VNCI Responsible Care-rapport 2011

Page 1

R e s p on s ibl e C a r e r a p p or t

VNCI

2011

Responsible Care

OUR COMMITMENT TO SUSTAINABILIT Y


R e s p on s ibl e C a r e r a p p or t

VNCI

2011

V o or w o ord Prestaties inzichtelijk en meetbaar maken, luisteren naar de samenleving en vervolgens het initiatief voor verbeteringen nemen. Dit zijn wezenlijke elementen van het Responsible Care-programma. Het past in de huidige tijdsgeest waarin bedrijven een gewaardeerd onderdeel van de samenleving willen vormen. Dat geldt ook voor de VNCI en haar leden, die hier daarom ook de komende jaren met volle overtuiging mee willen verder gaan.

De vragenlijst is uitgebreid met het thema ‘Security’, zodat stakeholders kunnen zien op welke manieren de chemische industrie de beheersing van risico’s door dreiging van buitenaf ter hand neemt. Door de toevoeging van vragen over de wijze waarop bedrijven hun ecofootprint willen gaan verminderen, ontstaat meer inzicht in de langeretermijndoelstellingen van de branche voor Responsible Care.

In de nieuwe opzet van het Responsible Care-rapport dat voor u ligt, heeft de VNCI een aantal veranderingen doorgevoerd. Zo hebben we in het rapport duidelijker aangegeven op welke manieren de VNCI-lidbedrijven in de dagelijkse praktijk invulling geven aan het programma. Ook geeft het rapport een beter inzicht in de verenigingsdoelstellingen van het Responsible Care-programma. Daarmee komen we eveneens tegemoet aan de wensen van onze stakeholders, zoals die onder meer werden uitgesproken tijdens de stakeholderdialoog met de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO).

Colette Alma directeur VNCI

Nieuw zijn ook de aanvullende vragen over procesveiligheid in de Responsible Care-vragenlijst die de vereniging jaarlijks naar haar leden uitstuurt. Met deze vragen krijgt het actieprogramma Veiligheid Voorop, dat opgezet werd naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk, meteen een plaats in Responsible Care.


Inhoud 2

Onafhankelijk assurance-rapport

4

Samenvatting

6

Summary

8

26 26 27 28 29 31

1 Responsible Care en de VNCI: prioriteiten en activiteiten 2011 Inleiding Stakeholderdialoog & de hieruit voortvloeiende activiteiten 2 Responsible Care en de VNCI-leden Inleiding Wat is de bijdrage van de leden aan de Responsible Care kernprincipes ? Wat is de bijdrage van de leden aan de overige acht sleutelelementen van de Global Charter? 3 Veiligheid & Gezondheid Inleiding Actieplan Veiligheid Voorop Arbeidsomstandigheden 4 Ontwikkelingen overige Responsible Care-thema’s 4.1 Security 4.2 Transport 4.3 Global Product Strategy 4.4 Milieu 4.5 Energie & klimaat

34

5 Responsible Care in de praktijk

10 10 12 17

22 22 22 25

De kwantitatieve gegevens per thema vindt u op www.vnci.nl/rc.


On a f h a nk el i jk a s s ur a ncer a p p or t Inleiding De directeur van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (verder: VNCI) heeft ons verzocht zekerheid te verstrekken bij het ‘Responsible Care Rapport 2011’ (hierna: het Rapport). Het Rapport is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de directeur van de VNCI. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake het Rapport te verstrekken.

Reikwijdte In het Rapport beschrijft de VNCI de inspanningen en resultaten op het gebied van het Responsible Careprogramma. Onze werkzaamheden zijn gericht op het verschaffen van een beperkte mate van zekerheid dat de informatie in het Rapport, in alle van materieel belang zijnde aspecten, in overeenstemming met de rapportagecriteria is weergegeven. De werkzaamheden die worden verricht bij het verkrijgen van een beperkte mate van zekerheid zijn gericht op het vaststellen van de plausibiliteit van informatie en zijn geringer in diepgang dan de werkzaamheden die worden verricht bij het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid.

Rapportagecriteria De VNCI heeft zich voor het opstellen van het Rapport gebaseerd op de rapportageprincipes afgeleid van het Responsible Care programma. De rapportageprincipes worden toegelicht op pagina 40 en 41.

Assurance-standaard We hebben onze opdracht uitgevoerd in overeenstemming met de “International Standard for Assurance Engagements (ISAE) 3000: Assurance Engagements other than Audits or Reviews of Historical Information”. Op basis van deze standaard is het onder andere vereist dat de leden van het assurance-team over de specifieke kennis, vaardigheden en vaktechnische bekwaamheden beschikken die nodig zijn om de Duurzaamheidsinformatie in het Verslag te kunnen begrijpen, de vereiste assurance informatie daarover te kunnen identificeren en verzamelen alsmede dat die leden voldoen aan de vereisten van de Ethische Code voor Professionele Accountants van de Internationale Federation of Accountants, inclusief onafhankelijkheid.

Verrichte werkzaamheden Onze werkzaamheden gericht op het verkrijgen van een beperkte mate van zekerheid bestonden uit: • het evalueren van de resultaten van de stakeholderconsultaties van de VNCI;

2

• het uitvoeren van een media-analyse in relatie tot de VNCI in de rapportageperiode; • het afnemen van interviews met relevante medewerkers ter beoordeling van de in het Rapport opgenomen informatie; • het beoordelen van de systematiek en de grondslagen van informatieverzorging en verslaggeving die bij het opstellen van het Rapport zijn gebruikt; • bezoeken van drie lidbedrijven om de rapportagewijze voor de aangeleverde milieu- en veiligheidsgegevens door de bedrijven te beoordelen; • het beoordelen van de informatie in het Rapport aan de hand van interne en externe documenten; • het evalueren of de informatie in het Rapport in lijn is met onze algemene kennis van en ervaring met de chemische sector. Tijdens ons onderzoek hebben wij de noodzakelijke wijzigingen in het Rapport besproken met de VNCI en hebben wij vastgesteld dat deze wijzigingen adequaat zijn verwerkt in de definitieve versie van het Rapport.

Conclusie Uit onze werkzaamheden is niet gebleken dat de informatie in het Rapport niet, in alle van materieel belang zijnde aspecten, in overeenstemming met de rapportagecriteria is weergegeven.

3

Aan de lezers van het ‘Responsible Care Rapport 2011’ van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie.

Commentaar Zonder dat deze observaties de strekking van ons assurance-rapport aantasten, verdienen de volgende zaken naar onze mening de aandacht: • Zoals toegelicht op pagina 40 van het Rapport, betreft de interne beheersing van VNCI met betrekking tot de door de lidbedrijven aangeleverde informatie een desktoprevieuw waarbij de informatie wordt beoordeeld op plausibiliteit. Er vinden geen lokale verificatiewerkzaamheden plaats. Wij adviseren de VNCI om de beheersingsmaatregelen uit te breiden, bijvoorbeeld met locale verificatiewerkzaamheden, om de kwaliteit van de informatie die door de lidbedrijven wordt aangeleverd verder te verbeteren. • De VNCI heeft de afgelopen jaren over het onderwerp duurzaamheid in het kader van Responsible Care gerapporteerd. Dit jaar wordt niet expliciet over duurzaamheid gerapporteerd, ook bevat de Responsible Care-vragenlijst nog beperkt duurzaamheidsvragen. Gezien het belang van duurzaamheid voor veel VNCI lidbedrijven, adviseren wij de VNCI om de relatie tussen duurzaamheid en Responsible Care te verduidelijken en hierover te rapporteren. Amstelveen, 18 mei 2012 KPMG Sustainability, onderdeel van KPMG Advisory N.V. W.J. Bartels RA, partner


S a menvat t ing

De VNCI legt in het Responsible Care-rapport 2011 de nadruk op het inzichtelijk maken hoe haar leden in de dagelijkse praktijk invulling geven aan het programma. Deze informatie komt onder meer uit de Responsible Care-vragenlijst die de VNCI jaarlijks onder haar leden uitstuurt. Ook maakt het rapport duidelijk welke doelstellingen de vereniging nastreeft met het programma. Daarmee honoreren we de wensen van onze belanghebbenden, zoals die onder meer werden uitgesproken tijdens de stakeholder-

dialoog met de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). Vanwege de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk ligt de focus van het rapport deze keer vooral op veiligheid . Door het incident rezen in de maatschappij grote twijfels over de veiligheid in de branche. Dit vormde reden voor de vereniging om met VNO-NCW het initiatief te nemen voor het actieprogramma Veiligheid Voorop, dat via tien actiepunten een solide veiligheidscultuur bij alle VNCI-leden wil creëren. De VNCI heeft meteen aanvullende vragen over procesveiligheid in de Responsible Care-vragenlijst opgenomen, zodat stakeholders kunnen zien hoe bijvoorbeeld de overheid de veiligheidsbeheerssystemen (VBS) van de bedrijven heeft beoordeeld. Uit de rapportage blijkt overigens dat 80 procent van de 80 bedrijven die de vragenlijst hebben ingevuld de acht elementen van het VBS redelijk of goed heeft geïmplementeerd. Dit Responsible Care-rapport gaat op hoofdlijnen in op ontwikkelingen voor security, transport, Global Product Strategy, milieu, energie en klimaat. Daaruit komt het beeld naar voren van een sector die op de verschillende terreinen opnieuw stappen voorwaarts heeft gemaakt. Zo blijkt uit de cijfers van het CBS (deze cijfers gaan over 2010) dat de dalende trend in de uitstoot van de zogeheten NEC-stoffen (NOx, SO2 en NMVOS) van de afgelopen jaren zich in 2010 heeft voortgezet. Dat komt niet alleen doordat chemiebedrijven vanwege het Responsible Care-program-

4

ma continu maatregelen nemen om de uitstoot van deze stoffen terug te dringen, maar is tevens het resultaat van het proces waarin de overheid de eisen in de milieuvergunning door de jaren heen heeft aangescherpt.

gebruiken. In het kader van de Routekaart Chemie 2030 zijn er een aantal projecten bij VNCI-leden bekeken om na te gaan of de betreffende projecten zorgen voor CO2 -reductie.

Opvallend is dat steeds meer met name grotere chemiebedrijven vanwege de Global Product Strategy (GPS) relevante, voor de leek begrijpelijke informatie over stoffen via hun websites met de buitenwereld delen. Doel van GPS is immers dat afnemers van chemische producten via een zogeheten Safety Summary Sheet kort en bondig worden geïnformeerd over de fysische en chemische eigenschappen van een stof, de mogelijke effecten ervan op gezondheid en milieu, en wat je eraan kunt doen om die te voorkomen.

Het laatste hoofdstuk van het rapport gaat in op hoe chemiebedrijven het Responsible Care-programma in de praktijk brengen. Sabic won bijvoorbeeld de Responsible Care-prijs 2011 voor zijn inspanningen om het vervoer van gevaarlijke stoffen zo veilig mogelijk te maken. Daarnaast kreeg Nyrstar Budel een eervolle vermelding voor een educatieve veiligheidsdag met leerlingen van basisscholen uit de omgeving. AkzoNobel kreeg deze vermelding ook vanwege de restwarmte die afvalverwerker Twence via een twee kilometer lange stoomleiding aan het chemiebedrijf levert, wat onder meer zorgt voor een lagere CO2-uitstoot.

Nieuw zijn de verschillende initiatieven die in 2011 zijn gestart om de soortenrijkdom te beschermen. Zo hebben Dow en Yara de ‘Coalitie Biodiversiteit 2010’ ondertekend, waarmee zij verklaren zich op provinciaal niveau in te zullen zetten om onder meer via concrete acties mensen bewust te maken van het belang van biodiversiteit. Ook voor energie & klimaat zijn goede resultaten geboekt. Uit de resultaten van het MEE–convenant blijkt dat de energie-efficiency (uitgedrukt in energiegebruik per ton product) met 3,3 procent is verbeterd ten opzichte van 2009. Daarmee zet de trend van de afgelopen jaren zich voort dat bedrijven steeds minder energie per ton product

5

De chemische industrie hecht veel belang aan de voortdurende verbetering van haar prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu. Daarom nemen alle leden van de VNCI verplicht deel aan het wereldwijde Responsible Care-programma, waarvoor de basis in de tweede helft van de jaren tachtig in Canada werd gelegd. De focus van het programma lag in het begin vooral op de industrie zelf, maar in 2006 kwam de wereldwijde organisatie van de chemische industrie (ICCA) met een update: de Responsible Care Global Charter. Via deze vernieuwing streeft de wereldwijde chemische industrie naar nog meer interactie met de belanghebbenden, betere afstemming tussen de programma’s van de diverse landen, meer aandacht voor duurzaam ondernemen en vooral meer transparantie. Prestaties inzichtelijk en meetbaar maken, luisteren naar de samenleving en vervolgens het initiatief voor verbeteringen nemen, passen immers in de huidige tijdsgeest waarin bedrijven een gewaardeerd onderdeel van de samenleving willen zijn.


S umm a ry

In the Responsible Care report for 2011, the VNCI has placed an emphasis on providing concrete information about how its members put the programme into practice on a daily basis. This information is based, among other things, on the Responsible Care survey which the VNCI carries

out each year amongst its members. The report also gives a precise description of the objectives the Association is trying to achieve with the programme. This was something our stakeholders had specifically asked for during the stakeholder dialogue with the Association of Investors for Sustainable Development (VBDO). In light of the fire at Chemie-Pack in Moerdijk, this year the main focus of the report was on safety. Following this incident, there was considerable public concern about the safety of the industry. This prompted the VNCI, together with the VNO-NCW (Main Dutch Business Confederation), to take the initiative and draw up the Safety First action plan, which sets out ten action points to create a solid safety culture within all VNCI member companies. The VNCI also included additional questions about process safety in the Responsible Care survey, which means stakeholders will now have more insight into such issues as the score given by the government for the safety management systems (SMS) of the member companies. This year’s report showed, for instance, that 80% of the 80 companies that took part in the survey had been given a score of “fair” to “good” for the implementation of the eight elements of the SMS.

6

Another significant development was that the Global Product Strategy (GPS) has prompted a growing number of major chemical companies to share relevant information about chemical products on their websites in a way that is understandable for the general public. The basic goal of the GPS is to make sure that buyers of chemical products are issued with a Safety Summary Sheet, which gives a concise description of the physical and chemical characteristics of a product, the possible harmful effects on health and the environment, and what action should be taken to prevent such. New developments included the various initiatives that were started in 2011 to protect biodiversity. For example,

7

The chemical industry places a great deal of importance on the continual improvement of its performance in relation to health, safety, and the environment. That is why it is compulsory for all members of the VNCI (Association of the Dutch Chemical Industry) to take part in the global Responsible Care programme, which was first introduced in Canada in 1985. The focus of the programme was initially on the industry itself, but in 2006 the worldwide organisation of the chemical industry (ICCA) launched an update: the Responsible Care Global Charter. With this new programme, the worldwide chemical industry aims to create even more interaction with stakeholders, to harmonise the programmes of the different countries, to increase the drive towards sustainable business practice, and above all to create more transparency. This is because in today’s modern society, if businesses want to be a valued part of society, they have to provide verifiable measurements for their performance, listen to public opinion, and subsequently introduce initiatives for improvement.

This Responsible Care report provides a general overview of the latest developments in relation to security, transport, Global Product Strategy, environment, energy, and climate. The overall picture painted by the report is of a sector that has once again made progress in each of the different areas. For example, the figures of Statistics Netherlands (for 2010) showed that the trend of recent years of a steady decline in the emissions of so-called NEC substances (NOx, SO2, and NMVOS) continued in 2010. This was not only because chemical companies are continuing to take measures to reduce the emissions of these substances on account of the Responsible Care programme, but also because, over the years, the government has tightened up the requirements for environmental permits.

Dow and Yara signed the ‘Biodiversity Coalition 2010’, which means they have made a commitment to take concrete measures at a provincial level to raise public awareness about the importance of biodiversity. Excellent progress was also made in relation to Energy & Climate. The figures compiled in connection with the Long-Term Energy Efficient ETS Enterprises (LEE) covenant showed that energy efficiency (expressed as energy consumption per tonne product) went up by 3.3% compared to 2009. This is a continuation of the trend in recent years of companies using less energy per tonne product. In connection with the Roadmap for the Chemical Industry 2030 , a number of projects carried out by VNCI members were evaluated to find out if the relevant projects had actually delivered any reduction in CO2 emissions. The final chapter of the report looks at how chemical companies have put the Responsible Care programme into practice. For example, Sabic won the Responsible Care Award 2011 for its efforts in making the transport of dangerous goods as safe as possible. In addition, Nyrstar Budel received a commendation for its educational safety day for children in local primary schools. AkzoNobel also received a commendation for the residual heat that waste processor Twence supplies to the chemical company through a 2 km steam pipeline, which, amongst other things, contributes to a reduction in CO2 emissions.


1 Re sp on sibl e C a r e en de V NCI

p riori t ei t en en a c t i v it ei t en 2 011

VNCI

Responsible Care-rapport besteedt meer aandacht aan wensen stakeholders

De chemische industrie hecht veel waarde aan verbetering van haar prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu en de communicatie daarover. Hiervoor nemen alle leden van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) deel aan het wereldwijde programma Responsible Care (RC). Alle leden van de VNCI hebben zich in 2008 (her)aangemeld voor het wereldwijde RCprogramma. Ieder jaar rapporteren we via het RC-rapport over onze prestaties. Het RC-programma is in de tweede helft van de jaren tachtig ontstaan in Canada. Inmiddels wordt het programma in 53 landen uitgevoerd, waaronder Nederland, waar het programma in 1992 is gestart. In 2006 kwam de wereldwijde organisatie van de chemische industrie (ICCA) met een update: de Responsible Care Global Charter. Het idee achter de Global Charter is dat bedrijven beter laten zien wat zij doen voor Responsible Care. Dat betekent onder meer transparantie over de prestaties, resultaten en tekortkomingen, een luisterend oor bieden aan de samenleving, en verificatie. Daarom laat de VNCI sinds 2009 het Responsible Care-verslag formeel verifiëren door een onafhankelijke partij: KPMG Sustainability.

Stakeholderdialoog & de hieruit voortvloeiende activiteiten Jaarlijks treedt de VNCI in gesprek met verschillende stakeholders. Ook heeft de VNCI regelmatig overleg met haar formele stakeholder, de Bestuurs Advies Commis-

sie (BAC). Deze commissie adviseert het bestuur van de VNCI. In 2011 heeft de VNCI een verdiepingsslag gemaakt door uitbreiding van de groep stakeholders en door nieuwe invalshoeken aan te dragen voor duurzaamheid. Samen met de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) organiseerde de VNCI in 2011 een stakeholderdialoog met deze vernieuwde opzet. Tijdens de bijeenkomst gaven de stakeholders onder meer aan dat ze de thema’s van het Responsible Care-programma relevant vinden en dat het merendeel van de onderwerpen in lijn is met de doelen van de VNCI. Tegelijkertijd waren er ook kritische geluiden te horen. Zo vonden de aanwezigen dat de ambities van een aantal onderdelen van het rapport (Innovatie & Duurzaamheid, Transport, Milieu en Energie & Klimaat) nog niet voldoende waren. Ook gaven ze aan dat de duidelijkheid in de rapportage over de onderwerpen Veiligheid, Gezondheid & Security, Transport, Milieu en Energie & Klimaat verder verhoogd kan worden. Een van de grootst mogelijke verbeterpunten was volgens de stakeholders de kwantificering van de doelstellingen van het programma. Het Responsible Care-rapport is in hun ogen te weinig analyserend. De VNCI zou daarom meer toelichting kunnen geven op de rol en verantwoordelijkheid van de chemische industrie, en daaraan het grotere plaatje van de industrie in de toekomst kunnen verbinden. Dit jaar heeft de VNCI de RC-vragenlijst uitgebreid. Er zijn vragen toegevoegd die meer inzicht geven in de prestaties voor veiligheid. Deze vragen houden verband met het actieprogramma Veiligheid Voorop, waarvoor de VNCI samen met VNO-NCW het initiatief heeft genomen naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk.

8

Ondanks dat Chemie-Pack geen VNCI-lidbedrijf is, heeft de brand een grote impact gehad op het werk van de VNCI. De vereniging vraagt nu onder meer of bedrijven leading indicators hanteren die aangeven wat een bedrijf doet om ongevallen te voorkomen, zoals hoeveel veiligheidsinspecties het senior management jaarlijks uitvoert. Het Responsible Care-rapport van dit jaar staat daarom voor een groot deel in het teken van veiligheid. Net zoals vorig jaar zijn er vragen opgenomen over sociale zaken in de RC-vragenlijst, zoals het aantal vrouwen in de top en de verhouding tussen autochtone en allochtone werknemers. In de nieuwe opzet van het rapport geeft de vereniging onder meer aan welke bijdrage de leden leveren aan de belangrijkste onderdelen van het Responsible Care-programma. Dit vormt een groot verschil met het vorige rapport, waarin de nadruk vooral op de rol van de VNCI lag. Tevens geeft het nieuwe rapport meer inzicht in de doelstellingen die met de activiteiten van de VNCI worden beoogd. Een deel van deze onderwerpen kwam onder meer aan bod tijdens de jaarlijkse Responsible Care-dag van de VNCI in 2011. De vereniging is inmiddels bezig een tool te ontwikkelen waarmee bedrijven hun ‘securitybehoefte’ in kaart kunnen brengen. Ook is de VNCI met onderzoeksbureau Ecofys doorgegaan met het project ‘Eco-footprint Nederlandse chemische industrie’ om haar eigen ecologische voetafdruk vast te kunnen stellen. Verder zal de VNCI in 2012 de Routekaart Chemie 2030 afronden. In deze routekaart brengt de VNCI (samen met een aantal andere partijen, waaronder organisatiebureau Berenschot, energieon-

9

Inleiding

derzoekscentrum ECN en de Universiteit Utrecht), in kaart hoe de sector kan bijdragen aan reductie van de CO2-uitstoot. Zij kijkt hiervoor naar lopende en geplande projecten en onderzoeken. Ook inventariseert zij wat er nog meer gedaan kan worden om de doelstelling van de Regiegroep Chemie van 50 procent CO2-reductie in 2030 te halen. Daarmee komt de vereniging in haar ogen voor een deel tegemoet aan de wensen van de stakeholders die tijdens de dialoog met de VBDO werden uitgesproken. De VNCI publiceert het Responsible Care-verslag tegelijkertijd met het jaarverslag om beide publicaties meer met elkaar in lijn te brengen en de actualiteit te vergroten. Daardoor is wel sprake van enige overlap, want het jaarverslag vermeldt ook de Responsible Care-gerelateerde zaken. De onderliggende data van de grafieken in dit rapport hebben betrekking op het kalenderjaar 2010. Dat heeft te maken met de beschikbaarheid van data van andere partijen zoals het CBS en e-PRTR, die in sommige gevallen later beschikbaar komen.


2 en de V NCI-l eden

Inleiding Het Global Charter van Responsible Care telt negen sleutelelementen. De VNCI is verantwoordelijk voor de invoering van het tweede sleutelelement (zie kader). Hierover is in het RC-rapport 2010 gerapporteerd. In dit rapport ligt meer de nadruk op de rol van de leden bij de invulling van de belangrijkste doelen van het Responsible Care-programma. Daarbij gaat het om de bijdrage van de leden aan de overige acht sleutelelementen. Onder sleutelelement één vallen in totaal zes kernprincipes, die variëren van het continu verbeteren van de prestaties op het gebied van Veiligheid, Gezondheid en Milieu om schade aan mens en milieu te voorkomen tot het samenwerken met overheden om aan wet- en regelgeving te voldoen of zelfs daarop vooruit te lopen. Hiernaast worden de zes kernprincipes en de negen sleutelelementen benoemd en uitgelegd. Deze geven de bijdrage van de leden weer aan het Responsible Care Global Charter-programma. Een voorbeeld hiervan is dat bedrijven zorgen voor de verbetering van het beheer van chemische producten door voor de leek begrijpelijke samenvattingen over het juiste gebruik hiervan te publiceren op hun websites.

Responsible Care Global Charter-sleutelelementen

Responsible Care-kernprincipes

1) De kernprincipes van het mondiale Responsible Careprogramma invoeren 2) De beleidsprincipes van de nationale Responsible Care-programma’s invoeren

1) Voortdurend de kennis van en de prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu van onze technologieën, processen en producten tijdens hun gehele levenscyclus verbeteren om schade aan mensen en het milieu te voorkomen

3) Zich committeren aan bevordering van duurzame ontwikkeling

2) Efficiënt gebruikmaken van de hulpbronnen en het afval tot een minimum beperken

4) Voortdurend de prestaties verbeteren en er verslag van doen

3) Op een open wijze verslag uitbrengen over de prestaties, resultaten en tekortkomingen

5) Wereldwijd het beheer van chemische producten verbeteren via Product Stewardship

4) Naar mensen luisteren, zich voor hen inzetten en met hen samenwerken om hun zorgen en verwachtingen te begrijpen en te adresseren

6) De uitbreiding van het Responsible Care-programma in de hele waardeketen van de industrie bevorderen 7) Actief nationale en internationale beheerprocessen voor Responsible Care steunen 8) De verwachtingen van de stakeholders over de activiteiten en de producten van de chemische industrie managen 9) Relevante middelen inzetten om Responsible Care effectief in te voeren

10

11

Re sp on sibl e Care

5) Samenwerken met overheden en organisaties voor de ontwikkeling en invoering van doeltreffende wetten en normen 6) Hulp en advies geven om een verantwoord beheer van chemische stoffen te bevorderen voor iedereen die ermee in aanraking komt en de stoffen gebruikt in de productketen


Responsible Care Global Charter kernprincipes

Re sp on sibl e Care

en de V NCI-l eden

Uit de jaarlijkse VNCI-veiligheidsenquête in de Responsible Care-vragenlijst blijkt dat het aantal Lost Time Injury’s (LTI) in 2010 voor de eigen werknemers licht is gestegen van 1,38 naar 1,68. Omdat met dit soort lage getallen slechts een langjarige trend verklaard kan worden kiezen wij er bewust voor nu geen verklaring te geven voor deze stijging. De langjarige trend is grof gezegd licht dalend, maar niet overtuigend. Het is statistisch gezien niet significant om de stijging te willen verklaren. Het getal voor de contractors is substantieel gedaald van 3,04 naar 2,27. De algemene wens voor de komende jaren is dat het niveau van de LTI’s van de contractors gelijk wordt aan het niveau van de LTI’s van de eigen werknemers. Over het algemeen zijn de getallen voor werknemers beter dan die voor aannemers.

Wat is de bijdrage van de leden aan de 6 Responsible Care kernprincipes ?

Fig.

1

Fig.

Lost Time Injury (LTI)

5

2

Fig.

Aantal sterfgevallen in de chemische industrie (werknemers en aannemers)

3

Loss of primary content (LoPC) LOPC-incidenten (114 productiesites)

aannemers

2000

werknemers

aannemers

3

800

2000

4

2010

werknemers

aantal sterfgevallen

2

1

0

1

0

12

13

jaar

Bron: VNCI (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

aantal incidenten

2

700

600

2005

3

2010

2005

Uit de resultaten van de Responsible Care-vragenlijst en andere bronnen, zoals het CBS en de milieuverslagen die de bedrijven jaarlijks van de overheid moeten maken, komt het beeld naar voren dat bedrijven hier in de praktijk ook daadwerkelijk invulling aan geven. Zo blijkt uit cijfers van het CBS dat de dalende trend in emissies van de zogeheten NEC-stoffen van de afgelopen jaren zich in 2010 heeft voortgezet. Dat komt niet alleen doordat chemiebedrijven vanwege het Responsible Care-programma continu maatregelen nemen om de uitstoot van deze stoffen terug te dringen, maar is tevens het resultaat van het proces waarbij de overheid de eisen in de milieuvergunning door de jaren heen heeft aangescherpt. (zie grafiek NEC-stoffen bij het thema milieu op pagina 29)

Helaas waren er in 2010 2 dodelijke ongevallen (één werknemer van een lidbedrijf en één aannemer) te betreuren. De definitieve cijfers over 2011 zijn nog niet binnen. Wel weten we dat in 2011 in ieder geval 2 dodelijke ongevallen te betreuren waren bij een aannemer van ons lidbedrijf Yara Sluiskil.

aantal voorvallen/ miljoen gewerkte uren

1. Voortdurend de kennis van en de prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu van onze technologieën, processen en producten tijdens hun gehele levenscyclus verbeteren om schade aan mensen en het milieu te voorkomen

De Loss of primary content (LoPC) is de procesincidentenrapportage. Hierover rapporteert de Responsible Carevragenlijst voor de tweede keer. De LoPC vertoont geen duidelijke trend. Cijfermatig is er sprake van een lichte stijging, maar die kan verschillende oorzaken hebben. Wellicht is er een lichte stijging van het aantal incidenten geweest, maar het kan ook het gevolg zijn van betere registratie. Daarnaast werkt de industrie met twee systemen: het Amerikaanse (API/CCPS) en het Europese (Cefic). Dit kan weer leiden tot grotere verschillen tussen bedrijven. CCPS en Cefic werken momenteel samen om deze systemen wereldwijd met elkaar te synchroniseren, en het plan is om dit nieuwe systeem vanaf 2013 te implementeren. Het doel is om, in afwachting van de harmonisatie van de systematiek, de trend langjarig bij te houden en zo erva-

jaar

Bron: VNCI (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

649

711

2009

2010

500

Bron: VNCI (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.


Responsible Care Global Charter kernprincipes

2. Efficiënt gebruikmaken van de hulpbronnen en het afval tot een minimum beperken De VNCI kan op basis van de huidige Responsible Carevragenlijst niet aangeven of haar leden hulpbronnen efficiënt gebruiken. Het duurzaamheidsthema is nog niet opgenomen in de vragenlijst, maar het is de bedoeling dat deze vraag er op termijn wel inkomt. Het is een belangrijk thema in de Nederlandse en de Cefic-werkgroep Responsible Care, waaraan vertegenwoordigers van verschillende chemiebedrijven deelnemen.

3. Op een open wijze verslag uitbrengen over de prestaties, resultaten en tekortkomingen De meeste chemiebedrijven zijn verplicht om ieder jaar een milieujaarverslag te maken voor de vergunningverlener. Daarin rapporteren zij over hun emissies naar water, lucht, energieverbruik en afval. Dit milieujaarverslag stelden bedrijven op om de prestaties te monitoren waarover het milieuconvenant was afgesloten. Inmiddels is dit een

verplichting die is vastgelegd in het Besluit milieujaarverslaglegging. Ook op Europees niveau bestaat de verplichting tot het rapporteren over afval en emissies naar het milieu (PRTR) voor IPPC-bedrijven. Het milieuconvenant, dat een afspraak is tussen overheid en bedrijfsleven, is geheel in lijn met het RC-programma.

4. Naar mensen luisteren, zich voor hen inzetten en met hen samenwerken om hun zorgen en verwachtingen te begrijpen en te adresseren Communicatie is een belangrijk onderdeel van het Responsible Care-programma. Steeds meer bedrijven hebben daarom een burenraad. Hierin gaan zij op regelmatige basis met bewoners in gesprek over verschillende thema’s, zoals eventuele overlast bij het tijdelijk uit bedrijf halen van een fabriek vanwege onderhoud. Daarnaast openen bedrijven tijdens open dagen hun deuren voor het publiek en onderhouden zij contacten met scholen in de omgeving. Zo verzorgen medewerkers soms lessen waarin het belang van de chemische industrie voor de maatschappij aan bod komt. Bovendien hebben veel grote chemische bedrijven eigen overleg met hun stakeholders, vaak op regelmatige basis.

14

De VNCI heeft in 2010 het milieuconvenant succesvol beëindigd. Het milieuconvenant was een afspraak tussen de overheid en de industrie over de reductie van milieubelasting van emissies naar water en lucht en van afval- geuren geluidsemissies. Een aantal van de doelstellingen zijn zelfs boven de gestelde normen gehaald. Zo zijn de emissies van chloroform, tolueen en acrylonitril naar de lucht respectievelijk met 99%, 93% en 99%2 gereduceerd, terwijl de doelstellingen respectievelijk een reductie van 90%, 90% en 97% waren. Bij emissie naar water zijn onder andere alle reductiedoelstellingen voor zware metalen1 boven de norm gehaald. Voor zink is een emissiereductie van 93%2 gerealiseerd met een doelstelling van 80%. De VNCI werkt momenteel met de overheid samen aan het inrichten van systeemgericht toezicht. Via deze methodiek beoordelen inspecteurs van de overheid in hoeverre het beheerssysteem (milieuzorgsysteem, onderhoud- en inspectiesysteem) van een bedrijf de naleving op dat aspect in voldoende mate borgt. De methode bestaat uit een combinatie van systeemcontrole (audits door interviews, documentatieonderzoek, steekproeven) en controles van de aangebrachte maatregelen, ook wel outputgerichte controles genoemd. Hoe beter de borging geregeld is, hoe meer systeemcontroles en minder outputcontroles er nodig zijn. Ook bij 100 procent systeemcontrole worden nog steeds steekproeven in de praktijk uitgevoerd.

15

ring op te doen met de rapportages. Het belangrijkste doel van incidentenregistratie is immers verbetermogelijkheden vaststellen en vervolgens verbeteracties uitvoeren. Het meten van de prestatie is een middel om dat doel te bereiken. (zie figuur 3)

5. Samenwerken met overheden en organisaties voor de ontwikkeling en invoering van doeltreffende wetten en normen

1. zware metalen: cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink. 2. Uitvoering intentieverklaring Chemische Industrie Jaarrapportage 2008

6. Hulp en advies geven om een verantwoord beheer van chemische stoffen te bevorderen voor iedereen die ermee in aanraking komt en de stoffen gebruikt in de productketen


De chemische industrie heeft zich via de ICCA en zijn wereldwijde programma voor Responsible Care en het Global Product Strategy (GPS) geëngageerd voor een veilig management van chemische stoffen in de gehele levenscyclus. Transparantie in communicatie is hierbij van cruciaal belang. Het ICCA GPS Chemicals Portal (http://www.icca-chem.org/en/Home/ICCA-initiatives/global-product-strategy/) biedt het brede publiek en ICCA-leden rechtstreeks toegang tot informatie over Product Stewardship. Het portaal bevat inmiddels meer dan 1000 safety summaries en het aantal stoffen dat hierin wordt opgenomen groeit dagelijks. Figuur 4 toont het aantal public safety summaries dat VNCI-lidbedrijven hebben gepubliceerd op internet. Dit aantal is nog vrij laag. Dit komt doordat veel summaries gepubliceerd worden door moederbedrijven van lidbedrijven in Nederland die in het buitenland gevestigd zijn. Met figuur 4 wil de VNCI aantonen dat GPS een belangrijk thema is binnen het RCprogramma.

Responsible Care Global Charter sleutelelementen

De deadline voor de registratie van de belangrijkste industrieproducten (meer dan 1000 ton) en de zorgstoffen bij het Europees Chemicaliënagentschap vanwege de Europese wet- en regelgeving op stoffengebied (Reach) is in 2010 gehaald. Bovendien blijkt uit de Responsible Care-vragenlijst dat steeds meer chemiebedrijven voor de leek begrijpelijke samenvattingen over het juiste gebruik van chemische stoffen op hun websites publiceren (zie tabel voor meer informatie).

4

public summaries op internet

100

Bron: VNCI RC vragenlijst (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

80

60

40

2. De beleidsprincipes van de nationale Responsible Care-programma’s invoeren De VNCI is verantwoordelijk voor de invoering van het RC-programma bij haar leden. In het RC-rapport 2010 staat beschreven welke taken en verantwoordelijkheden de VNCI heeft op het gebied van Responsible Care. Door de toezegging van leden aan het RC-programma streven leden ernaar de prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu continu te verbeteren. Daarnaast vullen leden de jaarlijkse Responsible Care-vragenlijst in en gaan ze ermee akkoord dat een onafhankelijke verificateur de aangeleverde gegevens beoordeelt.

3. Zich committeren aan bevordering van duurzame ontwikkeling Duurzaamheid is voor steeds meer chemiebedrijven een kernwaarde en een drijvende kracht. Dat blijkt onder meer uit de uitgebreide duurzaamheidsverslagen die vooral de

Fig.

grotere leden van de VNCI jaarlijks maken. Daarin geven ze aan op welke manier ze duurzaam ondernemen in de praktijk brengen. Bedrijven als DSM, AkzoNobel en BASF nemen al jaren een toppositie in de Dow Jones Sustainability Index (DSJI) in. Deze index biedt een overzicht van de meest duurzame bedrijven wereldwijd. Voor de kleinere leden gaat de overgang van Responsible Care naar duurzaam ondernemen iets geleidelijker omdat zij vaak niet over de mensen en de middelen beschikken. Ook hebben VNCI-leden in 2011 meegewerkt aan de visie 2030/2050, waarin verschillende toekomstscenario’s voor de ontwikkeling van de sector zijn beschreven. De overgang naar een op groene grondstoffen gebaseerde economie kwam daarbij als een reëel scenario uit de bus. De leden van de werkgroep Responsible Care ontwikkelen momenteel een visie die aangeeft welke rol het programma bij deze ontwikkelingen kan spelen. Zie figuur 5.

4. Voortdurend de prestaties verbeteren en er verslag van doen Deelname aan het Responsible Care-programma is verplicht voor alle VNCI-leden. Alle lidbedrijven hebben een vast contactpersoon die verantwoordelijk is voor de invulling van het programma en de beantwoording van de Responsible Care-vragenlijst die de vereniging jaarlijks

5

Belang diverse aandachtsgebieden voor duurzaamheid

De VNCI is recent begonnen met het bevragen van onze leden over duurzaamheid. In figuur 5 vindt u de score op de door ons aangegeven thema’s in de RC-vragenlijst. De VNCI kan hier nog geen conclusies aan verbinden omdat we deze uitkomsten nog moeten analyseren. Wij achten het wel van belang om hier alvast inzicht in te geven

Public Summaries op internet

ethische vraagstukken

2010 2009

biodiversiteit geschikt personeel effecten in de supplychain milieubelasting algemeen klimaatverandering energiegebruik en grondstoffen acceptatie door stakeholders economie en vestigingsklimaat

6,0

6,5

7,0

7,5

8,0

8,5

20

Bron: VNCI RC vragenlijst (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

0 0

50

100

150

aantal geregistreerde stoffen

200

250

16

17

% stoffen met public summary

Fig.

Wat is de bijdrage van de leden aan de overige acht sleutelelementen van de Global Charter? Hieronder volgt een kort overzicht van de verschillende activiteiten.


Fig.

6

Managementsystemen (productiesites).

Responsible Care Global Charter

2010

100%

sleutelelementen

De implementatie van het Responsible Care-programma wordt geborgd in diverse managementsystemen. Hiervoor hoeven VNCI-leden geen apart managementsysteem te gebruiken. De grafiek laat zien dat het aantal gecertificeerde zorgsystemen met ruim 5 procent is afgenomen. Dit komt waarschijnlijk doordat bedrijven minder geld beschikbaar hebben om hun bestaande gecertificeerde zorgsystemen te laten hercertificeren.

2009

90% 80% 70% 60% aantal productie sites

50% 40% 30% 20% 10% 0% ARIE

PBZO

VR

EMAS

ISO 14001 (cer)

OHSAS 18001

ISO 14001 (cer)

ISO 14000

de kick off plaats van de Nederlandse uitvoering van het ICCA-initiatief. De opkomst bij deze laatste bijeenkomst viel tegen, maar dat heeft volgens de VNCI vooral te maken met het feit dat de belangrijkste werkzaamheden op stoffengebied plaatsvinden op de corporate hoofdkantoren van chemiebedrijven, en dat deze vaak in het buitenland zijn gevestigd. Toch hebben met name de grote chemieondernemingen in ons land het afgelopen jaar steeds meer samenvattingen op hun websites gepubliceerd. Ook in 2012 zal de vereniging via circulaires en bijeenkomsten haar leden stimuleren om nog meer relevante, voor de leek begrijpelijke informatie over stoffen via hun websites met de buitenwereld te delen.

18

Een aantal chemiebedrijven hebben verschillende initiatieven ontplooid om het Responsible Care-programma in de waardeketen van de industrie te bevorderen. Zo werken sommige ondernemingen met uitgebreide procedures om leveranciers te selecteren. Hierbij beoordelen bedrijven hen onder meer op veiligheid en duurzaamheid, aangezien ze voor een langere periode alleen zaken willen doen met betrouwbare leveranciers. Ook in het actieplan Veiligheid Voorop, dat naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk is opgesteld, is een actie opgenomen die moet bevorderen dat leveranciers en afnemers eisen stellen aan het veiligheidsniveau van risicovolle ondernemingen met wie ze samenwerken. Bovendien heeft de Europese brancheorganisatie Cefic een auditsysteem ontworpen

19

Een van de manieren waarop chemiebedrijven wereldwijd het beheer van chemische producten verbeteren is via de Global Product Strategy. Het doel hiervan is om afnemers van chemische producten via een zogeheten Safety Summary Sheet kort en bondig te informeren over de fysische en chemische eigenschappen van een stof, de mogelijke effecten ervan op gezondheid en milieu, en wat eraan gedaan kan worden om die te voorkomen. Inmiddels zijn er op een speciaal gedeelte van de website van de International Council of Chemical Associations (ICCA) 1800 van deze samenvattingen beschikbaar gemaakt. Chemiebedrijven publiceren deze informatie eveneens op hun websites. Tijdens de jaarlijkse VNCI-stoffendag werd een presentatie over GPS gegeven en op 17 juni vond

ISO 9000 (cer)

ISO 9000

6. De uitbreiding van het Responsible Care-programma in de hele waardeketen van de industrie bevorderen

uitstuurt. De VNCI ontvangt van alle bedrijven de ingevulde vragenlijst retour.

5. Wereldwijd het beheer van chemische producten verbeteren via Product Stewardship

Bron: VNCI RC vragenlijst (NL data) * Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

waarmee chemiebedrijven hun vervoerders kunnen beoordelen, het zogeheten Safety Quality Assessment System (SQAS). Hierover werd in 2011 een speciale website gelanceerd.


Responsible Care Global Charter sleutelelementen

8. De verwachtingen van de stakeholders over de activiteiten en de producten van de chemische industrie managen

9. Relevante middelen inzetten om Responsible Care effectief in te voeren

Alle VNCI-lidbedrijven hebben een vast contactpersoon voor het Responsible Care-programma. De VNCI analyseert de resultaten van de jaarlijkse Responsible Care-vragenlijst, spreekt achterblijvers aan en begeleidt VNCI-leden om betere resultaten te behalen. Bovendien stemmen ze in met een bezoek van een onafhankelijke verificateur die de aangeleverde gegevens beoordeelt.

Diverse chemiebedrijven organiseren meerdere malen per jaar stakeholderdialogen. Ook maken ze duurzaamheidsverslagen waarin ze de reacties van stakeholders opnemen.

De vaste contactpersoon voor het Responsible Care-programma in VNCI-lidbedrijven verzorgt de monitoring van het programma. Daarnaast neemt een aantal leden deel aan de werkgroep Responsible Care in Nederlands en Europees verband. Ook bezoeken de bedrijven de jaarlijkse Responsible Care-dag van de VNCI waar zij informatie ontvangen over een aantal actuele ontwikkelingen in het programma.

20

21

7. Actief nationale en internationale beheersprocessen voor Responsible Care steunen


3 Inleiding Het jaar 2011 heeft voor de VNCI voor een groot deel in het teken gestaan van de nasleep van de brand bij ChemiePack in Moerdijk. Dit incident zorgde voor tientallen miljoenen euro’s schade aan de omgeving. Vervolgens bleek uit de uitslag van een quickscan van de overheid naar de veiligheidssituatie bij de 423 Brzo-bedrijven dat 71 bedrijven (waarvan er 8 VNCI-lid waren) met name slecht scoorden op administratieve elementen op veiligheidsgebied. Dit vormde reden voor de vereniging om direct na het verschijnen van het onderzoek contact op te nemen met de leden om hun situatie door te spreken. Bovendien heeft de VNCI samen met VOTOB, VNPI, VHCP en VNO-NCW* het initiatief genomen voor het actieplan Veiligheid Voorop om de veiligheid in bedrijven die grootschalig met gevaarlijke stoffen werken verder te verbeteren

Actieplan Veiligheid Voorop In het actieplan Veiligheid Voorop geeft de VNCI aan de hand van tien actiepunten aan op welke manieren ze haar leden gaat ondersteunen en aanspreken om de veiligheid op een nog hoger plan te brengen. Uitgangspunt van het plan is dat een betere veiligheidscultuur zich niet

V eil igheid en ge zondheid alleen door wetgeving laat afdwingen, maar dat het gaat om betrokken leiderschap en de houding en het gedrag van iedereen die in het bedrijf werkt. Het actieplan is in feite een uitbreiding van de regionale veiligheidsnetwerken waarvan de vereniging de oprichting al eerder mede had gefaciliteerd. In deze netwerken leren bedrijven van elkaars (bijna-) incidenten en wisselen ze best practices met elkaar uit. Inmiddels zijn er (verspreid over het land) vijf netwerken waarin medewerkers van chemiebedrijven met enige regelmaat bij elkaar komen om onder meer over verbeteringen van veiligheid te spreken. Het komende jaar zal de vereniging Brzo-lidbedrijven die nog geen lid zijn met kracht stimuleren om dit alsnog te doen. Leden zullen individueel worden benaderd, eerst via de Regionale Veiligheidsnetwerken en daarna door de VNCI zelf. Daarnaast zal de vereniging haar coördinerende rol tussen de netwerken intensiveren om de kennisuitwisseling zo veel mogelijk te versterken. Dit doet de VNCI door bijeenkomsten voor de coördinatoren van de Regionale Veiligheidsnetwerken te organiseren. Hiermee wordt onderlinge afstemming en uitwisseling bevorderd. Tevens organiseert de VNCI samen met de Regionale Veiligheidsnetwerken een zogenoemde Veiligheidsdag.

Het belangrijkste doel van Veiligheid Voorop is het creëren van een solide veiligheidscultuur. Daarom besteedt de VNCI het komend jaar veel aandacht aan vier onderwerpen: betrokken leiderschap, excellente uitvoering van het veiligheidsbeheerssysteem, actieve veiligheidsnetwerken en aandacht voor het belang om alleen met veilige bedrijven zaken te doen. Om het goed leiderschap een extra impuls te geven gaat de vereniging onder meer in kaart brengen hoeveel veiligheidsinspecties het management jaarlijks op de werkvloer uitvoert. Daarnaast zal de VNCI in het Responsible Care-verslag rapporteren over de manieren waarop haar leden invulling geven aan proactief veiligheidsbeleid. Dit kan bijvoorbeeld door bij te houden welke trainingen medewerkers en leidinggevenden op veiligheidsgebied hebben gevolgd en te onderzoeken wat er met acties uit inspecties, audits en ongevallenanalyses is gebeurd. Deze leading indicators* dragen namelijk in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van een veiligheidscultuur in een bedrijf. Een excellente uitvoering van het veiligheidsbeheerssysteem krijgt eveneens van de vereniging speciale aandacht door het onderwerp in de workshops van de RVN-en

22

23

* VOTOB: Vereniging van Onafhankelijke Tankopslagbedrijven VNPI: Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie VHCP: Verbond van Handelaren in Chemische Producten VNO-NCW: Verbond van Nederlandse Ondernemingen- Nederlands Christelijk Werkgeversverbond

te agenderen. Een voorbeeld van excellente uitvoering is een systeem waarmee bedrijven zelf kunnen controleren of ze aan de wettelijke voorschriften op veiligheidsgebied voldoen (het zogeheten Compliance Management Systeem). De vereniging wil bevorderen dat medewerkers van haar leden een minimum niveau aan opleidingen en trainingen volgen. Daarnaast wil de VNCI stimuleren dat haar leden alleen zaken doen met bedrijven die een goed veiligheidsmanagement hebben, zodat de kans op een brand als bij Chemie-Pack in de toekomst nog verder verlaagd kan worden. Dit kunnen leden doen door met zakenpartners een effectieve dialoog over veiligheid te voeren waarbij de veiligheidsrisico’s en het zakelijk belang evenwichtig meegenomen worden in het gesprek. Ook kan een audit als instrument ingezet worden bij leveranciers. Zestig medewerkers van de Brzo-bedrijven, waaronder veel VNCI-leden, hebben inmiddels een opleiding gevolgd bij het instituut Chorda/PHOV. Het doel van deze opleiding is om de medewerkers meer inzicht te bieden in hoe de overheid invulling geeft aan de inspecties waar Brzobedrijven mee te maken hebben. Alhoewel de Brzo één besluit is, houden drie ministeries en meerdere toezichthoudende instanties zich hiermee bezig. Bedrijven én overheid hebben in de praktijk veel last van deze versnipperde aanpak.


7

grafiek % goed-redelijk beoordeelde VBS-elementen geïmplementeerd % goed-redelijke beoordeelde VBS-elementen geïmplementeerd

Het VBS bestaat uit acht elementen:

VBS element

a

73%

b

96%

c

73%

d

77%

e

94%

f

97%

g

73%

% goed/redelijk

85%

h 0

20%

40%

60%

80%

100%

A. Onderdelen van het algemene beheerssysteem B. De organisatie en de werknemers C. De identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen D. Beheersing van de uitvoering E. De wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen F. De planning voor noodsituaties G. Toezicht op de prestaties H. Audits en beoordeling Het actieplan Veiligheid Voorop richt zich op de verbetering van deze score en moet er toe leiden dat uiteindelijk geen enkel bedrijf een slechte beoordeling van het VBS door de overheid krijgt. Daarnaast focust het plan zich op een continue verbetering van de overige kwalificaties.

Arbeidsomstandigheden Door de Europese wet- en regelgeving voor stoffen (Reach) krijgen gebruikers en producenten van stoffen te maken met nieuwe regels en meer informatie over stoffen. Tegelijkertijd blijkt het in de praktijk lastig om een vertaling naar het arbobeleid te maken. Daarom heeft de VNCI in 2011 meegewerkt aan de totstandkoming van een handreiking van de Arbeidsinspectie (nu Inspectie SZW) met de titel Reach en Arbo. Deze publicatie moet bedrijven helpen om de nieuwe Europese regels in hun arbobeleid op te nemen. Tevens heeft de VNCI eind 2011 de workshop ‘blootstelling gevaarlijke stoffen’ georganiseerd, waarbij bedrijven een aantal best practices op dit gebied met elkaar hebben besproken. * Leading indicators doen verslag van activiteiten die erop gericht zijn om ongewenste situaties (zoals incidenten of ziekte) te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn training, inspecties en actieopvolging.

Bron: VNCI RC vragenlijst (NL data) *D eze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.

24

25

Fig.

Van de 80 bedrijven die in de jaarlijkse Responsible Care-vragenlijst over de beoordeling van hun veiligheidsbeheerssyteem (VBS) hebben gerapporteerd, heeft ruim 80 procent de acht elementen van het veiligheidsbeheerssysteem (VBS) redelijk of goed geïmplementeerd. Dat blijkt uit de antwoorden op de vraag van de VNCI hoe de overheid bij de BRZOinspectie hun VBS heeft beoordeeld. 3 procent van de VBS-elementen scoorde slecht, 14 procent matig, 41 procent redelijk en 42 procent goed. Jaarlijks worden niet alle VBS-elementen beoordeeld door de overheden. Gemiddeld worden elke 5 jaar alle VBS-elementen beoordeeld. Diverse regio’s in Nederland maken geen onderlinge afspraken over het beoordelen van VBS-elementen. Hierdoor kan de beoordeling per bedrijf verschillen. De koppeling van het aantal bedrijven aan de beoordeling van de VBS-elementen (redelijk of goed) is wegens dit feit niet goed te maken.


Naast veiligheid houdt het RC-programma zich ook bezig met andere thema’s: Security, Transport, Milieu, GPS en Energie & Klimaat. Hieronder staat een overzicht van de ontwikkelingen binnen in thema’s in 2011.

4 .1. S ec ur i t y

4 . 2 . Tr a n s p or t

De VNCI heeft het afgelopen jaar haar leden ondersteund bij de invoering van securitymanagement. Daarbij gaat het om het zo veel mogelijk uitsluiten van risico’s die de chemische industrie kunnen schaden door dreiging van buitenaf. De monitoring van de voortgang van het eerder afgesloten convenant Security bracht aan het licht dat de chemische industrie op dit gebied nog niet klaar is. Individuele bedrijven hebben de gewenste acties hiervoor niet uitgevoerd. Daarom is de Security Code, die recent is toegevoegd aan het Responsible Care-programma, opnieuw bij de leden onder de aandacht gebracht. Tijdens de Responsible Care-voorlichtingsdag in 2011 werd veel aandacht besteed aan een door de VNCI ontwikkelde tool waarmee bedrijven hun ‘securitystatus’ in kaart kunnen brengen. Daarnaast heeft de VNCI bij de overheid haar zorgen geuit over de opheffing van het NAVI (Nationaal Adviescentrum voor de Vitale infrastructuur). Dit instituut nam een centrale positie in bij de uitvoering van het convenant Vitaal, een afspraak tussen de overheid en een groep bedrijven over het invoeren van een securitymanagementsysteem. De VNCI heeft er bij de overheid op aangedrongen dat er een oplossing komt voor het gebruik van het materiaal dat het NAVI voor de bedrijven heeft ontwikkeld. De overheid weet dat ze deze verwachting moet inlossen en werkt aan oplossingen: deels door het ministerie van Infrastructuur en Milieu dat workshops zal uitvoeren, deels door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) die tools ontwikkelt ter ondersteuning van de bedrijven.

De groei in de chemische industrie zorgt ervoor dat het vervoer van chemische stoffen tussen 2008 en 2020 zal verdubbelen. Daarom heeft de overheid in 2006 het Basisnet gelanceerd, met als doel een balans te vinden tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid. Het blijft echter een uitdaging om in het dichtbevolkte Nederland, waar de bebouwing steeds meer oprukt in de richting van de belangrijkste vervoersassen, deze belangen met elkaar te verenigen. De Basisnetten water en weg zijn inmiddels voltooid, maar voor het spoor zijn er nog knelpunten. Het spoor loopt vaak door dichtbevolkte stadscentra. Hierin zijn ook vaak rangeeremplacementen gevestigd die vervoerders gebruiken voor het rangeren van gevaarlijke stoffen. Deze emplacementen behoren echter niet tot het Basisnet. De verantwoordelijkheid voor de vergunningverlening ligt namelijk niet bij de rijksoverheid, maar bij de gemeentes zelf. Daarom maakt de VNCI zich zorgen of het doorgaande vervoer niet wordt gehinderd door deze emplacementen. De onderhandelingen met het ministerie van Infrastructuur en Milieu hierover zijn in volle gang.

26

Een positieve ontwikkeling is de overeenkomst die begin 2011 is bereikt tijdens de projectgroepvergadering ‘Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen’ over de capaciteit die beschikbaar is via de grensovergang Oldenzaal. Deze grensovergang is vooral belangrijk voor het spoorvervoer naar Noordoost-Europa en vormt een alternatief voor de

27

4 On t w ik k el ingen

o v er ige Re sp on sibl e C a r et hem a’s Betuweroute, die vooral is bedoeld voor het vervoer naar Midden- en Zuid-Europa. Deze grensovergang blijft bruikbaar voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aantal ketelwagens met gevaarlijk stoffen dat de overgang mag passeren wordt alleen wel gereduceerd.

Incidentenmanagement (ICE) Tijdens een symposium over incidentenmanagement bij het vervoer van gevaarlijke stoffen heeft de VNCI opnieuw het Cefic-systeem van ondersteuning door de VNCI-leden (ICE) onder de aandacht gebracht van de hulpverleners in Nederland. ICE staat voor Intervention in Chemical Transport Emergencies en bestaat uit een database van bedrijven die 24 uur per dag en 365 dagen per jaar beschikbaar zijn om hun kennis over bepaalde stoffen te delen met de publieke hulpverleners. Inmiddels neemt 80 procent van de VNCI-leden deel aan het systeem.


Fig.

8

Emissies NEC-stoffen naar lucht Totaal Nox = stikstofoxide totaal NMVOS = niet-methaan vluchtige organische stoffen Totaal SO 2 = zwaveldioxide

20

2000

totaal PM10 = fijn stof (<10 micrometer) Totaal NH3 = ammoniak

10

2010

kton

15

5

4 . 3 . Glob a l

4.4.

Mil ie u

Pr odu c t S t r at egy sites gepubliceerd. Ook in 2012 zal de vereniging via circulaires en bijeenkomsten haar leden stimuleren om nog meer relevante, voor de leek begrijpelijke informatie over stoffen via hun websites met de buitenwereld te delen.

28

Europese wet- en regelgeving heeft voor 2010 nationale emissieplafonds vastgesteld voor de uitstoot van NOx, SO2, NH3 en NMVOS (niet-methaan vluchtige organische stoffen), de zogeheten NEC-stoffen. Uit de cijfers van het CBS over de emissies van deze stoffen in 2010 naar lucht door de chemische industrie blijkt dat de dalende trend van de afgelopen jaren zich heeft voortgezet (zie figuur 8). Dat komt niet alleen doordat chemiebedrijven voor het Responsible Care-programma continu maatregelen nemen om de uitstoot van deze stoffen terug te dringen, maar is tevens het resultaat van de overheid die de eisen in de milieuvergunning door de jaren heen heeft aangescherpt. In de grafiek die de uitstoot van de NEC-stoffen weergeeft, springt vooral de enorme daling van de SO2-emissie (zwaveldioxide) vanaf 2008 in het oog. Deze daling heeft verschillende oorzaken, waaronder de sluiting van sodaproducent Brunner Mond in Delfzijl, een tijdelijke stop bij ESD, de sterk dalende productie van Carbon Black sinds 2008, en het gebruik van andere grond- en brandstoffen in de productieprocessen bij Shell Moerdijk.

29

De Global Product Strategy (GPS) is een aantal jaren geleden gelanceerd door de International Council of Chemical Associations (ICCA). Het doel hiervan is om afnemers van chemische producten via een zogeheten Safety Summary Sheet kort en bondig te informeren over de fysische en chemische eigenschappen van een stof, de mogelijke effecten ervan op gezondheid en milieu, en wat je eraan kunt doen om die te voorkomen. Inmiddels zijn er op een speciaal gedeelte van de ICCA-site 1800 van deze samenvattingen beschikbaar. Chemische bedrijven publiceren deze informatie eveneens op hun websites. Om de leden hierbij te ondersteunen heeft de VNCI in 2011 verschillende circulaires uitgebracht en tijdens twee bijeenkomsten aandacht voor het onderwerp gevraagd. Zo werd er tijdens de jaarlijkse stoffendag een presentatie over GPS gegeven en vond op 17 juni de kick off plaats van de Nederlandse uitvoering van het ICCA-initiatief. Omdat de belangrijkste werkzaamheden op stoffengebied plaatsvinden bij de corporate hoofdkantoren van chemiebedrijven die vaak in het buitenland zijn gevestigd, trok deze laatste bijeenkomst slechts een beperkt aantal deelnemers. Toch hebben met name de grote chemische ondernemingen in ons land het afgelopen jaar steeds meer samenvattingen op hun web-

0

Bron: CBS Ook de NOx-uitstoot is in 2010 in vergelijking met 2008 gedaald. De extra dip in 2009 is te wijten aan de lagere productie vanwege de crisis. De relatief lage uitstoot van NH3 (ammoniak) is in 2010 nog verder gedaald, onder meer door de optimalisatie van de gebruikte wassers bij kunstmestproducent Yara in Sluiskil vanwege de aanscherping van de vergunningen. Daardoor slaat de ammoniak neer en komt het niet meer in de lucht terecht. De uitstoot van fijn stof is niet verder teruggebracht. Dit behoeft een kanttekening. Deze deeltjes blijken in de praktijk namelijk bijzonder moeilijk te meten, waardoor in de rapportages over de uitstoot veel variatie optreedt. Een norm van het Nederlands Normalisatie Instituut (sinds 2009 beschikbaar) voor de registratie van fijn stof in de industrie moet in de komende jaren de betrouwbaarheid van de cijfers verder vergroten en een trendweergave mogelijk maken.


Fig.

9

0,20 0,15 0,10

Specifiek energieverbruik

2010

2009

2008

2007

2006

2005

2004

0,05

TOE (Ton Olie Equivalent)

0,00

Specifiek energieverbruik is het verbruik per ton product

Bron: CBS

Afval

De chemische industrie is in 2011 verschillende initiatieven gestart om de soortenrijkdom te beschermen. Zo hebben onder meer chemiebedrijven Dow en Yara de ‘Coalitie Biodiversiteit 2010’ ondertekend. Zij verklaren hiermee zich aan te sluiten bij de landelijke coalitie. Ondanks dat er nog geen wet- en regelgeving voor biodiversiteit is, werkt de VNCI op verschillende manieren aan bewustwording bij haar leden voor het onderwerp. Biodiversiteit kwam in 2011 onder meer aan bod bij de jaarlijkse Milieudag, en er verschenen artikelen over het onderwerp in het maandblad Chemie magazine. Daarnaast is de VNCI betrokken bij de studie van de Europese brancheorganisatie voor de chemische industrie Cefic naar kansen en risico’s van biodiversiteit voor de sector. De resultaten daarvan deelt de VNCI met haar leden. Ook levert de VNCI inbreng voor het doel op de langere termijn. Bovendien overlegt de VNCI regelmatig met verschillende organisaties die zich met het onderwerp bezighouden, zoals VNO-NCW en Cefic, en staat het onderwerp op de agenda van de werkgroep Milieu.

Staatssecretaris Atsma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de zomer van 2011 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met de titel ‘Meer waarde uit afval’. De belangrijkste doelstellingen in deze brief komen voor de chemische industrie neer op het produceren van minder afval en het recyclen van meer afval. De VNCI ziet voor zichzelf een rol weggelegd bij het opzetten van onderzoek dat in kaart brengt welke maatregelen bedrijven op deze terreinen nemen. Verschillende bedrijven zetten overigens al afvalstromen in als grondstof voor waardevolle producten. Andere bedrijven vertellen de VNCI dat zij niet met afval willen werken omdat daarvoor een afvalverwerkingsvergunning nodig is en omdat onduidelijk is wanneer een stof geen afval meer is. Nieuwe wet- en regelgeving over de exacte definitie van afval (en met name wanneer iets geen afval meer is) kan hier voor verbetering zorgen.

30

4 . 5 E ne rgie e n k l im a at De chemische industrie verbruikt veel energie. Dit is eigen aan de sector, die vaak op hoge temperaturen chemische producten maakt. De VNCI-leden zijn zich echter bewust van hun verantwoordelijkheid om de chemie te laten bijdragen aan een duurzame en energie-efficiënte wereld. Van de VNCI-leden doet 85% mee aan het MEE-convenant (Meerjarenafspraak Energie-efficiency ETS-ondernemingen) of het MJA-3-convenant (MeerJaren Afspraak 3, de opvolger van MJA-2 voor niet-ETS-ondernemingen).

31

Biodiversiteit

TOE/ton productie

0,25

2003

370 361 352 343 334 325 316 307 298 289 280

2002

KTOE

Energieverbruik chemische industrie

Energieverbruik chemische industrie in Nederland (leden en niet-leden VNCI). De staafjes geven het totale energieverbruik van de chemische industrie per jaar weer. Energieverbruik kun je op verschillende manieren weergeven. Hier is gekozen om alles (bijvoorbeeld ook elektriciteitsverbruik) terug te rekenen naar een verbruik in tonnen olie (vandaar de toevoeging ‘equivalent’ en 1 kToe = 1000 ton olie equivalent). Uit de grafiek blijkt dat na het lage verbruik in 2009 (door lage productie) het verbruik in 2010 weer op peil is. Het totale energieverbruik is gestegen en het specifieke energieverbruik is omlaag gegaan. Voor het specifieke energieverbruik deel je het totale energieverbruik door het geproduceerde tonnage. Je krijgt dan de hoeveelheid energie per ton product. Dit wordt weergegeven door de blauwe lijn en is af te lezen op de rechteras. Je ziet een over het geheel dalende lijn, wat duidt op een daling van het gemiddelde energieverbruik per geproduceerde ton product door onze sector. De kleine stijging in 2009 werd verklaard door onvolledige bezetting (lage productie in 2009) van de productielijnen. Deze is in 2010 weer verder gedaald.


10

Fig.

CO2-emissie (direct) CO2-emissie (indirect)

25 20 15 10

CO2-emissie chemische industrie in Nederland (leden en niet-leden). Deze grafiek gaat over directe en indirecte CO2emissies. De totale CO2-emissies zijn in 2010 omhooggegaan door hogere productie. Directe emissies zijn het resultaat van het verbruiken van brandstof voor de productie van electriciteit en stoom. Indirecte emissies komen tot stand door de inkoop van energie uit andere bronnen.

Energie-efficiencydoelstellingen

De VNCI heeft in 2011 voor het eerst de Energie-efficiencydoelstellingen opgevraagd bij haar leden. Figuur 11 laat zien dat er veel variatie is in deze doelstellingen bij bedrijven. Dit heeft te maken met de ambitie per bedrijf, de mogelijkheden voor energiebesparing en de toekomstvisie per bedrijf.

Energie effiency doelstellingen (2010 data) (N=61, n=31)

2022 2020 2018 2016 2014 2012

5

2010

Bron: CBS

Uit cijfers van Agentschap NL blijkt dat het totale energiegebruik van de 60 inrichtingen die aan het MEE-convenant deelnemen in 2010 met 9,2 procent is toegenomen tot 341.546 TJ ten opzichte van het jaar daarvoor. Uit de resultaten van het MEE -convenant blijkt dat de energie-efficiency (uitgedrukt in energiegebruik per ton product) met 3,3 procent is verbeterd ten opzichte van 2009. Volgens de huidige monitoringmethodiek is er voor 0,7 procent efficiencyverbetering aan energiebesparende maatregelen gerapporteerd in 2010. Dit verschil komt door het grote positieve effect op de efficiency van het voluit kunnen benutten van de installaties in 2010. Daarmee zet de trend van de afgelopen jaren zich voort dat bedrijven steeds minder energie per ton product gebruiken.

Resultaten MJA-3 Uit cijfers van Agentschap NL blijkt ook dat het totale energiegebruik van de 63 deelnemende inrichtingen aan het MJA-3 convenant in 2010 met 25.000 TJ is toegenomen in vergelijking met 2009. Deze toename is voor een groot deel toe te schrijven aan het feit dat in 2010 voor het eerst de resultaten in de rapportage zijn opgenomen van 17

2010

0

10

20

30

40

% doelstelling energie efficiency

bedrijven die in 2009 zijn overgestapt van het voormalige convenant benchmarking naar de MJA-3. Daarnaast is ook de bezetting van de productiecapaciteit gestegen ten opzichte van 2009. De MJA-bedrijven hebben gezamenlijk voor 2,7 procent energie-efficiencyverbetering via energiebesparende maatregelen gerapporteerd.

Routekaart Chemie 2030 In 2012 zal de VNCI de Routekaart Chemie 2030 afronden. In deze routekaart brengt de VNCI (samen met andere partijen, waaronder organisatiebureau Berenschot, energieonderzoekscentrum ECN en de Universiteit Utrecht), in kaart hoe de sector kan bijdragen aan reductie van de CO2-uitstoot. Zij kijkt hiervoor naar lopende en geplande projecten en onderzoeken. Ook inventariseert zij wat er nog meer gedaan kan worden om de doelstelling van de Regiegroep Chemie van 50 procent CO2-reductie in 2030 te halen. Verschillende workshops met partijen binnen en buiten de chemie moeten in 2012 in kaart brengen welke additionele mogelijkheden er zijn om de CO2-uitstoot verder te verminderen. Een belangrijke tussentijdse constatering is dat het nog niet duidelijk is hoe de overheid de invulling van de warmtevraag voor de industrie tot 2030 ziet. Verder is de VNCI in 2011 met

32

onderzoeksbureaus Ecofys, Pre en CE doorgegaan met het project ‘Eco-footprint Nederlandse chemische industrie’ om de leden beter inzicht te geven in de effecten van CO2-besparing in de keten en haar eigen ecologische voetafdruk. Daarnaast heeft de VNCI vier pilots opgestart bij haar leden om de door Cefic ontwikkelde CARE+-methodiek ook op Nederlandse bedrijven toe te passen. De methodiek is vergelijkbaar met de energiezorg- en energiemanagementsystemen van het MJA3, maar de VNCI wil onderzoeken of CARE+ (dat specifiek voor chemiebedrijven is ontwikkeld) beter aansluit en zo beter inzicht geeft in energiebesparingsmogelijkheden.

33

Resultaten MEE-convenant

2009

2008

2007

2006

2005

2004

2003

2008

2002

0

11

jaartal

CO2-emissie chemische industrie in Nederland (leden en niet-leden)

miljoen ton/jaar

Fig.

50

Bron: VNCI RC-vragenlijst (NL data). Deze data is gebaseerd op de opgaves van lidbedrijven en door de VNCI gevalideerd.


Chemiebedrijven brengen het Responsible Care-programma op verschillende manieren in de praktijk. Zo won Sabic de VNCI Responsible Care-prijs 2011 voor zijn inspanningen om het vervoer van gevaarlijke stoffen zo veilig mogelijk te maken. Nyrstar Budel en AkzoNobel ontvingen beide een eervolle vermelding.

SABIC viel in de smaak van de jury vanwege zijn veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. Het bedrijf huurt bijvoorbeeld alleen nog maar treinwagons die maximaal 20 jaar oud zijn en van crashbuffers zijn voorzien. Sabic ziet zijn logistieke dienstverleners als integraal onderdeel van de logistieke keten en is hierover met hen voortdurend in dialoog. Zo werden eind 2010 de dienstverleners tijdens een speciale bijeenkomst uitgedaagd om, over de modaliteitsgrenzen heen, best practices met elkaar te delen. Het doel was een gemeenschappelijk besef en het op een hoger niveau brengen van de toezegging voor veiligheid, gezondheid en milieu (VGM). De verwachting is dat dit soort initiatieven uiteindelijk zal leiden tot een hoger VGM-niveau in de gehele keten. Neem bijvoorbeeld het uitrollen van crashbuffers op de hele wagonvloot van Sabic, dus ook bij wagons waar dit niet is voorgeschreven. Het gaat om 350 wagons, met op elke wagon vier crashbuffers. De verhuurder wordt hiertoe verplicht. De crashbuffers hebben hun toegevoegde waarde bewezen bij het ongeluk in Barendrecht in september 2009, waar ernstigere gevolgen hoogstwaarschijnlijk voorkomen zijn doordat de wagons, die beladen waren met gascondensaat, ervan waren voorzien. “Wij zijn elke dag bezig met veiligheid”, zegt Sabic-woordvoerder Ger Peereboom. “Dat is het meest belangrijke. De crashbuffers zijn een van de innovaties die daaraan bijdragen.”

34

35

Responsible Care in de praktijk


AkzoNobel Chemicals kreeg een eervolle vermelding van de jury vanwege de twee kilometer lange stoomleiding tussen het bedrijf en Twence. Deze afvalverwerker in Hengelo levert door de pijpleiding restwarmte aan de zoutproducent. Voor Twence betekent dit een hogere energie-efficiency, terwijl AkzoNobel minder afhankelijk is van aardgas en minder CO2 uitstoot. Een mooi voorbeeld van een samenwerking tussen partijen die van oorsprong geen natuurlijke partners zijn, aldus de jury van de Responsible Care-prijs.

36

37

AkzoNobel IC beschikt in Hengelo over de grootste vacuümzoutfabriek ter wereld. De energie in de vorm van lagedrukstoom wordt verkregen door aardgasgestookte warmtekrachtcentrales. Twence Afval en Energie, met meerdere Twentse gemeenten als aandeelhouder, verbrandt afval en produceert hiermee elektriciteit. Door de installaties te koppelen, worden grote voordelen behaald. Twence kan een hoger rendement behalen uit het verbranden van afval en behoort hiermee tot de top in Nederland op het gebied van energie-efficiency. Voor AkzoNobel wordt door de strategische samenwerking met Twence de afhankelijkheid van aardgas gereduceerd. Hiermee wordt het zoutproductieproces beduidend

minder afhankelijk van de prijsontwikkeling van aardgas, de belangrijkste kostencomponent in de productie van vacuümzout. De stoompijpleiding zal naar verwachting een jaarlijkse energiebesparing bij de zoutproductie opleveren die gelijk staat aan de gasvoorziening voor een stad met 80.000 inwoners. De jaarlijkse emissie van CO2 bij AkzoNobel wordt met zo’n 2 kton gereduceerd. Dit is het equivalent van alle huishoudens in een middelgrote stad als Hengelo. De koppeling is gerealiseerd met een bovengrondse pijpleiding met een diameter van 1 meter en een lengte van 2,1 km. Er is veel aandacht besteed aan de inpassing in het landschap. Door een unieke samenwerking tussen de beide marktpartijen, Royal Haskoning en de gemeente Hengelo is de gehele vergunningenprocedure in twee jaar doorlopen (december 2007 tot januari 2010). Bovendien hebben alle partijen zich maximaal ingezet om burgers optimaal te informeren.


Tien basisscholen namen elk met tien afgevaardigden deel aan de veiligheidsdag. Algemeen directeur Francis Terwinghe legde de bezoekers uit hoe belangrijk veiligheid is voor Nyrstar Budel. Hij vertelde over de veiligheidregels bij het productieproces en over de toepassingen van zink. Omdat Nyrstar verantwoordelijk is voor veel vrachtverkeer, werd ook gekeken naar de rol en de veiligheid daarvan. Twee vertegenwoordigers van Veilig Verkeer Nederland toonden hoe men zich moet gedragen in het verkeer en er werd met de kinderen een quiz gedaan. Daarna

konden de bezoekers een film bekijken over zink in de smelterij. De dag werd afgesloten met een bezoek aan de fabriek, waarbij de bezoekers meer te weten kwamen over de processen. Om de inzet van Nyrstar Budel voor de veiligheid te benadrukken, kregen alle leerlingen een veiligheidshesje om beter gezien te worden in het verkeer. Daarop stond de slogan ‘Zink saves kids’, die weergaf dat zink een essentiële stof is voor de mens en dat zink noodzakelijk is voor ondervoede kinderen om te overleven, te groeien en zich te ontwikkelen. Daarnaast staat de fabriek in de wijde omgeving bekend als ‘De Zink’. Hoofd milieu Ruud Lennaerts kwam op het idee voor de veiligheidsdag toen hij een keer kinderen de weg zag oversteken met veiligheidshesjes. Hij zag meteen de link met de veiligheid die Nyrstar Budel nastreeft en de betrokkenheid van het bedrijf bij de directe omgeving. De dag krijgt zeker een vervolg. Waarschijnlijk wordt het thema dan milieu. Lennaerts: ‘Onze relatie met de buurt is heel belangrijk. Daarin speelt naast veiligheid en verkeer ook milieu een grote rol. We kunnen op zo’n dag aan de omgeving laten zien wat wij er als bedrijf aan doen om het milieu zo min mogelijk te belasten.’

38

39

Nyrstar Budel organiseerde in november 2010 een educatieve Veiligheidsdag voor leerlingen van de basisscholen uit de regio en hun docenten en ouders. Niet alleen om hun een idee te geven van de veiligheidsprocessen in de fabriek, maar ook om te laten zien hoe belangrijk zink is voor ons dagelijks welzijn. De jury zag het als een goed voorbeeld van een kleiner bedrijf dat de moeite heeft genomen om een Responsible Care-project prima uit te voeren.


De scope van dit verslag De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) is al negentig jaar de branchevereniging van de chemische industrie in Nederland. In de gehele keten van grondstof tot eindproduct vertegenwoordigen wij de bedrijven die met behulp van chemische processen hun producten maken. De VNCI wil optimale voorwaarden creëren voor het functioneren van de chemiesector om zijn groei en kwaliteit te bevorderen. Vanuit het VNCI-bureau in Den Haag voeren we de besluiten van de leden uit en ondersteunen we hen waar we kunnen. Deze rapportage maakt inzichtelijk hoe de VNCI-leden in de dagelijkse praktijk invulling geven aan het RC-programma en welke doelstellingen de vereniging zelf nastreeft met het programma. Vanwege de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk ligt de focus van het rapport deze keer vooral op het thema veiligheid (zie hoofdstuk 3).

Rapportage proces Voor het rapport maakt de VNCI gebruik van informatie afkomstig van onder meer het CBS. Deze informatie omvat de gehele sector chemie. Tevens is informatie afkomstig van de Facilitaire Organisatie–Industrie (FO-i). Deze organisatie sommeert en valideert namens de deelnemers aan het milieuconvenant de milieu-informatie zoals deze door de afzonderlijke bedrijven aan het bevoegd gezag is verzonden. De rapportage van transportincidenten en arbeidsveiligheid is gebaseerd op jaarlijks door de leden verstrekte informatie, de kwaliteit hiervan wordt alleen op verenigingsniveau door een desktop review proces gevalideerd.

Verantwoording totstandkoming en keuze van de onderwerpen Responsible Care is het wereldwijde initiatief van de chemische industrie om continu haar prestaties voor veiligheid, gezondheid en milieu te verbeteren. Het programma streeft deze doelstelling na door op vrijwillige basis initiatieven in te voeren voor samenwerking met de overheid en andere stakeholders. De VNCI heeft zich in 1992 aangesloten bij het Responsible Care-initiatief, dat inmiddels in 53 landen is ingevoerd. Sinds 2006 ligt het accent meer op duurzaam ondernemen, een verbeterd ketenbeheer en transparantie. De hoofdstukken in dit rapport zijn gebaseerd op de (verplichte) thema’s van de Responsible Care (Global Charter), aangevuld met de uitkomsten van de evaluaties van het vorige verslag en de gevoerde stakeholderdialogen.

Volledigheid De transportincidentenenquête en de arbeidsveiligheidenquête (LTI’s) zijn dit jaar voor het eerst integraal opgenomen in de RC-vragenlijst. De respons voor beide was 100 procent. De VNCI baseert zich zoveel mogelijk op extern gevalideerde (totale sector-) informatie, zoals cijfers van het CBS (zie grafieken op pagina 29, 31, en 32).

Nauwkeurigheid De basis voor nauwkeurigheid wordt bepaald door de definities van ICCA.

Definities De VNCI rapporteert jaarlijks de Responsible Care KPI’s aan Cefic en de International Council of Chemical Associations (ICCA). De definities van deze indicatoren zijn vastgelegd in de ‘Cefic Responsible Care Reporting Guidelines 2006’ en de ‘ICCA Guidance for Reporting Performance (2009)’. De gebruikte CBS-gegevens zijn afkomstig van CBS Statline en gebaseerd op de officiële nomenclatuur. De milieugegevens zijn afkomstig van FO-i en ook door deze organisatie gevalideerd. De indicatoren zoals bevraagd in de transportincidenten- en arbeidsveiligheidenquete van de VNCI zijn gedefinieerd volgens bovengenoemde Cefic en ICCA richtlijnen.

40

41

Appendix 1: Rapportageprincipes


C OLOFON Juni 2012 Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) Postbus 443 2260 AK Leidschendam Telefoon: +3170 337 87 87 E-mail: info@vnci.nl www.vnci.nl

Vormgeving: Hans Langstraat (ph-ontwerp) Tekstschrijver: Adriaan van Hooijdonk Eindredactie: VNCI, Inge Janse Foto’s: shutterstock, stock.xchng Hoewel bij deze publicatie de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave. © Copyright 2012, VNCI, Leidschendam

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.