De HyFlex 11-616 past als een tweede huid, zit uiterst comfortabel, biedt veel vingergevoeligheid en beschermt de handen tegen schuren. Daardoor is deze ideaal voor het assembleren van kleine onderdelen, voor lichte productiewerkzaamheden en voor afwerking en verpakking.

C

omfort wordt steeds belangrijker bij de keuze voor handbeschermingsoplossingen. Want hoe goed een handschoen ook beschermt, als deze niet wordt gedragen omdat ze oncomfortabel is, heeft de handschoen geen nut. Daarom blijft Ansell bij het innoveren optimaal comfort combineren met de beschermingsgraad die de gebruiker nodig heeft. De breitechnologie met 18 steken per inch die gebruikt is voor de HyFlex 11-616 levert een ultradunne handschoen op die comfort, beweeglijkheid, pasvorm en vingergevoeligheid combineert met optimale precisie. De handschoen is ontwikkeld voor assemblagewerkzaamheden die veel precisie vragen en voor taken waarbij de vingers voortdurend worden gebogen en de vingertoppen tegen elkaar worden

gedrukt. Voorbeelden hiervan zijn het opnemen en bevestigen van kleine onderdelen (schroeven, lagers, klemmetjes), fijne assemblage, herstellingen, afwerking en verpakking. Zelfs bij zeer eenvoudige assemblagewerkzaamheden voorkomen de ultradunne handschoenen kleine huidperforaties (door splinters of draden) of schaafwonden. Ze beschermen de huid tegen blaren en zelfs tegen uitdrogen door houtstof of lijm. p

60 Chemie magazine april 2010

x-CM1101_Y_Produktnieuw_column.indd 60

20-01-11 09:39


Column

FOTO: CASPER RIL A

HOOFDREDACTEUR ALFA EN BÈTA

DRAAGBARE TEMPERATUURDATALOGGER

Igor Znidarsic is hoofdredacteur van Chemie magazine

De draagbare datalogger van Delta ohm type HD 32 is geschikt voor aansluiting van 8 of 16 temperatuursensors. Op het LCDdisplay wordt de gemeten temperatuur van alle sensors simultaan weergegeven.

D

e logger kan worden geconfigureerd via het toetsenbord of met behulp van een pc. De software voor het configureren en downloaden van de data wordt meegeleverd. De HD 32 is voorzien van een RS 232 en een USB-interface. Voeding geschiedt door 4 alkaline-batterijen of met een netadapter. Gevoed met batterijen is de autonomie 200 uur. De datalogger is leverbaar voor Pt100 sensors (max. 8) met een meetbereik van -199,99°C tot 650,0°C en voor thermokoppels (max. 8 of 16) met een meetbereik afhankelijk van het type thermokoppel tussen -200 en 1.800°C. In het flashgeheugen kunnen 800.000 meetwaardes (datum, tijd en temperatuur) worden opgeslagen. Het loginterval kan worden geprogrammeerd tussen 2 seconden en 1 uur. p

‘Laat mij maar,’ zei ik tegen de timmerman’

Toen ik ooit als journalist even zonder werk zat en geen zin had om thuis te gaan zitten, kwam ik via een uitzendbureau terecht bij een interieurbedrijf, gespecialiseerd in garderobekasten op maat. ‘Wat hebben ze me nou weer gestuurd?’ hoorde ik de baas denken toen ik hem vertelde wat ik gewoonlijk voor de kost deed. Hij kon zich niet voorstellen dat iemand die de hele dag aan een bureau denk- en schrijfwerk verricht iets met zijn handen kon. Een norse timmerman nam mij mee als zijn hulpje. We parkeerden het busje voor een grote villa en zeulden het gereedschap en alle kastonderdelen naar de slaapkamer, waar we een enorme klerenkast met spiegelschuifdeuren gingen plaatsen. Een tegenvaller was dat een muur deels overging in het schuine dak, waardoor de panelen in een bepaalde hoek bijgezaagd moesten worden. Een extra complicatie vormde de steunbalk aldaar. ‘Laat mij maar,’ zei ik tegen de timmerman. Ik nam de zweihaak en de duimstok ter hand en bracht de gemeten hoeken en de juiste maten over op de panelen. Ik pakte de decoupeerzaag, stopte er het juiste zaagje in, en begon te decouperen. Toen ik klaar was, sloten de twee zijpanelen naadloos aan tegen de schuine wand en schoof de balk tot de millimeter nauwkeurig in de uitsparing. Vakwerk kortom, gadegeslagen door een verbijsterde timmerman. Hij had me voor een alfa – twee linkerhanden – aangezien, maar ik bleek (ook) een bèta. In deze Chemie magazine kunt u lezen dat 60 à 70 procent van de leerlingen potentieel geschikt is voor een bèta-opleiding. In de praktijk kiest 55 procent voor een NT-profiel (natuur en techniek). Maar veel van die jongeren gaan de alfakant op en kiezen voor een studie psychologie of geneeskunde. En aan het eind van de rit komt de helft van de bètastudenten niet terecht bij Philips of DSM. Zelf heb ik me ook daaraan bezondigd. Als jongetje van twaalf soldeerde ik ontvangers en versterkers in elkaar, en het zag ernaar uit dat ik na het Atheneum-B een bètastudie zou gaan volgen, iets met elektrotechniek. Maar ik raakte ook gegrepen door taal, schrijven, communicatie, en werd journalist, een alfa. Ondertussen ben ik echter ook altijd een bèta gebleven. Ik hoef voor klussen in en rond het huis nooit iemand in te huren en in het binnenste van de wasmachine, de computer en de auto weet ik aardig mijn weg. Het kan dan ook niet anders of het was voorbestemd dat ik ooit hoofdredacteur (= alfa) van dit blad over chemie (= bèta) zou worden. p januari 2011 Chemie magazine 61

x-CM1101_Y_Produktnieuw_column.indd 61

20-01-11 09:39


Personalia / Agenda

Colofon

AkzoNobel Industrial Chemicals

Met ingang van 1 januari is Knut Schwalenberg (55) Managing Director bij AkzoNobel Industrial Chemicals. Schwalenberg volgt Werner Fuhrmann op, die is benoemd in AkzoNobel’s Executive Committee, waar hij verantwoordelijk is voor Integrated Supply Chain. Schwalenberg werkt al meer dan 25 jaar voor AkzoNobel. Hij bekleedde er verschillende functies in human resources, control en algemene bedrijfsvoering. In zijn vorige functie was hij eindverantwoordelijk voor AkzoNobel’s Chloor-Alkaliactiviteiten.

DSM NeoResins+ Martin Vlak is sinds 1 januari Global Sales Director bij DSM NeoResins+. Vlak was hiervoor bij DSM NeoResins+ Sales Director Europa, Midden-Oosten, ZuidAmerika en Afrika. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring in de Coating Indus­ trie. Vanaf dezelfde dag focust Ad Ernst, na meer dan veertig jaar bij DSM NeoResins +, zich op de recent aangekondigde acquisitie van een meerderheidsaandeel in AGI Corporation.

Redactie: Igor Znidarsic (Hoofdredacteur) e-mail: znidarsic@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150, 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: drs. Marieke Moraal (Moraal Media) Vaste medewerkers: drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir., Gerard van Nifterik , Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn

Zeeland Seaports

Per 1 januari is havenbedrijf Zeeland Seaports een verzelfstandigde overheidsN.V. Als een van de te nemen stappen is een Raad van Commissarissen (RvC) samengesteld. Vier van de vijf commissarissen zijn reeds benoemd; Henk Akse, directeur Prevention and Preparedness bij Svitzer Salvage; Antoine Dellaert, heeft onder andere functies bekleed bij Hoechst Holland en Total Raffinaderij Nederland; Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink, Tweede Kamerlid voor de VVD; en Gerard van Harten, voorzitter van de Raad van Bestuur van Dow Benelux.

VNCI Agenda Januari 25-1-2011 WG Responsible Care Global Charter VNCI, Synthesium 3

februari 1-2-2011 WG Procesveiligheid VNCI, Synthesium 2

25-1-2011 WG Energie en Klimaat Novotel te Breda

2-2-2011 BG Veiligheid, Gezondheid en Milieu Chemtura te Amsterdam

27-1-2011 WG Milieuzorg VNCI, Synthesium 3

3-2-2011 Regiegroep Chemie Academiegebouw Utrecht

28-1-2011 Opening International Year of Chemistry (IYC)

9-2-2011 Stakeholder Dialoog Conferentiecentrum Woudschoten

28-1-2011 BG Communicatie N.t.b

10-2-2011 WG Stoffenbeleid VNCI, Synthesium 2 en 3

15-2-2011 BG Innovatie Novotel Breda 15-2-2011 WG Security VNCI, Synthesium 3 15-2-2011 BG Energie en Klimaat Akzo Nobel te Amersfoort, vergaderzaal de Lely 24-2-2011 Dagelijks Bestuur Tel. Conference 28-2-2011 SusChem NL VNCI

Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Casper Rila Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996

62 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_Z_personalia.indd 62

20-01-11 09:33


Andus Construction HSM Steel Structures Intersteel Nigeria Intersteel Slovakia Lengkeek Staalbouw Mebra Metaalbewerking P&K Rail RijnDijk Engineering RijnDijk Steel Contracting RijnDijk Technical Services WVL Staalbouwers

Andus Oil & Gas HSM Offshore

Andus Process Asselbergs Ventilatoren FIB Industries

Andus Refractories Gouda Refractories Gouda Vuurvast Services

Serving the industry

Gouda Vuurvast Belgium Gouda Feuerfest GFD Services

Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige industriĂŤle staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten, warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie,

ANDUS Group BV Beukenlaan 117 5616 VC Eindhoven

luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen.

Tel. +31 (0)40 - 211 58 00 info@andusgroup.com

Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.