Chemie magazine - februari 2012

Page 1

Meer vertrouwen, minder toezicht voor BASF

Reach-handreiking schept duidelijkheid

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 02 • 22 februari 2012

ATSMA:

BEELD VAN CHEMIE NIET VERANDERD

BRIC-serie deel 1: Rusland

Magazine


YOUR REPUTATION IS MINE.

KAN UW REPUTATIE ONZE VERANTWOORDELIJKHEID WORDEN?

Vinçotte Nederland levert als onafhankelijke inspectieen keuringsinstelling diensten aan op het gebied van veiligheid, kwaliteit en het milieu. Onze expertise omvat onder meer de controle van de integriteit van constructies, installaties, machines, apparaten en gebouwen en diensten rond arbeidsomstandigheden. Bij Vinçotte Nederland werken meer dan 100 technische deskundigen. Naast de hoofdvestiging te Breda hebben we ook kantoren te Rotterdam en Akersloot en logistieke steunpunten in het hele land. Vinçotte Nederland maakt deel uit van de internationale groep Vinçotte, die met zijn meer dan 2500 medewerkers een kenniscentrum vormt en wereldwijd in 14 landen vestigingen heeft. Kunnen wij met onze expertise ook van úw reputatie onze verantwoordelijkheid maken? Neem een kijkje op onze website:

Veiligheid - Kwaliteit - Milieu

WWW.VINCOTTE.NL


INhoud 02 22 februari 2012

20

Staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu realiseerde zich vanaf het eerste moment dat er nogal wat is misgegaan bij Chemie-Pack.

BRIC-seRIe deel 1: Rusland

“Neem áltijd een gediplomeerde eigen tolk mee”

34 februari 2012 Chemie magazine 3


Binnen drie jaar bent u makkelijker te vervangen dan uw vakmensen.

Het rendement van uw bedrijf komt de komende jaren stevig onder druk te staan. Bestaand personeel vergrijst en nieuwe vakmensen worden schaarser. Dat dit geen vergezocht doemscenario meer is blijkt uit de onafhankelijke onderzoeken in deze Vapro-file. Maar wij stellen niet alleen de harde realiteit aan de orde, wij geven ook een praktische oplossing. U kunt de file gratis aanvragen via www.vapro.nl/file of bel 070 301 10 86.


INHOUD 02 22 februari 2012

24

Meer vertrouwen en minder toezichtlast voor BASF

Opinie

07

Agenda

07

“Laten we leren van de fouten die eerder gemaakt zijn.”

NIEUWS

26

Wetenschap, onderwijs en industrie: wie onderwijst wat?

08 11 13 15 17 18

Wetenswaardig Innovatie Veiligheid Milieu Veiligheid Actueel

ACHTERGROND

Veiligheid

20

Veiligheid

24

Onderwijs

26

Energie

30

Energie

32

Ondernemingsklimaat

34

Uitgelicht

38

Veiligheid Voorop

40

Stoffen

42

Plantmanager of the Year

44

Vox chemici

49

Starters

51

Bedrijven Column hoofdredacteur Service Mensen Volgende maand Colofon

53 53 54 54 54 54

Atsma heeft ‘het een en ander geleerd’ van brand op Moerdijk BASF en overheid sluiten convenant op basis van high trust Wetenschap, onderwijs en industrie over het Skills-rapport

42

Nieuw hulpmiddel voor veilig werken met chemische stoffen

Ook petrochemie is duurzaam Routekaart Chemie 2030 uniek Geen snelle deal in Rusland Zelfreparerende coatings dichterbij Veilig en duurzaam inkopen Reach-handreiking schept duidelijkheid Geen woorden maar daden voor Jan Eland van Momentive Heeft de chemie een slecht imago? Isobionics levert fruitgeur zonder fruit

44

Plantmanager Jan Eland: geen woorden maar daden

februari 2012 Chemie magazine 5


The Power of Knowledge Engineering Delivering profit through reliability


AGE NDA

Agenda / Voorwoord

Tot 19 maart Verborgen krachten, Nederlanders op zoek naar energie Tentoonstelling Museum Boerhaave, Leiden 28 maart C2W Career Expo Jaarbeurs, Utrecht VNCI

9 februari WG Responsible Care Global Charter VNCI, Den Haag 14 februari BG Energie en Klimaat Dow Benelux, Terneuzen 14 februari WG Procesveiligheid VNCI, Den Haag 15 februari Stakeholderdialoog Park Plaza hotel, Utrecht 22 februari Dagelijks bestuur Teleconferentie 29 februari WG Arbeidsveiligheid SABIC-IP, Bergen op Zoom 8 maart WG Energie en Klimaat Novotel, Breda 15 maart WG Arbeidshygiëne SABIC-IP, Bergen op Zoom 23 maart WG Logistieke Veiligheid VNCI, Den Haag 23 maart Klankbordgroep routekaart Chemie 2030 Berenschot, Utrecht

VNCI-directeur Colette Alma

TRANSPARANTIE

D

e aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid in de rapportage over de brand bij Chemie-Pack liegen er niet om: er wordt van de overheid gevraagd om, in samenwerking met de industrie, jaarlijks een staat van veiligheid van de sector te publiceren. Dit weerspiegelt een algemene trend in de samenleving: men verwacht dat het bedrijfsleven transparant is over alles wat een impact op de samenleving kan hebben. Of het nu gaat om een lek in een computersysteem, een milieu-incident of een exceptionele beloning van een bestuurder.

Over transparantie gesproken. Naar aanleiding van de brand bij ChemiePack hebben we daar wel wat lessen over geleerd. Neem bijvoorbeeld de lijst naar aanleiding van de quickscan van de VROM-inspectie bij BRZObedrijven waarop bedrijven met naam en toenaam werden genoemd. Deze naming & shaming blijkt een grote impact te hebben op individuele bedrijven. Je wilt dan niet dat er bedrijven onterecht op zo’n lijst staan of dat de lijst onevenwichtig is doordat niet alle bedrijven met dezelfde meetlat zijn gemeten, of doordat administratieve of procedurele elementen in de meting de boventoon voeren boven de ‘echte’ veiligheid. Een andere misser in transparantie vinden we in het bovengenoemde rapport van de Onderzoeksraad. De overheidscommunicatie over de stoffen die vrijgekomen waren bij de brand was feitelijk juist. Maar doordat de overheid vergat de gegevens zelf de duiden en te vertellen wat de betekenis voor burgers was, werd het tegengestelde van het beoogde effect bereikt: de burgers werden alleen maar bezorgder. Het rapporteren van een staat van veiligheid van de sector is een goed idee. Maar laten we dan wel leren van de fouten die eerder gemaakt zijn. Transparantie vraagt dat gepubliceerde feiten een realistisch beeld geven van de veiligheid, dat ze in de goede context geplaatst zijn, en dat de betekenis voor de burger en de Tweede Kamer duidelijk wordt gemaakt. Daarvoor is het nodig dat de informatie met deskundigheid en met grote zorgvuldigheid wordt ontsloten en gepresenteerd. p

28 maart BG Veiligheid, Gezondheid en Milieu VNCI, Den Haag 29 maart WG Security VNCI, Den Haag

februari 2012 Chemie magazine 7


ARRRA-cluster goed voor

chemische productie EU 8 Chemie magazine februari 2012


Wetenswaardig

FOTO: BEKEDAM FOTOGR AFIE

Hoe de mondiale, sociale, politieke en economische ontwikkelingen ook verlopen, de chemie zal tot 2030/2050 een substantiële groei doormaken, aldus de studie The Chemical Industry in the Netherlands: World leading today and in 2030-2050 van de VNCI en Deloitte. De studie werd op 20 januari gepresenteerd in De Fabrique in Maarssen. De bestaande samenwerking met de chemische industrie in België en Duitsland speelt bij de groeiprognose een belangrijke rol. Dit zogeheten ARRRA-cluster (AntwerpRotterdam-Rhine-Ruhr-Area) is momenteel goed voor 40 procent van de chemische productie in de Europese Unie. In 2030-2050 zal de cluster de grootste in Europa zijn, en een van de weinige van deze omvang in de wereld. In de buurt hiervan komen veel hightechfabrieken die consumentspecifieke producten

maken en waar de chemie nauw mee samenwerkt. De cluster zal flexibel zijn in het gebruik van grondstoffen, varierend van nafta en aardgas tot biomassa en afval, en is hierdoor nauw verbonden met de energie-, water- en agro-industrie. De visie werd nader belicht door vele prominenten: van rechts naar links Hans Dröge (Unilever), Rob van Leen (DSM), Willem Vaassen (Deloitte), Colette Alma (VNCI), dagvoorzitter Rens de Jong (BNR), Werner Fuhrmann (VNCI/ AkzoNobel), Hubert Mandery (Cefic), Yves Verschueren (essenscia), Utz Tillmann (VCI) en Giedo van der Zwan (Bokeh). Niet op de foto: Graeme Armstrong (AkzoNobel), Ben van Beurden (Shell), Tjerk Wagenaar (Natuur & Milieu) en Ab van Ravestein (ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie). p

februari 2012 Chemie magazine 9


U dacht dat er geen mass transfer equipment meer in Nederland werd geproduceerd? Recruitmentspecialist in Chemie & Life Sciences

Vacature selectie MADE IN HOLLAND (sr.) Technician Analytical Method Development (3284) Teamleader Analytical Method Development / Scientist (3282) Technician (3287)

demisters wire mesh / vane pack metal / plastic

liquid distributors deck / trough / pan type metal / plastic

Development Technicians Analytical and Molecular BioAssays (3250) Meerdere functies, schrijf je in voor de eerstkomende selectiedag.

structured packing wire mesh / sheet metal / plastic / ceramic

support internals support plates / grids bed limiters / hold down grids metal / plastic

Shiftlead 5-ploegendienst USP (3259) Biotechnical Laboratorium Technician (3259) Bioprocess Technician (3256)

liquid redistributors deck type / collectors metal / plastic

random packing Pall Ring / I-ring / Q-Pac metal / plastic

Senoir Analist Petrochemie (3209)

altijd voorraad

www.mte-bv.com

column internals random packing structured packing

catalyst bed support media top grading media molecular sieves

Chemisch Analist 5-ploegendienst (2934) Ervaren Chemisch Analist (mineralen, ertsen en metalen) (3277) Technisch Ontwikkelaar / Coรถrdinator Ringonderzoeken (3233)

Information Administrator (3248) Formulation Technician (3249) Scientist Coatings (3265)

Vestiging Gouda T +31 (0)182 590210 Connect met ons t +31 (0) 10 231 0 260

e sales@mte-bv.com

Vestiging Hoogvliet T +31 (0)10 2310975 @CheckMarkLab

Bekijk alle vacatures op www.checkmark.nl


Foto: PhiliPs

Foto: PhiliPs

Innovatie

BASF en Philips hebben een praktische doorbraak bereikt in de ontwikkeling van de oledtechnologie (Organic Light-Emitting Diode). Hierdoor kan deze worden geïntegreerd in autodaken. Uitgeschakeld zijn de oled’s transparant, wat een helder uitzicht naar buiten mogelijk maakt. Eenmaal ingeschakeld leveren ze licht in de auto.

“D

e combinatie van de transparante oledsandwichstructuur met eveneens transparante zonnecellen stelt de bestuurder in staat te genieten van het unieke gevoel van een open ruimte, terwijl hij overdag elektriciteit opwekt en ‘s avonds het interieur op een aangename manier overgiet met het warme licht van de transparante, zeer efficiënte oled’s”, aldus Felix Görth, hoofd organic light-emitting diodes and organic photovoltaics bij BASF Future Business. BASF en Philips werken sinds 2006 nauw samen in het oled 2015-initiatief van het Duitse federale ministerie van onderwijs en onderzoek. BASF ontwikkelde hierin organo-chemische materialen zoals kleurstoffen, die worden gebruikt bij de ontwikkeling en productie van oled’s bij Philips. De oled-technologie biedt als voordelen hoge energie-efficiëntie en nieuwe mogelijkheden voor vormgevers. oled-lichtbronnen zijn slechts 1,8 millimeter dik en kunnen transparant zijn. Het volledige oppervlak van een oled licht op met diffuus licht, waardoor het een zeer zachte lichtbron is die minder harde schaduwen geeft dan puntlichtbronnen. p

Wassen zonder onthardingszout Wereldwijd komen jaarlijks miljarden kilo’s onthardingszout in het afvalwater terecht door het gebruik ervan in onder meer (af) wasmachines. Aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) is nu een polymeer ontwikkeld dat het water onthardt zonder gebruik van onthardingszout.

O

p veel plaatsen in de wereld bevat het leidingwater meer calcium en magnesium dan goed is voor apparatuur zoals wasmachines. Het water wordt daarom ‘onthard’ door er onthardingszout aan toe te voegen. Dit zout bindt zich aan calcium en magnesium en komt daarna in het milieu. Ook kan het leiden tot was met een grauwe kleur en aanslag op de vaat. Onderzoeker Sjoerd van Nispen bedacht daarom, in samenwerking met de Eindhovense technostarter Afira en Wageningen University, een nieuwe methode om water te ontharden die geen vervuiling oplevert. De methode komt erop neer dat het calcium tijdelijk wordt vastgehouden. Van Nispen ontwikkelde daarvoor een speciaal polymeer, dat calcium en magnesium bij lage temperatuur uit het water haalt en bij een hogere temperatuur weer afgeeft. Een wasmachine die is voorzien van een onthardingsunit met dit polymeer kan het calcium dus uit het koude leidingwater halen, en later weer afgeven aan het warmere afvalwater.

Het systeem werkt met zogeheten micellen, kleine deeltjes die in een soort filter opgeslagen worden. Het nadeel ervan is dat deze methode nu nog te duur is om te concurreren met de traditionele onthardingszouten. Verder onderzoek moet daarom leiden tot kostenverlaging. In een vervolgproject werkt Afira nu, in samenwerking met AkzoNobel en de TU Delft, aan een variant van de technologie. Hierin is de polymeer aanwezig in een gelvorm, wat goedkoper is. Het bedrijf verwacht dat de technologie binnen enkele jaren op de markt komt voor industrieel gebruik en mogelijk ook voor consumentenproducten zoals wasmachines. p

Van Nispen is op 19 januari op dit onderzoek gepromoveerd aan de TU/e, onder begeleiding van professor Jos Keurentjes.

Foto: RGBstock

OLED-vErLichting maakt autODak transparant

februari 2012 Chemie magazine 11


VED BY O R

PR

NA

LS

AP P

Havep moe.t. TEL MAAR OP! je hebben. OFESS

IO

Thomas Shiftleader

Bescherming Draagcomfort Duurzaam Visitekaartje voor bedrijf Voor ons is er geen twijfel mogelijk als het om werkkleding gaat. Wij werken er elke dag in, dus wij weten waar we het

Peter

Senior operator

over hebben. Als je alle kwaliteiten van HaVeP bij elkaar optelt en je kijkt ook naar prijs, service en levering, kom je tot maar één conclusie: HaVeP moet je hebben.

MEER WERKKLEDING OPLOSSINGEN ?

KIJK OP WWW.HAVEP.COM /CHEMIE T NL +31 (0)13 531 32 56 BE +32 (0)14 30 07 37 E verkoop@havep.com


Veiligheid

Nieuwe camera ziet vLuchtige orgaNische stoffeN

Gevaar beter zichtbaar DCMR Milieudienst Rijnmond beschikt sinds kort over een camera die in een oogopslag laat zien of er ook vluchtige organische stoffen bij een tank of installatie weglekken. Hierdoor kan de milieudienst gemakkelijker controleren of deze stoffen vrijkomen bij bedrijven in de Rijnmond. De eerste overtreder is inmiddels al gedetecteerd. Tekst: Erik te Roller

Met de camera zijn lekkages in complexe installaties veel sneller op te sporen en te verhelpen.

Lasertechnologie

“De camera meet geen concentraties van weglekkende stoffen, maar geeft wel aan dát er een lek is, en wáár.” Dat zegt Marcel Koeleman, bureauhoofd lucht bij de DCMR. “Zo kun je daar preciezer meten, waardoor je lekkages in complexe installaties veel sneller kunt opsporen en verhelpen.” Hij ziet de camera als een belangrijke aanvulling, maar niet als een apparaat dat conventionele meetapparatuur en systematische controles op lekkages kan vervangen. Soms zet de milieudienst ook de zogeheten DIAL-lasertechnologie in om lekkages kwantitatief in beeld te brengen. Deze dure methode om bij een bedrijf te meten kost ongeveer vier dagen à 8.000 euro per dag, terwijl de GF320 eenmalig tussen de 70.000 tot 80.000 euro kost.

Foto: descom

E

en nieuw instrument in het arsenaal van DCMR Milieudienst Rijnmond helpt om wolken vluchtige organische stoffen (VOS) snel te onderscheiden. Deze stoffen, zoals butaan, hexaan, benzeen en tolueen, zijn met het blote oog niet zichtbaar. Vanwege hun impact op milieu en gezondheid moeten emissies hiervan voorkomen worden. De infraroodcamera, door de Amerikaanse producent FLIR als GF320 IR gedoopt, doet dit via licht net buiten het zichtbare gebied. In het oculair van de camera zien VOS eruit als rookwolken. Raffinaderijen, tankopslagbedrijven en chemiebedrijven zijn wettelijk verplicht om regelmatig en systematisch met de hand te controleren of flenzen, koppelingen en dergelijk in orde zijn, zodat VOS niet kunnen ontsnappen. Vaak beschikken ze over eigen mobiele apparatuur om eventuele emissies tijdig te signaleren. Verder worden bedrijven geholpen door de DCMR, die over een vast meetnet in de Rijnmond beschikt om concentraties van stoffen in de lucht (waaronder VOS) te traceren en bedrijven of schepen op te sporen die deze emissies veroorzaken. Bedrijven die deze stoffen laten weglekken en dit niet melden zijn in overtreding. Onlangs heeft de milieudienst voor het eerst met de nieuwe camera een benzeenlekkage bij een tankopslagbedrijf geconstateerd en toen ingegrepen.

“alle grote raffinaderijen beschikken over deze camera.” Steve Beynon, verkoper van FLIR in Europa, vertelt dat de camera sinds 2005 op de markt is. Sindsdien zijn er over de wereld honderden exemplaren verkocht, waarvan ongeveer 80 procent aan raffinaderijen. “Alle grote raffinaderijen beschikken over deze camera of schakelen een dienstverlener in die zo’n camera heeft”, aldus Beynon. Hij kan niet zeggen of er ook chemiebedrijven met een GF 320-camera zijn, maar verwacht dat de grote spelers er vroeg of laat een zullen hebben. De camera vindt namelijk gretig aftrek: de verkopen ervan stijgen ieder jaar met 50 procent. p februari 2012 Chemie magazine 13


DĂŠ afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004)


Milieu

VNCI posItIef oVer NIeuw toewIjzINgssysteem Co2-reChteN Bij het toewijzen van CO2-emissierechten aan (chemie) bedrijven houdt de overheid, in lijn met de Europese rekenregels, beter rekening met de duurzaamheid van de productie. Dat blijkt uit het ontwerp van het Nationaal Toewijzingsbesluit Broeikasemissierechten voor de periode 2013-2020 dat eind januari in de Staatscourant stond. De VNCI staat positief tegenover deze verbeteringen.

D

Foto: holl andse hoogte

aarnaast is de VNCI enthousiast omdat het ministerie vorig jaar bereid was om - in overleg met de vereniging - te kijken naar de problemen die bedrijven ondervonden bij de toepassing van de Europese emissierichtlijnen op de Nederlandse situatie. Vooral bedrijven op grote sites met geïntegreerde faciliteiten (wat vanwege veiligheid en energiegebruik juist wenselijk is) werden benadeeld. Het ministerie heeft nu een aanpassing gedaan die deze problemen voorkomt.

Voorontwerp nieuwe omgeVingswet bijna klaar Het omgevingsrecht is de verzamelnaam voor alle regels, bepalingen en plannen die voor een bepaald gebied gelden. Iedereen die actief is in een specifieke omgeving krijgt ermee te maken, dus ook chemiebedrijven. Het kabinet komt nu met een Raamwet omgevingsrecht. Hierin wordt de regelgeving gebundeld, versoberd en gemoderniseerd.

H

et omgevingsrecht bevat ongeveer zestig wetten, met daaronder meer dan honderd besluiten en honderden ministeriele regels voor ruimtelijke ordening en milieu, natuurbescherming, en flora en fauna. Omdat al deze wetten en regels grotendeels los van elkaar tot stand zijn gekomen, is er geen samenhang. Dit bemoeilijkt een integrale benadering van de omgeving. Ook is de aansluiting op het Europees recht niet optimaal. Minister Schultz van Haegen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft daarom besloten met een nieuwe Omgevingswet te komen. Deze gaat uit van het principe ‘decentraal tenzij’, sluit aan op de werkwijze in Europa, werkt integraal en zet het bereiken van doelen voorop. Om te bepalen wat bedoeld wordt met de ‘omgeving’ is deze opgesplitst in vijf thema’s. Hierover hebben vijf gespecialiseerde adviescolleges advies uitgebracht. De onderdelen zijn ‘milieu, energie en duurzaamheid’, ‘verkeer en vervoer’, ‘energie’, ‘water’ en ‘natuur, wonen en cultuur’. Ter voorbereiding en ter oriëntatie organiseerden de adviescolleges overleg met betrokkenen uit het veld. Ook hield het ministerie een aantal bijeenkomsten waar betrokkenen werden bijgepraat en ideeën konden achterlaten. De VNCI, die betrokken is bij de totstandkoming van de wet, hoopt dat het voorstel niet slechts een optelsom wordt van bestaande instrumenten, maar geschreven wordt vanuit een nulsituatie: als er geen wet zou zijn, wat is er dan echt nodig om te regelen? Pas dan is er sprake van echte integratie. p Via https://omgevingswet.pleio.nl/ is alles over de Omgevingswet te volgen. Half maart komt een voorontwerp beschikbaar waarop iedereen kan reageren. Het is de bedoeling dat de nieuwe wet in 2014 van kracht wordt.

In totaal wil staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu voor 2,7 miljard euro aan CO2-emissierechten uitgeven aan 470 Nederlandse bedrijven. Deze rechten zijn nodig om CO2 te mogen uitstoten, aangezien bedrijven in het Europese emissiehandelssysteem (ETS) rechten moeten inleveren voor elke ton broeikasgas die zij uitstoten. Stoot een bedrijf meer uit dan de ontvangen rechten toestaan, dan moet het extra rechten bijkopen op de ETS-beurs. Doel hiervan is om bedrijven extra te prikkelen energie-efficiënter te werken, zodat zij minder CO2 uitstoten en minder emissierechten hoeven te kopen.

positief

De VNCI is positief over het besluit voor de derde handelsperiode. Zo worden rechten toegekend op basis van benchmarks, waarbij rekening wordt gehouden met de energie-efficiencyprestaties van bedrijven. Hierdoor is een grote stap gemaakt om deze allocatie van rechten te baseren op de daadwerkelijke productie en prestaties. In het huidige besluit gebeurt dit tot 2020 helaas nog niet; het handelssysteem kijkt nu nog naar de productie in het verleden. De VNCI hoopt dat zij, in overleg met de Nederlandse overheid, de Europese Commissie ervan kan overtuigen om al eerder het systeem structureel te verbeteren door het te baseren op de werkelijke productie. In de huidige variant houdt ETS nog onvoldoende rekening met economische ontwikkelingen. Zo blijven er momenteel te veel rechten over, omdat er tijdens de crisisperiode van afgelopen jaren minder geproduceerd is dan in de referentiejaren daarvoor. Daarnaast zorgt dit systeem van terugkijken ervoor dat bij een nieuwe periode van groei er juist te weinig rechten zijn. Hierdoor realiseert het systeem onvoldoende waar het voor bedoeld is: bedrijven stimuleren om te investeren in efficiëntere productie, en zo de CO2-emissie verlagen. De VNCI heeft concrete ideeën hoe dit verholpen kan worden en is daarover in overleg met het ministerie. p februari 2012 Chemie magazine 15



foto: holl andse hoogte

Veiligheid

keteNVeraNtwoordelIjkheId

VNCI deelt CoNClusIes rapport “Een incident als bij Chemie-Pack mag niet gebeuren. Met ons actieplan ‘ Veiligheid Voorop doen we er alles aan om dit in de chemische sector te voorkomen.” Dat zegt Colette Alma, directeur van de VNCI, in reactie op het begin februari gepubliceerde rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de brand bij Chemie-Pack.

D

e vereniging kan zich vinden in de aanbevelingen van de Onderzoeksraad en onderschrijft de harde conclusies van het rapport. “Zowel in de preventie als bij de bestrijding van de brand zijn er door ChemiePack fouten gemaakt”, aldus de VNCI-directeur. “Het rapport onderstreept wederom het belang van het strikt naleven van een vergunning en interne veiligheidsprocedures, het hebben van een goede veiligheidscultuur, en de verantwoordelijkheid die bedrijven hebben om na te gaan of een opdrachtnemer de competentie heeft om veilig met stoffen om te gaan. Deze punten hebben wij voor de chemische industrie opgenomen in Veiligheid Voorop.”

Verbeterslag

Het actieplan is naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack opgesteld door de industrie en werkgeversorganisatie VNO-NCW. Volgens Alma is de veiligheid bij chemiebedrijven over het algemeen goed. “Met Veiligheid Voorop richten we ons daarom met name op bedrijven die nog niet de hoogste veiligheidsstandaard hebben bereikt. Die moeten nog een verbeterslag maken.” Via diverse acties moet het plan de veiligheid in bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken verder verbeteren. Zo brengen de betrokken branches jaarlijks de veiligheidsprestaties van hun leden in kaart, rapporteren zij de resultaten hiervan naar hun leden, en stimuleren zij hun leden om de prestaties continu te verbeteren. p

De Onderzoeksraad vraagt zich in het rapport af of de 10 actiepunten van Veiligheid Voorop “wel een juist beeld oproepen van de feitelijke veiligheidstoestand van de chemische industrie in Nederland”. Volgens de Raad streven de meeste chemiebedrijven ernaar om “op een aanvaardbaar veilige wijze te werken, en op dat deel van de industrie hebben de actiepunten - behalve waar het gaat om monitoring - geen betrekking.” De Raad acht het wenselijk dat de sector “zichzelf de vraag stelt hoe de ‘achterblijvers’ (zowel leden van brancheorganisaties als niet- aangesloten bedrijven) in deze bedrijfstak, die in potentie de reputatie van de hele sector in gevaar kunnen brengen, effectief kunnen worden aangepakt en welke nadere afspraken daarvoor nodig zijn.” Hoe? Het antwoord staat onder het kopje Aanbevelingen: “Bevorder dat leveranciers en afnemers eisen stellen aan het veiligheidsniveau van risicovolle ondernemingen met wie zij zaken doen.” Ketenverantwoordelijkheid dus. Laat dit nu precies een van de actiepunten zijn van Veiligheid Voorop. “De VHCP, VNCI, VNPI en Votob zullen hun leden stimuleren om er zich in Nederland in de keten van te vergewissen dat de bedrijven waarmee zij zaken doen een solide veiligheidscultuur hebben”, meldt VNCI-speerpuntmanager veiligheid, gezondheid en milieu Jos Dingemans. “Dit actiepunt staat inmiddels op de agenda van alle regionale veiligheidsnetwerken van de chemie, waar het in workshops wordt besproken. De bedrijven gaan daar informatie met elkaar delen en best practices uitwisselen om zo van elkaar te leren en ervoor te zorgen dat ze uiteindelijk alleen zaken doen met veilige toeleveranciers, aannemers en dienstverleners.” februari 2012 Chemie magazine 17


TopsecToren Tellen veel snelgroeiende bedrijven Het aandeel bedrijven met een snelgroeiende omzet ligt in de topsectoren hoger dan in andere sectoren. Als er gekeken wordt naar werkgelegenheid, dan groeien juist de niet-topsectoren sneller. Dit blijkt uit een rapportage van onderzoeksbureau Panteia/EIM.

DSM gaat biobranDStof uit MaïSafval Maken DSM gaat samen met het Amerikaanse bedrijf POET bio-ethanol maken uit oneetbare resten van maïs. Het is daarmee een van de eerste bedrijven ter wereld die de zogenoemde tweede generatie biobrandstof gaat produceren, gemaakt uit biomateriaal dat geen voedingswaarde meer heeft.

D

e bio-ethanol wordt gemaakt van lignocellulose uit oogstresten van maïsplanten, zoals kolven, bladeren en stengels die op de akker achterblijven. Daarbij wordt gebruikgemaakt van enzymatische hydrolyse, gevolgd door fermentatie. De joint venture, POET-DSM Advanced Biofuels, begint in de tweede helft van 2013 met de productie in een commerciële fabriek die daartoe in het Amerikaanse South Dakota wordt gebouwd. DSM en POET investeren in eerste instantie samen 192 miljoen euro voor een jaarlijkse productie van 75 tot 95 miljoen liter bio-ethanol. De combinatie moet in 2014 winstgevend zijn. Als een van ‘s werelds grootste producenten van ethanol uit maïs werkt POET al ruim tien jaar aan de ontwikkeling van bio-ethanol uit lignocellulose. In de afgelopen vijf jaar heeft het bedrijf samen met boeren ook gewerkt aan een systeem om oogstresten van maïsplanten

POET-DSM Advanced Biofuels verwacht de technologie te kunnen kopiëren naar andere fabrieken die gebouwd worden op 26 maïsethanollocaties, en deze in licentie te verkopen aan andere producenten. Als de technologie wordt toegepast in alle 27 fabrieken van POET waar ethanol uit maïs wordt bereid, kan dat jaarlijks tot 3,8 miljard liter lignocelluloseethanol opleveren. Volgens de Amerikaanse Environmental Protection Agency wordt in 2022 zo’n dertig miljard liter bio-ethanol geproduceerd via lignocellulose uit oogstresten van maïsplanten. Daarnaast schatten de Amerikaanse ministeries van Energie en Landbouw dat in Amerika meer dan een miljard ton biomassa beschikbaar is, waarmee een hoeveelheid bio-ethanol op lignocellulosebasis kan worden geproduceerd die eenderde van de jaarlijks in Amerika verbruikte hoeveelheid benzine kan vervangen. p

foto: rgbstock

H

et aandeel snelgroeiende bedrijven qua omzet ligt in de negen topsectoren op 21 procent; daarbuiten is dat 18 procent. Wat betreft werkgelegenheidsontwikkeling liggen de percentages respectievelijk op 11 en 14 procent. De creatieve industrie is koploper in omzetgroei, maar ook in de sectoren life sciences, tuinbouw, energie, en mainports en logistiek is het aandeel snelgroeiende bedrijven bovengemiddeld. Dat de topsectoren qua werkgelegenheidsgroei wat achterblijven komt volgens het onderzoeksbureau doordat er in deze sectoren relatief veel kapitaalintensieve bedrijven zijn die groeien door te investeren, en daarbij niet per se meer personeel nodig hebben. p

in balen te persen, te transporteren en op te slaan. DSM biedt als enige ter wereld zowel vergistings- als enzymtechnologie voor de versnelde omzetting, die nodig is om de technologie commercieel levensvatbaar te maken.

vnci coördineerT jachT naar europese fondsen De VNCI neemt deel aan Chemical Regions for Resource Efficiency, een subsidieproject dat onlangs door het Europese technologieplatform SusChem is ingediend bij de Europese Commissie. Het doel van de VNCI is om de chemieclusters Rotterdam en Bergen Op Zoom aangemerkt te krijgen als regions of knowledge. De coördinerende rol van de VNCI hierbij geldt als het startschot van de vereniging om actiever Europese fondsen te gaan benutten in Nederland. Mocht het project winnen, dan krijgen de zes deelnemende clusters 2,5 miljoen euro subsidie om onderlinge samenwerking op te zetten. SusChem wil hiermee in kaart laten brengen welke r&d over resource efficiency in Europa plaatsvindt, 18 Chemie magazine februari 2011

hoe deze overeenkomt met de Europese onderzoeksagenda’s, en hoe regionale, nationale en Europese fondsen gebruikt kunnen worden om r&d naar een hoger niveau te tillen. Volgens de VNCI laat de deelname van de twee chemieclus-

ters zien dat de reputatie van Nederlandse kennisregio’s zeer goed is. Van groot belang daarbij zijn het hoge niveau van publiek-private samenwerking (PPS) en het Coci-concept (centre for open chemical innovation). Als coördinator van de Neder-

landse deelname zorgt de VNCI er onder meer voor dat de clusterplannen afgestemd worden op de actieagenda van de Topsector Chemie. Over drie maanden maakt de Europese Commissie bekend of het project gewonnen heeft.


foto: shut terstock

Actueel

vnCi-jaarvergaDering over inveSteren Tijdens de komende VNCI-jaarvergadering gaan diverse gastsprekers in op het grote economische en maatschappelijke belang van de chemie in Europa en Nederland, nu én in de toekomst. Dat belang is niet vanzelfsprekend, want landen als China en India zijn in opkomst. Een andere uitdaging vormt de transitie naar biobased grondstoffen.

I vnci voor afschaffing nox-emissiehandel De VNCI pleit ervoor om de handel in emissierechten voor stikstof (NOx-emissiehandel) stop te zetten. De vereniging sluit daarbij aan bij werkgeversvereniging VNO-NCW, die eind januari met hetzelfde standpunt naar buiten kwam. Volgens de VNCI kleven er aan het systeem meer nadelen dan voordelen. Momenteel discussiëren onder meer VNO-NCW en de VNCI met het ministerie van Infrastructuur en Milieu over het voortzetten van de handel. Een uitspraak hierover wordt de komende maanden verwacht.

D

e VNCI is onder meer tegen de handel vanwege de administratieve lastendruk die het voor bedrijven met zich meebrengt, waaronder extra metingen, verificaties, vergunningen en toezicht. Bovendien werkt het dubbele regelgeving in de hand, aangezien bedrijven moeten voldoen aan de NOx-emissiehandel én Europese wetgeving. Verder blijkt uit onderzoek dat de kans bestaat dat NOxemissierechten buitensporig duur worden. De NOx-emissiehandel is in 2005 in het

leven geroepen om de stikstofuitstoot in Nederland onder het door de Europese Commissie verplichte emissieplafond te houden. In deze handel krijgen bedrijven, afhankelijk van de hoeveelheid verbruikte energie of vervaardigd product, rechten om NOx uit te stoten. Dit aantal rechten neemt in de tijd af. Houdt een bedrijf rechten over, dan kan het deze verkopen; stoot het bedrijf meer NOx uit, dan moet het extra rechten kopen. De hoop was dat de handel een financiële prikkel zou geven om te investeren in emissiebeperkingen, waarna de overbodige rechten verkocht konden worden. In de praktijk is dit niet tot stand gekomen. Zo ontstond er wrijving tussen de emissiehandel (die flexibele invoering van investeringen mogelijk maakt) en de Europese wetgeving, die eist dat bij bedrijven de best beschikbare technieken al worden toegepast. Bovendien bestond de handel alleen in Nederland, waardoor deze klein en beperkt bleef. p

nnovatie in de chemie is onmisbaar om maatschappelijke uitdagingen, zoals vergrijzing, voedselschaarste en klimaatveranderingen, op te lossen. Wil zij dit doen, dan is het noodzakelijk om door investeringen in innovaties te anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen. Verschillende sprekers zullen tijdens de jaarvergadering ingaan op de invloed van de financieeleconomische context op het verwachte rendement van investeringen, het aantrekken van financiering, de risico’s en kansen voor bedrijven bij het investeren, en de vraag of er genoeg kennis is in de financiële wereld over de (innovatieve) kansen in de chemie. Ook zal een VNCI-lidbedrijf vertellen over zijn ervaringen met gemaakte investeringen. Verder staan de vaste jaarlijkse onderdelen, zoals de overhandiging van de RC-prijs en de VNCI-borrel, op het programma. p

De VNCI-jaarvergadering 2012 vindt plaats op 20 juni in De Nieuwe Kerk in Den Haag. Meer informatie: timmerman@vnci.nl

WWW

Meer actueel nieuws op www.vnci.nl en in de wekelijkse gratis Chemie nieuwsbrief (meld u aan via de site). februari 2011 Chemie magazine 19


Staatssecretaris Atsma heeft ‘het een en ander geleerd’ van brand op Moerdijk

“Mijn beeld van de cheM

20 Chemie magazine februari 2012


Veiligheid

Mie is niet veranderd” Er is volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid begin 2011 nogal wat misgegaan bij Chemie-Pack. Staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu realiseerde het zich vanaf het eerste moment. “Ik heb gezegd: ik sluit niet uit dat ik direct na het reces in de Kamer moet verschijnen.” Tekst: Jos de Gruiter

T

foto: ca sper ril a

ijdens de nieuwjaarsreceptie op zijn departement in januari heeft staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu het nog gememoreerd: de eerste week van 2011 stond in het teken van de brand bij Chemie-Pack, een jaar later is de aandacht nauwelijks verslapt. De impact is enorm geweest, stelt hij vast, en dat zal nog wel even zo blijven. Kort na het aantreden van het kabinet-Rutte werd hij met de calamiteit op Moerdijk geconfronteerd. Begin deze maand verscheen het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het duizelt de lezer van de fouten die bedrijf, vergunningverlener en handhavers hebben gemaakt. Herinnert u zich nog waar en hoe u hoorde van de brand? “Heel goed. Ik was na de jaarwisseling een paar dagen op Gran Canaria en daar werd ik via Twitter op de hoogte gebracht. Het zag er nogal heftig uit, dus ik heb gebeld met het ministerie en gevraagd of ze me op de hoogte wilden houden. Aanvankelijk kreeg ik te horen dat het bevoegd gezag in Moerdijk zat. Met andere woorden: het zou voor het departement niet zo’n vaart lopen. Ik heb gezegd: formeel hebben jullie gelijk, maar ik sluit niet uit dat ik direct na het reces in de kamer moet verschijnen om uit te leggen

of dit niet voorkomen had kunnen worden.” U besefte meteen dat het een ernstige zaak was. “Ja. De gemeente, als vergunningverlener, en de instanties die betrokken zijn bij het toezicht en de handhaving vormen het bevoegd gezag, maar een calamiteit van deze omvang komt altijd op het bordje van bewindslieden. Het was snel duidelijk dat wat daar gebeurde de capaciteit van de gemeente Moerdijk oversteeg.” Schrok u daarvan? “De inspectie heeft in het voortraject signalen afgegeven dat niet alles op orde was. Het hoefde dus geen verrassing te zijn. Maar je schrikt er wel van als je ziet wat er allemaal is misgegaan. De les van Moerdijk is: je mag geen enkele concessie doen, want de gevolgen dringen door tot in de haarvaten van de samenleving: in de omgeving, op gemeentelijk niveau, bij de provincie, bij de waterschappen, bij de veiligheidsregio’s tot in de Tweede Kamer aan toe. En ik ben geschrokken van de impact die de ramp had op de mensen, flora en fauna in de omgeving. We mogen blij zijn dat er geen slachtoffers zijn gevallen. Desondanks is de impact megagroot. Het heeft miljoenen gekost om bodem en water te saneren en de

depositie op gewassen aan te pakken. En dan hadden we nog het geluk dat er die tijd van het jaar niet veel op de velden staat. Het had allemaal ernstiger kunnen uitpakken. De keerzijde is, om het cynisch uit te drukken, dat we een grote rampenoefening hebben kunnen houden.” Een rampenoefening waarbij nogal wat misging. “We hebben het een en ander geleerd. Kunnen gemeenten van de omvang van Moerdijk qua capaciteit en kennis de vergunningverlening wel aan als het gaat om dit soort bedrijven? En we zagen dat de ramp zich in de ene veiligheidsregio afspeelde, maar door de wind overwaaide naar een andere. In die zin heeft het iedereen op scherp gezet, met name ten aanzien van de vraag ‘wie is op welk moment waarvoor aanspreekbaar?’ In die zin is het belangrijk dat er zes gespecialiseerde regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s) komen.” Is uw beeld van de chemische industrie veranderd? “Nee. De chemie is een sector die in zijn algemeenheid buitengewoon gezond is. De in Nederland gevestigde chemische industrie hoort bij de mondiale top en het belang voor onze economie is groot. De aandacht voor veiligheid in de bedrijven staat op hoog niveau, maar de sector e februari 2012 Chemie magazine 21


“Om het cynisch uit te drukken: we hebben een grote rampenoefening kunnen houden.”

moet alert blijven dat de mindere broeders niet het beeld van de sector bepalen en de indruk wekken dat het er niet deugt. Er zijn te veel incidenten, zoals afgelopen maand nog de benzeenlekkage bij Odfjell en eerder bij North Refinery in de Eemshaven.” Beetje flauw misschien, maar dat zijn geen chemiebedrijven. “We hebben in Nederland ruim vierhonderd BRZO-bedrijven. Qua vergunningverlening zitten de genoemde bedrijven dicht tegen de chemie aan, maar je hebt gelijk: als geheel doet de chemische sector het goed.” De sector heeft ook snel en adequaat gereageerd op de brand bij ChemiePack. “Zeker, hij is binnen een paar maanden met een actieplan bij me gekomen.” De chemische industrie pleit onder meer voor vereenvoudiging van de regelgeving. “Ben ik voorstander van. Ik ben tegen afvinklijstjes en kruisjes zetten. Systemen moeten deugen en veiligheid moet tussen de oren van mensen zitten. Dat is ook wat de sector wil: minder bureaucratie en minder letten op details.” Grappig dat u dat zegt. Vorig jaar inventariseerde u de veiligheidssituatie bij bedrijven in dezelfde gevaarcategorie als Chemie-Pack. De kritiek van de industrie was toen juist dat te zeer was gekeken naar administratieve verplichtingen en details. “We hebben eerst een administratieve scan gedaan, als uitvloeisel 22 Chemie magazine februari 2012

van ‘Moerdijk’. Zo keken we of bedrijven aan alle voorwaarden voldeden en of het in orde was met het toezicht. Vervolgens hebben we contact opgenomen met bedrijven en gevraagd of ze het eens waren met de geconstateerde tekortkomingen en op welke wijze ze die zouden verhelpen. Toen vervolgens bleek dat de zaken bij een beperkt aantal bedrijven na die ronde nog niet in orde waren, hebben we dat gemeld. Dat is vervelend is, maar het was aangekondigd en iedereen had zijn maatregelen kunnen treffen. En laat één ding zal duidelijk zijn: omgeving en stakeholders van chemiebedrijven willen transparantie. Als je niet duidelijk kunt maken dat je de zaken op orde hebt, dan moet je niet vreemd opkijken als dat wordt gemeld. Waar ik mezelf wel aan stoor en wat ik vervelend vind voor de bedrijven die het heeft getroffen, is dat enkele bedrijven ten

onrechte op de lijst stonden die na een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur gepubliceerd werd. Dat vind ik nog steeds buitengewoon vervelend en onterecht, maar zo zit het systeem nu eenmaal ook in elkaar.” Is het goed bevallen, gaat u vaker aan naming & shaming doen? “Bedrijven moeten er aan wennen dat dat gebeurt. Ik realiseer me dat er voor- en nadelen aan zitten, maar ik vind transparantie een belangrijk argument om het te doen.” Komt er dit jaar nog een nieuwe lijst met namen? “De aangenomen motie van GroenLinks-Kamerlid Van Tongeren van eind november 2011 verplichtte me vervolgonderzoek te doen bij de 100 bedrijven die eerder niet aan de eisen voldeden of waarover geen informatie beschikbaar was. We


Veiligheid

vier. Het Rijnmondgebied zou daarvan verreweg de grootste zijn. Later kwam een voorstel om voor IJmuiden en omgeving een vijfde RUD te maken. Dat voorstel kon rekenen op een breed draagvlak. Vervolgens kwam Brabant met het voorstel een zesde RUD te maken. Ik heb gezegd: als dat in de uitvoering en betaalbaarheid en hanteerbaarheid de beste oplossing is, dan heb ik geen argumenten om tegen te zijn.”

“Ik ben tegen afvinklijstjes en kruisjes zetten.” zullen dat op een correcte wijze doen. Zo ben ik van mening dat we het ook moeten melden als bedrijven hun zaken nu wél op orde hebben, anders zijn ze tot in de eeuwigheid veroordeeld.” Om de kwaliteit van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van complexe en bovenlokale milieugerelateerde uitvoeringstaken te verbeteren, gaan gemeenten en provincies samenwerken in RUD’s. Aanvankelijk zouden er daar vier van komen, later vijf, en onlangs maakte u bekend dat er zes komen. “Dat heeft een puur praktische reden. Ik heb steeds gezegd dat de RUD-structuur - en met name de BRZO-RUD-structuur - praktisch uitvoerbaan moest zijn en op draagvlak moest kunnen rekenen van gemeenten, provincies en bedrijfsleven. De eerste keuze was simpel: noord, oost, zuid, west. Dat waren er

De RUD’s zijn bedoeld om kennis te bundelen. Dreigt zo geen verwatering? “Daar ben ik niet bang voor. Als er kennis ontbreekt kan kennis worden ingevlogen, bijvoorbeeld van DCMR of van onze eigen oude VROMinspectie, tegenwoordig de Inspectie Leefomgeving en Transport. Het grote voordeel van een verdeling over zes diensten is dat ze in grootte vergelijkbaar zijn.” De brand op Moerdijk heeft al geruime tijd grote gevolgen. Een ervan is dat bedrijven een formalisering in contacten met vergunningverleners en inspecteurs ervaren. Herkent u dat? “Ik heb die boodschap niet gekregen. Onze inspectie zit middenin fusieperikelen. Dat is een goede zaak, want de terechte klacht was dat bedrijven te vaak werden geconfronteerd met afzonderlijke inspecties. De inspectie wordt kleiner. Alleen al daardoor kan ik me niet voorstellen dat ze juist in deze periode aandacht hebben voor details. Daarnaast is het beleid er juist op gericht dat bedrijven die het goed doen, vertrouwen en ruimte krijgen. De keerzijde is dat we de achterblijvers scherper achter de broek zitten. Dus als bedrijven klagen, hebben ze dat misschien wel aan zichzelf te wijten. Maar ik sta open voor signalen.”

De VNCI heeft onlangs haar visie op de toekomst van de chemie gepresenteerd. Die ziet er rooskleurig uit. Zijn er voorwaarden waaraan de sector wat u betreft zou moeten voldoen om te floreren in Nederland? “Veiligheid en duurzaamheid zijn de kernwoorden. Wat dat betreft doet de sector het goed. Hij heeft de lat hoger gelegd dan de overheid voor zijn CO2-doelstellingen en heeft uitgesproken ambities als het gaat om de overstap naar biologische grondstoffen. In de beleving van de burger zal veiligheid een belangrijk onderwerp zijn. Voor de industrie is het van wezensbelang dat de weten regelgeving niet te veel afwijkt van die in andere delen van de wereld. Binnen die marges moet de overheid de sector ruimte bieden voor groei. De uitgangspositie is fantastisch.” Het kabinet heeft chemie niet voor niets als topsector gekwalificeerd. “Precies. De sector is van groot economisch belang en heeft een sterke exportpositie. Hij heeft daarnaast een aanzuigende werking voor gespecialiseerde kennis. De overheid zal zich daarom steeds moeten afvragen op welke wijze ze de vestigingsvoorwaarden voor de chemie kan verbeteren. Maar veiligheid zal altijd randvoorwaarde nummer één zijn. Als de omgeving je niet pruimt, om het huiselijk te zeggen, kun je het vergeten. Er hoeft maar íets te gebeuren en je ziet de spanning oplopen. Daarom is het noodzakelijk dat we de organisatie rond vergunningverlening en handhaving transparanter maken. De sector moet daar niet bang voor zijn, maar moet het als een welkome uitdaging omarmen. Hij heeft niets te verbergen.” p

februari 2012 Chemie magazine 23


BASF Polyurethanes en ILT sluiten convenant op basis van high trust

Meer vertrouwen, Minder toezicht De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en BASF Polyurethanes hebben een convenant gesloten. Hierin spreekt de ILT met BASF af dat het bedrijf de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen optimaal wil naleven en borgen. Daarmee streeft het bedrijf naar optimale veiligheid. Als ‘tegenprestatie’ vermindert de ILT de toezichtlast. BASF is het eerste chemiebedrijf dat een dergelijk convenant sluit. Tekst: Igor Znidarsic

D

e Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, tot eind vorig jaar Inspectie Verkeer en Waterstaat) wil handhavingsconvenanten afsluiten met ondernemingen die hebben aangetoond dat ze hun wettelijke verplichtingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen naleven en gemotiveerd zijn om veiligheidsrisico’s adequaat te beheersen. Dit beleid wordt ook wel high trust genoemd. “Uitgangspunt is dat de inspectie het toezicht minimaliseert op het bedrijf waarmee een handhavingssconvenant is afgesloten”, zegt ILT-woordvoerder Gerard Westerhof. “Daardoor kan de inspectie het overgrote deel van haar aandacht

24 Chemie magazine februari 2012

richten op de risico’s bij minder presterende bedrijven. De meerwaarde van een convenant voor een bedrijf is dat de inspectie het bedrijf vertrouwt, maar tegelijkertijd ook het toezicht serieus neemt door de wederzijdse afspraken.” Een convenant bestaat uit een set schriftelijke afspraken over het bereiken en toetsen van gezamenlijke doelstellingen voor veiligheid en milieu bij vervoer. Om in aanmerking te komen moet een bedrijf aan strenge criteria voldoen. “Alleen de best presterende komen in aanmerking”, aldus Westerhof. “Een goede naleving, ook bij andere inspectiediensten, is een van de vereisten.”

Pilotbedrijf

De ILT had al convenanten afgesloten met busbedrijven en transportondernemers. Chemiebedrijven ontbraken nog, terwijl die ook nauw betrokken zijn bij verladen en verpakken. Daarom benaderde de ILT begin 2010 BASF in Boxtel. Westerhof: “Wij hebben BASF Polyurethanes onder meer geselecteerd aan de hand van onze interne informatie over hoe het bedrijf scoort op naleving van wetgeving en de ervaringen van het auditteam met dit bedrijf.” Er volgde een uitgebreide audit, waar met name de ADR-specialisten bij betrokken waren (ADR is het verdrag voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg). Victor Coenen, managing director bij BASF, vertelt: “De inspectie bekeek hoe onze organisatie in elkaar zit, hoe we met EHS (milieu, gezondheid en veiligheid – red), goederen en vervoer omgaan, welke werkprocessen er zijn, hoe die geborgd zijn, en hoe we met onze ISO-certificeringen omgaan. Ze zijn

heel lang bezig geweest, vooral met alles wat met documenteren te maken heeft.” Dit was de eerste audit van de ILT bij een afzender van gevaarlijke stoffen. Een testcase dus. “Het is heel wat anders dan een audit bij een transportbedrijf”, aldus Westerhof. “Je hebt veel meer met processen en procedures in het bedrijf te maken, want BASF doet veel meer dan produceren alleen: hij vult, belaadt én verzendt.”

Noodstop

Uit de audit kwamen een aantal verbeterpunten naar voren, die allemaal op het administratieve vlak lagen. Coenen noemt een voorbeeld: “Als een vrachtwagen beladen wordt met vaten of intermediate bulk containers, dan wordt de lading gezekerd om te voorkomen dat deze bij een slip of noodstop gaat schuiven. Dat deden wij altijd en we hadden het goed geregeld, alleen hadden de betrokken medewerkers daar niet de vereiste papieren voor. Het was dus niet geborgd. Daarom hebben we iedereen een opleiding in landingszekering laten doen.” Na een jaar volgde weer een audit. “Daar kwamen nog twee heel kleine puntjes uit, niks bijzonders”, zegt Coenen. Toen was het bedrijf klaar voor het convenant, dat afgelopen december getekend werd. “Daarin spreken wij af dat wij minimaal aan de wettelijke eisen van ADR voldoen en dat de inspectie geen reguliere bedrijfsinspecties meer komt uitvoeren“, aldus Coenen. “Het echte doel van zo’n convenant is open en eerlijk met elkaar communiceren.” Net als voorheen rapporteert BASF Polyurethanes jaarlijks aan de ILT, alleen nu iets uitgebreider. Een


Veiligheid

foto: shut terstock

responsible care

BASF doet veel meer dan produceren alleen: hij vult, belaadt én verzendt.

“Het echte doel van zo’n convenant is open en eerlijk met elkaar communiceren.” fysieke controle op locatie blijft nu beperkt tot eens in de zoveel jaar. Coenen: “Ze komen dan kijken of je je aan de afspraken houdt.”

Positieve uitstraling

Een andere meerwaarde van het convenant is volgens Coenen de positieve uitstraling, zowel extern als intern. “Het geeft een stuk zekerheid en erkenning dat je het goed doet.” Daarnaast hoeft BASF minder tijd te besteden aan begeleiden en beantwoorden van allerlei auditvragen, al is het financiële voordeel hierbij marginaal: Coenen

schat dat het jaarlijks zo’n veertig arbeidsuren van een specialist scheelt. BASF Nederland heeft een intentieverklaring met de ILT getekend waarin staat dat ook voor de overige vier BASF-locaties in Nederland een convenant kan worden gesloten. De voorbereidingen worden momenteel getroffen. Daarnaast is de ILT bij een aantal andere chemiebedrijven in een meer of minder vergevorderd stadium. “Dat kan tot meer convenanten leiden, misschien al dit jaar”, aldus Westerhof. p

Naast de audit van de ILT vindt er jaarlijks de interne BASF Responsible Care audit plaats. “Die gaat heel, heel, heel ver”, aldus Coenen. “Ze komen hier een hele week, voeren controles uit en lopen alle papieren na, tot in de kleinste details. Als iets niet in orde is en je het predicaat Responsible Care niet kunt voeren, heb je bij BASF een groot probleem. Het zou zelfs zomaar kunnen dat, als je dat niet binnen zoveel weken verbeterd hebt, BASF het bedrijf sluit. Als het om EHS gaat hanteert BASF absolute zero tolerance.”

basF polyurethanes

BASF Polyurethanes Benelux produceert een breed assortiment van halffabricaten voor polyurethaan en polyurea-systemen, ingedeeld in de groepen coatings, hardschuim, structuurschuim en gietsytemen. Daarnaast levert het bedrijf hulpstoffen, zoals reinigingsmiddelen en primers.

februari 2012 chemie magazine 25


Wie onderWijst Wat?

wetenschap, onderwijs en industrie reageren

Nederlandse universiteiten en de chemische industrie verschillen van mening over de competenties die chemici nodig hebben. Dit bleek eind 2011 uit onderzoek onder universiteiten en de industrie. In dit artikel reageren betrokkenen uit de wetenschap, het onderwijs en de industrie op de bevindingen. Tekst: Emma van Laar

I

n de decembereditie 2011 van Chemie magazine vergeleken we in het artikel ‘Jong geleerd, fout gedaan’ twee onderzoeken naar de vaardigheden die toekomstig hoogopgeleide chemici en ingenieurs nodig hebben. Het ene onderzoek, in 2009 uitgevoerd door de Europese koepelorganisatie van de chemische industrie Cefic, laat zien wat Europese multinationals de belangrijkste zakelijke, persoonlijke en technische vaardigheden vinden. De VNCI heeft vervolgens via een enquête uitgezocht welke vaardigheden Nederlandse universiteiten relevant vinden voor chemici en ingenieurs. Uit de onderzoeken blijkt dat beide partijen deels belang hechten aan andere vaardigheden. Zo richten universiteiten zich in de eerste plaats op technologische

26 Chemie magazine februari 2012

kennis. De industrie is daar uiteraard ook naar op zoek, maar heeft tegelijkertijd behoefte aan multidisciplinair talent. Zij wenst bijvoorbeeld van een polymeeringenieur dat deze naast grondige technologische kennis ook onderwezen is in aanpalende disciplines zoals biochemie, die steeds belangrijker wordt voor ingenieurs. Daarnaast dient de toekomstige ingenieur over persoonlijke en zakelijke vaardigheden te beschikken. Het is één ding dat nu is gedefinieerd welke vaardigheden beide groepen belangrijk vinden. Uit het onderzoek is alleen ook gebleken dat het onduidelijk is e waar de verantwoordelijkheid voor het aanleren van zakelijke vaardigheden ligt. Hoe nu verder? Hieronder geven een aantal betrokkenen hun mening.

Onderwijs sijbolt noorda (VsnU)

Sijbolt Noorda, voorzitter van de Vereniging van Universiteiten (VSNU), benadrukt dat het goed is om te zien dat de chemische industrie zich uitspreekt over de competenties die ze wenst. “Het is voor universiteiten prettig, en het is positief dat beide partijen inzien dat samenwerking vereist is”, vertelt Noorda. “Ik zou willen dat dit overal zo was. Het viel me op dat er grote overeenkomsten zijn. Daarnaast is het vanzelfsprekend dat er verschillen zijn.” Een afgestudeerde is volgens Noorda nog niet klaar. “Een opleiding is een vloertje, geen dak. Het is een fundament om mee te werken, want je zult zelf een huis moeten bouwen. De werkplek bepaalt welke vaardigheden nodig zijn. Een zakelijke


Onderwijs

wetenschap – professor Meijer (tU/e)

illustr atie: Maki Maki

Professor Bert Meijer, universiteitshoogleraar aan de TU Eindhoven (TU/e), benadrukt dat veel inzichten hetzelfde zijn. “Daarnaast is het goed dat de visies op een paar punten afwijken”, stelt Meijer. “Een inhoudelijke discussie over wat verwacht mag worden is gezond. Maar er moeten niet steeds nieuwe taken bij de universiteiten neergelegd worden. Eerst was het opleiden en wetenschappelijk onderzoek, daar kwam toegepast wetenschappelijk onderzoek bij, en de laatste decennia volgde direct industrieel belangrijk onderzoek. Door daar zakelijke innovatievaardigheden bij te zetten gaan we mijns inziens een stap te ver. Een deel van de problematiek gaan we overigens binnenkort bij de TU/e oplossen. Er komt in de bacheloropleiding namelijk meer aandacht voor interdisciplinaire interacties, persoonlijke ontwikkeling en het plaatsen van de wetenschap en techniek in een breder industrieel en maatschappelijk kader.” Volgens Meijer moeten we ons realiseren dat wetenschap en techniek zeer complex zijn geworden. “Universiteiten moeten vooral de lange termijn voor ogen houden, en daarin vormen persoonlijke en inhoudelijke vaardigheden de eerste prioriteit. Zakelijke vaardigheden kunnen overigens beter goed geleerd worden in een bedrijf dan matig op een universiteit. De industrie opereert optimaal als medewerkers ‘een leven lang leren’. Voor dat laatste zou de industrie een beroep op universiteiten kunnen doen. Dit ‘terugkomen’ voor nieuwe kennis zou de wisselwerking tussen industrie en universiteit verder kunnen verbeteren.”

omgeving, waarin een chemicus zelf verantwoording draagt voor management, vraagt verdere ontwikkeling op dat gebied. Voor andere werkplekken zal dit minder gelden. Wel pleit ik voor meer interactie tussen leeren bedrijfsomgeving tijdens bètastudies. Zeker in de masterfase is het belangrijk dat studenten meelopen in een bedrijf en daar de verschillende aspecten belicht zien, zoals wat er komt kijken bij de beslissingen over productinnovatie.” Dat de industrie een bredere basis vraagt is een belangrijk signaal, stelt Noorda. “Universiteiten hebben de neiging zich te focussen op de kennis die nodig is voor een bepaalde afstudeerrichting. Maar het is duidelijk dat innovatie zich niet in één vakgebied afspeelt. Het is verstandig tijdens de bachelor een bredere basis te leggen.”

industrie Merel doijer (dsM)

Merel Doijer, werkzaam als assistant scientist fermentation bij het Biotechnology Center van DSM, is na haar studie biotechnologie aan de Wageningen UR bij DSM terechtgekomen. “De competentieverschillen tussen universiteit en industrie vallen me eigenlijk mee”, aldus Doijer. “Ik kan me voorstellen dat bedrijven meer in zakelijke vaardigheden geïnteresseerd zijn. Toch vind ik niet dat universiteiten zich meer op zakelijke vaardigheden moeten richten. Ik ben door de universiteit opgeleid tot wetenschapper, en het is voor mij een bewuste keuze geweest om voor inhoudelijke vakken te kiezen tijdens mijn studie. Wel is het goed dat basisvaardigheden zoals presenteren aangeleerd worden. Maar je kunt niet iedereen opleiden tot manager. Iedereen moet zelf ervaren of iets hem ligt of niet. Ik merkte gaandeweg dat mijn passie bij mensen ligt, en daarvoor zijn business skills zoals organisatorische competenties nodig. Daar helpt DSM me bij. Mijn opleiding heeft me voldoende voorbereid op de werkvloer. Vooral via stages ontdek je wat er van je verwacht wordt. Daarbij is je inhoudelijke kennis de basis. Maar natuurlijk kan het nooit kwaad als universiteiten rekening houden met de ontwikkelingen in de industrie. Op die manier kan worden voorkomen dat er voor hoogopgeleiden geen passende banen zijn.” februari 2012 Chemie magazine 27


belanGrijKste innoVatieVaardiGHeden UNIVERSITEITEN

WETENSCHAPPERS 

OVerKOepeLend eVeline Van Hoppe (HCC)

Onder meer de VNCI en de Regiegroep Chemie proberen de aansluiting tussen het aanbod van het onderwijs en de vraag van de industrie te verbeteren. De Regiegroep Chemie is in 2008 met het project Human Capital Chemie (HCC) gestart om te zorgen voor voldoende en goed opgeleid personeel voor de chemische sector. Eveline van Hoppe, programmamanager HCC, snapt dat er verschillen zijn tussen de gewenste persoonlijke en zakelijke skills van toekomstige chemici. “Het zakelijk oogmerk speelt in de industrie een belangrijke rol. Ook wordt er van werknemers gevraagd te functioneren op het grensgebied van meerdere, ook niet-technische, disciplines. Aan de universiteit is men toch meer gericht op de eigen discipline.” Het is volgens Van Hoppe lastig om de verantwoordelijkheid voor zakelijke en persoonlijke vaardigheden ergens neer te leggen. “Wil je deze competenties goed onderwijzen, dan is daar een structurele samenwerking voor nodig. In het hbo is er al overleg tussen het bedrijfsleven en opleidingen over wat werkgevers graag in het onderwijs en onderzoek willen terugzien. Maar het hbo houdt zich bezig met toegepast onderzoek, terwijl voor universiteiten juist fundamenteel onderzoek belangrijk is. Het is mijns inziens dan ook niet de bedoeling dat universiteiten zich zo afstemmen op de industrie dat het ten koste van dit fundamentele stuk gaat. Wel zullen we elkaar moeten betrekken bij de ontwikkeling van onderwijs.”

hoe nu verder?

Eenieder is het erover eens: om de aansluiting tussen onderwijs en industrie te verbeteren is een gezamenlijke aanpak nodig. Professor Meijer: “Waar de Nederlandse universiteiten en industrie de laatste jaren sterk gezamenlijk optraden en elkaar steeds beter gingen begrijpen, zie je dat ze weer van elkaar verwijderen. Een discussie op basis van gelijkwaardigheid is essentieel voor een succesvolle toekomst.” VSNU-voorzitter Noorda is, net als Van Hoppe, van mening dat samenwerken aan het praktijkgedeelte van opleidingen de oplossing is. “Het is goed om studenten en promovendi verder te laten 28 Chemie magazine februari 2012

INGENIEURS 

TECHNISCH

1. Organische chemie 2. Katalyse 3. Industriële (witte) biochemie

1. Procesdesign 2. Procesintensificatie 3. Opschalen

PERSOONLIJK

1. Creatief denken 2. Problemen oplossen 3. Communicatie

1. Creatief denken 2. Problemen oplossen 3. Communicatie

ZAKELIJK

1. Strategisch management 2. Innovatiemanagement 3. Projectmanagement

1. Projectmanagement 2. Strategisch management 3. Innovatiemanagement

belanGrijKste innoVatieVaardiGHeden BEDRIJFSLEVEN

WETENSCHAPPERS 

INGENIEURS 

TECHNISCH

1. Polymeerchemie 2. Katalyse 3. Nanotechnologie

1. Processen modeleren & simuleren 2. Opschalen 3. Reactietechniek

PERSOONLIJK

1. Creatief denken 2. Communicatie 3. Teamwork

1. Communicatie 2. Teamwork 3. Problemen oplossen

ZAKELIJK

1. Intellectueel eigendom 2. Innovatiemanagement 3. Strategisch management

1. Projectmanagement 2. Innovatiemanagement 3. Leveranciers & klanten begrijpen

kijken dan hun eigen onderzoek, zodat ze goed voorbereid zijn en weten wat er speelt. Het is belangrijk dat ook de industrie hieraan meedoet. Gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor onderwijs en veel praten om dichter bij elkaar te komen lijkt me de sleutel tot succes. Natuurlijk blijven er verschillen bestaan, maar als ik het met andere branches vergelijk, dan doen de chemici het goed”, benadrukt Noorda. Ook r&d-trainee Doijer stelt dat onderling overleg cruciaal is. “Het lijkt me zinvol dat bedrijven vertellen welke trends ze zien en aangeven wat voor een achtergrond ze van personeel verwachten.”

aanslUitinG Verbeteren

Nelo Emerencia, speerpuntmanager onderwijs en innovatie, is namens de VNCI in gesprek met universiteiten en hogescholen over het onderzoek van Cefic. Het onderzoek onder universiteiten is onderdeel van de plannen om samen met het onderwijs het aanbod beter te laten aansluiten op de vraag van de industrie. Als vervolgstap gaat de VNCI met universiteiten een plan ontwikkelen voor het onderwijs in innovatievaardigheden. De verwachting is dat de juiste afstemming tussen vraag en aanbod van vaardigheden helpt om meer jongeren voor chemie te laten kiezen.


Logistics Control Tower Cost Saving Tools Carrier Connectivity KPI Dashboards

o le ? o n d e r co n tr rt o sp n a tr Uw

CO2

Bekijk de DSM business case

WIJ DE CONTROLE, U HET INZICHT IDS is gespecialiseerd in ADR, Temp- en vorstvrijzendingen. Ga naar idsnl.com/ADR

CEHTRA

Consultancy for Environmental & Human Toxicology and Risk Assessment Do you need to register substances under the REACH Regulation in 2013 and/or 2018? Do you feel uncomfortable with the complexity of the registration process? If the answer to one of the above questions is “yes� then why not contact CEHTRA to explore how you can secure your business? Our 45 specialists have a proven success record covering every requirement under the REACH Regulation since 2007. In fact, we have been involved in over 3% of the substances registered in Phase I of REACH and are ready to support your needs, whatever they may be, for 2013 and 2018.

Visit our website at: www.cehtra.com For more information from your local agency please contact: CEHTRA Europe (B)

T: +32 (0)235 161 44

CEHTRA Netherlands BV (NL)

T: +31 (0)115 691 608

134 rue St. Germain, 1410 Waterloo

philippe.adrian@cehtra.fr

Zonnemare 12, 4571 CX Axel

marc.aerssens@cehtra.nl


ExxonMobil in Rotterdam scoort hoog op energie-efficiency

OOk petrOchemie is duurzaam Bij zaken als duurzaamheid en energie-efficiency gaat het meestal niet over de petrochemische industrie. Onterecht, vindt Thomas Deman, plantmanager van de Rotterdam Aromatics Plant van ExxonMobil in Rotterdam-Botlek. Petrochemische fabrieken kunnen ook duurzaam en energie-efficiënt produceren. Hij legt dit uit aan de hand van ‘zijn’ fabriek. Tekst: Igor Znidarsic

“U

it een studie van McKinsey is gebleken dat tegenover elke ton CO2 die de chemie uitstoot een besparing van 2,6 ton staat door producten van de chemische industrie, zoals isolatiemateriaal, polymeren die auto’s lichter maken en stoffen die autobanden energie-efficiënter maken”, zegt Thomas Deman, plantmanager van de Rotterdam Aromatic Plant van ExxonMobil in de Botlek. “Met onze drie chemiefabrieken in Nederland die polymeren produceren staan wij aan het begin van die producten. De plant in Rotterdam maakt onder meer paraxyleen, wat vooral gebruikt wordt voor PETflessen, die lichter zijn dan glas. Een ander product is benzeen, waar polystyreen van gemaakt wordt, vaak toegepast in isolatiemateriaal.” Maar behalve down stream levert

rOutekaart chemie

ExxonMobil ook aan het begin van de keten, op de plant zelf, een forse bijdrage aan duurzaamheid door de chemicaliën zo energie-efficiënt mogelijk te produceren. Een deel van die energie-efficiency wordt bereikt door een ver doorgedreven integratie van de raffinaderij en de aromatenfabriek. Ten eerste is er het voordeel van minder transport, ten tweede levert de raffinaderij direct feedstock (bijproducten van de verwerking van aardolie) voor de aromatenfabriek. De grondstof voor chemie is dus altijd voorhanden.

Cleaner products

Daarnaast levert de integratie een energiebesparing op doordat gebruik wordt gemaakt van elkaars restwarmte. Zo’n geïntegreerde fabriek is niet uniek. “Maar wij zijn wel al een hele tijd bezig om dit

De VNCI is met haar leden de Routekaart chemie 2030 aan het opstellen. Deze routekaart maakt inzichtelijk hoe de sector in 2030 50 procent CO2 in de productieketen kan reduceren en wordt halverwege 2012 opgeleverd. Energie-efficiency in de chemische industrie kan ondanks de reeds behaalde prestaties nog een aanzienlijke bijdrage leveren, naast CO2reductie verderop in de keten door bijvoorbeeld lichtere materialen of de inzet van biobased materialen. 30 Chemie magazine februari 2012

model te perfectioneren, zowel op het gebied van moleculen en energie-integratie als op het gebied van organisatie”, aldus Deman. “Wij gebruiken restwarmte op een schaal die niet voor veel andere bedrijven weggelegd is. Bovendien zijn onze medewerkers erop gericht om ten allen tijde de maximale waarde uit de integratie te halen.” In 2009 is de productie van paraxyleen met 20 procent verhoogd, terwijl de energieconsumptie per ton tussen 15 en 20 procent daalde. Deman: “Deze forse productieverhoging met nauwelijks extra energieverbruik hebben we enerzijds kunnen realiseren door efficiënt gebruik van restwarmte en anderzijds door verbeterde technologie. Een kwestie van de moleculen die we van de raffinaderij krijgen zo efficiënt mogelijk omzetten in paraxyleen en benzeen.” Deman denkt dat er tussen nu en 2020 nog meer efficiencyslagen mogelijk zijn, met name via kleine, slimme procesaanpassingen. Dat moet uitmonden in een jaarlijkse toename van de energie-efficiëntie met 1,5 tot 2 procent. Verder is er ook een integratie gerealiseerd met de nieuwe waterstoffabriek van Air Products op het terrein. Daar wordt uit de


Energie

productieprocessen afkomstig gas heen gestuurd, in ‘ruil’ voor waterstof (om olie te ontzwavelen) en stoom. Deze integratie levert een energiebesparing op van 15 procent. Dat is goed is voor een jaarlijkse reductie van 200.000 ton aan CO2uitstoot, vergelijkbaar met het van de weg halen van zo’n 90.000 auto’s. “Zo proberen we van elke barrel crude die hier binnenkomt een cleaner product te maken,” aldus Deman, “of het nu brandstoffen of chemicalieën zijn. In de Europese raffinagesector zijn wij een van de meest energie-efficiënte raffinadeurs. Daar hebben we dan ook nog een chemiefabriek aan gekoppeld die in haar circuit volgens allerlei externe benchmarks een van de meest energie-efficiënte is.”

Hybride

Omdat er in de toekomst heel veel energie nodig is voor de groeiende wereldbevolking, is het belangrijk om de energiebron en de gebruiker goed op elkaar af te stemmen, stelt Deman. “Elektrische, maar vooral hybride auto’s zijn zeer geschikt voor personenvervoer. Maar de transportsector en het luchtverkeer hebben eigenlijk nog geen andere optie dan liquid fuels zoals diesel en kerosine. Die zijn daarvoor het

meest efficiënt. Er blijven daarom raffinaderijen nodig die deze producten maken.” Hij denkt dat de reserves aan fossiele grondstoffen nog wel enige tijd mee kunnen, temeer daar er jaarlijks nieuwe reserves bijkomen. Vooral gas wordt vaak ontdekt. “Gas zal veel van de elektriciteitsproductie van kolen overnemen. Olie blijft de belangrijkste energiebron voor transport, maar door toenemende energie-efficiency groeit de vraag hiernaar niet.”

Biobased

Deman ziet de toekomst als volgt: liquid en fossil fuels blijven nodig, en om die energie-efficiënt te maken is een sterke petrochemie noodzakelijk. “Daar kan op een gegeven moment biobased feedstock een rol in gaan spelen. Het energievraagstuk is zo groot dat we alle goede ideeën nodig hebben. Wij geloven dat de biobased economie er ooit komt, maar we zijn wat conservatiever en terughoudender over de tijdshorizon. Wij houden ons liever aan de concrete dingen die echt kunnen bijdragen aan de energieefficiency. Deze plant in RotterdamBotlek is daar een prachtig voorbeeld van.” p

exxOnmObil in de benelux De Rotterdam Aromatics Plant (RAP), op het terrein van de raffinaderij in Rotterdam-Botlek, is een van de grootste producenten van aromatische koolwaterstoffen ter wereld. Naast de RAP heeft ExxonMobil een weekmakerfabriek in Europoort en een smeeroliemengfabriek in Pernis. In Kerkrade maakt en verkoopt ExxonMobil Chemical Films Europe verpakkingsfolie van (bigeoriënteerd) polypropyleen (BOPP). In België heeft ExxonMobil vijf productievestigingen, waaronder een raffinaderij, twee polyetheenfabrieken en een fabriek voor de productie van plastic verpakkingsmateriaal uit polypropeen. Ook het Europese technologiecentrum voor r&d bevindt zich in België.

“Het energievraagstuk is zo groot dat we alle goede ideeën nodig hebben.” februari 2012 Chemie magazine 31


Plannen voor vermindering CO2-uitstoot vergeleken

RoutekaaRt Chemie 2030 uniek Vorig jaar kwam de Europese Commissie met voorstellen om de CO2-emissie in de Europese Unie flink te verminderen. In lijn hiermee kwam de Nederlandse regering met een nationaal plan. Hoe verhouden die plannen zich tot de routekaart Chemie 2030 van de VNCI die momenteel in de steigers staat? Reinier Gerrits, speerpuntmanager energie en klimaat van de VNCI, geeft het antwoord. Tekst: Erik te Roller

D

e Europese Commissie, Nederlandse overheid én de VNCI hebben allemaal plannen om de CO2-uitstoot van de industrie te verminderen. Qua richting komen de routekaarten van Brussel en Den Haag aardig overeen met die van de VNCI. Alleen verschillen de meningen over het tempo en de juiste route erheen.

CO2 in Europa…

Begin 2011 kwam het directoraatgeneraal Klimaat van de Europese Commissie met de Roadmap for moving to a low carbon economy in 2050. Deze routekaart gaat uit van een emissievermindering van 80 tot 90 procent in 2050 ten opzichte van 1990. Tussentijdse doelstellingen zijn 25 procent minder CO2 in 2020 en 40 procent minder in 2030. Ook pleit deze routekaart voor het verlagen van het CO2-emissieplafond om vaart te zetten achter de Europese handel in CO2-emissierechten (ETS) en voor een absolute verlaging van het energiegebruik met 30 procent. De Energy Roadmap 2050 van het directoraat-generaal Energie van de EU-Commissie van eind 2011 bor-

32 Chemie magazine februari 2012

duurt hierop voort. “Deze routekaart is veel praktischer”, zegt VNCIspeerpuntmanager energie en klimaat Reinier Gerrits. “Hij schetst enkele scenario’s met belangrijke voorwaarden voor de uitvoering ervan, zoals leveringszekerheid van de energie, betaalbaarheid en duurzaamheid.”

…en in Nederland

Naar aanleiding van de eerste routekaart uit Brussel van begin vorig jaar stuurde staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu in november 2011 de Klimaatbrief 2050 aan de Tweede Kamer. Atsma gaat eveneens uit van een vermindering van de CO2-uitstoot met 80 tot 90 procent in 2050. De CO2-reductie in Nederland rust volgens de staatssecretaris op vier pijlers: een CO2neutrale elektriciteitsvoorziening in combinatie met een groter aandeel van elektriciteit in de energievoorziening, duurzame inzet van biomassa, een verhoging van de energie-efficiency van de installaties met 30 procent (bij een stijging van 15 procent van de energievraag) en afvang en opslag van CO2. Gerrits: “Opmerkelijk is dat de staatssecre-

taris in deze brief ook meldt dat de industrie netto verbruiker van CO2 kan worden als het heel veel biomassa inzet en CO2 afvangt. Een fantastisch beeld, maar voorlopig onrealistisch beeld.”

Plannen overlappen elkaar

De speerpuntmanager constateert dat de routekaarten uit Brussel en Den Haag elkaar min of meer overlappen. “Ze noemen alle drie het ETS en een gelijk speelveld voor internationaal concurrerende bedrijven als belangrijke voorwaarden voor het welslagen van de inspanningen van overheid en industrie om de CO2-uitstoot te verminderen. De VNCI onderschrijft het belang van een goed functionerend ETS, maar denkt niet dat het verlagen van het CO2-emissieplafond daarvan, zoals voorgesteld in de Roadmap to a low carbon Economy, de oplossing is. Hierover voeren we overleg met de betreffende ministeries”, aldus Gerrits.

Plannen VNCI

De VNCI werkt al enige maanden aan haar eigen routekaart Chemie 2030. Zij doet dit samen met organi-


Energie en klimaat

satiebureau Berenschot en externe partijen als energieonderzoekscentrum ECN en de Universiteit van Utrecht, en krijgt daarbij financiële steun van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Op basis van voorlopige ramingen uit de voorstudie verwacht de chemiesector de CO2-uitstoot in 2030 met de helft te hebben verminderd ten opzichte van 2005. Dit kan door het verbeteren van de energieefficiency, inzetten van groene grondstoffen, opvangen en opslaan van CO2, recycling, inkoop van duurzame energie, en het ontwikkelen van producten waarmee eindgebruikers energie besparen en dus ook CO2-uitstoot vermijden. De routekaart werkt dit bottom up verder uit en onderbouwt alles met cijfers. Komende zomer moet de kaart klaar zijn. Gerrits: “De routekaart Chemie 2030 is uniek, omdat wij hiermee kijken naar wat lopende en geplande projecten en onderzoeken in de chemiesector concreet aan vermindering van de uitstoot opleveren en wat er nog meer moet gebeuren om de doelstelling te halen. De overheden redeneren juist vanuit de gestelde doelen terug naar wat er moet gebeuren.” Voor de rest is de routekaart Chemie 2030 vergelijkbaar met de routekaarten van de overheid, waarbij Gerrits nog één voorbehoud maakt: “Met ambitieuze doelstellingen voert de politiek de druk op de industrie op. De chemiesector werkt

12% 24% 19%

9% 30% 6%

mogelijkheDen vooR Co2-ReDuCtie volgens De vooRstuDie van De RoutekaaRt Chemie 2030 Energie-efficiency fabrieken Inzet groene grondstoffen Afvang en opslag CO2 Sluiten materiaalkringloop Effect van duurzame producten bij eindgebruiker Inkoop duurzame energie De CO2-reductie in 2030 is volgens plan in totaal 31,5 miljoen ton, 50 procent minder dan in 2005.

graag mee aan het realiseren van die doelstellingen, maar loopt daarbij tegen beperkingen aan. Daarom zijn we bij de inventarisatie van projecten die lopen en in de pijplijn zitten ook nagegaan welke risico’s bedrijven bij deze projecten ervaren. Als het namelijk lukt die risico’s te verkleinen, komen er meer projecten uit de pijplijn. Onze analyse zal ook aangeven welke middelen nodig zijn om de risico’s te beperken en wat de sector en de overheid hieraan kunnen doen.” p

RoutekaaRten vooR Co2-emissieReDuCtie Roadmap for moving to a low carbon economy in 2050 (EU) 0% 1990

2000

2010

25%

40%

2020

2030

Top-down 80-90% 2040

Klimaatbrief 2050 (Infrastructuur en Milieu)

2050

Top-down

0%

80-90%

1990

2050

Routekaart Chemie 2030 (VNCI) 0%

50%

2005

2030

Bottom-up

Data woRkshops 29-2 Future plants, warmte/energie 7-3 Future plants, PI 14-3 Future plants, renewable energy 21-3 Carbon capture and utilisation 28-3 CCS (grids/storages) 4-4 VNCI/NRK 11-4 Post use recycling 18-4 Gebouwde omgeving 25-4 Verpakkingen 9-5 Automotive (nog niet gepland) Randvoorwaarden

RoutekaaRt Chemie 2030

Voor de routekaart Chemie 2030 zijn de afgelopen maanden in de chemiesector zo’n vierhonderd projecten met CO2-reductie in kaart gebracht. Vele gaan over energie-efficiency en over afvang en opslag van CO2. De inzet van biomassa als grondstof is vaak nog in onderzoek. “Weinig projecten hebben echter te maken met het ontwikkelen van energiebesparende producten, die eveneens een vermindering van de CO2-uitstoot opleveren”, zegt Reinier Gerrits, speerpuntmanager energie en klimaat van de VNCI. “En dat terwijl we hier juist zo veel van verwachten, aangezien de chemiesector zo centraal in verschillende productieketens staat.” De VNCI organiseert daarom voor de zomer elf workshops om met partijen binnen en buiten de chemie te praten over de mogelijkheden om de CO2-uitstoot te verminderen. Dat moet uiteindelijk een compleet beeld opleveren van wat op de korte termijn mogelijk is en welke initiatieven nog opgepakt kunnen worden om de doelstelling van 50 procent CO2-reductie in 2030 te halen. Met deze bijeenkomsten verwacht de vereniging ook het uitwisselen van ideeën over energiebesparing en CO2-reductie tussen de leden te bevorderen. Meer informatie: Reinier Gerrits, 070 337 87 25, gerrits@vnci.nl.

februari 2012 Chemie magazine 33


Rusland, het buitenbeentje van de BRIC’s

Geen snelle deal in Rusland Regelgeving, cultuurverschil en bureaucratie maken ondernemen in Rusland lastig. De beloning is ernaar: de doorzetter krijgt toegang tot een immens land. Hoe verover je het complexe Rusland? Ervaringsdeskundigen van onder meer Shell, Dow en DSM vertellen over hun ervaringen. Tekst: Marga van Zundert

I De diervoedermengfabriek van DSM in Celny in Tatarstan.

n het voorjaar vertrekt Erik Steinfelder, accountmanager bij Thermo Fisher Scientific, weer naar Rusland. Op het programma staan zes afspraken over de aankoop van softwaresystemen voor laboratoria. Steinfelder: “Alles is tot in de puntjes voorbereid door onze lokale vertegenwoordigers. Toch leert de ervaring dat er één of twee afspraken niet door zullen gaan.” Waarom? “Daar krijg ik als buitenlander lastig een vinger achter. Beslissingen in Rusland gaan altijd over veel schijven. Bovendien is er de taalbarrière. Ik zie soms aan het gezicht van de

34 Chemie magazine februari 2012

vertegenwoordigers die ook tolken dat ze een vraag van mij niet letterlijk kunnen vertalen. Dat zou ongepast zijn. Maar er kan ook zomaar een afspraak bijkomen, en dan word ik echt met alle egards ontvangen.”

Joint venture

Rusland is de R in ‘BRIC’, de vier landen die de afgelopen jaren grote economische groei realiseerden (zie kader). Maar Rusland is een buitenbeentje. In tegenstelling tot China, India en Brazilië groeit de bevolking er nauwelijks. Rusland is ook het enige land dat een grootmacht was in de moderne geschiedenis. Zo stuurde het als eerste mensen de ruimte in. En waar vooral China buitenlandse investeerders hartelijk welkom heet, biedt Rusland taai terrein. De bureaucratie, de vele regels en de taalbarrière maken zaken doen complex. “De grote energiereserves en de geologische omstandigheden maken Rusland voor ons bijzonder interessant”, vertelt Shell-woordvoerder Wim van der Wiel. Rusland bezit de grootste mondiale gasreserves en is momenteel ‘s werelds grootste olieproducent. Shell is

actief in het West-Siberische Salym (olie) en nabij het eiland Sachalin in de Japanse zee (olie, gas en productie van LNG). De gas- en oliewinning vindt plaats in joint ventures, want ondernemen kan enkel in samenwerking met een Russische partner. In 2007 tekende Shell daarom een strategisch partnerschap met de Russische olieproducent Rosneft, en vorig jaar met Gazprom Neft. Toch verloopt ondernemen in Rusland ook voor Shell niet zonder slag of stoot. Eind 2006 dwong het Kremlin Shell om zijn belang in Sachalin te verminderen van 50 naar 25 procent. Ook ging onlangs een grote concessie in de Karazee (poolgebied), waar veel grote oliemaatschappijen belangstelling voor toonden, naar concurrent Exxon. Maar het onmetelijke land biedt meer dan olie en gas alleen. Rusland is het enige land dat álle elementen van het periodiek systeem herbergt. De belangrijkste exportproducten uit de mijnbouw zijn op dit moment aluminium, nikkel, koper en ijzer. En Rusland is traditioneel groot in kunstmest. Bekende fabrikanten zijn Eurochem (qua volume de tiende grootste kunstmestfabri-


Ondernemerschap Brazilië, Rusland, India en China - de zogeheten BRIC-landen - vertegenwoordigen een grote ontluikende afzet- en productiemarkt met grote groeimogelijkheden voor de chemiesector. Of zijn de BRIC’s een hype? Een serie over de potentiële economische grootmachten van de toekomst en de kansen voor de chemie. Deel 1: Rusland.

kant ter wereld), Acron en PhosAgro. De Russische petrochemie is bescheiden. Veel kunststoffen worden geïmporteerd, een gat waar onder andere Solvay en Dow insprongen. Solvay bouwt in een joint venture met BASF en het Russische chemiebedrijf Sibur (een dochter van Gazprom) onder de naam RusVinyl een PVC-fabriek bij Nizhny Novgorod (420 kilometer ten oosten van Moskou). De fabriek (kosten: 750 miljoen euro) moet eind 2012 in bedrijf zijn, zal 330.000 ton PVC per jaar produceren, en komt naast een nieuwe ethyleenkraker van Sibur. De joint venture Dow Izolan omvat een polyurethaanfabriek

in Vladimir (200 kilometer ten oosten van Moskou) die in 2009 werd opgestart. “De Russische overheid wil verder kijken dan olie- en gaswinning en investeren in innovatieve, hoogtechnologische ontwikkelingen”, liet het bedrijf bij de start van de bouw in een persbericht weten. Onlangs tekende Dow ook intenties tot samenwerking met het innovatiecentrum Skolkovo (energie) en het hightech staatsbedrijf Rusnano (nanotechnologie). Ook DSM en AkzoNobel zijn actief in Rusland via joint ventures. AkzoNobel heeft rondom Moskou productiefaciliteiten voor decoratieve en industriële verf en poedercoatings. DSM produceert engineering plastics

en heeft een diervoedermengfabriek. Dick Bongard, general manager van DSM in Moskou: “Een belangrijke trend in Rusland is het vervangen van importen door lokale productie, met name in landbouw en vervoer.” Als belangrijkste verschil met Nederland noemt ook Bongard regelgeving. “In westerse ogen gaat niets hier gemakkelijk of effectief. Je moet duidelijk weten wat je wilt en je niet laten terughouden door eindeloze documentatievereisten.”

Corruptie

“Nederlanders zijn geneigd Rusland te zien als een stukje Europa, maar de mores zijn totaal anders”, vertelt e februari 2012 Chemie magazine 35


OveR de BRiC-landen

“Beslissingen in Rusland gaan altijd over veel schijven.” Ruslandkenner Hans Van Koningsbrugge van het Rusland-Nederland Centrum (Rijksuniversiteit Groningen). “Rusland heeft een sterk bureaucratische en hiërarchische traditie. Snel-snel werkt niet, zaken doen vergt tijd en maatwerk. Zo kan er een formeel en informeel standpunt bestaan. Daar moet je je in verdiepen.” Na 18 jaar onderhandelen is Rusland eind vorig jaar toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie. Zal dat de papieren rompslomp verminderen? “De tijd zal het leren”, antwoordt Koningsbrugge sceptisch. Thermo Fisher Scientific-accountmanager Steinfelder kent de bureaucratie uit de praktijk. “Je denkt op enig moment dat een zaak 36 Chemie magazine februari 2012

Jim O’Neill, econoom bij investeringsbank Goldman Sachs, introduceerde de term BRIC in 2001. Het acroniem staat voor Brazilië, Rusland, India en China, de vier landen met de grootste groeicijfers op de lijst van wereldeconomieën. Wanneer zij zo doorstomen, voorspelde O’Neill, zullen de BRIC’s in het jaar 2050 de huidige G7-landen voorbijstreven. De afgelopen tien jaar maakten de BRIC’s hun naam als groeimarkten waar. In 1990 waren de BRIC’s goed voor 11 procent van de wereldeconomie, en nu al een kwart. Tezamen waren ze goed voor bijna de helft van de wereldwijde economische groei in het afgelopen decennium. Goldman Sachs verwacht nu dat de BRIC-landen in 2050 goed zijn voor meer dan 40 procent van het wereldwijde bruto binnenlands product (BBP). Onderling zijn de verschillen groot. India is nu goed voor 9 procent van de totale productie van de wereldeconomie, terwijl dat volgens Goldman Sachs zal stijgen tot circa 18 procent rond 2040. De bijdrage van China zal, als vergrijzing een serieus effect heeft, juist dalen van 30 procent nu tot ongeveer 18 procent in 2040. Daaruit blijkt meteen de grote drijvende kracht achter de economische groei in de BRIC’s: het grote aantal inwoners en de bevolkingsgroei. Samen vertegenwoordigen de BRIC-landen maar liefst 2,8 miljard mensen, ruim 40 procent van de totale

Brazilië Rusland India China

omvang economie 2010 (BBP, miljard dollars) 2088 1480 1729 5879

rond is, maar dan duiken er telkens weer nieuwe ‘poppetjes’ op.” Bij een bezoek van een Russische delegatie aan een Nederlandse vestiging brak er bijna paniek uit toen bleek dat er geen bedrijfsstempel bestond. Steinfelder: “Dat was nodig voor de visa. Gelukkig bleek de portier van een klant die we bezochten er één te hebben.” Woordvoerder Erik De Leye van Solvay relativeert: “Grote buitenlandse projecten zijn altijd complex en vergen tijd. Wij zien vooral een goede markt in Rusland. Dat we een partner hebben maakt het makkelijker. Ook krijgen we veel steun van de gouverneur.” Een heikel punt is corruptie. Rusland bekleedt een ‘toppositie’ op de corruptie-index van Transparancy

wereldbevolking. En waar Europa en de VS rap vergrijzen, laten de BRIC’s (Rusland uitgezonderd) juist een grote bevolkingsgroei zien. De BRIC’s vertegenwoordigen samen ook 45 procent van alle werknemers. Dit jaar zal volgens het IMF de economische groei in de BRICs 6,1 procent bedragen, terwijl Europa en de VS het beide met 1,8 procent moeten doen. De grote vraag is uiteraard of de BRIC-landen zulke grote groeiers blijven. Goldman Sachs concludeerde eind 2011 dat de absolute hoogtijdagen voorbij zijn. De grootste groei tot nu toe dateert uit 2007 (9,7 procent). “De opkomst van de BRIC’s en het aandeel van opkomende economieën in de wereldeconomie hebben nog een lange weg te gaan. Maar de grootste verandering in de bijdrage aan groei van de wereldeconomie heeft al plaatsgevonden”, stelt het laatste BRICrapport van de investeringsbank. De BRIC’s vormen geen enkele officiële associatie, maar kwamen in 2009 wel bij elkaar in Jekatarinburg (Rusland) naar aanleiding van de steeds bekender wordende term. Ze maakten op deze topontmoeting afspraken voor nauwere samenwerking. Ook planden ze een vervolgafspraak, maar die heeft nog niet plaatsgevonden. China nodigde daar overigens ook Zuid-Afrika voor uit, waarmee de juiste term misschien wel BRICS is.

groei 2001-2011 (% BBP) 4.0 5.4 8.1 11.4

inwoneraantal (miljoenen, 2009) 194 142 1155 1331

International: het land staat 143e in de ranglijst van 172 landen, terwijl Nederland op plaats 7 staat. Van Koningsbrugges advies bij alles wat naar corruptie ruikt, is overduidelijk: nóóit in meegaan! “Het maakt je chantabel en je weet nooit wanneer het tegen je wordt gebruikt. Bovendien zegt het ook iets over je partner.” Nog meer Rusland-tips? “Neem áltijd een gediplomeerde eigen tolk mee. En weet dat Nederlanders een streepje voor hebben. Niet alleen vanwege Peter de Grote. We zijn ook grondleggers van grote sectoren, zoals de metaalindustrie, het postwezen en de marine.” p


Total Waste Management partner voor de industrie Indaver biedt de industrie totaaloplossingen op het vlak van afvalverwerking, logistiek en onsite beheer. Wij garanderen voor elke afvalstroom – gevaarlijk en niet-gevaarlijk – de beste oplossing op het gebied van techniek en kostprijs. Daarvoor beschikken we over diverse eigen hoogtechnologische installaties en betrouwbare partners. Indaver beschikt over de juiste expertise om complexe afvalprojecten efficiënt te implementeren. Dankzij een transparante dienstverlening die voortdurend wordt geëvalueerd en verbeterd, garandeert Indaver de laagste Total Cost of Ownership. Ondertussen kan de klant zich concentreren op zijn eigen corebusiness. Veiligheid en wettelijke conformiteit zijn steeds van het grootste belang. Op dat vlak neemt Indaver geen enkel risico en worden liabilities vermeden. salesinternational@indaver.nl

Tel. +31 115 61 90 48

www.indaver.nl www.indaver.com

Toonaangevend in duurzaam afvalbeheer


Peter Korevaar (links) en Tom de Greef. De blauwe wenteltrapjes stellen de schroefvormige aggregaten voor waarvan het zelfassemblageproces in het Nature-artikel is beschreven. In de maatkolfjes zitten oplossingen van OPVmoleculen, de moleculaire bouwsteen voor deze supramoleculaire polymeren.

38 Chemie magazine februari 2012


Uitgelicht

Zelfreparerende coatings dichterbij Onderzoekers van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) zijn erin geslaagd een proces van moleculaire zelfassemblage over verschillende routes te volgen en te sturen. Waar voorheen werd gedacht dat de moleculen als vanzelf de juiste structuur vormen, laat dit onderzoek zien dat de assemblage verschillende routes kan volgen. Deze ontdekking is van groot belang voor het begrip van supramoleculaire polymeren.

FOTO: BART VAN OVERBEEKE

Bij moleculaire zelfassemblage organiseren moleculaire bouwblokjes zichzelf tot een zogeheten supramoleculaire structuur. In de levende natuur komt dit veel voor, bijvoorbeeld bij de vorming van celmembranen. Beheersing van de principes van moleculaire zelfassemblage opent de deur naar totaal nieuwe materialen met bijzondere eigenschappen, bijvoorbeeld zelfreparerende coatings. De eigenschappen van deze materialen worden sterk beïnvloed door de manier waarop de bouwblokjes zijn gestapeld. Een klein verschil in stapeling kan tot heel andere eigenschappen leiden. Daarom is het van groot belang het assemblageproces in detail te begrijpen en subtiel te kunnen manipuleren.

Het artikel dat dit fenomeen beschrijft, ‘Pathway Complexity in Supramolecular Polymerization’, verschijnt binnenkort in het gerenommeerde vakblad Nature. Eerste auteur is Peter Korevaar (25), die samen met zijn medeonderzoekers een moleculair bouwblokje gebruikte dat makkelijk te bestuderen is via spectroscopie: S-chiraal oligo(pphenyleenvinyleen), ofwel SOPV. Dit bouwblok vormt bij de start van het assemblageproces eerst wanordelijke clustertjes, die vervolgens doorgroeien in keurig gestapelde linksdraaiende ‘wenteltrappen’. Tot nog toe werd aangenomen dat de zelfassemblage van een molecuul maar één eindproduct kan opleveren en dat de tussenliggende processtappen er niet toe doen. Nu blijkt dat deze stappen juist van groot belang zijn en tot verschillende varianten leiden. Wanneer het assemblageproces van SOPV snel plaatsvindt en wijnsteenzuur toegevoegd wordt, vormen er zich wenteltrappen met omgekeerde draairichting. “Deze kennis kan nu gebruikt worden voor meer toegepaste supramoleculaire systemen, die veel minder gemakkelijk te volgen zijn”, aldus Korevaar. p

De vorming van draaiende polymeerketens van SOPV.

februari 2012 Chemie magazine 39


Hoe Eastman zijn leveranciers selecteert

Veilig en duurzaam in Eastman Chemical Middelburg werkt al enige jaren met een uitgebreide procedure om leveranciers te selecteren. Hierbij beoordeelt het bedrijf hen onder meer op veiligheid en duurzaamheid. “We doen dit omdat we alleen zaken willen doen met betrouwbare leveranciers voor een lange periode”, aldus sitemanager Rien Jonker. Tekst: Erik te Roller

I

n het najaar van 2011 zijn de VNCI en andere brancheverenigingen in VNO-NCW-verband van start gegaan met het programma Veiligheid Voorop om de veiligheid in de bedrijven verder te verbeteren. Het programma omvat tien actiepunten. In het laatste actiepunt staat dat de brancheverenigingen hun leden zullen stimuleren om zich ervan te vergewissen dat de bedrijven waarmee ze zaken doen een solide veiligheidscultuur hebben. Eastman Chemical Middelburg heeft daar ervaring mee. Sinds 2005 volgt het bedrijf een formele procedure om zowel een nieuw product van een bestaande leverancier als een nieuwe leverancier van een bestaand product te beoordelen. Johan Koopmans, verantwoordelijk voor de directe inkoop van grondstoffen: “We kijken bijvoorbeeld of een nieuw product voldoet aan onze interne eisen voor de verpakking, veiligheid en logistieke aanlevering, en of het aan de wettelijke eisen voldoet, zoals de registratie van het product volgens de Europese stoffenwet Reach. Verder bekijken we of het nieuwe product ook om aanpassing van de werkinstructies vraagt.” Al dit soort vragen en antwoorden komen aan de orde in een interne commissie met vertegenwoordigers van de afdelingen productie, engineering, techniek, veiligheid & milieu en management. Samen beslissen zij over de toelating van het product. “Zonder akkoord van de commissie komt een nieuw product

40 Chemie magazine februari 2012

er niet in”, verzekert sitemanager Rien Jonker.

Incidenten voorkomen

Eastman volgt deze grondige procedure om incidenten te voorkomen. Koopmans: “De afdeling onderhoud kan wel zeggen dat het product van een andere leverancier exact hetzelfde is, maar wat als de samenstelling van product toch iets afwijkt? Dat kan ertoe leiden dat onze producten niet meer aan de kwaliteitseisen voldoen of dat er gevaarlijke situaties in de fabriek ontstaan. We letten dus op de details. Zo hebben we kortgeleden van een leverancier uit China geëist dat die zijn product in antistatische big bags verpakt. Bij gewone big bags bestaat namelijk de kans op een stofexplosie, aangezien de zakken bij het lossen met statische elektriciteit worden opgeladen.”

Nieuwe leveranciers

Voor nieuwe leveranciers van bestaande producten volgt Eastman een soortgelijke procedure. Hierbij kijkt het bedrijf naar de kredietwaardigheid van de leverancier en. Ook controleert Eastman of de handelaar de relevante wettelijke regels naleeft, bijvoorbeeld voor stoffenwetgeving (Reach), etikettering (GHS), verpakking, voedselveiligheid en fabricage (GMP). Als de interne commissie akkoord gaat, volgt een proeflevering om te kijken hoe het afleveren van de eerste order verloopt. Is het papierwerk in orde?

Voldoet de truck aan de voorschriften? Spreekt de chauffeur zijn talen? Zo kunnen geen misverstanden ontstaan. Gaat alles goed, dan voegt Eastman deze leverancier toe aan de lijst van goedgekeurde leveranciers. Bij grote leveranciers voert de afdeling veiligheid & milieu ook ter plekke een audit uit, zoals onlangs nog in China bij een leverancier van rosin, een natuurhars uit naaldbomen. Ook de leveranciers van de afdeling indirect procurement (producten anders dan grondstoffen) krijgen een beoordeling. “Bij een groot contract volgt eerst de fase van prekwalificatie, waarbij we nagaan of bijvoorbeeld de leverancier, zijn mensen, producten en machinepark aan de eisen voldoen”, zegt Michael Jasperse, verantwoordelijk voor de indirecte inkoop. “Als alles in orde is, gaat er een verzoek tot kwalificatie naar de interne commissie. Deze beoordeelt de kandidaat-leverancier op verschillende aspecten. Bij grote leveranciers volgt nog een assessment, een soort 360-graden-beoordeling, waarbij zowel Eastman als de leverancier een vragenlijst invult. Daar komen twee spinnenwebdiagrammen uit. Als je die over elkaar heen legt, zie je waar de antwoorden van Eastman niet overeenkomen met die van de leverancier, bijvoorbeeld voor veilig gedrag en continue verbetering. Dat vormt het uitgangspunt voor een verbeterplan. Zo’n exercitie is zeer nuttig, want bij vei-


Veiligheid Voorop

VeiligHeid Voorop

ligheid is het ook belangrijk elkaar te laten weten wat je wederzijds opvalt.” Eastman deelt zijn ervaringen met andere bedrijven, onder andere in het veiligheidsnetwerk Masterclass Zuidwest Nederland en op bijeenkomsten van de VNCI. Jonker: “Ook met de mensen van het Amerikaanse hoofdkantoor van Eastman in Kingsport wisselen we vanzelfsprekend veel ideeën en ervaringen uit.”

Toetsen op duurzaamheid

Twee jaar geleden is Eastman begonnen zijn leveranciers ook te toetsen op duurzaamheid. Het bedrijf hanteert hierbij drie categorieën, namelijk A (voldoet aan de hoogste eisen), B (voldoet nog niet aan alle eisen) en C (matig). Eastman toetst leveranciers via een scala aan aspecten van de people, planet & profit-gedachte bij duurzame ontwikkeling. Via een puntensysteem brengt het bedrijf zijn leveranciers in de drie categorieën onder. Bij harde, meetbare klachten (bijvoorbeeld over verkeerde ver-

pakkingen) krijgt een leverancier minpunten, evenals bij zachte, gevoelsmatige klachten over bijvoorbeeld tekortschietende communicatie. Pluspunten ontvangt de leverancier als hij is opgevallen door bijvoorbeeld extra zijn best te doen, mee te denken over verbeteringen en goede technische ondersteuning te geven. Koopmans verklaart dat Eastman ernaar streeft om alle leveranciers op het A-niveau te krijgen. Hierbij moeten ze onder meer volledig ISO-gecertificeerd zijn, elk jaar een duurzaamheidsrapport uitbrengen en zeer betrouwbaar en kredietwaardig zijn. Jonker: “Door leveranciers te beoordelen hebben we de afgelopen jaren bereikt dat zij nu aan hoge kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. De grote stappen zijn gemaakt. Het gaat nu om kleinere stappen. De leveranciers waarderen het, vooral ook omdat de beoordeling inzichtelijk is. Ze weten wat Eastman belangrijk vindt, onderschrijven dat, en willen graag aan verbeteringen meewerken.”p

Goed veiligheidsmanagement betekent dat bedrijven die grootschalig omgaan met gevaarlijke stoffen niet alleen zelf bezig zijn met veiligheid, maar dit ook moeten verlangen van bedrijven waarmee zij in de keten zaken doen, zoals toeleveranciers, aannemers en dienstverleners. In het kader van het actieplan Veiligheid Voorop stimuleert de VNCI haar leden om zich in Nederland in de keten te vergewissen dat de bedrijven waarmee zij zaken doen een solide veiligheidscultuur hebben. Ketenverantwoordelijkheid dus.

oVer eaSTman

Eastman Chemical Company is een Amerikaans chemisch concern dat wereldwijd chemicaliën, kunststoffen en vezels produceert. In Nederland heeft Eastman twee vestigingen: het Europese hoofdkantoor in Capelle aan den IJssel en de productielocatie in Middelburg, waar harsen voor met name de lijmindustrie geproduceerd worden. februari 2012 Chemie magazine 41

FOTO: TON POORT VLIET

m inkopen

VEILIGHEID VOOROP


foto: shut terstock

SZW komt met hulpmiddel voor veilig werken met chemische stoffen

Reach-handreiking schept duidelijkheid D

Met Reach krijgen gebruikers en producenten van chemische stoffen te maken met nieuwe regels ĂŠn meer informatie over die stoffen. Rest de vraag: hoe moeten bedrijven dit alles vertalen naar het arbobeleid? In januari schoot het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het bedrijfsleven daarom te hulp met de handreiking Reach en Arbo. Tekst: Gerard van Nifterink

42 Chemie magazine februari 2012

e komst van Reach betekent nieuwe regels voor zowel producenten als gebruikers van chemische stoffen. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld te maken met blootstellingsscenario’s die door de fabrikant van de stof zijn opgesteld. Reach levert ook nieuwe informatie over de eigenschappen van stoffen op, die fabrikanten via het veiligheidsinformatieblad (VIB) doorgeven aan de gebruikers ervan. Dat laatste is weer belangrijk voor een goed arbobeleid. Dat klinkt eenvoudig, maar dat is het niet. Aan de ene kant biedt Reach


Stoffen

“Reach is nieuwe wetgeving en behoorlijk ingewikkeld.”

weliswaar onmisbare informatie voor het arbobeleid, maar aan de andere kant zijn er ook belangrijke verschillen tussen Reach en arbo. Volgens Reach zijn sommige stoffen bijvoorbeeld uitgezonderd van bepaalde verplichtingen, terwijl het Arbobesluit juist zegt dat de risico’s van álle gevaarlijke stoffen afdoende beheerst moeten worden. Kortom, overlap en tegenstrijdigheid. Het is daarom de vraag hoe Reach in de praktijk vertaald moet worden naar het arbobeleid, en dat is precies waar veel bedrijven mee blijken te worstelen. Daarom ontwikkelde de Inspectie SZW (de voormalige Arbeidsinspectie) samen met de chemiesector een handreiking om bedrijven te helpen de nieuwe Europese regels in hun arbobeleid op te nemen. Dat leidde tot een brochure met de alleszeggende titel Handreiking Reach en Arbo: Reach-informatie ten behoeve van het Arbo-beleid van bedrijven.

Overzichtelijker

“Reach is nieuwe wetgeving en behoorlijk ingewikkeld,” zegt Renske Beetstra, specialist chemische veiligheid bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en auteur van de handreiking. “Bovendien zijn nog niet alle aspecten van Reach volledig uitgekristalliseerd. Als je alleen rekening houdt met Reach, dan doe je misschien te weinig aan arbo, en vice versa. Als voorbeeld: een fabrikant stelt blootstellingsscenario’s op, maar het kan zo zijn dat die niet helemaal zijn toegesneden op de werkelijke gebruikssituatie. Dat kan weer problemen opleveren met de invulling van het veiligheidsbeleid. De handreiking maakt het nu veel overzichtelijker.” De handreiking is geschreven op basis van een soortgelijk Duits document: Bekanntmachung 409: Nutzung der Reach Informationen für den Arbeitsschutz. Deze publicatie werd een jaar geleden door de Duitse Bundesanstalt für Arbeits-

schutz und Arbeitsmedizin (BAuA) uitgegeven. De versie van SZW is in samenwerking met verschillende organisaties (zoals de Voedsel- en Warenautoriteit, Inspectie Leefomgeving en Transport en branchevertegenwoordigers zoals de VNCI) toegesneden op de Nederlandse situatie.

Overlappingen zichtbaar

De brochure is opgesteld in een vraag- en antwoordvorm en behandelt in verschillende stappen de relatie tussen Reach en arbeidsomstandigheden. Doel van de publicatie is om ervoor te zorgen dat de informatie over stoffen die beschikbaar komt via Reach effectief wordt gebruikt om de veiligheid en gezondheid op het werk te bevorderen. Centraal daarbij staat het VIB (Engels: safety data sheet, SDS) als hét centrale instrument voor informatieoverdracht van Reach. De handreiking is speciaal gericht op de werkgevers, die verantwoordelijk zijn voor veiligheid en gezondheid op het werk. Beetstra: “De handreiking verduidelijkt en maakt overlappingen zichtbaar. Ze is gericht op de fabrikanten, maar vooral op de gebruiker. De fabrikant stelt blootstellingscenario’s op voor Reach, bijvoorbeeld voor het verwerken van een product als verf. Daaruit vloeien maatregelen voort die de gebruiker voor de Arbowet moet nemen. Maar uit een door ons uitgevoerde monitoring bleek dat Reach bij die groep nog niet zo leeft. Misschien is dat ook niet vreemd, want het accent lag tot voor kort vooral op registratie. Nu deze sinds 2010 goed op gang is, beginnen de gebruikers er meer en meer van te merken. Wij merken dat er bij die groep nog te weinig maatregelen zijn genomen om blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen te voorkomen. Natuurlijk, een deel van de bedrijven is op de goede weg, maar het gaat om de bedrijven die nog niet voldoende doen. Het verschilt ook per

branche. Soms ziet men het belang er blijkbaar niet van in. Kijk, als je met stoffen werkt die bij wijze van spreken ook thuis in je keukenkastje staan, dan ben je misschien geneigd om het gevaar niet zo te zien. Dat moet veranderen. Uiteindelijk eisen we dat iedere eindgebruiker voldoet aan de wet. Veilig gebruik van gevaarlijke stoffen is daarbij voor ons een speerpunt.” p De handreiking Reach en Arbo is te vinden op de site van SZW (www.rijksoverheid.nl, zoek naar ‘reach en arbo’)

Dow, Reach en aRbo “De handreiking maakt de relatie tussen Reach en de Arbowet zeker een stuk helderder,” zegt Jan Twisk, arbeidshygiënist bij Dow Benelux B.V. “Er was gewoon te veel onduidelijkheid. Deze guide line geeft op evenwichtige manier aan hoe informatie uit Reach optimaal kan worden vertaald naar arbobeleid. Dat is goed voor ons bedrijf, maar ook voor de handhaver. Het is belangrijk dat die begrijpt hoe Reach-informatie door bedrijven wordt omgezet naar bijvoorbeeld de risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) voor chemische stoffen, zoals die door de Arbowet vereist wordt.” Twisk is verantwoordelijk voor het arbobeleid bij Dow in Terneuzen. Dow, als eindgebruiker van chemische stoffen en als producent ervan, is blij met de handreiking. Twisk: “We weten nu beter hoe we de informatie uit Reach kunnen meenemen in de RI&E van de stoffen waar we mee omgaan. We kunnen ook beter bepalen welke aanvullende informatie we nog moeten verzamelen voor onze eigen typische bedrijfscondities, zoals werken met combinaties van stoffen. Als producent zijn we ook tevreden. Deze handreiking kan ervoor zorgen dat onze klanten de Reach-informatie die wij via het VIB aanbieden op de juiste wijze toepassen, zodat ze op een zo veilig mogelijke manier van onze producten gebruikmaken. Kortom, voor Dow is het belangrijk dat de informatie die we met veel inspanning verzameld hebben voor Reach ten goede komt aan de veiligheid bij de eindgebruikers. Deze handreiking maakt die wisselwerking beter, duidelijker, en het scheelt ook nog eens veel tijd.”

februari 2012 Chemie magazine 43


PLANTMANAGER JAN ELAND, SITEMANAGER BIJ MOMENTIVE

GEEN WOORDEN Van uitdagingen gaat het hart van Jan Eland, sitemanager van Momentive in Pernis, sneller kloppen. “Door de jaren heen heb ik gemerkt dat ik liever een acht maak van een zes dan een negen van een acht.” Tekst: Wim Raaijen

“We moeten vaak snel schakelen, en dan helpt het niet als op belangrijke momenten eigenwijsheid de boventoon voert.”

44 Chemie magazine februari 2012

FOTO: WIM R A AIJEN

R

uim elf jaar geleden wees alles er nog op dat Jan Eland, sitemanager bij Momentive in Pernis, zijn werkzame leven zou slijten bij AkzoNobel. Maar na zestien jaar bij dit bedrijf kwam hij in contact met een voormalige vicepresident van Dow, die hem overhaalde om voor Cytec in Rotterdam te komen werken. “Met die man over productie praten was ontzettend inspirerend. Een echte Texaan, tegen zijn pensioen aan, maar met een schat aan ervaring en een heel duidelijke visie. Nog steeds is hij mijn voorbeeld.” En ook een minder gespreid bedje bleek Eland te inspireren. “Bij AkzoNobel was alles heel goed geregeld en verliepen de


Plant manager of the year

MAAR DADEN processen nagenoeg vlekkeloos. Maar bij Cytec ben ik erachter gekomen dat ik liever een acht maak van een zes dan een negen van een acht.” Toen hij ruim drie jaar geleden door - toen nog - Hexion werd gevraagd om de activiteiten in Pernis te versterken, was hij zeker geïnteresseerd. Toch wilde Eland wel eerst weten wat investeringsmaatschappij Apollo, de eigenaar van Momentive, werkelijk van plan was. Deze clubs staan immers niet bekend om hun strategie voor de langere termijn. “Maar bij Apollo zag ik toch meer visie dan ik van een investeringsmaatschappij verwachtte. Als de investeerder Momentive nog eens verkoopt, wil hij een goede prijs voor een degelijk bedrijf. Alles is gericht op het versterken van de onderdelen.” Vertrouwen genoeg om de overstap te maken.

Reactieve cultuur

Koud binnen bij Momentive werd Eland direct geconfronteerd met een reorganisatie. De bankencrisis ging ook niet voorbij aan de chemie. “Mijn eerste klus was om veertig arbeidsplaatsen te laten vervallen. Geen prettige taak natuurlijk, die veel aandacht vergde. Pas een half jaar later kon ik daardoor beginnen met de veranderingen waarvoor ik was ingehuurd. We zijn toen begonnen met het programma PPP, Proud to Produce in Pernis.” Dat was volgens Eland hard nodig, want veel mensen voelden zich in de steek gelaten na de afstoting van de fabriek door Shell en daaropvolgende verzelfstandiging. Van de ene op de andere dag werkten ze bij een onbekend bedrijf. Bovendien werd er in de voorgaande en daaropvolgende jaren

minder geïnvesteerd in de installaties, waarvan de oudste dateert uit 1953. “Er zijn best wat tegenslagen geweest voor het personeel. Ik trof een reactieve cultuur aan. En dat werd natuurlijk ook door het hoofdkantoor gezien.” De neerwaartse spiraal lag nadrukkelijk op de loer. Deze reactieve cultuur was niet goed voor de kansen van de Pernis-site, terwijl het juist nodig was om investeringen te krijgen die voor nieuw elan konden zorgen. “Pernis is een van de elf epoxylocaties van Momentive, midden in de duurste regio van de wereld. Als we hier investeringen heen willen halen, winnen we het niet op laagste kosten, maar op flexibiliteit. Dat is een belangrijk wapen in de vluchtige epoxymarkt. We moeten in staat zijn om haast hyperactief te reageren op ontwikkelingen in de markt. Mede door het PPP-programma lukt ons dat steeds beter.” En dat wordt ook gezien in het hoofdkantoor. Eland: “We komen in verschillende audits inmiddels als de beste uit de bus en het investeringsniveau is echt gestegen. Onlangs waren we de eerste locatie die bij een financiële audit alles op groen had. Ook op veiligheid scoren we inmiddels hoog. Dergelijke resultaten zijn zeer motiverend.” Toch zit Momentive Pernis nog steeds midden in de cultuurverandering. Het mag van Eland nog wel wat Rotterdamser: geen woorden maar daden. “We moeten vaak snel schakelen, en dan helpt het niet als op belangrijke momenten eigenwijsheid de boventoon voert. Veel werknemers hebben een Shell-verleden. Zij zijn door de jaren heen verwend geraakt. Maar het wordt gelukkig beter, e

DE PLANTMANAGER OF THE YEAR 2012

De Plant Manager of the Yearverkiezing is een initiatief van het blad Petrochem en de VNCI, in samenwerking met Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam. De wedstrijd wil bijdragen aan een positief imago van de Nederlandse procesindustrie door de inspanningen en prestaties van plantmanagers voor onder andere veiligheid, gezondheid, milieu en productiviteit te benoemen en te waarderen. De winnaar wordt bekendgemaakt tijdens Deltavisie 2012 op 7 juni op de RDM Campus in Rotterdam.

MOMENTIVE

Momentive Specialty Chemicals is onderdeel van de Amerikaanse fijnchemiegigant Momentive. Het bedrijf heeft tienduizend werknemers in 117 vestigingen wereldwijd, waaronder vier vestigingen in de regio Rotterdam. Momentive maakt op basis van olieproducten onder meer epoxyharsen, waaruit coatings worden gemaakt. Ook maakt het bedrijf siliconenrubber, kwartsglas, sportartikelen en printplaten voor bijvoorbeeld computers. De jaaromzet bedraagt 7,5 miljard dollar. februari 2012 Chemie magazine 45


“We willen en moeten ons continu verbeteren.”

CV Jan Eland ä Sitemanager Momentive Specialty Chemicals, november ���� – heden ä Sitemanager Hexion Specialty Chemicals, november ���� – januari ���� ä Manufacturing cluster director/site director Cytec Surface Specialties, augustus ���� – oktober ���� ä Manufacturing manager and site director Botlek Cytec Industries, juni ���� – augustus ���� ä Plantmanager Akzo Nobel Car Refinishes, ���� – ����

zoals ook blijkt uit tevredenheidsonderzoeken onder medewerkers.”

Leidende positie

Momenteel heeft Momentive ook veel aandacht voor de betrouwbaarheid van de installaties. “Op dat vlak willen en moeten we ons continu verbeteren. Maar door het onderhoudsniveau op te schroeven verbeteren we de beschikbaarheid van de installaties en komt er meer rust in de productie en de organisatie. Daarom moeten we dat zo slim mogelijk aanpakken.” Om betrouwbaarheid en flexibiliteit zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, heeft Eland de afgelopen tijd fors geïnvesteerd in een solide onderhoudsorganisatie. “We hebben een ervaren onderhoudsmanager aangenomen, en ook verschillende reliability engineers. Die moeten de komende jaren de betrouwbaarheid aanmerkelijk verbeteren.” Overigens heeft hij de organisatie in de hele breedte versterkt met ervaren mensen in het management. “Dat is ook nodig om de veranderingen goed te begeleiden. Zij gaan me helpen om Pernis op een nog hoger plan te krijgen. Dat moet een leidende positie binnen Momentive opleveren, een positie waar we trots op kunnen zijn.” p

�� Chemie magazine februari ����

ADVERTENTIE

Aggregaten; Mobiele lichtmasten; Kabels; Trafo’s; Verdeelkasten; Tijdelijke stroom en lichtvoorziening voor industriële toepassingen. 24 UUR, 7 DAGEN PER WEEK

Parkweg 67a, 4153 XL Beesd T 0345 684000 - F 0345-680907 info@voetverhuur.nl - www.voetverhuur.nl


Valuepark Terneuzen beschikt over 140 hectare ideaal gelegen terrein. Als bedrijf profiteert u van de nabijheid van gevestigde proces industrie waaronder Dow Benelux BV, de ondersteuning van Zeeland Seaports en diensten van service bedrijven die zich hier al gevestigd hebben.

NOG 80 HECTARE BESCHIKBAAR!

Op zoek naar een unieke locatie voor uw proces industrie?

Waarom Valuepark Terneuzen kiezen? - In het hart van de Noord/West-Europese industrialisatie; - Diepzeehaven met directe toegang tot de Noordzee (100.000 dwt); - Uitstekende verbindingen met het achterland via weg, spoor en binnenwateren; - Rail en shortsea container terminal; - Granulaatopslag en -overslag; - Opslagtanks en verwerking; - Diverse utiliteiten inclusief centrale brandbluswatersystemen.

www.vpterneuzen.com Valuepark Terneuzen is een gezamenlijke onderneming van Zeeland Seaports en Dow Benelux.

park your added value where it can grow


24 May 2012 Amsterdam RAI

The

Career Event for

Life Sciences, Chemistry, Food & Pharma Organised for Students, Graduates and Young Professionals on a BSc, MSc and PhD level Main Sponsors Co-Sponsors

Host Sponsor

Program partner

Partners

NETWORK FOR FOOD EXPERTS

Media Partners

Exhibitors (status 2-2-2012)

Your logo here? www.bcfcareerevent.nl

Your logo here? www.bcfcareerevent.nl

For free entrance, register before March 31st and upload your CV

www.bcfcareerevent.nl Powered by:

Hyphen

Projects

Your logo here? www.bcfcareerevent.nl

Your logo here? www.bcfcareerevent.nl


Discussie

“KIJK NAAR HET DOEL VAN DE VERANDERING” In de VNCI-groep op LinkenIn woedt al enige tijd een discussie over de stelling ‘De chemische industrie heeft een slecht imago!’ Vele oorzaken en mogelijke oplossingen passeren de revue. Een samenvatting. Tekst: Igor Znidarsic

W

at direct opvalt is dat van de ruim twintig mensen die tot nu toe hun stem hebben laten horen maar vijf op de loonlijst staan van een chemiebedrijf. De rest zijn mensen die om de chemische industrie heen zwermen. Journalisten, consultants en communicatiemensen domineren de discussie. Is de chemie zelf niet geïnteresseerd in haar imago? Of hebben de (plant)managers hier gewoon geen tijd voor tussen de bedrijven door? Hoe dan ook, de discussie wordt niet mét, maar vooral óver de chemie gevoerd.

OPMERKELIJK “Is de chemie zelf niet geïnteresseerd in haar imago?”

Rook

Ten tweede valt op dat dezelfde argumenten voorbijkomen als in andere discussies van de afgelopen jaren over het (slechte) imago van de industrie: onbekend maakt onbemind, de chemie maakt geen aansprekende eindproducten waardoor het publiek geen relatie legt tussen de industrie en lusten die zij voorbrengt, ze bestudeert in tegenstelling tot biologie en natuurkunde geen zichtbare objecten, incidenten als Chemie-Pack zijn funest voor het imago, en het publiek associeert de sector met hoe hij eruitziet: pijpen en buizen, rook en veiligheidswaarschuwingen. De oplossing wordt net als in vorige discussies vooral gezocht in een betere presentatie: vertellen dat de sector onmisbare dingen maakt, succesverhalen op een aantrekkelijke manier presenteren, de pers benaderen met aansprekende voorbeelden in Jip-en-Janneke-taal. Of, zoals een communicatieconsultant het in ronkende marketingtaal stelt: “Mooie, bijzondere en inspirerende content genereren vanuit de bedrijven en de mensen in de chemie en je hebt een goede next step.” Sommigen waarschuwen dat professioneel campagnevoeren de geloofwaardigheid juist kan ondermijnen: de chemie zal wel iets te verbergen hebben als ze zulke mooie dingen voorspiegelt.

Vet eten

Pas heel laat in de discussie vraagt iemand zich af wat eigenlijk het doel is van zo’n imagoverbetering. “De mens heeft de grootste allergie voor risico’s die hij niet zelf kan beïnvloeden”, aldus een medewerker van Agentschap NL. “Zie de weerstand tegen chloortreinen, zendmasten en CO2-opslag in Barendrecht. Ondanks alle uitleg van wetenschappers willen ‘we’ het gewoon niet. Mensen nemen iedere dag veel grotere risico’s (roken, te veel/vet eten, autorijden, tastbare risico’s die ‘zelfcontroleerbaar’ zijn). Conclusie: imago veranderen in de chemie is buitengewoon moeilijk, en ongrijpbare risico’s veroorzaken grote (irreële) publieke angst. De vraag is dus niet wat je moet/kunt doen om het imago te veranderen, maar of het effectief is. Kijk naar het doel van die verandering. Gaat het om meer studenten? Geef chemiestudenten een studiebeurs. Een (in het buitenland) bewezen en effectief middel. Wil de chemiesector trots zijn op zichzelf? Zet de eigen plannen en resultaten af tegen andere sectoren. Maak good speech-voorbeelden voor borrels en verjaardagen. Het imago zodanig verbeteren dat het hele publiek een genuanceerde risicobenadering en waardering heeft van de chemiesector is een te hoge verwachting. Behalve voor de campagnevoerders, die moeten erin geloven voor hun brood.” p

“Mooie, bijzondere en inspirerende content genereren”

“We willen chemie gewoon niet” “Campagnevoerders moeten erin geloven voor hun brood”

WWW

Volg de discussie op: www.vnci.nl/discussie februari 2012 Chemie magazine 49


Transportservice van huis uit LESCHACO – your specialist for supply chain solutions. We offer integrated, intercontinental logistics with responsible care for the chemical industry.

Experienced. Dedicated. Customized.

Logistics – phone +31

and beyond.

(10) 2953 153

Since 1879.

Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AM Rotterdam-Hoogvliet | info@leschaco.nl | www.leschaco.com

Doseren ...

Internationaal Transportbedrijf L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11 E leebv@vanderlee.nl

I www.vanderlee.nl

... transporteren, mengen, breken, zeven: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, effi ciënte en wereldwijde service.

Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36

DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90

Singapore 787813 T +65 64 52 81 33

FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29

NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100

www.gericke.net

gericke.nl@gericke.net

GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140


Starters

Fermentatieve productie van plantaardige geur- en smaakstoffen

Fruitgeur zonder fruit Isobionics is een jonge onderneming die geur- en smaakstoffen produceert. Het in 2008 opgerichte bedrijf doet dit via een fermentatieproces dat gebaseerd is op technologische kennis die DSM heeft ontwikkeld. Inmiddels zijn er twee producten op de markt: een sinaasappel- en een grapefruitgeuraroma. Tekst: Emma van Laar

I

sobionics ontwikkelt en produceert voor bijvoorbeeld frisdrankfabrikanten geuren smaakstoffen, de zogeheten isoprenoïden. Microorganismen maken deze plantaardige geur- en smaakstoffen door suiker te fermenteren. Het in januari 2008 door Toine Janssen opgerichte bedrijf is een spin-out van DSM en bevindt zich op Chemelot in Geleen. De start verliep voortvarend: in twee maanden schreef Janssen een businessplan, en ook de financiering was gauw rond. Het bedrijf heeft al twee producten, en de derde geuren smaakstof is in de maak.

Micro-organismen

De geoctrooieerde technologie van DSM wordt gebruikt en verder ontwikkeld door Isobionics. “Eigenlijk kunnen we via micro-organismen elk plantaardig product maken, maar we focussen ons op isoprenoïden”, vertelt Janssen. “Er zijn bijna drieduizend van deze smaak- en geurstoffen. We zijn van start gegaan met valenceen (sinaasappel – red), en inmiddels hebben we ons tweede citrusaroma, nootkatoon (grapefruit – red), op de markt gebracht.” Sinds september 2011 wordt valenceen grootschalig geproduceerd in een fabriek in Capua, terwijl nootkatoon in november 2011 op de markt is geïntroduceerd. Traditioneel worden deze

geur- en smaakstoffen gewonnen via destillatie uit sinaasappel- en grapefruitschillen. “Een behoorlijk omslachtig en energievergend proces,” stelt Janssen, “en bovendien afhankelijk van seizoensinvloeden en de oogst. Ons fermentatieproces zet suikers om in de aroma’s. Daarna scheiden we de geurstof uit het mengsel. Met ons efficiënte productieproces zijn we bovendien in staat om een betere en constante kwaliteit te leveren. De zuiverheid van ons valenceen is hoger: 85 procent tegenover 70 procent bij de oude methode. Ook onze bereiding van nootkatoon geeft een dergelijk voordeel. Daarnaast is de CO2-voetafdruk veel beperkter en is bij onze productiewijze het gebruik van pesticiden niet nodig.”

Toekomst

Isobionics werkt continu aan procesverbetering. “Zo kunnen we de opbrengsten vergroten en de kosten drukken om zo goed mogelijk te concurreren”, voorspelt Janssen.

“De micro-organismen die we ontwikkelen bepalen de kwaliteit van het eindproduct. Daarom zullen we ze de komende jaren blijven optimaliseren. Op dit moment zitten we met onze kostprijs op marktniveau, maar lagere kosten komen binnen bereik.”

Tips

Volgens Janssen is het verstandig om als starter in de chemie rekening te houden met lange doorlooptijden. “Wij hebben ons product met vier jaar relatief snel op de markt weten te krijgen, maar voor investeerders is dat alsnog een lange periode. In de chemie is het rond krijgen van de financiering lastig. Ik denk dat het daarom verstandig is om je flexibel op te stellen en marktgericht te zijn. Neem zo snel mogelijk klanten mee aan boord en pas je producten aan naar hun wensen. Daarnaast is het verstandig om snel je kostprijs te bepalen, hoe moeilijk ook, en voor ogen te houden of je plannen haalbaar zijn.” p februari 2012 Chemie magazine 51


Verwerkers van gevaarlijk afval - afvalwater, zuren, logen, beits, ontvettingsbaden, vaste stof, terugwinning metalen

s Distributie chemicaliën

s Mengen van chemicaliën

s Regeneratie/recycling ionenwisselaars

Wetering 19, 6002 SM Weert T (0495) 457901 F (0495) 457911 E bredox@bredox.nl I www.bredox.nl

Tijdelijk of semi permanent behoefte aan extra warmte en/of energie? Uw bron van informatie bij het kopen of huren van ketelinstallaties voor stoom, warm en heet water. Verhuur • warmwaterketels tot 8 MW • heetwaterketels tot 12 MW • automatische expansie-inrichtingen • stoomketelunits tot 28 barg van 400 kg/hr tot 16.000 kg/st • ontgassers, voedingswatertanks, ontharders • olietanks 3, 5, 10 en 20m3 • in container, buitenopstelling of romneyloodsen

Services • 24 uurs storingsdienst • leidingwerkmontage • onderhoud • engineering

Milieuzorg • Low-NOx installaties • geluidsbesparende omhuizingen • CE normering

www.ecotilburg.com Postbus 899, 5000 AW Tilburg - Hectorstraat 23, 5047 RE Tilburg - Tel: 013 5839440 - Fax: 013 5358315 - E-mail: info@ecotilburg.com


Column

hoofdredacteur witte kever

Gr oen dri jfG a s

AkzoNobel gaat de capaciteit van de dimethyletherproductie (DME) in Rotterdam-Europoort uitbreiden naar 45.000 ton per jaar. De expansie moet ervoor zorgen dat er voldoende DME beschikbaar is op de markt en is onderdeel van AkzoNobels streven om de eerste ‘groene’ DME-producent en -leverancier te worden. Dimethylether is een milieuvriendelijk drijfgas voor spuitbussen. p

foto: Ca sper ril a

B e d r i j v e n

Igor Znidarsic is hoofdredacteur van chemie magazine

no va mid & a k ulon

DSM gaat investeren in zijn polymeriseereenheid in Kaohsiung in Taiwan om de productie van de polyamiden Novamid en Akulon uit te breiden. De fabriek is sinds 2010 onderdeel van DSM en produceert al speciale polyamiden voor de Novamide-productlijn. Deze investering is in lijn met de strategie van DSM om te groeien in Akulonen Novamid-polyamide en om sterker aanwezig te zijn in Azië. p

t echno wat er

Skion, het investeringsbedrijf van de Duitse onderneemster Susanne Klatten, neemt een aandeel van 20 procent in watertechnologiebedrijf Paques in het Friese Balk. Skion verkrijgt deze positie via een acquisitie van aandelen van de familie Pâques en een kapitaalsverhoging. De transactie helpt Paques de investeringen in innovatie en de implementatie en valorisatie van nieuwe technologieën te versnellen. p �

tonnen zuur

AkzoNobel gaat zijn mondiale positie op de markt voor monochloorazijnzuur (MCA) versterken. Onlangs gaf het bedrijf opdracht tot uitbreiding van de MCA-productiefaciliteit in Delfzijl, die nu een capaciteit heeft van meer dan 100.000 ton per jaar. Tegelijkertijd breidt AkzoNobel de MCA-productiecapaciteit in het Chinese Taixing uit tot 100.000 ton per jaar. p

"Beter pikken we het."

Het nieuws was al enkele jaren oud, maar ik had er als betrekkelijke nieuweling in de wondere wereld der chemie nog nooit van gehoord. Het klonk ook een beetje als een 1-april-grap, ware het niet dat het 20 december was. Bovendien leek bestuurslid Graeme Armstrong van AkzoNobel me niet bepaald iemand die tijdens de Chemie Conferentie 2012 de zaal voor de gek ging zitten houden. Oplossingen voor de toekomst, daar had hij het over in zijn presentatie. Hoe ga je als verfproducent bijvoorbeeld om met de toekomstige schaarste aan titaniumdioxide, basisgrondstof voor witte verf? Met andere woorden: hoe houden we de Jan des Bouvries van deze wereld aan het werk? Het antwoord komt uit de natuur, zo liet Armstrong weten. En hij toonde een plaatje van een kever. Dat was dus geen grap. Het beestje heet Cyphochilus, leeft in Zuidoost-Azië, en is zelfs witter dan melk. Witter dan wit dus. Zo wit hadden de wetenschappers het nog niet gezien, en ze stonden aanvankelijk dan ook voor een raadsel. Inmiddels heeft nader onderzoek uitgewezen dat de hagelwitte kleur niets te maken heeft met pigment, maar alles met de oppervlaktestructuur van het schild van de kever. Dat is slechts 5 micrometer dun en heeft schubben die elkaar overlappen en die gemaakt zijn van een soort draadjes. Die structuur verstrooit het invallende licht op een buitengewoon efficiënte wijze, en dat maakt het beestje zo wit. “Cool nanotechnology”, aldus Armstrong. Als we de structuur van dit schild kunnen nabootsen, kunnen we bijvoorbeeld ons papier nog witter maken, onze tanden nog stralender, en onze lampen nog helderder. ‘Biomimetica’ heet het onderzoek naar de werking van systemen in de natuur en de technologische toepassing daarvan. Het heeft al heel wat opgeleverd: klittenband is afgekeken van de haakjes van klitvruchten, nanohaartjes als kleefstof hebben we dankzij de lamellae onder de poten van gekko’s, zwempakken met minder weerstand zijn afgekeken van de huid van een haai, en zelfreinigende deklagen zijn rechtstreeks gecopypasted van de zelfreinigende eigenschap van het blad van de lotusplant. Eindeloos prutsen in een lab en proberen het wiel uit te vinden is soms dus helemaal niet nodig. Beter pikken we het van de natuur. p

februari 2012 Chemie magazine 53


Service

Colofon

MENSEN NEDERLANDSE COSMETICA VERENIGING

Frank Pierik is de nieuwe voorzitter van de Nederlandse Cosmetica Vereniging (NCV). Hij volgt Pieter Maarleveld op, die zijn functie neerlegt nadat hij van 2008 tot 2012 voorzitter was. Pierik is general manager van Coty Benelux, Division Coty Beauty, en is al jaren actief betrokken bij de NCV. Mei 2011 trad hij tot het bestuur toe.

Chemie magazine is het maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en verschijnt 11x per jaar Redactie

PURAC

Jan van Breugel is sinds 1 januari chief technology officer bij Purac, een CSMonderneming in natuurlijke voedselconserveringsmiddelen, milieuvriendelijke chemicaliën en duurzame plastics. Hij volgt Rop Zoetemeyer op, die met pensioen is gegaan en voor Purac speciale projecten gaat uitvoeren. Van Breugel is al 22 jaar werkzaam bij Purac. Zijn laatste functie was innovation director chemical & pharma.

Igor Znidarsic (hoofdredacteur) Drs.ing. Inge Janse (eindredacteur) Jos de Gruiter (redacteur) Contact redactie Loire 150, 2491 AK, Den Haag T 070 337 87 28, F 070 320 39 03 E redactie@vnci.nl

CEFIC

Sjoerd Looijs wordt per 1 mei voor een periode van drie tot vier jaar gedetacheerd bij koepelorganisatie Cefic. Hij zal daar het Europese Responsible Care-programma coördineren en verder ontwikkelen. Hij heeft voorheen al veelvuldig werkzaamheden voor Cefic en het mondiale ICCA verricht. Sinds 1 februari werkt hij al een dag per week in Brussel. Looijs was sinds 1997 senior beleidsmedewerker Responsible Care bij de VNCI. Hij ziet zijn vertrek naar Cefic als een mooie stap in zijn carrière.

Medewerkers Ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Gerard van Nifterik, Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving Curve, Haarlem Advertentie-exploitatie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, T 070 323 40 70,

VNCI ONLINE WWW.VNCI.NL

Website met onder meer dagelijks nieuws, het archief van Chemie magazine en alles over de chemische industrie in Nederland WWW.VNCI.NL/NIEUWSBRIEF

Gratis nieuwsbrief met daarin wekelijks het laatste nieuws over de chemische industrie en de VNCI

TWITTER.COM/VNCI

De VNCI op Twitter met het laatste nieuws, vacatures en reactiemogelijkheden op alle berichten

WWW.VNCI.NL/LINKEDIN

Discussieer mee met meer dan 1000 betrokkenen uit de chemische industrie en bezoek de vacatures in de LinkedIn-groep van de VNCI 54 Chemie magazine februari 2012

VOLGENDE MAAND (22 MAART)

BRIC-LAND CHINA ADVIES TASKFORCE GROENE GROEI

SECURITY STEEDS BELANGRIJKER

INTERVIEW MET TJERK WAGENAAR (NATUUR & MILIEU) INTEGRALE TOEKOMSTVISIE OP TRANSPORT EN LOGISTIEK MAARTEN DANKLOFF (ARKEMA) OVER HET VEILIGHEIDSBEHEERSSYSTEEM

E dm@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie Druk DeltaHage, Den Haag Abonnementen Chemie magazine is gratis voor VNCIleden en voor leden van de aangesloten lidverenigingen. Voor anderen bedragen de abonnementskosten per jaar 80 euro in Nederland en 100 euro in overige landen (incl. btw). Abonnementen eindigen per 31 december. Als niet voor 1 november wordt opgezegd, loopt het abonnement door. Nieuwe abonnementen/mutaties schriftelijk opgeven via crs@vnci.nl. Meer info: 070 337 87 28 Overname Overname van artikelen uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven Beeld cover Casper Rila ISSN 1572-2996

EN NOG VEEL MEER…


chemistry, blends & knowledge

AD Productions B.V. is gespecialiseerd in het formuleren

en mengen van chemische vloeistoffen en poeders AD Productions B.V.

services

Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart

T +31 (0)167 - 526 900 F +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com

matching the best in chemistry & life-sciences

www.cls-services.nl

Dedicated to Excellence

recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.