Chemie magazine 2008 - september

Page 1

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 08

24 september 2008

Magazine

Schonere lucht door roetfilter


Inhoud

08 24 september 2008

foto: ...

24

Is grootschalige opslag van CO2 mogelijk? ‘Het gebruik van duurzame energie neemt snel toe, maar maakt nog maar een klein onderdeel uit van de brandstoffenmix’, zegt Elmer de Boer van Stedin, voorheen Eneco NetBeheer. Zolang er fossiele brandstoffen gebruikt worden, betekent dat uitstoot van CO2. Om die uitstoot flink te verminderen is afvang en grootschalige opslag van CO2 nodig. ‘Rotterdam ziet daarbij een hoofdrol voor zichzelf weggelegd’, zegt Ger van Tongeren, voorzitter van een platform dat de mogelijkheden verkent. Hoe denken andere partijen over de haalbaarheid van grootschalige CO2-opslag?

52 Roetfilter Dow uitgetest 30 Regiegroep Chemie zet stevig in30

‘De doelen van de Regiegroep Chemie zijn stevig, maar niet onmogelijk’, aldus voorzitter Rein Willems. ‘De grootste slag die we kunnen maken is door op grote schaal van biobrandstoffen gebruik te maken.’ Er zijn al veel initiatieven genomen met illustere namen als ‘roadmaps’, COCI’s, PIP en Human Capital Agenda. Allemaal in goed overleg met betrokken partijen, als de chemische industrie en universiteiten. Willems zet het allemaal op een rijtje in dit interview.

De nieuwe roetfilter van Dow heeft een cilindervormige keramische filter met daarin nauwe kanaaltjes. Net als andere roetfilters. Maar het bijzondere aan het product van Dow is dat de wanden van de kanaaltjes heel poreus zijn. Het gevolg is dat de roetdeeltjes zich niet zo snel ophopen als bij normale roetfilters met gladde wanden, zodat de dieselmotor minder druk hoeft uit te oefenen om de uitlaatgassen door de roetfilters te persen. Het motorrendement is hoger en het dieselverbruik lager. De roetfilter is uitgetest in de Audi R10 TDI racewagen.

september 2008 Chemie magazine 3


Inhoud 38

08 24 september 2008

Opinie

- Onzekerheid over emissiehandel

Trends

07

Onderwijs en innovatie

11

Veiligheid, gezondheid en milieu

13

Wet- en regelgeving

15

Actueel

17

-V NCI levert financiële bijdrage aan nieuwe lesmodules -C hemie heeft moeite met actieplan fijnstof

-Uniforme brandveiligheidseisen voor chemische bedrijven

45

- Branche houdt stand in eerste halfjaar: omzet chemie stijgt met 3,5 procent

Achtergrond 34

Kennis en ervaring

-Z elfcontrole chemiebedrijven vraagt om vertrouwen van overheid. Bij Thermphos en AkzoNobel zijn proeven gedaan. -S hell heeft het voor elkaar. Nieuw productieproces monoethyleenglycol is geslaagd voorbeeld van procesintensificatie

Uitgelicht

38

In Beeld

45

Maatschappij

48

-V loeistoffen transporteren warmte in zonneplantages

67

- Een reportage voor de ware techneut: Zeton bouwt proeffabrieken voor de (petro)chemische industrie -Industrie wil plastic afvalprobleem graag oplossen

Feiten en Visies Het woord is aan…..

54

Column

59

Uit de media

65

- Expert Walter van Gils van Verilabs over de essentiële rol van chemie bij DNA-onderzoek -G rip op verpakkingenbelasting

-B ram Steenks, directeur van Shell Moerdijk, reageert op uitspraken die het bedrijf in een kwaad daglicht stellen

VNCI

Chemici in het buitenland

67

Nieuws en agenda

71

- ‘ Alles draait hier om relaties’, zegt Jacqueline van Gool vanuit Italië

september 2008 Chemie magazine 5


Opinie VNCI

Onzekerheid over emissiehandel

D

e chemische industrie zal nog zeker tot 2010 in onzekerheid verkeren over de vraag of en hoeveel CO2 -rechten ze gratis krijgt toebedeeld. Dat uitstel houdt verband met de internationale klimaatconferentie in 2009 in Kopenhagen. Als daar een mondiaal akkoord wordt bereikt met grote CO2 -uitstoters als China, India en de Verenigde Staten, kan de Europese Unie CO2 -rechten veilen zonder daarmee de eigen concurrentiepositie te schaden. De VNCI maakt zich grote zorgen over de koppeling van Europese klimaatwetgeving aan de verwachte uitkomst van de conferentie in Kopenhagen. Daardoor verkeert een groot deel van onze leden in onzekerheid en komen investeringsbeslissingen onder druk te staan. En dat terwijl Nederland deze investeringen juist hard nodig heeft om het klimaatprobleem wezenlijk aan te pakken. De chemie is immers als geen andere industrie in staat om bij te dragen aan oplossingen voor dit maatschappelijk probleem. Daarom vind ik het ook jammer dat de wijzigingsvoorstellen van met name de Finse parlementariër Korhola begin september nog onvoldoende gehoor hebben gevonden tijdens de stemming van het Europese Comité voor Industrie, Onderzoek en Energie. De VNCI en Cefic hebben er de afgelopen maanden op aangedrongen om de voorstellen te wijzigen. Eind 2009 zullen de plenaire en daarmee definitieve stemmingen plaatsvinden. Wij zouden graag zien dat chemische bedrijven hun rechten niet op een veiling hoeven te kopen, maar dat de Europese Unie de emissierechten rechtstreeks toewijst aan bedrijven op basis van geharmoniseerde Europese normen per eenheid product. Bedrijven die het meest CO2 -efficiënt produceren, hebben daar ook zakelijk voordeel bij. En was daar de emissiehandel in eerste instantie niet voor bedoeld?

VNCI-directeur Colette Alma

Uiteraard blijven wij het emissiehandelsdossier nauw­ lettend volgen en onze wensen kenbaar maken. Daarom leggen we op dit moment de laatste hand aan een onderzoek dat moet uitwijzen in hoeverre de chemische industrie in Nederland blootstaat aan het gevaar van ‘carbon leakage’. Het spreekt voor zich dat we de uit­ komsten van het onderzoek uitgebreid onder de aandacht zullen brengen van nationale en Europese politici.

september 2008 Chemie magazine 7


Wetenswaardig

Chemie record

D

e chemische industrie verwacht in 2008 ongeveer 42 procent meer te investeren dan in 2007, blijkt uit cijfers van het CBS. Een van de bedrijven waar ze de toekomst positief tegemoet zien, is Dr. Kolb in Moerdijk. Daar is op 9 september een nieuwe reactor in gebruik genomen, waardoor de totale productiecapaciteit op termijn moet groeien naar 100.000 ton niet-iogene tensiden. Dat is het was-actieve deel in wasmiddelen, industriĂŤle reinigingsmiddelen en cosmetica. Het milieu vaart wel bij de investering van tien miljoen euro, want onder andere door een optimale opslag en inzet van reactiewarmte in het productieproces, neemt het energieverbruik met 50 procent af. p

Foto: Rob Cloosterman

verwacht

1,8 miljard euro in 2008

8 Chemie magazine september 2008

september 2008 Chemie magazine 9


Onderwijs en innovatie

VNCI levert financiële bijdrage

Twee nieuwe lesmodules gereed De VNCI is drie jaar geleden samen met de stuurgroep Nieuwe Scheikunde en Stichting C3 een onderwijsproject gestart. Dit project voorziet in de ontwikkeling van een aantal nieuwe lesmodules voor het scheikundeonderwijs. ‘Groene chemie’ en ‘Antibiotica’ maken deel uit van een serie van acht modules die de VNCI financiert. Twaalf scholen gaan binnenkort met de lessen aan de slag om ze te testen.

D

e VNCI heeft drie jaar geleden het initiatief genomen voor de ontwikkeling van een aantal modules die het scheikundeonderwijs dichter bij de dagelijkse praktijk in de branche zou moeten brengen. Inmiddels zijn er twee modules voor 3havo/vwo verschenen, namelijk ‘Melkzuur, van spierpijn tot kunstknie’ en ‘Zelfherstellende materialen.’ Docenten kunnen deze modules gebruiken via de

website www.scheikundeinbedrijf.nl. En uit gegevens van de Stichting C3, die het project coördineert, blijkt er genoeg belangstelling voor te bestaan. De nieuwe module ‘Groene Chemie’ is in samenwerking met titaandioxideproducent Tronox in Rotterdam tot stand gekomen. Leerlingen krijgen aan de hand van diverse producten, zoals ibuprofen en titaandioxide, onder meer informatie over de

ontwikkeling van minder gevaarlijke chemische productiemethoden. Ook het gebruik van hernieuwbare grondstoffen, katalyse, energie-efficiënt ontwerpen en verschillende andere onderwerpen komen uitgebreid aan bod. Ook in de module ‘Antibiotica’ is veel aandacht voor de dagelijkse praktijk in het bedrijfsleven. Zo hebben de ontwikkelaars nauw samengewerkt met DSM in Delft

om leerlingen de beginselen van de productie van antibiotica bij te brengen. p Binnenkort verschijnen eveneens de modules ‘Kunstmest’ en ‘Nanocoatings’. Belangstellenden kunnen voor meer informatie contact opnemen met Pauline Sloet tot Everlo van C3 via tel. 070-3378782 of via psloet@c3.nl

Duurzaamheid belangrijk thema

Van der Hoeven geeft startsein voor Polymeren Innovatie Programma Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken heeft op 10 september in het Kurhaus in Scheveningen het Polymeren Innovatie Programma gelanceerd. De komende vier jaar trekt EZ 49,55 miljoen euro uit voor vernieuwend onderzoek op het gebied van de bouwstenen van kunststof.

H

et grootste gedeelte van het geld, 36 miljoen euro, gaat naar het Dutch Polymer Institute (DPI). Directeur Jacques Joosten van het DPI benadrukte in zijn speech dat duurzaamheid een belangrijk thema is in het nieuwe programma. ‘Door de stijgende olieprijzen en maatschappelijke behoeften gaan de ontwikkelingen op het gebied van alternatieve grondstoffen razendsnel. Daarom kijken we in DPI-verband steeds meer naar vervangers voor olie. Maar ook kijken we bijvoorbeeld samen met de NRK naar manieren om gerecycled plastic opnieuw te gebruiken.

Daarnaast kunnen we in de toekomst wellicht algen als grondstof inzetten.’ Verder krijgt het DPI Value Centre 13,55 miljoen euro om onder meer nieuwe bedrijvigheid te scheppen door de kennis uit de verschillende onderzoeksprogramma’s beter aan het mkb ter beschikking te stellen. Daardoor moet het Polymeren Innovatie Programma op termijn bijdragen aan de twee doelstellingen van de Regiegroep Chemie, namelijk een verdubbeling van de bijdrage van chemie aan het bruto binnenlands product (van € 12 miljard naar € 24 miljard) en een halvering van het gebruik van fossiele brandstof-

Met een druk op de knop starten minister Maria van der Hoeven van EZ, voorzitter van de Regiegroep Chemie Rein Willems (l.), Arie Brouwer van het DPI Value Centre en DPI-directeur Jacques Joosten (r.) de lasershow tijdens de aftrap van het Polymeren Innovatie Programma

fen in 2032 ten opzichte van het niveau van begin jaren negentig. VNCI-directeur Colette Alma pleitte in haar reactie voor continuïteit in het overheidsbeleid en onderstreepte dat de sector

beslist niet op zoek is naar staatsteun. ‘Maar wij willen wel gerichte support om florerende ondernemingen te krijgen. En die hebben we nu ontvangen.’ september 2008 Chemie magazine 11


Veiligheid, gezondheid en milieu/Duurzaam ondernemen

Overheid baseert maatregelen op verouderde cijfers

Chemie heeft kritiek op actieplan fijnstof

D

e gehele Nederlandse industrie heeft in de periode 1990-2005 de uitstoot van fijnstof met maar liefst 70 procent teruggedrongen. Ook de chemische industrie heeft daaraan een bijdrage geleverd. Toch wil de overheid nu, in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, bedrijven allerlei extra maatregelen laten nemen om de uitstoot nog verder te reduceren. En dat terwijl de Nederlandse industrie slechts voor een klein gedeelte verantwoordelijk is voor deze emissies. Het merendeel komt immers van het verkeer en uit de rest van Europa. De VNCI vindt het dan ook, net als VNO-NCW, onverstandig om alle bedrijven een emissieeis van 5 mg/m3 te stellen. Volgens beide organisaties zou de overheid er beter aan doen om een integrale afweging te maken tussen alle veroorzakers van fijnstof, en

bijvoorbeeld strenge maatregelen voor het verkeer te nemen. Ook zou de overheid niet overal in Nederland dezelfde eisen moeten stellen aan bedrijven, maar zich beter kunnen richten op plaatsen waar de uitstoot van fijnstof wél een probleem is. Daar komt bij dat de werkelijke uitstoot van fijnstof door de industrie in de praktijk waarschijnlijk nog een stuk lager ligt dan wordt aangenomen in het actieplan fijnstof, dat deel uitmaakt van het Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Daarin is gebruik gemaakt van verouderde cijfers, stellen de VNCI en VNO-NCW. De nieuwe cijfers van het Milieu- en Natuurplanbureau schetsen een heel ander beeld. De overheid trekt overigens bijna twee miljard euro uit voor nationale en lokale maatregelen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren. De plannen waarin staat hoe Nederland de normen voor luchtkwaliteit gaat halen, zijn in juni naar de Europese Commissie gestuurd. p Bedrijven kunnen tot eind oktober hun bezwaren indienen bij Leantine Mulder van de VNCI, via tel. 070-3378742 of mulderboeve@vnci.nl

Foto: shutterstock

De chemische industrie heeft moeite met de plannen van de overheid om extra eisen aan bedrijven te stellen om de uitstoot van fijnstof te reduceren. De branche is slechts voor een klein deel verantwoordelijk voor deze emissies, maar dreigt nu wel een gepeperde rekening geserveerd te krijgen.

Thermphos verwerkt alternatieve grondstof

Brabantse slibverwerker levert as voor fosforproductie Thermphos International B.V. maakt meer en meer gebruik van alternatieve grondstoffen. Zo heeft het bedrijf onlangs een contract gesloten met Slibverwerking Noord-Brabant N.V. voor de levering van as van verbrand slib dat fosfor bevat.

B

egin deze maand waarschuwde een aantal wetenschappers in Trouw dat de voorraad fosfaat dreigt op te raken. Volgens landbouwdeskundige Bert Smit van de Universiteit Wageningen ontstaat het tekort doordat er geen kringloop is in het fosfaatgebruik. Het wordt bijvoorbeeld als erts gewonnen in mijnen in Marokko, vervolgens als kunstmest ingezet voor de productie van soja in Brazilië waarna varkens in Nederland het als mest uitscheiden. ‘Op die manier hoopt de mest zich op plaatsen op, waar het niet nodig is, waarna het wegspoelt naar zee’, aldus Smit in Trouw. Jaar-

lijks verdwijnen zo tientallen miljoenen tonnen fosfaat naar de oceaanbodem.

Afval of grondstof

Directeur Rob de Ruiter van Thermphos International B.V., een van ’s werelds grootste producenten van fosfor en daarvan afgeleide producten, wijst erop dat het bedrijf zich al jaren voorbereidt om meer van alternatieve grondstoffen gebruik te maken. ‘We hebben aangehikt tegen het verwerken van afvalstoffen als alternatieve fosfaatbronnen, omdat we ook producten maken voor de voedselindustrie. In de afgelopen jaren hebben we hard

gewerkt om de voedselveiligheid te borgen door middel van ons ISO 22000 management systeem. Onze klanten weten dat wij de voedselveiligheid hoog in het vaandel hebben staan. Uiteindelijk hebben we een afvalverwerkingsvergunning aangevraagd en gekregen, en zijn onze installaties aangepast om afvalstromen in te kunnen zetten, zoals assen van dierlijke mest of afvalwaterzuiveringsslib.’ Een nieuwe leverancier van alternatieve grondstoffen is Slibverwerking Noord-Brabant N.V.. Daar heeft Thermphos International B.V. onlangs een contract mee afgesloten. Na vijf

jaar willen beide partijen een productie en afname van 18.000 ton hebben bereikt. Volgens De Ruiter haalt Thermphos hier 2000 ton fosfor uit. ‘Op jaarbasis produceren wij 80.000 ton fosfor, maar het is een mooi begin om onze ambitie waar te maken. Die ambitie is om, op termijn, 20% van onze fosfor uit fosfaathoudende reststromen te produceren. Dat is geheel in lijn met het ‘Cradle to Cradle’- of het ‘Afval is Voedsel’-concept van Michael Braungart en William McDonough.’ p

september 2008 Chemie magazine 13


Wet- en regelgeving/Quotes

Overheid komt met uniforme brandveiligheidseisen Chemische bedrijven hebben voortaan met vergelijkbare brandveiligheidseisen te maken. Dat vloeit voort uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) dat naar verwachting op 1 oktober in werking treedt.

B

randveiligheidsvoorschriften leiden regelmatig tot problemen en ergernis bij bedrijven. Zo hanteren gemeenten verschillende regels om gebouwen brandveilig te maken. Daarom heeft de ministerraad begin juli ingestemd met het Gebruiksbesluit. Daarin worden de brandveiligheidseisen voor iedereen, in elke gemeente, gelijk. Zo worden brand-

blussers straks niet ieder jaar, maar eens per twee jaar verplicht gecontroleerd. Bovendien moet de administratieve last voor ondernemers afnemen, want het is de bedoeling dat het aantal gebruiksvergunningplichtige bouwwerken met 80 procent afneemt. In plaats daarvan wordt de meldingsplicht geïntroduceerd. Gemeenten kunnen overigens niet zomaar van de voorschriften afwijken. De ruimte voor het bevoegd gezag om aanvullende eisen te stellen is zo beperkt mogelijk gehouden. p Meer informatie: Jos Roosen, tel. 070-3378724 e-mail: roosen@vnci.nl

EP stemt in met classificatie en labelling-verordening Het Europees Parlement heeft begin september met overgrote meerderheid ingestemd met het compromisvoorstel voor de tekst van de Verordening over de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (Classification, Labelling and Packaging; CLP). Naar verwachting treedt de verordening begin 2009 in werking.

D

oor deze verordening worden onderdelen ingevoerd van de internationale afspraken over het geharmoniseerde systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen en mengsels op basis van hun gevaareigenschappen (GHS). Daarnaast wordt een aantal bestaande verplichtingen uit de stoffenen preparatenrichtlijnen overgenomen in deze verordening. De stoffenrichtlijn en preparatenrichtlijn zullen op termijn worden ingetrokken. Op een aantal belangrijke punten is de verordening verbeterd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van afgelopen zomer. Zo is er bij de keuze voor de gevaarcategorieën vastgehouden aan de Europese praktijk, zodat stoffen met geringe schadelijkheid niet ingedeeld hoeven te worden. De regeling biedt het bedrijfsleven de mogelijkheid om door middel van aangehechte bijsluiters ook kleine verpakkingen te voorzien van meertalige labels. Ook is de mogelijkheid verruimd om alternatieve namen te gebruiken voor stoffen, zodat de receptuur van mengels beter beschermd kan worden. Bovendien komen er geen classificatiecriteria voor PBT (persistente, biotoxische en toxische)-stoffen. In plaats daarvan zal de Europese Unie in internationaal (GHS-)

verband pleiten voor aanvullende etiketteringsregels voor deze stoffen.

VNCI organiseert workshops

Ook gaat de Europese commissie de regels voor het aanleveren van informatie door bedrijven aan vergiftigingencentra, die nu nog van land tot land verschillen, harmoniseren. De VNCI heeft hiervoor de afgelopen jaren intensief gelobbyd bij Raad en Europarlementariërs. Fabrikanten en importeurs die ingedeelde stoffen op de markt brengen zullen over die indeling melding moeten doen, ongeacht het jaarlijks op de markt gebrachte volume. De Europese chemische sector had graag gezien dat de CLPverordening wat dit betreft zou aansluiten bij REACH, waarbij een drempel van één ton per jaar geldt. Niet alle onderdelen van het GHS zullen ook in deze verordening worden geïmplementeerd. Zo zijn de regels voor de veiligheidsinformatiebladen (SDSs) opgenomen in REACH, en wordt een aantal, voor gebruik minder relevante gevaarcategorieën, niet overgenomen. De CLP-verordening kent daarnaast ook een aantal unieke Europese verplichtingen, zoals etikettering van ozonaantastende stoffen, Europese gevaaraanduidingen en een inventaris voor classificatie en indeling. Naar verwachting treedt de verordening in 2009 in werking. De VNCI is van plan om, in samenwerking met het VHCP (Verbond van Handelaren in Chemische Producten), in het najaar workshops te organiseren over de GHS- en de CLPverordening. p

Quotes Directeur Sustainability André Veneman van AkzoNobel in een interview met De Telegraaf: ‘Duurzaam houdt ook helemaal niet in dat we allemaal minder gaan consumeren. Juist de chemische industrie heeft de mogelijkheid om te zorgen dat de huidige problemen in de wereld worden opgelost.’

Luuk van der Wielen, hoogleraar Biotechnologie aan de TU Delft, in een artikel over de biobased economy in Het Financieele Dagblad: ‘De markt voor bioplastics ontwikkelt zich sterk. Maar er is niet één industrie die ver vooroploopt.’ Directeur Jan Peters van Dr. Kolb in Moerdijk in een verhaal in BN/DeStem naar aanleiding van de uitbreiding van het bedrijf met onder meer een nieuwe reactor: ‘We hebben de productie geoptimaliseerd en we winnen ook uit het proces heel veel energie terug.’ Onderzoekers Jurgen Ganzevles en Rinie van Est van het Rathenau Instituut schrijven in een opinieartikel in Trouw dat de techniek voor het afvangen en opslaan van CO2 op dit moment nog helemaal niet bestaat: ‘Niettemin zijn de verwachtingen van de voorstanders hooggespannen en groeien de belangen met de dag. Door CO2-emissiehandel kan de prijs van een ton ondergronds opgeslagen koolstofdioxide oplopen naar wel vijftig euro; big business als je bedenkt dat alleen in de lege gasvelden in Barendrecht al tien miljoen ton past.’

Milieu- en veiligheidsexpert Evert Wijdeveld van Deltalinqs in Nieuwsblad Transport over het komende Nederlandse Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen: ‘De advocatenkantoren krijgen het nog druk. Hun juristen moeten gaan uitpluizen wanneer de nieuwe regeling vervoer gevaargoed in botsing komt met een ander basisprincipe van de Europese Unie, te weten het vrije verkeer van goederen.’

Meer informatie: Dirk van Well, tel. 0703378740, e-mail: vanwell@vnci.nl september 2008 Chemie magazine 15


Actueel

Omzet stijgt met 3,5 procent

Chemie houdt stand in eerste halfjaar In de eerste helft van 2008 is de omzet van de Nederlandse chemische industrie met 3,5% gestegen ten opzichte van dezelfde periode in 2007. Dit ondanks de verminderde economische groei in Europa. De omzetstijging is vooral het gevolg van een toename van de prijzen; het productievolume is ongeveer gelijk gebleven.

V

olgens VNCI-directeur Colette Alma is het productievolume aan het eind van het tweede kwartaal weer toegenomen, zowel in de basischemie als bij de eindproducten. ‘Het producentenvertrouwen is recentelijk aangetrokken. Ook verwacht de sector dit jaar ruim 40% meer te investeren dan in 2007. De eind mei uitgesproken verwachte omzetstijging van 5% voor heel 2008 lijkt dan ook nog binnen bereik te liggen. Een en ander is afhankelijk van de ontwikkeling van de economie, de olieprijs en de euro/dollarverhouding’, aldus Alma. In de eerste vijf maanden van dit jaar was de export van chemische producten 7% hoger dan in dezelfde periode in 2007 en de import 10%. De chemische industrie levert hiermee opnieuw een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse handelsbalans. De prestaties van de Nederlandse chemische industrie moeten volgens de VNCI worden gezien tegen de achtergrond van de sterke stijging van de aardolieprijs in dollars (+ 72%) leidend tot hogere grondstofkosten voor de chemie in de eerste helft van 2007. ‘Aangezien echter de koers van de euro ten opzichte van de dollar, vergeleken met de eerste helft van 2007, met ruim 15% is gestegen, is het effect van de hogere olieprijs enigszins verzacht’, aldus de VNCI.

DuPont

‘Vanwege de verdere stijging van de grondstofprijzen heeft DuPont de prijzen van sommige producten opnieuw moeten verhogen’, zegt woordvoerder Willem Buitelaar van DuPont Nederland. ‘Wij produceren echter ook specialties, waarbij de prijs veel meer gebaseerd is op de waarde van de unieke wetenschappelijke kennis die we in deze producten hebben toegepast. Ze zijn daarom minder gevoelig voor een stijging van de grondstofprijzen. Wereldwijd zag DuPont zijn netto-omzet en nettowinst in het tweede

kwartaal met respectievelijk 12% en 13% toenemen. De omzet in Nederland bedroeg in het tweede kwartaal 418 miljoen dollar. Onze fabrieken in Dordrecht draaien volgens planning. Er is een gezonde vraag naar onze producten.’ Wereldwijd heeft Shell met zijn chemische activiteiten in het eerste halfjaar veel lagere resultaten behaald. ‘Dit is het gevolg van lagere marges als gevolg van hogere kosten en vooral van buitengewone lasten’, licht woordvoerder Wim van de Wiel toe. ‘Het bedrijf is er niet in geslaagd de grondstof-

prijzen volledig door te berekenen in de prijzen van chemische producten. Verder is het productievolume in het eerste halfjaar met 3% gedaald door de teruggelopen vraag naar chemieproducten in de Verenigde Staten. De bezettingsgraad van de fabrieken kwam in het tweede kwartaal niettemin uit op 95%, dat is 2% hoger vergeleken met dezelfde periode in 2007.’

Coatex

‘Onze productie is in het eerste halfjaar met 9% gestegen en onze business verliep vol- e september 2008 Chemie magazine 17


Actueel

gens plan. Wij hebben geen andere keuze dan de hogere kosten van grondstoffen en energie in de komende maanden in onze opbrengstprijzen door te berekenen’, zegt Patrick Baud, sitemanager van Coatex Netherlands in Moerdijk. Coatex met vestigingen over de hele wereld, maakt sinds oktober 2007 deel uit van het Franse Arkema. Het bedrijf in Moerdijk telt veertien werknemers en produceert speciale acrylpolymeren om de rheologische (vloei-)eigenschappen van diverse industriële processtromen te verbeteren. ‘Wij hebben in het eerste halfjaar over de hele linie met prijsstijgingen van grondstoffen te maken gehad’, zegt Maarten Dankloff, HSE-manager van Arkema Nederland. ‘De prijzen van zwavel en tin zijn nog harder gestegen dan die van de petrochemische grondstoffen. Bij tin heeft dit te maken met een wereldwijd tekort aan dit metaal, dat ook in roestvrijstaal wordt toegepast. Wij maken er organotinverbindingen van. De hoge prijs van zwavel kunnen we niet verklaren, die zou eigenlijk veel lager moeten zijn. Verder heeft

de hoge wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar voor afzetproblemen gezorgd.’

Krapte aan personeel

Alle hier genoemde bedrijven constateren een krapte aan technisch personeel met uitzondering van Coatex. Willem Buitelaar van DuPont: ‘Omdat we onze wervingsinspanningen hebben geïntensiveerd, zijn we langzamerhand in staat om de mensen aan te trekken die we zoeken, en daalt het aantal vacatures. Vanwege de leeftijdsopbouw van ons personeelsbestand zal echter in de komende jaren nog zo’n 15% van ons personeel uitstromen. We zullen onverminderd hard moeten blijven werven om opvolgers te vinden.’ Wim van de Wiel van Shell: ‘Het is nu een stuk lastiger dan in 2007 om operators en vaklieden aan te trekken voor onze fabrieken in Pernis en Moerdijk. Meer vraag, minder aanbod. Shell en ook andere bedrijven zien de medewerkers van de babyboomgeneratie binnen nu en tien jaar met pensioen gaan. We

zijn hard op zoek naar hun vervangers.’ Maarten Dankloff van Arkema: ‘In onze vestiging in Vlissingen hebben we een reorganisatie achter de rug, waarbij er meer personeel is weggegaan dan verwacht. We hebben nu problemen om het aantal operators op peil te houden.’ DuPont en Shell doen geen mededelingen over de administratieve lastendruk. Die wordt alleen op corporate niveau gevolgd. Bij Coatex is deze druk gelijk gebleven. Ook Maarten Dankloff van Arkema merkt nog weinig van een vermindering van deze druk: ‘We moeten nog steeds veel formulieren invullen. Dat kost handenvol werk. Wat me het meeste stoort, is dat de overheid ruim de tijd neemt om onze formele aanvragen en verzoeken te beantwoorden, tot wel twee jaar toe, terwijl het vaak om hele praktische zaken gaat. Soms komt het antwoord via een extern adviesbureau, waaraan de overheid dan blijkbaar haar werk heeft uitbesteed.’ p

VAPRO-OVP sponsort uitzending

Huntsman Holland decor voor chemie in tv-serie Nederland 2 brengt in het eerste kwartaal van 2009 het succesvolle Britse tv-programma Back in Business op het scherm. In de achtdelige serie wordt steeds een vacature in een bepaalde sector door een deelnemer ingevuld. De deelnemers in het programma zijn een ‘oude rot’ en een ‘jonge hond’. De VAPRO-OVP groep sponsort een aflevering, waarin wordt gezocht naar een operator voor een chemisch bedrijf. De opnames voor die aflevering worden gemaakt bij Huntsman in het Botlekgebied.

‘W

ij vinden het geweldig dat Huntsman een lans mag breken voor de industrie. Hoe meer belangstelling er is voor de chemie, hoe beter. Hoe het programma er precies uit gaat zien, weet ik nog niet. Daar gaan we op korte termijn mee aan de slag. Mijn ervaring is dat het heel positief werkt als je bezoekers rondleidt. Zo krijgen we elk jaar leerlingen van onze adoptiebasisschool op bezoek. Die komen hier met het idee dat de chemie vies en gevaarlijk is, maar als we na het bedrijfsbezoek op het terrein gaan picknicken, verandert dat beeld totaal. Prachtig groen gras, mooie bloemen en fluitende vogels. Niet bepaald wat ze vooraf hadden verwacht. Als alle kijkers

van het programma hetzelfde reageren, is dat natuurlijk winst voor de hele sector’, reageert communicatiemanager Niko van Gent van Huntsman enthousiast. Marjolein Veeninga van VAPROOVP legt uit dat sponsoring van het programma het imago van de chemische sector moet verbeteren. ‘We willen de vooroordelen over de chemie wegnemen en een positief beeld van de industrie tonen. Met de VNCI is overlegd hoe de sector in het kader van de huidige imagocampagne het best in beeld kan worden gebracht. Daarnaast willen we laten zien dat het beroep operator beslist de moeite waard is. We willen in beeld brengen dat een operator veel contact heeft met collega’s, dat

het werk niet vies is en dat de chemie werkgelegenheid biedt op alle niveaus.’

Alle beetjes helpen

Of een enkele aflevering op tv het imago van de chemische sector kan verbeteren, is nog niet duidelijk. ‘Dat valt inderdaad moeilijk te zeggen. Wij gaan ervan uit dat alle beetjes helpen. En het gaat natuurlijk niet alleen om het moment van uitzending zelf. Ook tijdens het voortraject en het natraject zal de chemie positief onder de aandacht worden gebracht. En als de uitzending eenmaal klaar is, ligt er een prachtige productie die we ook voor andere doeleinden mogen gebruiken’, aldus Veeninga. VAPRO-OVP is gecharmeerd van

de opzet van Back in Business. Veeninga: ‘We zijn heel actief bezig met leeftijdsbewust personeelsbeleid. Daar past deze aanpak uitstekend bij. Vooral voor oudere werknemers is leeftijdsdiscrimatie nog steeds aan de orde van de dag. Vanuit het Opleidingsfonds Procesindustrie OVP betalen we het sponsorbedrag van 25.000 euro. Een verantwoorde investering gezien de nijpende tekorten in de branche. De tv-serie is een zogenoemde publiek-private productie.’ Deze zomer deed VAPRO-OVP in de wekelijkse digitale nieuwsbrief van de VNCI een oproep aan chemische bedrijven of ze wilden meewerken aan de tvserie. Marjolein Veeninga was blij verrast met de enthousiaste aanmeldingen vanuit de chemie. Verschillende chemische bedrijven (LyondellBasell, DuPont, Teijin Aramid, Shell en Huntsman) toonden belangstelling. In overleg met het productiebedrijf Palm Plus is gekozen voor Huntsman. De ligging van Huntsman, de mogelijkheid om te filmen in de controlekamers en de bestaande contacten met het beroepsonderwijs spelen daarbij een rol. p september 2008 Chemie magazine 19


Actueel

Eenvoudige manier om stofgegevens uit te wisselen

ReachLink lanceert nieuwe softwaretoepassing ReachLink, een nieuwe onderneming van Cefic en vijf nationale brancheorganisaties voor de chemische industrie, heeft eind augustus in Brussel een nieuwe softwaretoepassing gepresenteerd. Door middel van SIEFreach kunnen bedrijven eenvoudig informatie uitwisselen die nodig is om stoffen te registreren bij het Agentschap in Helsinki.

C

hemische bedrijven zijn inmiddels volop bezig om hun stoffen aan te melden bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen in Helsinki. Daarbij moeten ze van de Europese Commissie verplicht met elkaar samenwerken, en beschikbare informatie met elkaar delen, om onder meer onnodige dierproeven te voorkomen. Door middel van de nieuwe softwaretoepassing kunnen bedrijven bij het Agentschap op een eenvoudige wijze preregistratie gegevens van de eigen en andere ondernemingen downloaden. Vervolgens kunnen ze in een zogeheten Substance Information Exchange Forum (SIEF) informatie met elkaar uitwisselen onder meer over beschikbare studies. Volgens REACH-IT manager Jack Wille van Cefic hebben 20 chemische bedrijven de toepassing in augustus getest. ‘En daarbij zijn wij geen problemen tegengekomen. Een belangrijke functie, namelijk het uitwisselen van preregistratie informatie van het Agentschap met SIEFreach, bleek goed te werken. Daardoor zijn bedrijven in staat om in het systeem informatie met elkaar uit te wisselen over de beschikbare studies en classificaties van stoffen.’

Veel aandacht voor beveiliging

Bedrijven die informatie van het Agentschap willen bekijken, hoeven hier niet voor te betalen, maar ondernemers die het systeem actief willen gebruiken moeten daarvoor eenmalig 300 euro per bedrijf, per stof en per gebruiker op tafel leggen. Daarvoor krijgen ze wel een aantal extra mogelijkheden. Zo kunnen de betalende deelnemers onder meer via een afgeschermd gedeelte experts uitnodigen om over verschillende onderwerpen te discussiëren. Verder zijn er voor hen gedeeltes waar ze met elkaar informatie kunnen uitwisselen over beschikbare studies en de kosten daarvan. Hij benadrukt dat ReachLink veel werk heeft gemaakt van de beveiliging van het systeem. Naast de gebruikelijke firewalls en andere beveiligingsmaatregelen, gaat alle informatie door een soort van sluis, die ReachLinkmedewerkers regelmatig controleren. ‘En mocht bijvoorbeeld de naam van een deelnemer verdacht overkomen, checken we of deze wellicht minder goede bedoelingen heeft. Bedrijven hoeven dus niet te vrezen dat hun gevoelige informatie zomaar voor iedereen beschikbaar komt.’

Handige opties

Michael Hartmann van Clariant is het hier volledig mee eens. Hij heeft meegeholpen aan de ontwikkeling van de toepassing, en heeft deze ook uitvoerig getest. ‘Het is een handig systeem, waar je niet al te veel ITkennis voor nodig hebt. En het voorkomt onnodig e-mailverkeer. Tevens bevat het een aantal handige opties, waarmee je in de praktijk veel tijd kunt besparen. En ook aan de veiligheid is veel aandacht besteed. Het gaat immers om gevoelige, vertrouwelijke informatie die niet zomaar in verkeerde handen mag komen.’ Volgens Cefic-directeur Alain Perroy blijft ReachLink eigenaar van het systeem. Hij benadrukt dat de nieuwe onderneming de kosten zo laag mogelijk heeft willen houden, en dat de toepassing geen winst hoeft op te leveren. ‘Wanneer we uit de kosten komen, is dat mooi meegenomen. En de 300 euro die wij vragen, is natuurlijk niets in vergelijking met de 30 tot 35.000 euro die het Agentschap vraagt om een stof te registreren.’ IBM neemt overigens de hosting en de helpdesk voor zijn rekening. p Meer informatie: www.reachlink-eu.com

SIEFreach

3 Bedrijfssysteem

5

4 1

2

SIEFreach

ECHA REACH-IT systeem

1 Preregistratie gegevens naar het Europees

2

Export preSIEFgegevens naar SIEFreach

4 Voorbereiding gezamenlijk registratiedossier

5

Verzending (gezamenlijk) registratiedossier

Agentschap voor chemische stoffen

IUCLID 5-systeem van het bedrijf

3 PreSIEF/SIEF samenwerking

september 2008 Chemie magazine 21


Actueel

Bedrijven willen graag iets opsteken van Chinese medewerkers, stelt Rina Rabou van International Top Talent

Speciaal programma van Nyenrode

Chemie staat open voor Chinese ingenieurs Het Nyenrode Europe China Instituut en International Top Talent starten met een programma voor Chinese ingenieurs. Bedrijven nemen de ingenieur voor minimaal een jaar in dienst. Tijdens dat jaar volgt de professional naast het werk een opleiding aan de Nyenrode Business Universiteit. De focus ligt daarbij op het versterken van communicatieve en persoonlijke vaardigheden. Als het dienst– verband van de Chinese kandidaat bevalt, kan het contract worden verlengd.

H

et Nyenrode Europe China Instituut en International Top Talent voeren op dit moment gesprekken met chemische bedrijven over de mogelijkheid om een Chinese ingenieur in dienst te nemen. De eerste reacties zijn voorzichtig positief. ‘Een aantal bedrijven heeft last van koudwatervrees’, zegt managing director Rina Rabou van International Top Talent. ‘Als we uitleggen dat de ingenieurs allemaal perfect Engels spreken en dat het echt gaat om internationale talenten, wordt die vrees ineens een stuk minder. Dat bedrijven bang zijn dat de Chinese werknemers onze technologie stelen, heb ik nog niet gehoord. Het is eerder andersom. Bedrijven willen graag iets opsteken van de Chinese medewerkers.’ Rabou: ‘International Top Talent maakt het

voor bedrijven zo makkelijk mogelijk. Onze vestiging in Sjanghai zorgt voor werving en selectie. Hier in Nederland zorgen wij voor de lokale contacten met de werkgever en helpen wij bij de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst, red.) kennismigrantenregeling. De ingenieurs kunnen dus meteen aan de slag. Leuk om te merken dat voor veel bedrijven de prijs van het programma ontzettend meevalt.’ Het hele programma (inclusief werving, selectie, opleiding, de aanvraag via de kennismigrantenregeling) kost 21.700 euro. In het convenant tussen de Nederlandse overheid en de IND is bepaald dat een kennismigrant minimaal 35.000 euro moet gaan verdienen. Dat betekent dus dat bedrijven voor zo’n 57.000 euro een jaar lang over een Chinese topper kunnen beschikken.

Hoog technisch niveau

Rabou: ‘Wat wij vooral benadrukken is dat het technisch niveau van de ingenieurs heel hoog is. In China zijn er verschillende, specialistische universiteiten, bijvoorbeeld Shanghai Jiao Tong University en Zhejiang University. Onze kandidaten komen van de beste universiteiten en hebben drie tot zes jaar werkervaring. Deze professionals beschikken over heel specifieke, technische kennis. Niet voor niets worden ze regelmatig

geheadhunt door Amerikaanse concerns. Het aannemen van een internationaal top– talent heeft meerdere voordelen. Ten eerste zijn het uitmuntende technici, ten tweede willen veel bedrijven groeien in China. Met een in Nederland opgeleide Chinees in dienst, wordt dat een stuk makkelijker.’ ‘In Nederland werkt bijvoorbeeld DSM al naar tevredenheid met Chinese ingenieurs. De Chinezen die hier komen zijn heel gedreven en vaak ook innovatief. De grootste uitdagingen zijn de communicatie en de culturele verschillen. Chinezen zijn minder direct dan Nederlanders en dat kan er soms voor zorgen dat mensen langs elkaar heen praten. Deze generieke skills worden op Nyenrode aangeleerd gedurende zeven weekenden en vier volle weken. Door dit programma krijgen de Chinese ingenieurs ook een onderling sociaal netwerk in Nederland. En dat is zowel voor de bedrijven als voor de ingenieurs persoonlijk, bijzonder waardevol’, aldus Rabou. p Na het Chinese nieuwjaar (februari 2009) start de eerste editie van het programma voor Chinese ingenieurs. In totaal kunnen er twintig kandidaten deelnemen. Inschrijven kan tot 15 oktober. Voor meer informatie: www.internationaltoptalent.com

september 2008 Chemie magazine 23


Thema

Afvang en opslag van CO2

Schaken

op meerdere borden tegelijk

Het toepassen van duurzame energie en verbeteren van de energie-efficiency is volgens steeds meer partijen niet voldoende om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Dus is het nodig om ook andere oplossingen te zoeken: schaken op meerdere borden tegelijk. Daarom bestaat er een groeiende interesse voor de afvang en opslag van CO2. Rotterdam ziet hierbij een hoofdrol voor zichzelf weggelegd, stelt de voorzitter van het CSS-platform Ger van Tongeren. Inez Postema 24 Chemie magazine september 2008

september 2008 Chemie magazine 25


Thema Noorwegen, UK Fase 2

Gasvelden andere operator

Cluster II: 100 Mt

1

0k 10 m

B

e3

Fase 1

km

m

Fa s

e2

20

22k

s Fa

Q8-A: 10 Mt

m

Gasvelden andere operator

k 135

e Fas

Cluster III Wintershall

Ger van Tongeren (voorzitter CCSplatform): ‘Bedrijven zien CO2 steeds meer als een commodity’

Wintershall

20

OCAP, sinds 2005

‘Een organisatievraagstuk van jewelste’

NAM: 10 Mt barendrecht Moerdijk

dit najaar een beslissing genomen. Wel of geen grote industrieën met minder geconcentreerde CO2 erbij betrekken? En aan elektriciteitscentrales wel of niet de CO2-credits voor het gebruik van biomassa toekennen? De toepassing van biomassa voor elektriciteitsopwekking draagt toch ook bij aan een negatieve CO2-balans? Duidelijk is al wel dat de EU-belangstelling voor CCS-projecten in Nederland groot is, omdat daar alle drie de fasen van CCS in demonstratieprojecten worden onderzocht. Dus als het hier niet kan….. Maar kan het hier?

km

Fase

3A

Ruhrgebied

Antwerpen

Geleen

ROTTERDAM CO2 HUB

‘H

Stijn Santen (CO2 -Net): ‘Belangrijk is met CO2 -opslag zo snel mogelijk een economische schaalgrootte te bereiken’

Grootste uitdaging

et gebruik van duurzame energie neemt relatief snel toe, maar maakt nog maar een klein deel uit van de brandstoffenmix waarover we kunnen beschikken. Zolang we de fossiele brandstoffen uit deze mix gebruiken, betekent dat uitstoot van CO2. En dan zul je als industrie iets met de afvang van CO2 moeten doen’, zegt Elmer de Boer van Stedin, voorheen Eneco NetBeheer. Stedin heeft behalve met het transport van energie en netbeheer ook ervaring met het transport van CO2 van Capelle naar glastuinbouwbedrijven in de B-driehoek bij Rotterdam. ‘Alle CCS-toepassingen (carbon capture & storage, red.) zullen nodig blijven tot het moment dat onze economie niet meer afhankelijk is van fossiele bronnen. Op kleine schaal is al bewezen dat CCS veilig en rendabel kan zijn.’ Maar is CCS ook een optie voor de grootschalige opslag die werkelijk nodig is voor de reductie van CO2-emissies? En lukt dat op tijd? Volgens Greenpeace niet. ‘CCS is een verspilling van tijd, kosten en energie’, stellen de auteurs in het rapport

False Hope. Hierin baseert Greenpeace zich op cijfers van het Duitse lucht- en ruimtevaart laboratorium. ‘Maar als CCS in alle industriële sectoren wordt toegepast, kunnen we daarmee in 2050 de CO2-emissies hebben gehalveerd’, beweert het Zero Emission Platform (ZEP) van de EU. Dat is nog niet voldoende voor de 50-80% reductie die het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) voor ogen staat, maar duidelijk is dat van CCS een onmisbaar aandeel in de reductiedoelstellingen wordt verwacht. In Brussel wordt daar hard aan gewerkt door het European Technology Platform for Zero Emission Fossil Fuel Power Plants (ETPZEP). Het doel is dat de energiebedrijven met CCS ook nog in 2020 met fossiele brandstoffen kunnen produceren zonder enige CO2-emissie. In het platform werken ngo’s, wetenschappers, milieuorganisaties en bedrijven samen om deze doelstelling te bereiken. Hoewel er zeer recent ook verhitte discussies zijn gevoerd over de randvoorwaarden voor de tien tot twaalf CCS-demonstratieprojecten in Europa. Over deze projecten wordt waarschijnlijk

De grootste uitdaging in het CCS-traject – zowel technologisch als economisch – is de afvang van CO2. Het Rotterdam Climate Initiative berekende dat voor een halvering van de CO2-emissies in 2025 per jaar 20 miljoen ton afvang met CCS in de regio nodig is. ‘CCS is een snelle en qua kosten concurrerende route om grootschalige CO2-reductie te realiseren. De grootste uitdaging bij implementatie van CCS is de organisatie van de spelers over de CO2-waardeketen’, aldus Stijn Santen van CO2-Net, het advies bureau dat strategieen voor CCS ontwikkelt . ‘Bedrijven zijn gewend risico’s van hun eigen operaties te managen. Voor CCS moeten bedrijven echter lange termijn contractuele relaties aan gaan met andere partijen voor de activiteiten afvang, transport en opslag. Bovendien wordt de rentabiliteit van CCS pas financieel aantrekkelijk bij een grote schaal, terwijl de meeste projecten nog op kleine schaal plaatsvinden. Als emittenten in 2012 verwachten veel minder emissierechten te krijgen dan hun prognose-emissie, dan maken ze - nu al de afweging of ze beter kunnen investeren in CO2afvang of emissierechten kopen in de markt of

mogelijk via een veiling van de overheid. De prijsverwachting speelt daarbij een belangrijke rol. ‘De risico’s én de kosten moeten dus aanvaardbaar worden gemaakt, voor alle betrokken partijen. Dat zijn de emittenten, transporteurs, ontwikkelaars van technologie en partijen voor de opslag van CO2. De taak waar we voor staan is derhalve om de pioniers zo te stimuleren met hun ontwikkeling en schaalvergroting dat zo snel mogelijk voor elke partij een economische schaalgrootte wordt bereikt.’ De hoge concentratie van grote potentiële CO2leveranciers in Rotterdam is hierbij logistiek een voordeel. Maar de beperkte geografische ruimte heeft weer gevolgen voor de organisatie van een veilig CO2-transport en het beheer van een CO2netwerk. ‘Stedin voert momenteel met Gasunie een studie uit naar de mogelijkheden voor transport en beheer van een netwerk voor in totaal van 20 miljoen ton CO2 per jaar’, zegt Elmer de Boer. ‘Duidelijk is dat de risicoperceptie voor bedrijven daalt, als zij alleen verantwoordelijk zijn voor het deel van het CCS-traject binnen hun poorten, dus de afvang van CO2. Met een betrouwbare organisatie van het vervolgtraject voor hergebruik of opslag van CO2, versnel je het complete CCS-traject.’

CO2 is handel

Voorzitter van het CCS-platform in Nederland is Ger van Tongeren. Samen met Ruud Lubbers, die als kwartiermaker voor het Rotterdam Climate Initiative kan worden beschouwd, verkent Van Tongeren de mogelijkheden voor businesscases in CCS. Voor de Rotterdamse bedrijven komen de mogelijkheden snel dichterbij. Ook met Energy Valley in Noord-Nederland en met IJmuiden wor-e

VNCI-directeur Colette Alma

‘ Overheid moet voorinvesteren in infrastructuur’ Colette Alma, directeur VNCI, ontmoette begin september bij Deltalinqs vertegenwoordigers van de raffinaderijen en het CCS-platform. Het werd een open discussie over de plannen en mogelijkheden om in Nederland voorop te lopen in carbon capture and storage, de derde klimaatstrategie ná energie-efficiency en duurzame energie. Noodzaak, verplichting of business opportunity: hoe kijkt de industrie aan tegen CCS? ‘Bedrijven realiseren zich dat er voor de aanpak van het klimaatprobleem meer nodig is dan alleen een toenemende energie-efficiency’, zegt 26 Chemie magazine september 2008

Colette Alma. ‘Het idee van CCS als business opportunity is in dit kader belicht. Als CO2 niet langer geëmitteerd kan worden, maar we wel fossiele grond- en brandstoffen willen gebruiken, moeten er faciliteiten komen voor iets als CCS. Door de concentratie van bedrijven en mogelijkheden voor infrastructuur is Rotterdam ook op Europese schaal een interessante partner voor demonstratieprojecten. Die projecten moeten aantonen of CCS commercieel haalbaar is. Zo is Shell betrokken bij de levering van pure CO2 aan de glastuinbouw en een project voor opslag in een gasveld bij Barendrecht. Maar

in een latere fase kan Shell ook naar zijn schoorstenen met minder pure CO2 kijken. Dat zou voor de hele chemische industrie kunnen.’ ‘Aan de andere kant maken bedrijven zich zorgen over het voortbestaan van de chemie in Europa als zij hun verdiencapaciteit zien slinken door de kosten voor CO2-rechten. Brussel zet een hoeveelheid CO2-rechten in de markt en bepaalt zo de schaarste. Daarop is de verwachte prijsontwikkeling van 40 dollar per ton CO2 gebaseerd. Als bedrijven zich die kosten kunnen besparen, zal CCS uiteindelijk commercieel worden. Dan gaan we er wel vanuit dat de overheid in de eerste

fase van CCS voorinvesteringen doet voor met name de infrastructuur.’ CCS-voorman Ruud Lubbers zoekt voor ETS een creatieve oplossing in de politiek én het bedrijfsleven. Welke mogelijkheden ziet de VNCI? Colette Alma: ‘Lubbers zit als voorman van CCS met een flink dilemma. Hij hoort een pleidooi van de industrie om voor innovaties de verdiencapaciteit in stand te houden. Vanuit andere hoeken hoort hij een pleidooi voor politiek leiderschap in de aanpak van het klimaatprobleem. Nu er een voorstel ligt voor ETS, een Europees handelssysteem voor CO2, maakt het bedrijfsleven echter bezwaar. Hij

zoekt dus naar een creatieve oplossing die aan de ene kant Europa het politiek leiderschap biedt om voorop te kunnen lopen op het gebied van CO2-efficiëntie en aan de andere kant tegemoet komt aan de basisboodschap van bedrijven om hun verdiencapaciteit te behouden voor langetermijninvesteringen in nieuwe, duurzame processen. Wij hebben vanuit de VNCI, VNPI en Deltalinqs een goed doordacht voorstel gedaan waarmee beide doelen te realiseren zijn. In concreto: we gaan er vanuit dat ETS er komt, inclusief een veilingsysteem voor rechten. Industriële bedrijven met grote inter-

nationale concurrentie krijgen gratis een bepaalde hoeveelheid rechten via een soort benchmark op prestatie. Per product krijg je een bepaalde hoeveelheid CO2-emissierechten toegewezen. Als je efficiënt produceert, dan hoef je niet te betalen voor die emissierechten. Produceer je niet efficiënt, dan moet je er wel voor betalen. Daarnaast wordt de hoeveelheid emissierechten steeds krapper, waarmee bedrijven een goede drijfveer krijgen om te innoveren. Over dit voorstel praten we de komende maanden verder, want de chemie kan en wil een bijdrage leveren aan de oplossing van het klimaatprobleem.’ september 2008 Chemie magazine 27


Thema

Mogelijke opslagplaatsen voor CO2 Snohwit Sleipner Zama Alberta EC3M

K12B

Pern West weyoum

Teapot Dome Rangely

CO2 SINK

Sibilla

Mountaineer

Nagaoka

Ginshu Basin

West Pearl Queen Frio

Burlington

RECOPOL

Carson

In Salah

Legenda

Gorgon

Depleted Oil Field ECBM projects EOR projects

Kwirana Cerro Furtunoso

Otwey Basin

Gas production Fields Saline aquifier

den projecten ontwikkeld. ‘Met de emissiehandel vanaf 2012 in zicht, beschouwen bedrijven CO2 steeds meer als commodity. Wij willen bedrijven een koploperspositie aanbieden en niet wachten tot alle technologieën volledig uitontwikkeld zijn. Vanuit de bestaande technologie voor post-combustion en wellicht binnenkort ook voor oxy-fuel starten wij een aantal businesscases. Hiermee verwachten we in 2015 al een uitstoot van 5 Megaton CO2 per jaar te voorkomen en dragen hiermee bij aan het bereiken van de doelstellingen voor 2025. We hebben er hard voor gelobbyd dat de opslag van CO2 onder de verhandelbare emissierechten valt. Dat ligt nu vast. Maar de internationale steun voor CCS groeit enorm. EU-commissaris Piebalgs heeft gezegd hoge prioriteit toe te kennen aan CCS. En in navolging van dit beleid heeft de Europese Investeringsbank (EIB) toegezegd dat vele miljarden zullen worden vrijgemaakt om de demonstratieprojecten te ondersteunen. Voor Rotterdam is het een bekroning van zijn inzet dat de Clinton Foundation de stad in juli heeft aangewezen als een van de drie grote internationale proeftuinen voor CCS, naast Australië en Pennsylvania. Het betekent dat de stichting ons ondersteunt met kennis op financieel en technologisch gebied.’

Slimme combinaties

‘Hoe meer bedrijven participeren in CCS-trajecten, hoe rendabeler het wordt. Niemand beheerst de hele keten van afvang, transport tot opslag. Het gaat er dus om in consortiumverband slimme combinaties te maken’, zegt Van Tongeren. ‘Eigenlijk gaat het om een heel complex aan mogelijkheden, waarbij nieuwe inzichten tot nieuwe combinaties of toepassingen kunnen leiden. Voor de petrochemie is het interessant om samen met het Innovatieplatform en andere partijen na te denken over de mogelijkheden van het voorkomen, afvangen en toepassen van CO2. Waar kan de CO2 in de omgeving gebruikt worden? Met welke partijen kunnen kleine emittenten een rendabele combinatie van leveranciers vormen? Zijn daarvoor mogelijkheden bij opslagbe-

‘ We staan allemaal voor dezelfde uitdaging naar een duurzame samenleving’ drijven, die met koude de CO2 tot kleinere volumes samenpersen en vervolgens transporteren? Waar is tijdelijke bovengrondse opslag mogelijk? Wanneer is het rendabel om CO2 naar gasvelden in het Midden-Oosten te transporteren om in die velden de druk te verhogen?’ CCS is van nationaal belang. Met de businesscases die Rotterdam voor ogen staan, kan in 2025 al een derde van de Nederlandse klimaatdoelstellingen zijn gerealiseerd. Dit maatschappelijk belang én de randvoorwaarden die voor deze langetermijnontwikkelingen nodig zijn, worden ook (h)erkend, bevestigt Hugo Brouwer, directeur Energietransitie van het ministerie van Economische Zaken. ‘Er wordt hier hard gewerkt aan de noodzakelijke aanpassingen voor de regelgeving rond CCS, zoals bij de Mijnwet voor de opslag, bij de uitvoering van MER-procedures en bij de aanwijzing van concrete locaties voor CO2-opslag.’ ‘Er is wereldwijd grote behoefte aan demonstratieprojecten op korte termijn, waarbij de verschillende technologieën getest en verder ontwikkeld worden. Die hebben we ook nodig om het publiek te laten zien dat CCS verantwoord kan plaatsvinden. De kosten bij de eerste projecten zullen nog heel hoog zijn, dus neemt de overheid een ondersteunende rol op zich. CCS is een nationale eindverantwoordelijkheid. Dat betekent dat de overheid zich garant moet stellen voor de veilige opslag van CO2, ook op lange termijn. Als het veld gevuld is en “de kurk gaat erop”, dan neemt de overheid de verantwoordelijkheid over. We staan allemaal voor dezelfde uitdaging naar een duurzame samenleving. Toen de olie nog 30 euro per vat was, zagen we al de economische kansen voor energietransitie. Met de huidige prijzen hebben we de wind veel steviger in de rug.‘p september 2008 Chemie magazine 29


Interview

Rein Willems, voorzitter van de Regiegroep Chemie:

‘ De overhe id ondersteunt onze initiatieven tot nu toe van harte’ ‘De Regiegroep Chemie heeft de afgelopen tijd verschillende zaken aangezet, maar die verkeren nu nog in het beginstadium. Pas over een paar jaar kunnen we zeggen of we dichter bij onze doelstellingen zijn gekomen’, zegt Rein Willems, voorzitter van de Regiegroep Chemie. Erik te Roller

D

e Regiegroep Chemie bestaat al weer twee jaar. Ze heeft verschillende initiatieven genomen in nauw overleg met de chemische industrie, de universiteiten, het voortgezet onderwijs en onderzoekinstituten. Deze initiatieven hebben illustere aanduidingen als ‘roadmaps’, COCI’s, PIP en Human Capital Agenda. Ook is de overheid met diverse subsidies over de brug gekomen. Voorzitter Rein Willems is graag bereid om een en ander op een rijtje te zetten.

Foto’s: Jeroen van der Meyde

Hoe is de Regiegroep Chemie begonnen? ‘Tijdens het vorige kabinet-Balkenende constateerde het Innovatieplatform, met experts uit politiek, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs, dat we in Nederland op het gebied van innovatie geen duidelijke focus hebben. Als we met hoger onderwijs, onderzoek en innovatie tot de wereldtop willen behoren, kunnen we ons bij innovatie beter richten op een beperkt aantal gebieden, de zogenoemde sleutelgebieden. De idee is, dat we datgene versterken waar Nederland al goed in is, in plaats van alle sectoren, inclusief de zwakke, in gelijke mate te versterken. In 2005 is de chemie als sleutelgebied erkend en is de Regiegroep Chemie opgericht. In totaal zijn er nu zes sleutelgebieden: flowers & food, high tech-systemen & -materialen, water, chemie, de creatieve industrie en pensioenen & sociale verzekeringen.’ ‘De chemie is niet voor niets sleutelgebied. Van de 100 meest toonaangevende chemici in de wereld komen er tien uit Nederland. Dat is heel bijzonder voor een klein land. We hebben 30 Chemie magazine september 2008

hier grote chemiebedrijven en hoogstaand chemisch onderzoek, vooral aan de universiteiten, maar zijn nog niet zo goed in het omzetten van nieuwe kennis in nieuwe bedrijvigheid, oftewel het benutten van kennis in nieuwe toepassingen.’ Hoe is de eerste aanpak geweest? ‘In juli 2006 zijn we gekomen met een eerste opzet in het businessplan met als titel ‘Sleutelgebied Chemie zorgt voor groei’. Hierin hebben we beschreven hoe de chemie de motor kan blijven achter de groei van de bedrijvigheid en verduurzaming van de maatschappij, en hebben hierbij als chemiesector drie ambities naar voren gebracht: ten eerste een verdubbeling van de bijdrage van de chemie aan het bruto nationaal product binnen tien jaar, ten tweede een halvering van het gebruik van fossiele grondstoffen binnen 25 jaar en ten derde het uitbouwen van de technologische competenties op het gebied van industriële biotechnologie, katalyse, materialen en procestechnologie om daarmee aan de mondiale top blijven. Om dat te bereiken, zijn vele acties nodig, die we hebben gegroepeerd onder vier actielijnen: versterking van de kennisinfrastructuur, uitbreiden van publiek-private samenwerking, de weg van r&d naar bedrijvigheid verbeteren en het opzetten van centra voor open chemische innovatie, oftewel COCI’s. Ook gaven we aan dat er ondersteunende maatregelen nodig waren om ook in de komende jaren aan voldoende goed geschoold personeel te kunnen komen, onderwijs en arbeidsmarkt goed op elkaar te kunnen laten aansluiten, het imago van de chemie te versterken en de wet- en

regelgeving te stroomlijnen.’ ‘Het businessplan werd door het Innovatieplatform goed ontvangen en we kregen het verzoek om dit verder uit de werken. In december 2007 gingen de taskforces voor COCI’s en de Human Capital Agenda aan de slag, en ging de Regiegroep het gesprek aan met het ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen en de Nederlandse universiteiten over een nieuw universitair landschap voor de chemie.’ ‘In het najaar 2007 presenteerden we het uitgewerkte businessplan met voorstellen voor het Polymeren Innovatie Programma, het Projectplan Roadmap Procesintensificatie en de Roadmap Human Capital Chemie. Verder stelden we voor onderzoek en ontwikkeling vier innovatielijnen centraal: materialen, biotechnologie voor specialties, katalyse & duurzame processen, en procestechnologie. Alle actielijnen en innovatielijnen helpen mee om onze ambitieuze doelstellingen te realiseren.’ ‘Voor de uitvoering van het totale businessplan, inclusief alle actielijnen hebben we een bedrag begroot van ruim één miljard euro, verdeeld over een periode van vijf jaar. De bedoeling is, dat de bedrijven en publieke instellingen hiervan de helft voor hun rekening nemen en de overheid de rest.’ Wat is er inmiddels bereikt? ‘Het Polymeren Innovatie Programma, kortweg PIP genoemd, is goedgekeurd door de overheid en onlangs officieel van start gegaan. Ook is het onderzoeksprogramma scheidingstechnologie van het topinstituut DSTI (Dutch Separation Technology Institute) volledig goedgekeurd en heeft het e september 2008 Chemie magazine 31


Interview

ministerie van Economische Zaken subsidie toegezegd. Verder is de Actiegroep Procesintensificatie langszij gekomen, die onder de vlag van het Platform Energie Transitie, een Roadmap voor de procesintensificatie heeft opgesteld.’ ‘Inmiddels legt Berenschot de laatste hand aan een businessplan voor het oprichten van centra voor open innovatie in Amsterdam, de Botlek bij Rotterdam en Chemelot bij Geleen. We zoeken nog naar partners die met de COCI’s van start willen gaan. Zodra het plan op tafel ligt, weten we ook hoeveel subsidie we nodig hebben en zullen we die aanvragen bij de overheid.’ ‘Daarnaast zijn we met het Platform Bèta en Techniek bezig met de Human Capital Agenda, waarmee we willen bereiken dat meer jongeren voor de chemie kiezen. We hebben Eveline van Hoppe aangetrokken als projectcoördinator. Zij is gestationeerd bij VAPRO-OVP.’ ‘Verder zijn we als chemiesector gezamenlijk dit voorjaar van start gegaan met het imagotraject. De VNCI moest eerst met alle ledenbedrijven op één lijn zien te komen. Dat is gelukt. De leden hebben zich aan dit traject gecommitteerd. Wel moet er even geschakeld worden: Jan-Willem Vreuls is onlangs Arendo Schreurs als hoofd Communicatie en Externe Contacten opgevolgd.’ Loopt het met de Regiegroep Chemie naar wens? ‘Als Regiegroep Chemie hebben we al een aantal dingen goed kunnen doen. Zo zijn we erin geslaagd de mensen van DSTI en van de procesintensificatie bij elkaar te krijgen. Zij zijn bereid om nauwer te gaan samenwerken, zodat er geen overlap in activiteiten zal zijn en ze met één verhaal bij de overheid komen. We praten over het oprichten van een Nederlands Instituut voor Duurzame Procestechnologie in 2010, waarin alle activiteiten en expertises gebundeld kunnen worden. Over drie à vier maanden ligt er een gezamenlijk plan op tafel.’ ‘Verder zijn er talloze initiatieven genomen om de universiteiten op het gebied van biotechnologie bij elkaar te brengen, zodat ze hun onderzoeksprogramma’s beter kunnen afstemmen. We willen voorkomen dat elke universiteit afzonderlijk met de overheid praat, waardoor de overheid hen uit elkaar zou kunnen drijven. Een beetje rivaliteit en concurrentie tussen universiteiten is goed, maar je

moet geen flater slaan door met dezelfde vraag twee keer aan te kloppen bij de overheid of een bedrijf.’ Is alles nu aangezet? ‘Aan één aspect zijn we nog niet toegekomen: de stroomlijning van de regelgeving, maar daar wordt landelijk al aan gewerkt, onder andere door het onafhankelijke adviescollege Actal, waarvan de vroegere staatssecretaris Robin Linschoten voorzitter is.’ Zijn er al concrete resultaten? ‘Het imagotraject is van start gegaan, de scholen hebben materiaal ontvangen, zoals het boekje ‘Chemie is overal’ , het boekje ‘Beelden van de Chemie’ en de video over de chemie die ook op de VNCI-jaarvergadering is uitgereikt. Denk ook aan het internet-

tief denkt over de chemiesector, maar ook dat we nog kampen met een negatief zelfbeeld. Daarom gaan we bij het imagotraject eerst aan ons zelfbeeld werken, want hoe kun je een positief beeld van de chemie aan buitenstaanders overbrengen, als je er zelf niet van overtuigd bent en ook niet van je eigen capaciteiten als ambassadeur van de chemie?’ Zijn de ambities nog steeds haalbaar? ‘Theoretisch ja, maar in de praktijk zal het nog een hele klus zijn. De grootste slag kunnen we maken door op grote schaal van biogrondstoffen gebruik te gaan maken. Eerder zijn al de onder– zoekprogramma’s B-Basic en CatchBio van start gegaan en dat proberen we nog beter te coördineren. Ook stemmen we het onderzoek af

‘ We coördineren om met één verhaal naar buiten te kunnen komen’ spel ‘Mijn chemie’ dat pas online is gezet. Verder heeft de VNCI een workshop georganiseerd voor deelnemers uit de bedrijven die direct of indirect met jongeren te maken hebben, om beter met de jongeren te communiceren.’ ‘Daarnaast heeft de publiek-private samenwerking binnen het Dutch Polymer Institute al een aantal octrooien op het gebied van kunststoffen opgeleverd. En de aanwezigheid van zoveel polymeerkennis en – expertise in ons land is voor Dow en Innovene reden om hun polymeren– research in respectievelijk Terneuzen en Breda te handhaven.’ Hoe lopen de contacten met de overheid? ‘De overheid ondersteunt onze initiatieven tot nu toe van harte. Dit betekent niet dat we alle geld krijgen waarom we vragen, maar zo gaat dat nu eenmaal. Daarnaast is de samenwerking met Senternovem professioneel en van hoog niveau.’ Zijn er ook nieuwe inzichten? ‘Het concept van de COCI’s is gewijzigd, hoewel niet fundamenteel. We hebben met veel mensen uit het veld gesproken en op basis van hun ervaringen en inzichten ons plan aangepast. Het meeste hebben we echter geleerd bij het imagotraject. Uit eigen onderzoek van de Regiegroep Chemie blijkt, dat niet alleen het publiek nega-

met Wageningen Universiteit en het ministerie van Landbouw en Visserij als geïnteresseerde partij die er ook geld in steekt. Maar het is nog veel te vroeg om ons af te vragen of de Regiegroep Chemie wel realistische doelen heeft gesteld. Toen het Nederlands Olympisch Team naar Beijing ging, dacht het toch minstens negen gouden medailles te kunnen winnen. Maar van tevoren konden de sporters niet zeker weten of ze dat zouden halen. Zo stellen wij ons ook doelen bij de Regiegroep Chemie en na verloop van tijd blijkt wel of we ze gaan halen. Het zijn stevige doelstellingen, maar niet onmogelijke. En we hebben die doelen in goed overleg met de bedrijven opgesteld.’ Wat weten we over een paar jaar? ‘Over enkele jaren kunnen we meer zeggen over de voortgang van het businessplan, als er bijvoorbeeld meer slimme mensen in de chemie blijken te gaan werken of er meer chemische ondernemingen actief zijn. Overigens hebben we niet een paar start-ups, maar een heleboel. Er zijn al zo’n 80 chemiebedrijfjes in de buurt van de universiteiten actief. We moeten zorgen dat we dit aantal met behulp van de COCI’s kunnen verdubbelen en dat ze natuurlijk te zijner tijd allemaal lid worden van de VNCI.’ p

september 2008 Chemie magazine 33


Kennis en ervaring 1

Proeven bij Thermphos en AkzoNobel

Zelfcontrole chemiebedrijven Minister Guusje Ter Horst van Binnenlandse Zaken wil in 2010 al beginnen met het invoeren van systeemtoezicht. Hierbij controleren bedrijven zelf met behulp van een zorgsysteem of ze de wet- en regelgeving naleven. De overheid toetst het zorgsysteem en doet alleen nog steekproeven om te controleren of een bedrijf emissies, geluid en dergelijke binnen de perken houdt. Thermphos in Vlissingen en AkzoNobel in Delfzijl draaien er al proef mee. Hoe staat het met de vernieuwing van het toezicht? Erik te Roller

D

irk den Ottelander, manager HSEQ bij fosforproducent Thermphos International: ‘Tot twee jaar terug waren we regelmatig in discussie met de provincie Zeeland en de Arbeidsinspectie, over de naleving van de wet- en regelgeving. We hadden het gevoel, dat zij niet precies begrepen hoe wij onze zaken met ons managementsysteem hadden geregeld en werden aangesproken op zaken die wij niet herkenden of niet als prioriteit zagen. We wilden in deze situatie verbetering brengen. Via Martin de Bree van Next Step Management, toen nog Syncera geheten, hoorden we hoe de Amerikaanse overheid bij de handhaving gebruik maakt van compliance management, waarbij bedrijven zichzelf toetsen en controleren. Dit sprak ons erg aan. We hebben toen aan de provincie Zeeland voorgesteld hiermee een proef te doen, waarbij we samen zouden nagaan hoe wij als bedrijf inzichtelijk kunnen maken dat wij de regels naleven en hoe de overheid daarop met de handhaving kan inspelen. Deze pilot is later opgenomen in programma Vernieuwing Toezicht van de landelijke overheid.’ ‘In maart 2008 hebben we na anderhalf jaar de eerste fase van de pilot afgesloten. We zijn er nog niet in geslaagd om alle wensen van de handhaver helder op papier te krijgen. Het kost veel meer tijd dan gedacht om het systeem inzichtelijk te maken en om de verschillende invalshoeken van zowel bedrijf als overheid bij elkaar te brengen’, aldus Den Ottelander. ‘We zijn het snel eens geworden over de grote lijnen, maar zijn bij de uitwerking tegen allerlei benaderingsverschillen aangelopen. Zo hebben we een risicobenadering opgezet. Discussiepunt daarbij was bijvoorbeeld hoe verschillende overtredingen te wegen. Inmiddels zijn we het daarover eens geworden. Uiteindelijk zijn we tot een toetsingskader voor het managementsysteem gekomen en zijn er afspraken gemaakt over het handhavingsbeleid dat is toegesneden op “goed” compliance management. Verder hebben we afspraken gemaakt over het vervolg, waarbij we willen kijken

34 Chemie magazine september 2008

of we in het compliance management een risicobenadering zoals bij AkzoNobel kunnen implementeren. Daarnaast gaat de overheid proefdraaien met een meer systeemgerichte wijze van inspecteren. Ons einddoel is de nalevingsprestaties te verbeteren en dit te borgen in ons systeem. Tevens zijn we in gesprek met het bevoegd gezag, als Rijkswaterstaat en de Arbeidsinspectie om te kijken hoe we op een zelfde wijze met hen kunnen samenwerken.’

Voorzorgsbenadering

Henri Lopes Cardozo, QHSE manager Chlor-Alkali van AkzoNobel Base Chemicals: ‘Bij het membraanelektrolysebedrijf in Delfzijl zijn we onlangs met een pilot van start gegaan. Wij willen een nieuw milieumanagementsysteem opstellen, dat meteen al uitgaat van risicobeheersing en samen met de overheid kijken of we op basis hiervan tot een nieuwe type milieuvergunning kunnen komen. Bij risicobeoordeling maken we gebruik van een zogenoemde aspect- en impactanalyse. Hierbij gaan we na welke milieu-aspecten bij de productie om de hoek komen kijken en welke impact ze op het milieu hebben. Wat is de werkelijke milieulast en hoe groot is de kans dat het milieu door die aspecten daadwerkelijk wordt belast? Met andere woorden, wat zijn de risico’s, hoe beheersen we de risico’s en hoe borgen we dit door middel van ons managementsysteem.’ Lopes Cardozo: ‘In feite gaat de huidige milieuwetgeving al uit van een risicobenadering, alleen hebben de ambtenaren vaak moeite hiermee om te gaan. Ze richten zich soms op verwaarloosbare risico’s en op de effecten van mogelijke incidenten, waarvan de kans heel klein is dat ze zich voordoen. Ze neigen steeds meer naar een voorzorgsbenadering onder het motto “we nemen het zekere maar voor het onzekere”. Argument daarbij is dat een bedrijf volgens de ISO 14001 norm voortdurend moet werken aan de vermindering van emissies en alle risico’s dus vroeg of laat tot nul moet reduceren. Maar de norm vraagt dat helemaal niet en aan e september 2008 Chemie magazine 35


Kennis en ervaring 1

elke activiteit is een risico verbonden. Uit voorzorg stelt de overheid soms scherpe eisen. Bedrijven zijn geneigd daarin mee te gaan omwille van de goede relaties met de overheid. Maar als je bij een hick-up van je proces plotseling de scherpe norm, gebaseerd op het verwaarloosbare risico, overschrijdt, is de handhaver verplicht je een boete op te leggen. Voordat je het weet wordt je door het Openbaar Ministerie vervolgd, ook als het milieu nauwelijks of geen risico heeft gelopen. Daarom kun je als bedrijf maar beter in het voortraject van de vergunningverlening aangeven dat je het met een bepaalde vergunningsvoorwaarde niet eens bent. Als de vergunning er eenmaal is, ben je te laat.’

Grondige analyse

‘De kern van onze pilot is, dat we als bedrijf een grondige analyse maken van de milieugevolgen van de productie en dat de overheid die toetst. Uiteraard moet de overheid eisen stellen, maar die moeten wel haalbaar zijn en milieurelevant. We willen zelf kunnen bepalen hoe we ons milieudoelstellingen realiseren en letten daarbij op kosteneffectiviteit. De Provincie Groningen vindt dat wij het zeer grondig aanpakken en wil graag meewerken aan het experiment en kijken of we tot een ander type vergunning kunnen komen op basis van onze aspect- en impactanalyse. Met behulp van compliance management, waarmee Thermphos ver gevorderd is, willen we de vergunningsvoorwaarden in ons milieuzorgsysteem verankeren en vastleggen hoe we die checken, bijsturen en het systeem zonodig aanpassen. Transparant zijn is daarbij een voorwaarde. Uiteraard zijn we benieuwd hoe de provincie zich dan als toezichthouder gaat opstellen. We verwachten de pilot over een à twee jaar te kunnen afronden.’ Den Ottelander van Thermphos is positief over de resultaten tot nu toe: ‘We hebben een toetsingskader en we hebben afspraken over een andere manier van handhaven. Maar het belangrijkste is dat het vertrouwen en het wederzijdse begrip tussen Thermphos en de Provincie Zeeland sterk is toegenomen. Dat helpt ons de hindernissen te nemen, die we tijdens de pilot regelmatig tegenkomen en nog wel zullen tegenkomen.’ ‘Ik denk dat in wederzijds vertrouwen de sleutel tot succes ligt’, vervolgt Den Ottelander. Geef toe dat je als bedrijf niet overal een antwoord op hebt, dat je de zaken wel goed geregeld hebt, maar dat het nog beter kan. Bouw wel voort op je eigen systeem, erken de andere verantwoordelijkheid en invalshoek van de overheid en zorg dat je door een goede samenwerking en open communicatie met de overheden op één lijn blijft en dezelfde doelen nastreeft.’ Lopes Cardozo van AkzoNobel adviseert andere bedrijven om eerst zelf een goede aspect- en impactanalyse te maken. ‘Dat is de motor van milieuzorg en de basis

VNCI positief over zelfcontrole Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker Veiligheid en Gezondheid van de VNCI: ‘Zelfcontrole is een goed idee. Wel moeten bedrijven die zichzelf goed controleren op een of andere manier beloond worden en in elk geval geen trap na krijgen als er per ongeluk toch nog iets misgaat. Bij zelfcontrole is van belang, dat je als bedrijf openheid betracht tegenover de vergunningverlener, maar dan moet de handhavende instantie niet bij elke overtreding een boete opleggen, zeker niet als het bedrijf al corrigerende maatregelen heeft genomen. Alleen bij nalatigheid moet een bedrijf een boete krijgen.’ Eduard van der Wilt, manager Safety, Health & Environment van de VNCI: ‘De afgelopen tijd heeft het Openbaar Ministerie een vervolging ingesteld tegen een aantal chemiebedrijven op basis van zaken uit het verleden. De VNCI maakt geen bezwaar tegen het feit dat het OM onderzoek doet, maar de onderzoeksmethode waarbij politieagenten met weinig kennis van

zaken operators ondervragen, kan averechts werken. Veel chemiebedrijven proberen een open cultuur te kweken door hun medewerkers aan te sporen om voorvallen direct te melden, maar politioneel onderzoek is niet bevordelijk voor dit proces. Ook komt het bedrijf negatief in de publiciteit. Op jaarbasis vinden er altijd wel incidenten plaats, dat kan een procesbedrijf nooit helemaal voorkomen. De overheid moet dan niet alleen de overtreding constateren, maar ook kijken hoe ernstig die is en in welke mate het bedrijf is afgeweken van de vergunning. We hopen via de gesprekken met de overheid te bereiken, dat zowel het inspectie- als het handhavingsbeleid op een hoger plan gebracht kan worden.’ Het eindrapport van de pilot bij Thermphos is te vinden op www. inspectieloket.nl/chemie. De checklist voor compliance management is omgevormd tot self assessment tool en ook op deze site te vinden.

voor vergunningsverlening. Na zo’n analyse weet je waar je over praat.’ Diana Beuting is vanuit VROM-inspectie Regio Zuid nauw betrokken is het programma Vernieuwing Toezicht en erkent dat de overgang naar systeemtoezicht veel tijd kost: ‘Minister Ter Horst wil graag al in 2010 het systeemtoezicht breed toepassen, maar het invoeren is geen sinecure’, zegt ze. ‘We mogen blij zijn als in 2011 het systeemtoezicht voor 10 procent van de chemiebedrijven geregeld is. Ik schat, dat in 2015 een derde van de chemiebedrijven met systeemtoezicht werkt. Daarna zullen steeds meer bedrijven volgen. Overigens zullen er ook binnen de chemie altijd bedrijven over blijven die geen systeemtoezicht willen, omdat het gewoonweg een te grote investering van hen vraagt’, aldus Beuting. p september 2008 Chemie magazine 37


Uitgelicht

Onbuigzaam materiaal

Bestand tegen extreem hoge temperaturen. Dat is de belangrijkste eigenschap van vloeistoffen die in zonneplantages warmte transporteren. Zo is het mogelijk Dowtherm A van Dow te verwarmen tot 400 graden Celsius. En daardoor kan de opgewekte zonnewarmte worden getransporteerd naar een elektriciteitscentrale waar warmte wordt omgezet in energie. De vloeistof Dowtherm A is dit jaar geïntroduceerd op drie grote commerciële zonneplantages in Spanje. In totaal leveren de plantages in Guadix (Andasol) en Ciudad Real 38 Chemie magazine september 2008

(Iberdola Renovables) 150 megawatt elektriciteit. Dat is genoeg voor ongeveer 90.000 huishoudens en het betekent indirect een enorme milieubesparing. Als dezelfde hoeveelheid energie was gemaakt met traditionele brandstoffen zou er zo’n 450.000 ton kooldioxide in de lucht terechtkomen. De vloeistof bestaat uit een mix van biphenyl (C12H10) en diphenyl oxide (C12H10O). De bestanddelen hebben vergelijkbare eigenschappen en worden op dezelfde manier toegepast. p

Foto’s: Shutterstock

Chemische vloeistoffen onmisbaar voor zonnepanelen

september 2008 Chemie magazine 39


Kennis en ervaring 2

Hoogleraar Jacob Moulijn: ‘Geslaagd voorbeeld van procesintensificatie’

Nieuw productieproces voor monoethyleenglycol Shell heeft het voor elkaar. Sinds er in Zuid-Korea een grootschalige fabriek voor monoethyleenglycol (MEG) draait met Shells ‘OMEGA´-proces, is deze technologie commercieel bewezen. Hiermee is Shell wereldleider op dit gebied, terwijl de vraag razendsnel toeneemt. Annemarie Vroom-ten Wolde

‘A

ls je door China loopt zie je overal petflesjes en polyester kleding, alsof je de markt voor MEG kan zien groeien,’ lacht Jan Keijsper, regional manager EO/EG Process & Site Support van Shell Global Solutions. Bedrijven in Aziatische groeimarkten als China en India maken inderdaad steeds meer producten van MEG, zoals polyester vezels, polyester films en polyethyleen-tereftalaat (PET)verpakkingen. Inmiddels wordt er in Azië en het Midden-Oosten dan ook flink geïnvesteerd in megafabrieken die MEG selectief op grote schaal kunnen gaan produceren. Traditioneel wordt monoethyleenglycol uit ethyleen gemaakt via ethyleenoxide (EO). Hierbij ontstond naast het monomeer van ethyleenglycol (MEG) ook flink wat dimeer (DEG) en trimeer (TEG). ‘Sinds de markt voor diethyleenglycol (DEG) minder dan zes procent per jaar groeit, werd de trend om de opbrengst van MEG te vergroten waarvoor de markt jaarlijks wel zes tot zeven procent groeit,’ zegt Piet van den Berg, licensing manager EO/EG van Shell Global Solutions. ‘Omdat Shell al zeer actief is met verdere

40 Chemie magazine september 2008

verhoging van de selectiviteit van de eerste stap (van ethyleen naar EO), zochten wij naar een manier om de tweede stap (van EO naar MEG) selectiever te laten verlopen.’

Hoog energieverbruik

Een grote overmaat water hielp wel iets tegen de inmiddels ongewenste DEG- en TEG-vorming, maar leverde ook een hoog energieverbruik en dure scheidingsstappen op. Van den Berg: ‘In ons conventionele ‘MASTER´-proces werd uiteindelijk een MEG-selectiviteit van 90 procent bereikt bij een H2O : EO-verhouding van 9 : 1 (in gewichtsprocenten). Hierbij werd het water-glycolmengsel uit de reactor naar meerdere verdampers geleid, waar het water werd herwonnen en gerecycled. Hierna werd het watervrije glycolmengsel via destillatie gescheiden in MEG, DEG en TEG. Deze bewerking verbruikte een hoop energie en vereiste de zuivering, opslag en handlingapparatuur voor de bijproducten, wat erg duur was.’ Het Japanse Mitsubishi Chemical bleek inmiddels een selectievere route te hebben ontwikkeld voor de omzetting van EO naar MEG, namelijk

De markt voor monoethyleenglycol, waarvan onder meer petflesjes worden gemaakt, groeit als kool

katalytisch via ethyleencarbonaat. Hiermee werd in het laboratorium een MEG-selectiviteit van 99 procent bereikt, dat later werd opgeschaald naar een 1 kton/jaar-proeffabriek en een 15 kton/jaar-demonstratiefabriek. De hierin geproduceerde MEG werd getest door een PET-fabriek en bleek volledig vergelijkbaar met MEG uit het thermische proces.

Meer opbrengst

Shell acquireerde deze Mitsubishitechnologie in 2002 en werd de exclusieve licenseerder ervan. Vervolgens werd een gezamenlijke procesontwerpfase gestart om Shells EO-proces te integreren met Mitsubishi’s MEG-technologie, wat uiteindelijk

leidde tot het ‘OMEGA (Only MonoEthylene Glycol Advanced)´-proces. Van den Berg: ‘Met ons OMEGA-proces bereiken we een selectiviteit van EO naar MEG van 99,3 à 99,5 procent en kunnen we uit 1 ton ethyleen 1,95 ton MEG produceren. Dit bedroeg hooguit 1,70 ton MEG met ons conventionele EO/MASTER-proces.’ Sinds 2004 heeft Shell vijf licenties verkocht, zoals aan CMFC (China ManMade Fiber Corporation) in Taiwan (400 kton MEG/jaar), PetroRabigh in Saoedi-Arabië (600 kton MEG/jaar), Shell Houdini in Singapore (750 kton/ jaar), Lotte Daesan in Zuid-Korea (400 kton/jaar) –waar de MEG-fabriek sinds 1 juni van dit jaar probleemloos draait– en aan een bedrijf in India.

Geslaagd voorbeeld

‘Het OMEGA-proces van Shell ziet er prima uit,’ reageert Jacob Moulijn, hoogleraar industriële katalyse aan de Technische Universiteit Delft, na inzage van interne Shell-stukken. Als co-auteur van het boek Re-engineering the Chemical Processing Plant: Process Intensification (2004), noemt hij het een ‘geslaagd voorbeeld van procesintensificatie’. Moulijn vertelt dat EO tegenwoordig altijd gemaakt wordt via oxidatie van ethyleen met behulp van een zilverkatalysator. ‘Daar is Shell marktleider in en dat gaat heel goed. De volgende stap ging tot nu toe altijd met een grote overmaat water, wat de EO hydrolyseerde. Het nadeel hiervan

was dat EO dan altijd heel goed met MEG doorreageert (beter dan met water), zodat je een behoorlijke fractie dimeer (DEG) en zelfs trimeer (TEG) kreeg. En als je een grote overmaat water aan het systeem toedient om deze vervolgreactie naar DEG en TEG zoveel mogelijk te blokkeren, moet je al dat water ook weer zien kwijt te raken. Dat leidt tot een enorm energieverbruik en hoge kapitaalkosten.’ ‘Met het OMEGA-proces van Shell heb je een route waarbij je zeer selectief het monomeer maakt dat je wilt hebben, zonder dat er een grote overmaat water nodig is wat procestechnologisch en qua energieverbruik enorm gunstig is. Bovendien komt de CO2 uit het proces zelf, want dat is een bijpro- e september 2008 Chemie magazine 41


Kennis en ervaring 2

Omega-proces CO2

Stoom

O2

EO terugwinning C2H4

EO reactie

Verwijdering lichte componenten CO2 verwijdering

MEG

Glycol reactie Terugloop katalysator

Zware glycolen Glycol zuivering

duct van de EO-vorming. Dat is een mooi voorbeeld van procesintegratie, waarbij je een productstroom gebruikt als medium: het reactant dat je gebruikt krijg je in een andere vorm weer terug. Daarom heb je geen CO2import nodig, behalve natuurlijk bij de start. Verder hebben ze een prima integratie uitgevoerd in de separation sections, waarbij minder indamp- en destillatiestappen nodig zijn en ze de katalysator recyclen.’

Voorsprong

De route van EO via ethyleencarbonaat naar MEG werd volgens Moulijn al lang gezien als een mooie, veelbelovende ontwikkeling. ‘Het was bekend dat de reacties goed verlopen onder laboratoriumcondities als deelstappen in de MEG-productie, maar ze waren niet verder ontwikkeld tot een commercieel proces. Dat is nu wel gedaan, waarbij de echte innovatie hem in de procesintegratie van de EO-deelstap en MEG-deelstap zit. Shell en Mitsubishi hebben dat helemaal uitgezocht en het wordt nu commercieel toegepast. Kortom, een mooi stuk procesontwikkeling die succesvol is. Ook een geslaagd voorbeeld van procesintensificatie, want de MEGfabrieken hebben 20 procent minder ruimte nodig.’ Nu de OMEGA-technologie commercieel bewezen is, heeft Shell een voorsprong op haar belangrijkste MEGconcurrenten (Scientific Design en

Dow), die zij tracht te behouden door het proces voortdurend te verbeteren. Over het mechanisme van de katalytische carboxylering van EO wil Moulijn niets zeggen, omdat dat van de reactieomstandigheden afhangt. Volgens de literatuur kan EO met een quaternaire fosfoniumhalide-katalysator en wat alkalimetaalzout (zoals kaliumcarbonaat) een ‘ylide´ vormen, dat met CO2 –via een ‘betaïne´– kan doorreageren tot ethyleencarbonaat, dat in water gehydrolyseerd wordt tot MEG. Het vrijgekomen trifenylfosfine kan met alkylhalide weer de tetra-alkylfosfoniumhalide-katalysator terugvormen. In een recent patent van Shell (2007)

staat dat de carboxylerings/hydrolysestap van EO nog selectiever richting MEG verloopt (tot 99,7 procent) met een quaternair fosfoniumhalide (zoals tributylmethylfosfoniumjodide) in aanwezigheid van wat molybdaat en een kroonether. Deze laatste kan (naast phase transfer-katalyse) goed complexen vormen met fosfoniumhalide en leidt in homogene systemen tot een eenvoudigere scheiding (bij molybdaatzouten die MEG ongewenst half-vast maken) en betere recirculatie van de katalysator. Het is spannend wat er in het volgende Shellpatent op dit gebied –dat nu in de Intellectual Property-fase zit– zal staan. p

Voordelen OMEGA-proces De innovatie van Shells ‘OMEGA (Only MonoEthylene Glycol Advanced)´-proces bestaat uit de succesvolle integratie van twee selectieve processtappen om monoethyleenglycol (MEG) te maken, namelijk Shells EO-proces voor de katalytische oxidatie van ethyleen naar ethyleenoxide (EO) en Mitsubishi’s MEG-proces (licenties volledig door Shell overgenomen) voor de katalytische omzetting van EO naar MEG via ethyleencarbonaat. Voordelen van het OMEGAproces zijn dat de tweede stap veel selectiever richting MEG verloopt dan bij Shells thermische MASTER-proces (>99,3 procent i.p.v. 90 procent), er vrijwel geen bijproducten worden

gevormd en er een factor negen minder water nodig is. Dit leidt tot een 20 procent lager stoomverbruik, 30 procent minder afvalwater en er is geen zuivering/opslag/handling van diethyleenglycol (DEG) en triethyleenglycol (TEG) meer nodig. Dit resulteert in 10 procent lagere kapitaalinvesteringen en 20 procent minder benodigde fabrieksruimte. p Lotte OMEGA-fabriek in Daesan, Zuid-Korea p pilot plant Shell Amsterdam pc hemie en processchema OMEGA-proces vs.

EO/MASTER-proces

september 2008 Chemie magazine 43


Foto’s: Casper Ril a

In beeld

Meccano voor volwassenen

Het van oorsprong Canadese bedrijf Zeton ontwerpt en bouwt in Enschede proeffabrieken voor de (petro)chemische industrie. Die worden per vliegtuig, boot of vrachtwagen vervoerd naar locaties over de hele wereld. De ware techneut komt hier helemaal aan zijn trekken, blijkt uit de fotoreportage op de volgende pagina’s... september 2008 Chemie magazine 45


In beeld

1 2

Foto 1: 3 D-model van demo plant Foto 2: Frame voor de demo plant (12 m hoog) Foto 3: Assemblage labschaal catalyst screening unit Foto 4: Afnametest door engineer Foto 5: Transportgereed maken demo plant Foto 6: Megatransport demo plant Foto 7: Plaatsing farma installatie bij de klant Foto 8: Mobiele micro reactor pilot plant klaar voor ingebruikname

3

5

4

6

46 Chemie magazine september 2008

7

Foto: Marijn Back x Fotoproducties

Hi-tech pilot plants vormen de basis voor chemische proces- en productontwikkeling

8

september 2008 Chemie magazine 47


Maatschappij

Directeur Harrie Camps van Plastics Europe Nederland:

‘Industrie werkt graag mee aan oplossingen voor plastic afval’ Plastic afval, zowel op het land als drijvend op zee, geeft kunststoffen een slechte naam. Alleen al daarom moet de industrie initiatieven nemen om zwerfafval te voorkomen, vindt Harrie Camps, directeur van Plastics Europe Nederland. ‘Product stewardship strekt zich uit tot de afvalfase.’

Joost van Kasteren

Directeur Harrie Camps van Plastics Europe Nederland

D Foto’s: shuttelstock

eze zomer berichtten onder meer Volkskrant en NRC Handelsblad over enorme drijvende eilanden van plastic. Voor het merendeel afkomstig van de oostkust van Azië en de westkust van de Verenigde Staten verzamelt het plastic afval zich in het oog van een circulaire stroming in het noordelijk deel van de Stille Oceaan. Ook in andere oceanen, waar zich soortgelijke wervelstromingen voordoen, zijn waarschijnlijk zulke drijvende eilanden van plastic afval ontstaan. Het drijvend zwerfafval is naar schatting voor twintig procent afkomstig van schepen, die overtollig kunststof overboord gooien of onbedoeld kwijtraken, zoals containers met granulaat die overboord slaan. ‘Het leeuwendeel is echter afkomstig van het land’, vertelt Hans van Weenen van de Universiteit van Amsterdam. ‘Daarbij moet je denken aan lozingen door de industrie, aan stortplaatsen, maar ook aan afval dat mensen laten slingeren. Via beken en rivieren komt het in zee terecht. Nog niet zo lang geleden was het ook standaardpraktijk in steden als San

48 Chemie magazine september 2008

Francisco en Tokio om de zee als stortplaats te gebruiken.’ Plastic afval leidt niet alleen tot visuele hinder, maar bedreigt ook het voortbestaan van allerlei diersoorten. Direct, doordat vogels en vissen verstrikt raken in plastic zakken, kapotte visnetten en –lijnen en ander zwerfplastic. Indirect doordat plastic folies en voorwerpen onder invloed van weer en wind afbreken tot minuscule deeltjes die in de voedselketen terecht komen. Het probleem wordt nog verergerd, doordat die minuscule deeltjes een grote aantrekkingskracht uitoefenen op een aantal zogeheten POP’s, ‘persistent organic pollutants’, zoals PCB en DDT. Van Weenen: ‘Uit onderzoek van Hideshige Takada van International Pellet Watch blijkt dat de concentratie van deze stoffen op plastic deeltjes tot een miljoen maal hoger is dan die in het zeewater. Ze worden hierop als het ware geconcentreerd en komen vervolgens via zoöplankton in de voedsel– keten terecht, waar ze verder kunnen accumuleren tot concentraties die van invloed zijn op de gezond- e september 2008 Chemie magazine 49


Maatschappij

heid en voortplanting van vissen, vogels en zee– zoogdieren.’

Steeds grotere hoeveelheden

De minuscule plastic deeltjes zijn kleiner dan een mensenhaar en komen in steeds grotere hoeveelheden voor, zo blijkt uit onderzoek van de Zweed Frederik Norén, die zeewatermonsters nam met een net waarvan de maaswijdte 0,08 millimeter was. ‘En we leren het nog steeds niet’, verzucht Van Weenen. ‘Er is een nieuw probleem in aantocht veroorzaakt door de zogeheten ‘scrubbers’, cosmetische producten die plastic pareltjes bevatten van nanoformaat. Via de riolering komen die in het oppervlaktewater en uiteindelijk in de voedselketen terecht, waarna ze waarschijnlijk ‘verrijkt’ raken met kwalijke organische stoffen.’ Volgens Van Weenen, die ook lector Duurzaam Ondernemen is aan de Hogeschool Windesheim, kunnen milieuproblemen door kunststoffen alleen worden voorkomen door al in het ontwerpstadium rekening te houden met gedrag en eigenschappen van materialen. ‘Daarbij gaat het niet alleen om de ontwerper van kunststof flessen en tasjes, maar ook om de chemici die de kunststoffen ontwikkelen en produceren. ‘Noblesse oblige’ en een industrie die ‘Product stewardship’ hoog in het vaandel heeft staan, kan zich er niet vanaf maken door te zeggen dat het probleem wordt veroorzaakt door de gebruiker.’ Harrie Camps van Plastics Europe erkent dat de verantwoordelijkheid van de producent verder reikt dan tot de directe afnemer, en dat de industrie in ieder geval moet meedenken over oplossingen om plastic afval te verwijderen en – beter nog – te voorkomen. ‘Om te beginnen door aan te dringen op een

‘ apart inzamelen van kunststoffen beter dan verbranden’ betere handhaving’, zegt hij. ‘Er zijn internationale verdragen tegen het overboord gooien van afval. Ook is er nationale wetgeving tegen het op straat gooien van afval, dus doe daar wat mee. Niet alleen in de vorm van overigens zinvolle campagnes als ‘Nederland Schoon’, maar ook door het uitdelen van waarschuwingen en boetes.’

Kunststof apart inzamelen

‘Op de tweede plaats moet je voorkomen dat plastic afval op de stort belandt en via wind en waterlopen in het milieu komt. Nederland doet het samen met Zweden en Zwitserland niet zo slecht, omdat grijs afval grotendeels wordt verbrand. Maar in GrootBrittannië bijvoorbeeld wordt nog steeds meer dan 80 procent gestort.’ Bio-afbreekbare kunststoffen zijn volgens hem (nog) geen oplossing, omdat ze noch op de stortplaats, noch in de natuur voldoende worden afgebroken. ‘Beter nog dan verbranden, is het apart inzamelen van kunststoffen’, vervolgt Camps. ‘Net als vroeger bij oud papier, zou je ook voor kunststofafval kunnen betalen, zodat het interessant wordt voor burgers om het te bewaren en voor verenigingen of anderen om het op te halen en eventueel te recyclen. Dat

laatste is overigens vooral interessant voor grote, relatief schone stromen plastic afval. Je moet voorkomen dat het betere de vijand van het goede wordt en accepteren dat een deel van het kunststofafval alleen nog maar bruikbaar is als brandstof.’ Ten slotte moet de industrie volgens Camps inzetten op vermindering van het gebruik, bijvoorbeeld door te stimuleren dat supermarkten aan mensen minder plastic draagtasjes meegeven. ‘Het klinkt wat vreemd vanuit de mond van de industrie om aan te dringen op het verminderen van de afzet, maar wij hebben natuurlijk ook te maken met wat de maatschappij acceptabel vindt. We kunnen beter nu minderen en alternatieven ontwikkelen dan wachten totdat de plastic tassen worden verboden, zoals eerder dit jaar in China is gebeurd.’

Boodschappentas vaker gebruiken

Volgens Camps gaat het erom de consument over te halen om de – meestal gratis - plastic tasjes voor eenmalig gebruik te laten liggen in ruil voor een stevige kunststoftas die meermalen gebruikt kan worden. Een moderne vormgeving en/of een fraaie opdruk moet mensen verleiden om een paar dubbeltjes aan zo’n tas uit te geven. Camps: ‘Met de supermarkten en andere partijen zouden we een wedstrijd uit kunnen schrijven om zo’n moderne kunststof ‘shopper’ te ontwerpen.’ Volgens hem is zo’n boodschappentas zelfs beter voor het milieu, omdat de ecologische voetafdruk veel kleiner is dan die van een papieren of katoenen tas. Tenminste als de kunststof shopper niet ook in het milieu terechtkomt. Maar volgens Camps is daar weinig kans op. Ondanks mooie plannen blijven we zitten met een aanzienlijke hoeveelheid plastic afval op land en vooral ook in zee. Volgens Van Weenen zou je in ieder geval moeten proberen om de grote stukken plastic te verzamelen om te voorkomen dat ze verder afbreken tot microscopische deeltjes die in de voedselketens terecht komen. Hoewel een helse klus, is dat in principe uitvoerbaar, denkt hij. Daarnaast moet er alles aan worden gedaan om verdere introductie van plastics in zee te voorkomen. ‘Het probleem is alleen dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor die plastic eilanden en plastic deeltjes in de oceanen. Het is een mondiaal probleem; van iedereen en dus van niemand.’ p

SP-Europarlementariër Erik Meijer

‘ Industrie moet zich niet verschuilen’ Bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor plastic afval, vindt Erik Meijer, Europarlementariër voor de SP. Half augustus stelde hij een reeks vragen aan de Europese Commissie naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant. ‘Daarbij heb ik me vooral gestoord aan de afwijzende houding van milieucommissaris Stavros Dimas. Via een woordvoerder liet hij weten dat hij het geen probleem van de EU vindt, maar van de omliggende landen.’ Afgezien van de EU zou ook de chemische industrie zich actiever op moeten stellen, bijvoorbeeld door consumenten te waarschuwen voor de milieugevaren van plastictasjes. ‘Meijer: ‘De industrie mag zich niet verschuilen achter het gedrag van de consument. Het is ook haar probleem.’ september 2008 Chemie magazine 51


Infographic

Roetfilter

Dieselroetfilter - oppervlaktestructuur van de wanden van de kanaaltjes in het roetfilter 500x vergroot.

Drukval in dieselroetfilter De drukopbouw neemt toe, naarmate de uitlaatgassen met grotere snelheid door het filter stromen. 120

Audi TDI met ultra lage emissie

100 80

Lambda-Sonde

Motorbesturing Dow roetfilter gecoat met 154 g/l katalysator

60

Druksensor van verbrandingsruimte NOx-sensor Dieselroetfilter - oppervlaktestructuur van de wanden van de kanaaltjes in het roetfilter 40x vergroot.

Drukval

Temperatuur sensor

40

Roetfilter van de concurrentie gecoat met 45 g/l katalysator

20 0 0

50

100

150

Stroming (kg/uur)

200

bron: Dow

Temperatuur sensor

Oxidatiekatalysator De roetfilter is in de uitlaat dichtbij de motor geplaatst

Dieselpartikelfilter AdBlue速-tank voor verwijderen NOx

52 Chemie magazine september 2008

100 Dow roetfilter gecoat met 80 g/l katalysator Roetfilter concurrentie gecoat met 60 g/l katalysator

Filtratie efficiency 80

5.0 4.0

60

3.0 2.0

9 5% Re duc

1.0

Drukval (millibar)

wanden van de kanaaltjes gladder, waardoor de roetdeeltjes zich hier sneller ophopen. Op den duur slibben de kanaaltjes dicht, waardoor de dieselmotor steeds meer druk moet uitoefenen om de uitlaatgassen door de roetfilter te persen. Dat gaat ten koste van het motorrendement en leidt tot een hoger dieselverbruik. Dow claimt, dat de druk zich bij zijn nieuwe filter minder snel opbouwt als bij conventionele filters. Voor een publicatie over deze ontwikkeling heeft de TU Delft twee jaar geleden een prijs ontvangen van de Britse Institution of Chemical Engineers. Dow gaat de nieuwe roetfilter produceren op zijn thuisbasis in Midland (Michigan) en bouwt hiervoor een fabriek die medio 2009 in bedrijf komt. p

Deeltjes emissie (g/hr)

Dow heeft een nieuwe roetfilter ontwikkeld voor dieselmotoren, die is uitgetest in de Audi R10 TDI racewagen. Een deel van deze ontwikkeling gebeurde samen met de Technische Universiteit Delft. De roetfilter bestaat uit een cilindervormige keramische filter met daarin nauwe kanaaltjes. Bijzonder is, dat de wanden van die kanaaltjes heel poreus zijn: ze bestaan uit microscopisch kleine naaldjes die als mikadostokjes kriskras door elkaar liggen (zie vergroting). In de ruimte tussen de naaldjes dringen de roetdeeltjes door, ook de hele fijne roetdeeltjes. Ze blijven daar hangen tot het moment dat de roetfilter met behulp van een katalysator wordt schoongebrand. Bij normale roetfilters zijn de

Roetopname in de tijd De drukval (in millibar) over de roetfilter neemt in de loop van de tijd toe.

tie

0.0

Motor uitstoot

Na roetfilter

40

20

0 0

4000

8000

12000

bron: Dow

Aantal seconden dat filter roet opneemt september 2008 Chemie magazine 53


Het woord is aan...

DNA-expert Walter van Gils:

‘ Chemie speelt cruciale rol bij DNA-onderzoek’ ‘De chemie speelt een essentiële rol in het DNA-onderzoek. Eigenlijk staan we daar in de praktijk nauwelijks bij stil’, stelt DNA-expert Walter van Gils van Verilabs. ‘Maar zonder chemische reacties zouden we bijvoorbeeld nooit bloedvlekken kunnen opsporen.’ Astrid van de Graaf

T

ot voor kort had het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) het monopolie op DNAanalyse voor forensisch onderzoek. Inmiddels is er een tweede speler op de Nederlandse markt. Verilabs mag, sinds het zusterbedrijf BaseClear de ISO-accreditatie heeft behaald, ook door het Openbaar Ministerie worden ingezet. Gezien de forse achterstand in het analyseren van forensische monsters en het stijgende aantal onderzoeksaanvragen is dit hard nodig. Nu moet de politiek alleen nog even de budgetten hiervoor vrijmaken… Het Leidse Verilabs verwierf eerder al bekendheid met haar commerciële DNA-onderzoek voor vaderschaps- of verwantschapstesten. Een service waar relatief veel vraag naar is. ‘Het aantal aanvragen groeit nog steeds en beloopt inmiddels bijna 1000 per jaar,’ vertelt doctor Walter van Gils. Hij is productspecialist genotypering en forensics bij BaseClear, het zusterbedrijf van Verilabs. Voor particulieren zijn er volgens hem legio redenen om zo’n test aan te vragen. ‘Met een DNAanalyse kan iemand snel aantonen of het zijn of haar biologische zoon of dochter is om daarmee bijvoorbeeld een toetredingsaanvraag in Nederland te versnellen. Maar het kan ook gaan om zaken als alimentatie, mensen die denken dat ze hun vader gevonden hebben, of kinderen die graag hun identiteit bevestigd willen zien. Echt alles komt voor. Zelfs zonder het DNA-materiaal van de vader 54 Chemie magazine september 2008

zijn sommige vragen nog te beantwoorden. Bijvoorbeeld of twee broers dezelfde vader hebben.’ Verilabs is in 2001 ontstaan uit het zusterbedrijf Baseclear, en richt zich op vaderschaps- en verwantschapstesten. Het doel was hiermee een aparte toegang tot de consumentenmarkt te creëren. Verilabs neemt het werk aan, stelt de contracten op en onderhoudt het contact met de klant. Vervolgens voert BaseClear de DNAanalyse uit. Van Gils: ‘Zo hou je het mooi gescheiden en blijf je als onderzoeker op afstand van de vraagsteller. Dat is belangrijk.’ Daarna voert Verilabs op zijn beurt de statistische berekeningen en interpretatie van de analyses uit. De geschiedenis van BaseClear gaat verder terug. Twee net afgestudeerde biologen besloten vijftien jaar geleden een bedrijf op te zetten rond het sequencen van DNA: dat is het aflezen van de unieke code van het DNA, met voornamelijk universiteiten en bedrijven als klant. ‘De aanschaf van de benodigde apparaten was toen een kapitale investering en loonde alleen de moeite als je ze dag in dag uit kon gebruiken,’ legt Van Gils uit.

Zoeken naar afwijkingen

Eigenlijk is daar nog niet zoveel aan veranderd. Nog steeds is deze dienst de corebusiness van BaseClear. Deze is verder uitgebreid met andere DNAgerelateerde diensten zoals het vervaardigen van kleine DNA-stukjes en het uitvoeren van microbiële testen waarmee de identiteit en aard van

bacteriën en andere micro-organismen kan worden vastgesteld. Ook genotypering, de specialisatie van Van Gils, is breder dan het bepalen of iemand de biologische vader van een kind is. Zo zoekt hij bijvoorbeeld voor klanten naar kleine afwijkingen in genen die te maken hebben met psychische aandoeningen zoals ADHD, om te voorspellen welke medicijnen het beste bij een persoon passen. Of hij helpt bij de studie naar een otterpopulatie. ‘De onderzoekers willen weten hoeveel verschillende otters er nog zitten in een leefgebied waarin de otter is geherintroduceerd. De analyse van de uitwerpselen van de otters moet hier inzicht in geven. Samen interpreteren we de resultaten.’ Bij al deze tests en bepalingen speelt de chemie een belangrijke rol. ‘Het gebruik van chemicaliën en het toepassen van chemische reacties is zo verweven met het gehele DNA-onderzoek, dat we er eigenlijk in de praktijk nauwelijks bij stilstaan. Om DNA aan te tonen, afwijkingen in het DNA op te sporen of DNA te vermenigvuldigen, spelen tal van chemische processen een rol.’

Verwisselingen uitsluiten

Hetzelfde geldt voor het forensische DNA-werk. Denk bijvoorbeeld aan methoden om DNA-bronnen zoals bloedvlekken op te sporen, iets wat regelmatig in populaire televisieseries te zien is. Sinds kort kan Verilabs namelijk met de vernieuwde accreditatie van het onderzoekslaboratorium BaseClear de DNA-analyse inzetten e september 2008 Chemie magazine 55


Het woord is aan...

voor forensisch onderzoek. Tot nu toe voerde Verilabs de genetische testen al uit op het niveau van een forensisch instituut, maar om een ISO-accreditatie binnen te slepen was heel veel extra papierwerk nodig. Van Gils licht toe: ‘Het draait allemaal om de zogenoemde chain of custody, waarmee het optreden van verwisselingen kan worden uitgesloten. De analyses staan hierdoor bol van de controlestappen. Bij elke handeling moeten

gelijke accreditatie. Het recent opgerichte The Maastricht Forensic Instituut (TMFI), een initiatief van DSM Resolve en de Universiteit van Maastricht, is nog niet zo ver. Om in Europa forensische analyses voor strafzaken uit te mogen voeren is de ISO 17025 accreditatie verplicht. Omdat de activiteiten van Verilabs en BaseClear zich concentreren op forensisch DNA-onderzoek, kondigden de zusterbedrijven tegelijkertijd de samenwerking met partner LGC Forensics in Engeland aan. Een strategische zet waarmee in één klap het forensisch onderzoekspectrum uitgebreid is tot een volledig pakket aan forensische diensten: van vuurwapens en ballistiek tot chemische analyse. Het volledig geaccrediteerde LGC Forensics is overigens niet de eerste de beste. Het onderzoekslaboratorium is bekend van een aantal geruchtmakende zaken, zoals het onderzoek bij de dood van prinses Diana en de vergiftiging van ex-KGB’er Litvinenko.

Grotere rol in strafzaken

Ook de timing is goed gekozen. Als straks de 500 sporenafnemers vrijkomen die nu bij de politie in opleiding zijn, kan het aantal aanvragen wel

lijk materiaal of verouderde sporen waarbij de kwaliteit van het DNA achteruit is gegaan. Het wachten is nog op forensische aanvragen van de overheid. Maar het komt eraan, merkt de productspecialist. ‘We krijgen al aanvragen voor kleine testen, gewoon om te zien wat we kunnen. DNA gaat ook steeds meer een rol spelen in strafzaken. De advocatuur en justitie hebben ontdekt dat je steeds meer uit een DNA-analyse kunt halen en passen het steeds breder toe. Bijvoorbeeld voor het uitsluiten van verdachten zodat je gericht verder kunt zoeken.’ Voordat het oplossen van strafzaken met DNA-analyse echt een vlucht kan nemen, moet er eerst budget vrijkomen. Nu is het nog zo dat het NFI voor forensische analyse een budget van de overheid krijgt. De politiekorpsen hoeven slechts hun monsters in te sturen, want de kosten voor de analyses zijn al gedekt. Als de politie Verilabs of een ander commercieel bedrijf wil inschakelen, moeten ze dus in hun beurs tasten. ‘Dit gebeurt bij speciale gevallen. Als er bijvoorbeeld extra haast is bij de analyse. Maar gewoonlijk wacht de politie tot het maandelijkse busje van het Korps landelijke politiediensten langskomt

‘Zonder chemische reacties zouden we nooit bloedvlekken kunnen opsporen’ extra controles ingebouwd zijn. Mocht iemand bijvoorbeeld een sample verkeerd wegzetten in het opslagsysteem, dan wordt dit direct opgemerkt. Het is controle op controle op controle.’ Zo’n stempel opent wel gelijk de deuren naar de forensische markt. Ook een ander onderzoekslaboratorium, Independent Forensic Services (IFS), opgezet door een ex-werknemer van NFI, beschikt sinds kort over een der56 Chemie magazine september 2008

eens heel hard gaan stijgen, denkt Van Gils. Bovendien begint het CSIeffect, de ongekende populariteit van deze televisieserie, die samengaat met de populariteit van de forensische opleidingen, zijn uitwerking te krijgen. De eerste aanvragen voor stageplaatsen vanuit de forensische studies beginnen al binnen te stromen in Leiden. Zo gaat hij volgend studiejaar met een student aan de slag om DNAanalyses uit te voeren op ongebruike-

om de monsters op te halen en naar het NFI te brengen. Dat wij ook DNAanalyse gaan uitvoeren ziet het NFI niet als een probleem,’ weet Van Gils. ‘Het knelpunt zit bij de politiek. Die moet eerst het een en ander regelen. De minister weet van de problematiek af en wij informeren ook de Tweede Kamerleden regelmatig. Als de maatschappelijke druk hoog genoeg is, komt er wel het een en ander in beweging.’ y


Column

Cathrien Ruoff Grip op de verpakkingenbelasting

I

k ben te gast bij een producent van chemicaliën. Ik word bina nengelaten in een kamer waar de financiële controller, de inkoper, de verkoper en de logistiek verantwoordelijke mij verwachtingsvol aankijken. Boven hun hoofden neem ik iets waar: het is het zwaard van Damocles. Dit bedrijf heeft, te midden van voorspoed, te maken met een continu dreigend en acuut (levens)gevaar, volkomen onbeheersbaar en onafwendbaar. Ik doel op de verpakkingenbelasting. Tijdens het Convenant Verpakkingen, en daarna het Besluit Verpakkingen, was dit onderwerp nog een vast onderdeel in de taakomschrijving van de milieucoördinator, logistieke manager of ondernemer zelf. Nu vormt het het hoofdpijndossier van de finana ciële controller. Grip krijgen op de verpakkingenbelasting lukt het beste door met meerdere disciplines aan tafel te gaan. Bij het inschenken van de koffie komen de eerste opmerkingen. Dat alle vaten weer keurig netjes schoongemaakt worden en opnieuw dienst doen. En dat als zij vaten met producten niet exporteren, hun Nederlandse klant dat wel doet en dat het dan toch onzinnig lijkt er verpakkingenbelasting over te betalen? Dat het afval namelijk niet hier op de Nederlandse markt vrijkomt. En dat ze alle verpakkingsafval gescheiden laten inzamelen en daar ook al voor betalen. En dat hun verpakkingsleverancier ze heeft laten weten al verpakkingenbelasting te betalen. ‘Dus hoeven wij dat niet meer te doen, toch?’

Ir Cathrien Ruoff is directeur van Pak Op in Den Haag en geeft onder meer advies over de aangifte van verpakkingenbelasting www.pakop.nl

Het gemopper verstomt als ik mijn presentatie, op maat gemaakt voor dit bedrijf, start. Ik vertel over de samenhang van alle vera pakkingswetgeving in Nederland. Om vervolgens mijn pijlen te richten op het belastingproof maken van dit chemische bedrijf. Wat ik doe is het geven van een twee uur durende weerbaarheidsa cursus verpakkingenbelasting. Wij ontwikkelden er een schemaa tje voor waarmee verantwoordelijkheden in vier stappen simpel in beeld worden gebracht. Ik vul het met de aanwezigen in. Ze beginnen al wat gelijkmatiger te ademen. Het wordt ze duidelijk: hun bedrijf is belastingplichtig over het nieuwe verpakkingsmatea riaal dat ingekocht wordt en terecht komt bij klanten op de Nederlandse markt. Daarbij moet worden geteld het verpaka kingsafval dat vrijkomt in het bedrijf bij het uitpakken van geïma porteerd verpakkingsmateriaal én bij het uitpakken van geïmpora teerde producten, grond- en hulpstoffen. Ook is het bedrijf belastingplichtig over de verpakkingen die zitten om producten die geïmporteerd worden en die doorgeleverd worden aan klana ten in Nederland. Hoe ga je de stromen tellen waarvoor je bedrijf belastingplichtig is? Haak hiervoor aan bij gegevens die al bekend zijn. Nu komt het creatieve gedeelte en gaat de groep roepen wat men wél weet, ideeën bedenken hoe te handelen, wie te benaderen. Het kan natuurlijk ook nodig zijn steekproefsgewijs verpakkingen te wegen. Het wordt lichter en lichter in de kamer. Als ik aan het eind kijk of er nog iemand vragen heeft, zegt een man: ‘Waait dit nog over, denkt u?’ Als ik hem ontkennend moet antwoorden, zie ik dat het zwaard dat boven de groep hing, verdwenen is. y september 2008 Chemie magazine 59


Productnieuws

Barstdetectiesysteem van Elfab Elfab, de fabrikant van barstschijven in Europa, brengt een nieuw barstdetectiesysteem met ATEX-goedkeuring op de markt: RadioTel. In het systeem is de nieuwste draadloze technologie gecombineerd met het beproefde, niet-invasieve detectiesysteem van Elfab, Flo-Tel™+. Radio-Tel is geschikt voor de grootste fabrieken en verschaft rechtstreekse procesbewaking van de toestand en temperatuur van de schijf. De zenders van Radio-Tel, dichtbij de barstschijf, kunnen eenvoudig in de Flo‑Tel + worden gestoken. Hierdoor zijn, anders dan bij andere detectiesystemen, geen tijdrovende en dure bedradingswerkzaamheden nodig. Alle Radio-Tel-onderdelen zijn geschikt voor gebruik in zelfs de meest extreme bedrijfsomstandigheden en vallen in ieder geval in de IP65klasse. De zenders zijn bovendien volledig goedgekeurd voor ATEX Zone 0. Meer informatie: www.elfab.com

Flowmeters ABB

Doseerpompen

ABB heeft het programma flowmeters op een groot aantal punten vernieuwd, verbeterd en samengebracht onder de naam FlowMaster. De serie omvat massa-, coriolis-, verschildruk-, elektromagnetische en VA-flowmeters en biedt voor verschillende sectoren een applicatiespecifieke uitvoering. Zo omvat het FlowMaster-portfolio de elektromagnetische flowmeters WaterMaster voor de water-, afvalwater- en rioolwatermarkt, ProcessMaster voor de chemische, olie- en gas-, papier- en metaalindustrie en de HygienicMaster voor de voedings- en genotmiddelen-, farmaceutische en biotechnologische industrie. De nieuwe elektromagnetische flowmeters onderscheiden zich door een groot aantal vernieuwingen, waarbij de nieuwe opnemer en transmittertechnologie, alsook de universele gebruikersinterface, het meest in het oog springen.

Sinds 1 september 2008 is Van Wijk & Boerma Pompen B.V. de officiële vertegenwoordiger van de industriële doseerpompen van Pulsafeeder in Nederland. Het pakket bestaat uit mechanisch en hydraulisch gedreven membraandoseerpompen. Bij de mechanisch aangedreven pompen (Omni-range) is het membraan direct verbonden met de aandrijfas. Deze serie kan eenvoudig uitgebreid worden met een ‘pomp-control-unit’ die geïntegreerd wordt in het systeem. Hiermee kan de dosering eenvoudig ingesteld worden en, op afstand, bediend worden. Pulsafeeder biedt oplossingen voor doseertoepassingen in de gehele industrie. Tevens zijn de pompen leverbaar in diverse metaal- en kunststofsoorten. De pompen kunnen ingezet worden voor Atex-applicaties en zij voldoen aan API 675.

Meer informatie: www.abb.nl

Meer informatie: www.wijkboerma.nl

Waterstof monitor Leak Control Benelux, importeur en groothandel van waterstof (lek)detectie apparatuur introduceert de nieuwe HY-ALERTA model 600 van H2scan. Deze nieuwe waterstof monitor is zeer geschikt om ruimtes te bewaken waar met waterstof gewerkt wordt en/of waar waterstof opgeslagen wordt. De detector registreert 24 uur per dag concentraties waterstof en kan gekoppeld worden

aan alarmsystemen of andere veiligheidssystemen. Meer informatie: www.leakcontrol.nl

september 2008 Chemie magazine 61


Productnieuws

Draadloos netwerken

Explosieveiligheid

De nieuwe AP-5181 Access Point van Motorola Inc. maakt veilig draadloos netwerken mogelijk in industriële omgevingen met brand- en ontploffingsgevaar. Het is volledig gecertificeerd voor gebruik in omgevingen met brand- en ontploffingsgevaar. Dat breidt de mogelijkheden van draadloze netwerken uit naar industriële omgevingen waar voorheen uit veiligheidsoverwegingen géén draadloze apparatuur mocht worden gebruikt. Naast verbeterde bedrijfsprocessen, biedt dat ook mogelijkheden voor het verder uitbreiden van de veiligheidsvoorzieningen voor mensen die in dergelijke omgevingen hun werk doen. In de petrochemie, de olie- en gasindustrie, de ruimtevaart, de mijnbouw en bij energiebedrijven kan de AP-5181 zonder verdere voorzorgen worden ingezet.

In samenwerking met uitgeverij Kluwer heeft D&F Consulting B.V. het boekje ‘Explosieveiligheid in 100 vragen’ uitgegeven. Het boekje geeft antwoord op veel gestelde vragen over explosieveiligheid en de ATEX-regelgeving. Sinds 1 juli 2006 moeten alle arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen volledig voldoen aan de ATEX 137 Richtlijn. ‘Explosieveiligheid in 100 vragen’ geeft de lezer een indruk van wat hij kan doen om explosiegevaar te voorkomen en de gezondheid van werknemers te beschermen.

Meer informatie: www.motorola.com

Meer informatie: m.vandenwijngaard@denf.nl

Vacuümpompen SPECK PUMPEN heeft een vacuümpomp ontwikkeld waarbij het waterverbruik aanzienlijk kan worden gereduceerd, pompserie ‘VI’. Deze vacuümpomp is inwendig voorzien van een speciale waterafscheider waardoor er minder water aan de pomp hoeft te worden toegevoerd. Dit leidt niet alleen tot een waterbesparing, de pomp kan ook langer draaien zonder dat er water wordt toegevoerd. Deze vacuümpompen worden o.a. toegepast in de machinebouw in vele industrietakken. De nieuwe vacuümpomp is te bezichtigen op de beurs Industrial Processing, van 30 september t/m 3 oktober in de Jaarbeurs te Utrecht

Flowmeter Bronkhorst High-Tech B.V., specialist in mass flow meters en regelaars, heeft een nieuwe serie mass flow meters ontwikkeld onder de naam MASS-VIEW®. Deze nieuwe productlijn is het moderne, economische digitale alternatief voor de huidige VA-meter. De mass flow meter is voorzien van een OLED display waarop naast een

grafische weergave van de flow, de actuele waarde, het gebruikte gas en indien gewenst het verbruik weergegeven wordt. De mass flow meter kan, net als een VA-meter, worden voorzien van een naaldventiel. Voor meer informatie zie: www.massflow-online.com

Prijs voor MIR spectrometer Een jury van het American R&D Magazine heeft de MIR (Mid Infra Rood) spectrometer van Endress+Hauser de R&D100 Innovatie prijs toegekend. Hiermee verklaart de jury deze MIR process spectrometer als een van de 100 meest technologisch belangrijke producten in het afgelopen jaar. De inline MIR spectrometer kan continu de concentratie van verschillende componenten in vloeistoffen monitoren, resulterend in optimale procescontrole. Deze processpectrometer kan direct worden gemonteerd in het proces, via een standaard retractable armatuur van Endress+Hauser. Hierdoor kan de spectrometer ook eenvoudig en doeltreffend gereinigd worden. De spectrometer is eenvoudig te bedienen en kan snel en nauwkeurig concentraties van verschillende componenten meten en is zelfs toepasbaar in explosiegevaarlijke gebieden. Meer informatie via e-mail: bart.kupers@nl.endress.com

september 2008 Chemie magazine 63


Uit de media

Shell Moerdijk is geen draaideurcrimineel

R

uim vier jaar geleden is er bij Shell Moerdijk een hoeveel­ heid ethyleenoxide vrijgeko­ men door een technische storing. We hebben de fabriek meteen stilgelegd en een beoor­ deling gemaakt hoeveel er nu was ontsnapt. Op basis van die beoordeling gingen wij ervan uit dat wij deze ont­ snapping niet onmiddellijk bij de pro­ vincie moesten melden, maar bij het reguliere kwartaaloverleg. Na een later uitgevoerde herberekening tijdens het onderzoek naar de diepere achtergronden van het incident, bleek dat we de uitstoot wél aan de provincie hadden moeten doorgeven. Dat hebben

we toen meteen gedaan. Uit Shellonderzoek dat door TNO is bevestigd, is gelukkig gebleken dat er geen gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu waren. Toch heeft de officier van justitie de ontsnapping omschreven als een gif­ wolk, een omschrijving die niet terecht is. Daarnaast kwalificeerde zij Shell als ‘veelpleger’ en ‘draaideur­crimineel’. Ook hierin kunnen wij ons niet vinden, aan­ gezien Shell Moerdijk immers voor de eerste keer voor de rechter stond. Niet alleen in het publieke debat hebben de uitspraken Shell in een kwaad dag­ licht geplaatst, ook binnen onze werk­ gemeenschap heeft het tot grote veront­

waardiging geleid. Elke dag doen wij met z’n allen ons uiterste best om ervoor te zorgen dat processen soepel en zonder storingen verlopen. Natuurlijk maken wij daarbij wel eens fouten, maar er is nooit sprake van opzet! Bovendien proberen wij van onze fouten te leren en passen we onze systemen en werkwijzen zonodig aan, om te zorgen dat wij het nóg beter kunnen doen. Nogmaals, wij doen er alles aan om pro­ cesverstoringen te voorkomen en om zo veilig mogelijk in onze fabrieken te ope­ reren. Dit is mijn hoogste prioriteit en die van alle andere 850 medewerkers op deze locatie. Alleen al daarom ben ik er trots op om directeur van Shell Moerdijk te zijn. Uiteraard zijn we blij met de recente vrijspraak voor de ethyleenoxide-ont­ snapping en de twee overschrijdingen van de afvalwatervergunning in 2004 door de rechtbank in Breda. Tegelijker­ tijd beseften we terdege dat er hoger beroep aangetekend kon worden, wat de officier van justitie ook heeft gedaan. Het spreekt voor zich dat Shell Moerdijk volledig en met vertrouwen aan het ver­ volgproces meewerkt. Bovendien gaan we binnenkort met de provincie rond de tafel om samen onze afspraken in de vergunning te bekijken, zodat die in alle gevallen volgens de wet zijn. Bram Steenks, directeur van Shell Moerdijk

september 2008 Chemie magazine 65


Chemici in het buitenland

Projectmedewerker Parco Tecnologico Padano Jacqueline van Gool:

‘Italianen zijn zó formeel’ ‘Wat hier meteen opvalt, is dat oudere collega’s elkaar bij hun formele titel aanspreken. Professor doctor ingenieur wilt u even hier komen? Dat zijn wij natuurlijk helemaal niet gewend. Gelukkig doen jongere collega’s dat niet. Maar voor alle generaties zijn met name technische universitaire titels uiterst belangrijk. Met een titel sta je meteen op een voetstuk. In Nederland ligt dat heel anders. Er zijn er zoveel.’ Aan het woord is ingenieur Jacqueline van Gool (30) die sinds mei van dit jaar bij het Parco Tecnologico Padano in Lodi, in de buurt van Milaan, werkt. Esther Rasenberg

Jaqueline van Gool: ‘Ik denk dat het door mijn ruime werkervaring in Nederland makkelijker was hier een baan te vinden’

foto: Davide Ederle

‘G

rappig is dat veel vooroordelen over Italië lijken te kloppen. Het is hier nogal bureaucratisch. Papieren moeten vaak drie keer gestempeld worden, voordat ze een keer op je bureau terechtkomen. Procedures zijn ontzettend belangrijk. En alles draait om relaties. Aanbevelingen! Dat maakt het lastig voor iemand die nieuw is of pas begint. Soms denk ik wel eens: je kunt toch verder kijken dan je eigen adresboek. Ook uiterlijkheden spelen hier een grotere rol dan in Nederland. Wat zal een ander er niet van denken? Alles voor de schone schijn. In Nederland zie je toch meer een no-nonsensementaliteit.’ ‘Wat ik na drie maanden het meeste mis zijn heel gewone dingen. Na een week pasta eten, kan ik bijvoorbeeld echt verlangen naar een portie aardappelen. En af en toe mis ik bepaalde winkels. Dat had ik vooraf helemaal niet verwacht. En het is wennen om niet bij je familie in de buurt te zijn. Ach, afstand is natuurlijk relatief. Een uurtje vliegen en dan ben ik er weer.’ Helemaal vreemd is Jacqueline niet in Italië. Tijdens haar studie scheikunde aan de TU in Delft deed ze een research-project in Milaan en liep ze stage in het Italiaanse Bologna. Sinds haar 21ste heeft ze een Italiaanse vriend. ‘Fabio en ik hebben elkaar ontmoet op een feestje bij vrienden, toen hij in Nederland studeerde. Daarna hebben we acht jaar gependeld. Ik heb de stap om te emigreren heel lang uitgesteld. Dat heeft de overstap nu overigens wel een stuk makkelijker gemaakt. We hadden in Italië al veel gezamenlijke vrienden en ik heb hier nog wat vrienden uit de tijd dat ik hier studeerde. Italianen zijn trouwens heel open. Je wordt heel makkelijk geïntroduceerd. Iedereen is welkom.’ ‘In Nederland deed ik een stage voor het Chemisch 2 Weekblad en daarna ben ik bij Industrielinqs (voorheen Prosper) gaan werken, de uitgeverij van onder meer Petrochem en Biochem. Nu is mijn Italiaans vrij goed, maar niet goed genoeg om ook in het Italiaans professionele journalistieke stukken te schrijven. Maar de combinatie van techniek e

september 2008 Chemie magazine 67


foto: Davide Ederle

Chemici in het buitenland

en wetenschap, en communicatie en organisatie die ik in mijn werk in Nederland had, komt me in mijn huidige baan goed van pas. Achteraf ben ik blij dat ik in Nederland ruime werkervaring heb opgedaan. Ik denk dat het daardoor makkelijker was om hier een baan te vinden.’

Landbouwonderzoek

Op het science park in Lodi vindt landbouwonderzoek plaats. Onderzoek naar agrobiotechnologie om precies te zijn, onder andere op het gebied van genomica en bio-informatica. Bijvoorbeeld naar de authenticiteit van producten en voedselveiligheid. Wat zijn de wetenschappelijke kenmerken van echte Parmezaanse kaas? Voor veel bedrijven is een kwaliteitskeurmerk van groot commercieel belang. Op het technopark zitten veel starters, twee faculteiten van de universiteit van Milaan en ruim 60 eigen onderzoekers. In totaal werken er zo’n 500 mensen en dat worden er op termijn 3500, omdat de volledige faculteiten van Diergeneeskunde en Agrarische wetenschappen van de Universiteit van Milaan naar het park verhuizen en er een Business Park en Technology Transfer Centrum komen. De afdeling waar Jacqueline voor werkt, biedt ondersteuning aan de onderzoekers en bedrijven. ‘Wij inventariseren gezamenlijke problemen, organiseren internationale bijeenkomsten, ondersteunen bedrijven bij het indienen van businessplannen, projectvoorstellen, subsidie-aanvragen en communicatie.’ Het Parco Tecnologico Padano wordt deels

ondersteund door provinciale en regionale overheden. ‘Italië heeft een sterke landbouwsector en de Italiaanse overheid investeert fors in de ontwikkelingen op het gebied van agrobiotechnologie. In 2015 zal de wereldexpo in Milaan worden gehouden. Het thema ‘Voedt de planeet, energie voor het leven’ sluit naadloos aan op wat er in Lodi gebeurt. Het Parco Tecnologico Padano zal tijdens die Expo dan ook een grote rol spelen. Er wordt nu al druk gewerkt aan de voorbereidingen.’

Internationaal karakter

‘Dit science park bestaat pas sinds 2005 en daardoor is er nog steeds veel ruimte voor nieuwe dingen. Het heeft een uitgesproken internationaal karakter. Buitenlanders worden hier écht gewaardeerd. De mensen

Wageningen. Daar hebben ze vergelijkbare expertise.’ ‘Het nadeel van deze baan is dat ik ver moet reizen. Lodi ligt voor mij helemaal aan de andere kant van Milaan. We wonen in Busto Arsizio, dichtbij de Alpen. De omgeving is daar heel mooi en we gaan er voorlopig niet weg. Lodi ligt midden op de Povlakte en dat trekt ons niet. Als het daar warm is, is het drie keer zo warm. Als het regent, regent het drie keer zo hard. Nu reis ik elke dag op en neer met de trein. Twee uur heen en twee uur terug. Omdat de treinen zo weinig rijden, moet ik mijn hele dag plannen rondom die treinreizen. Dat is een nadeel. Maar goed, niet alles kan perfect zijn. Het werk is de moeite dubbel en dwars waard. Mijn contract loopt tot 2011 en ik ben vast van plan om tot die tijd te blijven.’ y

‘ Alles draait om relaties en aanbevelingen’ staan open voor een andere mening. Met de taal heb ik gelukkig geen problemen. Ook projectvoorstellen schrijf ik inmiddels in het Italiaans. In het begin schreef ik ze in het Engels en vertaalde ik de tekst samen met een collega. Dat is nu niet meer nodig. Met Nederlandse bedrijven heb ik tot dusver weinig contact gehad. Ik hoop dat we in de toekomst nog meer kunnen samenwerken met bijvoorbeeld de universiteit en bedrijven in september 2008 Chemie magazine 69


vnci/agenda

Colofon

Dertig miljoen euro voor ketenefficiency De redactie van Chemie magazine kreeg van het ministerie van Economische Zaken (EZ) het verzoek om een foutje uit het augustusnummer te herstellen. In het artikel ‘Onderzoeksprogramma procesintensificatie in de startblokken’ staat vermeld

dat het ministerie 30 miljoen euro voor het procesintensificatieplan zou hebben uitgetrokken. Dat is niet correct want uit het budget voor de innovatieagenda is 30 miljoen euro gereserveerd voor het thema Ketenefficiency, waar procesin-

tensificatie een onderdeel van is. Op hoeveel geld het procesintensificatieplan dan wel kan rekenen, kan EZ nog niet zeggen; dat maakt het ministerie later bekend.

18 oktober Dag van de Chemie 4 november Beleidsgroep Onderwijs en Innovatie, Breda (Novotel) 5 november Werkgroep Security, Den Haag (VNCI) 11 november Werkgroep Responsible Care Global Charter, Den Haag (VNCI)

Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud

25 november Beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Den Haag (VNCI)

12 november Werkgroep Veiligheid, Den Haag (VNCI) 18 november Werkgroep Arbeidshygiëne, Bergen op Zoom (SABIC Innovative Plastics) 18 november Werkgroep Milieuzorg, Den Haag (VNCI) 19 november Werkgroep Stoffenbeleid, Den Haag (VNCI) 21 november Beleidsgroep Communicatie, Den Haag (VNCI)

tie, s en innova , onderwij d industrie? ei h e ig ch il is ve ergie, de chem en in r ve en o g in en el (VNCI) ntwikk Meer wet e Industrie e actuele o se Chemisch er d nd n la a f er o ed d n de N stoffenbelei reniging va de Ve act op met Neem cont

Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn

Chemie kun je zien. Alles is chemie!

l

@vnci.n E-mail: info

VNCI • Loire 150 • 2491 AK Den Haag • Telefoon 070 - 337 87 87 • www.vnci.nl

70 Chemie magazine september 2008

Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Orbitaal Speeches & Publications

Agenda 16 oktober Beleidsgroep Communicatie, Bergen op Zoom (SABIC Innovative Plastics)

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl

Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 72 euro in Nederland en België 95 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.