'Procesintensificatie versterkt onze concurrentiekracht'
Ineke Braakman: 'Regiegroep krijgt dingen echt voor elkaar'
Eco-efficiency analyse maakt creativiteit los
Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 03 • 24 maart 2010
Magazine
Nature calls TU/e-onderzoeker duikt in het mysterie rondom botgroei
CM1003_p01_cover.indd 2
19-03-2010 10:02:57
Perform, Deliver, Improve
Hertel, opgericht in 1895, bouwt, onderhoudt en ontmantelt fabrieken en installaties voor toonaangevende bedrijven in de (petro)chemie-, energie-, afval- en procesindustrie. Voor de defensie- en offshore industrie ontwerpt, bouwt en plaatst Hertel technische en accommodatiemodules. Ons bedrijf kenmerkt zich door een familiaire sfeer, korte lijnen en internationale ondernemersgeest en behoort tot de top van industriële dienstverleners. Inmiddels werken er ruim 11.000 veelzijdige professionals in Europa, het Midden Oosten en Azië. Onze mensen staan centraal en bepalen samen het succes van Hertel. Hun inzet en vakkennis zorgt ervoor dat onze klanten kunnen rekenen op veilige, efficiënte en slimme dienstverlening. Alle reden om training en ontwikkeling centraal te stellen. Sinds 2006 is Hertel dan ook officieel Investors in People gecertificeerd.
hertel.com
Hertel is lid van de “European Industrial Insulation Foundation”. Voor meer informatie kijk op: www.eiif.org Hertel is ISO9000-2001 en VCA** gecertificeerd.
Geïntegreerd onderhoud & projecten Isolatie • steigerbouw • stralen/conserveren • access solutions • thermografie • mechanical • condition monitoring • asbestverwijdering • tracing • engineering & construction
Inhoud
18
FOTO: GETT YIMAGES
03 24 maart 2010
Vlamvertragers onder vuur Jaarlijks sterven tweeduizend Europeanen aan de gevolgen van huisbranden. Vlamvertragers in meubelen, televisies en computerapparatuur redden daarom levens. Sommige politieke partijen en milieubewegingen willen de vlamvertrager verbieden. ‘Ik denk dat de fabrikanten van brandvertragers meer levens hebben gered dan de milieubeweging die ze wil uitbannen’, is dan ook de wrange conclusie van Willem Hofland van ICL-IP.
45 Extra steun voor bedrijven 52 kleinere inzake REACH
10 Miljoen voor innovatie in bioraffinage
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit investeert tien miljoen euro in innovatie op het gebied van bioraffinage. Vanuit de chemie was de belangstelling nog gering, maar de initiatieven zijn ook voor hen zonder meer interessant. Alleen VNCI-lidbedrijven Purac, Avantium Chemicals BV en Croda dienden een aanvraag in. In dit magazine meer over hun inspirerende plannen.
‘De chemiebedrijven in Nederland liggen met REACH goed op schema. Ze verwachten de deadline van 1 december 2010 voor de registratie van de eerste serie stoffen te halen. Wel maken ze zich zorgen over de beschikbaarheid van stoffen van kleinere fabrikanten en importeurs. Als hun leveranciers niet tijdig registreren, verdwijnen die stoffen na 1 december uit de handel’, zegt Dirk van Well, stoffenexpert van de VNCI. Tijd voor actie dus.
maart 2010 Chemie magazine 3
CM1003_p03_inhoud.indd 3
19-03-2010 10:09:50
ConsultanCy leermiddelen examinering training & oPleiding subsidie-adVisering
VAPRO adv CHEMIE 2010-03-24.indd1 1
2-3-2010 15:14:52
Inhoud 23
03 24 maart 2010
Opinie
07
- VNCI-directeur Colette Alma: Volop kansen voor de chemie
Trends Innovatie
11
Duurzaam
15
Veiligheid
18
Energie & Klimaat
23
Actueel
29
Op afstand bedienbare chloorfabriek marktrijp SusChem brengt onderzoeken in kaart Grote zorgen over uitbanning vlamvertragers We moeten bewuster zijn van nut procesintensificatie
48
Een Italiaan op Moerdijk, imagocampagne en agrochemie
Achtergrond Uitgelicht
40
DSM verhuist salpeterzuurfabriek naar Chemelot
Nominees Plantmanager of the Year 2010
Peter van der Knaap van AkzoNobel Car Refinishes Dik Schipper van DOW
42 56
In beeld
48
Kennis en ervaring
52
Dishman toont high containment lab en zes cleanrooms Bioraffinage krijgt tien miljoen voor boost
De starter en de groene ondernemer IMEnz en Yellow Diesel
59
64/65
Feiten en Visies Deadline stoffenbeleid nadert
45
Kosteneffectiviteit en milieumaatregelen
59
VNCI-leden op schema met registratie REACH
‘Straks hebben we weer een Nederlandse kop op de EU-regels’, vreest Clemens Duyvesteijn, milieuadviseur van ExxonMobil. Volgens VROM valt het allemaal wel mee. Een interessante discussie.
VNCI Nieuws
66
Personalia en agenda
70
Herman de Jongste: ‘Chemie niet immuun voor doemscenario’
maart 2010 Chemie magazine 5
CM1003_p03_inhoud.indd 5
19-03-2010 10:10:06
SPIE een gezamenlijke ambitie
SPIE-Controlec Engineering Gedreven door uw resultaat Heeft u nieuwbouwplannen of wilt u meer halen uit een bestaande installatie? SPIE-Controlec Engineering is een onafhankelijk, multidisciplinair ingenieurs- en adviesbureau in de procesindustrie. We zijn uw technisch totaalpartner en kunnen u in elke projectfase van dienst zijn. U bepaalt hoever onze ondersteuning gaat. Van conceptual design en bouw tot inbedrijfstelling en onderhoud. Desgewenst verzorgen we een compleet project en nemen we als EPC(M)-contractor de volledige verantwoordelijkheid op technisch, organisatorisch en budgettair gebied. We beschikken over gespecialiseerde ingenieurs en projectmanagers in alle relevante disciplines en hebben ruim 35 jaar ervaring in uiteenlopende sectoren van de procesindustrie. In alle openheid en transparantie komen we samen met u tot de meest efficiënte en resultaatgerichte oplossingen. SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Controlec Engineering kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Industrie, SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems en SPIE-Infra.
SPIE Controlec Engineering B.V. I Schiedam, Elsloo, Terneuzen I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie.controlec.nl
280820_SPIE_ALG_ADV_CONTROLEC.indd 1
16-03-2009 11:57:44
Opinie VNCI
Volop kansen voor de chemie
D
e chemische industrie in Europa en Nederland heeft niet het eeuwige leven, waarschuwt Herman de Jongste in zijn afscheidsinterview in dit nummer. De vertrekkend voorzitter van de Economic Outlookgroep van de VNCI wijst er op dat andere sectoren, zoals de scheepsbouw, auto- en vliegtuigindustrie de chemie voorgingen in hun vertrek naar het buitenland. Ik deel zijn zorg, maar zie ook genoeg redenen waarom zijn pessimistische scenario niet uit hoeft te komen. Zo heeft de High Level Group, een denktank die de Europese Commissie adviseert over de rol van de sector in Europa, aangegeven dat Europa de chemische industrie hard nodig heeft voor de overgang naar een vitale, duurzame economie. En dat geldt ook voor de bulkchemie. De bulkchemie staat immers aan het begin van de keten. En ik ben ervan overtuigd dat Europa vanuit het oogpunt van ketenefficiëntie ook in de toekomst een belangrijk deel van de bouwstenen voor chemische producten voor eigen gebruik blijft maken. Daar komt bij dat de Europese markt, met ruim 500 miljoen consumenten, voor chemische bedrijven nu en in de toekomst interessant genoeg blijft. Dat blijkt eveneens uit verschillende uitspraken van meerdere chemische ondernemingen in Chemie Magazine in de afgelopen jaren. Daaruit spreekt een groot vertrouwen in de mogelijkheden van de Europese markt, die alleen maar groter worden. Uiteraard heeft De Jongste gelijk dat clusters en ketenintegratie niet alleen een heel sterk, maar ook een zwak punt is van de industrie. Als een schakel in de keten wegvalt, loopt het hele cluster gevaar. Het voorbeeld van het Engelse Wilton, dat de scheidend voorzitter aanhaalt, is daarvan het levend voorbeeld. We moeten er dus voor zorgen dat alle vitale elementen van het cluster in alle opzichten state-of-the-art en concurrerend blijven. Dat kan alleen als de sector voortdurend blijft innoveren. Geen eenvoudige opdracht bij een Europese economie die aanzienlijk minder groeit dan in opkomende landen. Nieuwe technologie kun je immers het gemakkelijkst invoeren als je een nieuwe installatie wegzet. En nieuwe investeringen gaan vooral naar regio’s waar nog veel economische groei plaatsvindt.
VNCI-directeur Colette Alma
De vraag voor mij is vooral waar in Europa de clusters de grootste kans hebben om zich voortdurend te versterken en te vernieuwen. Dat ligt aan veel factoren, variërend van minimale bureaucratie tot excellente kennisinfrastructuur. En vergeet vooral niet de ambitie en vitaliteit van lokale managers. Als het aan het laatste ligt, heb ik het volste vertrouwen dat we in Nederland nog zeer goede kansen hebben. p
maart 2010 Chemie magazine 7
CM1003_p07_opinie_colette.indd 7
19-03-2010 10:13:18
8 Groenere outfit, betere prestaties
petflesse
CM1003_p08_wetenswaardig.indd 8
19-03-2010 10:27:25
1
sen
Wetenswaardig
groen
ook zorgen voor betere prestaties. De tenues zijn 15 procent lichter dan eerdere ontwerpen en houden spelers langer droog door het zweet naar de buitenkant te verplaatsen, waar het kan verdampen. Ook blijft het lichaam koel door innovatieve ventilatiezones in de shirts en broekjes. De voetballers kunnen hierdoor langer een optimale lichaamstemperatuur behouden. Helaas dragen ook een aantal concurrenten komende zomer de milieuvriendelijke en technologisch geavanceerde Nike-outfits. Naast Nederland maken ook Brazilië, Portugal, Amerika, Zuid-Korea, Australië, NieuwZeeland, Servië en Slovenië hun opwachting in de ‘groene’ shirt en shorts. 'Onze jongens' moeten dus qua spel gewoon de beste zijn.p
FOTO: NIKE
Nederland speelt komende zomer tijdens het WK in Zuid-Afrika in een nieuw uit- en thuistenue. Niks bijzonders. Ontworpen door Nike. Ook niets bijzonders. Dat de outfits gemaakt zijn van volledig gerecycled polyester is wel bijzonder. Daarmee spelen ‘onze jongens’ in het meest milieuvriendelijke tenue in de geschiedenis van het voetbal. Voor het maken van één shirtje zijn zo’n acht PET-flessen nodig. Nike gebruikte in totaal bijna 13 miljoen plastic flessen uit Japan en Taiwan. Hiermee voorkomen ze dat ruim 250.000 kilo polyester op de vuilnisbelt terecht komt. Dit zorgt voor een energiereductie van ongeveer 30 procent en een flinke besparing van ruwe materialen. Bovendien kunnen de outfits volgens Nike
maart 2010 Chemie magazine 9
CM1003_p08_wetenswaardig.indd 9
19-03-2010 10:27:30
Serving the industry vaten FIB IndustriĂŤle Bedrijven Einsteinweg 18 8912 AP Leeuwarden Tel (058) 294 59 45 Fax (058) 212 57 42
internals
montage
FIB IndustriĂŤle Bedrijven: specialist in rvs voor de procesindustrie. Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.fib.nl
Innovatie
Drie voordelen voor gebruiker
SABIC maakt inhalators antistatisch
Medicijnen inhaleren zonder dat er poeder in de inhalator achterblijft, antistatische plastic compounds die een apart coatingsproces overbodig maken en extra ontwerpmogelijkheden die voor een verbeterde en kostenefficiënte dosering van medicijnen zorgen. Dat zijn de drie voordelen van het nieuwe, permanent antistatische materiaal dat SABIC Innovative Plastics introduceert voor inhalators en vernevelaars.
A
stmapatiënten en patiënten met chronische bronchitis maken intensief gebruik van inhalators. Tot dusver bleef er door de statische werking van plastic vaak vloeistof of poeder achter in het apparaat. Door de
uitvinding van SABIC Innovative Plastics behoren die problemen nu tot het verleden. Product Marketing Manager Rob de Jong kan nog niet te zeggen welke producenten het materiaal in gebruik gaan nemen. ‘Wel is
duidelijk dat het gebruik van het nieuwe materiaal kosten bespaart in de productie van medische toepassing’, aldus De Jong. SABIC Innovative Plastics levert hoogwaardige plastic com-
pounds voor onder meer toepassingen in medische thuiszorg. Product Marketing Manager Tom O’Brien vertelt dat de markt voor medische thuiszorgproducten sterk groeit: ‘Steeds meer mensen kiezen voor zelfzorg, zeker in het geval van chronische ziekten. Wij verwachten dat de wereldwijde markt voor medische thuiszorgproducten in 2012 met negen procent toeneemt tot 70 miljard dollar.’ p
CO2 concentreren met klei
Promovendus buigt zich over amines Niels Meis promoveerde onlangs op zijn onderzoek naar een efficiëntere manier om CO2 te concentreren voor opslag in de grond. Klei en koolstofnanovezels spelen daarbij een grote hoofdrol.
E
én van de manieren om de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer terug te dringen is opslag in de grond. Maar daarvoor moet het eerst geconcentreerd worden. ‘Om CO2 af te vangen worden nu amines gebruikt’, vertelt Niels Meis, gepromoveerd binnen de groep Anorganische Chemie en Katalyse aan de Universiteit Utrecht. ‘Deze vloeistoffen zijn echter giftig en degraderen snel. Wij kijken naar een vast materiaal, hydrotalciet, om
CO2 mee af te vangen. Het is een stabiele klei die relatief weinig CO2 opneemt. De geconcentreerde CO2 weer uit het materiaal halen kost redelijk wat energie, omdat de reactie bij hoge temperaturen plaatsvindt.’ Meis vond hier een oplossing voor. ‘Door de klei op koolstofnanovezels af te zetten kan het 25 keer meer broeikasgas opnemen. De toevoeging van kaliumcarbonaat kan de capaciteit nog verder vergroten. Van directe indu-
striële toepassing is echter nog geen sprake. De energiebehoefte die nodig is om CO2 op te vangen en weer uit de klei te halen is nog te hoog. Maar er zit zeker toekomst in’, stelt de promovendus. Hij heeft ook een nieuw materiaal ontwikkeld om CO2 te concentreren bij lage temperaturen. ‘Dit materiaal bestaat uit kaliumcarbonaat en koolstofnanovezels en heeft een hoge CO2-capaciteit. Bovendien is het geconcentreerde gas makkelijk uit het materiaal te krijgen. Het zou een goede vervanger zijn voor de amines’, aldus Meis. p
maart 2010 Chemie magazine 11
CM1003_p11_innovatie.indd 11
19-03-2010 10:30:50
Project6:Opmaak 1 21-3-10 8:58 Pagina 1
Naar een perfecte chemie tussen u en onze gassen-portfolio.
Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut. Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring. Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen. In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar. Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de betrouwbaarste oplossing.
Linde Gas – ideas become solutions.
Linde Gas Benelux B.V. Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam Tel. 010 246 14 70, Fax 010 246 15 06, chemie.lg.nl@linde.com, www.lindegasbenelux.com
OPLOSMIDDELEN REGENERATIE MACHINES t Eskens vertegenwoordigt Ofru Recycling GmbH & Co. KG exclusief in de Benelux en Polen.
t Aanzienlijke kostenbesparing mogelijk met OFRU Oplosmiddelen Regeneratie Installaties!
ROIar
<1 ejearbaar realis
Eskens Benelux B.V. Eskens Benelux N.V.
T: +31 172 430181 T: +32 15 451500
t t
info@eskens.com www.eskens.com
t t
afvullen dispergeren doseren engineren homogeniseren malen mengen mixen persen pompen regenereren reinigen verpakken verwarmen zeven
Eskens Poland Sp. z o.o. T: +48 61 8677208 StortEskens Ltd. T: +44 1279 756747
Innovatie
Met elektronenmicroscopie de natuur ontrafelen TU/e-onderzoeker Nico Sommerdijk heeft een Vici-subsidie gekregen voor zijn onderzoek naar biomineralisatie. Hij gaat deze prijs inzetten voor onderzoek naar onder andere de mechanismen van botgroei.
N
ico Sommerdijk, hoofddocent van de faculteit Scheikundige Technologie aan de TUEindhoven, onderzoekt het groeiproces van schelpen en botten. ‘Wat me enorm fascineert zijn de materialen die de natuur weet te maken van anorganische en organische stoffen. Materialen met bijzondere eigenschappen die we in het lab nog niet kunnen nabootsen. Ik wil heel graag begrijpen hoe de natuur dat voor elkaar krijgt. Als we eenmaal weten hoe deze processen werken, kunnen we materialen maken met natuurlijk eigenschappen en zelfs ook geheel nieuwe materialen, waaraan nog nooit iemand gedacht heeft’, zo stelt de onderzoeker.
beeld: shutterstock
Onderzoek naar botgroei Eén van de toekomstige toepassingen is het ontwikkelen van botvervangers. Om het botgroeiproces na te bootsen worden eiwitten en suikers vervangen door polymeren. Met een unieke elektronenmicroscoop is Sommerdijk in staat om processen op nanoschaal driedimensionaal te bekijken. ‘Wij kunnen dingen zien die eerder niet mogelijk waren, zeker niet op deze schaal. Voor we aan toepassingen kunnen denken, moeten eerst de mechanismen van mineraalformatie ontrafeld worden. We weten nog weinig over hoe anorganische en organische materialen met elkaar interacteren. Wel hebben we ontdekt dat mineralen niet groeien door het bijeenkomen van ionen, maar prenucleaire clusters zijn de eerste bouwstenen. Vanuit dit basisprincipe gaan we proberen de structuur in kaart te brengen. De daaropvolgende stap is een model voorspellen en testen of het klopt’, aldus Sommerdijk. p
Op afstand bedienbare chloorfabriek van AkzoNobel marktrijp
Tien tot veertig maal kleiner én op eigen terrein AkzoNobel presenteerde twee jaar geleden een plan om kleine chloorfabrieken bij klanten te plaatsen, die op afstand bediend kunnen worden. Het duurt niet lang voor een eerste exemplaar verrijst. ‘Afnemers kunnen zo’n fabriekje op hun eigen terrein laten neerzetten’, zegt Ellen Holmen, manager van deze nieuwe business van AkzoNobel Industrial Chemicals.
I
n de afgelopen twee jaar heeft AkzoNobel de technologie voor de op afstand bedienbare chloorfabrieken samen met de ingenieursbureaus Uhdenora en Uhde verder ontwikkeld en uitgewerkt. Ook is er volgens
Holmen intensief gewerkt aan de manier waarop de fabrieken op afstand bestuurd en onderhouden kunnen worden. Onlangs hebben de bedrijven gezamenlijk octrooi aangevraagd voor de op afstand bedienbare chloorproductie-
installaties. ‘We claimen een octrooi voor de productie van chloor, alkalische metaalhydroxiden, waaronder natronloog, plus waterstof in een aantal opeenvolgende stappen met besturing van de fabriek op afstand. Het gaat om het hele proces van pekel tot eindproducten op kleine maar toch economische schaal’, verklaart Holmen. De kleine chloorfabriek heeft een maximale capaciteit van 15.000 ton per jaar en is daarmee 10 tot 40 maal kleiner als een grootschalige chloorfabriek. Afnemers kunnen met AkzoNobel een contract sluiten en zo’n fabriekje op hun eigen terrein laten neerzetten. Ze hoeven dan geen chloor meer per trein of truck te laten komen wat in in Nederland trouwens al sinds 2006 niet meer gebeurt. Ook zijn er in Europa veel bedrijven die nog chloor op eigen terrein produceren in een oude fabriek met kwikelektrolyse en over willen stappen op een efficiënter en milieuvriendelijker proces, in dit geval op
basis van compacte en gesloten membraanelektrolyse cellen. ‘De meeste kleine en middelgrote gebruikers van chloor verwelkomen deze ontwikkeling’, aldus Holmen. De ‘remote control’ is essentieel. Met minder personeel kan zo’n kleine fabriek toch economisch draaien. Operators bewaken meerdere chloorfabriekjes de klok rond vanuit een centrale controlekamer. Ter plaatse is er nog maar één persoon nodig die de aanvoer van zout en de afvoer van natronloog en waterstof coördineert, oftewel de logistieke zaken. Bedrijven die niet genoeg hebben aan 15.000 ton per jaar kunnen een tweede eenheid laten plaatsen, waardoor er twee keer zoveel chloor beschikbaar is. En als de klant alleen chloor wil hebben en geen natronloog of waterstof, draagt AkzoNobel zorg voor het afvoeren en verkopen van deze bijproducten. p maart 2010 Chemie magazine 13
CM1003_p11_innovatie.indd 13
19-03-2010 10:30:55
Project6:Opmaak 1 21-3-10 8:59 Pagina 2
tege Proje n de ctre laag alisat ste ie kos ten!
Reparatie van elektrische roterende machines
Simplify your Automation. 24-UURS SERVICE
DIAGNOSE METINGEN
WERKPLAATS 5.650 M 2
Onze overwinning is UW toekomst! Wereldinnovatie! Pilz introduceert object georiënteerd programmeren in een plcomgeving met de integratie van veiligheidsen functionele besturingstaken.
HOOGSPANNING WIKKELEN
HIJSCAPACITEIT 100 TON
LAAGSPANNING WIKKELEN
• Meerdere kleinere programma’s Er draaien tegelijkertijd verschillende taken (objecten of kleine programma’s) ieder met eigen randvoorwaarden, ieder met een eigen, via de virtuele cyclustijd instelbare prioriteit.
• Uitbreidbare Bibliotheek
PROEFVLOER 0-13KV
De objecten zijn opgenomen in uitbreidbare bibliotheek: met knippen en plakken kan men functies parametreren, zonder beperking.
• Parallel programmeren Programmeren en het maken van de fysieke constructie zijn ontkoppeld en kunnen parallel naast elkaar plaatsvinden. In een veel later stadium kan de totale structuur worden opgebouwd.
• Multi master Elke speler in het netwerk is een eigen master die via het SafetyNET toegang heeft tot alle I/O in het gehele netwerk. Er is geen bottleneck die nu gevormd wordt door één master en diverse clients.
• Hardware onafhankelijk/ Flexibel
BALANCEREN ISO 9001 : 2000 VCA** 2004/04 ATEX IEC 60079-19
Programmering vindt onafhankelijk van de hardware plaats.
PSS4000
Bakker Repair B.V. Tel.: (0184) 410555
Pilz Nederland - Vianen Tel. 0347 320477, Info@pilz.nl, www.pilz.nl
www.bakkersliedrecht.com
Bakker Sliedrecht Electro Industrie B.V. Tel.: (0184) 436666
Duurzaam ondernemen
Betere aansluiting op Europese projecten
SusChem brengt onderzoeken in kaart Drie werkgroepen van het nationale technologieplatform voor duurzame chemie (SusChem Nederland) zijn druk bezig om de huidige onderzoeksprojecten in Nederland in kaart te brengen. ‘Daardoor kunnen we straks nog beter aansluiten bij Europese initiatieven’, stelt de voorzitter van het platform, bestuursvoorzitter Gerard van Harten van Dow Benelux.
S
usChem Nederland is eind vorig jaar opgericht om samen met andere industriële sectoren te onderzoeken op welke manier de chemische industrie kan bijdragen aan hun duurzame ambities. Daarnaast is het de bedoeling om met het platform meer onderzoeksgeld voor Nederlandse projecten binnen te halen uit Europese fondsen, zoals het Zevende Kaderprogramma. Dit is een van de grootste internationale subsidieprogramma’s voor onderzoek en technologieontwikkeling ter wereld. Het programma is de motor voor onderzoek en innovatie binnen de EU en er gaan vele tientallen miljarden euro’s in om. De afgelopen maanden heeft SusChem Nederland onder meer gebruikt om drie verschillende werkgroepen op te richten. Die houden zich bezig met de drie gebieden waar het platform zich op richt: materialen (geleid door Rene Lammers, R&Ddirecteur Unilever), industriële biotechnologie (geleid door Jan Wisse, directeur NIABA) en reactie- en procestechnologie (geleid door Andrzej Stankiewicz, professor procesintensificatie aan de TU Delft). Deze werkgroepen zijn volledig in lijn met de aandachtsgebieden van SusChem Europa, benadrukt Gerard van Harten. ‘Bovendien is er een duidelijke relatie met de activiteiten van de Regiegroep Chemie. De Regiegroep stippelt het beleid en de strategie van de chemiesector in ons land uit. SusChem Nederland kijkt vervolgens hoe de branche het beste kan aansluiten bij Europese onderzoeksprojecten.’
R&D-agenda
Begin maart was er bijvoorbeeld een workshop in Luxemburg, waarbij vertegenwoordigers van vijf sectoren (waaronder de automobiel-, zonneenergie- en vliegtuigindustrie) met chemici in kaart hebben gebracht aan
Gerard van Harten: ‘De Regiegroep stippelt beleid en strategie uit. SusChem Nederland kijkt dan hoe de branche het beste aansluit bij Europese onderzoeksprojecten.’
welke eisen de materialen van de toekomst moeten voldoen. De uitkomst van deze bijeenkomst, die in nauwe samenwerking met het Dutch Polymer Institute en de Europese Commissie werd georganiseerd, brengt SusChem Europa in bij de EU. Die kan hiermee vervolgens de R&Dagenda voor het Achtste Kaderprogramma vormgeven, dat in 2014 start. De komende jaren worden beslissingen genomen over financieringsinstrumenten, speerpunten en budgetten. VNCI-speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie, Nelo Emerencia, is begin mei aanwezig op het achtste stakeholderevent van SusChem Europa in Lyon. ‘Daar komen vertegenwoordigers van alle nationale platforms bij elkaar om onder meer mogelijke onderzoeksprojecten met andere landen te bespreken. Zo heeft Nederland veel kennis en ervaring op het gebied van watermanagement. Daar heeft Spanje weer behoefte aan. SusChem Europa startte daarom samen met het technologieplatform water een project om te kijken op welke manier de chemie een rol kan spelen bij waterzuivering. En in Nederland ben ik bezig om een verge-
lijkbare samenwerking op te zetten met Wetsus, het Nederlandse instituut voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën op het gebied van water.’
Demonstratiefase
Daarnaast legt SusChem Nederland dit jaar de laatste hand aan een plan waarin duidelijk wordt aangegeven hoe innovatieve ideeën in concrete, commerciële projecten kunnen worden omgezet. Europese subsidiepotjes voor innovatieve groene technologieën richten zich nu helaas op de onderzoeksfase en niet op de demonstratiefase. Daarom vinden veel producten hun weg naar de markt niet, zo waarschuwde Bernard Schleich van SusChem Europa begin maart in de nieuwsbrief Euractiv. com. Volgens Schleich worden bedrijven in deze laatste fase niet gesteund omdat dat een competitieverstorende werking zou hebben. Niet waar, zo claimt hij. Projecten met lange levensloop of producten waarvoor grote investeringen nodig zijn, zoals bioraffinaderijen, komen bij veel bedrijven op een zijspoor omdat ze geen risicokapitaal krijgen. En dat terwijl ze prima wetenschappelijke onderbouwingen hebben. p maart 2010 Chemie magazine 15
CM1003_p15_duurzaam ondernemen.indd 15
19-03-2010 10:48:41
Project6:Opmaak 1 21-3-10 8:59 Pagina 3
NORMAAL DICHTEN WIJ OPENINGEN...
Furmanite is wereldleider in engineered solutions voor reparatie en onderhoud aan industriĂŤle installaties, zowel in goed geoutilleerde werkplaatsen als onsite. Op onze researchâ&#x20AC;&#x201C; en engineersafdeling zijn wij voort-durend bezig met innovatie. Om er bovenop te blijven zitten voor onze klanten. Zo dicht mogelijk. Bij ons bruist het. Onlangs hebben we intrek genomen in een nieuw bedrijfspand, langs de A15 ter hoogte van Charlois, met 2700 m2 werkplaats. Daar proef je de passie; ambitieuze medewerkers en jonge talenten, die we in onze eigen Furmanite Academy opleiden tot inspirerende professionals. Op 15 april van 14.00 tot 18.00 uur gooien wij alles open, met demoâ&#x20AC;&#x2122;s, rondleidingen en workshops. En rond 15 uur zullen we onze nieuwe locatie feestelijk inluiden. Ervaar hoe het er bij Furmanite aan toe gaat en wat we voor u kunnen betekenen. Misschien smaken we naar meer? U bent van harte welkom.
OP 15 APRIL CREĂ&#x2039;REN WIJ ZE Driemanssteeweg 150 Rotterdam
7E MAKE IT HAPPEN
6AN DEN !NKER IS EEN GESPECIALISEERDE LOGISTIEKE DIENSTVERLENER OP HET GEBIED VAN MILIEUKRITISCHE GOEDEREN /NZE OPSLAGCAPACITEIT VAN RUIM PAL LETPOSITIES IS VERDEELD OVER VIER LOCATIES $EZE LOCATIES ZIJN ALLEN VOLLEDIG INGERICHT VOLGENS DE LAATSTE 0'3 RICHTLIJNEN 6AN DEN !NKER ONDERHOUDT EEN DISTRIBUTIENETWERK MET RUIM EENHEDEN %N MET ONS VOLLEDIG GEAUTOMATI
SEERD OPSLAG EN VOORRAADSYSTEEM BIEDEN WE VOOR ORDERS IN DE "ENELUX EN IN DELEN VAN %UROPA EEN UURS DISTRIBUTIESERVICE 7IJ BIEDEN DE KLANT MEER DAN OPSLAG BEHANDELING EN DISTRIBUTIE ALLEEN 7E ZOEKEN DAAROM VOORTDUREND NAAR INPASBARE NIEUWE ONTWIKKELINGEN OM DE KWALITEIT VAN ONZE DIENSTVERLENING TE OPTIMALISEREN /OK DAAR WETEN DE EXPERTS VAN 6AN DEN !NKER ALLES VAN
WWW VANDENANKER COM VAN DEN !NKER "6 0OSTBUS !# 3ON 4 & % INFO
VANDENANKER COM
Duurzaam ondernemen
Appels met peren vergelijken?
Verwarring rond rapport duurzaamheid chemie Een nieuwe Europese studie naar duurzaamheid in de chemie zet de wereld op zijn kop. Bedrijven die normaliter in de Dow Jones Sustainability-index hoog scoren, presteren volgens dit onderzoek onder de maat. Wat is er aan de hand?
D
e studie Entitled Sustainable Value Creation by Chemical Companies komt van Professor Frank Figge van Queen’s University Management School Belfast en Tobias Hahn van Euromed Management School in Marseille. Zij vertalen duurzaamheidsinitiatieven naar harde euro’s. Indicatoren zoals energie-, water- en grondstofverbruik, uitstoot van broeikasgassen, afvalproductie en bedrijfsongevallen gerelateerd worden aan de cash flow.
De studie vergelijkt de prestaties van DSM, AkzoNobel, Shell, DuPont, BASF, Bayer, Air Liquide, Dow Chemical en Reliance. Er zijn cijfers gebruikt uit de jaren 2004-2007, afkomstig van de bedrijven zelf. De belangrijkste conclusie is dat chemiebedrijven minstens een miljard met duurzaamheid kunnen verdienen. De studie wijst Air Liquide en BASF aan als de meest duurzame bedrijven. Opvallend is dat DSM, AkzoNobel en Dow, die op andere plekken hoog scoren op duurzaamheid, in dit rapport juist laag eindigen. Professor of Management en Sustainability Frank Figge kijkt daar niet van op: ‘Onze methodologie is anders, dus het is logisch dat de uitkomsten ook anders zijn. Wij hebben gekeken naar het gebruik van resources. Sommige bedrijven hebben een hoger rendement op hun resources dan andere. Maar de aard van de bedrijven is ook verschillend. Wij
hebben duurzaamheid vertaald in managementtermen. De meeste managers weten hoeveel winst ze maken, maar niet hoe groot hun carbon foot print is of hoeveel water zij hebben verbruikt. Als we duurzaamheid uitdrukken in geld zal dat waarschijnlijk veranderen.’
Ecologische footprint
Woordvoerder André van der Elsen van DSM vindt de conclusies uit het rapport ongeloofwaardig. ‘Er worden appels met peren vergeleken. DSM heeft een totaal verschillend productenpakket dan andere bedrijven, dus verschilt ook de milieubelasting per euro omzet. De rol van bijvoorbeeld enzymen en hoogwaardige materialen om broeikasgassen in de hele keten te verminderen, is over het hoofd gezien. Het gaat erom dat de industrie helpt om de totale ecologische voetafdruk terug te dringen. Het is van wezenlijk belang om te kijken naar het complete effect van activiteiten en producten, van productie aan de basis tot het eindproduct bij de consument. Zo kunnen we er als samenleving voor zorgen dat we adequate oplossingen creëren voor bijvoorbeeld het klimaatprobleem.’ En ook Dow kan zich niet vinden in de onderzoeksopzet: ‘De focus op cash flow voor het meten van de duurzaamheid van een bedrijf vinden we te beperkt. Cash flow is geen adequate meetlat voor de sociale en milieuwaarden die bedrijven creëren met hun producten voor de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan energiebesparing door het gebruik van ons product STYROFOAM™ voor isolatie’, aldus Dowwoordvoerder Matthijs van Meerveld. ‘Ook heeft Dow Chemical de afgelopen 9 jaar uitstekend gepresteerd als lid van de Dow Jones Sustainability Index.’
Totale waardeketen
Net als zijn collega’s wijst woordvoerder Tim van der Zanden van AkzoNobel op het belang van onderzoek naar duurzaamheid in de hele keten: ‘We werken nauw samen met DowJones Sustainability-Index om te zien hoe duurzaam we zijn in vergelijking met onze collega’s. Die index kijkt naar sociale, economische en omgevingsfactoren en naar specifieke footprint data in de hele keten van elk bedrijf. Het onderzoek is gebaseerd op uitgebreid en diepgaand materiaal dat door de bedrijven wordt aangeleverd. Wij geloven dat het belangrijk is naar de totale waardeketen te kijken, omdat het handelen van een bedrijf niet geïsoleerd is van de rest van de wereld.’ p maart 2010 Chemie magazine 17
CM1003_p15_duurzaam ondernemen.indd 17
19-03-2010 10:49:06
‘Europa weegt maatschappelijke baten product niet mee’
foto: gett y images
Vlamvertrager dupe van rigide milieubeweging?
Jaarlijks sterven tweeduizend Europeanen aan de gevolgen van huisbranden. Vlamvertragers in meubelen, televisies en computerapparatuur redden daarom levens. Voor een politieke stroming als de Groenen telt dat niet. Als het aan die partij ligt, wordt de vlamvertrager verboden. ‘Ik denk dat de fabrikanten van brandvertragers meer levens hebben gered dan de milieubeweging die ze wil uitbannen’, is dan ook de wrange conclusie van Willem Hofland van ICL-IP. Jos de Gruiter
S
imon Rozendaal van het weekblad Elsevier, ergerde zich vorig jaar aan de rigide opstelling van de milieubeweging. Op de website van Greenpeace had hij gelezen dat ‘broomhoudende stoffen en lood slecht zijn voor de gezondheid’. ‘En brand dan’, schreef de verontwaardigde wetenschapjournalist in zijn blad, ‘is brand dan niet slecht voor de gezondheid?’ Het irriteerde Rozendaal dat de milieubeweging broomhoudende vlamvertragers verkettert vanwege een kleine, vooral theoretische kans op milieuschade en voorbij gaat aan de heilzame werking van de stof. Zo toont een onderzoek in Groot-Brittannië en Ierland aan dat het in 1988 inge-
18 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p18_veiligheid en milieu.indd 18
19-03-2010 10:52:40
Veiligheid, gezondheid en milieu
Verdomhoekje
Desondanks kwamen juist gebromeerde vlamvertragers in de beklaagdenbank en daaruit zijn ze tot de dag van vandaag niet weggekomen. Momenteel ligt er zelfs een voorstel van de uit Wales afkomstige Europarlementariër Jill Evans (Groenen) bij de Europese Commissie om alle gechlo-
reerde en gebromeerde vlamvertragers uit Europa te bannen. ‘Daar hebben we grote moeite mee’, reageert Hofland onderkoeld. ‘Ze doet haar voorstel in het kader van een herziening van de zogenoemde RoHS-richtlijn, de richtlijn Restriction of Hazardous Substances uit 2003, die het gebruik van stoffen als lood, cadmium, kwik, PBB (polybroombifenylen) en PBDE (polybroombifenylethers) in elektrische en elektronische apparatuur moet beperken. Stoffen als penta- en octa-BDE waren daardoor verboden, maar de Commissie maakte een uitzondering voor deca-BDE.’ Daarmee was deca-BDE de enige gebromeerde diphenyloxide die werd toegestaan. De verklaring was eenvoudig: uit onderzoek was niet gebleken dat er redenen waren om beperkende maatregelen te nemen. De fractie van de Groenen in het Euro-
van stoffen, niet op het risico dat het misgaat. REACH baseert zich zowel op wetenschappelijk onderzoek als op risico van een stof.’ foto: casper ril a
voerde verbod op de verkoop van meubelen zonder brandvertrager tot nu toe drieduizend levens heeft gespaard. Op het vasteland van Europa, waar geen verbod geldt, sterven jaarlijks rond de tweeduizend mensen aan de gevolgen van huiselijke branden. ‘Wij zijn de kop van jut van de milieubeweging’, vindt Willem Hofland. Hij is director advocacy van ICL-IP en voorzitter van de European Brominated Flame Retardant Industry Panel (EBFRIP), een onderdeel van CEFIC, de Europese koepelorganisatie van de chemische industrie. Hij heeft geen moeite met de kritische opstelling van milieuorganisaties, maar voor hun verzet tegen gebromeerde vlamvertragers heeft hij geen begrip. ‘Er zijn letterlijk meer dan duizend onderzoeken gedaan en steeds is de uitkomst dat er niets mis is met het product. Bovendien worden de positieve eigenschappen van vlamvertragers niet in de overwegingen meegenomen. Een vlamvertrager kan de vluchttijd bij brand met een factor vijftien verlengen. Ik denk dat de fabrikanten van brandvertragers meer levens hebben gered dan de milieubeweging die ze wil uitbannen.’ De discussie over gebromeerde vlamvertragers dateert van de jaren tachtig, nadat bij een brand in een opslagplaats in Duitsland dioxines werden geconstateerd. De reactie werd toegeschreven aan de gebromeerde (octabroomdiphenyloxide) vlamvertrager die was toegevoegd aan de opgeslagen acrylonitril butadieen styreen (ABS). ‘Het is een feit dat bij een ongecontroleerde brand dioxines en dibenzofuranen kunnen ontstaan’, erkent Hofland, ‘maar dat is kenmerkend voor elke ongecontroleerde brand van organische stoffen, niet specifiek voor gebromeerde vlamvertragers.’
Pak suiker
Het valt Hofland daarbij op dat de gebromeerde vlamvertrager sowieso in het verdomhoekje dreigt te komen. ‘Ik heb mevrouw Evans gezegd: stel dat we morgen met een product komen dat volledig aan alle eisen van de milieubeweging voldoet op één ding na en dat is dat het broom bevat, zou u er dan een probleem mee hebben? Zelfs dat was voor haar niet acceptabel. Het lijkt er dus op dat we het met de vlamvertragers nooit goed kunnen doen en dat is nadelig voor de Europese consument. Nogmaals, vlamvertragers redden levens en belasten het milieu maar in zeer geringe mate.’ Hofland illustreert: ‘Als ik hier op tafel
‘Ik denk dat de fabrikanten van brandvertragers meer levens hebben gered dan de milieubeweging die ze wil uitbannen’
‘Het lijkt er op dat we het op het gebied van vlamvertragers nooit goed kunnen doen en dat is nadelig voor de Europese consument’ pees Parlement tekende echter beroep aan bij het Europees Hof van Justitie en ze werd in het gelijk gesteld. Hofland: ‘Niet omdat de stof toch gevaarlijk bleek te zijn, maar omdat de Europese Commissie procedurefouten had gemaakt.’ Hofland betreurt het dat vanwege RoHS een afwijkend kader voor prioritaire stoffen wordt gehanteerd als in REACH. ‘In Europa hebben politiek, NGO’s, industrie en vakbeweging zes jaar overlegd over REACH. Nu het beleid er is, zijn wij eraan gecommitteerd. Dan is het vreemd om op basis van de RoHS-richtlijn een hele familie producten te verbieden. We verwerpen RoHS niet, maar we vragen wel om duidelijkheid. Met REACH hebben we een kader beschikbaar waarin stoffen worden beoordeeld. Laat dat dan ook het kader zijn om te beoordelen of stoffen al dan niet worden opgenomen in RoHS. De huidige beoordeling onder RoHS baseert op het gevaar
een pak suiker en een pak deca-BDE leg, dan is er qua labelling en classificatie geen verschil. Het is een nietgeclassificeerd product. We gaan nu door de procedure van REACH heen, maar daarop vooruitlopend zijn er risico-analyses uitgevoerd met als eindconclusie dat er geen beperking is op het gebruik. Verder vindt bij de productie en verwerking nauwelijks emissie plaats. De belangrijkste bron van uitstoot is de lege verpakking. In iedere zak blijft 100 tot 140 gram stof achter. Die wordt opgevangen en gecontroleerd gestort of verbrand. Het enige waar we geen grip op hebben is op de illegale export van gebruikte computerapparatuur waarin vlamvertragers zijn verwerkt. Veel van onze afgeschreven computers en printers belanden in Afrika of India, waar ze na verloop van tijd worden verbrand. Ten eerste is dat zonde, want broomhoudende brandvertragers zijn goed te hergebruiken en ten e maart 2010 Chemie magazine 19
CM1003_p18_veiligheid en milieu.indd 19
19-03-2010 10:52:41
gaat zoeken naar een compromis. Daar zit de industrie niet op te wachten en het is zeker niet in het belang van de consument.’
‘Alternatieven zijn er zeker niet voor alle toepassingen’
foto: casper ril a
Kosten-batenanalyse
tweede kan er dioxine vrijkomen bij een ongecontroleerde brand. Er is regelgeving om illegale export te voorkomen, maar je mag het onze industrie niet kwalijk nemen als de handhaving van die regels tekortschiet. De milieubeweging beschuldigt ons ervan dat wij onze verantwoordelijkheid niet nemen, maar dat doen we dus wel degelijk.’
Alternatieven
Een van de argumenten waarmee politici en milieugroeperingen gebromeerde vlamvertragers bestrijden, is de aanname dat er gelijkwaardige, maar minder gevaarlijke alternatieven beschikbaar zijn. Hofland bestrijdt die visie. ‘Er wordt makkelijk beweerd dat er alternatieven zijn die niet op halogeenbasis werken, maar dat is niet zo. Alternatieven zijn er zeker niet voor alle toepassingen. Bovendien werkt de ene vlamvertrager beter dan de andere. Van de verschillende brandvertragende systemen die op de markt verkrijgbaar zijn, zijn de halogenen het meest effectief en binnen de halogenen doen de broomhoudende brandvertragers hun werk het best. Van gebromeerde vlamvertragers is bekend dat ze persistent zijn. De milieubeweging noemt dat vanuit milieu-oogpunt een nadeel, maar mij lijkt het een noodzakelijke eigenschap van een vlamvertrager. Je hebt er niets aan als de werking na een
paar weken is verminderd.’ Alles bij elkaar mist Hofland bij de milieubeweging bereidheid om beide zijden van de balans in ogenschouw te nemen. ‘Wij hebben onlangs een rapport geschreven waarin de industrie uiteenzet welke resultaten er zijn geboekt met het terugdringen van de milieubelasting. Dit programma met als doelstelling om emissies zo veel mogelijk terug te dringen, is een vrijwillig initiatief van de industrie, de zogenoemde VECAP, en met duidelijk aantoonbare positieve resultaten. Vanuit de milieuhoek wordt dat rapport nu al bekritiseerd omdat er te weinig aandacht zou zijn voor service life en end of life van de producten. Uiteraard hebben die onderwerpen onze aandacht en zien we het belang ervan, maar ze staan niet in dit rapport. En wat end of life betreft: we werken met anderen aan verbetering van het hergebruik, maar zoals gezegd: we kunnen niet alle stromen beheersen en controleren.’ De komende maanden staat de recast, zoals het in Brusselse termen heet, van de RoHS-richtlijn op de Europese agenda. Hofland verwacht niet dat het radicale voorstel van de Groenen aangenomen zal worden. ‘Natuurlijk brengen we tegenargumenten in. Maar het gevaar is dat het toch een voor de industrie negatieve uitkomst wordt. Juist omdat het zo’n radicaal voorstel is, bestaat de kans dat men
In het eerder gememoreerde artikel in Elsevier komt Jaap Hanekamp aan het woord. Hanekamp wordt opgevoerd als voormalig directeur van de stichting Heidelberg Appeal Nederland en als specialist in analyses van chemische stoffen. De stichting is de Nederlandse tak van een oorspronkelijk Duits initiatief dat regeringsleiders en beleidsmakers ervoor wil waarschuwen dat zij zich te vaak laten beïnvloeden door pseudo-wetenschappelijke argumenten en onjuiste informatie op gebieden als milieu, landbouw en biotechnologie. ‘Als het over de milieueffecten van chemicaliën gaat, is het opvallend dat er in Europa geen maatschappelijke kosten-batenanalyse wordt gemaakt’, vindt de chemicus. ‘We gaan voorbij aan de vraag wat de voordelen van de bewuste chemische stoffen zijn en welke de nadelen. In bankstellen zit polyurethaan. Dat is in een huishouden de grootste bron van brandstof. TNO heeft laten zien dat zo’n bank binnen vier minuten kan opbranden. Met brandvertragers voorkom je dat. Het klinkt logisch, maar zo wordt er niet tegenaan gekeken. De maatschappelijke baten worden in Europa continu weggelaten. In de Verenigde Staten pakken ze dat beter aan.’ Printplaten noemt Hofland een ander goed voorbeeld. ‘De qua volume meest toegepaste gebromeerde vlamvertrager wordt gebruikt in printplaten. Deze is na jarenlange ontwikkeling ontzettend betrouwbaar. Als je dan gaat experimenteren met andere vormen van brandvertraging, neem je wel risico’s. Ze zitten niet alleen in onze radio’s en computers, maar ook in auto’s en vliegtuigen. Ik heb vaak geprobeerd over die balans een dialoog te starten met de milieubeweging, maar tot nu toe is dat afgewezen. Ik heb me weleens afgevraagd waarom wij zo nadrukkelijk in hun beklaagdenbank zitten. Dan krijg ik als antwoord: ‘Omdat er zo veel over jullie stoffen bekend is’. Dank je de koekoek: onze industrie laat voortdurend onderzoek uitvoeren en steeds is de uitkomst dat het om een relatief veilig product gaat. Dan denk ik: kijk eens in andere delen van de wereld, waar veel meer milieuwinst is te boeken dan de marginale winst die je bij ons kunt binnenhalen.’ p
20 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p18_veiligheid en milieu.indd 20
19-03-2010 10:52:43
Veiligheid, gezondheid en milieu
Nieuwe brochure Arbeidsinspectie over explosieveiligheid
Helft bedrijven voldoet niet aan regelgeving
‘Veel bedrijven hebben nog een behoorlijke achterstand met het beoordelen van de risico’s op explosies in hun installaties en het nemen van maatregelen om die risico’s te minimaliseren. Het beoordelen kost inderdaad veel tijd en is niet gemakkelijk, maar moet wel gebeuren’, zegt Otto Wientjes, senior inspecteur van de Directie Major Hazard Control van de Arbeidsinspectie.
M
et de brochure ‘Risicobeoordeling van Mechanische Ontstekingsbronnen’ biedt de Arbeidsinspectie een handreiking. Er staan samenvattingen in van de presentaties die verschillende bedrijven hebben gegeven tijdens een vijftal regionale bijeenkomsten in 2009. Alle presentaties gingen over hun aanpak volgens de ATEX-137-regelgeving. De bijeenkomsten zijn georganiseerd door de Arbeidsinspectie in samenwerking met de VNCI, de VNPI (Vereniging van de Nederlandse Petroleum Industrie) en de regionale veiligheidskringen BZW Masterclass, Deltalinq, ORAM en TxU project VGM. De VNCI en VNPI staan achter de brochure en verwachten dat deze bijdraagt aan het uitwisselen van goede praktijkervaringen en daarmee aan het verhogen van veiligheid in de chemische en petrochemische industrie. De brochure is primair bedoeld voor de circa 800 zogenoemde BRZO- en ARIE-plichtige bedrijven, die met grote hoeveelheden brandbare stoffen werken. Maar hij is ook geschikt voor kleinere bedrijven die met brandbare stoffen omgaan. ‘De bedrijven die met ATEX-137 al een eind op weg zijn, kunnen hun methode vergelijken met die van andere bedrijven en kijken of wat er nog te verbeteren valt. Bedrijven die nog niets gedaan hebben, kunnen één van de methoden uitkiezen en hiermee aan het werk gaan’, verklaart Otto Wientjes.
Risico’s onderkennen
Sinds 2006 moeten bedrijven die met brandbare stoffen werken aan de ATEX-137-regelgeving voldoen. Op grond van andere wetgeving waren ze al gewend om met gevarenzones te werken en elektrische apparatuur in te kopen die aan bepaalde veiligheidsnormen voldoet. Nieuw bij ATEX-137 is het beoordelen van de risico’s van nietelektrische, zogenoemde mechanische ontstekingsbronnen. Wientjes: ‘Alles wat draait, vooral met hoge snelheden, kan gaan aanlopen, heet worden en vonken veroorzaken. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld defecte lagers die zoveel wrijvingswarmte veroorzaken dat de omgeving gloeiend heet kan worden. Als er dan een brandbaar damp/ luchtmengsel of stof/luchtmengsel in de buurt is, vindt er een explosie plaats die zeer
ernstige gevolgen kan hebben. Een bedrijf moet dergelijke risico’s onderkennen, inschatten en passende maatregelen nemen om ze tot acceptabele niveaus te verminderen en dit bovendien verantwoorden in een zogenoemd explosieveiligheidsdocument. Doel van de ATEX-137-regelgeving is, dat de
een aantal gevallen proces-verbaal moeten opmaken, omdat bedrijven niet op tijd reageerden. In zulke gevallen stelt Justitie een vervolging in. Bij de overtredingen gaat het overigens bijna altijd over de beoordeling van de ontstekingsbronnen die niet of maar voor een deel uitgevoerd is en over de indeling van
Arbeidsinspectie scherpt het toezicht bij kleinere bedrijven aan, gaat meer letten op naleving van ATEX-137 bedrijven ervoor zorgen dat de kans op explosies zo klein mogelijk is, zodat mensen er veilig kunnen werken.’
Indeling onvolledig
Eind 2009 voldeed maar de helft van de BRZO- en ARIE-bedrijven aan de eisen van ATEX-137. De andere helft was in feite in overtreding. ‘Als we bij inspecties kleine onvolkomenheden tegenkomen, die niet direct risicovol zijn, noteren we die als actiepunten, maar bij ernstige tekortkomingen geven we aan dat een bedrijf in overtreding is. We geven dan een waarschuwing of eis, en verlangen dat de zaken binnen een bepaalde tijd in orde zijn. De meeste bedrijven gaan dan meteen aan de slag en zorgen dat het goed komt. Het afgelopen jaar hebben we in
het bedrijfsterrein in gevarenzones, die ontbreekt of onvolledig is’, aldus Wientjes. Het uitkomen van de brochure is voor de directie Major Hazard Control van de Arbeidsinspectie geen reden om anders op te treden. ‘Bij BRZO- en ARIE-bedrijven gaan we door op dezelfde manier als tot nu toe. Alleen zal de Arbeidsinspectie het toezicht bij kleinere bedrijven aanscherpen, met andere woorden meer gaan letten op de naleving van ATEX-137. Ook geven we voorlichting met presentaties bij bedrijven en natuurlijk met deze brochure.’ p
Zie voor brochure en afzonderlijk presentatie: www.vnci.nl/atex maart 2010 Chemie magazine 21
CM1003_p18_veiligheid en milieu.indd 21
19-03-2010 10:52:47
DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004) ATM is een
bedrijf.
Energie en klimaat
Voordelen: Lagere investering, beter gebruik van grondstoffen
Procesintensificatie versterkt concurrentiekracht ‘Het is natuurlijk geen Haarlemmerolie’, zegt Henk van den Berg, hoogleraar Fabrieksontwerp aan de Universiteit Twente, ‘maar procesintensificatie is een belangrijke impuls voor vernieuwing in de chemische industrie. Onze ervaringen laten zien dat bedrijven zich meer en meer bewust worden van de potentie van procesintensificatie.’ Joost van Kasteren
‘P
rocesintensificatie is nodig om de concurrentiekracht van de chemische industrie te versterken’, stelt Nelo Emerencia van de VNCI. ‘In juni 2009 verscheen het eindrapport van de High Level Group on Chemicals. Daarin wordt geconstateerd dat permanente vernieuwing essentieel is als Europa zijn nummer één positie wil behouden. Bovendien staat de chemische industrie voor de maatschappelijke uitdaging om zowel energie als grondstof-
fen veel efficiënter te gebruiken. Ook de Nederlandse Regiegroep Chemie heeft een vergelijkbare doelstelling: verdubbeling van de bijdrage van de chemische industrie aan het Bruto Binnenlands Product en halvering van de footprint in termen van grondstoffen, energie en ruimtegebruik.’ Procesintensificatie omvat een wezenlijke verandering - een paradigm shift - in de procestechnologie. Kort door de bocht geformuleerd, ga je bij toepassing van
nieuwe verbeterde technologie (meestal kleinere apparaten) en bij processynthese bij het ontwerpen van een proces, niet alleen uit van een aaneenschakeling van conventionele standaardbewerkingen (unit operations). Je blijft juist langer denken in functies die vervuld moeten worden om het uiteindelijke product te verkrijgen. Op die manier kun je nieuwe combinaties zoeken, die voordelen bieden (vaak meer dan een factor twee) op het gebied
van efficiency, kwaliteit, kosten en veiligheid. Frank van der Pas van AgentschapNL (het voormalige SenterNovem): ‘De voordelen voor het chemiebedrijf zijn onder meer een betere benutting van grondstoffen, minder bijproducten, een lager energieverbruik per ton product en lagere investeringskosten.’
Snelle doorlichting
In 2007 heeft de VNCI haar leden opgeroepen om mee te doen aan de PI-Quickscan, een snelle doorlichting van processen door medewerkers van het bedrijf, samen met PI-experts. Sinds de eerste oproep van de VNCI in 2007 zijn er 45 PI-Quickscans uitgevoerd bij ongeveer 40 bedrijven. Het team van experts bestaat uit Andrzej Stankiewicz, e maart 2010 Chemie magazine 23
CM1003_p23_energie en klimaat-01.indd 23
19-03-2010 10:56:43
Project6:Opmaak 1 21-3-10 9:00 Pagina 4
10:40:24
2383<« WXITW XS 6)%', GSQTPMERGI 6)%', 2I\X HIEHPMRI WX (IGIQFIV %VI ]SY VIEH] JSV XLI JYXYVI#
ERH [I LIPT ]SY WYFQMX ]SYV VIKMWXVEXMSR MR XMQI 2383< & : 4 3 &S\ ªW ,IVXSKIRFSWGL 8LI 2IXLIVPERHW VIEGL$RSXS\ RP
Energie en klimaat
‘Heel verfrissend dat een buitenstaander jouw proces bekijkt’
Bart Drinkenburg, Henk Akse en Henk van den Berg. Een dergelijke quickscan bestaat uit drie sessies: een intake waarbij de medewerkers van het bedrijf samen met het PI-expertteam bespreken wat procesintensificatie inhoudt en welk deel van het proces zich leent voor verdergaande analyse. In de tweede sessie wordt het geselecteerde proces diepgaand geanalyseerd door de staf van het bedrijf met input van twee experts. In de derde sessie wordt tenslotte het management rapport dat een van de experts heeft opgesteld, besproken en zo nodig aangepast en vastgesteld.
‘Uit de evaluatie blijkt’, aldus Van der Pas, ‘dat de quickscan een positief effect heeft. Om te beginnen ervaren de bedrijven het als heel verfrissend dat hun proces door de ogen van een buitenstaander wordt bekeken. Ook de systematische manier waarop dat gebeurt, spreekt aan. Inmiddels hebben we de aanpak op grond van onze eigen ervaringen aangepast, waardoor we de beperkte tijd nog effectiever benutten.’
Road map
‘Wel moet ik waarschuwen voor overtrokken verwachtingen’, voegt hoogleraar Henk van den
Berg er aan toe. Hij werd als een van de experts ingezet en evalueerde samen met Henk Akse en Andrzej Stankiewicz. Twee jaar geleden, in maart 2008, verscheen een door bedrijven en kennisinstellingen opgestelde road map, waarin voor verschillende sectoren binnen de procesindustrie stond wat de voordelen kunnen zijn van procesintensificatie en welke acties nodig zijn om de aanpak te implementeren. Voor de petrochemie en bulkchemie bestonden de voordelen uit een betere energiebenutting, oplopend tot 20 procent verbetering. In de sector fijnchemie en farma, kan
Actieplan procesintensificatie
O
m de invoering van procesintensificatie in de Nederlandse chemische industrie te versnellen, verscheen in mei 2008 het Actieplan Procesintensificatie (APPI). Het plan omvat een onderzoeksprogramma langs elf lijnen. Voor vier daarvan zijn consortia gevormd van kennisinstellingen en bedrijven en is een budget beschikbaar van 14 miljoen euro. De helft van dat bedrag is afkomstig van het Ministerie
van Economische Zaken; de andere helft komt van bedrijven en kennisinstellingen, zowel in cash als in kind, dat wil zeggen personeel en faciliteiten. De geselecteerde onderzoekslijnen richten zich onder meer op het gebruik van alternatieve energietoevoer naar processen (microgolven, ultrageluid, schokgolven); transportgelimiteerde processen en de ontwikkeling van gereedschappen voor het analyseren van pro-
cessen. De organisatie van het onderzoek wordt ondergebracht bij een nieuw op te richten Institute for Sustainable Process Technology (ISPT), waarin ook het al langer bestaande DSTI (Dutch Separation Technology Institute) opgaat. p
Meer informatie: http://dsti.nl/appi
procesintensificatie de efficiency van grondstofgebruik (en dus minder afval) verbeteren met 20 tot 50 procent.
Microreactor
De road map werd verluchtigd met een aantal voorbeelden van procesintensificatie, waaronder de Higee, ofwel de High Gravity Rotating Packed Bed als alternatief voor een absorptiekolom. In zo’n reactor kan het eindproduct van een chemische reactie snel worden verwijderd, om te voorkomen dat het uiteenvalt. Voordelen zijn een vermindering van de omvang van de installatie met een factor 40, een verlaging van de hoeveelheden afvalwater en bijproducten met een derde en een verhoging van de opbrengst met 15 procent. Een ander icoon van procesintensificatie is de microreactor, die voorzien is van tientallen microkanaaltjes voor de aanvoer van grondstoffen en de afvoer van producten en bijproducten en van reactiewarmte. Voordelen ten opzichte van de geroerde tank zijn onder meer een tien- tot duizendvoudig geringer volume, een 20 procent hogere selectiviteit en dus minder bijproducten en – niet te versmaden – een continu in plaats van een batchproces. ‘Wat betreft kennisoverdracht is er een belangrijke rol weggelegd e maart 2010 Chemie magazine 25
CM1003_p23_energie en klimaat-01.indd 25
19-03-2010 10:56:45
Project6:Opmaak 1 22-3-10 9:34 Pagina 5
CHEMICAL LOGISTICS
One stop shopping in chemical logistics P.O. Box 90, NL-6500 AB Nijmegen • Phone +31 (0)24-3726111 • Fax +31 (0)24-3726199 • info@two.nl • www.two.nl Member of the Emons Group
Energie en klimaat
‘Om onze concurrentiepositie te versterken, moeten we technologisch een sprong voorwaarts maken’ voor het in 1997 opgerichte Nederlands Kennisnetwerk Procesintensificatie, het PIN-NL, en het European Process Intensification Centre ofwel Europic’, zegt Van der Pas. Laatstgenoemd centrum, met hoofdkantoor in Delft, is in 2008 opgericht door een aantal chemische en farma-
ceutische bedrijven, waaronder Shell, DSM, Akzo, Bayer en BASF. Het beschikt - naar eigen zeggen - over de grootste databank ter wereld op het gebied van procesintensificatie, onderverdeeld naar literatuur, onderzoeksgroepen, octrooien, leveranciers en toepassingen.
Eerste aanzet
’Beschikbaarheid van gegevens is bijzonder nuttig, maar niet voldoende’, bevestigt Van den Berg desgevraagd. ‘De kennis moet ook landen bij bedrijven en ze moeten er iets mee gaan doen. Dat gaat niet vanzelf. Procestechnologen binnen een
PI-scan dwingt tot zelfreflectie
D
e methodiek van de PI-Quickscan was voor ons een eye-opener, zegt Wouter Hoek, procestechnoloog bij LyondellBasell op de Maasvlakte. ‘De methodiek dwingt je om gestructureerd en kritisch naar je eigen processen te kijken, helpt je om de inefficiënties in kaart te brengen en het relatieve belang ervan te beoordelen. We zijn dan ook zeer positief over de opzet, vooral nadat we de exercitie nóg een keer hadden gedaan, maar dan met onze eigen experts.’ Die laatste opmerking houdt impliciet een relativering in van de rol van de experts. Frits Hesselink, eveneens als technoloog werkzaam bij LyondellBasell: ‘Zonder de deskundigheid van de experts in twijfel te trekken, moet je wel vaststellen dat jijzelf je eigen proces het beste kent. Zij fungeren vooral als klankbord. De PI-Quickscan dwingt je om hardop na te denken over mogelijke verbeteringen en de experts reageren vanuit hun deskundigheid.’ De resultaten van de Quickscan waren voor LyondellBasell aanleiding om een verdiepingsscan uit te voeren voor een specifiek deelproces. Wouter Hoek: ‘Ook hiervoor geldt dat je in het algemeen zelf het beste weet waar het aan schort en hoe je dat kunt oplossen. Dat neemt niet weg dat het erg prettig is als mensen met verstand van zaken kritisch en constructief met je meedenken en alternatieve oplossingen aan-
dragen. Zelfs één ‘hit’ maakt een scan al tot een succes.’ De verdiepende scan is inmiddels vrijwel afgerond en zal, aldus Hesselink, uitmonden in een voorstel om de efficiëntie van het betreffende proces te verbeteren. ‘De kans dat het voorstel ook wordt uitgevoerd is erg groot’, zegt hij. ‘In ons bedrijf is iedereen, ook het management, sterk gemotiveerd om de efficiëntie van onze processen te verbeteren en zo de kosten te verlagen en de voetafdruk te verkleinen. Die betrokkenheid van het management moet je wel hebben, want anders verdwijnen je plannen ergens onderin de kast.’ Gevraagd naar eventuele verbeteringen van de PI-scan wijzen Hesselink en Hoek erop dat het databestand met PI-technieken, waaruit zowel experts als bedrijven kunnen putten, nog tamelijk abstract is. Hesselink: ‘Je zou de informatie wat toegankelijker moeten maken voor mensen uit de praktijk. Bijvoorbeeld door bij elke technologie aan te geven waar die wel en niet geschikt voor is.’ In het verlengde daarvan heeft Hoek nog een suggestie, namelijk om de PI-technieken te koppelen aan leveranciers. ‘Als een bedrijf een bepaalde technologische verbetering overweegt, kan het gericht een MKB-bedrijf benaderen dat deze technologie kan leveren”. p
bedrijf worden in beslag genomen door dagelijkse beslommeringen en hebben niet altijd de tijd en de energie om zich op de hoogte te stellen van de nieuwste ontwikkelingen in de wetenschap. Zeker niet als onduidelijk is of die nieuwe ontwikkelingen relevant zijn voor hun proces. Je moet dus activiteiten organiseren om die kenniskloof te overbruggen. Cursussen en symposia bijvoorbeeld, maar ook de quickscan die we bij een aantal bedrijven hebben uitgevoerd, maken duidelijk wat de merites van procesintensificatie kunnen zijn voor de processen waar je dagelijks mee bezig bent.’ De quickscan is nog maar een eerste aanzet. Blijkt procesintensificatie inderdaad perspectieven te bieden, dan is het mogelijk om een Tweede Fase ofwel Verdiepingsscan uit te voeren, voor een deel gefinancierd door AgentschapNL. Daarvoor is inmiddels een methodiek ontwikkeld, vastgelegd in een aantal modules, waarbij samen met de experts een sectie of proces diepgaander wordt geanalyseerd en een lijst van de meest veelbelovende PI-technologieën wordt gemaakt. Aan het eind van deze Tweede Fase, die meerdere bijeenkomsten telt, moet er een concept flowdiagram liggen, een schatting van de kosten, een business case en een lijst met potentiële leveranciers. Als het tot een projectvoorstel komt, is de volgende vraag natuurlijk of het wordt uitgevoerd. Het gaat om een relatief nieuwe technologie met deels onbekende risico’s. Durven bedrijven daar wel in te investeren en zo ja, durven de banken er geld in te steken? Nelo Emerencia van de VNCI: ‘Om onze concurrentiepositie te behouden en te versterken moeten we technologisch een sprong voorwaarts maken. Aan de andere kant zijn bedrijven en banken huiverig om te investeren in nieuwe technologie. Zelfs al heb je je investering er binnen twee, drie jaar uit, zoals vaak het geval is bij procesintensificatie.’ p
maart 2010 Chemie magazine 27
CM1003_p23_energie en klimaat-01.indd 27
19-03-2010 10:56:49
KNCV, de sleutel tot uw succes Wat biedt de KNCV? blijft op de hoogte van de • Unieuwste ontwikkelingen via
• •
[C2W]
LET OP GE VER S CH RIJ K OV ERS FAB RIE PIL ALS CS TEO MI L PRO SPE CIA
4 april |#7| Jrg 105
2009
Bent u chemicus, life scientist of procestechnoloog? Dan is het bijhouden van uw vakkennis en expertise, en het ontwikkelen van uw loopbaan belangrijk. Ook wilt u goed op de hoogte blijven van state-ofthe-art onderzoek door contacten met vakgenoten en een goed vakblad. Bijna 10.000 professionals ontdekten al de waarde van de KNCV, dé beroepsvereniging voor iedereen die werkt of interesse heeft in de moleculaire wereld. Bent u jonger dan 35 jaar, dan biedt Jong KNCV u hét netwerk om de baan te vinden die bij u past.
subsidie
ts Kwalitei
• •
het vakblad C2W en C2W Life Sciences U beschikt met uw lidmaatschap over een actueel netwerk dat ver reikt óver de grenzen van uw eigen vakgebied KNCV vervult haar maatschappelijke rol door zich actief in te zetten voor behoud van banen en kennis binnen de sector. Zo maakt de KNCV zich sterk voor de instroom van werknemers in de chemie, life sciences en procestechnologie De Vereniging geeft advies aan het Ministerie van OCW over ontwikkelingen die moeten leiden tot verbeteringen in het bèta onderwijs De KNCV attendeert u op ontwikkelingen in de arbeidsmarkt
Lees meer over de activiteiten van de KNCV en het lidmaatschap op www.kncv.nl Online netwerken? Sluit u dan aan bij de KNCV group op LINKEDIN: http://www.linkedin.com/ groups?gid=1879708
061-025 adv25 c2w-2.indd 1
06-05-2009 09:39:49
Actueel
Shell levert etheenoxide aan nieuwe buurman ERCA
Een Italiaan op Moerdijk
De Italiaanse chemieproducent ERCA vestigt zich naast Shell op Moerdijk. Shell levert de komende tien jaar etheenoxide via pijpleidingen aan de nieuwe buurman.
E
‘Pijpleidingregelingen worden de strategische voorkeursoptie voor etheenoxide-producenten en hun afnemers. Transport van etheenoxide over de weg en per spoor vergt uiterste zorg en uitgebreide veiligheidsmaatregelen. Een pijpleiding neemt de noodzaak weg van de dure en complexe logistiek die transport over grote afstanden vraagt’, zegt Kim Jooste, commercial manager etheenoxide/glycols Europe & Africa van Shell Chemicals Europe. De leveringsovereenkomst met ERCA gaat van kracht zodra de nieuwe fabriek eind 2011 in bedrijf is. p
Foto: shell
RCA wordt, net als Dr. Kolb, afnemer van etheenoxide met een fabriek dichtbij het chemiecomplex van Shell Moerdijk. Zo hoeven deze producten niet meer over lange afstanden over de weg of per spoor te worden getransporteerd. Onderdeel van de leveringsovereenkomst tussen Shell en ERCA zijn de plannen van ERCA, om naast het chemiecomplex op Moerdijk een gloednieuwe ethoxyleringsinstallatie te bouwen.
ERCA neemt al bijna drie jaar etheenoxide af bij Shell. Het bedrijf is één van de grootste Italiaanse producenten van chemische basisen hoogwaardige producten voor de textiel-, cosmetica- en de bouwindustrie. ERCA zal de op etheenoxide gebaseerde productie vanuit Italië overbrengen naar een nieuw te bouwen fabriek naast het chemiecomplex van Shell Moerdijk. ‘De verhuizing naar Moerdijk elimineert de transportkosten, biedt een grotere aanvoerzekerheid en uitstekende logistiek via de Rotterdamse haven. Dat geeft ons concurrentievoordeel ten opzichte van kleinere, niet-geïntegreerde producenten’, zegt ERCA-directeur Giuseppe Seccomandi.
Posterexpositie chemie geopend bij EZ
D
irecteur-generaal Ondernemen en Innovatie Renée Bergkamp van Economische Zaken heeft begin maart de expositie Chemie is overal geopend. ‘We zijn trots dat EZ de eerste locatie is waar deze kleurrijke campagne te zien is. Chemie is een belangrijke pijler
van de economie en speelt een grote rol in ons dagelijks leven. Dat laten deze prachtige posters op een verrassende en aantrekkelijke manier zien’, aldus Bergkamp bij de opening. Rein Willems, voorzitter van de Regiegroep Chemie, benadrukte in zijn toespraak de alomtegen-
woordigheid van de chemie. ‘Chemie is overal, vooral daar waar je niet kunt zien.’ De voormalige voorzitter van de VNCI leidde Bergkamp vervolgens rond langs de posters en gaf waar nodig - tekst en uitleg. De expositie is nog tot eind maart te zien in het atrium van het Minis-
terie van Economische Zaken. Geïnteresseerde organisaties kunnen de posterexpositie ook in huis halen. p
Meer informatie: www.chemieisoveral.nl maart 2010 Chemie magazine 29
CM1003_p29_actueel.indd 29
19-03-2010 11:00:30
Project6:Opmaak 1 21-3-10 9:01 Pagina 6
Transportservice van huis uit
De ultieme combinatie van techniek en service Â&#x2122; Cartridge seals snel leverbaar Â&#x2122; Gunstige kwaliteit-/prijsverhouding Â&#x2122; Sublieme service Mechanical Seals Â&#x161; Power Transmission Couplings Â&#x161; Filtration Systems Engineered Bearings Â&#x161; Fluid Control Systems John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR Barendrecht Tel: +31 (0)180 656500 Fax: +31 (0)180 611464 Email: info@johncrane.nl
www.johncrane.nl
Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.
T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl
I www.vanderlee.nl
% ./%-(-&11% 11( % 5.0$2 4% 07.0&$ $..0 $%
'%, (% %- !!2 1# '!//() 0 .%/ '%, ! /+%-!(0% 1%11( %
%7( -&%- .4% 0 20%-$1 (- 4% 01#' (++%-$% 4! *&%"(%$%- 5.0$%- 4% 07.0&$ $..0 $% 4. +&%-$% 1%#2 (%1 %- 5%0*&0.%/%- (+(%3#' %, (% +!-$1% %0 !, (1#'% %0 %-(&(-& %$%0 %$%0 +!-$1% 0.#%12% #'-.+.&% !$(. %- 20!+%-#' %, (% #' %(*3-$% -$%05()1
'%, (% (12 .0(1#' % 0.%/ %- !2!+61% % 1%#2 (% .0%-1( #1 .-& ( 1 , !*% % 1%#2(% '%, (% .%$(-&
- 4% 0$%0 (20%(*( - & 4! - $% .3$%- /!2%+ 4. .0 $% "%12 % '". 1#0 (/2(% $% .+$%- !12%0
5!0 $ 4..0 '%2 "%12% # .-$%07.%*1/0.)%#2 %- $% -$%0 5()1/0 ()1
Foto: bayercropscience
Actueel
Moeilijk om onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen
Kosten voor innovatie agrochemie stijgen explosief
De laatste tien jaar zijn de kosten van onderzoek en ontwikkeling in de gewasbeschermingsindustrie met maar liefst 68,4 procent gestegen. Dat blijkt uit onderzoek van Crop Life America en de European Crop Protection Association (ECPA).
D
e ontwikkeling van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen duurt, van het eerste onderzoek tot autorisatie, gemiddeld bijna tien jaar. Ook het aantal producten dat uiteindelijk op de markt komt, is in vijf jaar tijd gehalveerd van vier marktintroducties in 1995 naar twee introducties in 2000. De stijging van de kosten wordt voornamelijk ver-
oorzaakt door extra regelgeving voor toxicologie en milieuchemie. Algemeen directeur van ECPA, Friedhelm Schmider: ‘De Europese Unie wil innovatie stimuleren, maar in onze branche zien we juist het tegenovergestelde. Het wordt zo erg moeilijk om onderzoek en ontwikkeling in Europa te verantwoorden.’
Extra moeite
Nefyto behartigt de belangen van bedrijven die in Nederland gewasbeschermingsmiddelen produceren of op de markt brengen. Directeur Maritza van Assen vertelt dat bedrijven in Nederland specifieke problemen
hebben. ‘In ons land hebben we, naast Europese regels, te maken met nationale toelatingen, waarvoor ook specifiek Nederlands onderzoek moet worden gedaan.’ Dat betekent dat bedrijven een hele hoop extra moeite moeten doen voor een relatief kleine markt, stelt Van Assen. ‘Nederland is een klein land, met beperkte oppervlakten en verschillende teelten, waardoor er per product maar weinig volume kan worden afgezet. Vaak is dat voor bedrijven te weinig om hun investeringen terug te verdienen. En dat is jammer, want het nut van gewasbeschermingsmiddelen is ook hier onomstreden’, aldus Maritza van Assen. p
Meer actueel nieuws over chemie en de chemische industrie? Ga naar www.vnci.nl voor het dagelijks nieuws uit de sector en onze wekelijkse nieuwsbrief. maart 2010 Chemie magazine 31
CM1003_p29_actueel.indd 31
19-03-2010 11:00:33
Teijin Aramid enthousiast over eco-efficiency analyse
â&#x20AC;&#x2122;Vierde pijler in de marketingmixâ&#x20AC;&#x2122; CM1003_p32_thema.indd 32
19-03-2010 11:05:44
Thema
Vezelproducent Teijin Aramid heeft in een proefproject goede ervaringen opgedaan met het eco-efficiency analysemodel van BASF. Hiermee kan een bedrijf onder meer berekenen hoeveel geld klanten met een ‘groen’ product kunnen verdienen. Tegelijkertijd brengt het de milieubelasting én het milieuvoordeel in de hele keten in kaart. ‘Een zeer effectieve nieuwe pijler in onze marketingmix’, stelt stelt ceo en vice-president marketing & sales Gert Frederiks van de Japanse onderneming. Adriaan van Hooijdonk
‘G
oedkoop is duurkoop. Maar dat moet je wel hard kunnen maken. De eco-efficiency analyse van BASF is daarvoor een uitstekende methode’, zegt Gert Frederiks in zijn ruime kamer op het hoofdkantoor van Teijin Aramid in Arnhem. Aan de muur hangt onder meer een schilderij met een VOC-schip. Tekenend voor de mentaliteit van de Japanse onderneming die sinds haar komst naar Nederland in 2000 de ene na de andere investering heeft gedaan in de uitbreiding van de aramideproductie. In fabrieken in Arnhem, Emmen en Delfzijl maakt de onderneming daar de supersterke Twaron-vezel van. Door de zeer veelzijdige en speciale eigenschappen van de vezel is het bedrijf in een paar jaar tijd uitgegroeid tot een van de grootste manmade fibers ondernemingen ter wereld. Een groot deel van de productie van de Twaronvezel gaat tegenwoordig naar afnemers in de ballistiek. Denk aan kogelwerende vesten, helmen en bepantsering voor voertuigen. Maar ook producenten van remvoeringen, pakkingen en afdichtingen voor auto’s maken er graag gebruik van, omdat Twaron hoge temperaturen aankan. En fabrikanten van snijbestendige handschoenen, optische kabels en pijpen voor de olie- en gasindustrie.
Foto: basF
Hele keten in kaart
‘Het probleem is alleen dat Twaron in vergelijking met andere vezels bij de aanschaf betrekkelijk duur is’, stelt Frederiks. ‘Het concept waarin ze verwerkt zijn, moet uiteindelijk geld opleveren voor de klanten waaraan wij leveren. Maar dat moet je uiteraard wel inzichtelijk kunnen maken. De eco-efficiency analyse van BASF
is hiervoor een uitstekende methode.’ Collega Harrie Bosman, binnen Teijin Aramid onder meer verantwoordelijk voor eco-efficiency, vult aan. ‘In eerste instantie hebben we de analyse op ons product Sulfron losgelaten. Deze gemodificeerde aramideverbinding gaat de warmteontwikkeling in een rubberen band tegen. Dat bespaart niet alleen energie, maar verlengt ook de levensduur. De analyse is gebaseerd op een truck met 10 banden die 900.000 kilometer aflegt en de aanname dat door het gebruik van Sulfron een band ongeveer 15 tot 20 procent langer meegaat. Tegelijkertijd daalt het brandstofverbruik met ongeveer 2,5 procent.’
Belonen voor prestaties
Bosman pakt er een sheet bij uit een recente presentatie voor het managementteam, onderzoek en ontwikkeling, inkoop en productie. Zoals je kunt zien, hebben we de hele keten in kaart gebracht. Die begint met het gebruik van grondstoffen om aramide te produceren, waar we vervolgens in Delfzijl een polymeer van maken. In Emmen verwerken we het tot garen, om er Sulfron van te maken. Daarna gaat het naar de producent van het loopvlak van de band, die het op zijn beurt weer verkoopt aan een onderneming die de band in elkaar zet. Uiteindelijk komt de gebruiker in beeld, zoals fleetowners als Duitse post, TNT en automobielproducenten. Ook de recycling namen we mee in de analyse.’ Volgens Gert Frederiks ging er een wereld voor hem open toen Marjan Kamer (eco-efficiency analysedeskundige) en Harrie Bosman hem in het managementteam met de uitkomsten van de analyse confronteerden. ‘Zij konden zeer gedetailleerd aantonen dat de investering in Sulfron e maart 2010 Chemie magazine 33
CM1003_p32_thema.indd 33
19-03-2010 11:05:47
‘Wij leveren Twaron ook aan producenten van snijbestendige handschoenen. Die kom je onder andere tegen in de bouw-, staal- en automobielindustrie, kortom overal waar je jezelf kunt verwonden.’
verderop in de keten grote rendementen oplevert. Verder was meteen duidelijk dat het milieuvoordeel veel groter is dan de milieubelasting. Daarom zie ik de analyse als een zeer effectieve nieuwe pijler in onze marketingmix.’ Bosman vult aan: ‘Ook overheden gaan wereldwijd steeds meer over naar duurzaam inkopen. Als je kunt aantonen hoe groen jouw product is, levert dit uiteraard voordeel op in vergelijking met de concurrentie. Daarom zijn wij ook blij met de certificaten die het gerenommeerde Duitse
Hoe werkt de eco-efficiency analyse? Het analyse-instrument van BASF is zeker niet nieuw. Het is al ruim dertien jaar op de markt en andere bedrijven maken er eveneens gebruik van. De methode rekent de gehele levenscyclus van een product door: van het winnen van grondstoffen en energiegebruik tijdens de productie tot recycling of afvalverwerking na gebruik. Dit alles om een product met een zo laag mogelijke milieubelasting kostenefficiënt te produceren. Daarom gaat de analyse altijd in op mogelijke alternatieve productieprocessen of producten. De methode werd in 2002 uitgebreid met een sociale component die de impact van een proces of een product op vijf verschillende belanghebbenden in kaart brengt. Daarbij gaat het om de werknemers, de eindgebruikers, de toekomstige generatie en nationale en internationale gemeen-
schappen. Met verschillende indicatoren kan een bedrijf het effect op de stakeholders nauwkeurig kwantificeren. Zo telt bijvoorbeeld voor werknemers het aantal beroepsongevallen en ziektes mee, de hoogte van de lonen en het aantal stakingen per jaar. Bij de internationale gemeenschap zijn belangrijke indicatoren of er kinderarbeid plaatsvindt en of ontwikkelingslanden wel meeprofiteren van hun exportproducten. BASF heeft de laatste jaren veel energie gestoken in de uitbreiding van de database. Die bevat inmiddels vele honderdduizenden berekeningen van economische en ecologische gegevens. En op basis van statistische gegevensbestanden heeft het Duitse bedrijf inmiddels ook verschillende maatschappelijke profielen kunnen doorberekenen.
TÜV-instituut afgeeft wanneer een analyse is afgerond. Maar de voordelen gaan verder. Zo zijn overheden bereid om de wetgeving aan te passen op de meest milieuvriendelijke producten. Op die manier willen ze de frontrunners in een bedrijfstak belonen voor hun prestaties. Maar dat moet je natuurlijk wel hard kunnen maken met een wetenschappelijke onderbouwing via de eco-efficiency analyse.’
Golf van creativiteit
Het instrument van BASF biedt ook de mogelijkheid om de vergunningverlener te laten zien dat een bedrijf, volkomen in balans met het milieu, zichzelf voortdurend aan het verbeteren is. ‘Met de tool kun je alle ecologische aspecten in één getal uitdrukken. En dat betekent dat de overheid bij de toetsing van de milieuvergunning niet ieder onderdeel apart hoeft te beoordelen. Het gaat er immers niet om dat je op het ene punt wellicht iets slechter scoort dan op het andere punt. Integendeel, het gaat om een integrale benadering van de processen en de producten.’ Bosman benadrukt dat in het proefproject met Sulfron het financiële CO2-voordeel in de keten nog niets eens is meegenomen. ‘Als de CO2prijzen in de toekomst gaan stijgen, hetgeen je mag verwachten gezien de internationale ontwikkelingen in de Verenigde Staten en andere landen, is het financiële voordeel van het gebruik van Sulfron nog veel groter.’ Op de vraag hoe het positieve verhaal bij de klanten is gevallen, moeten beide heren het antwoord schuldig blijven. Frederiks: ‘Zo ver zijn wij nog niet. De studie hebben wij uitgevoerd op basis van laboratoriumresultaten, waarbij de bandenindustrie aanneemt dat je deze resulta-
34 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p32_thema.indd 34
19-03-2010 11:05:49
Thema
ten kunt vertalen in energiebesparing en levensduur. Het komt er op neer dat een autoband met Sulfron daadwerkelijk 15 tot 20 procent langer meegaat en dat het brandstofverbruik met 2,5 procent daalt. Deze aannames zijn uiteraard gecheckt in de R&D-laboratoria van onze klanten in de autobandensector. Maar helaas gooide de crisis roet in het eten om deze resultaten ook in de praktijk te controleren. De bandenfabrikanten waren tijdens de crisis voorzichtig met hun R&D-uitgaven. Het proces van goedkeuren en uitproberen is voorlopig even uitgesteld. Gelukkig zien we verschillende signalen dat de markt weer aantrekt. Het is een kwestie van tijd voor we ook de praktijkproef kunnen uitvoeren.’
Enthousiaste technici
Frederiks en Bosman zijn nog het meest enthousiast over de creativiteit die het instrument in het bedrijf heeft losgemaakt. Bosman: ‘Ik krijg naar aanleiding van de presentaties die Marjan en ik over het onderwerp hebben gehouden nog wekelijks nieuwe ideeën aangeleverd. En die komen uit alle geledingen van de onderneming, van inkoop en sales tot productie en onderzoek en ontwikkeling. Zo is er een groep enthousiaste technici in Emmen die met de analyse wil aantonen dat een van de huidige productielijnen veel efficiënter kan draaien wanneer je er vanuit de ecologische kant nog eens goed naar te kijkt. Met de honderdduizenden berekeningen in de database van BASF kun je per onderdeel van de productie precies zien hoe groot of klein de milieubelasting is. Wat is bijvoorbeeld de CO2footprint van de grondstoffen die wij gebruiken
Gert Frederiks en Harrie Bosman zijn nog het meest enthousiast over de creativiteit die eco-efficiency analyse in het bedrijf heeft losgemaakt.
‘Met de analyse zie je welke leveranciers extra aandacht nodig hebben omdat hun producten het milieu teveel belasten’ om aramide te maken? Met de analyse zie je meteen welke leveranciers extra aandacht nodig hebben omdat hun producten het milieu teveel belasten. Daarom reageerden ook de inkopers erg enthousiast.’
Meerdere projecten
De positieve uitkomsten van de Sulfron-analyse smaakten naar meer. Daarom is Teijin gestart met drie andere projecten, waarvan de definitieve uitkomsten in de zomer worden verwacht. Bosman licht alvast een tipje van de sluier op. ‘Wij leveren Twaron ook aan producenten van snijbestendige handschoenen. Die kom je onder andere tegen in de bouw-, staal- en automobielindustrie, kortom overal waar je jezelf kunt verwonden. De markt is groot, maar telt tegelijkertijd veel concurrentie. Zo heb je handschoenen van katoen, leer, polyester, polyethyleen en ga zo maar door. Twaron zit boven in het marktsegment en is één van de duurdere in aanschaf. Katoenen handschoenen zijn zeker goedkoper, maar daar staat tegenover dat Twaron handschoenen langer meegaan. Wanneer je daarbij ook nog de rampzalige ecologische effecten van
bijvoorbeeld katoen meeneemt, wat eigenlijk geen enkele producent doet, ziet het plaatje er heel anders uit. Alles bij elkaar genomen verwachten wij met de analyse aan te tonen, dat het gebruik van Twaron eigenlijk veel goedkoper en minder milieubelastend is dan concurrerende producten. Bovendien kun je Twaron hergebruiken. Een aparte afdeling gaat daarom onderzoeken op welke manier we meer gebruikte Twaron-producten uit de markt kunnen halen. Daarbij kijken we ook naar helmen en kogelwerende vesten waarvan de levensduur voorbij is. Momenteel wordt ongeveer acht procent van de producten teruggehaald uit de markt en gerecycled. In Arnhem hebben we hiervoor speciale machines geïnstalleerd. In de toekomst kan het nog veel meer zijn als we hier een goede infrastructuur voor op weten te zetten. De eco-efficiency analyse voegt waarde aan de Twaronpositie toe. In zijn algemeenheid zien de marketeers hiermee kansen om het veel beter in de markt te positioneren. Ga maar na, wij bieden een optimale bescherming, maar zijn tevens goedkoper en milieuvriendelijker.’ p
VNCI organiseert Responsible Care-dag De VNCI houdt op 18 mei een bijeenkomst voor haar leden waarbij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van Responsible Care de revue passeren. Zo gaat Sjoerd Looijs van de vereniging onder meer in op de stand van zaken rondom verificatie van het RCprogramma, de uitkomsten en aanbevelingen van de stakeholderdialoog en ontwikkelingen in ketenbeheer. Directielid Maarten de Hoog van DCMR gaat hierover met de aanwezigen in discussie. Na de pauze behandelt Richard van Gelder van BASF Ludwigshafen de details van de ecoefficiency analyse waar onder andere Teijin Aramid goede ervaringen mee heeft opgedaan. Marjan Kamer en Harrie Bosman van de Japanse onderneming gaan hier in hun presentatie uitgebreid op in. Meer informatie: Sjoerd Looijs, tel. 070-3378747, e-mail: looijs@vnci.nl maart 2010 Chemie magazine 35
CM1003_p32_thema.indd 35
19-03-2010 11:05:51
Hoogleraar Ineke Braakman, lid van de Regiegroep Chemie:
‘Meer dan een praatclub’ ‘Mijn collega’s zie ik nooit meer uit het raam staren. Ze moeten zoveel dingen tegelijk doen, waardoor er weinig tijd over blijft om op goede ideeën te komen. Dat heeft zijn weerslag op onderzoek en onderwijs in de chemie. Daarom is het goed dat de Regiegroep het opneemt voor universitair onderzoek en onderwijs en de politiek laat weten dat er toch echt een probleem is ontstaan’, zegt Ineke Braakman, sinds kort lid van de Regiegroep Chemie. Erik te Roller 36 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p36_interview.indd 36
19-03-2010 11:08:57
Interview
Foto’s: Casper rIl a
De Regiegroep Chemie, met onder meer vertegenwoordigers van chemiebedrijven en universiteiten, geeft richting aan de vernieuwing in de chemie ten behoeve van een duurzame samenleving. De groep komt onder leiding van Rein Willems ongeveer vier keer per jaar bij elkaar. Braakman heeft al twee bijeenkomsten meegemaakt.
I
neke Braakman is hoogleraar cellulaire eiwitchemie aan de Universiteit Utrecht. Met haar groep doet ze onderzoek naar het vouwen en ontvouwen van eiwitketens in het lichaam en wat daar mis bij kan gaan. Meer inzicht in deze processen kan helpen om erfelijke ziekten te bestrijden, zoals taaislijmziekte en familiale hypercholesterolemie (een erfelijk verhoogd cholesterolgehalte). In de Regiegroep Chemie volgt zij Bert Meijer op, die hoogleraar Moleculaire Wetenschappen en Organische Chemie van de Technische Universiteit Eindhoven is. Ze zit in het Gebiedsbestuur van NWO Chemische Wetenschappen, dat beslist over de verdeling van de tweede geldstroom over diverse onderzoeksprojecten.
Wat is uw eerste indruk van de Regiegroep Chemie? ‘Ik ben onder de indruk van alle programma’s om te komen tot een duurzame chemische industrie. Vanwege mijn werk in de life sciences had ik daar geen goed overzicht van. Nu heb ik een kijkje in de keuken kunnen nemen, waardoor ik een veel positiever beeld heb gekregen van wat er allemaal gebeurt en wat er bereikt kan worden. Het valt me verder op, dat de Regiegroep met de steun vanuit de VNCI en NWO goed georganiseerd is. Het is meer dan een praatclub. De mensen die erin zitten, nemen ook actie en verkeren in de positie om dingen gedaan te krijgen.’ Hoe ver is het met de ambities van de Regiegroep om de bijdrage van de chemische industrie aan de economie binnen tien jaar te verdubbelen en het gebruik van fossiele grondstoffen in 2030 te halveren? ‘Ik zit nog maar net in de Regiegroep en kan daar geen uitspraak over doen. Het valt me wel op dat er veel initiatieven lopen om tot een verlaging van de CO2-uitstoot te komen, zoals bijvoorbeeld het BE Basic-programma voor het ontwikkelen van technologie om groene grondstoffen in te zetten voor de productie van brandstoffen en chemicaliën. De chemische industrie is duidelijk een voortrekker op het gebied van duurzaamheid.’
Wat heeft de Regiegroep voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek bereikt? ‘Ik draag de Regiegroep een warm hart toe, omdat ze van het begin af aan heeft geroepen dat er grote zorg is over de opleiding van mensen, het fundamentele onderzoek en het opleiden van onderzoekers, die ook in het bedrijfsleven aan de slag kunnen. Er moet een plaats zijn waar mensen de basisprincipes van kwalitatief hoogstaand onderzoek kunnen leren en dat is de universiteit. Het hoeft niet altijd om fundamenteel onderzoek te gaan, maar wel om onderzoek met kwaliteit. En dat heeft de Regiegroep voor elkaar gekregen met het Sectorplan natuur- en scheikunde. Het gaat om een plan voor het versterken van het onderwijs en onderzoek aan de universiteiten. Er is afstemming geweest tussen alle scheikundedepartementen en - faculteiten, waarbij ze keuzes hebben moeten maken uitgaande van hun sterktes. Dit leidde tot zwaartepunten in het onderzoek, waar het onderwijs in de masteropleidingen weer op aansluit. Aanvankelijk kwamen de universiteiten er niet goed uit, maar met steun van de Regiegroep Chemie zijn ze tot overeenstemming gekomen. Op basis van dit sectorplan stelt het ministerie van OC&W 10 miljoen euro per jaar extra beschikbaar voor de scheikunde en nog eens 10 miljoen voor de natuurkunde.’ Dat is toch mooi? ‘Ja en nee. In feite zijn we door 30 jaar aanhoudende bezuinigingen al een veelvoud kwijtgeraakt, waaronder de recente bezuiniging van 100 miljoen per jaar. Daar komt nu wat van terug. Het extra geld is overigens bestemd voor nieuwe groepen met nieuwe hoogleraren plus een inhaaloperatie op het gebied van apparatuur. Daarmee kunnen we de academische e maart 2010 Chemie magazine 37
CM1003_p36_interview.indd 37
19-03-2010 11:09:00
Interview
scheikunde versterken. Daarnaast leidt het sectorplan tot een betere afstemming, zodat niet alles meer overal gebeurt. En uiteindelijke gaat het om de studenten en onderzoekers: puur menselijk kapitaal.’ Studeren er straks genoeg chemici af? ‘In Utrecht is het ons gelukt om van 40 naar 80 à 90 eerstejaars studenten te gaan door vrij zuivere voorlichting te
afvragen of 90 of 100 chemici per jaar niet te veel is, maar niemand vraagt ooit of 750 eerstejaars psychologen niet te veel zijn. Ik zie graag dat er meer bèta’s de maatschappij in gaan. Exact opgeleide mensen zijn minder onwetend op bepaalde terreinen. Ooit was ik donateur van Greenpeace. Toen ze zich een keer uitspraken over de recombinant-DNA-technologie, wat behoort tot mijn eigen terrein, viel me
‘Als we een buisje met een reagens met elkaar delen, moet de accountant elke scheut daarvan toerekenen aan de desbetreffende onderzoeker. Dat is doorgeschoten bureaucratie’ geven aan vwo-scholieren, bijvoorbeeld door ze een middagje practicum te laten doen. Daardoor kregen ze een veel beter beeld van de studie, want scheikunde op het vwo is heel anders dan scheikunde aan de universiteit.’ Negentig eerstejaars is toch best wel veel of niet? ‘Er zijn inderdaad mensen die zich
op hoe schaamteloos ze onwaarheden spuiden tegenover een publiek dat weinig of geen kennis van dit onderwerp heeft en alles voor zoete koek moet slikken. Ik dacht: ‘Hoe kan ik nog vertrouwen wat Greenpeace waar dan ook over zegt’ en heb mijn donateurschap opgezegd. Op zulke momenten kom je tot het besef dat een groot deel van de bevolking maar weinig kennis
heeft over de chemie en de biotechnologie en zich dus van alles op de mouw kan laten spelden. Met meer bèta’s in de maatschappij ben je daar beter tegen beschermd.’ Kunt u die extra studenten gemakkelijk opvangen? ‘Arme wij, want we hebben tijdens de laatste bezuinigingsronden 30 procent personeel ingeleverd en moeten nu twee keer zoveel studenten begeleiden. Overigens heb ik nooit anders meegemaakt: bezuinigen, bezuinigen…continu bezuinigen. Toen ik in 1983 aan mijn promotie-onderzoek begon, heette het Selectieve Krimp en Groei, daarna Taakverdeling en Concentratie en daarna volgde nog een reeks ronden. De laatste is de overheveling van geld van de eerste naar de tweede geldstroom door oud-minister Ronald Plasterk. Straks zijn er geen mensen meer over (lachend, red.) om subsidies aan te vragen, daar komt het eigenlijk wel op neer.’ Kan de regiegroep het tij keren? ‘Met het sectorplan heeft de Regiegroep het al voor de scheikunde opgenomen. Als mijn collega’s en ik onze bezorgdheid over het universitair onderwijs en onderzoek uiten, legt dat niet zoveel gewicht in de schaal, maar
38 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p36_interview.indd 38
19-03-2010 11:09:11
Interview
als de chemische industrie via de Regiegroep Chemie de politiek laat weten dat er toch echt een probleem is, dan heeft dat zeker effect en wordt ernaar geluisterd.’ Moet er meer geld op tafel komen? ‘Dat hoeft niet per se. Van hetzelfde geld zou meer overblijven als er minder opgelegde bureaucratie was. We moeten tegenwoordig elke stap die we zetten verantwoorden. Als we bijvoorbeeld subsidie krijgen, gaat daarvan 4000 à 5000 euro naar een accountant die alles moet controleren. Vroeger maakte ik per onderzoeker een bepaald bedrag over naar een centrale rekening, waarmee we alle benodigdheden voor het lab konden inkopen. Nu kan dat niet meer. Als we een buisje met een bepaald reagens met elkaar delen, moet de accountant elke scheut daarvan toerekenen aan de desbetreffende onderzoeker. Dat is doorgeschoten bureaucratie. Zo zijn er meer voorbeelden. Daardoor denk ik soms: laat me met rust. Laat me gewoon de dingen doen waar ik goed in ben. En als je vindt dat ik het niet goed doe, moet ik maar wat anders gaan doen. In Singapore en andere landen die investeren in onderzoek, pakken ze dat beter aan. Ze selecteren streng, maar als je als wetenschapper eenmaal binnen bent, krijg je voldoende vertrouwen en geld om iets goeds te doen. Een ander punt van bureaucratie is het oerwoud aan subsidie-instrumenten. Elke subsidieronde kent zijn eigen regels. En bij al die rondes heb je reviewers nodig, collega-wetenschappers die een aanvraag beoordelen. Gewoonlijk zijn er minimaal drie reviewers per aanvraag nodig. We zitten in Nederland - en de rest van de wereld - dus allemaal elkaars aanvragen te beoordelen en dat kost veel tijd. Ik krijg heel veel aanvragen voor reviews, maar zeg vaak nee omdat ik anders niet meer aan mijn primaire taak toekom.’ Welke rol speelt u bij imagocampagne van de chemie? ‘In de Regiegroep Chemie sponsoren we allemaal een aantal werkgroepen. Behalve in de Werkgroep Innovation Labs zit ik ook in de Werkgroep Imago. Het imago van de chemische industrie gaat mij aan het hart. Nog te veel mensen in de samenleving zien het als een vieze industrie. Maar als je ziet wat er allemaal gebeurt, klopt dat niet. Ik roep altijd: we moeten een soap op tv brengen over een laboratorium. Dan kunnen de mensen zien dat het alle-
maal mensenwerk is met leuke en minder leuke dingen.’ Treedt de chemische industrie wel genoeg naar buiten? ‘Er gebeuren veel goede dingen, maar er kan nog meer gebeuren. Alle mensen die in de chemische industrie werken moeten hun familie en vriendenkring meer over de chemie durven vertellen. Dat vraagt training. Ik probeer het wel eens bij de kapper. Als
mijn onderzoek kon concentreren. Toen hij richting emeritaat ging, realiseerde ik me dat ik zelf het heft in handen zou moeten nemen, omdat ik anders aan de goden zou zijn overgeleverd. Dat was mijn motivatie. De meeste mannen willen gewoon hoogleraar worden en werken daar naar toe. Maar veel vrouwen, ook zonder kinderen, vinden dat minder belangrijk. Die willen gewoon hun werk op een prettige en goede manier doen en niet alle franje van een
‘De leden van de Regiegroep verkeren in de positie om dingen gedaan te krijgen’ iemand vraagt wat ik doe, leg ik uit dat ik iets met eiwitten doe en dat het te vergelijken is met het ontkoken van een ei, maar het gesprek eindigt dan snel. Dus probeer ik het de volgende keer anders. Het is niet eenvoudig om met leken over je vak te spreken en als ze eenmaal weten dat je hoogleraar bent, geven velen het op en doen geen moeite meer om te begrijpen wat je zegt. Toch is het belangrijk dat we over de chemie vertellen. Hoe meer mensen dat doen, des te groter het effect op het imago van de hele sector. ‘ Werken er wel genoeg vrouwen in de chemie? ‘Er kunnen meer vrouwen in de chemie werken, maar dan moet wel aan een aantal basisvoorwaarden worden voldaan. Ruime kinderopvang op de werkplek bijvoorbeeld, in of direct naast het gebouw. Je kunt dan gemakkelijk tussendoor naar de kinderen. Sommigen zeggen wel eens: ‘Altijd die kinderen’ en het is ook niet de enige reden. Maar opvang is een essentiële arbeidsvoorwaarde, die het leven van mensen aanzienlijk prettiger en gemakkelijker maakt en heel veel drempels slecht. Waarom zijn er dan toch zo weinig vrouwelijke hoogleraren chemie? Zijn de vrouwen niet ambitieus genoeg? ‘Ambitie is er wel degelijk, vooral inhoudelijke ambitie. Maar met die ambitie word je nog niet herkend als potentiële hoogleraar. Vrouwen timmeren in het algemeen veel minder zichtbaar aan de weg dan mannen. Ik wilde in alle eerlijkheid ook geen hoogleraar worden. Destijds had ik als Universitair Hoofd Docent een fantastisch luxe en beschermd leven, omdat ik een hoogleraar boven mij had die heel veel werk voor mij verzette, zodat ik me op
hoogleraarschap erbij hebben. Ik ben altijd heel erg met inhoud bezig en wil graag zoveel mogelijk met het primaire proces van de wetenschap en het onderwijs bezig zijn. Status, roem en eer kunnen mij gestolen worden.’ Hoe kun je vrouwen overhalen om toch hoogleraar te worden? ‘Zeker niet alleen door in interne circuits en zusterfaculteiten te informeren naar kandidaten. Ga op zoek naar vrouwen die het kúnnen doen. Dat ze ervaring hebben met een editorial board of andere bestuursfuncties is geen must. Kijk op een andere manier naar de cv’s en werk met andere statusparameters. Zelf denken ze vaak dat ze er nog niet aan toe zijn.’ Wat vindt u van het chemisch onderzoek in Nederland? Kan de Regiegroep nog helpen om dat verder te verbeteren? ‘Het sectorplan is een fantastisch zet. Dat plan is onder de universiteiten opgekomen, maar de Regiegroep heeft er een hele goede sturing aan gegeven. Voor de rest wordt er heel veel goed onderzoek gedaan, maar ik blijf zeggen, net als ieder ander aan de universiteit, dat we teren op het verleden. Er moet meer tijd komen voor reflectie; voor momenten dat je even niets hoeft te doen. Dan komen vaak de goede ideeën boven over hoe het verder moet met het onderwijs, welke onderzoeksvragen je moet stellen en hoe je de onderzoeksresultaten moet interpreteren. Als die tijd ons niet wordt gegund, gaan we het verliezen van de collega’s in de omliggende landen die nog wel voldoende ruimte hebben voor reflectie. De Regiegroep Chemie kan helpen om de universitaire chemie gezond te houden. Dat is niet alleen in het belang van de industrie, maar ook van de samenleving.’p maart 2010 Chemie magazine 39
CM1003_p36_interview.indd 39
19-03-2010 11:09:12
DSM A vaart van de naar C Verhuisoperatie afgerond
40 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p40_uitgelicht.indd 40
19-03-2010 11:10:59
Uitgelicht
Agro t hart de fabriek Chemelot De afgelopen maanden hebben DSM Agro en andere partijen hard gewerkt aan de verhuizing van de salpeterzuurfabriek uit Velsen-Noord naar het Chemelot-terrein in Geleen. Daarmee is er een einde gekomen aan de ammoniaktransporten door onder meer de gemeente Velsen. Een van de redenen voor de overheid om DSM een vergoeding te geven voor deze verhuizing. Twee gigantische kranen waren er nodig om het hart van de fabriek, de absorptiekolom van ruim 63 meter hoog en 370 ton zwaar, op twee
pontons te laden om ze vervolgens per schip naar Stein te vervoeren. Voor het transport van andere delen van de fabriek waren de vrachtwagens aan de beurt. Overigens, niet de hele fabriek is verhuisd. DSM Agro koos er voor om in Geleen een volledig nieuwe staalconstructie en een aantal koelinstallaties te bouwen. De nieuwe plant gaat naar verwachting in de loop van dit jaar in bedrijf. Wellicht is er dan ook een koper gevonden voor de agro-business die alweer enige tijd in de DSM-etalage staat. p
maart 2010 Chemie magazine 41
CM1003_p40_uitgelicht.indd 41
19-03-2010 11:11:27
Plantmanager Peter van der Knaap van AkzoNobel Car Refinishes
‘Een manager mag weer mens zijn’ Het verschil tussen een goed en slecht presterende plant is de factor mens. Een fabriek kan uitgerust zijn met fantastische computersystemen en nieuwe installaties, maar als de manager de werknemers niet weet te raken zodat ze dezelfde koers willen varen, is het bedrijf kansloos. Dat stelt Peter van der Knaap van Car Refinishes AkzoNobel. Hij is voorgedragen als kandidaat voor de verkiezing Plant Manager of the Year 2010. Evi Husson
De plantmanager Na twee succesvolle edities van de Plant Manager of the Yearverkiezing vindt dit jaar de derde editie plaats. Voor deze verkiezing, een initiatief van het blad Petrochem en VNCI, zoekt de organisatie nog deelnemers die in het afgelopen jaar op een innovatieve manier een aanzienlijke verbetering hebben gerealiseerd op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, productiviteit en kwaliteit. Kent u een plantmanager die in aanmerking komt om Plant Manager of the Year 2010 te worden? Laat uw waardering blijken door hem of haar voor te dragen. Tipgevers voor de verkiezing kunnen zich melden bij het hoofd communicatie van de VNCI, Jan Willem Vreuls: vreuls@vnci.nl. Op Deltavisie 2010, gehouden op 10 juni in Rotterdam, volgt de uitslag.
M
ensen zijn de onderscheidende factor. Je moet ze weten te motiveren, wil je een plant succesvol maken. Ook in tijden van crisis, meent Peter van der Knaap, kandidaat voor de verkiezing Plant Manager of the Year 2010. Hij is site- en operations manager bij Car Refinishes AkzoNobel in Sassenheim. Op deze locatie worden voor ongeveer 85 procent verven en coatings voor de autoreparatiesector gemaakt, met een jaarlijks productievolume van ruim twintig miljoen liter. Van der Knaap: ‘Afgelopen jaar is door een sterk dalende marktvraag het productievolume drastisch gedaald. In het verleden werden we bij wijze van spreken al zenuwachtig als we enkele procenten achterbleven op de verwachtingen. Echter, de enorme duikvlucht naar beneden, die zich al eind 2008 aankondigde, was van een totaal andere orde. Dit vergde dan ook een heel andere aanpak, waarbij vanaf het begin alles er op was gericht om gedwongen ontslagen te voorkomen. Ik ben er dan ook bijzonder trots op dat dit is gelukt.’ Besparingen gebeurden op allerlei fronten. Er is erg gelet op de cashflow. Investeringen zijn geminimaliseerd en onderhoudswerkzaamheden aan gebouwen of installaties zijn tot het minimum teruggebracht, zonder uiteraard concessies te doen aan de veiligheid. Een jaarlijks groot personeelsfeest werd afgelast, budgetten
werden bijgesteld en er is afscheid genomen van uitzendkrachten, gedetacheerden en contractanten. ‘Daarnaast hebben we intern een banenpool opgericht. Met een volumedaling van zo’n omvang, bleef er op bepaalde afdelingen nog overcapaciteit. Die mensen hebben we ingezet op afdelingen waar nog wel werk was. Voorheen was het moeilijk om iemand te vragen gedurende een paar maanden op een andere afdeling aan de slag te gaan. Maar tijdens de crisis was iedereen bereid om alles te doen om zijn baan te behouden. Sommigen vonden het op de andere afdeling zelfs zo leuk, dat ze er zijn gebleven.’ Ook zijn drieploegendiensten volledig omgezet naar tweeploegendiensten. ‘Deze efficiencymaatregel was een groot succes. Omdat er door vergrijzing meer vijftigers in ploegen werken en nachtdienst toch een behoorlijke impact heeft op de fysieke gesteldheid, was iedereen uiteindelijk erg tevreden met de nieuwe situatie. We hebben onze processen nu zo ingericht dat we het qua bedrijfstijd ook in de toekomst in tweeploegendiensten moeten kunnen doen.’
Duurzaamheid
Omdat Sassenheim als productielocatie niet verder zal uitbreiden en de personeelkosten nooit lager zullen liggen dan in lagelonenlanden, moet de locatie zich op een andere manier profileren. ‘Sterk zijn in kostenbesparing is niet vol-
42 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p42_plantmanager knaap.indd 42
19-03-2010 11:16:34
Plant manager of the year
doende om te concurreren. We moeten gewoon de beste zijn en blijven. Door lean manufacturing, door naar de echte geldstromen te kijken en de waarde van al je processtappen te kapitaliseren, kun je verschil maken. Alles wordt nu steeds beter op elkaar afgestemd en we stellen de juiste prioriteiten. Wel is er nog verbetering mogelijk wat betreft de verliezen. Die wil ik, ook uit duurzaamheidoverwegingen, zo dicht mogelijk bij nul brengen. Een deel van het materiaal dat vrijkomt bij het schoonmaakproces wordt al opnieuw in het proces ingezet. Tegenwoordig
op tegen het gebruik van drinkwater. Het is een soort win/win-situatie.’ Eveneens een win/win-situatie is de plaatsing van een windmolen op korte termijn. Ook in dit geval wordt de financiering uitbesteed. ‘Ik had gehoopt dat er meerdere windmolens konden worden geplaatst, maar in regelgevend Nederland is dat moeilijk omwille van slagschaduwen, schoonheidscommissies en dergelijke. Positief is natuurlijk dat deze windmolen de nodige energie oplevert en ons imago een positieve stimulans geeft. Je kunt het niet negeren.’
‘Deze windmolen levert ons de nodige energie en geeft ons imago een positieve stimulans. Je kunt het niet negeren’ maken we ook meer producten op waterbasis. Ze zijn beter voor het milieu, maar tegelijkertijd is de spoelwaterafvalstroom ook aanzienlijk groter. Die afvalstroom hebben we grotendeels kunnen terugbrengen naar een usable wastestroom, onder meer door na afvalwaterzuivering het praktisch schone water in te zetten bij grote waterzuiveringsinstallaties. Het water bevat nog restanten glycolen en kan daar nog nuttig worden gebruikt.’ Investeren in duurzaamheid staat bij Van der Knaap hoog op de agenda: ‘Het is mijn droom om het totale energieverbruik van de locatie zo laag mogelijk te krijgen en CO2-neutraal te opereren. Ik zou wat graag te boek willen staan als de locatie van AkzoNobel waar we een enorme slag hebben gemaakt op het gebied van duurzaamheid en energieverbruik en alles wat met sustainability te maken heeft. Daar wil ik graag nog meer in investeren.’
Fiets
Een van de investeringen is warmte/koudeopslag. ‘Er staan hier ongeveer veertig dubbelwandige, gesloten parelmolens waarin de pigmenten worden fijngemalen en in een vloeibare fase worden gedispergeerd. Waar koeling voorheen met leidingwater gebeurde, wordt nu grondwater gebruikt. Het verwarmde grondwater wordt vervolgens langs een luchtinblaassysteem geleid om de koude buitenlucht voor te verwarmen voor het in de fabriek wordt geblazen ter compensatie van de ruimteafzuiging. Daar hebben we energetisch gezien een grote stap gemaakt.’ De investering viel mee. Warmte/koude-opslag is turnkey bij een externe partij neergelegd, die het project volledig voor eigen rekening heeft uitgevoerd. ‘Het leasebedrag weegt ruimschoots
Ook zijn proefprojecten met ledverlichting gestart. En in kantoren zijn schakelsensoren geplaatst om het licht bij vertrek automatisch uit te schakelen. Daarnaast bleek uit een ideeënbuscampagne dat er nog meer energie-efficiency was te bereiken. ‘In de cabines waar we testpanelen spuiten, lekte letterlijk veel energie weg. Bij het spuiten van een paneel werd vroeger de hele cabine afgezogen. Iemand heeft toen het
Loopbaan bij Akzo Nobel Site & Operations Manager at AkzoNobel Site and operations manager at AkzoNobel Car Refinishes Past: Manager Production & Logistics at AkzoNobel Car Refinishes Manager International Distribution at AkzoNobel Plant manager at AkzoNobel
maart 2010 Chemie magazine 43
CM1003_p42_plantmanager knaap.indd 43
19-03-2010 11:16:40
idee geopperd met losse cabinesegmenten te werken, waar we afzonderlijke panelen kunnen spuiten en per segment de afzuiging – en dus ook de verwarmde inblaas – kunnen inschakelen. We zijn bezig met de realisatie en met name in de laboratoria waar veel testpanelen worden gespoten, gaat dit een forse energiewinst opleveren. Het is een eenvoudig idee, maar niemand had er voorheen aan gedacht. Dit idee hebben we dan ook toepasselijk beloond. Met een fiets.’
Grootste beloning
Belonen gebeurt echter niet altijd in financiële zin op de locatie in Sassenheim. Zo worden goede veiligheidsresultaten niet rechtstreeks beloond. En met reden. Van der Knaap: ‘In het verleden heb ik diverse beloningssystemen geprobeerd, maar uiteindelijk is de grootste beloning die je krijgt: veilig, geconcentreerd en verantwoordelijk met je werk omgaan. Wanneer je iets doet, moet dit zo veilig en verantwoordelijk mogelijk gebeuren. Het is een voorwaarde
‘Goed contact is de kracht die mensen verbindt om enthousiast te werken. Een fabriek run je samen’ voor je werk. Bovendien, beloning heeft altijd een keerzijde. Het werkt kort voor wie een beloning krijgt, en vaak demotiverend voor ploegen die ernaast grijpen. Uiteraard laat ik wel regelmatig mijn waardering blijken door een schouderklop of compliment en er is ruimte genoeg om iets leuks te doen, maar dat is niet meteen gekoppeld aan een beloningsstructuur.’ De veiligheidsresultaten zijn er in elk geval niet minder op geworden. ‘We hebben altijd veel gedaan aan veiligheid, maar de stap naar excellence was altijd lastig. Onze processen worden regelmatig beschouwd als relatief ambachtelijk waardoor de menselijke inbreng een cruciale rol speelt. Daarom hebben we twee jaar geleden besloten het programma Behaviour Based Safety te adopteren, gericht op gedragsverandering. Deze keuze werpt nu al zijn vruchten af.’
Observeren van collega’s
In dit veiligheidsprogramma is gekeken naar enerzijds de incidenten die zich in het verleden op de locatie in Sassenheim voordeden en anderzijds de typische gedragingen die hieraan ten grondslag lagen. De twintig meest kritische gedragingen uit de historische incidentenreeks – denk aan lichaamsdelen uit de buurt houden van bewegende delen, of een vanuit fysiek oogpunt verkeerde werkhouding wijzigen of aanpassen – zijn daaruit geselecteerd. Van der Knaap: ‘Een aantal medewerkers heeft vervolgens een opleiding gevolgd voor de rol van observator. Zij observeren regelmatig hun collega’s en gaan na of één van de kritische gedragingen voorbijkomt, waarna een feedback-gesprek volgt. Door een
continue observatie-analyse-feedback-loop en meer dan tweeduizend observaties per jaar kunnen we trends waarnemen en zaken waar nodig bijstellen. In het begin moest iedereen er ontzettend aan wennen om te worden geobserveerd door een collega, maar tijd, gewenning en herhaaldelijk goed communiceren hebben voor acceptatie en aanzienlijk betere resultaten gezorgd.’ Ruim 96 procent van de geobserveerde handelingen zijn op dit moment veilig. In 2009 was er één incident in heel de productie- en logistiek. ‘Omdat iedereen ermee bezig is, creëer je een andere veiligheidsmentaliteit. Dat heeft ons enorm ver gebracht. Het target van corporate voor 2015, voor een total reportable rate, ligt erg hoog; twee incidenten per miljoen gewerkte uren. Zoals we er nu voor staan, zouden we dit met de productie- en logistieke afdelingen kunnen halen. Dat had ik een paar jaar geleden voor onhaalbaar geacht.’
Mens
Van der Knaap wil zijn locatie de meest duurzame van AkzoNobel laten zijn, hij wil alle targets van corporate halen rondom veiligheid, milieu en arbeidsomstandigheden. Maar daarnaast wil hij vooral een goed manager zijn, die zijn mensen weet te motiveren. ‘Ik wil graag de beste zijn in alle opzichten. Niet alleen de goedkoopste producent zijn en de minste klachten ontvangen. Wanneer ik door de fabriek loop, wil ik graag dat ze denken: dat is een goede baas. Want de beste zijn betekent ook uitdaging, lol in je werk hebben en uiteindelijk natuurlijk ook gewoon continuïteit en werkgelegenheid.’ Car Refinishes van AkzoNobel is een vrij platte organisatie en Van der Knaap werkt er al enige tijd. ‘Ik kan een locatie niet oversteken zonder honderd keer gedag te zeggen of een babbeltje te maken. Dat kleeft aan me en ik zou niet anders kunnen. De mens is de onderscheidende factor tussen goed en slecht presteren. Wat ik bovendien altijd al belangrijk heb gevonden – en gelukkig komt dat weer terug – is dat ook een manager weer mens mag zijn. Je kunt fantastische computersystemen neerzetten of nieuwe installaties implementeren, maar als je de mensen niet weet te raken zodat ze met je mee willen gaan, ben je kansloos.’ Gelukkig wordt dat nu weer onderkend als belangrijke managementfactor, stelt Van der Knaap. ‘Mijn team en ik zijn hier vaak mee bezig door middel van trainingen en cursussen. Hoe je goede feedback kunt geven. Hoe je het beste met elkaar om kunt gaan. Goed menselijk contact is de kracht die mensen verbindt om enthousiast te werken. Een fabriek runnen, doe je tenslotte samen. Dat is pas echt teamwork en ik prijs me gelukkig met een uitstekend professioneel en enthousiast managementteam dat zelf ook oog heeft voor de factor mens.’p
44 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p42_plantmanager knaap.indd 44
19-03-2010 11:16:40
Foto: shutter stock, bewerki ng: curve
Opinie
‘De chemiebedrijven in Nederland liggen met REACH goed op schema. Ze verwachten de deadline van 1 december 2010 voor de registratie van de eerste serie stoffen te halen. Wel maken ze zich zorgen over de beschikbaarheid van stoffen van kleinere fabrikanten en importeurs. Als hun leveranciers niet tijdig registreren, verdwijnen die stoffen na 1 december uit de handel’, zegt Dirk van Well, stoffenexpert van de VNCI. Erik te Roller
Meeste VNCI-leden op schema met stoffenregistratie
Sterke REACH-helpdesk en soepele handhaving nodig voor de kleinere bedrijven V an Well concludeert dit op basis van de uitkomsten van de REACHenquête die de VNCI onlangs onder haar leden heeft gehouden. In de enquête stonden onder meer vragen over welke stoffen bedrijven moeten registreren in 2010, of ze participeren in een consortium of SIEF (substance information exchange forum),
of dat actief is met het voorbereiden van de registratie en of er binnen het consortium of SIEF ook een bedrijf is, dat het voortouw neemt bij de uiteindelijke registratie. ‘Voor zover ik heb kunnen nagaan, hebben de meeste leden die in Nederland met REACH bezig zijn, gereageerd. Sommige leden konden bepaalde vragen niet beantwoorden, omdat hun moederbedrijf in een ander
land de registratie verzorgt’, aldus Van Well. Bij de registratie per 1 december 2010 gaat het om de stoffen die bedrijven in hoeveelheden van meer dan 1000 ton per jaar produceren of importeren. Daarnaast gaat het om de registratie van stoffen die kankerverwekkend, mutageen of gevaarlijk voor de voortplanting zijn. En om stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het milieu. De stoffen die
in kleinere hoeveelheden worden geproduceerd of geïmporteerd, komen later aan de beurt. Bij de registratie van een stof moeten bedrijven een dossier indienen met informatie over de gevaarseigenschappen van die stof. Overheden en industrie in Europa vragen zich momenteel af of met name de kleinere bedrijven de registraties op tijd rond krijgen. Misschien zien deze e maart 2010 Chemie magazine 45
CM1003_p45_opinie_reach.indd 45
19-03-2010 11:18:05
‘De deadline van RE dossiereis bedrijven ook af van de registratie van sommige stoffen, omdat de kosten van de registratie niet opwegen tegen de opbrengsten uit de verkoop. Die stoffen zullen dan uit de handel verdwijnen. Er bestaat geen compleet beeld van hoeveel stoffen dit jaar geregistreerd gaan worden. Het Europees agentschap voor chemicaliën, ECHA, schat dat het om 9000 tot 14.000 stoffen gaat, maar het kunnen er ook wel eens minder zijn.
Daarom voert het ECHA momenteel een enquête uit onder 8000 bedrijven die eind 2008 12.000 stoffen hebben gepreregistreerd. Eind maart moeten de antwoorden binnen zijn. De ECHA hoopt hiermee vooral een duidelijker beeld te krijgen van de situatie bij de importeurs, met andere woorden, de situatie rondom de stoffen die worden ingevoerd van buiten Europa.
voortouw
Een belangrijk probleem is, dat een groot aantal SIEF’s niet goed van de grond komt. Elk bedrijf dat in 2008 een stof heeft gepreregistreerd bij het Europees agentschap
ECHA in Helsinki, wordt automatisch ingedeeld in een SIEF, waarin ook andere bedrijven zitten die deze stof maken of importeren. Deze bedrijven zijn verplicht om samen te werken bij het verzamelen van gevaareigenschappen van die stof en het classificeren ervan. Vooraf moeten ze uitmaken wie daarin het voortouw neemt. Aangezien het veel tijd en geld kost om de zaken binnen een SIEF te organiseren en de nodige gegevens te verzamelen, staan kleine bedrijven niet te trappelen om de leiding te nemen. Tenzij de stof in kwestie voor hen een zeer belangrijk product is. Van Well: ‘Stel dat in de SIEF alleen maar importeurs zitten. Dit zijn vaak vrij kleine bedrijven die veel verschillende stoffen verkopen, maar zich slechts beperkt kunnen inzetten voor de registratie. Die staan niet te popelen om de leiding in een SIEF te nemen. Maar zolang iedereen op z’n handen blijft zitten, gebeurt er niks. En geen
informatie betekent geen registratie. En dat betekent uiteindelijk dat de stof na 1 december uit de handel moet, totdat de registratie rond is. Inmiddels blijkt dat het maken van de noodzakelijke afspraken rondom de uitvoering van de registratie tijdrovend is, vanwege de grootte van sommige SIEF’s. Hierdoor kunnen flinke vertragingen ontstaan.’ Inmiddels zijn er zo’n 2500 lead registrants bekend, bedrijven die het voortouw nemen bij het opstellen van een registratiedossier. En dat terwijl er zo’n 7500 tot 10.000 stoffen geregistreerd moeten worden. ‘Dat wil niet zeggen, dat er zo weinig SIEF’s actief zijn. De olie-industrie laat bijvoorbeeld het voorwerk van ongeveer 600 producten doen door een staf van de Europese branchevereniging Concawe. Tegen de tijd dat het gezamenlijke deel van een dossier bijna klaar is, vraagt Concawe aan een van de bedrijven om als lead registrant op te treden, want alleen de bedrijven kunnen de stoffen registreren’, legt Van Well uit.
handhaving
Daarnaast zijn er zorgen over het functioneren van de ICT bij ECHA in Helsinki. De kans bestaat dat het systeem plat gaat, als de bedrijven dit najaar grote hoeveelheden informatie naar het ECHA sturen. Want tegen die tijd worden niet alleen veel registratiedossiers ingediend, maar sturen bedrijven ook massaal de verplichte melding van de indeling en etikettering van stoffen in. Ook zijn er vragen over de handhaving. Hanteert de overheid de regels in Nederland straks net zo strak als in
46 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p45_opinie_reach.indd 46
19-03-2010 11:18:07
Opinie
an REACH is keihard, maar in de iereisen zit nog wat speelruimte’ Estland? Is er met andere woorden sprake van een level playing field? Verder zijn nog steeds niet alle handreikingen over REACH (met uitleg over hoe bedrijven op diverse terreinen aan REACH moeten voldoen) beschikbaar. Ook komen er regelmatig updates van de handreikingen uit. ‘Daarom weet je niet of je dossier al weer achterhaald is, als je op de knop verzenden drukt’, aldus Van Well. Cefic, de Europese koepel van de chemische industrie, heeft hierover al in oktober 2009 een brief geschreven naar het ECHA en de Europese Commissie. De autoriteiten erkennen de ernst van de problemen en hebben begin februari de Directors Contact Group in het leven geroepen. Hierin beraadslagen vertegenwoordigers van de Europese overheid en industrie op hoog niveau over wat de belangrijkste problemen zijn en hoe ze die tijdig kunnen oplossen, zodat bedrijven de deadline voor de registratie kunnen halen. Er zijn tot nu toe twee bijeenkomsten geweest, waarbij ook de VNCI betrokken was. Een aantal deskundigen, zogenoemde sherpa’s, zijn door de Directors Contact Group op pad gestuurd om oplossingen te zoeken, die binnen de wetgeving van REACH passen en snel toegepast kunnen worden.
knoppen draaien
‘Afwijken van de REACHwetgeving kan niet, maar er zijn toch wel wat mogelijkheden om hier en daar aan de knoppen van REACH te draaien en daarmee het registratieproces op gang te brengen en te versnellen’, verklaart Van Well. ‘Als uit de
ECHA-enquête bijvoorbeeld blijkt, dat er voor de registratie van bepaalde stoffen onvoldoende activiteiten zijn ondernomen, kan er extra ondersteuning worden geboden. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met bedrijven om ze over de eerste hindernissen heen te helpen. Vanuit de VNCI pleiten wij er vooral voor de - nationale - REACH-helpdesk uit te breiden met deskundigen die niet alleen informatie geven, maar kleinere bedrijven ook kunnen helpen met het oplossen van bepaalde problemen’, zegt Van Well.
speelruimte
De deadline van REACH van 1 december 2010 is keihard, maar in de dossiereisen zit nog wat speelruimte. ‘De Nederlandse overheid hoeft niet meteen bij een bedrijf op de stoep te staan als het registratiedossier niet voor honderd procent compleet is. Het kan zijn dat een bedrijf nog niet over bepaalde informatie beschikt, maar toezegt dat
vvD-kamerlid helma neppérus:
‘Pak struikelblokken REACH praktisch aan’ ken. Ze willen weten waar ze aan toe zijn en moeten de producenten van de chemicaliën ook informeren over hun specifieke gebruik van de chemicaliën. MKB Nederland is ook als onderdeel van de UEAPME bij de vraagstukken van REACH betrokken. Dat de REACH-problemen voor de chemiesector in Nederland nog meevallen, komt volgens Van Well doordat hier relatief veel basischemie aanwezig is. ‘Het gaat om grote volumes stoffen, waarover al veel bekend is en waarvoor het opstellen van registratiedossiers redelijk goed georganiseerd is. Verder zijn de middelgrote chemieproducenten hier al in een vroeg stadium met REACH aan de slag gegaan. Wat ook heeft geholpen is, dat de VNCI in samenwerking met andere brancheverenigingen en de overheid al in een vroeg stadium uitgebreide voorlichting over REACH heeft gegeven. Daarnaast biedt SynChem Plus, het dienstencentrum van de VNCI, laagdrempelige
‘We missen alleen nog het zicht op hoe ver de importeurs zijn met REACH’ die informatie binnen een bepaalde termijn volgt. ‘In dat geval biedt de REACH-regelgeving de overheid de mogelijkheid om daar soepel mee om te gaan’, stelt Van Well. Naast Cefic, houdt ook de Europese koepel van het midden- en kleinbedrijf, UEAPME , zich bezig met REACH. Talloze kleine bedrijven in verschillende branches gebruiken namelijk allerlei chemicaliën en zijn daardoor zijdeling bij REACH betrok-
’Veel bedrijven lopen tegen allerlei praktische problemen aan bij de invoering van REACH. Vooral de middelgrote en kleine bedrijven hebben daarom moeite om de deadline van 1 december 2010 voor de registratie van bepaalde chemische stoffen te halen. Gun die bedrijven iets meer tijd. Materieel gezien halen ze de deadline dan wel niet, maar als de registratie na enkele maanden alsnog rondkomt, is daar niet zoveel op tegen.’ Dit zegt Helma Neppérus, Tweede Kamerlid van de VVD. Ze heeft de REACH-problematiek op 11 maart aan de orde gesteld in het Algemeen Overleg Milieuraad, waarbij de Vaste commissie van de Tweede Kamer voor milieuzaken met minister Tineke Huizinga van VROM heeft gesproken over allerlei actuele zaken. ‘Ik heb de minister gevraagd met praktische oplossingen te komen. Momenteel loopt natuurlijk iedereen in Europa tegen deze problemen aan. Daarom neem ik ook contact op met de collega’s van de Liberale Fractie in het Europarlement.’ Bij praktische oplossingen denkt Neppérus aan het versterken van de REACH-helpdesk en soepele handhaving bij het niet halen van de deadline. ‘Als het niet lukt om alles op tijd in te leveren, moeten bedrijven niet meteen voor het gerecht gesleept worden, maar de gelegenheid krijgen om de registratie binnen een paar maanden af te ronden.’
ondersteuning aan bedrijven. Van Well: ‘Op dit moment missen we alleen nog het zicht op hoe ver de importeurs met REACH zijn.’ p
maart 2010 Chemie magazine 47
CM1003_p45_opinie_reach.indd 47
19-03-2010 11:18:08
Voorbereid op de toekomst! Dishman Netherlands
Met de verkoop en productie van cholesterol en vitamine D bedient Dishman Netherlands een groot deel van de wereldmarkt. Sinds eind vorig jaar is het bedrijf uitgebreid met een high containment lab inclusief zes cleanrooms voor de ontwikkeling en productie van Active Pharmaceutical Ingredients (APIâ&#x20AC;&#x2122;s) onder cGMP condities. Een kijkje in de wereld van deze tak in de chemie... beeld: Dishman
48 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p48_inbeeld.indd 48
19-03-2010 11:20:04
In beeld
maart 2010 Chemie magazine 49
CM1003_p48_inbeeld.indd 49
19-03-2010 11:20:12
1
2
3 4 Dit ultramoderne laboratorium is een uniek concept, want er zijn niet veel cleanrooms in Nederland die Good Manufacturing Practices combineren met productie op laboratoriumschaal. Foto 1: Foto 2: Foto 3: Foto 4: Foto 5: Foto 6: Foto 7: Foto 8: Foto 9:
Lossen van de grondstoffen Productie van cholesterol High Purity Cholesterolfabriek Luchtbehandelingsinstallatie Ingang bedrijf met kantoorgebouw Productieplant Veenendaal High containment laboratorium Cleanroom Inspectie van de apparatuur
50 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p48_inbeeld.indd 50
19-03-2010 11:20:34
4
In beeld
5
7 8
6
9
maart 2010 Chemie magazine 51
CM1003_p48_inbeeld.indd 51
19-03-2010 11:21:14
Overheid stelt tien miljoen euro beschikbaar
Boost voor b Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit investeert via Agentschap NL tien miljoen euro in innovatie op het gebied van bioraffinage. De vooraanmeldingen vanuit de chemische bedrijven zijn beperkt, maar de initiatieven zijn ook voor hen zonder meer interessant. Chemie Magazine sprak met een aantal bedrijven over hun projectvoorstellen. Esther Rasenberg
H
et programma Bioraffinage is onderdeel van het thema Groene Grondstoffen binnen de Innovatie Agenda Energie. ‘De projectvoorstellen zijn afkomstig uit de agrarische sector, papierindustrie, de energiesector en de chemie’, vertelt adviseur Biobased Economy Edith Engelen van Agentschap NL (het vroegere SenterNovem). ‘Vanuit de chemie hebben we weinig aanvragen gekregen. Waarschijnlijk is de chemische industrie zich nog niet helemaal bewust van de mogelijkheden. Bovendien is deze
gebruik zal gaan maken van bioraffinage. De sector heeft immers koolstof nodig om hun producten te maken. Voor transportbrandstoffen en de productie van elektriciteit en warmte is die noodzaak er niet. Die sectoren hebben alternatieven, zoals elektrisch rijden, elektriciteit uit zon en wind, gebruik van restwarmte en ook biogas gemaakt uit reststromen. Overigens is de Nederlandse grond is te duur om op grote schaal biomassa te telen voor energieproductie. Als we praten over Nederlandse biomassa gaat het vooral om het optimaal verwaarden van
‘De prille samenwerkingsverbanden zijn een eerste stap in de richting van een structurele verandering’ tender gericht op pilot- en demonstratieprojecten. De ontwikkelingen in de chemie rondom bioraffinage zijn nog pril en wellicht nog niet in het stadium van pilottesten en demonstratie. Verschillende chemische bedrijven zijn wel als partner betrokken bij verschillende aanvragen. We zien dat de verschillende sectoren steeds meer gaan samenwerken en dat werpt vruchten af. Ik denk dat die intersectorale samenwerking in de toekomst alleen nog maar toeneemt.’ ‘De prille samenwerkingsverbanden zijn een eerste stap in de richting van een structurele verandering. Ik verwacht dat de chemie op termijn - als de aardolie duur - op grote schaal
gewassen zoals gras, suikerbieten, aardappelen en granen tot voedsel, veevoer, chemicaliën en energie, via coproductie.
Nieuwe generatie
Volgens Engelen is de tender bioraffinage populair. ‘Bedrijven kunnen een aanvraag indienen voor een demonstratieproject, maximaal 4 miljoen euro subsidie, of een pilotproject, maximaal 1 miljoen euro subsidie. In eerste instantie kregen we 42 aanmeldingen. Alle aanvragers zijn vervolgens door een adviescommissie uitgenodigd voor een presentatie. Een aantal van hen kreeg het advies om niet door te gaan. Bijvoorbeeld omdat een project niet binnen de regeling
past of omdat de plannen nog te pril zijn. Ik verwacht dat er bij de definitieve sluiting van de tender nog zo’n 25 aanvragen over zijn. Daarna gaan we de projecten beoordelen en in juni is duidelijk welke projecten er wel subsidie krijgen.’ Vanuit de chemie was de belangstelling dus nog gering. Alleen VNCI-lidbedrijven Purac, Avantium Chemicals BV en Croda dienden een aanvraag in. Vice President Development Ed de Jong van Avantium vertelt over hun
52 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p52_kennis en ervaring.indd 52
19-03-2010 11:22:15
Kennis en ervaring
bioraffinage
project: ‘Wij ontwikkelen een nieuwe generatie biobrandstoffen en biopolymeren onder de naam Furanics. De bouwstenen voor deze producten worden geproduceerd uit biomassa, zoals suikers uit reststromen van bietenverwerking en uit andere koolhydraatrijke niet-voedselstromen. In de nabije toekomst willen we ons gaan concentreren op de productie van polymeren, zoals een groene PET, omdat de marges daarop beter zijn dan op brandstoffen. Tot dusver heb-
ben we ons zuiver toegelegd op Research & Development, maar nu gaan we aan de slag met eigen apparatuur op grotere schaal. De conversie van biomassa heeft grote potentie en dat proces willen we opschalen. In het laatste kwartaal van dit jaar gaan we een proeffabriek bouwen. Gedurende een proefperiode van twee jaar testen we een groot scala aan grondstoffen in die fabriek. De nieuwe plant moet 24 uur per dag gaan draaien en circa twintig ton product per jaar opleveren.
Dit moet, via een demonstratiefabriek van enkele kilotonnen per jaar, leiden naar een commerciele fabriek van meer dan 10 kiloton per jaar. Met de subsidie-aanvraag denken we tien tot twintig procent van de totale investering te kunnen dekken.’
Bioplastics
‘Biopolymeren zijn nu nog van een beperkte kwaliteit’, zegt Technical Marketing Manager Polymers & Coatings Hans Ridderikhoff van Croda e maart 2010 Chemie magazine 53
CM1003_p52_kennis en ervaring.indd 53
19-03-2010 11:22:26
Specialties Europe (voorheen Uniqema). ‘Ze zijn bros en niet altijd waterafstotend. In de markt is er een duidelijke vraag naar duurzame materialen met een langere levensduur. Met dit project willen we in drie fasen nieuwe biobased bouwstenen voor de chemie gaan maken. Eerst verbeteren we het proces op labschaal, vervolgens willen we de producten gaan testen bij onze chemie-klanten en ten slotte schalen we het hele proces op. In het huidige proces zitten nog wat haken en ogen die we moeten oplossen. Daarvoor werken we samen met een Duitse universiteit en onze klanten. In het project starten we met zuivere grondstoffen en later zullen we dan gaan kijken naar minder zuivere grondstoffen, de afvalstoffen.
kennis in de praktijk te brengen en toegevoegde waarde te creëren voor de Nederlandse papier- en kartonindustrie. Bumaga houdt zich bezig met innovatieve projecten en marktintroducties van vooruitstrevende producten en technologieën. Programma coördinator Annita Westenbroek: ‘De papierindustrie trekt jaarlijks veel geld uit voor het voorkomen van verzuring van proceswater en zuivering van de organische fractie uit het afvalwater. Doodzonde want in feite bevat het afvalwater grote hoeveelheden waardevolle componenten voor bijvoorbeeld de chemische industrie. Die groene chemicaliën willen we in een proefproject gaan isoleren, scheiden en vervolgens leveren aan de chemische industrie. Als de proef slaagt,
‘Gedurende een proefperiode van twee jaar gaan we een groot scala aan grondstoffen in die fabriek uittesten’ Croda maakt al 150 oleochemische producten. Innovatie heeft bij ons altijd hoog in het vaandel gestaan. Op dit moment concentreren we ons op een manier om uit plantaardige oliën, bouwstenen voor de chemie te maken.’ De aanvragers in de tender richten zich op verschillende onderwerpen: aquatische biomassa (algen), bietenraffinage, grasraffinage, het terugwinnen van mineralen bij vergisting van reststromen en de productie van chemicaliën uit reststromen. Naast een aantal nieuwe spelers zijn de agro-industrie, de algenproducenten en de papierindustrie goed vertegenwoordigd in de tender.
Chemische kennis
De sectoren zoeken naar manieren om meer waarde te halen uit hun grondstoffen en reststromen. Uit een telefonische rondje langs aanvragers uit de papierindustrie en agrarische sector blijkt dat er bij de bedrijven behoefte bestaat aan chemische kennis en ervaring. Bedrijven zijn soms naarstig op zoek naar partners in de chemie. Zij willen weten aan welke eigenschappen chemische componenten moeten voldoen, hoe een chemisch proces is ingericht en waar de potentiële afnemers zich bevinden. Bumaga BV is een dochteronderneming van het Kenniscentrum Papier en Karton. Het bedrijf is opgericht om
kunnen we in plaats van kosten te maken, gaan verdienen aan afvalwater. Dat is goed voor de competitiviteit van de papierindustrie in ons land. Tijdens de pilot willen we onderzoeken of de door ons beoogde techniek in de praktijk werkt.’
Natuurgras
Kartonfabrikant Solidpack introduceerde in maart vorig jaar de grasbox, een verpakking gebaseerd op grasvezels. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer benaderden de fabrikant voor de verwerking van Nederlands natuurgras. Er werd een projectgroep gestart die onderzocht hoe een installatie voor bioraffinage eruit zou moeten zien. Het doel was niet alleen om van het gras papier te maken, maar ook om de restproducten een goede bestemming te geven. Mede-eigenaar Rob Broere van Solidpack vertelt dat intussen duidelijk is hoe een pilot installatie gebouwd moet worden. ‘We zijn nu op zoek naar een locatie waar trekkers het natuurgras kunnen aanleveren, maar waar we tegelijkertijd iets met de sappen kunnen doen. In het proces komen waardevolle producten vrij voor de chemische industrie. Het gaat onder meer om lignine (10%), fosfor en eiwit. We zoeken partners in de chemie die ons kunnen adviseren over de eisen met betrekking tot het produceren van kunststoffen. Dus bedrijven die belangstelling
hebben voor het project en willen samenwerken, kunnen contact met me opnemen’, lacht Broere. ‘In Nederland wordt het natuurgras twee keer per jaar gemaaid om te voorkomen dat het gaat verbossen. Natuurgras een heel andere samenstelling heeft dan aangeplant gras. Het bevat veel minder eiwit en meer vezels. Tijdens de pilot willen we ook experimenteren met andere natuurproducten zoals bloemen en aardappelschillen.’
Aangeplant gras
Ook Hoogland Marrum, gespecialiseerd in gras-en groenvoeders gaat aan de slag met de raffinage van gras en bietenloof. Het verschil is dat uit aangeplant gras hoogwaardige eiwitten, vezels, vetten, fosfaten en aminozuren kunnen worden gewonnen. In het Grassa-project werken verschillende partijen samen aan de laatste stappen voor commerciële exploitatie. Hoogland-directeur Gjalt de Haan: ‘Wij zijn al drie jaar bezig met de raffinage van aangeplant gras. Dit type gras is veel eiwitrijker dan natuurgras. Via het project van Agentschap NL willen we onderzoeken of grasraffinage kan leiden tot een commercieel, rendabel proces. We willen meer hoogwaardige componenten voor de markt gaan produceren.’ Vanuit de industrie is er een groeiende vraag naar groene grondstoffen, weet De Haan. ‘Door ook andere eiwitrijke gewasresten, zoals bijvoorbeeld bietenloof te gaan raffineren zouden we een groot gedeelte van het jaar kunnen doordraaien. We streven naar een installatie die meerdere soorten eiwitrijke biomassa, vooral afkomstig uit agrarische reststromen, kan verwerken. Komende winter willen we met de proef starten. We kunnen dan twee winterseizoenen en twee grasseizoenen draaien. Biobased produceren is lastig omdat je moet schakelen tussen verschillende sectoren. De industrie vraagt om homogene grondstoffen, maar de kwaliteit, beschikbaarheid en prijsvorming van biomassa is weerbarstig. In de toekomst ontstaat er een tekort aan duurzame eiwitten. Als wij het eiwit, naast andere hoogwaardige componenten, uit cultuurgras en gewasresten in eigen omgeving terugwinnen, kan de import van niet duurzame soja-eiwitten wellicht gehalveerd worden.’ p
54 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p52_kennis en ervaring.indd 54
19-03-2010 11:22:26
Project6:Opmaak 1 22-3-10 9:51 Pagina 7
Mengen ...
... transporteren, doseren, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, efficiĂŤnte en wereldwijde service.
Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36
DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90
Singapore 787813 T +65 64 52 81 33
FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29
NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100
GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140
www.gericke.net
gericke.nl@gericke.net
Plantmanager Dik Schipper van Dow
‘Zonder chemie houden wij hier niet veel over’ De krakerinstallaties van Dow in Terneuzen zijn sinds een aantal jaren geïntegreerd en hebben een gezamenlijke controlekamer. De veiligheid is verbeterd, de capaciteit, betrouwbaarheid en productiviteit zijn verhoogd en er wordt aanzienlijk minder gefakkeld. Aan het roer van deze fabrieken staat plantmanager Dik Schipper. Hij heeft de afgelopen jaren veel kunnen veranderen en is nu voorgedragen als kandidaat voor de verkiezing Plant Manager of the Year 2010. Evi Husson
D
ow Terneuzen heeft een turbulent jaar achter de rug. Tijdens de crisis kreeg de locatie te horen dat het door moest met tien procent minder personeel. Dik Schipper had zijn handen dan ook behoorlijk vol. Hij is productiemanager van de drie LHC-fabrieken (Light Hydro Carbons) oftewel krakerinstallaties van Dow Terneuzen, een gebied met acht fabrieken waar ongeveer 350 Dow-medewerkers werken. ‘Onze site wordt aangestuurd door zogenaamde leadershipteams. Teams van afdelingsmanagers op de site, verantwoordelijk voor diverse onderdelen. Personeel & Organisatie is zo’n onderdeel. Als voorzitter heb ik hier behoorlijk wat tijd en energie in gestopt. Ongeveer één dag per week vertegenwoordigde ik samen met de manager human resources het site management aan tafel met de ondernemingsraad.’ Vanwege de personeelsreductie kwamen er een sociaal plan, gebaseerd op afvloeiingsregelingen rond onder meer leeftijd. Schipper: ‘Dat sociale plan hebben we onmiddellijk vertaald naar de daadwerkelijke impact voor het LHCgebied. Binnen deze afdeling hielden we grote communicatiesessies, zodat voor iedereen duidelijk was hoe we het gingen invullen. Door het verlies van een aantal collega’s zijn intern ook nog verschuivingen doorgevoerd. Maar door de duidelijkheid is, met uitzondering van wat dis-
cussie, de impact op onze fabrieken uiteindelijk minimaal geweest. Onze krakerinstallaties hebben tijdens de crisis nooit stilgelegen in tegenstelling tot die van een aantal concurrerende bedrijven.’
Zonder machtsvertoon
Werken met leadershipteams werpt bij Dow Terneuzen z’n vruchten af. Een plantmanager als voorzitter van Personeel & Organisatie biedt een aantal voordelen. ‘Er komen altijd problemen naar voren in bijvoorbeeld de ondernemingsraad. Als plantmanager kun je meteen de juiste feiten erbij halen en zaken nuanceren. Je kent de mensen die hier werken en kunt gemakkelijker zeggen dat iets anders moet, zonder machtsvertoon. Wat bijvoorbeeld speelt en altijd wel zal blijven spelen, is de hoogte van de salarissen. Is de hoogte van het salaris afhankelijk van de grootte van de fabriek en de daarbij behorende verantwoordelijkheden of juist niet? Op dit moment is de hoogte afhankelijk van de complexiteit, de fabrieksgrootte, de investering en de afbreukrisico’s. Iemand van personeelszaken bekijkt de situatie meer van een afstand en gaat hier toch anders mee om.’ Een ander voorbeeld is het al dan niet oprichten van een Europees centrum met administratieve zaken. ‘Er waren twee keuzemogelijkheden. Van ongeveer honderd medewerkers afscheid
56 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p56_plantmanager schipper.indd 56
19-03-2010 11:23:57
Plant manager of the year
n
nemen, of een nieuw administratief centrum in Terneuzen bouwen met andere arbeidsvoorwaarden maar ook met personeelsuitbreidingsmogelijkheden. Je kunt je voorstellen wat voor discussies dit met de ondernemingsraad heeft opgeleverd. Uiteindelijk hebben we het gezamenlijk met de ondernemingsraad voor elkaar gekregen om het nieuwe centrum hier in Terneuzen te plaatsen. Ondertussen zijn er al zestig extra mensen aangenomen. Deze beslissing is extreem belangrijk geweest voor werkgelegenheid in deze toch wel afgelegen regio. En tegelijkertijd kunnen we concurreren met centra in India en dergelijke.’
Rondleidingen en erwtensoep
Dat werkgelegenheid van groot belang is in een afgelegen regio, blijkt onder meer uit de inspanningen rond onderwijs. Schipper: ‘We proberen de keuze voor techniek in het onderwijs actief te promoten. Dankzij onze inspanningen groeit de belangstelling voor techniek in Zeeland opnieuw. Daarnaast hebben we een apart opleidingentraject opgesteld, de flexpool genaamd. Hierin nemen we mensen die niet aan het MBO4-niveau voldoen aan als contractor. We leiden hen op in de fabriek, terwijl ze de theorie op het ROC krijgen. Vanaf het moment dat ze een MBO4-
diploma hebben en er een vacature vrijkomt, nemen we ze meteen aan. Dat dit mogelijk is, is belangrijk voor deze regio.’ Op deze manier zijn alleen al binnen de LHC-fabrieken 70 zij-instromers bij Dow aangenomen. De regio krijgt ook op andere manieren de nodige aandacht. ‘We proberen de omgeving steeds opnieuw zo goed mogelijk te informeren. Voor de opstart van de nieuwste LHCfabriek - dat was in 2002 - hebben we alle mensen uit de buurt uitgenodigd. Met rond-
relatie tussen chemie en regio proberen we duidelijk aan te trekken. Bovendien, als de chemie hier niet zit, hou je niet zoveel meer over. En dat is het allerlaatste wat we willen.’
Veel geleerd
Om de chemie in de regio te behouden, worden er voortdurend nieuwe targets gesteld, ook wanneer de capaciteit lager ligt dan gewoonlijk. ‘Begin 2009 was de vraag erg laag. We zijn op extreem lage voorraden
‘Dankzij onze inspanningen groeit de belangstelling voor techniek in Zeeland’ leidingen, toespraken, erwtensoep en andere versnaperingen leek het veeleer op een buurtfeest dan op een informatiebijeenkomst. Uiteindelijk hebben we bij de opstart van die fabriek maar één of twee klachten ontvangen. Ook aan de overkant van de Westerscheldetunnel hebben we in dorpshuizen toelichting gegeven. Op deze manier hopen we ook het imago van de chemie een positieve impuls te kunnen geven. Zelf ben ik hier behoorlijk actief in. Niet alleen omdat ik het leuk vind, het spreekt de mensen ook aan. De
gaan draaien en tegelijkertijd was er sprake van een aanzienlijk lagere productiecapaciteit dan we eerst voor mogelijk hielden. Deze situatie heeft ons veel geleerd en waardoor we in staat zijn om met een lager energiegebruik per ton product te produceren.’ Het voorraadniveaubeheer is structureel aangepast en de fabrieken zijn beter afgesteld om snel een capaciteitsverhoging dan wel -verlaging door te voeren. ‘Op deze manier kunnen we meteen inspelen op de vraag, wat onze concurrentiepositie verstevigt.’ maart 2010 Chemie magazine 57
CM1003_p56_plantmanager schipper.indd 57
19-03-2010 11:24:01
De fabriek is de afgelopen jaren ook beduidend betrouwbaarder geworden. In 2009 hebben we geen enkele krakeruitval gehad en één kraker draait al meer dan drie jaar onafgebroken. Schipper: ‘We hebben allerhande zaken gewijzigd. Het schoonmaken van apparatuur, het opstarten van bepaalde pompen of systemen, noem maar op. Ondanks de crisis hebben we een aanzienlijk bedrag geïnvesteerd in dergelijke zaken. Dit impliceert meteen dat er minder stoffen worden verbrand. In vijf jaar tijd hebben we de fakkelverliezen met vijftigduizend ton per jaar kunnen verminderen, puur door technische innovatie en inzet van alle mensen in de organisatie. Dat is mooi om te zien.’
Ouderdomskwalen
Loopbaan binnen DOW 1974-1978 Operator/relief shift Supervisor Benzeen fabrieken 1978-1982 Production Engineer Tyril fabrieken 1982-1983 Unit Supervisor Tyril fabrieken 1983-1988 Unit Supervisor Styron/ ABS/Compounding fabrieken 1988-1989 Assistant Superintendent Aromatics 2/3 Butadiene fabrieken 1989-1990 Training Manager Terneuzen Site 1990-1992 Superintendent Amines fabriek 1992-1995 Superintendent Low Density Polyethyleen fabriek 1995-2001 Plant Leader Polyolefins Area 2001-heden Plant Leader Light Hydro Carbons Area Voorzitter RvT ROC Westerschelde Lid RvT Hogeschool Zeeland
Efficiencyslagen waren er op verschillende gebieden. Vaak hebben ze rechtstreeks met duurzaamheid te maken. Zo staat er op de site een biologische zuiveringsinstallatie die voor een groot deel wordt gebruikt om afvalwater geschikt te maken voor hergebruik in de koeltorens. ‘Hoe meer afvalwater je kunt hergebruiken, hoe beter. Sinds drie jaar ontvangen we ook het afvalwater van de gemeente Terneuzen. Hiermee hebben we een efficiencyslag gemaakt.’ Het energieverbruik neemt ieder jaar procentueel verder af. ‘We draaiden in 2009 een lage capaciteit. Vaak is het zo, dat met een hoge capaciteit ook de efficiëntie toeneemt, maar ons energieverbruik ging het afgelopen jaar per ton product ongeveer vijf procent omlaag. Dit komt gedeeltelijk door het hergebruik van gas binnen onze systemen, gedeeltelijk door het hergebruik van afvalstroom en een betere afstelling van het percentage zuurstof in onze fornuizen. Naast uiteraard de operating discipline binnen de totale organisatie. Op het moment dat je niet de laatste ton ethyleen aan het maken bent, stop je je menselijke energie in het kijken naar en onderzoeken hoe je zo efficiënt mogelijk kunt draaien. Daar zijn we goed in geslaagd.’
Geen lekkages
Efficiënt draaien betekent ook kijken naar ouderdomskwalen. Bij oudere installaties is er bijvoorbeeld sprake van corrosie. De laatste jaren zijn er extra inspecties ingezet voor corrosie onder isolatie. Inspecties om lekkages te voorkomen. ‘Een lek begint met een druppel. Operators moeten dit opmerken en actie ondernemen voordat er echt sprake is van een lekkage. Op een site zijn er gemiddeld ongeveer vijftien à twintig lekkages – verliezen van vijftig kilo of meer – per jaar. Echter, de laatste drie jaar hebben we er binnen de LHC-fabrieken geen enkele gehad. Dit is een extreem goed resultaat. Hieruit blijkt dat operators ontzettend goed opletten en gemotiveerd zijn om actief te reageren. Ze willen dat alles goed en veilig gebeurt. Dit is de trend die zich de afgelopen jaren steeds meer doorzet. Niet alleen de efficiency, maar ook de veiligheid neemt toe.’ Vanuit corporate zijn de laatste jaren steeds
strengere eisen gesteld aan veiligheid. Logisch ook. In LHC-fabrieken met explosie- en brandgevaar kan een klein incident grote gevolgen hebben. Vijf jaar geleden werden misschien nog vragen gesteld over hoe ze de strenge veiligheidseisen moesten realiseren, maar tegenwoordig zit het veiligheidsgevoel behoorlijk ingebakken in de mentaliteit en het gedrag van iedereen. ‘De controlekamers van de verschillende LHC-fabrieken zijn samengebracht in één geïntegreerde grote controlekamer. Dit verhoogt de communicatie tussen de fabrieken en er wordt meer samengewerkt. Deze integratie, samen met het organisatiemodel binnen de LHC-fabrieken, hebben ook het gedrag en de manier van werken veranderd.’ Wat veiligheid betreft, hanteert Dow onder meer het behaviour based safety-programma. Kritische gedragingen en onderliggende oorzaken van incidenten of bijna-incidenten worden onder de loep genomen. Uit de grote hoeveelheid informatie die vrijkomt, worden prioriteiten gesteld zodat het overzicht wordt bewaard. ‘Daarnaast zorgen we ervoor dat iedereen dezelfde richting uit kijkt. Door zaken eenvoudig en transparant te maken, komen juist de onderliggende issues die er spelen, naar boven.’
Mooie toekomst
De LHC-fabrieken met gemiddeld 650 mensen (Dow en contractors) draaien meer dan een jaar ongevalvrij. In januari vorig jaar was er een incident met een hogedruklans. ‘Dit kan en zal niet meer gebeuren. Door creativiteit en andere systemen hebben we een veiligere optie geïmplementeerd waardoor de toen gebruikte manier van werken definitief verleden tijd is. We zijn te vaak gewend te zeggen: ‘Het kan niet anders’, maar dat is niet de juiste aanpak. We moeten continu zoeken naar oplossingen om het veiliger te doen. Daar zetten we ons honderd procent voor in. Ik wil weten wanneer het kriebelig wordt, om in de termen van de operators te spreken. Ik ben er een onderdeel van en wil samen kijken hoe we het kunnen oplossen.’ Toch is een goede communicatie niet altijd eenvoudig. ‘Als je ’s nachts ergens struikelt, is de eerste reactie omkijken of niemand het heeft gezien, gewoon omdat je stom bent geweest. Er is altijd een barrière als iemand een fout maakt. In ieder geval loop ik daarom elke morgen en elke avond door de controlekamer en praat een half uur en hoop dat er zaken naar boven komen die spelen. Iedereen maakt fouten en we moeten elkaar daarop aanspreken, hoe stom de fout ook is. Wat we echter niet tolereren, is als iemand een paar keer dezelfde fout maakt. Daarnaast vinden we het fundamenteel slecht als een man met ervaring een jongere collega niet corrigeert wanneer dit noodzakelijk is. Als dat structureel niet gebeurt, gaan we daar structureel tegenin. We willen gewoon dat het werk hier veilig gebeurt. Overal en altijd. Wanneer we dit realiseren, zijn we bezig met het werken aan een mooie toekomst’, besluit Schipper. p
58 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p56_plantmanager schipper.indd 58
19-03-2010 11:24:02
Opinie
Nederlandse kop op EU-regels?
Industrie bezorgd over kosteneffectiviteit milieumaatregelen In Nederland is een discussie losgebarsten over de kosteneffectiviteit van milieumaatregelen en de daarbij gehanteerde berekeningsmethode en referentiewaarden. De industrie maakt zich grote zorgen over de uitkomst. ‘Straks hebben we weer een Nederlandse kop op de EU-regels’, vreest Clemens Duyvesteijn, milieuadviseur van ExxonMobil. Volgens Cees Braams van het Ministerie van VROM zal het niet zo’n vaart lopen: ‘We praten alleen nog maar over concepten.’ Joost van Kasteren
B
ij het opstellen of aanpassen van een milieuvergunning gaat het gesprek tussen vergunningverlener en bedrijf vaak over de milieumaatregelen die genomen moeten worden en wat die mogen kosten. Technisch is het misschien wel mogelijk om de uitstoot tot nul terug te brengen, maar als dat betekent dat er een zilveren installatie met gouden randen moet worden gebouwd, dan is het bedrijf snel failliet. Om te voorkomen dat óf de overheid te hoge eisen stelt, óf het bedrijf te weinig inspanningen pleegt, hanteert de Nederlandse Emissierichtlijn (NeR) het begrip kosteneffectiviteit. Kosteneffectiviteit houdt in
dat van een milieumaatregel, zoals een doekfilter voor het afvangen van stof of een installatie voor selectieve katalytische reductie van NOx, berekend wordt wat de investerings- en operationele kosten zijn per kilogram vermeden emissie. In de jaren negentig hebben die berekeningen - meer schattingen overigens - een aantal indicatieve referentiewaarden opgeleverd.
Indicatief
Deze zogeheten IRW’s fungeren sinds die tijd als basis voor het overleg tussen vergunningverlener en bedrijf. Voor het doekfilter ligt dat bedrag op twee euro dertig per vermeden kilogram emissie, voor katalytische reductie ligt dat op vier euro zestig. Let
wel, deze bedragen zijn indicatief, dus niet bindend; een vergunningverlener mag er van afwijken. Volgens Clemens Duyvesteijn van ExxonMobil valt er goed te werken met de indicatieve referentiewaarden voor kosteneffectiviteit, zeker als je te maken hebt met een deskundige vergunningverlener. ‘Wij hebben te maken met de DCMR. Als zij vinden dat bijvoorbeeld de stofuitstoot in de Rijnmond moet worden verlaagd, gaan we eerst meten en kijken wat voor voorzieningen we kunnen treffen. Als daar dan uitkomt dat we tien miljoen per jaar kwijt zijn om de uitstoot met tien ton te verminderen, ofwel 1000 euro per kilo vermeden emissie, dan is dat natuurlijk niet kostenef-
fectief. Komen we uit op 3 of 4 euro, dan kunnen we eens gaan praten.’
Onduidelijkheid
Wat Duyvesteijn er maar mee wil zeggen is dat de discussie over kosteneffectiviteit niet vaak op het scherpst van de snede wordt gevoerd. De meeste vergunningverleners, noch de betrokken bedrijven beschouwen de indicatieve referentiewaarde als afkapwaarde om een milieumaatregel af te dwingen, respectievelijk af te wijzen. Hij vreest echter - en met hem een groot aantal andere bedrijven, die onder de IPPCrichtlijn vallen - dat dit gaat veranderen. Dat de berekende kosteneffectiviteit gebruikt gaat worden om milieumaatregelen af te dwingen, die in de praktijk helemaal niet kosteneffectief zijn. De aanleiding voor die zorg is het verschijnen van een concept rapport, getiteld Onderzoek kosteneffectiviteit in de NeR, opgesteld door advies- e maart 2010 Chemie magazine 59
CM1003_p59_opinie dhv.indd 59
19-03-2010 11:25:22
Industrie bezorgd over kosteneffectiviteit milieumaatregelen VROM: ‘We praten alleen nog maar over concepten’
van de kosteneffectiviteit tamelijk ingewikkeld.’ Een optie zou zijn om toch maar uit te gaan van de beste beschikbare techniek. Die is immers per definitie technisch én economisch haalbaar en dus kosteneffectief. Schenk: ‘De Raad van State heeft het wel zo uitgelegd in bureau DHV in opdracht van voorgenomen aanscherping het Ministerie van VROM. komt er op neer dat bevoegd een discussie tussen het bevoegd gezag en Shell CheVolgens projectleider Erwin gezag en bedrijf de beste mie, maar er zitten nog wel Schenk van DHV bestaat er beschikbare techniek moewat haken en ogen aan die onduidelijkheid over kostenten toepassen, tenzij er effectiviteit en de indicatieve zwaarwegende argumenten stelling. Als het gaat om een nieuwe plant is er iets voor te referentiewaarden, omdat zijn om dat niet te doen, zeggen om uit te gaan van de verschillende zaken door zoals de technische karakbeste beschikbare techniek, elkaar heen gaan lopen. teristieken van de installa‘Om te beginnen is dat de tie, de geografische omstan- maar als het gaat om het treffen van voorzieningen bij een actualiteit van de referentiedigheden of de lokale bestaande plant, kom je al waarden in de Nederlandse omgevingscondities. Dan Emissierichtlijn. Die zijn mag er een kostenafweging gauw in de problemen. Er zijn vaak meerdere technieken bijna tien jaar geleden vast- worden gemaakt. mogelijk, die elk hun voor- en gesteld en zijn daarom nodig nadelen hebben bij de speciaan revisie toe. De vraag Meerdere technieken fieke toepassing in een hoe is hoe je die IRW’s het Hoe die kosten vastgesteld bepaalde situatie. Kosten kunbeste kunt bepalen. Klopt de moeten worden, blijft een methodiek zoals aangegebeetje vaag, ook in de nieuwe nen daarbij één van de argumenten zijn om af te wijken. ven in de Nederlandse emis- IED. Er is een document, de Er is nog een tweede optie en dat is om de kosteneffectiviteit te bepalen op de ‘oude’ manier, dat wil zeggen volgens de Nederlandse Emissierichtlijn. De Bref E&CME biedt die mogelijkheid ook expliciet. Het genoemde conceptrapport, opgesteld door DHV, levert daarvoor de sierichtlijn nog wel? En is Bref E&CME (Economics & die in lijn met Europese Cross Media Effects), waarin bouwstenen in de vorm van regelgeving?’ een methodiek is vastgelegd, een aangepaste, transparante berekeningsmethode. Die laatste vraag laat zien dat maar die is moeilijk toepasDe uitwerking van deze de Nederlandse discussie baar. Enerzijds omdat die methodiek en een daarop wordt doorkruist door de nogal abstract is geformugebaseerde reeks van indicaontwikkelingen in Europa en leerd, anderzijds omdat er dan vooral de aanscherping naar verschillende methodie- tieve referentiewaarden moet van de IPPC-richtlijn. Kortken wordt verwezen. Schenk: nog plaatsvinden. weg komt die richtlijn, die ‘Wat het er ook niet eenvoudibinnenkort wordt omgedoopt ger op maakt, is dat de Bref Kostencurve tot Industriële Emissierichtlijn E&CME niet alleen kijkt naar Kern van de door DHV voor(IED), erop neer dat voor vele de emissies naar de lucht, gestelde aanpak is het tientallen industriële proces- zoals de Nederlandse Emisopstellen van een kostensen de Beste Beschikbare sierichtlijn, maar naar alle curve met op de y-as de Techniek (BBT) wordt vastge- compartimenten en zelfs kosteneffectiviteit in euro per legd in een Bref, een ‘BBT naar de gezondheidseffecten. vermeden kilogram emissie referentie document’. De Ook dat maakt het vaststellen en op de x-as de ingangscon-
DHV: ‘De referentiewaarden in de Emissierichtlijn zijn tien jaar oud en nodig aan revisie toe’
60 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p59_opinie dhv.indd 60
19-03-2010 11:25:25
centratie van de gasvormige emissie c.q. stof in milligram per kubieke meter. De kostenschatting zelf is gebaseerd op de fact sheets van emissiebeperkende technieken die Infomil op zijn website heeft staan. Aan de basis liggen gegevens van leveranciers en bedrijven. Verder wordt rekening gehouden met 50, 100 of 200 procent meerkosten om de techniek toe te passen op een bestaande installatie. Omdat het een beetje omslachtig is om voor elke nieuwe of aangepaste milieuvergunning een kostencurve op te stellen, is de rekenmethode ook gebruikt om voor een aantal technieken een indicatieve referentiewaarde te berekenen. Of beter gezegd: een range, waarbinnen die waarde zou kunnen liggen. De precieze uitwerking is nog onderwerp van discussie.
Ter illustratie
Op basis van nieuwe berekeningen komt de kosteneffectiviteit van bijvoorbeeld een doekfilter uit op een hogere referentiewaarde dan de bestaande IRW. Selectieve katalytische reductie van NOx komt eveneens hoger uit op een bedrag tussen de acht en de dertig euro. Meest extreem is het gebruik van actieve kool voor het afvangen van vluchtige organische stoffen (VOS). Die techniek heeft een kosteneffectiviteit van tien tot zestig euro per vermeden kilo. Volgens Schenk moeten bedrijven nu nog niet teveel gewicht hechten aan die getallen. ‘De uitwerking is bedoeld ter illustratie, waarbij we een punt op de kostencurve hebben gekozen en van daaruit zijn gaan rekenen. Het is maar één variant
waarop je met die kostencurve kunt omgaan.’
Zorgen voorbarig Toch is Clemens Duyvesteijn, die namens de VNCI in de begeleidingscommissie zit, er niet gerust op. ‘Volgens experts zijn de kostenschattingen zeer onnauwkeurig. Daardoor komen ook de getallen voor kosteneffectiviteit op losse schroeven te staan. Die zijn immers voor een belangrijk deel gebaseerd op hoge projectkosten, mede omdat de kosten bij bestaande installaties - de retrofit - aanzienlijk kunnen variëren. In de praktijk betekent dit, als er hoge projectkosten als basis voor de kosteneffectiviteit worden gebruikt, dat maatregelen al heel snel kosteneffectief zullen zijn. DHV gaat uit van 200 procent meerkosten in het maximale geval, maar in de praktijk kan dat nog veel
een schatting te kunnen maken van de kosteneffectiviteit van een milieumaatregel. We kijken ook naar de systematiek die in de Bref E&CME is beschreven om de kosteneffectiviteit te bepalen. De discussie is, kortom, nog lang niet afgerond.’
Geen extra kop
Toch is ook Leantine Mulder Boeve van de VNCI bezorgd dat het rapport een eigen leven gaat leiden. ‘De NeR was oorspronkelijk een richtlijn voor vergunningverleners, maar heeft, mede door afwegingen van de Raad van State, steeds meer een bin-
het niet hard genoeg roepen: zorg dat we overal in Europa aan dezelfde eisen moeten voldoen. Er zijn altijd gebieden waar wat meer gedaan moet worden aan fijn stof of aan NOx, maar dat kun je ook ter plekke regelen. Maar het is erg lastig als onze plants in Nederland en België, die eigenlijk samen één complex vormen, aan verschillende regels moeten voldoen. Daar moeten we maar eens vanaf.’ Braams van VROM reageert daarop met de stelling dat het volstrekt niet de bedoeling is om een extra kop bovenop de eisen van de IPPC-richtlijn te zetten. ‘Wel is het zo dat bij de
VNCI: ‘Zorg dat we overal in Europa aan dezelfde eisen moeten voldoen’ hoger uitvallen. Daarom lijkt het me beter is om uit te gaan van de technieken die als BBT zijn geïnstalleerd en daar met gezond verstand en in redelijkheid de kosten van te schatten.’ Volgens Cees Braams van het Ministerie van VROM zijn de zorgen van de industrie erg voorbarig. ‘Het rapport van DHV is nog maar een concept. Het zal nog uitgebreid worden besproken, ook met de industrie, dus de indicatieve waarden liggen nog lang niet vast. Hetzelfde geldt voor de rekenmethode; de kostencurve is een hulpmiddel om
dend karakter gekregen. Vervolgens is die status wettelijk vastgelegd door van de NeR een BBT-document te maken, waarmee de rol van de NeR in de vergunningverlening is veranderd. Het KErapport is nu nog geen onderdeel van de NeR, maar wat de status dan wel is, weten we niet. Daar maken we ons zorgen over.’ De industrie zou volgens Duyvesteijn het liefst zien dat Nederland gewoon Europa volgt en zich bij schattingen over kosteneffectiviteit baseert op de methodiek van de Bref E&CME. ‘We kunnen
opvolger van de IPPC Richtlijn, de IED, vergunningen binnen een aantal jaren moeten voldoen aan een nieuwe BREF. Het instrument van kosteneffectiviteit kan dan worden gebruikt om in bestaande situaties te toetsen of de kosten bij die verplichte aanpassing niet al te zeer uit de hand lopen, waarbij - net als nu - rekening wordt gehouden met de technische karakteristieken van een installatie, de geografische omstandigheden en de lokale condities. p
maart 2010 Chemie magazine 61
CM1003_p59_opinie dhv.indd 61
19-03-2010 11:25:33
Crane ChemParma Flow Solutions tevreden
Nieuw membraan gaat acht maal langer mee Het ontwerp en het materiaal van het DEPA® E4-membraan gaan langer meer. Dat betekent dat het membraan minder snel hoeft te worden vervangen en dat er minder onderhoud nodig is. Het nieuwe materiaal van het DEPA® E4-membraan zorgt er tevens voor dat het membraanoppervlak ondoordringbaar is. Dat verhoogt de veiligheid en garandeert een schone werking waardoor er geen lekkages kunnen ontstaan.
D
e Duitse producent Crane ChemParma Flow Solutions is al lange tijd bezig met het ontwikkelen van het nieuwe membraan. Het bedrijf testte het DEPA® E4-membraan bij het Belgische Wynn’s, een bedrijf dat chemicaliën en olie aan de auto- en scheepvaartindustrie levert. Productie- en onderhoudsmanager Luc Rotthier werkt al jaren met perslucht gedreven membraanpompen.
‘De levensduur van PTFE-membranen was relatief beperkt. Dat komt door de diversiteit aan productieprocessen en het grote aantal verschillende vloeistoffen dat we transporteren. Soms konden we de membranen slechts drie of vier maanden gebruiken. De testmembranen van Crane zijn na twee jaar nog steeds in bedrijf en in een prima toestand. Dat betekent dat hun levensduur acht maal langer is
dan die van de standaard PTFEmembranen’, vertelt Rotthier. Crane Co. maakt wereldwijd technische industrieproducten. Dochteronderneming Crane ChemPharma Flow Solutions ontwikkelt en produceert geavanceerde vloeistofbehandelingsproducten zoals bijvoorbeeld plugkranen, beklede vlinderkleppen en high performance-afsluiters. De merken Saunders®, XOMOX®, DEPA®, ELRO®, Revo® en Resistoflex® bieden oplossingen voor het transporteren van vloeistoffen in de chemische, biotechnologische en farmaceutische industrie.
Wereldwijd verantwoordelijk voor automatiseringsprojecten
Emerson sleept Shell-contract in de wacht Emerson Process Management gaat de komende vijf jaar wereldwijd automatiseringsprojecten doen voor Shell. Daarmee wordt het bedrijf Main Automation Contractor bij het olieconcern.
H
et contract betreft de levering van project- en ondersteunende diensten voor Main Automation Systems. Daarnaast gaat Emerson Process Management het lopende onderhoud van bestaande systemen verzorgen (Brownfield) en nieuwe systemen leveren (Greenfield). ‘Deze wereldwijde raamovereenkomst staat voor een geheel nieuwe benadering binnen Shell’, zegt Nick Curley, manager upstream automatiseringportfolio bij Shell. ‘Het is een lange termijnrelatie, gericht op concurrerend ondernemen, samenwerking en prestatiegericht zakendoen, die bijdraagt aan een aanzienlijke toegevoegde waarde voor beide partijen.’ ‘We hebben al tientallen jaren een solide relatie met Shell’, zegt Steven Sonnenberg, president van Emerson Process Management. ‘Deze overeenkomst symboliseert de gedeelde over-
tuiging dat betrokkenheid in een vroeg stadium, duidelijke doelstellingen en een goede samenwerking leiden tot een betere inschatting van het succes voor projecten en activiteiten. Wij zijn bijzonder verheugd dat Shell ons heeft geselecteerd als Main Automation Contractor.’ Emerson Process Management is onderdeel van de Emersongroep. Dit bedrijf is wereldwijd marktleider op het gebied van procesautomatisering in onder andere de olie- en gaswinning, energieopwekking, chemische, farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie. Meer informatie: www.EmersonProcess.nl
Bijeenkomst KennisPlatform LabManagers Het KennisPlatform Labmanagers houdt woensdagmiddag 21 april een bijeenkomst voor labdirecteuren en labmanagers met als thema Culture of Excellence. De bijeenkomst is bij Huntsman Holland in de Botlek in Rotterdam. Tijdens de bijeenkomst staan Verjonging en vernieuwing op het lab en Mentaliteitsverandering op de agenda. Sinds 1998 faciliteert Checkmark het KennisPlatform LabManagers, een discussieplatform voor labmanagers en laboratoriumdirecteuren. Jaarlijks zijn er drie bijeenkomsten, op wisselende locaties, bij verschillende gastorganisaties. Voor 2010 staan, naast 21 april, ook bijeenkomsten gepland voor 15 september en 24 november. In december 2005 werd het KennisPlatform LabManagers een werkgroep van de Sectie Analytische Chemie van de KNCV. Dat betekent overigens niet dat alleen KNCV-leden lid mogen worden. Intussen telt het KennisPlatform LabManagers ruim 65 leden die allemaal werkzaam zijn als labdirecteur of labmanager. De leden dragen actief bij aan de organisatie, door het verzorgen van presentatieruimtes, rondleidingen op het lab en/of het uitdiepen van een labmanagement gerelateerd thema. Wilt u lid worden of een uitnodiging ontvangen voor de bijeenkomst in april, stuur dan een email naar charlotte@checkmark.nl met daarin uw gegevens en uw huidige functie.p Meer informatie: www.checkmark.nl
62 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p62_productnieuws.indd 62
19-03-2010 11:33:32
Productnieuws
Directeur Roger Miesen van Essent Productie reikt de Award uit aan Nico Gruteke van Bakker Repair.
Bakker Repair is het veiligst Bakker Repair uit Sliedrecht is door Essent bekroond als beste contractor van 2009. Het energiebedrijf vindt dat het bedrijf risicovolle werkzaamheden het meest veilig uitvoert. In totaal waren er van de ruim honderd contractors zes bedrijven genomineerd voor de prijs. Essent koos voor Bakker Repair omdat zij veel betrokkenheid en committment toonden tijdens de reparatie van een vijftal generatoren voor warmtekrachtcentrales. ‘Tijdens de revisieperiode heeft het bedrijf zich volledig gehouden aan de Essent-werkmethodieken, waaronder de veiligheidsbarometer en procedures voor Health, Safety, Environment (HSE)’, luidt het juryrapport. Ook roemt de jury de deskundigheid en professionaliteit van de medewerkers. Bakker Repair is gespecialiseerd in het reviseren en wikkelen van roterende elektrische machines. Nico Gruteke van Bakker Repair is apetrots op de Award: ‘Het is een erkenning voor onze zorgvuldige manier van werken. Wij presenteren bij onze klanten standaard een plan voor Veiligheid, Gezondheid en Welzijn en Milieu, VGWM, en een plan van aanpak voor de uit te voeren
werkzaamheden. Onze klanten weten dus exact wat wij gaan doen. In de chemie liggen de eisen overigens nog hoger dan in de energieopwekking. Omdat we voor veel chemiebedrijven in het Botlekgebied en in Vlissingen werken, zijn we gewend om te werken volgens de meest strenge voorschriften.’ De Award bestaat uit een bronzen beeld met juryrapport en een cheque van 2.500 euro. Bakker Repair zal dit bedrag in overleg met de medewerkers schenken aan een goed doel. p Meer informatie: www.bakkersliedrecht.com maart 2010 Chemie magazine 63
CM1003_p62_productnieuws.indd 63
19-03-2010 11:33:39
Starters
Wetenschappelijke publicatie wordt bedrijf Yellow Diesel
Van frituurvet tot schone glycerol diesel en glycerol zijn heel simpel op basis van hun dichtheid te scheiden. En de glycerol is schoon. We kunnen winst maken op zowel de glycerol en biodiesel’, stelt Rothenberg.
BEELD: YELLOW DIESEL
Soepele start
Yellow Diesel is een spin-off van de Universiteit van Amsterdam. Het bedrijf ontwikkelt nieuwe biodieselprocessen en routes voor katalytische omzetting van biomassa. Toen een wetenschappelijke publicatie voor veel aandacht uit de industrie zorgde, ontstond het plan een bedrijf te starten. Emma van Laar
H Gabi Rothenberg
et idee achter Yellow Diesel is de synthese van biodiesel uit allerlei soorten olie. Daarvoor kunnen zelfs afvalvetten zoals frituurvet en slachtvet gebruikt worden. De triglyceriden en vrije vetzuren uit deze bronnen worden met heterogene katalyse omgezet in diesel en schone glycerol. ‘Begin 2006 publiceerde we dit idee. Het was oorspronkelijk helemaal niet het plan een bedrijf op te richten’, vertelt Gabi Rothenberg,
hoogleraar Heterogene Katalyse en Duurzame Chemie aan het Van ’t Hoff Institute for Molecular Sciences (HIMS) aan de Universiteit van Amsterdam en Chief Scientific Officer van Yellow Diesel. ‘We kregen zoveel positieve reacties van bedrijven en uiteindelijk is in 2007 Yellow Diesel opgericht in samenwerking met UvA Holding BV.’ Deze holding is door het College van Bestuur van de UvA opgericht om de ontwikkeling en uitvoering van marktgerichte activiteiten te stimuleren. ‘Het mooie aan ons heterogene gekatalyseerde proces is dat het geen afval oplevert. In de meeste biodieselprocessen worden homogene katalysatoren gebruikt, zoals natriumhydroxide of kaliummethoxide. Daarbij is veel methanol, neutralisatiezuur en steeds weer een nieuwe katalysator nodig. De volgende behandeling om producten te winnen, is duur. Bovendien is de glycerol vervuild en daardoor slechts beperkt bruikbaar. De heterogene vaste zuren en basen die wij als katalysatoren gebruiken, versimpelen de verwerking en verlagen de kosten. Er is minder methanol nodig en er zijn geen afvalstromen. De geproduceerde
Het opstarten van Yellow Diesel leverde weinig problemen op. Naast de UvA Holding is er nu ook het Bureau Kennistransfer (BKT) dat wetenschappers helpt bij het aanvragen van subsidies en hen met een goed idee ondersteunt. ‘Het is goed geregeld bij de UvA. Dankzij de UvA Holding verliep het opstarten van Yellow Diesel soepel. We zijn geholpen bij het opstellen van een businessplan en de UvA Holding heeft ons startkapitaal verstrekt. Daarnaast hebben we samen met Solarix en de UvA een subsidie van bijna een miljoen van SenterNovem gekregen voor de ontwikkeling van nieuwe biobrandstofadditieven. In Nederland heerst een goed klimaat voor kennisvalorisatie. Je wordt voldoende gestimuleerd en het is goed geregeld. Het moet ook niet te makkelijk zijn en het is nou eenmaal hard werken.’
Word geen eigen baas
Rothenberg heeft voor toekomstige starters twee tips: begin pas als je voldoende kapitaal bij elkaar hebt en wordt niet zelf de baas. ‘Om een chemisch start-up bedrijf te beginnen is vier à vijf ton nodig. Met veel minder is het niet te realiseren. Begin dan ook niet voordat je dat in handen hebt. Een goed idee moet je ook niet goedkoop verkopen. Daarnaast zou ik starters willen meegeven vooral niet zelf de baas te worden. Dan ga je ook over het aannemen en ontslaan van mensen en allerlei administratieve zaken. Wordt als wetenschapper chief technologist of chief scientist, dat is immers waar je goed in bent.’ p
64 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p64_starter.indd 64
19-03-2010 11:36:10
Groene chemie
IMEnz Bioengineering ontwerpt groene processen
Eerst product, dan proces en dan pas de apparatuur ’De technologie om diverse chemicaliën te maken op basis van groene grondstoffen is rijp. Of chemiebedrijven daartoe overgaan hangt af van het economische kostenplaatje. De olieprijs speelt natuurlijk mee. Los daarvan is de trend naar bio-based productie van chemicaliën onmiskenbaar’, zegt Harry Laan, directeur en oprichter van IMEnz Bioengineering in Groningen. Erik te Roller
I
MEnz is een klein bedrijf met zes mensen. In zijn laboratorium onderzoekt ImEnz van welke grondstoffen klanten met welke micro-organismen of enzymen een chemische product kunnen maken. En welke bioreactor ze daarvoor het beste kunnen gebruiken. Harry Laan speelde al aan het begin van de jaren negentig met het idee om een bedrijf als IMEnz op te zetten, toen hij microbioloog was aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Na zijn studie en promotie werkte hij twee jaar bij het Food Research Institute in Australië om daarna terug te keren naar Groningen. Daar kreeg hij drie oud-collega’s enthousiast voor zijn plan. Samen richtten ze IMEnz op. De Rijksuniversiteit nam een belang in het jonge bedrijf via een houdstermaatschappij. ‘Zo hielden we de toegang tot veel kennis die bij de universiteit op de plank ligt en geschikt is voor industriele toepassing’, verklaart Laan. Inmiddels werkt IMEnz voor internationale bedrijven uit de sectoren chemie, farmacie, voedingsmiddelen en veevoeders. Ook neemt IMEnz deel aan het Europese onderzoeksproject Sustainable Production of Chemical Building Blocks. Doorgaans werkt IMEnz aan vijf tot tien opdrachten tegelijk. Een opdracht neemt enkele maanden in beslag. ‘We beschikken over technieken om micro-organismen aan te zetten tot de productie van de gewenste stoffen of enzymen. Zo zijn we er bijvoorbeeld in geslaagd een
Bij de ontwikkeling van een fermentatieproces kijkt de laborant bij IMEnz wanneer micro-organismen het prettig vinden om te leven en richt daar alles op in, inclusief het reactorontwerp.
eiwitsplitsend enzym te maken dat bij 100 graden Celsius nog stabiel is. Met dit enzym kun je moeilijk afbreekbare eiwitten bij hoge temperatuur toch splitsen in waardevolle peptiden’, aldus een trotse Harry Laan.
Aanwezige hardware
‘Bij het ontwikkelen van een fermentatieproces kijken we altijd onder welke omstandigheden micro-organismen het prettig vinden om te leven en te produceren en richten daar alles op in, inclusief het reactorontwerp. We kijken eerst welk product gemaakt moet worden, daarna welk proces daarbij past en daarna welke hardware het beste voldoet. Op die manier komen we tot een optimaal proces. In de industriële praktijk gaan bedrijven helaas nog vaak uit van de aanwezige hardware, bijvoorbeeld een geroerde tankreactor en wordt het proces daarop aangepast. Dit is vaak niet de beste keuze in termen van volume en kostprijs.’ IMEnz heeft ook een proces ontwikkeld om eiwitten uit agrarische reststromen te gebruiken voor de chirale productie van melkzuur. ‘Er zijn twee vormen van melkzuur: linksdraaiend en rechtsdraaiend. Als je daar biopo-
lymeren van wilt maken, moet je die isomeren van melkzuur eerst apart in handen zien te krijgen. Daarna kun je ze in een bepaalde verhouding mengen om er een biopolymeer van maken. Die verhouding bepaalt namelijk de eigenschappen van het biopolymeer. Begin volgend jaar gaat een van onze klanten op deze manier polymelkzuur produceren.’ Laan noemt geen namen, omdat klanten in een vroeg stadium geen ruchtbaarheid willen geven aan hun strategische ontwikkelingen.
Verbeterde technologie
‘Als je de grondstoffen ook nog bewerkt en hapklaar maakt voor het productie-micro-organisme, kun je de efficiency van het proces verder verhogen. Het gaat dus om voeding op maat. Wij hebben daar technieken voor, die we mede dankzij een subsidie van het Ministerie van LNV hebben ontwikkeld.’ Door de verbeterde technologie is de productie van chemicaliën met agrarische reststromen economisch binnen bereik. ‘Ik verwacht dat de productie van verschillende groene chemicaliën in de komende jaren op gang gaat komen. De basistechnologie is er’, aldus Laan. p maart 2010 Chemie magazine 65
CM1003_p65_groene chemie.indd 65
19-03-2010 11:37:03
Waarschuwende woorden van vertrekkend voorzitter Economic Outlookgroep VNCI
De Jongste: ‘Chemie niet imm Herman de Jongste realiseert zich dat niet iedereen zijn sombere analyse deelt, maar de vertrekkend voorzitter Economic Outlookgroep van de VNCI wil toch even waarschuwen: de chemische industrie in Europa en Nederland heeft niet het eeuwige leven. ‘Andere sectoren, zoals de scheepbouw, auto en vliegtuigindustrie, gingen ons voor. We zijn niet immuun.’ Jos de Gruiter
D
e truc werkt vaak: tegen het eind van het gesprek een interview nog even op scherp zetten met een provocerende stelling: De kop boven dit verhaal luidt dus ‘Over twintig jaar is de chemie weg uit Nederland? Herman de Jongste verblikt of verbloost niet. ‘Mijn boodschap is: we moeten er rekening mee houden dat Nederland niet immuun is voor het verdwijnen van een deel van de chemische industrie. Het is eerder gebeurd met andere bedrijfstakken en er zijn tekenen aan de wand die we niet mogen negeren.’ De Jongste is zes jaar voorzitter geweest van de Economic Outlook Group van de VNCI, een adviesgroep met vertegenwoordigers uit vooral de grotere lidbedrijven. De werkgroep monitort mondiale economische ontwikkelingen, vertaalt die naar de Nederlandse situatie en doet aanbevelingen aan het VNCI-bestuur. De bevindingen van de groep vinden bijvoorbeeld hun weerslag in de boodschappen die tijdens de halfjaarlijkse persconferenties van de VNCI worden uitgedragen. Chemicus De Jongste, aan de vooravond van zijn pensioen bij Shell Chemicals, waar hij de functie van business mana-
66 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p66_VNCI.indd 66
19-03-2010 11:40:55
VNCI
van daar gevestigde bedrijven. De laatste keer dat ik er kwam, kon ik zo doorlopen en hing er nog een handvol bordjes. En het effect gaat natuurlijk verder: de bakker die de broodjes leverde, ziet ook zijn klandizie verdwijnen.’ Nederland is niet immuun voor een doemscenario als dat van Wilton, waarschuwt De Jongste. ‘Wanneer hebben we hier iets groots gebouwd? Dat is lang geleden hoor. In de directiekamers van chemiebedrijven ziet men dat Europa niet kan opboksen tegen Azië. De assets in Nederland dateren deels van kort na de Tweede Wereldoorlog. Ze vragen veel onderhoud en hoewel ze veelal gedebottleneckt zijn, is het logisch dat ze niet state of the art zijn, zoals de nieuwe vestigingen in Azië. We hebben hier bovendien met dure arbeidskrachten en utilitykosten te maken.’ De recente economische crisis heeft de verschillen uitvergroot, benadrukt De Jongste.
Foto’s: Casper ril a
Een pot geld
De Jongste: ‘Ik vraag me af of het wenselijk is dat straks alle economische power in Azië zit’
‘Op dit moment merk je al dat alle grote investeringen richting Azië gaan. Wat we hier doen, is investeren in maatregelen die knelpunten wegnemen. De redenering daarbij is: zolang je de capaciteit kunt vergroten zonder hoge kosten, dan is het prima. Kost het een klein beetje, dan wordt er al geaarzeld. Elk bedrijf heeft een pot geld voor investeringen en kiest dus met zorg een plek voor de bouw van een world scale fabriek. De crisis heeft de druk op die beslissingen enorm verhoogd.’ En de gevolgen reiken verder, vreest De Jongste. ‘De crisis heeft geleid tot rationalisering. Sommige vestigingen zijn gesloten, andere zijn - om soms onduidelijke redenen overeind gebleven. In sommige landen dankzij verkapte overheidssteun bijvoorbeeld. Bij een volgende crisis, die er onvermijdelijk komt, net als een volgende economische piek, kijken de mannen in de boardrooms opnieuw naar het portfolio, de producten, de assets, de klanten en de investeringsmogelijkheden.’
mmuun voor doemscenario’ ger EO/Glycols Europa bekleedde, realiseert zich dat niet iedereen in de chemische industrie zijn analyse deelt, maar hij wil zijn waarschuwende woorden voor één keer aan de openbaarheid prijs te geven. Want hij is echt bezorgd.
Olievlek
In Wilton, in het Verenigd Koninkrijk, is hij geconfronteerd met de gevolgen voor de lokale Shell-vestiging van de sluiting van Dow’s ethyleenoxide- en glycolenfabriek. ‘In het Amerikaanse hoofdkantoor heeft men een ranking gemaakt van de bestaande assets en daaruit volgde dat de Aziatische vestigingen tot de meest rendabele behoorden en dat de vestiging in Wilton slecht scoorde. Dus gaat de poort dicht. En dat heeft nogal wat gevolgen hoor’, zet De Jongste zijn woorden kracht bij. ‘Om te beginnen verdwijnt de hele ethyleenoxide- en glycolenproductie uit Engeland en komt daar nooit meer terug. Bovendien sluiten de andere bedrijven uit de keten die in de buurt van Dow waren gevestigd. Shell en Croda zijn daar voorbeelden van. En die olievlek breidt zich verder uit. Vroeger stond er rij wachtende bezoekers bij het complex en hingen er bij de ingang tientallen naambordjes
En dan worden er opnieuw beslissingen genomen in het nadeel van de chemie in West-Europa, bedoelt De Jongste maar te zeggen. Over de vraag waar eventuele klappen dan vallen en op welke termijn zich dat scenario kan ontvouwen, wil hij niet speculeren. Maar het ligt volgens hem voor de hand dat de grote bulk (petro)chemische productie het moeilijk kan krijgen. ‘In elk geval loopt die productie meer risico dan de productie van specialties of van sectoren waar we een trucje kennen dat in Azië nog niet wordt beheerst.’ Hij beseft dat hij een somber toekomstbeeld schetst. Maar onrealistisch? ‘We moeten niet denken dat de chemie onaantastbaar is. We hebben de afgelopen decennia meer industrietakken zien verdwijnen uit Nederland en WestEuropa. De grote scheepsbouw is weg, de textielindustrie verdween, de productie van vliegtuigen is gemarginaliseerd tot de vervaardiging van onderdelen en de personenauto-industrie bestaat nog bij de gratie van buitenlandse fabrikanten die een deel van hun productie willen uitbesteden aan faciliteiten in Born. Allemaal sectoren waar we trots op waren en waarin we op enig moment wereldklasse vertegenwoordigden.’ e maart 2010 Chemie magazine 67
CM1003_p66_VNCI.indd 67
19-03-2010 11:41:01
VNCI
De sector heeft nu een imagoprobleem. In de chemie gaat het vaak om multinationals, dus dat is al snel verdacht. Verder gaan mensen er per definitie vanuit dat chemische producten vervuilend of ziekmakend zijn. Dat we er een belangrijk deel van onze welvaart en welzijn aan te danken hebben en dat veel producten het leven veraangenamen, ontgaat ze. Politici laten zich echter leiden door dat gesundes Volksempfinden en staan dus niet te trappelen om voor de belangen van de chemie op te komen. Daar win je zogezegd geen verkiezingen mee. De belastingbetaler wil niet horen dat zijn geld gebruikt wordt om een fabriek open te houden. Stel je voor: multinational én chemie!’ En de enorme overheidstekorten in de verschillende Europese hoofdsteden maken de overheden niet toeschietelijker. ‘De crisis maakt het er niet makkelijker op, maar de overheid heeft ook niet kunnen voorkomen dat scheep- en vliegtuigbouw verdwenen. We zeggen dat een industrietak niet mag verdwijnen, maar als puntje bij paaltje komt, gebeurt er niets.’
De overheid moet zich realiseren dat Nederland niet bovenaan de lijst van vestigingslanden staat In uw doemscenario verdwijnt de bulkchemie uit West-Europa en blijven producenten van specialties over. Daar kunnen bedrijven al dan niet voor kiezen, maar kan de overheid iets doen om het tij te keren? ‘Het is vooral de vraag of ze het wíl, vrees ik. De chemische industrie in Nederland is van groot belang voor onze handelsbalans en voor de directe en indirecte werkgelegenheid. Met name in regio’s als het Rijnmondgebied, ZuidLimburg, Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen. Voor de mensen die er werken, maar ook voor de omgeving en dat kan variëren van directe toeleveranciers tot regionale opleidingscentra, om maar wat te noemen. Er zijn dus goede argumenten voor de overheid om iets te doen. Vergunningaanvragen en de vervaardiging van bijvoorbeeld een milieu-effectrapportage nemen hier veel tijd in beslag en, hou me ten goede, ik adem ook graag schone lucht in, maar in Nederland gevestigde chemiebedrijven moeten wel heel veel investeren om ook het allerlaatste restje milieubelasting te voorkomen. Omgekeerd word je in Azië met open armen ontvangen, krijg je een aantal jaren vrijstelling van ondernemingsbelasting en zijn de milieuregels minder strikt. Bovendien zit je middenin een groeimarkt. Onlangs kondigde een Italiaans chemiebedrijf aan zich te vestigen naast het terrein van Shell Moerdijk. Dat lijkt goed nieuws voor het Nederlandse vestigingsklimaat, maar de eerste keus van het bedrijf was elders in Europa, als tweede keus het Midden Oosten en toen ze daar op problemen stuitten kwamen ze bij Nederland terecht. Nederland staat dus niet bovenaan de lijstjes. Dat moet de overheid zich realiseren.
Is er geen keerzijde? Chemiebedrijven vinden hier een stabiel politiek klimaat, goed opgeleide medewerkers, universiteiten, hogescholen, een haven, een goede infrastructuur en koopkrachtige afnemers. Dat is toch aantrekkelijk? ‘Ja, maar de verschillen worden kleiner. Onze universiteiten zijn uitstekend, maar in China en India zijn inmiddels ook honderden prima academische opleidingen en de afgestudeerde Chinese of Indiase chemicus is beduidend goedkoper dan zijn Nederlandse concurrent. Het nadeel is misschien dat hij eerder van werkgever wisselt als hij er vooruit op kan gaan. In het hoger beroepsonderwijs is langzaamaan wildgroei ontstaan. Er zijn zo veel opleidingen dat een werkgever eerst moet uitzoeken wat iemand heeft gedaan en hoe dat kwalitatief te beoordelen is. Wat de goede infrastructuur betreft kun je zeggen dat we in West-Europa - en in Nederland in het bijzonder – beschikken over een dicht pijpennetwerk en dat we een van de grootste zeehavens ter wereld hebben. Maar de ontwikkelingen elders staan niet stil. Als we niet investeren, liggen we snel op achterstand. En het vervoer over de weg en het spoor vormen vaak een probleem.’ En koopkrachtige afnemers? ‘Ook dat is aan het verschuiven. Azië is een geweldige groeimarkt waar steeds meer mensen geld hebben voor aankopen van zaken buiten de eerste levensbehoeften. Dat is nu nog een kleine groep, maar een klein percentage van een miljard mensen is toch al gauw een heleboel. En waar wij in Europa rekenen met groeicijfers van twee of drie procent, wordt de economische groei in China en India met dubbele cijfers geschreven. Los daarvan blijft Europa met zijn grenzen, cultuur- en taalverschillen gecompliceerd. De invoering van de euro was een zegen, maar de verschillen op ons continent brengen toch extra kosten met zich mee. En dan verlies je het in een vergelijking met China.’ Alles bij elkaar een zorgwekkend verhaal! ‘Dat realiseer ik me en de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat er ook mensen zijn die mijn sombere analyse niet delen, maar ik vind niet dat we onze ogen moeten sluiten voor een mogelijk doemscenario. In Wilton zag ik hoe iets kan afbrokkelen. De wetenschap dat het daar nooit meer terugkomt, stemde mij wel tot nadenken. Vroeger vonden landen het van strategisch belang om in tijden van oorlog zelfvoorzienend te zijn. Daarom wilde elk land bijvoorbeeld een olieraffinaderij binnen zijn grenzen. In die termen denken we niet meer, maar ik vraag me wel af of het wenselijk is dat straks alle economische power in Azië zit.’ p
68 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p66_VNCI.indd 68
19-03-2010 11:41:09
VNCI
Nieuwe studie van SynChem Plus
Wat produceert de chemische industrie en waar liggen onze kansen? Hoe ziet de chemische industrie in ons land eruit? Wie zijn de spelers? Welke grondstoffen gebruiken ze? En wat voor soort producten komen daaruit voort? Hans Spaans van het dienstencentrum van de VNCI, SynChem Plus, publiceerde hierover een studie.
D
e VNCI heeft Hans Spaans gevraagd om de studie uit te voeren vanwege het project om meer buitenlandse chemische bedrijven naar ons land te krijgen. Inmiddels is er door het Ministerie van Economische Zaken een ‘strategische acquisitie unit’ opgericht die Nederland bij buitenlandse investeerders aan de man moet brengen. Rein Coster van de VNCI en Ed Flohr van de Regiegroep Chemie maken hier deel van uit. Tijdens de besprekingen over het project, werd al snel duidelijk dat er eigenlijk geen goed overzicht bestond van de chemische industrie en de ketens in ons land. Hans Spaans van SynChem Plus dook het afgelopen half jaar in vele specialistische handboeken en andere bronnen. Onlangs verscheen
het overzicht. ‘Daarbij heb ik onder meer gekeken naar de grondstoffen, zoals aardolie, gas en minerale grondstoffen, die de bedrijven gebruiken. Welke producten maken ze daarvan? En waar gaan die vervolgens weer naar toe? En welke materialen maken anderen ervan? In een eventuele volgende stap kunnen we de data analyseren. Waar liggen nog kansen? Waar zijn er sterk? Waar niet? En in welke richting moeten we eventuele nieuwe bedrijven zoeken?’
Zoeken naar niches
Enorme uitbreidingen liggen op basis van de beschikbare data volgens Spaans niet direct voor de hand. ‘Dat zou niet logisch zijn. Maar ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse
chemie een belangrijke rol blijft spelen. Door de globalisering houdt iedere regio wel een chemische basisvoorziening. De kunst om naar niches te zoeken, te kijken naar onderlinge synergie tussen de ‘chemiebomen’ en de vernieuwingen in processen, zoals procesintensificatie en producten, zoals het gebruik van biogebaseerde materialen.’ De VNCI onderzoekt momenteel de mogelijkheid om een internetapplicatie van de studie te maken. Dat is volgens Hans Spaans de meest ideale situatie. ‘Per thema kun je dan doorklikken naar de achterliggende pagina’s en de informatie over de capaciteit van de fabrieken continu verversen. Ook informatie over kennisinstellingen en dienstverleners kan op die manier inzichtelijk gemaakt worden. En actueel houden.’ p Meer informatie: Rein Coster, tel. 070-3378718, e-mail: coster@vnci.nl
Patrick Moore hoofdspreker VNCI-jaarvergadering
’A big fat liar?’ D
e in sommige kringen controversiële Canadese wetenschapper Patrick Moore is hoofdspreker tijdens de VNCIjaarvergadering op 2 juni in de Nieuwe Kerk in Den Haag. Hij praat onder meer over de mythes en de in zijn ogen onjuiste informatie die de discussie verstoren over het milieu en de bijbehorende energiethema’s. Patrick Moore is a big fat liar luidt de opdruk van een t-shirt, dat tegenstanders van de wetenschapper voor een paar dollar op een website aanprijzen. De verdachtmakingen komen uit de hoek van de milieubeweging die niet veel op heeft met de naar eigen zeggen medeoprichter van Greenpeace in de jaren ’70. Moore raakte gebrouilleerd met de organisatie omdat zij zich volgens hem meer bezighield met protesteren en het ver-
spreiden van onjuiste informatie dan met het oplossen van milieuvraagstukken. De Canadees is een fervent voorstander van kernenergie en sceptisch over de verantwoordelijkheid van de mens voor het klimaatprobleem. Zijn bedrijf Greenspirit Strategies in Vancouver trekt tegenwoordig dan ook fel van leer tegen Greenpeace en andere spelers in het klimaatdebat.
Lancering netwerk
Tijdens zijn presentatie Environmentalism for the 21st Century gaat hij onder meer in op de rol van de chemische industrie in de klimaatdiscussie. Tegelijkertijd geeft hij aan hoe politici volgens hem moeten handelen om te voorkomen dat de klimaatrekening eenzijdig bij de industrie terecht komt. Ook staat hij stil bij mogelijkheden om investeerders aan te trekken voor indu-
striële innovatie in Europa en schetst hij zijn ideeën over hoe bedrijven een vruchtbare dialoog over klimaatonderwerpen kunnen opzetten met andere belanghebbenden in de maatschappij. Een ander hoogtepunt van de jaarvergadering is de feestelijke lancering van het Young Professional Network van de VNCI. Hierin kunnen jonge, veelbelovende chemici uit de branche met elkaar kennismaken en ervaringen uitwisselen. De ver-
eniging heeft inmiddels ruim 60 aanmeldingen ontvangen. De high potentials ontmoeten elkaar op 2 juni tijdens een lunch in Den Haag waar ze verschillende VNCI-medewerkers leren kennen. Details over de verdere invulling van het programma volgen binnenkort. p De VNCI-jaarvergadering is na aanmelding voor iedereen toegankelijk. Geef uzelf op via: timmerman@vnci.nl maart 2010 Chemie magazine 69
CM1003_p66_VNCI.indd 69
19-03-2010 11:41:10
VNCI
Colofon
Vacature VNCI De VNCI is deze maand gestart met de werving van een speerpuntmanager Energie en Klimaat. Toen de vorige manager Hans Veenenbos met pensioen ging, besloot de VNCI mede vanwege de economische situatie, zijn taken samen te voegen met die van de speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid en Milieu, Eduard van der Wilt. Uit de evaluatie over 2009 bleek echter dat de combinatie van de twee functies te veelomvattend is om de werkzaamheden op beide vlakken goed te kunnen uitvoeren. Reden voor het dagelijks bestuur van de VNCI om te besluiten dat beide speerpunten toch een eigen manager nodig heb-
DSM
DSM heeft voorgesteld om de 63-jarige voormalig Shell-bestuurder Rob Routs te benoemen tot lid van de Raad van Commissarissen. De aandeelhouders moeten de benoeming eind maart goedkeuren. Routs bekleedde tot zijn pensionering in 2008 verschillende
ben. Eduard van der Wilt gaat zich weer volledig bezighouden met veiligheid, gezondheid en milieu zodra er een speerpuntmanager Energie en Klimaat gevonden is. Daarnaast is vanaf april speerpuntmanager Dienstverlening en Ondernemingsklimaat, Rein Coster, voor drie dagen in de week gedetacheerd bij de strategische acquisitie unit van EZ. Coster gaat zich daar bezighouden met het aantrekken van nieuwe chemische bedrijven naar Nederland. Het is nog niet duidelijk hoe de vereniging zijn huidige taken zal gaan invullen. p
functies bij Shell, onder andere als Executive Director Downstream. Hij heeft inmiddels meerdere commissariaten. Zo is Routs onder andere vicevoorzitter van de Raad van Commissarissen van Aegon en lid van de Raad van Commissarissen van KPN. p
was als beleidsadviseur Energie. In die functie was hij onder meer secretaris van de beleidsgroep Energie en de taakgroep Elektriciteit. Huub Meessen, vice-president SABIC Europe, is vanaf 1 februari namens de LWV lid Erik te Brake van het algemeen bestuur van VNO-NCW. Hij volgt Boy Litjens op. p
Rob Routs
Huub Meessen
Dit samenwerkingsverband (16 organisaties betrokken bij het transport van gevaarlijke stoffen) behartigt de belangen van leden voor ontvangst, verlading, vervoer en overslag van gevaarlijke goederen. p
Hennie Standaar
VNCI Agenda Regiegroep Chemie WG Responsible Care Global Charter WG Security WG Milieuzorg BG Onderwijs BG Communicatie Dagelijks Bestuur - Algemeen Bestuur
1 april 2010 8 april 2010 13 april 2010 13 april2010 21 april 2010 23 april 2010 28 april 2010
17.00-19.30 10.30-14.00 10.30-15.00 12.00 - 17.00 15.00-17.00 9:30 - 13:00 10.00-17.00
Eindredactie: Alexandra van Geleuken (Bladeren Media bv) Vaste medewerkers: Rob Cloosterman, dr. ir. Astrid van de Graaf, drs. Ingeborg van Honschooten, drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, dr. Annemarie Vroom ten Wolde
Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel
Centraal Overleg Gevaarlijke Goederen Hennie Standaar is de nieuwe voorzitter van het Centraal Overleg Gevaarlijke Goederen (COGG). Hij volgt Dominic Boot van VNPI op. Het COGG is het beleidsorgaan van uitvoeringsorgaan Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (CTGG).
Adres redactie: Loire 150 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903
Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn
VNO-NCW Erik te Brake is 1 maart gestart als secretaris Energie en Milieu bij VNO-NCW. Hij volgt Wiel Klerken op die met pensioen is gegaan. Te Brake is afkomstig van VEMW (de Vereniging voor Energie, Milieu en Water, het kenniscentrum en de belangenbehartiger voor de zakelijke energie- en watergebruikers) waar hij werkzaam
Redactie: Adriaan van Hooijdonk (hoofdredacteur) e-mail: hooijdonk@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl
Academiegebouw Utrecht VNCI CORUS te IJmuiden VNCI VNCI VNCI Kasteel Wittenburg
Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind december. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Shutterstock Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
70 Chemie magazine maart 2010
CM1003_p66_VNCI.indd 70
19-03-2010 11:41:15
Project6:Opmaak 1 21-3-10 9:01 Pagina 8
Als actief en dynamisch bureau werven wij hoogopgeleide en ervaren professionals in de chemie en life sciences. Bent u die professional? Op zoek naar een nieuwe uitdaging en de instelling er helemaal voor te willen gaan?
services
Zoekt u die specialist? Met precies diĂŠ kwalificaties die naadloos aansluiten op de wensen van uw organisatie?
zoekt de perfecte match
Wij zoeken de werkgever of werknemer die u exact op het lijf is geschreven. Daarnaast bieden we persoonlijke begeleiding aan over het hele traject, vanaf het eerste gesprek tot op de werkplek. Onze service bestrijkt de volle breedte van het bedrijfsproces, van R&D tot kwaliteit [QA/QC], van productie, marketing & sales tot general management. Wij bemiddelen niet alleen voor vaste aanstellingen, maar ook voor detachering in tijdelijke trajecten. Wilt u weten wat CLS Services voor u kan betekenen? Bezoek dan onze site www.cls-services.nl voor uitgebreide informatie. CLS Services - werving & selectie ĂŠn detachering in de branches chemie | farma | biotech | food
1 0 0 J AAR V AN WIJ K & B OERMA P OM PT ECHNIE K E EN N V E RDE P OM P TE CHN IE K VE RDE RR
Met een ruim pakket verdringeren centrifugaalpompen voor elke vloeistof de juiste pompoplossing. Neem contact op voor meer info.
Leningradweg 5, 9723 TP Groningen, T 050 549 59 00, www.wijkboerma.nl