Chemie magazine 2008 - juni

Page 1

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie 06

30 juni 2008

Magazine

Emissiehandel

Prestatienormen veel beter dan veilen


Opinie VNCI

Positief ‘omdenken’

W

e hebben een bijzonder geslaagde jaarvergadering achter de rug. Op 4 juni troffen 250 leden elkaar in de Nieuwe Kerk in Den Haag en spraken er over de onderwerpen die ons momenteel bezighouden. Onnodig te zeggen dat het systeem van veiling van emissierechten, dat als een donkere wolk boven de markt hangt, een belangrijk gespreksthema was. Zowel over de jaarvergadering als over de problematische gevolgen van de veiling voor bedrijven, vindt u in dit nummer uitgebreide artikelen.

Het tweede deel van de jaarvergadering stond in het teken van een lezing door de man die de Cradle to Cradle-gedachte heeft ontwikkeld. Dr. Michael Braungart, een oud-Greenpeacebestuurder en tegenwoordig veelgevraagd gastspreker, hield ons voor dat we niet zo’n negatief beeld van onszelf moeten hebben: chemie is niet slecht, er is alleen verschil tussen goed en verkeerd toegepaste chemie. We moeten daarom niet benadrukken dat we steeds minder slecht zijn (minder incidenten, minder emissies, minder vervuilend, minder giftig) maar beseffen en uitdragen dat we steeds beter bezig zijn (meer recycling, gezonder voedsel, meer schaarse elementen voor nuttig hergebruik beschikbaar maken). Niet focussen op welke schade chemie kan toebrengen aan het milieu of aan de gezondheid, maar wat we daar in positieve zin aan kunnen bijdragen. Die boodschap van Braungart sluit goed aan bij het imagotraject dat we onlangs zijn ingeslagen, maar het is een manier van ‘omdenken’ die voor ons chemici nog wel even wennen is. Maar kunnen we die manier van denken ook toepassen op het klimaatprobleem? Bijvoorbeeld door te kijken naar de rol die chemie kan spelen in het besparen op energiegebruik? Door te focussen op de vraag hoeveel CO2-uitstoot wij kunnen besparen door toepassing van onze producten in plaats van te focussen op de hoeveelheid CO2 die uit onze schoorstenen komt? In dat licht is het interessant te wijzen op de in februari 2008 gepresenteerde CO2-balans van BASF. Onderzoek van het bedrijf toont aan dat het gebruik van BASF-producten door afnemers een besparing oplevert aan CO2-uitstoot, die driemaal groter is dan de uitstoot die vrijkomt bij de winning, de productie en het transport van de producten.

VNCI-directeur Colette Alma

Nog dichter bij de Cradle to Cradle-gedachte van Braungart komen initiatieven om CO2 te binden. Shell-toponderzoeker Carl Mesters kijkt bijvoorbeeld naar mogelijkheden van mineralisatie van CO2, het chemisch laten reageren van CO2 met mineralen als magnesiumoxide, calciumoxide en siliciumoxide. Hoewel het nog in de kinderschoenen staat, is mineralisatie een mogelijke oplossing van het klimaatprobleem, die, zoals in dit geval duidelijk blijkt, wordt aangedragen en ontwikkeld door de chemische industrie en die de gedachte van Cradle to Cradle dicht benadert. Hetzelfde geldt voor de binding van CO2 aan algen. Algen kunnen niet alleen tientallen duizenden liters olie per hectare opleveren, ze zijn ook in staat om tijdens de groei grote hoeveelheden CO2 op te nemen. Sterker: ze gaan er zelfs harder van groeien. Cradle to Cradle in de kern: afvalstoffen gebruiken als nieuwe grondstof, een gesloten keten en, de inleiding van Braungart indachtig, een goede toepassing van chemie. Ik heb het hem niet gevraagd, maar ik denk dat de voormalige Greenpeace-activist hier positiever tegenover staat dan tegenover een emissieveilingsysteem dat zich uitsluitend op een deel van de keten richt. juni 2008 Chemie magazine 7


Wetenswaardig

r B 8 Chemie magazine juni 2008

g o o r h e d t d a r l e e o i t s o a t v c o n s e n i n a i m e b p h o a c t een jkt ui i l b , e omie eef t d n econ h e n d e o n ijv pulsi en va o bedr r r e o P t t h c rd c e ce ncee ospa eve s e onder zo a i r t v e a a A v is n ge nd inno et ee rijven nt va ee s t k d e a e m c r b o e 5 r a e eze 0p er Ril an d Casp Arian van d ijna 9 e een v n Foto: B d s e . i r l E t o e de. . n o d ikkel r aba eer v leegd phan w B p t o m e n o t r g o s K e .nl f aties in We ppb v r van t on d wsto v a e a u e o . i t d n r m w s t t n a en ww der ar i eK ndus rie ja ts in Klun ksysteem formatie: van d che i d s k i n e e o m n e i e e op rz uc De ch onde afgel Pr od ontst Meer juni 2008 Chemie magazine 9


Innovatie

Hoge score met wetenschappelijke publicaties

DPI vaak geciteerd Het Dutch Polymer Institute (DPI) scoort hoog met zijn wetenschappelijke publicaties. In de periode 2003-2006 heeft het instituut zo’n 241 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd die twee keer zo vaak geciteerd zijn als wetenschappelijke artikelen gemiddeld in de wereld.

D

e gegevens over de publicaties van DPI, het topinstituut op het gebied van polymeren, staan in het jongste rapport ‘Wetenschap- en Technologie-Indicatoren’ van het Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie (NOWT). Jacques Joosten, directeur van DPI en lid van de Regiegroep Chemie: ‘Wij zijn blij en trots met deze score. Hieruit blijkt het wetenschappelijk niveau van onze onderzoeksprojecten, waarbij zowel bedrijven als universiteiten betrokken zijn. Deze score laat goed zien dat het wel degelijk mogelijk is hoogstaand wetenschappelijk onderzoek te doen door te werken aan problemen en vraagstukken die uit de toepassingssfeer komen. Ik zal overigens de laatste zijn die pleit voor bezuinigingen op het universi­taire

DSTI vraagt financiering aan

Nieuwe scheidingstechnologie Het Dutch Separation Technology Institute (DSTI) heeft bij de Strategische Advies Commissie Rinnooy Kan een vervolgvoorstel ingediend voor het onderzoeksprogramma scheidingstechnologie.

I

n dit programma werken sinds juni 2006 39 bedrijven uit de procesindustrie en 8 kennisinstellingen samen om de doelen van de roadmap scheidingstechnologie te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn energiebesparing tot 70%, compacte en afvalvrije processen, hoogwaardige voedingssupplementen winnen uit melk, medicijnen zonder bijwerkingen en een verdubbeling van de hoeveelheid winbare olie per veld. Volgens DSTI-directeur Wridzer Bakker zijn de kosten voor de uitvoering van de eerste 5 jaar van de roadmap (15 jaar) begroot op 65 miljoen euro. Vorig jaar was 30 miljoen hiervan ingevuld met projecten. Nu

onderzoek. Er moet juist meer geld komen voor fundamenteel onderzoek, zoals ook de Regiegroep Chemie bepleit.’ Op gebied van fysica en mate­ riaalkunde komt DPI nog hoger uit de bus met een citatieimpactscore (in de periode 2003-2006) van 2,99 (1 is gemiddeld), oftewel drie keer zo hoog. Verder is dit twee keer zo hoog als de citatie-impactscore (1,66) van de Nederlandse universiteiten op dit terrein. In de sector chemie en chemische technologie scoort DPI met 2,02 en de universiteiten met 1,53. Topscorer op beide gebieden is de publieke onderzoeksinstelling Energie Centrum Nederland met een citatie-impact van respectievelijk 3,53 en 3,68. y

DSTI-directeur Wridzer Bakker: ‘Door samenwerking en kennisdeling kunnen we grotere stappen zetten’

is voor het resterende bedrag een vervolgaanvraag ingediend. Hierbij zijn zowel de huidige als 25 nieuwe partners betrokken.

Positief

Als de commissie minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken positief adviseert en zij de aanvraag honoreert, zal de overheid de ene helft van deze kosten voor haar rekening nemen en de partners de andere helft. Bakker: ‘Scheidingstechnologie is een zogenaamde ‘enabling technology’ waarbij kruisbestuiving mogelijk is tussen de verschillende sectoren van de procesindustrie (chemie, farma, voeding, proces water, olie en gas). Melk bevat bijvoorbeeld compo-

nenten die meer dan 200 dollar euro per kilo opbrengen als je ze efficiënt zou kunnen afscheiden. Daarvoor is technologie nodig, die je ook bij de medicijnenproductie kunt gebruiken om componenten met bijwerkingen te verwijderen. Door samenwer-

king en kennisdeling tussen verschillende sectoren kunnen we grotere stappen zetten met meer impact en delen we de financiële risico’s van onderzoek en ontwikkeling. Het DSTI coördineert dat.’ y

juni 2008 Chemie magazine 11


Actueel

Dow Benelux in 2007:

Beste jaar op milieu- en veiligheidsgebied Dow heeft een goed jaar achter de rug: 2007 was voor het bedrijf het beste jaar ooit op de gebieden milieu en veiligheid. Het aantal milieu-incidenten was historisch laag en ook het aantal persoonlijke ongevallen was nog nooit zo laag. Tegelijkertijd steeg de productie tot recordhoogte en werd er vorig jaar ruim 80 miljoen euro in de Dow-vestigingen in de Benelux geïnvesteerd.

‘D

ow bewijst dat economische groei en duurzaamheid hand in hand kunnen gaan,’ zei Gerard van Harten, voorzitter van de raad van bestuur in de Benelux, tijdens de perspresentatie van het Duurzaamheidsverslag in Terneuzen op 11 juni. ‘De chemie biedt oplossingen voor de grootste uitdaging waar de mensheid nu mee te maken heeft: de aanpak van klimaatverandering in combinatie met het energievraagstuk,’ aldus Van Harten. In financiële termen boekte Dow vorig jaar een omzetstijging van

tien procent in Europa. Het productievolume bedroeg 8,2 miljoen ton in de Benelux. Het aantal milieu-incidenten was vorig jaar gehalveerd ten opzichte van 2004 en de fakkelverliezen verminderden met 66 procent. De chemie is volgens Dow onderdeel van de oplossing bij duurzaamheidsproblemen op het gebied van energie en klimaatverandering. In het verslag laat Dow dit zien aan de hand van verschillende voorbeelden: van projecten om energie te besparen en de CO2-uitstoot te verminderen tot Dow-producten

die helpen het klimaat te beschermen: isolatiemateriaal, roetfilters en lichtgewicht kunststof. Dow Chemical heeft in Nederland vestigingen in Terneuzen en Delfzijl. Terneuzen is de een na grootste vestiging van het bedrijf ter wereld met 2.150 medewerkers,

26 fabrieken en belangrijke R&D-faciliteiten. Dow afficheert zich als de grootste buitenlandse industriële investeerder in Nederland. Wereldwijd heeft Dow 46.000 medewerkers. De jaaromzet bedraagt 54 miljard dollar. y

Nieuwe website rubberen kunststofindustrie De Federatie Nederlandse Rubber en Kunststofindustrie (NRK) en Stichting C3 hebben samen met een aantal bedrijven en enkele scholen een educatieve website voor vmbo-leerlingen ontwikkeld. Op www.kunststofoveral.nl vinden de leerlingen onder meer informatie over beroepen in de rubber- en kunststofbranche.

D

e huidige samenleving kan niet zonder rubber en kunststof. Deze stoffen komen we in de meest uiteenlopende toepassingen tegen, maar vreemd genoeg besteedt het vmbo-onderwijs hier nauwelijks aandacht aan. En dat terwijl de rubber- en kunststofbranche een groot tekort heeft aan gekwalificeerd personeel. Vmbo-ers die kiezen voor een baan in deze sector hebben dan ook een uitstekend toekomstperspectief. Daarom hebben de Federatie NRK en Stichting C3 met de Stichting Platform Kunststof- en Rubber­ industrie, DPI BV, Alligator Plastics, Vredestein, Dyka, Mikrocentrum en enkele vmbo-scholen een nieuwe site ontwikkeld. Die bevat informatie en opdrachten voor twee lessen. Zo kunnen de leer­ lingen verschillende opdrachten

maken om meer te leren over rubber en kunststof. Daarbij gaat het niet alleen om eigenschappen, toepassingen, productie en verwerking, maar ook om recycling en beroepsmogelijkheden. De scholieren kunnen na afloop met een interactieve quiz hun nieuwe kennis testen. Foto’s, filmpjes en animaties maken van de site een levendig geheel. Docenten krijgen via de site allerlei tips om onder meer spectaculaire proeven uit te voeren. Stichting C3 brengt de site het komend jaar onder de aandacht van het onderwijs. y Meer informatie: C3, Wendy Caan, tel. 070-3378785

juni 2008 Chemie magazine 13


Actueel

Studenten, lid van Jong KNCV, op oriëntatiebezoek bij Schering-Plough (voorheen Organon). Dirkjan Vermaas vertelt ze enthousiast over opschalen (van kolf naar ketel). Jong KNCV organiseert dergelijke bedrijfsbezoeken eens per maand.

Studenten Haagse Hogeschool winnen Shell Eco-marathon

Zuinigste stadsauto ter wereld Het studententeam ‘Hydrocruisers’ van de Haagse Hogeschool heeft onlangs de Shell Eco-marathon in Frankrijk gewonnen. Hun stadsauto op waterstof verbruikte omgerekend 1 liter Euro 95 per 848 kilometer.

tyres’ van Michelin en pompten die op tot meer dan 6 bar om een zo laag mogelijke rolweerstand te krijgen.’

A

Uitproberen

an de Shell Eco-marathon namen 200 studententeams uit 24 landen deel. Bij deze wedstrijd gaat het erom zo ver mogelijk te rijden op zo min mogelijk brandstof. Vorig jaar wonnen de Hydrocruisers ook al met ‘1 op 557’. Het afgelopen jaar wist het team het gewicht van de auto met hulp van chemiebedrijven en kunststofverwerkende bedrijven terug te brengen van 155 naar 105 kilo. Maarten van Genderen, technisch projectleader van het team: ‘Het chassis is van aluminium en de body (carrosserie) van 0,5 mm dik composietmateriaal van glasvezel, koolstofvezel en epoxyhars. Dit materiaal is geleverd door Brands Structural Products uit Stellendam. Kees Radius van Radius Design Experimental heeft ons zeer goed geholpen met

het maken van een aerodynamische body. Eerst hebben we een model gemaakt door piepschuim computergestuurd te frezen. Dit leverde een positieve mal op. Daarop hebben we de negatieve mal gemaakt met behulp van glasvezel-epoxy. Hierin konden we de body vormen en deze na het uitharden met wat trucs eruit krijgen. We hebben de body niet gelakt, maar voorzien van een gekleurde krimpfolie van Avery Graphics om nog extra gewicht te besparen. Voor de ruit van 1,5 mm dik hebben we gekozen voor Vivak® PETG van Bayer dat bij het vacuümvormen bij Nelipak in Venray net iets lichter en gemakkelijker te verwerken bleek, zij het minder krasvast, dan Lexan® polycarbonaat van SABIC Innovative Plastics. Als banden gebruikten we speciale ‘Eco-

De auto bevatte een brandstofcel van het Canadese Ballard in combinatie met ‘ultra-condensatoren’ van Maxwell voor de tijdelijke opslag van elektriciteit.

Sponsor Air Products adviseerde het team over het gebruik van waterstof, dat in aluminium cilinders zat opgeslagen. ‘We proberen steeds nieuwe dingen uit. Bedrijven nemen die niet meteen over, maar we leveren op deze manier wel innovatieve ideeën door het toepassen van nieuwe technieken en materialen’, aldus Van Genderen. y

De winnende auto van de ‘Hydrocruisers’ weegt slechts 105 kilo juni 2008 Chemie magazine 15


Foto: dsm

Actueel

Maarten Roeffaers wint DSM Award

D

e Belgische onderzoeker Maarten Roeffaers van de Katholieke Universiteit Leuven (rechts) heeft de eerste prijs in de DSM Science & Technology Awards (North) 2008 gewonnen. Hij ontving de prijs, waar-

aan een geldbedrag van 7500 euro is verbonden, begin juni uit handen van Jan Zuidam (links), plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Bestuur van DSM. Rolf Koole (Universiteit Utrecht) en Dorota

Rozkiewicz (Universiteit Twente) wonnen resp. de 2e en de 3e prijs. y Meer informatie: www.dsm-researchawards.com

National Energy Globe Award voor SABIC SABIC Innovative Plastics is winnaar van de Energy Globe Award voor Nederland. Het bedrijf krijgt de prijs voor het terugwinnen van zout op de locatie in Bergen op Zoom.

H

et zout wordt na gebruik in de polycarbonaatfabriek gezuiverd, waarna het opnieuw gebruikt kan worden. Hierdoor vermindert het gebruik van keukenzout, de hoeveelheid afvalwater en de uitstoot van kooldioxide (CO2). Voor het project heeft SABIC 1,2 miljoen euro subsidie gehad van de Europese Commissie (Life Environment programma). In 2007 kreeg SABIC voor dit project tijdens de uitreiking van de Responsible Care-prijs van de VNCI een eervolle vermelding. De Energy Globe Award is een initiatief van de Oostenrijkse energie-expert Wolfgang Neumann. Elk jaar reikt de Energy Globe Award Foundation tijdens tv-gala-avonden prijzen uit aan winnaars in meer dan 100 verschillende landen. Het idee is om de energiebesparingsprojecten via de tv beter bij het publiek bekend te maken. y juni 2008 Chemie magazine 17


Duurzaam ondernemen

Fel debat op Fontys-symposium

Duurzame Chemie Op welke manier geeft de chemische industrie concreet invulling aan duurzame ontwikkeling? Daarover ging het symposium bij Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen op 20 mei in Eindhoven.

N

a de opening door mevrouw Wobine Buijs-Glaudemans van de provincie Noord-Brabant en een presentatie van professor Jaap Schouten van de Technische Universiteit Eindhoven over procesintensificatie volgde een levendig en soms fel debat, waaraan 140 studenten en 30 deelnemers van bedrijven en organisaties deelnamen. Sommige studenten lieten weten dat ze zich storen aan de opstelling van de overheid in het algemeen: zij propageert duurzame ontwikkeling, maar als het erop aankomt, en bedrijven of burgers

initiatieven nemen, dan stelt zij zich bureaucratisch op en stelt tal van eisen, waardoor de initiatieven in de kiem worden gesmoord. Eén studente vertelde dat haar ouders op de boerderij biogas willen produceren samen met de buren, maar dat de overheid de levensvatbaarheid van dit project betwijfelt en niet wil meewerken. Ook kwamen er diverse vragen op, die Nelo Emerencia, speerpuntmanager Onderwijs & Innovatie van de VNCI in zijn presentatie na het debat beantwoordde. Hij gaf onder meer aan

wat de plannen van de Regiegroep Chemie zijn, waar de Nederlandse chemische industrie op aan koerst, wat daarbij de uitdagingen zijn en wat de belemmeringen, zoals bijvoorbeeld de schaarste aan goed opgeleid personeel.

Interessant

Gerard Brands, docent toegepaste natuurwetenschappen: ‘We hebben het symposium georganiseerd in het kader van het project ‘Naar een duurzame chemie in Brabant’, een initiatief van de VNCI en de Provincie NoordBrabant (subsidieverlener). Dit project wordt uitgevoerd door Royal Haskoning, BECO-groep, Avans Hogeschool en Fontys Hogescholen en ondersteund

door de VNCI en de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij. ‘Voor de studenten was het heel interessant geïnformeerd te worden over de mogelijkheden voor duurzame productie in de chemie. Jammer alleen dat ze vooraf van het bedrijfsleven zo weinig respons hebben gekregen op hun enquête, waarmee ze de huidige visie en invulling van ‘duurzaam ondernemen’ en ‘duurzame chemie’ bij bedrijven in de regio wilden onderzoeken. Avans heeft overigens een methodiek ontwikkeld, waarmee bedrijven uitgaande van hun visie op de omgeving en eigen toekomst tot een effectief innovatiebeleid voor de korte en lange termijn kunnen komen.’ y

Afvalverbrander HVC levert vanaf 2010 stoom

DuPont behaalt flinke CO­2-reductie DuPont in Dordrecht gaat vanaf 2010 stoom afnemen van buurman HVC. ‘Daardoor kunnen we een van onze verouderde WKKcentrales stilleggen. En stoten we per jaar tussen de 50 en 60.000 ton minder CO2 uit’, stelt DuPont-directeur Jaap Mendel. ind mei werd bij HVC in Dordrecht de eerste paal geslagen voor de bouw van een vijfde verbrandingsoven. Daarmee kan het bedrijf meer duurzame energie uit afval terug­ winnen en meer verbrandings­ capaciteit creëren. Bij de verbranding komt stoom vrij dat HVC vanaf 2010 aan buurman DuPont gaat leveren. Het is zonder gebruik van fossiele brandstoffen opgewekt, en heeft dus een duurzaam karakter. Daarom past de stoomlevering uitstekend in de doelstelling van DuPont om de ecologische voetafdruk zo veel mogelijk te reduceren. Zo wil het wetenschapsen technologiebedrijf in 2010 25 procent van zijn energie uit hernieuwbare bronnen halen. Volgens directeur Jaap Mendel

Foto: Rob van der Pas

E

V.l.n.r. Jan Peter Born, directeur verwerking HVC), burgemeester R.J.G. Bandell van Dordrecht en Jaap Mendel, site manager van DuPont Dordrecht

kan DuPont nu vanaf 2010 een van de gasgestookte WKK-centrales stilleggen. ‘En stoten we daardoor op jaarbasis tussen de 50 en 60.000 ton minder CO2 uit. Dat komt overeen met de uitstoot van 15.000 auto’s per jaar.’ In totaal gaat het om een reductie van een kwart, want vorig jaar

stootte DuPont volgens recent gepubliceerde cijfers van de Nederlandse emissieautoriteit ruim 190.000 ton CO2 uit. De belangstelling van chemische bedrijven voor vergelijkbare projecten neemt volgens Simon Fris van Imtech, medeverantwoordelijk voor het technisch

gedeelte van het project, sterk toe. ‘De hoge energieprijzen spelen daarbij zeker een rol. Maar ook het feit dat de chemie straks wellicht voor emissierechten moet gaan betalen, speelt mee.’ y

juni 2008 Chemie magazine 19


Wet- en regelgeving/Quotes

Simpeler aanpak

VROM wil alle biociden snel legaliseren In Nederland is een groot aantal biociden in de handel dat officieel niet is toegelaten. Het ministerie van VROM wil deze biociden met een simpeler aanpak snel legaliseren.

B

iociden zijn bestrijdingsmiddelen die buiten de landbouw worden gebruikt om ongedierte, rot en bederf tegen te gaan. Voorbeelden zijn aangroeiwerende verven voor boten, insecticiden, houtconserveringsmiddelen en desinfecterende middelen. Royal Haskoning heeft vorig jaar een inventarisatie gemaakt, waarbij bleek dat een groot aantal biociden in Nederland officieel niet is toegelaten. Het gaat om zo’n 350 werkzame stoffen, die voorkomen in ongeveer 1000 tot 1200 verschillende producten. Frank van Herwijnen, beleidscoördinator biociden bij de directie Kwaliteit en Ketens van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM): ‘We willen zoveel mogelijk verantwoorde biociden legaliseren door middel van een gedifferentieerde aanpak. De meeste producten mogen op de markt blijven als de producent, of de verkopende partij, een aanvraag voor toelating indient bij het CTGB (College voor Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden, red.). Daarna werken we de biociden bij de beoordeling en handhaving naar prioriteit af. Sommige stoffen vallen meteen af. Het gaat om stoffen die in Europa verboden zijn en stoffen waarvan we de risico’s in Nederland onaanvaardbaar hoog vinden. Vanaf eind juni komen de stoffen van de rode lijst met een relatief hoog risico aan de beurt. De bedrijven kunnen binnen negen maanden een aanvraag indienen. Volgend jaar volgen de stoffen van de oranje lijst met een iets lager risico en het jaar daarop die van de gele lijst met een nog lager risico. Als het goed gaat, zijn we over vier tot vijf jaar door de hele lijst van bestaande biociden heen.’

Lijsten

Het ministerie van VROM heeft de rode, oranje en gele lijsten van biociden onlangs

gepresenteerd op een bijeenkomst van het Platform Biociden. Na overleg met de branche wil VROM de lijsten definitief vaststellen en binnenkort beginnen met het afwerken van de rode lijst. De inspecties gaan de bedrijven eerst goed informeren. Daarna gaan ze het toezicht op het gebruik van biociden van jaar tot jaar fors intensiveren. Bij de handhaving kunnen de inspecties gebruik maken van sommering, boetes en desnoods strafrechtelijke vervolging. Tot voor kort moesten bedrijven in Nederland veel informatie op tafel leggen om biociden toegelaten te krijgen. Sommige andere Europese landen waren daarin veel soepeler of verlangden helemaal geen dossier. Toch zijn veel middelen in ons land te verkrijgen, zij het niet legaal. Vanwege het risico om vertrouwelijke industriële kennis prijs te geven en vanwege de daarmee gemoeide testkosten en beoordelingsvergoedingen, hebben veel producenten er vanaf gezien om een toelatingsdossier in Nederland in te dienen. Nieuwe minder milieubelastende producten komen daardoor in ons land met vertraging of zijn helemaal niet beschikbaar. Milieuminister Cramer erkent dit probleem (zie Chemie magazine van oktober 2007) en heeft voor een andere aanpak gekozen. Van Herwijnen: ‘De bedrijven kunnen nu TNO of het RIVM inschakelen om hun dossiers over de biociden te laten beoordelen. Anders dan in het verleden hoeven de bedrijven geen complete dossiers meer bij het CTGB in te dienen, alleen de zogenoemde eindpunten van de TNO- en RIVM-onderzoeken. Het CTGB beoordeelt de aanvragen voortaan sneller met zogenoemde maatwerktoelatingen en expert-judgement. De maatwerktoelatingen nemen maar een paar weken in beslag, terwijl er vroeger met de toelatingsprocedure een paar jaar was gemoeid. De beoordelingscriteria blijven gelijk, alleen de methodieken veranderen.’

Strenger

Van Herwijnen weerspreekt dat Nederland bij de implementatie van de Europese richtlijn voor biociden strenger is geweest dan de richtlijn voorschrijft. ‘Volgens artikel 16 van deze EU-richtlijn mogen alle landen als overgang tot 2010, of mogelijk zelfs tot 2015, doorgaan met hun nationale biocidenbeleid. Nederland doet dat ook. Maar de verschillen in het biocidenbeleid van de EU-lidstaten hebben wel tot een ongelijk speelveld voor bedrijven geleid. We willen de negatieve effecten hiervan tegen gaan door de toelating eenvoudiger en sneller te laten verlopen.’ y

Quotes Topman Andrew Liveris van Dow Chemical in het Financieele Dagblad over het feit dat Dow de prijzen van chemicaliën per 1 juni tot 20% heeft verhoogd vanwege gestegen energiekosten: ‘Het is schrikbarend om te zien dat onze energieen grondstofrekening in het eerste kwartaal van dit jaar maar liefst 42% hoger was dan een jaar geleden. En de kosten van olie en gas blijven maar stijgen.’

Ron Wit (Natuur en Milieu) in het boekje ‘Beelden van chemie’, uitgegeven bij gelegenheid van het negentigjarig bestaan van de VNCI: ‘Vooropgesteld dat wij het hier netjes doen, zie ik geen enkele reden waarom er in Nederland geen chemische industrie zou kunnen bestaan’ Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken in het boekje ‘Beelden van chemie’, uitgegeven bij gelegenheid van het negentigjarig bestaan van de VNCI: ‘Jammer dat het beeld van de chemie zoveel afwijkt van de werkelijkheid. Jammer dat niet meer mensen de gelegenheid hebben of nemen zich wat meer in de branche te verdiepen’

Leon Halders, directeur van DSM Japan, in Het Financieele Dagblad: ‘Bij joint-ventures met Japanse bedrijven heb je net als in een huwelijk slechte en goede dagen. We hebben ook wel eens een Japanse partner uitgekocht. Het belangrijkste is dat er wederzijds respect is.’

De Statenfractie van het CDA in Zeeland voor het ANP: ‘De inval van justitie bij chemieconcern Dow in Terneuzen was buitenproportioneel en levert imagoschade op. Ook is het schadelijk voor het vestigingsklimaat van bedrijven in de kanaalzone tussen Terneuzen en Gent.’

Kees den Blanken van Cogen Europe in Het Financieele Dagblad: ‘In Europa komt 11% van de stroom van warmtekrachtkoppeling. Dat kan naar 35% en levert ons al een derde van ons reductiedoel in 2020.’

juni 2008 Chemie magazine 21


Thema

Veilen CO2-emissierechten schaadt Europese chemische industrie

Emissiehandel met benchmar ks veel effectiever De chemische industrie wil graag bijdragen aan de vermindering van de CO2-uitstoot, maar niet op de manier die de Europese Commissie voor ogen staat: door emissierechten te veilen. Er is volgens de sector een veel beter en goedkoper alternatief: gratis rechten in combinatie met prestatienormen voor de CO2-uitstoot per producteenheid. Hoe werkt dat? Erik te Roller

D

e VNCI heeft op het ogenblik te maken met een van de grootste, zo niet het grootste issue uit haar 90-jarige geschiedenis en nog veel groter dan REACH. In januari stelde de EU-Commissie voor om vanaf 2013 bedrijven niet meer kosteloos emissierechten toe te bedelen, maar ze te laten betalen voor alle emissierechten die ze nodig hebben om hun totale CO2-uitstoot af te dekken door ze via een veiling aan te bieden. Het gaat om veel geld. Op de jaarvergadering sprak VNCI-voorzitter Jan Zuidam over een totaalbedrag van al gauw een half miljard euro per jaar, alleen al voor de

22 Chemie magazine juni 2008

Nederlandse chemische industrie. Dat bedrag is bijna de helft van het bedrag dat de Nederlandse chemiebedrijven per jaar samen aan onderzoek en ontwikkeling uitgeven. Mocht de marktprijs van een CO2-emissierecht oplopen tot bijvoorbeeld â‚Ź 100 dan is de bedrijfstak al het dubbele kwijt.

Goede manier

De chemiesector heeft de handel in CO2-emissierechten vanaf het begin af aan gezien als een goede manier om de CO2-uitstoot aan te pakken. Bedrijven krijgen nu gratis e juni 2008 Chemie magazine 23


Thema

Air Products mogelijk tussen wal en schip Air Products dreigt bij de overgang van gedeeltelijk vrije toewijzing naar geveilde emissierechten tussen wal en schip te raken. Het bedrijf produceert in Rotterdam industriële gassen, zoals zuurstof, stikstof en argon. Fred Govaert, energy manager van Air Products: ‘We maken ook waterstof en koolmonoxide (CO) op basis van aardgas. Daarmee nemen we 2% van het nationale aardgasverbruik voor onze rekening. De CO leveren we aan chemiebedrijven die het gebruiken voor onder meer de productie van polyolen (polyurethaan) en azijnzuur. De waterstof leveren we aan raffinaderijen in de Rijnmond. Zij gebruiken waterstof om olie te ontzwavelen en zware oliefracties om te zetten in diesel (zogenoemde hydrocracking). Omdat we aan meerdere raffinaderijen en chemiebedrijven tegelijk leveren, kunnen we grootschalig en efficiënt produceren. We benutten de restwarmte en gebruiken ook de afgassen van een nabijgelegen raffinaderij als brandstof. Op het ogenblik hoeven we niet mee te doen aan de CO2-emissiehandel voor onze procesemissies, omdat deze emissies voor heel Europa buiten de emissiehandel vallen. We doen echter wel al mee aan de emissiehandel voor onze warmtekrachtinstallaties en stoomketels. Vanaf 2013 moeten we volgens de Europese plannen emissierechten kopen via de veiling, inclusief voor onze procesemissies, terwijl bepaalde chemiebedrijven en raffinaderijen die straks mogelijk vrij krijgen toegewezen, omdat ze op de wereldmarkt concurreren. Voor hen is het dan wellicht goedkoper om de waterstof zelf te produceren. We gaan in Rijnmond dan over op een gedecentraliseerde en minder efficiënte productie van waterstof, waarbij aanzienlijk meer CO2 vrijkomt. Daarom stellen wij voor om de producenten van industriële gassen, zoals Air Products, hetzelfde te behandelen als de bedrijven in de petrochemie en raffinage, zodat we kunnen doorgaan met een efficiënte waterstofproductie voor al onze klanten en per saldo minder CO2uitstoten.’

Hans Veenenbos

rechten toebedeeld op basis van circa 85% van hun uitstoot in het recente verleden. Als ze hun emissies terugbrengen tot beneden deze 85%, houden ze rechten over die ze kunnen verkopen en als hun emissies hoger liggen moeten ze rechten bijkopen. De Nederlandse deelnemers aan de emissiehandel (energie-intensieve bedrijven en elektriciteitsproducenten) hebben de afgelopen jaren hun CO2emissies bij stijgende productievolumes praktisch gelijk kunnen houden en zijn binnen het nationale plafond gebleven. Aangezien Nederland echter in 2020 zo’n 30% minder CO2 wil uitstoten dan in 1990 moet er nog heel wat gebeuren. De chemiesector wil daar zeker aan meewerken. Een van de ambities van de Regiegroep Chemie bijvoorbeeld is een halvering van het gebruik van fossiele grondstoffen in 2032. Ook Brussel streeft naar een forse reductie van CO2uitstoot van alle EU-lidstaten en wil dat op EU-niveau organiseren in plaats van aan de lidstaten overlaten, zoals nu gebeurt. Daarbij verwacht de Europese Commissie dat er van veilen een veel grotere prikkel zal uitgaan om de CO2uitstoot te verminderen. De chemische industrie probeert politici er momenteel van de overtuigen, dat dit middel

24 Chemie magazine juni 2008

erger is dan de kwaal en neerkomt op een gewone CO2-tax, die de concurrentiepositie van de EU als geheel zwaar op de proef zal stellen. En dat terwijl er een veel goedkoper, economisch veiliger en effectiever alternatief binnen handbereik ligt, namelijk het alloceren van ‘gratis’ emissierechten aan bedrijven op basis van een Europese norm voor de CO2-uitstoot per producteenheid en het productievolume, een norm die gaandeweg steeds strenger kan worden.

Kopen

Hans Veenenbos, speerpuntmanager Energie van de VNCI: ‘Volgens de plannen van de EU-commissie moet je als bedrijf vanaf 2013 voor elke ton CO2-uitstoot rechten op de veiling kopen. Aanvankelijk krijgen sommige bedrijven mogelijk nog een deel van de rechten gratis, maar dit zal steeds minder worden, zodat de bedrijven al hun rechten vanaf 2020 op de veiling moeten kopen. De emissierechten doen momenteel 25 - 30 euro per ton, maar die prijs kan makkelijk oplopen tot 50 - 100 euro. De Europese industrie gaat voor de rechten straks tientallen miljarden euro’s per jaar betalen. Als Europa dit systeem eenzijdig invoert,

betekent dat de nekslag voor de concurrentiepositie van de Europese industrie op de wereldmarkt. De meeste Europese bedrijven kunnen de hogere kosten namelijk niet doorberekenen aan hun klanten, omdat ze moeten concurreren met producenten van buiten Europa die niets voor hun CO2-uitstoot hoeven te betalen. Dat leidt tot verlies van marktaandeel en een verschuiving van de productie naar landen buiten Europa, waar de uitstoot van CO2 relatief hoger is. Dit fenomeen wordt carbon leakage genoemd. In China bijvoorbeeld is de CO2-uitstoot per kilowattuur twee keer zo groot als in Europa, vanwege het feit dat China voor de stroomopwekking voornamelijk kolencentrales gebruikt.’ ‘Als alle industrielanden op een gelijkwaardige manier zouden meedoen aan de CO2-reductie, zou er geen probleem zijn. Veel politici hebben daarom hun hoop gevestigd op het sluiten van een mondiaal akkoord in Kopenhagen in 2009. Zelfs als het lukt een mondiaal akkoord te sluiten, zal het nog vele jaren duren eer de niet -EU-landen de gewenste CO2-maatregelen hebben ingevoerd. De EU heeft daar ook jaren over gedaan. Ook zullen China en India wei-

‘ Eenzijdig invoeren van een veiling levert ernstig concurrentienadeel op’ nig interesse voor een mondiaal akkoord hebben als de Europese Unie al begonnen is zichzelf uit de markt te prijzen en zij marktaandeel kunnen overnemen.’ ‘Het kabinet Bakenende heeft zich al in het voorjaar van 2007 uitgesproken voor het veilen van emissierechten. In januari kwam het voorstel van de Europese Commissie. Dit najaar volgt de eerste en misschien wel enige lezing van dit voorstel in het Europese Parlement, waarna de Ministerraad­er voor het einde van het jaar een besluit over zal nemen. De Milieuraad van Europese milieuministers neemt daarbij het voortouw. Helaas spelen de ministers van Economische Zaken hierbij maar een beperkte rol. De Europese Unie met Frankrijk als voorzitter staat onder e juni 2008 Chemie magazine 25


Thema

druk om de zaak voor het einde van het jaar af te ronden, omdat in 2009 én de EU-Commissie én het Europarlement demissionair worden.’

Overgangsfase

Russel Mills, Director External Technology & Innovation van Dow: ‘We zitten in een overgangsfase. Als op den duur ook de Verenigde Staten, Rusland, China, India en het ­Midden-Oosten over de brug komen, betalen bedrijven straks overal voor CO2-emissies en moedigt dit systeem bedrijven aan om te investeren in CO2-reductie. Zolang dat niet het geval is, levert het eenzijdig invoeren van een veiling voor emissierechten een ernstig concurrentienadeel op. Europa straft de Europese industrie, die al relatief energie-efficiënt is.’ Ton Bruin, Environment, Health & Safety Regulatory Affairs Leader bij Dow: ‘Bij een veiling moet elk bedrijf rechten kopen, of het nu efficiënt is of niet. Daardoor krijg je een enorm handelsvolume. Volgens het EU-plan gaat de opbrengst van de veiling naar de nationale overheid, waardoor er in feite sprake van een groene belasting.’ Veenenbos: ‘Een deel van dit geld zal naar klimaatprojecten in ontwikkelingslanden en armere EU-staten gaan. Een andere deel van het geld is nodig om het administratieve systeem van de veilingen te bekostigen. Wat overblijft gaat naar de nationale ministers van financiën, kortom naar de algemene middelen. Verder lopen de geldstromen waarschijnlijk via de nationale overheden. De verleiding zal groot zijn om met dit geld het nationale begrotingstekort te verminderen. En dat terwijl de bedrijven dat geld juist hard nodig hebben voor het ontwikkelen van CO2-arme processen en installaties.’ ‘De bedrijven zullen natuurlijk niet meteen de poorten sluiten’, vervolgt Veenenbos. ‘Maar het veilingplan brengt zoveel onzekerheid met zich mee, dat bedrijven nu al hun investeringen voor zich uit schuiven. En als bedrijven moeten kiezen tussen produceren in Europa tegen relatief hoge

kosten of elders, dan is de keuze bij nieuwe investeringen snel gemaakt. Europa denkt dit eventueel te kunnen tegengaan door een CO2-heffing te zetten op geïmporteerde producten, maar dan zullen China en India tegenmaatregelen nemen en ben je voordat je het weet in een handelsoorlog verwikkeld.’ Mills: ‘De Europese Commissie erkent het probleem van carbon leakage en denkt dit te kunnen oplossen door de industriesectoren, die blootstaan aan internationale concurrentie, uit te zonderen van de veiling en gratis rechten toe te bedelen.’

Ton Bruin

‘ Door de onzekerheid schuiven bedrijven investeringen voor zich uit’ Ton Bruin: ‘Dat is nog best ingewikkeld. Je kunt krakers aanmerken als lokale fabrieken, omdat hun producten, zoals etheen en propeen meteen lokaal verwerkt worden tot de kunststoffen polyetheen en polypropeen. Het is namelijk niet handig om etheen als brandbaar gas in grote hoeveelheden over de wereldzeeën te vervoeren. Bij het product polyetheen heb je echter wel met wereldwijde concurrentie te maken, omdat je dit gemakkelijk kunt verschepen. Aangezien je krakers en volgfabrieken moeilijk van elkaar kunt scheiden, kun je krakers dus ook niet als lokale fabrieken beschouwen en moeten bedrijven ook voor krakers emissierechten toebedeeld krijgen, anders wordt de hele keten weggeconcurreerd’

Hard gelag

Veenenbos: ‘Er is een duidelijk verschil tussen de industrie, die mondiaal concurreert en de elektriciteitssector die enkel op de regionale markt opereert. Daardoor kunnen de e

Nyrstar komt door veiling in de knel

Fred Hornung (Nyrstar)

26 Chemie magazine juni 2008

Zinkproducent Nyrstar in Budel verwerkt erts uit Australië tot zink met behulp van elektrolyse. Voor 1 ton zink is ongeveer 4,5 megawattuur stroom nodig. ‘De stroomkosten maken ongeveer de helft uit van onze directe operationele kosten. Om te kunnen blijven concurreren op de wereldmarkt moeten de stroomkosten binnen de perken blijven’, zegt Fred Hornung, deputy general manager. ‘We nemen veel stroom af en veroorzaken daardoor indirect CO2-emissie via de elektriciteitsproducent. Als de stroomproducenten in de toekomst emissierechten op de veiling moeten kopen, bestaat de kans dat de elektriciteitsprijzen nog verder omhoog gaan. Driekwart van ons elektriciteitsverbruik is met elektrolyse gemoeid. We kunnen weinig doen om dit elektrolyse-elektriciteitsverbruik te verminderen. Om met behulp van elektrolyse zink te maken heb je nu eenmaal een bepaalde hoeveelheid elektrische energie per ton nodig. De mogelijkheden voor energie-efficiency verbeteringen zoeken we daarom vooral in het overige kwart van ons verbruik, verklaart Hornung. ‘We concurreren op de wereldmarkt. De prijs van zink wordt bepaald op de London Metal Exchange. Een verhoging van de elektriciteitsprijs kunnen we daarom niet door-

berekenen aan onze klanten. We zullen dan marktaandeel moeten afstaan aan producenten in Rusland, India of China die veel minder voor de elektriciteit betalen. Daardoor gaat hier echter relatief schone zinkproductie verloren. Sinds 1999 maken we zink op basis van ijzerarme erts uit Australië­, zodat we geen jarosiet-afval hebben. De cadmium winnen we eveneens uit het erts en verkopen die. Ons biologisch afvalwatersysteem is uniek in de zinkindustrie. En we doen mee aan het benchmarkconvenant: we behoren tot de top 10 van meest energie-efficiënte zinkproducenten ter wereld en dus ook tot de producenten die de minste CO2-emissie per ton zink veroorzaken. Prikkels om energie te besparen en zo indirect aan CO2-reductie te doen hebben we meer dan voldoende. Voor ons hoeft er helemaal geen veilingsysteem te komen. Mogelijke oplossingen voor ons probleem zijn dat de overheid ons gratis emissierechten geeft, of op een andere wijze financiële compensatie geeft bijvoorbeeld doorkorting op de elektriciteitsprijs. Wind- en zonne-energie kunnen slechts een deeloplossing voor ons zijn, omdat we als volcontinubedrijf de hele dag door stroom nodig hebben’, aldus Hornung. juni 2008 Chemie magazine 27


Thema

elektriciteitsbedrijven de kosten van emissierechten wel doorberekenen aan klanten. Er is immers geen concurrentie vanuit bijvoorbeeld de Oeral. Daarom zijn ze niet tegen een veiling. Maar besef wel dat alle gebruikers van elektriciteit, inclusief de burgers, een hogere prijs gaan betalen. Vooral voor de producenten die elektriciteit als primaire energie gebruiken, zoals de chloor-, aluminium- en zinkproducenten, zal dit een hard gelag zijn. De EU-Commissie ziet dit probleem en overweegt om met financiële compensatie over de brug te komen. Nog ingewikkelder ligt het met warmtekrachtkoppeling. Nederland vindt dat je een wkkinstallatie net als een elektriciteitscentrale moet behandelen, zodat een bedrijf voor zo’n installatie straks emissierechten op de veiling moet kopen. Maar wkk-installaties zijn juist zeer efficiënt en voorkomen daardoor CO2-emissies, zodat er alle reden is om wkk maximaal te stimuleren. Er moeten daarom zeker voor de warmteproductie van een warmtekrachtcentrale gratis rechten worden gegeven en ook voor de volledige elektriciteitsproductie. De situatie van een bedrijf met een wkk-installatie is niet te vergelijken met een elektriciteitsproducent die verschillende centrales

‘ Het is van groot belang dat de politiek de juiste weg in slaat’ bedrijft en de stroomproductie over de piek- en daluren kan optimaliseren. Een industriële wkk-installatie moet constant warmte leveren en de elektriciteit is bij wijze van spreken een welkom bijproduct.’

Uitzonderingen

Veenenbos: ‘De EU-Commissie moet straks uitzonderingen maken voor de staal-, aluminium- en zinkindustrie, de raffinagesector, de krakers, de chloor- en ammoniakproductie, de papierindustrie, wkk-installaties enzovoorts. Wie krijgt wel gratis rechten of financiële compensatie en wie niet? En commissaris Neelie Kroes kijkt met argusogen of er bij het verstrekken van rechten geen sprake is van staatssteun. De EU-commissie wil pas in 2011 duidelijkheid geven over wie wel en wie niet over gratis rechten kan beschikken. Dat is veel te laat. Minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken vindt dat ook, en wil daarover zo snel mogelijk duidelijkheid hebben. Het is te hopen, dat politici snel inzien dat het veilen van emissierechten dramatische gevolgen heeft voor de Europese industrie, de Kyoto-doelstellingen niet dichterbij brengt en de bedrijven op enorm hoge kosten jaagt. Europa haalt zich met een veiling ongelooflijk veel op de hals, terwijl dat helemaal niet nodig is. Mijn advies is: ga door met het huidige systeem van gratis emissierechten en vervang de energieefficiency benchmark door een Europese CO2-benchmark. Het veilen van de rechten voor de elektriciteitssector is een goede zaak, omdat hiermee de zogenoemde windfall profits grotendeels verdwijnen. Dat neemt niet weg dat de elektriciteitsprijzen hoog zullen blijven en dat vraagt om een oplossing.’

met Europese benchmarks. Als producenten beter presteren dan de norm kunnen ze rechten verkopen en als ze slechter presteren moeten ze rechten bijkopen. Je concurreert dan op basis van efficiency en dat vormt een aanmoediging om verder in CO2-reductie te investeren. Het beste zou zijn als de rest van de wereld ook emissiehandel invoert. In Amerika bijvoorbeeld, pleit Dow samen met andere bedrijven en ngo’s voor het invoeren van emissiehandel.’ Veenenbos: ‘Bij benchmarks ontvangt een bedrijf een bepaald aantal CO2-emissierechten per ton productie volgens een Europese norm. Voor de toegekende rechten hoeft het bedrijf niets te betalen, maar de norm is dermate ambitieus dat alleen de schoonste producenten deze halen en geen emissierechten hoeven bij te kopen. Zo worden alle bedrijven gestimuleerd om zo schoon mogelijk te produceren. Achterblijvers worden niet meer beloond, zoals nu nog gebeurt, maar moeten rechten bijkopen om hun CO2-emissies af te kunnen dekken. Cefic, de koepelorganisatie van de Europese chemische industrie, werkt momenteel aan prestatienormen voor acht hoofdprocessen in de chemie. Ook de staal- en aluminiumindustrie is voor benchmarks.’

Benchmarks

Misverstand

Mills: ‘We staan in de chemische industrie achter de Europese handel in emissierechten in het algemeen, maar willen dat wel op een intelligente manier verder uitwerken en wel 28 Chemie magazine juni 2008

Veel politici denken dat er van de allocatie van rechten op basis van benchmarks onvoldoende stimulans uit gaat om aan CO2-reductie te doen. ‘Dat is een misverstand. Ook bij

‘gratis’ rechten zijn bedrijven voordeliger uit als ze hun CO2-uitstoot terugbrengen’, aldus Mills. Volgens Veenenbos is geen sprake van een ‘free ride’: ‘Bij een systeem van gratis rechten moet de gehele EU-industrie nog 36% van alle benodigde rechten kopen.’ Veelgehoorde kritiek op benchmarks, oftewel prestatienormen, is dat de CO2-uitstoot per ton product wel afneemt, maar de totale uitstoot van CO2 door het plafond kan gaan als het productievolume groeit. De chemische industrie heeft daar oplossingen voor bedacht. Veenenbos: ‘Het is inderdaad een relatief systeem. Daarom moet je bij een groei van het productievolume de prestatienorm van de CO2-uitstoot per ton product zodanig bijstellen dat je binnen het plafond blijft. Dat betekent wel, dat de normen gaandeweg worden opgeschroefd, wat bedrijven dwingt om de innoveren en te investeren. Toch zijn de kosten van dit systeem slechts een fractie van die van een veilingsysteem. Ook is het grootschalig rondpompen van geld niet nodig en zijn er geen ingewikkelde compensatieregelingen nodig. En bedrijven houden geld over voor klimaat-investeringen.’ Mills: ‘Het werken met caps, oftewel plafonds is effectief, zolang deze de hele markt omvatten, want daarmee dwing je bedrijven om de oudste faciliteiten te sluiten en biedt je ruimte aan andere producenten om het gat met efficiëntere installaties te vullen. En als de productie maar efficiënt genoeg is, is er ook ruimte voor volumegroei.’

Niet slecht

Bruin: ‘Een verdere groei van de chemische industrie hoeft niet slecht te zijn. Als enabling industry levert de chemie producten, waarmee elders CO2-reductie bereikt kan worden. Denk bijvoorbeeld aan de polystyreen die gebruik wordt om daken en vloeren van huizen en gebouwen te isoleren en aan de kunststoffen die auto’s lichter maken. Daardoor kan het best zijn, dat tegenover bijvoorbeeld een geringe groei van de CO2-emissies in de chemische industrie een veel grotere CO2-reductie elders in de maatschappij komt te staan. Bij plafonds moet je dan ook meer kijken naar de totale emissies per land of werelddeel.’ Het zal de industrie nog veel moeite kosten om Brussel en de nationale regeringen op andere gedachten te brengen. Mills: ‘Toch is het van groot belang dat de politiek de juiste weg in slaat. Niemand heeft er belang bij als productie met een relatief lage CO2-uitstoot uit Europa plaats moet maken voor productie met een relatief hoge CO2-uitstoot elders in de wereld. Met een benchmarksysteem voorkom je dit en werk je veel effectiever aan CO2-reductie. Je hoeft geen miljarden euro’s rond te pompen. Het geld van de emissiehandel komt meteen op de goede plaats terecht: daar waar investeren de meeste CO2-reductie oplevert. En daar is de emissiehandel tenslotte voor opgezet.’ y

juni 2008 Chemie magazine 29


Interview

Hoogleraar ‘groene chemie’ Isabel Arends van de TU Delft:

‘ Enzymen bereikbaar voor iedereen’ Als het aan prof. dr. Isabel Arends ligt mag de gereedschapskist van organisch chemici behoorlijk op de schop. Biokatalysatoren waarbij enzymen de chemische omzettingen faciliteren kunnen fijnchemische processen een stuk duurzamer en schoner maken, en oplosmiddelen en reagentia vervangen. Ook het gebruik van hernieuwbare grondstoffen vraagt om de inzet van biokatalysatoren. Astrid van de Graaf

D

eze boodschap verkondigde Isabel Arends, hoogleraar biokatalyse en organische chemie, tijdens haar oratie ‘Enzymen op maat’ die ze vorig jaar hield toen ze het stokje overnam van Roger Sheldon. Arends die vroeger nog droomde van een baan als lerares, wijt zich nu als hoogleraar aan het begeleiden en trainen van jonge wetenschappers waarmee zij samen onderzoek doet aan enzymen.

Foto’s: Sam Rentmeester

Hoe raakt een organisch chemicus en katalyticus gefascineerd door de wondere wereld der enzymen? ‘Het is begonnen tijdens mijn onderzoek aan biomimetische oxidatiereacties in Canada bij de National Research Counsel ruim tien jaar geleden. Het binden van actief zuurstof aan een molecuul is een knap kunstje van een enzym. Mijn opdracht was de werking van het enzym te bestuderen en te vertalen naar een metaalkatalysator. Maar dat bleek met ijzer of andere metaalcomplexen niet te doen. So, if you can’t beat them join them.’

30 Chemie magazine juni 2008

Wat maakt enzymen zo aantrekkelijk? ‘Het geeft de productie van een stof ook een natuurlijk karakter. Wanneer je bijvoorbeeld van kaneelalcohol, een stof afkomstig van hyacinten, de geurstof kaneelaldehyde wil maken, kan dat relatief eenvoudig met één enzym. De geur- en smaakstoffenindustrie zijn gespitst op natuurlijke producten. Wan-

neer je kunt vertellen dat een product met een stofje uit de hyacint, een enzym en een zuchtje lucht is gemaakt, zonder dat er oplosmiddelen en metalen aan te pas zijn gekomen, dan is dat goed voor de consument. Maar het is ook iets van deze tijd. Met iets anders kun je niet meer voor de dag komen. Quest, Organon en DSM zijn dan ook bedrijven waar we op het gebied van biokatalyse vaak mee samenwerken. In de productie van chirale verbindingen zijn enzymen onverslaanbaar, en zeer interessant voor de vervaardiging van farmaceutica. Een zuiverheidsgraad van 99,5%: dat doet geen organische methode hen na. Biokatalyse heeft een goed toekomstperspectief.’ Wat is daarvoor nodig? ‘Dat is moeilijk in het algemeen te zeggen. Biokatalyse is maatwerk. Het is onze taak om methoden te verzinnen die niet alleen op een molecuul, zoals kaneelalcohol, werken, maar ook op andere alcoholen. Ik ben ervan overtuigd dat voor elk syntheseprobleem wel een biokatalysator te vinden is. Om te beginnen zou ik graag de traditionele chemieonderwijsboeken herschrijven. Met name de paragrafen over oxidatieve reacties, waarin nog steeds het gebruik van chroom- en mangaanhoudende reagentia wordt gedicteerd. In het boek ‘Green Chemistry and Catalysis’ hebben Roger Sheldon, Ulf Hanefeld en ik dit al neergezet. Het ontbrak tot nu toe aan tijd e juni 2008 Chemie magazine 31


Interview

om het ook voor onderwijsdoeleinden geschikt te maken. Het boek loopt heel goed. Er zijn al 1200 exemplaren verkocht, en dat is heel veel voor dit soort boeken.’ Waarom is dit boek zo begerenswaardig? ‘Het gaat niet alleen om biokatalyse, maar we behandelen alle drie de vormen van katalyse. De homogene katalyse, waarbij de metaalkatalysatoren zich opgelost in de vloeistof bevinden. De heterogene katalyse, waarbij bijvoorbeeld gas langs een vaste katalysator geleid wordt; dit wordt veelal gebruikt in de bulkindustrie. En de biokatalyse waarbij enzymen de reacties faciliteren. Afhankelijk van de toepassing kies je gewoon de beste, groene oplossing. Dat maakt het boek een heel praktisch hulpmiddel.’ Betekent dit dat een groene oplossing niet per definitie het gebruik van biokatalysatoren inhoudt? ‘Dat klopt. In principe zou je chroom best kunnen gebruiken als dat de beste oplossing is. Dat hebben we van Cradle to Cradle (C2C) goeroe Michael Braungart geleerd. Zolang je alles maar hergebruikt wat je erin stopt. Echter, dat is bij chroom niet zo eenvoudig en voor de hand liggend. Bovendien zijn er uitstekende alternatieven. Atoomutilisatie is dan ook een van de twaalf principes van de groene chemie, naast de inzet van katalysatoren en voorkomen van afval. Het C2C-concept reikt verder en kijkt ook naar de consument en naar de grondstoffen. Met de groene chemie kijken we vooral naar de productie.’ Hoe groen is de chemie? ‘Wanneer je het volgens de regels van de E-factor bekijkt, een methode om groene chemie te kwantificeren, is de bulkchemie relatief groen. Dat beeld draagt de chemische industrie ook uit. De oude fijnchemische processen, zoals de productie van vanille en pesticiden, zijn alles behalve groen te noemen. Daar kan veel aan verbeterd worden door gebruik van enzymen. Zo heeft Roger Sheldon met Codexis voor een nieuw proces voor de productie van Lipitor (producent Pfizer), de cholesterolverlager die veel in het nieuws is, de Green Chemistry Award gewonnen. Het is een heel groen proces. Drie van de sleutelreacties zijn enzymatisch. Maar ook bij de bulkchemie is nog wel winst te halen om het proces duurzamer te maken.’ Roger Sheldon heeft de bijnaam mister E-factor gekregen. Bent u nu als zijn opvolger miss E-factor? ‘Nee hoor. Die eer laat ik graag aan Roger Sheldon, hij heeft voor zijn bijdrage ook een prijs gekregen. Ik denk persoonlijk meer aan Miss Enzyme.’ Een ander hot item is het gebruik van natuurlijke grondstoffen. Doet u daar ook onderzoek naar? 32 Chemie magazine juni 2008

‘Voor zover het de productie van chemicaliën en producten betreft wel. Het gebruik van maïs is absoluut uitgesloten. Niet alleen omdat het met voedselproductie concurreert, maar ook omdat de calorische waarde per vierkante meter slecht is. Je moet eerder denken aan gewassen als suikerriet, gras en snelgroeiend hout. Van deze grondstoffen kun je vervolgens een hele set van platformmoleculen maken. Ik ben ervan overtuigd dat fermentatieprocessen en enzymen daarbij een heel belangrijke rol gaan spelen.’ Op welke manier kan de overheid groene chemie stimuleren? ‘In de industriële werkelijkheid blijft regelgeving nodig om bijvoorbeeld eisen aan emissie te stellen. Maar dat zijn altijd negatieve prikkels. Hoe dat anders kan? In Amerika bijvoorbeeld heb je de Green Chemistry Awards die de president hoogst persoonlijk komt uitreiken. Dat geeft uitstraling. In Nederland missen we dat. Dat nekt goede

De twaalf principes van groene chemie

‘ Afhankelijk van de toepassing kies je gewoon de beste groene oplossing’

De twaalf principes van de groene chemie, zoals ontwikkeld door Paul Anastas van de American Chemical Society, vormen de leidraad voor het ontwerpen van schone processen. Een van die principes betreft de inzet van katalysatoren.

initiatieven. Zoals bijvoorbeeld het bedrijf Nedalco dat restafval wil omzetten in biobrandstoffen. Dit is echter te duur om zonder subsidie van de grond te krijgen. Ondertussen laat de regering wel kolengestookte centrales neerzetten. Hier kun je met je gezonde verstand gewoon niet bij. Dit krijg je als je alleen economen en juristen aanneemt bij de overheid. Met vergassingscentrales ben je namelijk gelijk voorbereid op de toekomst. Dat is misschien in het begin iets duurder, maar straks kun je daar ook biomassa in verwerken. Vergassen is een heel schone en flexibele technologie.’ De Regiegroep Chemie stelt in haar businessplan de halvering van het gebruik van fossiele bronnen binnen 25 jaar ten doel. Hoe realistisch is dit? ‘Het Platform Groene Grondstoffen gaat uit van 25% in het jaar 2030. En dat ondersteun ik van harte. Het gaat dan om de productie van materialen en producten als biopolymeren. Dat is realistisch maar dan moeten we er nog wel hard aan trekken.’ Ook het uitbouwen van de aanwezige technologische competenties op het gebied van industriële biotechnologie, katalyse, materialen en procestechnologie is een doelstelling. Hoe kan uw werk daaraan bijdragen? ‘Dat is het hart van mijn afdeling. Met suikers uit hernieuwbare grondstoffen als vertrekpunt maken we via platformmoleculen straks

• Voorkom afval • Ontwerp veilige chemicaliën en producten • Ontwerp minder giftige syntheseroutes • Gebruik hernieuwbare grondstoffen • Gebruik katalysatoren in plaats van reagentia om afval te verminderen • Vermijd de vorming van bijproducten • Gebruik grondstoffen zo efficiënt mogelijk • Gebruik veilige oplosmiddelen en reactiecondities • Verbruik minder energie • Maak afbreekbare chemicaliën en producten • Controleer processen in real-time om vervuiling te voorkomen • Verminder de kans op incidenten

onze producten. Zo ontstaan geheel nieuwe stambomen die een verbinding leggen tussen deze nieuwe grondstoffen en de uiteindelijke producten. En elke omzettingsstap kent zijn specifieke behoefte aan katalysatoren. We zijn dan ook heel blij met het nieuwe lab voor moleculaire biologie. Daar kunnen we via directed evolution enzymen aanpassen en screenen. Door families van genen met elkaar te mengen is het redelijk eenvoudig om in een aantal dagen duizenden mutanten van een enzym te produceren die iets verschillen van het oorspronkelijke enzym. Die

gaan we vervolgens screenen op de gewenste reactie. Verder hebben we een petitie ingediend bij NWO (De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.), waarin we erop aandringen om biokatalyse beter op de kaart te zetten. Een stuk of 50 collega’s hebben dit ondertekend. Het onderzoeksprogramma voor katalyse, ACTS, is bijna afgelopen en daarin waren we erg gebonden aan de industriële partners. We pleiten nu voor een onafhankelijker platform met gelden uit de eerste en tweede

geldstroom, waarin meer aandacht is voor biokatalyse.’ Wat wilt u uiteindelijk bereiken? Wat is uw ambitie? ‘Dat kun je kort samenvatten als: enzymen bereikbaar voor iedereen. Veel enzymen kun je gewoon bestellen, zoals bijvoorbeeld lipasen, dat gaat uitstekend. Echter voor speciale enzymen is constante toelevering op langere termijn niet gegarandeerd. Je kunt een enzym laten produceren bij speciale bedrijfjes die daarvoor opgericht zijn, maar dat is

alleen interessant bij grote partijen. Maar de prijs is maakbaar. Bedrijven die enzymen in een processtap gebruiken, moeten de productie van enzymen gewoon meenemen in het kostenplaatje. Kosten voor enzymen bedragen in de regel niet meer dan één procent van de kostprijs van je product, maar voor een katalysator is dat op zich veel. Zet je dit af tegen de vermindering van afval en geïntegreerde procesvoering, dan ziet het plaatje er heel anders uit.’ y

juni 2008 Chemie magazine 33


Uitgelicht

Foto’s: anp

Gloednieuwe Nederlandse grasmat

D

e UEFA Cup-finale tussen Zenit Sint Petersburg, de club van trainer Dick Advocaat, en Glasgow Rangers is gespeeld op een gloednieuwe Nederlandse grasmat. Net als veel andere Europese voetbalclubs koos Manchester City voor een combinatie van echt gras en kunstgrasvezels. Het Brabantse bedrijf Desso heeft in het ‘City of Manchester’ stadion zo’n 20 miljoen kunstgrasvezels 20 centimeter diep in de grond geïnjecteerd met behulp van computergestuurde machines. Tijdens het groeiproces ‘vergroeien’ de wortels van het natuurgras met de kunstgrasvezels en ver34 Chemie magazine juni 2008

ankeren de graszoden tot een stabiel en vlak veld. Op die manier zijn de natuurlijke grasvezels goed beschermd tegen tackles en slidings. Bovendien zorgen ze voor een betere afwatering van het veld. Ondanks het feit dat zeven procent van de grasmat uit kunstgrasvezels bestaat, geeft Desso GrassMaster de spelers volgens de producent het gevoel op een 100 procent natuurgrasveld te spelen.

juni 2008 Chemie magazine 35


Kennis en ervaring

BASF in Nijehaske geïnspireerd door Responsible Care-programma

Met toezichthouders naar hoger HSE-niveau ‘Samen met de toezichthoudende overheden proberen we onze prestaties op het gebied van milieu, veiligheid en gezondheid steeds verder te verbeteren’, zegt Klaas Kramer, HSE/Facilities Manager bij de vestiging van BASF in het Friese Nijehaske, nabij Heerenveen. ‘Openheid en wederzijds respect zijn de sleutels tot samenwerken. We laten ze niet alleen in een keukenkastje kijken, maar tonen de hele keuken.’ Joost van Kasteren

R

uim tien jaar geleden, toen de fabriek in Nijehaske nog onderdeel uitmaakte van het Amerikaanse Johnson, is begonnen met het ontwikkelen van een integraal systeem voor veiligheid, gezondheid en milieu. Dit HSE-systeem (Health, Safety & Environment), dat ISO-14000 is gecertificeerd, fungeert als basis voor de vergunning op hoofdlijnen van de Provincie Friesland. ‘Zo’n globale vergunning is belangrijk voor ons’, aldus Kramer. ‘Niet alleen omdat je daardoor enige vrijheid van opereren hebt, maar vooral ook omdat je daardoor – samen met de toezichthouders – de zorg voor veiligheid, gezondheid en milieu op een steeds hoger plan kunt brengen. Zo’n ISO-certificaat daagt je daar ook toe uit.’ Het lichtblauwe gebouw in de groene weiden langs de A7 valt meteen op. De vestiging van Nijehaske is een onderdeel van BASF Nederland BV en behoort tot de groep ‘Performance Chemicals’ van BASF. Het bedrijf produceert bindmiddelen voor watergedragen verven en inkten. De verven waarvoor Nijehaske de grondstof levert, worden vooral toegepast in hogere marktsegmenten, zoals auto’s en meubels. De inkten worden onder meer gebruikt voor het bedrukken van voedselverpakkingen. Het bedrijf levert de bindmiddelen in twee varianten: als emulsie en in vaste vorm, als hars. De grondstof-

36 Chemie magazine juni 2008

fen worden per tankwagen aangeleverd en opgeslagen in bovengrondse opslagtanks van 40 en 60 kubieke meter. Het gaat om brandbare stoffen. Elke tank beschikt over een eigen lospomp om vergissingen te voorkomen. Bovengrondse opslag heeft als belangrijk voordeel dat de tanks en hun inhoud gemakkelijk toegankelijk zijn voor inspectie. Een eigen transportpomp verpompt de grondstoffen naar de reactoren, waar de reactie plaatsvindt. De productie van emulsies is een ‘semi-batch’-proces; de harsen worden in een continuproces gemaakt. De emulsies worden voornamelijk per tankwagen afgevoerd naar de klant. Een deel wordt opgeslagen in IBC’s (intermediate bulk containers) van 1000 liter. Niet in Nijehaske overigens, maar bij de transporteur in Veendam. Ook de ‘bigbags’ met hars worden in Veendam opgeslagen. Anders dan de grondstoffen, vallen noch de emulsies, noch de harsen in de categorie gevaarlijke stoffen. Kramer: ‘Voor de grap zeg ik wel eens tegen de mensen van de overheid: je moet blij zijn met ons, want wij maken gevaarlijke stoffen ongevaarlijk.’

Niet eenvoudig

Het ontwikkelen van een integraal HSEsysteem was niet eenvoudig, zeker tien jaar geleden niet. De verschillende onderdelen - veiligheid, gezondheid en milieu – worden namelijk via verschillende wettelijke kaders geregeld. Wat

veiligheid betreft valt BASF in Nijehaske, vanwege de hoeveelheden brandbare grondstoffen die worden gebruikt, in de zwaarste categorie van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Deze zogeheten VR-plichtige inrichtingen zijn niet alleen gehouden om een veiligheidsmanagementsysteem te ontwikkelen en in stand te houden, maar ook om een veiligheidsrapport in te dienen.

Mee uit de voeten

Evenals andere bedrijven heeft BASF Nijehaske naast de BRZO ook te maken met de Arbo-wet, de wet milieubeheer, de wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Brandweerwet etc. Die wetten zijn niet echt op elkaar afgestemd. ‘Het gevolg is’, aldus Kramer, ‘dat je in principe verschillende beheerssystemen moet hebben om aan de eisen in elk van die afzonderlijke wetten te voldoen. Bovendien zou je ook verschillende rapportages moeten maken. Omdat we dat niet zo efficiënt vonden, hebben we samen met de betrokken overheden een HSEsysteem ontwikkeld, waar iedereen mee uit de voeten kan, ook het bedrijf zelf. Intern gebruiken we het systeem voor het ontwikkelen van doelstellingen en actieplannen en om na te gaan of onze HSE-doelen zijn gehaald.’ Sinds enkele jaren is het HSE-systeem geautomatiseerd en dat is volgens Kramer een enorme vooruitgang. ‘Tot voor kort had iedereen een map in zijn kast

heid afzonderlijk moet weten. Iedereen moet er dus zelf uithalen wat hij nodig heeft. Een bijkomend voordeel is echter dat de overheden ook het totaalplaatje zien en dat blijkt buitengewoon nuttig, omdat je daarmee voorkomt dat tegenstrijdige eisen worden gesteld.’

Kwartaaloverleg

staan. Bij wijzigingen kreeg je een update, waarbij je een of meer pagina’s moest vervangen. Niet alleen het maken en versturen van die updates is een heel gedoe, maar bovendien weet je niet wanneer iemand zijn map bijwerkt. In de praktijk betekent dat dat je een aantal versies in omloop hebt en dat is natuurlijk niet de bedoeling. Daarmee ondergraaf je het systeem. Nu staat het HSE-systeem op ons intranet. Iedereen heeft via zijn computer dus altijd de laatste versie tot zijn beschikking. Alleen voor calamiteiten is er nog een papieren versie en die ligt in de portiersloge.’ Voor milieu-, arbo- en veiligheidsinspecties blijkt het geautomatiseerde HSE-systeem eveneens een uitkomst. Kramer: ‘Als de milieu-inspecteur op bezoek komt, zet ik hem achter mijn pc en dan kan en mag hij alles bekijken. Ook alle ongevallen, bijna-ongevallen, incidenten, afwijkingen van het proces, acties en de resultaten van audits staan in het systeem en kan hij inzien. Formeel hoeft dat niet, maar we geven zo’n inspecteur graag een kijkje in de keuken, zodat hij weet wat er speelt. Bovendien kunnen we misschien nog iets van hem leren.’

Geen tegenstrijdige eisen

Wat betreft de rapportage is gekozen voor één jaarverslag HSE/Facilities dat aan alle betrokken overheden wordt toegestuurd. Kramer: ‘In principe staat daar meer in dan elke over-

Het contact met de overheden beperkt zich niet tot de jaarlijkse rapportage dan wel het melden van incidenten. Samen met twee andere bedrijven (Ciba Specialty Chemicals Heerenveen BV en Bosma Transport en Opslag), die ook te maken hebben met gevaarlijke stoffen, overlegt BASF Nijehaske eens per kwartaal met vergunningverleners en toezichthouders van provincie, brandweer en gemeente. Tijdens dat overleg wordt informatie uitgewisseld over ontwikkelingen in de betrokken bedrijven en bij de betrokken overheden. Ook actuele zaken, zoals meldingen van incidenten of eventuele uitrukken van de brandweer worden besproken. ‘Buitengewoon nuttig en leerzaam, zowel voor ons als voor de overheid’, stelt Kramer. Op operationeel niveau werkt BASF Nijehaske eveneens goed samen met de betrokken overheden. Het bedrijf beschikt

niet over een eigen bedrijfsbrandweer, maar wel over een goed uitgeruste BHV (bedrijfshulpverlening). Met de gemeentelijke brandweer is afgesproken dat tijdens productie minimaal twee, door de brandweer opgeleide brandwachten aanwezig zijn. In geval van calamiteiten hebben ze vooral een ‘gidsfunctie’, maar om die goed te kunnen vervullen is regelmatig samen oefenen noodzakelijk. Al met al is Kramer zeer te spreken over het geïntegreerde HSE-systeem. Het levert de informatie – en meer dan dat - die het bevoegd gezag nodig heeft om zijn toezichthoudende taak uit te oefenen, terwijl het bedrijf er ook veel baat bij heeft om de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu nog verder te verbeteren. Kramer: ‘Vroeger zaten bedrijfsleven en overheid niet altijd op één lijn. Mede dankzij het HSEsysteem en de bijbehorende openheid is het onderlinge vertrouwen gegroeid.’y

Responsible Care-programma uitgangspunt voor HSE-systeem Het Responsible Care-programma van de chemische industrie is voor BASF in Nijehaske het uitgangspunt geweest voor het huidige geïntegreerde HSE-systeem. Toen het bedrijf nog in handen was van het Amerikaanse Johnson Polymers is manager Klaas Kramer bezig geweest om het Responsible Care-14001 systeem in Nederland te certificeren. ‘Maar hier kenden we het nog niet, dus was het nog niet mogelijk. Daar is inmiddels verandering in gekomen.’ Volgens Kramer is de grote waarde van het Responsible Care-programma dat bedrijven

op verschillende terreinen naar hun stakeholders inzichtelijk kunnen maken op welke manier zij hun prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu continu proberen te verbeteren. ‘En vervolgens kun je daarover met elkaar in discussie gaan. Gaat het bijvoorbeeld wel snel genoeg? Kan een bedrijf meer doen? Op die manier geef je inzicht in je bedrijfsprocessen, waardoor je op termijn meer vertrouwen en geloofwaardigheid creëert. Dat is in ieder geval mijn overtuiging’, aldus Kramer.

juni 2008 Chemie magazine 37


In beeld

Papier is deels chemie Is papier een natuurproduct? Ja en nee. Het bestaat voor iets meer dan de helft uit cellulosevezels, voor 40% uit coating (latex, krijt, bindmiddel en optische witmaker), oftewel chemie, en voor de rest uit water. En bij de fabricage spelen chemicaliĂŤn een essentiĂŤle rol. Een kijkje bij Sappi in Maastricht.

38 Chemie magazine mei 2008

juni 2008 Chemie magazine 39


...

InThema beeld

1

2

9

8 Foto 1: Balen met gebleekte cellulose vezels (grondstof) Foto 2: Dosering chemische hulpstoffen (o.a. betere vezelhechting) Foto 3: Bassin met cellulosepulp (99,5% water en 0,5% vezels) Foto 4: Ronddraaiend zeefdoek met daarop papier in wording Foto 5: Na verdere ontwatering wordt de papierbaan op warme walsen gedroogd Foto 6: Aanmaak van coating (latex, krijt, bindmiddelen en optische witmakers)

Foto 7: Aanbrengen van coating op de papierbaan Foto 8: Opwikkelen van de papierbaan (na het nadrogen) Foto 9: Grote papierrollen gaan naar de snijmachine Foto 10: Controlekamer Met dank aan Sappi

4

3

5

6 40 Chemie magazine juni 2008

7

10 juni 2008 Chemie magazine 41

Foto’s: Fotostudie CL, Frans Bastings

Van cellulose vezels naar papier


Maatschappij

Grote interesse chemiebedrijven voor algenproductie

De alchemie van algen Algen kweken is niet langer meer een zaak van kleine entrepreneurs alleen. De afgelopen maanden zijn grote chemiebedrijven, waaronder Teijin, Dow en AkzoNobel, samenwerkingsverbanden met hen aangegaan, omdat algen aantrekkelijke perspectieven bieden als bron voor biobrandstoffen en chemicaliën. Ook DSM is geïnteresseerd, vanwege de witte biotechnologie en productie van voedingsingrediënten.Erik te Roller

Koningin Beatrix en minister Cramer van VROM krijgen bij Aquaphyto in Zeewolde uitleg over biobrandstoffen

Samenwerking Teijin

In 2007 is Aquaphyto een samenwer42 Chemie magazine juni 2008

Foto: G.Schutte

P

ionier op dit gebied is Robert Baard, oprichter en directeur van Aquaphyto in Zeewolde, waar momenteel elf mensen werken. Hij vertelt hoe het ca. vijftien jaar geleden begonnen is: ‘Bij de Universiteit van Amsterdam wordt al jaren onderzoek gedaan naar het bestrijden van micro-algen in het oppervlaktewater. Van die microscopisch kleine waterplantjes zijn wel 80.000 verschillende soorten bekend. Behalve hoe je van algen af kunt komen, zijn we ons op een gegeven moment ook gaan afvragen wat je allemaal met micro-algen kunt doen. Aanvankelijk zagen we mogelijkheden voor micro-algen om mineralen uit mest te verwerken, maar dat is commercieel niet van de grond gekomen door gebrek aan belangstelling van de politiek en de boeren. Later zijn we ons gaan richten op supplementen voor meer hoogwaardige diervoerders. In 2005 zijn we in Zeewolde van start gegaan met de eerste commerciële productie van micro-algen in grote bassins. We hebben nu tien ontwikkelingstrajecten onder handen. Inmiddels produceren we al micro-algen voor toepassing in diervoeders van paarden, honden, katten en als voedingsstoffen voor mosselen en oesters die in Zeeland worden gekweekt.’

‘ Micro-algen leveren tien keer zoveel biodiesel op als koolzaad’

kingsverband met Teijin aangegaan, een van de grootste Japanse investeerders in Nederland. Het Japanse bedrijf steekt geld in diverse ontwikkelingsprojecten, waardoor Aquaphyto de kweekbassins kan uitbreiden van een halve hectare tot drie hectare. In het kader van de samenwerking analyseert Teijin onder meer monsters van Aquaphyto en helpt zo bij het optimaliseren van de processen. Afspraak is dat Teijin gebruik kan maken van de resultaten van het ontwikkelingswerk en die in Azië kan

toepassen. Omgekeerd stelt Teijin kennis op het gebied van geneesmiddelen en voedingsingrediënten in relatie tot micro-wieren voor toepassing in Europa ter beschikking. De bedrijven geven elkaar daarvoor de nodige licenties. Mogelijk neemt Teijin te zijner tijd ook een belang in Aquaphyto. De grote vraag voor algenkwekers en investeerders is hoe snel ze de productie van biomassa met micro-algen (afmetingen: 2 - 150 micrometer) concurrerend kunnen maken.

De laatste tijd is met name de belangstelling voor micro-algen als bron voor biodiesel enorm toegenomen. ‘Koolzaad levert 1500 liter biodiesel per hectare op. Micro-algen leveren tien keer zoveel op, oftewel vijftien ton biodiesel per hectare. En bij koolzaad gaat nog de helft van de energie verloren bij het transport en de verwerking van de oliehoudende zaden. Bij microalgen is het energieverlies veel geringer’, aldus Baard. ‘Als je overigens als biodieselproducent wilt meetellen, moet je minstens 25.000 ton biodiesel per jaar produceren. Daar heb je 2000 tot 3000 hectare algenbassins voor nodig en daarnaast CO2, nutriënten, zoals bijvoorbeeld mineralen uit mestmest, en warmte. De vraag is of daarvoor in Nederland genoeg ruimte beschikbaar is. Voordeel van Nederland is wel dat proces- en energiebedrijven veel CO2 en restwarmte beschikbaar hebben’, aldus Baard.

Consortium

Voor de ontwikkeling van biodiesel heeft Aquaphyto een consortium gevormd met Teijin, Ecofys (Econcern), de Universiteit van Amsterdam en twee niet nader genoemde energiebedrijven plus een buitenlandse biodieselproducent. ‘Concurrent’ Ingrepro heeft pas een consortium met AkzoNobel, Essent en

Wageningen Universiteit gevormd om de mogelijkheden te bekijken om met algen biodiesel te produceren en daarbij gebruik te maken van de CO2 en restwarmte afkomstig van de Delesto warmtekrachtcentrale in Delfzijl. Bij gebrek aan stikstof hopen algen vetzuren (lipiden) op, tot wel 25% à 30% op droge-stof-basis. ‘Die olieachtige stoffen kun je winnen door ze uit te persen en te extraheren met hexaan of butanol. Via transesterificatie zet je ze om in zuivere biodiesel. Met bioraffinage kun je die stoffen eventueel weer verder verwerken voor de chemie’, legt Baard uit. Aquaphyto mikt met micro-algen ook op hoogwaardige toepassingen. ‘Micro-algen leveren als biobrandstof straks misschien 40 eurocent per kilo op, ongeveer drie tot tien euro per kilo als diervoeder, 30 tot 200 euro per kilo als voedingssupplement, aldus Baard. Op de korte termijn bieden de stoffen met een hoge kiloprijs commercieel gezien het meeste perspectief. Baard: ‘Micro-algen leveren een scala van pigmenten. Een bekend pigment is astaxanthine, dat nu nog chemisch wordt gesynthetiseerd en 2000 tot 3000 euro per kilo kost. Sommige microalgen maken die stof ook. Ze komen onder andere in zoutpannetjes in WestAfrika voor en dat verklaart waarom flamingo’s in de natuur roze zijn en in

Micro-algen worden al toegepast in diervoeders en in voedingstoffen voor mosselen en oesters

dierentuinen weer wit worden. Het is ook een pigment die in de aquacultuur gebruikt wordt om bijvoorbeeld zalm of garnalen roze te kleuren. Astaxanthine kan bovendien als antioxidant aan natuurlijke stof aan drankjes en voeding worden toegevoegd. Een andere interessante kleurstof om met algen te maken is mogelijk phycocyanine. Het is een wateroplosbare fluorescerende stof. In Japan kijkt men of deze stof ook als contrastvloeistof bij medische diagnoses gebruikt kan worden. Ook is phycocyanine geschikt als natuurlijke kleurstof (cyaan) voor voedingsmiddelen en ijs.

Alternatieve bron

Volgens Baard vormen micro-algen ook een alternatieve bron van omega 3-vetzuren. ‘Unilever haalt de omega 3-vetzuren nu nog uit visolie. Maar de visstand gaat zienderogen achteruit. Bovendien maken vissen niet zelf omega 3-vetzuren aan, maar krijgen die binnen door micro-algen te eten. Daarom ligt het voor de hand om ze rechtstreeks uit gekweekte microalgen te halen, mits dat natuurlijk kostenconcurrerend is. Het gaat om twee vetzuren: ‘docosahexaenoic acid’, afgekort DHA en ‘eicosapentaenoic acid’ afgekort EPA. Die vetzuren zijn onder andere belangrijk voor de e juni 2008 Chemie magazine 43


Maatschappij

ontwikkeling van de hersenen van baby’s en ze beschermen mensen in het algemeen tegen hart- en vaatziekten en neurologische problemen. Voor kleurstoffen en vetzuren bestaat al een markt met hoge prijzen per kilo, waar we op in willen spelen.’ Algen bevatten ook verschillende vitamines, aminozuren en mineralen. ‘Voor chemische samengestelde vitaminepreparaten gelden steeds strengere eisen, maar voor preparaten op basis van natuurlijke grondstoffen zijn de eisen minder zwaar. Ook daar spelen we met micro-algen op in’, aldus Baard. Bij mineralen valt te denken aan natrium, kalium, calcium en fosfor en bij sporenelementen aan mangaan, koper, zink, vanadium en seleen. ‘Vooral voor seleen bestaat veel interesse, omdat deze stof helpt om bepaalde vormen van kanker te voorkomen’, voegt Baard eraan toe. Op de korte termijn voorziet hij nog geen ruime toepassing van microalgen als bron voor de chemische productie. ‘Je moet dan zeer concurrerend kunnen produceren, zoals bijvoorbeeld bij pigmenten voor verf. Maar grote bedrijven houden de vinger aan de pols en willen onderzoek doen, omdat ze willen weten wat de mogelijkheden zijn om micro-algen als biomassa via bioraffinage in te zetten voor de productie van chemicaliën en

Foto: AquaPhy to

Gedroogde micro-algen: geschikt voor verdere verwerking

kunststoffen. De Regiegroep Chemie heeft tenslotte een halvering van het gebruik van fossiele grondstoffen als doel gesteld voor in 2030.’

Koninklijk bezoek

‘In april zijn koningin Beatrix en minister Cramer van VROM bij ons in Zeewolde op bezoek geweest. We hebben toen ook gesproken over de voor- en nadelen van eerste- en tweedegeneratie-biobrandstoffen. In het kader van aquatische biomassa is naar voren gebracht, dat je voor de teelt van micro-algen geen landbouwgrond nodig hebt. Je onttrekt niets aan de bodem en kunt ze daarom in principe ook in de woestijn kweken. En de productie is veel hoger: een verdubbeling van de micro-algen in 24 uur behoort tot de mogelijkheden. In Nederland kun je zodoende op een hectare per jaar ongeveer 25 ton droogstof algen kweken. Maïs levert maar 8 ton

droogstof per hectare op. Micro-algen hebben een hoge voedingswaarde en zijn daarom ook zeer geschikt voor de voedselproductie’, aldus Baard. Volgens hem kunnen boeren straks niet zomaar op de algenteelt overgaan. ‘Als dat zo was, hadden ze dat al lang gedaan. Het is hoogwaardige biotechnologie en dat vereist specialistische en wetenschappelijke kennis. Als je iets verkeerd doet, kun je de algencultuur in een paar uur verspelen’, verklaart Baard. Aquaphyto kweekt de micro-algen in grote bassins van 50 cm diep. Gesloten systemen vereisen relatief hogere investeringen en gebruiken onder meer vanwege het rondpompen van de cultuur door de buizen veel energie. Bioreactoren met micro-algen zijn alleen iets voor een toepassing met een hogere toegevoegde waarde, zoals farmaceutische stoffen. y

Algen vallen in de smaak Een greep uit de lopende projecten: • Het consortium AkzoNobel, Essent, Wageningen Universiteit en Ingrepro gaat na wat de mogelijkheden zijn om met behulp van CO2 uit rookgassen algen te kweken voor biodiesel en chemische grondstoffen. • Het Brabantse bedrijf AlgaeLink gaat vanaf dit najaar op proef kerosine op basis van algen produceren voor KLM. De luchtvaartmaatschappij wil over twee jaar al algenkerosine als brandstof gaan inzetten. • Wageningen Universiteit werkt met tien bedrijven, waaronder Dow, Neste Oil (Finland), Tendris, Syngenta, Friesland Food en Eneco Energy samen binnen een onderzoeksprogramma gericht op de winning van biobrandstof uit algen. • Aquaphyto werkt onder meer met Teijin, 44 Chemie magazine juni 2008

Ecofys (Econcern) en de Universiteit van Amsterdam aan de ontwikkeling van biodiesel op basis van algen. • Royal Haskoning en Maris Projects in Schijndel werken samen aan de ontwikkeling van zogenoemde algencentrales. • Ingrepro uit Borculo en Algaechm (Maleisië) werken samen aan de inzet van algen voor de productie van antioxydanten en biobrandstoffen. • Ingrepro uit Borculo, producent van veevoeder en voedingssupplementen op basis van algen, wil bedrijven zogenoemde Powerfarms gaan aanbieden, waarmee ze CO2, afvalwater of mest met behulp van algen kunnen omzetten in biogas en andere nuttige producten. • Lgem kweekt algen in een kassencomplex

in het Brabantse Made, voornamelijk voor visvoer en voedingssupplementen. • Twee entrepreneurs in het Friese Hallum willen met advies van DHVplant een algenkwekerij beginnen. • Shell bouwt samen met het Amerikaanse HR Biopetroleum een algenfabriek op Hawaï voor de ontwikkeling van biodiesel. • Aquaphyto werkt samen met Koninklijke Prins & Dingemanse aan toepassing van micro-algen voor ‘land based’ aquacultuur (schelpdieren). • AquaPhyto werkt samen met Teijin aan toepassing van micro-algen in nutraceuticals en farmaceutica. • AquaPhyto werkt samen met Essent Milieu en Grontmij aan mogelijkheden van microwieren voor waterzuivering.


CO2-emissies

CO2-emissies in de wereld als gevolg van verbranding fossiele brandstoffen (2004) (industrie, energiesector, huishoudens, verkeer, etc.)

@Wf

Wd

&'**",

?dZ_

W

Bron: CDIAC

Infographic

Hki CO2 -emissies van de Nederlandse chemische industrie

2004

2005

21,4

&()( *"/

2006

21,4

(x 1 miljoen ton)

dZ

KI7

+%). (("(

;K

&)' &"+

(&&* ''"*

79,9

Bron: NEA

76,6

[hbW

&*'* +",

CO2 - emissies van Nederlandse deelnemers aan de emissiehandel (totaal van emissie van energie-intensieve bedrijven en energiesector) 2005 2006 2007 80,4

D[Z

21,2 Bron: CBS

totaal

bWdZ

(x 1 miljoen ton)

9^_d

W [d

*%&% '."*

JW_

mWd

(x 1 miljoen ton)

CO2-emissie van deelnemers aan emissiehandel per land (totaal van emissie van energie-intensieve bedrijven en energiesector)

'*,

)-,

''+

'*&

)-, ),*

'&%

'',

')(

&-+

'&%

''+

&',

&-%

'%(

--

&',

&-)

-%

-)

&('

,(

,, -(

*(

,% -%

'%*%

** ,&

'%() '%&'

**

:k_

jibW

dZ

KA

?jWb

_†

Feb[

d

IfW

d`[

<hW

dah

_`a

J`[Y

^_†

D[Z

[hbW

dZ

=h_[

a[d

bWdZ

8[b

]_†

'%()

;K

jejW

Wb

(x 1 miljoen ton)

46 Chemie magazine juni 2008

juni 2008 Chemie magazine 47

Bron: CITL

'%*%


Uit de media...

Gezondheidsrisico babykamer Ouders hechten aan een gezonde omgeving voor het ongeboren kind en de pasgeboren baby. Veel baby’s worden niettemin regelmatig ziek. Sommige ziekten kunnen samen­ hangen met het binnen­ klimaat thuis.

bro n: tele gra af

O

nderzoeksgegevens van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu duiden op regelmatige overschrijdingen van VOS- en formaldehyde-concentraties in woningen. Sommige ziekten van baby’s kunnen daarmee samenhangen. Het inrichten van de babykamer kan daarin een rol spelen door de piek van chemische emissies. Er is steeds meer inzicht in mogelijke schade voor de gezondheid van een baby. Het artikel in De Telegraaf van 13 april 2008 doet daar enigszins emotioneel verslag van. Afgezien van een wenselijke correctie op dit artikel, dat klussen in het begin van de zwangerschap ook een risico vormt, is de aandacht voor de babykamer welkom. Uit de vele reacties blijkt dat relatief veel mannen afstand nemen van het risico, terwijl veel vrouwen zeggen: dat wist ik allang. De babyinterieurproducenten, tonen zich extra benieuwd naar de achtergronden van het krantenartikel. Hoewel er geen onderzoeksrapport van het Onderzoeksinstituut OTB van TU Delft over ‘gif in de babykamer’ beschikbaar is, is er wel onderzoek gedaan naar gezondheidsrisico’s van de woning en de slaapkamer in het bijzonder. En er zijn andere onderzoeksresultaten: Jan Sundell deed in Denemarken en Roemenië onderzoek naar weekmakers in plastics; Irene Lehmann uit Leipzig leverde gegevens over de relatie tussen astma en blootstelling aan chemische stoffen die typisch in woningen voor­ komen. Mark Mendell in Californië waarschuwt voor de verdenkingen van

formaldehyde, andere vluchtige verbindingen en weekmakers in plastics ten aanzien van de gezondheid van kinderen. Al deze onderzoeksresultaten legitimeren de uitspraak dat het binnenmilieu in slecht geventileerde, warme en ‘nieuwe’ babykamers een gezondheidsrisico inhoudt. In Finland wordt aanbevolen om de maximaal toelaatbare blootstelling aan schadelijke stoffen voor zwangere vrouwen te beperken tot 10% van de algemene waarden. Maar welk niveau zou voor pasgeboren baby’s moeten gelden? Want de babyhuid heeft een lage weerstand tegen opname van stoffen, het oppervlak van de longblaasjes is nog maar een fractie van dat van volwassenen, de ademhaling is snel en de invloed van verontreinigingen vele malen groter dan bij volwassenen. Er wordt relatief weinig onderzoek gedaan naar cocktails in het binnen­

milieu van woningen. Het leggen van een verband met gezondheidsrisico’s is uitermate moeilijk. Dit verband wordt afgeleid uit blootstelling van meestal volwassen, gezonde mannen in werk­ omstandigheden met extreem hoge concentraties, zoals schilders, tapijt- en parketleggers. Die gegevens toepassen op kinderkamers is riskant, maar wel nuttig om een vertaalslag te maken van kortdurende blootstelling aan piek-concentraties naar langdurige blootstelling van kwetsbare baby’s aan lage concentraties. Het advies is om meer onderzoek te doen naar praktijkomstandigheden in huis. Evert Hasselaar, onderzoeker gezond wonen en duurzaam renoveren bij Onderzoeksinstituut OTB, sectie DWK bij TU Delft

juni 2008 Chemie magazine 49


Jaarvergadering

Jan Zuidam tijdens jubileumjaarvergadering:

‘Beeld over de chemie is aan het omkeren’ ‘Ik heb het idee dat het beeld over de chemie aan het omkeren is’, zei Jan Zuidam tijdens de jubileumjaarvergadering (90 jaar) van zijn organisatie in de Haagse Nieuwe Kerk. Verslag van een positief gestemde jaarvergadering in het teken van veiling van emissierechten, innovatie, Cradle to Cradle en Responsible Care. Jos de Gruiter

Aantal fases

‘De chemie is door een aantal fases gegaan’, reageerde de VNCI-voorzitter. ‘Toen we 90 jaar geleden als branche-organisatie startten, werd chemie gezien als een spannend vak. Dat is het tot de jaren zeventig van de vorige eeuw gebleven. Het citaat van Ruud Selman dateert van een periode waarin de chemie als vies werd beschouwd. Ik heb het idee dat het beeld de laatste jaren aan het omkeren is. Ik was kortgeleden in Duitsland en hoorde daar dat het aantal chemiestudenten weer aan het toenemen was. De reden: ze vinden het een spannend vak. Chemie kan zorgen voor oplossingen van problemen waar de wereld voor staat.’ 50 Chemie magazine juni 2008

Foto's Sacha Schalk wijk

D

e VNCI-jaarvergadering op 4 juni was een bijzondere. De fraaie locatie (de Nieuwe Kerk in Den Haag), de inspirerende gastspreker (Cradle to Cradle-goeroe Michael Braungart), de grote opkomst (ruim 250 deelnemers) en de bescheiden viering van een klein jubileum (de VNCI werd 90 jaar geleden opgericht) zorgden bij elkaar voor een geslaagde bijeenkomst. ‘Ik heb het gevoel dat we uit het dal aan het kruipen zijn’, vond bovendien voorzitter Jan Zuidam (één jaar in functie). Hij reageerde daarmee op een citaat van een van zijn voorgangers, waarmee dagvoorzitter Hans van Veen hem confronteerde. ‘Kennelijk zijn er stromingen in Nederland die de chemie een vaste plaats op de zondaarsbank hebben toebedeeld’, liet toenmalig VNCI-voorzitter Ruud Selman in 1992 in een jubileumuitgave van het vakblad ChemPress optekenen. Wat Zuidam anno 2008 van die constatering vond, wilde Van Veen weten.

Zuidam wees op de omslag in het denken van een man als Wouter van ­Dieren, lid van De Club van Rome en grondlegger van de huidige Vereniging Milieudefensie. In de na afloop van de jaarvergadering uitgereikte jubileumuitgave Beelden van Chemie wordt Van Dieren herinnerd aan zijn uitspraak van halverwege de jaren negentig in NRC Handelsblad. Volgens de huidige directeur van het Instituut voor Milieuen Systeemanalyse (IMSA) in Amsterdam was de chemische industrie ‘een historische vergissing’. ‘De bedrijfstak beroept zich er graag op dat zonder haar toedoen de moderne wereld niet tot stand was gekomen. De schappen van de supermarkt maken dat duidelijk: daar glanst en glimt de totale overwinning van de synthese over de natuur, en het is de chemie die deze victorie heeft gerealiseerd. Zonder chemie is het moderne leven inderdaad onbestaanbaar, maar met de gangbare chemie is het toekomstige leven nu al aan sterven toe, dat moet de bizarre conclusie zijn’, aldus Van Dieren dertien jaar geleden.

‘ Chemie, een spannend vak?’ ‘Maar in het boekje Beelden van Chemie zegt hij nu veel aardiger dingen over de branche’, stelde Zuidam eufemistisch vast. De vroegere milieuactivist complimenteert de chemische industrie met ‘een enorme vooruitgang’ die de afgelopen decennia op verschillende terreinen is geboekt. ‘Zo zijn de emissies van bepaalde stoffen met 80 tot 90 procent afgenomen. En dat is natuurlijk een gigantische presentatie waar de branche trots op kan zijn.’ Ook het Responsible Care-programma van de chemische industrie heeft, aldus van Dieren, ‘tot veel verbeteringen geleid, vooral vanwege het onderling zeer verplichtende karakter. Want ik weet uit de praktijk dat aan de peer reviews zeer veel waarde werd gehecht.’

Veel perspectief

Zuidam was dan ook positief over het toekomstperspectief van de branche. Ten tijde van de uitspraak van Van Dieren over de ‘historische vergissing’ noteerde de chemische industrie een

jaaromzet van zo’n vijftig miljard gulden. Dertien jaar later is de omzet ruim verdubbeld tot vijftig miljard euro. ‘En er zit nog vreselijk veel perspectief in chemie’, benadrukte Zuidam: ‘Wij hebben goud in handen in de vorm van oplossingen voor de grote uitdagingen van nu en de nabije toekomst, zoals de voedselvoorziening, klimaatverandering, de gezondheid van de gemiddeld steeds ouder wordende mens en het milieu in algemene zin. Procesintensificatie en biotechnologie leiden tot minder emissies. Daarnaast kan de chemie een enorme bijdrage leveren aan het oplossen van problemen door middel van lichtere verven voor de scheepvaart, lichtere onderdelen voor auto’s, betere geneesmiddelen en voedingsmiddelen.’ Uiteraard refereerde Zuidam even aan de actuele discussie over het reduceren van de emissie van broeikasgassen en de onwenselijkheid om dat via een systeem van veilen te doen, zoals de Europese Commissie wil. ‘De Regiegroep Chemie heeft de ambitie neergelegd om de CO2-emis-

sie tot 2030 met 50% te verlagen. Daar moeten we wel de ruimte voor krijgen. Momenteel zijn we in debat met de Nederlandse overheid en de Europese Commissie over de vraag hoe we dat het beste vorm kunnen geven. Behoud van onze concurrentiepositie ten opzichte van producenten buiten Europa is daarbij van groot belang.’ Zuidam wees op het VNCI-alternatief voor de plannen van de Europese Commissie. Daarin worden de milieudoelstellingen gerealiseerd en blijft de concurrentiepositie onaangetast (zie hiervoor ook het interview met Jan Zuidam elders in dit nummer). Hij noemde het essentieel dat de chemische industrie in Nederland en Europa een goed vestigingsklimaat blijft vinden. Maar: ‘Als alle partijen samenwerken, ligt er wat mij betreft een prima toekomst voor de chemie in Nederland.’

Imagotraject

Voorwaarde voor een succesvolle aanwezigheid in Nederland is tevens de beschikbaarheid van adequaat

geschoolde medewerkers, aldus ­Zuidam. ‘We zijn een groeiende industrie met veel r&d en innovatie, dus we hebben jonge talenten nodig, die het uitdagend vinden om een bijdrage te leveren aan de uitdagingen die ons nu bezighouden.’ Om die jonge talenten te interesseren voor de bedrijfstak is het noodzakelijk dat de chemische industrie een aantrekkelijk beeld heeft. Dat bereikt de branche, vond Zuidam, ‘door goed te doen wat we doen, door het verder verbeteren van onze prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu en door onze bekendheid te vergroten.’ De DSM-bestuurder zette daarmee low key het imagotraject ‘Chemie is overal’ in gang. Zijn introductie werd gevolgd door de première van een vier minuten durende promotiefilm, die in sneltreinvaart laat zien op welke terreinen chemie oplossingen biedt. Deelnemers aan de jaarvergadering kregen de film na afloop mee. y

juni 2008 Chemie magazine 51


Jaarvergadering

Cradle to Cradle-goeroe Michael Braungart:

‘ Chemie! Wat een kánsen!’ Uit piëteit jegens een Duitse gastspreker was Engels de voertaal tijdens het middagdeel van de jaarvergadering. De gast was dan ook geen doorsnee-Duitser: de VNCI had Michael Braungart uitgenodigd, de Duitse chemicus, die furore maakt als uitdrager van het door hem ontwikkelde Cradle to Cradle-principe.

Opmerkelijke resultaten

Braungart en McDonough hebben om de tafel gezeten met grote Amerikaanse bedrijven en boekten daar opmerkelijke resultaten. Zo investeerde Ford op advies van het duo in een grondige sanering van een zwaar vervuild fabrieksterrein. Ook in Nederland lijkt Braungart vruchtbare grond te vinden. De chemicus overweegt zelfs zich permanent in Nederland te vestigen. De wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade van 2012 en de regio Venlo hebben zich met hulp van de Duitser verbonden aan de Cradle to Cradleprincipes. Het opmerkelijke aan Braungart is dat hij, anders dan de meeste milieu-activisten, niet pleit voor een algehele versobering. Ongebreidelde consumptie en groei gaan juist hand in hand met een schoner milieu, is zijn stelling. Braungart was dan ook niet naar de

Foto's Sacha Schalk wijk

B

raungart, in zijn jonge jaren activist bij Greenpeace, zette zijn gedachten samen met co-auteur William McDonough uiteen in het boek Cradle to Cradle, Remaking the Way We Make Things (2002). Braungart gaat ervan uit dat afval als voedsel moet worden gezien; gemaakt uit grondstof, gebruikt en verterend tot dezelfde grondstof (compost). Zo zullen gebruiksvoorwerpen volledig gerecycled kunnen worden. In 1987 richtte hij het Environmental Protection Encouragement Agency (EPEA) in Hamburg op. Het Intelligent Products System (IPS) is er een cruciaal onderdeel van. IPS creëert producten voor een economie waarin hergebruik centraal staat. Hij won er in 1993 de Océ Van der Grinten Award mee. Daarnaast is hij scientific manager van het Hamburg Environmental Institute, een non-profit onderzoekscentrum dat een top 50 bijhoudt van bedrijven in de chemische industrie die milieubewust produceren.

Michael Braungart: 'Er is een verdeling tussen goed toegepaste en slecht toegepaste chemie'

VNCI-vergadering gekomen om hel en verdoemenis uit te storten over de aanwezige vertegenwoordigers van de industrie. Na een cabaretesk rondje downsizen van zijn eigen betekenis (‘Ik ben niet zo slim als ik word afgeschilderd’, ‘nee, ik wil niet op Einstein lijken, ik had alleen geen tijd om naar de kapper te gaan’) hield hij zijn gehoor voor dat chemie weliswaar overal is, maar dat er een verdeling is tussen ‘goed toegepaste’ en ‘slecht toegepaste chemie’. Onder slecht toegepaste chemie schaarde hij bijvoorbeeld het kinderspeelgoed van een van ’s werelds grootste fabrikanten op dat terrein, dat voor een uiterst lage prijs in het Verre Oosten wordt gefabriceerd. ‘We hebben vastgesteld dat er 30 verschillende chemische bestanddelen in zitten. Dat is slecht toegepaste chemie. Wanneer je als grootste speelgoedfabrikant van de wereld kinderen blootstelt aan giftige chemische bestanddelen, dan is dat een vorm van terrorisme. Kinderen vragen daar niet om en het kan ook anders: speelgoed van een grote concurrent is wél vrij van schadelijke bestanddelen.’ Hij zette ook vraagtekens bij de handelwijze van diverse fabrikanten om aan te geven dat hun producten vrij zijn van bepaalde chemische bestanddelen. In een televisietoestel zitten grofweg 4.360 chemische bestanddelen. Wat heeft het dan voor zin om te adverteren met de boodschap dat er geen lood in zit? Het vervangende materiaal is waarschijnlijk net zo gif-

tig. En het is ook niet zo erg om een TV met lood te hebben: je eet hem toch niet op? Waarom zou je gifvrije ramen maken? Sterker: ik zou niet graag vliegen in een toestel waar lood is vervangen door andere stoffen, want dan loop ik het risico dat het vliegtuig bréékt.’

Hart onder de riem

Al die angst voor chemie vond de wetenschapper maar niks en de gevolgen waren wat hem betreft desastreus. Hij stak daarom zijn toehoorders een hart onder de riem. ‘We hebben een generatie geweldige advocaten voortgebracht, maar we hebben een hele generatie goeie chemici verspeeld, want niemand wilde de afgelopen decennia chemie studeren: dan maakte je deel uit van de groep mensen die bezig was de aarde te vernietigen. En de chemici die wel gingen studeren voelden zich slechte mensen.’ Chemie was ten onrechte in een slecht daglicht geplaatst, betoogde ­Braungart. ‘Er is alleen slecht toegepaste chemie. Het lood dat de televisiefabrikant uit zijn toestel heeft geweerd, duikt even later in Afrika op als additief voor loodhoudende benzine.’ De goeroe bedoelde maar: ‘Overbevolking is een groot probleem. Maar bij een geboorte moeten we niet zeggen: ‘bah weer een kind en we zijn al met zoveel’. Nee, we moeten zeggen: ‘wat een nieuwe kansen!’ Met chemie is dat hetzelfde: we moeten niet zeggen: ‘bah, chemie, wat een viezigheid’, maar: ‘hee, chemie, wat een kánsen!’ Dat is de kern van Cradle to Cradle.’ y juni 2008 Chemie magazine 53


Jaarvergadering

Eervolle vermelding voor methanolproducent Bio MCN

Topprestatie DSM Agro bekroond met Responsible Care-prijs DSM Agro uit Geleen heeft als eerste bedrijf ter wereld de uitstoot van lachgas (N2O) tot nul gereduceerd. Nooit eerder is in een salpeterzuurfabriek de emissie van dit broeikasgas zo ver teruggebracht.

Foto's Sacha Schalkwijk

H

et bedrijf levert met de reductie een belangrijke bijdrage aan de oplossing van het klimaatprobleem. Voor die prestatie kreeg DSM Agro tijdens de VNCI-jaarvergadering de Responsible Care-prijs 2008 uit handen van juryvoorzitter Wim ­Hafkamp. Namens DSM Agro namen technology manager Martin ­Voorwinden en director industrial products Marc van Doorn de prijs in ontvangst. Hafkamp huldigde de prijswinnaars voor het feit dat het bedrijf veel verder is gegaan dan het wettelijk verplicht was en had gekozen voor een duurdere, maar op termijn meestbelovende technologie. De impact van het project is groot: het effect van lachgas als broeikasgas is ruim 300 keer zo sterk als dat van CO2. Alleen al in het laatste kwartaal van 2007 wist DSM Agro zijn lachgas-emissie te verminderen met 6.500 ton. Dat komt overeen met twee miljoen ton CO2. Dat heeft hetzelfde effect als wanneer er een miljoen auto’s minder op de Nederlandse wegen zouden rijden of wanneer er 500 miljoen bomen in Nederland zouden worden bijgeplant. ‘Een prestatie van wereldformaat en met recht de winnaar van de Responsible Care-prijs 2008’, aldus Hafkamp. Technology manager Martin ­Voorwinden van DSM Agro wees er in zijn dankwoord op dat er meer winnaars waren dan alleen zijn bedrijf. ‘De grote winnaar is het milieu, het klimaat. Maar daarnaast wint ook het ministerie van VROM, dat de opdracht heeft om stringente Europese richtlijnen om tot emissiereductie te komen, moet realiseren. Dat kan het departement alleen samen met de industrie. We hebben lang met VROM overlegd om tot een opt-in te komen, maar dat is nog niet goedgekeurd. We hopen echter dat dit gerealiseerd zal worden.’ ‘Natuurlijk is DSM ook een winnaar’, vervolgde Voorwinden. ‘DSM heeft

een grote klap gemaakt: de broeikasgasuitstoot van het totale bedrijf is door het Agro-project in één keer met 40 procent afgenomen.’ Hij noemde het ‘een groot voorrecht’ om bij een bedrijf te werken dat Responsible Care zo hoog in het vaandel heeft staan. ‘Het plan kreeg groen licht hoewel er nog geen commercieel plaatje aan hing.’

Eervolle vermelding

Naast een eerste prijs voor DSM Agro was er een eervolle vermelding voor Bio MCN, een methanolproducent uit Delfzijl, die een techniek heeft ontwikkeld waarmee uit een bijproduct van biodiesel methanol gemaakt wordt, een procédé waarvoor normaal gesproken aardgas nodig is. Omdat het nieuwe procédé geen fossiele grondstof meer vereist, verduurzaamt het productieproces van methanol door Bio MCN aanzienlijk. CEO Rob Voncken nam de prijs in ontvangst. In november 2007 won het bedrijf tijdens de Biofuels 2007 conferentie in Wenen een prijs voor de grootste bijdrage aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van biobrandstoffen. De VNCI dient beide projecten in voor de Europese Responsible Care-prijs, die in oktober door de Europese chemiebranchevereniging Cefic wordt uitgereikt.

Aanmoedigen

De jury ontving in totaal zes projecten ter beoordeling. Dat is hetzelfde aantal als een jaar geleden. Hafkamp stak zijn teleurstelling daarover niet onder stoelen of banken. ‘Jammer dat het aantal inzendingen niet is gestegen. De jury vindt dat wel een punt van zorg. Misschien moeten we het aanmelden vergemakkelijken en kleinere bedrijven meer aanmoedigen.’ Het Responsible Care-programma is een wereldwijd initiatief van de chemische industrie. Het bestaat inmiddels ruim 25 jaar. In het begin van de jaren negentig kwam het naar Nederland. Het initiatief is erop gericht de prestaties van bedrijven op het gebied veiligheid, gezondheid en milieu continue te verbeteren. Met de Responsible Careprijs wil de VNCI Responsible Care verder onder de aandacht brengen. Sinds 1999 reikt de branchevereniging de prijs uit aan de meest toonaangevende en inspirerende bijdrage. De inzendingen worden beoordeeld door een onafhankelijke jury die bestaat uit vertegenwoordigers van overheid, milieubeweging en chemische bedrijven. Dit jaar werden projecten ingediend door DSM Agro, DSM Resins, Dow Benelux, Shell, Unicema en Bio MCN. y

Prijswinnaars Voorwinden en Van Doorn van DSM Agro: ‘De grote winnaar is het milieu, het klimaat’

juni 2008 Chemie magazine 55


VNCI

Zuidam over kritiek op alternatief VNCI:

‘ Hoop dat milieubeweging ons CO2-plan nog eens goed leest’ VNCI-voorzitter Jan Zuidam is gematigd tevreden over de reacties op zijn jongste persconferentie. Hij noemde daarin een alternatief voor het plan van de Europese Commissie om na 2012 emissierechten te veilen. Want: ‘Dat plan gaat de chemische sector meer dan 500 miljoen euro kosten, de helft van wat we jaarlijks investeren in innovatie.’ Zuidam wil naar Californisch voorbeeld meer ‘polderen’ met overheid, milieu-organisaties en vakbeweging. Jos de Gruiter

Foto's Sacha Schalkwijk

‘O

nderbelicht vind ik het feit dat de chemische industrie al lang voordat er überhaupt werd gesproken over CO2-reductie, een plan had om de CO2-emissie met 50 procent te verlagen. In sommige perspublicaties wordt de indruk gewekt dat wij iets níet willen, terwijl we eigenlijk voor de muziek uit liepen.’ Twee weken nadat VNCI-voorzitter Jan Zuidam openlijk zijn zorgen uitsprak over de plannen van de Europese Commissie om na 2012 CO2rechten volledig te veilen, blikt hij terug op de weerslag van zijn woorden in de pers. En hij is gematigd tevreden. Aan de ene kant miste hij aandacht voor de ambities van de sector, aan de andere kant was hij blij verrast door de schriftelijke Kamervragen die de PVV aan minister Van der Hoeven (Economische Zaken) stelde. ‘De bezorgdheid is nog niet Kamerbreed, maar belangrijk is dat het onderwerp in de Kamer gaat leven.’ Tijdens de traditionele VNCIvoorjaars­persconferentie - dit jaar op 29 mei bij Huntsman in Rozenburg – waarschuwde Zuidam voor de gevolgen van de plannen van de Europese Commissie voor de concurrentiekracht van de Europese chemische industrie. Het veilen van emissierechten over de periode van 2012 tot 2020 kan de Nederlandse chemiesector een half tot een heel miljard euro per jaar kosten, rekende Zuidam voor. ‘Dat is 50 procent van wat we jaarlijks aan innovatie uitgeven. Dat geld kunnen we dus niet daaraan besteden.’ Bovendien komen bedrijven uit landen die niet meedoen aan het veilingsysteem (Amerika en het Verre Oosten) in een gunstiger concurrentiepositie

dan Europese bedrijven die wel op dezelfde wereldmarkt concurreren. Dat betekent, aldus Zuidam, dat een deel van de productie beter in deze landen kan plaatsvinden. ‘Het is het verkeerde instrument voor het goede doel’, aldus de VNCI-voorzitter. Om die reden stelt de VNCI een alternatief voor dat die nadelen niet heeft. Kun je in een paar woorden weergeven hoe het VNCI-alternatief er in de kern uitziet? Zuidam: ‘Stel er zijn tien bedrijven die product X maken en die stoten gemiddeld 100 CO2 uit per ton product; door middel van benchmarken wordt berekend dat dit voor individuele bedrijven varieert tussen 50 en 150 per ton. Je wilt CO2 verlagen en binnen het emissieplafond blijven, dus de overheid geeft bijvoorbeeld 95 rechten per ton gratis, leidend tot een netto emissievermindering van vijf procent. Hoe wordt die besparing bereikt? Bedrijven die op 50 zitten worden beloond voor goed gedrag en kunnen rechten verkopen. Bedrijven die op 150 zitten kunnen òf rechten kopen, òf investeren in emissiereductie. Gezien het potentieel kunnen zij veel goedkoper emissies reduceren dan bedrijven die dichter tegen de best-available-tech-

nologies aanzitten. In volgende periode moeten nog meer emissies gereduceerd worden en geeft de overheid steeds minder emissierechten per ton gratis en door continue innovatie en investering zal het gemiddelde, en daardoor dus ook de netto-uitstoot, gestaag wordt verlaagd.’ ‘Je biedt dus een incentive voor structurele verbetering en er zijn uitsluitend winnaars: we steken onze nek uit om de CO2-emissie met 50 procent te verminderen, we bevorderen de innovatie, stellen werkgelegenheid veilig en we dragen als sector oplossingen aan voor de CO2-uitdaging in andere branches. Door betere verf op schepen kunnen we het energieverbruik met tien procent verminderen, in de woningbouw verminderen we via isolatiematerialen het energieverbruik met 40 tot 50 procent, auto’s kunnen lichter worden door onze producten en ga zo maar door. De chemie is overal en heeft goud in handen om problemen op te lossen. Het zou dus een beetje onhandig zijn van de overheid om deze mooie industrie op deze manier tegen te werken.’

'VNCI-alternatief effectiever en goedkoper dan veilingplan Europese Commissie'

Een mooi pleidooi. Waarom ligt de Europese Commissie dwars? ‘De Europese Commissie is niet per juni 2008 Chemie magazine 57


VNCI

definitie tegen ons plan, maar wil eerst bewezen zien dat wij een exposed sector zijn: dat we concurrentie­last hebben van bedrijven buiten Europa op dezelfde markten. Daar gaat de discussie nu over: hoe exposed is de chemische industrie? En de bewijslast ligt bij ons. Ik denk dat we de bewijzen hebben, maar omdat de chemische industrie een keten van activiteiten is, van grondstof via tussenstappen naar eindproduct, is het een vrij complex geheel en dat maakt het niet eenvoudig om goed uit te leggen dat onze positie wel degelijk exposed is.’ Er liggen toch duidelijke studies van onder meer Cap Gemini, die zonneklaar aantonen dat de chemische industrie een exposed sector is? Wat moet er nog meer bewezen worden? ‘Er zijn ook een paar studies die beweren dat het exposed effect kleiner is, zodat we als het ware half exposed zijn. Maar die studies houden geen rekening met het keteneffect, dat er juist voor zorgt dat we op exposed uitkomen. Ik vind het jammer dat mensen ondanks die feiten moeilijk te overtuigen zijn.’ Wat verwacht je dat minister Van der Hoeven zal antwoorden op de Kamervragen van de PVV? ‘Ik denk dat de ministeries van EZ en van VROM er alle belang bij hebben om ons te steunen: we zijn zowel voor de economie als voor het milieu van belang. Voor Financiën ligt het misschien wat anders: dat departement krijgt door de veiling een heleboel geld binnen, dat maar voor twintig procent wordt teruggesluisd naar de bedrijfstak. Er blijft dus 80 procent over voor andere doeleinden. Maar terugkomend op je vraag: je zou verwachten dat zowel EZ als VROM positief zouden reageren op ons alternatief voorstel. Of dat gebeurt weet ik natuurlijk niet. Ik weet alleen dat beide ministers zich in zeer positieve bewoordingen hebben uitgelaten over de chemische industrie.’ De milieubeweging reageerde een beetje zuur: Greenpeace en Natuur en Milieu drongen er kort na de VNCIpersconferentie in een brief aan de Tweede Kamer op aan de emissierechten volledig te veilen. Van het verlies aan concurrentiepositie is volgens de organisaties nauwelijks of geen sprake. De industrielobby speelt wel erg goedkoop in op de angst van politici dat bedrijven minder in Nederland zouden investeren, schreven zij. ‘Ik vind het makkelijk om te zeggen dat wij goedkoop inspelen op de angst van politici. Wij zijn zeer gecommitteerd om CO2 te verminderen. Dat is toch

‘Het is mijn ideaal om overheid, industrie, milieubeweging en vakbeweging aan tafel te krijgen’ ons gemeenschappelijke doel. De term goedkoop is misplaatst: het veilen van emissierechten gaat ons bijna een miljard euro kosten. Maar ik denk ook dat de milieuorganisaties te snel met hun oordeel zijn. Ik nodig hen daarom uit om ons alternatief nog eens goed te bestuderen. Dan zal men zien dat zowel de economie als het milieu voordeel heeft bij dit voorstel.’ We zitten hier in bar-restaurant Pavlov aan het Haagse Spui. Beschuldigen twee partijen elkaar nu van een reactie die ooit is onderzocht door de naamgever van dit etablissement? ‘Het is echt niet zo dat wij bij het eerste zuchtje tegenwind dreigen onze activiteiten te verplaatsen naar het Verre Oosten. Maar de voorgenomen ingreep van de Europese Commissie heeft grote implicaties. Het is een zware ingreep op onze vestigingsmogelijkheden in Europa en dat op het moment dat er geweldige nieuwe vestigingsmogelijkheden liggen in het Verre Oosten. Ik ben ervan overtuigd dat onze waarschuwing dan ook een waarschuwing in het belang van Europa is.’ Is het geen kwestie van tijd voordat in het Verre Oosten dezelfde milieuwetten gelden als in Europa? ‘China zal dezelfde ontwikkeling doormaken als Europa. Er worden her en der al fabrieken gesloten omdat ze vervuilend zijn. Milieu heeft erg te maken met de welvaartsfase waarin een land verkeert. In de jaren zestig was Londen een smerige stad. Dat is sterk verbeterd. In China zal hetzelfde gebeuren. Ze hebben daarbij het grote voordeel dat ze gebruik kunnen maken van onze ervaring en technologie. We investeren daar met de meest moderne technologie en zaken als veiligheid, gezondheid en milieu staan er op hetzelfde hoge niveau als hier.’ Is verplaatsen van activiteiten dan nog wel een optie? ‘Over een paar jaar word je in China geconfronteerd met dezelfde milieueisen als in Europa. Na de verkiezingen in november kan de Amerikaanse opstelling ten aanzien van broeikasgassen ook radicaal veranderen.’ ‘Het is geen zwart-witkeuze. Het is niet zo dat we uitsluitend in het Verre Oosten investeren of uitsluitend in Europa. Bovendien spelen andere elementen een rol. De behoefte aan ons soort producten groeit in landen

als China, waar men streeft naar hetzelfde welvaartspeil als in de westerse wereld. De producten die daarbij gevraagd worden, kun je ook lokaal produceren, onder meer om te voorkomen dat je grote volumes gaat vervoeren. Maar voor het terugdringen van het broeikaseffect is het effectiever om in Europa te investeren: we zitten hier met elkaar gemiddeld op een hoger technologisch niveau in de keten en dus is het efficiënter om hier de keten verder te versterken.’ ‘In de VS zal het milieubeleid ook veranderen. Nu al wordt gewerkt aan wetgeving om de CO2-emissie te reduceren. En in Californië is gouverneur Schwarzenegger bezig met een intensief milieuprogramma. Het interessante daar is dat overheid, industrie en milieuorganisaties samen optrekken en daardoor samen een win-winsituatie creëren. Ze frustreren elkaar niet door ieder een andere kant op te kijken, terwijl ze eigenlijk hetzelfde doel voor ogen hebben.’ Dat mis je in Nederland? ‘Het is mijn ideaal om in Nederland overheid, industrie en milieubeweging aan tafel te krijgen. Het mooiste zou zijn als de vakbeweging ook aanschoof.’ Is dat haalbaar? ‘Nederland is een polderland. Het lukt op andere terreinen ook.’ Ga je het initiëren? ‘Toen ik aantrad heb ik gezegd dat het een van mijn doelstellingen was. Ik heb het eerste gesprek gevoerd met Natuur en Milieu, de afspraak met Greenpeace moet nog gemaakt worden. Ik heb ook contact gezocht met de vakbeweging, maar we zijn op dit vlak niet aan elkaar gewend. We moeten dus nog even aan elkaar snuffelen. Het gaat uiteindelijk om mensen en om vertrouwen. Misschien kan de SER hierin nog een belangrijke rol vervullen.’ y

Chemie boekt omzet van 50 miljard De VNCI maakte tijdens haar persconferentie op 29 mei bekend dat de omzet van de chemische industrie in Nederland vorig jaar volgens verwachting is gestegen tot 50 miljard euro. Voor 2008 rekent de VNCI op een omzetgroei van vijf procent. Meer informatie: www.vnci.nl juni 2008 Chemie magazine 59


Personalia/nieuws

V.l.n.r.: Niels Kouwenhoven (4e), Bas van Genabeek (1e), Jasper Landman (2e), Cees de Boer (3e) krijgen een studiebeurs van de VNCI als zij daadwerkelijk scheikunde gaan studeren

Toppers Scheikunde Olympiade Bas van Genabeek uit Gemonde heeft de 29e Nationale Scheikunde Olympiade gewonnen. De twintig beste HAVO/VWO-leerlingen van Nederland met scheikunde in hun profiel, streden dit

jaar aan de Universiteit Utrecht om de eerste plaats. De vier toppers vertegenwoordigen Nederland volgende maand bij de 40e Internationale Chemieolympiade in Hongarije. y

Afspraken over beveiliging

Convenant getekend Eind mei heeft het kabinet afspraken gemaakt met de olieindustrie en de chemische industrie om de beveiliging te ver­ beteren. Hiertoe is een convenant getekend.

E

xxon Mobil heeft als een van de eerste bedrijven het ‘security convenant’ ondertekend. Eerder tekenden de ministers Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu), Van der Hoeven (Economische Zaken) en staatssecretaris Bijleveld (Binnenlandse Zaken) het convenant met de sector, de VNCI, Vereniging

Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI) en de Nederlandse Aerosol Vereniging (NAV). Om mogelijke acties van kwaadwillenden zoveel mogelijk te beperken, moeten bedrijven in de olie-industrie en chemische industrie hun beveiliging goed op orde hebben. In de chemische sector gaat het daarbij vooral om het voorkomen van incidenten die

slachtoffers kunnen eisen; in de oliesector gaat het om het waarborgen van de leveringszekerheid van olieproducten. Bedrijven die het security convenant ondertekenen, verplichten zich ertoe om binnen een jaar een zogeheten securitymanagementsysteem in te voeren. Minister Cramer vraagt de VROM-inspectie om te controleren of de bedrijven de afspraken ook naleven. Verder zullen overheid en bedrijven samen scenario’s opstellen om goed voorbereid te zijn. y

Jan Willem Vreuls

Nieuw hoofd Communicatie VNCI Jan Willem Vreuls (51) is op 16 juni in dienst getreden van de VNCI als hoofd Communicatie en Externe Contacten. Hij volgt drs. Arendo Schreurs op, die per 1 september groupmanager corporate communications wordt bij Publicis Consultants/Van Sluis in Amsterdam. Voor zijn komst naar de VNCI vervulde Vreuls eenzelfde functie bij de Orde van Medisch Specialisten. Daarvoor was hij onder meer hoofd Communicatie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Robin Mooldijk plantmanager of the year Tijdens het avondprogramma van Deltavisie2008 heeft Robin Mooldijk, plantmanager bij Shell Nederland Chemie in Moerdijk, de eerste verkiezing van de plantmanager of the year gewonnen. De verkiezing is een initiatief van het blad Petrochem en de VNCI in samenwerking met ­Deltalinqs en Havenbedrijf Rotterdam (zie ook Chemie magazine april) De wedstrijd draagt bij aan een positief imago van de Nederlandse procesindustrie door de inspanning en prestaties op het gebied van onder anderen veiligheid

Robin Mooldijk benadrukte in zijn dankwoord de waarde van een goed team

en milieu, gezondheid en productiviteit te benoemen en te waarderen. Juryvoorzitter Erik Barents, oud algemeen directeur van Huntsman Holland BV, zei over de winnaar: ‘Na goed overleg heeft de jury besloten dat Robin Mooldijk de titel van Plantmanager of the year 2008 het meest verdiend, omdat hij blijk gegeven heeft van uitmuntend technisch en organisatorisch inzicht, van excellente vaardigheden op het gebied van coachend leidinggeven en omdat hij op rustige, deskundige, charismatische en inspirerende wijze het beste uit zijn mensen weet te halen.’ juni 2008 Chemie magazine 61


Personalia/agenda

Colofon

Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter (redacteur) e-mail: degruiter@vnci.nl Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903

VMK

KNCV

Ab Hordijk, van DGA van Hordijk Holding, is de nieuwe voorzitter van de VMK, de Vereniging Kunststofverpakkingen Nederland. Hij neemt de taken over van Kees Ekhart (directeur Fardem Pacaging), die vanaf medio 2006 het voorzitterschap vervulde. Ab Hordijk zit sinds 2001 in het bestuur van de VMK.

De KNCV heeft een nieuwe directeur: dr. Gabriëlle Donné-Op den Kelder, MME. Op 1 september 2008 volgt zij dr. ir. Iwan Thonus op, die met pensioen gaat. Na haar promotie in de biochemie aan de Universiteit Utrecht, werkte Gabriëlle Donné destijds als universitair docent aan de Vrije Universiteit. Daarna was ze onder meer manager bij een internationale organisatie voor afstandsonderwijs en interim-directeur van een ROC. Vanaf 2003 voerde zij als zelfstandig organisatieadviseur werkzaamheden uit voor verschillende onderwijsinstellingen. Verder houdt ze sinds 1999 een eigen galerie voor glaskunst.

Eindredactie: Orbitaal Speeches & Publications Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, ir. Joost van Kasteren, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Henk Stoffels, Joachim Mahn en Julian Huiswoud Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: ALFA BASE publicatie processors B.V. Alphen aan den Rijn Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 72 euro in Nederland en België 95 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven.

Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996

AkzoNobel

SABIC

Per 1 september 2008 start Tex Gunning als Managing Director ­Decorative Paints bij AkzoNobel. Hij is de opvolger van David Hamill, die een grote rol heeft gespeeld in het proces om de verfactiviteiten van ICI en AkzoNobel te integreren. Tex Gunning zal in april 2009 worden voorgedragen voor benoeming in de Raad van Bestuur van AkzoNobel als verantwoordelijk lid voor Decorative Paints. Daarmee is de Raad van Bestuur van AkzoNobel compleet. De Nederlander Tex Gunning kwam in 2007 bij Vedior NV, waar hij in mei van dit jaar met succes de verkoop aan Randstad afrondde. Daarvoor werkte hij 25 jaar als manager consumentenactiviteiten bij Unilever, waarvan vijftien jaar in de snelgroeiende Aziatische en Australisch-Aziatische markten.

Mosaed Al-Ohali is onlangs toegetreden tot de Raad van Bestuur van SABIC Europe in de functie van Chief Operating Officer and Managing Director Chemicals and ­Intermediates. Huub Meesen zal de Raad van Bestuur versterken als Director Polymers. Zij volgen respectievelijk Abdullah Bazid en Koos van Haasteren op, die allebei op posities op het hoofdkantoor van SABIC in Riad (Saoedi-Arabië) zijn benoemd. Mosaed Al-Ohali studeerde af aan de King Fadh Universiteit in Dhahran, waar hij zijn masters chemische technologie behaalde. Hij werkt vanaf 1984 bij SABIC in verschillende functies. In de periode 2006-2008 was hij Vice President of the Strategic Business Unit Specialty Products. Huub Meesen is afgestudeerd aan de TU Eindhoven in industriële technologie en managementwetenschappen. Vanaf 1987 werkte hij bij DSM, waar hij sinds 2004 directeur van Business Unit LL/LDPE was.

Agenda 27 juni Beleidsgroep Communicatie 03 juli Klavertje 4-overleg, Breda (Novotel) 02 september Beleidsgroep Onderwijs en Innovatie, Breda (Novotel) 03 september Werkgroep Veiligheid, Breda (ExxonMobil) 04 september Beleidsgroep Communicatie en werkgroep Communicatie van Essenscia,

Bergen op Zoom (SABIC Innovative Plasics) 05 september Werkgroep Security, Den Haag (VNCI) 9 september Werkgroep Milieuzorg, Den Haag (VNCI) 10 september Werkgroep Stoffenbeleid, Den Haag (VNCI) 15 september Beleidsgroep Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Terneuzen (Dow)

15 september Werkgroep Responsible Care Global Charter, Den Haag (VNCI) 16 september Werkgroep Economic Outlook 19 september Werkgroep Arbeidshygiëne, Bergen op Zoom (SABIC) 23 september Klavertje 4, Breda (Novotel) 24 september Dagelijks bestuur, Den Haag (VNCI) juni 2008 Chemie magazine 63


Chemici in het buitenland

Vlaamse ingenieur in Nederland:

Zijn Nederlanders arrogant, luidruchtig en onbeschoft?

E

erder verhuisde Luyckx voor de chemiegigant naar Singapore. Na twee jaar keerde Luyckx terug naar Antwerpen, waar hij leiding geeft aan zo’n 260 medewerkers. Sinds één jaar pendelt hij op en neer tussen België en Nederland. Luyckx is een besluitvaardige manager die gaat voor consensus. Hij verkiest het Nederlandse overlegmodel boven het conflictmodel zoals dat vaak in België wordt gehanteerd. ­‘Vlamingen gaan eerder de barricade op’, vertelt Luyckx. ‘Dat stakingen in België vaak voorkomen, is een fundamenteel verschil tussen de twee buurlanden. Ik ben echter voor de dialoog. Ik kies voor consensus, dat is een fijne manier om doelen te bereiken.’ Poldermodel best, maar het

duidelijker en eenduidiger’, zo is de ervaring van de Vlaming na één jaar Nederland. ‘Een veelheid aan regels schrijft bedrijven in Nederland de wet voor, maar het is lastig om een competente aanspreekpartner te vinden. Dat samen zoeken naar een compromis of een modus vivendi is in ­Nederland moeilijker dan in Vlaanderen, vind ik. Hier krijgen bedrijven de wet voorgeschoteld, je kunt er amper over discussiëren.’

Recht voor je raap

Zijn Nederlanders arrogant, luidruchtig en onbeschoft? Dat is een wat boude stelling volgens de BASFmanager, die zijn mondje in het bijdehante Nederland prima roert. Luyckx: ‘Nederlanders zijn openhartig en

‘In België bouw je eerst een relatie op, daarna doe je pas zaken’ zwaaiende vingertje van regerend Nederland bevalt Luyckx niet zo. Hij vindt de bemoeienis van de overheid betuttelend: in Nederland hangt men aan regeltjes. Luyckx: ‘Nederland wil op Europees niveau haantje de voorste zijn, maar de manier waarop ze dat doet – via regelgeving, inspectie en boete - is soms best lastig. Stop nou eens met opleggen. Zwaai minder met dat vingertje en ga vaker de dialoog aan met het bedrijfsleven. Praat met ze over wat haalbaar is en wat niet. Wat dat betreft is het beleid in België

direct, daar hou ik wel van. Op zijn Vlaams iets vertellen staat synoniem voor indirect: kritiek lees je in België tussen de regels door. Ik houd wel van het Nederlandse recht door zee. Dat ‘recht voor je raap’ is duidelijk en transparant. Wat me wel opvalt en dat is frappant, is dat men in Nederland wel openlijk kritiek spuit, maar daar zelf niet zo goed raad mee weet. Dat verbaast me keer op keer. Ik zeg ook waar het op staat en soms zie ik Nederlandse collega’s schrikken. Misschien omdat ze dat niet van een

Foto’s: jarno verhoef

Een Vlaming in Nederland. Guy Luyckx is Site Manager bij BASF Nederland. Een enthousiaste manager over de cultuurverschillen tussen Nederlanders en Belgen. Irene Herbers

Guy Luyckx verkiest het Nederlandse overlegmodel

Vlaming verwachten? Ik, op mijn beurt, verwacht niet dat iemand die openhartig is, zelf geen kritiek kan verdragen. Dat klopt niet, toch?’ Een tweede misvatting is de vooronderstelling dat Belgen hiërarchischer zouden zijn dan Nederlanders. ‘Jullie Belgen zijn gevoeliger voor hiërarchie dan wij’, zo hoort Luyckx - die daar in de praktijk niets van merkt – wel eens. De Vlaming daarover: ‘Ik vind dat een schijnwerkelijkheid. Juist in Nederland heeft de baas het echt voor het zeggen. Dat zie je sterk terug in het taalgebruik. Nederlanders zeggen: ‘Hij is de chef.’ of ‘Dat is de baas.’. Ik stel dat wel eens grappend ter discussie. Nederlanders zijn ook formeler trouwens. Zo is het zinnetje ‘Mag ik ‘je’ of ‘jij’ zeggen?’ Vlamingen onbekend en wij hechten minder waarde aan een officiële introductie van collega’s. Wij stellen iemand voor tijdens het gesprek, eventjes tussendoor, zo in de trant van: ‘Oh ja, dit is Jan trouwens, van bedrijf X of Y.’ Nederlanders introduceren zichzelf direct bij aankomst of willen formeel door anderen geïntroduceerd worden. Belgen dringen zichzelf niet graag op, wij stellen onszelf niet snel in the picture.’ Maar is dat dan geen nadeel voor een manager? Om overeind te blijven in de e juni 2008 Chemie magazine 65


Chemici in het buitenland

ratrace moet je van je laten horen, anders wordt je voorbijge­lopen toch? De Vlaamse Guy heeft dat nog niet meegemaakt en zou anders snel leren. ‘Als dat de consequentie is, dan roer je je mondje wel. Nederlanders zijn verbaal sterk en hebben een rijkere woordenschat’, zo vindt hij. ‘Ze zijn overtuigd van zichzelf en komen beter voor zichzelf op. Van die houding kunnen wij Vlamingen nog veel leren.’

Bourgondisch zakendoen

Belgen zijn Bourgondische lekkerbekken en dat zie je terug in het zakenleven. Dineren en zakendoen gaan in België hand in hand en een zakendiner mag uren duren. Ook na werktijd! Nederlanders snappen niet zo veel van de zakelijke eetcultuur en het lijkt er zelfs op dat we dat tijdverspilling vinden, zo ervaart Luyckx. Nederlanders komen meteen terzake. Werk bespreken we volgens hem liever rond de vergadertafel dan rond een gedekte tafel. De BASF-man vermoedt dat dit komt door de strikte scheiding tussen werk en privé. ‘Als ik in Nederland een zakendiner organiseer, dan moeten we al om 18.00 uur aan tafel, want het gros wil op tijd thuis zijn. Nederlanders kijken echt vaker op de klok dan Belgen. Daarmee beweer ik niet dat men hier minder hard werkt hoor’, zo wuift Luyckx een opkomend protest weg. ‘Maar Belgen zijn wel flexibeler en ze vatten zakendoen veel persoonlijker op. In België bouw je eerst een relatie op, daarna doe je zaken. De Nederlander die snel wil scoren, krijgt het in België knap lastig’.

Pedant gedrag

Hoe moet de Nederlandse zakenman zich in België gedragen? Luyckx: ‘Nogmaals: zakendoen is iets relationeels, dat bouw je rustig op. Wij hebben een hekel aan opdringerigheid en betweters krijgen in België geen voet aan de grond. Belgen hebben moeite met wijsneuzen. En pedant gedrag of ‘een stevige discussie’ vatten we gemakkelijk op als aanval, vermaning of terechtwijzing. Dat Nederlanders

daar beter tegen kunnen is, zoals ik daarstraks al zei, schijn. Dat lijkt maar zo. Zodra je dieper graaft, merk je dat mensen het er net zo moeilijk mee hebben als wij Vlamingen.’ Luyckx draagt Nederland en haar

Nederlanders zo leerzaam dat je er ooit van geproefd moet hebben. En hoe zouden Vlamingen zich bij ons moeten gedragen? Luyckx: ‘Zeg wie je bent en wat je te bieden hebt. Verkoop jezelf en formuleer de boodschap niet

‘In Nederland moet je er staan, anders tel je niet mee’ inwoners een warm hart toe. Het is dat zijn vrouw een eigen bedrijf heeft, anders had hij best in Nederland willen wonen. Zijn landgenoten raadt hij aan om ook eens over de grens te werken. Ten eerste is Nederland lekker dichtbij en ten tweede zijn de omgangsverschillen tussen Belgen en

via een omweg, maar zeg waar het op staat. Je hoeft je hier niet mooier voor te doen dan je bent, maar kruip uit je schulp. In Nederland moet je er staan, anders tel je niet mee. Vlamingen mogen hun bescheidenheid best laten varen.’ y juni 2008 Chemie magazine 67


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.