Chemie Magazine - november 2012

Page 1

Route naar 40 procent minder CO2-uitstoot

Chemiebedrijven op overnamepad

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 11 • 14 november 2012

VeiligheidsdeskuNdige Chris Pietersen

“De brand bij Chemie-Pack was geen ramp”

TNO meet veiligheidscultuur in Rijnmond


De techniek om te groeien


inhoud 11 | 14 november | 2012

22

interview Chris Pietersen De discussies over veiligheid hebben veiligheidsexpert Chris Pietersen verbaasd. “Ik miste in de berichtgeving een kwalificatie van de ernst van de aangetroffen tekortkomingen: stond de boel op springen, heeft de omgeving aan grote gevaren blootgestaan? Daarvan was geen sprake. Die nuance miste ik.�

Hoe De CHemIe In 2030 40 ProCent mInDer Co2 gaat uItstoten.

32 november 2012 Chemie magazine 3


(Advertorial)

Procesverbetering en de inzet van hernieuwbare, biobased grondstoffen. Dat zijn voor de Margarine, Vetten en Oliën (MVO) industrie dé sleutels naar een duurzame en winstgevende toekomst. Belangrijke stap in het energie-efficiënter maken van processen is het programma Energiebewuste Operator ontwikkeld. ‘Duurzame bedrijfsvoering begint met gedragsverandering op de werkvloer’ . ‘Menselijk gedrag is bepalend voor energiegebruik’, zegt Dirk de Knecht van VAPRO. ‘Als een medewerker begrijpt waarom hij zijn werk efficiënt moet uitvoeren, is hij ook sneller geneigd om dat te doen. Ziet de operator, de spin in het web van de fabriek, de noodzaak van energiebesparing en duurzaamheid, dan straalt dit uit naar de rest van het bedrijf. Een energiebewuste operator is dus een belangrijk fundament voor duurzame bedrijfsvoering’. Begrijpen is doen In samenwerking met het Productschap MVO is een opleidingsprogramma ontwikkeld. ‘Dankzij het programma ziet de operator wat de impact van zijn handelen is op energiegebruik en kan hij daarop sturen’ zegt Frank Bergmans, adviseur duurzame ontwikkeling en energiebesparing bij het Productschap MVO. Als onderdeel van het energieprogramma maken de operators een businesscase met verbetervoorstellen. Deze kunnen het hoger management overtuigen van de noodzaak van maatregelen en zelfs de aanzet geven tot nieuwe technologieën. ‘De operators kijken op een andere manier naar het productieproces dan managers’, zegt De Knecht. ‘Ze zijn altijd bezig met de machines en zien vaak besparingsmogelijkheden die leidinggevenden laten liggen.’ Als voorbeeld noemt hij een bedrijf waar de transportband voortdurend draaide, terwijl er 40% van de tijd geen producten op stonden. ‘Dankzij het inzicht hoeveel energie er zo verspild wordt, is een sensor geplaatst en draait de band alleen als er producten op staan.’

Concurreren en verantwoordelijkheid nemen Het Productschap MVO ontwikkelde het programma in het kader van de routekaart, die de sector in april 2012 aanbood aan minister Verhagen. Hierin staat met welke innovaties de sector in 2020 30% energieefficiëntieverbetering wil halen ten opzichte van 2005.

Maatwerk per bedrijf Het programma wordt per bedrijf op maat samengesteld. Vooraf doen de operators een online kennistest. Op basis daarvan stelt VAPRO met het management van het betreffende bedrijf het programma samen waarin informatie over techniek, procesbeheersing, energie en milieu staan opgenomen. Opdrachten worden op de werkvloer uitgevoerd. Na afloop wordt niet alleen het kennisniveau getoetst, maar ook het effect op het energiegebruik van het bedrijf. Bottom-up Op het gebied van procesefficiëntie heeft de sector al veel bereikt. ‘Maar er zijn ook nog grote kansen onbenut’, benadrukt Bergmans. ‘De bedrijven gaan al heel bewust met processen om: ze produceren volgens strenge kwaliteitseisen van de afnemers. Energiebesparing is hierin relatief nieuw. Met het opleiden van de operators kiezen we voor een bottom-up benadering hiervan.’ Een aanpak waarin ook andere sectoren kansen zien, aldus De Knecht. ‘We zijn inmiddels benaderd door bedrijven uit de chemie en kalkzandsteen.’ Bent u geïnteresseerd in het Energiebewuste Operator programma van VAPRO? Neem dan contact op met Dirk de Knecht via d.d.knecht@vapro.nl of 06 523 51 504. Zie: www.vapro.nl.


inhoud 11 | 14 november | 2012

38

Sabic ziet mogelijkheden in meer vervoer per binnenvaartschip

7 opinie

Route naar herstel van de CO2-balans

7 Agenda 8 11 15 17

NIEUWS nieuwsfoto innovatie Water Actueel

ACHTERGROND

42

Chemie Rijnmond heeft over het algemeen goede veiligheidscultuur

22 Veiligheid

Interview veiligheidsexpert Chris Pietersen

26 Economie

Chemiebedrijven herschikken productportfolio’s

30 uitgelicht

Glowing flask sculpture

32 Energie & klimaat

Routekaart Chemie wijst de weg naar CO2reductie

37 Biobased

Benzeen, tolueen en xyleen uit biomassa

52

Volumepotentie Nedmag blijkt 25 procent hoger te liggen

Helft chemiebedrijven in Europa verwacht fusie of overname

26

38 Transport Sabic wil meer vervoeren per binnenvaartschip

41 Politiek

VNCI overwegend positief over regeerakkoord

42 Veiligheid

TNO-onderzoek: veiligheidscultuur chemie in Rijnmond goed

46 Wetenswaardig

DSM verhoogt capaciteit coatings voor zonnepanelen

49 opinie

Twee chemiebedrijven over effecten ChemiePack en Odfjell

52 Reorganisatie

Nedmag verhoogt productie met bestaande productielijnen

55 57 57 58 58 58

Vox Chemici Bedrijven Column hoofdredacteur Mensen Volgende maand Colofon

november 2012 Chemie magazine 5


The Power of Knowledge Engineering Delivering profit through reliability


AGE NDA 20 november

Nationaal Sustainability Congres 2012

27 november

Nationaal Energie Forum

VNCI 22 november

Dagelijks bestuur VNCI, Den Haag

22 november

Algemeen bestuur VNCI, Den Haag

22 november WG Milieuzorg VNCI, Den Haag

23 november

BG Communicatie VNCI, Den Haag

29 november

RG Chemie Academiegebouw, Utrecht

Voorwoord

BALANS

E

r bestaat veel verwarring over chemische stoffen. Neem CO2. Een gas waar planten niet zonder kunnen. Een gas waar tuinders voor betalen om hun tomaten en bloemen beter te laten gedijen. Een gas ook waar Coca Cola miljarden mee verdient, en een gas dat ons een feestgevoel geeft als we de champagnefles ontkurken. Toch, als we de kranten erop naslaan, wordt CO2 er vooral in een negatieve context genoemd: als broeikasgas dat verantwoordelijk is voor temperatuurstijging op deze planeet. Hetzelfde geldt voor fosfaat, nitraat en andere mineralen en vitaminen. Te veel is vaak schadelijk, en te weinig ook. Het gaat om de balans. Een planeet met weinig mensen heeft zijn eigen mechanismen om een verstoorde balans te herstellen. Zo kan een overmaat aan CO2 in zee oplossen of door extra groei van bomen weggenomen worden. Een planeet met veel mensen die gezamenlijk een grote verstoring opleveren kan die balans niet meer zelf herstellen. Dan moeten wij te hulp schieten, bijvoorbeeld door een routekaart uit te zetten om die balans weer binnen bereik te brengen. Dat is precies wat de chemische industrie in Nederland gedaan heeft. De Routekaart (zie artikel op pagina 32) geeft de zes verschillende wegen aan die gezamenlijk leiden naar een drastische vermindering van de verstoring van de CO2-balans die gepaard gaat met de chemische productie van nuttige spullen. Een route die ervoor zorgt dat we ook in de toekomst kunnen blijven profiteren van al die nuttige spullen

4 december

BG Innovatie Novotel, Breda

5 december

WG Security Lyondell Basell, Rotterdam

VNCI-directeur Colette Alma

6 december

WG Arbeidsveiligheid VNCI, Den Haag

6 december

WG Stoffenbeleid VNCI, Den Haag

6 december 2012 WG ArbeidshygiĂŤne Teleconferentie

12 december

BG Onderwijs VNCI, Den Haag

13 december

WG Procesveiligheid Dupont, Dordrecht Meer agenda: www.vnci.nl november 2012 Chemie magazine 7


De World Human Powered Speed Challenge vond plaats tussen 10 en 15 september in Battle Mountain, Nevada.

8 Chemie magazine november 2012


Nieuws

TU DelfT winT 2012 worlD HUman PowereD SPeeD CHallenge

In de kettingen en tandwielen van de Velox 2 is DSM’s hoogwaardige Staniolpolyamide 46 verwerkt, dat het gewicht vermindert en voor minder wrijving zorgt, waardoor meer snelheid kan worden behaald. Daarnaast is het ultralichte aerodynamische omhulsel gemaakt van DSM’s Palapreg ECO P55-01, een polyesterhars gemaakt van 55 procent hernieuwbare grondstof. Om de luchtweerstand verder te verminderen, is de voorkant van de Velox 2 spitser dan bij de Velox 1. Daarvoor moest wel eerst de voorruit verdwijnen. Die is vervangen door twee kleine camera’s, waarmee de fietser binnen op een schermpje kan zien waar hij is. Het team van de TU Delft bereikte met de Velox 2 een topsnelheid van 128 km per uur. Het record werd daarmee niet verbroken, want dat staat op op 133 km per uur. november 2012 Chemie magazine 9

FOTO: Ba S DE MEIjEr

Het Human Power Team van de TU Delft heeft de 2012 World Human Powered Speed Challenge gewonnen. Dat gebeurde met de Velox 2, een lichtgewicht aerodynamische ligfiets die samen met DSM is ontwikkeld.


www.ApplusRTD.com

Asset Integrity Services... Kwaliteit verzekerd, al 75 jaar.

Applus RTD is de wereldwijde referentie voor Asset Integrity Services, met een solide basis in Niet-Destructief Onderzoek en Inspecties. Onze focus ligt op het leveren van totaal oplossingen op het gebied van testen, inspecteren en certificeren, die de integriteit van uw installatie waarborgen. Dit doen we al sinds 1937. Onze Asset Integrity Services, standaard en op maat gemaakt, verzekeren de integriteit en conformiteit van uw installaties en verlagen daarmee uw total cost of ownership.

Meer informatie ? Applus RTD Nederland Delftweg 144 3046 NC Rotterdam T+ 31 10 716 60 00 Postbus 10065 3004 AB Rotterdam E info.netherlands@applusrtd.com


Innovatie

In de Eendragtspolder is onlangs de eerste biologische composietbrug ter wereld geplaatst. Het Rotterdamse bruggenbedrijf FiberCore Europe heeft daarbij gebruikgemaakt van een door DSM ontwikkelde biohars op basis van maïs.

H

et composiet met biohars waarmee de nieuwe voetgangersbrug is geproduceerd, zorgt voor een aanzienlijke milieuwinst ten opzichte van andere materialen. Zo is de brug veel lichter in vergelijking met stalen of betonnen varianten, waardoor de plaatsing een stuk sneller verloopt en er minder zware fundering nodig is. Daarnaast is de biobrug beter bestand tegen weersinvloeden en corrosie (zeker in vergelijking met staal), waardoor hij minder onderhoud vergt. “De biohars bestaat voor 50 procent uit biogrondstoffen die uit maïs zijn gemaakt”, vertelt Thomas Wegman van DSM Composite Resins. “Enzymen zorgen ervoor dat de maïs in een installatie in kleine stukjes wordt gehakt. Vervolgens zetten de enzymen deze via een fermentatieproces om in het basismateriaal voor de productie van de biohars.” Wegman benadrukt dat DSM veel aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de tweede generatie biogrondstoffen die gebruikmaken van restmateriaal van planten. Zo is in mei in Delft een proeffabriek geopend die het gat tussen de productie van chemicaliën uit plantaardig materiaal op laboratoriumschaal en op commerciële schaal moet overbruggen. “DSM wil graag een goede bestemming geven aan bioafval. Wij gaan er vanuit dat olie op termijn duurder en minder beschikbaar is. Daarom zoeken wij continu naar manieren om uit bioafval hernieuwbare grondstoffen te maken. Bovendien kunnen wij biomaterialen nieuwe en verbeterde eigenschappen geven, waardoor talloze interessante toepassingen in zicht komen.” p

Plaatsing van de voetgangersbrug in de Eendragtspolder bij het Zuid-Hollandse Zevenhuizen.

Emulco En BASF winnEn EErStE ESSEnSciA innovAtion AwArd De essenscia Innovation Award 2012 is gewonnen door Emulco en BASF. De twee bedrijven zijn erin geslaagd polyisobutenen (PIB’s) in de vorm van een emulsie te gieten waardoor ze veel makkelijker te gebruiken zijn. De verwachting is dat er binnen drie jaar al honderden toepassingen zijn voor markten zoals de bouw, voeding en cosmetica.

“P

olyisobuteen is een polymeer met zeer diverse eigenschappen, maar is moeilijk te gebruiken”, vertelde de jury. “Door polyisobutenen te combineren met watergedragen emulsies, openen zich enorme toepassingsmogelijkheden in sectoren zoals de bouw, voeding en cosmetica.” De jury vond het verder fantastisch dat de innovatie voortkomt uit een samenwerking tussen een multinational en een mkb-er. De innovatie biedt vele voordelen voor duurzaamheid en creëert ook extra werkgelegenheid door de

bouw van een nieuwe productievestiging van Emulco in de Gentse zeehaven, met op korte termijn een capaciteit van 100.000 ton per jaar en een omzet van zo’n 350 miljoen euro. De winnaar is door een jury van topmensen uit de economische en academische wereld gekozen uit 36 inzendingen. De overige genomineerden waren: - Promethera Biosciences: is erin geslaagd een stamcel uit de lever te halen die zal zorgen voor een veel efficiëntere en eenvoudigere behandeling van zware leveraandoeningen. - Total Research & Technology Feluy: ontwikkelde een lichter, sterker en mooier kunststof door traditionele polyethyleen te combineren met PLA of melkzuur. - Nanocyl en Lippens Paints: ontwierpen een nieuw, niet vervuilend en efficiënt middel om begroeiing te verwijderen van scheepsrompen. p november 2012 Chemie magazine 11

Foto: EEndr agtspoldEr

EErstE biobrug tEr wErEld gEplaatst in dE EEndragtspoldEr


ER IS EEN ENERGIEMAATSCHAPPIJ DIE ER NET ZO HARD VOOR MOET WERKEN ALS U.

Ondernemen vraagt veel energie. Letterlijk en figuurlijk.

ondernemers. We doen er alles aan om u zo goed mogelijk te

En u weet als geen ander dat het inkopen van die energie

adviseren, we bieden scherpe tarieven en heldere contracten

een groot verschil kan maken. Steeds vaker hét verschil.

en ondersteunen u bij het efficiënt beheren van uw energie­

Daarbij heeft u een energiemaatschappij nodig, die haar klanten net zo belangrijk vindt, als u uw klanten. Die energiemaat­ schappij is DONG Energy. We zijn niet heel erg groot en ook nog niet zo bekend in Nederland. We weten dat we het elke dag opnieuw moeten verdienen. Juist dat maakt dat we veel gemeen hebben met

DAT IS DAN DUIDELIJK.

zaken. We investeren ook in innovatieve

ONDERNEMEN MET DONG ENERGY

• Een persoonlijk adviseur • Slim en op het juiste moment inkopen • Een helder, transparant contract

producten. Zoals de DONG Energy Alert, die u helpt om op het juiste moment in te kopen. Het allerbelangrijkst vinden we bereikbaarheid en persoonlijke aandacht. Meer weten? Maak een afspraak met Oktay Canpolat (073) 616 02 05. Of ga naar dongenergy.nl/ondernemen.


Innovatie

AkzoNobel verstopt autokrasjes met stickerfix

BASF wint Enlightenmentz Of The Year

AkzoNobel, één van ’s werelds grootste producenten van autolakken, biedt sinds kort zogeheten stickerfix direct aan consumenten aan. Dit zijn voorgevormde stickertjes van een zelfklevende folie waarmee kleine krasjes op de auto nagenoeg onzichtbaar worden gemaakt.

Magnetisch koelen van BASF is de winnaar van de eerste editie van Enlightenmentz of the Year in de categorie process. Enlightenmentz zijn lichtende voorbeelden voor een duurzame toekomst.

foto: shut terstock

D

e stickertjes zijn leverbaar in de lakkleur van vrijwel elke auto, zelfs in metallic en pearl. Voor elk krasje tot een lengte van 7 centimeter is er een passende sticker. Doordat ze zowel heel dun als in de kleur van de lak zijn, zijn de stickers zelfs van dichtbij al bijna niet meer zichtbaar. Het kostte de ingenieurs van de AkzoNobel Automotive & Aerospace Coatings enkele jaren om een ultradunne zelfklevende folie (0,15 millimeter) te ontwikkelen waar elke lak goed op blijft zitten en die extreme weersomstandigheden aankan. Bij het testen is dankbaar gebruikgemaakt van de Formule 1. AkzoNobel is namelijk sinds 2008 partner van het Vodafone McLaren Mercedes Formule 1-team en levert voor de racewagens een ultragladde autolak. Het product wordt behalve via autoreparatiezaken en autofabrikanten nu ook direct

aan de consument aangeboden via www. stickerfix.nl. Deze website koppelt de lakgegevens van vrijwel alle automerken aan kentekens. Wie er zijn kenteken invoert, kan daarom meteen de juiste kleur bestellen. p

Met magnetisch koelen kunnen koelkasten en airco’s in de toekomst mogelijk 50 procent energiezuiniger hun werk doen. BASF en verschillende wetenschappers werken aan de eerste toepassingen. Hoewel er nog wat stappen nodig zijn voordat er koelapparaten met deze technologie op de markt komen, juicht de jury deze ontwikkeling zeer toe. Andere winnaars zijn de zuiverende windmolens van Dutch Rainmaker, de Wakawaka-lamp van WakaWaka Foundation, Vleesvervangers met een real bite van ProViand en Car2go van Daimler. De verkiezing Enlightenmentz of the Year is een initiatief van Science Center NEMO, het blad Utilities en verschillende organisaties voor duurzaamheid, wetenschap en industrie. p

Clariant wint ICIS Innovation Award

foto: shut terstock

Clariant is de winnaar van de ICIS Innovation Award 2012. De Zwitserse producent van fijnchemicaliën won de prijs met de ontwikkeling van nieuwe kleurstoffen en processen die de hoeveelheid water gebruikt bij de productie van denim aanzienlijk verminderen.

D

e productie van denim is goed voor 14 procent van het wereldwijde katoengebruik en vereist grote hoeveelheden water. De nieuwe technologie van Clariant vereenvoudigt het verven van de stof, waardoor het waterverbruik met 92 procent daalt. Daarnaast levert de techniek tweederde minder katoenafval op en daalt het energieverbruik met 30 procent. Clariant heeft berekend dat als de technologie zou worden gebruikt voor een kwart van de wereldproductie van denim, de jaarlijkse waterbesparing zou neerkomen op 62 miljoen kubieke meter. ICIS is een belangrijke aanbieder van informatie over de (petro)chemie en geeft onder andere het weekblad ICIS Chemical Business Magazine uit. p november 2012 Chemie magazine 13



Water

VEMW tWijfElt aan inVloEd chEMischE industriE op Visstand

De industrie onttrekt koelwater aan kustwateren, rivieren en kanalen. Met het water wordt ook vis in de koelsystemen gezogen, en dat zou gevolgen hebben voor de visstand. Rijkswaterstaat wil hiervoor medio 2013 nieuwe regels invoeren. De Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW) vreest dat de industrie hierdoor “zonder goede basis moet gaan investeren.” Tekst: Esther Rasenberg

D

e Waterdienst (onderdeel van Rijkswaterstaat) benaderde de Vereniging voor Energie, Milieu en Water (VEMW), Dow Terneuzen, Tata Steel en Shell Moerdijk om dit najaar in overleg te werken aan een Handboek Koelwateronttrekking. Het boek komt met richtlijnen voor de onttrekking van koelwater in relatie tot de visstand. Daartoe moet worden beoordeeld hoeveel vis er eigenlijk met het water in de installaties verdwijnt. De industrie heeft bij de voorgestelde systematiek nog veel opmerkingen. “Er zitten veel haken en ogen aan”, zegt VEMW-directeur Roy Tummers.

Significant

Jaarlijks onttrekt de chemische industrie zo’n twee miljard kubieke meter water aan de Nederlandse kustwateren, rivieren en kanalen. Dit water wordt vooral gebruikt voor koeling en als proceswater. Voor het lozen van koelwater waren er al langer richtlijnen, maar voor de ont-

“Nederland moet in Europa niet te ver voor de muziek uit lopen.”

foto: shut terstock

“Het bewijs is flinterdun” trekking van koelwater zijn die er nog niet. In het najaar van 2007 en in het voorjaar van 2008 is in opdracht van Rijkswaterstaat onderzoek gedaan naar de effecten van koelwateronttrekking op de visstand. Eind 2008 concludeerde ingenieursbureau Witteveen+Bos in het rapport Nadere analyse van de effecten van de onttrekking van koelwater op vis dat de gevolgen ‘significant’ zijn. Maar VEMW twijfelt aan die conclusie. Volgens de vereniging is de mate waarin onttrekking of lozing de lokale visstand beïnvloedt lastig vast te stellen, omdat de invloed sterk afhankelijk is van lokale omstandigheden. Tummers: “Het bewijs is flinterdun.”

Nieuwbouw

Waterspecialist Niels Groot van Dow Chemical in Terneuzen waardeert het dat de bedrijven door de Waterdienst zijn benaderd. “Nu kunnen we in een vroeg stadium meedenken.” Maar hij is bang dat de nu voorgestelde beoordelingssystematiek zal leiden tot verplichte investeringen aan de inzuiginstallaties en in nieuwe apparatuur om vis af te vangen. “Wij vinden dat Nederland in Europa niet te ver voor de muziek uit moet lopen.” De Waterdienst benadrukt in een schriftelijke verklaring dat zij in alle redelijkheid zal kijken naar de maatregelen die bedrijven moeten gaan nemen. “Maatregelen om effecten te verminderen kunnen het best worden genomen bij nieuwbouw. Bij bestaande bedrijven liggen de kosten veel hoger.” Er zal de afweging worden gemaakt of het redelijk is om van bedrijven bepaalde investeringen te verlangen. VEMW-directeur Tummers zou graag meer chemiebedrijven betrekken in het traject. “Als we vanuit de sector een breder beeld krijgen, kunnen we meer zeggen over de effecten. Anders ben ik bang dat we zonder goede basis moeten gaan investeren.” p november 2012 Chemie magazine 15


Systemen die u helpen

voor elke situatie een professionele oplossing Tork biedt u een breed assortiment poetsdoeken voor iedere schoonmaakklus. Of u nu iets op moet ruimen na een ongelukje of voor een andere taak. De Tork poetsdoeken laten uw medewerkers efficiĂŤnter schoonmaken en poetsen. Met minder oplosmiddel en zonder te pluizen. Neem contact op met Tork via www.tork.nl


Actueel

’Gebruik opbrengst ETS voor groen innovatiefonds’

I

nnovatie is volgens Fuhrmann dé manier om de maakindustrie in Nederland te houden, want zo kan het snelst een situatie ontstaan waarin schone energie de norm is. Door de winsten van het ETS te investeren in innovatie, kan Europa daarom beter de strijd aangaan met concurrentie uit China, de Verenigde Staten en India. Wél moeten dan eerst de indirecte kosten die Nederlandse bedrijven vanwege het systeem maken gecompenseerd worden. Het CO2-handelssysteem is ervoor bedoeld om bedrijven energiezuiniger te laten opereren. Elk bedrijf krijgt een

beperkt aantal rechten om CO2 uit te stoten. Hebben zij er meer nodig, dan kunnen ze deze kopen. Door steeds minder rechten uit te geven én de kosten hiervan te verhogen hoopt de Europese Unie dat bedrijven kiezen voor het alternatief: investeren in zuinigere bedrijfsvoering met minimale CO2-uitstoot, zodat er überhaupt geen extra rechten nodig zijn.

Verhuizen

Mondiaal opererende sectoren als de chemie zijn het eens met de doelstelling, maar zetten hun vraagtekens bij het instrument. ETS zorgt er namelijk voor een ongelijk speelveld met bedrijven buiten Europa. Deze maken namelijk niet of lagere kosten voor de uitstoot van CO2, waardoor zij hun producten ook goedkoper in de markt kunnen zetten. De Europese maakindustrie waarschuwt er daarom regelmatig voor dat

het gevaar bestaat dat bedrijven naar buiten Europa verhuizen om daar te profiteren van de gunstige CO2-positie. Het voorstel voor een door ETS gevoed innovatiefonds is naast Fuhrmann opgesteld door Dorette Corbey (NEa), Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (FME-CWM) en Wim Hamers (VNMI). Zij hopen dat met dit plan er alsnog een gelijk speelveld ontstaat waarin bedrijven op de juiste manier en met het juiste middel aangemoedigd worden om energiezuinig te opereren. p

beeLd: shut terstock

De opbrengsten van het Europees emissiehandelssysteem voor CO2-uitstoot, ETS, zouden teruggesluisd moeten worden naar een innovatiefonds dat bedrijven financieel ondersteunt die efficiënter omgaan met energie en grondstoffen. Dat stelt VNCI-voorzitter Werner Fuhrmann in Het Financieele Dagblad van 22 oktober.

Groene autoband Goed voor portemonnee en milieu Het gebruik van ‘groene banden’ is voor automobilisten een van de meest efficiënte manieren om de kosten van het autorijden terug te dringen en het milieu te ontzien. Dit blijkt uit een studie van de Technische Universiteit van München in opdracht van Lanxess, ‘s werelds grootste fabrikant van synthetisch rubber.

Foto: L anxess

A

anleiding voor de studie is de invoering op 1 november van het verplichte EU-bandenlabel. Dit label vergelijkt banden met elkaar op rolweerstand (en daarmee op brandstofefficiëntie), grip op nat wegdek (veiligheid) en extern geluid, en classificeert ze vervolgens op een schaal van A tot G. Het label is bij de consument al bekend van onder meer koelkasten en wasmachines. Volgens de TU München kan een auto die 6 liter brandstof per 100 kilometer verbruikt en 12.500 kilometer per jaar aflegt met een brandstofprijs van € 1,40 per liter, dankzij groene banden tot 100 euro

per jaar besparen vanwege hun lage rolweerstand. Een automatisch start-stopsysteem (dat ervoor zorgt dat de motor automatisch afslaat wanneer de auto stopt) levert een vergelijkbare brandstofbesparing op (zo’n 6 procent), maar de aankoop en de installatie van deze technologie zijn veel duurder dan overschakelen op groene banden. Door het verminderde brandstofverbruik en de lage investering betalen groene banden zichzelf veel sneller terug: na gemiddeld 20.000 kilometer. Bij een automatisch start-stopsysteem wordt dit punt pas bereikt na 60.000 kilometer. Ook hybrideaandrijvingen verdienen zich pas veel later terug. Groene banden presteren bovendien goed qua ‘green return’, want ze leveren een besparing op van 4,7 kilogram CO2 per geïnvesteerde euro. Lanxess is een leider in speciaalchemie, met als kernactiviteiten kunststoffen, rubbers, halffabricaten en chemische specialiteiten. p november 2012 Chemie magazine 17


U dacht dat er geen mass transfer equipment meer in Nederland werd geproduceerd?

Bent u geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen in de chemische industrie?

NEEM EEN GRATIS PROEFABONNEMENT OP CHEMIE MAGAZINE

MADE IN HOLLAND

van de

Schaliegas game changer voor chemische industrie

Van Lieshout (Inspectie SZW) over veiligheid

rland de Nede

ische se Chem

Indu

strie

• 09

• 19

mber septe

Plannen politieke partijen voor chemie

Nanotechnologie lost grootste problemen op

zine Maga

g van

dblad Maan

y cienc ie-effi n Energhoger pla naar

liegas t scha rzaak Veroogaslek? een

r n ove ologe 50 Futur 2030/20 Visie

Maandblad van

2012

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse

Chemische Industrie • 07-08 • 22 augustus

de Vereniging van

de Nederlandse

Remt schaliegas de biobased economie?

Chemische Industrie

• 10 • 17 oktober

Afvalwater bron van energie en grondstoff en

2012

Magazine

2012

nigin Vere

Ep, dE rtkl E HakkingEn tiscH ntdE ntHE iE EMiEo dE sy vangrotE cH lot HEtandErE En

M E gs lbar opro

DSM-DIrecteur AtZo NIcoLAï oVer receNte

terINg: r&D-INVeSterINg:

“Keuze voor NederlaNd

Nieuw boegbe eld ToPsecToR chemie Gerard van Harten

Nd” eNd” e preKeNd” “Che “Ch was emi mie ! nuw ?as Niet vaNzelfspreKe e is noodzakeli jk als we willen blij Eka Eurar wat leven zoals we ven nu doen” Ma, IK WIL EEN GRATIS PROEFABONNEMENT

JA demisters wire mesh / vane pack

3x

GRAT

IS

OP CHEMIE MAGAZINE

h Chemie magazine proefabonnement (3 edities) h Chemie nieuwsbrief (gratis wekelijkse, digitale nieuwsbrief)

metal / plastic

liquid distributors deck / trough / pan type metal / plastic

structured packing wire mesh / sheet metal / plastic / ceramic

Bedrijfsnaam/Organisatie Naam Functie Adres Woonplaats E-mail Vul deze bon in en ontvang drie edities van Chemie magazine gratis. Stuur de bon naar: VNCI, T.a.v. Cyrille Timmerman, Loire 150, 2491 AK Den Haag, E-mail: timmerman@vnci.nl

support internals support plates / grids bed limiters / hold down grids metal / plastic

liquid redistributors deck type / collectors metal / plastic

LESCHACO –

random packing

your specialist

Pall Ring / I-ring / Q-Pac

for supply chain

metal / plastic

altijd voorraad

solutions. We offer integrated, intercontinental logistics with

www.mte-bv.com

responsible care for the chemical industry.

column internals random packing structured packing

catalyst bed support media top grading media molecular sieves

Experienced. Dedicated. Customized.

Logistics –

t +31 (0) 10 231 0 260

e sales@mte-bv.com

phone +31

and beyond.

(10) 2953 153

Since 1879.

Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AM Rotterdam-Hoogvliet | info@leschaco.nl | www.leschaco.com


Actueel

Cefic steunt Europese ambitie maakindustrie

InspectIe sZW: veIlIg Werken chemIe moet beter 60 procent van de bedrijven in de chemische industrie leeft de wetten na die gelden voor de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen en procesveiligheid. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie) bij 283 chemiebedrijven. Bij de 40 procent die onvoldoende scoort had de helft van de overtredingen te maken met blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Bedrijven bleken wel voldoende maatregelen genomen te hebben om de risico’s hiervan in de hand te houden, maar 90 procent kon niet aantonen dat deze maatregelen ook effectief waren.

D

oor deze uitkomsten blijft de Inspectie SZW tot 2016 inspecties uitvoeren. Bovendien waarschuwt zij dat bedrijven die stelselmatig de wet overtreden harder worden aangepakt. Daarnaast is er sprake van noblesse oblige, stelt de Inspecteur-Generaal SZW in het rapport: “De chemische sector is aangewezen als een van de topsectoren in Nederland. Dit schept verplichtingen. Van de bedrijven in deze sector verwacht ik dat zij, zeker op het gebied van veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen, ook een topsector worden als het gaat om arbeidsomstandigheden en daarmee een voorbeeld zullen zijn voor andere bedrijven.”

Goede voorbeelden

In het rapport valt op dat vooral de grote chemiebedrijven kunnen aantonen dat zij het effect van blootstelling aan gevaarlijke stoffen in de hand hebben. Bovendien zetten bijvoorbeeld Fuji en AkzoNobel zich in om eenvoudig toepasbare werkwijzen en goede voorbeelden te ontwikkelen voor concullega’s. Het midden- en kleinbedrijf heeft meer moeite met de uitvoering van de regels voor de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De maatregelen voor de beheersing zijn er wel, maar de stoffeninventarisatie, grenswaarden en een beoordeling van de blootstelling ontbreken te vaak volledig.

Jaarlijkse informatiedag

Projecten van de VNCI om de arbeidsomstandigheden te verbeteren blijven niet onvernoemd. Zo maakt het rapport onder meer melding van het nut van haar jaarlijkse informatiedag over stoffen en het actieplan Veiligheid Voorop. De Inspectie SZW verwijst daarnaast expliciet naar haar eigen zelfinspectietool om bedrijven te helpen hun zaken op orde te krijgen, en deze tool is mede door hulp van de VNCI en haar leden ontstaan. p

De Brusselse steunbetuiging voor de industrie in Europa is in goede aarde gevallen bij Cefic. De koepelvereniging van de Europese chemische industrie ‘applaudiseert’ voor de wens van de Europese Commisie voor een sterke maakindustrie. Zo vindt Cefic het doel van de EU om de bijdrage van de maakindustrie te verhogen naar 20 procent van het bruto binnenlands product ‘ambitieus en bereikbaar’.

B

ij de presentatie op 10 oktober van het nieuwe industriebeleid in Europa meldde eurocommissaris Antonio Tajani van Industrie en Ondernemerschap dat Europa het niet kan blijven toestaan dat de industrie verdwijnt. Cefic-directeur-generaal Hubert Mandery onderschrijft dit volledig, maar plaatst ook een kritische noot: “De boodschap adresseert de juiste elementen voor Europees industrieel beleid van de 21e eeuw, maar alleen als het beleid voor energie, klimaatverandering en milieu hiermee in lijn zijn.” In haar streven naar een sterke maakindustrie schenkt de Europese Commissie speciale aandacht aan de chemische industrie. Zo stelt ze dat deze sector één van de weinige is waarin Europa een wereldleider blijft, en dat de chemie essentieel is voor een welvarend en economisch succesvol Europa. Ook innovatie, een gebied waar de chemie cruciaal voor is, speelt een centrale rol in de plannen van de commissie. Concrete acties uit het plan die Cefic toejuicht zijn verbeterde bescherming van octrooien en meer aandacht voor het slechten van handelsbarrières. Ook bejubelt de koepel de extra steun die er komt om het mkb toegang te geven tot de wereldmarkt en de plannen die er liggen om talenten en banen beter aan elkaar te koppelen. p november 2012 Chemie magazine 19


DĂŠ Logistics Control Tower voor de chemische industrie

Bekijk de DSM business case

k T & Logistie Vakbeurs IC 12 20 r be m nove .B051 13 t/m 16 ursstand 10

Jaarbeurs Ut

recht, Be

Bezoek ons op de stand en wij berekenen live Ăşw besparing. Wij keren uw eerste winst direct uit. www.idsnl.com


Actueel

”D

e receptoren bevinden zich op een uitermate belangrijke plaats en reguleren zo vrijwel elk bekend fysiologisch proces in het menselijk lichaam”, legde Lefkowitz uit tijdens de prijsuitreiking. “In het geval van een ziekte moeten wij artsen die processen beheersen.” Door een radioactief label vast te plakken aan adrenaline kon Lefkowitz in de jaren zestig zien waar in het lichaam dit hormoon, dat ons lichaam aanmaakt bij een schrikreactie, terechtkwam. De GPC-receptoren bleken ingebouwd in de wand van de cel. Ze steken zowel aan de binnen- als de buitenkant van de celwand iets uit. Het adrena-

line bleek met de receptor aan de buitenkant van de cel te binden, waardoor de receptor aan de binnenkant van de cel van vorm verandert, wat een hele keten van reacties in de cel in gang zet. In de jaren tachtig ontdekte Kobilka, toen laboratoriumgenoot van Lefkowitz, dat het gen dat bij deze GPC-receptor hoort lijkt op het gen met het bouwplan voor de receptor die onze ogen gebruiken om licht op te vangen. De wetenschappers vermoedden dat er een hele familie van GPC-receptoren bestond, en in de jaren daarna werden inderdaad in verschillende delen van het lichaam vele soorten GPC-receptoren ontdekt. Lefkowitz is professor biochemie en medicijnen aan de Duke University, en Brian Kobilka is professor moleculaire en cellulaire fysiologie aan de Stanford University School of Medicine. Omdat de helft van de huidige medicijnen werkt door GPC-receptoren te blokkeren of te stimuleren, is hun onderzoek zeer belangrijk geweest voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, waaronder hartmedicijnen, hooikoortsmiddelen en geneesmiddelen voor psychiatrische patiënten. p

Brian Kobilka

foto: holl andse hoogte

Met hun onderzoek naar hoe het lichaam prikkels van buitenaf verwerkt, hebben de Amerikanen Robert Lefkowitz en Brian Kobilka dit jaar de Nobelprijs voor Scheikunde gewonnen. Hun onderzoek richtte zich op de zogeheten G-proteïnegekoppelde receptoren die veranderingen buiten de cel oppikken en deze informatie doorgeven aan het binnenste van de cel. Omdat veel medicijnen inwerken op deze receptoren, helpt het onderzoek van Lefkowitz en Kobilka bij het verbeteren van die medicijnen.

foto: holl andse hoogte

Nobelprijs voor oNderzoek Naar verwerkiNg prikkels

Robert Lefkowitz

Bent of kent u de Beste plantmanager van 2013? Bent u of kent u een plantmanager die gelauwerd moet worden voor zijn prestaties? Dan horen vakblad Petrochem en de VNCI dat graag van u voor de verkiezing van de Plant Manager of the Year 2013. Zij zoeken de meest maatschappelijk betrokken leiders met de beste communicatieve vaardigheden die hun fabriek aantoonbaar beter hebben laten presteren.

Plant Manager of the Year 2012 Michel Meertens van DSP (DSM Sinochem Pharmaceuticals).

M

et de verkiezing willen de organisatoren het imago van de Nederlandse procesindustrie verbeteren door te laten zien hoe plantmanagers opkomen voor onder andere veiligheid, gezondheid, milieu en productiviteit. Hierbij werken Petrochem en de VNCI samen met de Rotterdamse belangenbehartigingsorganisatie Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam. De winnaar wordt bekendgemaakt tijdens het Deltavisie-congres op 13 juni 2013. Kandidaten kunnen tot 1 februari 2013 worden aangemeld via Irene van Luijken, hoofd communicatie VNCI: 070-337 87 30, vanluijken@vnci.nl. p

november 2012 Chemie magazine 21


Chris Pietersen verbaasd over ophef veiligheid

“Hopelijk bedaart d discussie nu wat� 22 Chemie magazine november 2012


Veiligheid

Veiligheidsdeskundige Chris Pietersen heeft zich verbaasd over de ophef rond veiligheid van procesinstallaties. Pers en politiek hebben, voor een deel door kennisgebrek, de indruk gewekt dat het daarmee droevig gesteld is. Recente rapporten over de stand van zaken in het Rijnmondgebied hebben hem gerustgesteld. “Hopelijk kunnen we nu in alle rust verder bouwen aan verhoging van de veiligheid.” Tekst: Jos de Gruiter

C

hris Pietersen is er de man niet naar om zaken op te blazen. Vanuit zijn sobere werkkamer in het voormalige TNO-complex in Apeldoorn analyseert hij afstandelijk de ophef over de veiligheidssituatie in chemiebedrijven. “De brand bij Chemie-Pack was geen ramp. Je praat over een ramp als de veiligheid van mensen in het geding is geweest. Dat was niet het geval. Maar het had natuurlijk erger kunnen zijn, en het was zeker een ernstig incident. Omdat het er zo spectaculair en bedreigend uitzag, ontstond er ophef en gingen pers en politiek zich ermee bemoeien. Het probleem is dat geen van beiden verstand heeft van procesveiligheid. Dan worden er dus dingen beweerd die de ophef doen toenemen. Dan is er nog iets bij Odfjell, en staat DCMR onder druk om zijn spierballen te laten zien. En voor je het weet zit je in een situatie waarin de gemiddelde burger de indruk heeft dat het bedroevend is gesteld met de veiligheid in chemische installaties.” Hij vertelt het terloops, maar hij heeft zich oprecht verbaasd over de opgelaaide discussie. “Want waar gaat het in feite om: bij Odfjell deugde iets niet met de blusleidingen. Dat is niet zoals het hoort, maar blusleidingen heb je nodig als er brand is uitgebroken, en kennelijk waren de maatregelen om te voorkomen dat er brand zou uitbreken wél in orde. Ik miste in de berichtgeving een kwalificatie van de ernst van de aangetroffen tekortkomingen: stond de boel op springen, heeft de omgeving aan grote gevaren blootgestaan? Daarvan was geen sprake. Die nuance miste ik.”

FOTO: CA SPER RIL A

t de

Onder de vlag van TNO richtte Pietersen in 1998 Safety Solutions Consultants op, een onderdeel dat zich specialiseerde in veiligheidsvraagstukken in de industrie. Vijf jaar geleden verzelfstandigde hij het bedrijf. Pietersen adviseert de industrie en geeft cursussen. Hij is onder meer docent en moduleleider van de Hogere Veiligheidskunde Cursus van de Stichting Post Hoger Onderwijs Veiligheidskunde. Ook was hij senior ongevalonderzoeker bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid en lid van de begeleidingscommissie van het onderzoek naar de brand bij Chemie-Pack. In 1984 was hij betrokken bij onderzoek naar de oorzaken van twee grote industriële

rampen: de explosie van de LPG-installatie bij Pemex in Mexico en de giframp bij Union Carbide in het Indiase Bhopal. Hij schreef erover in een boek dat drie jaar geleden verscheen: 25 jaar later: De twee grootste industriële rampen met gevaarlijke stoffen. Pietersen was verder lid van de tot verdriet van velen (inclusief de VNCI) opgeheven onafhankelijke Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS). In een recent interview met SC (de wekelijkse papieren versie van de vroegere Staatscourant) noemt Pietersen het gebrek aan kennis over procesveiligheid bij de betrokken partijen “tekenend voor de uit de hand gelopen discussie”. De argumentatie die bij Odfjell is gehanteerd houdt volgens hem in dat de chemische industrie in Nederland in feite buiten bedrijf kan worden gesteld. “Ik wil de risico’s bij Odfjell niet bagatelliseren”, liet hij optekenen, “maar bij elk bedrijf is wel iets loos. Het is niet moeilijk een nieuwe hype bij een volgend bedrijf te creëren.” Mag je het politiek en pers kwalijk nemen dat ze te weinig kennis hebben? Je moet in beide beroepen van wel heel veel dingen iets afweten.

“Als dat zo is, dan moet de chemie zorgen voor tegenwicht. Zeggen wat het probleem is, hoe er gewerkt wordt, wat er gedaan wordt aan veiligheid en op welk punt er een probleem zit bij Odfjell. Niet om het te bagatelliseren, want het Odfjellmanagement is niet goed bezig geweest en de overheid heeft steken laten vallen, maar om duidelijkheid te scheppen. Het probleem is echter dat we in Nederland niet zo veel onafhankelijke instanties hebben.” Pietersen heeft een paar stokpaardjes. Een daarvan is “doelstellende regelgeving”, regelgeving die een doel formuleert en individuele bedrijven ruimte biedt voor invulling. “Dat is nu voor het eerst toegepast bij PGS-29, de richtlijn voor grote bovengrondse tankinstallaties voor brandbare vloeistoffen. De overheid verplicht bedrijven aan te tonen dat de beveiliging op orde is. Daardoor verandert het werk voor zowel bedrijven als inspecteurs, maar de veiligheid is erbij gebaat. Het gaat om de veiligheid van een installatie, niet om de vraag of e november 2012 Chemie magazine 23


een bedrijf tot in de kleinste details voldoet aan precies voorgeschreven eisen van de wetgever. Bedrijven moeten dus uitleggen waarom ze bepaalde keuzes hebben gemaakt en inspecteurs kunnen niet meer volstaan met het afvinken van een uitgebreide controlelijst.” In het interview met SC legde hij al een actuele link: “Voor een BRZO-bedrijf (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) als Odfjell geldt de wettelijke verplichting een transparant en verifieerbaar veiligheidsbeheersysteem te hebben. De borging van in dit geval de integriteit van leidingen via periodiek onderhoud en inspectie dient te zijn opgenomen in het VBS. Als de integriteit van leidingen slecht blijkt te zijn, zoals bij Odfjell, dan heeft men jarenlang verzuimd het systeem van borging van leidingen te controleren. De overheid zou daarom meer systeemgericht moeten inspecteren om te toetsen of de eigen verantwoordelijkheid van een bedrijf goed is ingevuld in het VBS. Als dat hier zou zijn gebeurd, waren er al veel eerder structurele tekortkomingen geconstateerd.” Die werkwijze vraagt om vertrouwen en kennis bij overheid en bedrijven. Zijn die in voldoende mate aanwezig?

“Op dit moment niet. Afvinken van controlelijsten is natuurlijk eenvoudiger, maar veiligheidsmensen zijn niet op de wereld om het makkelijk te hebben. We zijn er om het veilig te maken, en dus moeten we onze kennis op peil brengen. Een voorbeeld is de kennis over het reduceren van een risico tot een acceptabel laag niveau met behulp van beveiligingen. Daarvoor wordt internationaal de zogenoemde SIL(Safety Integrity Level)-benadering gehanteerd. Dat geeft geobjectiveerd aan wat de directe gevolgen van een scenario met het vrijkomen van gevaarlijke stoffen zijn en wat de kans erop is. Op basis van de SIL-methode is het dan duidelijk hoe betrouwbaar de beveiliging moet zijn om het risico voldoende te reduceren. Dat moet transparant en verifieerbaar worden gedocumenteerd en worden geborgd in het VBS. De scenario’s waarvan het risico moet worden gereduceerd worden geïdentificeerd via een HAZOP-studie (Hazard and operability-studie – red.). De SIL/ HAZOP studie wordt onder leiding van een ervaren voorzitter uitgevoerd door een multidisciplinair team mensen uit het bedrijf die voldoende kennis en ervaring hebben. De resultaten zijn niet zonder meer af te vinken. Wat de 24 Chemie magazine november 2012

overheid bijvoorbeeld moet controleren is hoe het gesteld was met de kwaliteit van dat team. Voor kleinere bedrijven geldt dat zij de benodigde kennis kunnen inhuren, maar daarbij goed moeten letten op de kwalificaties van die deskundigen en de borging in het eigen bedrijf.” Hoogleraar risicobeheersing Eelco Dykstra liet half oktober in dagblad Trouw optekenen dat hij het zelfreinigend vermogen van bedrijven niet hoog schat.

“Dykstra zegt ook dat bestuurders niet eerlijk zijn over de veiligheidssituatie. Ik denk dat hij dat niet kan onderbouwen.” U komt andere dingen tegen in bedrijven?

“Bij alle bedrijven zijn veiligheidsbeheerssystemen ingevoerd en zijn de procedures op orde, maar er is altijd productiedruk, er is gewenning, er zijn personeelswisselingen en zo verder. Bedrijven zijn altijd in beweging. Dan is de verleiding groot om de weg van de minste weerstand te zoeken. Dat gevaar ligt altijd op de loer, en dan is het van belang dat procedures geborgd zijn. Het monitoren van de dagelijkse praktijk van het volgen van de eigen procedures is dan ook van groot belang. Wat in dit kader sterk onderschat wordt is het belang van analyses van incidenten en ongevallen. Het besef dient te groeien dat een goede analyse van de


Veiligheid

“De brand bij Chemie-Pack was geen ramp. Je praat over een ramp als de veiligheid van mensen in het geding is geweest” keer zonder helm op het terrein is gezien, geeft een signaal af: je hoeft het niet zo nauw te nemen met veiligheidsvoorschriften.” Wat is uw algemene indruk: is het de afgelopen tien jaar grosso modo veiliger geworden in de chemische industrie?

onderliggende, vaak organisatorische problematiek en de bijbehorende verbetermaatregelen een voorwaarde vormt voor veilig opereren.” “Daarnaast is het voor het monitoren ook belangrijk om key performance indicators te hebben die achterstanden in acties voor veiligheid meetbaar maken. Veiligheidsbeheerssystemen verlangen dat je alles transparant en verifieerbaar documenteert en borgt in de organisatie. De overheid kan dat vervolgens controleren. Maar als je geen performance indicators hebt, wordt het moeilijk. Hoe kun je iets controleren als je geen meetgegevens hebt? Je eigen management moet die informatie ook willen hebben.” Hoe zou u de cultuur omschrijven die u gemiddeld genomen aantreft in bedrijven?

“Dat is heel wisselend. Als ik na een incident bij een bedrijf kom en de manager zegt dat het bedrijf alle overheidsregels naleeft, dan is dat meestal een indicatie dat het niet goed zit. Dat bedrijf is dan bezig de overheid tevreden te stellen, en daar gaat het niet om. Het gaat om veiligheid, niet om regels. Een goede veiligheidscultuur begint met het serieus nemen van mensen op de werkvloer. Meldingen serieus nemen, luisteren. Niet als politieagent, maar uit interesse. En zelf het goede voorbeeld geven is heel belangrijk. Een manager die één

“Voor grote bedrijven gaat dat op, al zijn er beslist nog verbeterpunten. Zonder dat ik dat kan onderbouwen met keiharde onderzoekgegevens, zegt mijn gevoel dat het in kleinere bedrijven iets minder is geworden. Dan praat ik over de Chemie-Packs onder ons. De economische crisis zal daar voor een belangrijk deel debet aan zijn. Het is goed dat grote bedrijven de achterblijvers onder hun hoede nemen. Wat Shell deed, door alle contacten met Odfjell te verbreken, was in dat verband een slecht voorbeeld. Shell was jarenlang een grote klant van Odfjell en voor de ketenverantwoordelijkheid als geen ander in de positie om procesveiligheid af te dwingen.” Draagt naming en shaming, waartoe minister Atsma besloot naar aanleiding van Chemie-Pack, bij aan een betere veiligheidscultuur?

“Ik betwijfel het, maar als je het doet, moet het in elk geval kloppen. Het stond wel stoer en paste in de hype van het moment, maar het droeg niet bij aan de veiligheid. In zijn algemeenheid moet je er voorzichtig mee zijn. De gegevens moeten kloppen en je moet alle voorgaande stappen hebben doorlopen. Ik zou zeggen: pas doen als een bedrijf systematisch weigert zijn leven te beteren.” Het gaat goed, maar het kan beter. Dat was de teneur van twee recente rapporten over de veiligheidssituatie van procesinstallaties in het Rijnmondgebied.

“Dat was een voorspelbare conclusie. Voordat de hype ontstond zou dat ook het oordeel over de situatie bij Odfjell zijn geweest: het is goed, maar het kan beter. Dat is namelijk doorgaans het geval. Hopelijk bedaart de discussie nu wat en kunnen we in alle rust verder bouwen aan verhoging van de veiligheid.” p

november 2012 Chemie magazine 25


KPMG-ONDERZOEK TOONT OORLOGSKASSEN AAN

OVERNAMEPAD LONKT VOO De helft van de bestuurders van chemiebedrijven in Europa verwacht de komende twee jaar betrokken te zijn bij fusies en overnames. Daarbij gaat het vooral om herschikkingen van de productportfolio’s om op de langere termijn succesvol te zijn. De kopers bevinden zich voornamelijk in de Verenigde Staten, blijkt uit een internationaal onderzoek van KPMG onder 156 bestuurders van bedrijven in de chemiesector. “We zien vooral dat bedrijven onderdelen willen overnemen waarmee ze een hogere marge kunnen halen.” Tekst: Adriaan van Hooijdonk

D

e meeste bedrijven in de wereldwijde chemische industrie hebben, ondanks de crisis, hun kaspositie het afgelopen jaar zien groeien. Daardoor zijn zij in staat forse investeringen te doen om hun strategische doelstellingen te realiseren, zo blijkt uit KPMG-onderzoek. Het adviesbureau hield in juli 2012 een schriftelijk onderzoek onder 156 bestuurders in de chemische industrie. Daarvan bevonden zich er 53 in de Verenigde Staten, 50 in Europa en 53 in Azië. Uit het onderzoek blijkt dat 68 procent van de ondervraagde Europese bestuurders aangeeft dat er voldoende geld in de kas zit om op overnamepad te gaan. “Daarbij gaat het voornamelijk om herschikkingen van de productportfolio”, weet KPMG-partner Lex Gardien, in Nederland verantwoordelijk voor de dienstverlening aan de chemische industrie. “We zien vooral dat bedrijven onderdelen willen overnemen waarmee ze een hogere marge kunnen halen.

26 Chemie magazine november 2012

Daarbij gaat het om chemische producten die niet iedereen zomaar kan maken en waar veel hoogwaardige technologische kennis voor nodig is.” Europese bestuurders maken zich volgens Gardien verder grote zorgen over de toekomst van de eurozone. “Daarom kijken ze nu vooral naar de inrichting van hun productportfolio om ook op de langere termijn succesvol te zijn.”

Amerikaans kostenvoordeel

De chemiebedrijven die in Europa actief zijn, hebben volgens Gardien de afgelopen jaren goed op de centjes gelet en verschillende besparingsprogramma’s doorgevoerd. Daardoor is er nu weer meer geld beschikbaar voor overnames. ING-analist Fabian Smeets herkent het beeld dat het KPMG-onderzoek schetst. “Uit een recente ING-analyse van alle Europese beursgenoteerde chemische bedrijven blijkt dat de oorlogskassen inderdaad goed gevuld zijn. Er zijn maar een paar ondernemingen die geen geld voor overnames hebben.”


Economie

VOOR CHEMIEBEDRIJVEN Sommige chemiebedrijven hebben volgens hem de afgelopen jaren enorme productmarges gehaald. “Dat heeft alles te maken met het cyclische karakter van de chemische industrie. In 2008 hebben we al een zware crisis gehad. Vervolgens zijn in 2009 en 2010 vooral de minder competitieve fabrieken uit bedrijf gehaald. Daarna is de vraag, onder andere door wereldwijde stimuleringsregelingen van overheden, weer toegenomen. Daardoor hebben wij de afgelopen twee, drie jaar marges gezien die wij de afgelopen decennia niet zijn tegengekomen.”Daarbij gaat het volgens Smeets vooral om chemische producten voor de auto-industrie, zoals rubber. Maar ook de marges op siliconen, caprolactam en acrylzuur zijn enorm gestegen omdat er te weinig fabrieken waren die deze producten konden maken. “Het feestje is echter weer afgelopen, want nu komen we in de periode dat de nieuwe fabrieken die deze producten maken in bedrijf worden genomen.”Uit het KPMG-onderzoek blijkt verder dat de kopende partijen zich niet alleen in Europa, maar vooral in de Verenigde Staten bevinden. Dat heeft volgens Gardien alles te maken met de grootschalige schaliegaswinning in het land. “Daardoor heeft de chemische industrie een kostenvoordeel op energiegebied en komt er geld vrij voor overnames. Verder vind ik het verrassend dat er ook in Europa nieuwe investeringen plaatsvinden. Dat hadden we eigenlijk niet verwacht.”

Sterven na dood

Toch zien de bestuurders van de chemiebedrijven in Europa, de Verenigde Staten en Azië fusies en overnames niet als de belangrijkste drijvende kracht ach-

“Ik vind het verrassend dat er ook in Europa nieuwe investeringen plaatsvinden” ter de noodzakelijke groei. Ruim 80 procent van de bestuurders verwacht dat vooral het betreden van nieuwe geografische afzetmarkten voor de noodzakelijke groei gaat zorgen. “De groei zal voornamelijk plaatsvinden in Brazilië, Rusland, India en China, plus opkomende markten, zoals Vietnam, Indonesië en Maleisië”, voorspelt Gardien. “Daar krijgen de mensen steeds meer te besteden, en de chemische industrie speelt daar op in.” Ook Smeets ziet de investeringen voornamelijk in deze landen plaatsvinden. “Tegelijkertijd zal er altijd een basis blijven voor de chemische industrie in Europa omdat zich hier verschillende lokale markten bevinden. Maar we zien de laatste jaren wel dat sluitingen en ontslagen voornamelijk in Europa plaatsvinden. Ook wanneer bedrijven grote groepen nieuwe mensen aannemen of nieuwe r&d-centra openen, gebeurt dat voornamelijk in het buitenland. De chemische industrie in Europa bevindt zich nu boven in e november 2012 Chemie magazine 27


SYNGENTA

’s Werelds grootste producent van landbouwchemicaliën heeft het afgelopen jaar erg goed gepresteerd op de beurs. Door de verwachte verdere toename van de wereldbevolking van 7 naar 9 miljard monden en de noodzaak deze te voeden, blijven de producten en diensten van het bedrijf gewild. In 2012 heeft Syngenta onder meer het Amerikaanse biotechbedrijf Pasteuria Bioscience overgenomen. Woordvoerster Marjan Vlam meldt dat Syngenta zich wereldwijd zal blijven oriënteren op aankopen. “Hoofdcriterium daarbij is of een dergelijke acquisitie in onze strategie past. Over budgetten en bedragen geven wij geen informatie”, besluit Vlam.

BASF

“Het chemisch landschap kan er over een paar jaar dus weer heel anders uitzien” de koolstofkostencurve, maar dat kan altijd weer veranderen. Kijk maar naar de chemische industrie in de VS. Die was vijf jaar geleden op sterven na dood, maar door de schaliegaswinning heeft de sector een enorme stimulans gekregen.”

Nederlandse situatie

Gardien vindt het lastig om de uitkomsten van het onderzoek te vertalen naar de chemische industrie in ons land. “Ik weet niet welke bedrijven die in Nederland actief zijn aan het onderzoek hebben meegewerkt en wat ze precies hebben gezegd. Bovendien is de branche steeds internationaler. Neem bijvoorbeeld een bedrijjf als LyondellBasell. Het hoofdkantoor bevindt zich in Nederland, maar de aansturing vindt grotendeels plaats vanuit de Verenigde Staten, terwijl de productielocaties zich in diverse landen bevinden.” Smeets is iets stelliger. “BASF heeft altijd een goed gevulde kas voor overnames. Dat geldt ook voor DSM. Zij komen er ronduit voor uit dat ze hiervoor 1,5 miljard euro beschikbaar hebben. AkzoNobel heeft ook ruimte op de balans, hoewel ze rekening moeten houden met voorzieningen voor het pensioentekort. Ook bedrijven als Yara en Syngenta hebben meer dan genoeg geld om overnames te plegen. Het chemisch landschap kan er over een paar jaar dus weer heel anders uitzien. Maar dat is nu eenmaal inherent aan de sector.” p 28 Chemie magazine november 2012

Volgens woordvoerster Jasmijn Degen concentreert BASF zich op een sterke cashflow en op de reductie van de financiering met vreemd vermogen. “Wij willen onze single-A-rating behouden, maar dat wil niet zeggen dat wij strategisch zinvolle acquisities categorisch uitsluiten. Vanuit een actief portefeuillebeheer bekijken we voortdurend potentiële acquisities en desinvesteringen. Acquisities zijn in principe in bijna alle segmenten denkbaar. Over bedragen doen wij geen mededelingen.”

YARA INTERNATIONAL

De kunstmestproducent heeft de afgelopen jaren goede resultaten geboekt. De corebusiness van minerale meststoffenproductie is immers nauw verbonden met de productiviteit van de landbouw en voedselproductie. Het bedrijf heeft dan ook genoeg geld in de kas. “Maar na een aantal mislukte overnames, onder andere van de kunstmestbusiness van BASF Antwerpen en Terra in de Verenigde Staten, maakt het management in Oslo nu andere keuzes”, licht Jos van Damme van Yara Sluiskil toe. “Nu zet Yara in eerste instantie in op grootschalige investeringen bij bestaande vestigingen in Noorwegen, Canada en Australië. Daarvoor is in totaal 1,4 miljard euro beschikbaar.” In 2009 werd in Sluiskil ruim 400 miljoen euro geïnvesteerd in een nieuwe fabriek voor de productie van ureumoplossing.

DSM

De CFO van DSM, Rolf-Dieter Schwalb, heeft eind september tijdens een analistenmeeting in Zwitserland laten weten dat het bedrijf na de jongste overnames nog steeds 1 miljard euro in kas heeft om overnames te plegen, meldt woordvoerder Raymond Frenken van DSM. “De afgelopen twee jaar hebben we ruim 2,2 miljard euro aan overnames besteed. Daarbij richten wij ons op bedrijven die ons aan kunnen vullen in de segmenten waarin wij actief zijn, zoals hoogwaardige materialen, ingrediënten voor de voedingsmiddelenindustrie en farmacie.” Toch lijkt DSM op overnamegebied vooral actief in de voedingsindustrie. Van de 2,2 miljard euro ging 1,8 miljard naar overnames van bedrijven in deze sector, waaronder Ocean Nutrition Canada. Het bedrijf is een leider in omega-3-vetzuren uit visolie voor toepassing in voedingssupplementen. Daarmee is het in hoge mate complementair aan de activiteiten van het door DSM in 2011 aangekochte Martek, dat omega3-vetzuren uit algen maakt. Een van de jongste aankopen is het Braziliaanse diervoederbedrijf Tortuga, dat DSM onlangs aankocht voor 465 miljoen euro.


Veiligheid is een voorwaarde, geen sluitpost Kijk op www.copla.nl ‘Ik ben directeur van een prachtig bedrijf. Net als iedere ondernemer sta ik onder druk van de concurrentie en ben ik erop gebrand mijn bedrijfsprocessen zo effectief en efficiënt mogelijk te organiseren. Maar niet ten koste van alles. De veiligheid van mijn medewerkers staat voorop. Om mij te helpen met een verantwoord en realistisch veiligheidsbeleid en dit ook in praktijk te brengen, werk ik samen met Copla. Ze zijn al jaren gespecialiseerd in veiligheidszorg. Samen hebben we een praktisch plan opgesteld. Bij de uitvoering worden we nu nog geholpen door een consultant. Nog dit jaar zal onze eigen middelbaar veiligheidskundige afstuderen. Ook bij Copla.’ Ook werken aan een verantwoord en realistisch veiligheidsbeleid? De consultants van Copla helpen u graag.

Peter Foppen, directeur

Verder met veiligheidszorg. Verder met Copla. Copla Opleiding – Training – Consultants Harderwijk | 0341 430848 | info@copla.nl www.copla.nl

Volg ons op:


emptyful, zo heet dit kunstwerk van Bill pechet op het Millenium library plaza in winnipeg in Canada. Je zou er een kolf of een erlenmeyer in kunnen zien, waarin een chemische reactie plaatsvindt. Het kunstwerk bestaat uit een 10 meter hoge en 9 meter brede roestvrijstalen frame in de vorm van een fles, waarin van

30 Chemie magazine november 2012

kleur veranderende led-lampen vallend water en damp verlichten, zodat het lijkt alsof zich in de fles een kokende vloeistof bevindt. De glowing flask sculpture is geïnspireerd door het idee dat iets vol en leeg tegelijk kan zijn. “Als je voor het eerst in winnipeg komt kan het leeg en open lijken, zoals het daar ligt

tussen de onmetelijkheid van de prairie en de hemel. Maar binnenin zit de stad vol creatieve energie”, aldus pechet. tijdens de wintermaanden worden het water en de damp uitgezet. emptyful blijft dan een lichtshow geven met oranje en gouden tinten “om de koude nachten wat op te warmen”.


Foto: Gerry Kopelow

Uitgelicht

november 2012 Chemie magazine 31


ROUTEKAART CHEMIE WIJST DE WEG NAAR 40 PROCENT MINDER CO2-UITSTOOT IN 2030

“WiJ heBBen ons hUisWerK geDAAn” 40 procent minder CO2-uitstoot in 2030, dát is de ambitie van de chemische industrie. Om aan te geven hoe dit bereikt wordt, heeft de VNCI de Routekaart Chemie 20122030 opgesteld. VNCI-speerpuntmanager Energie & Klimaat Reinier Gerrits is tevreden: “We hoeven nu niet meer met losse issues de boer op, maar kunnen een gezamenlijk pakket aan oplossingen laten zien.” Tekst: Igor Znidarsic

D

e VNCI heeft de afgelopen tijd een grondige inventarisatie gemaakt van de innovatiemogelijkheden in de chemiesector tot 2030 voor broeikasgasreductie. Het resultaat: de Routekaart Chemie 2012-2030. Om een zo realistisch mogelijk beeld te geven en maximale betrokkenheid van de bedrijven te realiseren, is daarbij gekozen voor een bottom up-benadering, dus vanuit de projecten zelf. Het resultaat is behalve op de bijbehorende website (zie kader) te vinden in het rapport De sleutelrol waarmaken, dat beschrijft welke projecten al lopen, wat zij kunnen bijdragen aan de beoogde CO2-emissiereductie, welke projecten nog van start gaan, welke nog nodig zijn, én aan welke voorwaarden voldaan moet worden om in 2030 een broeikasgasreductie te realiseren van 40 procent ten opzichte van 2005 (waarvan 11 procent al gehaald is tot 2012). De oorspronkelijke ambitie van 50 procent CO2-reductie die de Regiegroep Chemie in 2006 uitsprak bleek niet haalbaar. “Op basis van onze inventarisatie en de randvoorwaarden denken wij dat 40 procent een reëlere ambitie is”, stelt Reinier Gerrits, speerpuntmanager Energie & Klimaat bij de VNCI, die het project trekt. “Bedrijven die projecten hebben aangedragen hebben ook een risico-inschatting aangegeven. Als je alle risico’s zou wegpoetsen, zou je theoretisch hoger kunnen uitkomen. Maar wij wilden een realistisch beeld geven.”

Meer dan gedacht

Er zijn zes oplossingsrichtingen gedefinieerd: verbetering van de energie-efficiëntie, vervanging van fossiele door ‘groene’ grondstoffen, carbon capture and storage/ usage (CCS/CCU, het ondergronds opslaan of hergebruiken van CO2), het sluiten van de materiaalketen (recycling), ontwikkeling van duurzame producten, en duurzame energie. De Routekaart laat verder van elke oplossingsrichting zien wat de haalbare bijdrage (in megaton CO2-reductie) is. De meeste in bedrijven lopende projecten richten zich 32 Chemie magazine november 2012

op energie-efficiency. Met deze oplossingsrichting zijn tot nu toe dan ook de hoogste resultaten bereikt. Ook zijn er veel biobased-projecten geïnventariseerd, maar daarover zijn weinig besparingscijfers bekend. Hun bijdrage is namelijk moeilijk in te schatten omdat de meeste zich nog in de onderzoeksfase bevinden. Wat het aantal CCS-projecten betreft waren de onderzoekers verrast. “Tijdens gesprekken ontdekten we dat veel bedrijven plannen in die richting hebben, meer dan we hadden gedacht, alleen zijn niet alle bekendgemaakt”, verklaart Gerrits. Nieuwe innovaties liggen voor een deel ook in CCU, het nuttig toepassen van CO2. Voor het sluiten van de materiaalketen blijkt het aantal lopende projecten gering. Maar omdat dit thema veel aandacht heeft gekregen tijdens een sessie met experts die vanwege de Routekaart is gehouden, zijn er toch veel nieuwe projecten bij gekomen. Voor duurzame producten zijn relatief weinig projecten gekwantificeerd, omdat LCA-informatie over de uiteindelijke producten (die met door de chemiesector geleverde materialen gemaakt worden) nog beperkt bij bedrijven aanwezig is (zie ook kader).

WKK een must

Per oplossingsrichting zijn ook de randvoorwaarden aangegeven. Zo is voor vervanging van fossiele grondstoffen nodig dat er goede LCA-data komen en dat accijnzen en importheffingen op biomassa worden weggenomen. Wat betreft energie-efficiency is het in stand houden van warmtekrachtkoppeling (WKK) een must. Gerrits: “Wij hebben ons niet neergelegd bij een marginale rol van WKK en denken dat deze in 2030 wel degelijk en deel van de CO2-reductie kan realiseren.” De bijdrage van CCS is in de Routekaart groot, maar de randvoorwaarde is wel dat ‘de toegezegde facilitering door de overheid aan de nu in ontwikkeling zijnde projecten leidt tot realisatie’. Algemene randvoorwaarden zijn er ook: de mogelijkheid tot het doen van nieuwe investeringen door econo-


6

energie & klimaat

Aantal projecten in pijplijn 140 120 100 80

Aantal projecten TRL 6-9

60

Aantal projecten TRL 4-5

2. Vervanging fossiele grondstoffen

1. Energie-efficiency

0

10

6

8

11

6. Duurzame energie

18

5. Duurzame producten bij de eindgebruiker

20

4. Sluiten van de materiaalketen

45

3. CCS/CCU

40

Aantal projecten TRL 2-3 Waarvan gekwantificeerd

Lopende projecten geordend naar oplossingsrichting en TRL-niveau (Technology Readiness Level, een methodiek die inzicht geeft in de status van projecten).

Aantal nieuwe projecten 40 35 30 25 20 15

Aantal projecten TRL 6-9

10

Aantal projecten TRL 4-5

5

Aantal projecten TRL 2-3 6. Duurzame energie

5. Duurzame producten bij de eindgebruiker

4. Sluiten van de materiaalketen

3. CCS/CCU

2. Vervanging fossiele grondstoffen

1. Energie-efficiency

0

mische groei, een gunstig investeringsklimaat, een gelijk speelveld (Nederland in Europa en Europa in de wereld), het stimuleren van innovatie, en het terugbrengen van de kosten van nieuwe technologieën. Ook een must is dat CO2-handelssysteem ETS gebaseerd wordt op werkelijke productievolumes met voldoende rechten voor nieuwe investeringen.

Cruciale samenhang

“We hoeven nu niet meer met losse issues de boer op”, stelt Gerrits tevreden vast. ”Met de Routekaart laten we het palet aan oplossingen zien waarmee de chemie wil werken aan de reductie van de CO2-emissie. Maar we laten wel een stukje keuze open voor de betrokken par-

Nieuwe projecten geordend naar oplossingsrichting en TRL-niveau.

oplossings­ richtingen

1. Energie-efficiëntie: het tegengaan van energieverspilling in het eigen proces. Hiertoe worden ook recycling van bijproducten en uitwisseling van reststomen met buren gerekend. 2. Vervanging fossiele grondstoffen: door inzet van hernieuwbare grondstoffen (biomassa) voor de productie van chemische producten. 3. Carbon capture and storage/ usage (CCS/CCU): CO2 afvangen en vervolgens opslaan of gebruiken (recyclen). 4. Sluiten van de materiaalketen: hergebruiken van producten en materialen na het gebruik (post-use recycling en mogelijk daarmee een nieuwe grondstof bieden naast fossiel en biomassa). 5. Duurzame producten: bijdragen aan ontwikkeling van duurzame producten voor eindgebruikers (bijvoorbeeld door minder energiegebruik tijdens gebruik en daardoor minder CO2-uitstoot). 6. Duurzame energie: inkopen of zelf opwekken van duurzame energie.

“Wij denken dat 40 procent CO2reductie een reëlere ambitie is” november 2012 Chemie magazine 33


Solution direction Reduction achieved 2005-2012

Current conditions Mton CO2 eq

Extra potential

Key precondition General: encourage innovation and a cohesive fiscal regime

7.5

Not applicable

Not applicable Attractiveness of NL for investment in expansion and innovation: competitive energy prices, effective ETS, infrastructure, a system that rewards all forms of energy efficiency Availability, options for ‘green fee’ raw materials at a competitive price, sustainability criteria Acceptance by users in the general public, logistical implications (and consequently) the price

1. Energy efficiency

4.3

High

2. Replacement of fossil fuels

4.5

Fair

3. Closure of the materials chain

2.5

Fair

4. Sustainable products

1.2

High

Total Cost of Ownership model, clear LCA, the authorities as the launching customer, green public procurement

5. CCS and CCU

4.5

High

Liability, CO2 price. Acceptance and availability of infrastructure

6. Renewable energy

1.4

Limited

Price; access to deliveries and certainty of deliveries

tijen. We hebben telkens gekeken naar wat wij zelf kunnen doen en waar de overheid of de wetenschap een bijdrage moet leveren.” De samenhang tussen de oplossingsrichtingen is volgens Gerrits cruciaal. “We kunnen als chemie nu laten zien waarom WKK zo belangrijk is, vooral ook ten opzichte van andere projecten zoals vergroening van grondstoffen. Als de overheid WKK niet met ons oppikt, of als CCS niet doorgaat, kunnen wij duidelijk laten zien hoeveel CO2 dat scheelt. Ook kunnen we de rol van de kwaliteit en de betaalbaarheid van gas in het geheel laten zien.” Wat was er gebeurd als de VNCI niet met deze Routekaart was gekomen? Gerrits: “Dan bleven we gefragmenteerde issues naar voren brengen, waardoor we geen stap dichterbij de realisering van ons doel kwamen. De tijd vliegt, en als we niets doen wordt het ene spoor na het andere afgesloten: WKK, CCS, schaliegas. De publieke opinie is tegen, de seinen staan op rood. Maar zowel de Europese Commissie als Nederland heeft gezegd: zonder al die zaken gaan we de ambities niet realiseren.” Volgens Gerrits is iedereen het over het doel eens: de opwarming van de aarde op alle mogelijke manieren terugdringen. “Als vervolgens de wind tegen is vanuit maatschappelijke acceptatie, kun je twee dingen doen: of met minder CO2-reductie genoegen nemen, of iets aan de acceptatie doen. Nu gebeurt er niets.”

Reacties uitlokken

Ook is er een koppeling gemaakt met de innovatieactiviteiten van de Regiegroep Chemie en de Topsector Chemie. De routekaart dient als ‘paraplu’ voor de innovatiepijplijn, ook bij publiekprivate samenwerkingsverbanden (PPS’en). Ook is er een koppeling gemaakt met de Visie 2030/2050, bijvoorbeeld rondom biobased. Gerrits: “Voor onze toekomstvisie hebben we met de bedrijven uitgebreid gediscussieerd over de inzet van biomassa. Als je enigszins optimistisch bent kom je op 15 procent uit in 2030, dus daar hebben we een koppeling mee gemaakt. We gaan voor die reductie van 40 procent uit van 15 procent biomassagebruik.” 34 Chemie magazine november 2012

Overzicht van de haalbare bijdragen van de verschillende oplossingsrichtingen (zie voor verdere uitleg en details het rapport De sleutelrol waarmaken op www.routekaartchemie.nl).

Nu de Routekaart klaar is gaat Gerrits ermee de boer op: “We gaan naar vakspecialisten toe om hun visie te horen en reacties uit te lokken. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar wij hebben in ieder geval wel ons huiswerk gedaan. Ik hoop dat ook de verschillende politieke partijen waarmee we gaan praten tot gerichter ondersteunende beleidsmaatregelen komen om met ons deze ambitie te realiseren.” De Routekaart is tot stand gekomen met ondersteuning van Berenschot en dankzij financiering door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor de energieconvenanten MJA3 en MEE. p

liFe cYcle AnAlYsis (lcA)

Volgens Gerrits is er een duidelijk potentieel voor broeikasgasreductie door samenwerking in de keten. “De chemische industrie staat aan de basis van veel duurzame producten en draagt daarmee fors bij aan de CO2-reductie. Maar we zijn in het uitdragen daarvan nog te bescheiden. Daarom gaan we proberen het LCA-denken meer geïmplementeerd te krijgen. Dat doen we eerst bij onze leden, maar daarna gaan we ook onze partners downstream stimuleren om met een LCA te werken om daarmee hun en onze bijdrage aan duurzaamheid inzichtelijk te maken.”

WWW.roUteKAArtcheMie.nl

De Routekaart Chemie wordt ondersteund door een uitgebreide website met een Google Maps-structuur, waarbij je steeds verder kunt inzoomen op de zes oplossingsrichtingen. Gerrits: “Je kunt afdalen tot op het niveau van een oplossing, waarbij je een voorbeeld kunt bekijken en kunt zien welke partij ermee bezig is. Dat is interessant voor bedrijven die erbij willen aanhaken. Op een hoger algemener niveau laten we aan beleidsmakers zien wat we met de Routekaart beogen.” Per oplossingsrichting worden voorbeeldprojecten ter inspiratie getoond. Op de website zijn ook de verdiepende studies te vinden die voor de Routekaart zijn uitgevoerd. Verder bevat de website nieuws en veel achtergrondinformatie.


Gedreven door efficiëntie Elk onderdeel een meesterwerk

Bij de nieuwe reeks oliegeïnjecteerde GA-schroefcompressoren van 30 - 90 kW is elk onderdeel een meesterwerk. Samen vormen ze een oplossing die met recht efficiënt-gedreven genoemd mag worden. Zo zet de serie de nieuwe standaard qua duurzaamheid, betrouwbaarheid en bereikt het de hoogst mogelijke luchtopbrengst. Bezoek onze website en zie hoe deze nieuwe compressorreeks een impuls kan geven aan uw productiviteit. www.atlascopco.com/drivenbyefficiency Atlas Copco Compressors Nederland Merwedeweg 7, 3336 LG Zwijndrecht Postbus 200, 3330 AE Zwijndrecht Tel (078) 6230 230 Fax (078) 6100 670 www.atlascopco.nl

Download een QR-reader, scan de code en bekijk het filmpje.


Duurzame valorisatie tot materialen & energie Indaver biedt een duurzame aanpak voor industrieel afval. Indaver valoriseert 90 % van de 4.6 miljoen ton afvalstoffen die ze beheert tot materiaal of energie. Eigen grootschalige installaties, sterke expertise en een goede kennis van de Europese afvalmarkt vormen hierbij onze unieke troeven. Ook via on site investeringsprojecten bij de grootindustriĂŤle klant valoriseren we energie en materialen uit reststromen. Dit vereist een juiste kennis van complexe afvalstoffen en voldoende inzicht in productieprocessen. Indaver realiseert lange termijnoplossingen tegen de laagste Total Cost of Ownership. Conformiteit aan wet- & en regelgeving en zero risk op liabilities staan hierbij steeds voorop. salesinternational@indaver.com

Tel. +31 115 61 90 48

www.indaver.nl www.indaver.com

Toonaangevend in duurzaam afvalbeheer


Biobased BIOBTX KAN IN BESTAANDE CHEMISCHE INFRASTRUCTUUR GEBRUIKT WORDEN

WAARDEVOLLE CHEMICALIËN UIT BIOMASSA Onder leiding van BioBTX werkt een Gronings consortium aan de optimalisatie van de productie van biobased benzeen, tolueen en xyleen (BTX). Deze groene chemicaliën zijn identiek aan de fossiele BTX en kunnen in bestaande productieketens worden ingemengd. Het consortium denkt hiermee binnen enkele jaren een grote markt te bereiken. Tekst: Emma van Laar

Afvalstromen

Nu wordt BTX uit aardolie gehaald, maar via mild kraken (de thermische omzetting, waarbij grotere organische moleculen omgevormd worden tot kleinere moleculen) kan BTX ook uit biomassa gewonnen worden. “Daarvoor kan een breed palet van afvalstromen uit de agro-industrie gebruikt worden, als het maar niet te veel mineralen bevat en te nat is”, legt Schenk uit. Er is gestart met een verkennend onderzoek en een haalbaarheidsonderzoek, gericht op zowel de technische als de economisch kansen. Hieruit bleek dat BioBTXproductie zonder subsidie rendabel kan worden. Sinds maart 2012 zijn de betrokkenen het proces aan het optimaliseren, met behulp van een subsidie van de provincie Groningen. Schenk: “We zoeken op laboratoriumschaal naar de beste productieomstandigheden en katalysatoren voor de omzetting van groene afvalstoffen naar BTX.”

gens Schenk dat uit afvalstromen waardevolle producten gemaakt kunnen worden en dat deze inzet van biomassa niet concurreert met de voedselketen. Het is volgens Schenk ook een enorm voordeel dat BioBTX identiek is aan de fossiele chemicaliën. “Hierdoor kan de bestaande chemische infrastructuur gebruikt worden, en we kunnen bovendien gradueel vergroenen. De markt voor BTX is groot en groeit nog steeds.” Hij verwacht met BioBTX snel de markt op te kunnen. “De volgende stap zal een pilotplant zijn en misschien staat over een jaar of drie de eerste productiesite. Omdat we niet aan de reactortechniek hoeven te sleutelen kan het snel gaan. We verwachten met name interesse vanuit de PETproducenten.” p

Projectleider Niels Schenk met molecuulmodellen van benzeen (C6H6) en xyleen (C8H10).

FOTO: HILBR AND HUT

E

nkele jaren geleden is het onderzoeks- en adviesbureau KNN, moederbedrijf van BioBTX, naar de mogelijke toepassingen van biomassa gaan kijken. “Iedereen richtte zich toen op de productie van energie, maar wij besloten te zoeken naar andere interessante toepassingen van biomassa”, vertelt projectleider Niels Schenk. “We kwamen uit bij BTX, een bundeling van de drie aromaten benzeen, tolueen en xyleen. Dit zijn belangrijke bouwstenen voor de petrochemie. We hebben hier bewust voor gekozen om bij te dragen aan de vergroening van deze sterkte Nederlandse sector. ”

Gradueel vergroenen

Het voordeel van deze technologie is volnovember 2012 Chemie magazine 37


Meer Mogelijkheden oM de totale logistieke kosten te verlagen

Binnenvaart heeft de toekomst Sabic vervoert sinds enkele jaren een deel van zijn producten in containers per binnenvaartschip van Bergen op Zoom naar Rotterdam. Hiermee vermijdt het bedrijf 1275 ton CO2-emissie en bespaart het 10 procent op de totale vervoerskosten vergeleken met vervoer over de weg. Het bedrijf ziet mogelijkheden om in de toekomst nog meer volume per binnenvaartschip te vervoeren. Tekst: Erik te Roller

“O

nze insteek is dat meer vervoer per binnenvaartschip uit oogpunt van milieu wenselijk is, maar tegelijk wel economisch haalbaar moet blijven”, zegt Hans Tak, verantwoordelijk voor de inkoop van logistiek bij Innovatieve Plastics van Sabic in Bergen op Zoom. “De kosten voor weg- en watervervoer zijn over het geheel genomen vergelijkbaar. Maar bij het vervoer met de binnenvaart zijn er meer mogelijkheden om de totale logistieke kosten te verlagen. Daar komt nog bij dat hoe meer containers er op een boot meegaan, des te lager de kosten per container zijn. Maar dat vraagt wel om innovatieve concepten en de medewerking van verschillende partijen, zowel van het bedrijfsleven als van de overheid.” Volgens Herman Taal, senior beleidsadviseur van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M), is het doel van de overheid niet zozeer om de overstap naar binnenvaart te stimuleren, maar om de vervoersmodaliteiten optimaal te benutten. In dit beleid past het om het hoofdwegennet, vooral de A15 bij Rotterdam, zo min mogelijk te belasten en zo files te vermijden. Daarom heeft het Havenbedrijf Rotterdam een

38 Chemie magazine november 2012

afspraak gemaakt met de terminaloperators die zich vestigen op de Tweede Maasvlakte. Zij mogen hooguit 35 procent van de binnenkomende containers over de weg laten afvoeren naar het achterland. Taal: “Dit betekent een grote uitdaging voor de binnenvaart, want volgens optimistische scenario’s kan het vervoersvolume hierdoor wel verviervoudigen. Dit kan overigens alleen als de binnenvaartschepen schoner zijn en de totale logistieke keten efficiënter is georganiseerd.”

Haastklus

Waar ligt het omslagpunt eigenlijk? Bij afstanden van 20 tot 40 kilometer concurreert de binnenvaart met wegvervoer, mits de betrokken bedrijven aan het water liggen, zo heeft onderzoeksbureau PRC berekend. Als de bestemming niet aan het water ligt en extra overslag van schip naar truck nodig is, concurreert de binnenvaart bij afstanden vanaf 80 tot 120 kilometer. “Het exacte omslagpunt is afhankelijk van de hoogte van de overslagkosten en de afstand van het voor- en natransport”, verklaart Taal. Een binnenschip vaart in zes to acht uur van Bergen op Zoom naar Rotterdam, terwijl een truck er ander-

half uur over doet. “Maar dat verschil maakt voor ons niet uit”, zegt Tak van Sabic. “De vertrekdatum van het containerschip uit Rotterdam naar Azië staat vast. In de dagen voor de afvaart van het schip leveren we de containers per binnenvaartschip aan. In het geval van een haastklus vlak voor de afvaart kunnen we zo nodig een truck inzetten.” Van de zeecontainers van Sabic voor verre export gaat momenteel 95 tot 98 procent per binnenvaartschip naar Rotterdam.

Belemmering

Het aantal containers dat Markiezaat Container Terminal (MCT, zie kader) overslaat is sinds 2007 van jaar tot jaar verdubbeld dankzij het succes van de samenwerking van Sabic en andere bedrijven in Bergen op Zoom. MCT kijkt nu uit naar een locatie voor een grotere terminal aan de andere kant van de sluis. Maar voordat het bedrijf daar kan bouwen moet het nog de nodige hobbels nemen: overleg met de betrokken instanties, het doorlopen van verschillende procedures, discussie over financiering en havenen sluisgelden, en over de milieueffecten. Dat vergt veel tijd.


transport

foto: shut terstock

“Meer vervoer per binnenvaartschip is uit oogpunt van milieu wenselijk, maar het moet wel economisch haal-

Tak signaleert nog een andere belemmering voor de groei van het containervervoer per binnenvaartschip tussen Bergen op Zoom en Rotterdam. “Het laden en lossen van de containers in de Rotterdamse haven gaat op zichzelf razendsnel, maar wachttijden voor de binnenvaartschepen van enkele uren of meer zijn helaas geen uitzondering. En bij een schip zijn het meteen veel meer containers dan bij een enkele truck. Dit speelt bij alle grote containeroverslagbedrijven. Dat moet

allemaal veel beter kunnen, want hierdoor zijn de kosten onnodig veel hoger”, stelt Tak. Het ministerie van I&M erkent dat binnenvaartschepen in de haven van Rotterdam vaak lang moeten wachten op laden of lossen. “In de haven loopt nu het project NexLogic om dit te helpen meten en te verbeteren”, aldus Taal.

Toekomstmuziek

Tak ziet mogelijkheden voor de toekomst om nog meer volume per

efficiënter geBruik containers

sabic is aan de totale binnenlandse logistiek van zeecontainers 10 procent minder geld kwijt dankzij de samenwerking met logistieke dienstverlener Markiezaat container terminal (Mct) en andere bedrijven in Bergen op Zoom. uit Azië komen bijvoorbeeld containers met ricohkopieermachines in rotterdam aan en gaan van daaruit per binnenschip naar het distributiecentrum van ricoh in Bergen op Zoom. Zodra de containers leeg zijn en gecontroleerd door een derde partij, gaan ze naar sabic, die ze laadt met kunststofgranulaten. De volle containers gaan terug naar rotterdam en van daaruit naar Azië. Normaal lukt het slechts om 10 tot 13 procent van de containers na gebruik weer volgeladen per binnenschip retour te sturen, maar door samenwerking halen de bedrijven in Bergen op Zoom een hergebruik tot 75 procent. “Door het hoge hergebruik is de binnenvaart kostenconcurrerend”, verklaart tak. sabic en Mct hebben voor dit project een eervolle vermelding gekregen bij het uitreiken van de responsible care-prijs 2012.

baar blijven” binnenvaartschip te vervoeren. Binnenvaartschepen die varen van Antwerpen naar Rotterdam en vice versa kunnen volgens hem best containers in Bergen op Zoom oppikken. “Die schepen zitten nu lang niet allemaal vol. Hier aanleggen kost wat meer tijd, maar als veel partijen meewerken verdien je dat weer terug doordat de schepen beter beladen zijn. Er is studie naar gedaan, maar voorlopig is het toekomstmuziek.” Taal ziet dit anders. Om de logistiek met binnenvaartschepen beter te organiseren is het volgens hem juist belangrijk dat binnenvaartschepen zo min mogelijk terminals aandoen, dus zo snel mogelijk van A naar B varen. Volgens Tak zij er legio mogelijkheden voor het optimaliseren van het vervoer, zowel per truck, trein en zeeschip als per binnenvaarschip. “Dat vraagt niet alleen om het combineren van de vervoersmodaliteiten, maar ook om het aanpassen van de logistieke processen binnen de vervoersmodaliteiten. Als je beide doet en daar andere partijen bij betrekt, kun je de logistiek sterk verbeteren. Het komt er nu op aan dit op grote schaal te doen.” p

november 2012 Chemie magazine 39


NIEUW Gezondheidsrisico’s op lange termijn beheersen?

Volg dan nu de opleiding Arbeidshygiëne! De arbeidshygiënist richt zich op risico’s die op langere termijn tot letsel of schade kunnen leiden. Hiermee is de arbeidshygiënist een belangrijke deskundige binnen het arbogebied. PHOV biedt daarom, naast de opleiding Hogere Veiligheidskunde, nu ook de opleiding Arbeidshygïene aan.

Kies je voor PHOV, dan kies je voor kwaliteit • Docenten uit de praktijk en autoriteiten op hun vakgebied • Praktijkgericht met opdrachten binnen het eigen bedrijf • Waardevol netwerk van docenten, mentoren en medecursisten • HVK’ers kunnen in een verkort traject de Specialisatie Arbeidshygiëne volgen • Met ruim 20 jaar ervaring in de veiligheidskunde is de kwaliteit gewaarborgd De opleiding Arbeidshygiëne start op 30 januari 2013, avondopleiding, vaste lesavond is woensdag 9 april 2013, middag-avondopleiding, vaste lesdag is dinsdag 6 juni 2013, Specialisatie Arbeidshygiëne voor HVK’ers, avondopleiding, vaste lesavond is donderdag Schrijf je nu in op www.phov.nl

Weerdsingel WZ 32 | 3513 BC Utrecht | T 030 231 82 12 | www.phov.nl | info@phov.nl

WWW.VERSTEIJNEN.NL

OPSLAG

Wat is de + voor uw bedrijf? The + in your logistics

HANDLING

(GECONDITIONEERD) TRANSPORT

ADR OPSLAG (KLASSE 3,6,8 EN 9)

DIRECTE DISTRIBUTIE

GECONDITIONEERD TRANSPORT

GESPECIALISEERD IN TIJDLEVERINGEN

ISO, AEO EN SQAS GECERTIFICEERD


Politiek

KANTTEKENINGEN BIJ INDUSTRIEBELEID EN BEZUINIGING OP KENNISCENTRA

VNCI POSITIEF OVER REGEERAKKOORD De VNCI is over de gehele linie genomen positief over het regeerakkoord van de VVD en de PvdA. Nieuwe voornemens voor het klimaat, energiebeleid en regeldruk geven blijk van waardering van de chemische industrie. Wel mist de VNCI node een actief industriebeleid. Tekst: Inge Janse

Klimaat & energie

Het plan om in te zetten op een internationaal klimaatbeleid valt in goede aarde, niet in de laatste plaats omdat de regering hierbij expliciet de concurrentiepositie van de energie-intensieve sectoren en de werkgelegenheid in het oog houdt. Bovendien krijgt energiebesparing, waar de chemie al volop mee bezig is, prioriteit. De VNCI is benieuwd hoe deze ambities voor het energiebeleid precies gerealiseerd worden. De ambities zijn positief, maar ze kunnen nog zowel goed als slecht ingevuld worden. De overheid zou volgens de VNCI het advies van de Sociaal-Economische Raad ter harte moeten nemen. De SER pleit voor een energieakkoord voor duurzame groei met bindende afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid.

Regeldruk & mkb

Een ander positief punt is het voornemen om wat aan de regeldruk te doen. Volgens het regeerakkoord moet er ruimte zijn voor vernieuwing, en dat kan het beste als er een samenhangende aanpak is voor ordening, sturing en toezicht. Dat wil de overheid onder meer doen door met de chemie te bespreken welke problemen zij daarbij ervaart en hier oplossingen voor te zoeken. Ook belangrijk voor de chemie is het voornemen om het Innovatiefonds MKB+ te vergroten. Hierdoor kunnen jonge, innovatieve bedrijven eenvoudiger over geld beschikken.

Biobased economie

De VNCI juicht het toe dat de regering voor de biobased economie in internationaal verband een ambitieus beleid voor de lange termijn wil neerzetten. Ook wil de nieuwe regering biomassa zo hoogwaardig mogelijk inzetten: eerst chemicaliĂŤn ervan maken, en daarna pas meestoken in energiecentrales. Ook pleiten de partijen voor een circulaire economie, waarin duurzame grondstoffen en het hergebruik van schaarse materialen gestimuleerd

worden. De chemische industrie werkt al jaren aan deze concepten en ziet daarom uitstekende kansen om hier verder aan bij te dragen.

Europa & industriebeleid

De Nederlandse chemie, die driekwart van haar productie exporteert, is gebaat bij een pro-Europese houding en sterke internationale relaties, twee zaken die ook expliciet benoemd worden in het regeerakkoord. Bedrijven in belangrijke economische gebieden krijgen daarbij extra aandacht. Zo wordt de besluitvorming voor ruimtelijke projecten sneller en eenvoudiger. Niettemin blijft volgens de VNCI een actief industriebeleid de grote afwezige, iets wat naast het topsectorenbeleid een prioriteit zou moeten zijn.

Onderzoek & onderwijs

Onderzoek is voor de chemische industrie van groot belang. De VNCI is daarom blij dat het topsectorenbeleid doorgezet wordt, er 150 miljoen euro extra beschikbaar komt voor fundamenteel onderzoek, en er 110 miljoen euro wordt vrijgemaakt om de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen extra te stimuleren. Netto wordt er echter op het topsectorenbeleid bezuinigd. Zo zet de overheid minder fiscale stimuleringsmiddelen in om werkgevers hun personeel te laten bijscholen, terwijl volgens de VNCI juist dat punt van groot belang is voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en economische groei. Een positieve ontwikkeling is dat de overheid een pact wil sluiten met het bedrijfsleven en technische onderwijsinstellingen om de aansluiting tussen die twee te verbeteren. De VNCI heeft wel grote zorgen over de geplande bezuiniging op kenniscentra, aangezien deze het platform vormen waar de sector en het onderwijs de gewenste kwalificatie van nieuw op te leiden personeel bepalen. p

november 2012 Chemie magazine 41


TNO-ONderzOek Naar chemiebedrijveN iN de rijNmONd

“Veiligheidscultuur chemie is goed, maar nooit af” Onderzoek van TNO naar de veiligheidscultuur bij chemiebedrijven in het Rijnmondgebied wijst uit dat zij over het algemeen een goede veiligheidscultuur hebben. Toch gaat het nog niet overal goed. “In één bedrijf kreeg een medewerker te horen dat hij maar beter niet op vakantie kon gaan, anders zou het onveilig worden.” Tekst: Adriaan van Hooijdonk

C

hemiebedrijven en raffinaderijen in het Rijnmondgebied hebben over het algemeen een goede veiligheidscultuur. “Bedrijven in de natte bulk en de op- en overslag zijn echter nog lang niet zo ver. Zij kunnen veel leren van de bedrijven die aan het begin van de keten staan”, weet Gerard Zwetsloot van TNO. In opdracht van de DCMR coördineerde hij het onderzoek naar de veiligheidscultuur bij veertien bedrijven in het Rijnmondgebied. “Er is geen eenvoudig antwoord op de vraag hoe je de zorgen uit de samenleving over veiligheid in de chemische industrie en de rest van de keten kan wegnemen”, benadrukt Zwetsloot. “De overheid kan nu eenmaal niet alles controleren. Ze kan eisen stellen aan de techniek, de organisatie en de beheersing van het veiligheidsmanagementsysteem, maar eisen stellen aan de veiligheidscultuur is een stuk lastiger.” Hij begrijpt heel goed dat er in de samenleving onrust is ontstaan naar aanleiding van de problemen bij ChemiePack, Odfjell en andere ondernemingen. Ook snapt hij

42 Chemie magazine november 2012

dat er vanuit de maatschappij grote behoefte is aan een vroegtijdige herkenning van chronische veiligheidsproblemen. “Uit de literatuur en de praktijk weten we dat de veiligheidscultuur een steeds belangrijkere indicator is van de veiligheid. Wanneer het met de cultuur niet goed zit, kan dat grote gevolgen hebben voor de veiligheid. Daarom hebben wij ons hier in het onderzoek op gericht.”

Oude installaties

Het onderzoek had twee doelen. In de eerste plaats wilde de DCMR nader inzicht krijgen in de veiligheidscultuur bij bedrijven in de raffinage, (petro) chemie, natte bulk en op- en overslag in het Rijnmondgebied. Daarnaast moest het onderzoek een vergelijking mogelijk maken tussen bedrijven binnen één branche en tussen branches onderling. Vervolgens heeft de DCMR veertien bedrijven uitgekozen die in een van de vier branches actief zijn. Voor de onderzoekers van start gingen, ontvingen ze een rapport van de DCMR met


Veiligheid

onder meer meldingen en overtredingen van de betrokken bedrijven. “Twee ervaren onderzoekers hebben in twee dagen een reeks interviews van gemiddeld één uur gehouden”, licht Zwetsloot toe. “Het ging om mensen in alle lagen van de organisatie: van de directie en operators tot externe contractors. De bedrijven hebben de personen voorgedragen die de onderzoekers van TNO konden interviewen. De vragen hebben we gebaseerd op veertien cultuuraspecten, waarvan we er negen hebben overgenomen uit de Hearts & Minds-methode. Shell heeft deze methode met verschillende internationale universiteiten ontwikkeld om een cultuur te creëren waarin alle medewerkers uit zichzelf datgene doen wat nodig is om zonder ongelukken te werken. Niet omdat het wordt opgedragen of het systeem het vereist, maar omdat een medewerker dat zelf nastreeft.” TNO heeft aan de negen aspecten uit de Hearts & Minds-methode vijf cultuurdimensies toegevoegd, waarvan uit de literatuur bekend is dat deze relevant zijn voor de (proces) veiligheid, maar niet of nauwelijks zijn ondergebracht in Hearts & Minds. Die is immers meer op persoonlijke veiligheid gericht. “Zo hebben wij bijvoorbeeld naar het onderhoudsmanagement gekeken. In Nederland hebben we immers met relatief veel oude installaties te maken. Die zijn economisch gezien aantrekkelijk om te exploiteren, maar dan moet je wel goed op het onderhoud letten. Bovendien ben je in dergelijke fabrieken nóg meer afhankelijk van de kwaliteit van je personeel. Daarom is de veiligheidscultuur extra belangrijk. We hebben bijvoorbeeld gevraagd of bedrijven voorlopen op de planning, of ze op onderhoud bezuinigen, of er veel ‘troubleshooting’ voorkomt, en of ze over competente mensen beschikken.”

Niet op vakantie

De resultaten van het onderzoek tonen volgens Zwetsloot aan dat de chemiebedrijven en de raffinaderijen in het Rijnmondgebied over het algemeen een goede veiligheidscultuur hebben. “De vier onderzochte chemiebedrijven scoorden op een schaal van 5 gemiddeld een

“Je kunt eraan twijfelen of de systemen wel goed werken” 3,9, de raffinaderijen een 3,7. Van een BRZO-bedrijf mag je eigenlijk wel verwachten dat het zich minimaal op niveau drie bevindt. Als een onderneming daaronder zit, kun je eraan twijfelen of de systemen die ze op papier hebben en door de overheid worden gecontroleerd wel goed werken”, waarschuwt de onderzoeker. Uit het onderzoek blijkt verder dat de onderzochte bedrijven in alle branches zwak scoren op het leren van incidenten en de uitvoering en opvolging van audits. Verder scoren natte bulk en op- en overslagbedrijven minder goed met de visie van het management op oorzaken van incidenten en ongevalsregistratie en –analyse. Op- en overslagbedrijven scoren daarnaast ook vaak zwakker op leiderschap, veiligheidscommunicatie en medewerkersbetrokkenheid. Maar wat betekent nu de score van 2,5 voor twee bedrijven in de op- en overslag concreet? “Die kunnen niet tevreden zijn, maar het betekent ook niet dat de maatschappij zich acuut enorme zorgen over de veiligheid hoeft te maken. Wel moeten ze aan verbeteringen van de veiligheidscultuur gaan werken”, stelt Zwetsloot. Hij e november 2012 Chemie magazine 43


Vat logistics

“De overheid kan nu eenmaal niet alles controleren” benadrukt dat de chemiebedrijven en de raffinaderijen behoorlijk goed opgeleide medewerkers hebben. “Vooral bij de natte bulk- en op- en overslagbedrijven ligt het niveau van het personeel lager. Ook maken ze meer gebruik van buitenlands personeel, waardoor taalproblemen kunnen ontstaan.” Een andere opvallende conclusie is dat bij een paar bedrijven in de natte bulk- en op- en overslag de kennis over het veiligheidssysteem maar bij één persoon ligt. Zwetsloot: “In één bedrijf kreeg deze medewerker te horen dat hij maar beter niet op vakantie kon gaan, anders zou het onveilig worden. Een medewerker van een ander bedrijf in een vergelijkbare situatie kon daarentegen zelfs gerust drie weken op reis.”

Zwarte piet toespelen

Het onderzoek in de Rijnmondregio is volgens Zwetsloot lastig te vergelijken met quick scans in andere sectoren. “Meestal gebruiken we daarvoor andere meetmethodes. Dat zijn aanzienlijk zwaardere trajecten.” De veiligheidscultuur is in andere Europese landen steeds belangrijker, maar er is nog niet veel onderzoek naar gedaan. “Daarom is het niet goed mogelijk om deze uitkomsten te vergelijken. Nederland heeft overigens in Europees verband wel voorgesteld om in de nieuwe post-Seveso-richtlijn de veiligheidscultuur als extra element aan het veiligheidsbeheerssysteem toe te voegen. Dat voorstel heeft het alleen niet gehaald.” Een van de belangrijkste aanbevelingen uit het rapport is dat overheid, inspecties, bedrijven en experts tot een gezamenlijke visie op de veiligheid in de chemie moeten komen. Aan de tijd waarin de overheid en het bedrijfsleven elkaar de zwarte piet toespelen, moet volgens Zwetsloot een einde komen. “TNO is gestart met het opzetten van een netwerk van bedrijven uit allerlei sectoren die serieus streven naar nul ongevallen. In feite een doelstelling die de VNCI ook nastreeft met het Veiligheid Voorop-programma. Bedrijven uit verschillende sectoren delen in dat netwerk onder meer best practices op veiligheidsgebied met elkaar. In Finland bestaat een dergelijk netwerk al meer dan tien jaar, en uit de resultaten blijkt ieder jaar weer dat circa 80 procent van de deelnemers hun veiligheidsprestaties aantoonbaar heeft verbeterd. Maar het belangrijkste dat ik de sector wil meegeven, is dat een solide veiligheidscultuur iets is waar je continu mee bezig moet zijn. Het is nooit helemaal af. Ik hoop dan ook dat het onderzoek een stimulans is om de verbeterpunten aan te pakken.” p 44 Chemie magazine november 2012

Op- en overslagbedrijf VAT Logistics op de Maasvlakte in Rotterdam behaalde een 2,5. Onvoldoende dus. “Wij zijn na de uitkomst van het TNO-onderzoek meteen aan de slag gegaan om de veiligheidscultuur te verbeteren”, reageert directeur Charley Dietvorst. “Zo staat het onderwerp tegenwoordig iedere twee weken standaard op de agenda van de managementvergadering. Daarnaast hebben we om de twee weken een ‘Veilige vrijdag’ waarop wij met alle personeelsleden bij elkaar komen om over veiligheid te discussiëren, zodat het belang daarvan bij iedereen goed tussen de oren zit.” Het bedrijf scoorde mede zo laag omdat de kennis van het veiligheidsbeheerssysteem maar bij één van de 45 vaste medewerkers aanwezig was. “Inmiddels heeft een medewerkster een versnelde opleiding afgerond en haar diploma als veiligheidsadviseur gehaald. Bovendien wordt er weer een medewerker opgeleid, waardoor we straks over drie veiligheidsadviseurs beschikken”, licht Diethorst toe. Volgend jaar wil het bedrijf TNO opnieuw uitnodigen om naar de veiligheidscultuur te kijken. “Dan willen we zeker een voldoende scoren, maar ik ben eigenlijk pas tevreden als we een dikke voldoende krijgen.”

emerald Kalama chemical

Emerald Kalama Chemical (EKC), onderdeel van Emerald Performance Materials, behaalde tijdens het TNOonderzoek een score van 3,5. “Daarmee bevinden wij ons volgens de veiligheidscultuurladder van de Hearts & Minds-methode in de categorie van pro-actieve bedrijven”, vertelt directeur Huber Claassen. “Een herkenbaar beeld dat onder andere tijdens audits meerdere malen is bevestigd.” EKC kocht de Rotterdamse vestiging eind 2010 van DSM. Het bedrijf met 135 medewerkers produceert onder meer weekmakers voor een brede reeks toepassingen, zoals vinyl, vloeren, verven, lijmen en afdichtingsproducten. “Wij zijn een klein bedrijf waar iedereen elkaar kent. Daarom kunnen we het pro-actieve leiderschap goed invullen op de werkvloer”, legt Claassen uit. “Ik kan mij voorstellen dat het bij een grote onderneming met duizenden mensen een stuk lastiger is.” Hij benadrukt dat de kennis van het veiligheidsbeheerssysteem bij meerdere mensen in de organisatie aanwezig is. “Wij hebben hier geen aparte stafafdelingen voor, zoals bij grotere bedrijven het geval is. De kennis is veel meer in de lijn voorhanden.” Het bedrijf is inmiddels gestart om de verbeterpunten uit te voeren die tijdens het TNO-onderzoek in kaart zijn gebracht. “Daarbij gaat het met name om het verminderen van de complexiteit van een aantal procedures. In de verschillende ISO-systemen die wij gebruiken bestaat bijvoorbeeld nogal wat overlap. Daarom zijn wij nu druk bezig om de procedures, ook voor vergunningen, te vereenvoudigen en te stroomlijnen”, besluit Claassen.


Rope Access? sky-Access!

IndustriĂŤle touwtechniek voor technisch onderhoud op moeilijk bereikbare plekken

SKY-ACCE

SS +

+

LSB

LSB Sky-Access BV maakt zich door middel van industriĂŤle touwtechniek, Rope Access, sterk in technisch onderhoud zoals montage en demontage, laswerkzaamheden, NDO, (tank-) inspecties en constructie- straal- en schilderwerk, zowel on- als offshore. Wij denken graag mee voor de beste oplossing. Kijk op onze website, of bel ons op 046 - 474 24 10.

www.LsB-sky-Access.com

lsb sky-Access bV, Hofdwarsweg 1, 6161 DE Geleen, The Netherlands, T. +31 (0)46 - 474 24 10, info@lsb-sky-access.com


4% DSM VERHOOGT CAPACITEIT COATINGS VOOR ZONNEPANELEN

ene

meer

Zonnepanelen met KhepriCoat antireflecterende coating bij het DSM Innovation Center.

46 Chemie magazine november 2012


Wetenswaardig

Vanwege de snel groeiende markt voor zonne-energie gaat DSM de productiecapaciteit voor KhepriCoat, een antireflecterende en innovatieve coating, in Geleen verhogen. KhepriCoat, ontwikkeld door het DSM Innovation Center, heeft een dikte van 100 tot 150 nm en wordt aangebracht op het dekglas van zonnepanelen. De coating vermindert de reflectie van zonlicht, waardoor het glas meer zonlicht ontvangt. Daardoor stijgt de energie-uitvoer met 4 procent. Zonne-energie wordt algemeen erkend als een belangrijke hernieuwbare ener-

giebron. “Wij zijn ervan overtuigd dat DSM een belangrijke bijdrage kan leveren aan de efficiency van deze snelgroeiende energiebron”, zegt Oscar Goddijn, vicepresident van DSM Advanced Surfaces. “KhepriCoat is erkend door de markt voor de best-in-class antireflecterende eigenschappen in combinatie met een uitstekende duurzaamheid in de buitenlucht.” De reden voor de verhoging van de productiecapaciteit is volgens Goddijn de “versnelde adoptie van onze coating door de markt”. De extra capaciteit zal naar verwachting eind 2012 gerealiseerd zijn.

FOTO: DSM

ergie november 2012 Chemie magazine 47


Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen

Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering

Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering

www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com

SEW-EURODRIVE—Driving the world

Kosten verlagen?

Of productiviteit verhogen?

Waarom of? Tegenstellingen smelten samen: ontdek nu waarom u bij een aandrijfoplossing niet meer voor het ene of het andere hoeft te kiezen – als u voor een wereldspeler in aandrijftechnologie kiest. SEW-EURODRIVE: dat is 80 jaar ervaring in het oplossen van aandrijfproblematiek, van een enkel component tot een compleet systeem. Wij noemen dat Drive 360° – Seeing the big picture. www.sew-eurodrive.nl


Opinie

“WIJ MOETEN DE BUITENWERELD UITLEGGEN WAT WIJ DOEN”

Foto: anp

Korte- en langetermijneffecten van Chemie-Pack en Odfjell

Wat zijn de korte- en langetermijngevolgen van Chemie-Pack en Odfjell op de chemische industrie in Nederland? Welke invloed hebben de gebeurtenissen op de veiligheid, de publieke opinie en het vestigingsklimaat? Twee chemiebedrijven geven hun mening. Tekst: Igor Znidarsic

C

hemiebedrijven hebben momenteel te maken met een verhoogde inspectiedruk, wat een directe reactie is op de gebeurtenissen bij Chemie-Pack en Odfjell. Melt de Haas, directeur van Arkema North Europe, vindt die reactie logisch: “De inspecterende instanties worden erop aangesproken dat er een en ander is misgegaan. De verantwoordelijkheid wordt bij hen neergelegd, en daarom kunnen ze geen risico’s meer nemen. Het gevolg is dat ze nu meer diepgaande, ook fysieke inspecties uitvoeren en veel verder kijken dan voorheen.” En dat is volgens De Haas alleen maar positief: “Het scherpt de chemische industrie aan om alles nog beter voor elkaar te hebben en nog veiliger te werken.” Sjoerd Gaanderse, plantmanager van de aromatenfabriek van ExxonMobil, ziet de inspectiedruk over het algemeen ook toenemen. Volgens hem gaan de BRZO-inspecties in de nabije toekomst veranderen. “DCMR is ‘beticht’ van te veel paper checks, daarom vermoed ik dat ze de format meer naar field checks gaan veranderen. De inspecteurs worden meer het veld in gestuurd, en ik denk dat ze ook strenger zullen inspecteren en handhaven.”

Doorschieten

Ook Gaanderse ziet uiteindelijk een positief effect: “Er

ontstaat een intensievere samenwerking tussen de chemische industrie en de overheid. Dat kan ertoe bijdragen dat de industrie een nog betere prestatie levert voor veiligheid.” Maar De Haas waarschuwt er wel voor dat de inspecties niet te ver moeten doorschieten. “Streng en rechtvaardig handhaven is prima, maar de overheid moet niet de bedrijfsvoering gaan tegenwerken, want dan hebben we als industrie een probleem.” Gaanderse kan in dit verband een voorbeeld noemen uit de eigen praktijk: “De overheid neigt nu minder naar doel- en meer naar middelvoorschriften. Neem bijvoorbeeld benzeenemissies. Het risico is nu dat de overheid niet tegen ons zegt dat de emissie naar een bepaald niveau moet en wij vervolgens zelf onderzoeken hoe we dat op de beste manier voor elkaar kunnen krijgen, maar dat de overheid ons de technologie voorschrijft die zij als de beste beschouwt. Dat wil men doen omdat het voor hen dan beter te controleren en te inspecteren is. Maar ik denk dat bedrijven zelf veel meer verstand hebben van technologie.”

Zwakke broeders

Zowel De Haas als Gaanderse noemen het actieplan Veiligheid Voorop een positief gevolg van Chemie-Pack. In het plan zeggen de brancheorganisaties VNPI, VNCI, VHCP en e november 2012 Chemie magazine 49


Foto: anp

VOTOB toe om aan de hand van tien actiepunten de veiligheid in bedrijven verder te verbeteren. Recent heeft de VNCI vier hoofdpunten, specifiek vertaald naar de chemische industrie, gepresenteerd die de kernelementen vormen van een solide veiligheidscultuur: betrokken leiderschap, excellente implementatie van het veiligheidsbeheerssysteem, actieve veiligheidsnetwerken voor betere veiligheidsprestaties, en alleen zaken doen met veilige bedrijven. Gaanderse vindt met name het actiepunt om ‘zwakkere broeders’ te helpen belangrijk. “We moeten ze helpen om mee te gaan in de verbeteringen en dingen toe te passen die bedrijven die vooroplopen al toepassen, zoals ons operations integrity management system. We hebben hier als gehele industrie een taak. Bedrijven die vooroplopen kunnen hulp bieden via de brancheverenigingen.” De Haas pleit er daarnaast voor dat de verschillende inspectiediensten meer opereren vanuit één gezamenlijk ‘loket’. Hij is dan ook blij met de komst van de RUD’s, de gespecialiseerde, regionale uitvoeringsdiensten voor risicovolle bedrijven, omdat daarmee een einde komt aan de versnipperde aanpak van de BRZO-wetgeving.

Vervuilers

Minder positief zijn De Haas en Gaanderse over de effecten op het imago van de chemische industrie en op de publieke opinie. De Haas: “Ik vroeg onlangs tijdens een studentenforum hoe men de chemische industrie ziet. De studenten gaven een beeld van rokende schoorstenen en luchtvervuiling. Ze zagen de chemie als en stelletje vervuilers. Dat is een hardnekkig beeld, dat moeilijk is om te buigen en dat door de recente incidenten alleen maar versterkt wordt.” De sector moet volgens De Haas daarom blijven benadrukken dat we zonder chemie niet het leven kunnen leiden dat we vandaag de dag leiden en dat chemie een cruciale rol speelt bij het oplossen van diverse maatschappelijke 50 Chemie magazine november 2012

“Jezelf verbeteren en blijven communiceren is de enige remedie” vraagstukken. “Maar daarin is nog een hele weg te gaan.” Jezelf verbeteren en blijven communiceren, dat is volgens Gaanderse de enige remedie. “Wij moeten de buitenwereld uitleggen wat wij doen en waarom we dat doen. En uiteindelijk zal onze performance ook zó moeten zijn dat er voor het publiek geen reden is om bezorgd te zijn.”

Regelgeving

Een indirect gevolg van Chemie-Pack en Odfjell zou een minder aantrekkelijk vestigingsklimaat kunnen zijn. Gaanderse: “Bij de vestiging van een bedrijf in Nederland spelen een aantal parameters een rol, waaronder de economische aspecten en de regelgeving. Ik denk dat het met die regelgeving wel meevalt. Elk bedrijf dat zich in Nederland wil vestigen wordt geacht zich aan de Nederlandse wet- en regelgeving te houden, en aan die wet- en regelgeving is niets veranderd.” Een grotere invloed heeft volgens Gaanderse het “negatieve sentiment” tegen de industrie. “Dat kan mogelijk wel nadelig werken.” Al met al zijn de gevolgen vanwege het imagoprobleem momenteel negatief, zo vat Gaanderse samen, “maar uiteindelijk zal het eindresultaat positief zijn. Veiligheid is een onomstreden begrip in de chemische industrie, en de prestaties kunnen alleen maar toenemen als er nóg beter wordt samengewerkt met de overheid én in de keten.” p


Technip: a leader in plant design and construction

Technip is een wereldwijd leider in design, engineering, levering en bouw van installaties in de olie & gas en (petro)chemie. Met vertegenwoordigingen in 48 landen en 25.000 medewerkers kan Technip projecten van elke omvang en op elke locatie uitvoeren. In Nederland werken 500 mensen bij Technip.

Technip Benelux B.V. Technip Benelux B.V. voert wereldwijd complexe EPC projecten uit op het gebied van o.a. ethyleen- en waterstof/ synthesegasprojecten, raffinaderijprojecten, gasbehandeling, alsmede LNG processing, LNG-opslag, CO2-verwijdering en bio-energie. Onze activiteiten gaan van de haalbaarheidsstudiefase tot de ingebruikname, dus inclusief plant ontwerp, engineering, inkoop, bouw en management (EPCM) op basis van eigen technologie en onder licentie van derden.

Technip-EPG B.V. Technip-EPG levert, als multidisciplinair ingenieursbureau, ruim 30 jaar haar diensten en services aan de Nederlandse markt. Om onze dienstverlening verder te optimaliseren en uit te breiden, werken we binnen de Technip Groep intensief samen. Hierdoor wordt onze ervaring op het gebied van olie & gas, (petro)chemie, offshore, bouw & infra, HVAC en energy & water gecombineerd met de uitstekende project- en constructiemanagement expertise van Technip.

Technip Benelux B.V. Postbus 86 2700 AB Zoetermeer Tel: 079 3293 600 Email: tpbenelux@technip.com URL: www.technip.nl

www.technip.com

Technip-EPG B.V. Postbus 8568 3009 AN Rotterdam Tel: 010 220 70 70 Email: infoepg@technip.com URL: www.technip-epg.nl


Dead burned magnesia (magnesiumoxide)

NEDMAG HAALT HET MAXIMALE UIT ALLES EN IEDEREEN

“We gaan Weer recOrds BreKen” Dankzij slimme investeringen en een andere manier van werken produceert Nedmag met de bestaande productielijnen 10 procent meer dead burned magnesium. En dat is, als het aan hoofd productie Wigbolt Kluter ligt, nog maar het begin. Tekst: Johan Nebbeling

H

oofd productie Wigbolt Kluter haalt in de hal van het Nedmag-kantoor de dop van een glazen stolpfles, steekt zijn hand in de pot, en haalt er een bruin amandelvormig steentje uit. “Dead burned magnesia”, zegt hij. “Doodgebrande magnesiumoxide dus. Zo zuiver maken ze het nergens ter wereld.” Nedmag Industries pompt sinds 1980 magnesiumzout uit de bodem onder Veendam. Daar ligt op twee kilometer diepte een bijna oneindige zoutlaag. Dankzij de hoge zuiverheid van het zout én het geavanceerde productieproces maakt Nedmag er hoogwaardige grondstof van voor de vuurvastestenenindustrie, met als paradepaardje dead burned magnesium (DBM) van ‘absolute topkwaliteit’.

52 Chemie magazine november 2012

Daar worden vuurvaste stenen van gemaakt, die als bekleding dienen in de ovens van de cement- en staalindustrie. Tientallen jaren leverde Nedmag, een joint venture van het Belgische Lhoist en de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij, zonder veel rimpelingen voornamelijk aan Europese bedrijven. Tot de economische crisis van 2009 noopte tot een koerswijziging. Kluter: “De omzet zakte met de helft in. We realiseerden ons hoe kwetsbaar we waren door ons zo afhankelijk te maken van de gevoelige Europese conjunctuur. Elders in de wereld groeide en bloeide de economie daarentegen wél. Daar lagen dus kansen. Maar we hadden ons nooit afgevraagd wat ons product eigenlijk waard was. Op initiatief van een nieuwe manager heb-

ben we daarom een marktverkenning uitgevoerd. Toen daaruit bleek dat wij het beste DBM ter wereld maken, besloten we de vleugels verder uit te slaan.”

25 procent méér

Nedmag zou, volgens de marktverkenning, wereldwijd jaarlijks minstens 200.000 ton DBM kunnen verkopen. Er was alleen één probleem: de twee productielijnen leverden de laatste jaren maar rond de 160.000 ton per jaar en leken aan de top van hun kunnen te zitten. Een nieuwe productielijn neerzetten lag daarom voor de hand, maar dat zou een investering vergen van zo’n 80 miljoen euro. Kluter en zijn collega’s voelden echter dat het ook mogelijk was om een hogere productie te realiseren met slimme aanpassin-


reorganisatie

FOtO: NeDMAg

“Onze installatie bleek toch nog een 25 procent hogere potentie te hebben”

gen van het bestaande productieproces en een andere manier van werken. Met de hulp van Stroud Consulting werd via een quick scan het productieproces ontleed. Kluter: “Voor sommige procesonderdelen hebben we de theoretisch maximale capaciteit bepaald onder de meest ideale omstandigheden. Voor andere namen we de twintig hoogste volumeprestaties ooit. Hieruit bleek dat onze installatie, waaraan we al dertig jaar verbeteringen aanbrengen, toch nog een 25 procent hogere volumepotentie heeft.” Onder de naam Route200 ging een programma van start. Het doel: 200.000 ton DBM in 2014. Teamwerk en samenwerken aan een gemeenschappelijk doel vormen de basis van dit - volgens Kluter complexe - veranderingsprogramma waarin alles met elkaar samenhangt. “Het omvat zowel technische verbeteringen aan de productielijnen als concrete veranderingen in de werkwijze en aansturing van de medewerkers. Het belangrijkste is een andere mindset bij iedereen.”

Het kan dus toch!

Om dit alles te realiseren werden er sprintteams en marathonteams gevormd. De Sprintteams willen binnen acht tot tien weken concrete verbeteringen in de techniek of de productiewijze tot stand te brengen; marathonteams werken juist aan oplossingen op de langere termijn,

zoals een bedrijfscultuur waarin niet de beperkingen van het verleden maar de mogelijkheden van de toekomst centraal staan. Kluter: “Veel medewerkers werken al tientallen jaren bij Nedmag en hebben ontzettend veel kennis. Met onze nieuwe manier van werken boren we die kennis aan en zeggen: kom maar op met je ideeën.” Inmiddels is de productie binnen acht maanden met 10 procent gestegen. Kluter: “Natuurlijk waren veel medewerkers in het begin sceptisch. Maar de feiten spreken voor zich en de mensen zien: hé, het kan dus toch! Zo ontstaat het enthousiasme dat we voor ogen hebben. Als we vroeger op een dag 500 ton produceerden, zeiden we: goeie dag. Nu is dat een slechte dag. Zo’n score is reden voor de werkploeg, die elke ochtend en middag kort werkoverleg houdt, om samen met de ondersteuning te bespreken hoe dat zo is gekomen en hoe we het beter kunnen doen.” Waar het eind is? Kluter heeft geen idee. “We hebben nu als doel 200.000 ton in 2014. Maar in theorie ligt de productiecapaciteit hoger. Er zal vast een moment komen dat we een nieuwe productielijn moeten neerzetten. Maar voorlopig kunnen we nog veel verbeteringen aanbrengen in de huidige lijnen. Het belangrijkste is dat binnen Nedmag het besef begint te leven: we gaan nieuwe records breken.”p

LOI-sprIntteam

Het LOI-sprintteam (Loss of Ignition, een indicator voor de zuiverheid van de voorbewerkte grondstof) bestond uit een labmedewerker, een operator en een technisch automatiseerder, plus een technisch installatiebeheerder als projectleider. Hun doel: het vinden van een methode waarmee de LOI kon worden gestuurd met een nauwkeurigheid van circa 0,5 procent en onafhankelijk was van het weer. “Bij ons leefde het idee dat het LOIpercentage afhankelijk was van de buitentemperatuur en dat LOI belangrijk was voor de kwaliteit van ons product”, blikt Kluter terug. Uit testen bleken beide veronderstellingen niet correct. Met slimme investeringen op diverse plekken in de ‘natte sectie’ kan het bedrijf zijn LOI nu sturen op het gewenste niveau met een weersonafhankelijke nauwkeurigheid. Het resultaat: 18 procent minder verlies door onzuiverheid.

effectIef OverLeg

De overlegstructuur in het bedrijf werd aangepast door een marathonteam. Keek voorheen een groot team elke ochtend naar de problemen van de afgelopen periode, nu wordt onder voorzitterschap van de ploegchef in een overleg van 10 minuten besproken of doelen zijn gerealiseerd en welke ondersteuning de productie nodig heeft om de doelen voor de komende dag en week te realiseren. Dit alles volgens een vaste agenda, met afgesproken rollen en verantwoordelijkheden voor de deelnemers. Het overleg is volgens Kluter hierdoor veel effectiever geworden.

pLOegdIscussIes

Communiceren is een grote uitdaging in een continu productieproces met vijf productieploegen en veel projectactiviteiten. Aanvankelijk werden voor verschillende projecten posters gebruikt waarop in een oogopslag de status van een project te zien was. Dit bleek alleen niet voldoende om de communicatie op gang te brengen. Daarom is het ploegoverleg opnieuw ingevoerd, waarbij de projectteams meer tijd nemen voor overleg en discussie met de productieteams. Dit gaat ten koste van de snelheid, maar zorgt voor een collectief gedragen veranderingsproces. november 2012 Chemie magazine 53


DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

ATM

Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004)


Discussie

Remt schaliegas ontwikkeling biogrondstoffen? De VS zet zwaar in op schaliegas. Ook China investeert massaal in deze fossiele grondstof. In Europa gebeurt op dit vlak nog weinig. Wat betekent dit voor onze chemische industrie: verliezen we van Amerika en China, of winnen we juist op de lange termijn omdat we direct voor biogrondstoffen gaan? Deze vraag vormde de basis voor een discussie in de VNCI-groep op LinkedIn. Tekst: Igor Znidarsic

Leiden en beetpakken

→Een consultant noemt schaliegas een “oneerlijke concurrent” die niet verslagen kan worden met duurzame technologieën. “De invoering van revolutionaire moderne technologieën (process intensification) om een doorbraak te creëren op dit gebied zou een goede kans maken, maar gaat tergend langzaam. Het is het één of het ander, maar nu is het van beiden niets.” Hij pleit voor een onderzoek naar de mogelijkheden van schaliegas, “niet alleen vanuit de milieuhoek maar ook vanuit een zakelijke lange termijnvisie: zal het ons verder helpen of juist vastnagelen in de praktijk van het verleden?” Een andere consultant pleit voor een “leidend consortium” dat “dit beetpakt.” Een inkoopmanager vindt dat we geen strijd moeten aangaan die we niet kunnen winnen. “Het is hier maatschappelijk nog niet geaccepteerd om naar schaliegas te zoeken. Sommige landen hebben het zelfs verboden. Europa moet zich richten op haar eigen feedstock, en als dat biomassa is, dan moet dat zo zijn. Wij hebben nog heel lang aardolie, en zeker als we een oplossing vinden voor het verbruik van olie in de scheepvaart, luchtvaart en de truckjes op de weg, hebben wij alle tijd om een eigen sterkte te vinden, uit te bouwen en daarvan te profiteren.” Een adviseur geeft aan dat schaliegas “niet concurreert met biobrandstoffen, omdat ze in verschillende markten opereren. Schaliegas is aardgas en van biogrondstoffen worden voornamelijk elektriciteit, synthesegas of liefst vloeibare brandstoffen gemaakt. Schaliegas zal vooral concurreren met geïmporteerd aardgas via pijpleidingen en LNG.”

Anaerobe vergisting

→Een journalist brengt de vraag weer terug naar de kern: “Dreigt nu het gevaar dat de samenleving denkt: het valt wel mee, want er zit nog voor 100 jaar schaliegas in de grond? En dat daarmee de voedingsbodem voor het zoeken naar oplossingen in de sfeer van biogrondstoffen drassig is geworden?” Nee, antwoordt een collega. “Schaliegas wordt in de VS en China vooral ingezet voor de energievoorziening. Aardgas kan ook worden ingezet in de chemie, maar dan zijn lange koolstofketens, zoals in aardolie en biomassa, veel interessanter. Met minder stappen naar het resultaat. De natuur heeft daar al heel veel waarde in gestopt. Die waarde kan de chemie veel beter verzilveren dan bijvoorbeeld deze te verstoken. Het beste voor het milieu is op energiegebied veel meer naar elektriciteit uit duurzame bronnen en voorlopig ook aardgas en olie, en biomassa steeds meer inzetten voor duurzamere producten.”

--------------------“Schaliegas concurreert niet met biobrandstoffen” --------------------“We moeten geen strijd aangaan die we niet kunnen winnen” --------------------“Schaliegas houdt ons vastgenageld aan de C1/C2-chemie” ---------------------

Onverstandige keuze

→Een andere journalist formuleert het zo: “De klassieke petrochemie gaat via de C1en C2-ketens. Dit vergt veel energie, zowel bij het kraken als bij het opbouwen van functionele chemicaliën. Biobased biedt juist hier grote winst. Door niet eerst af te breken, maar direct met bioraffinage de functionele groepen te isoleren en als bouwstenen te winnen is de grootste winst te behalen. Daarom is schaliegas een onverstandige keuze en zal het de biobased ontwikkelingen remmen. Het houdt ons vastgenageld aan de C1/C2-chemie - de ethyleenroute.”

WWW

Volg de discussie op: www.vnci.nl/linkedin november 2012 Chemie magazine 55


Bent u geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen in de chemische industrie?

Ja

, ik wil eeN gratis proefaboNNemeNt op Chemie magaziNe

Neem eeN gratis proefaboNNemeNt op Chemie magaziNe

3x gra

tis

t de eg me p' ore: 'W tenscha k Mo we Patric seerde liti gepo

rner tter We nnen pla voorzi Nieuwe nn en zijn ma Fuhr

e: cipati Pill’ r eman s the 50 jaayone know 'Ever

van niging de Vere

ndse erla de Ned

Seveso-richtlijn: cultuur telt mee

Schaarste arbeidsmarkt Generiek beleid kabinet Rutte chemie groeit

Problemen invoering e-MJV overwonnen

Renée Bergkamp (EL&I) over topgebied chemie

De chemie achter huidverzorging

azine Mag

che Chemis

Indu

strie

• 06

• 23

juni

n ee aa rkt m ie we bleem Chem naspro vulkaa

Maandblad van

2010

r doo gen s Vlielkaana Vu

van ndblad Maa

h Chemie magazine proefabonnement (3 edities) h Chemie nieuwsbrief (gratis wekelijkse, digitale nieuwsbrief)

ssing oplo

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse

Chemische Industrie • 11 • 17 november 2010

de Vereniging van

de Nederlandse

Chemische Industrie

• 04 • 27 april 2011

Magazine

Magazine

Bedrijsnaam/Organisatie Naam Functie Adres Woonplaats E-mail Vul deze bon in en ontvang drie edities van Chemie magazine gratis. Stuur de bon naar: VNCI, T.a.v. Cyrille Timmerman, Loire 150, 2491 AK Den Haag, Email: timmerman@vnci.nl Of vul je gegevens in op www.vnci.nl/magazine

Import aardgas kost miljoenen

Transportservice van huis uit

• • • • • • Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

Aggregaten; Mobiele lichtmasten; Kabels; Trafo’s; Verdeelkasten; Tijdelijke stroom en lichtvoorziening voor industriële toepassingen. 24 UUR, 7 DAGEN PER WEEK

Parkweg 67a, 4153 XL Beesd T 0345 684000 - F 0345-680907 info@voetverhuur.nl - www.voetverhuur.nl


Bedr ijven

Column/Bedrijven hoofdredacteur

TaalgeBruik

De afvalenergiecentrale HVC in Dordrecht gaat vanaf 2013 via een pijpleiding stoom leveren aan DuPont. Daarmee neemt de CO2uitstoot van de Dordtse locatie van DuPont met zo’n 30 procent af, goed voor een besparing van 50.000 ton CO2 per jaar. Deze hoeveelheid is te vergelijken met de uitstoot van 15.000 middenklasseauto’s bij gemiddeld 20.000 kilometer per jaar. Kosten van het project: 8 miljoen euro.

CompoSietmaterialen BASF en TenCate, fabrikant van onder meer specialistische textielen, gaan gezamenlijk nieuwe composietmaterialen voor de automobielindustrie ontwikkelen, produceren en verkopen. Daarmee kunnen autofabrikanten het gewicht en de CO2-uitstoot van hun voertuigen verminderen. TenCate maakt al composietmaterialen, maar die worden vooral gebruikt in de vliegtuigindustrie.

Smeer middel en

Kuwait Petroleum investeert 63 miljoen euro in de modernisering van de Antwerpse smeeroliefabriek van Q8Oils, de smeermiddelendivisie van het petroleumbedrijf. Bij de upgrade worden zogeheten piggedlijnen in gebruik genomen, die de automatisering van het mengproces en de efficiëntie en kwaliteit van het vulproces verbeteren.

Ba r nSt eenzu u r

BASF en CSM gaan samen biologisch barnsteenzuur produceren en verkopen. BASF en Purac, de melkzuurdivisie van CSM, doen al sinds 2009 onderzoek naar de productie van biologisch barnsteenzuur. Voor BASF is de samenwerking een nieuwe stap richting de vervanging van fossiele grondstoffen door duurzamere bouwstenen bij de productie van kunststof. Plastics gemaakt met barnsteenzuur zijn niet ineens afbreekbaar, maar bij de productie ervan komt wél minder CO2 vrij.

foto: Ca sper ril a

Stoom

hoofdredacteur Chemie magazine Igor Znidarsic

I

n de ontkennig zit vaak een bekentenis besloten. Toen Ronald Reagan op televisie naar aanleiding van het Watergate-schandaal verklaarde: “I’m not a crook”, vermoedden velen het tegenovergestelde. Niet lang daarna bleek hij inderdaad een schurk en zag hij zich genoodzaakt af te treden. Tijdens de strafzaak tegen de leiding van Chemie-Pack zei Hans de K., de KAM-coördinator (Kwaliteit, Arbeidsomstandigheden en Milieu) van het bedrijf, tegen de rechtbank: “U doet net of wij een cowboybedrijf zijn.” Waarmee hij maar wilde zeggen: dat zijn wij niet. Wel dus. Dat blijkt alleen al uit het taalgebruik van de KAM-coördinator. Hij verklaarde dat Mohammed A., de veroorzaker van de brand, op eigen houtje heeft gehandeld en dat hij het “absoluut onacceptabel” vindt dat A. op het binnenterrein van het bedrijf met een gasbrander in de weer was. Hij had daaraan kunnen toevoegen: ‘Als ik het had gezien, edelachtbare, had ik hem erop gewezen dat hij daarmee de veiligheid ernstig in gevaar

“eerst schieten, dan praten” bracht, ik had hem de brander afgepakt, hem verplicht naar een cursus ‘Veilig werken’ gestuurd, en ik was hierop teruggekomen in het eerstvolgende functioneringsgesprek.’ Maar de KAM-coördinator formuleerde het zo: “Hij heeft geluk gehad. Als ik het gezien had, had ik hem begraven in de Sahara van Marokko met die brander in zijn reet.” Een ondergeschikte die een fout heeft gemaakt dreigen met geweld, ook al is het achteraf, roept een cowboycultuur op van eerst schieten, dan praten. Het laat de onmacht zien om problemen via een open en heldere communicatie en via de reguliere procedures af te handelen. Dat de KAM-coördinator zijn afkeuring van A.’s handelen alleen kracht bij kan zetten met een nauwkeurige omschrijving van wat hij hem had willen aandoen, legt het gebrek aan communicatieve vaardigheden nog pijnlijker bloot. Het noemen van A.’s geboorteland (en de Sahara als beoogde laatste rustplaats) laat bovendien een onvermogen zien om het zakelijke en het persoonlijke te scheiden, om over de discriminerende ondertoon nog maar te zwijgen. Tip voor de inspecterende instanties: leg bij inspecties je oor goed te luister op de werkvloer. Het taalgebruik zegt veel over de (veiligheids)cultuur van het bedrijf.

november 2012 Chemie magazine 57


Service

MENSEN ROTTERDAM CLIMATE INITIATIVE

Jeroen van der Veer is de nieuwe voorzitter van de Council van het Rotterdam Climate Initiative (RCI). De Council is het adviesorgaan van het RCI, met belangrijke vertegenwoordigers uit overheid, wetenschap en bedrijfsleven. Van der Veer, die Ruud Lubbers opvolgt, was onder meer bestuursvoorzitter van Shell en voorzitter van de Topsector Energie. Volgens Alexandra van Huffelen, vice-voorzitter van de RCI-Council en wethouder Duurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte van de gemeente Rotterdam, is Van der Veer “met zijn kennis van de energie- en industriesector als geen ander in staat om samen met ons de duurzaamheidstransitie in de Rotterdamse haven, industrie en de stad voor elkaar te krijgen.”

COL OFON Chemie magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar

Redactie Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Inge Janse (eindredacteur) Jos de Gruiter (redacteur)

Contact redactie

CHRIS GOPPELSROEDER

DSM heeft Chris Goppelsroeder per 1 januari 2013 benoemd tot bestuursvoorzitter van dochter DSM Nutritional Products. Momenteel is hij nog bestuursvoorzitter van de divisie Seed Care van het Zwitserse Syngenta, dat zich richt op biotechnologie en genoomonderzoek.

Loire 150, 2491 AK, Den Haag T 070 337 87 28, F 070 320 39 03 E redactie@vnci.nl

Medewerkers Joost van Kasteren, Emma van Laar, Noortje

GRANDE PAROISSE

Serge Biechlin, de voormalige directeur van Total-dochter Grande Paroisse in Toulouse, is in hoger beroep veroordeeld tot 3 jaar celstraf, waarvan 2 jaar voorwaardelijk. Hij zou slecht leiding hebben gegeven aan de fabriek en daarom verantwoordelijk zijn voor de explosie in 2001, die 31 doden, 2500 gewonden en een enorme materiële schade tot gevolg had. Biechlin kreeg ook een boete van 45.000 euro. Grande Paroisse kreeg de maximale boete van 225.000 euro opgelegd. De advocaat van de veroordeelden kondigde direct aan in hoger beroep te gaan. De beslissing van het hof was volgens de raadsman “meer ingegeven door emotie dan door verstand”.

van Dorp, Casper Rila, Erik te Roller, Adriaan van Hooijdonk, Marga van Zundert, Marloes Hooimeijer

Vormgeving Curve, Haarlem

Advertentie-exploitatie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70, E dm@mooijmanmarketing.nl

VOLGENDE MAAND (12 DECEMBER)

Advertenties vallen buiten de verantwoordelijk-

REGIONALE UITVOERINGSDIENSTEN (RUD’S) ALGEN BLIJVEN VEELBELOVEND HOOGLERAAR MAAIKE KROON RISICO’S TIJDENS ONDERHOUDSSTOPS

heid van de redactie

Druk DeltaHage, Den Haag

Abonnementen Wie werkzaam is in de chemische industrie of op een andere wijze direct of indirect bij de chemische industrie betrokken is komt in

EN NOG VEEL MEER…

aanmerking voor een kosteloos abonnement op Chemie Magazine. Meld u aan via crs@vnci. nl of www.vnci.nl/actualiteit/maandblad en u krijgt zo spoedig mogelijk bericht. Meer informatie: znidarsic@vnci.nl of 070 337 87 28.

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland

Overname Overname van artikelen uit Chemie magazine is TWITTER.COM/VNCI

De VNCI op Twitter met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

58 Chemie magazine november 2012

lijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven

Beeld cover WW.VNCI.NL/LINKEDIN

WWW.VNCI.NL/NIEUWSBRIEF

alleen toegestaan na voorafgaande schrifte-

Discussieer mee met meer dan 2000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI

Casper Rila ISSN 1572-2996


chemistry, blends & knowledge

AD Productions B.V. is gespecialiseerd in het formuleren

en mengen van chemische vloeistoffen en poeders AD Productions B.V.

services

Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

T +31 (0)167 - 526 900 F +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

matching the best in chemistry & life-sciences

www.cls-services.nl

Dedicated to Excellence

recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.