VNCI Jaarverslag 2003
1
Chemische industrie in beweging De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) behartigt de belangen van de chemische industrie in Nederland. Het is aan de VNCI om voor de bedrijfstak een zo optimaal mogelijk ondernemersklimaat te scheppen. En dat is niet altijd eenvoudig. Het ondernemersklimaat in Nederland is namelijk sterk aan het veranderen, onder meer door de toetreding van tien nieuwe lidstaten in de EU. Ook de toename van nationale en Europese regels en richtlijnen en het steeds meer mondiaal opereren van ondernemingen zet de concurrentie- en ondernemerspositie van de Nederlandse chemische industrie onder druk. Een grotere EU is mondiaal gezien een economische krachtpatser met aanzien, maar vraag is of Nederlandse bedrijven er voldoende hun voordeel mee kunnen doen. Eenheid in Europese regelgeving verschaft helderheid en duidelijkheid, maar kan teniet worden gedaan door eigen nationale regels en richtlijnen. En het mondiaal opereren van ondernemingen schept kansen op het gebied van werving van goed gekwalificeerd personeel, maar kan ten koste gaan van het Nederlandse onderwijs- en onderzoeksklimaat. Kortom: veranderingen scheppen vaak kansen maar ook bedreigingen.
Het is aan de ondernemersgeest binnen bedrijven en de VNCI om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden en hier vooral voordeel uit te behalen. In 2003 is de structuur van het VNCI-bureau veranderd. De VNCI heeft nu een matrixorganisatie, waarin vijf speerpunten centraal staan: Energie, Onderwijs en Onderzoek, Stoffenbeleid, Veiligheid en Belangenbehartiging. Deze krijgen in dit jaarverslag letterlijk en figuurlijk een gezicht. Per speerpunt beschrijven de speerpuntmanagers wat de uitgangspunten van het beleid zijn, wat er in 2003 is bereikt en voor welke uitdagingen zij staan. Niet alleen de speerpuntmanagers komen aan het woord. Als belangenbehartiger voor de gehele Nederlandse chemische industrie werkt de VNCI uiteraard samen met haar leden. Maar ook zijn er nauwe contacten met onder andere de overheid en werkgeversorganisatie VNO-NCW. Aan vertegenwoordigers van deze partijen is gevraagd om per speerpunt hun visie te geven op de kansen en bedreigingen waarmee de chemische industrie in Nederland wordt geconfronteerd.
Pro-actief bijdragen aan een duur Onstuimig Het jaar 2003 was een moeilijk jaar. Een aantal onzekerheden creëerde een instabiele omgeving voor onze bedrijfstak. De oorlog in Irak, de hoge olieprijs, de hoge koers van de euro ten opzichte van de dollar en de kwakkelende economie waren de belangrijkste oorzaken. Toch heeft de Nederlandse chemische industrie goed stand gehouden en hebben we zelfs een lichte omzetgroei (3%) weten te realiseren. Door het economische klimaat bleef het investeringsniveau (5%) achter op dat van het voorgaande jaar. Ondanks het moeilijke jaar gloort economisch herstel en ziet de toekomst er voor de bedrijfstak positief uit met een verdere omzetgroei.
VNCI Jaarverslag 2003
Scherp, kritisch en wakker blijven
2
De legionella uitbraak op de Westfriese Flora, de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam zijn nationale gebeurtenissen die direct van invloed zijn geweest op de verandering en aanscherping van wetten en regels op het gebied van milieu en veiligheid in Nederland. Maar meer nog dan het aanscherpen van wetten heeft de overheid de afgelopen vijf jaar de nadruk gelegd op verantwoordelijkheid die bedrijven en de industrie hebben op het naleven van die wetten en regels. De chemische industrie voert al sinds 1993 het Responsible Care-programma. Hiermee monitort en verbetert de industrie voortdurend haar prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu en de communicatie erover. Van verdere aanscherping van wetten en regels worden we niet altijd beter; soms lijkt het hier te gaan om het afdekken van verantwoordelijkheden in plaats van werkelijke verbetering van de veiligheid en het milieu. Ook vanuit Brussel zien we een steeds groter wor-dende stroom aan wetten en regels onze kant op komen. Bijvoorbeeld de publicatie van de Europese richtlijn voor handel in broeikasgassen en het voorstel voor het Europese stoffenbeleid (REACH) van de Europese Commissie. Het streven naar eenduidige Europese wetten en regels is een goede ontwikkeling. Onze rol in deze stroom van wetten en regels is zeer essentieel. Niet alleen omdat de nationale overheidscontacten nog altijd
een belangrijke rol spelen bij de beïnvloeding van Europese regelgeving, maar ook omdat we pro-actief proberen mee te denken en te werken aan het tot stand komen van wetten en regels. Aan de ene kant omdat we gebaat zijn bij goede, duidelijke en heldere regels en aan de andere kant om een zo efficiënt mogelijke uitwerking te hebben voor onze sector. Hoe betrokken we ook zijn en hoe efficiënt we de regels ook proberen te vertalen, er zal altijd een spanningsveld zijn tussen overheid – nationaal en Europees – en industrie. Het houdt de industrie wakker en het dwingt ons kritisch en scherp te blijven ten aanzien van de uitgangspunten van het Responsible Careprogramma en onze gedragsregels voor duurzaam ondernemen. Het maakt ons niet alleen beter, maar versterkt onze internationale concurrentiepositie.
Succes uitdragen Een pro-actieve houding is een belangrijk onderdeel van duurzaam ondernemerschap. Door met de industrie om tafel te gaan zitten, kan de politiek gebruikmaken van de expertise die daar aanwezig is. Dit heeft geleid tot meer commitment en betere afspraken bij het tot stand komen van belangrijke convenanten. Met het convenant Verpakkingen, het convenant Benchmarking voor de grote industriële energieverbruikers en het MJA-2-convenant voor middelgrote en kleine energieverbruikers loopt Nederland daarin voorop. Door de succesvolle aanpak van de convenanten uit te dragen, kan dit misschien meer navolging krijgen in Europa.
Stevige Nederlandse voedingsbodem Op een verantwoorde manier met stoffen omgaan en de risico’s daarvan binnen de perken houden, dat is waar we voor staan. De REACH-regelgeving vanuit Brussel is de belangrijkste ontwikkeling op dit gebied. We hebben gepleit voor een aantal essentiële wijzigingen in de in 2003 gepubliceerde REACH-verordening. Het feit dat Nederland in de tweede helft van 2004 voorzitter is van de Europese Unie kan ons mogelijk hierbij verder ondersteunen. De CO2-emissiehandel die in 2004 verder gestalte moet krijgen, is een ander aspect dat een stempel
drukt op de Europese industrie. Het zet onze concurrentiepositie onder druk en daarmee het vestigingsbeleid in Nederland. De VNCI is op vele terreinen actief om het duurzaam ondernemerschap van de Nederlandse chemische industrie zichtbaar te maken en te ondersteunen. Meer en meer leeft ook binnen de chemische industrie het besef dat duurzaam ondernemerschap leidt tot een sterke internationale concurrentiepositie. Een positie die er voor zorgt dat de chemische industrie, verantwoordelijk voor 10% van de werkgelegenheid, 20% van de Nederlandse export en een meer dan substantiĂŤle bijdrage aan het economische klimaat in Nederland, een stevige Nederlandse voedingsbodem behoudt.
Dr. C.A. Linse Voorzitter VNCI
VNCI Jaarverslag 2003
zaam ondernemersklimaat
3
Veranderingen versterken de che Matrixorganisatie
VNCI Jaarverslag 2003
Het bestuur van de VNCI heeft in 2002 duidelijke beleidspunten en bijbehorende doelstellingen geformuleerd op het gebied van energie, stoffen, onderwijs en onderzoek, veiligheid en belangenbehartiging. Dit is vastgelegd in het VNCIBeleidsplan ‘Duurzaam en Innovatief 2003-2006’. In 2003 zijn de vijf beleidsterreinen binnen de VNCI-bureauorganisatie ingebed in een matrixorganisatie. Een organisatiestructuur die je bij veel bedrijven ziet, maar die voor een industriële werkgeversorganisatie uniek is. Andere belangenorganisaties en CEFIC volgen de organisatorische ontwikkelingen dan ook met veel belangstelling. Met een dergelijke structuur is het mogelijk om op basis van wenselijk- of noodzakelijkheid nog flexibeler de beschikbare menskracht op bepaalde dossiers in te zetten. Hiervoor moeten de beleidsmedewerkers in zekere zin leren om over de grenzen van hun specialisme heen te kijken.
4
Een organisatorische verandering doorvoeren en gelijktijdig inhoud geven aan bestaande en nieuwe beleidstaken is geen eenvoudige opgave. Het bestuur spreekt dan ook zijn waardering en dank uit voor de wijze waarop iedereen binnen de VNCI heeft bijgedragen om deze verandering in goede banen te leiden. Ook het opgaan van het dienstencentrum Synerchem en Chemserve in SynChem Plus past binnen de organisatorische aanpassing. Met de vorming van SynChem Plus kan, nog meer dan voorheen, voldaan worden aan de vraag naar een efficiëntere dienstverlening aan onze leden.
Contouren beleid zichtbaar In 2003 zijn belangrijke doelstellingen gehaald op de beleidsterreinen. Het is te vroeg om te concluderen dat de matrixorganisatie z’n vruchten al afwerpt, maar de contouren van de vijf beleidsterreinen en de resultaten zijn al wel zichtbaar. Energie Het beleidsterrein Energie heeft belangrijke stappen gezet om met onze leden de Europese CO2-richtlijn in goede banen te leiden. Deze richtlijn is bedoeld om de CO2-milieudoelstellingen te halen via een
systeem van verhandelbare emissierechten. Een soortgelijk systeem is in ontwikkeling voor NOx. Desondanks maakt de Nederlandse chemische industrie zich zorgen over de concurrentievervalsende effecten die de CO2-richtlijn zonder enige twijfel zal hebben. Onderwijs en onderzoek Op het gebied van kennisvorming en kennistoepassing draagt de samenwerking met de universiteiten Utrecht en Eindhoven bij aan het opleiden van universitair geschoold personeel. Met de universiteit Utrecht is de Graduate School Applied Sciences opgericht en aan de Universiteit Eindhoven is de duale opleiding chemisch ingenieur van start gegaan. Ook de deelname aan de Studie Beurs 2003 in samenwerking met C3, de KNCV en universiteiten, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het onder de aandacht brengen van studies en werkzaamheden in de chemiebranche bij middelbare scholieren. Stoffenbeleid Intensief zijn in 2003 de ontwikkelingen geweest om de mening van de Nederlandse chemische industrie en onderdelen van het Nederlandse SOMS-beleid verwoord te zien in het Europese stoffenbeleid. Dit stoffenbeleid, ondergebracht in REACH, heeft nog de nodige aanpassingen te gaan gezien de meer dan 6.400 ingediende commentaren op het voorstel. Veiligheid Een goed inzicht in de veiligheid en de noodzakelijke verbeteringen zijn essentieel voor de chemiebranche in Nederland. Verheugend is dan ook de hoge respons van meer dan 80 procent op de ongevallenenquête. Hierdoor is het mogelijk om zeer precies te kunnen definiëren waar additioneel beleid nodig is. De cijfers uit de enquête wijzen uit dat de Nederlandse chemische industrie uitstekend presteert ten opzichte van andere industriële bedrijfstakken en dat we mondiaal gezien behoren tot één van de landen met de hoogste veiligheidsprestaties. Belangenbehartiging Het opzetten van een Members’ Benefits-programma, het nagaan van de mogelijkheden voor een CAO voor de MKB-sector en een collectieve
verzekering passen binnen de doelstellingen van het beleidsterrein Belangenbehartiging. De verwachte synergie om te komen tot een MKBCAO bleek echter niet op te wegen tegen de praktische bezwaren van de invoering ervan. Op het terrein van buitenlandse economische betrekkingen vraagt de besluitvorming van de toetreding van tien landen tot de Europese Unie alle aandacht en alertheid, met name rond de lopende antidumping zaken in de toetredende landen.
en kenniscentrum zijn we op de goede weg. Volledig geaccepteerd is de chemische industrie in de maatschappij wanneer men, zoals ten tijde van de ICThoogtijdagen massaal riep: ’Ik wil een baan in de ICT’, nu roept: ‘Ik wil een baan in de chemie!’ En dat is het streven en de ambitie die past bij een zo’n belangrijke bedrijfstak als de chemische industrie en waar wij als VNCI-bureau een centrale rol in spelen.
5
Sterke industrie in grotere markt De chemische industrie is een sterke branche en Nederland heeft nog steeds een tamelijk gunstig investeringsklimaat voor deze kapitaalintensieve bedrijfstak. Maar het terrein van de vrije markt waar het opereert wordt groter en daarmee ook de concurrentie. Wat de toetreding van de tien nieuwe landen binnen de beleidskaders van de EU verder gaat betekenen, is nog onzeker. Dat heeft onder andere te maken met de politieke verhoudingen in het Europese parlement en de Europese Commissie na de verkiezingen in juni 2004. Responsible Care en duurzaam ondernemerschap, zoals geformuleerd in ons beleidsplan, zijn de afgelopen jaren meer en meer ethische voorwaarden geworden voor de wijze waarop de industrie opereert. De Triple-P rapportage, als uitvloeisel hiervan, is al bij grote delen van de branche ingevoerd. Deze belangrijke veranderingen zijn nodig om met instemming van de samenleving te kunnen blijven produceren.
Centrale plek als kenniscentrum Onze gezamenlijke milieukennis, als onderdeel van ons duurzaam ondernemerschap, wordt meer en meer onderkend. Steeds vaker wordt er door de overheid een beroep gedaan op onze expertise. Ook onze deelname aan overheidsprogramma’s om doublures en tegenstrijdigheden in wetten en regels te elimineren en te komen tot eenvoudige praktische voorstellen, past binnen de positie die de chemische industrie inneemt. In het meerjaren beleidsplan hebben we ons ambitieuze imagodoelstellingen gesteld. Die zijn nog niet gehaald, maar met ons veiligheidsbeleid, ons duurzaam ondernemerschap en onze centrale en prominente rol als gesprekspartner
VNCI Jaarverslag 2003
mische industrie
Drs. P.F. Noordervliet, Algemeen directeur VNCI
Het gebruik van gas, elektriciteit en water moet voor de chemische industrie economisch concurrerend worden gemaakt met handhaving van de leveringszekerheid. Overheidsbeleid dient erop gericht te zijn dat verdergaande investeringen in energie-efficiencyverbetering, met name in warmtekrachtinstallaties (WKK), gestimuleerd wordt.
VNCI Jaarverslag 2003
Liberalisering van energiemarkten
6
In 2003 lijkt de weg naar gelijke prijzen voor gas en elektriciteit tussen Nederland en ons omringende landen nog ver weg. Ondanks de liberalisering zijn de prijzen voor elektriciteit en gas in Nederland in 2003 fors gestegen. Hierdoor blijven de prijzen hoger dan in de omringende landen. Belangrijke oorzaken voor met name de elektriciteitprijsstijging zijn het niet in evenwicht zijn van de vraag en aanbod naar elektriciteit gedurende het jaar en de hoge prijzen op de kortetermijnmarkt. De verwachting op de lange termijn is dat vooral de brandstofprijzen prijsopdrijvend werken. Voor gas geldt dat er in Nederland nog steeds sprake is van een ‘monopolie’ van de Gasunie. Hierdoor blijven de prijzen hoog. Het ontbreken van een echte vrije markt draagt ook bij aan de hoge prijzen voor elektriciteit bij de gasgestookte centrales. De VNCI heeft samen met andere belangenorganisaties geijverd voor aanpassingen in de wet en gepleit voor bindende aanwijzingen van de Dienst uitvoering en Toezicht energie (DTe). Alleen op die manier is een echte vrije markt mogelijk met lagere gas- en elektriciteitstarieven voor de industrie. Ook is er veelvuldig overleg geweest met de Gasunie en Regionale Netbeheerders over de tarieven en de algemene voorwaarden.
Aanpassingen in de energiewet In 2003 zijn in de energiewet twee wetswijzigingen doorgevoerd. De eerste betreft de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 om de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (MEP) te bevorderen. Voor producenten van duurzame energie en warmtekrachtkoppeling (WKK) betekent dit een financiële tegemoetkoming voor het vermijden van CO2-emissies. De tweede wetswijziging heeft betrekking op de
Overgangswet Elektriciteitsproductiesector (OEPS). Aanleiding voor deze wetswijziging was het verbod van de Europese Unie op de toeslag op transporttarieven voor de financiering van de niet-marktconforme kosten. De overgangswet zal in individuele gevallen financiële besparingen opleveren. Naar verwachting keurt de EU de richtlijn voor de invoering van een Europese energiebelasting per 1 januari 2004 goed. Onderhandelingen met de overheid hebben erin geresulteerd dat bedrijven die deelnemen aan het Benchmarkconvenant of de MJA2 worden vrijgesteld van belasting op elektriciteit bij een jaarverbruik boven de 10 miljoen kWh. Bedrijven zonder bovenstaande afspraken zullen een heffing van 0,05 eurocent per kWh moeten gaan betalen.
Benchmarkconvenant en de tweede meerjarenafspraak energie-efficiency (MJA-2) In 2003 heeft de Commissie Benchmarking haar monitoringrapport 2002 en de bevindingen van de evaluatie van het convenant gepubliceerd. Belangrijkste conclusies uit het monitoringrapport zijn dat de prognose van de industriële energiebesparing circa 90 PJ (petajoules) per jaar bedraagt. En dat in 2012 door de industrie circa 5,6 Mton CO2 per jaar aan CO2-emissie wordt vermeden. In aantal gemeten hebben de industriële bedrijven in 2002 het grootste deel van de projecten van het energieefficiencyplan (EEP) uitgevoerd. De evaluatie toont aan dat het convenant goed loopt, dat de deelname hoog is en dat de afspraken goed worden nagekomen. Ruimte voor verbetering is er met name in de afstemming tussen het bevoegd gezag, het Verificatiebureau (VBe) en de bedrijven. Het Benchmarkconvenant was inzet bij de onderhandelingen over de invoering van de CO2-emissie-
VNCI Jaarverslag 2003
Energie
7 handel in Nederland. Mogelijk wordt het convenant gewijzigd om de emissierechten te kunnen toewijzen op basis van de benchmarkprestaties. Een definitief besluit daarover wordt door de commissie Benchmarking in 2004 verwacht. In 2003 zijn 36 chemiebedrijven met in totaal 40 locaties en een totaal van 81 procent van het beoogd energieverbruik van ruim 11 PJ, tot de MJA-2 toegetreden. Uit de monitoringrapportage 2002 blijkt dat de chemische bedrijven gezamenlijk een totale energie-efficiencyverbetering van 8 procent hebben gerealiseerd. De vermeden hoeveelheid CO2 bedraagt 43 kton ten opzichte van het referentiejaar van 1998. Bij de MJA-2 ligt het accent op de verbredingsonderwerpen waaronder de invoering van Product Stewardship. De minister van Economische Zaken dient het MJA-2-brancheplan nog wel goed te keuren.
Ir. H.W. Veenenbos, speerpuntmanager Energie
VNCI Jaarverslag 2003
Garanderen van eerlijke concurrentie
8
CO2-emissiehandel
Investeren in innovatie
Het bereiken van overeenstemming over de voorbereidingen van de invoering CO2-emissiehandel stond in 2003 centraal. Samen met de industrie, de raffinaderijen en de elektriciteitsproductiesector zijn hierover intensieve onderhandelingen gevoerd met de overheid. Het gehele jaar is de bepaling van het CO2-emissieplafond het belangrijkste struikelblok geweest. De industrie wilde vasthouden aan de afspraken uit het Benchmarkconvenant, terwijl de overheid, gesteund door de EU-richtlijn, daar juist van af wilde wijken. Pas in december 2003 is een compromis bereikt om akkoord te gaan met een CO2-emissieplafond voor de industrie, inclusief de energiesector, van 115 Mton in 2005. Op basis van dit plafond worden de CO2-emissierechten per bedrijf voor de gehele periode 2005 tot en met 2007 vastgesteld. Het nationaal allocatieplan CO2-emissierechten moet uiterlijk 31 maart 2004 door de Nederlandse overheid bij de Europese Comissie zijn ingediend.
Om vanaf 2005 in Europa te kunnen starten met de handel in CO2-emissierechten moeten de lidstaten binnen de EU een allocatieplan indienen. In dit plan staat vermeld hoeveel CO2-emissierechten aan de bedrijven wordt toegekend. Iedere lidstaat maakt zijn eigen allocatieplan, maar gaat daar ook op eigen wijze mee om. Niet iedereen hanteert zelfs dezelfde criteria voor de bepaling of een bedrijf onder het systeem van emissiehandel valt. Op die manier ontstaat er een ongelijkheid waarmee de invoering van de CO2-emissiehandel de onderlinge concurrentieverhoudingen van ondernemingen uit de diverse Europese lidstaten onder druk zet. Als Nederlands bedrijfsleven hechten we aan terugdringing van het gebruik van fossiele brandstoffen, maar we vinden wel dat dit internationaal gecoรถrdineerd moet gebeuren. Het Nederlandse bedrijfsleven is niet tegen de invoering van CO2-emissiehandel als instrument aangezien het de kosten- en milieueffectiviteit van het klimaatbeleid sterk
Europese Benchmark In Nederland hebben we met het Benchmarkconvenant veel ervaring opgedaan en aansprekende resultaten geboekt. Dit convenant is erop gericht de Nederlandse industrie tot de meest energie-efficiĂŤnte van de wereld te maken. Het heeft ook geleid tot investeringen in innovatieve en nieuwe technologieĂŤn die goed zijn voor het milieu. Het stimulerende effect dat van het convenant uitgaat, kan teniet worden gedaan als de groei van bedrijven door andere maatregelen wordt belemmerd. Het Nederlandse convenant kan uitstekend als voorbeeld dienen voor de totstandkoming van Europese Benchmarks. Op grond hiervan kan een eerlijke toekenning van emissierechten aan ondernemingen worden gebaseerd.
Vanuit de EU moet er, naar onze mening, aan de hand van deze Europese benchmarks een duidelijke richtlijn voor de lidstaten komen over de wijze waarop de toewijzing van emissierechten moet plaatsvinden. Minister Brinkhorst van Economische Zaken en staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer delen onze mening en hebben de intentie uitgesproken om zich hier tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland in 2004 hard voor te maken. Een dergelijke richtlijn kan tenminste binnen de Europese Unie eerlijke concurrentieverhoudingen tussen ondernemingen garanderen.
Drs. C. Oudshoorn is directeur Economische Zaken van VNO-NCW.
VNCI Jaarverslag 2003
vergroot. De wijze waarop het wordt ingevoerd, is aan het eind bepalend voor onze support.
9
VNCI Jaarverslag 2003
Scholing en kennisinfrastructuur in Nederland behouden en verbeteren, zodat aan de behoefte van goed opgeleid personeel en innovatief onderzoek kan worden voldaan.
10
Vernieuwingen in gang zetten
Kennis en krachten bundelen
De VNCI zet zich in om in Nederland excellent chemieonderwijs te behouden, zowel op de universiteiten als in het beroepsonderwijs. Gebleken is dat de voorlichting over deze opleidingen extra aandacht verdient. In 2003 zijn vanuit de VNCI en haar leden meerdere initiatieven ontplooid.
In 2003 zijn enkele grote veranderingen voorbereid in het beroepsonderwijs en aan de universiteiten. Er is gesproken over de bundeling en de vernieuwing van de opleidingen. De VNCI heeft deze initiatieven ondersteund en denkt dat hierdoor het onderwijs efficiënter wordt en beter is afgestemd op de maatschappelijke vraag. Alleen door verregaande, landelijke samenwerking kunnen de opleidingen efficiënt en flexibel blijven. De VNCI heeft herhaaldelijk bij universiteiten en de overheid haar zorg uitgesproken over de daadkracht van de instellingen en het gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en initiatief vanuit de landelijke overheid.
Samen met de universiteiten en hogescholen heeft de VNCI in 2003 meegewerkt aan het initiatief van beroepenvoorlichting van de Stichting C3. Tijdens de driedaagse Studie Beurs in Utrecht hebben scholieren en studenten zich op het ‘Chemieplein’ kunnen oriënteren op de diverse vervolgopleidingen en banen in de chemie. Middelen die hiervoor werden ingezet zijn de beursstand ‘Feelthe-Chemistry’, de gelijknamige internetsite en de verspreiding van 18.000 VNCI-Onderwijsspecials. Naast dit gezamenlijke initiatief participeert de VNCI ook in Jet-Net om samen met het bedrijfsleven, de overheid en onderwijsorganisaties de instroom van bètastudenten in technische studies te bevorderen. Om ook vanaf het begin van het voortgezet onderwijs bij scholieren de interesse voor chemie te wekken, is vernieuwing van de inhoud van het vak nodig. De commissie Van Koten heeft in overleg met deskundigen voorgesteld om niet alleen de inhoud te actualiseren, maar om ook meer gebruik te maken van concrete, herkenbare voorbeelden voor de scholieren. Zo worden bijvoorbeeld in de lesstof de eigenschappen en de moleculaire basis van bijzondere materialen uit kleding, mobieltjes en scooters opgenomen. De VNCI heeft aan de voorstellen meegewerkt en is verheugd dat het ministerie de voorstellen heeft overgenomen. De vernieuwingen zijn in gang gezet en worden op termijn daadwerkelijk doorgevoerd in de centraal schriftelijke examens.
De chemische industrie is een moderne bedrijfstak waarin de medewerkers voortdurend op de hoogte blijven van de nieuwste, technische ontwikkelingen. In de bedrijven is van oudsher veel aandacht voor competentieontwikkeling en vaktrainingen. Opleidingsinstellingen zouden hier, veel meer dan nu het geval is, een rol in kunnen spelen. Naast de succesvol gebleken beroepsopleidingen tot VAPRO-D en de duale hbo-opleidingen is in 2003 ook de duale opleiding tot scheikundig ingenieur van start gegaan aan de technische universiteit van Eindhoven. Medewerkers van diverse chemiebedrijven maken inmiddels gebruik van deze combinatie van werken en studeren. Daarnaast is in samenwerking met de universiteit Utrecht de Graduate School Applied Sciences, met het promotietraject ‘Applied Sciences’, opgericht. Dit promotietraject biedt academici die werkzaam zijn in de chemische industrie de mogelijkheid om aan de universiteit nieuw ontwikkelde kennis en inzichten verder te verdiepen.
VNCI Jaarverslag 2003
Onderwijs en onderzoek
11 Innovatie vraagt om samenwerking Voor een innovatieve Nederlandse chemische industrie is een Nederlandse kennisinfrastructuur met de beschikbaarheid van voldoende onderzoekers én de subsidieregeling voor onderzoek- en ontwikkelingswerk (WBSO) van levensbelang. Het chemisch onderzoek fungeert als een belangrijke motor voor de Nederlandse kenniseconomie. Bedrijven en onderzoeksinstellingen profiteren van de samenwerking en afstemming in onderzoekscholen en topinstituten zoals bij het landelijk Katalyse-onderzoek of in het Dutch Polymer Institute (DPI). Overheidssteun is, ook op de langere termijn, voor dergelijke initiatieven onontbeerlijk. Het gezamenlijke onderzoek en de uitwisseling van kenniswerkers, zoals in een promotie ‘Applied Sciences’, spelen een belangrijke rol in het afstemmen van het onderzoek op de maatschappelijke vraag. Bovendien zal de uitwisseling van kennis en de samenwerking vaker leiden tot daadwerkelijke innovatie binnen bedrijven.
Mevrouw dr. S.F. Brouwer-Keij MBA, speerpuntmanager Onderwijs en onderzoek
Kennis en ervaringen uitwisselen Studenten klaar voor de arbeidsmarkt
VNCI Jaarverslag 2003
Er wordt veel gesproken over het samenvoegen van universitaire opleidingen en hbo-opleidingen. Net als de VNCI deel ik het standpunt dat dit niet gewenst is. Daar zijn in mijn optiek twee belangrijke redenen voor. Ten eerste het verschil in oriëntatie van de opleidingen; hbo-opleidingen hebben
12
een meer beroepsgerichte oriëntatie terwijl universiteiten meer wetenschappelijk georiënteerd zijn. In de tweede plaats het profiel van de studenten; de affiniteit van de één past meer bij een hboopleiding, dat van de ander bij een wo-opleiding. Studenten hebben na afloop van hun studie een werkniveau bereikt, maar dat wil niet zeggen dat ze altijd klaar zijn voor de arbeidsmarkt.
Leren moet levenslang Om een beroep te kunnen uitoefenen zijn kennis en competenties nodig. Universiteiten en hogescholen leveren hieraan een bijdrage. Daarna moet het eenvoudiger zijn om na een periode van werkervaring weer te kunnen instappen binnen een universiteit of hogeschool. Hier zou dan verdere studie, aansluitend bij de verworven kennis, moge-
lijk moeten zijn. Ook andersom, kennis en ervaringen in een werkomgeving opdoen tijdens een studie, moet worden gestimuleerd. Bedrijven, opleidingsinstellingen en overheid moeten gezamenlijk nadenken hoe echt invulling kan worden gegeven aan het thema ‘een leven lang leren’. Een bacheloropleiding afronden, daarna een tijd gaan werken en dan pas een masterstitel halen, past in dit plaatje. Ook een ontwikkeling als de Graduate
Geen belangstelling vormt grootste bedreiging Onze samenleving zit vol met chemie en biotechnologie. We realiseren ons helaas te weinig dat ons leven zonder technologische en innovatieve producten eigenlijk ondenkbaar is. Maak mensen hier meer bewust van door de bètacomponent in het onderwijs laagdrempelig en concreet te maken. Niet alleen op universiteiten en hogescholen, maar in het gehele onderwijs. Geen belangstelling voor natuurwetenschappen, en specifiek voor de chemie, is in mijn optiek de grootste bedreiging voor het behoud van de chemiekennis in Nederland. En dat is van directe invloed op het onderwijs- en onderzoeksklimaat in Nederland.
Mevrouw prof. dr. M.C.E. van Dam-Mieras is voorzitter van de KNCV, hoogleraar natuurwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland en had zitting in de commissie Van Koten.
VNCI Jaarverslag 2003
school of Science past hierin. Een duale opleiding chemisch ingenieur mag wat mij betreft best door meer universiteiten gedragen worden. Dit soort initiatieven juich ik van harte toe.
13
Eigen verantwoordelijkheid nemen voor veilige productie, gebruik en verwerking van stoffen door het bedrijfsleven. Mogelijke restricties aan productie en gebruik moeten zijn gebaseerd op geharmoniseerde EU-wetgeving en onderbouwd met vastgestelde risico’s.
VNCI Jaarverslag 2003
Van voorontwerp naar voorstel
14
Op 29 oktober 2003 is het langverwachte voorstel van de REACH-verordening gepubliceerd door de Europese Commissie. Centraal in REACH staat één geïntegreerd systeem voor de registratie, de evaluatie en de autorisatie van circa 30.000 chemische stoffen. Het doel van de verordening is tweeledig. Aan de ene kant beoogd het de bescherming van mens en milieu op hoog niveau te waarborgen. Terwijl aan de andere kant het behouden en zo mogelijk verbeteren van het concurrentievermogen van de chemiebedrijven, centraal staat. Aan de publicatie is een jarenlang intensief proces van overleg en inspraak voorafgegaan. Dit proces leidde uiteindelijk in mei 2003 tot de publicatie op het internet van het voorontwerp. Belanghebbenden hebben hier massaal op gereageerd. Binnen twee maanden ontving de Commissie meer dan 6.400 reacties van bedrijven, brancheorganisaties, overheden, milieu- en consumentenorganisaties, werknemersorganisaties en burgers.
Serieuze bezwaren en gevolgen De VNCI heeft in haar reactie gepleit voor het opnemen van een snelle en simpele methode om stoffen te beoordelen ten behoeve van prioritering. De methode zoals ontwikkeld door het European Centre for Ecotoxicology and Toxicology of Chemicals (ECETOC) kan hiervoor als basis dienen. De VNCI heeft grote bezwaren tegen het opnemen in REACH van de verplichting voor polymeren en tussenstoffen, omdat de reikwijdte van REACH hiermee te omvangrijk wordt. Om bureaucratie te voorkomen, heeft de VNCI het voorstel gedaan voor de oprichting van één verantwoordelijke instantie voor de registratie en de beoor-
deling van de chemische stoffen. Uit diverse Europese studies blijkt bovendien dat het REACHvoorstel grote sociaal-economische gevolgen heeft. De onderzoekers houden serieus rekening met het verlies van arbeidsplaatsen en know-how in Nederland, de vermindering van het bruto binnenlands product en het risico van verplaatsing van de productie van stoffen en producten naar landen buiten de Europese Unie. Het voorstel wordt nu beoordeeld door het Europees Parlement en de Raad voor het Concurrentievermogen, bestaande uit de ministers van Economische zaken van de lidstaten. In het voorstel blijven de belangrijkste bezwaren van de VNCI bestaan. Het is nog steeds te bureaucratisch, een goede prioritering ontbreekt en er is nog steeds geen goede en onafhankelijke studie naar de economische gevolgen van REACH. Reden voor de VNCI om hierover in de laatste maanden van 2003 intensief te overleggen met zowel de Nederlandse europarlementariërs als de minister van Economische Zaken. Deze gesprekken worden met het oog op het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in 2004 ook verder geïntensiveerd.
REACH-studies De VNCI en een groot aantal leden zijn niet alleen nauw betrokken bij de beoordeling van het REACHvoorontwerp en het uiteindelijke voorstel, maar ook bij de uitvoering van andere vrijwillige initiatieven, zoals het High Production Volume-programma (HPV) en het Long-range Research Initiative (LRI). Bij deze initiatieven gaat het om studies naar de risico’s en effecten van chemische stoffen op de gezondheid en het milieu. Twee projecten leveren daarbij een waardevolle bijdrage aan de ontwikkeling van een uitvoerbare
VNCI Jaarverslag 2003
Stoffenbeleid
15 en efficiënte REACH-regelgeving. Het eerste project betreft een proefproject dat begin 2004 start. Samen met de Europese overheden worden de REACH-procedures in de praktijk getest. Het tweede project is een REACH Business Impact Study naar de economische gevolgen van REACH voor het Nederlandse bedrijfsleven. KPMG en TNO voeren de studie uit, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Met name de gevolgen voor de middelgrote en kleinere ondernemingen worden onderzocht. Medio 2004 is deze studie afgerond. Het jaar 2004 is cruciaal voor de ontwikkeling van REACH. Het is heel goed mogelijk dat de afrondende beoordeling van het voorstel door de Raad voor het Concurrentievermogen en het Europees Parlement tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004 plaatsvindt.
Het nationale SOMS-beleid in goede banen leiden In 2003 is door het ministerie van VROM getracht het Nederlandse emissiebeleid drastisch aan te scherpen. Voor circa 300 stoffen, die voldoen aan de niet-wettelijk vastgestelde ‘Zeer Ernstige Zorg’criteria uit SOMS, zou moeten worden gestreefd naar een ‘nul-emissie’. Bovendien moest hierover gerapporteerd worden in het milieujaarverslag. De VNCI en VNO-NCW hebben zich fel verzet tegen deze invulling van het emissiebeleid omdat het beleid daardoor veel strenger is dan in de ons omringende landen. En dit is in strijd met het regeringsbeleid dat expliciet stelt dat
Drs. P.F. Noordervliet, speerpuntmanager Stoffenbeleid
De Nederlandse rol in het Europese
Nederland geen nieuw beleid zal introduceren dat stringenter is dan de Europese normen voorschrijven. Ook de vergunningverleners gaven aan dat de nieuwe eisen niet uitvoerbaar zijn. Na intensieve gesprekken met de overheid in het najaar van 2003, is uiteindelijk overeengekomen dat een dergelijke minimalisatie- en verslagplicht vooralsnog uitsluitend gaat gelden voor stoffen waarvoor in internationale kaders een dergelijke doelstelling is overeengekomen. De lijst van minimalisatieplichtige stoffen zal in 2004 worden vastgesteld en zal naar verwachting circa 60 stoffen bevatten.
Goed en zorgvuldig beleid Landen met chemische industrie hebben een groot belang bij een goed en zorgvuldig Europees stoffenbeleid. Hun actieve rol daarin is vanzelfsprekend. Centraal in het Nederlandse stoffenbeleid staat het beschikbaar hebben van de informatie over chemische stoffen en de verantwoordelijkheid om dit goed in de keten op te nemen. Nederlandse bedrijven en overheid zijn hier al langer mee bezig en hechten er belang aan dit ook in het Europese REACH-beleid terug te zien.
VNCI Jaarverslag 2003
Stimulans, maar ook zorg
16
In 2003 ontvingen de vergunningverleners bij provincie en gemeente van de overheid een richtlijn over de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vergunningen. Omdat hierin werd verwezen naar het niet-wettelijk verankerde SOMS-beleid, heeft het bedrijfsleven tegen de richtlijn bezwaar aangetekend. Naar verwachting zal hierover in de loop van 2004 meer duidelijkheid komen.
Van REACH kan met name op het gebied van R&D een stimulans voor de industrie uitgaan. Het onderzoek naar alternatieve stoffen zal, mijns inziens, een extra impuls krijgen. Zo ook de noodzaak van verder en dieper onderzoek naar mogelijkheden van bestaande stoffen. Maar de uitvoering en de handhaving van de REACH-voorschiften kan ook kostenverhogend werken. Bedrijven zullen dus zorgvuldig
gaan kijken naar het productenassortiment en de productieprocessen om zo kostenefficiĂŤnt mogelijk te produceren. Vanuit het ministerie van EZ ondersteunen wij de zorg van de bedrijven over de invloed van REACH op de concurrentiepositie en de werkgelegenheid in Nederland. Niet voor niets hebben wij daarom KPMG en TNO de opdracht gegeven om studie naar de economische effecten van REACH voor het Nederlandse bedrijfsleven te verrichten.
De samenwerking Bij de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven heb je te maken met tegenstrijdige belangen. In het algemeen kan je stellen dat de samenwerking soepel verloopt. Het ministerie van EZ begrijpt makkelijker waar het bedrijfsleven om vraagt. Dat is ook inherent aan waar wij voor staan. Dat het ministerie van VROM meer moeite heeft om de industrie voor haar gezichtspunten te winnen, is denk ik te begrijpen. Tot nu toe zijn we
er nog steeds met elkaar uitgekomen, al blijven er verschillen van inzicht tussen VROM en de VNCI over de toepassing van het SOMS-beleid in Nederland. EZ werkt eraan om deze verschillen te overbruggen.
Drs. F.H. von Meijenfeldt is hoofd van de Kennisgroep Duurzame Ontwikkeling bij het ministerie van Economische zaken en als zodanig medeverantwoordelijk voor de Nederlandse inbreng in de EU-onderhandelingen over REACH.
VNCI Jaarverslag 2003
stoffenbeleid
17
Veiligheidsprestaties en -resultaten van de chemische industrie verbeteren, evenals de perceptie daarvan bij het grote publiek.
Werken aan veiligheid
VNCI Jaarverslag 2003
Voor de chemische industrie is veiligheid en de acceptatie daarvan, door met name omwonenden, één van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen blijven produceren. Niet alleen de daadwerkelijke veiligheid, maar ook het gevoel van veiligheid zijn hierbij van belang. De veiligheid beperkt zich niet alleen tot de eigen locatie, maar bevat bijvoorbeeld ook het transport van stoffen buiten de poort.
18
Om te blijven werken aan het gevoel van veiligheid is open communicatie cruciaal. Dit verschaft inzicht in de wijze waarop met de veiligheid wordt omgegaan en welke verbeteringen nodig zijn. Ook de informatie naar de afnemers in de keten vraagt steeds meer aandacht. Afnemers moeten veilig kunnen werken met de vele producten waar de markt om vraagt. De afgelopen jaren is geconstateerd dat het veilig werken met stoffen bepaald wordt door de toegankelijkheid van de beschikbare informatie en het kennisniveau bij de afnemers. Aan beiden ontbreekt het nogal eens.
Metaalunie, de vereniging FME-CWM en de Vereniging Afvalbedrijven, de informatievoorziening over koel-, snij- en smeeroliën te verbeteren. Met de Nederlandse Vereniging van Rubber- en Kunst-stoffabrikanten (NVR) wordt een nieuw, on-line kennissysteem opgezet om bedrijven in deze sector een beter beeld te geven van de arbo- en milieurisico's die personeel lopen.
Ketenstudies externe veiligheid In 2003 is de VNCI nauw betrokken geweest bij het project ‘ketenstudies’ van het ministerie van VROM. Het project is opgezet om de aandachts- en knelpunten op extern veiligheidsgebied in kaart te brengen en hiervoor oplossingen te ontwikkelen. De studie richt zich met name op de ketens voor ammoniak, chloor en LPG. Op politiek niveau moeten op basis van de aangedragen oplossingen en de kosten- en batenanalyse, keuzes worden gemaakt.
Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO ’99)
Programma VASt In 2003 is hiervoor het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) gestart. Doel van dit programma is de informatieoverdracht van chemische stoffen en het kennisniveau in bedrijven, branches en ketens te verbeteren. Doelstellingen en instrumenten hiervoor zijn vastgelegd in het Convenant Stoffen. De branches die dit convenant onderschrijven, zullen in de loop van 2004 hun plannen voor de invulling en uitwerking van het VASt-programma ontwikkelen. De VNCI zal aan het VASt-programma bijdragen door, in samenwerking met de Koninklijke
De uitvoering van het BRZO levert in de praktijk veel problemen op, met name bij de handhaving. In 2003 heeft Cap Gemini Ernst & Young een evaluatie van de uitvoering van het BRZO gehouden. De conclusies waren voor het bedrijfsleven niet verrassend. De kennis en capaciteit bij veel overheidsinstanties laat sterk te wensen over en er wordt te weinig rekening gehouden met de voorzieningen die binnen bedrijven reeds aanwezig zijn. Het wachten is nu op de beleidsconclusies. Zonder een grondige aanpak van de regeling en de uitvoering zal er niet veel kunnen veranderen.
VNCI Jaarverslag 2003
Veiligheid
19 Arbowetgeving vereenvoudigen Het kabinet heeft het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot ĂŠĂŠn van haar beleidsdoelstellingen gemaakt. In de praktijk blijkt vaak dat de Nederlandse regelgeving verder gaat dan de Europese en dat er juist meer regels bijkomen. In 2003 is de notitie 'Deregulering en vereenvoudiging Arbo-wetgeving' gepubliceerd. In deze notitie heeft de VNCI, via VNO-NCW, bezwaar gemaakt tegen de vele regels in de huidige Arbo-wet. De regels worden bestempeld als ingewikkeld, onderling met elkaar in conflict en dragen nauwelijks bij aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Om aan de regels te voldoen, maken de (chemische) bedrijven hoge kosten. Bij het bedrijfsleven bestaat de indruk dat het verminderen van de regelgeving en het terugdringen van de administratieve lasten alleen met de mond beleden wordt en nog niet leidt tot concrete uitwerking. Het zal voor ondernemingen veel inspanning vergen om dit onderwerp op de politieke agenda te krijgen en te houden.
J.A.G. Verhoef, speerpuntmanager Veiligheid
Veiligheid op een hoger niveau tillen
Verantwoordelijkheid als uitdaging
VNCI Jaarverslag 2003
Met de interne veiligheid van de chemische industrie in Nederland hebben we in 2003 weer een aantal stappen vooruit gezet. Op het gebied van de externe veiligheid heeft de overheid, als gevolg van meer geregistreerde ongevallen, een waarschuwende vinger opgestoken. Deze waarschuwing wordt door bedrijven serieus genomen.
20
Daarbij moet niet voorbij worden gegaan aan het toenemende aantal inspecties waarmee bedrijven als gevolg van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) worden geconfronteerd. Anders dan vroeger vraagt de uitvoering van het BRZO om coördinatie tussen de drie verschillende instanties; het bevoegd gezag voor de Wet milieu-
beheer, de Arbeidsinspectie en de brandweer als de coördinator van de rampenbestrijding. Voor bedrijven zijn de vele inspecties en het ontbreken van coördinatie op de uitvoering een extra belasting. Niet alleen hebben bedrijven te maken met meerdere instanties. Die instanties hanteren ook nog eens verschillende normen en tegenstrijdigheden. Het spreekt voor zich dat dit alles de efficiency en de veiligheid niet ten goede komt.
Via een pilot wordt samen met tien bedrijven en de drie verantwoordelijke instanties onderzocht hoe de coördinatie en de uitvoering van de inspecties kunnen worden verbeterd. Dat de overheid de verantwoordelijkheid voor veiligheid bij de bedrijven legt, is terecht en moeten we als een uitdaging zien om de veiligheid op een nog hoger niveau te brengen. Helaas moeten
Effecten en risico’s Bij het opstellen van de regels en richtlijnen wordt voornamelijk gekeken naar de effecten van risico’s. Naar mijn mening moet er juist meer gekeken worden naar de risico’s zelf en niet alleen naar de effecten. In de chemische industrie hebben we dusdanig goede en strenge veiligheidsmaatregelen dat de kans dat een effect daadwerkelijk optreed, soms verwaarloosbaar klein is. Misschien moeten we meer gaan uitleggen hoe veilig de chemische industrie is en wat we eraan doen om dat zo te houden.
Ir. E.L. de Graaf is EH&S Director en lid van de raad van bestuur bij Dow Benelux, en voorzitter van de beleidsgroep Milieu & Veiligheid van de VNCI.
VNCI Jaarverslag 2003
bedrijven met steeds meer regels- en richtlijnen rekening houden. Naast het BRZO hebben we ook te maken met het SOMS-beleid, de ZEZ-lijst, de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) en zelfs de Europese flora- en fauna beschermingsrichtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn), om er maar een paar te noemen. Er gaat veel tijd en mankracht zitten in het bijhouden van alle uitvloeisels van de regels, die ook steeds complexer lijken te worden. Dit alles gaat ten koste van het vestigings- en ondernemersklimaat in Nederland.
21
De onderwerpen energie, onderwijs en onderzoek, stoffenbeleid en veiligheid staan centraal in het speerpuntenbeleid van de VNCI. Belangen die niet specifiek aan één van de speerpunten zijn toe te wijzen, zoals financieeleconomische zaken, duurzaam ondernemerschap of activiteiten gericht op het MKB, worden behartigd vanuit het speerpunt Belangenbehartiging.
Buitenlandse economische betrekkingen en douanezaken
VNCI Jaarverslag 2003
In 2003 lag het zwaartepunt van belangenbehartiging op buitenlandse economische betrekkingen, douanezaken en het MKB-segment van de chemische industrie.
22
de chemische industrie mogelijk op terreinen als antidumping, chemische wapens, staatssteun, de suikerrestitutie regeling, dual pricing van gas, de uitbreiding van de EU en de toetreding van Rusland tot de Wereld Handels Organisatie. Ook het volgen van het lidmaatschap van China tot deze organisatie maakt onderdeel uit van overleg. Alle notificaties van ontwerpwetsvoorstellen die handelsbelemmeringen kunnen opleveren voor de chemische bedrijven, worden vanaf medio 2003 wekelijks geplaatst op de VNCI-website. Deze notificaties zijn afkomstig van de Europese Commissie of van de Wereld Handels Organisatie.
De besluitvorming over de uitbreiding van de Europese Unie van 15 naar 25 landen is in 2003 definitief afgerond. Op 1 mei 2004 treden 10 landen toe tot de EU. Op handelspolitiekterrein nemen de nieuwe lidstaten de wetgeving van de 15 huidige EU-landen over. De lopende antidumping zaken tegen bedrijven in de toetredende landen komen te vervallen. In de overgangsfase is alertheid op de concurrentievervalsende staatssteun van de overheden geboden.
Chemisch Midden- en Klein Bedrijf (MKB)
VNCI-leden hebben ook dit jaar gebruikgemaakt van de mogelijkheid om tariefschorsingen aan te vragen. De aanvragen die per 1 januari 2004 van kracht worden, omvatten besparingen tot 560.000 euro aan schorsingen en 5,3 miljoen euro aan contingenten. Per 1 juli 2004 zal daar ruim 610.000 euro aan schorsingen en 825.000 euro aan contingenten bij komen als gevolg van later ingediende aanvragen. De nieuwe lidstaten hebben in 2003 al in ruime mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om schorsingen aan te vragen. Wereldwijd is internationale regelgeving vastgelegd in economische verdragen en richtlijnen. De naleving, toepassing en aanpassing hiervan vindt plaats in nauw overleg met vertegenwoordigers van het ministerie van Economische Zaken. Dit maakt het efficiënt bemiddelen voor
De VNCI heeft zich in 2003 onder meer gericht op het MKB-segment van de VNCI- leden. Tijdens bijeenkomsten zijn onderwerpen besproken die specifiek voor dit segment van belang zijn. Uitgangspunt is de efficiency van de aanpak van de gezamenlijke onderwerpen verhogen en toekomstige kostenreducties bewerkstelligen. De voornaamste resultaten die op initiatief van de overleggroep MKB zijn behaald, zijn de start van een onderzoek naar het opzetten van een collectieve verzekering en de studie om het aantal inspecties bij bedrijven terug te brengen. Voor de MKB-leden, maar niet uitsluitend voor hen, is de VNCI ook toegetreden tot het Members’ Benefits-programma. Met ruim 75 leveranciers van goederen en diensten zijn afspraken gemaakt over kortingsregelingen. Ook medewerkers van VNCI-leden kunnen van dit programma gebruik
VNCI Jaarverslag 2003
Belangenbehartiging
23 maken. Dat niet ieder onderwerp leidt tot efficiency bleek uit het onderzoek naar een collectieve MKBCAO. De praktische bezwaren op de invoering bleken niet op te wegen tegen het gewenste voordeel. Regelmatig heeft overleg plaatsgevonden met een zo’n breed mogelijke groep vertegenwoordigers uit het MKB. Hiermee is bereikt dat de collectieve belangen van deze voor de industrie zo belangrijke bedrijven, optimaal worden behartigd.
Drs. R. Coster, speerpuntmanager Belangenbehartiging
Verstevigen van concurrentiepositie
VNCI Jaarverslag 2003
Innovatie is nodig
24
De internationale concurrentiepositie van de Nederlandse industrie is goed. De uitbreiding van de Europese Unie met tien lidstaten is een belangrijke economische kans om die positie verder te verstevigen. Veel bedrijven zien al langer in dat met de uitbreiding een grotere interne markt ontstaat en hebben zich in die landen gevestigd. Door de lagere lonen in die landen zijn zij onder meer in staat om een gezonde en winstgevende organisatie te blijven. Het zijn niet alleen de lage lonen die hier bepalend zijn. De toetredende landen kennen een hoog opleidingsniveau en beschikken over een relatief grote hoeveelheid bèta-specialisten. Afgestudeerden op een hoog niveau die niet altijd zo snel in Nederland te vinden zijn. Door samenwerkingsverbanden aan te gaan, wordt het kennisen innovatieniveau verder opgestuwd. Innovatie en het ontwikkelen van nieuwe technieken zijn nodig voor ondernemingen om binnen Europa de boot niet te missen.
Het Acquis communautaire invoeren In het Europa met 25 lidstaten ontstaat een grote markt die vraagt om transparante, eenduidige regelgeving. Voor de exporterende Nederlandse bedrijven en de bedrijven die zich in de nieuwe lidstaten gevestigd hebben, is een eenduidige regelgeving wel zo efficiĂŤnt en noodzakelijk. De afgelopen jaren is hard gewerkt om de wet- en regelgeving, jurisprudentie en de overige afspraken die in de EU gelden, het zogenaamde Acquis communautaire, ingevoerd te krijgen. Niet alleen bij de nieuwe, maar ook bij de huidige lidstaten. De Nederlandse wetgeving bijvoorbeeld, voldoet hier al voor een zeer groot deel aan. Bij sommige nieuwe lidstaten is die Europese wet- en regel-
geving al ingevoerd, bij de overigen zal dat na een overgangsperiode ook zijn beslag krijgen. Net als binnen de EU gelden ook binnen een organisatie als de World Trade Organization (WTO) eenduidige afspraken. Een economische grootmacht als China maakt hier al onderdeel van uit. De toetreding van Rusland is op handen, maar dan wel volgens de regels van de WTO. Oneerlijke subsidie in de vorm van goedkoop gas voor de Russische industrie past daar niet in. Het ministerie van EZ, maar ook werkgeversorganisaties hebben er veel baat bij dat de toetreding van Rusland nauwlettend wordt gevolgd. Wat dat betreft is er een plezierige en professionele samenwerking met de VNCI, die weet waar zij over praat, goed is ingevoerd in Europa en de weg weet in Brussel.
Mr. drs. D.J. Bruinsma is directeur-generaal van het Directoraat-generaal voor Buitenlandse Economische Betrekkingen bij het ministerie van Economische Zaken.
De VNCI streeft naar een situatie waarin de chemische industrie duurzaam, innovatief en zorgvuldig kan ondernemen en waar haar activiteiten worden gewaardeerd als bron van welvaart en welzijn.
Duurzaam ondernemen Prominente rol voor Responsible Care Het bestuur van de VNCI heeft besloten ‘Duurzaam Ondernemen’ en de vertaling daarvan in de Triple-P benadering te aanvaarden en te gebruiken als algemene leidraad voor het duurzaam opereren van de chemische industrie in Nederland. Meer dan 65 procent van de VNCIleden voert dit wereldwijde initiatief van gedragsregels voor verantwoord ondernemen ondertussen uit. Hierbinnen past ook het besluit van het VNCIbestuur om deelname aan het Responsible Care of een vergelijkbaar programma, onderdeel te maken van het VNCI-lidmaatschap. Uit een analyse van CEFIC is gebleken dat het Responsible Care-programma van de VNCI in een vergevorderd stadium van invoering en acceptatie bij bedrijven is. CEFIC en andere zusterorganisaties zijn daarom zeer geïnteresseerd in de resultaten en de opgedane kennis en praktijkervaringen van het VNCI Responsible Care-programma. Net als vorige jaren is een door de VNCI georganiseerde zelfevaluatie uitgevoerd. Ruim 90 procent van de leden heeft hieraan deelgenomen. Bij de gebieden milieu, procesveiligheid, gezondheid en veiligheid van de werknemers, distributie en communicatie, is verdere verbetering zichtbaar. Uitzondering hierop is het aandachtsgebied Product Stewardship. Ook organiseerde de VNCI in 2003 de zogenaamde Peer Reviews. Tijdens deze interne en vrijwillige audit zijn praktische tips uit het Responsible Care-programma uitgewisseld. De bedrijven kunnen deze tips op hun eigen manier en in hun eigen tempo uitvoeren. De VNCI heeft de Responsible Care-gedachte ook uitgedragen naar studenten via het geven van gastcolleges aan de Vrije Universiteit, de Universiteit van Utrecht en de Nijmeegse Business School.
Ook zijn presentaties bij andere branches, zoals de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK) gegeven. De plek die het Responsible Care-programma inmiddels binnen de chemische industrie inneemt, vormt een goede basis voor de stap naar duurzaam produceren.
Product Stewardship als opstap Centraal bij Product Stewardship staat de verbetering van veiligheid, gezondheid en milieu (VGM) van het product in de hele keten. In 2003 zijn VNCI-leden ondersteund bij de invoering van Product Stewardship in hun organisatie. Hiervoor zijn workshops gegeven bestemd voor het business management en is de Product Stewardship-toolbox en de brochure ‘Product Stewardship voor Marketeers’ ontwikkeld. Tijdens de workshops zijn verbanden gelegd tussen Product Stewardship en de ketengerichte onderdelen van verdiepingsthema’s uit BMP-3 (de derde generatie Bedrijfs Milieu Plannen) en MJA-2 (de tweede meerjarenafspraak energie-efficiency). Hiermee wordt het belang van Product Stewardship als opstap naar duurzaam ondernemen onderstreept. Een interessante ontwikkeling is de Product Stewardship-managementtool waarmee stof- en productgegevens gebundeld worden. Deze tool kan van grote waarde zijn om op kostenefficiënte wijze tegemoet te komen aan de wettelijke verplichtingen, voortvloeiend uit bijvoorbeeld REACH.
25
De belangrijkste financieel-econo in een moeilijk jaar Een jaar met tegenwind
Fluctuerende prijzen
Economisch gezien was 2003 een moeilijk jaar. Internationaal waren de belangrijkste oorzaken de aanhoudende zwakke wereldeconomie, de oorlog in Irak en de SARS-epidemie in Azië. Ook bij de afnemers van de chemische industrie was van enige structurele opleving geen sprake. Bepalend voor het internationale economische klimaat was de hoge koers van de euro ten opzichte van de dollar. Zo verloor de dollar ten opzichte van de euro gemiddeld 20 procent in waarde. Nationaal ondervinden bedrijven hinder van de hoge loonen pensioenkosten die van invloed zijn op de internationale concurrentiepositie van Nederland.
De prijzen van de grondstoffen, de tussenproducten en de afzetprijzen werden beïnvloed door de sterke fluctuerende prijs van ruwe aardolie en de aanhoudend hoge wisselkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De prijs per vat ruwe aardolie bereikte over 2003 een recordhoogte van gemiddeld 28,8 dollar. De vorige recordprijs voor ruwe aardolie werd in 2000 behaald met een gemiddelde van 28 dollar. Ten opzichte van 2002 steeg de gemiddelde prijs met 4,4 dollar per vat. De afzetprijzen voor de Nederlandse producenten zijn volgens de laatste cijfers van het CBS gemiddeld nagenoeg gelijk gebleken aan die in 2002.
VNCI Jaarverslag 2003
Lichte productie- en omzetstijging
26
Ondanks een moeilijke periode in vooral het derde en vierde kwartaal heeft de Nederlandse chemische industrie een lichte stijging van 3 procent van het productievolume weten te realiseren. De chemische industrie was daarmee een van de best presterende sectoren in Nederland. Ook in vergelijking met de totale Europese industrie (zie grafiek p. 29) heeft het productievolume van de Nederlandse chemische industrie zich gunstig ontwikkeld. De groei in het productievolume van de Europese chemische industrie was, net als in 2002, het grootst in de sector farmaceutische grondstoffen en producten. De Nederlandse groei werd onder meer gerealiseerd door investeringen in nieuwe installaties die gespreid over het jaar in gebruik zijn genomen. Ook het optimaliseren van de productiecapaciteit en -efficiëntie van bestaande installaties, droeg aan de groei bij. In Nederland was de productiegroei in de basischemie gemiddeld nagenoeg gelijk aan die van de eindproducten. Volgens cijfers van het CBS was binnen de eindproducten de groei het grootst bij kleefstoffen, etherische oliën en fotochemische producten. De groei in de sectoren zeep- en reinigingsmiddelen, farmaceutica en verf en lakken was in 2003 minder. Met een lichte stijging van de omzet van 3 procent heeft de Nederlandse chemische industrie in 2003 goed stand weten te houden en was het één van de snelst groeiende sectoren van de Nederlandse industrie.
Kostenbeheersing Ondanks de moeilijke omstandigheden en de marges die onder druk staan, hebben de bedrijven door herstructurering en kostenbeheersing hun bedrijfsresultaat op diverse punten verbeterd en plukken zij daar al de vruchten van. Toch zijn ook in 2004 reorganisaties en het beheersen van de kosten nodig om positieve resultaten te behalen. De hoge kosten voor energie en grondstoffen zijn de belangrijkste remmende factor in het economische herstel van de basischemie.
Export De exportwaarde viel met ruim 1 procent in 2003 iets hoger uit dan in 2002. Met name de uitvoer van etherische oliën, zeep, was- en reinigingsmiddelen en parfumerieën droeg bij aan de toename. De exportwaarde van organische producten nam af. Een kwart van de export bestaat uit deze producten. De waarde van de export naar landen buiten de Europese Unie nam met 4,5 procent toe. De export naar landen binnen de EU, die circa 72 procent van de waarde uitmaakt, steeg minder dan 1 procent. De totale exportwaarde was hierdoor licht hoger dan in het voorgaande jaar.
Statistische gegevens Nederlandse chemische industrie (in miljoenen euro’s) Jaar
Omzet
Banen (fte’s)
Investeringen
Import
Export incl. doorvoer
1994
19676
81750
1193
13391
19982
1995
23832
80400
1202
16008
24718
1996
23832
79000
1496
16822
25370
1997
25664
79000
1486
18881
27995
1998
26306
79100
1935
19622
28403
1999
27273
78000
1955
19651
28792
2000
32900
77250
1815
24096
36067
2001
32905
76500
1900
24785
36915
2002
32975
75000
1810
25020
38332
2003
34025
73000
1700
24680
38730
+ 3%
-3%
- 6%
-1%
+1%
mutatie Bron VNCI en CBS
Productie- en prijsindexgegevens Nederlandse chemische industrie Productie index
Prijsindex
Jaar
Totale industrie
Buitenland
Totale afzet
1994
85
80
96
95
93
94
88
1995
88
86
100
100
100
100
86
1996
89
83
102
98
98
98
87
1997
91
88
107
103
102
102
87
1998
94
88
100
98
98
98
88
1999
96
93
104
99
94
95
86
2000
100
100
135
116
110
112
86
2001
99
103
134
119
109
111
86
2002
98
107
129
115
104
106
86
2003
95
110
132
116
104
106
86
-2%
+3%
+2%
+1%
0
0
0
mutatie Bron VNCI en CBS
Chemische Grondstoffen Binnenland industrie en hulpstoffen
Bezettingsgraad in %
VNCI Jaarverslag 2003
mische ontwikkelingen
27
Kwartaalomzet chemische industrie 2000 tot en met 2003
VNCI Jaarverslag 2003
Bron VNCI en CBS
Productievolume kwartaal ontwikkelingen 2000 tot en met 2003
28
Bron VNCI en CBS
VNCI Jaarverslag 2003
Productie-index Europese industrie en Nederlandse chemische industrie 2000 tot en met 2003
29
Bron VNCI en CBS
Productievolume ontwikkeling basis- en eindproducten per kwartaal 2000 tot en met 2003
Bron CBS
Afzetprijsontwikkeling per kwartaal 2000 tot en met 2003
VNCI Jaarverslag 2003
Bron VNCI en CBS
Prijsontwikkeling van ruwe aardolie van 2000 tot en met 2003 (in Amerikaanse dollars per vat)
30 Bron VNCI
Prijsontwikkeling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar van 2000 tot en met 2003
Bron VNCI
Jaar in gebruikname Kwartaal
2000 2000 2000 2000 2000 2000 2000 2001 2001 2001 2002 2002 2002 2002
I I II IV IV III IV I I I
2002 II 2002 II
Bedrijf
Locatie
Product(groep)
Capaciteit/ uitbreiding
Diosynth B.V. GE Plastics B.V. DSM Hoek Loos Shell Nederland Chemie B.V. Dow Benelux B.V. Dow Benelux B.V. DSM Food Specialties Fuji Photo Film B.V. Resolution Nederland B.V. DSM Melamine Dow Benelux BV DSM Special Products B.V. Engelhard De Meern B.V. met Sasoll DuPont de Nemours Nederland B.V. Lyondell Chemie Nederland B.V. Shell Nederland Chemie B.V. Dow Benelux B.V. DSM HPF B.V. Dow Benelux B.V. Dow Benelux B.V. Dow Benelux B.V. DSM Elastomers
Oss Bergen op Zoom Emmen Botlek Moerdijk Delfzijl Terneuzen Delft Tilburg Pernis Geleen Terneuzen Botlek De Meern
farmaceutica polycarbonaat extrusielijnen polyamide 6 engineering plastics gasnet voor perslucht Etheenkraker MDI polyol 7ADCA lithofilm Glycidyl Ester melamine etheen benzoëzuur en benzoaat co-katalysatoren
– verdubbeling – – plus 250 kton/jr plus 60% 88 kton/jr – – 20 kton/jr 30 kton/jr plus 600 kton/jr – –
Dordrecht
viton rubber
–
Botlek
butaandiol: BDO
125 kton/jr
Pernis Terneuzen Geleen Terneuzen Terneuzen Delfzijl Geleen
glycolethers: drie soorten proxitol cumeen Dyneema latex ABS-resin MDI EPDM-rubber
Moerdijk Geleen Botlek Moerdijk Terneuzen Botlek Botlek Emmen Botlek Pernis Veendam Botlek Oss Moerdijk Weesp Weesp Olst
benzeen PP:polypropyleen MDI polybuteen-1: PB-1 polyetheen uitbreiding chloorelektrolyse propyleenoxide en styreenmonomeer vezels Syngas polyolenfabriek Mg-verbindingen vinylchloride monomeer farmaceutica ethyleenoxide farmaceutica farmaceutica farmaceutica
100 kton/jr 300 kton/jaar 600 ton/jr 90 kton/jr plus 76 kton/jr plus 80 kton/jr plus 80 kton: verdubbeling 500 kton/jr 330 kton/jr debottlenecking 45 kton/jr plus 300 kton/jr plus 90 kton/jr –
2002 2002 2002 2002 2002 2002 2002
II III III IV IV IV IV
2002 2002 2003 2003 2003 2003 2003
IV IV I I II II
Shell Nederland Chemie B.V. Sabic Huntsman Holland B.V. Basell B.V. Dow Benelux B.V. Akzo Nobel Base Cemicals Lyondell Chemie Nederland B.V.
2003 2003 2003 2003 2003 2003 2004 2004 2005 2005
II II II III IV IV I IV I I
Teijin Twaron B.V. Air Liquide Shell Nederland Chemie B.V. Kisuma Chemicals B.V. Shin-Etsu PVC B.V. Diosynth B.V. Shell Nederland Chemie B.V. Solvay Pharmaceuticals Solvay Pharmaceuticals Solvay Pharmaceuticals
plus 7,5 kton/jr – 50 kton/jr plus 4 kton/jr plus 100 kton/jr – – – –
VNCI Jaarverslag 2003
Overzicht van de gerealiseerde en geplande investeringen in de Nederlandse chemische industrie vanaf 2000
31
VNCI in andere organisaties Stichting C3 Stichting Communicatie Centrum Chemie (C3) wil aan het onderwijs en de media onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde informatie verschaffen, die bijdraagt tot een evenwichtige beeldvorming over de chemie, de chemische industrie en de beroepsactiviteiten die daarbij een rol spelen. C3 is opgericht in 1993 en is een gezamenlijk initiatief van de VNCI, de KNCV en de NVON.
VNCI Jaarverslag 2003
Onder de noemer ‘Spelen met Chemie’ ontwikkelt C3 diverse activiteiten voor het primair onderwijs en de basisvorming voor het voortgezet onderwijs. Tijdens workshops door het hele land hebben docenten van basisscholen en PABO-studenten kennis gemaakt met de mogelijkheden voor chemie in het basisonderwijs. Door zelf proeven te doen, merken en zien ze hoe leuk chemie kan zijn. Op deze manier wil C3 docenten stimuleren meer met chemie te doen in de klas.
32
Voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is in 2003 voornamelijk aandacht besteed aan betere beroepenvoorlichting. Uit onderzoeken blijkt namelijk dat leerlingen geen goed beeld hebben van de beroepen in en rond de chemie en daarom niet zo snel kiezen voor een opleiding hierin. Om daar verandering in te brengen, heeft C3 de krachten gebundeld met de VNCI, KNCV, VAPRO-OVP, Stichting PAS en de Nederlandse universiteiten met een chemische opleiding. Onder de naam ‘Feel the Chemistry’ is de beroepen website www.feelthechemistry.nl ontwikkeld. Op de Studie Beurs 2003 in de Jaarbeurs in Utrecht konden leerlingen van middelbare scholen zich bij het 100 m2 grote chemieplein oriënteren op de opleidingsmogelijkheden in de chemie. Met Axis is in 2003 het project ‘Promotie chemie en science in het basisonderwijs en vmbo’ afgerond. Verdere ontwikkeling van het vmbo-werkveld vindt ook plaats met de stichting Máák het in de Techniek (MIT) en vijf procestechniekbedrijven waarmee gezamenlijk een werkplek procestechniek voor vmbo-leerlingen is ontwikkeld. Hierin maken de leerlingen op een praktische en aansprekende wijze kennis met de procestechniek en kunnen zij zich oriënteren op beroepen in deze sector, zoals operator, laborant of technicus.
‘Laat je verrassen’ is de titel van de nieuwe proevenwaaier van C3. Ter gelegenheid van het tienjarig jubileum van C3 is deze waaier, met tien eenvoudige chemische proeven, ontwikkeld. De nieuwe proevenwaaier volgt het concept van de eerder verschenen, succesvolle C3-producten. Alle experimenten zijn uit te voeren met huis-, tuin- en keukenmaterialen, zodat kinderen zelfstandig chemie ontdekken. De waaier is bedoeld voor kinderen tussen de negen en twaalf jaar en is verspreid op basisscholen, tijdens de (wetenschaps)evenementen en tijdens de workshops van C3. Van de jubileumwaaier zijn in totaal 30.000 exemplaren gedrukt. Het afgelopen jaar heeft C3 verschillende samenwerkingsprojecten met het bedrijfsleven uitgevoerd. Met Diosynth en Organon is materiaal ontwikkeld voor het basisonderwijs en het vmbo. In het ‘dream project’ van DSM is een droomkist ontworpen met daarin verschillende proeven waarmee leerlingen van basisscholen op een leuke manier kennis kunnen maken met de chemie. Ook was C3 in 2003 aanwezig op congressen, techniekdagen en andere manifestaties, zoals tijdens het Wetenschapsfestival aan de kade bij NEMO in Amsterdam. Drs. A.J. Mast, directeur C3
In 2002 heeft het VNCI-bestuur besloten om per 1 januari 2003 de aan de VNCI gelieerde organisaties Chemserve en Synchem samen te voegen tot het nieuwe dienstencentrum SynChem Plus. Centraal in deze nieuwe organisatie staat de ondersteuning van individuele bedrijven in de ontwikkeling, overdracht en uitwisseling van kennis en technologie. SynChem Plus richt zich hierbij met name op de middelgrote en kleine chemische bedrijven in Nederland. SynChem heeft een pool van adviseurs met elk een eigen specialisme tot haar beschikking, aangevuld met specialisten uit samenwerkende kenniscentra. SynChem Plus benadert klanten niet meer vanuit de technologische mogelijkheden, maar meer vanuit de problemen of knelpunten die de klant ervaart in zijn bedrijfsvoering. In deze benadering, die halverwege het jaar in de markt is gezet, vindt vanuit een grondige analyse eerst een advies plaats over de oplossingsrichting en het plan van aanpak. Bij een tiental bedrijven is inmiddels een quick scan van één dag onderzoek en advies uitgevoerd en voor zes projecten is een uitgebreide studie van circa één week verricht. In het hele proces van het ontwikkelen van deze aanpak van bedrijfsondersteuning blijkt dat SynChem Plus, als verlengstuk van de VNCI, een duidelijke rol vervult bij het in de praktijk brengen van beleidspunten. Het dienstencentrum is daarbij werkzaam in een fase van het proces voordat externe adviseurs en engineering-consultants in beeld komen.
De begeleiding van de uitvoering van convenanten en meerjarenafspraken was ook in 2003 een belangrijk onderwerp. Meerdere bedrijven zijn begeleid bij het afronden en uitvoeren van hun bedrijfsmilieuplan-3 (BMP-3). Bij de uitwerking van de tweede Meerjarenafspraak (MJA-2) over energiebesparing is SynChem Plus betrokken bij de monitoring van de energieprestatie over 2002. Door SynChem Plus wordt ook een studie gedaan naar de kwaliteit van de energiebesparingplannen (EBP). In deze studie wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe de gerichtheid van het EBP is met betrekking tot ‘Good Housekeeping‘ versus verbetering en vernieuwing. In de studie wordt ook geïnventariseerd hoeveel en welke projecten bij het bedrijf nog in portefeuille zitten. Bij de ontwikkelingen van regionale chemieparken verleent SynChem Plus ondersteuning aan de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en/of het locatiemanagement. Delen van de chemische industrie worden door SynChem Plus in kaart gebracht en chemie en productketens worden beschreven. Een belangrijk punt daarin is de toekomstige positie van de vele, veelal geïsoleerd in verstedelijkte gebieden gelegen, kleinere chemielocaties. Een verhuizing naar een chemiepark lijkt op termijn een goede optie. Voor 2004 zal het accent liggen op het verder invullen en versterken van de positie van SynChem Plus als dienstencentrum en als het verlengstuk van de VNCI. Ir. J. Spaans, projectcoördinator
Veel aandacht is besteed aan de samenwerking met partijen in het kennis- en innovatie werkveld, zoals het ministerie van Economische Zaken, Novem, Senter en Syntens. De inmiddels geformeerde Adviesraad van SynChem Plus speelt hierbij een belangrijke rol. De contacten met de chemische bedrijven hebben geleid tot het opzetten van een studie binnen de Senter SKB-regeling (Subsidieregeling Kennisoverdracht Brancheorganisaties). In deze studie wordt onderzoek gedaan naar de (afval-)waterproblematiek binnen de chemie, de bekendheid met specifieke technologieën en de toepasbaarheid hiervan.
VNCI Jaarverslag 2003
SynChem Plus
33
Stichting Samenwerken voor Veiligheid
VNCI Jaarverslag 2003
De Stichting Samenwerken voor Veiligheid (SSVV) is in 1994 opgericht op initiatief van de Stichting Europoort Botlek Belangen (EBB), thans Deltalinqs, de Stichting Industriële Reiniging (SIR) en de VNCI. De stichting heeft ten doel het bevorderen van de veiligheid en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, het milieu en de kwaliteit bij bedrijven die zijn aangesloten bij aan de SSVV deelnemende (branche)organisaties. Het aantal VCA-gecertificeerde bedrijven nam in 2003 weer gestaag toe en daarmee ook het aantal diploma’s en certificaten voor ‘Basisveiligheid VCA’ en ‘Veiligheid voor Operationeel Leidinggevenden VCA’. Het jaar 2003 stond in het teken van een aantal belangrijke acties en besluiten.
34
Het project Steekproefsgewijs Conformiteits Onderzoek (SCO) dat is opgezet in overleg met de Raad voor Accreditatie, heeft inzicht gegeven in de kwaliteit van de VCA-certificering (EN 45012). Het project is volgens planning eind 2003 afgerond. De resultaten uit het eindrapport geven aan dat de kwaliteit van deze certificering veel te wensen overlaat. Met de certificatie-instellingen zijn verbeteracties overeengekomen. Bij de update van de VGM Checklist Aannemers (VCA), die begin 2004 zal worden afgerond, wordt in hoge mate rekening gehouden met de ervaringen uit het SCO-project. Niet alleen de certificatieinstellingen scoorden onvoldoende, ook de huidige VCA is op een aantal punten onvoldoende uitgewerkt, zeker waar het de verificatiepunten betreft. De verificatiepunten zullen dan ook worden vervangen door ‘minimumeisen’. In 2003 is veel tijd besteed aan het opstellen van de VGM Checklist Opdrachtgevers (VCO). Met de VCO hebben opdrachtgevende bedrijven een tool in handen om op VGM verantwoorde wijze, de VCAgecertificeerde bedrijven te betrekken bij de uitvoering van risicovolle werkzaamheden. Na een pilot zal de VCO voor het eerst in begin 2004 worden uitgegeven. Het certificatietraject voor de VCO is momenteel in voorbereiding.
In België en Duitsland neemt het draagvlak voor de internationale verspreiding van de VCA verder toe. Ook met het Verenigd Koninkrijk en Polen zijn hierover gesprekken. Naast eerdergenoemde belangrijke acties en besluiten, heeft de SSVV met de deelnemende (branche)organisaties verder gediscussieerd over de Gids Opleidingen Risicovol Werk. In 2003 is ook de op- en inrichting van een centrale itembank afgerond waarmee per 1 januari 2004 examens voor VCA-kwalificaties kunnen worden gegenereerd. De VCA-Nieuwsbrief mag zich verheugen in een grote belangstelling. De nieuwsbrief verschijnt in beperkte oplage op papier voor bij de SSVV aangesloten organisaties en is eveneens beschikbaar op de website van de SSVV. Mr. E.J.C. Hillen, directeur
De VAPRO-OVP-groep ondersteunt bedrijven uit de procesindustrie op het gebied van opleidingen en Human Resource Development (HRD). Tot de groep behoren de stichting VAPRO én OVP, die de wettelijke (OC&W) en publieke (SZW) taken uitvoeren. VAPRO, het kenniscentrum voor het secundair beroepsonderwijs in onder andere de proces- en laboratoriumtechniek, ontwikkelt en onderhoudt een landelijke kwalificatiestructuur. Het accrediteert leerbedrijven voor het realiseren van het praktijkdeel van de opleidingen en bevordert de kwaliteit van het praktijk-leren in bedrijven. Het verzorgt, met name voor de procestechniek, de landelijke examinering en certificering van de opleidingen. OVP voert onder andere de taak uit om gelden uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) naar de procesindustrie door te sluizen. In 2003 hebben ruim 91 bedrijven voor ruim 14,5 miljoen euro aan ESFscholingssubsidie aangevraagd. Hoewel de instroom enigszins afnam, is het aantal jongeren in voltijd mbo-opleidingen procestechniek en laboratoriumtechniek met ongeveer 5000 deelnemers redelijk constant gebleven. Van de mbo-afgestudeerden gaat ongeveer 40 procent rechtstreeks in de chemie werken. Dit aantal lijkt niet voldoende om, op termijn, te voldoen aan de vervangingsvraag. VAPRO ondersteunt daarom de promotieacties om jongeren enthousiast te maken voor werken in de chemie en het volgen van een gerichte opleiding. De instroom in de ‘werkend-leren’ opleidingen procestechniek, is in 2003 iets gedaald. Het aantal deelnemers bedraagt ruim 7000, verdeeld over zo’n 500 bedrijven. Er is een tendens dat steeds meer bedrijven hun werknemers niet via een reguliere school (ROC), maar via particuliere leerroutes de opleidingen laten volgen.
De resultaten van het KBA-onderzoek vormen het vertrekpunt voor VAPRO voor de ontwikkeling van een nieuwe kwalificatiestructuur. Deze vormt de basis voor de inrichting van alle beroepsopleidingen en de examens. Sinds 2003 zijn Regionale Opleiding Centra (ROC) autonoom in het invullen van hun opleidingen en de examinering. De partners in de procesindustrie hechten grote waarde aan landelijk herkenbare opleidingsen examineringssystemen. Daarom is in 2003 de campagne ‘VAPRO – de norm voor beroepsopleidingen’ gestart. Deze heeft er toe geleid dat de ROC’s en ook de belangrijkste particuliere opleidingsinstituten zich voorlopig blijven committeren aan de landelijke opleidings- en examineringssystemen van VAPRO. De duale hbo-opleiding Chemische Technologie VAPRO-D is in 2003 samen met vijf hogescholen verder uitgebouwd. Daarnaast is gestart met de duale hbo-opleidingen laboratoriumtechniek en algemene operationele techniek. Op 1 augustus is de, samen met de VNCI en TU-Eindhoven, ontwikkelde duale masteropleiding scheikundig ingenieur voor werkenden hbo-ers van start gegaan. Steeds meer Vlaamse bedrijven weten de weg naar de Belgische VAPRO-vestiging in Kalmthout te vinden. Ook in andere Europese landen en landen in voormalig Oost Europa worden, vaak samen met werkgeversorganisaties, opleidingsprojecten uitgevoerd. Door de overige werkeenheden van VAPRO-OVP is onder andere voortvarend gewerkt aan het opzetten van een E-learningsysteem. Hiermee krijgen bedrijven on-line de beschikking over het VAPRO-OVP lesmateriaal, de begeleidingsystemen en de examens. In 2004 komt dit systeem onder de naam ‘Compacity’ op de markt. Ir. J.P.J. Mens, directeur
Eind 2003 is door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA) in samenwerking met AWVN een onderzoek naar de competentieprofielen voor beroepen in de procesindustrie uitgevoerd. Op basis van eerder verworven competenties (EVC) van werknemers en de beschreven profielen zijn verkorte maatwerk-leertrajecten opgezet, die tot een officiële VAPRO-kwalificatie leiden. Enige honderden werknemers hebben in 2003 zo’n leertraject doorlopen.
VNCI Jaarverslag 2003
VAPRO-OVP
35
De Vereniging Ledental Per 1 januari 2004 telt de vereniging 76 individuele leden die gezamenlijk 180 ondernemingen omvatten (moedermaatschappijen, locaties, en dochterondernemingen onder eigen naam). Daarnaast telt de vereniging vier ledenverenigingen, met een totaal van 36 aangesloten ondernemingen, die hun belangenbehartiging door aansluiting (nagenoeg) geheel bij de VNCI hebben ondergebracht. Van de ondernemingen zijn er tien ook individueel lid. Bij de VNCI zijn ook 9 geassocieerde leden, 11 geassocieerde lidverenigingen en 14 donateurs aangesloten bij de VNCI. In totaal telt de VNCI 114 leden, lidverenigingen en donateurs. Als ook rekening wordt gehouden met de leden van de 11 geassocieerde lidverenigingen zijn meer dan 600 ondernemingen direct of indirect bij de VNCI aangesloten. De ledenlijst is opgenomen op pagina (44) en (47).
VNCI Jaarverslag 2003
Algemene ledenvergadering en bestuur
36
De algemene ledenvergadering werd op 21 mei 2003 gehouden in de Nieuwe Kerk te Den Haag. Het openbare deel van de vergadering was opgesplitst in twee delen: • De jaarrede werd wegens verhindering van de voorzitter uitgesproken door de vicevoorzitter ir. J. Zuidam. • De gastspreker was dr. B. Lomborg. Zijn betoog werd gevolgd door een reactie van prof.dr.ir. P. Vellinga en een geanimeerd debat tussen beide heren en een tiental studenten onder leiding van ir. M.E.E. Enthoven. Tijdens het huishoudelijke gedeelte werden de zittende commissieleden (ex art. 14, lid 3 van de statuten), te weten de heren F.J.M. Kusters (Shell Nederland Chemie bv) en R. van ’t Hof (Uniqema), herbenoemd. Tevens verklaarden zij, samen met de externe accountants, de jaarrekening 2002 te hebben gecontroleerd en géén aanleiding te hebben gevonden tot het maken van opmerkingen. Vervolgens werd door de vergadering aan het bestuur en de secretaris/penningmeester décharge verleend voor het gedurende het verslagjaar gevoerde beleid. Van de mogelijkheid tot contributie aanpassing is géén gebruik gemaakt.
Bestuur Volgens het vigerend rooster voor herverkiezing kwamen de volgende personen in aanmerking: • H. Bol namens DuPont de Nemours (Nederland) bv • L.A.A. Bollen namens Exxon Mobil Chemical Holland • drs. H.P. van Oyen namens Purac biochem bv • ing. H.H. de Vries namens BASF Nederland bv Met uitzondering van de heer Bollen, die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, hebben de andere heren zich herkiesbaar gesteld. De heer Bollen is opgevolgd door ir. M.J. ten Doesschate namens Exxon Mobil Chemical Holland bv. Tot het algemeen bestuur zijn de volgende heren toegetreden: • R. Smit namens Eastman Chemical bv • W.A. Pfeifer, opvolger van mr. J.H. Burema namens de NVZ-Nedefa • drs. L.H.L. Steenbrink van IFF (Nederland) bv namens de Vereniging van Geur- en Smaakstoffenfabrikanten (NEA) De volgende vacatures bestonden in het bestuur per 31 december 2003: • Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) • Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK) • Vereniging van Fabrikanten van Industriële Gassen (VFIG) Het algemeen bestuur bestaat op dit moment uit 22 leden. In 2003 is het dagelijks bestuur viermaal bij elkaar geweest, waarvan tweemaal samen met de leden van het algemeen bestuur.
mr. W.A. van Dorp ir. R.E. Selman A.A. Staalstra
erelid erelid erelid
drs. C.A. Linse ir. J. Zuidam
voorzitter vice voorzitter
Dagelijks Bestuur H. Bol ir. E.L. de Graaf ir. H.B.M. Hoyng dr. C.A. Linse
ir. A.J.M. van der Put ir. H.C.J. Scheffers ing. H.H. de Vries ir. J. Zuidam
Algemeen Bestuur H. Bol
Bureau VNCI Directie drs. P.F. Noordervliet, algemeen directeur ir. H.W. Veenenbos, adjunct directeur Directiesecretariaat mw. K.M. van Deuren Administratie en beheer B. de Keijzer BE, controller/hoofd administratie mw. D. Dimovska, J.H.T. Telwin Beheer mw. C. Smit-Raaphorst, hoofd beheer mw. J.M. de Werk – Franchimon
DuPont de Nemours (Nederland) bv ir. M.J. ten Doesschate Exxon Mobil Chemical Holland bv ir. H.G.M. Egberink Sabic Petrochemicals Limburg bv ir. E.L. de Graaf Dow Benelux nv ir. H.B.M. Hoyng Uniqema bv ir. M. Knuttel Norit nv drs. E.A.A.M. Koopmans Solvay Pharmaceutical bv dr. P.A.C. Krijne Avebe ba dr. C.A. Linse Shell International bv drs. A.P. van Oyen Purac Biochem bv ir. A.J.M. van der Put Neville Chemical Europe bv ir. H.C.J. Scheffers Akzo Nobel Base Chemicals bv R. Smit Eastman Chemical bv ir. A.J. Vos GE Plastics bv ing. H.H. de Vries BASF Nederland bv ir. J. Zuidam DSM nv
Communicatie en Externe Contacten E.A.W. Hirschfeld, hoofd communicatie en externe contacten mw. J.I.L. Carels, mw. drs. K.P. Esveldt mw. drs. I. van Honschooten, A.F.A. Hooijdonk A. Veldhuis
Vertegenwoordigers van lidverenigingen J.N.A. van Caldenborgh Verbond van Handelaren in Chemische Producten (VHCP) P.J. van den Hoek Nefyto ir. W.A. Pfeifer NVZ – Nedefa drs. L.H.L. Steenbrink Vereniging van Geur- en Smaakstoffenfabrikanten (NEA) dr. C. de Visser Nefarma mr. M.M. Weehuize Vereniging van Kunstmestproducenten (VKP)
Stichting Samenwerken voor Veiligheid
Juridische zaken mw. mr. J.M.H. Roosen Professionele services mw. M.A.A.G. van den Andel, mw. L.C.E. Bogaards-de Boer, dr. J. Bouwma, mw. S.A. Bulterman (m.i.v. 1 maart 2004), drs. R. Coster, L. Donk, mw. M.P. Donker-van Unen, mw. B. van Duinen, mw. dr. S.F. Brouwer-keij MBA, drs. S. Looijs, E. von der Meer, ing. D.A. Schuddebeurs, J.A.G. Verhoef, drs. H.A.F. van Well
mr. E.J.C. Hillen, directeur ir. J.C.C. Ruseler mw. S. Siebenhaar mw. D. Smit-Hornstra
Stichting SynchemPlus ir. J. Spaans ir. J.W. van Vliet
VNCI Jaarverslag 2003
Samenstelling van het VNCI-Bestuur per 31 december 2003
37
Financiën De conceptbegroting voor het jaar 2003 werd vastgesteld door het bestuur in december 2001 en aangenomen op de algemene ledenvergadering van 29 mei 2002. Als basis voor deze begroting werden de cijfers betreffende 2001 gebruikt. Aan de hand van de verwachtingen over het jaar 2002 heeft het bestuur in december 2002 een definitieve begroting vastgesteld, die op de algemene ledenvergadering van 21 mei 2003 werd goedgekeurd. Het financiële jaarverslag VNCI 2003 ligt voor de leden ter inzage op het secretariaat.
Toelichting op de balans Grondslagen van waardering en resultaatbepaling De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafwaarde minus lineaire afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn afhankelijk van de te verwachten economische levensduur. De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen aanschafwaarde.
VNCI Jaarverslag 2003
Resultaat
38
De rekening van baten en lasten over het jaar 2003 sluit met een surplus van € 6.143. Ten opzichte van het begrote deficit van € 100.000 betekent dit een verbetering van € 106.143. De totale baten kwamen uit op € 4.555.654, terwijl begroot was een bedrag van € 4.450.000. Een hogere opbrengst derhalve van € 105.654. De totale kosten kwamen uit op € 4.549.511. Begroot was echter een bedrag van € 4.550.000, zodat de lasten € 489 lager zijn uitgekomen dan begroot.
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. De effecten zijn gewaardeerd tegen aanschafwaarde, inclusief herbelegde interest van voorafgaande jaren, of lagere marktwaarde, behoudens de obligaties. Deze zijn tegen nominale waarde gewaardeerd: verschillen in aan- en verkoop worden direct verwerkt in de resultatenrekening. De overige posten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.
Algemene reserve Het surplus is toegevoegd aan de Algemene Reserve. De Algemene Reserve bedraagt per 31 december 2003 € 1.504.258.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Activa
2003
2002
VNCI Jaarverslag 2003
Balans per 31 december 2003 (in euro’s)
Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
230.074
39
289.131
0
18.151 230.074
307.282
Vlottende activa Vorderingen Effecten Liquide middelen
435.986
816.513
1.250.000
750.000
177.966
Passiva
379.884 1.863.952
1.946.397
2.094.026
2.253.679
2003
2002
Algemene reserve Saldo 1 januari Resultaat boekjaar Kortlopende schulden & overlopende passiva
1.498.115
1.392.935
6.143
105.180 1.504.258
1.498.115
589.768
755.564
2.094.026
2.253.679
Staat van baten en lasten over het jaar 2003 (in euro’s) Begroting 2003
Uitkomst 2003
2002
4.090.000
4.226.542
4.141.642
Rente
100.000
46.506
71.929
Overige baten
260.000
282.606
271.995
4.450.000
4.555.654
4.485.566
2.934.000
2.981.703
2.726.281
255.000
288.358
232.620
41.000
42.394
42.697
Inventariskosten
120.000
115.532
87.319
Kantoorkosten
120.000
106.383
125.669
Auto-, reis- en vergaderkosten
200.000
207.353
212.978
Bijdrage Stichting C3
150.000
156.807
199.176
Voorlichtingskosten
260.000
155.393
200.746
Adviseurs en externe dienstverlening
170.000
234.039
182.168
50.000
46.676
119.452
250.000
214.873
251.279
4.550.000
4.549.511
4.380.385
-100.000
6.143
105.180
Baten Contributies
Lasten Personeelskosten
VNCI Jaarverslag 2003
Huisvestingskosten
40
Catering
Bijzondere en incidentele kosten Contributies en bijdragen
Surplus (-deficit)
Wij hebben de in dit verslag opgenomen balans en staat van baten en lasten van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie te Den Haag over 2003 gecontroleerd. Deze balans en staat van baten en lasten zijn ontleend aan de door ons gecontroleerde jaarrekening 2003 van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie. Bij die jaarrekening hebben wij op 6 april 2004 een goedkeurende accountantsverklaring verstrekt. Deze balans en staat van baten en lasten zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de vereniging. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze balans en staat van baten en lasten te verstrekken. Wij zijn van oordeel dat deze balans en staat van baten en lasten op alle van materieel belang zijnde aspecten in overeenstemming is met de jaarrekening waaraan deze is ontleend. Voor het inzicht dat vereist is voor een verantwoorde oordeelsvorming omtrent de financiĂŤle positie en de resultaten van de vereniging en voor een toereikend inzicht in de reikwijdte van onze controle dienen deze balans en staat van baten en lasten te worden gelezen in samenhang met de volledige jaarrekening, waaraan deze zijn ontleend, alsmede met de door ons daarbij op 6 april 2004 verstrekte goedkeurende accountantsverklaring.
Den Haag, 6 april 2004 Ernst & Young Accountants
VNCI Jaarverslag 2003
Accountantsverklaring
41
Leden en donateurs (stand per 31 december 2003)
In de alfabetische opgave van de leden-ondernemers zijn de tot een concern behorende divisies voorafgegaan door een punt en de daartoe behorende ondernemingen (locaties), alsmede dochterondernemingen van bedrijven cursief vermeld. De betreffende (dochter)ondernemingen zijn niet apart in de alfabetische opgave opgenomen.
VNCI Jaarverslag 2003
Leden
42
Air Liquide Technische Gassen B.V. – Terneuzen Akzo Nobel N.V. – Arnhem • Akzo Nobel Base Chemicals B.V. – Amersfoort Locaties: Delfzijl, Hengelo, Rotterdam/Botlek • Akzo Nobel Catalysts B.V. – Amersfoort Locatie: Amsterdam • Akzo Nobel Chemicals B.V. – Arnhem Delamine B.V. – Delfzijl • Akzo Nobel Coatings B.V. – Sassenheim Akzo Nobel Car Refinishes B.V. – Sassenheim Akzo Nobel Ink & Adhesive Resins B.V. – Maastricht Akzo Nobel Inks B.V. – Deventer Akzo Nobel Resins B.V. – Bergen op Zoom • Akzo Nobel Decorative Coatings B.V. – Sassenheim Locaties: Groot-Ammers, Wapenveld • Akzo Nobel Functional Chemicals B.V. – Amersfoort Locaties: Herkenbosch, Delfzijl, Hengelo Akzo Nobel Energy B.V. – Amersfoort • Akzo Nobel Pharma B.V. – Oss Diosynth B.V. – Apeldoorn, Boxtel en Oss Intervet International B.V. – Boxmeer Intervet De Bilt – De Bilt N.V. Organon – Oss • Akzo Nobel Polymer Chemcals B.V. – Amersfoort Akzo Nobel Polymer Chemcals B.V. – Deventer ATOFINA Nederland B.V. – Amsterdam ATOFINA Rotterdam B.V. – Vondelingenplaat ATOFINA Vlissingen B.V. – Vlissingen Atotech Nederland B.V. – De Meern AVEBE B.A. – Veendam Locaties: Foxhol, Gasselternijveen, Ter Apelkanaal en Veendam Basell Polyolefins – Hoofddorp Basell Benelux B.V. – Klundert Bayer Tanatex B.V. – Ede Broomchemie B.V. – Terneuzen
Cabot B.V. – Rotterdam/Botlek Caldic Chemie B.V. – Rotterdam Locaties: Europoort en Zevenbergen Carbon Black Nederland B.V. – Rotterdam/Botlek Chemetall N.V. – Oss Ciba Specialty Chemicals Maastricht B.V. – Maastricht Cindu International N.V. – Uithoorn Cindu Chemicals B.V. – Uithoorn Neville Chemicals Europe B.V. – Uithoorn Coatex Netherland B.V. – Moerdijk Colbond B.V. – Arnhem Locatie: Emmen Crompton B.V. – Haarlem Locaties: Amsterdam, Koog a/d Zaan Crompton Europe B.V. – Amsterdam Cytec Manufacturering B.V. – Rotterdam/Botlek Diolen Industrial Fibers B.V. – Arnhem Locatie: Emmen Dow Benelux N.V. – Terneuzen Locaties: Farmsum, Rotterdam/Botlek en Terneuzen DSM NV – Heerlen • DSM Agro B.V. – Sittard Locatie: IJmuiden • DSM Anti-Infectives – Delft • DSM Bakery Ingredients – Delft Locatie: Dordrecht • DSM Biologics – Groningen • DSM Coating Resins B.V. – Zwolle DSM Composite Resins – Zwolle DSM Resins International B.V. – Hoek van Holland DSM International B.V. – Schoonebeek • DSM Elastomers – Sittard • DSM Engineering Plastics – Sittard • DSM Fiber Intermediates – Sittard • DSM Fine Chemicals B.V. – Sittard • DSM Food Specialties – Delft • DSM High Performance Fibers B.V. – Heerlen • DSM Melamine – Sittard • DSM Pharmaceuticals Products – Sittard DSM Pharma Chemicals – Venlo • DSM Special Products Rotterdam B.V. – Rotterdam/Botlek • DSM Thermoplastic Elastomers B.V. – Sittard Du Pont de Nemours (Nederland) B.V. – Dordrecht Locatie: Rotterdam/Botlek Dynea B.V. – Farmsum
Noviant B.V. – Nijmegen Pasminco Budel Zink B.V. – Budel PFW Aroma Chemicals B.V. – Barneveld Polaroïd (Europa) B.V. – Enschede PPG Industries Chemicals B.V. – Delfzijl PQ Nederland B.V. – Amersfoort Locaties: Maastricht en Winschoten Zeolyst C.V. – Delfzijl PURAC biochem B.V. – Gorinchem PVS Chemicals Holland B.V. – Amsterdam Quaker Chemical B.V. – Uithoorn Resolution Nederland B.V. – Vondelingenplaat Rohm and Haas B.V. – Farmsum Sabic EuroPetrochemicals – Sittard Locatie: Beek Sachem Europe B.V. – Zaltbommel Sasol Servo B.V. – Delden Schmits Beheer B.V. – Almelo Schmits International B.V. – Almelo Schmits Nederland B.V. – Almelo Shell Nederland Chemie B.V. – Rotterdam Locaties: Moerdijk en Rotterdam/Pernis Shin-Etsu PVC B.V. – Hilversum Locatie: Rotterdam/Hoogvliet Shin-Etsu Silicones Europe B.V. – Almere Solvay Chemie B.V. – Roermond Solvay Pharmaceuticals B.V. – Weesp Locaties: Olst en Veenendaal Syngenta Manufacturing B.V. – Roosendaal Teijin Twaron B.V. – Arnhem Locaties: Emmen en Farmsum ThermPhos International B.V. – Vlissingen Umicore Nederland B.V. – Eijsden Verdugt B.V. – Tiel
VNCI Jaarverslag 2003
Eastman Company – Capelle aan den IJssel Eastman Chemicals Middelburg B.V. – Middelburg Voridian Europoort B.V. – Rotterdam/Europoort Voridian B.V. – Rotterdam/Europoort Elektroschmelzwerk Delfzijl B.V. – Farmsum Engelhard De Meern B.V. – De Meern Exxon Mobil Chemical Holland B.V./Inc. – Breda Locaties: Amsterdam, Rotterdam/Botlek en Rotterdam/Europoort Ferro (Holland) B.V. – Rotterdam Divisies : Colours en Plastics – Rotterdam Forbo Swift Adhesives B.V. – Naaldwijk Fuji Photo Film B.V. – Tilburg GE Plastics B.V. – Bergen op Zoom Givaudan Nederland B.V. – Barneveld Hercules B.V. – Rijswijk Locatie: Zwijndrecht Honeywell Fluorine Products Europe B.V. – Weert Huntsman Holland B.V. – Rotterdam/Botlek ICI Nederland B.V. – Rotterdam/Botlek Acheson Produktie B.V. – Scheemda National Starch & Chemical B.V. – Zutphen Quest International Nederland B.V. – Naarden Locaties: Utrecht en Zwijndrecht Uniqema B.V. – Gouda Vinamul B.V. – Geleen IFF (Nederland) B.V. – Hilversum Locatie: Tilburg Ineos Silicas Netherlands B.V. – Eijsden Johnson Matthey B.V. – Maastricht Kerr-McGee Pigments (Holland) B.V. – Rotterdam/Botlek Kisuma Chemicals B.V. – Veendam Kolb Nederland B.V., Dr. W. – Moerdijk Koninklijke Talens B.V. – Apeldoorn KoSa Netherlands B.V. – Vlissingen Lyondell Chemie Nederland B.V. – Rotterdam/Botlek Mallinckrodt Baker B.V. – Deventer Methanor VoF – Amersfoort Locatie: Farmsum Nedmag Industries Mining & Manufacturing B.V. – Veendam Neo Resins – Waalwijk Norit N.V. – Hengelo Locaties: Amersfoort, Klazinaveen en Zaandam NOVA Chemicals Netherlands B.V. – Breda Noveon Resin B.V. – Farmsum
43
Lid-verenigingen
VNCI Jaarverslag 2003
Vereniging van Fabrikanten van Industriële Gassen (VFIG) – Baarn Air Liquide B.V. – Eindhoven Air Liquide Industrie B.V. – Rotterdam Air Products Nederland B.V. – Amsterdam Locatie : Rotterdam Hoek Loos B.V. – Schiedam Locatie : Amsterdam Hydro Gas and Chemicals B.V. – Vlaardingen INDUGAS N.V. – Schoten (B) Messer Nederland B.V. – Moerdijk Nederlandse Technische Gasmaatschappij B.V. – Tilburg Westfalen Gassen Nederland B.V. – Deventer
44
Vereniging van Geur- en Smaakstoffenfabrikanten (NEA) – Leidschendam Buteressence B.V. – Zaandam Danisco Flavour Creation Centre B.V. – Uden Dragoco Benelux B.V. – Rosmalen DSM Food Specialties – Delft Erven Th. Koomen B.V. – Middenmeer Flavodor Flavours + Fragrances B.V. – Waalwijk Givaudan Nederland B.V. – Barneveld Holland Aromatics B.V. – Almere IFF (Nederland) B.V. – Hilversum Locatie: Tilburg Pembroek B.V. – Loosdrecht PFW Aroma Chemicals B.V. – Barneveld Quest International Nederland B.V. – Bussum Locaties: Utrecht en Zwijndrecht Steensma Food Production B.V. – Leeuwarden Vereniging van Kunstmest Producenten (VKP) – Leidschendam Amsterdam Fertilizers B.V. – Amsterdam DSM Agro B.V. – Sittard Locatie: Geleen Hydro Agri Sluiskil B.V. – Sluiskil Kemira GrowHow B.V. – Rotterdam/Europoort Zuid-Chemie B.V. – Sas van Gent Vereniging van Fabrikanten van Bitumenemulsies (VNFB) – Leidschendam Latexfalt B.V. – Koudekerk aan den Rijn Smid & Hollander B.V. – Groningen Smid & Hollander Raffinaderij B.V. – Amsterdam
Donateurs
BASF Nederland B.V. – Arnhem Bayer B.V. – Mijdrecht Borax Rotterdam N.V. – Rotterdam/Botlek 3 M Nederland B.V. – Zoeterwoude Nalco Netherlands B.V. – Tilburg Rhodia Nederland B.V. – Amstelveen Rohm and Haas Belgium N.V. – Antwerpen (B) Troy Chemical Company B.V. – Maassluis VWR International B.V. – Amsterdam
Consolco B.V. – Haarlem Coöperatie Chemical Marketing Concepts Europe U.A. – Waalwijk Egemin B.V. – Gorinchem JGC Dordtse Engineering B.V. – Dordrecht Kodak Polychrome Graphics Manufacturing B.V. – Bunschoten Koninklijke Nedalco B.V. – Bergen op Zoom Monsanto Crop Science Nederland B.V. – ’s-Gravenhage Nalco Europe – Oegstgeest Notox Safety & Environmental Research B.V. – ’s-Hertogenbosch Océ-Nederland B.V. – Venlo Philips Electronics B.V. – Eindhoven Royal Haskoning – Nijmegen Tebodin B.V. – ’s-Gravenhage Yacht Technology B.V. – Arnhem
Geassocieerde lid-verenigingen Aqua Nederland – Zoetermeer Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststoffen (NRK) – Leidschendam FeNeLab – Leidschendam Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV) – Nieuwegein Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFYTO) – ’s-Gravenhage Nederlandse Vereniging van de Research georiënteerde Farmaceutische Industrie (NEFARMA) – ’s-Gravenhage Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten (NVZ) – Zeist Verbond van Handelaren in Chemische Produkten (VHCP) – ’s-Gravenhage Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven (VOTOB) – Leidschendam Vereniging van Kunststof Leveranciers (VvKL) – Leidschendam Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) – Leiden
VNCI Jaarverslag 2003
Geassocieerde leden
45
Commissies en werkgroepen (stand per 31 december 2003)
Werkgroep Conjunctuur (Economic Outlook) mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA (secretaris) G. Dahlberg H. ten Doesschate ir. C.R. Emerencia P.M.G. Frenken H. de Jongste I. Oerlemans A. Rhoen W.I.M. Sedee C.W. van Zuijlen
VNCI Jaarverslag 2003
Beleidsgroep Energie ir. G.N. van Ingen (voorzitter) ir. H.W. Veenenbos (secretaris) ir. A.A.A.M. Baaten ir. G.J.S. Dijkema drs. P.F. Kamphuis mr. J.F. Naninck
46
Werkgroep Energie mw. Chr. de Laeter (voorzitter) ir. H.W. Veenenbos (secretaris) R. van Beelen ir. H. Benjamins ir. J.P.L. Buckers ir. J. Davidse dr. ir. J.F. Demmink ir. H.S. Feenstra P. Fokker ir. A. Govaert MBA F.W.K. Hesselink M. Hoeksma R. Hoogeveen D. van Horen ir. J.A.J.V. Schyns V.A. Smit ir. E.A.C. Timmermans ir. W. Versteele ir. R.A. van de Wetering S. Ypma Kerngroep Energie mw. Chr. de Laeter (voorzitter) ir. H.W. Veenenbos (secretaris) dr. L. van Bodegom ir. H.S. Feenstra M. Hoeksma ir. J.A.J.V. Schyns
Stuurgroep Onderwijs en Onderzoek mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA (secretaris) dr. F.R. van Buren ir. G.J.S. Dijkema prof. dr. E.M. Meijer prof. dr. J. de Wit Beleidsgroep Communicatie H. Bol (voorzitter) E.A.W. Hirschfeld (secretaris) mr. W. Beerman mr. P.B. van der Boor ir. C.R. Emerencia drs. L. Fransen N. van Gent mw. drs. I. van Honschooten mw. H. de Kruijs A. van Hooijdonk drs. P.F. Noordervliet ir. A.J.M. van der Put ing. H.H. de Vries W. van der Wiel Redactieraad Chemie magazine drs. P.F. Noordervliet (voorzitter) A. van Hooijdonk (secretaris) E.A.W. Hirschfeld prof. ir. K.Ch.A.M. Luyben prof. dr. E.M. Meijer prof. dr. J. Reedijk ing. H.H. de Vries Beleidsgroep Milieu en Veiligheid ir. E.L. de Graaf (voorzitter) J.A.G. Verhoef (secretaris) dr. ir. J. Basters E.P. Beij ir. G.J.S. Dijkema H.W.J.J. Huls W. Jongepier W.C.M. Karsten C.P. Langeveld drs. P.F. Noordervliet ir. J.J. Prooi dr. J.A.S.J. Razenberg ir. J. van Seters A.J. van der Steen ir. P.A.J. Thomassen ir. C.A. Zemering
Bestuursadviescollege Responsible Care dr. P. Winsemius (voorzitter tot 15 december) ir. M.E.E. Enthoven (voorzitter vanaf 15 december) drs. P.F. Noordervliet (secretaris) ir. P. van Duursen drs. C.A. van der Heijden A.J.M. Pilgram prof. dr. ir. R. Rabbinge dr. ir. K. van ‘t Riet drs. L. van Rijn-Vellekoop prof. dr. ir. P. Vellinga drs. J.P. Vos Werkgroep Milieuzorg ir. J. van Seters (voorzitter) E. von der Meer (secretaris) drs. J. van den Akker M. Angenent ir. D. Doornbos ir. J.G. van den Enden ir. D.J.J. ter Hoek ing. J.K. Mulder ir. R.J. Schoen H.J.C. Slegers ir. R. Wierenga ing. H.S. Wolf Werkgroep Stoffenbeleid dr. ir. T. Dokter MBA (waarnemend voorzitter) drs. H.A.F. van Well (secretaris) F. Baarslag dr. G. van den Berg dr. W.F. ten Berge dr. T.J. van Bergen dr. C.E. Dutilh drs. E. Erkens mw. A. Frascaria mr. F.E. Hes drs. A.G. Hinze mw. drs. I. van Honschooten mr. C.W. van der Horst E.M. Hout G. Jonkers mw. dr. M. Kops-Werkhoven drs. S. Looijs R.W. Lubbers
Werkgroep Inventarisatie VOS reductiepotentieel ir. A. Bruin (voorzitter) E. von der Meer (secretaris) ir. D. Doornbos H.A.F. Hiel ir. H. Benjamins ir. M. van der Most T. Stijnen ir. P.A.J. Thomassen ir. E. de Vries Werkgroep Product Stewardship dr. J.M. Neis (voorzitter) drs. S. Looijs (secretaris) J. de Boer mr. C.W. van der Horst E. von der Meer C. Molenaar I.W. Postma dr. H.C.H.A. van Riel R.M. van Steenbergen drs. H.A.F. van Well Werkgroep Water H. Eppinga (voorzitter tot 1 oktober 2003) ing. D.A. Schuddebeurs (secretaris) mw. A.G. Bakker J. Van den Bremen (tot 1 oktober 2003) H.F. Brinkhoff ir. A.J. Bruin mr. C.W. van der Horst J. de Jong
dr. H.A. Lopes Cardozo mw. W. Lucas – van den Bergh D. den Ottelander drs. ing. J.G.W. Porre J. Timmers drs. H.A.F. van Well Stuurgroep Chloor ir. H.C.J. Scheffers (voorzitter) dr. J. Bouwma (secretaris) ir. H. Benjamins T. Heemskerk E.A.W. Hirschfeld A. de Jonge J.H. Kort drs. ing. J.G.W. Porre ir. J. van Seters BOVOC-Begeleidingscommissie Onderzoeksprogramma Vervolgonderzoek Chloorketenstudie J. van der Kolk (voorzitter) M. Adams (secretaris) dr. J. Bouwma B. van Hattum M. Koene dr. P.G.J. de Maagd mw. L. Nijhuis A. Tukker Stuurgroep Open Dag Chemie mw. A.W. van Hemsbergen (voorzitter) mw. drs. K.P. Esveldt (secretaris) dr. P. Bertens mw. J.I.L. Carels N. van Gent ir. D.A. Hoogwater mw. M. Schlarmann J. Schouten mw. P. Sloet tot Everlo mw. A. van Woercom-Kats Adviesraad SynChem Plus drs. P.F. Noordervliet (voorzitter) ir. J. Spaans (secretaris) ir. P.T. Alderliesten dr. J. Bouwma drs. R. Coster drs. B.J.M. Giesen drs. K.E. Knol
dr. J. de Kort ir. R.P.M. van Mosselvelde mr. P.B.J. Otttenbros D. den Ouden N.J. van der Poel ir. A.J.M. van der Put D. Verdoes J.J. Verloop prof. dr. G.J. Witkamp Overleggroep MKB ir. A.J.M. van der Put (voorzitter) ir. H.B.M. Hoyng (voorzitter) drs. R. Coster (secretaris) Meer dan 60 leden in wisselende samenstelling nemen aan deze overleggroep deel.
VNCI Jaarverslag 2003
drs. H.J. Lucas dr. J.M. Neis drs. A.C.H. van Peski J.W. Postma dr. J.A.S.J. Razenberg dr. H. van Riel dr. L. Rodenburg mw. mr. J.M.H. Roosen ing. D.A. Schuddebeurs ir. J. van Seters R.M. van Steenbergen J.A.G. Verhoef ing. S.M. Vos mr. W.M. Zijlstra
47
Vertegenwoordigingen (stand per 31 december 2003)
VNCI Jaarverslag 2003
VNO-NCW
48
Bestuur Branche-overleg Contactgroep Communicatie CO2 Allocatieplan Overleg Klankbordgroep Innovatie en Kennisdiffusie Commissie Arbeidsomstandigheden Commissie Warenwetaangelegenheden Commissie Normalisatie en Certificatie Commissie Consumenten Vraagstukken • Subcommissie Milieu en Consumptie Commissie Internationale Economische Betrekkingen • Werkgroep Exportbeleid Commissie Ontwikkelingslanden Commissie Mededinging Commissie Productaansprakelijkheid Commissie Conjunctuurpanel Commissie Europese Markt Commissie Douanewetgeving Energiecommissie Platform MJA-2 overleg Commissie Klimaatbeleid Commissie Benchmarking Energie-efficiency Kerngroep Benchmarking Energie-efficiency Ad-Hoc Werkgroep Energiebelasting Milieucommissie • Milieucommissie DGM Overleg • Milieucommissie EZ Overleg • Milieucommissie RWS Overleg • Platform Biociden • Brancheoverleg Stoffen • Stuurgroep Afvalstoffen – Werkgroep Afvalstoffen • Stuurgroep Water/Bodem • Stuurgroep Lucht • Stuurgroep Juridische Zaken • Werkgroep Actualisering NER • Stuurgroep Integraal Milieumanagement • Werkgroep Milieuverslaglegging • Werkgroep Externe Veiligheid • Werkgroep Stralen bescherming • Werkgroep Vluchtige Organische Stoffen (VOS) Stuurgroep Onderwijs • Werkgroep Beroepsonderwijs • Werkgroep Hoger Onderwijs Commissie Technologie Beleid Gebruikersoverleg Stoffen Stuurgroep Stoffen Werkgroep Stoffen
drs. P.F. Noordervliet, H. Bol E.A.W. Hirschfeld E.A.W. Hirschfeld ir. H.W. Veenenbos mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA J.A.G. Verhoef drs. H.A.F. van Well ir. J. C.C. Ruseler (SSVV) drs. S. Looijs drs. S. Looijs drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster mw. mr. J.M.H. Roosen mw. mr. J.M.H. Roosen mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA drs. R. Coster drs. R. Coster ir. H.W. Veenenbos drs. S. Looijs ir. H.W. Veenenbos drs. C.H. van Dalen ir. J. Davidse ir. H.W. Veenenbos drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. H.A.F. van Well drs. H.A.F. van Well E. von der Meer E. von der Meer ing. D.A. Schuddebeurs E. von der Meer mw. mr. J.M.H. Roosen E. von der Meer drs. S. Looijs, E. von der Meer E. von der Meer J.A.G. Verhoef J.A.G. Verhoef E. von der Meer mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA drs. H.A.F. van Well dr. C. Linse (voorzitter), drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet, drs. H.A.F. van Well
Klankbordgroep Stoffen Begeleidingscommissie AZO-kleurstoffen Regulier Overleg Warenwet Subcommissie MAC-waarden Stuurgroep VOS Adviesgroep Richtlijnen Emissies (NER) Werkgroep VOS branches VROM Begeleidingscommissie Infobladen Oplosmiddelenrichtlijn Commissie Integraal Waterbeheer (CIW 4) • CIW Subwerkgroep Bedrijfstakstudie Tankautoreiniging • Validatiecommissie Stichting Verwerkingsmatrix Stoffen Nationale Werkgroep Ladingzaken Deelorgaan Gevaarlijke Stoffen (DGS) Nationale Werkgroep Luchtvervoer Nationale Commissie Marine Pollution IMO (CMPI) Nationale Werkgroep Bulk Chemicals Informeel Overleg over Chemische Wapens Suiker Begeleidingscommissie Overleggroep Chemische Industrie Projectgroep Chemische Industrie • Werkgroep Monitoring Chemie • Werkgroep Integratie Milieuverslaglegging • Begeleidingscommissie Knelpuntenanalyse Chemie • Werkgroep Integrale Milieutaakstelling (IMT) SVM-Stuurgroep Industriële Verpakkingen VROM Afvalstoffenbeleid VROM Begeleidingscommissie Knelpuntenanalyse VROM Begeleidingscommissie uitvoering EVOA Centraal Overleg Gevaarlijke Goederen Commissie Transport Gevaarlijke Goederen VROM Werkgroep Bedrijven Begeleidingscommissie Chloormicro’s (BOVOC) Sectorgroep Gechloreerde Oplosmiddelen Stuurgroep Chloor VROM Werkgroep VOS Beleidsinstrumenten VROM Werkgroep VOS Reductiepotentieel Begeleidingscommissie VOS Informatiebladen Kernteam Gas (VEMW) Kernteam Water (VEMW) Begeleidingscommissie onderzoek gevolgen REACH CBS Commissie van advies Stuurgroep NOx-emissiehandel • Begeleidingscommissie NOx-emissiehandel • Werkgroep Monitoring • Werkgroep Juridische zaken
drs. H.A.F. van Well, drs. P.F. Noordervliet ir. E. Claeys drs. H.A.F. van Well J.A.G. Verhoef E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs, J. Schuurkes drs. R. Coster (plv.) drs. R. Coster E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer J.A.G. Verhoef ing. D.A. Schuddebeurs E. von der Meer dr. J. Bouwma dr. J. Bouwma dr. J. Bouwma E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer ir. H.W. Veenenbos ir. H.W. Veenenbos drs. H.A.F. van Well mw. dr. S.F. Brouwer-Keij, MBA ir. H.W. Veenenbos E. von der Meer ir. R.J. Schoen, ir. M. Risseeuw mw. mr. J.M.H. Roosen
VNCI Jaarverslag 2003
Bedrijfsleven/Overheid
49
VNCI Jaarverslag 2003
CEFIC
50
General Assembly Board Program Council Product Stewardship • Product Stewardship CPR Dialogue Forum Association of Federation Members / AFEM Finance Committee ‘Frankfurter Group’ Education Industry Partnership National Leaders Logistics Committee • Issue team Transport Regulations • Working Party TREMCARDS • ICE-Integration Group Technical Trade Committee Trade Policy Committee • Working Party GSP • Ad Hoc Group Tariffs • Trade & Production Controls Committee • Working Party Against Chemical Weapons Working Party Statistics and Economic Analysis Task Force Economic Outlook Energy Committee • Energy Statistics • Climate Change Issue Team • Working Party Energy Taxation Task Force Environmental Law Task Force Liabilities Task Force Legal Aspects of the Chemicals Policy Advocacy Group on Chemicals Polic Issue team Chemical Policy/GHS Responsible Care Core Group Responsible Care Communication Responsible Care Performance Indicators Issue Teams: • Air Policy • Waste • Product Stewardship • BAT • ES-VOC-CG • Water • Occupational & Community Health • Occupational Exposure Limits Euro Chlor International overleg Europese Stuurgroepen Chloor Longrange Research Initiative (LRI) – Outreach Pool Classification & Hazard Communication Working Group Technical Directors of Member Federations (AFM) Working Group Pilot Trial Working Group Chemical Assessment Management & Existing Legislation (CAMEL)
dr. C. A. Linse, drs. P.F. Noordervliet, ir. J. Zuidam drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. H.A.F. van Well drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet mw. dr. S.F. Brouwer-Keij, MBA ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs ing. D.A. Schuddebeurs drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA ir. H.W. Veenenbos ir. H.W. Veenenbos ir. H.W. Veenenbos ir. H.W. Veenenbos mw. mr. J.M.H. Roosen mw. mr. J.M.H. Roosen mw. mr. J.M.H. Roosen drs. P.F. Noordervliet ing. D.A. Schuddebeurs E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer E. von der Meer drs. S. Looijs E. von der Meer E. von der Meer ing. D.A. Schuddebeurs J.A.G. Verhoef J.A.G. Verhoef dr. J. Bouwma mw. dr. S.F. Brouwer-Keij MBA drs. H.A.F. van Well drs. H.A.F. van Well drs. H.A.F. van Well drs. H.A.F. van Well
Projectgroep Vlamvertragers Stichting DCO Raad voor Accreditatie Stichting Vakopleiding Procesindustrie • Bestuur Stichting Beroepsopleiding Procesindustrie • Bestuur VAPRO BV NNI Adviesraad NNI Normcommissie Vervoer Gevaarlijke Stoffen Stichting Samenwerken voor Veiligheid • Bestuur Centraal College van Deskundigen Veiligheidchecklijst Aannemers
Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën, bestuur Stichting C3 Stuurgroep Open Dag Chemie Money Meets Ideas, bestuur NEA SynchemPlus • Bestuur NFK Stuurgroep PVC & Ketenbeheer KERF Stichting Packchem • Bestuur Stichting Microchem • Bestuur UNICE Safety & Health Group UNICE OEL Group Stichting Exameninstituut Veiligheidsadviseur International Council of Chemical Associations Internationaal Perscentrum Nieuwspoort Commissie Communicatie Biotechnologie NIABA Buitenlandse Persvereniging Environmental Technology Valley Association • Bestuur VKP European Fertilizer Manufacturing Association • Agriculture and Environmental Committee • Trade and Economic Policy Committee • Communication Working Party Overleg Chemie Nederland Gebruikersplatform Elektriciteitsnetten Formeel overleg Gastransport Services
drs. S. Looijs drs. P.F. Noordervliet ir. J.C.C. Ruseler drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet drs. P.F. Noordervliet ir. H.W. Veenenbos ing. D.A. Schuddebeurs ir. H.W. Veenenbos ir. M. Janssen drs. A. Zandvoort W. Wagemakers R. van Noord drs. P.F. Noordervliet, H. Bol mw. drs. K.P. Esveldt drs. R. Coster B. de Keijzer drs. P.F. Noordervliet, dr. C. Linse, ir. J. Zuidam dr. J. Bouwma drs. P.F. Noordervliet ir. H.W. Veenenbos drs. P.F. Noordervliet J.A.G. Verhoef J.A.G. Verhoef ing. D.A. Schuddebeurs drs. P.F. Noordervliet E.A.W. Hirschfeld E.A.W. Hirschfeld E.A.W. Hirschfeld drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. R. Coster drs. P.F. Noordervliet, mw. dr. S.F. Brouwer-Keij, MBA ir. H.W. Veenenbos ir. H.W. Veenenbos
VNCI Jaarverslag 2003
Diversen
51
Colofon Uitgave Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) Mei 2004
Tekst en eindredactie Afdeling Communicatie en Externe Contacten
Vormgeving Textcetera, Den Haag
Druk Alfabase, Alphen aan den Rijn
Foto’s
VNCI Jaarverslag 2003
Akzo Nobel BASF Dow Benelux DSM, Gerhard van Roon, Huntsman Holland bv, Shell Chemicals, Verbeeld! Eric van der Burgt, Tilburg,
52
Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) Vlietweg 16 Postbus 443 2260 AK Leidschendam telefoon 070-3378787 telefax 070-3378734 E-mail info@vnci.nl Website www.vnci.nl Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk-)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave. © Copyright 2004 VNCI, Leidschendam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, postbus 443, 2260 AK Leidschendam.