Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 05
21 mei 2008
Magazine
Snelste zwempak ooit
Opinie VNCI
Meer maatwerk in nieuwe VCA
E
lke keer als we in een vliegtuig stappen wordt onze handbagage streng gescreend en krijgen we precies dezelfde uitleg over de nooduitgangen, de zwemvesten, de beademing en ga zo maar door. En achter de schermen worden opvallende zaken opgetekend en geanalyseerd.
Is dat nu overbodige bureaucratie of broodnodige discipline? Zou het niet voldoende zijn als de informatie op alle zitplaatsen aanwezig is? En waarom moet er over die controles worden gerapporteerd? Waar ligt de balans tussen de noodzakelijke discipline voor de veiligheidsprocedures en het door iedereen zo gewenste terugdringen van de bureaucratie? En is er soms ook niet bureaucratie ingeslopen die helemaal geen (veiligheids)nut heeft? Dezelfde vraag moeten we beantwoorden als we het over de veiligheidschecklist aannemers (VCA) hebben. En de discussie over het bureaucratisch gehalte van de VCA is nog lang niet klaar, zo blijkt uit het artikel over de nieuwe VCA in dit nummer. De laatste evaluatie heeft duidelijk geleerd heeft dat de ‘oude’ VCA meer maatwerk nodig had. Reden daarvoor is dat uiteenlopende branches het systeem inmiddels gebruiken. Maatwerk is essentieel om opdrachtgevers in minder risicovolle werkomgevingen niet met onnodige eisen op te zadelen. En om zeker te stellen dat bedrijven die in onze meer risicovolle petrochemische industrie werken daarop passend zijn toegerust. Met het nieuwe VCA -systeem is het nieuwe jasje er gekomen. In hoeverre het de juiste pasvorm heeft zal de praktijk moeten leren. Vanzelfsprekend willen we onnodige bureaucratie vermijden. Daar moeten we ook met alle kracht aan blijven werken. Enige vorm van vastlegging zal altijd nodig blijven; zeker als het gaat om complexe bedrijven en ingewikkelde onderhoudsstops.
VNCI-directeur Colette Alma
Toch is het van het grootste belang dat de VCA er is, want er is ons alles aan gelegen om ongelukken te voorkomen. De VCA helpt de discussie over veiligheid tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te bevorderen. En deze discussie is belangrijk, omdat een veilige werkplek niet vanzelfsprekend is. Die vraagt de inzet van alle betrokken partijen.
mei 2008 Chemie magazine 7
Wetenswaardig
Zestig miljard euro De chemische industrie in ons land was vorig jaar goed voor ruim zeventien procent van de totale export. In totaal exporteerden de bedrijven voor een bedrag van 60 miljard euro. Daarmee staat de branche op de tweede plaats, voorafgegaan door machines en vervoermaterieel.
8 Chemie magazine mei 2008
mei 2008 Chemie magazine 9
Innovatie
Chemie voor cosmetica In april hebben chemiebedrijven, waaronder DuPont, Bayer en Momentive, nieuwe grondstoffen en polymeren geïntroduceerd op de beurs In-Cosmetics in Amsterdam. Deze jaarlijkse, internationale beurs telde 476 exposanten en bijna 10.000 bezoekers uit 90 landen.
D
uPont toonde hier ZemeaTM propaandiol, een alternatief voor glycolen op basis van aard olie. Het wordt toegepast in diverse cosmetica en wordt gemaakt op basis van biogrond stoffen. Daarnaast levert DuPont Gotalene® poeders, op basis van polyetheen, die geschikt zijn voor onder meer scrubcrèmes. Verder biedt het bedrijf Glypure® aan, een zeer zuiver glycolzuur. Het gaat verouderingseffecten tegen van huid, haar en nagels. Bayer presenteerde in Amsterdam zijn Baycusan® productlijn. Het gaat om polyurethanen die het bedrijf speciaal voor cosmetica heeft ontwikkeld. Ze hebben als voordeel ten opzichte van tradi
tionele polymeren, dat ze geen oplosmiddelen bevatten en milieuvriendelijk zijn. Deze poly meren dienen onder andere als haarversteviger en zorgen dat lippenstift, mascara en eyeliner goed blijven zitten. Momentive Performance Materials, voorheen onderdeel van General Electric, is de op een na grootste producent ter wereld van silico nen en daarvan afgeleide stoffen. Het bedrijf lanceerde enkele nieuwe producten, waaronder Silsoft® siliconengel voor onder andere huidverzorgingsproduc ten en Tospearl® 1110A dat helpt om de verzorgingsproducten nog zachter en smeerbaarder te maken.
Inlooplaboratorium voor studenten Hogeschool Zuyd op Chemelot Studenten van de Hogeschool Zuyd kunnen in de nabije toekomst met hun innovatieve ideeën naar Chemelot in Geleen stappen om die met industriële onderzoekers te bespreken en eventueel uit te proberen in het zogenoemde inlooplaboratorium. Het gaat om een gezamenlijk project van Chemelot en de Hogeschool Zuyd, ‘High Chem & New Materials Campus’.
‘D
e studenten krijgen hier de laatste stand van de tech niek mee en de medewerkers van de hogeschool houden hun professionele kennis op peil. En zowel studenten als mede werkers krijgen toegang tot een uitgebreid netwerk van specialisten uit de chemie en materiaaltechniek’, aldus Jos Willems, bestuurder van Hogeschool Zuyd. Achter het monumentale hoofdgebouw, het vroegere zogeheten Centraal Laborato rium van DSM (bouwjaar 1940), bevinden zich twee vleugels. Die worden momenteel com pleet gestript. De twee vleu gels krijgen nieuwe ruimtes. Die zijn niet alleen bedoeld voor Hogeschool Zuyd, maar ook voor kleine innovatieve
bedrijven. ‘Aanvankelijk ver huurden we labruimtes vanuit Chemelot voor meerdere jaren. Maar jonge starters en andere mkb-bedrijven huren liever labruimtes op tijdelijke basis. Ze kunnen dan zien of hun idee haalbaar is. Zo ja, dan kunnen ze groeien en eventueel extra ruimte huren; zo nee, dan kun nen ze stoppen en de huur opzeggen. Verder hebben star ters er behoefte aan om naast de labruimtes kantoor te hou den. En experimenten doe je tegenwoordig niet meer alleen in het lab, maar ook achter de computer. Met de nieuwe ruim tes kunnen we in die behoefte voorzien’, aldus Frank Schaap, manager marketing & business development van Chemelot. Voor het inlooplaboratorium is
4,6 miljoen euro beschikbaar, waarvan de helft afkomstig van het EZ-programma Pieken in de Delta en de Provincie Limburg (beide voor een gelijk bedrag aan subsidie), terwijl de part ners in het project, Chemelot en Hogeschool Zuyd, de andere helft bijdragen. ‘Dit is een sleutelproject binnen
het plan om van de campus het kruispunt te maken van kennis en kunde op het gebied van che mie en materialen in de regio Eindhoven, Leuven, Luik, Aken, Maastricht en Venlo’, aldus Herman Vrehen, gedeputeerde Economische Zaken Provincie Limburg.
mei 2008 Chemie magazine 11
Veiligheid/milieu
Marten Wiersma, gedeputeerde provincie Zeeland:
‘Chemieconvenant is succes’ De chemische industrie gaat er waarschijnlijk niet in slagen om de uitstoot van tien stoffen in 2010 te verminderen. ‘Maar met 74 andere stoffen is dat wel gelukt. Daarom is het convenant met de chemische industrie in mijn ogen een succes’, stelt Marten Wiersma, gedeputeerde economie en milieu van de provincie Zeeland.
C
hemische bedrijven hebben de afgelopen jaren veel geld en energie gestoken in tal van maatregelen om de milieubelas ting te verminderen. En met succes, want uit een recente analyse van de projectgroep chemische industrie blijkt dat sinds de start van het convenant in 1993 de reductiedoelstellingen voor 74 stoffen zijn behaald. ‘Alleen voor tien stoffen is dit niet het geval’, zegt Marten
Wiersma, naast gedeputeerde tevens voorzitter van de overleg groep chemische industrie. ‘Maar in de praktijk levert dat geen grote problemen op, omdat we hiervoor andere oplossingen hebben bedacht. Zo gaat de uit stoot van een van deze tien stof fen, namelijk koolmonoxide, naar beneden als gevolg van de NOx-aanpak. Daarom zijn er in het convenant geen aanvullende maatregelen nodig. En dat geldt
eigenlijk ook voor alle andere stoffen. Neem bijvoorbeeld de uitstoot van SO2. Chemische bedrijven moeten in verband met Europese wet- en regelgeving de best beschikbare technieken in hun fabrieken toepassen. En daardoor zal de uitstoot van SO2 op termijn gaan dalen, blijkt uit de recente analyse van de project groep chemie.’ Alleen voor de chloorbenzenen zijn aanvullende maatregelen nodig. ‘Daarover gaan we in de overleggroep chemie nadere afspraken maken’, zegt Wiersma. ‘Maar dat geldt weer niet voor de uitstoot van bijvoorbeeld acroleïne. Die is zo klein van omvang dat je
daar geen overlegstructuur meer voor hoeft op te tuigen.’ Is er eigenlijk nog wel een overleg groep nodig, nu blijkt dat chemi sche bedrijven de meeste doel stellingen gaan halen? Wiersma: ‘Daarover zijn we nu aan het nadenken.De grote milieuthema’s van onze tijd, zoals de overgang naar een biobased economy, spe len immers voor veel meer bedrijfstakken. Maar het lijkt mij een goede zaak als we de succes volle convenantenaanpak op de een of andere manier zouden kunnen voortzetten.’ Meer informatie: Leantine MulderBoeve, e-mail: mulderboeve@vnci.nl
Urmondgroep presenteert maatregelen
Veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor De Urmondgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van DSM, SABIC, vervoerders, provincies en gemeenten in Zuid-Nederland, heeft in een rapport een aantal maatregelen gepresenteerd om de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor in Nederland te verbeteren.
‘W
e hebben nu meer inzicht in elkaars problemen gekre gen’, stelt Bert Zuidema, Quality Safety Manager Logistics bij DSM, en tevens een van de leden van de Urmondgroep. De groep werd drie jaar geleden opgericht uit onvrede, omdat de partijen in het overleg met de rijksoverheid ervoeren, dat er niet naar hen werd geluisterd, terwijl de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen juist aangeeft dat de uitwerking van het Basisnet een zaak is van bedrijfsleven, gemeenten, pro vincies, vervoerders en infra beheerder. De Urmondgroep bestaat inmiddels drie jaar en in die periode zijn gemeenten en provincies er achter gekomen dat het spoorvervoer al aan strenge wettelijke eisen is gebonden. Zo vroeg iemand zich af waarom machinisten die gevaarlijke stoffen vervoeren geen extra opleiding krijgen. Legitieme vraag, maar in de praktijk zijn hier al strenge regels voor. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de datasheets, waarop onder meer
de eigenschappen van de ver voerde stoffen staan beschreven. Het chemisch bedrijfsleven heeft meer inzicht en begrip gekregen voor de wensen van gemeenten als het gaat om het ontwerpen van bestemmingsplannen. De kunst is het vinden van een balans tussen ieders belangen. Door regelmatig met elkaar te overleggen, weten de betrokken partijen dat het bedrijfsleven al erg veel doet om het vervoer zo veilig mogelijk te laten verlopen.
een aantal maatregelen in kaart gebracht die gemeenten en pro vincies zouden kunnen nemen. ‘Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de aanleg van voldoende vlucht routes en blusfaciliteiten’, zegt Zuidema. ‘Maar ook moeten ze in de bestemmingsplannen reke ning houden met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dus geen ziekenhuizen of winkelcentra plannen op 20 meter afstand van het spoor.’ Met deze aanpak onderscheidt de Urmondgroep zich volgens Zuidema van de Spoor 2-organi satie die de overheid heeft
opgericht. De Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft als spoor-2-maatregelen aan: inci dentenregistratie, veiligheids zorgsystemen bij vervoerders en de veiligheidsadviseur; die zaken zijn echter allang wettelijk verplicht. De visie van de Urmondgroep is, dat het ver hogen van de veiligheid langs spoorassen een zaak is van alle betrokken partijen. VNCI-leden kunnen het rapport downloaden via het ledennet, dossier logistieke veiligheid.
Inzicht zwakke plekken
DSM en SABIC gaan echter ver der dan het voldoen aan wette lijke verplichtingen. Zo zijn ze wettelijk verplicht om wagons één keer in de vierenhalf jaar te controleren. ‘Binnen CEFIC heb ben we nu met een aantal bedrij ven afgesproken om bepaalde onderdelen minimaal één keer per jaar te bekijken. Op die manier krijg je inzicht in de zwakke plekken, en kun je incidenten voorkomen.’ Verder heeft de Urmondgroep mei 2008 Chemie magazine 13
Actueel
AkzoNobel vernieuwt merkenstrategie ‘In Nederland zijn we bij wijze van spreken wereldberoemd, maar dat willen we ook in de rest van de wereld zijn. Daarom hebben we een nieuwe naam, logo, bedrijfswaarden en merkenstructuur gelanceerd’, aldus Tim van der Zanden, corporate woordvoerder van AkzoNobel.
‘I
n landen, zoals de Verenigde Staten, is AkzoNobel als grootste verf- en coatingsonderneming ter wereld nauwelijks bekend. Daar gaan we de naam AkzoNobel verbinden aan het topmerk Dulux voor decoratieve verven. Hierbij profiteert AkzoNobel dus van de sterke reputatie van Dulux. Andersom versterken we de reputatie van bepaalde producten in lokale markten door er de naam van AkzoNobel te koppelen. Zo komt bijvoorbeeld in Nederland de naam AkzoNobel duidelijk op de verpakking van Flexa te staan’, legt Van der Zanden uit. ‘Dit is het geschikte moment voor
het lanceren van de nieuwe merkenstrategie, omdat AkzoNobel intern helemaal is aangepast en omdat het bedrijf geen conglomeraat is. Toen Organon Biosciences en Intervet onderdeel uitmaakten van het concern, was het onmogelijk om met één merk naar buiten te treden. Nu zijn we een fijnchemiebedrijf met ca. vijf miljard euro omzet in decoratieve verven, vijf miljard in performance coatings en vijf miljard in specialty chemicals.’
Beeldmerk aangepast
Het ontwikkelen van de nieuwe strategie is op soortgelijke wijze verlopen als die van de Corporate
Story van de VNCI. ‘Het ging ons echter vooral om onze reputatie in het buitenland. Daarom hebben we onderzoek in tien verschillende landen laten doen door het Reputation Instituut van hoogleraar Cees van Riel van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Op basis daarvan hebben we de merkenstrategie ontwikkeld.’ Behalve de naam AkzoNobel (geen spatie meer tussen Akzo en Nobel) is ook het beeldmerk aangepast met als nieuwe slogan ‘Tomorrow’s Answers Today’. Het idee is, dat wat vandaag goed is voor de afnemers van AkzoNobel dat morgen niet meer hoeft te zijn. Daarom ziet het bedrijf het als uitdaging om de concurrentie steeds één stap voor te blijven en voortdurend met nieuwe en betere oplossingen te komen voor de afnemers. Dit betekent
xxxxxxxxxxxxxx
nadenken over de toekomst, maar handelen in het heden. Bij de positionering van AkzoNobel staan volgens Van der Zanden vijf nieuwe waarden centraal: ‘De primaire focus op de toekomst van onze afnemers, omarming van de ondernemingsgeest, ontwikkeling van de talenten van onze medewerkers, het lef en de nieuwsgierigheid om zaken aan de orde te stellen, en integriteit en verantwoordelijkheid in onze daden.’
Dijkbekleding BASF doorstaat gesimuleerde storm
BASF verkoopt de polyurethaan dijkbekleding onder de naam Elastocoast®. Het bestaat uit een twee-componenten kunststof (polyurethaan) die kleine breukstenen aan elkaar lijmt, waardoor er een sterke deklaag ontstaat in de open structuur van de dijk. Rijkswaterstaat, Arcadis, BASF en studenten van de Technische Universiteit Delft en van de Universiteit van Amsterdam houden de teststroken nauwlettend in de gaten. De proefstroken van elk 500 vierkante meter zijn gecontroleerd op sterkte en op de effecten op flora en fauna. Na de tussenevaluatie blijkt, dat er geen schade is en dat de eerste
Foto: basf
Rijkswaterstaat heeft vorig jaar september op proef twee stroken zeedijk, bij Petten en Ouwerkerk, versterkt met een coatingslaag van polyurethaan. Deze stroken hebben het stormseizoen goed doorstaan, evenals de gesimuleerde storm met dijkoverstroming in april.
vegetatie inmiddels opkomt. Johan Rasing, Manager Market Development van BASF: ‘We hebben een aantal flinke stormen gehad, maar slechts een te verwaarlozen aantal steentjes heeft op microschaal van de bovenlaag losgelaten.’ Begin april heeft Rijkswaterstaat proeven genomen met een golf-
overslagsimulator die grote hoeveelheden water over de dijk liet stromen in zeven series, waarbij elke seconde 30, 75 of 125 liter water werd losgelaten. Van belang daarbij was om te zien of de dijk ook aan de achterkant erodeerde, want dat kan uiteindelijk tot dijkbreuk leiden. Ook hier hield Elastocoast®
alles op zijn plaats. Het idee is dat Elastocoast® ook een optie kan zijn bij het verzwaren van dijken om Nederland te beschermen tegen de stijgende zeespiegel. Zie voor de werkwijze met Elastocoast® de rubriek In beeld van Chemie magazine, oktober 2007.
mei 2008 Chemie magazine 15
Actueel
Verschil in wetgeving tussen België en Nederland
BASF Antwerpen kan moeilijk personeel vinden BASF Antwerpen heeft moeite om personeel aan te trekken, zowel over de grens in Nederland als in Antwerpen en omgeving. De immense Antwerpse BASF-vestiging ligt in het meest noordelijke gebied van de Antwerpse haven, op amper enkele kilometers van de Nederlands-Belgische grens. Volgens directeur Wouter de Geest heeft dit te maken met het verschil in fiscale en sociale wetgeving in België en Nederland. ederlandse grensarbeiders weten pas na drie jaar wat ze netto overhouden als ze in België zijn komen werken. Ook heeft de Stichting Grensarbeid berekend dat bij een gelijk brutoloon, door de hogere Belgische tarieven, een Nederlandse grensarbeider netto gemiddeld acht procent minder overhoudt dan wanneer hij of zij in eigen land zou werken. Bovendien wordt de juiste inschatting van het nettoloon bemoeilijkt en vertraagd door een administratieve kluwen. Dat schrikt de Nederlanders af en nodigt jonge Antwerpenaren uit om over de grens te gaan werken. Daarnaast geldt in Nederland de zogenoemde 30 procentregeling. Die is bedoeld om werkgevers te steunen bij het aantrekken van hoogopgeleid
Foto: basf
N
buitenlands personeel met een specialisme dat schaars is in Nederland. De regeling houdt in dat werkgevers voor maximaal tien jaar 30 procent van het loon als extra vergoeding belastingvrij mogen uitkeren aan de buitenlandse specialist vanwege de extra kosten van het tijdelijke verblijf in Nederland. De Belgische overheid biedt een gelijkwaardig, maar veel beperkter, alternatief.
Alleen hoogopgeleide onderzoekers komen voor eenzelfde, fiscaal gunstig, systeem in aanmerking, en niet alle ‘knelpunt profielen’, zoals in Nederland. Jonge Belgische specialisten worden door de gunstige regelingen aangelokt om in Nederland te komen werken. De Geest bepleit dat de Nederlandse en Belgische overheid hun fiscale en sociale wetgeving onderling
beter afstemmen. Het personeelsbestand van het bedrijf groeit met ongeveer 100 banen per jaar (op ca. 3500 werknemers). Daarnaast heeft BASF Antwerpen behoefte aan 150 nieuwe mensen per jaar als vervanging van oudere, vertrekkende werknemers. Ongeveer vijf procent van de werknemers komt uit het Nederlandse grensgebied.
DSM voert de Dyneema-productie verder op De vraag naar DSM’s supersterke Dyneema-vezel is de afgelopen jaren met meer dan vijftien procent per jaar gegroeid. Dat komt vooral door de toenemende vraag in de Verenigde Staten naar Dyneema voor persoonlijke bescherming (kogelwerende vesten) en bepantsering van voertuigen.
D
aarom gaat DSM de productie capaciteit voor Dyneema in de komende twee tot drie jaar met ca. tien procent vergroten voor een bedrag van ca. 450 miljoen dollar. Dit bedrag is voor een groot deel bestemd voor de uitbreiding van de fabriek in Greenville (Verenigde Staten). Een klein deel van het bedrag investeert DSM in de fabriek in Heerlen. Volgens een woordvoer-
der van DSM is de verdeling van het bedrag nog niet precies bekend. Het gaat al met al om de grootste investering van DSM in Dyneema sinds de start van de grootschalige productie van deze vezel. DSM geeft geen cijfers over de totale productiecapaciteit, wel over de verkopen: ca. 260 miljoen euro in 2007. Dyneema heeft al een reputatie als het gaat om bescherming
tegen kogels en granaatscherven. Daarnaast wordt Dyneema toegepast in vislijnen, visnetten, sleepkabels en beschermende handschoenen. Nu komt ook de bepantsering van militaire voertuigen tegen zogenoemde bermbommen in beeld. DSM is daarover in gesprek met de militaire autoriteiten. Volgens een woordvoerster van DSM kunnen keramische of stalen platen, waarin veel Dyneema is verwerkt, aan de buitenkant van het voertuig worden aangebracht en eventueel naar de carrosserie worden gevormd. Het gaat dan wel om platen van centimeters dik. Maar
omdat Dyneema veel lichter is dan staal, vormt dit een reële optie. Behalve DSM biedt ook de firma Powder Coating Centre in Nieuwkoop een product aan dat mogelijk ook tegen bermbommen gebruikt kan worden: Porocom, een aluminiumschuim met korrels waarvan normaal geluiddempende platen worden gemaakt. Volgens de firma leent dit materiaal zich door zijn elastische en absorberende werking ook om klappen van bermbommen op te vangen. TNO onderzoekt deze optie. mei 2008 Chemie magazine 17
Actueel
Croda viert 150-jarig bestaan van Goudse Kaarsenfabriek
Foto: Martin Droog
Op 1 mei jl. was het 150 jaar geleden dat de Goudse Kaarsen fabriek werd opgericht. Het bedrijf maakt sinds 1983 geen kaarsen en consumentenproducten meer, maar alleen nog oleochemische halffabrikaten, met uitsluitend natuurlijke oliën en vetten als grondstof. In 2006 nam het Engelse Croda het bedrijf (tot voor kort Uniqema geheten) over. Sinds 1 april 2008 voert het Goudse bedrijf de naam van het moederbedrijf: Croda.
M
inister Maria van der Hoeven van Economische Zaken heeft ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan op 8 mei een bezoek gebracht aan de locatie het Buurtje, waar de fabriek in 1858 begon. Zij liet zich informeren over de recente ontwikkelingen van de oleochemie, die gebruik maakt van natuurlijke grondstoffen. De oleochemische halffabrikaten vinden hun toepassing in onder andere smeermiddelen, cosmetica en kunststoffen.
Minister Maria van der Hoeven krijgt bij haar bezoek het Jubileumboek overhandigd door (rechts) Mathijs Pelsma, Site Director, en (midden) Trudy van Diest, Communications Officer
Grondlegger van de kaarsen fabriek was de Goudse apotheker Andrinus van Iterson (1803-1897). Hij was zowel chemicus als farmaceut. Als ondernemer kwam hij in de apotheek te weinig aan zijn trekken. In die tijd liep de pijpenindustrie in Gouda sterk
terug. Hij zag in de kaarsen fabricage een mogelijkheid om nieuwe werkgelegenheid te scheppen en zo de werkloosheid en armoede in de stad te bestrijden. Op 1 mei 1858 vestigde hij de Goudse Kaarsenfabriek, die internationale faam zou verwer-
ven. Gouda Kaarsen worden tegenwoordig door Bolsius in Gouda geproduceerd. Dit bedrijf heeft deze merknaam van Uniqema overgenomen.
Nieuwe website VNCI brengt chemie en maatschappij samen De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) lanceerde 15 mei officieel haar nieuwe website. Met de nieuwe site op www.vnci.nl wil de belangenvereniging onder meer duidelijk maken wat chemie betekent in het alledaagse leven.
O
ok vertelt de site welke mogelijkheden chemie biedt voor studie en werk, en welk belang de chemische industrie voor Nederland heeft. De site is daarom ingedeeld in de thema’s maatschappij, werk en feiten. Verder is er veel ruimte voor dagelijks nieuws en andere publicaties van en over de chemische industrie. De nieuwe website vormt een onderdeel van de plannen van de Regiegroep Chemie om onder de noemer ‘Chemie is overal’ het publieke beeld van de chemie meer in overeenstemming te brengen met hoe de chemie en de industrie zichzelf zien. De site richt zich volgens het hoofd communicatie van de VNCI en pro-
jectleider Arendo Schreurs, in tegenstelling tot zijn voorganger, daarom vooral op het grote
publiek. ‘Op de site presenteert de industrie zich als een deel van de Nederlandse maatschappij,
als een verantwoorde industrie die oplossingen kan bieden voor tal van problemen waar we met elkaar mee te maken hebben. De nieuwe website van de chemische industrie is een van de manieren waarop we meer inzicht willen geven in de rol van de industrie. Maar ook via de Dag van de Chemie op 18 oktober hopen we meer inzicht te geven in wie we zijn en wat we doen.’ Zie: www.vnci.nl.
mei 2008 Chemie magazine 19
Wet- en regelgeving/Quotes
Eerste Kamer stemt in met wetsvoorstel
Aansprakelijkheid milieuschade Chemische bedrijven zijn voortaan verantwoordelijk voor de schade die zij aan het milieu veroorzaken. Alleen als ze kunnen bewijzen dat ze passende veiligheidsmaatregelen hebben genomen en de schade door een andere partij is aangericht, zijn ze niet op voorhand aansprakelijk.
D
e verantwoordelijkheid voor chemische bedrijven om schade aan het milieu te herstellen vloeit voort uit een Europese richtlijn uit 2004. Daarmee geeft Brussel invulling aan het principe ‘de vervuiler betaalt.’ De Nederlandse overheid heeft inmiddels de wet Milieubeheer aangepast om de nieuwe Europese regels in te kunnen voeren. De Eerste Kamer heeft onlangs ingestemd met het wetsvoorstel milieuaansprakelijkheid. Het betekent dat chemische bedrijven in principe aansprakelijk zijn, als zij schade aan het milieu veroorzaken. Dat betekent ook dat zij preventieve of herstelmaatregelen moeten nemen en betalen. Alleen als ze kunnen bewijzen dat ze passende veiligheidsmaatregelen hebben genomen en de schade door een andere partij is aangericht, zijn ze niet op voorhand aansprakelijk. Dat geldt overigens ook als de schade een gevolg is van een opdracht van de overheid. De Eerste Kamer heeft er mede voor gezorgd dat de Europese richtlijn zonder Nederlandse toevoegingen is overgenomen. Zo komt er in Nederland nog geen verplichte verzekering naast de bestaande
financiële zekerheid. De Europese Commissie zal de richtlijn in 2010 evalueren en bekijken of zij toch tot verplichte verzekering wil overgaan. Verder heeft de Nederlandse overheid de keuze voor de vrijwaring van aansprakelijkheid op grond van handelen conform de vergunning, niet ingevoerd. Ook is het zogeheten ‘state of the art’-verweer niet overgenomen. Chemische bedrijven zijn daarom ook verantwoordelijk voor schade aan het milieu die veroorzaakt is door emissies die op grond van de wetenschappelijke en technologische kennis op het moment dat ze plaats vonden, niet als schadelijk werden beschouwd. De rechter kan overigens nog wel toetsen of een bedrijf voor alle kosten moet opdraaien. Het amendement van de PvdA om deze toets te laten vervallen, is door de Tweede Kamer niet aangenomen. Wel ging een meerderheid akkoord met het PvdA-voorstel om meer bedrijven onder de regeling te laten vallen. De Eerste Kamer heeft hier nu een stokje voor gestoken. De regels gaan pas voor een grotere groep bedrijven gelden, als de overheid dat in een aparte wet vastlegt.
VNCI helpt CLP duidelijker te maken De Europese Commissie heeft in 2007 een nieuwe verordening voorgesteld voor de indeling, etikettering en verpakking van gevaarlijke stoffen en mengsels, de zogenoemde CLP-verordening. De VNCI heeft zich er ook mee beziggehouden en met succes: de tekst is op een aantal punten duidelijker geworden.
D
e CLP-verordening is bedoeld voor de implementatie van het Globally Harmonized System (GHS) voor de indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen. De Europese Raad van Ministers en het Europees Parlement hebben het Commissievoorstel in het eerste kwartaal van 2008 beoordeeld en geamendeerd. Een aantal suggesties van de VNCI is overgenomen. Ook zijn raad en parlement het eens over voorstellen om de administratieve en operationele lasten van het bedrijfsleven te verlichten. Zo gaat de meldingsplicht voor het indelen van stoffen alleen gelden voor stoffen waarvan meer dan één ton per jaar wordt gemaakt of geïmporteerd. Verder zijn de eisen voor bepaalde soorten verpakkingen, waaronder hele kleine, verlicht. Daarnaast is een VNCI-voorstel overge-
nomen voor het harmoniseren van nationale eisen waaraan bedrijven moeten voldoen bij het geven van informatie aan vergiftigingencentra. De VNCI is tevreden dat het voorstel voor eisen aan de etikettering van persistente, bioaccumulerende en ecotoxische stoffen (PBT) en zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen (vPvB) het in de Milieucommissie van het Europees Parlement niet heeft gehaald. Wel is voorgesteld dat het Europese Chemicaliënagentschap in samenwerking met belanghebbenden, de richtlijnen ontwikkelt voor het geven van informatie over PBT- en vPvB-stoffen. Als het aan de Milieucommissie ligt, gaat de Europese Commissie zich in de VNvergadering over het GHS-verdrag sterk maken voor de etiketteringsregels voor deze categorieën van stoffen.
Quotes Gerard van Harten, directeur Dow Benelux in het Financieele Dagblad: Het plan van Brussel om de uitstoot van CO2 te beperken ‘gaat ons heel veel geld kosten aan emissierechten. We krijgen de rechten nu gratis. Wat je méér wilt, moet je per 2011 bijkopen op een veiling. Van die opbrengst gaat 20% naar innovatieprojecten op het gebied van duurzaamheid, de rest is een gewone belastingmaatregel.’ De Haagse kok Pierre Wind in C2W: ‘Begin jaren negentig stond ik ook al voor een zaal met chemici. Toen was de cultuur helemaal anders. Ze praatten een eigen taal en zaten in een hokje – er werd erg moeilijk gedaan. Wat ik toen al zei, geldt eigenlijk nog steeds: Jongens, kom nou naar buiten en vertel een mooi verhaal. Dan wordt je vak begrijpelijker.’ Peter de Wit, president-directeur Shell Nederland in Shell Venster: ‘Amsterdam en Den Haag hebben inmiddels ook al eigen klimaatdoelstellingen, dat schijnt nodig te zijn. Mij lijkt het belangrijker om landelijke, liefst zelfs Europese, consistentie te hebben, zodat het bedrijfsleven weet waar het aan toe is en efficiënter aan oplossingen kan werken’. Irene Mouthaan, themaleider bio-based economy van de directie industrie en handel van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in Berichten Buitenland: ‘Wij voldoen met een sterk ontwikkelde agro- en chemische industrie en een toonaangevende research en development aan de basisvoorwaarden om de bio-based economy mondiaal succesvol te helpen groeien.’ Agnes Geensen-Boerman, productieleider van de styrofoamplant bij Dow Benelux in Terneuzen, in de PZC: ‘Nu zien ze alleen nog maar een vieze fabriek met dikke grijze rookwolken. Techniek heeft altijd wel een vieze naam gehad. En dat terwijl er veel meer is dan alleen maar grote scheepsmotoren, waar mensen vaak als eerste aan denken. Maar ook het hele fijne werk dat door mensen in een tvserie als Crime Scene Investigation in het laboratorium wordt verricht, is techniek.’
De Deense europarlementariër Jens-Peter Bode in NRC Handelsblad, naar aanleiding van de berichtgeving over het opstellen van gedragsregels voor Brusselse lobbyisten: ‘Non-gouvernementele organisaties en middenen kleinbedrijven komen niet aan bod, terwijl juist zij onze steun het meest nodig hebben.’
mei 2008 Chemie magazine 21
Thema
Nieuwe checklist speelt in op wensen van opdrachtgevers én opdrachtnemers
Aanvullend VCA-certificaat voor petrochemische industrie Nog dit jaar komt er een nieuwe veiligheid, gezondheid en milieuchecklist aannemers (VCA). Hij is al in conceptversie klaar. Wat zijn de belangrijkste veranderingen? En hoe staan aannemers, opdrachtgevers en auditors er tegenover? Door Peter Hamers
Foto: shutterstock
D
22 Chemie magazine mei 2008
e belangrijkste verandering is dat er behalve VCA* en VCA** ook een VCA-certificaat komt voor de petrochemische industrie met aanvullende eisen voor aannemers. Tegelijkertijd worden VCA* en VCA** aangepast met het doel meer maatwerk te leveren en de papieren rompslomp voor kleinere aannemers zoveel mogelijk te beperken. Eugène Hillen, directeur SSVV (Stichting Samenwerken voor Veiligheid), is tevreden. ‘Wij streven naar nog meer veiligheid op de werkplek. Dat is wat ook de grote opdrachtgevers willen. Aannemers willen veiligheid op maat. Met de nieuwe VCA worden beide partijen op hun wenken bediend.’ Het VCA-systeem is ontstaan in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw. Het is in de loop van de afgelopen vijftien jaar regelmatig aangepast. Het is belangrijk om een dergelijk systeem goed te onderhouden en te zorgen dat het met de tijd meegaat. De huidige verandering kent een andere ontwikkeling dan de vorige updates. Voor-
heen werden slechts opmerkingen en suggesties verzameld. Een aantal daarvan werd verwerkt in het nieuwe systeem. Deze keer is er een lange periode van consultatie en overleg geweest om de wensen uit de petrochemie en vanuit de opdrachtnemers bij elkaar te brengen. Er zijn verschillende modellen en varianten gemaakt en besproken om tot een nieuwe generatie VCA te komen. Een belangrijke voorwaarde is dat het systeem vooral praktisch moet blijven en meetbare verbeteringen moet brengen. Een gezamenlijke wens van opdrachtgevers en opdrachtnemers is verder dat de kwaliteit van de auditing in het certificatietraject wordt verbeterd.
Gedrag van mensen
Arend Profijt is blij met de nieuwe VCA. Profijt is HSEmanager bij Mourik, een grote industriële dienstverlener binnen de petrochemische industrie. Profijt legt uit dat e mei 2008 Chemie magazine 23
Thema
Arend Profijt
Mourik vanaf het begin betrokken is geweest bij de nieuwe VCA. ‘Ik vermoed dat wij niet een doorsnee contractor zijn. Wij zijn altijd vlot meegegaan in de VCA. Wij zijn lid van het Centraal College van Deskundigen en van de werkgroep kwaliteit. Voor ons is het allemaal goed te volgen. Wij werken veel in de industrie met grote opdrachtgevers en we streven naar veiligheid op hoog niveau.’ Volgens Profijt zit de toegevoegde waarde van de nieuwe VCA vooral in de focus op het gedrag van mensen op de werkvloer. ‘Hoe werken die mensen? Denken ze aan veiligheid en op welke manier doen ze dat? Treden ze corrigerend naar elkaar op? De Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) in de nieuwe VCA is een goed idee. Deze scan maakt mensen in het veld bewust van het belang van veiligheid en is dus een belangrijke toevoeging. Aannemers zouden de nadruk moeten leggen op het beïnvloeden van gedragsfactoren. Bij Mourik doen we dat al. Wij meten en monitoren onze prestaties op veiligheidsgebied. Met behulp van een aantal parameters meten we de veiligheidsprestatie van de Mourik-activiteiten. Een succesvol middel daarvoor is de Health Safety Environment Rating Scorecard. Vorig jaar hebben we hiermee een pilot uit gevoerd en de komende jaren wordt dit systeem over heel de industriële tak van Mourik uitgerold.’
‘ Goede communicatie tussen aannemer en opdrachtgever is heel belangrijk voor de veiligheid op de werkvloer’
Petrochemie loopt voorop
Profijt vindt dat de chemie over het algemeen de zaken goed voor elkaar heeft als het om veiligheid op de werkvloer gaat. ‘Deze sector loopt echt voorop. Een aantal grote ongelukken heeft het veiligheidsbewustzijn binnen de bedrijven bevorderd. De grote bedrijven moesten wel, om hun geloofwaardigheid te behouden of terug te winnen. Zo is ook de VCA ontstaan. Tegenwoordig zijn er ook veel aannemers, onder wie Mourik, die het veiligheidsniveau van de petrochemie benaderen. Maar helaas zijn wij ook afhankelijk van anderen als het om veiligheid gaat. De oorzaken van eenderde van alle near misses en incidenten die aannemers maken, zijn gelegen bij de petrochemische bedrijven, de opdrachtgevers zelf of bij onderaannemers. Als wij aan het werk gaan, gaan we er op basis van de werk vergunning vanuit dat alle chemische stoffen uit leidingen verwijderd zijn. Helaas is dat niet altijd het geval met alle eventuele rampzalige gevolgen van dien. Maar ook bij het bouwen en gebruiken van bijvoorbeeld stellingen kunnen fouten worden gemaakt die grote gevolgen kunnen hebben voor het personeel van aannemers. Het is duidelijk dat anderen dan wij een grote impact kunnen hebben op ons werk. Het is daarom belangrijk dat wij als aannemers goed in gesprek blijven met de opdrachtgever over veiligheid. We moeten allemaal het lef hebben om elkaar aan te spreken als het om veiligheid gaat. Let wel, het gaat daarbij niet over de schuldvraag, maar wel over hoe ongelukken in de toekomst te voorkomen zijn. Vooral bedrijven met hogere veiligheidsrisico’s spreken we aan op veiligheid. We wijzen er op dat ook wij dan meer risico lopen. Ze zijn zoiets niet 24 Chemie magazine mei 2008
gewend en kijken er van op als een aannemer zoiets doet. Maar ze reageren positief. Goede communicatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is heel belangrijk voor de veiligheid op de werkvloer.’
Raakvlakken
Volgens Profijt is een van de grootste veiligheidsrisico’s in de petrochemische industrie het openen van leidingen. ‘Zoals gezegd blijkt vaak dat leidingen niet goed genoeg leeg zijn gemaakt en dat er giftige of brandbare stoffen vrijkomen. We kunnen niet anders dan er van uitgaan dat de leidingen leeg zijn, op basis van de verstrekte informatie. Maar bij de geringste twijfel worden alle mogelijke veiligheidsmaatregelen genomen: een extra controle, uit de ‘line of fire blijven’ en allerlei beschermingsmiddelen, van hand tot mond. Niet-lege leidingen zijn een van onze grootste zorgen. Dat is precies waar volgens ons procesveiligheid, iets dat wordt beheerst door de opdrachtgever, raakvlakken heeft met ons werk. Raakvlakken waarbij aan de risico’s strikte beheersing dient te worden gegeven en
procedures dan ook goed dienen te worden opgevolgd. Door aannemer én opdrachtgever.’
Papieren tijger
Veel mensen zien de VCA vaak als een papieren tijger, die niet veel toevoegt aan de veiligheid op de werkplek. In de afgelopen vijftien jaar is er veel verbeterd op het gebied van de veiligheid. Ton Jeen, SHE-adviseur bij Esso, weet niet of al die verbeteringen zijn toe te schrijven aan de VCA. ‘Gedeeltelijk zijn de verbeteringen het gevolg van allerlei veiligheidsscenario’s die los staan van het VCA-systeem. Om te achterhalen hoe het precies zit, is onderzoek noodzakelijk. Uit analyse van incidenten vóór en ná de invoering van de VCA bij de Esso Raffinaderij lijkt het er wel op dat een systeemeffect aantoonbaar is. Alle typen gebeurtenissen bij de incidenten en ongelukken zijn significant verlaagd. Dat is pure winst. Ik denk dat het te danken is aan het systematisch en structureel bezig zijn met veiligheid op de werkvloer. Opdrachtgever en aannemer haken met de VCA samen in op veiligheid. Opdrachtgevers moeten zich e
VCA De VCA staat voor Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers. Het is een certificatiesysteem voor veiligheid op de werkplek. Het systeem bestaat uit een gezamenlijke checklist en een veiligheidsopleiding voor aannemers. De VCA is oorspronkelijk afkomstig uit de petrochemische industrie en later hebben ook andere sectoren zich geconformeerd aan het certificatieschema. De VCA wordt voortdurend herzien. De laatste versie dateert uit 2004. In de huidige VCA 2004/4 kunnen bedrijven zich certificeren voor VCA* en VCA**. VCA* is bedoeld voor bedrijven met minder dan 35 werknemers, die niet als hoofdaannemer optreden. Bij VCA** gelden voor grotere bedrijven aanvullende eisen. Alle werk nemers van gecertificeerde aannemers moeten minimaal het diploma basisveiligheid hebben (B-VCA). Operationeel leidinggevenden moeten beschikken over het diploma Veiligheid voor Operationeel Leiding gevenden (VOL-VCA) hebben. Volgens de Stichting Samenwerken voor Veiligheid (SSVV), waarin alle bij het VCA-systeem betrokken partijen zijn vertegenwoordigd, hebben inmiddels ca. een miljoen werknemers bij gecertificeerde bedrijven B-VCA of VOL-VCA. In de nieuwe VCA is er een aparte VCA voor de petrochemische industrie met extra eisen voor aannemers die in de chemische industrie willen werken. mei 2008 Chemie magazine 25
Thema
‘ Alle typen gebeurtenissen bij de incidenten en ongelukken zijn significant verlaagd’ immers verantwoordelijk blijven voelen. Ik weet dat er veel kritiek is op de VCA. Veel mensen vinden dat het slechts een papiertje is zonder veel waarde. Maar ik vraag me af hoe het zou gaan zonder de VCA.’
Procesveiligheid
Procesveiligheid is heel belangrijk in de petrochemische industrie. Maar procesveiligheid staat volgens Jeen los van de VCA. ‘Procesveiligheid heeft al jarenlang onze intensieve aandacht. Dat is niet gekomen door de ramp bij BP in Texas. Maar de VCA is bedoeld voor de veiligheid op het werk bij aannemers, om de veiligheid daar op een hoger peil te brengen. Procesveiligheid is meer een zaak van opdrachtgevers. De VCA is ontstaan, omdat aannemers te weinig op de hoogte waren en zijn van de risico’s in de petrochemie. Procesveiligheid gaat in principe over andere zaken, bijvoorbeeld over het veilig inrichten van de fabriek, over het veilig organiseren van het productieproces. Dat is dus iets heel anders dan het veilig werken op de werkvloer.
In de petrochemie huren wij aannemers in voor hun expertise, bijvoorbeeld om pijpen te lassen. Als de aan nemer het niet goed doet, kan er wellicht een ramp ontstaan. Het voorkómen van incidenten blijft echter wel onze verantwoordelijkheid. Er zijn natuurlijk veel raak vlakken. Aannemers hebben invloed op de veiligheid van nieuwbouw en onderhoud. Eigenlijk gaat het dus om de kwaliteit van hun werk. Ik sluit niet uit dat in de toekomst ook bepalingen over de kwaliteit van het werk in de VCA worden opgenomen.’
Ton Jeen
Goed te certificeren
In 2005 heeft de Raad van Accreditatie een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de VCA-certificering. De resultaten logen er niet om: met liefst 25 procent van de certificaten bleek iets mis te zijn. De werkwijze van veel Certificatie-instituten was niet conform de eisen. Ook bleken de normen uit het certificatieschema nogal verschillend geïnterpreteerd te worden. Sindsdien is er een e
Belangrijkste veranderingen nieuwe VCA 2008/05 Er komt een sectorspecifieke VCA-variant voor de petrochemie. Deze wordt aanvullend op de VCA**. Doel is de veiligheidsystemen van de petrochemische bedrijven en het VCA-systeem meer te integreren. Het betreft geen verz waring van de VCA. De aanvullende VCA geldt niet voor alle werkzaamheden. Aannemers hoeven niet in alle gevallen een aanvullende VCA te hebben om in de petrochemie te mogen werken. Dat is afhankelijk van de risico’s. Het gaat vooral om die bedrijven die met onderaannemers werken en grotere complexe projecten onder handen nemen. Bedrijven die wel de aanvullende VCA Petrochemie nodig hebben, worden hierop apart geaudit en gecertificeerd. Nieuw in de nieuwe VCA*, VCA** en de aanvullende VCA Petrochemie is de zogeheten Laatste Minuut Risico Analyse, ofwel de LMRA. Dit is een eenvoudig middel waarmee bij aanvang van de werkzaamheden een laatste check kan worden uitgevoerd op de veiligheidsaspecten. Dat dwingt werknemers om vlak voordat ze beginnen nog even na te denken over de risico’s: is alles veilig, zijn de omstandigheden misschien veranderd? In de meeste gevallen zal kunnen worden volstaan met een check op een beperkt aantal punten. In bepaalde branches bestaan al standaard LMRA’s voor veel voorkomende werkzaamheden. In de nieuwe VCA komt meer aandacht voor het toenemend aantal ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel). Voorkomen moet worden dat aannemers ZZP’ers inhuren waarvan onduidelijk is of ze wel of niet voldoen aan de veiligheidseisen. In de nieuwe VCA wordt de aannemer verant26 Chemie magazine mei 2008
woordelijk voor de veiligheidsinspanningen van zijn onderaannemers, dus ook voor de ZZP’ers. De nieuwe VCA* heeft duidelijk gezocht naar een reductie van de administratieve lasten. Minder aandacht naar de veiligheid op papier en veel meer naar de daadwerkelijke risico’s op de werkplek. De verplichting voor kleinere bedrijven om maandelijks een toolboxmeeting te houden, wordt geschrapt. Vooral de registratie van die toolboxmeetingen is veelal een overbodige activiteit. De VCA*-eis om het bedrijfsnoodplan te oefenen komt te vervallen. Het gaat erom dat bedrijven eventuele calamiteiten goed kunnen beheersen. De enige eis die nog wordt gesteld is dat een bedrijf is voorbereid op noodsituaties en dat werknemers op dit punt goed zijn opgeleid. De grotere bedrijven (VCA**) zijn met hun VCA-systeem veel meer beleidsmatig bezig. Daarom wordt voor de VCA** de betrokkenheid van het management meer benadrukt. De nieuwe VCA hoopt een verbeteringsslag te maken naar de veiligheid op de werkplek zelf. Door een aanvullende VCA in te stellen voor de petrochemie komt er meer duidelijkheid over de inzet van het VCA-systeem door de diverse opdrachtgevers. Nu komt het nog wel eens voor dat door opdrachtgevers te pas en te onpas om de VCA wordt gevraagd. Het aparte certificaat voor de petrochemie moet bevorderen dat het VCA-systeem in verschillende sectoren juist wordt ingezet. mei 2008 Chemie magazine 27
Thema
intensief programma opgesteld om de kwaliteit van de VCA-certificatie te verbeteren. Piet Coevert vindt dat het systeem goed te certificeren is. Coevert is coördinator op het gebied van VCA-auditing bij BSI Management Systems. Over de VCA zelf merkt hij op: ‘Het enige dat de VCA wil bereiken is dat aannemers netjes hun werk doen. Regi straties zijn noodzakelijk om na te gaan of ze dit inderdaad doen. Het klopt dat de handboeken niet geënt zijn op alle branches, waarin met de VCA wordt gewerkt. Als we de stratenmakerij als voorbeeld nemen, is het duidelijk dat deze mensen bijna nooit in aanraking zullen komen met gevaarlijke stoffen. Het is dus niet zo zinvol om daar een toolboxmeeting over te organiseren. In de nieuwe VCA hoeft dat ook niet meer. Het is ook niet altijd duidelijk wat stratenmakers met VCA-handboeken aan moeten. Het lijkt allemaal heel bureaucratisch en dat is het natuurlijk ook wel een beetje, maar opdrachtgevers blijven verantwoor-
‘ Veiligheid moet bij bedrijven tussen de oren komen te zitten’ delijk en zoeken daarom naar wegen waarmee ze hun verantwoordelijkheid waar kunnen maken. Ze willen veiligheid zo zeker mogelijk stellen. Ik denk dat met de nieuwe VCA veiligheid op de werkvloer op den duur zeker beter wordt.’
Minder inflexibel Eugène Hillen van de SSVV
De VCA wordt vaak beschouwd als een inflexibel systeem. Coevert relativeert deze kritiek. ‘De VCA is een checklist en als zodanig niet erg flexibel. De nieuwe VCA is meer toegespitst op signalen uit de markt. Daardoor is het systeem wat minder inflexibel geworden. Een aantal zaken dat als ballast werd ervaren, is eruit gehaald. In de oude VCA waren de toolboxmeetings een onverbiddelijke eis van de petrochemie. Het was behoorlijk bureaucratisch georganiseerd, want ook bijvoorbeeld stratenmakers moesten tien keer per jaar een toolboxmeeting houden en documenteren. Dat is onevenwichtig veel werk. In de nieuwe VCA hoeven stratenmakers dat niet meer te doen. Ik vind dat een aardig resultaat waarmee we een behoorlijke slag hebben gemaakt. De VCA was altijd een goed certificeerbaar systeem. Het is eigenlijk niet meer dan een aantal eisen waaraan moet worden voldaan. Met de verande ringen in de nieuwe VCA is het systeem nog beter certificeerbaar geworden.’
Het laatste woord in dit artikel is voor directeur Eugène Hillen van de SSVV. Hij reageert op de vermeende te grote administratieve rompslomp die de VCA met zich meebrengt. ‘Om veiligheid op de werkplek te borgen zul je veel zaken moeten registreren en vastleggen. Op de kritiek van de administratieve rompslomp geef ik altijd een tweeledig antwoord. In de eerste plaats ben ik ervan overtuigd dat bedrijven die hun zaakjes goed voor elkaar hebben, nauwelijks extra administratieve lasten hebben. Ik denk dat die lasten zeker niet te groot zijn. Daar staat in de tweede plaats tegenover dat bedrijven die denken dat ze hun zaken goed voor elkaar hebben, maar in werkelijkheid niet, waarschijnlijk flink aan de bak moeten en nog behoorlijk wat zaken op papier moeten zetten. Maar die extra inspanningen zijn dan ook echt noodzakelijk om het veiligheids systeem goed te kunnen laten werken. Veiligheid moet bij bedrijven tussen de oren komen te zitten. Ik beschouw de VCA als het einde van het begin. Als het certificaat eenmaal is binnengehaald, kan begonnen worden met het in de praktijk brengen van veilig werken. Ik ken zowel grote als kleine bedrijven die dat uitstekend doen. Maar ik ken ook heel grote bedrijven waarbij ik op veiligheidsgebied grote vraagtekens heb.’ y
Einde van het begin
Coevert is enthousiast over de Laatste Minuut Risico Analyse, LMRA. ‘De VCA wil veiligheid borgen. Daartoe is het noodzakelijk om allerlei voorzieningen te treffen. De LMRA levert daar een belangrijke bijdrage aan. Aannemers moeten een snelle scan maken van hoe de werkvloer eruit ziet: waar zijn de nooduitgangen? Liggen er obstakels op de vloer? Voor aannemers is deze summiere inspectie niet veel moeite, maar het verhoogt de veiligheid wel degelijk! Maar overal worden fouten gemaakt; daar ontkomen we niet aan. Het blijft mensenwerk.’ 28 Chemie magazine mei 2008
mei 2008 Chemie magazine 29
Opinie
Gevaren overdreven?
Brandvertragers blijven gemoederen verhitten Broomhoudende brandvertragers blijven de gemoederen verhitten in Europa en de Verenigde Staten. Het Europese Hof van Justitie annuleerde op 1 april de uitzondering die de Europese Commissie had gemaakt voor Deca-BDE. Koren op de molen van de milieubeweging natuurlijk, maar wat is er eigenlijk aan de hand? Door Joost van Kasteren
D
eca-BDE, een afkorting van decabroom-difenylether, wordt gebruikt als brandvertrager in kunststof en in textiel. Van de 7600 ton die de EU jaarlijks importeert wordt driekwart gebruikt als additief in plastic onderdelen van elektrische en elektronische producten, zoals bijvoorbeeld de omkasting van een televisie of een computer. Een kwart wordt gebruikt in de textielindustrie en dan vooral voor de bekleding van stoelen in huis en kantoor, maar ook in auto, trein en bus. Volgens een brochure van onder meer het Bromine Science and Environmental Forum, bieden brandvertragers in kunststof en textiel mensen een veel langere tijd om te ontsnappen als er brand is uitgebroken. Geen overbodige luxe, als jaarlijks honderden mensen de dood vinden als gevolg van branden die ontstaan in tv’s en andere elektrische apparaten. Hoewel buitengewoon nuttig, liggen Deca-BDE en andere broomhoudende brandvertragers al jaren onder vuur van de milieubeweging. Drie jaar geleden publiceerde Greenpeace het rapport ‘Present for Life’, waaruit zou moeten blijken dat ongeboren baby’s worden blootgesteld aan TBBPA (tetrabroom bisfenol A) via het bloed van de aanstaande moeder. Rond dezelfde tijd publiceerde de groep van de Groningse kinderarts Pieter Sauer de resultaten van een studie onder 90 volwassenen, waaruit bleek dat ook zij sporen van broomhoudende brand vertragers in hun bloed hadden. Bij zowel de ongeboren baby’s als bij de
30 Chemie magazine mei 2008
v olwassenen lagen de gevonden concen traties net boven de detectielimiet van 0,05 nanogram per gram. Een nanogram is een miljardste gram. Een jaar later deed de Wageningse hoogleraar Jacob de Boer het nog eens dunnetjes over in een artikel in het Financieele Dagblad, waarin hij – zonder enige bewijs – de blootstelling aan onder meer minuscule hoeveelheden broom houdende brandvertragers vergeleek met DDT en PCB’s.
Zwaar overdreven
In een reactie stelde de Maastrichtse hoog leraar Toxicologie Aalt Bast, dat de milieu gevaren van chemicaliën in het algemeen zwaar worden overdreven. Op de eerste plaats doordat de nadruk wordt gelegd op de aanwezigheid van een stof in het bloed of in het milieu. Dat terwijl we sinds Paracelsus, meer dan 400 jaar weten, dat niet de stof giftig is, maar de dosis. Op de tweede plaats maakt de milieubeweging met in zijn kielzog enkele activistische wetenschappers, geen onderscheid tussen gevaar en risico. Er zijn aldus Bast, heel veel gevaarlijke stoffen, maar dat wil niet zeggen dat ze ook risicovol zijn. Waar het om gaat is de concentratie waaraan je wordt bloot gesteld. Een tijger is gevaarlijk, maar het risico om opgegeten te worden is een stuk kleiner als hij in Artis achter de tralies zit dan wanneer je hem loslopend in de jungle tegenkomt. Ondanks die wetenschappelijke nuancering zien we dat politici bijna struikelend over hun eigen benen achter de milieubeweging aanlopen als het gaat om het reguleren c.q. verbieden van chemicaliën. In een interview van enkele jaren geleden toonde de toen malige Europese Commissaris voor Milieu, de Zweedse Margot Wallstrom zich danig verontrust over het feit dat haar eigen bloed sporen van 28 chemicaliën bevatte, waar onder broomhoudende brandvertragers. ‘Via borstvoeding heb ik die stoffen ook overgedragen op mijn kinderen, maar wat het effect daarvan is, weet ik niet. Juist dat baart mij zorgen.’
Omstreden studie
Zorgen die zich niet beperken tot broom houdende brandvertragers. Twee jaar geleden in de zomer van 2006 speelde de heisa over ‘scoubidou’-touwtjes. Eens een populair kinderspeelgoed, maar door verdachtmakingen over de mogelijke effecten van toegevoegde weekmakers (ftalaten) door de milieubeweging zijn veel van die touwtjes ingeleverd bij de chemokar, of liggen ze te verstoffen in de kast. Hoewel er geen enkel bewijs is dat ftalaten in concentraties van microgrammen per kilo kankerverwekkend zijn of de vruchtbaarheid beïnvloeden, mogen ze in Europa toch niet meer worden gebruikt in speelgoed voor kinderen onder de drie jaar. In Noord-Amerika woedt op dit moment een heftige discussie over Bisfenol A (BPA), een
bestanddeel van polycarbonaat, een kunststof waarvan onder andere drankflessen worden gemaakt, inclusief het flesje voor de baby. Aanleiding is een conceptrapport van het National Toxicology Program waarin enige zorg (‘some concern’) wordt geuit over de mogelijkheid dat blootstelling aan BPA
dan de doses waaraan jonge kinderen blootstaan. Eerdere beoordelingen, van onder andere de Europese Food Safety Authority in januari 2007, concludeerden dat de risico’s van Bisfenol A verwaarloosbaar zijn, maar toch overweegt de Canadese regering een verbod op het gebruik van BPA.
‘ Niet de stof is giftig, maar de dosis’ kan leiden tot neurologische en gedrags effecten bij baby’s en jonge kinderen. Die conclusie is omstreden, omdat ten eerste het panel zich baseert op een enkele studie uitgevoerd bij ratten en ten tweede, omdat de blootstelling bij die ratten veel hoger was
Verkeerde procedure
Terug naar de broomhoudende brand vertragers, in het bijzonder Deca-BDE. De stof is in de afgelopen twaalf jaar meermalen onderzocht op mogelijke risico’s voor de gezondheid en het milieu. De laatste ‘update’ e mei 2008 Chemie magazine 31
Opinie
‘ Wetenschappelijk bewijs ondergraaft suggestieve uitingen milieubeweging’ van de risicobeoordeling van Deca-BDE dateert van vorig jaar juni en is gebaseerd op de resultaten van meer dan 1000 weten schappelijke studies. In december zijn de conclusies van de studiegroep nog eens bevestigd door de ‘Competent Authorities’ van de E uropese Unie. Desondanks is de discussie onlangs weer opgelaaid. Op 1 april publiceerde een consortium van milieuorganisaties, onder aanvoering van het European Environmental Bureau, een persbericht over de beslissing van het Europese Hof van Justitie dat de Europese Commissie Deca-BDE ten onrechte van de lijst van gevaarlijke stoffen had uitgezonderd. Gesuggereerd werd dat dat een nieuw bewijs was van de grote gevaren die het gebruik van deze stof met zich meebrengt. In feite echter heeft de uitspraak van het Hof niets te maken met de stof zelf of de mogelijke risico’s, maar met het feit dat de Europese Commissie niet de juiste procedure heeft gevolgd bij het uitzonderen van DecaBDE. Een ‘fout’ die de Commissie – blijkens de uitspraak – de komende maanden mag herstellen. Niks aan de hand dus.
Wetenschappelijk bewijs
Voor de milieubeweging maakt dat niet uit. Of het nu gaat om broomhoudende brand vertragers, weekmakers of Bisfenol A, het begint een vertrouwd patroon te worden. Dankzij moderne analysetechnieken worden minieme spoortjes van deze chemicaliën in 32 Chemie magazine mei 2008
het bloed van ijsberen, rendieren of mensen aangetoond, waarbij meteen een koppeling wordt gelegd met de meest vreselijke aandoeningen – het liefst bij kleine kinderen. Enige nuancering met betrekking tot dosis of blootstelling ontbreekt geheel en al. De media springen erop en politici sluiten zich daarbij aan, en roepen om ‘maatregelen’, bij voorkeur een verbod. Niet vanwege de bewezen schadelijkheid, maar louter uit voorzorg. Wat de effecten van zo’n verbod zijn, bijvoorbeeld in de vorm van meer slachtoffers van brand, wordt niet relevant geacht. De laatste jaren treedt er echter een kentering op. Europese regelgeving vereist een onafhankelijke, wetenschappelijke beoor deling van de risico’s van chemicaliën voor gezondheid en milieu. In veel gevallen komen de ingeschakelde experts tot de conclusie dat de dosis waaraan we in het dagelijkse leven worden blootgesteld zo gering is, dat de risico’s voor gezondheid en milieu verwaarloosbaar zijn. Zo bezien is REACH eigenlijk een ‘blessing in disguise’. De regels dwingen overheden ertoe om hun beslissingen te baseren op deugdelijk wetenschappelijk bewijs. Daardoor worden de suggestieve uitingen van de milieubeweging effectief ondergraven. y
Interview
Coördinator onderhoudsstop Dik Schipper van Dow:
‘ Geen ongevallen met verzuim‘ ‘ Wij zijn tot nu toe heel tevreden over de onderhoudsstop van onze kraker LHC-2. Ongevallen met verzuim of doktersbehandeling hebben zich niet voorgedaan en we hebben tot nu toe redelijk volgens schema kunnen werken’, zegt Dik Schipper, productieleider van de naftakrakers bij Dow in Terneuzen. Door Erik te Roller
V
an 22 maart tot 26 april kreeg de LHC-2-kraker van Dow na acht jaar weer een grondige onderhoudsbeurt. Hierbij waren naast de 200 à 300 eigen medewerkers van Dow nog 1200 firmamedewerkers betrokken, afkomstig uit 25 verschillende landen en werkzaam bij 50 verschillende bedrijven.
Foto’s: DuoFoto
Waren er minder ongevallen dan eerder? ‘Bij de vorige grote krakerstops in Terneuzen in 2003 en 2006 ging het ook al goed en hadden we weinig ongevallen. In 2000 waren er echter meer ongevallen. We onderscheiden drie categorieën ongevallen: met verzuim, waarbij iemand tijdelijk niet kan werken, met een behandeling bij de dokter en een bezoek aan de eerstehulppost. Gelukkig zijn er tot nu toe geen ongevallen met verzuim of doktersbehandeling geweest. Wel zijn er 16 mensen naar de EHBO-post gegaan voor kleine dingen, zoals het verwijderen van een stofje uit het oog en het laten controleren van een druppel op de huid dat soms gewoon water bleek te zijn. De EHBO-post hebben we bewust centraal in de fabriek gezet om de drempel voor mensen om even langs te komen, te verlagen. Op die manier is de kans nog kleiner dat er voorvallen zijn die we niet registreren. Ook kunnen we op deze manier een snelle behandeling garanderen.’
34 Chemie magazine mei 2008
Welke veiligheidsmaatregelen heeft u genomen? ‘We eisen van elke firma dat 65 procent van de medewerkers hier al eens een keer eerder op het terrein heeft gewerkt en dus bekend is met onze regels. Als dat niet zo is,
dan komen de bedrijven er niet in. Daarnaast verlangen we dat elke groep van monteurs een voorman heeft die Nederlands, Engels of Duits spreekt. Verder checken we het cv van iedere medewerker. En ze krijgen allemaal een introductie over de veiligheidsregels op de site en een specifieke instructie over de veiligheid in verband met deze stop. Ten slotte moeten alle medewerkers een vragenlijst invullen om te testen of ze weten hoe ze veilig moeten werken. Als ze de test met goed gevolg hebben afgelegd, krijgen ze een sticker op hun helm. Mensen zonder sticker laten we niet toe.’ Zijn er nieuwe maatregelen? ‘Aangezien het in 2003 en 2006 ook goed ging hebben we dezelfde aanpak gevolgd. Deze aanpak houdt ook in dat mensen pas met een klus aan de gang kunnen gaan als hiervoor een vergunning is afgegeven en iedere deelnemer aan de klus een checklist heeft afgewerkt en ondertekend. De checklist bestaat uit een kaartje met vragen over de veiligheidssituatie op de werkplek, persoonlijke bescherming, etcetera. Bij klussen die meer risico met zich meebrengen, volgen we een uitgebreidere procedure. Denk aan activiteiten met een hoger risico, zoals het schoonmaken van de destillatietoren en het verwijderen van katalysatormateriaal. Vooraf krijgt iedereen tijdens een briefing uitgebreide instructies over de te volgen procedures en die worden ook weer bij de klus ter plaatse doorgenomen. Pas daarna krijgen de mensen vergunning om aan de slag te gaan en moeten ze ook de pretask kaart invullen en aftekenen. Als er in de loop van de dag een e mei 2008 Chemie magazine 35
Interview
Cijfers over de onderhoudsstop van de naftakraker LHC-2 bij Dow Duur: 35 dagen. Aantal betrokken mensen: 1200 50 firma’s 25 nationaliteiten 2500 onderhoudsklussen In totaal 40.000 activiteiten 1554 inspecties door 16 gecertificeerde inspecteurs Totaal 300.000 uur werk Voorbereiding: 30 mensen gedurende 1,5 jaar (100.000 uur) Nazorg: 46.000 uur.’
nieuwe ploeg aantreedt om het werk over te nemen, dan doorlopen de mensen van die ploeg dezelfde procedure. Zo doen we het al jaren en dat bevalt goed.’ Vormt de taal geen probleem? ‘We verlangen dat een of twee voormannen van een onderhoudsteam Nederlands, Engels of Duits spreken. Dat blijkt in de praktijk voldoende te zijn. Vroeger eisten we alleen Nederlands en Engels, maar nu ook Duits omdat er relatief meer mensen vanuit het oosten komen. Voor specifiek werk komen er mensen uit Engeland en voor de rest veel uit Duitsland en Polen.’ Hoeveel kost de onderhoudsstop? ‘De kosten van deze onderhoudsstop lopen in de tientallen miljoenen euro’s. Het zijn niet alleen de kosten van de onderaannemers,
Past Dow de ‘best beschikbare technieken toe’? ‘De toetsing in het kader van de Europese IPPC-richtlijnen is onderdeel van de procedure voor de herziening van de milieu vergunning voor de hele locatie die op dit moment loopt. In onze nieuwe vergunning staat straks specifiek vermeld wanneer we
‘ De kosten voor deze onderhoudsstop lopen in de tientallen miljoenen euro’s’ maar ook van het stilstaan van de fabriek. Specifieke cijfers daarover geven we echter niet.’
aan bepaalde eisen moeten voldoen en hierbij is rekening gehouden met de planning van onderhoudsstops.’
Is er ook sprake van modernisering? ‘De fabriek ligt slechts eens in acht jaar stil voor een onderhoudsbeurt. Daarom maken we van deze stop volop gebruik om een aantal zaken aan te passen volgens de laatste stand van de techniek. Het gaat vooral om verbeteringen, waardoor we efficiënter met energie kunnen omgaan en om het invoeren van nieuwe veiligheidsinzichten.’
Hoe zit het met de branders in de fornuizen? ‘In 2000 hebben we de fornuizen van de LHC-2 geheel vernieuwd en zijn branders geplaatst die relatief weinig uitstoot van stikstofoxiden veroorzaken. In 2011 nemen we de LHC-1 kraker onder handen. Daarin nemen we onder andere zaken uit de nieuwe milieuvergunning mee volgens de huidige stand van de techniek. Overigens hoeven we
36 Chemie magazine mei 2008
voor het onderhoud aan de fornuizen niet tot de volgende stop te wachten. Omdat elke kraker beschikt over een aantal fornuizen, kunnen we af en toe een fornuis stilleggen voor groot onderhoud. Normaal gesproken gebeurt dat eens in de vier of vijf jaar. De kraker blijft dan met de andere fornuizen doordraaien.’ Wat merken de omwonenden van de stop? ‘We fakkelen tijdens het stilleggen van de fabriek en later tijdens het opstarten van de fabriek. Tijdens het stilleggen hebben we geen klachten ontvangen. We injecteren stoom in de fakkel om roetvorming bij de verbranding tegen te gaan en dus om het milieu te sparen. Dat maakt echter lawaai, dat de mensen soms tot in Zuid-Beveland kunnen horen. Om de mensen hierop voor te bereiden hebben we de onderhoudsstop via de kranten en Omroep Zeeland aangekondigd. De direct omwonenden hebben we vier weken van tevoren individueel benaderd. Ook hebben we de burgemeesters en wethouders van omliggende gemeentes op de locatie uitgenodigd, evenals het community advisory panel, wat bestaat uit leden die dichtbij de site wonen.’ y
Foto’s: speedo
Uitgelicht
De afgelopen maanden sneuvelde in de zwem wereld het ene na het andere record. Vriend en vijand zijn het unaniem over de reden eens: de LZR Racer, het nieuwe zwempak van Speedo. Het is gemaakt van een lichtgewicht chemische stof met een lage weerstand. Verder is het ultrasoon aan elkaar gelast, waardoor het naadloos lijkt te zijn. In de stof werden bovendien speciale panelen aan gebracht. Die zorgen ervoor dat het volledige lichaam van een zwemmer in een meer gestroom lijnde vorm wordt gedrukt. Daardoor kan een zwemmer zich krachtiger en soepeler door het water bewegen. Ada Kok, olympisch zwemkampi oen van 1968 en al 30 jaar werkzaam voor Speedo, vergeleek het pak in De Volkskrant met een sliert spaghetti die in gekookt water gewoon stijf blijft. Andere pakken verliezen die stijfheid en gedragen zich als een pasta, niet eens ‘al dente’. 38 Chemie magazine mei 2008
Snelste zwempak ooit mei 2008 Chemie magazine 39
Kennis en ervaring
Chloortransport niet meer nodig
AkzoNobel bouwt kleine chloorfabriek Chloor ter plekke bij de klant maken met een kleine fabriek. Dit is het nieuwe concept dat AkzoNobel Base Chemicals sinds kort commercieel aanbiedt. Hierbij is de klant niet meer afhankelijk van controversiële chloortransporten en toch nauwelijks duurder uit, omdat de fabriek door AkzoNobel op afstand wordt bestuurd Door Erik te Roller
‘E
r is al een aantal bedrijven in deze kleinschalige chloorproductie geïnteresseerd. Het besluit over de bouw van een eerste installatie valt in de loop van het jaar‘, zei Ellen Holmen, manager van deze nieuwe activiteiten van AkzoNobel Base Chemicals onlangs bij de introductie voor de pers in Keulen. AkzoNobel heeft het concept samen met de ingenieursbureaus Uhdenora en Uhde op de tekentafel uitgewerkt. De bedenkers van dit concept zijn vrij zeker van hun zaak, want ze bieden de kleine chloorfabriek aan, zonder dat
hiervan een proeffabriek is uitgetest. De kleine fabriek neemt ongeveer een half voetbalveld in beslag en bevat compacte en gesloten membraanelektrolysecellen voor de productie van chloor uit pekel. Het gaat om bewezen technologie die geoctrooieerd is door Uhde en Uhdenora. De bijproducten van de chloorproductie zijn natronloog en waterstof. De klant kan natronloog en waterstof als grondstoffen gebruiken. Met waterstof kan ook met behulp van brandstofcellen elektriciteit worden gemaakt. Als de klant alleen chloor wil hebben, draagt AkzoNobel zorg
Krapte natronloog De activiteiten van AkzoNobel bestaan sinds de verkoop van Organon Biosciences en de aankoop van ICI voor 1/3 uit decoratieve verven, 1/3 uit performance coatings en 1/3 uit specialty chemicals. De activiteiten van AkzoNobel Base Chemicals maken zo’n 20 procent van de omzet van het cluster specialty chemicals uit. Het gaat om onder meer de productie van zout, chloor en natronloog, die goed is voor 900 miljoen euro per jaar. Van het chloor gaat 40 procent naar PVC-producenten en de rest naar producenten van onder meer PUR-schuimen en epichloorhydrine (voor epoxyharsen). AkzoNobel levert 85 procent van zijn chloor aan derden en is daarmee uniek in Europa. Volgens Hartger Hartgerink, commercieel manager van AkzoNobel Chlor-Alkali, blijft de
groei in de vraag naar chloor in Europa structureel iets achter, vergeleken met de groei van het bruto nationaal product. ‘De oorzaak is dat de productie van downstreamproducten in Europa minder snel groeit dan elders in de wereld. De vraag naar natronloog neemt daarentegen sneller toe dan de vraag naar chloor. Dat leidt tot een onbalans, omdat de productie van chloor en natronloog aan elkaar zijn gekoppeld. De krapte aan natronloog kunnen AkzoNobel en andere producenten nog opvangen door minder natronloog vanuit Europa naar andere regio’s te exporteren. Mogelijk kan Europa zich zelfs ontwikkelen tot een importregio. Gevolg is wel dat de prijs van natronloog in Europa zich structureel op hogere niveaus gaat bewegen’, aldus Hartgerink.
voor het afvoeren van de bijproducten. De natronloog kan gemakkelijk aan andere klanten worden verkocht en de waterstof bijvoorbeeld aan een industriële gasproducent. De membraanelektrolysecellen en andere componenten zitten op een skid (stalen frame) gemonteerd en worden in modules vervoerd, zodat de fabriek bij de klant in een mum van tijd is geplaatst. Vervolgens bedrijft AkzoNobel de fabriek van a tot z door hem op afstand te besturen vanuit een van de controlekamers van de eigen chloorfabrieken in Nederland, Duitsland of Zweden, waar altijd ‘rond-de-klok-operators’ aanwezig zijn. Hiervoor maakt het bedrijf gebruik van beveiligde internetverbindingen. Als extra controle hangen er camera’s in de kleine fabriek. Holmen: ‘Mocht er toch ergens chloor weglekken, dan detecteren we dat meteen. Het chloor gaat dan meteen naar een tank, waarin het in een bepaalde oplossing wordt geabsorbeerd en onschadelijk gemaakt. De fabriek valt dan automatisch stil. Tijdens de productie bevat de fabriek een beperkte hoeveelheid van enkele honderden kilo’s chloor.’
Kleinschalig maar economisch De kleinschalige chloorfabriek heeft
40 Chemie magazine mei 2008
een capaciteit van maximaal 15.000 ton per jaar; dat komt overeen met 1,9 ton per uur. Ter vergelijking: een grootschalige chloorfabriek heeft een capaciteit van 100.000 tot 600.000 ton per jaar. Toch kan de kleine fabriek economische draaien, omdat er minder personeel aan te pas komt: de operators werken op afstand en doen de besturing erbij. Daardoor zijn de operationele kosten voor het chloor uit de kleine fabriek vergelijkbaar met die uit grote installaties’, aldus Holmen. AkzoNobel Base Chemicals is een van de weinige producenten die in Europa op grote schaal chloor aan derden verkoopt. Daarnaast zijn er ook veel chemiebedrijven die chloor op eigen terrein produceren om in de eigen behoefte te voorzien. Een aantal van hen heeft oude chloorfabrieken die nog draaien met het oude kwik elektrolyseproces. Zij moeten sowieso overschakelen op een ander proces, omdat binnen Europa besloten is om het gebruik van kwik geheel uit te bannen. Vanaf 2010 mag kwik in Europa niet meer geïmporteerd, noch geëxporteerd worden. Bovendien hebben de chloorfabrikanten gezamenlijk en op vrijwillige basis besloten om uiterlijk in 2020 met de kwikelektrolyse te stoppen. Holmen: ‘De kleinschalige chloor
fabriek is dus ook een economisch alternatief voor bedrijven die hun kleine, oude chloorfabriek met kwik willen vervangen door een nieuwe chloorinstallatie.’ AkzoNobel garandeert voor de chloorfabriek een bedrijfszekerheid van 95 procent. ‘De meeste klanten vinden dat voldoende. Onderdeel hiervan is vijf dagen onderhoud per jaar. Dit is vrij normaal en zo te plannen, dat deze periode samenvalt met het onderhoud van de eigen fabrieken van de klant. Voordeel is verder dat het opstarten en stilleggen van de fabriek een kwestie van minuten is’, aldus Holmen. Ze verwacht dat het verkrijgen van milieuvergunningen voor deze installatie geen punt zal zijn. ‘Het alternatief van opslag in tanks en chloorwagons brengt grotere risico’s met zich mee dan deze kleinschalige fabriek.’
Geen opslagtank nodig
Een tank voor de bufferopslag van chloor is volgens haar niet nodig. ‘Dit concept is juist bedoeld als alternatief voor opslag van chloor in een tank of wagon. Een back-up van chloor is niet nodig. We staan garant voor een hoge bedrijfszekerheid van de chloor fabriek. En voor bedrijven die chloor voor het eerst nodig hebben, biedt ons concept een reëel alternatief. De
nieuwkomers zijn dan niet afhankelijk van chloortransporten per trein of schip. Overigens zijn in Nederland structurele chloortransporten sinds augustus 2006 niet meer mogelijk.’ AkzoNobel gaat de kleine fabrieken via beveiligde internetlijnen (Virtual Private Network) besturen. ‘In de pulp- en papiersector in Zweden hebben we al ervaring met besturing op afstand.’ Helemaal onbemand is de fabriek niet. Er werkt één persoon, die de aanvoer van zout en de afvoer van natronloog en waterstof coördineert. Sommige landen eisen overigens, dat er minimaal twee personen op een fabriek aanwezig zijn. Bij de capaciteit van maximaal 15 kiloton per jaar is AkzoNobel uitgegaan van de behoefte van de klanten. Mocht de klant behoefte hebben aan een grote hoeveelheid chloor, dan kan de capaciteit met een tweede kleine fabriek verdubbeld worden. Voor het beheer van de chloorproductie en de afvoer van bijproducten sluiten bedrijven een contract met AkzoNobel. Eventueel kunnen bedrijven de fabriek ook kopen en zelf besturen en onderhouden. y
Ellen Holmen van AkzoNobel Base Chemicals: ‘Dit concept is bedoeld als alternatief voor opslag van chloor’
mei 2008 Chemie magazine 41
In beeld
Kijkje in de keuken bij BASF Nederland B.V. BASF in De Meern produceert, ontwikkelt en verkoopt hoogwaardige katalysatoren. Een van de productielijnen richt zich op de productie van nikkelkatalysatoren voor onder andere de voedingsmiddelenindustrie.‘Daarmee kunnen onze klanten het smeltpunt van oliën verlagen’, zegt operation manager Herbert Kreuzen. ‘Met een filtratieproces halen ze de katalysator er weer uit, vervolgens voegen ze additieven toe, en dan is het product klaar voor consumptie.’
42 Chemie magazine mei 2008
mei 2008 Chemie magazine 43
...
InThema beeld
4 7
1
3 2
6
Hoe maak je een katalysator? Foto 1: controlekamer Foto 2: precipitatietank Foto 3: vacuümbandfilter Foto 4: afloop vacuümbandfilter
Foto 6:stabilisatie/koelreactor
4 44 Chemie magazine mei 2008
Foto 7: leidingwerk
5
Foto 8: druppelvormer eindproduct Met dank aan BASF
8 mei 2008 Chemie magazine 45
Foto’S: jarno verhoef
Foto 5: reductie reactor
Maatschappij
‘Sector te bescheiden over prestaties’
Chemie zet imagotraject in gang Dertig van de tachtig VNCI-leden hebben zich tot nu toe gecommitteerd aan de plannen van de VNCI en de Regiegroep Chemie om het imago van de sector te verbeteren. De beroepsvereniging van chemici, de KNCV, doet eveneens mee. ‘En daarbij gaan we ze met verschillende producten ondersteunen’, aldus projectleider Christine Smittenaar en Arendo Schreurs, hoofd communicatie van de VNCI. Door Adriaan van Hooijdonk
D
e Regiegroep Chemie besloot twee jaar geleden om samen met betrokkenen uit de industrie, het onderwijs en het onderzoek plannen te ontwikkelen om het imago van de chemie te verbeteren. En dat was hard nodig, want chemische bedrijven kregen steeds meer moeite om nieuwe mensen te werven. Ook de aanmeldingen van jongeren voor een bèta-opleiding vertoonden al jarenlang een dalende lijn. Maar bovenal had de sector geen gezamenlijk verhaal, geen gezamenlijk gedeelde identiteit, waardoor er van een eenduidig en herkenbaar beeld van de chemie geen sprake was. De afgelopen twee jaar zijn tijdens verschillende sessies met betrokkenen uit de industrie, het onderwijs en het onderzoek de belangrijkste iden titeitskenmerken in kaart gebracht. ‘Veilig, inventief en een voor andere sectoren onmisbare productieschakel zijn, samengevat, de belangrijkste kenmerken’, zegt projectleider Christine Smittenaar. ‘Op basis van
46 Chemie magazine mei 2008
deze sessies hebben we onlangs de ‘corporate story’ oftewel ‘het verhaal van de chemie’ gepubliceerd. De rode draad in het dertien pagina’s tellende boekje is dat we met z’n allen een stuk trotser zouden mogen zijn op de rol van de branche in de samenleving. De chemie heeft immers veel om trots op te zijn.’ En inderdaad, de aangedragen argumenten in de ‘corporate story’ liegen er niet om. Zo is de sector met een jaarlijkse omzet van ruim 50 miljard euro een van de belangrijkste aan jagers van de Nederlandse economie, en neemt de branche al decennia lang het voortouw in duurzaam ontwik kelen en ondernemen. Nederlandse chemici behoren tot de absolute wereldtop en verrichten baanbrekend onderzoek op de meest uiteenlopende terreinen. De producten van de brancheleveren bovendien een onmisbare bijdrage aan welvaart en welzijn van de hedendaagse mens.
Te weinig oog
‘Het probleem is alleen dat we hier
zelf veel te weinig oog voor hebben’, zegt Arendo Schreurs, hoofd com municatie van de VNCI en vanuit de Regiegroep Chemie verantwoordelijk voor het project. ‘Niet alleen buiten, maar vooral binnen de sector zijn we veel te bescheiden over onze prestaties. Sommige mensen die in een chemische fabriek werken, hebben er zelfs moeite mee om dat op een feestje met anderen te delen. ‘Krijg ik weer te horen dat ik voor een energieverslindende, milieuvervuilende club werk’, denken ze dan. ‘Terwijl dit beeld in de meeste gevallen niet overeenkomt met de werkelijkheid. Een positiever zelfbeeld en meer zelfbewustzijn zijn daarom van groot belang.’ En dat is dan ook een van de belangrijkste invalshoeken van het imagotraject, stelt Christine Smittenaar. ‘Het is de bedoeling dat alle 66.000 medewerkers in de chemische industrie zich als ‘ambassadeurs’ gaan gedragen. Zij mogen trotser zijn op wat ze doen en betekenen. En wanneer ze dat vervolgens weer uitdragen naar hun relaties, ontstaat op termijn
wellicht een beeld van de chemie dat meer in lijn is met haar werkelijke identiteit.’
Onevenwichtig beeld
Maar hoe ga je vervolgens in de praktijk om met beelden uit de media die vaak de sector heel anders schetsen? Het grote publiek maakt immers vaak pas kennis met de branche als er ergens een stof heeft gelekt, of in binnen- of buitenland een fabriek in de lucht is gevlogen. En dat is vaak een beeld dat beklijft…Hoe leg je dat uit op een feestje? Arendo Schreurs realiseert zich terdege dat het neerzetten van het juiste beeld niet eenvoudig is. ‘Dit soort beelden van incidenten draagt natuurlijk niet bij aan een betere acceptatie van de branche door de gemiddelde burger. Maar die incidenten zijn er wel, en worden terecht door de media besproken. Verder bepalen ze nu eenmaal het beeld dat men van de chemische industrie heeft. De beste manier om dat bij te sturen is om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen. En als ze zich voordoen, daar open en eerlijk over te communiceren, en er vervolgens ook iets van te leren. Maar het is waar, over de goede zaken die de chemie voortbrengt, hoor je veel minder. Daardoor is in onze ogen een onevenwichtig beeld ontstaan. En dat is jammer, want de chemie speelt nu eenmaal een grote rol in ons dagelijks leven. Bovendien speelt de branche een belangrijke rol bij het oplossen van een aantal problemen waarvoor de mensheid zich gesteld ziet. Of het nu gaat om het klimaatprobleem, de vergrijzende bevolking, voedselvoorziening of schoon en veilig drinkwater,
Illustraties die de chemie voor jongeren aantrekkelijk maken (op basis van onderzoek door jongerencommunicatiebureau Youngworks)
de chemie is er op de een of andere manier altijd bij betrokken.’
Géén imago
‘Uit verschillende onderzoeken, onder andere door de Europese koepel vereniging van de chemische industrie Cefic, blijkt echter dat de sector eerder géén dan een slecht imago heeft. En dat biedt natuurlijk kansen in het verdere verloop van het imagotraject. Dan is er ruimte om de beeldvorming bij te sturen door hetzelfde verhaal te vertellen en zo meer eenheid te brengen in de communicatie van de sector. En mocht het nodig zijn, dan kunnen we het traject eventueel ondersteunen met gerichte campagnes voor externe doelgroepen. Het komt er dus op neer dat bedrijven handelen volgens de gezamenlijke identiteit die we de afgelopen twee jaar samen met de
branchehebben vastgesteld. Daarmee komt het gedrag overeen met het beeld dat we willen uitdragen. Alleen op die manier verander je het beeld van de verschillende publieksgroepen. Gelukkig zie ik daarvoor meer dan genoeg ruimte. Zo werkt de chemische industrie in Europees verband onder meer aan het ‘Build Trust’programma. De essentie daarvan is dat chemische bedrijven luisteren naar signalen uit de maatschappij, deze serieus nemen en een passend antwoord formuleren. Neem bijvoorbeeld de hele klimaatproblematiek. Chemische bedrijven positioneren zich in communicatie en gedrag steeds meer als een deel van de oplossing in plaats van het probleem. Vroeg of laat krijgt de gemiddelde burger daar wel oog voor. Maar bedrijven die slecht presteren, worden daar ook op aan e mei 2008 Chemie magazine 47
Maatschappij
gesproken. Want nogmaals, de identiteit die je wilt uitdragen, moet natuurlijk wel in overeenstemming zijn met je gedrag. ‘
Nieuwe mensen nodig
Waarom maken de VNCI en de Regiegroep Chemie zich eigenlijk zorgen over het imago van de chemi sche industrie? Uit het onlangs ver schenen boek ‘The public image of chemistry’ blijkt immers dat chemici en hun voorlopers, de alchemisten, al sinds de middeleeuwen met wantrou wen worden bekeken. Serieus weten schappelijk onderzoek naar de cultu rele en historische context van die reputatie is eigenlijk nooit verricht. En ondanks het imagoprobleem groeit en bloeit de chemische industrie in ons land als nooit tevoren. Vorig jaar behaalde de sector een recordomzet van 50 miljard euro, en ook dit jaar zijn er weer verschillende nieuwe bedrij ven, zoals het Thaise Indorama en het Indiase Dishman, in Nederland neergestreken. Alleen al in de regio Rotterdam verrijzen vijftien nieuwe biobrandstoffabrieken, waarbij de chemie een grote rol speelt. Een
Hoofd communicatie van de VNCI, Arendo Schreurs en projectleider Christine Smittenaar: ‘Mensen in de chemie trotser laten zijn op hun werk’
Nederlanders bestaat. Al was het maar omdat bedrijven de hoogwaar dige kennis die hier wordt ontwikkeld, voor de Nederlandse economie willen behouden. Als de branche alleen maar onderzoekers uit het buitenland haalt, kunnen we de kennis nooit in Nederland verankeren. Bovendien vindt er steeds meer onderzoek in nauwe samenwerking met univer siteiten plaats, en daar werkt nog steeds een grote groep Nederlanders. Tot slot moeten innovaties uit de chemische industrie wel ingang in de maatschappij kunnen vinden. Meer begrip en kennis voor de sector kan daaraan bijdragen.’
‘ Chemie heeft veel nieuwe mensen nodig’ slecht of grijs imago heeft blijkbaar geen enkele invloed op het bestaans recht van de onderneming. Arendo Schreurs ziet het toch net even anders. ‘Allereerst is het prettig wan neer je ergens werkt, je daar ook de waardering voor krijgt. Dat zou ik in ieder geval willen. Maar ook vanuit ‘hardere’ overwegingen is het de moeite waard om aan het imago te werken. Zo hebben we, om op termijn te kunnen blijven groeien en nieuwe bedrijvigheid te scheppen, veel nieuwe mensen nodig. Alleen al de ambitie van de Regiegroep Chemie om de bij drage aan het BBP binnen tien jaar te verdubbelen, kan niet gerealiseerd worden zonder nieuwe mensen. Daar naast gaat een grote golf operators uit de babyboomgeneratie binnen afzien bare tijd met pensioen. Die mensen moeten worden vervangen. En natuur lijk halen de grote ondernemingen hoogopgeleid bètapersoneel net zo makkelijk uit het buitenland, maar het is essentieel dat een groot deel van het personeelsbestand toch uit 48 Chemie magazine mei 2008
Jongeren beter bereiken
Om beter te kunnen begrijpen op grond van welke motieven jongeren voor een bepaalde opleiding of baan kiezen, hebben het projectteam Imago en het Platform Bèta Techniek samen met jongerencommunicatiebureau YoungWorks een model ontwikkeld. ‘Daarmee hebben we verschillende bètatypes in kaart gebracht. Bedrij ven, onderzoeks- en onderwijsinstel lingen kunnen op basis van de ken merken van deze types heel gericht bepaalde jongeren benaderen om ze warm te maken voor een studie of een baan in de chemie’, vult Christine Smittenaar aan. ‘Tijdens een aantal landelijke bijeenkomsten die we de komende maanden organiseren, kun nen belangstellenden met het model aan de slag. Een van de opdrachten is bijvoorbeeld om een mini-arbeids marktcommunicatieplan te schrijven. Of om een wervingsportfolio te maken. Daarmee kunnen bedrijven al vrij snel zien in hoeverre hun marke tingplannnen wel bij de belevings
wereld van jongeren aansluiten. Het is naast de ‘corporate story’ en een promotiefilm over de chemie een van de eerste tastbare producten van het imagotraject.’
Samenwerking belangrijk
Samenwerking met andere partijen in het traject, zoals universiteiten en middelbare scholen, is van groot belang om de imagocampagne tot een succes te maken, benadrukt Schreurs. ‘Daarom hebben we onlangs nog een bijeenkomst geor ganiseerd met de voorlichters van bètafaculteiten. Want een beter imago bereik je niet vanuit een branche vereniging of vanuit de Regiegroep Chemie. Het is essentieel dat alle betrokken organisaties hetzelfde beeld van de chemie uitstralen. Om bijvoorbeeld te voorkomen dat een student in Limburg een heel ander verhaal krijgt te horen dan in Groningen. Gelukkig waren de voor lichters erg enthousiast.’ Wanneer is het project geslaagd? Welke maatstaven hanteert de organi satie? Schreurs: ‘Een van de belang rijkste doelstellingen is om mensen in de chemie trotser te laten zijn op hun werk. Want als je dat bent en uit straalt, verandert het beeld dat de buitenwacht van je heeft. We willen het als projectteam de verschillende partijen zo gemakkelijk mogelijk maken dat verhaal uit te dragen. Als we er in slagen met elkaar het zelfde verhaal met dezelfde kern waarden te formuleren, ben ik tevreden. Daarnaast gaat het natuur lijk ook om het concrete effect. We willen meer jongeren interesseren voor een opleiding of een baan in de branche. Verder hopen we dat andere partijen, zoals de milieubeweging en de overheid, straks een genuanceer der beeld over de branche hebben. Of we daarin slagen, zullen we regel matig meten.’ y
Infographic
Waterstof maken met veel minder energie ECN heeft een membraan ontwikkeld, waarmee waterstof bij een lagere reformer temperatuur van 550 oC tot 650 oC selectief aan het reactiemengsel kan worden onttrokken. Daardoor kost het maken van waterstof beduidend minder energie.
H
et onderzoekscentrum heeft hiermee op labschaal succesvol geëxperimenteerd. Het Italiaanse technologiebedrijf TECHNIP KTI, dat al meer dan 35 jaar voor de petrochemiesector werkt, heeft ECN gevraagd een waterstof scheidingsmodule te bouwen voor een demonstratie-installatie met een capaciteit van 20 kubieke meter waterstof per uur. Yvonne van Delft, projectleider: ‘Als het project slaagt,
kunnen raffinaderijen deze techniek over vijf jaar inzetten.’ Raffinaderijen gebruiken waterstof onder andere om uit olie meer benzine en diesel te halen. Daartoe laten ze eerst in zogenoemde reformers aardgas en stoom met elkaar reageren bij hoge temperatuur. Daarbij ontstaan waterstof en koolmonoxide, waarna het kool monoxide met stoom reageert tot kooldioxide en nog meer waterstof. y
Membraan laat alleen waterstof door
Het membraan bestaat uit een dicht laagje van het metaal palladium van slechts enkele microns (1/1000 millimeter) dik. Links van het membraan (hoge drukzijde) bevindt zich het reactiemengsel van waterstof, water (stoom) en kooldioxide. De waterstofmoleculen adsorberen aan het palladiumoppervlak, waarbij elk waterstofmolecuul splitst in twee waterstofatomen. De waterstofatomen diffunderen naar de andere kant van het membraan (lage drukzijde). Daar vormen elke twee waterstofatomen weer een waterstofmolecuul dat vervolgens loslaat van het membraan. Rechts van het membraan bevindt zich puur waterstofgas.
=' ^c Y^X]iZ bZiVVabZbWgVcZc >e][ Zhka
BW][ Zhka
>(E
>(
>( '
>(
9E(
>(
(
>(E
>
>
>(
>(
-
>(
,
>(
>(
) >
9E(
*
>
+
>
>(
>(E >(E
>(
>( 9E(
C[cXhWWd lWd fWbbWZ_kc b[][h_d] 50 Chemie magazine mei 2008
' ( ) * + , -
:_\\ki_[ 7Ziehfj_[ lWd mWj[hije\ceb[Ykb[d K_j[[dlWbb[d _d ( Wjec[d 7Xiehfj_[ lWd Wjec[d :_\\ki_[ lWd Wjec[d H[YecX_dWj_[ :[iehfj_[
Wgdc/ :cZg\n gZhZVgX] 8ZcigZ d[ i]Z CZi]ZgaVcYh
mei 2008 Chemie magazine 51
Column
Dirk van Well Kind niet met het badwater weggooien
I
n de vorige editie van dit maandblad verwoordde Leo Hartveld van de FNV de zorg van werknemers over de risico’s van nanotechnologie en nanodeeltjes. Een zorg die te begrijpen is. De vragen die Hartveld stelt over het kennisniveau van arbeidsinspectie, meetmethoden en beheersing van risico’s zijn terecht en verdienen een antwoord.
De suggestie dat de overheid via aanvullende wetgeving zaken moet gaan regelen is echter verkeerd. Hopelijk is hier slechts sprake van een reflex. Nieuwe wetgeving is namelijk niet nodig; op dit moment zijn er talloze instrumenten beschikbaar voor de beheersing van risico’s van nanotechnologie. Te denken valt aan de Engelse Responsible Nanocode en de ook in Nederland toegepaste richtlijnen voor veilige productie en gebruik van nanodeeltjes. In het kader van Responsible Care worden risico’s van processen en producten, en dus ook de ontwikkeling, productie en het gebruik van nanomaterialen, al in kaart gebracht. Daarbij wordt open gecommuniceerd over resultaten, maar ook over tekortkomingen. Daar waar risico’s onbekend zijn, wordt een voorzorgbenadering gekozen. Bedrijven worden aangesproken door belangengroepen en treden daarmee in dialoog. Voorbeelden zijn de afspraken die een grote Amerikaanse onderneming heeft gemaakt met de milieubeweging. Het bedrijfsleven is in internationaal verband (* OECD en ISO) betrokken bij het ontwikkelen van meet- en beoordelingsmethoden.
Drs. Dirk van Well is als expert stoffenbeleid en chloorzaken werkzaam bij de VNCI
Toegegeven: lang niet elke onderneming is op dit moment voldoende doordrongen van de urgentie van de problematiek en de noodzaak voor beleid. De VNCI en een groot aantal andere brancheorganisaties zien het daarom als hun verantwoordelijkheid om Nederlandse bedrijven te stimuleren bij de ontwikkeling van het nanobeleid. Centraal daarbij staat dat (onbekendheid van) risico’s van nanodeeltjes onderdeel is van het HSE-beleid van ondernemingen. Nederlandse bedrijven worden gestimuleerd om de voorbeelden van ‘best practices’ te volgen. Kennisuitwisseling tussen bedrijven en met de samenleving over risico’s wordt bevorderd. Met kabinet en andere partijen willen we afspraken maken over de manier waarop we dit doen. We roepen de overheid op om een plan van aanpak te maken om ook het HSE-beleid van kleine, niet-georganiseerde bedrijven (zoals Start Ups), wetenschappelijke instellingen en innovatiecentra voor zover nodig te verbeteren. Bij al deze activiteiten willen we belanghebbenden, zoals werk nemersorganisaties, betrekken. In zo’n stakeholdersoverleg komen we ook te spreken over het afleggen van verantwoording (monitoring en rapportage) en de wijze waarop het voorzorgbeginsel concreet moet worden ingevuld, in geval van onzekerheid over risico’s. Overeenkomstige initiatieven worden ook in internationaal verband genomen. Hartveld vraagt om een publiek debat over risico’s en operationalisering van het voorzorgprincipe. Hij wordt dus op zijn wenken bediend. De betekenis van nanotechnologie voor de economie, onze concurrentiepositie en dus ook werkgelegenheid nemen snel toe en verwacht wordt dat nanotechnologie belangrijke oplossingen kan bieden voor problemen op het gebied van milieu, volksgezondheid, voeding, energievoorziening en veiligheid. Dit kindje is te belangrijk om met het badwater weg te gooien. y
* OECD = Organisation for Economic Co-operation and Development ISO = International Organisation for Standardization
mei 2008 Chemie magazine 53
Productnieuws
Technivent‘08 Industrieel dienstverlener ERIKS organiseert op 28 en 29 mei het kennisevenement Technivent’08 in de Van Nelle Ontwerpfabriek in Rotterdam. Thema van Technivent’08 is ‘Passie voor technologie’. Het evenement speelt in op innovatie, duurzaam produceren, veiligheid, vermindering van downtime en kostenreductie in de supply chain. Bezoekers van het evenement krijgen een mix van theorie en praktijk voorgeschoteld in presentaties, demonstraties, seminars en entertainment. Op de vakbeurs tonen ruim 60 leveranciers en partners van de ERIKS-groep de jongste ontwikkelingen op het gebied van werktuigbouwkundige componenten. Meer informatie en inschrijving op www.technivent.nl
Thermische vloeistof Drycheck flow meters Met de nieuwe Liqui-Flow brengt Bronkhorst High-Tech een nieuwe lijn compacte, robuust behuisde IP65 uitgevoerde vloeistofmeters en –regelaars op de markt. De vloeistofregelaar bestaat uit een roestvrijstalen thermische mass flow sensor met een verwaarloosbaar klein dood volume. Deze modulaire instrumenten zijn verkrijgbaar voor flows van 0,25 gr/ uur tot 1000 gr/uur bij drukken tot 100 bar gauge. Met de ingebouwde PID regelaar kan een regelventiel of pomp worden aangestuurd. Dankzij het brede pakket aan regelventielen en pompen zijn vloeistofstromen uiterst stabiel te regelen. Meer informatie: www.bronkhorst.nl
Nieuwe mediamodule Hirschmann Automation and Control B.V. presenteert een nieuwe optische mediamodule. Met deze module voor de switches van de MICE-serie, die zijn goedgekeurd voor een installatie in explosiebeschermingszone 2, alsmede met de optische transceivers en connectoren uit de micro FX-serie, kunnen remote terminals veilig worden verbonden via Ethernet in zone 1. De mediamodule die vier optische poorten (100 M/Bits/s) telt met M12-aansluitingen is bedoeld voor een temperatuurbereik van – 40 graden Celsius tot +70 graden Celsius. De printplaten zijn gecoat met een speciale lak ter bescherming tegen condensatie (conformele coating). Ze zijn speciaal geschikt voor gebruik in industriële netwerken met complexe applicaties.
Michel Instruments introduceert de nieuwste ontwikkeling op vochtmeetgebied: de DryCheck, een eenvoudig te installeren dauwpuntmeting voor tal van toepassingen. Alle componenten zijn ondergebracht in een IP65 polycarbonaat kast die geschikt is voor muurmontage, zo dicht mogelijk bij het monsternamepunt. Een doorzichtige deksel beschermt de uitlezing en de flowmeter. De gasaansluiting (gas in en gas uit) is voorzien van quick disconnect koppelingen, geschikt voor gebruik met 6 mm teflon tubing. De spanning, 4-20 mA uitgang en twee spanningsvrije contactaansluitingen, bevinden zich achter het makkelijk te bereiken onderpaneel. Meer informatie: www.michell.com
Meer informatie: www.hirschmann.nl mei 2008 Chemie magazine 55
Foto: Jarno Verhoef
Nieuws
Voorlichtingsdag REACH & GHS Veel bedrijven werken hard aan REACH. Maar juist bij de daadwerkelijke implementatie rijzen er heel wat vragen over hoe concreet invulling aan REACH gegeven moet worden. Dat bleek op de REACH- & GHS-voorlichtingsdag die woensdag 25 april 2008 voor de derde keer plaatsvond in de Jaarbeurs Utrecht. Op het programma stonden onderwerpen als praktische problemen bij de invoering van REACH, communicatie in de keten, preregistratie en REACH IT. Ook konden de bedrijven onderling hun REACHervaringen en vragen uitwisselen.
Een heldere presentatie over GHS gaf de deelnemers inzicht in wat er op het gebied van classificatie en labelling van stoffen op hen afkomt. Tijdens de bijeenkomst kwam naar voren dat de tekst van de REACH-
verordening lang niet altijd concreet aangeeft hoe met bepaalde zaken omgegaan moet worden. Veel bedrijven worstelen hiermee bij de daadwerkelijke implementatie van REACH in hun bedrijf. De VNCI organiseerde deze en andere voorlichtingsbijeen komst(en) samen met het Verbond van Handelaren in Chemische Producten (VHCP). Ook de komende tijd blijft de VNCI haar leden actief ondersteunen bij de
invoering van REACH.
Beursdeelnemers Tijdens de bijeenkomst konden de deelnemers een beurs bezoeken van organisaties en bedrijven die diensten op REACH-gebied aanbieden. Meer informatie over deze
beursdeelnemers vindt u op deze pagina en pagina 59 van dit nummer van Chemie magazine.
Beursdeelnemers Atrion International Atrion International geeft advies en levert producten om te voldoen aan wet- en regelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Het gaat om producten als software applicaties, gegevens van weten regelgeving en portals met
allerlei faciliteiten. Het bedrijf heeft wereldwijd 150 klanten en richt zich nu ook op REACH en GHS. Meer informatie: avkeulen@atrionintl.com
Intertek en DHV Intertek en DHV bieden een zogenoemde REACH Only Representative service aan. Via DHV en Intertek kunnen producenten van buiten de EU deelnemen aan de preregistratie en registratie bij REACH. Het gaat onder andere om wettelijke vertegenwoordiging in Europa, het verzamelen en verzenden van gegevens over specifieke stoffen, het verzorgen van pre registratie, het beantwoorden van vragen met een expert helpdesk, versturen van informatie naar de EU, zaken behartigen binnen zogenoemde SIEF’s
en training van medewerkers. Meer informatie: www.intertek-cb.com/REACH; www.dhv.nl/reach
mei 2008 Chemie magazine 57
Nieuws
Beursdeelnemers Blending Nederland Blending Nederland B.V. biedt automatiseringsoplossingen die aansluiten bij de specifieke kenmerken van de chemische industrie. Zoals Envicon, bedoeld voor het beheer van gevaarlijke stoffen. Envicon classificeert preparaten op basis van Europese wetgeving en wordt standaard geleverd met een database van ruim 4000 zuivere stoffen. Envicon is conform REACH. Blending volgt nauwkeurig de ontwikkelingen op het gebied van REACH en GHS en neemt ze waar nodig op in Envicon. Het bedrijf richt zich
ook op andere branches in de semi-procesindustrie als voeding, verf, farmacie en zeep. Meer informatie: www.blending.nl
verzorgt TNO ook de communicatie met downstream users. Meer informatie: Monique.Groenewold@tno.nl
SenterNovem en RIVM De REACH helpdesk, die in januari 2007 op initiatief van de overheid is geopend, heeft inmiddels ruim 1660 vragen beantwoord. In maart jl. is daarnaast ook de GHS-helpdesk geopend. SenterNovem en RIVM voeren beide helpdesks samen uit. De helpdesks informeren bedrijven en (branche)organisaties over REACH en GHS, geven uitleg over wetteksten en beantwoorden vragen over verantwoordelijkheden en verplichtingen. Vragen zijn te stellen via de vragenformulieren op de websites:
Ciba Experts Services levert consultancy-diensten aan de chemische industrie op onder andere het gebied van REACH. Het bedrijf helpt om de REACH-wetgeving en de zogenoemde REACH Implementation Projects tot op detailniveau te begrijpen en biedt uitgebreide kennis aan van toxicologie, eco-toxicologie, milieu-issues en risicobeoordeling. De multidisciplinaire regionale teams van experts kunnen helpen met het voorbereiden en opstellen van technische dossiers, chemische veiligheidsrapporten,
autorisatiedossiers, risicobeoordelingen en blootstellingsscenario’s. Meer informatie: ineke.gubbels@ciba.com.
RPS
TNO Het kennisbedrijf TNO is een expert in chemische risico-evaluatie met up-to-date kennis van REACH en ervaring met het opstellen en uitvoeren van teststrategieën, blootstellingsscenario’s, ‘higher tier’testen en alternatieven voor de standaard dierproeven. TNO adviseert en begeleidt bedrijven in een transparant proces en met een ‘hands on’-mentaliteit, van inventarisatie tot acceptatie van het dossier. Naast het technische dossier en chemisch veiligheidsrapport
Ciba Expert Services
www.reach-helpdesk.nl en www.ghs-helpdesk.nl De REACH helpdesk is ook telefonisch bereikbaar op werkdagen van 9.00 –12.00 uur, via 070-3735905.
RPS is een wereldwijd opererend adviesbureau met 4500 consultants, dat ook diensten aanbiedt op het gebied van REACH. De geregistreerde toxicologen, arbeidshygiënisten en veiligheidsdeskundigen bieden integrale oplossingen aan opdrachtgevers om REACH duurzaam te implementeren. Concreet bestaat de dienstverlening o.a. uit: quick scans, klantenquestionnaires, training & opleiding, compliance audits, chemische veiligheidsrapporten,
testing data gap analyses, communicatie files, advies en projectmanagement bij de implementatie van REACH. Meer informatie: martijn.van.velthoven@rps.nl
NOTOX NOTOX B.V. houdt zich bezig met het naar de markt brengen van nieuwe chemicaliën en het op de markt houden van bestaande stoffen. Het bedrijf is gespecialiseerd in het testen en registreren van farmaceutische, industriële chemicaliën, biociden en gewasbeschermingsmiddelen. De laatste 25 jaar heeft NOTOX veel ervaring opgedaan met de registratie van nieuwe stoffen en de evaluatie van bestaande stoffen onder het HVP programma. Die ervaring zet het bedrijf nu in voor REACH, waarbij de aanpak weliswaar anders is, maar de uitvoering weinig verschilt. Elk
project wordt opgepakt met een zo breed mogelijke inzet van alternatieven volgens Annex XI, en waar mogelijk met read-across en QSAR. Meer informatie: www.notox.nl
mei 2008 Chemie magazine 59
Nieuws ...
Partners voor proevenwaaier C3 is op zoek naar bedrijven die de proevenwaaier willen sponsoren. Daarmee kunnen leerlingen van de basisschool met eenvoudige middelen allerlei proefjes uitvoeren. Het Communicatie Centrum Chemie is van plan om dit jaar alweer de zesde proevenwaaier te verspreiden. De afgelopen jaren zijn er een paar honderdduizend uitgedeeld aan basisschoolleerlingen. Die kunnen er
met eenvoudige middelen allerlei intrigerende proefjes mee uitvoeren. Bedrijven kunnen voor 1000 euro deelnemen aan het project. Dan komt het bedrijfslogo op de proevenwaaier, wat deze heel geschikt maakt om
tijdens de Dag van de Chemie op 18 oktober a.s. uit te delen. Meer informatie: C3, Janine van Driel Krol, e-mail: jvandrielkrol@c3.nl of tel. 070-3378783.
Effectief communiceren met jongeren over de chemie Wie in de chemie werkt en beroepshalve vaak met jongeren contact heeft, kan zich opgeven voor de workshop ‘Effectief Communiceren met jongeren over chemie’ volgens het BètaMentality-model. Deze vier uur durende workshop is door communicatiebureau Young Works in opdracht van de VNCI ontwikkeld. De workshop is bedoeld voor mensen in de chemie (industrie, onderzoek en onderwijs) die direct of indirect met jongeren communiceren, zoals bijvoorbeeld communicatie-adviseurs, HR-managers, teamleiders, decanen en docenten. Doel van deze workshop is dat de deelnemers met behulp van het Bèta-
Mentality-model kennis nemen van de nieuwste inzichten in jongerencommunicatie en tools krijgen om effectief contact te leggen met de beoogde doelgroep. De workshop past in het imagotraject van de VNCI en de Regiegroep Chemie. Het BètaMentality-model geeft inzicht in de waarden en drijfveren
van jongeren, laat zien dat veel jongeren in principe geïnteresseerd zijn in bèta en hoe zij bereikt kunnen worden. Jongeren hebben vaak een eendimensionaal beeld van de chemie dat niet goed aansluit op de praktijk. Medewerkers uit de chemie kunnen veel meer jongeren bereiken door anders met ze te praten over de chemie. Tijdens de workshop krijgen de deelnemers antwoord op vragen als: hoe kiezen jongeren hun opleiding of beroep, welk imago heeft de chemie, wat willen jongeren horen over de che-
mie en wat niet, en hoe moet je werven om meer jongeren te bereiken? In de maanden juni, september en oktober wordt de workshop een aantal malen gehouden op diverse plaatsen in het land. Aangezien het aantal plaatsen beperkt is, raden we geïnteresseerden aan snel contact op te nemen. Deelname aan de workshop is gratis. Neem voor meer informatie en inschrijven contact op met Amber Cornelissen van de VNCI (cornelissen@vnci.nl)
REACH en TNO: succesvolle registratie binnen handbereik RIPs
Chemical Industry & REACH
New Strategies
Products and services
Testing Inventory
Dossier Exposure
Partners
Succesful registration
Voor meer informatie www.tno.nl/chemie of neem contact op met Dr. Tim Bowmer, T 030 694 45 80, E Tim.Bowmer@tno.nl
TNO.NL/CHEMIE
mei 2008 Chemie magazine 61
Personalia/agenda
Colofon
Arne Mast Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter (redacteur) e-mail: degruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903 Eindredactie: Orbitaal Speeches & Publications Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 72 euro in Nederland en België 95 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
Arne Mast, directeur van de Stichting Centrum Communicatie Chemie (C3) is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Als directeur van C3 brengt Arne Mast al het moois en het belang van de chemie en de chemische industrie onder de aandacht bij jong en oud. Behalve in zijn drukke baan zet Mast zich ook op andere manieren in voor de maatschappij. Zo is hij elk weekend scheidsrechter bij het jeugdveldvoetbal en is hij actief voor een tennisvereniging. Mast is al 35 jaar actief lid van de Nederlandse Vereniging voor Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON). Als enthousiaste (hoofd) redacteur scheikunde verzorgde hij vele artikelen voor NVOX, magazine voor Natuurwetenschap op school. Daarnaast zet hij zich in voor de sectie scheikunde-onderwijs van de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging (KNCV). Mast begon zijn carrière in 1973 als docent natuuren scheikunde aan het Petrus Canisius College in Alkmaar. Daarna was hij enige tijd lerarenopleider aan diverse instellingen. Vervolgens werkte hij als voorlichter voor chemie/science aan de Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam. Sinds 2002 is hij directeur van C3.
Karel Luyben Professor Karel Luyben, decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen van de TU Delft is benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij ontving de onderscheiding vanwege zijn grote betekenis voor het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van de biotechnologie. Hij heeft een belangrijke impuls gegeven aan het toegepast wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft onder andere vorm gekregen in de onderzoekschool Biotechnological Sciences Delft Leiden. Verder speelt hij een vooraanstaande rol in nationale en internationale beroepsorganisaties op zijn vakgebied. Daarnaast is Karel Luyben al 10 jaar decaan van de Faculteit Technische Natuurwetenschappen van de TU Delft. Hij wordt gekenschetst als een uniek bestuurder, die bekend staat om zijn gedrevenheid, integriteit en creatief vermogen. Hij heeft, met veel aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek en streven naar interuniversitaire samenwerking, een bloeiende faculteit tot stand gebracht.
Jos Benders Jos Benders, voormalig directeur van Lyondell Chemie Nederland B.V., is benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. De afgelopen jaren heeft Jos Benders zich zeer verdienstelijk gemaakt voor de Rotterdamse haven, de Rijnmond regio, Botlek, Europoort en
Maasvlakte. Ook voor de nationale en internationale chemische branche heeft hij zeer veel betekend. Hij heeft de koninklijke onderscheiding gekregen vanwege de uitstraling, de intensiteit en de nationale en internationale economische betekenis van zijn activiteiten.
Agenda 27 mei Persconferentie VNCI 30 mei Werkgroep Security, Den Haag (VNCI) 4 juni Jaarvergadering VNCI, Den Haag (Nieuwe Kerk)
10 juni Beleidsgroep Energie, Breda (ExxonMobil)
24 juni Werkgroep Veiligheid, Bergen op Zoom (SABIC)
20 juni Regionale ledenlunch, regio oost, Bennekom (Het Koetshuis)
3 juli Klavertje 4-overleg, Breda (Novotel)
mei 2008 Chemie magazine 63
Chemici in het buitenland
Alexander van Oyen, directeur Purac Thailand:
‘ Een jong broekie krijgt het hier nog zwaar’ Onlangs opende Purac een melkzuurfabriek in Rayong, Thailand. De 54-jarige Alexander van Oyen, opgeleid als farmaceut, leidt deze fabriek en voorspelt de CSM-dochter een rooskleurige toekomst. De directeur van Purac Thailand Ltd vertelt over: de beweegredenen om naar Thailand te vertrekken, het stimuleringsklimaat, de biobased economie en de cultuurverschillen. Want die laatste zijn groot en dat is weliswaar een uitdaging, maar gemakkelijk is dat zeker niet. Door Irene Herbers
P
urac is een wereldwijde pro ducent van natuurlijk melk zuur, melkzuurderivaten en lactiden. Het bedrijf heeft melkzuurfabrieken in onder andere Europa, Amerika, Brazilië en sinds april 2008 dus ook in Thailand. De uitbreiding in Azië betekent inkrimping in Nederland en Spanje. Onlangs zette Purac het mes in de Nederlandse vesti gingen in Gorinchem en Ter Apelkanaal. Strategiewijzigingen met sociale gevol gen. Vanwaar de keuze voor Thailand? Doet ons strenge suikerregime het Nederlandse Purac de das om? Van Oyen: ‘Een betere suikerprijs is maar één reden voor het uitwijken naar Thailand. Het Thaise stimuleringskli maat en onze uitbreidingsstrategie zijn twee andere. Een deel van onze buitenlandstrategie is op kostprijs en geografische spreiding gebaseerd, maar in Thailand wordt ook veel tapioca ver bouwd en die grondstof hebben we nodig, gezien de uitbreiding van ons pro ductassortiment. Purac is in lactide voor plastic gestapt. Buiten het bedienen van onze traditionele markt bieden we nu ook lactiden aan voor producenten van bioplastic. De grondstof polylactic acid (PLA) wordt gewonnen uit melkzuur afkomstig van landbouwproducten als suikerbieten, tapioca en suikerriet. Wat dat betreft is Thailand ideaal.’
Stimuleringsbeleid
Een andere factor voor de keuze voor Thailand is het actieve stimulerings beleid, dat zich uit in: betere grondstof64 Chemie magazine mei 2008
en energieprijzen, gunstige bouwver gunningen, de goede infrastructuur (bijvoorbeeld de nabijheid van de Eastern Seaboard) en een aantrekkelijk belas tingklimaat met gunstige regelingen. Thailand kent goede langjarige belas tingvrijstellingen toe aan (westerse) nieuwkomers. Nog een doorslaggevende factor was de bescherming van het intel lectuele eigendom. Purac is in Thailand beter beschermd dan elders in Azië. Dat Thailand, net als Europa een bio based economie voorstaat, komt de CSM-dochter ook gelegen. Hoe sterk de industriële ontwikkeling ook is, Thailand is van oorsprong een agrarisch land. ‘En dat zie je terug in het speerpuntenbeleid van de overheid’, licht Van Oyen toe. ‘De overheid heeft een ‘roadmap’ naar bio plastics en biofuels ontwikkeld en de
resources), dan naar melkzuur en ver volgens van melkzuur naar biologisch afbreekbare plastics die weer uiteenval len in water en CO2: dat maakt de groene cirkel rond. Ik voorzie een rooskleurige Thaise toekomst. De grondstoffen lac tide en polylactic acid (PLA) vormen niet alleen een milieuvriendelijk alternatief voor plastics op oliebasis, maar ook voor bioplastics, met uitstekende applicatieeigenschappen. Onze uitbreidingsstrate gie past in het Thaise plaatje, mede daarom werden we hier met open armen ontvangen.’ En welke voordelen biedt Thailand nog meer? Hoe zit het bijvoorbeeld met de wet- en regelgeving op het gebied van milieu? Deze verschilt volgens Van Oyen niet wezenlijk van die in het Westen. Maar de handhaving van alle wetten en
‘We werden met open armen ontvangen, mede vanwege onze uitbreidingsstrategie’ gouvernementele instellingen en de ministeries zelf voeren een zeer actief beleid om dat te realiseren. Ons ‘groene’ karakter van het productassortiment sluit daar perfect op aan.’ ‘Met de productie van biologisch afbreekbare plastics op basis van melk zuur gaan we terug naar de natuur. Van CO2 naar suiker of zetmeel (renewable
regels verschilt nog wel. De regering is milder voor de Thaise industrie dan voor buitenlandse bedrijven: er wordt volgens Van Oyen nogal wat door de vingers gezien. ‘Officieel natuurlijk niet, maar de praktijk bewijst anders.’ Ook qua aanbod van menselijk kapitaal heeft Purac in Thailand niets te klagen. Het bedrijf kan er goed aan capabel personeel komen.
Menig Thai is technisch goed onder legd en alle universitair geschoolden spreken voldoende Engels. En dat brengt het gesprek op cultuurver schillen.
Moeilijke taal
Alexander Van Oyen is een door de wol geverfde manager. Hij werkt al lang in de farma en chemie/food, waarvan zo’n dertien jaar voor CSM. Voor het chemieconcern reisde hij de wereld rond en dat wekte het verlangen naar een avontuur in het buitenland. Straks, als de kinderen groot zijn, zo besloten hij en zijn partner destijds. Inmiddels wonen hij en zijn vrouw alweer tweeëneenhalf jaar in Thai land. Met veel plezier, maar de cul tuurverschillen blijven lastig om te overbruggen. Dat houdt het werk van de Nederlandse manager, volgens eigen zeggen, spannend en uitdagend. Van Oyen verstaat zijn vak uitstekend, maar de taalbarrière en de strakke hiërarchie, verheffen het managen van de Thai tot een ware kunst. Van Oyen: ‘Ik spreek geen Thais, maar dat is niet voor niets. Omdat het zo’n vre selijk moeilijke taal is om te leren (de derde moeilijkste van de wereld), werd ik geadviseerd maar liever Engels te spreken. Een baas die de Thaise taal hakkelend of verkeerd spreekt, verliest in Thailand aan aan zien. De Thai zullen dat nooit begrij pen, daarvoor zijn de rollenpatronen met bijbehorende verwachtingen en protocollen te star.’ Van Oyen managet in de Engelse taal en de academisch geschoolden onder de Thai beheersen die taal redelijk tot goed. Desondanks is het lastig com municeren, wat te wijten is aan het ontbreken van enkele –voor westerlin gen bepalende- wederzijdse begrip pen. Zo vermijdt de Thaise taal en cultuur de woorden ‘ja’ en ‘nee’, zij maakt geen onderscheid tussen ‘hij’ en ‘zij’ en ook directe tijdsaanduidin gen zijn de Thai volkomen vreemd. Alles wordt bepaald door de context. ‘Het zinnetje ‘I see you tomorrow’ kan van alles betekenen’, lacht Van Oyen vrolijk. ‘Morgen, overmorgen, maar e mei 2008 Chemie magazine 65
Chemici in het buitenland
Alexander van Oyen managet in het Engels: ‘Als ik opnieuw zou beginnen, zou ik wel Thais leren spreken, dat communiceert toch ietsje gemakkelijker, denk ik’
ook volgende week. Over een man of vrouw wordt in algemene bewoordin gen gesproken en ‘he’ en ‘she’ worden door elkaar gebruikt. Dat maakt het soms best lastig hoor, want over wie gaat het? Ja, als ik opnieuw zou begin nen, dan zou ik wel Thais leren spre ken, dat communiceert toch ietsje gemakkelijker, denk ik.’
Hiërarchische verschillen
Ook de hiërarchische verschillen tus sen Nederland en Thailand maken het runnen van een fabriek in Thailand tot die grote uitdaging. Een typische anekdote demonstreert het grote verschil. Van Oyen: ‘Mijn deur staat altijd open. Voor iedereen, en daar maakten mijn mensen in Nederland en Europa dankbaar gebruik van. Zodra er een probleem was, dan liep men gewoon binnen en losten we het samen op. Maar de Thai zullen dat nooit doen. Zij lopen langs die open deur en blijven om de hoek wachten. Zij schuifelen net zolang voorbij totdat ze worden opgemerkt. Als ik niet zeg: ‘Kom alsjeblieft binnen’, dan gebeurt er niets. Maar ik kijk natuurlijk niet de hele dag naar mijn deur of er iemand voorbij schuifelt en dat maakt som mige Thai vreselijk ongelukkig. Zolang zij hun vraag niet aan me kwijt kun nen, ligt het werk stil.’ Een ander hiërarchisch aspect gaat over het stellen van vragen. Bazen in Thailand stellen hun personeel geen vragen. Zij 66 Chemie magazine mei 2008
commanderen. Als Van Oyen iemand vraagt: ‘Zullen we rechtsom of linksom?’ of ‘Wat dacht je ervan als we het zo aanpakken?’ dan gebeurt er niets. Hij moet opdrachten geven, eerder komt er niemand in actie. Van Oyen heeft zich goed voorbereid
eigen boontjes doppen en eigen initia tieven ontplooien - is in Thailand nog een utopie. De cultuurverschillen zijn simpelweg te groot.’ Is elke manager weggelegd voor de Thaise uitdaging? Vanwege de erva ring raadt Van Oyen het iedereen aan,
‘Een modern bedrijf naar Europese maatstaven runnen, is in Thailand nog een utopie’ op zijn komst naar Thailand. Hij ver slond talloze boeken, volgde crosscul turele trainingen bij het Tropen instituut en sprak veel met een Thaise adviseur, die de ins en outs van zowel de Thaise als westerse cultuur kende. ‘Van die man heb ik veel geleerd’, vertelt Van Oyen. ‘Maar zo erg als hij het nu schetst, zo zal het nooit zijn, zo dacht ik vaak. Niets bleek minder waar: zo ‘erg’ was het dus wel! In de praktijk viel het allesbehalve mee en dat bedoel ik niet dramatisch, dat is gewoon zo.’ Is dat frustrerend, uitda gend of beide? ‘Je leert er snel mee omgaan’, zegt Van Oyen. ‘Frustrerend is het allang niet meer, maar het blijft confronterend. De hiërarchische structuur zit er zo ingebakken. Een modern bedrijf naar Europese maat staven runnen - met mensen die hun
maar hij denkt niet dat iedereen er geschikt voor is. Ervaring doet ertoe, maar leeftijd en ‘fase in de carrière’ wegen ook zwaar. ‘Je kunt als mana ger nog zo capabel zijn, de Thaise hiërarchie met bijbehorende omgangsvormen is onverbiddelijk. Een jonge carrièretijger met vol doende leidinggevende capaciteiten krijgt het cultuurtechnisch nog zwaar te verduren. Want ouderen hebben de wijsheid in pacht. De oudste is de baas. Boks daar als jong broekie maar eens tegenop.’ y