Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 04
23 april 2008
Magazine
Waar blijft de nieuwe werknemer?
Opinie VNCI
War for talent
C
hemische bedrijven staan te springen om jonge, goed opgeleide mensen die onder meer de ambities van de Regiegroep Chemie moeten gaan waarmaken. En die liegen er niet om, want het samenwerkingsverband van ondernemers uit de branche en wetenschappers van verschillende universiteiten wil onder meer de bijdrage van de sec tor aan het BBP binnen tien jaar verdubbelen en het gebruik van fossiele bronnen binnen 25 jaar halveren. Innovatie speelt een essentiële rol om deze chemie van de toekomst vorm te geven, en daar zijn nu eenmaal knappe koppen voor nodig. Helaas zijn er in Nederland veel te weinig jongeren die belangstel ling voor een baan in de branche hebben. Uit recent onderzoek van de Intelligence Group onder 33.000 hoogopgeleiden blijkt bovendien dat er vrijwel geen chemisch bedrijf voorkomt in de top 50 van favoriete werkgevers. Volgens het omslagverhaal van deze maand liggen meerdere rede nen hieraan ten grondslag; jongeren zien de chemie als vervuilend, geheimzinnig en missen eindproducten waarmee ze zich kunnen identificeren. ‘Bij Philips kan iedereen zich concrete en tevens leuke producten voorstellen, bij de chemie niet’, stelt onderzoeker Hans Hoekstra. Daar komt bij dat nog steeds te weinig jongeren aan een bètastudie beginnen. Ook vissen steeds meer werkgevers in dezelfde vijver. Want niet alleen de chemische industrie, maar ook andere sleutel gebieden van de Nederlandse economie zijn in de ‘war for talent’ op zoek naar mensen om hun ambities waar te kunnen maken.
Daarom gaan de VNCI en de Regiegroep Chemie er de komende jaren écht werk van maken om nieuwe mensen aan te trekken en zittende werknemers te behouden in de schaarse arbeidsmarkt. Het imagotraject dat binnenkort van start gaat, speelt hierbij een belangrijke rol. Uiteraard hebben bedrijven de plicht om goedbe taalde, interessante banen te bieden, maar ook moeten werkne mers weer in hun privé-omgeving met trots kunnen zeggen dat ze in de branche werkzaam zijn. De omslag naar een werkelijk duurzame chemie heeft veel voeten in de aarde, maar biedt voor talentvolle mensen in mijn ogen meer dan genoeg inspiratie. Want wie wil nu niet betrokken zijn bij de oplossingen voor talloze problemen waar de mensheid zich voor geplaatst ziet?
VNCI-directeur Colette Alma
Natuurlijk halen grote, internationaal opererende bedrijven mensen met een bèta-achtergrond net zo makkelijk uit het buitenland. De gemiddelde R&D-afdeling is inmiddels een smeltkroes van cultu ren. Toch blijft voldoende Nederlandse aanwas van groot belang. Al was het maar, omdat we nu eenmaal in Nederland leven en innova tie staat of valt met interactie tussen bedrijfsleven en universiteiten. Laten we daarbij vooral samenwerken met andere partijen. Anders zijn we gezamenlijk toch slechter af…
april 2008 Chemie magazine 7
Wetenswaardig
e t e i s r t t s o u d o n i r g he
t he d me evolg r . g aa fen f . D trie, o d s st m ur du nd q.co ke a n e i r i g b e ip h ed io w. go misc rb w t a w a e on ch k n atie: uP e e D o d m n rz in va for de g n n n i n o r te mi et ee ten ne m M r a e p ig nd ez 97 o b 5 e r s er iev jaa t p a p g ri ov ha vo nn sc i t f n t s te ee ee we eh m t c n f fi de Po tO u, u n a D ate bure ijn P z t to e es tat s h de fo S n e d ite olg o. Op v n , U C ijf M dr De 3 e n sb Fe ap S h sc BA or ten e o d w
c t s i n m e o h P c e u d D in
s ei
r e w u e i n r ve 8 Chemie magazine april 2008
april 2008 Chemie magazine 9
Innovatie
Plan voor open innovatie in de chemie bijna klaar Bureau Berenschot legt de laatste hand aan de financiële onderbouwing van het businessplan van de Regiegroep Chemie voor drie centra van open chemische innovatie (COCI‘s) in Amsterdam, de Rijnmond en Chemelot (Geleen). Deze centra zijn bedoeld voor chemiebedrijven die net de opstartfase voorbij zijn en snel willen groeien in een innovatieve en commerciële omgeving.
J
oost Krebbekx, managing consultant van Berenschot: ‘Op Chemelot is er al veel infrastructuur aanwezig. In Amsterdam moeten we in de groene wei starten. Daar zal het accent liggen op nieuwe vormen van energie. Denk bijvoorbeeld aan het commercieel ontwikkelen van biobrandstoffen en waterstof als energiedragers. In de Rijnmond is er wel infrastructuur op korte termijn beschikbaar, maar is een aantal ‘launching customers’ nodig.’ De Regiegroep Chemie heeft in september vorig jaar een plan bij het ministerie van Economische Zaken ingediend, waarin ook over de COCI’s wordt gesproken. ‘We kijken nu naar de manier waarop we de COCI’s het beste kunnen organiseren en financie-
ren. Met name onderzoeken we welke diensten de COCI’s kunnen aanbieden, welke diensten verschillende bedrijven zouden willen afnemen, welke commerciële tarieven daarbij horen en wat de mogelijkheden voor financiering zijn. Hiervoor hebben we interviews met verschillende bedrijven gehad. Uiteindelijk draait het om de vraag of het opzetten van COCI’s loont. Daar geven we ons oordeel over.’ Eind april presenteert Berenschot zijn bevindingen aan de werkgroep COCI en half mei bespreekt de Regiegroep Chemie de conclusies.
BASF etaleert innovatiekracht BASF heeft half maart in wetenschapscentrum Technopolis in Mechelen een aantal recente innovaties aan klanten, politici en journalisten laten zien. Daarbij ging het onder meer om vernieuwingen op het gebied van weekmakers, nanotechnologie en brandstofcellen.
D
e ‘Marketplace of Innovations’ is gestart als een interne presentatie voor de twee- à driehonderd hoogste managers van het Duitse chemieconcern. Later volgde het eigen personeel en nu zijn ook klanten en journalisten welkom op wat, volgens het Financieele Dagblad, is uitgegroeid tot een ‘rondreizend circus’, waarin BASF zijn innovatiekracht etaleert. En die kracht mag er zijn. Want in acht stands was van alles te zien, variërend van een speciaal polyurethaan systeem om dijken te versterken, kindvriendelijke weekmakers en
vuilafstotend textiel met nanotechnologiedeeltjes. Samen met klanten innoveren, speelt dan ook een essentiële rol in de strategie van het bedrijf, benadrukte de president van BASF Europa, Walter Seufert, tijdens de opening. Wereldwijd houden 8600 medewerkers zich bezig met het oplossen van huidige en toekomstige problemen van de mensheid. Hun activiteiten moeten in 2010 goed zijn voor een extra omzet van vier miljard euro. Belangstellenden kunnen de innovaties bekijken op www.basf.nl
Stenen met een coatingslaag van Polyurethaan (elastocoast) van BASF zorgen voor een extra stevige dijk
Foto: BASF
Drie centra in Nederland
Smaak en geur blijven langer behouden
Nieuwe kunststof SABIC voor zuivelmarkt
S
ABIC heeft een doorbraak bereikt met een nieuw type hogedichtheids polyetheen, SABIC® HDPE B6246LS. Deze kunststof is speciaal ontwikkeld voor flessen met zuivel. In deze flessen blijven de smaak en geur van de zuivelproducten zoals melk en yoghurtdranken, beter behouden. Ook is de kunststof heel geschikt om te herverwerken. SABIC® HDPE B6246LS is bestand tegen relatief hogere temperaturen, waardoor het zijn gunstige organoleptische eigenschappen behoudt, ook na meerdere extrusies. Verder heeft de kunststof verbeterde eigenschappen, waardoor SABIC de flessenproducenten uitnodigt om de grenzen op te rekken en flessen met minder materiaal te maken. april 2008 Chemie magazine 11
Veiligheid/milieu
Uitstoot daalt met 17 procent
Dow past fabriek aan
V
olgens Gerard van Harten, bestuursvoorzitter van Dow in de Benelux, heeft dit product een beter groeipotentieel. De productie van EG stopt eind dit jaar. In 2009 start het project om met de fabriek 22 procent meer EO te kunnen maken. Dit product vormt een grondstof voor polyol, waarvan op zijn beurt polyurethaan wordt gemaakt. Polyurethanen zijn zachte of harde schuimen die in meubels, auto’s en huishoudelijke apparaten voorkomen. Een belangrijk resultaat van het ombouwproject is dat de emissie van deze fabriek met 17 procent vermindert. Directeur Tjeu van Mierlo van de Zeeuwse Milieufederatie juicht dit toe. ‘De emissie van het schadelijke ethyleenoxide, een van de geëmitteerde stoffen, wordt teruggebracht van vijf ton naar vijf kilo per jaar. Ethyleenoxide valt onder de ‘Minimalisatie Verplichting’.
Bedrijven zijn verplicht de emissie van zulke stoffen snel tot nul te reduceren. Daar voldoet Dow voor bijna 100 procent aan.’ Wel vindt hij het jammer dat Dow een nieuwe milieuvergunning voor het hele bedrijf heeft gekregen, waarbij het bedrijf acht jaar uitstel krijgt voor het investeren in de zogenoemde best beschikbare technieken. ‘Daardoor zullen de emissies van fornuizen, fakkels en styrofoamfabriek pas later aangepakt worden. En dat terwijl Europa eist dat dit al met ingang van oktober 2007 in orde zou zijn’, aldus Van Mierlo. De Zeeuwse Milieufederatie heeft hiertegen bezwaar aangetekend. ‘De kritiek van de Zeeuwse Milieufederatie is bekend’, aldus Dow-woordvoerder Matthijs van Meerveld, ‘en enigszins teleurstellend’. ‘Wij hebben tijd nodig om de noodzakelijke aanpassingen te doen. En waar mogelijk
Foto: dow
In Terneuzen investeert Dow ruim 12 miljoen euro in de aanpassing van zijn fabriek voor ethyleenoxide (EO) en ethyleen glycol (EG). Voortaan zal de fabriek nog alleen zuivere EO produceren.
gaan we vaak sneller dan verplicht. Zo hebben we het fakkelen de afgelopen twee jaar met maar liefst 66 procent verminderd.
Goed voor Dow, de omgeving en het milieu.’
Overheid wil afstemming toezicht chemie verbeteren De overheid wil de afstemming tussen de toezichthoudende diensten in de chemische industrie beter op elkaar afstemmen. Dat blijkt uit het rapport ‘Toezicht bij de chemie in 2008’ van de VROM-Inspectie dat onlangs naar een groot aantal chemische bedrijven is gestuurd.
C
Tienduizenden producenten en importeurs moeten voor 1 december van dit jaar hun stoffen pre-registreren in verband met de REACH-wetgeving. Een operatie van ongekende omvang, waarvoor een billboard op het gebouw van de Europese Commissie in Brussel aandacht vraagt
hemische bedrijven kunnen in het rapport onder meer lezen wat voor soort controles de acht meest betrokken toezichthouders in 2008 gaan uitvoeren. Daarmee komt de overheid voor een deel tegemoet aan klachten van ondernemers over onnodige inspecties en controles. Het komend jaar maken de verschillende inspectiediensten een start met de samenwerking. Die wordt in 2009 geïntensiveerd. Verder zal de provincie in de loop van dit jaar voor ieder groot chemiebedrijf een coördinator aanwijzen. Deze persoon zorgt voor de afstemming van het toezicht en is vanuit de overheid het eer-
ste aanspreekpunt voor het bedrijf. De VNCI staat positief tegenover het initiatief, maar benadrukt dat alle toezichthouders beter en meer met elkaar moeten samenwerken om werkelijk succes te boeken. Bedrijven die suggesties hebben om het toezicht te verbeteren, kunnen contact opnemen met Chiel Bovenkerk van de VROM-Inspectie regio Zuid, via Chiel.bovenkerk@minvrom.nl Belangstellenden kunnen het rapport downloaden via: www.inspectieloket.nl/chemie
april 2008 Chemie magazine 13
Actueel
Productie vier keer zo hoog
Energiezuinige waterstoffabriek van Eastman Eastman Chemical heeft vorige maand in Middelburg een nieuwe waterstoffabriek in gebruik genomen. Die produceert vier keer zoveel waterstof als de oude, maar gebruikt minder energie.
Op 16 en 17 juni vindt er in Amsterdam een workshop plaats onder auspiciën van de ICCA (International Council of Chemical Associations) over nieuwe metho den voor het testen van de toxici teit van stoffen, bio-monitoring en het vaststellen van risico’s. Tijdens de workshop worden de resultaten besproken van onder zoeken van een aantal gerenom meerde Amerikaanse en Euro pese instituten. De workshop is bedoeld voor wetenschappers en autoriteiten op het gebied van volksgezondheid die streven naar een betere interpretatie van bevolkingsonderzoeken, bloot stellingsdata, dosiseffecten en risico’s van chemische stoffen.
H
et bedrijf gebruikt waterstof als grondstof voor de harsenproductie van het bedrijfson derdeel Adhesives. Vrijwel alle proceswarmte wordt in de fabriek zelf en elders op de locatie hergebruikt. Verder produceert de nieuwe fabriek per kilogram waterstof twee keer zoveel stoom als de oude fabriek. Tot voor kort moest het bedrijf nog waterstof in tanks laten aanvoeren. In de nieuwe situ atie hoeft dat niet meer, en dat scheelt weer in het brandstofverbruik voor transport en de daarmee verbonden CO2-uitstoot. Ook zijn er geen transportrisico’s meer. Volgens site manager Eric Kniedler blijkt uit deze investe ring ook dat Eastman vertrouwen heeft in de groei van het bedrijfsonderdeel Adhesives in Middelburg. Op de vestiging werken in totaal 250 mensen.
Workshop over testen toxiciteit stoffen
Bedrijfsonderdeel Adhesives in Middelburg gebruikt waterstof als grondstof voor de harsenproductie
Meer informatie: Marc Willuhn van CEFIC (mwi@cefic.be) of ga naar www.cefic-lri.org
Procesindustrie kan 20 procent energie besparen De Nederlandse procesindustrie kan in 2050 ongeveer 20 procent energie besparen door innovatieve principes in het ontwerp van apparatuur en processen toe te passen. Dat stellen de auteurs van de roadmap procesintensificatie die onlangs bij Huntsman in De Botlek werd gepresenteerd. Ruim 70 bestaande en veelbelo vende nieuwe technologieën staan beschreven in het 90 pagi na’s tellende rapport. Dat is opgesteld door experts uit de industrie en verschillende weten schappers op initiatief van het
Platform Ketenefficiency van Energietransitie. De roadmap werd aangeboden aan Rein Willems, voorzitter van de Regiegroep Chemie. Volgens hem is de verzamelde informatie van groot belang voor de proces
industrie om een bijdrage te leve ren aan de energiebesparings doelstellingen van de overheid. Hij onderstreepte tijdens de bij eenkomst dat de VNCI haar leden op verschillende manieren zal ondersteunen om deze doelen te bereiken. Zo hebben meerdere leden inmiddels een PI-quick scan gedaan, waarin deskundi gen het potentieel voor PI van een fabriek of een proces in kaart hebben gebracht. Binnenkort
verschijnt een rapport met de eerste resultaten. Projectleider Hans de Wit bena drukte dat het proces om de roadmap om te zetten in een actieprogramma inmiddels in volle gang is. De roadmap en het actieprogramma worden gefinan cierd vanuit de overheidsbijdrage aan de Regiegroep Chemie. Belangstellenden kunnen de roadmap downloaden via: www.senternovem.nl
Technologiebeurs HET Instrument weer helemaal vol HET Instrument is van 20 tot en met 23 mei in de Jaarbeurs Utrecht. Op de technologiebeurs zijn veel noviteiten. De beurs is helemaal volgeboekt en voor de verwachte 25.000 bezoekers is er veel te beleven. Zo is er een demostand ‘LiveLab’ voor schone sport. Daar lopen bezoekers door een compleet laboratorium dat spe ciaal is ingericht voor dopingcontrole en bevordering van gezond sporten. In de
LivePIL, Production Integration Line, rijdt een AGV, Automated Guided Vehicle, rond en staat een productielijn zonnecellen te produceren. Op het nanopaviljoen worden nanodeeltjes zichtbaar. En op LABplaza staan sprekers op de zeepkist. Up-to-date informatie over HET Instrument is te vinden op www.hetinstrument.nl. Belangstellenden kunnen zich er registre ren voor een gratis bezoek aan de beurs. april 2008 Chemie magazine 15
Actueel
Isobionics lanceert nieuwe productiemethode voor geur- en smaakstoffen
Bacteriën maken citrusgeur In Geleen is eind maart het bedrijf Isobionics van start gegaan. De onderneming gaat geur- en smaakstoffen produceren met behulp van fermentatie. DSM ontwikkelde de technologie, maar wilde niet zelf met de productie van de geuren smaakstoffen aan de gang gaan. Daarom kreeg Isobionics een licentie. e proeffabriek draait inmid dels op volle toeren. Maar pas over twee jaar verwacht Isobionics het eerste commer ciële product op de markt te brengen: Valenceen, oftewel citrusgeur. Dat vinden we onder meer terug in parfums, frisdrank en wasmiddel. Deze stof wordt nu uit sinaasappelen gewonnen door extractie van sinaasappel schillen gevolgd door enkele destillaties. Met behulp van geselecteerde micro-organis men en suiker als grondstof, verwacht het bedrijf de geurstof echter veel zuiverder (meer dan 95%) en goedkoper te kunnen produceren. Vooral de zuiverheid en de constante kwaliteit spre ken de grote smaak- en geurstof fabrikanten aan. Ook komen er geen chemische bewerkingen aan te pas, zodat de geur- en smaakstoffen als ‘natuurlijk’
Valenceen, oftewel citrusgeur, is onder meer terug te vinden in frisdranken
kwaliteit van de sinaasappel oogst. Janssen is niet van plan op prijs te concurreren: ‘De klanten vinden de stabiliteit van het nieuwe product een belangrijk voordeel en zijn daarom bereid de normale marktprijs te beta len. Op den duur hopen we de productiekosten te kunnen verla gen, waardoor meer toepassin gen binnen bereik komen.’ Het bedrijf richt zich in eerste instan tie op een marktsegment, waarin wereldwijd 500 miljoen euro per
zijn strategie inzet. Daarom is in goed overleg besloten andere partijen te interesseren om het idee commercieel op te pakken. Binnen een halfjaar was de oprichting van Isobionics een feit. Volgens Schaap is dat een recordtijd, omdat hiervoor nor maal twee jaar staat. Het bedrijf kan de komende 2,5 jaar beschik ken over 5,5 miljoen euro. Onge veer 2,5 miljoen hiervan is risico kapitaal dat door de deelnemers Limburg Ventures (waarin DSM
‘ De klanten vinden de stabiliteit van het nieuwe product een belangrijk voordeel’ aangemerkt kunnen worden. Dat is van belang vanwege nieuwe EU-regels voor het hanteren van het begrip ‘natuurlijke stoffen’. Directeur Toine Janssen van Isobionics heeft eerder bij Philips in de elektronica gewerkt en was tot voor kort vice-president van Flexsys (rubberadditieven) in België. Hij verwacht dat de omzet van Isobionics vanaf 2010 snel zal groeien tot 95 miljoen euro in 2016. Bij het bedrijf werken over twee jaar tien mensen. De pro ductie vindt plaats bij de DSMvestiging in het Duitse Grenzach. De prijs van Valenceen uit sinaasappel varieert van 800 tot 1200 dollar per kilogram afhan kelijk van de hoeveelheid en de
jaar omgaat. De perspectieven zijn gunstig: het bedrijf beschikt over een doorbraaktechnologie van DSM en heeft voorlopig met slechts één mogelijke concurrent te maken. Volgens Frank Schaap, manager marketing & business develop ment van Chemelot is het idee voor Isobionics geboren uit ‘frus tratie’ van enkele zeer gemoti veerde DSM-onderzoekers, die Isobionics nu inhuurt van DSM. Zij vonden een technologie om met behulp van gemodificeerde bacteriën geur- en smaakstoffen (isoprenoïden) te produceren. De productie van deze geur- en smaakstoffen behoort echter niet tot de gebieden waarop DSM met
participeert), Industriebank LIOF en Technostarters op tafel is gelegd. Directeur Toine Janssen is mede-aandeelhouder. De rest van het geld komt van subsidies en bankleningen met staatsga rantie. Als de verkopen eenmaal op gang zijn, betaalt Isobionics royalties aan DSM.
Voorbeeld open innovatie
Jacques Joosten, vice-voorzitter van de Regiegroep Chemie, en Jos Schneiders, directeur van DSM Nederland, beschouwen de lancering van Isobionics als een voorbeeld van hoe een centrum voor open innovatie als Chemelot, als broedplaats voor innovatie kan werken. ‘Het gaat hier niet
om een gewoon bedrijfsterrein, maar om een ‘hotspot’, waar een bedrijf met de nodige faciliteiten en subsidies van start kan gaan. Zeker zo belangrijk is dat Isobionics via de contacten met DSM en andere bedrijven op Chemelot aansluiting heeft op een uitgebreid business netwerk, een voorwaarde om versneld te kunnen groeien’, aldus Joosten. Hij benadrukt dat Chemelot niet met andere bedrijfsterreinen wil concurreren op basis van huur per vierkante meter. ‘Dat is nooit de bedoeling geweest. Het gaat erom dat er voor een startend bedrijf snel kennis, geld en facili teiten tegen marktconforme prij zen beschikbaar komen. Als een idee commercieel interessant is, zal dat zeker gebeuren. En als dat niet gebeurt, is dat niet erg, want dan is gebleken dat het project te weinig marktperspec tieven heeft’, aldus Joosten. Volgens Schneiders was het doel van Chemelot om vanaf 2005 binnen drie jaar vijftien bedrijven en 250 arbeidsplaatsen binnen te halen. Dat doel is ruimschoots overschreden: er zijn in die periode 29 bedrijven op Chemelot neer gestreken, zodat er nu in totaal 70 grote en kleine bedrijven op het 800 hectare grote terrein zijn gevestigd. Als de bouw van een siliciumfabriek doorgaat, dan komen er nog eens 400 nieuwe banen bij. april 2008 Chemie magazine 17
Foto: shutterstock
D
Duurzaam
Industrie volop bezig
Brochure over duurzame Zeeuwse chemie De chemische industrie in Zeeland is volop bezig met de omslag naar een duurzame en innovatieve bedrijfsvoering. Dat blijkt uit een aantal projecten in de recent verschenen brochure ‘De nieuwe Zeeuwse parels’.
D
e brochure vloeit voort uit de masterclass duurzaam ondernemen van de VNCI. Daarin hebben verschillende chemische bedrijven samen met andere partijen, zoals de Zeeuwse Milieufederatie, onderzocht op welke manier ze duurzaam ondernemen met concrete pro jecten invulling kunnen geven. En met succes, want in de brochure staan verschillende aanspre kende voorbeelden beschreven. Variërend van het gebruik van afvalwater van de gemeente Terneuzen als proceswater door Dow en reductie van lachgas emissie door Yara tot de produc
tie van de tweede generatiebio-ethanol door Royal Nedalco. De voorbeelden zijn volgens samensteller Gerard Smakman van de Grontmij bedoeld als inspiratie en opstap voor een verdere ontwikkeling van een duurzame chemische sector. ‘Daarbij willen we nauw samen werken met de Universiteit van Gent en het bedrijfsleven in Vlaanderen. Ook onderzoeken we of we in Zeeland een Centre for Open Chemical Innovation (COCI) kunnen gaan opzetten. Daar kun nen startende ondernemers en kleine bedrijven samen met
universiteiten en grote bedrijven innovatieve ideeën uit werken. Op die manier stimu leren we de ontwikkeling van kennis naar nieuwe bedrijvig heid.’ Belangstellenden kunnen de brochure aanvragen via Leo Leynse van de provincie Zeeland, e-mail: l.leynse@zeeland.nl
Ei van Columbus
Duurzame-innovatieprijs voor hard zacht hout Door met een speciaal middel zacht hout eigenschappen mee te geven die normaal alleen in tropisch hardhout te vinden zijn, heeft Titan Wood uit Arnhem met Accoya-hout het Ei van Columbus gewonnen. eze nationale prijs voor duur zame innovatie wordt jaar lijks uitgereikt, en beleefde dit jaar zijn elfde editie. Het Ei van
Met twee reactoren erbij verdubbelt de capaciteit in 2010
Columbus is een initiatief van zeven ministeries. De prijs levert Titan Wood 12.500 euro op. SenterNovem-medewerker Wim
Foto: rob cloosterman
D
Quick, lid van de vakjury, ver klaart de winst van Accoya. ‘Houtverduurzaming zoals Titan Wood in Accoya toepast, is inno vatief. Dankzij deze productie technologie is Accoya een serieus alternatief voor tropisch hard hout. Hoogwaardig hout maken van ´gewone´ snelgroeiende aangeplante bomen betekent minder vernietiging van regen wouden. Voordeel is bovendien dat meer milieuonvriendelijke technieken om buitenhout onder houdsvrij te maken, overbodig worden.’ Voor de productie van Accoyahout behandelt Titan Wood hout met azijnzuurhybride. Door dit azijnzuur verandert de celwand structuur van het hout, waardoor wateropname door de vezels bemoeilijkt wordt. Het resultaat hiervan is dat wisselende tempe
raturen niet tot krimp of uitzet leiden, terwijl de kans op rot door schimmels en micro-organismen drastisch afneemt. Bijkomend voordeel is dat bij de behandeling van het hout er nauwelijks rest producten ontstaan. Accoya-hout leent zich voor gebruik in kozij nen, deuren en bruggen. Plant manager Robert Schoolkate ziet de prijs vooral als een aanmoedi ging en een stuk waardering voor het vele werk dat de 70 mede werkers tijdens het eerste pro ductiejaar hebben verzet. ‘We hebben met z’n allen een lekker stuk taart gegeten en zijn weer aan de slag gegaan. Over de besteding van het prijzengeld van 12.500 euro denken we nog na, maar daar komt vast wel een goede bestemming voor.’ Inmid dels zijn diverse licenties ver kocht en het bedrijf wil uiterlijk in 2010 de capaciteit verdubbelen.
april 2008 Chemie magazine 19
Actueel/Quotes
Nieuwe eigenaar wil 100 miljoen investeren
Eastman verkoopt Rotterdamse fabriek aan Indorama Eastman heeft onlangs haar PET- en PTA-fabrieken in het Verenigd Koninkrijk en Nederland aan het Thaise bedrijf Indorama verkocht. De nieuwe eigenaar wil 100 miljoen euro investeren in de fabriek in de Europoort in Rotterdam, stelt de finan ciële man van de onderneming D.K. Agarwal.
M
et de overname door Indorama heeft het personeel weer meer vertrouwen in de toekomst, bleek tijdens de overdrachts ceremonie begin april in Rotterdam. De vorige eigenaar, Eastman, heeft wel geïn vesteerd in modernisering, maar had uiteindelijk niet het geloof in de PETmarkt in Europa, en is dus niet overge gaan tot grote investeringen om in de lange termijn rendabel te blijven. En schaalgrootte en state-of-the-art techno logie is in deze business essentieel om te kunnen overleven in de wereldwijde markt. Zo heeft BP onlangs in China een vergelijkbare PTA-fabriek geopend met een jaarlijkse capaciteit van maar liefst een miljoen ton. Daar steekt de huidige capaciteit van 320 ton van de fabriek in de Europoort schril bij af. Indorama is echter van plan om 100 miljoen euro te investeren in de uitbreiding, in eerste instantie in PET, stelt de financiële man van de onderneming D.K. Agarwal. Die was speciaal met een delegatie van het Indiase managementteam overgekomen uit de VS om onder meer het personeel in de kantine toe te spreken. Daarvoor hadden ze samen met een aantal genodigden op twee plaatsen op het terrein kokosnoten stukgeslagen, een Indiaas ritueel dat voorspoed moet brengen. Het bedrijf wil bij de uitbreiding wellicht gebruik gaan maken van nieuwe techno logie die op dit moment in een van de fabrieken in de Verenigde Staten wordt toegepast. ‘Daarbij zijn minder proces stappen nodig, waardoor de productieca paciteit toeneemt en het energieverbruik afneemt. We moeten echt meer schaal grootte creëren om de concurrentie aan te kunnen. En dat zijn we dan ook van plan. Rotterdam is hiervoor de perfecte
locatie, omdat we hier bijvoorbeeld utili ties met andere partijen kunnen delen. En de haven maakt het mogelijk om PTA dat we hier niet kunnen gebruiken, naar onze plant in het Verenigd Koninkrijk te ver schepen’, aldus Agarwal. Over de ener gieprijzen in Nederland maakt hij zich vooralsnog geen zorgen. ‘De prijzen zijn inderdaad aan de hoge kant, maar geluk kig hebben alle spelers in de Europese Unie hiermee te maken.’
Nieuwe toepassingen
De markt voor PET groeit volgens hem met 4,5 procent per jaar. En er liggen nieuwe toepassingen in het verschiet. ‘Vooral in opkomende economieën in Oost-Europa drinken de mensen steeds meer bier uit plastic flessen. De omloop snelheid op het schap van de supermarkt is daar zo groot dat het bier zonder pro blemen in een PET-fles aangeboden kan worden. In West-Europa ligt bier veel langer in de supermarkt, waardoor de kans bestaat dat er zuurstof bijkomt en het product bederft.’ Extra personeel is vooralsnog niet nodig. ‘Wij richten onze fabrieken zo efficiënt mogelijk in. En zelfs als we gaan uitbreiden, verwacht ik niet snel dat we nieuwe mensen nodig hebben.’ Directeur Bert Held is blij met de over name. ‘De prijzen van PET en PTA staan op dit moment onder druk, omdat er sprake is van overcapaciteit. Daarom moet je in deze business investeren in schaalgrootte en technologie. Anders prijs je jezelf uit de markt. Het manage ment van Indorama heeft duidelijk aange geven in Rotterdam te willen investeren. En dat geeft weer vertrouwen in de toe komst.’
Quotes Vice-voorzitter van de raad van bestuur van DSM, Jan Zuidam, in het Technisch Weekblad naar aanleiding van de zorgen van professor Volberda van de Erasmus Universiteit over het wegtrekken van bedrijfs-R&D uit Nederland:
‘In mijn ogen zijn zijn cijfers overtrokken. Er verdwijnt inderdaad R&D, maar in beperkte mate. In het algemeen geldt dat wie hier eenmaal in R&Dfaciliteiten heeft geïnvesteerd, niet meer snel weggaat. DSM breidt de research in China uit, maar dat gaat niet ten koste van onze R&D in Nederland.’ Hoogleraar biokatalyse en organische chemie aan de TU Delft, Isabel Arends, in TU Delta: ‘De principes van de groene chemie zijn idealistisch maar wel werkbaar. Je moet de lat hoog leggen; je moet gaan voor géén afval. Dan zie je uiteindelijk wel waar je uitkomt. Mijn ideaal in de industriële werkelijkheid is niet eenvoudig te definiëren.’ Topman Wouter De Geest van BASF Antwerpen in BN/DeStem over het al dan niet veilen van emissierechten in de chemische industrie: ‘Dit legt alles twee jaar lang stil. Je gaat geen honderden miljoenen steken in je bedrijf wanneer je de rentabiliteit daarvan niet kunt voorspellen. De EU moet de chemie de plaats geven die zij verdient.’ De Energieraad, de belangrijkste adviseur van het kabinet voor energie, schrijft in een recent advies aan minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken: ‘Er moet zo snel mogelijk een eind komen aan de “verwarring en negatieve beeldvorming” rond toepassing van biobrandstoffen. Minister Van der Hoeven (Economische Zaken, CDA) moet juist een klimaat scheppen dat innovaties op dit gebied ondersteunt.’ Een scheikundige in het FD, namens een verffabrikant aanwezig bij de innovatietentoonstelling van BASF in Mechelen: ‘Het is goed dat zo’n groot concern uitdraagt wat de chemie kan bijdragen aan duurzaamheid, bijvoorbeeld via energiebesparing. Veel mensen lijden aan een chemiefobie, ze zijn bang voor alles wat ermee te maken heeft.’
Directeur Bert Held slaat een kokosnoot stuk, een Indiaas ritueel dat voorspoed moet brengen april 2008 Chemie magazine 21
Thema
Zeventig procent chemiebedrijven verwacht verergering personeelsprobleem
Concurrentieslag om werknemer
Foto: corbis
Niet eerder was het aantal vacatures zo hoog als vandaag de dag. Volgens het CBS telt Nederland bijna 240.000 vacatures. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) registreerde onlangs bij de technische beroepen van elk niveau meer vacatures dan werkzoekenden. Het gaat goed met de economie, maar de concurrentiestrijd om het personeel wordt heviger. De chemie heeft het in die concurrentieslag niet eenvoudig. Tekst: Jos de Gruiter
22 Chemie magazine april 2008
B
edrijven uit de chemische industrie zijn niet bijster populair als werkgever onder mensen die een baan zoeken. Dat zou de zorgwekkende conclusie kunnen zijn van recent onderzoek door de Intelligence Group. Het Rotterdamse, op arbeidsmarkt en arbeidsmarktcommunicatie gerichte adviesbureau, stelde aan de hand van onderzoeksgegevens een lijst van 50 bedrijven samen, waar geënquêteerden, als zij de vrije keuze hadden, bij voorkeur zouden willen werken. Als populairste werkgever komt Philips uit de bus, gevolgd door de Rabobank en de politie. Petrochemiereus Shell houdt de eer van de chemie nog hoog met een vierde plaats, maar het eerstvolgende ‘pure’ chemiebedrijf is pas terug te vinden op plaats 36: DSM. Bedrijven als Dow Chemical, Akzo Nobel, BASF, Bayer en DuPont worden wel mondjesmaat genoemd, maar komen niet voor e april 2008 Chemie magazine 23
Thema
Wat trekt chemici aan? 1
HBO
1
WO
1
Salaris
1
Inhoud van het werk
2
Inhoud van het werk
1
Uitdaging van het werk
3
Werksfeer
3
Salaris
4
Vast contract
4
Werksfeer
5
Uitdaging van het werk
5
Vast contract
6
Flexibele werktijden
6
Doorgroeimogelijkheden
7
Makkelijk te bereiken
7
Verantwoordelijkheid
8
Goede secundaire arbeidsvoorwaarden
8
Goede secundaire arbeidsvoorwaarden
9
Doorgroeimogelijkheden
9
Mogelijkheid om parttime te werken
10
Verantwoordelijkheid
10
Makkelijk te bereiken
Doelgroepdefinitie: • Werkzaam • Hoogst voltooide opleiding is hbo • Studierichting scheikunde/chemie of chemische technologie • N = 91
Hans Hoekstra van Intelligence Group onderzocht de populariteit van bedrijven onder mensen die een baan zoeken
Doelgroepdefinitie: • Werkzaam • Hoogst voltooide opleiding is wo • Studierichting scheikunde/chemie of chemische technologie • N = 124
Vraagstelling: “Wat zijn voor u de vijf belangrijkste aspecten bij de keuze voor een werkgever?”. Cijfers afkomstig uit het Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek 2006-2007
‘ Chemiebedrijven zoeken relatief meer mensen uit een vastomlijnde doelgroep, dat vertekent het beeld’ in de top 50. De vraag ‘Bij welke bedrijven of instellingen zou u het liefst werken?’ werd voorgelegd aan een representatieve groep van ruim 33.000, in hoofdzaak hoger opgeleide mensen. Bedenkelijke resultaten dus voor de chemie. Is er reden voor ongerustheid? ‘Een bedrijf als Philips staat natuurlijk wel hoog op de lijst, omdat er zoveel mensen kúnnen werken’, nuanceert onderzoeker Hans Hoekstra van Intelligence Group de onderzoekresultaten. ‘Het bedrijf is voor mensen met uiteenlopende achtergronden interessant: je kunt er terecht met een technische opleiding, maar ook als marketeer of als ICT-er. Meer mensen noemen dus automatisch zo’n bedrijf. Ondernemingen in de chemie zoeken relatief meer mensen uit een vastomlijnde doelgroep: chemici. Dat vertekent het beeld.’
Zorg
Naast die geruststellende kanttekening heeft Hoekstra wel een punt van zorg: ‘De chemie heeft onder onze geënquêteerden de naam vervuilend te zijn. Verder kenschetsen ze de bedrijfstak vaak als ‘geheimzinnig’ en werkt het feit dat de chemie geen herkenbare eindproducten fabriceert, in haar nadeel. Bij Philips kan iedereen zich concrete en tevens leuke producten voorstellen; bij de chemie niet.’ 24 Chemie magazine april 2008
De kennelijke onbekendheid met de branche, en het daardoor negatieve imago als het gaat om het benoemen van een aantrekkelijke werkplek, is ook terug te vinden in de populariteitscijfers per bedrijfstak. Zowel mensen met een hbo-opleiding als academici werken het liefst in het onderwijs of de wetenschap. Ook de medische sector, de overheid, de advieswereld en de zakelijke en maatschappelijke dienstverlening scoren goed. Met respectievelijk zes procent (onder hbo-ers) en zeven procent (academici) scoort de chemische industrie een veertiende, respectievelijk vijftiende plaats te midden van 25 genoemde economische sectoren. Heel anders zien de onderzoekresultaten eruit als gekeken wordt naar de voorkeuren van mensen met een hboopleiding of academische opleiding in de studierichtingen scheikunde/chemie of chemische technologie. Niet geheel verrassend is de chemische industrie bij deze doelgroep de favoriete branche, gevolgd door onderwijs/ wetenschap, advies/consultancy en de rijksoverheid. De geënquêteerden uit deze groep geven de voorkeur aan een baan in research & development of wetenschappelijk onderzoek, in de techniek of, als derde genoemd, consultancy en advies. Automatisering noemen ze als vierde, ‘milieu’ als vijfde. Ook het zelfstandig ondernemerschap komt voor in de top tien van aantrekkelijke toekomstige werkkringen.
Beeld veranderen
Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telde de chemische industrie in 2006 zo’n 66.000 medewerkers, verdeeld over pakweg 700 bedrijven. Daarbij gaat het om bedrijven in de basis- en eindchemie, die zich volgens de brede definitie van het CBS vooral bezighouden met de productie van basischemicaliën, verf, kunststoffen en geneesmiddelen. In de zomer van 2007 constateerde de Regiegroep Chemie dat die bedrijven problemen gaan ondervinden met het vinden van voldoende geschoold personeel. ‘Aan de aanbodzijde komt dat door de teruglopende belangstelling voor het vak chemie in het onderwijs. Jongeren vinden het vak chemie steeds minder aantrekkelijk en zien weinig carrièreperspectieven’, aldus de Regiegroep. Ze constateert dat het oplossen van het probleem van het arbeidstekort niet eenvoudig zal worden. ‘Het lukt in elk geval niet op korte termijn. Om meer mensen voor een studie of baan in de chemie te interesseren, moet het beeld dat mensen van chemie hebben, veranderen. Loopbanen in de chemie moeten aantrekkelijk worden, om mensen te binden en te boeien. Onderwijs speelt daarin een heel belangrijke rol. Jongeren zullen op een andere manier moeten worden aangesproken. Zo moet er meer aandacht komen voor de context van de lesstof en de cruciale rol die chemie speelt in vele maatschappelijke kernthema’s. In sommige onder-
wijssectoren zijn deze veranderingen al ingezet. Het onderwijs zal ervoor moeten zorgen dat het beter aansluit bij de veranderende eisen en behoeften van het beroepenveld. Behalve voor onderzoek zijn chemici ook op veel andere plaatsen nodig waar maatschappelijke uitdagingen moeten worden vertaald naar een doelgerichte aanpak. En verder moet het onderwijs ook het ondernemerschap e
Imago chemie in België: branche betaalt goed Jonge Belgische werknemers gaan het liefst aan de slag bij de banken KBC en Fortis. Ook Janssen Pharma, IBM en Procter & Gamble zijn populaire werkgevers. Dat blijkt uit een vergelijkbaar onderzoek van ‘jobmedium Vacature’. In de Belgische top tien staan verder BASF (!), Dexia, Deloitte, ING en Coca-Cola. Banken zijn vooral populair, omdat ze in de ogen van starters goede ontwikkelingskansen bieden. De chemische en de farmaceutische industrie staan in België bekend als bedrijfstakken die goede salarissen betalen. april 2008 Chemie magazine 25
Thema Peter Holicki van Dow Benelux verwacht meer academici uit het buitenland in dienst te nemen
Populariteit chemische bedrijven als werkgever Werkgever
stimuleren, om ervoor te zorgen dat nieuwe kansen worden opgepakt en zo kunnen bijdragen aan de groeidoelstellingen in het Businessplan Chemie.’
Moeilijk vervulbare vacatures
‘De Roadmap Human Capital chemie, een van de actielijnen van de Regiegroep Chemie, richt zich op alle problemen die ten grondslag liggen aan de huidige situatie’, reageert speerpuntmanager Innovatie en Onderwijs, Nelo Emerencia van de VNCI. ‘Wat de roadmap bepleit is meer aandacht voor chemie in het (vooral basis- en middelbaar) onderwijs, continue professionalisering van chemiedocenten, betere aansluiting en uitwisseling tussen onderwijs en arbeidsmarkt, stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs en verbetering van de carrièreperspectieven in de chemische industrie.’ De roadmap wordt dit jaar ‘uitgerold’.
‘ Ik weet bijna zeker dat het tij keert en er weer meer jongelui techniek en chemie gaan studeren’ Onlangs heeft Emerencia de bestaande en te verwachten problemen bij het vervullen van vacatures gekwantificeerd. Hij deed dat door middel van een onderzoek onder VNCI-lidbedrijven. Daaruit blijkt dat maar liefst zes van de tien bedrijven nu al kampen met moeilijk vervulbare vacatures. En dat zijn dan nog functies waarvoor een chemische achtergrond is vereist. De problemen worden het meest navrant gevoeld bij het zoeken naar kandidaten op (v)mbo-niveau, zoals procesoperators (genoemd door 44 procent van de bedrijven die problemen ervaren) en R&Dmedewerkers op academisch niveau (genoemd door 27 procent). Chemisch technologen (17 procent) en in het algemeen ‘mensen op HBO-niveau’ worden door 11 procent van de bedrijven genoemd als lastig te vinden. Bedrijven die te kennen geven dat ze op termijn alle vacatures vervuld krijgen, laten weten dat de wervingsperiode op zijn minst langer duurt, dat ze andere dan de gebruikelijke kanalen moeten aanboren en dat ze concessies doen in de vorm van hogere aanvangssalarissen of lagere kwaliteit van de kandidaten.
Probleem verergert
Wordt door 60 procent van de bedrijven nu al een probleem ervaren, de verwachting van 67 procent is dat het probleem de komende tien jaar zal verergeren. Als belangrijkste oorzaken worden genoemd: dalende instroom van voldoende gekwalificeerde mensen, vergrijzing van het bestaande personeelsbestand, uitbreiding en groei van de chemische industrie en de daarmee gepaard gaande behoefte aan extra nieuwe mensen, concurrentie van andere sectoren en afnemende bereidheid van men26 Chemie magazine april 2008
1
Aantal maal genoemd
Shell
481
DSM
104
Akzo Nobel
94
Dow Chemical
14
BASF
10
Bayer
8
DuPont
5
Wavin Group
4
Glaxo SmithKline
1
Ciba Specialty Chemicals
0
Vraagstelling: “Bij welke bedrijven/instellingen (uw huidige werkgever uitgezonderd) zou u het liefst willen werken” (open vraag). Cijfers afkomstig uit het Werkgeversimago-onderzoek 2008. Vraag werd voorgelegd aan 33.064 personen, voornamelijk hoog opgeleid.
Vacaturesite populair sen op mbo- en hbo-niveau om te reizen of te verhuizen. Naast de 67 procent die vreest dat de problemen verergeren, denkt 17 procent van de bedrijven dat de problemen in elk geval niet vermínderen. Meer dan acht van de tien bedrijven is dus van mening dat personeelsproblemen de komende tien jaar gelijk blijven of verergeren. Peter Holicki is vice-voorzitter van de raad van bestuur van Dow Benelux en site manager van het bedrijf in Terneuzen. Enkele maanden geleden uitte hij zijn bezorgdheid op een Zeeuwse ondernemerswebsite: ‘Binnen een paar jaar moet een derde van de mensen op de Dowvestiging in Terneuzen vervangen worden. Die gaan met pensioen en de opvolgers kunnen we niet allemaal in Nederland vinden. Dat heeft te maken met het feit dat er in Nederland en België momenteel niet zo heel veel jongeren een technische studie doen.’ Van de academisch geschoolde mensen die Holicki in dienst denkt te kunnen nemen, komt, is zijn verwachting, 40 procent uit het buitenland. De hogergeschoolde Dowmedewerker komt in de toekomst in toenemende mate uit landen als Pakistan, India, Oekraïne en Latijns-Amerika, zo ziet het er naar uit. ‘We krijgen hier straks steeds meer nationaliteiten’, stelt de sitemanager vast. ‘Ik zie het als mijn taak om de mensen uit al die landen zich hier thuis te laten voelen. Dat zal niet gemakkelijk zijn, ik maak me daar wel eens zorgen over.’
In antwoord op een vraag van de verslaggever of Holicki verwacht dat de schaarste aan Nederlandse afgestudeerde scheikundigen en technici ooit zal zijn opgeheven, antwoordt de Dow-manager: ‘Daar ben ik van overtuigd. Er is een tijd geweest waarin techniek en chemie niet zo in de belangstelling stonden. Het was niet populair. Ik weet bijna zeker dat het tij keert, dat er weer meer jongelui techniek en chemie gaan studeren. Als ze zien dat er goede banen zijn, dat er toekomst zit in de chemie, dan komt de jeugd vanzelf naar de technische opleidingen.’ En dat zal nodig zijn: uit het VNCI-onderzoek blijkt dat bedrijven nog niet op grote schaal denken aan het rekruteren van medewerkers in het buitenland. Meer dan 80 procent van de chemiebedrijven werft voor minder dan 2,5 procent van de openstaande vacatures over de grens. Ze doen dat vrijwel uitsluitend als het gaat om kandidaten voor bijzondere (R&D-)functies. Bedrijven die doelbewust níet in het buitenland werven, noemen beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde voor het adequaat uitoefenen van de functie.
Hoger op agenda
Zien chemiebedrijven in dat zij zich actiever moeten opstellen om in een goede instroom van nieuwe medewerkers te voorzien? Hoekstra (Intelligence Group) denkt dat de sector iets kan opsteken van andere bedrijfstakken. e
Het salaris. Dat is voor werknemers in de chemie met een hbo-opleiding in een chemische studierichting het belangrijkste aspect bij de keuze van een werkgever. Werknemers met een academische achtergrond daarentegen noemen als eerste de inhoud van het werk. Dat blijkt uit het arbeidsmarktgedragsonderzoek van Intelligence Group. Op de plaatsen twee tot en met tien noemen hbo-ers achtereenvolgens als ‘pull factoren’: inhoud van het werk, werksfeer, vast contract, uitdaging van het werk, flexibele werktijden, makkelijk te bereiken arbeidslocatie, goede secundaire voorzieningen, doorgroeimogelijkheden en verantwoordelijkheid. Hun academische collega’s zoeken na inhoudelijk werk vooral uitdagend werk en pas op de derde plaats een goed salaris. Voorts hechten zij aan een goede werksfeer, vinden zij een vast contract aantrekkelijk en worden ze aangetrokken door
doorgroeimogelijkheden, verantwoordelijkheid, goede secundaire arbeidsvoorwaarden, de mogelijkheid om in deeltijd te werken en een goede bereikbaarheid van de locatie. Chemici of chemisch technologen die van baan willen veranderen, zoeken in eerste instantie op een vacaturesite. Dat geldt voor zowel hbo-ers als academici. Hbo-ers verwachten vervolgens het meest van (achtereenvolgens) een open sollicitatie, e-mailservice (job agent), een bedrijvensite, een vakblad of tijdschrift, het eigen relatienetwerk, interne vacaturemelding, de dagelijkse krant, een wervings- en selectiebureau. Chemici met een universitaire achtergrond houden het – na de vacaturesite – op het vriendennetwerk, een vakblad of tijdschrift en het wervings- en selectiebureau. Ze verwachten minder van een open sollicitatie, het dagblad, de bedrijvensite, interne vacaturemelding en e-mailservice. april 2008 Chemie magazine 27
Thema
‘We merken dat een aantal bedrijven en sectoren, zoals de bouw en de energiesector, beter wil weten op welke wijze en langs welke kanalen zij nieuwe medewerkers kunnen rekruteren. Een sector als de zakelijke dienstverlening doet het al lang beter. Van de branches die ik ken, is recruitment daar het best ontwikkeld. Ze stoppen er meer geld in, zetten het strategisch hoger op de agenda en zetten meer capaciteit in. Men heeft daar goed in de gaten dat personeelstekort op termijn groei in de weg staat.’ Chemiebedrijven kunnen ook het een en ander doen om potentiële werknemers te interesseren voor de bedrijfstak. Dat kan al beginnen met belangstelling kweken bij scholieren. (Petro-)chemiebedrijven als Shell, Akzo Nobel, DSM, Sabic en Dow Chemical participeren bijvoorbeeld in een initiatief als Jet-Net. Jet-Net werkt samen met het Platform Bèta Techniek. Gezamenlijk werken zij aan de verwezenlijking van de overheidsambitie om in 2010 vijftien procent meer uitstroom uit bèta- en techni-
De helft van de bedrijven onderschrijft de stelling dat zij medewerkers als ‘klant’ moeten behandelen sche opleidingen te halen. De activiteiten zijn enerzijds gericht op het verrijken van de lesstof met concrete praktijkvoorbeelden en anderzijds op het zichtbaar maken van de toekomstperspectieven voor leerlingen. Veel leerlingen weten niet welke loopbaanmogelijkheden ze hebben met een exact profiel. Met deze groep activiteiten wil Jet-Net scholieren zo goed mogelijk informeren over en enthousiasmeren voor een toekomst als ingenieur, manager van onderzoek en ontwikkeling, of technoloog in een productieomgeving. Het Jet-Net bedrijf geeft algemene voorlichting, bijvoorbeeld in de vorm van een bedrijfsoriëntatie, of biedt ondersteuning aan leerlingen bij hun profielkeuze (eind derde klas havo/vwo). De activiteiten vinden plaats op school of bij het bedrijf. Tot nu toe participeert niet meer dan een tiental bedrijven uit de chemische industrie in het project. En dan het onderdeel waarmee het allemaal begint: het vasthouden van het ‘zittende’ personeelsbestand. Uit het VNCI-onderzoek blijkt dat veel bedrijven op dat terrein extra inspanningen zijn gaan verrichten. Zo communiceren zij beter over de mogelijkheden van loopbaanontwikkeling, streven naar een optimalisering van de werksfeer, naar een goed sociaal klimaat en verbetering van de secundaire arbeidsvoorwaarden en trachten ze een betere aansluiting tot stand te brengen tussen persoonlijke wensen en mogelijkheden van medewerkers en de te verrichten werkzaamheden. De helft van de bedrijven onderschrijft de stelling dat zij medewerkers als ‘klant’ moeten behandelen, al voegt een kwart daaraan toe dat het in de watten leggen van medewerkers niet moet ‘doorschieten’. De Regiegroep Chemie noemde het in haar aanbevelingen van groot belang dat de bedrijfstak een imagotraject in gang zet. Binnenkort is de start hiervan te verwachten. y 28 Chemie magazine april 2008
Meest favoriete werkgevers chemische doelgroep 1
HBO
1
WO
1
Shell
1
Shell
2
Akzo Nobel
1
DSM
3
Nederlands Forensisch Instituut
3
ING
4
DSM
4
Akzo Nobel
5
Provincie Utrecht
5
Philips
6
Unilever
6
Politie
7
Philips
7
Boston Consulting Group
8
Ministerie van VROM
8
Ministerie van OCW
9
Universiteit van Amsterdam
9
TNO
10
Stork
10
Universiteit Utrecht
Doelgroepdefinitie: • Werkzaam • Hoogst voltooide opleiding is hbo • Studierichting scheikunde/chemie of chemische technologie • N = 91
Doelgroepdefinitie: • Werkzaam • Hoogst voltooide opleiding is wo • Studierichting scheikunde/chemie of chemische technologie • N = 124
Vraagstelling: “Bij welke bedrijven/instellingen (uw huidige werkgever uitgezonderd) zou u het liefst willen werken” (open vraag). Cijfers afkomstig uit het Arbeidsmarkt GedragsOnderzoek 2006-2007
Ruime meerderheid bedrijven komt moeilijk aan nieuwe mensen • 61 procent van de bedrijven uit de chemische industrie ondervindt problemen bij het vervullen van vacatures waarvoor een chemische achtergrond noodzakelijk is; • 10 procent daarvan betreft bedrijven met 10-50 medewerkers; • 45 procent betreft bedrijven met 50-250 medewerkers; • 45 procent betreft bedrijven met meer dan 250 werknemers. • 44 procent van de bedrijven geeft aan dat de problemen zich vooral voordoen op (v)mboniveau (procesoperators); • 27 procent van de bedrijven noemt academisch niveau (onderzoekers); • 17 procent noemt chemisch technologen; • 11 procent noemt het vinden van mensen op hbo-niveau en probleem. 70 tot 100 procent van de vacatures op (v)mboniveau worden uiteindelijk wel vervuld, maar bedrijven merken dat • het veel langer dan voorheen duurt voordat de vacature is vervuld; • andere manieren van werving moeten worden toegepast;
• er concessies gedaan moeten worden ten aanzien van salaris of kwaliteit. 67 procent van de bedrijven voorziet de komende tien jaar een toename van het schaarsteprobleem als gevolg van dalende instroom in de markt van • voldoende geschoolde kandidaten; • de vergrijzing; • de toenemende behoefte aan medewerkers door groei van de chemische industrie; • concurrentie met andere sectoren; • de geringe mobiliteit van mensen met mbo/ hbo-opleiding. 17 procent van de bedrijven verwacht dat de problemen niet verergeren, maar ook verminderen. De meeste bedrijven (83 procent) rekruteren nauwelijks in het buitenland (minder dan 2,5 procent van de vacatures wordt over de grens uitgezet). De belangrijkste reden om niet in het buitenland te werven is de wens van de meeste bedrijven om te kunnen communiceren in de Nederlandse taal. Bedrijven die zich wel tot potentieel over de grens richten, mikken vooral op (academisch geschoolde) scheikundigen en mensen in specifieke functies.
april 2008 Chemie magazine 29
Opinie
Veiligheid in gevaar?
Oudere inspecteurs drukapparatuur buiten spel gezet Een aantal oudere en zeer ervaren inspecteurs van drukapparatuur dreigt door nieuwe opleidingseisen buiten spel te worden gezet, meent een aantal spelers in het veld. ‘Daardoor zou de veiligheid van bedrijven die met deze apparaten werken wel eens in gevaar kunnen komen’, stelt inspecteur Leo de Bruijn van E.ON. Tekst: Adriaan van Hooijdonk
C
hemische bedrijven hebben verschillende apparaten staan die onder hoge druk moeten functioneren. Daarbij kan er wel eens iets misgaan, zoals een paar jaar geleden bij biotechbedrijf Centocor in Leiden het geval was. Daar ontplofte een stoomketel, waardoor een vleugel van het bedrijfspand werd verwoest en een leiding van de stadsverwarming beschadigd raakte. De schade was enorm, maar door het vroege tijdstip van de ontploffing (half vijf in de ochtend) raakte niemand gewond. Was de ketel een paar uur later in de lucht gevlogen, dan waren de gevolgen waarschijnlijk veel groter geweest. Daarom besteden chemische bedrijven over het algemeen veel tijd en energie aan het inspecteren van drukapparatuur. Zeer specialistisch werk dat in de praktijk vaak door mensen wordt gedaan met een jarenlange praktijkervaring. En juist deze groep dreigt door nieuwe, strenge regels buiten spel te worden gezet, meent een aantal spelers in het veld. Een van hen is de 53-jarige Leo de Bruijn, in het dagelijkse leven werkzaam als inspecteur/materiaaldeskundige bij de kolencentrale van E.ON op de Maasvlakte in Rotterdam. Op zijn bureau liggen krantenartikelen en gespreksverslagen om het probleem te onderbouwen. Hij is teleurgesteld over de manier waarop het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de oudere en ervaren inspecteurs behandelt. ‘Ik werk inmiddels ruim 30 jaar voor E.ON. Om de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen binnen mijn vakgebied heb ik mij continu laten bijscholen. Daarnaast ben
30 Chemie magazine april 2008
ik al vijftien jaar actief in verschillende landelijke werkgroepen. Verder begeleid ik HTS’ers die in het inspectievak een loopbaan willen beginnen. Daarom begrijp ik niet dat oudere inspecteurs van het ministerie van SZW niet alleen een psychotechnische toets, maar ook een vakbekwaamheidstoets moeten maken. Daarbij wordt totaal geen rekening gehouden met de jarenlange praktijkervaring van de oudere inspecteurs.’
Veel onrust
De nieuwe toets van SZW zorgt bij meer oudere inspecteurs voor veel onrust, blijkt uit een belrondje langs een aantal bedrijven. Afdelingshoofd Govert Verspui van SABIC Innovative Plastics in Bergen op Zoom heeft er grote moeite mee hoe de ‘oude rotten’ worden behandeld. Hij ziet geen voordeel voor bedrijven, maar ook niet voor de overheid, al was het maar omdat Nederland de enige lidstaat is met een dergelijk eisenpakket. ‘Uiteraard ben ik een groot voorstander van een strenge controle op drukapparatuur. Want als er iets misgaat, kunnen de gevolgen groot zijn. Daarom besteden wij hier veel aandacht aan. Ook begrijp ik dat het ministerie van SZW hoge eisen stelt aan het opleidings- en kennisniveau van inspecteurs. Maar ik snap er niets van dat mensen met 20 tot 30 jaar ervaring nu ineens een psychotechnische test moeten doen. Sommigen moeten daarna ook nog eens naar school om een vervolgopleiding te volgen. Maar dat kun je aan 55-plussers, die we bovendien gebruiken om studenten het vak in de praktijk te leren, toch niet meer vragen? In het verleden bestonden daar goede regelingen voor. Toen kon de dienst voor het Stoomwezen het kennis- en opleidingsniveau van inspecteurs
beoordelen en goedkeuren. Maar sinds de privatisering gelden er ineens andere regels. Onbegrijpelijk.’ Volgens Verspui zijn de ervaren inspecteurs die nu buiten spel dreigen te worden gezet hard nodig. ‘Er is nu al een tekort en dat lijkt alleen maar groter te worden. Binnen een aantal jaren gaat een grote groep gekwalificeerde mensen immers met pensioen. En het huidige aantal studenten is ontoereikend om dat op te vangen. In totaal hebben we een groot tekort aan gecertificeerde inspecteurs; er zijn er zeker twee tot drie keer zoveel nodig als er nu zijn. Daarom schieten de salarissen omhoog, en beginnen bedrijven mensen bij elkaar weg te kopen. We kunnen het ons niet permitteren om de groep ouderen met veel ervaring zo maar af te schrijven.’ Hij signaleert nog een nadeel. ‘De huidige certificeringseisen ‘veroordelen’ mensen tot het inspectievak. Ze kunnen geen bredere ervaring opdoen in andere vakgebieden. Als een gecertificeerd inspecteur namelijk een aantal jaren wat anders gaat doen, verliest hij zijn certificaat. En dat is niet echt een stimulans voor bijvoorbeeld jonge HTS’ers die zich breder willen ontwikkelen.’
Inspecteurs opgestapt
Ronald Edelenbosch van de BP-raffinaderij in Rotterdam deelt de mening van Verspui. ‘Ook binnen mijn afdeling hebben de nieuwe regels voor veel onbegrip en onrust gezorgd. De ervaren inspecteurs van 53 jaar en ouder begrijpen de toegevoegde waarde van deze regels niet. Ze snappen er niets van dat ze na 20, 30 jaar ervaring een test moeten ondergaan om aan te tonen dat ze competent genoeg zijn. Een aantal oudere inspecteurs dreigt af te haken en een aantal jongeren is
nog niet inzetbaar. Daardoor zou de veiligheid op termijn wel eens in het geding kunnen komen. Want nu moeten we met steeds minder ervaren mensen hetzelfde werk doen. De marktsituatie werkt ook niet mee door de grote vraag naar ervaren mensen tijdens de grote onderhoudsstops.’ Toon van der Meer van LyondellBasell in Rotterdam maakt zich eveneens zorgen over het effect van de nieuwe regels. ‘Terwijl er de komende jaren juist nieuwe aanwas nodig is. Maar het is lastig om jonge mensen te vinden, want de industrie heeft nu eenmaal nog steeds met een imagoprobleem te kampen. Daarom begrijp ik het beleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet. Op dit moment voldoet onze inspectiedienst van gebruikers geheel aan de eisen met betrekking tot de inzetbaarheid van inspecteurs. Ook is nog een aantal jonge mensen met de opleiding *I&K-3 bezig. De oudere inspecteurs die bij ons werken, zijn door Lloyds al goedgekeurd. Het is toch te gek voor woorden dat hun bewijs van gelijkwaardigheid komt te vervallen, omdat ze opnieuw een toets moeten uitvoeren. Een aantal mensen heeft al aangegeven hier niets voor te voelen. Deze zeer ervaren inspecteurs zijn vervolgens niet meer inzetbaar. Eigenlijk zouden ze mensen vanaf 53 jaar volledig moeten vrijstellen van toetsings- en opleidingseisen als ze kunnen aantonen dat ze genoeg praktijkervaring hebben opgedaan. Het bedrijf moet dit zelf kunnen doen, omdat daar de verantwoordelijkheid ligt voor de inzetbaarheid en de kennis van deze oudere inspecteurs.’ De toekomst ziet hij somber in. ‘De meeste gecertificeerde inspecteurs hebben een respectabele leeftijd. Die gaan binnen nu en een aantal jaren met pensioen.’
Goede overgangsregeling
Een telefoontje naar Bert Wijker van het ministerie van SZW leert dat hij heel anders tegen de zaak aankijkt. ‘De Dienst voor het Stoomwezen kon vroeger inderdaad aangeven of inspecteurs het juiste niveau hadden. Maar sinds de invoering van de Europese richtlijn voor drukapparatuur hebben we hiervoor eisen in de wet vastgelegd. Want in de praktijk werden de inspecteurs door het Stoomwezen niet overal op dezelfde manier behandeld. Bovendien is het nieuwe systeem veel eerlijker. Want laten we niet vergeten dat een aantal bedrijven veel tijd, geld en energie heeft geïnvesteerd in de opleiding van hun inspecteurs, terwijl dit bij een andere groep bedrijven niet het geval was. Nu gelden voor iedereen dezelfde regels. En dat is wel zo eerlijk.’ Verder is er volgens hem van alles aan gedaan om juist voor de oudere werknemers een goede overgangsregeling te treffen. ‘Momenteel ontwikkelt de Stichting voor de
Certificatie van Vakbekwaamheid, SKO, een vakbekwaamheidstest. Mensen van 53 jaar die deze test niet halen, wat mij overigens vreemd lijkt als je 20, 30 jaar ervaring hebt, vallen niet af. Zij krijgen de gelegenheid om alsnog de juiste papieren te halen. Mensen onder de 53 krijgen vier jaar de tijd om aan de opleidingseisen te voldoen. Daarmee doen we ook recht aan de inspanningen van bedrijven die wél in hun mensen hebben geïnvesteerd.’
‘Nu gelden voor iedereen dezelfde regels’ Hij benadrukt dat de overgangsregeling het resultaat is van besprekingen waarin alle belanghebbende partijen vertegenwoordigd waren. ‘Daarbij heeft als basis een voorstel van het IVG-platform (Inspectiedienst van Gebruikers, red.) gediend. Dit voorstel is vervolgens in de werkgroep van het landelijk platform inspectiediensten (LPI) besproken, en na instemming van het IVG-platform met het eindconcept door het LPI-platform aanvaard.’
Veiligheid niet in gevaar
Het argument dat de veiligheid in gevaar zou dreigen te komen, is volgens Wijker overdreven. ‘Er zijn inderdaad meer inspecteurs nodig. Daarom heb ik de bedrijven gevraagd om mee te denken over constructieve oplossingen. Zo zouden ze bijvoorbeeld eens wat vaker hun gezicht op voorlichtingsdagen van hogescholen kunnen laten zien. Of stageplaatsen aanbieden om jonge mensen te interesseren voor een loopbaan als inspecteur. Maar ik heb op dat vlak nog weinig activiteiten gezien.’ Verder heeft een aantal bedrijven het mede aan zichzelf te danken dat er nu een probleem is ontstaan. ‘Vroeger waren er veel meer bedrijfsscholen. Maar die zijn in de loop der jaren wegbezuinigd. Het ontbreken van deze kweekvijver is een van de redenen waarom er nu een tekort dreigt te ontstaan. Om dat te voorkomen, zijn er afspraken met opleidingen gemaakt. Een inspecteur in opleiding kan verschillende modules volgen, waardoor hij of zij al na een jaar bepaalde bevoegdheden krijgt. Iemand hoeft dus niet eerst vier jaar naar school om aan de slag te kunnen gaan.’
IVG-platform deelt zorg beschikbaarheid personeel ‘Na twee jaar van discussiëren met alle betrokken partijen is een compromis gesloten. Daarbij blijven de oudere, ervaren inspecteurs via een toetsing volledig inzetbaar in het vakgebied. Dit compromis is ook door de leden van het IVG-platform (Inspectiedienst van Gebruikers, red.) geaccepteerd. Ook het IVGplatform deelt de zorg om de beschikbaarheid van technisch personeel, in het bijzonder in het beperkte vakgebied van de inspectie’, stelt een woordvoerder van het IVG-platform
Leden die vragen hebben, kunnen terecht bij de VNCI, Macco Korteweg Maris (Veiligheid en Milieu), tel. 070 337 87 48 ; e-mail: kortewegmaris@vnci.nl
*I&K-3 = Inspectie- en Keuringstechniek niveau 3
april 2008 Chemie magazine 31
Opinie
Geen extra belasting voor bedrijven
Arbeidsinspectie controleert op drukapparatuur De directie Major Hazard Control (MHC) van de Arbeidsinspectie gaat vanaf dit jaar controleren of chemische bedrijven hun zaken op het gebied van drukapparatuur met een ontwerpdruk hoger dan 0,5 bar goed voor elkaar hebben. Inspecteur Anton Tol benadrukt dat het toezicht op het Warenwetbesluit Drukapparatuur en de bijbehorende Regeling zal plaatsvinden tijdens de reguliere inspectiebezoeken. ‘Er is dus geen sprake van een toename van de toezichtslast.’
Warenwetbesluit Drukapparatuur Informatie over het Warenwetbesluit Drukapparatuur, de bijbehorende Regeling en een overzicht van de aangemelde keuringsinstellingen kunnen belangstellenden vinden op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: www.minszw.nl. Kies bij Onderwerpen voor Druk apparatuur, onder vraag een ant woord vinden geïnteresseerden een document met informatie en verwij zingen.
32 Chemie magazine april 2008
B
edrijven mogen dan wel klagen over de verschillende inspecties die ze moeten ondergaan, volgens Tol valt het in de praktijk wel mee. ‘Zo staat er in de *BRZO-wetgeving dat we in beginsel een keer per jaar een bedrijf moeten inspecteren, maar in de regio Rijnmond is dat gemiddeld een keer in de twee jaar. Daarbij richt de directie MHC zich overigens niet alleen op BRZO-bedrijven, maar ook op **ARIE-plichtige ondernemingen.’ Wanneer Tol een bedrijf bezoekt waarbij ook het aspect drukapparatuur aan de orde komt, let hij met name op het veiligheidsbeheerssysteem. ‘Daar moet bijvoorbeeld in staan of er drukapparatuur aanwezig is, onder welk keuringsregime dat valt en op welke manier de inspectie is gewaarborgd. Ook kijk ik op welke manier een bedrijf haar zorgplicht invult. Zo moet een onderneming er goed op letten of ze geen drukapparatuur
gebruikt die niet aan de juiste vervaardigingvoorschriften voldoet. Ook moeten nieuwe apparaten beschikken over de correcte vermeldingen en is het belangrijk dat de juiste documenten beschikbaar zijn. Stel dat een bedrijf een drukvat uit het buitenland importeert, dan is het essentieel dat de goede beoordelings- en behandelingsprocedures in acht zijn genomen.’
Keuzemogelijkheden
De overheid heeft in het Warenwetbesluit Drukapparatuur vastgelegd dat een bedrijf drie mogelijkheden heeft om keuringen uit te laten voeren. Tol: ‘Een onderneming kan bijvoorbeeld gebruik maken van verschillende keuringsinstellingen die door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn aangewezen. Ook is het mogelijk een eigen inspectieafdeling op te zetten. Tot slot kan een eigen keuringsdienst van gebruikers zelfstandig de keuringen en inspecties uitvoeren.’ Volgens Tol komt de overheid
hiermee tegemoet aan de wens van het bedrijfsleven om meer eigen verantwoordelijkheid te mogen nemen. ‘Daarom hoeven bedrijven niet te vrezen dat wij dubbel werk gaan doen. Die angst is ongegrond. Er is alles aan gedaan om onze inspecteurs goed voor te bereiden en te trainen. En het is niet de bedoeling dat wij het werk van de aangewezen diensten en instellingen over gaan doen of controleren. De basisvoorwaarde voor aanwijzing is accreditatie. Daarom spreek ik graag van een ‘stelsel van gerechtvaardigd vertrouwen’. Lopen we ergens tegenaan, dan stellen we natuurlijk wel vragen, maar we gaan bijvoorbeeld zeker niet gericht op zoek naar fouten die bijvoorbeeld door de inspectiedienst van gebruikers of aangewezen keuringsinstellingen zijn gemaakt.’
* BRZO = Besluit Risico’s Zware Ongevallen ** ARIE = Aanvullende Risico Inventarisatie en –evaluatie
Interview
Jaap Hoogcarspel van Air Liquide
‘ Snel duidelijkheid over emissierechten’ Air Liquide doet onder meer in lucht. Volgende maand verwacht het bedrijf mooie resultaten over 2007 te presenteren. Maar er zijn ook zorgen. ‘Er moet snel duidelijkheid komen over de gevolgen van het aangepaste systeem van emissiehandel. Dat kan voor ons nadelig uitpakken.’ Een interview met general manager van Air Liquide Industrie B.V. Jaap Hoogcarspel. Tekst: Esther Rasenberg
H
Foto’s: Casper Ril a
et eerste halfjaar van 2007 heeft de Air Liquide Groep goed gepresteerd. De nettowinst nam wereldwijd toe met bijna zestien procent. Hoe is de rest van het jaar verlopen? ‘In mei presenteren we de cijfers over 2007. In 2004 heeft de Air Liquide Groep de Duitse gassenproducent Messer Griesheim over genomen en dat werpt zijn vruchten af. De échte organieke groeigebieden van de Groep liggen in China, India, Oost-Europa en Zuid-Amerika. De groei in ‘oud’ Europa ligt een stuk lager. De Nederlandse activiteiten binnen de Air Liquide Groep zijn relatief niet zo groot, maar bevatten wel alle business lijnen. Behalve Large Industries zijn dat Industrial Markets, Healthcare, Electronics en Welding. In totaal opereren we in 73 lan den en zetten we elf miljard euro om.’
34 Chemie magazine april 2008
Wat is de grote kracht van Air Liquide Industrie BV? ‘Wij produceren en leveren op grote schaal gassen, zoals zuurstof, stikstof en waterstof. Maar we genereren ook stoom en stroom door co-generatie. Door onze schaalgrootte kunnen we klanten aantrekkelijke prijzen aanbieden. Zo levert de syngasfabriek op het terrein van Huntsman in Rozenburg koolmo noxide aan dit bedrijf, terwijl de vrijgekomen waterstof via een uitgebreid pijpleidingen netwerk naar andere klanten gaat. Als een bedrijf een bepaald product zelf produceert, worden de bijproducten vaak minder goed of niet benut. En dat maakt eigen productie niet alleen kostbaar, maar het is ook belastend voor het milieu. Daarnaast zijn we een betrouwbare leverancier. Als er één fabriek
uitvalt, kunnen we de misère voor onze klan ten enigszins spreiden.’ Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van innovatie? Werken jullie bijvoorbeeld aan het rijden op waterstof? ‘Het meeste innovatieonderzoek vindt plaats bij Air Liquide in Frankrijk. In Nederland hebben we daar geen capaciteit voor. Voor ons is waterstof een heel belangrijke groei markt, maar dan gaat het niet direct om brandstof voor auto’s. Chemische en raffina gebedrijven hebben in toenemende mate grote hoeveelheden waterstof nodig. In Frankrijk lopen er diverse researchprogram ma’s voor waterstof als automotive brand stof. Bedenk wel dat de waterstofauto het CO2-probleem niet volledig oplost. Met het maken van flinke volumes waterstof en het transport naar de pompstations genereer je nog steeds CO2.’ De VNCI maakt zich sterk voor innovatie en onderzoek in Nederland. Air Liquide heeft in augustus vorig jaar een onderzoekstechnologiecentrum in de VS geopend. Waarom is er niet voor Nederland gekozen? ‘Nederland is voor Air Liquide geen logische keuze als het gaat om R&D. Als er specifieke dingen zijn die in ons land spelen, komen specialisten vanuit Parijs over voor onder zoek en overleg. Er is geen reden om aan te nemen dat R&D hier beter zou zijn dan in Frankrijk. Er zijn daar ook topuniversiteiten. Het is overigens niet zo dat Air Liquide geen oog heeft voor de ontwikkelingen in Nederland. Onze R&D-directie heeft geregeld contact met Nederlandse overheden. Maar er is e april 2008 Chemie magazine 35
Interview
gekozen voor de VS, omdat het concern daar forse belangen heeft. Air Liquide heeft in 1986 een grote Amerikaanse gassenleveran cier integraal opgekocht. Nu zijn we daar heel groot.’ Hoe staat het met de CO2-emissierechten van Air Liquide? ‘Wij genereren relatief veel directe en indi recte CO2. Voor de directe uitstoot hebben we nu emissierechten, of zijn we vrijgesteld. Of we die rechten tijdens de volgende handels periode ook gaan krijgen, is nog niet duide lijk. Een deel van de energie-intensieve indu strie, waaronder ook een aantal van onze klanten, zal in elk geval een vrijstelling krij gen. Als wij emissierechten moeten gaan betalen, zullen deze klanten minder geneigd zijn om de productie van gassen uit te beste den. Zij kunnen dan immers zelf produceren met vrijstelling van rechten. Een groot pro bleem voor Air Liquide. Overigens heeft de maatschappij dan ook een probleem, want dan gaan de milieuvoordelen van schaal
Benelux en Noord-Frankrijk. Dat is heel effi ciënt en betrouwbaar. Het aanleggen van zo’n netwerk is overigens kostbaar, dus de aanleg moet uiteraard economisch haalbaar zijn. Misschien dat deze vorm van transport zo weinig aandacht van het publiek krijgt, omdat de pijpleidingen gemiddeld twee meter onder het maaiveld liggen. Je ziet er niets van. Met mijn pleidooi wil ik de aandacht vestigen op deze ‘onzichtbare’ vorm van transport.’ Bent u tevreden over de liberalisering van de Europese energiemarkt? ‘Ik vind dat de situatie in Nederland, qua elektriciteit, sterk is verbeterd. Er zijn ver schillende leveranciers die maatwerk leve ren. Het is lastig te bepalen, of dat de prijs van energie heeft gedrukt. Energie is sowieso duurder geworden en elektriciteit is in Nederland duurder dan in de omliggende landen. Ik ben wel blij met de extra mogelijk heden en het maatwerk. Denk bijvoorbeeld aan baseload, piek- en dal vermogen, afzon derlijk transport en afspraken over maxi
‘ Het zoeken naar zuinige apparatuur en goedkope leveranciers zit in onze genen’ grootte en co-productie letterlijk in rook op. En dat kan nooit de bedoeling zijn van de nieuwe wetgeving. De positie van de leveran ciers van industriële gassen is nu nog steeds onduidelijk. Het is voor ons van groot belang dat daar zo snel mogelijk duidelijkheid over komt.’ U pleit in diverse publicaties voor meer transport van gassen via pijpleidingen. Waarom? ‘Gezien de huidige milieu- en verkeerspro blematiek vind ik het transport per pijpleiding vaak onderbelicht. Wij hebben onder meer een uitgebreid pijpleidingennetwerk in de 36 Chemie magazine april 2008
mum- en minimum-afname. Voor de indu strie is dat van wezenlijk belang.’ ‘Een geliberaliseerde markt zonder beurs is, naar mijn smaak, niet echt geliberaliseerd. Wij hebben nu de APX en de Endex en ook andere Europese landen hebben of krijgen hun eigen energiebeurzen. In Nederland is energie nog steeds relatief duur, maar dat heeft vooral te maken met een gebrek aan importcapaciteit. De industrie probeert al jaren om die barrière te slechten. Zo is er aan de Nederlandse oostgrens zo’n 1000 mega watt bijgekomen. Maar het is nog steeds niet
Jaap Hoogcarspel: ‘Ik verwacht dat we de komende jaren nog verder zullen groeien.’
voldoende om de energieprijzen op hetzelfde niveau te krijgen als in onze buurlanden.’ ‘Wij zijn trouwens heel actief op het gebied van energie-efficiency. De kosten van onze producten worden voor het grootste deel bepaald door de energieprijzen. Als we één procent weten te besparen, zien we dat onmiddellijk terug in ons resultaat. Het zoe ken naar zuinige apparatuur en goedkope leveranciers zit in onze genen.’ U bent bestuurslid bij de regionale branchevereniging Deltalinqs. Wat zijn de actuele speerpunten van de vereniging? ‘Een van de aandachtspunten van Deltalinqs is het Rotterdam Climate Initiative (RCI). Dat is het plan van gemeenten om de CO2-uit stoot in 2025 te halveren ten opzichte 1990. Dat doel willen we bereiken door efficiënter energiegebruik en CCS, ofwel het afvangen, transporteren en ondergronds opslaan van
CO2. De lidbedrijven van Deltalinqs onder schrijven dit initiatief en zetten zich in voor twee procent reductie in energiegebruik per jaar. Door de hoge energieprijzen is het voor bedrijven overigens sowieso economisch aantrekkelijk om efficiënter te werken. Zo is Air Liquide bezig met het opstarten van de nieuwe warmtekrachtcentrale Pergen op het terrein bij Shell in Pernis. Deze hypermo derne centrale (300 MW, 700 ton per uur stoom ) vervangt een aantal oliegestookte boilers en bespaart jaarlijks een berg aan CO2- en SO2-emissie.’
heeft bijgedragen dat de inwoners van Rijnmond heel goed weten wat deze industrie doet. Daarnaast is er door de bedrijven ook daadwerkelijk veel verbeterd. Als je nu door het gebied rijdt, ziet het er veel aantrekkelij ker en schoner uit dan twintig jaar geleden.’
De VNCI is bezig met het voorbereiden voor een imagocampagne. Kunt u zich vinden in de nieuwe aanpak? ‘Het verbeteren van het imago van de chemi sche industrie juich ik toe. Helaas is de regio nale campagne ‘Het leven is chemie’ van Deltalinqs een paar jaar terug een stille dood gestorven. Ik denk dat die campagne ertoe
Hoe ziet u de toekomst van Air Liquide Industrie in Nederland? ‘Heel positief. Ik ben hier nu elf jaar directeur en in die tijd zijn we gegroeid van 30 naar 125 medewerkers. Destijds had Air Liquide Industrie alleen een vestiging in Rozenburg. Intussen hebben we een locatie op Shell Pernis, een in Bergen op Zoom, een in
Is Air Liquide betrokken bij de komst de nieuwe biobrandstoffabrieken in de regio Rotterdam? ‘We zijn met een aantal fabrieken als potenti ële leverancier in gesprek. Het gaat dus niet ongemerkt aan ons voorbij.’
Terneuzen en op Rozenburg zijn er drie fabrieken bijgekomen. Air Liquide had bij mijn aanstelling grote plannen in Nederland en ze hebben me daarin niet teleurgesteld. We hebben naam kunnen maken als een betrouwbare partner. En het eind is nog niet in zicht. Ik verwacht dat we de komende jaren nog verder zullen groeien.’ y
april 2008 Chemie magazine 37
In beeld
Foto’s: Marijn Alders
Grote onderhoudsoperatie kraker Dow Chemical
Een van de drie kraakinstallaties bij Dow in Terneuzen krijgt van 22 maart tot en met 26 april een omvangrijke onderhoudsbeurt. In 35 dagen voeren 1.200 medewerkers van 50 verschillende bedrijven 40.000 onderhoudsactiviteiten uit. Een dergelijke onderhoudsoperatie voor een kraker vindt op dit moment één keer in de acht jaar plaats. De voorbereidingen van de meer dan 2.500 projecten zijn al anderhalf jaar geleden begonnen. Bij de onderhoudsoperatie zijn veel andere bedrijven betrokken. In totaal leveren 1.200 contractors – van stellingbouwers en kraanmachinisten tot brandwachten en inspecteurs – een bijdrage. Op de grote foto is een prachtig uitzicht over de Braakmanhaven met een aanlegsteiger van Dow te zien, tijdens het vervangen van de tip van een fakkelinstallatie. Op de kleine foto zijn contractors aan het werk aan de kraakgascompressor, het mechanische hart van de kraker, die compleet gereviseerd is om weer acht jaar te kunnen opereren. 38 Chemie magazine april 2008
april 2008 Chemie magazine 39
Kennis en ervaring
Meer financiële armslag
Subsidie houdt onderzoek in Nederland De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) moet innovatie in het Nederlandse bedrijfsleven stimuleren. Maar wat gebeurt er precies met de subsidie? Drie aanvragers aan het woord. Tekst: Annemarie Vroom-ten Wolde Petrus Cuperus van SolSep vraagt meerdere keren per jaar een WBSO-subsidie aan
N
ederland moet sneller innoveren om wereldwijd te kunnen blijven concurreren. De overheid stimuleert dat met de WBSO, een fiscale stimuleringsregeling waarmee bedrijven een deel van de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (s&o) kunnen compenseren. Het gaat om 42 procent vergoeding over de eerste 110.000 euro loonkosten en veertien procent over de rest.
Twee onderzoekers
SolSep BV in Apeldoorn heeft slechts twee onderzoekers in vaste dienst, zodat 42 procent van hun loonkosten wordt vergoed door de WBSO. Het bedrijf is zeven jaar actief in de ontwikkeling van membraanscheidingen in organische oplosmiddelen. ‘Wij vragen WBSO-subsidie aan voor
onderzoek en ontwikkeling die vooral milieu- (en een beetje energie-)gerelateerd zijn,’ zegt Petrus Cuperus, managing director van SolSep. ‘Het speur- en ontwikkelingswerk voeren we zelf uit, want wij zijn een klein bedrijf en het gaat tenslotte om onze ‘core business’. Daarnaast participeren we in enkele gesubsidieerde onderzoeksprojecten, binnen SenterNovems *EET, het **DSTI en de EU. Het onderzoek vindt voornamelijk in Nederland plaats, maar we voeren ook onderzoek uit voor bedrijven in Duitsland en Engeland.’ Cuperus vraagt meerdere malen per jaar een WBSO-subsidie aan. Waarom? En is het moeilijk? ‘De aard van ons werk brengt meerdere aanvragen per jaar met zich mee. We hebben verschillende contacten, en het werk dat daaruit voortvloeit, leent
Wat is de WBSO? De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) is een laagdrempelige fiscale stimuleringsregeling waarmee de Nederlandse overheid, via SenterNovem van het ministerie van Economische Zaken, een deel van de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (s&o) compenseert. Het gaat om 42 procent over de eerste 110.000 euro en veertien procent over de rest, met een maximum van acht miljoen euro. Een WBSO-aanvraag kan maximaal driemaal per jaar worden ingediend. De aanvragen moeten gericht zijn op de ontwikkeling van technisch nieuwe fysieke producten, processen, pro-
40 Chemie magazine april 2008
grammatuur of onderdelen daarvan. De WBSO kent een tegemoetkoming in de loonkosten voor s&o via vermindering van de af te dragen loonheffing, een aftrek s&o voor zelfstandige ondernemers en een extra tegemoetkoming voor startende ondernemers/ ondernemingen. Als het werkingsprincipe is aangetoond stopt de subsidie. In 2007 had SenterNovem een WBSO-budget van 425 miljoen euro. Sinds 1 januari 2008 is het budget verhoogd en de WBSO uitgebreid, waarbij procesinnovatie en ICT er ook onder vallen, plus bedrijven die zonder octrooien R&D verrichten (‘verruimde octrooibox’).
zich vaak voor een subsidieaanvraag. Moeilijk? Dat valt wel mee. Ik heb veel ervaring met het schrijven van EU-onderzoeksvoorstellen. Daarmee vergeleken is de WBSO-aanvraag eenvoudig.’
Financiële armslag
Het maximale WBSO-bedrag van acht miljoen speelt volgens hem geen rol. ‘Wij vragen nooit zoveel aan. Maar we zijn blij met de huidige regeling. Daardoor krijgen we meer financiële armslag. En kunnen we nieuwe producten ontwikkelen en verkopen. Stel dat wij een klant krijgen die een uniek scheidingsprobleem heeft in een bepaald oplosmiddel. Daarvoor moeten wij dan een beter werkend membraan ontwikkelen. Typisch een kort s&o-traject. En als we daarmee klaar zijn, is onze productenportfolio uitgebreid. Met onze membranen zitten we dicht tegen de nieuwste technologietrends aan. Wat wij doen is zo ontzettend specifiek, dat bijna niemand dat kan. Gewoonlijk vinden membraanfiltraties plaats in water, maar in organische oplosmiddelen is het een niche die zich razendsnel aan het ontwikkelen is. Het is natuurlijk niet zo dat je vandaag onderzoek doet en het resultaat morgen kunt toepassen, maar in een paar jaar krijg je zeker resultaten die tot een werkend product leiden.’
Nieuwe toepassingen
Het bedrijfje Energy Conversion Technologies B.V. in Enschede heeft in totaal slechts twee werknemers: Alexander Kronberg en Maxim Glushenkov. Voorheen waren zij als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Twente. Bij de start van
hun bedrijf hebben ze gebruik gemaakt van de zogenoemde ‘TOPregeling’, een startersregeling van de Universiteit Twente. Wat doen ze precies? Kronenberg: ‘Toepassingsgerichte s&o, die sterk energie- en milieugericht zijn. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van een innovatieve pulsed compression reactor voor de productie van synthesegas. Daarmee kan een bedrijf het energieverbruik en ongewenste emissies in het productieproces met tientallen procenten terugbrengen.’ Het bedrijfje betaalt de s&o deels uit WBSO-geld, dat het sinds 2006 jaarlijks met enige regelmaat aanvraagt. Ook dit jaar is het weer het geval. Kronenberg: ‘Daarbij gaat het om nieuwe toepassingen van de pulsed compression technology, zoals de rechtstreekse productie van ethyleen en propyleen uit aardgas (zonder tussenstappen). De R&D vindt in Nederland plaats in nauwe samenwerking met SenterNovem, Shell en de vakgroep Thermische Werktuigbouwkunde van de Universiteit Twente.’ En helpt de subsidie hierbij? ‘Nu we twee mensen in dienst hebben, blijven we onder de 110.000 euro. Daardoor krijgen we 42 procent van de loonkosten vergoed. Acht miljoen euro halen we dus niet. Meer subsidie is altijd welkom, want R&D is erg duur. Zo heeft de nieuwe reactor voor onze pilot plant tonnen gekost.’ Kronenberg hoopt dat de WBSO-subsidie hem mede in staat blijft stellen om meer R&D uit te voeren. ‘Een van de volgende voorstellen waarvoor we WBSO zullen aanvragen, behelst de toepassing van onze technologie bij
Membraanelementen voor organische oplosmiddelen van SolSep
micro-warmtekrachtkoppelingen (micro-wkk). Daarbij gaat het om de gelijktijdige productie van warmte en elektriciteit uit aardgas en duurzame energiebronnen.’
Milieuverbeteringen
Albemarle Catalysts Company BV (in 2004 door het Amerikaanse Albemarle overgenomen van Akzo Nobel) maakt vooral katalysatoren. Die worden in de olieraffinage en de petrochemische industrie toegepast. In Nederland heeft Albemarle zo’n 525 medewerkers op twee locaties, met productie en s&o in Amsterdam en verkoop in Amersfoort. In hoeverre maakt het bedrijf gebruik van de subsidieregeling? ‘In Nederland wordt ongeveer de helft van het aantal s&o-uren betaald uit WBSO-geld,’ vertellen Tosca Langereis (Technology Liaisons Officer) en Eelco Vogt (Director R&D) van Albemarle. ‘We gebruiken het WBSO-geld voor s&o en samenwerkingsprojecten die deels energie- en milieugericht zijn. We ontwikkelen voornamelijk katalysatoren voor de olieraffinage, en daar zit een sterke milieuverbeteringscomponent aan.’ Hierbij gaat het vooral om s&o naar innovatieve katalysatoren voor de bereiding van benzine en diesel, maar ook om s&o naar biofuels en alternatieve brandstoffen. Van de s&o die uit de WBSO wordt betaald, gebeurt het overgrote deel ‘in huis’, in het lab in Amsterdam, waar ruim 100 onderzoekers werken.
Energy Conversion Technologies gebruikte voor R&D een ‘gepulste compressiereactor’, waarmee veel snellere chemische reactorprocessen mogelijk zijn
bij onze planning voor de projecten en programma’s van het komende jaar. Bij Akzo Nobel deden we dat ook altijd, waarbij we het maximale bedrag van acht miljoen euro per jaar overstegen. Nu halen we dat bedrag lang niet meer, omdat we in Nederland veel kleiner zijn dan het Nederlandse moederbedrijf waar we vroeger onder vielen. Het is natuurlijk altijd fijn om meer WBSO-geld te krijgen, maar we vinden het niet onredelijk zoals het nu is vastgesteld.’ Vogt: ‘De WBSO is een mooie ondersteuning om s&o in Nederland te blijven doen. Wij beschouwen onszelf als technologieleider. Om dat continu te blijven in zo’n snel veranderend veld moet je voortdurend innoveren. Zo hebben we de laatste tien tot vijftien jaar onze katalysatoren steeds verder verbeterd en zijn die voor ontzwaveling vier- tot achtmaal actiever geworden. Niet noodzakelijkerwijs dankzij de WBSO, maar het was een mooie steun. De WBSO is wel medebepalend bij de vraag waar onderzoek wordt neergelegd, bijvoorbeeld wel of niet in Nederland.’ Langereis: ‘De aanvraagprocedure voor de WBSO bij SenterNovem vind ik prima zoals die nu loopt. Ik heb al jarenlang ervaring met aanvragen als de WBSO, zodat ik het niet veel werk vind.’ y
Mooie ondersteuning
Langereis: ‘We doen één WBSO-aanvraag per jaar, omdat dit goed aansluit
* EET = programma Economie, Ecologie, Technologie ** DSTI = Dutch Separation Technology Institute april 2008 Chemie magazine 41
In beeld
Geen autoband zonder chemie
De chemische industrie speelt een belangrijke rol bij de productie van autobanden. Zo maakt een bedrijf als Lanxess de essentiĂŤle bouwsteen synthetisch rubber, en voegt producent Vredestein allerlei chemische stoffen toe om onder meer de slijtvastheid te garanderen. Een kijkje in de keuken bij Vredestein in Enschede.
42 Chemie magazine maart 2008
maart 2008 Chemie magazine 43
...
In beeld
1
1
1
2
3
Van synthetisch rubber tot autoband
3
4
Foto’s 1: Opslag grondstoffen, waaronder synthetisch rubber
5
Foto 2: Toevoegen chemicaliën Foto’s 3: Rubber mengen Foto 4: Productie loopvlak Foto 5: Staaldraad hangt klaar om van rubber te worden voorzien
Foto’S: Lourens Smak
Foto 6: De band wordt in elkaar gezet Foto 7: Band klaarmaken voor vulcanisatieproces Foto 8: Het eindresultaat Met dank aan Vredestein
8 6
3 44 Chemie magazine maart 2008
7 april 2008 Chemie magazine 45
Maatschappij
Directeur Renso Zwiers van DSM Agro:
‘Ammoniaktransport is niet iets om bang voor te zijn’ ‘Het is goed dat we per 1 januari 2010 kunnen stoppen met het vervoer van ammoniak over het spoor van Geleen naar IJmuiden. Het lijkt misschien alsof hiermee een gevaar wordt afgewend, maar in werkelijkheid is de veiligheid van het ammoniaktransport niet in het geding. Het is overtrokken om mensen bang te maken voor iets waar ze niet bang voor hoeven te zijn’, zegt Renso Zwiers, directeur DSM Agro. Tekst: Erik te Roller
B
egin maart hebben de ministers Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), Eurlings van Verkeer en Waterstaat (VenW) en DSM een principeakkoord bereikt over het stoppen met vervoer van ammoniak over het spoor van Geleen naar IJmuiden, met ingang van 1 januari 2010. Het gaat om gemiddeld 116.000 ton ammoniak per jaar. Om dit mogelijk maken verplaatst DSM een van de twee salpeterzuurfabrieken in IJmuiden naar Geleen. Het bedrijf voert de capaciteit van de bestaande kunstmestfabrieken in Geleen op, zodat deze ook de salpeterzuur van de overgeplaatste fabriek kunnen verwerken. De andere salpeterzuurfabriek in IJmuiden laat DSM slopen, net als de rest van de kunstmestproductie daar. Daarmee valt het doek voor de IJmuidense vestiging en verdwijnen ca. 120 arbeidsplaatsen. DSM verwacht gedwongen ontslagen te kunnen voorkomen door herplaatsing van medewerkers bij DSM en andere bedrijven, waaronder Corus.
48 Chemie magazine april 2008
Het sluiten van de vestiging in IJmuiden leidt tot een tijdelijk overschot van ammoniak in Geleen. Door het verplaatsen van de salpeterzuurfabriek naar Geleen, zal daar het ammoniakverbruik met ca. 55.000 ton per jaar toenemen. DSM moet dan nog voor ca. 61.000 ton ammoniak per jaar een bestemming vinden. De afspraak is, dat het bedrijf onderzoekt hoe deze hoeveelheid ammoniak uiterlijk 2015 op eigen terrein kan worden verwerkt, waarbij onder andere te denken valt aan het vergroten van de capaciteit van de kunstmestfabrieken. Dit is een inspanningsverplichting. Tot die tijd kan DSM de ammoniak leveren aan andere bedrijven in NoordwestEuropa en zullen er ammoniakwagons van Geleen via de meest courante routes, waaronder Venlo en Maas-
tricht de grens overgaan. De overheid wil ammoniaktransport in de toekomst beperken tot de Betuweroute. Voor de hele sluitingsoperatie, fabrieksverplaatsing en verlies van business, ontvangt DSM een schadevergoeding van 48 miljoen euro. ‘We schieten er wat bij in. Maar dankzij de schadevergoeding kan DSM Agro, als de uitbreiding in Geleen lukt, toch nog zijn activiteiten op een gezonde basis voortzetten’, zegt Marc van Doorn, Business Manager Industrial Products. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij onderhandelingen met de overheid.
Veilig sinds jaren vijftig
‘Het huidige concept van de tankwagons voor ammoniak bestaat al sinds de jaren vijftig en is op wat kleine aan- e april 2008 Chemie magazine 49
Maatschappij
Wethouder Van Erp uit Boxtel blij met resultaat
Renso Zwiers: ‘De discussies over het Basisnet hebben de zaak in een versnelling gebracht’
‘Een uitstekend resultaat’, zegt Wim van Erp, wethouder financiën en openbare ruimte van de gemeente Boxtel. ‘We zijn al jaren geleden begonnen met bezwaar te maken tegen de ammoniaktreinen die door onze woonwijken rijden. Een paar jaar geleden zijn hier een paar kalkwagons ontspoord, waarbij de spoorstaven als luciferhoutjes in elkaar werden gedrukt. We dachten toen: Stel dat hier ammoniak- of LPG-wagons ontsporen. Wat gebeurt er dan. Om geen risico te lopen willen we dat dit soort transporten zoveel mogelijk beperkt worden. Samen met de gemeentes Tilburg, Eindhoven en Den Bosch hebben we hiertoe druk op de Rijksoverheid uitgeoefend. Het is een goede zaak dat het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst praktisch alleen nog maar over de Betuwelijn zal plaatsvinden.’
heid en Akzo Nobel al tot een akkoord gekomen over het stopzetten van chloortransporten per spoor. Eind 2006 hebben de toenmalige minister Peijs van VenW en Staatssecretaris Van Geel van VROM contact opgenomen met DSM om over de ammoniaktransporten te gaan praten. DSM liet toen weten dat stopzetten van de ammoniaktransporten onverantwoorde financiële offers zou vragen.
Marc van Doorn, Business Manager Industrial Products: ‘Er zijn nog nooit slachtoffers gevallen als gevolg van het inademen van ammoniak bij incidenten met ammoniaktreinen’
passingen na niet wezenlijk veranderd’, legt Van Doorn uit. ‘De stalen wanden van de tanks zijn van 1,5 cm dik staal en de tanks zijn hermetisch afgesloten door een inwendige bodemklep, die op een goed beschermde plaats zit. Ook als het onderstel van de wagon onder de tank vandaan geslagen mocht worden, zal de klep niet beschadigen. Er zijn met deze treinen in Europa misschien wel incidenten geweest, maar daarbij zijn nooit slachtoffers gevallen als gevolg van het inademen van ammoniak. In
Over de brug komen
met ammoniaktransport is bijzonder klein, maar het effect kan heel groot zijn. Ammoniak is giftig en verspreidt zich eerst als een nevel van fijne druppeltjes die daarna verdampen. Je kunt vrijgekomen ammoniak het beste bestrijden met water.’
Kans op overstroming groter
Er zijn ook risicoberekeningen gedaan. Van Doorn: ‘De kans dat zich een incident voordoet met een ammoniaktransport waarbij doden vallen, is minder dan een op de miljoen, het komt met andere
‘ Wij geven gehoor aan maatschappelijke wensen’ 2005 is een wagon van een ammoniaktrein bij Halfweg ontspoord en 1,5 kilometer meegesleept. Daarbij bleek alleen een ventiel licht beschadigd te zijn, waardoor dit bij het lossen van de wagon niet goed meer functioneerde. Dit ventiel zit aan het eind van een leiding die verbonden is met de hoofdveiligheidsklep. Verder hebben we geen noemenswaardige incidenten gehad.’ Zwiers: ‘Bij het risico van transport van gevaarlijke stoffen gaat het om de kans dat er iets misgaat en het effect ervan. De kans op een ernstig incident 50 Chemie magazine april 2008
woorden minder dan eens in de miljoen jaar voor. De kans dat Nederland overstroomt, is 100 keer groter en de kans dat je door de bliksem wordt getroffen is nog weer groter. Aan de andere kant kun je constateren dat steeds meer burgers dichter bij het spoor komen te wonen en te werken. Dat roept natuurlijk vragen op, vooral over het effect.’ De overheid heeft de knelpunten van het transport en de opslag van gevaarlijke stoffen in 2006 in de zogenoemde Ketenstudies in kaart gebracht. Het gaat vooral om het vervoer van chloor, ammoniak en LPG. Eerder zijn de over-
Van Doorn: ‘We hebben gekeken naar verschillende alternatieven, zoals vervoer per schip, maar dat is pas een reële optie tegen de tijd dat alle tankschepen dubbelwandig zijn. En ook dan schieten we er niet veel mee op, omdat ze even veilig zijn als de huidige treinen en omdat het vervoer per schip trager en veel duurder is. Het bij elkaar brengen van de productie van ammoniak en kunstmest ligt daarom het meeste voor de hand, maar vergt forse investeringen. Daarom hebben we van de overheid geëist, dat ze met geld over de brug zou komen, zoals ook bij chlooraanpak is gebeurd.’ ‘De discussies over het Basisnet hebben de zaak in een versnelling gebracht’, aldus Zwiers. ‘Daardoor begonnen de grote gemeentes langs het spoor zich te realiseren, dat de voorzorgsmaatregelen voor het ammoniaktransport beperkingen zouden opleggen aan hun bouwplannen dicht langs het spoor. Verder schrokken ze van de cijfers: 116.000 ton ammoniak per jaar. Dat lijkt op papier heel veel, terwijl het in werkelijkheid gaat om een à twee treinen per week die ’s avonds of ’s nachts voorbij rijden. De ministers Eurlings van VenW en Cramer van VROM zijn toen relatief snel met ons tot een akkoord gekomen. We geven hiermee gehoor aan de maatschappelijke wensen, maar willen graag benadrukken dat we met het vervoer van ammoniak over het spoor geen ernstige risico’s nemen.’ y
Infographic
Pomp voorkomt bloedstolsels bij nierpatiënten
@aZe Y^X]i
H
et Amerikaanse bedrijf Renal Solution heeft een nieuwe bloedpomp ontwikkeld voor hemodialyse van nierpatiënten. Deze is gemaakt van een speciaal type polycarbonaat, Lexan* HPM, van SABIC Innovative Plastics. Het voordeel hiervan is, dat zich geen bloedstolsels vormen en de wanden ook na uren van behandeling schoon blijven. De pomp bevat twee kamers, net als het menselijk hart. Twee met lucht bediende flexibele membranen in de pomp zuigen het bloed afwisselend naar binnen en stuwen het vervolgens weer naar buiten. Dat gaat vrij soepel en bij blokkeringen treden geen hoge drukpieken op, zoals bij traditionele rolpompen. y
52 Chemie magazine april 2008
EjahVg WadZYedbe
@aZe deZc
BZbWgVVb
BZbWgVVb
@aZe deZc
@aZe Y^X]i
> 9Z bZbWgVbZc
ldgYZc cVVg W^ccZc \Zod\Zc Zc igZ``Zc ]Zi WadZY bZZ cVVg W^ccZc
>> 9Z bZbWgVbZc
ldgYZc cVVg Wj^iZc \ZeZghi Zc hijlZc ]Zi WadZY cVVg Wj^iZc april 2008 Chemie magazine 53
Het woord is aan...
Onderzoekster Unilever ontwikkelt criteria met Casimir-subsidie:
‘Hoe eten we gezond?’
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft vijftien zeer goede onderzoeks voorstellen met een Casimir-subsidie gehonoreerd. Daarmee kunnen onderzoekers van kennisinstel lingen tijdelijk bij bedrijven werken en omgekeerd. Annet Roodenburg van Unilever en Erik-Jan Ras vertellen wat ze met de maximaal 100.000 euro gaan doen Tekst: Joost van Kasteren
Foto’s: Casper Ril a
D
54 Chemie magazine april 2008
r. ir. Annet Roodenburg (43) is voedingsdeskundige en werkzaam als ‘lead scientist nutrition’ bij Unilever. Daar houdt ze zich bezig met het ontwikkelen en onderhouden van expertise en het geven van adviezen over voeding en gezondheid. Niet alleen intern Unilever-breed, maar ook extern, in de richting van voedingsprofessionals. Ze ontving een Casimir-beurs (zie kader) om vier maanden onderzoek te doen bij de afdeling Gezondheidswetenschappen van de Vrije Universiteit naar profilering van voedingsmiddelen. ‘Een mooie stimulans om samen te werken.’ Wat is ‘nutrient profiling?’ Roodenburg: ‘Daarbij gaat het om de vraag hoe je criteria kunt ontwikkelen waaraan een voedingsmiddel moet voldoen om het predikaat gezond te krijgen. Producten die bijvoorbeeld het ‘Ik kies bewust’logo willen verwerven, moeten aan een aantal criteria voldoen, zoals het gehalte aan verzadigd vet en transvetzuren, de hoeveelheden zout en suiker en het gehalte aan vezels. Ook de energie-inhoud telt mee. Het logo en de bijbehorende criteria zijn in Nederland ontwikkeld, maar inmiddels slaat het ook internationaal aan, als Choices International.’ ‘Mijn onderzoek richt zich om te beginnen op het zo objectief mogelijk vaststellen van een profiel. In beginsel gebruik ik tabellen waarin samenstelling en voedingswaarde van voedingsmiddelen is vastgelegd, zoals de Nederlandse Voedingsmiddelentabel. In de praktijk zijn vele van die waarden berekend en niet gemeten. Die moet je dus kritisch bekijken.’
Gezonde voeding
‘Het tweede onderdeel is het valideren van een profiel. Op basis van drie representatieve menu’s berekenen we
de inname van verzadigd vet, transvetzuren, zout, suiker, vezels en energie. Vervolgens kijken we per voedingsmiddel of dat voldoet aan de criteria van het ‘Ik kies bewust’-logo. Als dat niet het geval is, vervangen we dat door een product dat daar wel aan voldoet, bijvoorbeeld havermout in plaats van cornflakes of halfvolle melk in plaats van volle melk. Tot slot berekenen we voor verschillende landen wereldwijd de inname opnieuw om te zien of er een verschuiving plaatsvindt in de richting van de aanbevolen hoeveelheden voor gezonde voeding.’ ‘Het laatste onderdeel is het gebruik van een statistisch model waarmee je kunt zien of de inname aan bijvoorbeeld verzadigd vet of suiker een significant verandert als je alleen voedings middelen zou eten die aan de criteria van ‘Ik kies bewust’ voldoen. Met zo’n model zou je ook kunnen uitrekenen wat Unilever kan bijdragen aan het streven om de inname van verzadigd vet of zout te verminderen.’ ‘Het onderzoek is relevant voor de samenleving in de zin dat het bijdraagt aan een gezondere leefstijl. Tegelijkertijd is het relevant voor het bedrijf, omdat ‘nutrient profiling’ richting geeft aan de ontwikkeling van nieuwe, nog gezondere producten. Ook wetenschappelijk is het relevant. Ik wil drie wetenschappelijke artikelen publiceren, waarop andere wetenschappers weer voort kunnen bouwen.’
Nieuwe katalysatoren
Ing. Erik-Jan Ras (33) is opgeleid tot organisch chemicus aan de Hogere Laboratoriumschool. Zeven jaar geleden ging hij in die hoedanigheid aan de slag bij Avantium in Amsterdam, destijds een ‘spin off’ van Shell, waar nu zo’n 120 mensen werken. Avantium houdt zich bezig met het toepassen e april 2008 Chemie magazine 55
Het woord is aan...
Annet Roodenburg: ‘Het onderzoek is relevant voor de samenleving in de zin dat het bijdraagt aan een gezondere levensstijl’
Annet Roodenburg: ‘Het onderzoek is relevant voor de samenleving in de zin dat het bijdraagt aan een gezondere levensstijl’
van ‘high troughput’-technieken voor onder meer het ontwikkelen van nieuwe katalysatoren voor processen in de chemische en fijnchemische industrie; inclusief de productie van biobrandstoffen en bio-based grondstoffen. Tegenwoordig houdt Ras zich bezig met het rationeel ontwerpen van experimenten voor het screenen van potentiële katalysatoren. De samenwerking met de katalyse-groep van Kees Elsevier en Gadi Rothenberg van de Universiteit van Amsterdam zal volgens hem veel meer op gaan leveren dan de som der delen. ‘Bij Avantium houd ik me bezig met het rationeel ontwerpen van experimenten. Dat wil zeggen dat ik experimenten zodanig opzet dat je met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk informatie verzamelt. Dat is onder meer van belang als je een bibliotheek van duizenden stoffen moet nalopen om die stof eruit te halen die beschikt over de door jou gewenste eigenschappen. De kunst daarbij is niet om zo min mogelijk experimenten te doen, maar om precies zoveel experimenten te doen om het probleem op te lossen.’
Tientallen experimenten
‘Bij ‘high troughput’-technieken doe je niet één experiment, maar vele tientallen tegelijk in geminiaturiseerde reactoren. Het zijn wel echte chemische reacties, en is geen binaire screening, zoals bij gebruik van micro-arrays. Dat betekent dat temperatuur, druk en de volgorde waarin je chemicaliën toe56 Chemie magazine april 2008
Erik-Jan Ras: ‘Ik zet experimenten zodanig op dat je met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk informatie verzamelt’
voegt ook belangrijk zijn. Het enige verschil is dat je veel reactoren tegelijk laat draaien. Dat vergt niet alleen een goede planning, maar vraagt ook om intelligente statistische technieken om alle data te analyseren. Ook dat is onderdeel van het rationeel ontwerpen van experimenten.’ ‘Kern van rationeel ontwerpen is het ontwikkelen van Quantitative Structure Property Relations (QSPR’s), kwantitatieve verbanden tussen structuur en eigenschappen van een stof. Voor je de reeks experimenten gaat doen, probeer je een voorselectie te maken op basis van de structuur van de stof. De
onderliggende veronderstelling is dat de moleculaire structuur je iets vertelt over de fysisch-chemische eigenschappen, zoals oplosbaarheid of katalytisch vermogen.’ ‘Voor organische verbindingen, inclusief homogene katalysatoren hebben we een aardig inzicht in het verband tussen structuur en eigenschappen. Voor heterogene katalysatoren is dat veel minder het geval, omdat ze niet over een moleculaire structuur beschikken. De werking is afhankelijk van andere eigenschappen, zoals de vorm van de drager en de verdeling en de concentratie van de katalytische componenten over het oppervlak.’ ‘Het onderzoek, waarop ik over een paar jaar hoop te promoveren, is erop gericht om ook voor heterogene katalysatoren zogeheten ‘descriptoren’ te ontwikkelen; kenmerkende structuurelementen die je kunt koppelen aan bepaalde fysisch-chemische eigenschappen. Op basis daarvan wil ik een model ontwikkelen, waarmee je snel stoffen kunt selecteren op basis van hun vermogen om bepaalde reacties te katalyseren. Een gericht zoekproces dat niet alleen veel tijd bespaart, maar waarschijnlijk ook betere katalysatoren oplevert.’ y
Casimir beëindigd Na drie subsidieronden is met ingang van 2008 de Casimir-regeling beëindigd. Volgens Afra Verkerk van het Platform Bèta Techniek komt dit omdat de middelen van het Deltaplan Bèta Techniek tijdelijk zijn en alleen bedoeld om interessante instrumenten als Casimir te ontwikkelen en te beproeven; niet om ze in stand te houden. Nick den Hollander, medewerker bij de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, vindt het jammer dat de regeling verdwijnt. Enerzijds omdat deze daadwerkelijke kruisbestuiving tussen bedrijfsleven en universiteit stimuleerde. Anderzijds omdat het een regeling was die, dankzij weinig papieren rompslomp, ook voor het middelgrote en kleine bedrijf goed toegankelijk was. De Regiegroep Chemie pleit in haar Road Map Human Capital voor een variant op de Casimir-regeling waarbij leraren in staat worden gesteld om een tijdje in een bedrijf te werken en omgekeerd mensen uit het bedrijfsleven aangesteld kunnen worden als ‘bijzonder leraar’. Dat alles om de aansluiting tussen onderwijs en beroepenveld te verbeteren. Het verdwijnen van de Casimirregeling in zijn huidige vorm wil niet zeggen dat het pleidooi van de Regiegroep Chemie aan dovemansoren is gericht. Over de voorstellen in de Road Map wordt nog overlegd.
Column
Leo Hartveld FNV Goed nadenken over risico’s nanotechnologie
H
Leo Hartveld, lid van het federatiebestuur van de vakcentrale FNV
et meest sprekende en beroemdste voorbeeld van iemand die slachtoffer werd van zijn eigen arbeidsomstandigheden vind ik nog altijd Nobelprijswinnares Marie Curie. Zij deed begin vorige eeuw veel onderzoek naar het door Becquerel ontdekte verschijnsel radioactiviteit. Marie overleed op 66-jarige leeftijd aan leukemie, vrijwel zeker ontstaan doordat zij door haar werk aan een enorme stralingsdosis was blootgesteld. Dat is natuurlijk al heel lang geschiedenis. En in tegenstelling tot Marie Curie weten we nu we gelukkig veel meer over de gevaren die radium en polonium – de door haar ontdekte radioactieve stoffen – met zich meebrengen. Maar ik moest wel aan haar denken bij alle commotie die ontstond, nadat ik me op een bijeenkomst in januari van het Europees Vakverbond kritisch had uitgelaten over nanotechnologie. Nou ja, kritisch? Bezorgd is eigenlijk een beter woord. Want laat ik voorop stellen dat we bij de FNV echt wel overtuigd zijn van de impact van deze nog jonge technologie. En ook van de ongekende voordelen die nanotechnologie met zich mee kan brengen. Want wat is er bijvoorbeeld nou mooier dan autolak die niet meer kan krassen en vuil vanzelf afstoot? Of medicijnen die op precies die plek in het lichaam waar het onheil zich bevindt geneeskrachtige stoffen loslaten, zodat ziektes veel gerichter bestreden kunnen worden? Dat zijn natuurlijk fantastische toepassingen, allemaal mogelijk door nanotechnologie. Maar daarom moet je natuurlijk niet je ogen sluiten voor eventuele risico’s en gevaren. Want die zijn er. Dat geven zelfs de mensen die er verstand van hebben toe. L’histoire se répète, zeggen de Fransen: de geschiedenis herhaalt zich. Dat is ook een gedachte die zich bij mij als vakbondman soms opdringt. Tenminste, als we niet alert zijn. Laten we alsjeblieft niet dezelfde fout maken als een kleine eeuw geleden. Juist ja, met asbest. Al in een vrij vroeg stadium werden destijds de gevaren ervan onderkend. Maar bedrijfsleven en politiek wisten wetgeving die deze schadelijke stof verbiedt zo’n dertig jaar lang tegen te houden. Gevolg: ons land is vergeven van de asbesttoepassingen. En jaarlijks overlijden er vier- tot zevenhonderd mensen ten gevolge van asbest. En daarmee ben ik weer terug bij mijn stevig getoonzette speech op die bijeenkomst van de Europese vakbond. Niet dat ik daar gepleit heb voor een verbod op nanotechnologie. Wel voor een publiek debat. Ook heb ik aangedrongen op een goede toepassing van het voorzorgsprincipe: als je de risico’s niet kent, moet je zeer voorzichtig te werk gaan en alleen toepassen waar nodig, onder strikte omstandigheden. De overheid dient bovendien meer greep te krijgen op het ‘ wie, wat en waar-principe’, te veel is immers onbekend. Wij maken ons zorgen over welke maatregelen de overheden in de Europese landen nemen om werknemers die met nano-deeltjes werken te beschermen. Nu al zien we vele toepassingen van nano-deeltjes in producten. Onze regering zegt dat de huidige wetgeving voldoende handvatten heeft om nano-risico’s tegen te gaan. Maar de FNV heeft daar zijn twijfels over. Zo vragen wij ons af wat het kennisniveau is van bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie. En ook welke meeteenheid men hanteert om nano-risico’s vast te stellen. Welke meetmethoden worden gebruikt bij inspecties? Trouwens, wordt er überhaupt wel op nano geïnspecteerd? En waarom wordt er niet eerst gedacht over een goed beschermingsniveau voorafgaand aan productieprocessen? Allemaal vragen die bij ons opkomen. En waarop we antwoorden moeten vinden. Want nee, we willen niet dat de geschiedenis zich herhaalt. We willen van de geschiedenis leren… y april 2008 Chemie magazine 59
Productnieuws
Noviteiten Yokogawa Op de vakbeurs HET Instrument van 20 tot en met 23 mei in de Jaarbeurs in Utrecht toont Yokogawa Europe voor de eerste keer het nieuwe high speed data-acquisitiesysteem SL1000. Het nieuwe systeem kenmerkt zich door een hoge samplesnelheid en tal van real-time mogelijkheden. Een belangrijke feature is dat voor het analyseren van historische gegevens uit het data-acquisitiegeheugen de metingen of de data-acquisitie niet hoeven te stoppen. Daarnaast presenteert Yokogawa de nieuwe SB5000 vehicle serial bus analyzer, een drie-in-eeninstrument dat de voordelen en mogelijkheden van een mixed signal scope combineert met functies voor busanalyse van FlexRay, CANBus en LIN alsmede UART, I2C en SPI. Verder wor-
den ook de portable papierloze recorders MV1000 en MV2000 getoond en de AQ6375 optische spectrum analyzer. Meer informatie: www.yokogawa.com/tm
Ardinco
Zeer lage flows
De leverancier van meeten regelapparatuur Ardinco toont op de vakbeurs HET Instrument producten als niveaumeters, flowmeters en waterdetectiesystemen.
Bronkhorst Cori-Tech B.V. introduceert met de Mini Cori-Flow® een serie uiterst compacte flow meters en -regelaars voor extreem lage flows vanaf 100 mg/h tot 30 kg/uur. De Mini Cori-Flow® is inzetbaar in veel markten, waaronder de proceschemie, de analyse- en milieumarkt of de farmaceutische markt. Voor zowel gassen als vloeistoffen levert het design superieure nauwkeurigheid en uiterst korte responsetijden. Ook het meten
Meer informatie: www.niveaumeters.nl; www.waterdetectie.nl
en regelen van onbekende fluids of superkritische media, zoals kooldioxide, ethyleen, propyleen, behoort tot de mogelijkheden. Tijdens ‘de Interkama’ (Hannover van 21 tot en met 25 april) wordt de nieuwe serie geïntroduceerd. De Nederlandse introductie vindt plaats tijdens ‘HET Instrument’ in Utrecht van 20 tot en met 23 mei. Meer informatie: www.bronkhorst.nl.
april 2008 Chemie magazine 61
Uit de media...
Veel werk aan de winkel
V
oor elektriciteitsproductie bedrijven betekent dit dat zij vanaf 2013 alle rechten voor hun CO2-emissie zullen moe ten kopen. Het voorstel is een goede stap op weg naar een gelijk speel veld voor alle Europese elektriciteits producenten op de geliberaliseerde elektriciteitsmarkt. De energiebranche ondersteunt het handelssysteem en heeft geen principiële bezwaren tegen veilen. Om het gelijke speelveld te waar borgen moeten natuurlijk wel voor iedere grootschalige stroomproducent dezelfde voorwaarden gelden – dus ook voor de elektriciteitsproductie opgesteld bij de industrie. En waar het om vrijstel ling van veiling gaat kan daar alleen in uitzonderlijke gevallen, hooguit tijdelijk, sprake van zijn, volgens strenge criteria. Nevenstaand bericht over de huidige handelsperiode 2008 – 2012 legt de vin ger op een andere gevoelige plek: een goed georganiseerde invoering. Want niet alleen het toewijzen is niet op tijd gelukt. Ook een goedgekeurd allocatie plan was er niet op tijd, het register emissiehandel had gekoppeld moeten zijn met het VN-register in Bonn, en ook zou er in Nederland in 2008 reeds begonnen worden met het veilen van een beperkt aandeel van de rechten. Maar ook dat is nog niet gereed. Het gaat hier om eenvoudige dingen, vergeleken met de systeemwijziging die ons in 2013 te wachten staat.
bro n: Vrom
Begin dit jaar presenteerde de Europese Commissie de voorstellen voor verdere ontwikkeling van het CO2emissiehandelssysteem, dit in het licht van de EU-doelstelling van 20% CO2-reductie ten opzichte van 1990. Nieuw element in het voorstel is CO2-rechten in toenemende mate te gaan veilen.
Wat we nodig hebben is dat er een helder tijdpad voor de invoering wordt afgespro ken en dit ook gaan organiseren in Europa. Als er geveild wordt, dan moe ten de regels veel eerder bekend zijn dan de Commissie voorstelt. Laten we daarom ook praktisch zijn: voer één geharmoniseerd systeem voor veilen in en niet 27 verschillende. Dat zal zeker niet goed gaan. Een ander onderbelicht punt is de beste ding van de veilingopbrengsten. Deze zullen naar verwachting jaarlijks tiental len miljarden euro’s bedragen. Nog nooit eerder is een veiling op deze schaal uit gevoerd. We gaan naar één Europese opzet emissiehandel, waarmee een gelijk speelveld ontstaat voor alle deel nemers. En dat is winst. We moeten ervoor waken die winst niet weg te gooien door aan achterkant de markt alsnog te verstoren bij besteding van de opbrengsten. De Europese commissie zal ter voorkoming daarvan eisen moe
ten stellen aan de besteding van de opbrengsten. En als dat allemaal goed geregeld is: heeft de Europese Commissie voldoende controle-instrumenten om ongeoorloofde staatssteun te voorko men als de Richtlijn allerlei bestedings doeleinden op voorhand toestaat? Kortom: er is nog heel veel werk aan de winkel. Alle aandacht gaat in Europa nu vooral uit naar politieke aspecten van de indeling van deelnemers: wie moet vei len en wie niet. Belangrijk, maar niet genoeg. Een zorgvuldige voorbereiding en heldere regels voor de besteding van de veilingopbrengsten zijn minstens zo belangrijk. Anders komen we straks van een koude kermis thuis. Hans Alders, voorzitter Energiened (Federatie van Energiebedrijven in Nederland)
april 2008 Chemie magazine 63
Nieuws
Egbert Schasfoort, site-plantmanager Akzo Nobel Salt
Drie deelnemers stellen zich voor:
Wie wordt plantmanager of the year?
Drie plantmanagers zijn genomineerd voor de verkiezing van de plantmanager of the year. In dit artikel een eerste kennismaking. De bekendmaking van de winnaar vindt plaats op 15 mei tijdens Deltavisie 2008 in Rotterdam. Tekst: Aleksandra Andjelic Industrielinqs Pers en Platform, VNCI, Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam presenteren voor het eerst de verkiezing van de plantmanager of the year. Tal van site managers hebben de afgelopen maanden kandidaten opgegeven, waarvan er uiteinde lijk drie zijn genomineerd. Deze plantmanagers hebben het afgelopen jaar op een innovatieve manier een aanzienlijke verbetering gerealiseerd op het gebied van veilig heid, gezondheid, milieu, productiviteit en kwaliteit.
‘ Technische en communicatieve vaardigheden onderscheiden Egbert’ ‘Egbert is niet alleen maar gericht op het behalen van goede resultaten. Hij is ook een manager die veel gevoel heeft voor de stemming op zijn site en de omgeving’, zijn de lovende woorden van John Schelhaas, operations manager Salt van Akzo Nobel Salt. ‘Naast zijn technische competenties heeft hij niet-analytische vaardigheden. Dit blijkt wel uit het feit dat hij zeer bekwaam is in het managen van emoties op en over de site.’
E
gbert Schasfoort werkt al 22 jaar bij Akzo Nobel en is sinds 1 sep tember 2006 manager van de site en plant van Akzo Nobel Salt in Hengelo. Hij kwam in zijn nieuwe functie voor een grote uitdaging te staan: de stem ming van het personeel, de politiek, belangengroepen, provincie en de omwonenden van zijn site om te bui gen naar een positieve houding. De Akzo-plant is verantwoordelijk voor de productie van zout voor tal van toepassingen. De site waar deze plant deel van uitmaakt, heeft in 2006 flink onder druk gestaan. Ten eerste omdat zoutproductie een hoog energiever bruik kent en de energieprijzen flink
zijn gestegen. Ten tweede omdat chloortransporten per trein, van de overheid tot een minimum moesten worden beperkt, met als gevolg dat de chloor- en de monochloorazijnzuurfa briek twee jaar geleden zijn verplaatst van Hengelo naar Delfzijl. Schasfoort: ‘Doordat het personeelsbestand met meer dan een derde was gedaald, ontstond er logischerwijze onrust.’ Schasfoort is het afgelopen jaar dan ook drukdoende geweest met tal van projecten om de emoties te managen en het moreel te wijzigen.
Communiceren
‘Wij hebben in 2007 flink geïnvesteerd
Peter van Gerwen, plantmanager Linde Gas Benelux
‘ Wij hebben als organisatie veel baat bij de communicatieve vaardigheden van Peter’
‘Peter van Gerwen is een teamplayer pur sang. Hij heeft in korte tijd een hecht team gecreëerd, dat de performance aanzienlijk heeft verhoogd’, zegt Peter Ripson, directeur Industriële & Speciale Gassen Linde Gas Benelux. ‘Peter heeft een technische achtergrond, maar ook veel ervaring opgedaan met commerciële taken. Hierdoor, en door zijn persoonlijkheid, is hij in staat om zeer goed te communiceren , iets waar wij als organisatie veel baat bij hebben.’
P
eter van Gerwen is sinds drie jaar plantmanager van Linde Gas Benelux (voorheen: Hoek Loos). Hij werkt al 32 jaar voor het bedrijf dat gastoepassingen levert. Milieu, veilig heid en betrouwbaarheid staan hoog in het vaandel bij het bedrijf, dat
64 Chemie magazine april 2008
inmiddels al meer dan 4.500 dagen ongevalsvrij is. Een van de belangrijke taken van Van Gerwen is: het bieden van betrouwbaarheid aan klanten. Linde Gas Benelux moet altijd kunnen leveren. Ook bij een shutdown. Van Gerwen vertelt over de stop in 2007: ‘We bleken een onverwacht probleem te hebben met een belang rijke machine en hadden geen reserve onderdelen beschikbaar. Tegelijkertijd moesten we de contracten nakomen voor het leveren van gastoepassingen. In samenwerking met het team van acht onderhoudsmedewerkers, heb ik besloten om het onderhoud, dat vier tot vijf weken in beslag zou nemen, toch uit te voeren. Het resultaat: ze hebben het toch maar even voor elkaar gekregen, en wij konden onze beloften aan de klanten waarmaken.’
CO2-uitstoot
Een andere prestatie van Van Gerwen is zijn bijdrage aan het opzetten en organiseren van een remote operation control (ROC) center. Vanuit dit center worden de luchtsplitser, de productie van perslucht en een koolzuurfabriek en compressiestation voor koolzuur gas op afstand geleid. Van Gerwen is
er trots op dat de Nederlandse glas tuinbouw met deze CO2-fabriek jaar lijks 95 miljoen kubieke meter aard gas bespaart en 170.000 ton minder CO2 uitstoot. ‘De verdienste van Peter is niet alleen maar gericht op een lagere CO2-uit stoot’, aldus Ripson. ‘Een reviewteam heeft ook vastgesteld dat de produc tiecapaciteit is gestegen met maar liefst twintig procent.’
Ideeën
Wat vindt Van Gerwen zelf zo aantrek kelijk aan zijn functie? ‘Het improvise rende karakter van mijn baan’, ant woordt hij stellig. ‘Ik zit erg dicht op de operatie en bij de besluitvorming, waardoor ik de mogelijkheden heb om snel en efficiënt problemen op te los sen. Daarnaast vind ik het leuk om contacten met klanten te hebben. Ik vind het een uitdaging om ze zo tevre den mogelijk te stellen en doe er ook mijn uiterste best voor ze te behouden. Tot slot wordt er binnen Linde Gas Benelux serieus omgegaan met mijn ideeën. Zo heb ik enige tijd geleden geopperd om perslucht te produceren en te leveren, en dit is inmiddels gerealiseerd.’
in de plant, onder meer in een nieuw laboratorium: een blijk van vertrou wen. Het was noodzakelijk hierover helder en open te communiceren. Daarom hebben we een maandelijks overleg opgezet met alle leidingge venden.’ Schasfoort heeft hiermee het geruchtencircuit in de kiem kunnen smoren. Schelhaas vult aan: ‘Mede dankzij Egbert is de werksfeer begin 2008 weer positief te noemen. Het personeel richt zich weer duidelijk op de business-resultaten van Akzo Nobel Salt.’ Naast het informeren van het eigen personeel heeft Schasfoort ook een rol gespeeld in het bereiken van de externe doelgroepen.
‘Eind 2007 bleek dat de reorganisa tie zeer succesvol is afgesloten’, licht Schelhaas toe. ‘We hebben betere resultaten behaald en besparen op jaarbasis meerdere miljoenen euro’s, waardoor de gestegen energiekosten slechts deels aan de klanten worden door berekend. Dat, in combinatie met een positieve positionering van de plant, is een prachtig resultaat. Het is voor mij de reden waarom hij plantmanager 2007 zou moeten worden.’
Robin Mooldijk, plantmanager Shell Chemie
‘Het leiderschap van Robin brengt aanzienlijke prestatieverbetering teweeg’ ‘Robin is binnen onze organisatie zonder twijfel de meest succesvolle plantmanager.’ Deze prijzende woorden zijn afkomstig van Bram Steenks, general manager Moerdijk van Shell Chemie. ‘Voor een nominatie als plantmanager of the year is het bereiken van doelstellingen alleen niet voldoende. Je moet ook opvallend zijn op andere gebieden. En dat is Robin. Zijn people skills zijn dusdanig ontwikkeld, dat hij de beste resultaten met zijn teams weet te behalen. Hij wordt dan ook niet voor niets op handen gedragen door zijn medewerkers.’
R
obin Mooldijk is sinds november 2006 plantmanager van twee grote SMPO-fabrieken (Styreen monomeer en Propyleenoxide-fabrieken, red.). Hij is afgestudeerd in scheikundige tech niek en werkt sinds 17,5 jaar bij Shell, ook in het buitenland. De functie van plantmanager heeft hij al eerder op een andere fabriek bekleed, maar de uitda gingen in zijn nieuwe fabrieken zijn alleen maar groter geworden. Naast het opereren van twee grote fabrieken moest hij ook een complexe stop bege leiden. De werkvoorbereiding voor deze stop was ingekort met een halfjaar,
vanwege een eerdere stop van de kraker (etheenfabriek). ‘Tijdens een vierjaarlijkse onderhouds beurt moet je de productieonderbre king kunnen overbruggen om je klanten niet in de steek te laten’, zegt Mooldijk. ‘Met een goed plan kun je blijven leve ren aan klanten en het onderhoud betrouwbaar uitvoeren. Dit is geen sinecure. Normaliter hebben we 300 honderd man werken in twee fabrieken. Bij de stop hadden we in totaal 1000 man per dag over de vloer voor de ene fabriek, terwijl de andere door bleef draaien. Het vereist een sterk team, een goede organisatie, passende werk processen en de juiste mindset om de mensen veilig te laten werken aan kwa liteit. En om op het juiste moment te werken aan díe activiteiten die moeten worden uitgevoerd.’
Veiligheid
Voor het bereiken van veiligheid heeft Mooldijk veel tijd gestoken in de werk voorbereiding om alle risico’s en bijbe horende beschermingsmaatregelen in kaart te brengen. Alle betrokkenen zijn getraind en opgeleid. Tijdens de uitvoe ring heeft een team van veiligheidsdes kundigen ondersteuning geboden en
controles uitgevoerd. ‘Er hebben geen serieuze ongevallen plaatsgevonden. Essentieel bij het streven naar dit resultaat, is dat je de juiste mensen in huis haalt voor de uitvoering. Ik heb dan ook veel tijd gestoken in het creëren van een hecht team.’ Veiligheid bleek niet de enige verdien ste van Mooldijk te zijn. Steenks: ‘De prestatie-indicatoren van de fabrieken, zoals procesveiligheid en betrouw baarheid, scoren best-in-class. Allemaal binnen het budget en met een gestegen productie van de fabriek.’ Een belangrijk resultaat van de uitge voerde projecten zijn de gerealiseerde energiebesparingen van circa tien procent.’ ‘Ook de CO2-emissie is gereduceerd met tien procent’, vult Steenks aan. Meer informatie: www.deltavisie2008.com april 2008 Chemie magazine 65
Nieuws
VNCI lanceert nieuwe website Pakkende teksten, sprankelende foto’s en dagelijks vers nieuws. De nieuwe website van de VNCI is een feit! Tijdens de bestuursvergadering in april is de nieuwe website van de VNCI gelanceerd. De site (www.vnci.nl) legt in duidelijke taal en met sprekende beelden uit wat chemie betekent voor de maatschappij. Ook geeft de VNCI-website aan wat de chemie te bieden heeft aan potentiële studenten en werknemers. Geïnteresseerden kunnen daarnaast op de hoogte blijven van de
chemische industrie via dagelijks nieuws, de wekelijkse nieuwsbrief en het maandelijkse magazine, alle digitaal beschikbaar op de website. In tegenstelling tot voorheen richt de website zich vooral op het grote publiek. Voor de digitale communicatie met leden wordt sinds december 2007 gebruikgemaakt van het ledennet van de VNCI (www.vnciledennet.nl).
VNCI zorgt voor financiering
C3 lanceert website voor aantrekkelijker scheikundeonderwijs Het scheikundeonderwijs is een stuk spannender en aantrek kelijker sinds de lancering van de nieuwe educatieve website www.ScheikundeInBedrijf.nl. Die bevat inmiddels twee les modules die tot stand zijn gekomen onder begeleiding van het Communicatie Centrum Chemie (C3) en met financiële steun van de VNCI. De recent ontwikkelde onderwijsmodules ‘Melkzuur, van spierpijn tot kunstknie’ en ‘Zelfherstellende materialen’ zijn de eerste twee uit een reeks van acht. De modules zijn gemaakt in nauw overleg met bedrijven, docenten en scholieren. Doel van
de VNCI-modules is om de chemische industrie en de beroepsmogelijkheden in de sector, een plaats te geven in het nieuwe scheikundecurriculum dat in 2010 van start gaat. Tijdens een recente docentendag in Nijmegen reageerden tiental-
len docenten enthousiast op het nieuwe lesmateriaal. Inmiddels hebben zich ruim 90 leerlingen en docenten geregistreerd op de website. Het grote voordeel van de website is dat de modules continu kunnen worden aangepast aan de nieuwste inzichten. Daarmee willen C3 en de VNCI onder meer bereiken dat de aangeboden lesstof meer overeenkomt met de dagelijkse praktijk in chemische bedrijven. Hopelijk krijgen jongeren daardoor een beter beeld van de beroepsmo-
gelijkheden, zodat de industrie voldoende nieuwe mensen krijgt om haar groeiplannen waar te kunnen maken. Vijf docententeams zijn inmiddels gestart met het ontwikkelen van de volgende modules: kunstmest, nanotechnologie, antibiotica, groene chemie en biotechnologie. Meer informatie: www.ScheikundeInBedrijf.nl en www.c3.nl
Veertig aanmeldingen voor Dag van de Chemie Veertig bedrijven hebben zich inmiddels opgegeven voor de Dag van de Chemie. Die vindt dit jaar plaats op 18 oktober. Nieuwe aanmeldingen zijn nog steeds welkom. Chemie is overal! Dat willen de deelnemers laten zien op de vijftiende Dag van de Chemie. Chemie speelt immers een belangrijke rol in het dagelijkse leven. Zo maakt de sector bijvoorbeeld bouwstenen voor levensreddende medicijnen, innovatieve kunststoffen en grondstoffen voor kleding. Op die manier dragen (chemische) bedrijven bij aan meer welvaart
en welzijn in de maatschappij. Met het thema ´Chemie is overal´ wil de VNCI dit samen met de deelnemende bedrijven tijdens de Dag van de Chemie zichtbaar maken. Het doel is om het publiek te tonen hoe de chemie op een verantwoorde en zorgvuldige wijze bijdraagt aan producten en diensten die het leven beter, makkelijker en gezonder maken. Aan
dit landelijke evenement doen niet alleen bedrijven mee, maar ook onderzoeksinstituten, ziekenhuislaboratoria, waterbedrijven, keuringsdiensten en onderwijs- en kennisinstellingen. Bezoekers krijgen een kijkje in de keuken van de chemie via een open huis, rondleiding, workshop
of lezing. Dit jaar wordt samengewerkt met de WetenWeek, die tussen 13 en 23 oktober plaatsvindt. Voor meer informatie kunt u te recht op www.dagvandechemie.nl. Daar kunt u ook uw bedrijf opgeven voor deelname aan de Dag van de Chemie.
april 2008 Chemie magazine 67
Personalia/agenda
Colofon
DSM Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter (redacteur) e-mail: degruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Orbitaal Speeches & Publications Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 72 euro in Nederland en België 95 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Corbis Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
Jos Goessens, momenteel busi nessgroepdirecteur DSM Engineering Plastics, is benoemd tot Director Strategic Projects, rapporterend aan de Raad van Bestuur. Hij zal lei ding geven aan een zogenoemd Functional Excellence and Synergy-project. Dit project vloeit voort uit de versnelling van DSM’s strate gie Vision 2010, die vorig jaar september is aan gekondigd. Het richt zich op de besturing en efficiency van concernstaven en -diensten. Jos Goessens start per 1 mei 2008 in deze functie, die hij tijdelijk zal combineren met zijn huidige rol. Roelof Westerbeek is per 1 oktober 2008 benoemd tot businessgroepdirecteur DSM Engineering Plastics. Momenteel is hij business -unitdirecteur Asia Pacific bij DSM Engineering Plastics. Daarvoor bekleedde hij verschillende managementfuncties binnen de businessgroep. In zijn nieuwe rol volgt hij Jos Goessens op.
Regieorgaan EnergieTransitie Theo Walthie is eind februari begonnen als voorzitter van het Regieorgaan EnergieTransitie Nederland. Hiermee is het Regieorgaan als opvolger van de Taskforce Energie Transitie officieel van start gegaan. De Taskforce is vooral bezig geweest om het onderwerp energie transitie op de maatschappelijke agenda te krijgen, met het overheidsprogramma Schoon & Zuinig als resultaat. Het Regieorgaan gaat nu de uitvoering van de opgestelde plannen begeleiden. Theo Walthie is chemicus. Hij werkte tot voor kort voor Dow Chemical, waar hij onder meer directeur was van verschillende plants en binnen het concern een expert op het gebied van energie. Ook maakt hij namens de chemische industrie deel uit van het EU-adviesorgaan Competitiveness, Energy and the Environment.
LyondellBasell Industries Theo Olijve (46), de opvolger van Jos Benders bij LyondellBasell Industries, treedt toe tot het Algemeen Bestuur en het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI) van de VNCI. De heer Benders gaat per 1 april 2008 met pensioen. Olijve is Division Vice President Propylene Oxide & Derivatives Chemical Manufacturing. Na zijn studie chemische technologie aan de Rijksuniversiteit
van Groningen begon hij 1986 als procestechno loog bij Exxon Chemical in Rotterdam. In 1992 stapte hij over naar Lyondell, waar hij diverse functies heeft gehad, waaronder Plant Manager Botlek-Europoort (2004 – 2007) en European Manufacturing Director van maart 2007 tot december 2007 (zijn voorlaatste functie).
Agenda 14 mei Werkgroep Stoffenbeleid, Den Haag (VNCI) 20 mei Werkgroep Milieuzorg, Den Haag (VNCI) 20 mei Werkgroep Arbeidshygiëne, Den Haag (VNCI) 20 mei Werkgroep Responsible Care
Global Charter, Den Haag (VNCI) 21 mei Beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, De Meern (BASF) 27 mei Persconferentie VNCI 30 mei Werkgroep Security, Den Haag (VNCI)
4 juni Jaarvergadering VNCI, Den Haag (Nieuwe Kerk) 10 juni Beleidsgroep Energie, Breda (ExxonMobil) 20 juni Regionale ledenlunch, regio oost, Bennekom (Het Koetshuis)
april 2008 Chemie magazine 69
Chemici in het buitenland
Pensionado zet zich in voor tsunami-slachtoffers:
Tweede leven voor kunstmestfabriek
Haalbaarheidsstudie
Tijdens zijn eerste bezoek maakte Straatman (nu bijna 65 jaar) met de eigenaar van de fabriek een analyse of de herbouw van een dergelijke fabriek wel een haalbare zaak zou zijn. Deze studie vormde de basis voor de betrokken partijen in PUM om al dan niet gelden ter beschikking te stellen. De voormalige Kemira-manager had begroot dat het 70 Chemie magazine april 2008
project zo’n 180.000 euro zou gaan kosten. ‘In ons land zou het equivalent al gauw twee miljoen euro bedragen. Na het ‘go’ is er veel werk verzet om het project van de grond te tillen. Zeer welkom was het spontane aanbod van de Nederlandse Erts Verwerkingsmaatschappij (NEM) uit Vlaardingen om een grote maalinstallatie te schenken. Het heeft een tijd geduurd voordat de locale bevolking terug durfde te komen naar het kustgebied, maar nu de fabriek operationeel is, ziet de toekomst er ook ineens een stuk zonniger uit. Het project biedt werk aan maar liefst 120 mensen. Het werk bestaat uit het in dagbouw delven van de vleermuizenmest uit grotten, het transport per kabelbaan en vrachtauto naar de fabriek en het proces zelf. Na drogen, malen en opzakken wordt de mest vooral gebruikt op de sawa’s voor rijstbouw. Maar ook de teelt van mango’s en suikerriet profiteert ervan. ‘Het grote voordeel’, zegt de
Fot o: Rob Clo ost
T
ot de sluiting van de Kemira kunstmestfabrieken in Europoort en Pernis was procestechnoloog Jan Straatman er in diverse functies actief. Het laatst als safety, health, & environmental manager. Dat was in 2000. ‘Omdat het te vroeg was om achter de geraniums te zitten’, werkte hij daarna twee jaar bij het Verificatiebureau Benchmarking Energie-efficiency, een onderdeel van SenterNovem, aan een project voor energiebesparing om vervolgens vrijwilligerswerk te gaan doen. ‘Voor PUM (projectbureau uitzending managers, red.) ben ik een half jaar na de verschrikkelijke tsumami in het Verre Oosten - ruim drie jaar geleden - naar Sumatra in Indonesië uitgezonden. Het zwaarst getroffen gebied was Aceh waar alleen al 160.000 doden vielen. Een vloedgolf van 30 meter hoog vaagde de lager gelegen delen aan de kust volledig weg. Zo ook het dorpje Paroy, waarvan de bevolking compleet afhankelijk was van de organische mestfabriek.’ Tijdens diverse bezoeken heeft Straatman meegewerkt aan de wederopbouw van de fabriek. Het voor de lokale bevolking zo belangrijke project is vorige maand opgeleverd.
erm an
De gepensioneerde procestechnoloog Jan Straatman had geen zin om achter de geraniums te gaan zitten verpieteren. Daarom werkte hij mee aan de weder opbouw van een door de tsunami verwoeste kunst mestfabriek in Aceh op Sumatra. ‘De toekomst ziet er voor de mensen nu een stuk zonniger uit.’ Tekst: Rob Cloosterman
Jan Straatman: ’Nu de fabriek operationeel is, ziet de toekomst er ineens een stuk zonniger uit’
- terecht - trotse kunstmestmanager, ‘is dat organische mest de grondstructuur hier verbetert, waardoor de voedingsstoffen sneller de wortels van de planten bereiken, wat de groei uiteraard positief beïnvloedt. Ook verwachten we een verdere groei van de werkgelegenheid.’
Senior-experts timmeren aan de weg PUM Nederlandse seniorexperts speelt sinds 1978 een zichtbare rol in de wereld van ontwikkelingssamenwerking met korte projecten van doorgaans twee tot drie weken. PUM zendt senior-experts uit naar meer dan 80 landen. Zij adviseren daar op aanvraag ondernemingen en instellingen die behoefte hebben aan kennis en ervaring die ter
plaatse onvoldoende voorhanden zijn. De experts doen dat op basis van de langjarige ervaring die zij zelf in hun loopbaan hebben opgebouwd. De adviseurs zijn onafhankelijk en doen hun werk belange loos; ze ontvangen alleen een onkostenvergoeding. Sinds de oprichting is PUM uitgegroeid tot Europa’s grootste ‘uitzendbureau’ voor de inzet van
professionele vrijwilligers in ontwikkelingslanden. Het programma wordt gefinancierd door de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, VROM, LNV, de Europese Unie en werkgeversorganisatie VNO-NCW. Meer informatie: www.pum.nl