Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 02
20 februari 2008
Magazine
Investering sneller terugverdiend
Zonnepaneel van kunststof
Opinie VNCI
Geen zigzagbeleid biobrandstoffen ‘B iobrandstof versterkt het broeikaseffect’, kopte NRC Handelsblad onlangs. Uit onderzoek van verschillende Amerikaanse wetenschappers zou blijken dat de grootschalige inzet van biobrandstoffen als alcohol en biodiesel het broeikaseffect niet onderdrukt maar juist dramatisch versterkt. En dat is weer slecht nieuws voor Europees Commissaris Stavros Dimas van Milieu. Die overweegt nu om de richtlijn biobrandstoffen, die nog maar net is verschenen, alweer aan te passen. Maar hoe moet het dan met het voornemen van de Europese Unie om in 2020 tien procent van alle transportbrandstoffen uit landbouwgewassen te betrekken? Het lijkt erop dat deze doelstelling op zijn minst te vroeg is aangekondigd en dat bedrijven die op basis van dit beleid investeringen hebben gepland, in de kou komen te staan. In de regio Rotterdam staan al diverse bedrijven in de rij om fabrieken voor de productie van biodiesel en bio-ethanol te bouwen. Volgens het Havenbedrijf gaat het om investeringen van in totaal 1,6 miljard euro. Zij richten zich vooral op de productie van zogenoemde eerstegeneratiebiobrandstoffen. En juist bij deze eerstegeneratiebiobrandstoffen vragen verschillende partijen zich terecht af hoe duurzaam deze eigenlijk zijn. De productie van de gewassen hiervoor legt immers een groot extra beslag op de productie in de landbouw. Hierdoor is bijvoorbeeld maïs fors duurder geworden. Met als gevolg dat de prijs van tortilla’s, het Mexicaanse volksvoedsel bij uitstek, de laatste maanden is verdubbeld. De armen in Mexico betalen zo de prijs van de zoektocht naar biobrandstoffen. Daarom is de (petro)chemische industrie ook tegenstander van het grootschalig produceren van eerstegeneratiebiobrandstoffen en – grondstoffen. Overigens maakt de chemische industrie sinds jaren gebruik van eerstegeneratiebiogrondstoffen, maar op zeer bescheiden schaal. Grootschalige inzet van biogrondstoffen, zonder concurrentie met de voedselvoorziening, is alleen mogelijk met tweedegeneratietechnologieën, die de lignocellulose uit onder andere hout en stro kunnen omzetten in nuttige grondstoffen en daardoor niet concurreren met de voedselvoorziening. Maar die technologieën zijn nog in ontwikkeling. Doordat de overheden het toepassen van biobrandstoffen echter wettelijk gaat verplichten met relatief krappe tijdlijn erbij, moet de industrie noodgedwongen investeren in eerstegeneratietechnologie. Toch zijn de bedrijven die nu willen investeren in biobrandstoffen van essentieel belang voor de ontwikkeling van de tweedegeneratie biobrandstoffen. Die bedrijven moeten we koesteren en in staat stellen de overgang naar de tweedegeneratiebiobrandstoffen te maken, bijvoorbeeld door samen met de overheid proefprojecten op te zetten, en met een certificeringsysteem geleidelijk aan de lat steeds hoger te leggen voor verantwoorde biomassa. Een voorspelbaar beleid dat de technologische ontwikkelingen bevordert en benut, is wat we nodig hebben, kortom een beleid waarop een ondernemer kan bouwen. Daar kan ook de chemische industrie haar voordeel mee doen. De Regiegroep chemie heeft immers aangegeven dat het gebruik van groene grondstoffen een van de manieren is om de CO2-emissie te reduceren. Daarbij richt de Regiegroep zich heel duidelijk op de tweedegeneratietechnologieën, die nog in ontwikkeling zijn. Een zigzagbeleid is het allerlaatste dat we hierbij kunnen gebruiken.
VNCI-directeur Colette Alma
februari 2008 Chemie magazine 7
Wetenswaardig
m a d r e t t o R n e z u e n r e T n e d p l e r r e e w w r t e t n A
e h c s i r m e t e s h C clu
n ne d a b n
.00 9 16
cte e gro het e ir sd an t en gv 0d he u
jd n tot 00 i ti ela r d b a i e t u 9.0 ro he an 6 j 1 g , D. n e r D e 17 & g o t z i R o p R& pte o erneu els u oed v aan o ur stree ow T nmidd uro, g euro e rd onder van D it is i ard e iljard a j k m D , il ilj ldi rie am. m i rie m b d 5 a W d 9 f n r ie s dr arku lyolen Rotte et van nen e , ro pa, M e po n en omz te ba u d e Euro nieuw werpe et een direc r lja Dow an de , Ant ld m i 5 m nt van ony v euzen were 9 et eside erem Tern er ter z c t r Om De p king luster clus c ea he he br sc i c is em em e ch h c t st oo r g
8 Chemie magazine februari 2008
februari 2008 Chemie magazine 9
Duurzaam
Europese milieuprijs
Minder administratieve lasten
Titan Wood genomineerd
EU koestert groeimarkten
Titan Wood is genomineerd voor de Europese Milieu Award. Het Arnhemse bedrijf produceert Accoya – de handelsnaam – uit zachte houtsoorten, zoals grenen en minder duurzaam hardhout op basis van een gepatenteerd acetylatieproces.
Eurocommissaris Günther Verheugen van Onderneming- en Industriebeleid vindt dat Europa veel doelgerichter kan werken aan de ontwikkeling van nieuwe markten. De diverse regels, eisen, normen en administratieve lasten belemmeren vaak de groei op deze nieuwe markten. Verheugen stelt voor die weg te nemen en heeft daartoe het Lead Markets Initiative for Europe (LMI) gelanceerd.
H
et bedrijf heeft in een paar jaar tijd een proces ontwikkeld waar onderzoekers al sinds 1920 op studeren: houtmodificatie door acetylatie, waardoor er een duurzaam alternatief is voor tropisch hardhout. De acelyteerfabriek in Arnhem is uniek in de wereld en heeft een productiecapaciteit van 30.000 kuub hout. De Europese Milieu Award is een initiatief van de Europese Commissie. Nederlandse bedrijven nemen het op tegen concurrentie uit heel Europa in de
categorieën internationale samenwerking, management, proces en product. De Nederlandse deelnemers zijn geselecteerd tijdens ‘Het Ei van Columbus’, de nationale prijs voor duurzaamheid en innovatie (238 inzendingen) van een aantal ministeries, waaronder die van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, en Economische Zaken. Meer informatie : www.ei-van-columbus.nl
Via een acetylatieproces produceert Titan Wood in Arnhem Accoya uit zachte houtsoorten, een duurzaam alternatief voor tropisch hardhout
V
eelbelovende markten zijn in zijn ogen: eHealth (ICT-oplossingen voor de zorgsector, die meer service voor minder geld opleveren), duurzame bouw (energiebesparing, vermindering CO2-uitstoot), technisch textiel (beschermende kleding en uitrusting), biogebaseerde producten, recycling en ‘hernieuwbare energie’. De markten zijn nu goed voor in totaal 120 miljard euro omzet per jaar en 1,9 miljoen banen, en zouden kunnen groeien tot 300 miljard euro en 3 miljoen banen in 2020. Bij biogebaseerde producten denkt hij vooral aan polymeren, smeeroliën, oppervlakte-actieve stoffen, enzymen en geneesmiddelen op basis van biologische grondstoffen. Aangezien de productie van deze stoffen vaak met elkaar samenhangt en complex is, valt de marktgrootte moeilijk te voorspellen. Gebrek aan kennis is er niet. Wel bestaat er
onzekerheid over de producteigenschappen en is de markt tamelijk ondoorzichtig, waardoor de biogebaseerde producten niet zo gretig aftrek vinden. Met communicatie, standaardisatie, etikettering en certificatie zou hier wat aan gedaan kunnen worden. En milieuregels zullen de opkomst zeker stimuleren. De EU wil de lidstaten stimuleren om demonstratiefabrieken te bouwen. Ook wil de EU hier met het landbouwbeleid op aansluiten. Meer informatie: http://ec.europa. eu/enterprise/leadmarket/leadmarket.htm
Score chemie bij KP-7 laag De chemiebedrijven hebben de afgelopen tijd veel onderzoeksvoorstellen ingediend in het kader van het Europese Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (KP-7). Maar de honorering valt tegen, onder andere door de tienvoudige overschrijding van het beschikbare budget van de eerste call. Dit zegt Louis Vertegaal, directeur van NWO-Chemische Wetenschappen. Eind januari was in Berlijn de zesde bijeenkomst van SusChem (Europees technologische platform voor duurzame chemische ontwikkeling). Daar is onder meer besproken op welke manier een hogere score van de chemie bij de volgende KP-7 bereikt kan worden. In elk geval gaat SusChem zich nog meer dan in het verleden toeleggen op samenwerking. Ook zullen nationale SusChem-
platforms aan bepaalde criteria moeten voldoen, zodat ze effectiever kunnen optreden. ‘Verder willen we de SusChem-benadering inbrengen bij ERAnetten, Europees programma waarin nationale en/of regionale onderzoeksfinancierende organisaties samenwerken om nationale onderzoeksprogramma’s beter op elkaar af te stemmen. Als de SusChemgedachte in de verschillende
Louis Vertegaal
lidstaten goed landt, dan zal er ook meer financiële steun vanuit nationale fondsen komen en
zijn we niet alleen afhankelijk van Europese fondsen. Verder verwachten we dat de nieuwe High Level Group voor de chemische industrie, een adviescollege van de Europese Commissie, waarvan onder andere minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken deel uitmaakt, ertoe zal bijdragen dat men in Brussel meer oog zal krijgen voor de kansen van de chemie voor duurzame ontwikkeling. Omgekeerd komen we Brussel en de lidstaten tegemoet door met onze initiatieven de juiste issues te adresseren’, aldus Vertegaal.
februari 2008 Chemie magazine 11
Onderwijs/Innovatie
Meer procesoperators
Oefenfabriek regelrechte hit
T
egen eerder zo’n 50 aanmel dingen per jaar staat de teller voor dit lopende schooljaar op 260 scholieren die procesopera tor of onderhoudstechnicus wil len worden. Een record. Dat is goed nieuws voor de bedrijven die om medewerkers ‘schreeu wen’ maar zeker ook voor de studenten, want een baan is vrij wel zeker gegarandeerd. Om veilig en milieubewust met de installaties bij hun toekomstige werkgever om te gaan, nam het
STC het initiatief om een oefen fabriek te bouwen. Dankzij sponsors, Deltalinqs (onderne mersorganisatie voor haven en industrie) en de gemeente Rotterdam staat er nu een modern opleidingscentrum met negen procesunits en een con trolekamer. In dit minicomplex doen studenten op realistische wijze ervaring op. Ook worden de faciliteiten gebruikt voor cursus sen en bijscholing. Overigens raakt techniek weer helemaal
Promotie-onderzoek
Bikkelharde bioverf Lakken en verven voor auto’s, wasmachines of computers kunnen in de toekomst ook op basis van biologisch materiaal worden gemaakt. Biocoatings zijn qua mechanische en chemische eigenschappen net zo goed als conventionele coatings en blinken uit in kleurvastheid. Dat heeft Bart Noordover van de Technische Universiteit Eindhoven in zijn promotie-onderzoek bewezen.
N
oordover gebruikte zetmeel uit maïs en verwerkte dit tot zuivere monomeren. Belangrijk is dat de monomeren zeer zuiver zijn, bij voorkeur meer dan 99,9%. Onzuiverheden als sui kers leiden namelijk tot verkleu ring: de polymerisatie van de monomeren tot polymeren vindt plaats bij hoge temperatuur, waarbij de suikers caramelise ren en het polymeer een bruine kleur geven. Biologische mono meren zijn wel minder bestand tegen hitte dan conventionele monomeren. Maar Noordover slaagde er met een paar aanpas singen in het proces bij tempera turen van maximaal 200 tot 220 graden Celsius uit te voeren. Hij maakte in eerste instantie rela tief korte polymeren met reac tieve uiteindes (poederpolyme ren). Als deze materialen op een oppervlak zijn aangebracht, vloeien zij uit in een oven. Tegelijkertijd treedt een reactie op, waardoor een supersterk
polymeernetwerk ontstaat. Het Dutch Polymer Institute (DPI), waarbij diverse chemiebedrijven zijn aangesloten, is van plan het onderzoek naar biogebaseerde polymeren in nieuwe projecten voort te laten zetten.
Foto: Rob cloosterman
Om ook in de toekomst verzekerd te zijn van voldoende medewerkers om petrochemische fabrieken te bedienen en te onderhouden, worden tal van initiatieven ontplooid. De grootste hit is de oefenfabriek van het Scheepvaart en Transport College (STC) in Brielle, die vorige maand officieel is opgestart.
‘in’. Het succes van het technisch beroepsonderwijs is volgens de Stichting Kennisinfrastructuur Mainport Rotterdam in belang rijke mate toe te schrijven aan extra investeringen van zo’n 60 miljoen euro in de afgelopen
jaren. Onderwijs, bedrijfsleven en overheid brachten dit bedrag op dat werd gebruikt voor verbe tering van kwaliteit en aantrek kelijkheid van het technisch onderwijs.
Proeffabriek in Frankrijk
DSM ontwikkelt ‘bio-barnsteenzuur’ DSM en het Franse Roquette, producent van zetmeel en afgeleide producten, gaan samen een proeffabriek bouwen voor het produceren van barnsteenzuur (butaandicarbonzuur) op basis van biologische grondstoffen.
D
e proeffabriek komt te staan in het Franse Lestrem, zal enkele honder den tonnen van de stof per jaar kunnen produceren en gaat eind 2009 in bedrijf. Als de proef succesvol is, gaan DSM en Roquette deze technologie grootschalig inzetten. Barnsteenzuur is een witte kristallijne verbinding, die nu op basis van aardolie en aard gas wordt geproduceerd en toepassing vindt in genees middelen, voedingsmiddelen (E363) en in de auto-industrie. Ook is barnsteenzuur een tussenproduct voor diverse polymeren. DSM en Roquette willen barn steenzuur produceren op basis van biologische (her nieuwbare) grondstoffen met behulp van fermentatie (gis
ting). Dit kost 30% tot 40% minder energie dan de gebrui kelijke chemische processen. De CO2-uitstoot is bij fermen tatie dus ook lager. Aangezien CO2 bij dit proces ook een van de uitgangsstoffen is, valt de CO2-uitstoot nog lager uit. Milieu en economie gaan hier dus hand in hand. DSM en Roquette zien het nieuwe pro ductieproces als een stimu lans voor de verdere ontwik keling van biologisch afbreekbare biopolymeren, waarvoor barnsteenzuur een tussenproduct is.
februari 2008 Chemie magazine 13
Actueel
Week van de Procestechniek
Steeds meer deelnemers
EIC Rotterdam opent onderhoudswerkplaats
Ruim 3600 vmbo-leerlingen uit acht regio’s hebben eind januari tijdens de Week van de Procestechniek tientallen bedrijven bezocht. Daar maakten ze op allerlei manieren kennis met de uitgebreide loopbaanmogelijkheden in de procesindustrie.
D
e Week van de Procestechniek, een van de vele Nederlandse initiatieven om bètatechnische opleidingen en beroepen te promoten onder de jeugd, trekt steeds meer leerlingen en bedrijven. Zo steeg het aantal leerlingen met ruim 900 in vergelijking met vorig jaar. In totaal namen 95 bedrijven en 14 onderwijsinstellingen deel aan het evenement, afkomstig uit acht verschillende regio’s. De Stichting Máák het in de Techniek (MIT) in Limburg startte zes jaar geleden met de organisatie. In de jaren daarna sloten andere regio’s zich aan. Dat gebeurde mede dankzij de con-
tacten binnen het netwerk Promotie Proces- en laboratoriumtechniek Nederland (PPN) dat door het Communicatie Centrum Chemie (C3) wordt gecoördineerd. De Week van de Procestechniek speelt in op de behoefte van bedrijven aan nieuw personeel. En dat is hard nodig, want uit verschillende onderzoeken blijkt dat door de vergrijzing de komende jaren een groot aantal operators nodig is. Alleen komen op het vmbo procestechniek en chemie nauwelijks aan bod. Daardoor hebben leerlingen vaak geen idee wat de sector heeft te bieden.
Bij het Educatief Informatie Centrum bouwden leerlingen elektrische schakelingen en een metalen standaardje voor hun mobieltje
Organon
Medicijnproductie in Noordoost-Brabant In de Rotterdamse haven is het Educatief Informatie Centrum (EIC) gevestigd. Het EIC bood al een uitgebreide interactieve tentoonstelling over werken in de haven, de procesindustrie en een chemisch laboratorium. Nu konden de leerlingen ook ervaring opdoen met onderhoudswerkzaamheden in de nieuwe werkplaats. Scholieren maakten zelf van metaal een standaardje voor hun mobiele telefoon en bouwden elektrische schakelingen. Studenten van het ROC Zadkine begeleidden alle activiteiten. Vierdejaars student Tom Wijntjes vertelde de scholieren over zijn stage-ervaringen bij de huisvuilcentrale. Na het bezoek aan het EIC volgde een rit naar een van de Rotterdamse bedrijven. De organisatie in deze regio was in handen van het Procescollege Mainport Rotterdam (PMR).
RAP organisator in Noord-Holland
Limburg ontvangt 10.000ste bezoeker In Limburg boden alle MITbedrijven de activiteiten voor de leerlingen aan op twee locaties: Trespa in Weert en de Hogeschool Zuyd in Heerlen. Zowel in Weert als in Heerlen was een complete haargelfabriek nagebouwd. Leerlingen kregen te maken met alle aspecten van het werk van een procesoperator. Net als in de praktijk werkten zij met een voorschrift waarop zij elke stap moesten paraferen. Met behulp van reactoren maakten de leerlingen op grote schaal haargel, waarna ze hun gel doseerden in kleine potjes en aandacht besteedden aan de verpakking. MIT/Procestechniek mocht als grond legger van de Week van de Procestechniek de 10.000ste bezoeker verwelkomen. Tijdens een bijeenkomst voor vmbo- en mbo-directeuren kreeg deze leerling een prijs uitgereikt. Bij Trespa in Weert werkten de leerlingen als echte procesoperators aan het maken van haargel
14 Chemie magazine februari 2008
Chemische tuin maken in het laboratorium bij Organon
In Noordoost-Brabant heeft het Platform Techniek = Troef acht bedrijven weten te activeren om programma’s te bieden aan zo’n 500 vmbo-leerlingen. Een van de deelnemende bedrijven was NV Organon. Organon ontwikkelt en produceert niet alleen nieuwe medicijnen, maar maakt ook de actieve stoffen voor de medicijnen zelf. De leerlingen kregen de kans om een kijkje te nemen in de grondstoffenfabriek én op de productieafdeling. In het laboratorium onderzochten de scholieren de samenstelling van verschillende pijnstillers met dunne-laag chromatografie. Ook waren er diverse demonstraties van andere scheidingsmethoden. Deze methoden zagen zij vervolgens in het groot terug in de grondstoffenfabriek.
Bij Eastman in Middelburg konden leerlingen een proefopstelling besturen en ontdekten ze in welke producten harsen worden gebruikt
Zeeland biedt uitgebreider programma Het ROC Zeeland participeerde dit jaar voor het eerst in de Week van de Procestechniek, georgani seerd door het Platform Promotie Procestechniek Zeeland-WestBrabant (PZW). In het laboratorium konden scholieren zelf badbruisballen maken en in het praktijklokaal kregen zij uitleg bij diverse eenheidsbewerkingen aan de hand van proefopstellingen. De leerlingen gingen daarna op bezoek bij een bedrijf. Bij Eastman in Middelburg ontdek-
ten de leerlingen dat harsen gebruikt worden in allerlei alledaagse producten, zoals luiers, maandverband, lijm, kauwgom en parfum. ‘In parfum zorgt de hars ervoor dat de parfum aan je huid blijft plakken,’ vertelde Erwin Verstraate, procesoperator bij Eastman. ‘Als operator ben je ‘overall’ bezig. Je bedient en controleert de installaties of je bestuurt het proces vanuit de controlekamer. Ook zijn laboranten en onderhoudsmensen werk zaam in de procesindustrie.’ De leerlingen zagen dan ook proces operators in de fabriek in actie, maakten kennis met een laborant in het kwaliteitslab en bestuurden zelf een proefopstelling.
De RAP (Regionale Adviescommissie Procestechniek) Noord-Holland heeft dit jaar zijn krachten binnen het NoordHollandse bedrijfsleven gebundeld om in deze regio de Week van de Procestechniek op te zetten. Leerlingen werden onder meer ontvangen bij Crown van Gelder, papierfabriek in VelsenNoord. Daar maakten de leerlingen een stukje papier, waar zij vervolgens allerlei testjes op konden uitvoeren bij de kwaliteitsdienst. Na deze experimenten zagen de leerlingen de productie van papier in het groot, in de fabriek. Zij konden het proces volgen vanaf de grondstof (celstof) tot aan de indrukwekkende grote jumborollen papier die, na het op maat snijden en verpakken volgens de wensen van de klant, het eindproduct van Crown van Gelder vormen.
Papier maken bij Crown van Gelder in Velsen-Noord en er daarna allerlei testjes mee doen
Highlights Week van de Procestechniek 2008 • 3.600 leerlingen van 80 vmbo-scholen namen deel • 5.800 Feel the Chemistry-voorlichtingsflyers werden uitgedeeld • 95 bedrijven en 14 onderwijsinstellingen participeerden • 47 bedrijven en 6 onderwijsinstellingen werden door leerlingen bezocht • De RAP organiseerde voor het eerst een programma in Noord-Holland • Bedrijven in Noordoost-Brabant organiseerden excursies op initiatief van Techniek = Troef Meer informatie: www.weekvandeprocestechniek.nl februari 2008 Chemie magazine 15
Actueel
Prijsverlaging over vijf jaar
Acht bedrijven in zee met E.ON voor levering goedkope stroom
Foto: ANP
Onderhandelaar Jan Dopper is tevreden over het resultaat
Een consortium van acht Nederlandse grootverbruikers van energie gaat op grote schaal elektriciteit afnemen van stroomleverancier E.ON. De partijen zijn dat eind 2007 overeengekomen. De bedrijven beogen hiermee hun concurrentiepositie te verbeteren ten opzichte van vooral Franse en Duitse bedrijven.
N
ederlandse bedrijven zijn aangewezen op dure stroom uit gas of olie, terwijl hun Franse concurrenten gebruikmaken van goedkope kernenergie en Duitse fabrieken stroom uit bruinkool centrales produceren. Importe ren van goedkope stroom blijkt onmogelijk. Aan het tekenen van het contract met E.ON is twee jaar onderhandelen voorafge gaan. De overeenkomst heeft een looptijd van vijftien jaar. Het sluiten van de exclusieve leveringsovereenkomst betekent niet dat de acht bedrijven direct al goedkope stroom geleverd krijgen. Dat gebeurt pas over vijf jaar als een nieuwe steenkolen centrale van E.ON op de Maasvlakte in bedrijf is. De acht leden van het consortium zijn Akzo Nobel, DSM, Corus IJmuiden, Aldel, Nyrstar (voorheen Zinifex), Dow Chemical, Zeeland Aluminium
Company (Zalco) en SABIC. Gezamenlijk zijn de acht goed voor een kwart van het Nederlandse elektriciteits verbruik.
Hoge energierekening
Namens de acht onderhandelde ex-DSM-bestuurder Jan Dopper. Hij is tevreden over het resultaat. ‘Een recent rapport van de Energieraad bevestigt dat elek triciteit in Nederland veel duur der is dan in landen waar onze concurrenten gevestigd zijn. Nederlandse centrales draaien vooral op olie en gas. Die brand stoffen zijn eindig. Olie wordt daarnaast voor een belangrijk deel gewonnen in spanningsge bieden. Mede daardoor fluctueert de prijs enorm. Door de koppe ling aan de olieprijs heeft gas hetzelfde nadeel.’ Het vorige kabinet stelde bij monde van minister Brinkhorst van Economische Zaken al vast dat de Nederlandse industrie, als gevolg van de hoge energiereke ning, niet op een ‘level playing field’ opereert. De acht bedrijven uit het consortium, zogenoemde ‘base load gebruikers’, zijn bij zonder gevoelig voor stroomprij zen, omdat de kostprijs van hun producten er in hoge mate door wordt bepaald. De bundeling van
de acht in een consortium ver sterkte hun inkoopkracht en maakte het mogelijk een over eenkomst te sluiten die de stroomkosten van de bedrijven in de buurt van de buitenlandse concurrenten brengen.
De keuze voor een steenkoolcen trale past in een trend: ondanks de overspannen markt is steen kool twee- tot viermaal goedko per dan olie en gas. Bovendien liggen de voorraden beter ver spreid over de wereld en worden de reserves sneller vervangen dan bij olie en gas. De verwach ting van deskundigen is dan ook dat de vraag naar steenkool de komende jaren zal toenemen. Of steenkool uiteindelijk een echte revival beleeft, hangt mede
past in de ambitie van de chemie om de CO2-uitstoot te verminderen. ‘Een begrijpelijke vraag,’ rea geert Dopper, ‘maar met ‘state of the art technologie’ zal een kolencentrale niet heel veel meer CO2 uitstoten dan een gasge stookte centrale. En als op ter mijn CO2-opvang ingevoerd is, zullen ze elkaar nauwelijks meer ontlopen. Bovendien kunnen dan minder schone of efficiënte, oudere installaties in Nederland, of daarbuiten, worden gesloten. Dopper ziet wel een andere uit daging: ‘Als het klimaatplan van de Europese Commissie door gang vindt, moeten bedrijven vanaf 2013 betalen voor hun CO2emissie. Achtereenvolgende ministers van Economische Zaken hebben ons verzekerd dat de lastenverzwaring die daarvan
af van de beschikbaarheid van schone-kolentechnologie. Een kolencentrale stoot tussen 750 en 1.300 gram CO2 per kilowatt uur uit, een gasgestookte cen trale 450 gram per kilowattuur. Dat roept de vraag op in hoeverre de keuze van de acht voor stroom uit een kolengestookte centrale
het gevolg is, zal worden gecom penseerd tot het moment dat we de CO2-uitstoot kunnen reduce ren via afvang. Ik neem aan dat die belofte wordt nagekomen, anders is er opnieuw sprake van verstoring van het level playing field, zowel binnen als buiten de EU.’
CO2-afvang
‘Compensatie voor emissiehandel noodzakelijk’
februari 2008 Chemie magazine 17
Actueel/Innovatie
Kees van Oostenrijk nieuwe topman
Traction Partners neemt Diolen Industrial Fibers over Investeringsmaatschappij Traction Partners uit Amsterdam heeft producent van polyester garen, Diolen Industrial Fibers, overgenomen van investeerder CVC. Het overnamebedrag is niet bekendgemaakt. raction gaat optreden als actief betrokken aandeelhouder. Diolen krijgt hierdoor de mogelijkheid zich verder te ontwikkelen in de groeiende markten voor technische polyester garens. Het bedrijf ontwikkelt en produceert onder eigen naam polyester garens en chips van diverse polymeren. De garens worden gebruikt voor het maken en versterken van industriële producten als autobanden, veiligheidsgordels, zeilen, billboards, dakconstructies, slangen en kabels voor gebruik op booreilanden. De vroegere dochter van Akzo Nobel (tot 1999) en Acordis is sinds 2003 zelfstandig. Het bedrijf heeft productievestigingen in Emmen en het Duitse Obernburg. Diolen heeft voorts research-faciliteiten in Emmen en verkoopkantoren in Arnhem en Scottsboro (Alabama, Verenigde Staten). Het hoofdkan-
toor staat in Arnhem. Het bedrijf telt wereldwijd ruim 900 medewerkers, waarvan zo’n 460 in Nederland. Kees van Oostenrijk is benoemd tot nieuwe topman van Diolen. Hij volgt Eric Tierie op, die eind januari zijn functie neerlegde wegens een verschil van inzicht over het te voeren beleid. Van Oostenrijk is afkomstig van Custom Management en heeft ervaring in innovatie- en veranderingstrajecten, onder meer in de rubberen kunststofindustrie. Op dit moment is hij voorzitter van de Nederlandse rubber- en kunststofindustrie (NRK) en in die hoedanigheid zeer goed bekend met de branche. Daarnaast heeft Van Oostenrijk ruime ervaring in productiebedrijven, zoals Diolen. Zo was hij jarenlang algemeen directeur van Forbo-Novilon in Coevorden en voorzitter van diverse industrieverenigingen.
Bij Diolen werken wereldwijd ruim 900 medewerkers, waarvan zo’n 460 in Nederland
Diolen heeft moeilijke tijden achter de rug. In 2004 schrapte het bedrijf in Emmen nog 130 banen. Daarbij vielen zo’n 100 gedwongen ontslagen. De laatste jaren zijn de productielijnen van de fabriek op het Emmtec-terrein voor miljoenen euro’s gemoderniseerd. Woordvoerder Martin Kugel van Diolen in Arnhem vertelde Chemie Magazine dat het bedrijf weer een bescheiden winst maakt. Traction Partners noemde hij ‘niet het soort inves-
Foto: Diolen
T
teringsmaatschappij dat een bedrijf koopt, saneert en weer snel voor veel geld doorverkoopt. Dit is een vrij kleine investeerder die zich betrokken voelt bij de bedrijven waarvan ze eigenaar is.’ Specialisten uit het team van Traction Partners zullen de komende maanden een actieve rol spelen bij het opstellen van een nieuw business plan en daarna met de implementatie ervan.
Meer grip op wegdek
Additief maakt banden slijtvaster Het Duitse chemiebedrijf Lanxess heeft een rubberadditief ontwikkeld, Nanoprene, waardoor het loopvlak van autobanden veel minder snel slijt en de grip op het wegdek verbetert. Het nieuwe product heeft geen invloed op de rolweerstand en dus ook niet op het brandstofverbruik.
V
olgens professor Werner Obrecht, rubberexpert van Lanxess, wil je het liefst dat een band een laag brandstofverbruik heeft, betrouwbaar is op een droog en nat wegdek, en eeuwig meegaat. Die eigenschappen gaan zelden samen, maar met Nanoprene lukt het om deze doelen dichter bij elkaar te brengen. Het additief bestaat uit deeltjes van ca. 50 nanometer (1 nanometer is een miljardste meter). Die deeltjes bestaan uit gepolymeriseerd styreen en butadieen, de normale grondstoffen van rubberbanden. Het
verschil zit hem in de kleine afmetingen en de oppervlaktefunctionaliteit van het Nanoprene. Het bindt zich perfect aan silica (kiezelzuur) en silanen. Met name autobanden bevatten vaak kiezelzuur in plaats van roet (carbon black) om de rolweerstand te verlagen en de baanvastheid op een nat wegdek te verhogen. Door toevoeging van Nanoprene aan een loopvlakverbinding verbeteren de slijtvastheid en adhesie. Tegelijk blijft de rolweerstand laag. Volgens Lanxess kan Nanoprene zonder problemen in de bestaande ban-
denfabricage worden ingezet. Er lopen uitgebreide tests bij diverse fabrikanten. Teijin Aramid levert ook een rubberadditief, Sulfron geheten. Dit is vooral bedoeld voor banden van trucks, bussen en vliegtuigen die gewoonlijk geen silica maar roet bevatten. Door toevoeging van Sulfron gaan die banden vijftien - twintig procent langer mee en vermindert de rolweer-
stand met zo’n vijftien procent, wat scheelt in het brandstofverbruik. Sulfron en Nanoprene verschillen dus zowel in werking als in toepassing. februari 2008 Chemie magazine 19
Veiligheid
Formaldehyde onmisbaar voor energiebesparing De Europese formaldehyde industrie associatie (Formacare) heeft begin januari een rapport uitgebracht over de toegevoegde waarde van formaldehyde. Deze belangrijke bouwsteen van de chemische industrie is onder meer in isolatiemateriaal verwerkt.
VROM wijzigt veiligheidsregels De VNCI vindt het jammer dat het ministerie van VROM niet in één keer alle wijzigingen in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) heeft gepubliceerd. De nieuwe regels hebben onder meer gevolgen voor de berekening van de risicocontouren van chemische bedrijven.
H
et ministerie van Volks gezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) heeft inmiddels de tweede wijziging van de regeling verstuurd, maar binnen een jaar volgt zeker een derde. Die gaat met name in op de risicocontouren voor de opslag van gevaarlijke stoffen die meer dan een gemiddelde hoeveelheid stikstof bevatten. Daarvoor worden de contouren over het algemeen kleiner dan nu het geval is. Belangrijk is verder dat het ministerie van VROM een uniforme rekenmethode (SAFETI-NL) van het Rijks instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft voorge
schreven. Daarom moeten onder andere bedrijven die onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) vallen, straks hun contouren opnieuw berekenen. En dat kan bijvoor beeld weer gevolgen hebben voor de afstand waarop wonin gen in de omgeving van chemi sche fabrieken gebouwd mogen worden. De VNCI heeft haar leden inmid dels via een uitvoerige brief geïnformeerd over de nieuwe ontwikkelingen. Vragen en reacties kunnen naar Macco Korteweg Maris van de VNCI, tel. 070-3378748 of e-mail: kortewegmaris@vnci.nl
H
et rapport komt uit op een moment dat er in verschil lende Europese landen een felle discussie wordt gevoerd over een mogelijke verregaande ver laging van de blootstelling van werknemers aan dit chemische product. Dat zou grote gevolgen kunnen hebben voor het gebruik en de toepassing van formalde hyde. Daarom heeft onderzoeks bureau Global Insight Inc. in opdracht van Formacare de voordelen van het gebruik op Europees niveau in kaart Melamine formaldehyde hars zit onder meer in laminaat
gebracht. Uit de studie blijkt dat 80 procent van de formaldehyde productie naar vier belangrijke productgroepen gaat. Daarbij gaat het onder meer om ureum formaldehyde hars (UF) dat gebruikt wordt als bindmiddel in MDF-platen. Melamine formal dehyde (MF) hars vinden we terug in laminaat en coatings, terwijl phenol formaldehyde (PF) hars wordt gebruikt in de automobiel- en vliegtuigindu strie. Formacare stelt dat het gebruik van deze materialen bijdraagt aan energiebesparing, waardoor Europa de zo noodza kelijke overgang naar een low carbon economy kan maken. Het is overigens het tweede rapport van de formaldehyde industrie. Half september pre senteerde Formacare in Barcelona een aantal recente wetenschappelijke studies. Daaruit bleek dat het normale gebruik van het product in con sumentenproducten en andere toepassingen geen risico’s voor de menselijke gezondheid ople vert.
Dow investeert 70 miljoen euro
Grootste polyolenfabriek ter wereld Dow in Terneuzen bouwt momenteel twee polyolenreactoren met een totale capaciteit van 180.000 ton. Een enorme uitdaging omdat de productie rond de nieuwe fabriek gewoon doorgaat.
D
e Commissaris van de Koningin in Zeeland, Karla Peijs, gaf half januari het startsein voor de bouw van de nieuwe fabriek. De plant maakt polyol, een schuim dat onder meer wordt geproduceerd voor de meubel- en automobielindustrie. Polyol dient bijvoorbeeld als vulling van matrassen, meubels en autozittingen. Met de bouw van de nieuwe polyolenfabriek wordt de vestiging in Terneuzen de groot ste productielocatie van polyol ter wereld, met een capaciteit van 570.000 ton per jaar. In totaal levert de investering vijftien directe arbeidsplaatsen op. Maar in de piekperiode van de bouw zullen er ruim 300 contractors, afkomstig uit heel Europa, aan het werk zijn. De president van de polyurethanenbusi ness van Dow, de Amerikaan Doug Warner, onderstreepte in zijn speech het succes volle veiligheidsbeleid van de vestiging in Terneuzen. Hij stelde dat de polyolen fabriek al jaren ongevalsvrij is. ‘En dat heeft zeker meegespeeld om hier opnieuw te investeren’, aldus Warner.
Milieuwinst
Maar ook de aanwezigheid van de nieuwe HPPO-fabriek in Antwerpen, een joint venture tussen BASF en Dow, heeft zeker een rol gespeeld bij de keuze voor Terneuzen. Deze fabriek zal namelijk propyleenoxide leveren, een van de basisgrondstoffen om polyolen te maken. Dat gaat vervolgens per schip en via een pijpleiding van Antwerpen naar Terneuzen. De bouw van de nieuwe fabriek vindt plaats op een moment dat het werk in de bestaande polyolenfabriek en de andere 25 fabrie ken bij Dow in Terneuzen gewoon door gaat. En dat is volgens Dow tevens een van de grootste uitdagingen. Door de uitbreiding past het bedrijf eveneens de infrastructuur grondig aan. Zo zullen er nieuwe tanks en laadstations worden gebouwd. Door toepassing van de nieuw ste technologie bereikt Dow aanzienlijke milieuwinsten, waaronder een vermin derde belasting van de afvalwaterzuive ring op de site. Dow verwacht dat het werk halverwege 2009 klaar zal zijn.
20 Chemie magazine februari 2008
de CTGG om voor de invoering van een externe veiligheidstoets en ruimtelijke toets te pleiten. Die moet voorkomen dat er te dicht in de omgeving van transportroutes en bedrijven gebouwd gaat worden. Verder vraagt de CTGG zich af of het Basis net juridisch houdbaar is. De overheid wei gert tot nu toe uit te zoeken, of het project rekening houdt met internationale verdra
Directeur-eigenaar Jitske Bijlsma van Linido, fabrikant van sanitaire hulpmiddelen en bestuurslid van de FME, in Metalektro Profiel van januari: ‘Als ik om me heen kijk zie ik veel mensen die bezig zijn met hun eigen theaterstuk. Opscheppen, belangrijk doen, het zijn dingen waarvan ik zeg: in het theater mag het, daarbuiten eigenlijk niet.’
CEFIC-topman Alain Perroy in De Telegraaf naar aanleiding van de plannen van de EU om CO2emissierechten, die bedrijven nu nog gratis krijgen, vanaf 2020 te gaan veilen:
‘Je kunt de industrie niet vragen om zelf af te vangen, te transporteren en op te slaan. Dergelijke uitbreiding van activiteiten brengt hoge kosten en grote risico’s met zich mee.’
Vertrekkend directeur Johan van der Wal van Broomchemie in BN/DeStem:
De Commissaris van de Koningin, Karla Peijs, gaf het startsein voor de bouw van de nieuwe polyolenfabriek van Dow in Terneuzen; ook gaat Dow de infrastructuur grondig aanpassen
Foto:Dow
De CTGG zet grote vraagtekens bij het effect van het Basisnet. De organisatie signaleert dat verschillende gemeenten woningen, winkels en kantoren willen blij ven bouwen in de omgeving van industriële bedrijven en belangrijke transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daardoor komt de veiligheid in het drukbe volkte Nederland in gedrang. Reden voor
‘Van de maïs die nodig is om de tank van een SUV te vullen, kun je een mens een jaar lang voeden.’
Maarten de Hoog, directielid van DCMR Milieudienst Rijnmond in het FD naar aanleiding van de vergevorderde plannen om een CO2bedrijf op te richten:
Meer informatie: www.formaldehyde-europe.org
gen op het gebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bovendien heeft er nog steeds geen enkel overleg met buurlanden plaatsgevonden. En dat terwijl Nederland zich profileert als een doorvoerland voor de rest van Europa. De CTGG wijst er ook op dat het bedrijfsle ven het vervoer van gevaarlijke stoffen op verschillende manieren steeds veiliger maakt. Maar het is niet de bedoeling dat gemeenten vervolgens deze ontwikkeling aangrijpen om dichter bij belangrijke trans portroutes en industriële bedrijven te gaan bouwen, stelt de organisatie.
Ex-vicepresident Hans Eenhoorn van Unilever over het gebruik van landbouwproducten voor biobrandstof, op de TV-zender ‘Het Gesprek’ op 5 februari:
‘Het is onnodig de chemische industrie te schaden. Juist dankzij onze chemie hebben mensen betere isolatie in hun huis, energiezuiniger auto’s, zonnepanelen en dergelijke.’
CTGG betwijfelt veiligheidseffect Basisnet De Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (CTGG) betwijfelt of het Basisnet (voor vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en water) meer veiligheid zal opleveren. Volgens de belangenorganisatie, waar ook de VNCI lid van is, vindt er namelijk steeds meer bebouwing plaats in de omgeving van transportroutes over weg, water en spoor.
Quotes
‘Toen wij meldden dat er weinig risico’s voor de volksgezondheid waren, moesten we dat zelf bewijzen. Onze conclusies werden aangevochten. Maar het Rijk heeft tevoren nooit onderzoek gedaan naar eventuele schadelijke effecten en heeft ook naderhand - toen vaststond dat de effecten op de volksgezondheid naar alle waarschijnlijkheid gering zijn - nooit meer iets laten horen.’
februari 2008 Chemie magazine 21
Thema
D
Op het scherpst van de snede Shell steeds efficiënter
Shell Nederland Chemie (SNC) wil complete processen steeds efficiënter en beter maken. Als de prestaties van een proces achterblijven, spoort Shell met de messcherpe verbetermethode Lean Six Sigma de oorzaken op en neemt ze weg. Tekst: Jaap van Ede 22 Chemie magazine februari 2008
e fabrieken van Shell in Moerdijk en Pernis vormen een netwerk van vaten en kolommen. Het heeft daarom weinig zin om één unit te optimaliseren, zonder rekening te houden met aangrenzende activiteiten. Dit gaat niet alleen op voor de productie, maar geldt ook voor alle ondersteunende bedrijfsprocessen. ‘Procesdenken’, zo noemen ze dat bij Shell. Dit leidt tot de volgende conclusie: om een bedrijf optimaal te laten presteren moet je alle productie-, bedrijfs- en managementprocessen end-to-end in kaart brengen. Daarna moet je die processen voorzien van Performance Indicatoren, zodat je kunt zien hoe efficiënt alles verloopt. ‘Al in de jaren negentig onderkenden we het belang van procesdenken, maar we waren niet helemaal tevreden over de uitvoering’, aldus Hans Boerstra, change manager bij SNC. ‘Niet altijd bleken de juiste prestatie-indicatoren beschikbaar. Bovendien bestond er geen vaste aanpak, om ondermaats presterende processen te verbeteren.’
Change to Win
Om het procesmanagement binnen SNC naar een hoger niveau te tillen, werd in 2004 gestart met het Change to Win-traject. ‘Zijn de prestaties van een bepaald proces niet naar wens, dan wil je graag dat er een standaardmethode bestaat om de oorzaak te achterhalen en weg te nemen. Daarvoor hebben we Six Sigma gekozen, en die aanpak hebben we later aangevuld met Lean. Uiteindelijk gebruiken we nu dus Lean Six Sigma: Lean om processen efficiënter te maken door verspillingsstappen eruit te halen, en Six Sigma om te streven naar een constante kwaliteit.’ Elk verbeterproject wordt uitgevoerd volgens de DMAICcyclus. Deze letters staan voor de stappen Define (wat gaan we meten en met welk doel), Measure, Analyse (waarom zijn de gemeten prestaties ondermaats), Improve en Control (leg vast hoe de nieuwe werkwijze is). ‘Beslissingen nemen we dus altijd op grond van data. Dat sprak ons bijzonder aan in Six Sigma; we voorkomen e februari 2008 Chemie magazine 23
Thema
Shell en Lean Six Sigma Een combinatie van twee verbetermethoden. Dat is Lean Six Sigma. Lean reduceert verspillingen in tijd en materialen en zorgt dus voor een efficiënt proces. Six Sigma voegt daar het streven naar een constante kwaliteit aan toe. Centraal staat een vaste cyclus van definiëren, meten, analyseren, verbeteren en borgen. Het resultaat van deze ‘DMAIC-cyclus’ is een steeds efficiënter én/of beter proces. En omdat het altijd nóg beter kan, houdt de cirkelgang nooit op. SNC realiseerde in de afgelopen drie jaar reeds een besparing van 30 miljoen euro! Medewerkers die zich met de Lean Six Sigma bezighouden, heten belts. Zo is de black belt fulltime met verbeterprojecten bezig, de green belt doet dat parttime naast zijn reguliere werk en de yellow belt participeert in een verbeterproject (als lid van een DMIAC-team).
jumping to conclusions. Je ziet soms dat operators procesinstellingen kiezen alleen op basis van hun gevoel of ervaring. Dat wil je niet, want dat leidt tot variaties in de productkwaliteit. Wat je wél wilt, is dat iedereen altijd de meest optimale instellingen kiest. Six Sigma zorgt daarvoor.’ Een ander positief aspect van Six Sigma is dat DMAIC-projecten altijd worden uitgevoerd door multidisciplinaire teams. ‘Hierdoor is er minder risico op locale optimalisatie. Six Sigma sluit dus prima aan bij het procesdenken.’ Last-but-not-least stelt Six Sigma nadrukkelijk de klant voorop: het doel van elk DMAIC-project is om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de kwaliteit, zoals gevraagd door de klant.
Jack Welch
Reductie van ongevallen
Shell heeft een extra managementniveau aan Six Sigma toegevoegd, om te bepalen welke DMAIC-projecten de hoogste prioriteit hebben. Dit niveau heet recognize, het vaststellen van de belangrijkste business-doelen. ‘Daarbij speelt het Business Improvement Plan een belangrijke rol’, aldus Boerstra. ‘We bekijken dan waar we nu staan als Shell, en waar we over een paar jaar willen zijn.’ Een voorbeeld van een project dat uit zo’n analyse naar voren kwam, was de wens om te streven naar nul ongevallen tijdens turn-arounds. ‘Tijdens onderhoudsbeurten gebeuren relatief veel incidenten. Onlogisch is dat niet. Er is immers sprake van buitengewone werkzaamheden, 24 Chemie magazine februari 2008
Foto: Aeroview
Six Sigma kreeg grote bekendheid, nadat Jack Welch hiermee grote successen boekte binnen General Electric. ‘Zo’n verplichte invoering van Six Sigma is er niet binnen Shell’, vergelijkt Boerstra. ‘Het was onze eigen keus om Lean Six Sigma te gaan toepassen binnen SNC. Wel krijgen we hulp vanuit Shell Learning. Onze black en green belts, dat zijn mensen die respectievelijk fulltime en parttime DMAICprojecten trekken, leiden zij op.’ Lean Six Sigma is dus geen wereldwijd excellence programme binnen Shell zoals GAME, wat staat voor Global Asset Management Excellence. ‘GAME standaardiseert een aantal belangrijke werkprocessen die de veiligheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid van onze fabrieksinstallaties beïnvloeden’, verklaart Boerstra. ‘In theorie zou de uitkomst van een DMAIC-project kunnen zijn dat wij zo’n standaardmethode willen veranderen. In dat geval zouden we in conclaaf moeten met de global proceseigenaar daarvan, maar meestal is dat niet nodig. Binnen de GAME-standaard is vaak veel winst te behalen door een goede implementatie ervan. Bovendien is de ene kraker niet precies gelijk aan de andere.’
De fabrieken van Shell Moerdijk vormen een netwerk, waarbij grondstoffen en producten per schip worden aan- en afgevoerd. Locale optimalisatie is daarom weinig zinvol, het gaat om het geheel
waar veel externe medewerkers bij betrokken zijn.’ Het turn-around project laat zien dat je de DMAIC-cyclus ook goed kunt toepassen op processen buiten de productie, mits je de kwaliteit daarvan meetbaar maakt. ‘We hebben eerst in kaart gebracht welke parameters de kans op een ongeval het sterkst beïnvloeden. Daar kwamen elf zaken uit, zoals het opgeruimd houden van de werkplek en strikte procedures om verwondingen van handen en vingers te voorkomen. Maar liefst 50% van de ongevallen heeft met dat laatste te maken.’ Vervolgens werden veiligheidsdeskundigen aangesteld. ‘Zij kijken tijdens een turn-around elke dag hoe de vlag erbij hangt. Hiertoe stellen zij een score vast voor elk van de elf aandachtspunten. Zelfs een subjectief aspect, zoals werk-
houding, kun je zo meetbaar maken. Is de score op een bepaald onderdeel slecht, dan wordt meteen actie ondernomen. Het risico op ongevallen neemt dus direct af. Bovendien zie je na verloop van tijd het veiligheidsniveau steeds constanter worden.’
Lean in het lab
Cees Knook is manager van het laboratorium, dat analyses uitvoert voor de fabrieken in Moerdijk. Hij vertelt over een DMAIC-project waar hij als yellow belt bij betrokken was, in de rol van projecteigenaar. Het accent lag in dit geval op Lean. Met behulp van Value Stream Mapping werd in kaart gebracht welke activiteiten in het lab waarde toevoegen en welke niet. ‘In totaal vonden
we zo acht zaken die beter konden’, stelt Knook. ‘Een analist loopt per wacht gemiddeld maar liefst vijf kilometer; dat hebben we gemeten met een stappenteller. Door veelgebruikte gaschromatografen centraal op te stellen, hebben we de loopafstand teruggebracht tot vier kilometer.’ Daarnaast werd een two-bin systeem ingevoerd voor de chemicaliën, dus steeds één fles in gebruik en een in reserve. ‘Een andere eenvoudige verbetering was het ophogen van de tijd waarna ons Laboratorium Informatie Managementsysteem automatisch uitlogt. Dit was tien minuten, en is nu 30 minuten. Analisten hoeven daardoor minder vaak opnieuw in te loggen.’ Interessant is dat het project niet primair was gericht op het verbeteren van de logistiek, maar op het verminderen e februari 2008 Chemie magazine 25
Thema
van de werkstress. ‘Voorafgaand aan het project vond maar liefst 100% van de werknemers in ploegendienst de werkdruk te hoog. Nu is dat nog maar 56%.’ Aan een verdere reductie van de werkdruk wordt inmiddels gewerkt via een ander DMAIC-project, dat tot doel heeft de pieken in de analyseaanvragen af te vlakken. ‘Er zijn nu drie prioriteitsniveaus. Binnenkort worden dat er vijf en dan kunnen we de werklast dan beter verdelen. Bovendien brengen we het aantal overbodig aangevraagde analyses terug.’
Zwanen voelen zich thuis in de Eerste Petroleumhaven in Pernis. De waterzuiverings installatie werkt blijkbaar prima.
Efficiënter verladen
Op dat laatste punt is er een overlap met het DMAIC-project waar Nicoline Eikelenboom als yellow belt bij betrokken was. Zij was op dat moment assistent-manager op de verladingsafdeling. ‘Ik vond Six Sigma echter zo leuk, dat ik inmiddels black belt ben’, vertelt ze enthousiast. Op Moerdijk wordt het leeuwendeel van de 30 bulkgrondstoffen en producten per schip aan- en afgevoerd. Soms
Grip op afvalwater
Joep van Giezen is assistent afdelingschef van de oplosmiddelenfabrieken in Pernis. ‘Er zijn hier twee afvalwaterstromen’, vertelt hij. ‘Ten eerste het proceswater uit de fabrieken, dit kan lage concentraties chemicaliën bevatten. Ten tweede het regenwater. Het proceswater gaat naar een opslagtank en vandaar naar onze afwaterzuiveringsinstallatie. Het regenwater wordt meteen in de haven geloosd, tenzij dit een verontreiniging bevat, bijvoorbeeld als gevolg van een lekkage op ons terrein.’ Afvalwaterzuivering is een biologisch proces. De concentratie organische stoffen mag daarom niet groter zijn dan een bepaalde waarde, aangeduid met de term ‘chemisch zuurstofverbruik’, oftewel CZV. ‘In de afgelopen jaren hebben we het aantal malen dat de maximale CZV-waarde wordt overschreden, sterk teruggedrongen. Recent stagneerde die verbetering echter. Daarom hebben we een DMAIC-project gestart, om te kijken waar dat aan lag.’ Om te beginnen werd in kaart gebracht wat in het verleden oorzaken waren van overschrijdingen. ‘Je hoopt dan dat het leeuwendeel is terug te voeren op afvalwater uit één bepaald 26 Chemie magazine februari 2008
productieproces, want daar kun je dan gericht wat aan gaan doen. Dit heet het Pareto-principe. In dit geval kwam er echter uit dat het grootste deel van overschrijdingen, 34%, was toe te schrijven aan…. oorzaak onbekend! Onze eerste conclusie was dus dat we incidenten voortaan beter moesten gaan vastleggen.’ Inmiddels is daar een water management tool voor ontwikkeld. ‘Feitelijk gaat het om een fancy Excel spreadsheet. Dat blijkt al voldoende om er voor te zorgen dat de operators zoveel mogelijk gegevens vastleggen. Vroeger was hun primaire focus de procesgang in de fabriek, en daardoor schoot die taak er wel eens bij in. Nu kan dat niet meer. Bovendien geeft de Exceltool per incident ook aan, welke putten bemonsterd moeten worden om later de oorzaak van een CVZ-overschrijding te kunnen achterhalen. Dat moet direct, want de drempel voor een CZVoverschrijding ligt laag. Vergelijk het met de inhoud van een flesje aftershave, dat je ergens in het water gooit. Je moet dan razendsnel meten, anders is de verontreiniging al voorbij.’ Sinds de invoering van de watermanagementtool is het aantal CZV-overschrijdingen met 50% gereduceerd.
Foto: shell
Joep van Giezen was betrokken bij een Lean Six Sigma project, dat tot doel had het aantal concentratie-overschrijdingen in afvalwater te beperken. Uit dit project komt duidelijk het nut van ‘procesdenken’ naar voren: Hoe ziet het totale proces van het ontstaan tot lozing van afvalwater er uit, en hoe krijg je daar grip op. Ook blijkt hoe goed de data-gedreven aanpak van Lean Six Sigma daarop aansluit!
V. l. n. r.: black belt Nicoline Eikelenboom, change manager Hans Boerstra, green belt Joep van Giezen en yellow belt Cees Knook
liggen de boten aan de steiger te wachten op analyse-uitslagen, pas daarna mogen de chemicaliën worden verladen. ‘Het bleek dat zo’n analyse vooraf lang niet altijd noodzakelijk is. Soms kun je vertrouwen op het kwaliteitscertificaat van de grondstofleverancier en direct beginnen met overpompen. Dat betekent dat de steiger korter bezet is, én het laboratorium hoeft een analyse minder uit te voeren.’ Het bovenstaande was slechts één van de bevindingen. ‘We zagen de behoefte aan overslagcapaciteit voortdurend toenemen. Tegelijkertijd constateerden we dat de overslag steeds minder efficiënt plaatsvond. De steigerbezetting werd daardoor steeds meer een bottleneck. De uitgaven
aan liggeld voor de schepen stegen, en op termijn zou zelfs de productie in gevaar kunnen komen.’ Daarom werd een DMAIC-project gestart, om de volgende vraag te beantwoorden: is investering in de aanleg van een tweede steiger noodzakelijk, of kan de huidige steiger beter worden benut?
Meetbaarheid
Uiteindelijk bleek het laatste het geval. Om tot die conclusie te komen, vormde meetbaarheid opnieuw het uitgangspunt. ‘Het verbeterteam ging per type schip en product in kaart brengen, hoe lang het verladen precies duurde. Daaruit kwamen behoorlijke verschillen naar voren. Iedere e februari 2008 Chemie magazine 27
Een value stream map brengt de activiteiten in het laboratorium in kaart. Waar wordt waarde toegevoegd?
Lean, Six Sigma en DMAIC Lean Manufacturing verbetert logistieke processen. Alleen zaken die waarde toevoegen voor de klant, worden als nuttig beschouwd. Om deze activiteiten op te sporen wordt een stroomdiagram gemaakt, een zogenoemde Value Stream Map (VSM). Op basis van de bevindingen daarin worden zeven categorieën van verspilling gereduceerd: overproductie, voorraden, fabricagefouten, fabricageverstoringen, wachttijden, transport en onnodige (zoek)bewegingen. Six Sigma verbetert de kwaliteit van processen, door de kans te vergroten dat een bepaald proces een goed product oplevert. Daartoe wordt de variatie gereduceerd in productie- en bedrijfsprocessen. Six Sigma verwijst letterlijk naar
operator bleek namelijk eigen ideeën te hebben over de meest geschikte pompsnelheid. In het meest extreme geval werd zelfs met een schipper afgesproken om wat langzamer te pompen, zodat het verlaadproces pas om zeven uur ’s ochtends gereed zou zijn!’
‘30 miljoen euro bespaard’ Er was dus een cultuurverandering nodig. Iedereen zou vanaf nu moeten streven naar een zo snel mogelijke verlading. Daarvoor is inmiddels een standaardprocedure ontwikkeld per type schip en product. ‘In het begin dachten we het vooral te moeten hebben van het reduceren van evidente verspillingen, zoals wachten op analyses of papierwerk. Het was daarom een eye-opener, toen bleek dat we ook tijd konden winnen door sneller te verladen.’
Afdelingsoverschrijdend
‘Dit project laat goed zien wat de kracht is van de multidisciplinaire samenstelling van een DMAIC-team. Daardoor wordt er vanzelf afdelingsoverschrijdend gedacht’, vult Boerstra aan. ‘Zo’n team brengt niet alleen in kaart wat er beter kan, maar verbetert ook zelf het desbetreffende proces, én zorgt ten slotte voor de borging daarvan. Misschien 28 Chemie magazine februari 2008
de (vaak utopische) kans van 99,9997 % dat een product of proces binnen de kwaliteitsspecificaties van de klant valt. Lean Six Sigma staat voor de combinatie van beide methoden. Theoretisch levert dat processen op die niet alleen logistiek efficiënt (Lean) zijn, maar ook kwalitatief goed (Six Sigma)! DMAIC, zo heet de managementcyclus waarmee projecten binnen Lean Six Sigma worden aangestuurd. Deze cyclus omvat de stappen ‘Define’ (wat is belangrijk voor de klant), ‘Measure’, ‘Analyse’ (waarom zijn prestaties ondermaats), ‘Improve’ en ‘Control’ (borg).
is dat wel een van de grootste verschillen met vroeger, voor de invoering van Lean Six Sigma. Toen hadden we per verbeterproject twee teams. Het eerste kwam met aanbevelingen en het tweede team moest die dan implementeren. Dat werkt niet alleen minder snel, je loopt ook het risico dat het ‘not invented here syndroom’ optreedt. Het tweede team begrijpt of vertrouwt de conclusies dan onvoldoende en slaat opnieuw aan het analyseren.’ Binnen Shell Nederland Chemie startten in de afgelopen drie jaar 92 DMAIC-projecten, waarvan de helft inmiddels is afgerond. De gerealiseerde besparing bedraagt reeds 30 miljoen euro. ‘Op dit moment hebben we vijftien black belts, waarvan een deel parttime’, aldus Boerstra. Daarnaast zijn er zo’n 25 green belts. Dat laatste aantal willen we dit jaar gaan verdubbelen.’ Om ervoor te zorgen dat Lean Six Sigma blijvend tot de bedrijfscultuur gaat behoren is een kritische massa nodig van één procent black belts, vijf - tien procent green belts en 25-50% yellow belts. ‘Er moeten dus nog een behoorlijk aantal belts bij’. Daarnaast is bezieling van het management van doorslaggevend belang en moet je ervoor zorgen dat je business prioriteiten voorop staan. ‘Ten slotte moet je het voor je werknemers aantrekkelijk maken om mee te werken aan de verbeterprojecten’, besluit Boerstra. y
Interview
...
‘Drinkbare verf nog ver weg, maar…’ Kees Kuijken, voorzitter van een onderschatte branche
Verf. In de prehistorie al gebruikt in de grotten van Lascaux en andere, maar anno 2008 te weinig bekend en te weinig bemind. En dat terwijl het product zoveel bijdraagt aan het ‘duurzaam’ maken van de economie. Voorzitter Kees Kuijken van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) kiest de aanval. Tekst: Jos de Gruiter
30 Chemie magazine februari 2008
pecten. Het mes snijdt daarbij aan twee kan ten: enerzijds draagt verf bij aan behoud van materialen, anderzijds zijn we continu bezig om de milieu- en gezondheidsbezwaren in verf, of het aanbrengen van verf, te reduceren.’ Waar ligt daarvan de grens? Verf heeft een esthetische, maar vooral ook een beschermende functie. Is die functie te vervullen met een product dat het milieu of de gezondheid geen enkele schade toebrengt? ‘Ik zou niet durven zeggen dat we verf op enig moment hebben geoptimaliseerd. Ik bedoel: drinkbare verf lijkt me nog ver weg, maar we zijn een heel eind. De afgelopen zes jaar bij voorbeeld zijn we erin geslaagd om het per centage gevaarlijke stoffen in verf voor toe passing binnenshuis terug te brengen van drie naar 1,4 procent van de totale hoeveel heid grondstoffen. We gaan dus al aardig de richting op van schadevrije verf. Maar hoe meer we verbeteren, hoe moeilijker de vol gende stap wordt. Er moeten uiteindelijk ook werkzame vervangende stoffen zijn.’ In hoeverre wordt de verf- en drukinktindustrie in dat proces op de huid gezeten door wet- en regelgeving? ‘Het is ons streven om wet- en regelgeving vóór te zijn, maar uiteraard is de wetgever ook actief. Tegenwoordig komen de meeste voorschriften uit Brussel en is CEPE, onze Europese organisatie, een belangrijke over
legpartner. Dat overleg is een voortgaand proces. De zogenoemde Paint Products Directive (PPD; de verfrichtlijn), die de maxi maal toegestane hoeveelheid oplosmiddelen in verf voor decoratief schilderwerk en auto lakken aangeeft, had meetpunten in 2007 en 2010. De discussie gaat nu over meetpunten in de jaren 2012, 2015 en 2020. Er is dus continu druk op ons om onze producten veiliger, beter en minder milieubelastend te maken.’ Helpt die druk u te innoveren of is ze juist een belasting? ‘Het valt niet te ontkennen dat wet- en regel geving een stimulans is voor innovatie. Een deel van onze klantengroepen is om begrij pelijke redenen tamelijk behoudend: een schilder gebruikt bij voorkeur verf waarvan hij de kwaliteit en functionaliteit kent en kan garanderen. e
Foto’s: Jarno Verhoef
‘A
ls we onze huizen, kantoren, installaties, staalconstructies, auto’s en schepen geen bescherm laag geven, zou de economische schade en milieuschade enorm zijn. Verf past in het streven naar duurzaam heid. In die zin is het een onderschat product. We zouden ons daarvan best wat meer bewust mogen zijn. En de overheid zou dat best wat meer mogen waarderen!’ Kees Kuijken is algemeen directeur van Akzo Nobel Decorative Coatings Nederland en voorzitter van de EU sectorgroep Decorative Paints van CEPE, de Europese vereniging van verf- en drukinktfabrikanten. Hij is daar naast bestuurslid van de Duitse organisatie van verffabrikanten, het Verband der Deutschen Lackindustrie (VDL). Maar bovenal is hij sinds december 2006 voorzitter van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten (VVVF) in Nederland. Kortom: ‘een man met zijn voeten in de verf’, om een vaker gebe zigde uitdrukking te parafraseren. Niet genetisch bepaald overigens: Kuijken studeerde economie aan de Amsterdamse VU. ‘Na mijn studie kwam ik terecht bij Akzo. Ik had toen weinig met verf, maar ik ben het steeds leuker gaan vinden. Het is een inspi rerende en aangename bedrijfstak, die zich van oudsher bekommert om verbetering van het product en sinds de jaren zeventig veel aandacht heeft voor milieu- en veiligheidsas
februari 2008 Chemie magazine 31
Interview
om de etikettering aan te passen op het moment dat een blik voor het eerst wordt verkocht. ‘Placing on the market’, in het jar gon. De overheid is het daarmee oneens: die staat op het standpunt dat alle blikken, waar ze zich ook bevinden in het handelskanaal, voorzien moeten zijn van een deugdelijk nieuw etiket. En als dat niet het geval is, moe ten het blik en de inhoud worden vernietigd. Ik vind dat penny wise pound foolish, want de milieuschade is door terughalen en vernieti ging vele malen groter dan wanneer je de verf, waarmee in wezen niets mis is, gewoon gebruikt. En wat vreemd is: dat de interpreta tie van regelgeving per land verschilt.’ Zoals? ‘Een simpel, maar aansprekend voorbeeld is dat een beroepsschilder in Nederland bin nenshuis niet met oplosmiddelenhoudende verf mag werken en de doe-het-zelver wel, terwijl de regelgeving in een land als Oostenrijk precies andersom is: de Oostenrijkse overheid gaat ervan uit dat een beroepsschilder weet wat hij doet. Ook bij ‘Placing on the Market’ lijkt Nederland veel strikter te interpreteren dan elders in Europa.’
‘Vreemd dat landen regelgeving verschillend interpreteren’
In die zin gaat er niet van al onze gebruikers een sterke stimulans uit om te innoveren en dan helpt wet- en regelgeving. Hetzelfde geldt voor de fabrieken: als er geen oplos middelen mogen vrijkomen is dat een stimu lans voor een stukje vernieuwing. Maar de keerzijde is dat veel bedrijven hun r&d-capa citeit voor een belangrijk deel moeten inzet ten op het halen van de voorgeschreven nor men. In plaats van onderzoek te doen naar innovaties is een deel van het lab bezig met vergaderen, de Staatscourant lezen en for mulieren invullen.’ Maar u kunt wel uit de voeten met de regels? ‘Soms wel en soms niet. Op het ogenblik hebben we wat problemen rond de etiket tering van producten. In het kader van de verfrichtlijn moet sinds 1 januari 2008 op verfblikken onder meer de hoeveelheid oplosmiddelen vermeld staan. Wij hebben uit praktische overwegingen steeds voorgesteld 32 Chemie magazine februari 2008
Heeft REACH, de wetgeving ten aanzien van registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen, nog consequenties voor de branche? ‘De verf- en drukinktindustrie is een redelijke ‘downstream user’. Maar we vragen ons af in hoeverre de voor ons noodzakelijke ingredi ënten in de toekomst beschikbaar zullen zijn. We hopen dat we op dat vlak niet voor verras singen komen te staan.’ Hoe staat de industrie er in economische termen voor? ‘Het afgelopen jaar was goed, zowel voor de Nederlandse als de Europese verfindustrie. In het algemeen gaat de branche redelijk gelijk op met de algemene economische ont wikkeling. We zijn afhankelijk van investe ringsmogelijkheden en onderhoudsbudget ten. Hetzelfde geldt in wezen voor de drukinktindustrie. Die heeft de afgelopen jaren wel te maken gehad met de invloed van nieuwe informatie- en communicatietechno logie. De grafische industrie kampte met een verschuiving van advertenties van gedrukte communicatie naar internet, maar langza merhand dringt het besef door dat een inves tering in gedrukte reclame meer oplevert dan in de digitale variant. De opkomst van digitale communicatie met de bijbehorende losse printers voor gebruikers, heeft daar naast geleid tot andere soorten en andere verspreidingskanalen van inkt. En tot slot is de verplaatsing van drukwerk naar lagelo nenlanden tot staan gebracht. Kwaliteit en flexibiliteit liggen in Nederlandse bedrijven toch op een hoger niveau dan in het voorma lige Oostblok. Eenzelfde ontwikkeling zie je in de scheepsbouw, ook een groot afnemer van coatings. Twintig jaar geleden gingen
we ervan uit dat de scheepsbouw in Nederland ten dode was opgeschreven, nu hebben de meeste werven weer volle orderportefeuilles.’ De verfindustrie gaf het afgelopen jaar twee grote overnames te zien: Akzo Nobel lijfde het Britse ICI in, en SigmaKalon werd overgenomen door het Amerikaanse PPG. Er lijken grote concentraties plaats te vinden. Hoe ziet de toekomst voor kleine verffabrikanten er uit? ‘De verfindustrie is wereldwijd flink versplin terd. Voordat Akzo Nobel ICI overnam, had den wij een marktaandeel van negen procent. De eerstvolgende had zeven procent en zo verder. Nu hebben wij vijftien procent en PPG tien procent. Er is dus wel sprake van een zekere concentratie. Maar als kleinere bedrijven zich focussen op een nichemarkt, hebben ze zeker bestaansrecht. Ze moeten alleen de verleiding weerstaan om een bre der assortiment te willen aanbieden, want dan redden ze het niet, zeker niet met wat er allemaal bestaat en nog aankomt op het gebied van regelgeving. Maar Nederland kent een aantal sterke spelers in nichemarkten, zoals bijvoorbeeld in Bouwverven Van Wijhe met Wijzonol en in de industriële markt Biccs Industrial Coatings met specifieke mengpasta’s.’ Is het verklaarbaar dat Nederland een belangrijke rol speelt in de verfwereld met een paar zeer grote bedrijven en een sterk bezet middenveld? ‘Het past een beetje in onze cultuur om de wereld in te trekken. Bovendien hebben we na de Tweede Wereldoorlog een paar sterke ondernemers met visie gehad, die de basis hebben gelegd voor mooie bedrijven. En toe val speelt natuurlijk ook een rol. Akzo Nobel heeft ervoor gekozen om groot en leidend te zijn in de verfwereld, maar voor hetzelfde geld was het bedrijf jaren terug een andere weg ingeslagen.’ Is verf een groeimarkt? ‘Wereldwijd wel, in West-Europa niet. Hier rekenen we met groeipercentages van een tot twee procent. Het hangt ook af van de vraag in hoeverre de maakindustrie hier blijft of naar het oosten vertrekt. En we moeten meer benadrukken dat verf een belangrijke rol kan spelen in het duurzaam maken van onze economie. Innovaties in onze producten zorgen ervoor dat onderhoudstermijnen van installaties langer worden, waardoor het rendement hoger wordt. Die boodschap moe ten we nadrukkelijker uitdragen.’ Wat staat ons op innovatiegebied nog te wachten? Mogen we veel verwachten van nanotechnologie? ‘We moeten oppassen dat we niet te veel onder het containerbegrip nanotechnologie schuiven en dat de verwachtingen te hoog gespannen zijn. We kijken naar de mogelijk
‘Als alle beloften uitkomen die aan nanotechnologie worden verbonden, dan gaan we een mooie tijd tegemoet’
heden, maar ook naar de mogelijke risico’s. Het Duitse Lackverband heeft in dat licht onderzoek uitgezet bij onderzoekinstellin gen.’
vraag van onze afnemers te voldoen. Maar in zijn algemeenheid: als alle beloften uitkomen die aan nanotechnologie worden verbonden, dan gaan we een mooie tijd tegemoet.’
Dus voorlopig geen ‘self healing’, superkrasvaste, zelfreinigende of superwaterafstotende autolakken? ‘Ik kan het rijtje nog aanvullen met antibacte riële verven voor ziekenhuizen, verven met zonnecellen en noem maar op. Het is alleen niet zo dat nanotechnologie daarbij voorop staat. Het gaat om de functionaliteit en het uitzoeken welke technologie daarbij past. Schilders willen een verf waarmee ze vier seizoenen kunnen doorwerken. Momenteel zijn daarvoor goede oplossingen, maar die mogen vanaf 2010 niet meer worden gebruikt. Los van de vraag welke kansen nanotechnologie biedt, is dat een concrete uitdaging voor de korte termijn om aan die
In uw jongste jaarrede voor de VVVF noemde u innovatie van levensbelang voor de bedrijfstak, maar u noemde ook een paar andere speerpunten, zoals werk, arbeidsomstandigheden, kennisontwikkeling, open communicatie en duurzaam ondernemen. Waarom noemde u juist deze onderwerpen? ‘De branche heeft een profileringsprobleem en dat heeft gevolgen op verschillende gebie den. We moeten dus meer aan de weg tim meren. Onze leden zijn serieus bezig om het aantal bedrijfsongevallen, dat al enorm is gedaald, nog verder terug te dringen. We gaan daarnaast door met het verder reduce ren van het energieverbruik in het productie proces en met de milieubelasting van verf.
En tot slot moeten we ons profileren als een nette buurman op plaatsen waar onze pro ductievestigingen staan en als aantrekkelijke bedrijfstak om in te werken. Om jongeren te interesseren haken we aan bij imagoverster kende initiatieven van de VNCI, de vereniging waarbij we in zijn getrokken. Een stap overi gens die vijftien jaar geleden ondenkbaar was, maar waarover de VVVF nu zeer positief is. Wij vormen een branchevereniging die traditioneel intensief bezig is met haar struc tuur en rol in de samenleving en die zich per manent aanpast aan de veranderende omge ving. Momenteel komt de meeste wet- en regelgeving uit Brussel. Dat betekent dat het voor ons van groot belang is om nauw samen te werken met onze Europese koepelorgani satie, met de aangesloten leden uit andere landen en met zusterorganisaties in eigen land.’ y februari 2008 Chemie magazine 33
Uitgelicht
SABIC zoekt alternatief voor glas en metaal
Foto’s: SABIC IP
Zonnepaneel van kunststof
SABIC Innovative Plastics heeft in Bergen op Zoom het Energy Center of Excellence opgericht. Dit testcentrum is bedoeld om klanten te helpen metalen en glas in zonnepanelen te ver vangen door kunststoffen, zoals Noryl®, Lexan® en Ultem®. Er zijn twee soorten zonnepanelen: de fotovoltaïsche voor elektriciteit en de solarthermische voor heet water en verwarming. 34 Chemie magazine februari 2008
Frank Heessels, hoofd van het nieuwe centrum: ‘Een solarthermisch zonnepaneel bevat een zwart paneel dat de zonnewarmte absorbeert en overdraagt aan het doorstromende water. Meestal is dat paneel van koper, maar je kunt zo’n paneel net zo goed en goedkoper in kunststof uitvoeren. Kunststof heeft de toekomst, want er is onvoldoende aanbod van koper om alle Europeanen van klas-
sieke zonnepanelen te voorzien. Omdat kunststof warmte veel slechter geleidt dan metaal (factor 1000), moet het paneel wel zo ontworpen worden dat het oppervlak voor de warmte-overdracht relatief veel groter is, en daarvoor bieden we onze expertise aan. Ook moet het kunststof bestand zijn tegen temperaturen van 200 graden Celsius, die zomers in het paneel kunnen optreden als iemand geen warm water nodig heeft.’ Solarnor in Noorwegen produceert als eerste zonnepanelen met platen van puur kunststof (Noryl®). Volgens Heessels zijn een paar panelen van twee vierkante meter goed voor ongeveer de helft van de warmtebehoefte per huis. ‘Toch schaffen maar weinig mensen zonnepanelen aan, vanwege de terugverdientijd van ongeveer vijftien jaar. Met kunststoffen kunnen we de terugverdientijd verminderen tot vijf à tien jaar en zal de aanschaf dus aantrekkelijker zijn.’ februari 2008 Chemie magazine 35
Kennis en ervaring
Weinig aandacht in beginfase van projecten
Bewust omgaan met geluid bespaart geld Chemiebedrijven en ingenieursbureaus besteden bij het ontwerpen en bouwen van installaties nog vaak te weinig aandacht aan geluid en trillingen, vooral in de beginfase van projecten. Daarom moeten chemiebedrijven achteraf vaak kostbare maatregelen nemen om aan de vergunningsvoorwaarden te voldoen en zijn daardoor duurder uit’, zegt Rob Maat, projectleider van het Kenniscentrum Geluid in Schiedam. Tekst: Erik te Roller
‘E Grote geluidsdemper voor plaatsing tussen gasturbine en afgassenketel (bron: BBM Akustik Technologie GmbH)
38 Chemie magazine februari 2008
r is veel bekend over hoe je het geluid moet aanpakken, zowel technisch als organisatorisch. Maar de informatie hierover is vaak moeilijk toegankelijk of komt soms te laat beschikbaar. Daarom organiseren wij als Kenniscentrum Geluid op dinsdag 18 maart in Rotterdam het symposium ‘Integraal geluidsarm ontwerp in de procesindustrie’. Projectmanagers en ingenieurs uit de procesindustrie, ingenieursbureaus, contractors en apparatenbouwers kunnen hier kennis en ervaring over de aanpak van geluid uitwisselen. De deelnemers ontvangen na afloop het boek ‘Integraal geluidsarm ontwerp in de procesindustrie’, een uitgave van het Kenniscentrum Geluid, dat is geschreven door Robert Baars van M+P - raadgevende ingenieurs. Dit is een naslagwerk over de geluids- en trillingsbeheersing in de grote industrie.’ ‘Bij industriële bedrijven en ingenieursbureaus komt geluid nog regelmatig op de tweede plaats. Ze besteden vaak pas in een later stadium van de projecten serieus aandacht aan de geluidsaspecten van apparaten en installaties, soms pas in de fase van detailed engineering. De belangrijkste keuzes voor geluid en trillingen liggen dan al vast. Het komt zelfs voor dat belangrijke apparatuur al is
besteld, voordat er naar de geluidsspecificaties is gekeken. Grote kans dat een bedrijf dan ad hoc maatregelen moet nemen om met geluid binnen de normen van de milieuvergunning te blijven. Kleppen en leidingen moeten van isolatie worden voorzien en pompen bijvoorbeeld van een omkasting. De isolatie en omkastingen zitten daarna letterlijk in de weg bij inspecties en onderhoud. Met de aanschaf van een stillere pomp en een ander ontwerp van het leidingstelsel kun je zulke zaken voorkomen’, aldus Maat.
Kosten niet gespecificeerd
In de praktijk is ook moeilijk te achterhalen wat precies de kosten van geluidsmaatregelen zijn. Die zitten vaak diep in de offertes verborgen. Maat: ‘De leverancier maakt een offerte op basis van de specificaties voor geluid en andere zaken van de opdrachtgever en geeft een bepaald bedrag op. Maar daarin staat meestal niet gespecificeerd wat de geluidsgerelateerde kosten zijn. Een geluidsarm ontwerp zou je dan moeten kunnen vergelijken met een ontwerp waar geen aandacht aan geluid is besteed. Deze kwestie speelt vooral bij proceskoelers, koeltorens en fornuizen. Als alle leveranciers de kosten voor geluid expliciet in hun offertes zouden opnemen, dan zouden de opdrachtge- e
vers waarschijnlijk van het begin af aan ook veel meer aandacht aan geluid besteden.’ Maat schat in dat de kosten voor het beperken van geluid al snel vier tot vijf procent van de totale projectkosten belopen. ‘Dat geldt dan bijvoorbeeld voor bedrijven op industrieterreinen waar de geluidsnormen niet zo hoog zijn, omdat ze ver van de bebouwde kom af liggen. Op geluidsgevoelige locaties, zoals industrieterreinen waar vanwege de al aanwezige bedrijven weinig geluidsruimte meer is voor nieuwe activiteiten, kunnen de kosten oplopen tot wel 20% van de totale projectkosten. Dat is veel meer dan waar de industrie gewoonlijk vanuit gaat. En dit betekent ook dat lawaaibeperking een zeer relevant bedrijfseconomisch aspect is.’
Effectief verminderen
‘Een bedrijf kan door een integrale aanpak van geluid en trillingen in alle fasen van een project, kosten besparen; niet alleen bij nieuwbouw, maar ook bij modernisering en zelfs bij vervanging van individuele apparatuur. Daarbij is het verstandig gedurende het hele project met een akoestisch model te werken. Dit berekent hoeveel geluid er naar de omgeving wordt uitgestraald. Tijdens het project kun je dan steeds opnieuw controleren wat de totale geluidsuitstraling is en zonodig tijdig ingrijpen. In de loop van het project komt steeds meer gedetailleerde informatie beschikbaar over de installaties en kan de geluidsuitstraling steeds nauwkeuriger worden ingeschat. De vraag daarbij is steeds ‘hoe kan ik de geluidsuitstraling zo effectief mogelijk verminderen, welke maatregelen aan welke geluidsbronnen leveren qua kosten en effect het meeste op?‘ Het gaat erom dat je per geïnvesteerde euro de meeste geluidsreductie bereikt. Het doel is dus niet om
Geluidsmetingen bij een turbogenerator
alle apparaten en installaties zo stil mogelijk te maken, maar met het geluid van de gehele fabriek aan de geluidsnormen te voldoen. Natuurlijk moet je wel rekening houden met de arbeidsomstandigheden en daarom op bepaalde plaatsen specifieke maatregelen nemen. Maar voor de omgeving van het bedrijf telt alleen het totaal uitgestraalde geluid.‘
Gebakkelei voorkomen
Maat: ‘Je moet bijvoorbeeld ook goed controleren, of de geluidsproductie van de geleverde apparatuur overeenkomt met specificaties in de offertes of de desbetreffende zogenoemde noise data sheets. Soms zetten de specificaties van leveranciers je op het verkeerde been. Het komt helaas nog steeds voor dat de geluidswaarde in de specificatie wordt geïnterpreteerd als het maximale geluidsvermogen, terwijl later blijkt dat de leverancier het geluidsniveau op één meter afstand van de installatie heeft opgegeven. Per saldo word je dan geconfronteerd met een veel hogere geluidsuitstraling dan toelaatbaar is. Op
dat soort zaken moet je alert zijn en die kun je uit het boek halen, dat Robert Baars geschreven heeft. Daarnaast moeten de betrokken partijen in goed overleg vastleggen hoe, en onder welke omstandigheden de controlemetingen worden uitgevoerd. Ik maak regelmatig mee dat een bedrijf daar onvoldoende aandacht aan besteedt. Als dan na de oplevering blijkt dat het bedrijf de geluidseisen uit de vergunning overschrijdt, moet het eerst nog met de verschillende leveranciers in discussie over de interpretatie van de eisen en de te volgen procedures. De leveranciers wijzen vanwege oorzaak- en gevolgkwesties natuurlijk met de beschuldigende vinger naar elkaar. Uiteindelijk komen de bedrijven daar onderling wel uit, maar door vooraf betere afspraken te maken kun je veel gebakkelei voorkomen. Dergelijke situaties zijn niet alleen bijzonder nadelig voor de industrie, maar ook voor de gemeenschap. Het gaat vaak om lang lopende trajecten waarin ook de overheid veel energie en tijd moet steken, tijd die nuttiger besteed zou kunnen worden’, aldus Maat. y
Kenniscentrum wil geluidshinder in Rijnmond verhinderen Het Kenniscentrum Geluid is een samenwerkingsverband van de DCMR Milieudienst Rijnmond en het Havenbedrijf Rotterdam. Het heeft twee doelstellingen: bereiken dat er zich meer bedrijven kunnen vestigen op de bestaande industrieterreinen, en meehelpen de geluidshinder in de Rijnmond te verminderen. Rob Maat, projectleider: ‘Het eerste heeft meer te maken met het stimuleren van de regionale economie dan met milieu. Bij de vestiging van een nieuw bedrijf of de uitbreiding van een bestaand bedrijf kijkt de overheid, of de installaties volgens de laatste stand van de techniek worden gebouwd en de
grenswaarde voor het geluid in de woonomgeving niet wordt overschreden. Als die grens is bereikt geldt: vol is vol. Het kan dus voorkomen dat er wel fysieke ruimte voor de vestiging of uitbreiding van een bedrijf is, maar wat geluid betreft die ruimte er niet is. Nieuwbouw is dan alleen mogelijk als de huidige geluidsproductie op het industrieterrein wordt verminderd. Maar bij bestaande installaties is dat een kostbare zaak. Daarom is het in hun eigen belang dat bedrijven vanaf het prille begin af aan het geluid binnen de perken houden. Het Kenniscentrum Geluid wil de bedrijven daarbij ondersteunen.’
Projectleider Rob Maat: ’Eigen belang om geluid meteen binnen de perken te houden’ februari 2008 Chemie magazine 39
In beeld
Topproduct van DuPont In Dordrecht maakt DuPont Delrin速, een sterke, lichte kunststof. Het materiaal wordt onder meer gebruikt in skibindingen, pennen, aanstekers, keukenmachines en klikgespen.
40 Chemie magazine februari 2008
februari 2008 Chemie magazine 41
...
Thema
Linksboven: In een reactor wordt uit methanol waterige formaldehyde (de grondstof) gemaakt. Middenboven: De polymerisatie-reactor, het hart van het chemische deel van het proces. Hier ontstaat uit het gasvormige formaldehyde het eigenlijke polymeer: een wit poeder dat ‘fluff’ wordt genoemd. Linksonder: In een capper, een reusachtige rond draaiende trommel, wordt de fluff verder bewerkt zodat deze stabiel wordt. Rechtsboven: Controle bij een van de extruders. In extruders wordt het polymeer onder hoge druk gekneed, door een gatenrooster tot korrels – de cubes – ‘gesneden’ en met water afgekoeld. Middenonder: Operator Carlos Fernandes controleert of de cubes de juiste kwaliteit hebben en aan de klantspecificatie voldoen. De cubes zijn het eindproduct van de fabriek en kunnen alle mogelijke kleuren krijgen.
Van methanol naar klikgesp
2e van rechtsonder: De cubes worden na te zijn gedroogd in reusachtige, achthoekige kartons of in zakken verpakt die naar de klanten gaan. Zij maken er door middel van spuitgieten allerlei eindproducten van. Rechtsonder: Een klikgesp, een van de vele toepas singen van de kunststof Delrin®.
Foto’S: Lourens Smak
Met dank aan DuPont Dordrecht
42 Chemie magazine februari 2008
februari 2008 Chemie magazine 43
Maatschappij
Futuroloog Ray Hammond presenteert toekomstvisie voor PlasticsEurope
Kunststoffen zijn deel van de oplossing Volgens de Britse futuroloog Ray Hammond staat ons de komende 25 jaar een aantal ingrijpende veranderingen te wachten als gevolg van bevolkingsgroei, verandering van klimaat, verbeteringen in de gezondheidszorg en een versnelde technologische ontwikkeling. Kunststoffen, vaak beschouwd als deel van het (milieu-)probleem, spelen een hoofdrol bij het inspelen op die veranderingen en vormen daardoor in ieder geval een deel van de oplossing. Tekst: Joost van Kasteren
P
lastics Europe, de associatie van Europese kunststoffabrikanten, nodigde de futuroloog Ray Hammond uit om zijn visie op de wereld in 2030 te schetsen. Een verzoek dat, aldus Harry Lucas, directeur van Plastics Europe Nederland en van de VMK (Vereniging Milieubeheer Kunststofverpakkingen) is ingegeven door een algemeen gedeeld gevoel in de sector dat kunststoffen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van de problemen die op ons afkomen. Lucas: ‘Kunststoffen staan vaak negatief in de belangstelling, omdat ze onvoldoende op waarde worden geschat. Ze worden vooral beoordeeld op hun afvalfase. Het gaat altijd maar om wegwerpcultuur en zwerfvuil, en er is weinig oog voor de nuttige functie die kunststoffen vervullen in hun gebruiksfase. Ook de milieuprestaties van kunststoffen zijn nauwelijks bekend. Bijna niemand realiseert zich dat een liter olie die wordt gebruikt om een kilo isolatiemateriaal te maken, een besparing oplevert van meer dan 150 liter olie.’
44 Chemie magazine februari 2008
Om de betekenis van kunststoffen in de komende 25 jaar te illustreren schetst Ray Hammond een gedurfd beeld van de samenleving in 2030. Zo beschrijft hij de ontwikkeling van het ‘Prevent-Extend Model’ in de gezondheidszorg. Gebaseerd op kennis van ieders erfelijk materiaal (genoom) zal ziekte in de toekomst worden voorkomen door op de persoon gerichte preventieve maatregelen, dan wel snel ingrijpen na een zeer vroege diagnose. Veroudering wordt voorkomen door met behulp van stamcellen nieuwe ‘onderdelen’ te produceren. Met als gevolg, aldus Hammond, dat kinderen die in 2030 worden geboren, mogen verwachten dat ze gemiddeld 130 jaar oud worden.
Betere verpakkingen
De snelle ontwikkelingen op het gebied van machine-intelligentie en gezondheidszorg zijn slechts twee van de drijfveren die het beeld van 2030 bepalen. Andere belangrijke drijfveren zijn de groei van de bevolking van bijna zeven nu tot negen miljard mensen in 2030; de dreigende klimaatverandering, die
Hammond liever zou omschrijven als Klimaatcatastrofe; de energiecrisis, die eigenlijk onnodig is gezien de enorme hoeveelheid zonne-energie die ons dagelijks bereikt en de mondialisering van de economie. Een gunstige ontwikkeling, meent Hammond, vooropgesteld dat ook de één miljard mensen die geen toegang hebben tot de wereldeconomie, erbij worden betrokken. In een eerste reactie ziet Plastics Europe legio mogelijkheden voor het gebruik van kunststoffen om de problemen die op ons afkomen het hoofd te bieden. Wat voedselzekerheid betreft kunnen plastics een belangrijke rol spelen bij het voorkomen van oogst-, opslag- en transportverliezen. Naar schatting circa de helft van de oogst in ontwikkelingslanden gaat verloren. Door betere verpakkingen (en door koeling) kan dat worden gereduceerd tot minder dan 5%. De voedselveiligheid kan worden verhoogd door het gebruik van ‘slimme’ verpakkingen, die signaleren of producten daadwerkelijk over hun houdbaarheidsdatum heen zijn. Wat voedselproductie betreft spelen
‘Olie en gas raken niet op, het is alleen duurder om het te winnen’ kunststoffen eveneens een steeds belangrijker rol. In Nederland zijn we er nog niet zo aan gewend, maar in de rest van de wereld worden kassen veelvuldig gemaakt van kunststof. Die kassen maken het mogelijk om voedsel te telen op plaatsen die anders te koud, te heet of te droog zijn. Gebruik van spectraalselectieve kunststof, die slechts licht van bepaalde golflengtes doorlaat, maakt het mogelijk om de teelt onder kunststof nog verder te optimaliseren.
Lichtere materialen
De verwachte tekorten aan water kunnen worden bestreden door de inzet van kunststoffen. Bijvoorbeeld voor het aanleggen en repareren van leidingen. Anders dan loden of koperen leidingen, zijn kunststof leidingen lekvrij, gaan ze
lang mee en hebben ze geen invloed op de waterkwaliteit. In gebieden met te weinig water spelen kunststof membranen een belangrijke rol bij het omzetten van zout of brak water in zoet water, en in regio’s met een scheve verdeling van regenval over de seizoenen wordt plastic gebruikt voor de aanleg van bassins. De verwachting van Plastics Europe dat er ooit een ‘super grid’ wordt aangelegd, waarbij water uit Noorwegen naar Italië wordt getransporteerd, lijkt een beetje overtrokken, maar dat kunststof een belangrijke rol speelt en blijft spelen in de watervoorziening, staat buiten kijf. Wat energiebesparing betreft, is al genoemd het gebruik van kunststof als isolatiemateriaal dat veel meer energie oplevert dan het kost. Een ander voorbeeld is het gebruik van kunststof in auto’s en vliegtuigen. Zo verbruikt de nieuwe Dreamliner van Boeing twintig procent minder brandstof per passagierskilometer, omdat het vliegtuig voor de helft bestaat uit kunststof composieten. Ook auto’s zouden lichter kunnen worden door staal te vervangen door kunststof. Dat ze gemiddeld zwaarder worden komt doordat we steeds grotere auto’s aanschaffen, voorzien van allerlei ‘gewichtige’ toeters en bellen. Een volledig van kunststof gemaakte auto zal, aldus Plastics Europe, niet voor 2030 op de markt komen. Wel zal het aandeel kunststof de komende jaren nog verder toenemen. Voorwaarde is wel een nagenoeg volledige recycling van materiaal óf de daarin opgeslagen energie. Kunststoffen die op de vuilnisbelt belanden, schieten hun doel voorbij.
Kunststof lichaamsdelen
Naast de ‘bulk’-toepassingen in de bouw en automobielindustrie spelen kunststoffen ook op wat kleinere schaal een rol bij het oplossen van huidige en toekomstige problemen. Bij het maken van protheses bijvoorbeeld. Voorlopig zijn die nog wel nodig, ondanks het door Hammond geschetste perspectief van stamcellen die lichaamsonderdelen maken.
Omdat het aantal ouderen toeneemt, groeit ook de behoefte aan kunstheupen en –knieën en aan equivalenten voor nieren, lever en hart. Kunststoffen zijn daarvoor onontbeerlijk. Er is zelfs kunstbloed ontwikkeld op basis van kunststoffen, als alternatief voor ‘echt’ bloed, bijvoorbeeld in noodsituaties. Daarnaast zijn en worden kunststof nanobolletjes ontwikkeld, die medicijnen gericht af kunnen leveren bij het zieke orgaan. Hammond ziet wel wat in het gebruik van biodegradeerbare kunststoffen op basis van bijvoorbeeld zetmeel. Volgens Harry Lucas echter is het aantal toepassingen daarvan beperkt, omdat ook aan kunststoffen bepaalde functionele eisen worden gesteld, die niet altijd verenigbaar zijn met biodegradatie. ‘Het is economisch en ecologisch veel beter om kunststoffen in te zamelen en opnieuw te gebruiken. Als materiaal, maar ook als brandstof voor bijvoorbeeld het maken van elektriciteit. Op die manier win je in ieder geval de energie nog terug. Als je bio-afbreekbare kunststoffen laat composteren, raak je die energie kwijt en hou je alleen CO2 en water over.’ Lucas is er niet van overtuigd dat de fossiele grondstoffen voor kunststoffen opraken. ‘In principe raken olie en gas niet op; het wordt alleen duurder om ze te winnen. Hoeveel duurder is eigenlijk niet zo relevant. De toegevoegde waarde van kunststoffen is zo hoog, dat er altijd voldoende olie en gas voorhanden zal zijn om ze te produceren. Daarmee is niet gezegd dat het gebruik van biologische grondstoffen onzin is. Ik kan me voorstellen dat wanneer biomassa goedkoop is, zoals in Brazilië, het een aantrekkelijk alternatief is. Dat geldt ook als je biomassa goedkoper en efficiënter kunt benutten dan olie en gas. Maar voorlopig hou ik het erop dat er voldoende olie en gas beschikbaar is voor een mooie toekomst met kunststoffen.’ y
februari 2008 Chemie magazine 45
Infographic kleurarme raffinageproducten
polymeren
harsen
Latexfalt zorgt voor aanleg Rode Fietspad
heldere bindmiddel
heldere speciale (kationische) bindmiddel + technieken = emulsie
TOEVOEGEN pigment (kleurstof) zand fijne steenslag geringe hoeveelheid toeslagstoffen
(kationische) emulsie
H pasta-achtig mengsel
pasta-achtig mengsel
et Chinese bedrijf Shan Xi is druk bezig om in en rondom het Olympisch dorp in Beijing busbanen, fietsbanen en parkeerplaatsen aan te leggen van gekleurd asfalt. Latexfalt bv uit Koudekerke aan den Rijn levert 20 containers vol met synthetische bitumen, waarmee de Chinese wegenbouwer asfaltbeton kan kleuren; uiteraard in rood, maar ook in groen en blauw. Latexfalt kwam twee jaar geleden via een Chinese student van de TU Eindhoven, die tijdelijk bij Latexfalt werkte, in contact met Shan Xi. Volgens directeur Bert Jan Lommerts en commercieel manager Jan Struik konden beide bedrijven vrij gemakkelijk tot zaken komen. Ze zijn niet bang dat hun kennis weglekt naar China. ‘Niemand is er de afgelopen twintig jaar in geslaagd onze technologie te kopiëren’, aldus Lommerts.
Op een laag gewoon asfalt of beton wordt een dunne laag (3-10 millimeter) van het pasta-achtig mengsel opgebracht met behulp van een slemmachine (een soort plamuurmes-machine) De emulsieasfaltbeton (EAB) hardt uit en hecht zich aan het asfalt of beton en daarmee heeft het wegdek een kleur gekregen.
Asfalt bestaat uit een mengsel van steenslag, vulstoffen en andere toeslagstoffen, die met bitumen worden gebonden. Bitumen is een zwart raffinageproduct, waardoor asfaltwegen ook zwart zijn. De zwarte kleur wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van asfaltenen (complexe chemische stoffen). Om asfalt te kleuren is dus een asfalteen-vrij bindmiddel nodig. Echter, de asfaltenen bepalen ook voor een groot deel de mechanische eigenschappen en het visco-elastisch gedrag van het bindmiddel. Het is Latexfalt echter gelukt op basis van kleurarme raffinageproducten, polymeren en harsen een transparant, bijna helder bindmiddel samen te stellen, dat vergelijkbare eigenschappen heeft als standaard bitumen. Het
bedrijf maakt hiervan een emulsie die maandenlang bij kamertemperatuur kan worden opgeslagen. Deze emulsie is een essentieel ingrediënt van gekleurd emulsieasfaltbeton (EAB). Bij het aanbrengen van EAB wordt een soort pasta van (kationische) emulsie, pigment, zand, fijne steenslag en een geringe hoeveelheid toeslagstoffen met behulp van een slemmachine (een soort groot plamuurmes) 3-10 millimeter dik over een asfalt- of betonoppervlak aangebracht. Het uitharden van dit mengsel komt op gang door de zuur-base interactie van de kationische emulsie met het basisch oppervlak van de zandfractie. Pigmenten voor rood, blauw, geel en groen emulsieasfalt beton zijn standaard leverbaar. y
Latexfalt
46 Chemie magazine februari 2008
februari 2008 Chemie magazine 47
Productnieuws
Priox lanceert VCA Manager Priox, leverancier van oplossingen op het gebied van ITIL service manage ment en keten- en regiemanagement, lanceert VCA Manager™. VCA Manager is de oplossing op het gebied van het geautomatiseerd beheren en verwer ken van VCA, de VGM (Veiligheid, Gezondheid en Milieu) Checklist voor Aannemers. Deze checklist is een uitgebreide vragenlijst die wordt gebruikt als doorlichtings- en scree ningsysteem voor aannemers. Priox VCA Manager richt zich op onderne mingen die VCA gecertificeerd zijn en ondersteunt de gehele VCA-admini
stratie. Vanaf 1 juli 2008 zijn VCAgecertificeerde bedrijven verplicht, alleen nog gebruik te maken van onderaannemers die voldoen aan de VCA. Meer informatie: www.priox.nl
Van Wijk & Boerma brengt een eigen productlijn excentrische wormpom pen op de markt: de VERDERPRO® een complete range wormpompen. Het bedrijf verwacht dat de VERDERPRO® een weg zal vinden in de gehele industrie, onder meer de verfindustrie en de petrochemie, voor de meest uiteenlopende applicaties: met of zonder vaste delen, slijtende vloeistoffen, hoge en lage drukken, hoge en lage viscositeiten en tevens voor doseertoepassingen.
VERDERPRO
®
Meer informatie: www.wijkboerma.nl
ERIKS systeempartner RTK Regeltechnik Kornwestheim (RTK), produ cent en leverancier van regelventielen, heeft ERIKS benoemd tot Systeempartner in Nederland. Medewerkers van ERIKS zijn door RTK getraind en nu nog beter in staat ondersteuning te bieden op het gebied van procesregelingen en compo nentselectie. RTK is zeer succesvol in het produceren van regelventielen voor de algemene indu strie en de machinebouw. De nadruk ligt op producten voor stoom en thermische olie. De producten van RTK worden veel toegepast op en rond stoomketels (voe dingwaterregeling en spuiwaterregeling), in koelwaterinstallaties, voor of na warm tewisselaars, als stoomdrukregelaar en ook bij het beheersen van de mediumtem peratuur. Meer informatie: www.eriks.nl
Fittingsysteem HITMA UltraPure B.V. in Uithoorn brengt het Pure-Fit® SIB® (Smooth Inner Bore) fittingsy steem van Saint-Gobain Performance Plastics op de markt. De Pure-Fit® SIB® is een fit tingsysteem waarbij de slang en de fitting naadloos zijn gemonteerd. Dit geeft een super gladde sanitaire binnenkant en vermindert de kans op bacterie-ophoping. Door de gepatenteerde 360° BarblockTM krimpafsluiting kan er bij gebruik van de Pure-Fit® SIB® geen lekkage optreden. Er zijn geen dode ruimten, waardoor bacteriegroei niet mogelijk is en er geen stagnatie in de vloeistofstroom optreedt. Meer informatie: avanballegoy@hitma.nl februari 2008 Chemie magazine 49
Productnieuws
Catalogus Fluke 2008 Fluke Europe B.V., presenteerde onlangs de Fluke-catalogus van test- en meetinstrumenten 2008. De catalogus bevat de meest recente informatie over de con tinu groeiende reeks test- en meetinstrumenten van Fluke. Verder staan er artikelen in over toepassingen, bedoeld voor technici die werken op service-, installatie- en onderhoudsafde lingen en bij productie- en kwa liteitscontroles in tal van bedrijfstakken. De catalogus is gratis verkrijgbaar.
Onderhoudscontract BioMCN Stork Industry Services en BioMCN, beide gevestigd op het Chemie Park Delfzijl, hebben onlangs een onderhoudscon tract gesloten. Stork neemt daarin de verantwoordelijkheid voor alle onderhoudsactivitei ten aan de ‘groene’ methanolfa briek voor de komende vijf jaar. Het doel van BioMCN is het produceren van bio-methanol, ‘groen’ dus, op basis van o.a.
glycerol, een rest-product van de biodiesel productie. Tot nu toe werd methanol gemaakt op basis van aardgas. Deze innovatie heeft geleid tot het opnieuw opstarten van de voor malige Methanor methanol fabriek. Meer informatie: www.BioMCN.eu
Meer informatie: www.fluke.nl
Proceskleppen ASCO NUMATICS heeft een nieuwe reeks proceskleppen (298/398) op de markt gebracht. Ze zijn bedoeld voor industriële processen waarbij gebruik gemaakt wordt van stoom - al dan niet verontreinigd -, heet water, warme of koude vloeistof
fen, inert gas of een vacuüm. De kleppen zijn bestand tegen ther mische schokken, stof en hoge luchtvochtigheid. Meer informatie: www.asconumatics.nl
Drukmeters
Regelaarserie Jumo Regelaarfabrikant Jumo heeft van de DIN CERTCO het certifi caat, conform DIN EN 14597 voor temperatuurregelsyste men (TR), ontvangen. Dit regelaarcertificaat op basis van de nieuwe normen vervangt de bestaande DIN 3440. Regelaars met dit certificaat
Met de IN PRESS brengt Bronkhorst High-Tech een nieuwe lijn compacte, robuust behuisde IP65 uitgevoerde druk meters en -regelaars op de markt. Ze zijn Atex gecertificeerd. De drukregelaar bestaat uit een druksensor voorzien van elek tronica. Met de ingebouwde PID regelaar kan een regelventiel of
worden toegepast waar thermi sche processen geregeld en bewaakt moeten worden en waar de installatie in geval van een storing in een veilige toe stand moet worden gebracht. Meer informatie: www.jumo.nl
pomp worden aangestuurd. Dankzij het brede pakket aan regelventielen en pompen zijn zowel gas- als vloeistofstromen van enkele microliters tot kubieke meters, per uur op druk te regelen. Meer informatie: www.bronkhorst.nl februari januari 2008 Chemie magazine 51
Column
Andrew Maaldrink en Kimly de Bruijn, studenten Willem de Kooning Academie Rotterdam
Imago: van binnen naar buiten
H
oewel de chemische industrie tal van producten mogelijk maakt die ons leven aangenamer, gezonder of veiliger maken, roept de branche bij velen nog steeds een negatief beeld op. En dat is gek: we zouden de chemie een warm hart moeten toedragen. Waarom is dat niet zo? Voor een deel heeft het te maken met het feit dat veel werknemers in de branche zelf geen ambassadeurs zijn voor hun bedrijf en bedrijfstak. Hoeveel werknemers in de chemie geven bijvoorbeeld een positief en juist antwoord op de vraag ‘Wat is chemie?’ En als mensen die in een sector werken er zelf al geen positief beeld bij kunnen schetsen, wat mogen we dan verwachten van de burger, de consument, de media en de politiek, die van buiten naar de fabrieken en installaties kijken met hun pijpen, ketels, vlammen en waarschuwingsborden? Verbeteren van het imago van de bedrijfstak begint daarom in onze ogen van binnenuit. Wees trots op wat je doet, op je werkgever, op de producten die je mogelijk maakt en op de bedrijfstak. De chemie ís iets. En draag die boodschap uit. Daarom richten wij een organisatie van klokkenluiders op, hun beweging heet ‘The Improvement’. Die streeft naar bewustwording onder de bevolking over de oplossingen die de chemie kan bieden om tot een duurzame consumptiemaatschappij te komen. De organisatie bestaat uit werknemers uit de chemische industrie. Om alle werknemers in de sector in te schakelen ontvangen ze een manifest, waarin zij allen worden opgeroepen om zich in te zetten als ambassadeurs. Werknemers worden dan zogenoemde ‘Improvers’. Zij ontvangen vervolgens een maak-het-zelf promotiemateriaal-pakket: voor het maken van t-shirts, posters en spandoeken. De Improvers gaan de straat op om van zich te laten horen en zien, in de vorm van ‘promonstraties’. Voor de jeugd wordt de Young Improvers opgericht. Jongeren kunnen daarin deelnemen aan ideeënwedstrijden, waarin ze aangeven hoe zij denken de wereld met chemie te kunnen veranderen. Ze worden aangesproken op school(mail) en socialnetwork sites zoals Hyves.nl. Deelnemers van de wedstrijden maken kans op een volledig gefinancierde studie in de chemie. Zoals in ons concept duidelijk wordt is er veel werk aan de winkel, we zijn het erover eens dat het imagoprobleem van de chemie niet met één traditionele campagne op te lossen is. Het bereik van de Improvers kan internationaal worden uitgebreid want het berust op het manifest, waarvan de beginselen gemakkelijk te vertalen zijn in een andere taal. The Improvement werkt niet alleen aan de toekomst van de chemische sector, maar ook aan die van de samenleving en aan die van de studenten. Zo zien we weer toekomst in chemie! y
januari 2008 Chemie magazine 53
Nieuws
VNCI-directeur Colette Alma over 2008:
neergelegd dat de EU ook in de toekomst een bloeiende chemische industrie moet hebben. Dat wekt dus verwachtingen. Als we naar de klimaatplannen kijken zoals ze zijn ingediend, zijn ze schadelijk voor de industrie. Maar we zien in het voorstel wel dat er oog is voor onze belangen. Dat besef moet in 2008 handen en voeten worden gegeven.’
‘Een spannend jaar voor de chemie’ Het Beleidsplan 2006-2010 van de VNCI vormt de basis voor het jaarplan 2008. Naast ambities voor het lopende jaar wordt het voorbije jaar geëvalueerd. VNCI-directeur Colette Alma bladert door het stuk. Tekst: Jos de Gruiter
‘2007 was een jaar waarin de chemische industrie een aantal belangrijke slagen heeft gemaakt. De belangrijkste, meest structurele, is in mijn ogen de ommezwaai van niet uitsluitend een defensieve, op gebeurtenissen reagerende opstelling, naar ook een meer initiërende en actieve. Zowel het opstellen van onze energievisie als de uitgesproken ambities van de Regiegroep Chemie en de actieve ondersteuning van bedrijven op het vlak van REACH-verplichtingen, zijn daarvan uitingen.’ De VNCI-directeur kijkt met tevredenheid terug op het afgelopen jaar en wil de ingezette lijn in 2008 voortzetten. Het VNCI-jaarplan 2008, dat het bestuur onlangs vaststelde, evalueert de resultaten uit 2007 en stelt nieuwe doelen voor het lopende jaar. Voordat we naar 2008 kijken: wat waren de mooiste resultaten uit 2007? ‘De VNCI werkt met een beleidsplan voor de jaren 2006 tot 2010 en daarin zijn speerpunten geformuleerd. Je zou de resultaten daarom per speerpunt moeten bekijken. Op het gebied van het speerpunt ‘stoffen’ hebben we een stevige stap gemaakt in het ondersteunen van leden met betrekking tot REACH. We hebben dat bijvoorbeeld gedaan in de vorm van workshops. Zoals blijkt uit de positieve reacties hebben de leden dat zeer gewaardeerd. Een andere mijlpaal was de instemming van de algemene ledenvergadering met ondersteuning van het door de Regiegroep geïnitieerde imagotraject. En aan het eind van het jaar werden we blij verrast met de toezegging van minister Van der Hoeven van Economische Zaken om onze innovatieplannen met in totaal 54 Chemie magazine februari 2008
ruim 52 miljoen euro te ondersteunen. De versteviging van onze band met wetenschap en onderwijs kan daarmee echt gestalte krijgen.’ Ook op energiegebied was 2007 een vruchtbaar jaar? ‘Energiebeleid is ongoing business, maar we hebben vorig jaar ook op dat gebied een paar stappen voorwaarts gezet. Zo is de energievisie, die invulling geeft aan de ontwikkeling van de chemische sector in de richting van een low carbon economy gepresenteerd. Het is ons eigen en snelle antwoord op de EU-plannen en de doelstellingen van het kabinet. Daarin past ook het duurzaamheidsakkoord, waaraan we in VNO-NCW-verband hebben meegewerkt. En tot slot zijn in 2007 besluiten genomen rond het Responsible Care programma, onder meer om tot externe verificatie over te gaan.’ Het was dus een goed jaar. ‘Zeker als we er ook de verbetering bij betrekken van onze internationale positionering. We werken effectiever samen in Cefic, onze Europese koepelorganisatie. Daarnaast heeft ICCA, de wereldwijde vereniging van VNCI’s, zich gereorganiseerd en zich versterkt rond de thema’s chemicals & health, Responsible Care en energie & klimaatverandering. Daar gaat ook een belangrijke impuls vanuit.’ In het Jaarplan 2008 staat in relatie tot de verhoogde inspanningen in Europees verband een intrigerend zinnetje: ‘De keerzijde daarvan is dat VNCI-inspanningen voor leden minder zichtbaar zijn’. ‘Dat klopt. Alles wat wij doen in Ceficen VNO-NCW-verband, loopt het risico
te worden gezien als activiteit van Cefic of VNO-NCW. Onze bijdrage is moeilijk over het voetlicht te krijgen. Alles bij elkaar zitten we in zo’n 38 verschillende commissies en werkgroepen in Cefic-verband. Ons werk bestaat eruit dat we het belang van de hele Europese sector verdedigen, maar daarnaast ook op al die plaatsen de specifieke problematiek van onze leden neerleggen en daarvan zijn er veel. Op HSE-gebied, maar ook op het gebied van stoffen, hebben Nederlandse bedrijven te kampen met hun eigen problematiek. Het is dus steeds harder werken om die specifieke belangen niet te laten ondersneeuwen in het grote geheel, maar we kúnnen niet anders: wet- en regelgeving op gebieden als veiligheid, milieu en stoffen komt tegenwoordig vrijwel geheel uit Brussel. Hetzelfde geldt voor internationale handel, mededinging en energie. Je kunt op die terreinen alleen invloed uitoefenen als je met een grote gezamenlijke stem spreekt. Maar je moet er dan wel voor zorgen dat die gezamenlijke stem jouw belangen meeneemt.’ Dat is alvast een mooie ambitie voor 2008. Wat staat er verder in het jaarplan? ‘Het klimaat blijft een belangrijke prioriteit, met onderwerpen als het duurzaamheidsakkoord en de emissiehandel, als onderdeel van het plan van de Europese Commissie dat afgelopen maand is gepresenteerd. Maar het klimaatplan is niet alleen emissiehandel: het gaat ook over overheidssteun voor innovatie, opvang en opslag van CO2 en de renewablesrichtlijn. Dat hele pakket is enorm belangrijk en wordt maatgevend voor de vraag hoe de industrie zich in Europa gaat ontwikkelen.’ Dat klinkt onheilspellend. ‘De breed samengestelde High Level Group Chemicals heeft de ambitie
En het imago? ‘Daarvoor wordt 2008 heel belangrijk. Het is een van de onderwerpen waaraan we dit jaar invulling moeten geven. In eerste instantie is het vooral van belang dat duidelijk wordt of we alle belanghebbenden meekrijgen die we nodig hebben om er een succes van te maken, zoals de verschillende belangenorganisaties, bedrijven en instellingen voor onderwijs en onderzoek. Als dat dit jaar lukt, hebben we goede kans op succes. Als dat niet lukt, hebben we een probleem. Daarom is dit jaar cruciaal als het gaat om imago. Daarnaast gaat dit jaar het Regiegroeponderwerp ‘human capital’ spelen: voor de uitvoering wordt een projectleider aangetrokken.’ ‘Verder wordt het dit jaar belangrijk om te zien hoe we het duurzaamheidsakkoord voor de sector verder invullen. En dan bedoel ik niet alleen de uitwerking van de vorig jaar gesloten overeenkomst, maar in bredere zin de manier waarop we als chemisch bedrijfsleven met de overheid op lange termijn afspraken kunnen maken.’ Het jaarplan vermeldt nog het project ‘Front office chemie’, bedoeld om de belasting voor bedrijven als gevolg van inspecties te verminderen door stroomlijning van de controle. Gaat dat lukken dit jaar? ‘Formeel zou dat op 1 januari 2008 van start gaan, maar we zullen er nog hard aan moeten trekken. Bedrijven
sief. Het project is erop gericht dat te stroomlijnen door middel van een integraal inspectieplan, maar als het dit jaar geen succes wordt, lopen we het risico dat het een zachte dood sterft. De mensen die eraan werken zijn enthousiast, maar er is nog veel institutionele weerstand.’ ‘Verder zien we dit jaar op het gebied van stoffen de implementatie tegemoet van het UN Globally Harmonised System in de vorm van de Europese CLP-verordening (Classification and Labeling and Packaging, red.). Daarnaast staat de evaluatie van de *IPPCrichtlijn op de agenda, de belangrijkste richtlijn waarop vergunningen zijn gebaseerd. En tot slot komt er dit jaar een nieuwe industriebrief, die het raamwerk gaat vormen voor het industriebeleid van dit kabinet. Een belangrijk effect van de brief is dat ze disciplinerend zal werken: alle departementen moeten rekening houden met het in de brief neergelegde beleid. Dat zou voor de industrie nadelige wet- of regelgeving moeten voorkomen.’ Spannend jaar dus. ‘Inderdaad. Op onderdelen een redelijk cruciaal jaar voor de branche.’ En voor de VNCI zelf? ‘Zoals uit het voorgaande blijkt, staat de vereniging een druk jaar te wachten. Naast alle externe activiteiten wil ik daarbij graag onze voornemens noemen om meer aandacht te laten uitgaan naar kleinere en middelgrote bedrijven uit ons ledenbestand. We gaan structureel kijken naar de behoeften van deze leden en daarop in termen van dienstverlening inspelen. Een van de instrumenten die we daarbij zullen inzetten is ons vernieuwde Extranet.’ y Het volledige tekst van het Jaarplan 2008 is te vinden op: www.vnciledennet.nl.
‘ Verbetering imago hoog op de agenda’ ondervinden veel hinder van inspecties, doordat steeds andere instanties op bezoek komen. Ze vragen allemaal begeleidingstijd en ze hanteren stuk voor stuk verschillende vormen van rapportage. Dat is erg arbeidsinten-
*
Europese milieurichtlijn voor industriële installaties februari 2008 Chemie magazine 55
Nieuws
Carrière-evenement op 21 mei
Internationaal talent naar Nederland Op 21 mei vindt al weer de derde editie plaats van het BCF Event (afkorting voor Bio, Chemistry & Food) in de Amsterdam RAI. Op dit grootste carrière-evenement in Nederland voor Life Sciences, Chemie en Food komen ruim 2.000 werkzoekenden of laatstejaars studenten in contact met bijna 100 werkgevers, waaronder Akzo Nobel, BP, Dow, DPI, ECN, Nalco, Océ, Organon, PPG, Teijin Aramid, Teva Pharmachemie, TNO, Unilever en Wetsus. Dit jaar heeft de organisatie een nieuw project aan het evenement gekoppeld. Ze nodigt 50 buitenlandse talenten uit om naar Nederland te komen. Zij volgen een vierdaags programma waarin ze kennis maken met de Nederlandse Life Sciences & Chemie sector. Op het programma staan onder meer excursies naar science & business parken, bedrijfsbezoeken, een bezoek aan het BCF Event en
Speed Dates met werkgevers. Het project heeft als doel om Nederland te promoten als aantrekkelijk land om te wonen en te werken, en uiteindelijk om deze talenten te rekruteren als nieuwe medewerkers voor Nederlandse organisaties. Nederlandse wervings- & selectiebureaus voeren de voorselectie uit. Meer informatie is te vinden op www.chemcareer.nl.
Best practices uitwisselen
NAP start kennismanagement groep NAP, het kennisnetwerk van de Nederlandse procesindustrie, start een special interest group knowledge management om best practices op het terrein van kennisbeheer uit te wisselen. Kennis is voor elk bedrijf immers
van levensbelang, het is de basisgrondstof voor elke onderneming. Hoe kennis te genereren, te organiseren, te delen, te vermenigvuldigen, te bewaren, en te beschermen? Dat zijn belangrijke vragen waarop elk
bedrijf zijn eigen antwoorden zoekt. Uitstroom van medewerkers of de verkoop van bedrijfsonderdelen dwingen bedrijven steeds meer om bewust met kennis om te gaan. Een aantal bedrijven heeft zich al
aangemeld. Belangstellenden kunnen contact opnemen met het NAP-bureau, e-mail info@ napnetwerk.nl of telefoon 033 247 3460.
VNCI verspreidt nieuwe ‘company brochure’ ‘De chemische industrie in Nederland is een heterogene sector. De ruim 160 lidbedrijven verschillen in veel opzichten van elkaar, maar ze hebben ten minste één ding gemeen: ze produceren chemische producten in Nederland. De VNCI verbindt deze bedrijven met elkaar, biedt ze gelegenheid elkaar te treffen en kennis met elkaar te delen.’ Aldus algemeen directeur Colette Alma van de VNCI in de nieuwe producten- en dienstencatalogus, die de organisatie deze maand naar alle lidbedrijven stuurt. De company brochure beschrijft
waar de chemische industrie voor staat en welke rol de VNCI daarin vervult op gebieden als belangenbehartiging en dienstverlening voor de aangesloten bedrijven. De VNCI is georganiseerd rond vijf speerpunten: dienstverlening & ondernemingsklimaat, veiligheid & milieu, stoffen, onderwijs & innovatie en energie. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan duurzaam ondernemen. De VNCI ondersteunt en begeleidt leden bij de verplichte deelname aan het Responsible Care-programma. In de chemische industrie zijn
66.000 mensen werkzaam. De branche maakt een omzet van bijna 50 miljard euro en is verantwoordelijk voor een kleine twintig procent van de Nederlandse export. Van alle bedrijven die zich bezighouden met een chemische activiteit is 95 procent lid van de VNCI.
februari 2008 Chemie magazine 57
Nieuws
VNCI-bestuur zoekt inzendingen Responsible Care-prijs 2008 Alle VNCI-leden hebben onlangs een brief van voorzitter Jan Zuidam gekregen. Daarin roept hij ze op om een inspirerend en aansprekend project in te dienen voor de Responsible Care-prijs 2008.
Voor inhoudelijke vragen: Sjoerd Looijs, tel. 070-3378747 of looijs@vnci.nl
oplossing zijn die Responsible Care op een hoger niveau brengt. Inzendingen van mkb-bedrijven zijn meer dan welkom.
Eervolle vermelding
Een onafhankelijke jury, bestaande uit vertegenwoordigers van overheid, belangenorganisaties en chemische bedrijven, beoordeelt de inzendingen. Naast het bepalen van de winnaar kan de jury ook besluiten een aantal andere projecten een eervolle vermelding te geven. Naast de nationale prijs, reikt de Europese brancheverenigingen Cefic jaarlijks een Europese Responsible Care-award uit. De drie beste inzendingen zullen door de VNCI worden ingezonden. De aanmeldingen voor de prijs kunnen belangstellenden, graag ook via e-mail, vóór 4 april stu-
Vorig jaar ging de eerste prijs naar Dow Benelux vanwege de samenwerking met waterbedrijf Evides en het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen op het gebied van her gebruik van huishoudelijk afvalwater. Op de foto neemt Niels Groot van Dow de prijs in ontvangst van de voorzitter van de Responsible Care-jury Wim Hafkamp.
SOS-Kinderdorpen ...want ieder kind verdient een thuis... Bij oorlogen en (natuur)rampen betalen de kinderen de hoogste prijs. Vooral degenen die hun ouders hebben verloren. SOS-Kinderdorpen geeft ze een nieuwe moeder, een huis, broertjes en zusjes en een opleiding. Overal ter wereld.
JA, stuur mij meer informatie over het werk van SOS-Kinderdorpen en hoe ik donateur kan worden N.a.v. deze advertentie in:
Naam: M� V� Adres:
Steunt u ons werk als donateur? Stuur de bon in voor meer informatie, bel (020) 408 01 90 of kijk op www.soskinderdorpen.nl
Postcode/plaats:
Telefoon:
GIRO 2280 AMSTER DAM
Deze bon kunt u in een ongefrankeerde envelop sturen aan: SOS-Kinderdorpen, Antwoordnummer 46001, 1060 VB AMSTERDAM februari 2008 Chemie magazine 59
Foto: Sascha Schalkwijk
De chemische industrie neemt met het Responsible Care-programma haar verantwoordelijkheid voor veiligheid, gezondheid en milieu, zowel intern als extern, onderstreept Zuidam in de brief. Communicatie over Responsible Care is echter minstens zo belangrijk als uitvoering geven aan het programma. En dat is dan ook een van de redenen waarom de VNCI inmiddels voor de achtste keer de prijs, bestaande uit een oorkonde en een bronzen sculptuur, uitreikt. Deze feestelijke gebeurtenis vindt plaats tijdens de VNCIjaarvergadering op 4 juni in Den Haag. De VNCI is op zoek naar innovatieve projecten waarmee het bedrijf invulling geeft aan (een deel) van het Responsible Care-programma. Dit kan een technische of organisatorische
ren naar de VNCI, t.a.v.: Gwendola Piek, postbus 443, 2260 AK, Leidschendam, piek@vnci.nl
Chemici in het buitenland
Walter van het Hof van Dow in Zwitserland:
‘Je raakt hier gauw verwend’ Sinds anderhalf jaar wonen Walter van het Hof, zijn vrouw en drie kinderen in het Zwitserse plaatsje Pfäffikon aan het Meer van Zürich. Niet ver daar vandaan, in Horgen, is het Europese hoofdkantoor van Dow gevestigd, waar Van het Hof werkt als public affairs director voor de business Hydrocarbons & Energy. Tekst: Erik te Roller
V
an het Hof studeerde communicatiewetenschappen aan de HEAO in Utrecht, waarna hij achtereenvolgens bij Unilever, BASF, IBM en Dow Benelux werkte. Op uitnodiging van Theo Walthie (nu energie-adviseur van de top van Dow) kwam hij over naar Zwitserland. Hij rapporteert aan de business president van Hydrocarbons & Energy in Midland (Michigan, VS) en aan de corporate business public affairs director van Dow. ‘Het is hier prettig om te wonen en te werken. Bij Dow werk ik internationaal en heb met collega’s uit vele verschillende landen te maken, waardoor in dit kantoor sprake is van een hele andere dynamiek dan die ik gewend was in mijn vorige baan in Terneuzen. Verder heb je hier de natuur binnen handbereik. Binnen een half uur ben je bij de skipiste en sta je op de lange latten. ’s Zomers maken we prachtige bergwandelingen. Met de kinderen gaan we af en toe met de trein naar Zürich om te winkelen. Daarna gaan we met de boot weer terug. Bij mooi weer is het heerlijk om aan dek te zitten en naar huis te varen, terwijl het fraaie landschap aan je voorbij trekt. Zwitserland is een schoon en veilig land. De levensstandaard is hier hoog en we betalen ook minder belasting dan in Nederland. Je raakt hier gauw verwend.’
Resultaatgerichte chemie
‘Omdat Zwitserland een federale republiek van cantons is, duurt het een tijd voordat je door hebt hoe hier de politiek 62 Chemie magazine februari 2008
‘De chemie in Nederland werkt meer resultaatgericht dan in andere landen’, is de indr uk van Walter van het Hof
werkt. We hebben bewust afgezien van een satellietschotel, zodat we alleen naar Zwitserse en Duitse programma’s kunnen kijken en zo ook het land beter leren kennen. Het Zwitsers-Duits is best moeilijk te verstaan, waardoor het niet altijd eenvoudig is om contact te leggen met de Zwitsers.’ Te midden van de Zwitserse bergen oordeelt hij positief over de Nederlandse chemische industrie: ‘De chemiebedrijven en de VNCI klagen wel, maar zijn tegelijk pragmatisch ingesteld. Daardoor werkt de chemie in Nederland meer resultaatgericht dan in andere landen, is mijn indruk.’ Wel vindt Van het Hof, dat de Nederlandse chemische industrie zich nog beter kan profileren. ‘De chemie positioneert zich graag als enabling industrie, die belangrijke producten ontwikkelt en maakt. Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar de chemie is ook vanuit business optiek gezien, innovatief. Ze mag daarom best aandacht vragen voor het feit dat ze zich heel goed heeft weten aan te passen aan de veranderde omstandigheden op de wereldmarkt. De Europese chemiebedrijven - een goed Nederlands voor-
beeld daarvan is DSM - hebben zich in de afgelopen tien jaar sterk getransformeerd. Ze werken met nieuwe businessmodellen en hebben een heel andere productportfolio dan tien jaar geleden. Het innovatievermogen van de bedrijfstak komt dus niet alleen tot uiting in nieuwe producten en processen, maar ook in het meegaan met nieuwe ontwikkelingen. Ook heeft de Nederlandse en andere Europese industrie de issues rond energie, klimaatverandering en emissiehandel sneller opgepakt, dan de industrie elders in de wereld. Nu de prijzen van energie en grondstoffen veel hoger zijn dan enkele jaren geleden, staat de Europese industrie er daarom beter voor met een sterker concurrerend vermogen.’ ‘De Nederlandse chemie mag best trots zijn op dat aanpassingsvermogen en kan zich hiermee beter profileren. Op die manier zal ze er ook beter in slagen andere partijen, waaronder de overheid, aan zich te binden om gezamenlijk aan de toekomst te bouwen. De Europese chemie is niet passé, maar heeft volop toekomst.’
Personalia/agenda
Colofon
Neville Chemical Europe Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl
Per 1 februari zijn de heren R.S. Koene en H. Brantsma benoemd tot directeuren bij Neville Chemical Europe in Uithoorn. Zij rapporteren rechtstreeks aan T. McKnight, president en CEO van het bedrijf dat zijn hoofdzetel in Pittsburgh heeft. Neville Chemical produceert, verkoopt en ontwikkelt kunststoffen voor onder andere de drukinkt-, kleefstoffen-, verf- en rubberindustrie. Bij het bedrijf in Uithoorn werken ongeveer 90 mensen.
DuPont Willem Buitelaar is sinds 1 januari manager public affairs Nederland bij DuPont de Nemours (Nederland) B.V. Hij maakt deel uit van het leadership team van DuPont Dordrecht. Hiervoor werkte hij meer dan tien jaar als senior consultant bij Paul Kok Consultants en ACA/JES communicatie, en trad op als communicatieadviseur en woordvoerder van de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Eerder was hij hoofd public relations van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen.
Eastman Chemical Op 1 februari is Marina Kaptein-Vasiljeviç begonnen als Corporate Communications & Public Affairs Representative bij Eastman Chemical B.V. in Capelle aan den IJssel. Zij volgt Corinne van Iersel op, die het bedrijf in augustus 2007 heeft verruild voor het Havenbedrijf Rotterdam. Kaptein is bachelor economie en heeft een aanvullende opleiding in public relations gedaan. Bij Eastman heeft ze verscheidene andere functies gehad. Eerder heeft ze gewoond en gewerkt in Engeland; ze komt oorspronkelijk uit Servië.
Agenda 18 maart Werkgroep Responsible Care Global Charter 25 maart Beleidsgroep Onderwijs en Innovatie, Breda
26 maart Regionale ledenlunch regio zuidoost, Weert (Hotel Golden Tulip Weert)
23 april Algemeen Bestuur/Dagelijks Bestuur VNCI, Den Haag (VNCI)
8 april Regionale ledenlunch regio noord, Groningen (Hotel Golden Tulip Paterswolde)
Chemie kun je zien. Alles is chemie!
innovatie, derwijs en n o , d ei h e industrie? ig e chemisch ergie, veil d en in r ve en o g CI) ikkelin dustrie (VN Meer weten ctuele ontw emische In a Ch e se er d nd n la a er d of van de Ned stoffenbelei Vereniging de act op met Neem cont
l
@vnci.n E-mail: info
VNCI • Loire 150 • 2491 AK Den Haag • Telefoon 070 - 337 87 87 • www.vnci.nl
60 Chemie magazine februari 2008
Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Orbitaal, Sittard Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud Namens het VNCI-secretariaat: dr.ir. Colette Alma (voorzitter), Adriaan van Hooijdonk (secretaris) Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 72 euro in Nederland en België 95 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: shutterstock Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996