Frictie op arbeidsmarkt door mismatch
Noodkreet chemische industrie
Social media in de chemische sector
Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 07 • 25 augustus 2010
Splinternieuwe laarzen van gerecycled plastic
Magazine
Perform, Deliver, Improve
Hertel, opgericht in 1895, bouwt, onderhoudt en ontmantelt fabrieken en installaties voor toonaangevende bedrijven in de (petro)chemie-, energie-, afval- en procesindustrie. Voor de defensie- en offshore industrie ontwerpt, bouwt en plaatst Hertel technische en accommodatiemodules. Ons bedrijf kenmerkt zich door een familiaire sfeer, korte lijnen en internationale ondernemersgeest en behoort tot de top van industriële dienstverleners. Inmiddels werken er ruim 11.000 veelzijdige professionals in Europa, het Midden Oosten en Azië. Onze mensen staan centraal en bepalen samen het succes van Hertel. Hun inzet en vakkennis zorgt ervoor dat onze klanten kunnen rekenen op veilige, efficiënte en slimme dienstverlening. Alle reden om training en ontwikkeling centraal te stellen. Sinds 2006 is Hertel dan ook officieel Investors in People gecertificeerd.
hertel.com
Hertel is lid van de “European Industrial Insulation Foundation”. Voor meer informatie kijk op: www.eiif.org Hertel is ISO9000-2001 en VCA** gecertificeerd.
Geïntegreerd onderhoud & projecten Isolatie • steigerbouw • stralen/conserveren • access solutions • thermografie • mechanical • condition monitoring • asbestverwijdering • tracing • engineering & construction
Inhoud
38
07 25 augustus 2010
Plastic afval levert goedkope grondstof Het inzamelen van plastic afval is in Nederland een groot succes. Wat gebeurt er met het plastic afval nadat het door de gemeente is opgehaald? Een beeldverhaal van de kunsttofverwerkende industrie, van afval tot regenlaarzen.
28 Mismatch op
arbeidsmarkt Ontstaat er nou wel of geen krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de vergrijzing? Of is het probleem juist dat vraag en aanbod slecht op elkaar aansluiten?
24 Chemiebedrijven zelf verantwoordelijk ‘REACH is prachtige wetgeving die ons een enorme stap vooruit helpt’, aldus Arnold van der Wielen, oud-VROMambtenaar en één van de vaders van REACH. ‘Chemiebedrijven zullen de veiligheid rond stoffen helemaal zelf gaan regelen. De rol van de overheid kan dan tot een minimum beperkt blijven. De grotere verantwoordelijkheid van bedrijven zal bijdragen aan het voorkomen van rampen.’
augustus 2010 Chemie magazine 3
Inhoud 8
07 25 augustus 2010
Opinie
- Nederland moet specifiek talent koesteren, aldus VNCI-directeur Colette Alma
07
Trends Wetenswaardig
8
Innovatie en onderwijs
11
Energie & Klimaat
13
Actueel
17
- Drijvend paviljoen in Rotterdam maakt gebruik van lichtgewicht kunstof - Extra steun voor polymerenonderzoek
10
- Waterstoffabriek in Rotterdam - Aanvraag vergunningen per 1 oktober eenvoudiger
Achtergrond Uitgelicht
32
Opinie
34
Maatschappij
20
- Fabriek voor bio-methanol in Delfzijl - Arbeidsinspectie: maatregelen voor gevaarlijke stoffen in helft chemische bedrijven onvoldoende - Wat verwachten ondernemers uit de chemische industrie van het nieuwe kabinet?
49
Feiten en Visies Onderwijs
11
Even voorstellen
37
Veiligheid
42
- Evaluatie Nieuwe Scheikunde - Young Professionals Netwerk - Nieuwe regelgeving nog werkbaar?
VNCI Nieuws
53
In memoriam en agenda
54
- Stuurgroep voor middelgrote bedrijven
augustus 2010 Chemie magazine 5
SPIE een gezamenlijke ambitie
SPIE-Controlec Engineering Gedreven door uw resultaat Heeft u nieuwbouwplannen of wilt u meer halen uit een bestaande installatie? SPIE-Controlec Engineering is een onafhankelijk, multidisciplinair ingenieurs- en adviesbureau in de procesindustrie. We zijn uw technisch totaalpartner en kunnen u in elke projectfase van dienst zijn. U bepaalt hoever onze ondersteuning gaat. Van conceptual design en bouw tot inbedrijfstelling en onderhoud. Desgewenst verzorgen we een compleet project en nemen we als EPC(M)-contractor de volledige verantwoordelijkheid op technisch, organisatorisch en budgettair gebied. We beschikken over gespecialiseerde ingenieurs en projectmanagers in alle relevante disciplines en hebben ruim 35 jaar ervaring in uiteenlopende sectoren van de procesindustrie. In alle openheid en transparantie komen we samen met u tot de meest efficiënte en resultaatgerichte oplossingen. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Controlec Engineering kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Industrie, SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems en SPIE-Infra.
SPIE Controlec Engineering B.V. I Schiedam, Elsloo, Terneuzen I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie.controlec.nl
Opinie VNCI
Clusters D
eze zomer werden we geconfronteerd met de voorgenomen reorganisatie van MSD, die onder meer leidt tot de sluiting van de R&D activiteiten in Oss. Een drama voor de betrokken medewerkers, een gevoelige klap voor de werkgelegenheid in de regio en een alarmsignaal voor de Nederlandse ambitie voor een kenniseconomie. Het drukt ons met de neus op de feiten: het is niet meer vanzelfsprekend dat bedrijven die hier gevestigd zijn, in Nederland blijven investeren. In het verleden liep het belang van de Nederlandse economie grotendeels parallel met het belang van een individueel Nederlands bedrijf. Groei en vernieuwing betekende vrijwel automatisch dat dat (ook) in Nederland zijn beslag kreeg. In de huidige geglobaliseerde wereld heeft een bedrijf meer opties. De locatie voor hoogwaardige activiteiten zoals R&D wordt op strategische gronden gekozen. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat Nederland beter en explicieter zijn best moet doen om hoogwaardige activiteiten voor Nederland zeker te stellen. De eerdere aanname dat bedrijven alleen hun productie naar goedkopere landen zullen verplaatsen blijkt onjuist. Bedrijven schromen blijkbaar niet om ook hun hoogwaardige activiteiten elders onder te brengen. De noodkreet van de Europese industrie (zie pagina 33) is mijns inziens dus zeker gerechtvaardigd. Wij moeten ons realiseren dat R&D zich in een nieuwe fase bevindt. Onderzoek en ontwikkeling vinden niet langer plaats achter gesloten deuren bij individuele bedrijven. Tegenwoordig gaat het om ´open innovatie´ in communities waar verschillende bedrijven en universiteiten hun krachten bundelen. Creativiteit, kwaliteit en ontwikkelingssnelheid floreren in dit concept. Geen wonder dat bedrijven dit soort clusters zoeken voor hun R&D activiteiten.
VNCI-directeur Colette Alma
Een algemeen innovatiebeleid van overheidswege is niet langer afdoende. Nederland is alleen aantrekkelijk als er ook andere innovatieve bedrijven in dezelfde tak van sport gebundeld zijn, geholpen door universiteiten die een academische inbreng van wereldklasse kunnen leveren. Het spreekt bijna vanzelf dat we niet op alle terreinen grote clusters van exceptionele kwaliteit kunnen hebben. Immers je kunt niet in alle takken van sport wereldkampioen zijn. Maar als we ons partijtje in de wereld-kenniseconomie blijvend willen meespelen, zullen we sleutelgebieden en specifiek talent moeten koesteren en verder ontwikkelen. p
augustus maart 2010 Chemie magazine 7
100
Drijvend paviljoen Rotterdam
ETFE-folie
trum voor innovaties op het gebied van klimaat, energie en water. Daarna zal het deel gaan uitmaken van een drijvende wijk waar mensen kunnen wonen, werken en recreëren.
De koepels zijn bekleed met het zogenaamde ETFE-folie dat ongeveer 100 keer lichter is dan glas. Op die manier kan het drijvende fundament slechts een beperkte dikte houden. De folie is geleverd door het Duitse Vector Foiltec.
Het paviljoen wordt verwarmd en gekoeld met zonne-energie en oppervlaktewater. Energie wordt alleen gebruikt waar dat op dat moment nodig is. Op het gebied van energie zal het paviljoen in hoge mate in z’n eigen behoefte voorzien. Het complex zuivert ook zijn eigen toiletwater.
Het fundament bestaat uit verschillende lagen van geëxpandeerd polystyreen (EPS), ofwel piepschuim. Tussen de lagen ligt een grid van betonnen balken. De hele constructie is gebouwd op de ontvangst van circa 500 mensen. De komende vijf jaar zal het paviljoen dienstdoen als expertisecen-
Duurzaam bouwen op water biedt veel voordelen. Het biedt een innovatieve oplossing voor een veranderend klimaat. Doordat het paviljoen drijft, stijgt het automatisch mee met de waterspiegel. Ook is de bouw flexibeler en goedkoper, het bespaart ruimte en het is relatief eenvoudig energieneutraal te maken. p
8 Chemie magazine augustus 2010
FOTO: ROB CLOOSTERMAN
In de Rotterdamse Rijnhaven ligt sinds kort een drijvend paviljoen dat excelleert in duurzaamheid. Chemie leverde een belangrijke bijdrage aan het duurzame complex dat bestaat uit drie drijvende halve bollen, waarvan de grootste ruim twaalf meter hoog is.
0x
Wetenswaardig
lichter dan augustus 2010 Chemie magazine 9
VNCI analyseert aantal studenten chemie het referentiejaar 2000-2001. Opmerkelijk is de verschuiving van ‘traditionele’ chemie (zie tabel) naar opleidingen met chemische componenten. Er is ook een forse opkomst van de aanverwante opleidingen.’
Er zijn legio onderzoeken die cijfers publiceren over het aantal bètastudenten in Nederland. De uitkomsten zijn echter verschillend en geven geen duidelijk beeld van studenten chemie. Dat was voor de VNCI reden om zelf een onderzoek in te stellen.
Daling
In 2009 volgden 4896 WO’ers één van de zes universitaire chemische opleidingen of één van de negen opleidingen met chemische componenten in Nederland. In 2000-2001 waren dat nog maar 2050 studenten voor zeven opleidingen.
VNCI-speerpuntmanager Onderwijs & Innovatie Nelo Emerencia vroeg alle gegevens op van de Informatie Beheer Groep (nu DUO) en is begonnen met een analyse van wo-opleidingen. Hij zocht contact met Nederlandse universiteiten om af te stemmen welke opleidingen behoren tot chemie. De universiteiten maken onderscheid tussen chemieopleidingen en opleidingen met chemische componenten.
Emerencia: ‘Vanaf 2000 stijgt de populariteit van wetenschappelijke opleidingen met chemische componenten explosief. Van 195 leerlingen voor vijf opleidingen in 2000-2001 naar 2639 voor negen opleidingen in 2008-2009. In diezelfde periode staat tegenover de groei van de nieuwe opleidingen een daling van 28% van de studenten in de ‘traditionele’ chemieopleidingen. Of die trend zich doorzet, zal de tijd ons leren. De huidige analyse zal ik met alle universiteiten bespreken. De analyse van de hbo-cijfers is nog niet gereed, maar die volgt later.’ p
Groei
Op basis van een eerste analyse blijkt dat sinds 2000 de belangstelling voor chemie en aanverwante opleidingen enorm is gegroeid. ‘In het collegejaar 2008-2009 volgden aanzienlijk meer studenten (139 %) een chemieopleiding of een opleiding met chemische componenten aan een Nederlandse universiteit dan in Traditionele opleidingen chemie (WO)
Opleidingen met componenten chemie (WO)
Scheikunde Scheikundige technologie Biochemical engineering Chemische wetenschappen Chemistry Chemical Engineering
Life Science and Technology Levensmiddelentechnologie Molecular Science and Technology Medical and Pharmaceutical Innovation Biomolecular Sciences Medical and Pharmaceutical Innovation Drug Discovery and Safety Molecular Sciences Moleculaire levenswetenschappen
Huidig hoger onderwijs heeft geen toekomst Heeft het Nederlands hoger onderwijs toekomst? Nee, zegt de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel van oudminister Cees Veerman. Kwaliteitsverbetering is noodzakelijk. De Regiegroep Chemie onderschrijft die conclusie. In april verscheen het rapport van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel. De commissie is kritisch: de studieuitval is te hoog, talent wordt te weinig uitgedaagd en er is te weinig flexibiliteit in het systeem om de gevarieerde vraag van studenten en de arbeidsmarkt goed te bedienen. Als Nederland tot de top vijf van kenniseco10 Chemie magazine augustus 2010
nomieën wil behoren, is kwaliteitsverbetering een must.
Differentiatie
Om de kwaliteit te verbeteren stelt de commissie voor om meer verschillen aan te brengen tussen en binnen instellingen. Cees van Verseveld, lid van de Regiegroep Chemie en werkzaam op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, is het eens met deze aanpak. ‘Ik ben een voorstander van het differentiëren en profileren binnen het hoger onderwijs. Het is niet logisch dat alle instellingen een volledig onderwijsaanbod aanbieden. Dat geldt zeker voor het intensieve en dure laboratoriumonderwijs. Je moet niet alles willen
doen, het is beter om je op bepaalde onderdelen toe te leggen.’ De commissie pleit voor “missiebudgetten” in plaats van studentgebonden financiering. Van Verseveld: ‘Dat lijkt me een goed idee. Het zal instellingen stimuleren om keuzes te maken om zich op bepaalde terreinen te richten.’ Daarnaast roept het rapport op tot het investeren in het hoger onderwijs en onderzoek. ‘Daarmee leggen ze de vinger op de zere plek. Toponderwijs is niet mogelijk zonder investeringen. Dat vergeten we in Nederland wel eens’, zegt Van Verseveld. p
Innovatie en onderwijs
Evaluatie Nieuwe Scheikunde Ruim 150 scholen zijn tot nu toe betrokken bij de vernieuwing van het scheikundeonderwijs waarbij les wordt gegeven vanuit context naar concept. De afgelopen drie jaar is gewerkt met Nieuwe Scheikunde en nu is het tijd voor een evaluatie.
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de nieuwe methode in opdracht van de Vernieuwingscommissie Scheikunde. Daarnaast hebben VNCI en de Regiegroep Chemie onderzoek laten verrichten naar de bekendheid, het gebruik en de acceptatie van de zogenaamde context-conceptbenadering door middel van modules als methode voor de professionalisering van docenten. Eind mei presenteerde Duo Market Research de resultaten van dit onderzoek dat onder 302 docenten werd gehouden.
Reacties
Ontwikkelaars en gebruikers van nieuw scheikundemateriaal reageren verschillend. Uit het onderzoek blijkt dat bijna de helft van de docenten positief is. Opvallend is dat docenten die hebben meegewerkt aan de ontwikkeling van het materiaal beduidend positiever over de nieuwe methode zijn, dan degenen die het materiaal aangeleverd kregen.
Advies
Het Platform Innovatie Scheikunde Onderwijs met vertegenwoordigers uit onderwijs en bedrijfsleven kwam onlangs bijeen om de resultaten uit het onderzoek te evalueren en te komen tot een gezamenlijk advies voor de
Regiegroep Chemie. Doel is te komen tot een aantal verbeteringen van de nieuwe vorm van scheikundeonderwijs. Daarbij realiseert het platform zich dat niet elke docent ontwikkelaar kan zijn en dat er ook andere methodes zijn voor professionalisering.
Verbeteringen
Hoewel het eindadvies nog niet is afgerond, pleit het platform onder meer voor het verbeteren van de communicatie over het examenprogramma en het verbeteren van de kwaliteit en de herkenbaarheid van de onderwijsmodules. In verband met de eindtermen moeten de concepten duidelijk herkenbaar zijn. Ook het ontwikkelen van duurzaam lesmateriaal verdient, volgens het platform, extra aandacht. Het nieuwe examenprogramma is ontwikkeld door de Vernieuwingscommissie Scheikunde, die dat in opdracht doet van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De vernieuwingscommissie zal in december 2010 komen met een eindadvies voor het ministerie van OCW. Daarin zal het advies van het Platform Innovatie Scheikunde Onderwijs ook worden meegenomen. p
Boost voor polymerenonderzoek Het Dutch Polymer Institute ontvangt van het Ministerie van Economische Zaken extra steun voor het Polymeren Innovatie Programma. Met de 18 miljoen euro die ze extra ontvangen, kan het lopende programma met twee jaar worden verlengd. Met het Polymeren Innovatie Programma, kortweg PIP genoemd, probeert het Dutch Polymer Institute (DPI) de bijdrage van polymeren aan de kwaliteit van leven, duurzaamheid en economische groei te vergroten. PIP richt zich vooral op pre-competitief onderzoek, dat wordt uitgevoerd door DPI. Via het programma investeren overheid, kennisinstellingen en industriële bedrijven samen in de ontwikkeling van kennis over polymeren.
Biopolymeren
DPI is zeer tevreden over de verlenging van het programma. ‘Door deze extra impuls kunnen we samen met onze partners de lopende onderzoeken continueren en nieuw onderzoek op polymerengebied starten’, vertelt Jacques Joosten, Managing Director van DPI. ‘We gaan door met wat goed loopt, daarnaast zijn we bezig onze strategie bij te
Promovenda Paulina Skrzeszewska onderzoekt biopolymeren
stellen. We willen ons onder andere nog meer gaan richten op biopolymeren op basis van hernieuwbare grondstoffen. Op dat gebied kunnen grote stappen gemaakt worden.’
Maatschappelijke vraagstukken
‘Het extra geld willen we gericht inzetten om maatschappelijke vraagstukken aan te
pakken en in ons programma te verweven. Nu is het zaak te bepalen welke thema’s veelbelovend zijn en waar we mee aan de slag gaan. In samenwerking met een aantal nieuwe partners, waaronder ExxonMobil en Solvay denken we bovendien wat uitstappen te kunnen maken die dichter tegen de markt aanzitten’, vertelt Joosten. p augustus 2010 Chemie magazine 11
DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004) ATM is een
bedrijf.
Energie en klimaat
Bouw waterstoffabriek Botlek Air Products start met de bouw van een waterstoffabriek. Deze zomer gaf demissionair minister van Economische Zaken, Maria van der Hoeven, het startsein voor de bouw op het terrein van ExxonMobil in Rotterdam.
H
et verbinden van de waterstofproductie aan de raffinaderij zal voor een behoorlijke energiebesparing zorgen. De waterstoffabriek wordt gebouwd en geëxploiteerd door Air Products en komt pal naast de raffinaderij van ExxonMobil te staan. Naar verwachting zal de fabriek medio 2011 in gebruik worden genomen. Door het productieproces voor waterstof te combineren met de productieprocessen in de raffinaderij ontstaat er een energie-efficiënt productieproces. De fabriek zal het gas dat door de raffinaderij wordt geproduceerd als grondstof gebruiken en daar waterstof en stoom van maken. De geproduceerde waterstof zal vervolgens ingezet worden voor de productie van schone brandstoffen en de stoom kan gebruikt worden voor de processen in de raffinaderij. De nieuwe situatie levert naast energiebesparing bovendien een emissieafname op.
Demissionair minister Maria van der Hoeven op de bouwlocatie van de nieuwe waterstoffabriek in de Botlek
Pijpleiding
De te bouwen fabriek gaat een oudere waterstoffabriek vervangen. De nieuwe fabriek is efficiënter en zal met een capaciteit van ongeveer 300 ton per dag beter aan de groeiende waterstofvraag voldoen. De waterstoffabriek zal worden gekoppeld aan het bestaande waterstofpijpleidingennetwerk van Air Products. De fabriek zal ook water-
stof leveren aan de aromatenfabriek van ExxonMobil en een aantal andere raffinaderijen in de buurt. De Rotterdamse samenwerking tussen Air Products en ExxonMobil past in de samenwerking tussen de bedrijven in de Verenigde Staten waar waterstof geleverd wordt aan twee raffinaderijen van ExxonMobil. p
CO2-emissiehandelssysteem China
‘In Europa onze eigen zaken goed regelen’ China is bezig met het opzetten van een emissiehandelssysteem voor CO2. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de Europese chemische industrie? Jan Berends, Interim speerpunt manager Energie en Klimaat van de VNCI, denkt dat het effect op de Europese markt niet zo groot zal zijn. ‘Het is belangrijker dat we zelf de juiste keuzes maken.’
C
hina probeert een marktsysteem op te zetten om vervuilers te stimuleren om de groei van hun CO2-uitstoot te vertragen. In 2014 zal de handelsmarkt voor CO2 waarschijnlijk zijn intrede doen. China wil de hoeveelheid CO2 die het uitstoot in 2020 reduceren met 40 tot 45 % vergeleken met “business as usual”. De overheid zal bedrijven “half-bindende” doelen stellen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. China blijft zich echter verzetten tegen juridisch bindende grenzen voor broeikasgassen.
Oneerlijke concurrentie
Volgens Berends zal het effect van de Chinese plannen op de Europese economie en industrie niet enorm groot zijn. ‘Er zijn veel Westerse bedrijven actief in China, dus het beleid zal in die zin ook direct invloed op ons hebben. Het belangrijkste is dat CO2 overal ter wereld een betekenisvolle prijs krijgt. Als de Chinese prijs veel verschilt van de Europese dan blijft er de dreiging van oneerlijke concurrentie. Het is goed dat China zich inzet voor een CO2-prijs, maar bescherming tegen eventuele oneerlijke concurrentie blijft uiterst belangrijk. We moeten zelf werken aan een effectief systeem, ongeacht wat in China gebeurt. Dan blijven Nederland en Europa ook bij een hogere CO2-prijs aantrekkelijk om te investeren in efficiënte productie. Met de verkeerde keuzes lopen we het risico dat veel bedrijvigheid naar China zal wegvloeien.’ p
augustus 2010 Chemie magazine 13
Actualisatie PGS15
Bureaucratische regels opslag gevaarlijke stoffen De overheid wil de regels voor de opslag van gevaarlijke stoffen verbeteren. De VNCI kan zich daar in vinden, maar waarschuwt voor de invoering van onzinnige regels.
D
e Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS15) is onlangs geactualiseerd en is op 5 augustus voor een termijn van drie maanden voor openbaar commentaar vrijgegeven. Ook is de VROM-inspectie bezig met onderzoek naar de brandveiligheid van de PGS 15 opslagen in Nederland. Daartoe heeft zij dit voorjaar de opslagen van chemische stoffen bij 326 bedrijven met in totaal 524 opslaglocaties onderzocht. De officiële rapportage hierover wordt deze zomer verwacht.
Inspecties
Over de inspecties zegt beleidsmedewerker transport, veiligheid en gezondheid Macco Korteweg Maris van de VNCI: ‘Bij de bedrijven zijn niet de installaties zelf beoordeeld, maar is er gekeken naar milieuvergunningen en de aanwezigheid van een goedgekeurde uitgangspuntendocument (UPD). Zo blijft eigenlijk onduidelijk in hoeverre de leden werkelijk te maken hebben met slecht functionerende brandblusinstallaties.’ In theorie voldoet 40% van de bedrijven niet aan de eisen, want uit het rapport ‘Geen garantie voor brandveiligheid’ uit 2009 bleek dat slechts 60% van de bedrijven over een uitgangspuntendocument beschikt. Overigens stelde datzelfde rapport dat 92% van de brandblusinstallaties wordt onderhouden door een gespecialiseerd installatiebureau. Op basis van die informatie
Agenda actualisatie opslag gevaarlijke stoffen Juli 2010 – September 2010 De richtlijn opslag verpakte gevaarlijke stoffen PGS15 is geactualiseerd en is op 5 augustus voor een periode van drie maanden aangeboden voor commentaar. De VNCI informeert haar leden via circulaires en staat open voor suggesties. Juni 2010 - Juni 2011 In juni is de actualisatie van de PGS9 14 Chemie magazine augustus 2010
(bulkopslag van zuurstof ) gestart. Dit proces zal een jaar duren. Waarschijnlijk wordt de PGS9 uitgebreid naar andere sterk gekoelde en vloeibaar gemaakte gassen zoals stikstof, argon en kooldioxide. Van juli 2010 tot medio 2011 In juli is een project gestart voor het opstellen van een nieuwe richtlijn (PGS 31) voor de (bovengrondse) opslag in
bulk van overige chemicaliën (giftig of corrosief of milieugevaarlijk) en niet brandbare vloeistoffen. De VNCI is nog op zoek naar expertise bij de leden. Neem voor meer informatie contact op met Macco Korteweg Maris, 070 - 337 87 48, kortewegmaris@vnci.nl
Veiligheid, gezondheid en milieu
‘Meer inspecties en regels zijn nog geen garantie voor betere installaties’ zou je verwachten dat de overheid enig vertrouwen heeft in de werking van de installaties.’
Strengere regels
Korteweg Maris: ‘Blusinstallaties moeten goed functioneren en zij moeten de opgeslagen stoffen kunnen blussen. Het onderhoud van de installaties moet periodiek en adequaat worden uitgevoerd. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de chemische bedrijven. De actualisatie van PGS15 heeft echter vooruitlopend op het definitieve rapport van de VROM-inspectie enkele extra strenge en bureaucratische regels opgenomen om het inspectie- en certificeringstraject van brandblusinstallaties te verzwaren. Meer inspecties en regels zijn nog geen garantie voor betere installaties. Kortom:
laten we nuchter omgaan met de risico’s en geen papieren tijger creëren.’ ‘De VNCI heeft bij een zogenaamde expertmeeting voor de update van de PGS 15 aangeboden om de bedrijfsbrandweer van grote bedrijven bij het inspectie- en certificeringtraject nadrukkelijk te betrekken. Dat is afgewezen met als reden dat de bedrijfsbrandweer er is om te blussen en niet om blusinstallaties te controleren. De VNCI vindt dat de bedrijfsbrandweer samen met de leverancier van een blusinstallatie zelfs beter in staat is om haar eigen installatie te inspecteren dan een externe certificaatverstrekker. De inspecties hebben vooral verstand van het certificeringproces. Hoezo regels afschaffen en eigen verantwoordelijkheid?’, besluit Korteweg Maris. p
Scherpere emissievergunningen In 2009 is de aanvraag van het aantal vergunningen (Wet milieubeheer) met scherpe emissievoorschriften verdubbeld: van 15 naar 30 procent. Het aantal ‘ruime’ vergunningen daalde van 15 naar 5 procent. Dit meldt de VROM-inspectie in haar rapport ‘Aandacht VROMInspectie voor milieuvergunningen grote bedrijven’.
A
l in het voortraject van een vergunningsaanvraag door een groot bedrijf adviseert de VROM-inspectie het bevoegd gezag (TOP-advisering). De inspectie wil via scherpe en meer uniforme emissievoorschriften de landelijke en Europese beleidsdoelen realiseren voor broeikasgassen, fijnstof en gassen waarvoor een landelijk emissieplafond bestaat zoals SO2, NOX en VOS.
Maatwerk
De VNCI herkent de positie waarin de VROMinspectie zichzelf neerzet. ‘In het rapport is echter niet duidelijk welk kader de inspectie toepast om vergunningen te toetsen aan het halen van de NEC plafonds, omdat ook andere sectoren in belangrijke mate bijdragen aan de emissies’, stelt Eduard van der Wilt, Manager Veiligheid, Gezondheid & Milieu. ‘De argumentatie hiervoor is niet, zoals bij luchtkwaliteit, zo voor de hand liggend. De vraag is of altijd de scherpste BBT (Best Beschikbare Technieken) moet worden voorgeschreven zoals de VROM-inspectie
bepleit. Er moet ruimte blijven voor maatwerk. Zelfs binnen Nederland zijn er verschillen in luchtkwaliteit. Dat onderschrijft de inspectie, maar dat had wat mij betreft meer accent mogen krijgen.’
Uitzonderingen
Jan Walpot, projectleider van de TOP-advisering, begrijpt de zorgen. ‘Dit zijn essentiële punten, maar wij baseren ons op Europese referentiedocumenten, bijvoorbeeld voor de Best Beschikbare Technieken. Concurrentienadelen binnen de EU zijn daarom niet aan de orde.’ De VROM-inspectie wil uitzonderingen op basis van lokale of unieke omstandigheden blijven toestaan, maar Walpot stelt dat ook voor dit maatwerk een gelijke behandeling moet gelden. ‘Het ontbreekt nu aan een protocol dat beschrijft welke stappen een bedrijf moet doorlopen om in aanmerking te komen voor een uitzonderingspositie. Daar moeten we aan werken.’ p Het rapport is te downloaden via www.vrominspectie.nl (publicaties)
Europees Parlement akkoord met nieuwe IPPC:
Nieuwe richtlijn Europese emissies industrie
D
e IPPC-richtlijn verandert ingrijpend. Op 7 juli ging het Europees Parlement akkoord met de nieuwe IPPC en verwacht wordt dat de Raad van Ministers dat ook zal doen. De nieuwe richtlijn omvat alle industriële emissies en ook de richtlijnen voor afvalverbranden, grote stookinstallaties, VOS emissies en titaandioxide zijn er in opgenomen. IPPC heet straks Richtlijn Industriële Emissies (RIE) of in het Engels Industrial Emmissions Directive (IED). De richtlijn moet over circa twee jaar in de Nederlandse wet zijn geïmplementeerd. VROM wil daarvoor het activiteitenbesluit, dat speciaal is ontwikkeld voor kleine bedrijven, gebruiken. Dat zou betekenen dat IPPC-bedrijven, waarvoor de normen in specifieke vergunningen zijn vastgelegd, onder het activiteitenbesluit zouden gaan vallen. De VNCI heeft daar eerder al bezwaar tegen gemaakt omdat dit leidt tot extra lasten voor IPPC- bedrijven.
Transparantie
Een belangrijke wijziging in de nieuwe richtlijn is dat de BREF-waarden leidend moeten zijn voor vergunningverlening. Een BREF is een document waarin de Best Beschikbare Technieken (BBT) zijn beschreven. De BREF-waarden moeten in de vergunningverlening worden toegepast. Als toch wordt afgeweken, moet de Europese Commissie hiervan op de hoogte worden gesteld. Dat zal uiteindelijk leiden tot meer transparantie. Als gevolg hiervan kunnen bij de inspraak meer vragen worden verwacht over vergunningen met afwijkingen op de BBT. Andere belangrijke wijzigingen zijn dat bedrijven, binnen vier jaar na herziening van een BREF, de vergunning voor relevante activiteiten moeten herzien. En lidstaten moeten inspecties uitvoeren en hierover rapporteren. Zo’n inspectierapport wordt binnen vier maanden openbaar. p augustus 2010 Chemie magazine 15
NOTOX’ 10 steps to REACH compliance REACH Next deadline 1st December 2010 Are you ready for the future?
and we help you submit your registration in time. NOTOX B.V. P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch The Netherlands reach@notox.nl
We make it clear
Van den Anker is specialist en marktleider in opslag, behandeling en distributie van gevaarlijke producten en verpakte chemische producten. Voorbeelden van deze producten zijn: spuitbussen haarlak en deodorant, motorolie, verf, gewasbeschermingsmiddelen, etc.
Al ruim 40 jaar is risicobeheersing onze core-business. We bedienen onze klanten vanuit de beste kwaliteit en een optimale dienstverlening. Naast onze voortdurende zorg voor veiligheid, biedt Van den Anker u ook een keur aan aanvullende diensten.
www.vandenanker.com van den Anker BV Postbus 149, 5690 AC Son T +31 (0) 499 49 11 49 F +31 (0) 499 49 11 50 E info@vandenanker.com
Actueel
Meer transparantie in Responsible Care Heeft uw bedrijf doelstellingen voor energie-efficiency? Is er een doelstelling voor het percentage vrouwelijke werknemers in topfuncties? Dit zijn twee vragen die de Responsible Care coördinator van elk VNCI-lid binnenkort voorgeschoteld krijgt.
D
e vragen staan op de verplichte vragenlijst van het Global Charter, een vervolg van het Responsible Care programma. In 1992 startte de wereldwijde organisatie van de chemische industrie (ICCA) haar Responsible Care programma. Via de nationale industrievereniging worden bedrijven continu gestimuleerd de prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu te verbeteren. In 2006 volgde het Global Charter met meer aandacht voor communicatie met het publiek en doorvoering van Responsible Care in de gehele productketen. Inmiddels hebben alle VNCI-leden zich ook aan dit Global Charter gecommitteerd.
Inzicht
Het Charter streeft transparantie en verifieerbaarheid na van doelen en cijfers, vandaar de jaarlijkse, verplichte enquête. De vragenlijst vormt ook de basis voor bijvoorbeeld de verifieerbaarheid van het jaarlijkse Responsible Care rapport door een extern accountantsbureau. Sjoerd Looijs, beleidsmedewerker Responsible Care van de VNCI: ‘We hebben straks veel en betrouwbare gegevens bij de hand. Dat biedt ons inzicht in trends en op welke gebieden er meer aandacht nodig is.’ De lijst vervangt overigens alle losse bestaande questionnaires over veiligheid en
maatschappelijk verantwoord ondernemen. Omdat het een webapplicatie betreft, kunnen leden de vragenlijst op elk gewenst moment aanvullen of vernieuwen. De data van individuele bedrijven zijn niet openbaar, maar de VNCI zal op haar website regelmatig aandacht schenken aan de gevonden trends. p
Aanvraag vergunningen eenvoudiger Per 1 oktober wordt de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) van kracht. Dat betekent dat bedrijven slechts één vergunning hoeven aan te vragen voor een project.
H
et aanvragen van slechts één vergunning geldt ook als dat project betrekking heeft op bouwen, ruimte, natuur en milieu. Het voordeel van de Wabo is dat er niet zoveel procedures met aanvraag, inspraak en beroep nodig zijn. Bedrijven mogen overigens zelf kiezen of ze meteen één omgevingsvergunning voor het hele project vragen of dat ze de aanvraag splitsen in verschillende deelvergunningen. Het is ook mogelijk om eerst een principebesluit aan te vragen waardoor de vergunning in twee fasen wordt verleend.
vallen, maar het bevoegd gezag kan uiteraard ook al eerder reageren. Na acht weken zonder besluit is de melding stilzwijgend geaccepteerd. Voor indirecte lozingen is geen aparte vergunning meer vereist. De voorwaarden voor de indirecte lozing worden behandeld door het Wabo bevoegd gezag met advies van de waterkwaliteitsbeheerder.
Bedrijven kunnen tot 1 oktober een aanvraag indienen volgens het oude regime. Dat kan gunstig zijn als bedrijven voor een beroep nog direct bij de Raad van State terecht willen komen. Bedrijven die zich na 1 oktober melden, vallen in elk geval onder de nieuwe procedureregels. p
De Wabo treedt na jarenlange discussie en herhaald uitstel in werking. Het idee werd al eind 2003 door het toenmalige VROMvergunning gelanceerd, maar de invoering heeft ruim zeven jaar geduurd. De Wabo verandert de inhoud van de milieuwetten niet, maar integreert bestaande wetten en voorkomt zo tegenstrijdige voorschriften.
Veranderingen
Een melding van een verandering in een bestaande vergunning wordt na 1 oktober een vergunningaanvraag die een korte procedure doorloopt, zonder inspraak vooraf, maar met bezwaarmogelijkheid na bekendmaking van de toestemming. Binnen acht weken moet er een beslissing augustus 2010 Chemie magazine 17
09MOB03 chemie B.indd 1
01-03-2010 10:40:24
Actueel
Chemie wil kenniswerkers MSD behouden
In gesprek met Minister van der Hoeven Minister van der Hoeven wil in gesprek met een aantal chemieverenigingen, waaronder de VNCI. Aanleiding is een brandbrief die de verenigingen gezamenlijk aan de minister hebben geschreven over de aangekondigde sluiting van de R&D-afdeling van MSD in Oss. Zes chemische verenigingen (KNCV, Regiegroep Chemie, Niaba, Nefarma, Figon en de VNCI) uitten hun bezorgdheid over het voornemen van MSD om de R&D-activiteiten in Nederland te beëindigen. In een brandbrief aan demissionair minister Van der Hoeven van Economische Zaken schreven ze dat de sluiting grote gevolgen kan hebben voor de kenniseconomie en het innovatief vermogen van Nederland. Naar verwachting raken 1100 onderzoekers hun baan kwijt. De chemische sector vindt het onaanvaardbaar dat de vakkennis, expertise en innovatiekracht van deze werknemers hierdoor verloren zou gaan en wil de kenniswerkers graag behouden voor de Nederlandse kenniseconomie. Daarnaast ondersteunen de verenigingen het
idee om levensvatbare R&D-activiteiten van MSD onder te brengen in een science campus in Oss.
Werk in chemie
In de brief stellen de verenigingen dat de chemie kansen biedt om de kenniswerkers in te zetten. Door de talenten te gebruiken in bestaande en nieuwe programma’s binnen de sector kan een impuls worden gegeven aan de Nederlandse innovatiekracht. Na eventuele bijscholing kunnen de talenten worden ingezet voor het versterken en ontwikkelen van life sciences, genomics, biobased economy, medische technologie en organische chemie. Het verstevigen en uitbreiden van deze strategische terreinen kan de economische kracht van Nederland vergroten. Om dit te realiseren worden de inzet van de Nederlandse kenniswerkersregeling en innovatiefondsen voorgesteld. Minister van der Hoeven heeft aangegeven dat ze op korte termijn wil praten over de mogelijkheden. p
Internationale Chemie Olympiade
Brons voor Nederlanders in Tokyo Alle leden van het Nederlandse team wonnen tijdens de Internationale Chemie Olympiade in Japan een bronzen medaille. In totaal waren er 267 deelnemers uit 68 landen. ‘Wij zijn bijzonder tevreden met het resultaat’, zegt mentor Emiel de Kleijn van het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO.
D
e eerste prijs werd gewonnen door Xiang Shangguan uit China, nummer twee werd Daniil Khoklov uit Rusland en derde werd Pilkeun Jang uit Zuid-Korea. De Internationale Chemie Olympiade vond van 19 tot en met 28 juli plaats aan de universiteiten Waseda en Komaba in Tokyo. Dit jaar werd het evenement voor de 42ste keer georganiseerd. Het Nederlands team won in juni de Nationale Chemie Olympiade, waaraan ruim 2000 leerlingen deelnamen. Alex Blokhuis, Istvan Kleijn, Anatoliy Babic en Manuel van Rijn kwalificeerden zich in Amsterdam om Nederlands eer te verdedigen. Blokhuis haalde zelfs de hoogste score (9,9) ooit tijdens de Nationale Olympiade. In Japan kregen de deelnemers een heel toepasselijke opgave. Het ophelderen van de structuur van het gif dat zich in Japanse
De Nederlandse delegatie van links naar rechts: Anatoliy Babi, Alex Blokhuis, Emiel de Kleijn, Istvan Kleijn, Manuel van Rijn, Peter de Groot en Johan Broens
kogelvis bevindt. Vervolgens moesten ze kijken of zij de structuur konden namaken. ‘Het niveau van de opgaven lag dit jaar heel hoog. Ook de docenten moesten alle zeilen bijzetten om de stof te begrijpen’, vertelt Emiel de Kleijn. Alex Blokhuis deed vorig jaar ook mee aan de Internationale Chemie Olympiade in Cambridge in Engeland. Hij vond het opnieuw een prettige ervaring.‘Het is heel leuk om mensen te ontmoeten die net als jij
geïnteresseerd zijn in bètawetenschappen. Die kom je in het dagelijks leven niet zo vaak tegen. We hebben overigens niet alleen opgaven gemaakt. In Tokyo hebben we verschillende excursies gemaakt. Dat was indrukwekkend. Alles is in Japan anders dan bij ons. Zelfs de wc’s waren technologische hoogstandjes’, vertelt Alex Blokhuis die na de zomer Scheikundige Technologie gaat studeren aan de TU in Eindhoven. p
augustus 2010 Chemie magazine 19
Al is een verkiezingsuitslag nog zo moeilijk: politici moeten er mee uit de voeten kunnen. Want los van de verkiezingsuitslag en een gecompliceerde formatie: er moet beleid worden gemaakt. Chemie Magazine vroeg vier ondernemers uit de chemische industrie wat zij van het nieuwe kabinet verwachten. Tekst: Jos de Gruiter, Illustraties Maki Maki
Chemie vraagt nieuw kabinet knelpunten aan te pakken Financiën op orde Jurgen Bolscher Schmits Almelo Commercieel directeur Jurgen Bolscher van Schmits is van mening dat het nieuwe kabinet zijn aandacht moet richten op de overheidsfinanciën. ‘Als je een samenleving in stand wilt houden waarin zaken als ons zorgstelsel betaalbaar blijven, dan moet je het staatshuishoudboekje op orde hebben. Wil je ook in de toekomst sociaal zijn, moeten de centjes kloppen. Mensen die roepen dat we nu ons sociale gezicht moeten laten prevaleren boven het op orde brengen van de financiën, hebben het volgens mij bij het verkeerde eind.’
Innovatie
Voor Bolscher houdt dat onder meer in dat steviger moet worden opgetreden tegen mensen die zich op onjuiste gronden onttrekken aan het arbeidsproces. ‘Mensen die gewoon niet wíllen werken en er trots op zijn dat ze daarmee wegkomen. Die bestaan nog steeds, ik kan ze bij wijze van spreken aanwijzen en dat terwijl we alle beschikbare arbeidscapaciteit hard nodig hebben om Nederland welvarend en leefbaar te houden.’
‘Wil je ook in de toekomst sociaal zijn, dan moeten de centjes kloppen’
20 Chemie magazine augustus 2010
Meer op de industrie gericht is Bolscher van mening dat alle kaarten gezet moeten worden op het stimuleren van innovatie. ‘Waar de overheid kan, moet ze de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen verbeteren. Wij werken in subsidietrajecten samen met een aantal kennisinstellingen en dat is vaak moeilijk zakendoen.’ Ook zouden administratieve procedures rond het verkrijgen van subsidies vereenvoudigd moeten worden, vindt hij. ‘Ik sta achter het uitgangspunt dat die niet lichtvaardig verstrekt moeten worden, maar als ik zie hoeveel inspanningen wij moeten verrichten om een kleine subsidie binnen te halen, dan staat dat totaal niet in verhouding. Ik heb begrip voor het aanbrengen van drempels, maar die moeten niet zo hoog zijn dat je al niet eens aan de aanvraag wilt beginnen. Het komt voor dat we na bestudering van de voorwaarden zeggen: laat maar, het kost meer dan het oplevert.’
Toepassen REACH
Een laatste onderwerp dat Bolscher hoog op de agenda van het nieuwe kabinet wil plaatsen is REACH. ‘Ik vind het een goed initiatief, maar we moeten wel oppassen dat onze concurrentiepositie ten opzichte van Aziatische landen niet verslechtert. Ik kan niet goed beoordelen in hoeverre de Nederlandse overheid hierin zeggenschap heeft, maar ik hoop wel dat ze haar invloed wil uitoefenen zodat REACH niet met een verlammende rigiditeit wordt toegepast.’
Maatschappij
Structurele regelingen werktijdverkorting Kees Langeveld ICL Fertilizers Europe ‘Dankzij de maatregelen van het laatste kabinet Balkenende hebben onze medewerkers hun baan gehouden. De regelingen voor werktijdverkorting hebben de arbeidsmarkt, het bedrijfsleven en dus de economie goed gedaan. Het nieuwe kabinet zou die regeling structureel moeten maken, net zoals in landen om ons heen. In ruil ervoor vraag je van bedrijven die er een beroep op doen dat ze hun mensen niet naar huis sturen, maar bijscholen’, zegt ICL bestuursvoorzitter Kees Langeveld. ‘Het nieuwe kabinet zou ook het instrument van kredietverzekering moeten aanscherpen. Dat is in Nederland momenteel belabberd. Wij exporteren en concurreren dus met bedrijven uit andere landen. Onze dochterondernemingen in Duitsland, Engeland en Spanje konden een beroep doen op exportkredietverzekeringen, waardoor we in staat bleven vanuit die landen te exporteren en onze bedrijven aan de gang te houden. We hebben dat ook in Nederland geprobeerd, maar hier konden we het niet voor elkaar krijgen. Dat moet het nieuwe kabinet echt regelen. De volatiliteit blijft nog wel even in de markt zitten: grondstoffen kunnen zomaar weer pieken; waar je normaal gesproken met 100 euro kredietverzekering kon volstaan, heb je dan misschien opeens 500 euro nodig voor dezelfde hoeveelheid product. De volumes en de onzekerheid worden groter en een overheid zou garanties moeten bieden om het eigen bedrijfsleven in staat te stellen exportkansen te benutten.’
Verstandig bezuinigen
Het op orde brengen van de overheidsfinanciën is in de ogen van Langeveld belangrijk, maar hij waarschuwt voor te snel willen terugbrengen van het financieringstekort. ‘Niet het kind met het badwater weggooien. Natuurlijk moeten we op een verstandige manier snijden in de uitgaven, maar als daardoor de binnenlandse bestedingen wegvallen is het effect averechts. Het moet gedoseerd gebeuren. Als de ontwikkeling van de wereldhandel het mogelijk maakt is het natuurlijk mooi, maar voor mij hoeft het financieringstekort niet in één kabinetsperiode naar drie procent.’
‘Regelingen voor werktijdverkorting structureel maken’
‘Het kabinet moet het overheidsbeleid met betrekking tot duurzaamheid, hernieuwbare energiebronnen en biochemie consistent maken. Ik ben in gesprek met overheden en kenniscentra over zaken als hergebruik van fosfaten, afvalwater en mestverbranding. En steeds loop je tegen het feit op dat de regelgeving niet toestaat wat de politiek constant roept: probeer te recyclen, probeer de ketens te sluiten etcetera. Zodra je een initiatief neemt op dat vlak word je geconfronteerd met een e augustus 2010 Chemie magazine 21
‘Iedere werknemer concurreert met een werknemer in China’ ambtenaar die wijst op regelgeving waardoor je vastloopt. Bijvoorbeeld omdat het product dat jij wilt recyclen volgens de regels als afvalstof gehanteerd moet worden. Daardoor worden veel initiatieven de nek omgedraaid. Van de overheid moet het allemaal duurzaam, maar als je met concrete ideeën komt en je van de overheid een overall view vraagt, geeft men niet thuis.’
Angst
Langeveld constateert overigens een ander probleem met ambtenaren: ‘Angst om fouten te maken en daarvoor afgerekend te worden. Het gevolg is dat ze steeds defensiever worden en zich angstvallig aan de veilige kant van de regels houden. Ons bedrijf ligt bijvoorbeeld op een prachtige locatie langs het Noordzeekanaal en elke vijf jaar nodigen wij onze relaties uit voor een feestelijke dag om de schepen voor Sail Amsterdam voorbij te zien varen. Dat was nooit een probleem, maar dit jaar heb ik moeten praten als Brugman om toestemming te krijgen, want de ambtenaren waren bang dat er een ongeluk zou kunnen gebeuren en dat zij dan op de vingers getikt zouden worden. Die angst werkt verlammend.’ Tot slot deelt Langeveld de ergernis over de papierhandel die moet worden ingevuld om een kleine subsidie te krijgen. ‘Ik begin er niet eens meer aan. Voor een relatief klein bedrag ben je dagen lang aan het uitzoeken en invullen. Daar hebben wij de tijd niet voor.’
Meer ondernemingszin Frank Groenen Sachem Europe Algemeen directeur Frank Groenen van Sachem Europe in Zaltbommel vindt dat er meer ondernemingszin in de maatschappij moet komen. ‘Ik pleit voor een samenleving waarin mensen meer voor zichzelf zorgen en niet voor van alles bij de overheid aankloppen.’ ‘Verder zijn we doorgeschoten in regeldruk en controlerende mechanismen. Daar gaat Nederland problemen mee krijgen, want de wereld verandert steeds sneller. Wij hebben bedrijven en relaties over de hele wereld en worden er dagelijks mee geconfronteerd dat we tegen enorme krachten opboksen. Die vragen om belangrijke veranderingen in Nederland, zoals een flexibeler arbeidsmarkt, minder regeldruk en minder overheidsinstanties die zich te pas en te onpas bemoeien met de bedrijfsvoering. Ik zeg wel eens dat wij vooral 22 Chemie magazine augustus 2010
bezig zijn met elkaar bezighouden. Om aan subsidie te komen is een subsidiefabriek in het leven geroepen waarmee net zo veel geld gemoeid is als met de verstrekte subsidies. Om misbruik van uitkeringen te voorkomen is een controlerende instantie aan het werk die meer kost dan het bedrag aan fraude dat we ermee opsporen. Landen als de Verenigde Staten en China hebben daar geen last van. Daar leeft ook niet zo’n nivelleringsdrang als in Nederland.’
Belasting
Onder het mom van de zwaarste lasten op de sterkste schouders leggen, belasten we hogere salarissen. Het enige gevolg is dat bedrijven hun topmensen meer gaan betalen. Door de belastingdruk ziet de medewerker daarvan weinig terug in zijn portemonnee en lopen de kosten voor het bedrijf op. Dat is denivelleren door nivelleren. Zoiets gaat niet goed, daarmee prijs je Nederlandse ondernemingen uit de markt en jaag je talent weg uit Nederland.’ ‘Het is van belang de maatschappij te laten zien wat er in de wereld aan de hand is en waarmee bedrijven worden geconfronteerd. De dynamiek in de wereld is aan het veranderen. We leven niet meer op een eiland. Iedere werknemer concurreert met een werknemer in China en als hij zich dat nog niet realiseert, wordt het tijd dat hem dat verteld wordt. Het betekent onder meer dat er een grotere verantwoordelijkheid bij het individu komt te liggen. Daarvan zal ieder individu zich bewust moeten zijn. Het is aan het kabinet die boodschap over het voetlicht te brengen. De mondiale concurrentie verplicht ons onze concurrentiekracht te verbeteren en dus ook innovatiever te zijn.’
Regeldruk
Een concreet probleem dat het nieuwe kabinet moet aanpakken is de uitvoering van wet- en regelgeving. ‘Sachem zit overal in de wereld, dus we kunnen goed vergelijken. Dan valt op dat Nederland een duur land is dat geteisterd wordt door knellende bemoeizucht. Met de wetgeving is op zichzelf vaak niets mis, maar het gaat fout in de uitvoering. Dan lopen ambtenaren weg met een wet en maken het zo complex dat de regeldruk oploopt. De uitvoering van de REACH wetgeving is zo’n voorbeeld. Ik onderschrijf helemaal de bedoelingen van de wet, maar de uitwerking schiet alle doelen voorbij. De administratieve lastendruk is enorm en de onduidelijkheid duurt voort. Neem het onderwerp van isolated transported intermediate. Over dit begrip is nog steeds onduidelijkheid. Dat kan toch niet waar zijn? Het is vijf voor twaalf, de eerste registraties moeten in december klaar zijn! Iedereen in de ambtenarenwereld geeft er zijn eigen draai aan en we houden elkaar bezig met bijzaken. REACH gaat erom dat er geen producten terechtkomen in een omgeving waar ze niet thuishoren.
Maatschappij
Dat is het doel en daar sta ik achter. Maar we maken ons druk over bijzaken: hoe moeten de labels eruitzien, bijvoorbeeld. We maken het zo complex dat er geen goed werkende softwareprogramma’s zijn en we sturen updates de wereld in die niet te installeren zijn. Kortom: het schiet zijn doel voorbij en dat is helaas exemplarisch voor de wijze waarop de overheid met regelgeving omgaat. Iedereen is van goede wil, maar we hebben de uitvoering te complex gemaakt. Begrijp me niet verkeerd: ik pleit er niet voor dat de chemische industrie carte blanche krijgt, maar voer wetten en de controle erop netjes en pragmatisch uit.’
zal dat onze concurrentiepositie verbeteren. Er ligt op dat vlak een rol voor de overheid in het meedenken, coördineren en partijen bij elkaar brengen.’ Verder is het zaak een goed vestigingsklimaat te houden. ‘Een goede energiemix maakt daarvan deel uit. We kennen in ons land een gasmonocultuur. De plannen voor nieuwe kolencentrales betekenen een eerste diversificatie. Maar dan moeten we geen klassieke kolencentrales bouwen, die niet bijdragen aan het halen van de ambities uit de 2020-agenda. En nucleair moet zeker in de mix zitten.’
‘Geen Nederlandse kop op Europees beleid’
Waarde industrie erkennen Gerard van Harten Dow Chemical ‘Wat het nieuwe kabinet vooral moet doen, is de waarde van de industrie voor Nederland erkennen’, stelt topman Gerard van Harten van Dow Chemical. ‘De industrie moet je koesteren. Dat vraagt om een stabiel en betrouwbaar overheidsbeleid. Zeker de chemische industrie is een bedrijfstak die ver vooruitkijkt. Als wij investeren doen we dat voor 25 of soms 40 jaar en het gaat vaak om vele miljoenen. Dat vraagt om een stabiele en voorspelbare omgeving. Wat we dus zeker niet moeten hebben is een Nederlandse kop op het Europese beleid.’ ‘Op korte termijn zal het kabinet moeten bezuinigen, maar bezuinigen alleen zal de Nederlandse economie niet uit het dal halen. Er moet slim bezuinigd worden, zodat onze economie er sterker uit komt. En we moeten stimuleren op gebieden die de samenleving duurzamer maken. Het beleid moet gestoeld zijn op drie pijlers: innovatie, duurzaamheid en versterking van de industrie. Die drie liggen in elkaars verlengde.’
Verduurzaming
‘Zo liggen er geweldige uitdagingen op het gebied van verduurzaming in de bebouwde omgeving. Denk bijvoorbeeld aan isolatie en duurzame energie-opwekking. We zijn in staat om energieneutrale woningen op te leveren, maar ook in de bestaande bouw is veel te verbeteren. Dow onderzoekt hoe restwarmte beter is te gebruiken, ook in de bebouwde omgeving. De overheid kan daar een richtinggevende rol spelen door regulering en stimulerende maatregelen. Dan zijn we innovatief bezig, zetten stappen op weg naar duurzaamheid en investeren in de toekomst, ook als je kijkt naar de 2020-agenda.’ Op het gebied van innovatie moet ook gekeken worden naar terreinen waar niet in eerste instantie aan wordt gedacht, vindt hij. ‘Innovatie in onderhoud bijvoorbeeld, een van onze grootste kostenposten. Als we daar innovatiever mee omgaan – en die mogelijkheden zijn er – dan
‘De industrie vraagt daarbij bijzondere aandacht voor warmtekrachtcentrales. Dat is de meest efficiënte manier van energie-opwekking, maar ze wordt niet optimaal gebruikt. De installaties worden ’s nachts teruggeregeld omdat de basislast te hoog is.’ Van Harten pleit voor een regelbaar elektriciteitsnet, waarin per situatie de meest efficiënte manier van energieopwekking voorrang moet krijgen. ‘Dat houdt misschien in dat we innovatiever moeten omgaan met de basislast centrales. Ik kan me niet voorstellen dat daar geen mogelijkheden voor zijn.’
Europees beleid
Een ander onderwerp is de wetgeving rond emissies van bedrijven. Van Harten noemt het een eerste voorwaarde dat Nederland geen kop op het Europese beleid op dat vlak zet. ‘Dow is een zogenoemd ETS-bedrijf. Dat betekent dat de Europese wetgeving voor ons van toepassing is. De Nederlandse overheid moet er in eigen land en in Brussel voor waken dat we het internationale level playing field in stand houden. Het is prima dat bedrijven zich aan regels houden om aan milieu- en klimaatdoelstellingen te voldoen, maar dat moet dan wel gebeuren op een zodanige manier dat de internationale concurrentie is vol te houden.’ De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde medewerkers hoort daar ook bij, vindt Van Harten.‘We zitten in een bedrijfstak die techniekgericht is. Voor ons is het cruciaal dat er voldoende goed geschoold personeel te vinden is in de bètasfeer. Overheid en onderwijs moeten dat dus stimuleren. Hetzelfde geldt voor onze infrastructuur. De overheid moet investeren in infrastructuur die bijdraagt aan de economische ontwikkeling. We kunnen ons niet uit de crisis bezuinigen. Economische activiteit moet helpen onze economie en onze overheidsfinanciën op orde te krijgen.’ p augustus 2010 Chemie magazine 23
‘REACH helpt ons een enorme stap vooruit’ 24 Chemie magazine augustus 2010
Interview
De chemie bevindt zich met de invoering van de stoffenwetgeving van REACH in de zwaarste fase en hikt tegen de eerste deadline van 1 december 2010 aan. Oud-VROM-ambtenaar Arnold van der Wielen, één van de vaders van REACH, belicht de jongste ontwikkelingen, blikt terug en kijkt vooruit. Tekst: Erik te Roller, Foto’s: Casper Rila
V
an der Wielen heeft zijn werk en expertise op het gebied van stoffenbeleid voor zijn pensionering op tijd kunnen overdragen aan zijn collega’s. Toch heeft hij REACH niet helemaal losgelaten, want de komende vijf jaar draait hij omwille van zijn deskundigheid mee als plaatsvervangend lid van het college van beroep van REACH in Helsinki, à titre personnel. Ondanks de onvoorziene problemen is en blijft hij overtuigd van het maatschappelijk nut van deze Europese verordening: ‘REACH is een prachtige wetgeving. Die helpt ons een enorme stap vooruit.’ Een stap voorwaarts in welk opzicht? In de jaren tachtig was de overheid nog grotendeels verantwoordelijk voor de risicobeoordeling van chemische stoffen en het aangeven van maatregelen om de risico’s te beperken. Aangezien er toen al zo’n 60.000 chemische stoffen op de markt waren, was dat ondoenlijk. Bij REACH zijn de rollen omgedraaid: de chemiebedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het verzamelen van de toxische gegevens van de stoffen, het beoordelen daarvan, conclusies trekken en op basis daarvan adviseren van klanten over het veilig gebruik van elke stof. Dit betekent dat bij REACH de hele Europese chemische industrie is gemobiliseerd om de gewenste informatie op tafel te krijgen. Met die massieve inzet zullen rond 2020 alle bestaande stoffen beoordeeld zijn op basis van hun toxische eigenschappen en weten de producenten en downstreamgebruikers welke maatregelen ze moeten nemen om de risico’s van de stoffen te beheersen. Tegen die tijd belanden de chemiebedrijven in rustiger vaarwater, aangezien ze dan alleen nog de nieuwe stoffen hoeven te registreren en de informatie van oude stoffen alleen up to date hoeven te houden.’ Hoe verloopt de registratie van stoffen? ‘Uiterlijk 1 december 2010 moeten bedrijven alle chemische stoffen registreren, die ze in hoeveelheden van meer dan 1000 ton per jaar produce-
ren of importeren. Deze eerste golf van registraties is het zwaarst en meest complex. Vanwege de grote hoeveelheden wordt namelijk extra informatie over de stoffen verlangd plus een chemisch veiligheidsrapport. Ook gaat het om relatief veel toepassingen, waarover de bedrijven met hun klanten moeten communiceren. Bedrijven zijn namelijk verplicht om de gegevens over de stoffen met elkaar te delen, met name de resultaten van dierproeven. Maar dat loopt moeizamer dan verwacht. Sommige bedrijven zien in het traineren van dat delen een mogelijkheid om concurrenten uit de markt te werken. Dit speelt vooral tussen Europese producenten met kennis van stoffen en importeurs die de stoffen van buiten Europa invoeren en moeilijk of geen gegevens van hun leverancier kunnen krijgen. Als die namelijk niet op tijd over de gegevens beschikken, kunnen ze hun stof niet op tijd registeren en moeten ze de handel in die stof na 1 december opschorten, want zonder registratie is de handel daarin verboden. De Europese Commissie zoekt in overleg met de Europese koepelorganisaties van de industrie naar praktische oplossingen.’ Wanneer moeten bedrijven uiterlijk over de stofgegevens beschikken? ‘Bedrijven zijn verplicht de gegevens over stoffen binnen een zogenoemd Substance Information Exchange Forum (SIEF) uit te wisselen en de kosten van die gegevens onderling te verrekenen. Om spijkers met koppen te slaan vormen sommige bedrijven binnen een SIEF een consortium. De overige bedrijven binnen een SIEF krijgen de gewenste informatie dan later tegen betaling. Maar wat als de consortia vrij laat klaar zijn met hun dossiers en hoge vergoedingen vragen? REACH doet namelijk geen uitspraak over de hoogte van de vergoeding. Al met al is het kort dag. Alleen als de hoofdregistranten hun dossiers uiterlijk in september indienen en de kostencompensatie helder is, hebben de co-registranten nog net genoeg tijd om hun zaken voor elkaar te krijgen.’ e augustus 2010 Chemie magazine 25
Interview
Autoriteit op het gebied van stoffen Na zijn studie biologie in Leiden trad Arnold van der Wielen destijds als secretaris in dienst van de Gezondheidsraad vanwege zijn kennis van stralingsgenetica en schadelijke effecten van straling voor de gezondheid. Hij combineerde dit met onderzoek aan de universiteit. Eind jaren zeventig kreeg hij een baan bij VROM als deskundige kankerverwekkende stoffen en vier jaar later als hoofd van het voormalige Bureau Milieugevaarlijke Stoffen (BMS). Daar werkte hij de Europese Gevaarlijke Stoffenrichtlijn uit in de Wet milieugevaarlijke stoffen. In de loop van de jaren bleek dat het opstellen van dossiers over gevaarlijke stoffen in Europa veel te traag verliep. Na 10 jaar waren nog maar 140 stoffen beoordeeld. VROM zocht de medewerking van de chemische industrie. Dit leidde eind jaren negentig tot het SOMS-project, dat moest uitmonden in een convenant. Gelijktijdig stelde de Europese Commissie het zogenoemde Witboek over de stoffenproblematiek op. Intussen was oud-PvdA-gediende Jan Pronk, minister van VROM geworden. Hij had weinig op met SOMS en wilde bedrijven verplichten om hun stoffen te beoordelen op basis van een quick scan. Als gevolg van zijn opstelling vertroebelde de samenwerking tussen VROM en de chemie tijdelijk. Het SOMS-convenant kwam er uiteindelijk niet. Wel zijn er elementen van SOMS in REACH terug te vinden, zoals de ketenverantwoordelijkheid, waarbij de producent informatie over het gebruik van een stof moet geven aan klanten en de zorgplicht uit SOMS die tot uiting komt in het principe van ‘no data, no market’. Van 2001 tot 2003 schreef Van der Wielen in Brussel mee aan REACH, dat eind 2006 officieel werd gepubliceerd. Tot aan zijn pensioen heeft Van der Wielen met vijf mensen bij VROM en een aantal collega’s van het RIVM gewerkt aan de implementatie van REACH in Nederland. Daarnaast is hij vanaf 2007 als lid van de beheersraad van het Chemicaliën Agentschap in Helsinki betrokken geweest bij de opbouw van het Agentschap. Sinds 2009 is hij plaatsvervangend lid bij de Kamer van Beroep van het agentschap à titre personnel.
26 Chemie magazine augustus 2010
Is uitstel van registratie mogelijk? ‘De datum van de deadline van 1 december 2010 ligt vast in de wet. Daar valt niet aan te tornen. Wel kan de Europese Commissie eventueel toestaan dat co-registranten hun dossier incompleet inleveren. Zo hebben ze meer tijd om het dossier compleet te maken en de kostencompensatie uit te onderhandelen. Maar dit soort maatregelen raakt aan de bevoegdheden van de autoriteiten in lidstaten die op REACH moeten toezien. Daarom moeten ook de lidstaten zich hierover uitspreken.’ Delen van gegevens is toch verplicht? ‘Er is nog een complicatie: de hoofdregistrant is niet altijd de eigenaar van de gegevens, bijvoorbeeld als hij een Europese dochter van een Amerikaans moederbedrijf is en de gegevens in bruikleen heeft. De co-registrant moet dan het gevecht over kostenvergoeding aangaan met het moederbedrijf in Amerika, waar
Interview
‘ REACH draagt bij aan het voorkomen van rampen, zoals in Bhopal’ meer kankerverwekkende stoffen en mutagene stoffen plus stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het milieu. Bedrijven mogen deze alleen met een vergunning produceren en verhandelen. Dankzij REACH zijn straks al deze “rotstoffen” geïdentificeerd, aangezien de overheid alle geregistreerde stoffen uiteindelijk beoordeelt. Zo nodig neemt zij maatregelen. Het kan gaan om opvragen van extra informatie, beperking in de gebruikstoepassing, een verbod, of de eis dat een bedrijf extra kennis over een bepaalde stof in huis moet hebben. Als stoffen op de autorisatielijst staan, zullen de bedrijven waarschijnlijk niet afwachten en op zoek gaan naar alternatieven. Het aanvragen van een vergunning voor een geautoriseerde stof kost namelijk veel werk en zo’n stof doet het imago van het bedrijf geen goed. Zo leidt REACH tot een sanering van de meest gevaarlijke stoffen. Op den duur blijven alleen de nare stoffen over, waarvan de toepassing essentieel is en waarvoor geen alternatief is.’
REACH niet geldt. ‘Het agentschap kan niet eisen dat het moederbedrijf de gegevens beschikbaar stelt aan derden. Dat is ook iets waarvoor nog een praktische oplossing moet komen.’ Is REACH niet een vorm van Product Stewardship? ‘REACH geeft inderdaad handen en voeten aan Product Stewardship. Ik hoop dat als bedrijven eenmaal gewend zijn aan REACH, ze vanzelf nog meer aan Product Stewardship gaan doen. Als dat het geval is, kan de rol van de overheid namelijk tot een minimum beperkt blijven. De industrie regelt de veiligheid rond de stoffen dan helemaal zelf en de overheid hoeft alleen te toetsen of dat goed gebeurt.’ Komen er meer stoffen op de zwarte lijst te staan? ‘Deze zomer publiceert de Europese Commissie een eerste zogenoemde autorisatielijst. Hierop staan onder
Wat komt er na 2020? ‘Ik kan me voorstellen dat ook andere categorieën stoffen onder REACH worden gebracht, zoals de neurotoxische stoffen. Verder kun je denken aan nanomaterialen. Er zijn echter nog onvoldoende instrumenten om bijvoorbeeld nanokoolstofbuisjes te onderzoeken en te volgen. Voorlopig laat de Europese Commissie de nanomaterialen buiten beschouwing. Zij vindt dat REACH eerst goed van de grond moet komen. De nanomaterialen komen zodoende pas bij de eerste herziening van REACH aan de orde. Overigens wil Nederland geen aparte wetgeving voor nanomaterialen, omdat dit net als bij genetische modificatie van gewassen te veel politieke aandacht trekt en tot een moratorium kan leiden. Door het onder REACH te schuiven, krijgt het minder maar wel voldoende politieke aandacht. Het zou echter goed zijn om alvast een werkdefinitie voor nanomaterialen op te stellen.’ Hoe gaat de overheid REACH controleren? ‘VROM-inspectie, Arbeidsinspectie en
de Voedsel en Waren Autoriteit zullen een eenduidige controle uitvoeren op de naleving van REACH. In het begin zullen de inspecteurs vooral willen weten of alle stoffen zijn geregistreerd. Verder beoordeelt het Agentschap in Helsinki of de dossiers technisch compleet zijn en vervolgens steekproefsgewijs of de dossiers inhoudelijk voldoen aan de REACH verplichtingen. Bij potentieel risicovolle stoffen kunnen de lidstaten onder coördinatie van het agentschap overgaan tot een inhoudelijk te beoordeling en zo nodig voorstellen doen voor risicobeperkende maatregelen of voor het plaatsen van de stof op de autorisatielijst.’ Is er in Europa sprake van een gelijk speelveld? ‘Om in Europa tot een harmonisatie van de handhaving te komen, voeren de handhavingsautoriteiten van andere lidstaten officieel overleg binnen het zogeheten Forum. De Nederlandse overheid kan via het Forum andere inspecties in Europa helpen en andersom. Daardoor nemen de verschillen af. Kleine verschillen zullen echter blijven bestaan, omdat de handhaving is geregeld in de nationale wetgeving van ieder land. De harmonisatie is dus een kwestie van lange adem.’ Wat levert REACH uiteindelijk op? ‘Het draagt bij aan het veilig omgaan met stoffen. Het voorkomen van rampen, zoals in Bhopal. Bedrijven kunnen straks niet meer zeggen: “We wisten het niet”. Immers de gevaren van stoffen zijn straks bekend. Zelfs Amerikaanse bedrijven zien hun aansprakelijkheid toenemen. Als de gegevens van een stof eenmaal in Europa bekend zijn, zullen ze namelijk verondersteld worden die ook te kennen. De bedrijven dragen de verantwoordelijkheid voor het veilig omgaan met stoffen. Daarom moeten ze waakzaam zijn. Ook ten aanzien van langetemijn-effecten van stoffen, die nog niet goed bekend zijn. Het afschuiven van verantwoordelijkheid kan niet meer. Product Stewardship is niet meer vrijblijvend maar essentieel.’ p augustus 2010 Chemie magazine 27
Frictie op arbeidsmarkt vooral gevolg mismatch Tijdens de crisis liep de werkloosheid niet op tot dramatische hoogte. Dat wordt door velen gezien als een voorbode van de krapte op de arbeidsmarkt die door vergrijzing zal ontstaan. Anderen zien de vergrijzing niet als het probleem, maar wijzen op een mismatch. Een verkenning van de arbeidsmarkt. Tekst: Jos de Gruiter, Beeldbewerking: Roy Wolfs
‘E
en geschikte baan voor iedereen komt niet vanzelf als de economie weer aantrekt en de babyboomers met pensioen gaan’, concludeert de Raad Werk en Inkomen (RWI) in de Arbeidsmarktanalyse 2010. Het idee bestaat dat vergrijzing van de beroepsbevolking leidt tot volledige werkgelegenheid of grote krapte op de arbeidsmarkt. De RWI relativeert dat scenario en noemt het slecht op elkaar aansluiten van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt een groter probleem. ‘Om te voorkomen dat Nederland te maken krijgt met een scenario waarin de beroepsbevolking krimpt en de werkloosheid hoog blijft, moet de overheid ervoor zorgen dat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten. De mismatch op de arbeidsmarkt is de afgelopen vier decennia alleen maar groter geworden.’
28 Chemie magazine augustus 2010
‘Als zich op de arbeidsmarkt meer mensen aanbieden, past de vraag naar arbeid zich op den duur aan, waardoor de werkloosheid niet oploopt. Omgekeerd reageren bedrijven op een krimpende beroepsbevolking door de vraag naar arbeid te verminderen, bijvoorbeeld door versneld technologische vernieuwing door te voeren of hun productie naar het buitenland te verplaatsen’, aldus de RWI. ‘Om vooral deze laatste ontwikkeling tegen te gaan, moet er meer geïnvesteerd worden in scholing en in het behoud en uitbreiding van arbeidsplaatsen.’
Slag maken
De Regiegroep Chemie wijst al een paar jaar op het naderende probleem van vergrijzing én mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. ‘Over vijf tot tien jaar gaat een kwart van onze mensen met pensioen’, waarschuwt lid
Maatschappij
achtergrond geschoven, maar dreigt zich binnen afzienbare tijd weer in volle omvang te manifesteren’, aldus Emerencia.
Verborgen werkloosheid
Paul de Beer is hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam en is verbonden aan Centrum voor Arbeidsverhoudingen De Burcht en het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies. In november 2009 voorspelde De Beer dat de werkloosheid op korte termijn heel hard zou oplopen. ‘Zelfstandigen zonder werk gaan zich melden en de deeltijd-WW is niet oneindig vol te houden. De economie is met 4,5 procent gekrompen, maar volgens de officiële statistieken daalde het aantal banen met slechts twee procent en de werkloosheid met nog minder. De werkloosheid loopt dus minder op dan het aantal banen afneemt. Dat suggereert dat nogal wat mensen hun baan kwijtraken of geen baan vinden, maar desondanks niet terechtkomen in de werkloosheidsstatistieken. Ik denk daarom dat de statistieken op dit moment een slecht beeld geven van de feitelijke situatie en dat er veel verborgen werkloosheid is.’ Dat door de vergrijzing iedereen weer snel hard nodig zou zijn en dat er daarom alleen sprake was van een tijdelijke situatie, is volgens De Beer “niet op feiten gebaseerd”. Door de vergrijzing krimpt de beroepsbevolking jaarlijks met enkele tienduizenden, terwijl er in één klap door de crisis honderdduizenden werklozen bij zijn gekomen.
van de Regiegroep en speerpuntmanager Innovatie en Onderwijs Nelo Emerencia van de VNCI. ‘En de opvolgers van die vertrekkers staan niet in rijen voor de deur.’ Kort voor de recessie inventariseerde Emerencia de problemen bij het vervullen van vacatures bij bedrijven in de chemische industrie. Zijn onderzoek wees uit dat zes van de tien bedrijven op dat moment kampten met moeilijk te vervullen vacatures. Het ging in dat geval om functies waarvoor een chemische achtergrond is vereist. De problemen werden het meest navrant gevoeld bij het zoeken naar kandidaten op (v)mbo-niveau, zoals procesoperators (genoemd door 44 procent van de bedrijven), R&D-medewerkers op academisch niveau (27 procent) en chemisch technologen (17 procent). ‘De crisis, die de chemische industrie zwaar trof, heeft het vacatureprobleem kort naar de
De Beer: ‘In die verhoudingen duurt het twintig jaar voor de crisis is opgevangen door vergrijzing. Het is mij niet duidelijk waarom dat verhaal over krapte als gevolg van demografische ontwikkelingen steeds opduikt. Het is niet zo dat de werkloosheid daalt als de geboortegolf is uitgewerkt. Er zijn in Europa diverse landen waar de afgelopen tien jaar het bewijs voor die stelling is geleverd. Daling van de beroepsbevolking leidt niet tot daling van de werkloosheid. In Nederland zullen we ook in de toekomst periodiek rekening moeten houden met een werkloosheidspercentage van vijf tot zeven procent en volledige werkgelegenheid zal niet blijvend zijn. Structurele krapte zou betekenen dat een bedrijf een vacature heeft, zoekt en na jaren nog geen geschikte kracht heeft gevonden. Maar zo werkt de arbeidsmarkt natuurlijk niet. Elk bedrijf neemt maatregelen: bijvoorbeeld door te automatiseren of activiteiten naar het buitenland te verplaatsen.’
Vergrijzing
‘Krapte als gevolg van vergrijzing is slechts van korte duur. Als de krapte samengaat met een sterke groei van de economie kan het even een probleem opleveren.’ Voor de komende jaren voorziet De Beer daarom geen probleem,
e
augustus 2010 Chemie magazine 29
‘Over vijf jaar staan we aan de vooravond van een nieuwe recessie. Structurele krapte als gevolg van vergrijzing zal zich niet voordoen’
vlak gaan de kwaliteitseisen omhoog. De toekomst van de chemie ligt bij hoogwaardige technologie, producten en innovatie. De chemisch technologen die de sector die slag moeten laten maken, zijn er nog niet, terwijl over vijf tot tien jaar een kwart van de medewerkers met pensioen gaat. De chemie heeft daarnaast last van zogenoemde zij-uitstroom, mensen die naar een andere sector overstappen. Omgekeerd is er weinig zij-ínstroom. We moeten dus mensen behouden, nieuwe mensen aantrekken en de kwaliteitskloof overbruggen. Dus als je mij vraagt of de chemische industrie voor een uitdaging staat op het gebied van human capital, dan is mijn antwoord daarop kort en duidelijk: JA!’
Opleidingen temeer daar de werkloosheidscijfers in zijn ogen een vertekend beeld van de crisis te zien geven. ‘Deze crisis is de diepste sinds die van de jaren dertig van de vorige eeuw.‘ De ervaring met crises uit het verleden leert dat het hoogtepunt van de werkloosheid zich doorgaans zo’n twee jaar na het dieptepunt van de economische groei laat zien. De Beer sluit dan ook niet uit dat de officiële werkloosheid over 2010 alsnog boven het half miljoen zal uitkomen. ‘En we mogen aannemen dat het vervolgens minstens vijf jaar duurt voordat de werkgelegenheid terug is op het niveau van 2008. Op dat moment staan we misschien aan de vooravond van een nieuwe recessie, die niet zo diep hoeft te zijn als de huidige, maar ze zal wel gevolgen hebben voor de werkgelegenheid. Met andere woorden: structurele krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van vergrijzing zal zich het komend decennium niet voordoen. En uiteindelijk past het aantal banen zich altijd aan de omvang van de beroepsbevolking aan.’ ‘Waar zich wel problemen kunnen voordoen, is in deelsectoren’, waarschuwt De Beer. ‘Als er in een sector, zoals in de chemie, relatief veel oudere werknemers zijn en een relatief klein aanbod specifiek opgeleide schoolverlaters.’ Hij erkent tevens dat zich fricties kunnen voordoen als gevolg van het niet goed aansluiten van vraag en aanbod.
Kloof
Volgens Emerencia (VNCI) kampt de chemische industrie met kwantitatieve en kwalitatieve tekorten. ‘En die zullen zich de komende jaren duidelijker manifesteren. Zo zijn er veel te weinig operators. Ondanks het feit dat de basischemie in Europa onder druk staat, zal de functie van operator blijven bestaan. Er zullen wel technologische en efficiencyslagen gemaakt worden. Dat betekent dat vertrekkende operators opgevolgd moeten worden door een zelfde aantal liefst beter geschoolde mensen. De crisis heeft het even wat verdoezeld, maar het is te voorzien dat we op dat vlak een probleem krijgen. Er zijn te weinig nieuwkomers en áls ze er al zijn is hun opleiding onvoldoende. Er dreigt een kloof te ontstaan tussen de vraag van de industrie en het aanbod dat het MBO levert.’ ‘Hetzelfde probleem doet zich voor op HBOen WO-niveau’, aldus Emerencia. ‘Ook op dat 30 Chemie magazine augustus 2010
De Europese koepelorganisatie van de chemische industrie CEFIC voerde onlangs gesprekken met vertegenwoordigers uit de top van grote chemiebedrijven in Europa. Uit die gesprekken bleek de toekomstige ingenieur in de chemie niet alleen zijn eigen vakgebied moet beheersen, maar ook in staat moet zijn over de schutting heen te kijken naar anders disciplines. Hij moet daarnaast in staat zijn samen te werken met collega’s met afwijkende culturele achtergronden. Emerencia: ‘Dat heeft consequenties voor de inhoud van de opleidingen. We zijn daarover in overleg met de onderwijsinstellingen. Nu blijkt dat universiteiten nog niet zo bezig zijn met de toekomst van hun opleidingen. Ze zijn gericht op publicaties, vermelding in internationale wetenschappelijke tijdschriften en met onderzoek, maar in mindere mate met de vraag hoe de opleiding van de ingenieur van de toekomst er moet uitzien.’ De Beer adviseert de chemie zich geen onnodige zorgen te maken. ‘Onderschat de geweldige dynamiek van de arbeidsmarkt niet. Per jaar zijn er anderhalf miljoen bewegingen. Een aantrekkelijke sector kan sterker groeien dan de voor die sector opgeleide beroepsbevolking, want mensen wisselen van sector. Dus als de chemie problemen ondervindt bij het aantrekken van voldoende en voldoende gekwalificeerde mensen: word aantrekkelijker. En ik vraag me af of de chemie genoeg investeert in het aantrekkelijk worden voor vrouwelijke werknemers. Dat is de groep werknemers van wie de arbeidsparticipatie de komende jaren zal toenemen.’ p
Maatschappij
De conferentie vond plaats op de site van BASF in Antwerpen
Chemische industrie slaakt noodkreet De chemie in Europa loopt gevaar. De Europese politiek tast de concurrentiepositie van de industrie aan. De sector wordt zo gedwongen haar activiteiten te verplaatsen naar China en het Midden-Oosten. Tekst: Esther Rasenberg Dat is in een notendop de boodschap die op 14 juli tijdens een conferentie over de toekomst van de Europese chemische industrie over het voetlicht werd gebracht. De conferentie werd georganiseerd door de Belgische brancheorganisatie Essenscia en de Europese brancheorganisatie Cefic in het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Ruim 150 industriëlen en politici togen naar Antwerpen om de toekomst van de sector te bespreken.
België is dat van belang omdat, gerekend naar bijdrage aan het BBP, deze economieën het meest afhankelijk zijn van de chemische industrie.´
´Het is nu tijd voor actie´, zei Cefic voorzittter Christian Jourquin. Hij pleitte voor een competitief energie en klimaatbeleid, meer steun voor innovatie, een geïntegreerd Europees industrieel beleid en liberalisering van de wereldhandel in chemische producten. Jourquin wil dat de aanbevelingen van de Europese High Level Group worden opgenomen in de EU2020 strategie.
´De Europese brancheorganisaties vinden dat er op Europees niveau maatregelen genomen moeten worden. Wij zitten hier in Nederland ook niet stil. De VNCI heeft, samen met de Regiegroep Chemie al actie ondernomen, op het gebied van innovatie en onderwijs. Ook op andere terreinen zijn we actief. Zo startte het ministerie van Economische Zaken per 1 augustus met de strategische acquisitie-unit, die ernaar streeft de Nederlandse industrie te versterken met hoog kennisintensieve investeringen vanuit het buitenland. Een geïntegreerd industriebeleid, waar Jourquin voor pleit, is er helaas nog niet. We moeten nu doorpakken om dat tot stand te brengen´, aldus Alma.
VNCI-Directeur Colette Alma sluit zich aan bij de oproep van Jourquin. Zij vindt ook dat de aanbevelingen van de High Level Group om de concurrentiekracht van de chemie te bevorderen met urgentie moeten worden opgepakt. ´Vooral voor Nederland en
Volgens VNCI-speerpuntmanager ondernemingsklimaat en dienstverlening Rein Coster moeten we ook niet te somber zijn. ‘De chemische industrie is nog altijd toonaangevend. Dat komt doordat de chemie een enabling industrie is. Zij helpt
andere sectoren bij het oplossen van problemen. Denk bijvoorbeeld aan de beperking van CO2uitstoot, het vergroten van de energie-efficiëntie en de productie van sterkere en lichtere
Eén van de medewerkers van de Europese Commissie woonde de conferentie bij en zegt daarover het volgende: ´De problemen die tijdens de conferentie aan bod kwamen zijn niet nieuw. De High
‘Als de politiek niet teveel drempels opwerpt, komt het wel goed met de chemie’ materialen. Ik denk dat de chemische industrie in 2050 dé toonaangevende sector, de leidende sector zal zijn. Transitie is echter wel nodig. We moeten ons gaan richten op onder meer een biobased economie en energietransitie.´ Volgens VNCI-speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie Nelo Emerencia moet de chemie meer samen gaan werken met partners in de keten, zoals bijvoorbeeld automotive, elektro, bouw en agro. Emerencia: ‘Als de politiek niet teveel drempels opwerpt, komt het wel goed met de Europese chemie.’ Of de politiek daadwerkelijk zal reageren op de noodkreet van de industrie is nog maar de vraag.
Level Group heeft al eerder aangegeven wat er moet gebeuren. Zo zijn bijvoorbeeld een economie met minimale CO2-uitstoot en toegang tot ruwe materialen noodzakelijk om de industrie in Europa te behouden. De Belgische minister van Economie Vincent van Quickenborne maakte overigens duidelijk dat hij zich wil inzetten voor de industrie. Het verminderen van de kosten van octrooi-aanvragen is daar een voorbeeld van. Voor de industrie was de conferentie nuttig om de noodzaak tot verandering te onderstrepen, maar dankzij de werkzaamheden van de High Level Group zijn de meeste issues in Brussel bekend.’ p augustus 2010 Chemie magazine 31
Foto: Judith van der Meulen
32 Chemie magazine augustus 2010
Uitgelicht
Commissaris van de Koningin Max van den Berg (links) en CEO Rob Voncken (rechts)
BioMCN start met jaarlijkse productie 250 miljoen liter
BIO-METHANOL Onder toeziend oog van directeur Rob Voncken van BioMCN vulde de Groningse Commissaris van de Koningin Max van den Berg op 24 juni de tank van een rallyauto met enkele liters bio-methanol. En daarmee was ‘s werelds grootste fabriek voor tweede generatie biobrandstoffen officieel geopend. Met de productiecapaciteit van 250 miljoen liter per jaar kan BioMCN voldoen aan de volledige biobrandstoffenverplichting voor de Nederlandse benzinemarkt. Het gebruik van de 250 miljoen liter bio-methanol betekent een besparing van 300.000 ton CO2. Dat is te vergelijken met de uitstoot van 50.000 personenauto’s per jaar. Bio-methanol wordt gemaakt van ruwe glycerine, een duurzame biomassa die vrijkomt als reststroom bij het verwerken van plantaardige oliën en dierlijke vetten. Om die reden behoort de brandstof tot de tweede generatie biobrandstoffen. Eerste generatie bio-
brandstoffen worden gewonnen uit gewassen die kunnen concurreren met de voedselvoorziening. De bouw van de 30 meter hoge installatie kenmerkt zich ook door duurzaamheid. In plaats van een volledig nieuwe fabriek te bouwen, nam BioMCN in 2006 de bestaande methanolinstallaties op het chemiepark in Delfzijl over. Toen de fabriek in 2005 haar deuren moest sluiten, besloten enkele vooruitziende ondernemers om de fabriek nieuw leven in te blazen. Zo ontstond BioMCN. ‘Deze mijlpaal is het resultaat van drie jaar passie voor een idee, een flink staaltje wetenschappelijke innovatie en een goede dosis volharding om niet langer over duurzame innovatie te praten, maar er gewoon mee aan de slag te gaan. Vandaag geeft ons een moment van trots, erkenning en vertrouwen in ons product en in de toekomst’, aldus Rob Voncken. p augustus 2010 Chemie magazine 33
Helft chemiesector schiet volgens Arbeidsinspectie tekort
Slechts de helft van de chemiebedrijven heeft de zaken rond de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen goed geregeld. Dat concludeert de Arbeidsinspectie op grond van eigen onderzoek. Zij geeft aan waar het volgens haar aan schort. Tekst: Erik te Roller, Foto: Peter Mullenberg
‘O Diana Martens van de Arbeidsinspectie
34 Chemie magazine augustus 2010
mgaan met stoffen is de core business van de chemie. Daarom hadden we verwacht dat de blootstelling aan chemische stoffen in de chemiesector goed geregeld zou zijn. Maar we zien geen verschil met andere industriesectoren. De chemie zit op hetzelfde niveau’, zegt Diana Martens, Projectleider Chemie in Beeld van de Directie Arbeidsomstandigheden, afdeling Strategie. Met dit project probeert de Arbeidsinspectie in beeld te krijgen hoe het met de arbeidshygiëne in de bedrijven is gesteld en hoe zij ertoe kan bijdragen dat de bedrijven de zaken op het gebied van arbeidshygiëne op orde krijgen. In de afgelopen tijd is 25% van de bedrijven in de chemiesector bezocht. Tot
deze sector rekent de Arbeidsinspectie ook de raffinaderijen en de kunststof- en rubberbedrijven.
Inventariseren en risico’s beoordelen
De werkgevers in de chemiesector zijn volgens de Arbowet verplicht om te inventariseren welke stoffen in de bedrijven voorkomen, in welke mate werknemers daaraan blootstaan en welke risico’s dit met zich meebrengt. Elk bedrijf moet de nodige maatregelen nemen om schade aan de gezondheid als gevolg van de blootstelling aan stoffen te voorkomen. Dat kan door stoffen te vervangen, te zorgen dat er minder of geen stoffen in de lucht komen of beschermende maatregelen te nemen, zoals het aanbrengen van een afzuiging of het laten dragen van stofmaskers.
Opinie
Globaal is dit bij de helft van de chemiebedrijven in orde, bij de andere helft schort het aan diverse zaken. Martens: ‘Er zijn bedrijven die vrijwel niets gedaan hebben. Daarnaast zijn er bedrijven die wel een inventarisatie hebben gedaan, maar geen blootstellingsbeoordeling. Verder zijn er bedrijven die geïnventariseerd hebben, maar de blootstellingsbeoordeling hebben overgeslagen en meteen naar de beschermende middelen hebben gegrepen. Maar hoe weet je of die bescherming effectief is als je de risico’s van de stof nog niet precies kent? Ten slotte zijn er bedrijven die wel een blootstellingsbeoordeling hebben gedaan, maar waarbij de blootstelling niet goed is gemeten.’ Meer details en percentages kan ze niet geven, omdat het onderzoek globaal is geweest. De komende tijd wil de Arbeidsinspectie de zaak diepgaander onderzoeken.
Onderbouwing ontbreekt
‘Wat veelal ontbreekt is een onderbouwing van de maatregelen en de beoordelingen zijn vaak niet compleet. Hierbij gaat het om meer dan punten en komma’s. Er zijn voldoende redenen om ons zorgen te maken’, aldus Martens. Waarom laat een deel van de chemiebedrijven op het gebied van arbeidshygiëne
steken vallen? Frans de Beer, Inspecteur specialist van het Team Arbeidshygiëne en Chemische Veiligheid van het expertisecentrum van de Directie Arbeidsomstandigheden geeft een verklaring: ‘Op grond van hun jarenlange ervaring hebben chemiebedrijven zich een idee gevormd van wat de gevaarlijkste stoffen zijn en handelen daarnaar. Maar ze realiseren zich niet dat ze ook de blootstelling aan minder verdachte stoffen moeten beoordelen. Die kunnen ook schadelijk blijken. Zo is destijds vast komen te staan dat benzeen ook kankerverwekkende eigenschappen heeft. Verder leek houtstof, dat vrijkomt bij het zagen van hardhout, aanvankelijk onschuldig. Maar ook deze houtstof blijkt kankerverwekkende eigenschappen te hebben. Ook koel- en snijvloeistoffen blijken nevels te veroorzaken van kankerverwekkende stoffen. En wat weten we eigenlijk van nanodeeltjes? Redenen genoeg om goed te kijken naar de blootstelling aan verschillende stoffen.’
Goed beargumenteren
Thomas van Dijk, Teamleider Inspectie: ‘De werkgevers staan niet onwelwillend tegenover de arbeidshygiëne, maar ze nemen slechts maatregelen op basis van hun ervaring met een stof. Als je als werkgever conclu-
deert dat een bepaalde stof minder risicovol is, moet je dat goed beargumenteren.’ De Beer: ‘Een bedrijf kan met behulp van een kwalitatieve beoordeling een ranglijst maken van stoffen naar prioriteit. Daarna moet de blootstellingsbeoordeling volgen, eerst van de gevaarlijkste stoffen en ten slotte van de minst gevaarlijke stoffen. Als de stoffen onderaan de lijst geen risico met zich meebrengen, moet je dat wel kunnen beargumenteren, zo van “de blootstelling is dit” en “de grenswaarde is dat”. Een redenering hoort er altijd bij.’ Van veel stoffen is al een grenswaarde bekend. Die kan vermeld staan in het Veiligheidsinformatieblad voor die stoffen. Maar als een bedrijf de grenswaarde van een bepaalde stof niet heeft, dan kan die misschien uit de literatuur gehaald worden, bijvoorbeeld informatie van de Gezondheidsraad en buitenlandse websites. Zo niet dan moet het bedrijf de grenswaarde zelf vaststellen. Een hulpmiddel daarbij is de Leidraad veilig werken met chemische stoffen opgesteld door Royal Haskoning, TNO en Bureau KLB in opdracht van de SER.
Blootstelling bepalen
Als eenmaal de grenswaarde bekend is, moet een bedrijf ook weten of die wordt overschreden. Daarom moet
bekend zijn in welke mate werknemers aan die stof worden blootgesteld, voor hoe lang en of ze de stof via de huid binnenkrijgen of door inademen. De werkgever kan dat op twee manieren te weten komen: aan de hand van metingen of door getalsmatige onderbouwde schattingen te maken. Dat laatste kan bijvoorbeeld met behulp van computermodellen of soms ook door te kijken naar de meetresultaten van sterk gelijkende werksituaties in de branche. De Beer: ‘Als werkgever mag je zelf beslissen welke methode je gebruikt om het blootstellingsniveau te bepalen. Bij meten moet je gebruik maken van een genormeerde methodiek. Overigens is het verstandig om de metingen te laten doen door iemand met ervaring. Ook moeten de metingen statistisch verantwoord zijn. Je moet per beoordeling over minstens drie meetresultaten beschikken.’
Stoffenmanager
‘Een kwantitatieve evaluatie volstaat ook. Dit levert een getal voor de blootstelling op, dat je kunt toetsen met de grenswaarde van de stof. Dat kan met de Stoffenmanager, een webapplicatie waarvan de uitkomsten door de Arbeidsinspectie worden geaccepteerd. Aan de hand van een reeks ingevoerde gegevens en gegevens uit
e
augustus 2010 Chemie magazine 35
‘ Elk bedrijf moet maatregelen nemen om schade te voorkomen’ een nationale databank over luchtmetingen aan gevaarlijke stoffen, vertelt de Stoffenmanager wat de blootstelling is. De uitkomsten zijn conservatief: in 90% van de gevallen zal de feitelijke blootstelling lager zijn dan de uitkomst van de Stoffenmanager. Als het aangegeven blootstellingsniveau lager is dan de grenswaarde, weet je dus vrijwel zeker dat je aan de veilige kant zit’, aldus De Beer.
Maatregelen nemen
Als de Stoffenmanager aan-
geeft, dat een bedrijf met de blootstelling hoger uitkomt dan de grenswaarde, dan moet het bedrijf maatregelen nemen, zoals het vervangen van de stof, of het aanbrengen van een afzuiging, om de te zorgen dat de blootstelling lager uitkomt dan de grenswaarde. ‘De Stoffenmanager kost minder moeite dan meten. Ook kunnen werkgevers met de stoffenmanager meer inzicht in risicovolle processen krijgen. Zo kun je bijvoorbeeld nagaan wat het effect op de blootstelling is
VNCI-werkgroep Arbeidshygiëne
Té harde conclusie
De leden van de VNCI-werkgroep Arbeidshygiëne vinden de conclusie van de Arbeidsinspectie, dat de zaken rond blootstelling aan gevaarlijke stoffen bij de helft van de chemiebedrijven niet goed op orde zijn, te hard gesteld. Ze herkennen zich daar niet in. Wel kunnen ze zich indenken dat sommige middelgrote en kleinere leden nog niet alles goed voor elkaar hebben. Ook kunnen ze zich voorstellen, dat het documenteren van wat men wel of niet heeft gedaan en de onderbouwing daarvan beter kan. Daarbij merken ze op dat de overheid tegenwoordig meer dan voorheen verlangt dat alles beredeneerd en onderbouwd moet worden en niet zomaar vertrouwt op de kennis en ervaring van arbeidshygiënisten. De werkgroep ziet het als een kwestie van de puntjes op de i zetten, vooral bij het documenteren. In het interview komt volgens de werkgroep onvoldoende naar voren waarom bedrijven in de ogen van de Arbeidsinspectie steken laten vallen, met andere woorden wat hiervan de achterliggende oorzaken zijn. Heeft het te maken met cultuur of met niet weten of niet kunnen? Staat het onderwerp onvoldoende op de agenda of ontbreekt een goed gestructureerde aanpak? Pas als die oorzaken bekend zijn, kan er een goed branchebreed advies gegeven worden. Overigens is de werkgroep Arbeidshygiëne van de VNCI in overleg met de Arbeidsinspectie om de achterliggende oorzaken beter in kaart te brengen. Dit onderwerp komt ook uitgebreid aan de orde tijdens de Arbo/Stoffendag van de VNCI/VHCP op 13 oktober. De Arbeidsinspectie en de WGA geven dan ook hun visie op deze problematiek. Ga voor meer informatie naar: www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl en www.stoffenmanager.nl Voor andere informatie kunt u contact opnemen met Macco Korteweg Maris, tel. 070-3378748, e-mail kortewegmaris@vnci.nl 36 Chemie magazine augustus 2010
als je een ander oplosmiddel gebruikt of van spuiten van verf overgaat op kwasten’, aldus De Beer.
Regelmatig evalueren
Van Dijk: ‘Als werkgever moet je overigens ook een beoordeling maken van de blootstelling aan stoffen bij onderhoud en een eventuele calamiteit. Verder is het niet de bedoeling om de blootstellingsbeoordeling, als die eenmaal klaar is, in de la te stoppen. Als werkgever moet je de blootstelling aan bepaalde stoffen en de beheersmaatregelen met enige regelmaat evalueren, omdat situaties in een bedrijf kunnen veranderen. Het doel is immers niet om aan de regels te voldoen, maar om mensen te beschermen tegen schadelijke effecten van stoffen.’ Volgens Martens wil de Arbeidsinspectie de branches via begeleidingsprojecten naar een hoger niveau van arbeidshygiëne helpen. De brancheverenigingen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Het uitdelen van meer boetes staat in elk geval niet op het programma. ‘We denken meer aan begeleidingsprojecten dan aan een strakker sanctiebeleid. Vanwege de Europese stoffenwetgeving REACH komen er straks overigens veel extra gegevens over de risico’s van stoffen beschikbaar. Met die gegevens erbij kunnen we een grote verbeterslag maken.’ p
YPN mobiel
In de rubriek YPN Mobiel stellen leden van het Young Professionals Netwerk (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten. Tekst: Esther Rasenberg
‘Rooskleurige toekomst in chemie’ Wat is er leuk aan je werk? ‘Mijn werk is heel breed. Een ongelimiteerde markt, innovatieve producten en een uitgebreid productpalet. Dat spreekt me ontzettend aan. Inmiddels werk ik acht jaar voor Croda (eerst ICI). In Nederland werken we met acht mensen op de afdeling Marketing en Sales. In heel Europa zijn we met honderden. Maar in totaal werken er 15 voor mijn business unit Process Additives.’ Heb je al die tijd hetzelfde werk gedaan? ‘Bij Croda is pas een bedrijfsonderdeel in Duitsland overgenomen door Aziaten. In de pure basis oleochemie liggen de marges al jaren onder zware druk en waren we niet langer opgewassen met tegen de op eigen palm olie gabaseerde producten van de concurrentie. Mijn collega die verantwoordelijk was voor sales werkt nu voor hen. Sinds kort heb ik ook zijn werkzaamheden op me genomen.’ Hoe zie je je verdere loopbaan? ‘In de toekomst zou ik graag een tijd in het buitenland werken. Croda heeft
Op LinkedIn is er een groep Young Professional Network. Ruim zestig Young Professionals hebben zich daar al aangemeld. De VNCI is gestart met een voorstelronde waar enthousiast gebruik van wordt gemaakt. Zie LinkedIn VNCI Young Professionals.
vestigingen in Singapore, Brazilië, Noord-Amerika en Engeland. Als daar een leuke functie vrijkomt, lijkt me dat een hele ervaring. Croda ziet ook graag dat we ervaring opdoen in het buitenland.’ Wat voor opleiding heb je gevolgd? ‘Ik heb de opleiding Chemische Technologie gevolgd, maar al tijdens mijn afstuderen ontdekte ik dat het puur technologische niets voor mij was. Tijdens mijn traineeship startte ik met inkoop en later werd dat marketing. Hier zit ik echt op mijn plaats. Deze baan past bij mij.’ Waarom zouden jongeren voor chemie moeten kiezen? Chemie zorgt voor export en maakt de Nederlandse economie sterker. Het is één van de belangrijkste peilers van Nederland. Je kunt vanuit Nederland of in het buitenland werken in een internationale omgeving. Je bent constructief bezig, in plaats van als een bankier of consultant te parasiteren op de eigen economie. Hoe zie je de toekomst van de chemie in Europa? ‘Ik voorzie een rooskleurige toekomst. In de sector ligt de basis voor een sustainable toekomst met échte oplossingen. En dan heb ik het niet over biofuels, want dat is vaak een wassen neus. Europese bedrijven zullen continue blijven innoveren om copycats uit China voor te zijn. Ik denk dus dat de Europese chemische industrie op het gebied van duurzaamheid en technische performance wereld-
Even voorstellen: NAAM Vincent Bogaart (33) FUNCTIE Sales & Marketing Manager Process Additives BEDRIJF Croda Nederland BV
wijd een belangrijke rol gaat spelen.’ Wat verwacht je van YPN? Ik ben lid geworden van het Young Professionals Netwerk omdat ik graag wil weten wat er in de branche speelt. Zo ben ik geïnteresseerd in de ontwikkelingen op het gebied van marketing, sustainability en regelgeving. De VNCI-jaarvergadering met de lezing van Patrick Moore vond ik erg inspirerend. Daarnaast is het natuurlijk leuk om andere Young Professionals te ontmoeten. Aan wie geef je YPN mobiel door? Ik wil de YPN mobiel graag doorgeven aan Jeroen Borggreve van DSM omdat hij innovatieve projecten leidt binnen een toonaangevend wereldwijd chemisch bedrijf. p augustus 2010 Chemie magazine 37
1
Plastic afval krijgt tweede leven Voor veel mensen is het intussen routine geworden. Plastic afval wordt, net als gft en glas, gescheiden. Maar wat gebeurt er eigenlijk met het plastic nadat het door de gemeente is afgehaald? In deze reportage ziet u hoe het afval wordt bewerkt tot een nieuw product. Foto’s: Fred van ’t Slot en Stichting Nedvang
38 Chemie magazine augustus 2010
Het inzamelen van plastic is in Nederland een groot succes. In juli 2010 nemen 430 van de 431 gemeenten deel aan de inzameling. Alleen de gemeente Rotterdam doet nog niet aan gescheiden inzameling. Daar worden nu plannen gemaakt om gescheiden inzameling op te starten.
Grondstof
Eind 2012 moet 42% van al het Nederlandse plastic verpakkingsafval worden gerecycled. De stichting Nedvang, belast met de uitvoering, verwacht dat die doelstelling met verve zal worden gehaald. Het gerecyclede plastic biedt de kunststofverwerkende industrie relatief goedkope grondstoffen. De gerecyclede kunststof korrels liggen over het algemeen onder de prijs van nieuwe korrels, het zogenoemde Virgin materiaal. p
In beeld
2 3
4 5 6
Foto 1: In februari 2009 werd de publiekscampagne Plastic Hero gelanceerd. Het doel was burgers bewegen hun plastic afval te scheiden. Foto 2: Kinderen brengen plastic afval naar een container in de buurt. De inzameling van plastic verpakkingsafval wordt op verschillende manieren uitgevoerd. Er worden containers en zakken ingezameld, maar het afval wordt ook achteraf gescheiden. Foto 3: Het afval wordt door een speciale vuilniswagen opgehaald en naar een opslagplaats gebracht. Foto 4: Meerdere gemeenten leveren plastic afval aan bij regionale overslagstations. Nederland heeft een groot aantal overslaglocaties. Foto 5/6: Op de overslaglocatie worden de plastic verpakkingen verzameld en verdicht. Zo ontstaan balen plastic.
augustus 2010 Chemie magazine 39
7
8
10
11
Foto 7: Na overslag gaat het plastic naar een sorteerinstallatie. Daar worden de plastic verpakkingen tijdens een heel proces op soort gesorteerd. Foto 8: Er zijn speciale sorteerinstallaties die de verschillende soorten kunststoffen uit elkaar kunnen halen. Deze sorteerinstallaties staan nu nog net over de grens in Duitsland, maar vanaf volgend jaar staat er ook ĂŠĂŠn in Nederland. Foto 9: Het sorteerbedrijf sorteert het plastic verpakkingsafval in vijf verschillende stromen, namelijk, PET, PP, PE, folie en een mix fractie. Dat gaat inmiddels zo goed dat er na sortering nauwelijks echt afval overblijft. Foto 10: De stromen worden apart verwerkt. Op die manier kunnen er nieuwe producten en verpakkingen worden gemaakt. Foto 11: De vijf verschillende stromen worden door bedrijven uit de kunststofverwerkende industrie afgenomen. Deze bedrijven verwerken de verschillende soorten plastic tot flakes. Foto 12: De flakes worden samengeperst tot korrels. Deze korrels worden in de kunststofverwerkende industrie gebruikt als grondstof.
10
40 Chemie magazine augustus mei 2010 2010
12
In beeld
9
13 Kunststofverwerkende bedrijven maken nieuwe producten van de korrels zoals fl eece shirts, tenten, laarzen, tuinmeubilair maar ook nieuwe verpakkingen.
augustus 2010 Chemie magazine 41
Is nieuw veiligheidsinformatieblad nog wel werkbaar? Nieuwe Europese regelgeving stelt meer eisen aan het Veiligheidsinformatieblad. Prachtig dat er heldere en controleerbare voorschriften zijn, vindt de VNCI. Maar worden de bladen straks ook gebruikt op de werkvloer? Tekst: Marga van Zundert
I
n de autoschadeherstelbranche werken doeners, mensen die graag met hun handen bezig zijn. Bij de kleinere bedrijven is er nauwelijks chemische kennis in huis, maar er wordt wel gewerkt met chemicaliën. ‘Ze plamuren, lakken, poetsen en spuiten. Hoe ze veilig met de stoffen kunnen werken staat in het veiligheidsinformatieblad. Maar als dat lange en ingewikkelde teksten zijn, dan beginnen ze er niet eens aan,’ vertelt Jenda Horák van branchevereniging FOCWA. REACH-regels, maar ook nieuwe internationale regelgeving voor de harmonisatie van veiligheidsteksten (CLP/GHS), zorgen er
42 Chemie magazine augustus 2010
voor dat er vanaf 1 december 2010 uitgebreidere eisen worden gesteld aan de veiligheidsinformatiebladen, de zogenoemde VIBs. Voor nieuwe VIBs geldt dan dat alle 63 subrubrieken met informatie over de eigenschappen van gevaarlijke stoffen moeten zijn ingevuld. De afkorting n.a. (not aplicable/available) hoort er niet meer in voor te komen of moet uitgebreid worden verantwoord. ‘Er is nu heel nauwkeurig voorgeschreven waaraan een VIB moet voldoen’, vertelt Dirk van Well, stoffenexpert van de VNCI. ‘Dat juichen we natuurlijk toe, want zo kan er geen discussie ontstaan of de gebruiker de
juiste informatie heeft ontvangen.’ Maar tegelijkertijd vreest Van Well dat het veiligheidsblad nu eerder een veiligheidboek wordt en zo zijn doel voorbij schiet. ‘De vereiste informatie over stoffen in mengsels is erg gedetailleerd, waardoor het VIB in praktijk maar gedeeltelijk bruikbaar is. Zo lijkt het VIB eerder een archief voor de arbeidsinspectie te worden, dan een middel om de daadwerkelijke gebruiker te informeren hoe veilig om te gaan met een product.’
Juridisch
Michaël Steehouder is hoogleraar Technische Communicatie aan de Universiteit Twente. Hij doet al vele jaren onderzoek naar het opvolgen en begrijpen van instructies, speciaal op het gebied van veiligheid. ‘De belangrijkste voorwaarde voor een effectieve instructie is dat de gebruiker beseft dat hij in een risicosituatie is’, vertelt Steehouder. ‘Een situatie waarin een werknemer niet op basis van routine, ervaring of gezond verstand kan handelen, maar instructie nodig heeft. Maar hoe ingewikkelder en dikker die
Veiligheid, gezondheid en milieu
Het veiligheidsinformatieblad Moet je handschoenen dragen als je met dit product werkt? En wat te doen als de stof op de huid komt of in een oog is gespat? Op deze pragmatische vragen van professionele gebruikers geeft het veiligheidsinformatieblad of kortweg veiligheidsblad antwoord. Het veiligheidsinformatieblad is hét middel waarmee een producent het veilig werken met zijn product moet garanderen. Elke fabrikant is verplicht een VIB op te stellen. Een werkgever is verplicht de medewerkers volgens de procedures in de VIB te laten werken en dus de benodigde beschermingsmiddelen in huis te hebben. VIBs zijn doorgaans ook via internet beschikbaar. Het veiligheidsinformatieblad beschrijft: 1 Naam product en fabrikant 2 Gevaren 3 Namen van alle gevaarlijke stoffen 4 EHBO-maatregelen 5 Brandbestrijdingsmaatregelen 6 Maatregelen bij morsen/vrijkomen 7 Aanwijzingen voor opslag en hanteren 8 Beschermingsmaatregelen
instructie vervolgens is, hoe kleiner de kans dat men er aan zal beginnen.’ ‘Het achterliggende probleem’, legt Steehouder uit, is dat officiele documenten zoals veiligheidsinformatiebladen lang niet altijd alleen geschreven worden als instructies voor personeel of uitvoerders. Ze dienen vaak ook, of misschien zelfs meer, als vastlegging van het veiligheidsbeleid of als juridisch document om mogelijke schadeclaims te voorkomen wanneer de voorschriften niet worden opgevolgd. Hierdoor wordt de formulering vaak ook nog eens juridisch. ‘Er woeden al zo lang als ik mij kan herinneren discussies over de Veiligheidsinformatiebladen’, weet Hans Razenberg, directeur Technische Zaken van de Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten. ‘Handhavende instanties vinden meestal dat er informatie
ontbreekt. Zij willen zoveel mogelijk feiten; dat maakt hun werk eenvoudiger. Maar de ontvangers, de feitelijke gebruikers, klagen juist dat het veiligheidsblad te complex is en te veel informatie bevat. Wat dat betreft, lijken de nieuwe regels een gemiste kans, er had veel meer nadruk kunnen liggen op begrijpelijkheid.’ Een werkgever vertaalt een VIB vaak in werkplekinstructies: kaarten ter grootte van één A4tje waarmee met eenvoudige symbolen en steekwoorden beknopt wordt beschreven hoe werknemers om dienen te gaan met de risicostoffen. ‘Bij een groot bedrijf is er vaak iemand die dit prima kan’, meent Razenberg. ‘Maar de schoonmaakbranche kent ook veel kleine bedrijven en zelfstandigen. En denk ook aan de slager die de slagersjongen laat schoonmaken. Met die situaties is te weinig rekening gehou-
‘Aan ingewikkelde teksten beginnen ze niet eens’
9 10 11 12 13 14 15 16
Fysische en chemische eigenschappen Stabiliteit en reactiviteit Toxicologische eigenschappen Ecologische informatie Instructies voor verwijdering Transportvoorschriften Gevaarsymbolen, risico- en veiligheidszinnen Overige veiligheidsinformatie
den bij het opstellen van de eisen.’ De VNCI heeft druk gelobbyd bij de Europese Commissie om de VIBs begrijpelijk, overzichtelijk en leesbaar te houden. Maar de grote zorg -dat de VIB in deze vorm geen handzaam, praktisch instrument is- blijft voorlopig bestaan. ‘In 2012 vindt een evaluatie van de nieuwe regels vanuit REACH plaats’, vertelt Van Well. ‘Dat is een goed moment om te kijken of onze zorgen in de praktijk inderdaad terecht zijn gebleken. Is dat zo, dan zullen we uiteraard onze bezwaren weer volop onder de aandacht brengen.’
Ondersteuning
De VNCI ondersteunt momenteel bedrijven met het aanpassen van hun VIBs. Elke producent van risicostoffen moet namelijk met een stofkam door zijn bestaande veiligheidsbladen heen. Uiterlijk eind van dit jaar moeten ze aan de nieuwe regels voldoen. In mei organiseerde de VNCI vier workshops waaraan meer dan 100 bedrijven deelnamen, in oktober worden ze waarschijnlijk vervolgd. Ook schrijft de VNCI mee aan een uitgebreide technische handleiding die omschrijft hoe
een fabrikant aan de nieuwe eisen kan voldoen. Het opstellen van deze handleiding gebeurt in samenwerking met het Europees Chemisch Agentschap. Brancheverenigingen zoals FOCWA en de NVZ organiseren voorlichtingsbijeenkomsten voor werkgevers waarin wordt toegelicht wat er in een VIB te vinden is en waar. Ook geven ze informatie aan hun leden via website, nieuwsbrieven en bijeenkomsten. En ook de MKB-Nederland en de Kamers van Koophandel communiceren over de vernieuwde VIBs. Horák: ‘Het is goed dat de informatie via veel verschillende kanalen bij de bedrijven terechtkomt. Met één voorlichtingsessie ben je er echt niet. Wil je doordringen tot de werkvloer dan moet je de boodschap consequent blijven herhalen.’ De FOCWA vindt het daarom ook geen goed idee dat er voortaan bij elke wijziging van een product en bij elke wijziging in een VIB van één van de componenten direct een nieuw veiligheidsblad voor het product moet komen. Horák: ‘Als mensen denken ‘weer een nieuw blad’ dan blijft het op de stapel liggen of belandt het zo in de papierbak.’p augustus 2010 Chemie magazine 43
Sara
R yan
Kar in
Tim
rel Ka
Nad ia
Pet er
eke nn Ha
Chemie en social media
Social media zijn niet meer weg te denken. LinkedIn, Youtube, Twitter, Hyves en Facebook marginaliseren de rol van traditionele media. Hoe reageert de chemische sector op die ontwikkeling? Een inventarisatie. Tekst: Esther Rasenberg Beeld: Roy Wolfs
44 Chemie magazine augustus 2010
Maatschappij
Ross
E
en digitale verkenningstocht leert dat de meeste chemische bedrijven goed vertegenwoordigd zijn op de verschillende platforms. Veel VNCI-leden hebben accounts op LinkedIn, Twitter en Facebook. Het sociale netwerk Hyves is iets minder gangbaar. Daar zijn met name medewerkers actief onder een bedrijfsnaam. Op de Hyves-pagina’s houden zij elkaar op de hoogte van recente gebeurtenissen. Na de vakantie is ‘weer aan het werk’ een populair gespreksonderwerp. Hyves lijkt hier een aanvulling op het zogenoemde gesprek bij de koffieautomaat.
Wat zijn de verschillen?
De bedrijven zelf maken vaker gebruik van Facebook. Het karakter van dit sociale netwerk is internationaler dan Hyves. De voertaal is doorgaans Engels. Er is een aantal professionele pagina’s waarop bedrijven nieuwsberichten, foto’s en video’s en discussieonderwerpen plaatsen. Goede voorbeelden daarvan zijn de accounts van BASF, Bayer, Shell, ExxonMobil. Ook zijn er profielen die volledig gewijd zijn aan een specifiek product. Zoals bijvoorbeeld BASF crop protection. Maar (nog) niet alle bedrijven zijn zo actief. De accounts van Sabic, Teijin Aramid en Air Liquide omvatten niet meer dan tekst uit Wikipedia.
es Jul
‘Bij een gevoelig onderwerp ondermijnt een formele, stijve tekst de boodschap’ Het is niet duidelijk of de bedrijven een specifiek beleid hebben voor de communicatie via Twitter. Een tweet is snel verstuurd, maar kan veel impact hebben.
Afhandelen Klachten
In de financiële sector worden tweets van klanten gescand op klachten. Zodra iemand over zijn onvrede twittert, reageren medewerkers van het betreffende bedrijf. Via Twitter wordt de klacht direct opgelost en daarmee voorkomen de bedrijven reputatieschade. In de chemie is deze manier van werken (nog) geen gemeengoed. Toch lijkt het logisch dat deze aanpak ook in de chemie vruchten kan afwerpen. Communicatie via social media staat hier en daar nog in de kinderschoenen, maar zal in hoog tempo volwassen worden.
LinkedIn is gericht op het onderhouden en leggen van nieuwe zakelijke contacten. Op dit platform staan de bedrijfsprofielen van onder meer BASF, Bayer, Thermphos, ExxonMobil en Shell. Naast de bedrijfsprofielen is zichtbaar met welke medewerkers in het bedrijf de bezoeker in welke graad is verbonden, welke medewerkers nieuw zijn, waar voormalige medewerkers nu werkzaam zijn en wie er binnen het bedrijf promotie hebben gemaakt. Sinds kort is het mogelijk een bedrijf via LinkedIn te “volgen” en krijgt de volger een email als er personele wisselingen binnen het bedrijf hebben plaatsgevonden.
Corporate beleid
Via Youtube kan iedereen zijn eigen video uploaden. Het platform is wereldwijd razendpopulair. Bedrijven broadcasten er hun reclames, maar gebruiken Youtube ook voor het uitzenden van ultrakorte documentaires. Zo laat Shell verschillende video’s zien van een project in Qatar. In die video’s wordt onder meer getoond dat de medewerkers van dat project weinig te klagen hebben.
Ook Shell is actief bezig met de digitale sociale netwerken. Kim Blomley van het mediateam van de Shell Group vertelt dat het corporate beleid op dit moment wordt herzien. We zitten nu dus even zonder geldig document. Natuurlijk hebben we wel een aantal uitgangspunten. Social media kenmerken zich door dialoog. Het is dus van belang om tijdens de ontwikkeling van een discussie steeds actief te blijven. Wij erkennen ook dat we de ‘corporate voice’ aan het medium en de doelgroep moeten aanpassen. Bij een gevoelig onderwerp ondermijnt een formele, stijve tekst de boodschap. De toonzetting is dus cruciaal. Wij gebruiken verschillende media om onze standpunten uit te dragen. Een korte video is daarbij één van de meest krachtige. Vandaar dat op Youtube meerdere video’s van Shell
En dan is er nog Twitter. In maximaal 140 tekens houden twitteraars hun “volgers” op de hoogte van actuele gebeurtenissen. Dit platform wordt door een groot aantal chemiebedrijven gebruikt. Zo zijn er onder meer twitter-pagina’s van ExxonMobil, DSM, Bayer, BASF, AkzoNobel en Thermphos. De meeste bedrijven twitteren korte nieuwsberichtjes.
Hélène de Kruijs is verantwoordelijk voor Public Relations van Bayer in Nederland. Zij vertelt dat er bij Bayer wordt gewerkt met een internationale corporate richtlijn voor social media die de organisatiecommunicatie naar de doelgroep benadrukt. ‘Inmiddels zijn verschillende deelconcerns van Bayer, zoals Cropscience en Healthcare ook actief op Twitter. Doordat de manier waarop het internet wordt gebruikt steeds verandert, wordt de richtlijn momenteel aangepast om in te spelen op nieuwe technologieën en tools voor sociale netwerken, zoals Twitter’, aldus De Kruijs.
e
augustus 2010 Chemie magazine 45
te vinden zijn. Ten slotte vinden we het ook belangrijk om niet alleen zelf berichten te ‘posten’, maar ook naar de reacties van anderen te verwijzen.’
Brancheverenigingen
Ook toonaangevende tijdschriften, instellingen en brancheverenigingen in de chemie zijn op de platforms vertegenwoordigd. Voor Chemical Week en Chemical Business is twitteren de normaalste zaak van de wereld. Opmerkelijk is het dat de Europese branchevereniging Cefic tot dusver alleen een account heeft aangemaakt. Cefic-communicatiemanager Françoise Humbert geeft daar een verklaring voor: ‘Cefic werkt op dit moment aan een social media-beleid en wil in 2011 starten met de uitvoering daarvan. Tot op heden is er niets gedaan met social media omdat de industrie van oudsher terughoudend is. Wij communiceren vaak over gevoelige onderwerpen en Cefic is bang dat zaken via de sociale netwerken makkelijk uit de hand kunnen lopen. Tot dusver konden we de informatiestroom min of meer controleren. Het was duidelijk wie wat schreef, wie wat las en wie informatie doorstuurde. Controle is inmiddels een illusie geworden.’ Zij vervolgt: ‘Binnen de branche bestond tevens het idee dat social media vooral bedoeld zijn voor jongere mensen en dus niet geschikt voor onze doelgroepen. Niets is minder waar, natuurlijk. Jonge mensen zijn wellicht wat meer op hun gemak met chat rooms, Twitter, Facebook en LinkedIn, maar de kanalen worden intussen door alle leeftijdsgroepen gebruikt. En tegenwoordig gebruiken veel belangengroepen, zoals Greenpeace, bij voorkeur social media om hun boodschappen te verspreiden. Met geen enkele brochure of persbericht kunnen wij die boodschappen adequaat weerleggen. We moeten dus gewoonweg accepteren dat de traditionele methoden zijn vervangen door nieuwe methoden. Daar komt nog bij dat journalisten intensief gebruikmaken van Twitter. De pers is voor ons een kanaal waardoor we alle andere doelgroepen kunnen bereiken. We kunnen dus niet achterblijven.’
Competente medewerkers
Humbert legt uit waarom Cefic voorlopig nog niet
‘Met de komst van social media is controle een illusie geworden’ actief zal zijn. ‘Om social media op een goede manier in te zetten, heb je medewerkers nodig met kennis van zaken. Zij moeten alles weten van social media, welke media ze moeten monitoren en waar ze zelf actief moeten zijn. Daarnaast moeten die medewerkers een grondige kennis hebben van de industriële issues, de industrie een warm hart toedragen en dat om weten te zetten in heldere, goed leesbare, geëngageerde berichten. Niets is erger dan een industrie die zich op een knullige manier profileert. Kortom: Cefic gaat zich bezighouden met social media, maar zal dat systematisch aanpakken en langzaam uitbreiden.’ De VNCI is al even actief op Twitter, LinkedIn en Facebook. ‘Wij willen zo breed mogelijk verschillende doelgroepen bedienen. Dat betekent dat je gebruik moet maken van alle mogelijkheden die er zijn’, zegt VNCI Interim-Communicatiemanager Ingeborg van Honschooten. ‘De VNCI wil zichtbaar zijn in het maatschappelijk debat en social media zijn daarvoor bij uitstek geschikt. In de VNCI-groep op LinkedIn zitten bijna 350 mensen uit de sector. Zij reageren op nieuwsberichten, doen nieuwe contacten op en kijken naar de nieuwste vacatures in de branche. Op Facebook en Twitter kunnen mensen het laatste nieuws uit de sector volgen. Op Twitter zijn er zo’n 280 mensen die dat doen. Dankzij onze uitgebreide mix aan middelen kunnen onze doelgroepen zelf kiezen van welk medium zij het liefst gebruik maken.’ Van Honschooten geeft aan dat het inzetten van social media bij communicatieprofessionals in de sector hoog op de agenda staat. Niet voor niets zal de VNCI Netwerkbijeenkomst Communicatie op 10 november, voor de communicatieprofessionals van VNCI-leden, volledig gewijd zijn aan dit onderwerp. p
Tweets AkzoNobel: Brilliant scientist wins 2010 AkzoNobel Science Award.
Bayer Healthcare: New erectile dysfunction treatment approved in the US.
Shell: Check out our latest Shell sustainability Report. Download the PDF or view the report online.
BASFAgro: Bill Gates in Huffington Post: ‘Better Farms, Improved Lives.’
ExxonMobil Can oil companies be socially responsible? Tell us what you think on our blog.
Teijin Aramid Teijin Unveils Futuristic Electric Concept Car.
46 Chemie magazine augustus 2010
Wij zijn voorbereid u ook?
Meer actueel nieuws over chemie en de chemische industrie? Ga dan naar www.vnci.nl voor het dagelijks nieuws uit de sector en onze wekelijkse nieuwsbrief.
BenE Ondersteuning + Advies is een gedegen partner op het vlak van KAMManagement + Stoffencommunicatie. Middels Bereikbare Kennis zijn we zeker meer dan een leverancier van een dienst en een toegevoegde waarde voor uw onderneming. Speerpunten en daardoor aanbevolen door velen:
M1007_advert_nieuwsbrief.indd 1
Transportservice van huis uit
+ goede en langdurige relatie
12-08-10 14:47
+ betrouwbaar + pragmatisch + gericht op de praktijk + kosteneffectief + grenzen opzoekend + dialoog zoekend Alleen zo kan BenE Ondersteuning + Advies binnen uw onderneming bijdragen aan meer professionaliteit wat betreft KAM-Management + Stoffencommunicatie.
Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.
T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl
I www.vanderlee.nl
Voor meer informatie: www.ondersteuning-advies.nl Postbus 680 - 6400 AR Heerlen info@ondersteuning-advies.nl T +31 (0)6 1962 8218
Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen
Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering
Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering
www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com
services
Application Scientists Genencor International B.V. heeft een duidelijke visie; Work Hard. Play Hard. Change the World! Dat is de kans die je krijgt bij Genencor. Voor de R&D afdeling in Leiden zoeken wij een Application Scientist (PhD.) voor Grain Processing en een Application Scientist (MSc.) voor Waste Processing. Functioneer jij optimaal in een dynamische en innovatieve werkomgeving? Heb je ervaring met enzymen en/of eiwit processing? Ben jij een teamplayer en beschik je over uitstekende intermenselijke en communicatieve vaardigheden? Dan nodigen we je graag uit om bovenstaande functies nader te bekijken. Op onze site www.cls-services.nl vind je uitgebreide informatie en de mogelijkheid om te solliciteren.
zoekt voor CLS Services - werving & selectie én detachering in de branches chemie | farma | biotech | food
Adv. CLS CM 13-08-10.indd 1
18-8-10 9:53
... Groene chemie
Een coating voor staal en aluminium van honderd procent natuurlijke grondstoffen. ‘Dat is best lastig, maar het gaat lukken’, zeggen directeur van de coatingdivisie Alexander Maslow en business-unit-manager New Technologies Erik Bijpost van Holland Novochem.
Foto: AgentschapNL
Bio-based staalcoating Tekst: Erik te Roller
M
omenteel verkoopt Novochem al corrosiewerende coatings voor staal en aluminium die voor 80% zijn gebaseerd op groene grondstoffen. Bij het aanbrengen van de coating vormen de twee hoofdcomponenten (een imide-verbinding en een harder op basis van een vetzuurafgeleide stof) een hechte polymeerlaag die het metaaloppervlak tegen inwerking van vocht en zuurstof beschermt. Een oplosmiddelvrije coating behoort zodoende tot de mogelijkheden. ‘De nieuwe coating hebben we samen met een multinational ontwikkeld. De imide-verbinding is gemaakt van een fermentatieproduct op basis van suikers uit reststromen van suikerfabrieken. Sinds we over die verbinding beschikken, hebben we hele grote stappen kunnen zetten’, aldus Maslow. Meer details wil hij niet kwijt in verband met twee lopende octrooiaanvragen. Het bedrijf beschikt over een laboratorium met twaalf onderzoekers. ‘Hier formuleren we de coating op maat voor de klant’, zo vervolgt hij. ‘De klant test hem uit en laat hem eventueel nog door een andere partij testen. Daarna laten we de coatings op specificatie maken door een ander bedrijf.’
Metalen strips die voor een deel voorzien zijn van beschermende coating op basis van biogrondstoffen en daarna ondergedompeld zijn in agressieve vloeistof
‘Een coating die voor 95% bio-based is, gaan we zeker halen’, zegt Bijpost. ‘We vertrouwen erop dat we ook het doel van dit project, 100 %, over een jaar zullen halen. Maar het blijft onderzoek en ontwikkeling. Je weet niet precies wanneer je je doel bereikt.’ Holland Novochem ontvangt voor dit project een SBIR-subsidie van het ministerie van LNV. De technische coatings vormen de jongste telg van het bedrijf dat in 1992 is opgericht. Holland Novochem begon toen met het ontwikkelen en leveren van coatings voor kunstmest om het samenklonteren van de kunstmestkorrels tegen te gaan. Op dit gebied is het bedrijf inmiddels Europees marktleider. Later kwamen daar middelen bij tegen stofvorming bij het verladen van bijvoorbeeld kolen. Vervolgens kwamen daar groene producten onder de naam NovoPure bij voor het behandelen van koel- en proceswater. Bijpost: ‘Bij de coatings voor kunstmest beseften we, dat de restanten van coatings op basis van petrochemi-
sche grondstoffen in de bodem en het grondwater op den duur problemen zouden kunnen geven. Daarom hebben we ons zo’n negen jaar geleden gericht op natuurlijke grondstoffen. We waren verrast toen we ontdekten dat er in reststromen van de agroindustrie bruikbare verbindingen zitten, die niemand in onze sector nog kende. Dit heeft bij ons een hele nieuwe ontwikkeling in gang gezet, waarbij we de kennis op het gebied van groene grondstoffen voor kunstmestcoatings hebben doorvertaald naar middelen voor stofbehandeling, waterbehandeling en ten slotte ook naar coatings.’ De nieuwe coating doet volgens Maslow en Bijpost niet in kwaliteit onder voor een coating op basis van petrochemische grondstoffen. ‘Deze coating heeft sterk corrosiewerende eigenschappen en een zeer goede hechting. Aan de hand van de wensen van de klant bepalen we de eigenschappen die zich altijd bewegen binnen de driehoek van hechting, hittebestendigheid en chemische resistentie.’ p augustus 2010 Chemie magazine 49
Kostenbesparende sensoren Schmidt Technology heeft nieuwe meters voor luchtstroming op de markt gebracht. Om een optimaal rendement van industriële branders en gasmotoren te garanderen is de nieuwe SS20.260 serie ontwikkeld. Hiermee speelt het Duitse bedrijf in op de veranderende samenstelling van aardgas.
D
e SS20.260 sensoren zijn compact, hebben een stabiel lineair analoog signaal en een groot meetbereik. De sensoren zijn geschikt voor industriële branders of gasmotoren. De nieuwe serie stromingssensoren van Schmidt worden geleverd door Intercontrol, de specialist op het gebied van meetinstrumenten voor de procestechniek. ‘Wat deze sensoren zo bijzonder maakt is dat ze méér doen
dan alleen monitoren, het is een meettechniek die ook de verbruikskosten registreert. Op deze manier kunnen kostenberekeningen op de sensoren worden gebaseerd’, vertelt Judith van der Veer, marketeer bij Intercontrol. Om in branders en gasmotoren onder alle omstandigheden een goed rendement te bereiken is een goede meting van de aangezogen lucht steeds belangrijker. ‘Dit is nodig omdat de samenstelling van aardgas geleidelijk verandert door het bijmengen van buitenlandse gassen. Daarnaast voorzag Schmidt Technology een behoefte aan nauwkeurige en kostenbesparende registratie’, aldus Van der Veer. De sensoren zijn volgens Van der Veer goed ontvangen. ‘De markt vraagt om dit soort meters met een langere levensduur.’
EU-GHS-norm verplicht tot uniforme labelling van chemicaliën
Nieuwe etiketten voor labelling
Uiterlijk 1 december 2010 wordt het nieuwe Globaal Harmonisatie Systeem van kracht. Dit betekent dat Europese chemiebedrijven hun chemische stoffen op een uniforme manier moeten gaan labellen. TOSHIBA TEC en Graphicall Systems leveren hiervoor een printoplossing.
M
et het Globaal Harmonisatie Systeem (GHS) zorgt de Europese Unie ervoor dat de Europese wetgeving beter aansluit op de wetgeving voor labelling die in een groot aantal niet-Europese landen al geldt. De nieuwe norm zorgt ervoor dat chemische stoffen wereldwijd op dezelfde manier worden geïdentificeerd, geclassificeerd en geëtiketteerd. ‘In de loop der jaren zijn er verschillende regionale systemen ontstaan om chemische stoffen bij handel en transport te classificeren en te etiketteren. Het gevolg is dat een stof in het ene land als “extreem giftig” werd geclassificeerd en in een ander land als “licht giftig”. Dat betekende dat chemische bedrijven per afzetmarkt hun etiketten moesten aanpassen om boetes en inbeslagnames te voorkomen’, zegt Tom Geerinck, Business Unit Manager Auto ID Division bij TOSHIBA TEC. TOSHIBA TEC en Graphicall Systems hebben met het oog op de nieuwe norm een systeem voor etiketten ontwikkeld dat snel inzetbaar en kostenefficiënt is. De uitkomst bestaat uit een tweekleuren thermotransferprintsysteem in combinatie met software voor de opmaak van etiketten. Het thermotransferprintsysteem zorgt voor hoge afdruksnelheden en de software bevat voorgedefinieerde GHS-etiketformaten en -pictogrammen. De nieuwe gevarenaanduidingen en voorzorgsmaatregelen zijn beschikbaar in 23 talen.
50 Chemie magazine augustus 2010
Productnieuws
Gratis digitale catalogus
Overzicht displayinstrumentatie BEKA Een CD met een compleet overzicht van de producten van BEKA is gratis verkrijgbaar via HITMA Instrumentatie. BEKA ontwikkelt display-instrumentatie voor de (petro)chemie.
Verbeterde membraanpompen gaan vijf keer langer mee Verder lanceert een verbeterde serie Verderair membraanpompen. De Verderair VA25 kenmerkt zich door minder pulsaties, minder luchtverbruik en een hogere capaciteit. En gaat ook nog eens vijf keer langer mee.
V
erder, een groep internationale handels- en productiebedrijven, heeft een zeer uitgebreid assortiment aan membraanpompen voor zowel industriële als hygiënische toepassingen. De vernieuwde Verderair VA25 is aan het aanbod toegevoegd. De VA25 gaat tot vijf keer zolang mee en de capaciteit is twintig procent hoger. ‘De pomp verbruikt 3 procent minder lucht vergeleken met concurrerende pompen. Bovendien is de werking geoptimaliseerd door enkele aanpassingen. Zo zijn loze ruimtes geëlimineerd en doordat het huis uit één stuk bestaat is de pomp beter luchtdicht. De pomp heeft bovendien een membraan dat langer meegaat en een luchtschuif die zorgt voor een gelijkmatigere flow’, vertelt Roland Jansma, productspecialist van Van Wijk & Boerma Pompen, waar de Verderair pompen verkrijgbaar zijn. De persluchtgedreven Verderair membraanpompen zijn verkrijgbaar in kunststof en metaal. De membraanpompen kunnen worden ingezet voor het verplaatsen van verschillende vloeistoffen; schoon, vervuild, abrasief of corrosief. De Verderair VA25-membraanpomp is door de uitgebreide keuze in materiaalopties en uitvoering geschikt voor allerlei toepassingen. Zo kan de VA25-pomp worden gebruikt voor het overpompen van vloeistoffen in vaten, aftappen van vloeistoffen, de afvoer van chemicaliën, de toevoer van keramisch glazuur, maar ook de ontwatering en afvoer van putten en overslag van vloeistoffen in kleinere vaten.
Comfortabel stofmasker
D
e CD biedt een compleet overzicht van de display-instrumentatie van BEKA. Het assortiment bestaat uit onder andere indicators, regelaars, displays, transmitters, procesmeters en LED-signaallampen. De producten van BEKA zijn geschikt voor explosiegevaarlijke omgevingen. ‘Daarom is deze selectie van producten uitermate geschikt voor de chemische en petrochemische industrie. Daarnaast is de duidelijke afleesbaarheid van de displays een belangrijke feature van de BEKAproducten’, vertelt Astrid van Ballegoy, hoofd marketingcommunicatie bij HITMA. Op de nieuwe CD staan naast het productoverzicht handleidingen, certificaten, datasheets en applicatiegidsen. ‘De BEKA-CD is handig voor (potentiële) klanten. Op deze manier hebben gebruikers alle specificaties van producten bij elkaar en kunnen ze gemakkelijk zien welke producten voldoen aan hun voorwaarden. Er is behoorlijk veel vraag naar de digitale catalogus’, aldus van Ballegoy. HITMA Instrumentatie vertegenwoordigt meeten regelproducten en procesinstrumentatie voor onder andere de procesindustrie, (petro-) chemie, metaalsector, HVAC-toepassingen en de farmaceutische industrie. Meer informatie: www.hitma-instrumentatie.nl
3M heeft een nieuwe serie stofmaskers ontworpen. Daarbij is met name op het comfort gelet. Een masker heeft immers pas zin als het wordt gedragen.
‘A
ls je in een gevaarlijke, stoffige omgeving werkt, is het essentieel om de luchtwegen te beschermen. Vaak worden maskers niet gedragen omdat ze niet lekker zitten. Een adequaat stofmasker moet dus comfortabel zijn. Daarom hebben we een model ontwikkeld dat niet irriteert. En zo is de 8300 serie ontstaan’, vertelt Ouarda el Ghamarti, Product Marketeer Veiligheidsproducten bij 3M.
De nieuwe maskers bevatten een m-vormige neusclip die makkelijk te vormen is en daardoor comfortabeler om de neus zit. De 8300 heeft verder een zachte kussenvoering en zachte randen. Het filtermateriaal zorgt ervoor dat dragers makkelijker door het masker kunnen ademen. Bovendien voorkomt de Cool Flow Valve, alleen aanwezig in types 8312, 8322 en 8833, dat vocht en warmte zich in het masker op kunnen hopen. Dat maakt het dragen ook comfortabel bij warme en vochtige omstandigheden. De hoofdband bevat een kleurcodering zodat het beschermingsniveau makkelijk te herkennen is en de stevige buitenkant zorgt voor duurzaamheid. augustus 2010 Chemie magazine 51
De uitdaging voor starters op de arbeidsmarkt! De logistieke vraag is onze expertise. BulkConcept kan een optimaal pakket bieden voor zowel transport als op- en overslag van bulkgoederen. We hebben een wereldwijd netwerk van transportmogelijkheden en verschillende opslagfaciliteiten. Efficiënt en betrouwbaar. Niet alleen voor onze klanten maar ook voor onze medewerkers. Samen wijzer op weg! Bezoekadres Bloemakkers 53 9461 GX Gieten Telefoon (0592) 326 230 E-mail info@bulkconcept.com Website www.bulkconcept.com
Bolsius International BV in Schijndel is de snelgroeiende organisatie achter de merken Bolsius en Gouda. Mede dankzij 140 jaar ervaring zijn we vandaag de dag actief in meer dan 50 landen. Kwaliteit, groei en ambitie zijn onze drijfveren. Niet voor niets zijn we marktleider in Europa.
BOLSIUS GROEIT IN RESEARCH & DEVELOPMENT Door de groei van onze organisatie en de toegenomen druk op de beschikbaarheid van grondstoffen, is er behoefte aan meer onderzoek naar alternatieve grondstoffen. Dit willen we centraal gaan aansturen vanuit ons hoofdkantoor in Schijndel. Hiervoor zijn wij op zoek naar een:
Afdelingshoofd R&D (m/v) Je staat aan het hoofd van het onderzoeks- en ontwikkelingsteam en voert de leiding over (laboratorium)onderzoeken. Belangrijke informatie over de beschikbaarheid van grondstoffen, marktontwikkelingen en nieuwe technologieën beoordeel je voortdurend op hun toegevoegde waarde voor Bolsius. Daarnaast vorm je de vraagbaak voor het productmanagement en de marketingafdeling en neem je plaats in het managementteam. Ben jij die bruggenbouwer met een sterke persoonlijkheid? Heb je universitair niveau en een procesmatige of technologische achtergrond? En zoek je een uitdagende, internationale functie met toekomst? Ga dan naar www.bolsius.com voor de uitgebreide vacature omschrijving en schrijf ons. Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie wordt niet op prijs gesteld.
BOLSIUS INTERNATIONAL BV Postbus 47 5480 AA Schijndel Nederland T (073) 543 3000
www.bolsius.com
VNCI
Stuurgroep moet middelgrote bedrijven mobiliseren Actief meedenken over onderwerpen als infrastructuur, regelgeving en samenwerking met universiteiten. Dat is het doel van de nieuw op te richten stuurgroep voor middelgrote bedrijven. ‘Het uitwisselen van kennis en ervaring over gemeenschappelijke onderwerpen is ook voor middelgrote bedrijven bijzonder waardevol’, stelt VNCI-bestuurslid Bert Jan Lommerts. ver te betrekken bij de VNCI. Bovendien hopen we op deze manier ook meer aandacht voor deze belangrijke groep te krijgen binnen de politiek. Deze bedrijven zijn belangrijk voor de toekomst van de chemie en de innovatie in de sector. Ze zijn immers verantwoordelijk voor een aanzienlijk gedeelte van de omzet van de sector, nu en zeker ook in de toekomst.’
Geen staf Bert Jan Lommerts
‘D
e ontwikkeling en problematiek van middelgrote bedrijven is anders dan de problematiek van de grote bedrijven. Daarnaast blijkt dat ze in de praktijk vaak behoefte hebben aan een ander soort ondersteuning van de VNCI dan de grotere leden’, vertelt Lommerts, die binnen het VNCI-bestuur verantwoordelijk is voor de belangen van de kleinere en middelgrote bedrijven en daarnaast directeur is van Latexfalt bv. ‘We gaan de stuurgroep oprichten om de middelgrote bedrijven (MGB) actie-
De nieuwe stuurgroep is met name bedoeld voor bedrijven of locaties waarvan de stafafdeling onvoldoende bemand is om de ontwikkelingen op de diverse gebieden te volgen. Gevolg is dat deze bedrijven over het algemeen minder betrokken zijn bij het bepalen van de visies binnen de VNCI. Hier zal de te vormen stuurgroep op inspelen. ‘Er is een grote MGB groep, bijvoorbeeld Nederlandse dochters van multinationals, die in Nederland geen stafafdeling hebben. De stem van deze bedrijven wordt te weinig gehoord. Er wordt vanuit de bedrijven positief gereageerd op het idee voor de stuurgroep. Bedrijven hebben behoefte aan betere onderlinge samenwer-
king en samenwerking met de VNCI. We willen de middelgrote leden van de VNCI mobiliseren om meer met elkaar op te trekken. We verwachten dat de nieuwe stuurgroep de middelgrote bedrijven onderling meer zal verbinden en ze nauwer kan betrekken bij de besluitvorming van de VNCI. Het uitwisselen van kennis en ervaring over gemeenschappelijke onderwerpen is voor iedereen waardevol,’ aldus Lommerts.
Maandelijks contact
Het is de bedoeling dat er regelmatig, bijvoorbeeld maandelijks, contact is tussen de leden van deze groep en de VNCI. Onderwerpen die aan bod zouden kunnen komen zijn onder andere: infrastructuur, regelgeving en thema’s als sociale planning, samenwerking met universiteiten. Lommerts: ‘We zijn nog in de voorbereidende fase. De stuurgroep zal naar verwachting in september van start gaan. Ik denk dat we vier tot zes keer per jaar samen zullen komen. Het idee is dat elk bij de VNCI aangesloten bedrijf gekoppeld wordt aan een VNCI-er en daar een keer per maand het reilen en zeilen mee bespreekt. Op deze manier kunnen we inventariseren welke problemen individueel, regionaal of landelijk spelen. De bevindingen komen terecht bij de stuurgroep, die vervolgens over het beleid zal gaan.’ p
Dow Sinds 1 augustus is Dieter Schnepel de nieuwe directeur van Dow in Terneuzen. Hij is de opvolger van Gerard van Harten die vicepresident voor Manufacturing & Engineering Europa wordt. Van Harten blijft daarnaast voorzitter van de Raad van Bestuur van Dow Benelux. Dieter Schnepel (45 jaar) was direc-
teur van de Dow-locatie in het Duitse Boehlen. In 1991 startte hij zijn loopbaan bij Dow en sindsdien bekleedde Schnepel verschillende functies bij het concern. Hij werkte voor Dow in Duitsland, Zuid Afrika en de Verenigde Staten. p
Dieter Schnepel
Gerard van Harten
AkzoNobel Jürgen Baune is sinds 1 juli 2010 general manager van AkzoNobels wereldwijde activiteiten op het gebied van MCA (monochloorazijnzuur). In Nederland wordt MCA door AkzoNobel Industrial Chemicals geproduceerd op het Chemiepark te Delfzijl. Baune (51) studeerde chemie en promoveerde in de
organometaalchemie aan de universiteit van Münster in Duitsland. Hij werkt al meer dan 20 jaar voor AkzoNobel en bekleedde een aantal managementfuncties, waaronder de functie van directeur Manufacturing & Technology van de business unit Industrial Chemicals van AkzoNobel. p Jürgen Baune
augustus 2010 Chemie magazine 53
VNCI
Colofon
Redactie: Esther Rasenberg (hoofdredacteur a.i.) e-mail: rasenberg@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl
In memoriam Eén van onze fotografen Rob Cloosterman (58) is deze zomer omgekomen bij een tragisch helikopterongeluk op de Maasvlakte in Rotterdam. Samen met collega’s maakte hij een verslag van het wielerevenement ‘Tour du Port’. Vier inzittenden overleefden de crash niet. Rob was reeds vele jaren fotograaf voor Chemie Magazine. We hebben hem leren kennen als een enthousiast en gepassioneerd vakman. De foto op pagina 8 en 9 is Rob’s laatste bijdrage aan Chemie Magazine.
Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Esther Smid (Bladeren Media bv)
Eindredactrice Alexandra van Geleuken (40) is op 13 juli overleden aan de gevolgen van kanker. Tot op het laatst heeft zij zich voor 100 procent ingezet voor Chemie Magazine. Met haar frisse blik en creativiteit zorgde ze in het blad voor de kers op de taart. Samen met haar partner Champal Gijzen startte Alexandra in 2004 met bladeren media, een bureau dat gespecialiseerd is in de realisatie van media. p
16 september Werkgroep Milieuzorg Den Haag, (VNCI)
7 september Werkgroep Security Amersfoort (AkzoNobel)
17 september Beleidsgroep Communicatie Nootdorp, (Van der Valk)
8 september Werkgroep Stoffenbeleid Den Haag (VNCI)
21 september Werkgroep Procesveiligheid Den Haag, (VNO-NCW)
14 september Beleidsgroep Innovatie Breda (Novotel)
22 september Werkgroep Arbeidsveiligheid Bergen op Zoom, (SABIC IP)
14 september Beleidsgroep Energie en Klimaat Breda (Novotel)
24 september Chemische Golfdag Wierden (Golfclub de Koepel)
14 september Werkgroep Arbeidshygiëne Bergen op Zoom, (SABIC IP)
30 september Regiegroep Chemie Utrecht, (Academiegebouw)
16 september Dagelijks Bestuur Den Haag, (VNCI) 54 Chemie magazine augustus 2010
Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie.
VNCI Agenda 7 september SusChem Nederland Den Haag (VNCI)
Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde
Druk: Ten Brink, Meppel
1 oktober Werkgroep Responsible Care Charter Den Haag, (VNCI) 13 oktober Dagelijks bestuur Den Haag, (VNCI) 13 oktober Stoffen en Arbodag Zeist, (Woudschoten) 14 oktober Werkgroep Energie en Klimaat Breda, (Novotel) 29 oktober Bestuurs Advies Commissie Den Haag, (VNCI)
Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Shutterstock Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
CHEMICAL LOGISTICS
One stop shopping in chemical logistics P.O. Box 90, NL-6500 AB Nijmegen • Phone +31 (0)24-3726111 • Fax +31 (0)24-3726199 • info@two.nl • www.two.nl Member of the Emons Group 185x130_two_9004.indd 1
15-01-2010 12:05:22
Uw proces verdient...
...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen
Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen
Versnijders
Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen
Impellerpompen Eén-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen
- Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw
AdvWB197x131.indd 1
Centrifugaalpompen:
Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00
- Open-waaier - Water- en chemienorm
06-04-2010 09:56:09