Responsible Care Rapport
maart 2008
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
1. Samenvatting
5
2. Responsible Care Global Charter
7
3. Implementatie
9
4.
Responsible Care-thema’s a Procesveiligheid b Distributie c Arbeidsomstandigheden d Milieu e Product Stewardship f Communicatie
5. Energie en klimaat
11 13 14 16 20 21 22
Bijlagen Tabel 1: Emissies chemische industrie in Nederland naar lucht Tabel 2: Emissies chemische industrie in Nederland naar water
2
Voorwoord De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) hecht grote waarde aan het Responsible Care-programma. In dit initiatief werken bedrijven uit de chemische industrie samen om hun prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en de communicatie met de omgeving over hun producten en processen voortdurend te verbeteren. Dit rapport laat zien dat de chemische industrie er in 2006 goed in slaagde zijn prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu verder te verbeteren. Waar prestaties tegenvielen, bekijkt de VNCI samen met haar leden de redenen daarvoor en de mogelijkheden om wel weer een stap verder te komen. De in 2006 gelanceerde Responsible Care Global Charter geeft het programma extra kracht. Aan de oorspronkelijke elementen van Responsible Care worden extra aandachtspunten toegevoegd: een grotere transparantie, duurzaam ondernemen, de zorg voor gebruik van chemicaliĂŤn in de productketen en de effecten hiervan op de gezondheid. Het is daarom essentieel dat de chemie voortdurend in dialoog is met de relevante stakeholders. De VNCI heeft in de afgelopen periode het bestaande Responsible Care-programma geĂŤvalueerd. De aanbevelingen die daaruit naar voren kwamen, nemen we samen met de nieuwe elementen uit de Global Charter mee in het vernieuwde Responsible Care-programma. Om hierin ook de ideeĂŤn van onze omgeving te verwerken, be-
3
spreken we het programma in 2008 met een aantal stakeholders. De VNCI besteedt de komende jaren veel aandacht aan het ondersteunen van haar leden bij de implementatie van het vernieuwde programma binnen hun bedrijf. Het nieuwe Responsible Care-programma zal ook doorklinken in het Responsible Care-rapport zelf. In deze uitgave geven we daar een eerste aanzet voor. Naast de prestaties van de sector, kijken we nadrukkelijker naar ontwikkelingen die plaatsvinden en de wijze waarop de chemische industrie daarop in kan spelen. Colette Alma Algemeen directeur VNCI
4
1. Samenvatting Responsible Care is sinds begin jaren negentig een vanzelfsprekend onderdeel in de bedrijfsvoering van bedrijven in de chemische sector. De prestaties op het gebied van schoon, veilig en milieuefficiÍnt produceren verbeteren daardoor elk jaar verder. In 2006 is het programma uitgebreid met de Responsible Care Global Charter. De Global Charter gaat verder dan het huidige programma en focust onder meer op transparantie, duurzaam ondernemen, extra aandacht voor Product Stewardship (ketenbeheer) en harmonisatie tussen de nationale programma’s. In 2007 evalueerde de VNCI het bestaande Responsible Care-programma. Dat leidde tot zeven aanbevelingen. De VNCI is inmiddels begonnen met het uitvoeren van de acties die hieruit voortvloeien. De jaarlijkse zelfevaluatie van de VNCI geeft een goed beeld van de vorderingen van Nederlandse chemiebedrijven met de implementatie van Responsible Care. In 2007 vulde 65% van de VNCI-leden de evaluatie over 2006 in. De vorderingen namen in dat jaar licht toe. De Europese monitoring laat zien dat Nederland in 2006 gelijke pas houdt met het Europese gemiddelde. Het aantal ongevallen met verzuim ligt zelfs onder het Europese gemiddelde. Met de invoering van de nieuwe Global Charter is de Responsible Care-zelfevaluatie verouderd. De evaluatie over 2007 zal daarom de laatste keer zijn en vervangen worden door een Responsible Care-assessment. Op het gebied van veiligheid ging de aandacht jarenlang uit naar persoonlijke veiligheid. Maar sinds in 2007 het Baker-rapport verscheen naar aanleiding van de ramp in de BP-raffinaderij in Texas, is er extra aandacht voor procesveiligheid. Bedrijfs5
leven, wetenschap en overheid onderzoeken samen hoe de aanbevelingen uit het Baker-rapport vorm kunnen krijgen. De chemische industrie ziet nog mogelijkheden om het veiligheidsniveau verder te verhogen. Versterking van de veiligheidscultuur, leren van incidenten en uitwisseling van ‘best practices’ zijn daarvoor enkele instrumenten. In twee nieuwe regionale netwerken delen bedrijven in de procesindustrie hun kennis en ervaring op het gebied van veiligheid. In de loop van 2008 starten nog twee veiligheidsnetwerken. Het aantal transportincidenten bij het vervoer van chemische stoffen neemt gestaag af. In 2006 is gestart met de uitwerking van de ‘Nota vervoer gevaarlijke stoffen’. Doel van deze nota is het verder verbeteren van de veiligheid en een beter evenwicht tussen de ruimtelijke ordening en het vervoer. Invoering van het Basisnet is dé uitdaging voor de komende jaren. Ook aan het Globally Harmonized System voor de indeling en etikettering van stoffen (GHS), dat in 2008/2009 ingaat, zal de VNCI veel aandacht besteden. De Lost Time Injury Rate (LTIR), het aantal verzuimongevallen per miljoen gewerkte mensuren, voor eigen werknemers steeg in 2006 van 1,55 naar 1,87. Van een trendbreuk lijkt echter geen sprake. De LTIR voor aannemers kwam uit op 1,52 en lag daarmee in 2006 voor het eerst lager dan die voor de eigen werknemers. In het milieuconvenant maakten chemische industrie en overheid afspraken over het terugdringen van de uitstoot naar water, lucht en bodem. Met succes. In 2006 was al 79% van de einddoelen van het convenant gehaald. Voor 15 stoffen is in 2006 de doelstelling voor 2010 nog niet gehaald; voor 7 stoffen wordt het einddoel naar verwachting niet gehaald in 2010. Bedrijven en overheid onderzoeken of en, zo ja, op welke manier de doelstelling voor deze 7 stoffen alsnog bereikt kan worden. Om de verzuring terug te dringen, zijn binnen het convenant reductiedoelstellingen opgesteld voor SO2 (zwaveldioxide), NOx (stikstofoxiden), NH3 (ammoniak) en Vluchtige Organische Stoffen (VOS). De trend voor de uitstoot van SO2 is dalend. De reductiedoelstelling van NOx voor 2010 is 90%. De handel in NOx-emissierechten die op 1 juni 2005 startte, moet ervoor zorgen dat de nationale emissieplafonds (NECdoelstellingen) binnen handbereik komen. Naar verwachting worden de doelstel-
lingen net gehaald. De reductiedoelstellingen voor de uitstoot van ammoniak en de Vluchtige Organische Stoffen (VOS) zijn zonder meer haalbaar voor 2010. Product Stewardship houdt in dat alle bedrijven in de hele productketen zich ervan verzekeren dat een stof zo veilig mogelijk geproduceerd, in de handel gebracht en gebruikt wordt. Dat vraagt om goede informatie over stoffen en om effectieve communicatie tussen de partijen in een productketen. Afspraken hierover staan in de REACH-verordening van december 2006. REACH zorgt voor nieuwe verplichtingen voor chemische bedrijven. De VNCI ondersteunt hen bij de voorbereiding en uitvoering hiervan en organiseerde in 2006 en 2007 goed bezochte voorlichtingsdagen en workshops. Responsible Care draagt bij aan het verbeteren van het imago van de chemie. Communicatie over Responsible Care is daarom van groot belang. De chemische industrie maakt in haar communicatie een omslag van ‘be good and tell it’ naar ‘be good and discuss it’. Zo ontplooien bedrijven steeds meer activiteiten om de dialoog met hun omgeving te versterken. Ook de VNCI communiceert aan leden en buitenwacht over Responsible Care. De jaarlijkse Responsible Care-prijs die de VNCI uitreikt voor het meest inspirerende en innovatieve initiatief ging in 2007 naar Dow Benelux in Terneuzen voor het project ‘Innovatief industrieel hergebruik van huishoudelijk afvalwater’. De chemieondernemingen die deelnemen aan de Meerjarenafspraken energieefficiency (MJA-2) haalden in 2006 een energie-efficiencyverbetering van 2,3% ten opzichte van 2005. De chemiedeelnemers aan het benchmarkconvenant gingen er 3,2% op achteruit ten opzichte van 2005. Dit werd voor een deel veroorzaakt door geplande en ongeplande onderhoudsstops. De CO2-emissiecijfers van het CBS voor de sector chemie gaven een daling aan naar 18,27 Megaton in 2006. In de Energievisie, die de VNCI in juli 2007 publiceerde, staan plannen tot en met 2032 op het gebied van energie en klimaat. In oktober 2007 zetten overheid en bedrijfsleven hun handtekening onder het Duurzaamheidsakkoord. Daarin maakten zij concrete afspraken over betere energie-efficiency, duurzame energie en het terugdringen van broeikasgassen. Voor verschillende sectoren worden in 2008 deelakkoorden gesloten.
6
2. Responsible Care Global Charter Responsible Care is het wereldwijde initiatief van bedrijven uit de chemische industrie om hun prestaties op het vlak van veiligheid, gezondheid en milieu steeds verder te verbeteren. Na ruim twintig jaar was dit programma aan vernieuwing toe. In 2006 startte daarom de Responsible Care Global Charter. De Global Charter gaat verder dan het bestaande Responsible Care-programma en focust op actuele uitdagingen. Zoals de groeiende aandacht voor duurzame ontwikkeling. De behoefte aan meer transparantie. De bescherming van de volksgezondheid bij het gebruik van chemische producten. En de behoefte aan grotere harmonie en meer consistentie tussen de Responsible Care-programma’s van de inmiddels 53 deelnemende landen.
Resultaten Aanbevelingen voor Responsible Care Deelnemende landen verwerken de nieuwe onderwerpen uit de Global Charter in hun nationale Responsible Care-programma’s. Bij wijze van voorbereiding evalueerde de VNCI eerst het bestaande Responsible Care-programma onder haar leden.
7
Daaruit kwamen de volgende aanbevelingen: 1. Responsible Care blijft een voorwaarde voor het lidmaatschap van de VNCI 2. Integreer Responsible Care zoveel mogelijk in de bestaande managementsystemen van de bedrijven 3. Handhaaf de huidige Responsible Care-instrumenten en de regelmatige evaluatie hiervan 4. Laat Responsible Care vanaf 2010 op sectorniveau verifiëren door een externe partij 5. Positioneer Responsible Care als een ‘kwaliteitsmerk’; het opzetten van een iteratieve stakeholderdialoog is daarbij een essentiële randvoorwaarde 6. Organiseer een krachtige herlancering van Responsible Care 7. Ontwikkel een Responsible Care-meerjarenplan om de continue verbetering van prestaties van bedrijven te realiseren
Ontwikkelingen Stap voor stap vernieuwen De VNCI zette de aanbevelingen om in acties. Stap voor stap worden deze uitgewerkt: • In 2007 startte de VNCI een pilotstudie waarbij gekeken wordt hoe aan externe verificatie vorm kan worden gegeven. Verschillende bedrijven werken vrijwillig mee aan de pilot. • Om ook de ideeën van stakeholders te verwerken in het vernieuwde Responsible Care-programma, start in 2008 een stakeholderdialoog. • Verder intensiveert de VNCI in 2008 de communicatie over het vernieuwde programma en de manier waarop leden dit in hun bedrijf kunnen implementeren. Samen duurzaam ondernemen De regio Noord-Brabant startte in 2007 met een project Duurzaam ondernemen. In dit project werken verschillende (chemie)bedrijven, de Provincie Noord-Brabant, consultants en hogescholen met elkaar samen. Zij volgen hiermee het voorbeeld van de regio Zeeland, die al een paar jaar bezig is met het verder uitbouwen van duurzaam ondernemen via een Masterclass.
8
3. Implementatie Chemische bedrijven moeten de principes van Responsible Care inpassen in hun dagelijks werk. De leden van de VNCI evalueren elk jaar of ze daarin geslaagd zijn. De vorderingen worden ook op Europees niveau gevolgd. Samen geeft dat een duidelijk beeld over de voortgang van de invoering van Responsible Care.
Resultaten Zelfevaluatie VNCI-leden Elk jaar evalueren de VNCI-leden hun prestaties op het gebied van Responsible Care. In 2007 vulde zo’n 65% van de VNCI-leden de enquête over 2006 in. Gemiddeld nemen de vorderingen licht toe (zie figuur 1). De thema’s communicatie en Product Stewardship blijven iets achter. Implementatie Responsible Care
Figuur 1: E
Implementatie Responsible Care
�
niveau implementatie
D�
C
A – geen plan B – plan gemaakt C – plan uitgewerkt D – plan uitgevoerd E – continue verbetering
�
B�
A�
0
�
2001
2002
2003
2004
2005
2006
9
Figuur 3:
Transportincidenten weg
8 7 Incidenten per miljoen ton vervoerd product
Europese monitoring De prestaties van de sector op Europees niveau staan in de jaarlijkse Europese monitoring. Hierin rapporteert Cefic achttien parameters, zoals ongevallen met verzuim (LTIR), gevaarlijk afval, uitstoot van zwaveldioxide (SO2), stikstof, VOS en koolstofdioxide (CO2), energieverbruik, waterconsumptie en transportincidenten. Ook de VNCI levert een bijdrage aan deze rapportage. Onze input laat zien hoe Nederland scoort ten opzichte van het Europese gemiddelde. Voor de meeste parameters liggen de Nederlandse resultaten op Europees niveau. Met LTIR loopt de Nederlandse chemische industrie zelfs voorop (zie figuur 2). Wel hebben we meer transportincidenten dan in andere Europese landen, hoewel het aantal incidenten de afgelopen jaren sterk is gedaald (zie figuur 3).
6 5 4 3 2 1 0 2001
Figuur 2:
Lost Time Injury Rate (LTIR) eigen werknemers
2003
2004
2005
2006
Europa Nederland
10 Verzuimongevallen per miljoen gewerkte mensuren
2002
8 6
Ontwikkelingen
4 2 0 2000 Europa Nederland
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Van zelfevaluatie naar externe verificatie De Responsible Care-zelfevaluatie past niet meer bij de nieuwe Global Charter. Na 2008 zal de VNCI de zelfevaluatie daarom vervangen door een Responsible Careassessment. Dat gebeurt mede op basis van de resultaten van de pilotstudie naar externe verificatie. Het nieuwe beoordelingsprogramma moet aansluiten bij de verwachtingen van de stakeholders over wat de sector over het programma zou moeten rapporteren.
10
4. Responsible Carethema’s 4.a Procesveiligheid Veiligheid staat in de chemie voorop. Niet voor niets is het motto: “hier werk je veilig of hier werk je niet”. Veiligheid raakt alle facetten van de bedrijfsvoering. De afgelopen jaren ging de aandacht vooral uit naar de persoonlijke veiligheid van werknemers, aannemers en omwonenden. Het ongeval in de raffinaderij van BP in Texas leidde tot extra aandacht voor procesveiligheid.
Resultaten Indicatoren voor procesveiligheid De bevindingen van het onderzoek naar de ramp in Texas staan in het Baker-rapport. Een van de aanbevelingen uit dit rapport is om indicatoren te ontwikkelen die gebruikt kunnen worden bij de bewaking van de procesveiligheid. In 2006 is bij wijze van proef onder meer gekeken naar de zogenoemde ‘loss of containment’, het vrijkomen van een gevaarlijke stof, als mogelijke indicator. De eerste resultaten leveren geen eenduidige conclusies op. Verder onderzoek is noodzakelijk. Hoger veiligheidsniveau Kan het veiligheidsniveau in de chemische industrie nog hoger? De chemische industrie denkt van wel en ziet nog mogelijkheden om de veiligheid verder te verbeteren. 11
Bijvoorbeeld door versterking van de veiligheidscultuur. Door te leren van incidenten. En door de uitwisseling van ‘best practices’ tussen bedrijven binnen en buiten de sector. Van elkaar leren over veiligheid In Brabant/Zeeland en Noord-Nederland hebben bedrijven in de procesindustrie regionale netwerken opgericht waarin zij hun kennis en ervaring op het gebied van veiligheid delen. De netwerken zijn gebaseerd op een concept van Deltalinqs University in het Rijnmondgebied. Het programma omvat workshops, incidentenregistratie en -analyse, maar vooral het van elkaar leren over veiligheid. Overleg over incidentenrapportage Sinds 2003 publiceert de Arbeidsinspectie jaarlijks een rapportage over de door haar onderzochte incidenten. De inspectie analyseert hierin de incidenten en doet aanbevelingen ter verbetering en voorkoming. De VNCI onderkent het nut van een dergelijke rapportage, maar twijfelt over de wijze waarop de inspectie hieraan vorm geeft. In 2006 startte de VNCI een overleg met de inspectie over deze rapportage. Doel van het overleg: gemeenschappelijk draagvlak creĂŤren tussen bedrijven, overheid en de Arbeidsinspectie en daarmee een instrument te ontwikkelen voor de verdere verbetering van de veiligheid.
Ontwikkelingen Twee nieuwe veiligheidsnetwerken In de loop van 2008 starten naar verwachting twee nieuwe veiligheidsnetwerken. Een in Zuidoost Nederland en een in de regio rondom het Noordzeekanaal. Andere sectoren tonen veel belangstelling om deel te nemen. Vormgeven aanbevelingen Baker-rapport Bedrijfsleven, wetenschap en overheid onderzoeken samen hoe vorm kan worden gegeven aan de aanbevelingen uit het Baker-rapport.
12
4.b Distributie Het vervoer van gevaarlijke stoffen groeit gestaag. Maar de ruimte in Nederland is schaars, en veiligheid heeft grote prioriteit. Dat zorgt voor spanning. Het nieuwe Basisnet beoogt een duurzaam evenwicht tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid.
Figuur 4:
Transportincidenten weg, spoor en water (excl. buisleidingen)
50 40 30 20 10 0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Uitwerking Nota vervoer gevaarlijke stoffen De Nota vervoer gevaarlijke stoffen wil de spanning tussen de ruimtelijke ordening en het vervoer verminderen en de veiligheid verder verhogen. Het bedrijfsleven heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het totstandkomen van deze nota. In 2006 begon het kabinet met de uitwerking ervan.
Ontwikkelingen
Resultaten Minder incidenten Van fouten kun je leren. Daarom registreren en analyseren chemische bedrijven hun incidenten. En treffen ze vervolgens verbetermaatregelen. De VNCI publiceert elk jaar voor de modaliteiten weg, spoor en water de incidentfrequentie per miljoen ton vervoerd product. Hoewel dit cijfermateriaal met de nodige voorzichtigheid moet worden bekeken, is de conclusie positief: ondanks dat we miljoenen tonnen stoffen vervoeren, laat de index de afgelopen jaren een verbetering zien (zie figuur 4).
Basisnet van start Eind 2008 hoopt het kabinet het Basisnet vast te stellen. Daarna start ook de implementatie. Een kosten-batenanalyse moet duidelijk maken welke verbeteringen nog nodig zijn. Aanpassing van vervoerswetgeving aan GHS Bedrijven gaan wereldwijd over op een nieuwe manier van indeling en etikettering van stoffen. De nieuwe internationale vervoersregelgeving is aangepast aan het Globally Harmonized System (GHS). De aangepaste EU-regelgeving voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen gaat in 2009/2010 in. De VNCI zal veel aandacht besteden aan de gevolgen van het GHS voor de regelgeving over vervoer en de regelgeving over labeling, classificatie en verpakking van gevaarlijke stoffen.
13
4.c Arbeidsomstandigheden Werknemers in de chemische industrie moeten veilig en gezond kunnen werken. De sector doet er alles aan om dit continu verder te verbeteren.
Resultaten Kleine toename verzuimongevallen werknemers De VNCI volgt de arbeidsveiligheid bij chemische bedrijven al jaren via de Lost Time Injury Rate (LTIR), het aantal verzuimongevallen per miljoen gewerkte uren. In 2006 was deze index voor eigen werknemers 1,87 en voor aannemers 1,52 (in 2005 was dit resp. 1,55 en 2,53). Er waren geen dodelijke ongevallen. De lichte stijging van de LTIR voor eigen werknemers lijkt niet te wijzen op een trendbreuk, zeker gezien het steeds hogere veiligheidsniveau van de afgelopen jaren (zie figuur 5). Bijna 50% van de VNCI-lidbedrijven heeft in 2006 geen enkel verzuimongeval gehad. Figuur 5:
Verzuimongevallen per miljoen gewerkte mensuren
Lost Time Injury Rate (LTIR)
5 4 3 2 1 0 2000
2001
LTIR eigen werknemers LTIR aannemers
2002
2003
2004
2005
2006
Positieve impuls VCA De LTIR voor aannemers in de chemie lag in 2006 voor het eerst lager dan die voor de eigen werknemers. Dat geeft een positieve impuls aan het VCA-systeem (Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers). Een aantal grote bedrijven neemt hierin het voortouw en is ook nauw betrokken bij de nieuwe versie van het VCA. Hierin komt onder andere een specifiek onderdeel voor de risico’s bij het werken aan
14
procesinstallaties in BRZO/ARIE-bedrijven (VCA-Petrochemie). Verder zullen voortaan een gedragsprogramma en een LMRA (Laatste Minuut Risico-Analyse) vereist zijn. Een en ander betekent een verdere verbetering van de veiligheid voor de werknemers van zowel aannemers als opdrachtgevers.
Ontwikkelingen Inspelen op nieuw arbobeleid De liberalisering van de Arbowet per 1 januari 2007 is gunstig voor de branche. Chemische bedrijven zijn nu nog beter in staat hun arbobeleid vorm te geven. Veel lidbedrijven gebruiken bovendien extern gecertificeerde arbomanagementsystemen. Met deze maatwerk aanpak spelen bedrijven naadloos in op het nieuwe arbobeleid. Nieuw arbogrenswaardenstelsel In het nieuwe arbogrenswaardenstelsel draait het om de gezondheidskundige grenswaarde in plaats van de haalbare grenswaarde. Dit verschaft bedrijven meer duidelijkheid over de betekenis van de waarden. Bovendien geeft het bedrijven een impuls om de gezondheid van werknemers naar een nog hoger plan te tillen. Hoe het stelsel in de praktijk zijn uitwerking krijgt, moet nog blijken. Checklist voor opdrachtgevers Begin 2007 introduceerde de SSVV het VCO-systeem (Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Opdrachtgevers). VCO is bij uitstek geschikt en geschreven voor opdrachtgevers die van hun aannemers VCA-certificatie vragen, en dus voor VNCIleden. Het is in dat verband van groot belang dat zoveel mogelijk opdrachtgevers gaan voor VCO-certificering. De checklist is bedoeld om duidelijkheid te scheppen in grote projecten waarbij aannemers betrokken zijn. Vooral in de voorbereidende fase is daarbij een belangrijke taak weggelegd voor opdrachtgevers van projecten. Met het VCO-systeem zal een externe audit hen daar jaarlijks nog eens goed op beoordelen. In de audit komt onder andere aan de orde of de opdrachtgever zijn toezichthoudende rol bij grote projecten voldoende invult. Meer informatie: www.vca.nl.
15
4.d Milieu De chemische industrie wil zo min mogelijk emissies uitstoten naar water, lucht en bodem en zo min mogelijk afval produceren. In het milieuconvenant IMT maakten chemische industrie en overheid daarover afspraken rond zeven thema’s: klimaat, verzuring, verspreiding naar lucht, verspreiding naar water, vermesting, verwijdering, bodembescherming en -sanering en verstoring. Met de nieuwe Toekomstagenda Milieu past het kabinet het milieubeleid aan de ontwikkelingen van deze tijd aan. Nederland bepaalt immers steeds minder zelf het milieubeleid. Veel milieuproblemen zijn grensoverschrijdend.
Resultaten Reductie uitstoot: einddoel 2010 in zicht Chemische bedrijven hebben samen met de overheden hard gewerkt om hun uitstoot te reduceren. En met succes: van de 72 stoffen uit het convenant zijn in 2006 voor 57 stoffen (79%) de doelstellingen voor 2010 al gehaald. De tabellen ‘Emissies chemische industrie in Nederland naar lucht en water’ geven per stof de uitstoot weer van de chemische industrie in Nederland (zie tabel 1 en 2 in de bijlage). Voor 15 stoffen zijn de doelstellingen voor 2010 in 2006 nog niet gehaald. Op basis van de 115 ingeleverde BMP 4-rapporten is de verwachting dat voor 7 van deze stoffen (schuin gedrukt in tabel 1) de doelstelling in 2010 niet gehaald wordt. Dit is een conservatieve inschatting. Zie figuur 6.
Figuur 6:
Doelstellingen IMT 2010 gerealiseerd (emissiereductie)
72 70 60 50 40 30 20 10 0 IMT 2010 gerealiseerd in 2006
IMT 2010 gerealiseerd in 2010 (verwachting)
totaal aantal stoffen IMT 2010 (doelen)
FO-industrie publiceert de resultaten van de voortgang van het convenant in het rapport ‘Intentieverklaring uitvoering Milieubeleid Chemische Industrie’. Het rapport geeft per stof de emissies van de sector per jaar. Het sommatierapport BMP-4 bevat verwachtingen van de emissiereductie tot 2010 (zie www.fo-industrie.nl). Nationale Emissie Plafonds (NEC) In 1993, toen het milieuconvenant werd afgesloten, waren de omstandigheden anders dan nu. De wet- en regelgeving is veranderd, bedrijven hebben andere vergunningen en lidstaten hebben verplichtingen uit Europa. Zo heeft de Europese Commissie in de NEC-richtlijn voor vier stoffen op het gebied van verzuring nationale emissieplafonds vastgesteld voor elke lidstaat. Het gaat om stikstofoxide (NOx), zwaveldioxide (SO2), Vluchtige Organische Stoffen (VOS) en ammoniak (NH3). In de volgende paragrafen staat hoe de chemische industrie de uitstoot van deze stoffen sinds 1985 heeft teruggebracht. Stikstofoxiden (NOx) In Nederland is de NOx-emissiehandel geïntroduceerd, een nationaal instrument voor het terugdringen van de uitstoot van NOx waaraan verschillende industrietakken meedoen. NOx bestaat uit proces- en verbrandingsemissies. Beide soorten dragen 16
ongeveer evenveel bij aan de totale NOx-uitstoot, respectievelijk 7 en 8 kton. In figuur 7 is te zien welke reducties de chemische industrie voor NOx heeft gerealiseerd (basisjaar 1985). Figuur 8 geeft het aandeel van de chemie in de totale NOx-uitstoot in Nederland weer (4%). Figuur 7:
Stikstof (NOx)-emissie chemische industrie
60 50 40 30
doelstelling 2010
20
De druk van de overheid op de industrie om scherpere afspraken te maken voor NOx-emissiehandel is groot, omdat het NEC-plafond waarschijnlijk net gehaald zal worden. De VNCI ziet NOx-emissiehandel als een goed instrument om emissiereducties te behalen, omdat het kosteneffectief is en bedrijven investeringen gefaseerd kunnen uitvoeren. Wil het instrument na 2010 echter slagen, dan moet het volgens de industrie aan drie voorwaarden voldoen: 1. NOx-emissiehandel moet erkend worden als instrument in IPPC, 2. de monitoring moet eenvoudiger, 3. het handelsgebied moet worden uitgebreid. Zwaveldioxide (SO2) Bij SO2 in de chemische industrie gaat het om verbrandings- en procesemissies. De totale SO2-reductie is in 2006, ondanks een zeer lichte stijging t.o.v. 2005, met bijna 88% enorm verbeterd sinds het basisjaar 1985 (zie figuur 9).
10
Figuur 9:
kton
1985*1997
1998 1999 2000
NOx proces
2001 2002 2003 2004 2005 2006
*1985 = basisjaar
NOx verbranding
Zwaveldioxide (SO2)-emissie chemische industrie
35 30 25 20
Figuur 8:
Aandeel chemie in totale NOx -emissie in Nederland 12%
15
doelstelling 2010
10
4%
5
22%
kton
1985*1997 Chemie
1998 1999
Industrie, energie en raffinaderijen (excl. chemie)
SO2 proces
Verkeer
SO2 verbranding
2000 2001 2002 2003
2004 2005 2006
*1985 = basisjaar
Rest
62%
17
De bijdrage van de chemische industrie aan de landelijke SO2-uitstoot is met 6% gering (zie figuur 10).
De bijdrage van de chemische industrie is 4% aan de totale VOS-uitstoot in Nederland (zie figuur 12).
Figuur 10:
Figuur 12:
9%
Aandeel chemie in totale SO2-emissie in Nederland
5%
6%
Aandeel chemie in totale VOS-emissie in Nederland
17%
4%
32% Chemische industrie
Chemie Industrie, energie en raffinaderijen (excl. chemie)
Industrie, energie en raffinaderijen (excl. chemie)
20%
Verkeer
Verkeer
Huishoudens
Rest
Handel, diensten en overheid 27%
80%
Vluchtige Organische Stoffen (VOS) Door de NEC-richtlijn is de oorspronkelijke IMT 2010-doelstelling voor Vluchtige Organische Stoffen (VOS) aangepast. Met een uitstoot van 7,4 kton in 2006 voldoet de chemie ruimschoots aan de nieuwe doelstelling van 10,9 kton in 2010 (zie figuur 11). Figuur 11:
VOS-emissie chemische industrie
12
doelstelling 2010
10 8 6 4
Ammoniak (NH3) De bijdrage van de chemische industrie aan de uitstoot van ammoniak is met circa 1% van de totale uitstoot in Nederland verwaarloosbaar. IPPC-toets best beschikbare techniek In 2006 ontvingen de VNCI-leden een methode om hun processen te toetsen aan de Best Beschikbare Technieken (BBT), zoals in de IPPC-richtlijn verplicht is gesteld. De IPPC-richtlijn legt de verantwoordelijkheid om vergunningen voor 31 oktober 2007 aan te passen bij de overheden. De VNCI heeft haar leden aangemoedigd zelf het initiatief te nemen om hun installaties aan BBT te toetsen. De meeste bedrijven voldoen inmiddels aan IPPC.
Ontwikkelingen
2 kton
2000*
2001
*2000 = basisjaar
2002
2003
2004
2005
2006
Milieuconvenant: 2010 en verder In het milieuconvenant hebben overheid en bedrijfsleven richtinggevende doelen afgesproken voor 2010. De prognoses voor 2010, die bedrijven in 2006 in hun BMP-4 hebben gepresenteerd, geven een idee of de bedrijven die doelen zullen halen. 18
Volgens die plannen lukt dat voor 7 stoffen niet. Bedrijfsleven en overheid analyseren nu samen hoe dat komt. Ook onderzoeken ze per stof of het mogelijk is de doelstelling alsnog te realiseren. Daarbij nemen ze (inter)nationaal beleid en eventueel hernieuwd wetenschappelijk inzicht mee. De analyse kijkt daarnaast ook naar SO2, omdat dit een van de stoffen is waarvoor een Nationaal Emissie Plafond (NEC) is vastgesteld. De VNCI voert op dit moment overleg met de overheid over mogelijkheden voor samenwerking op milieugebied na afloop van het IMT-convenant in 2010. Milieuthemakentallen vervallen De berekening van de milieuthemakentallen vervalt vanaf nu. De methode biedt te weinig inzicht in het effect van alle emissies op een milieuthema. Externe partijen erkennen de methode niet. Bovendien is deze hard toe aan een update. De VNCI heeft daarom besloten niet verder te gaan met de rapportage van deze getallen in het Responsible Care-rapport. Wel onderzoekt zij de mogelijkheden om de methode te verbeteren en in de toekomst op een andere manier voort te zetten.
19
4.e Product Stewardship De zorg voor een chemisch product stopt niet zodra het de fabriekspoort verlaat, maar gaat gedurende de gehele levenscyclus van het product door. Dat is Product Stewardship: het verantwoord beheersen van risico’s en het verbeteren van de veiligheids-, gezondheids- en milieuprestatie van een product. Product Stewardship houdt in dat alle bedrijven in de hele keten van een stof zich ervan verzekeren dat die stof zo veilig mogelijk wordt geproduceerd, in de handel gebracht of gebruikt. Dat vraagt om effectieve communicatie tussen de partijen in een productketen, om goede informatie over eigenschappen van stoffen en het veilig gebruik ervan. Dit is onder meer verankerd in de REACH-verordening van december 2006. De nieuwe, in ontwikkeling zijnde Europese regelgeving voor classificatie, labelling en verpakking van stoffen en mengsels (GHS) heeft als doel de informatieverschaffing over chemische producten wereldwijd nog verder te harmoniseren. De VNCI is nauw betrokken bij de discussie over de (verdere) ontwikkeling van de verordeningen.
Resultaten
Prioritaire stoffen In 2006 is het overleg over het Prioritaire Stoffenbeleid tussen overheid en bedrijfsleven afgerond. Het bedrijfsleven wil dat het Nederlandse prioritaire stoffenbeleid overeenkomt met internationale afspraken, zoals REACH en de Kaderrichtlijn Water, en dat sprake is van harmonisatie. Eind 2006 verscheen de voortgangsrapportage Prioritaire Stoffen.
Ontwikkelingen Voorlichting aan leden Ook in 2008 ligt bij de VNCI de nadruk op het geven van voorlichting en het ondersteunen van leden. Komend voorjaar organiseert de VNCI weer een Stoffenconferentie. En in het najaar verschillende workshops. Hulp bij preregistratie Tussen 1 juni en 1 december 2008 kunnen ondernemingen laten weten welke stoffen zij gaan registreren onder REACH (de zogenaamde preregistratie). De VNCI wil ervoor zorgen dat geen enkel bedrijf ongewild de boot mist. Een groot deel van onze voorlichtingsactiviteiten is dan ook bedoeld om bedrijven hierbij te ondersteunen.
Steun bij invoering REACH REACH zorgt voor nieuwe verplichtingen voor chemische bedrijven. De VNCI ondersteunt haar leden bij de voorbereiding en uitvoering hiervan. Zo organiseerde zij in 2006 samen met het Verbond van Handelaren in Chemische Producten (VHCP) een voorlichtingsdag. In 2007 vonden naast de voorlichtingsdag ook drie workshops plaats. Ruim 91% van de VNCI-leden nam deel aan een of meer activiteiten. Ook via allerlei andere kanalen communiceert de VNCI structureel over REACH en GHS. Bijvoorbeeld via Chemie magazine, Chemiezine en circulaires. Voor vragen over REACH kunnen leden terecht bij de VNCI-helpdesk (reach@vnci.nl). Ook het in 2007 opgerichte ReachCentrum Netherlands ondersteunt leden bij de invoering van REACH. De VNCI levert bovendien actief een bijdrage aan voorlichtingsactiviteiten van andere brancheorganisaties en de overheid.
20
4.f Communicatie Betere prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu is één. Communicatie daarover is minstens zo belangrijk. Uiteindelijk moeten de resultaten van Responsible Care zichtbaar en tastbaar zijn voor de directe en indirecte omgeving van de chemiebedrijven. Niet alleen door te communiceren met die omgeving. Maar ook door er daadwerkelijk de dialoog mee aan te gaan. Communicatie door bedrijven Bedrijven communiceren jaarlijks over hun prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Bijvoorbeeld in hun milieujaarverslag. Of via bedrijfs- of relatiebladen. Vaak staat op hun website ook veel informatie over het bedrijf en de manier waarop het omgaat met de Responsible Care-thema’s. De chemische industrie maakt een omslag van ‘be good and tell it’ naar ‘be good and discuss it’. Steeds meer chemiebedrijven organiseren open dagen of richten burenraden op om de dialoog met hun omgeving te versterken.
Responsible Care-prijs Jaarlijks reikt de VNCI de Responsible Care-prijs uit voor het meest inspirerende en innovatieve initiatief. Winnaar van de Responsible Care-prijs 2007 is Dow Benelux in Terneuzen. Het bedrijf won met een project voor innovatief industrieel hergebruik van huishoudelijk afvalwater. Gezuiverd huishoudelijk afvalwater dat normaal gesproken na zuivering op de Westerschelde wordt geloosd, wordt nu op grote schaal hergebruikt in de industrie. Ontzilting van het afvalwater (in plaats van zeewater) levert een energiebesparing op van 65% plús een besparing van chemicaliëngebruik. Het project is breed toepasbaar, gaat uit van een vernieuwende en ambitieuze ketensamenwerking met ongebruikelijke partners en sluit bovendien aan op het debat in de samenleving, waar water een belangrijk thema is. In oktober 2007 mocht Dow ook de Europese Responsible Care-prijs voor dit project in ontvangst nemen. Een eervolle vermelding ging naar General Electric Plastics uit Bergen op Zoom (inmiddels Sabic Innovative Plastics). Dit bedrijf gebruikt chloor in haar productieprocessen. Ze maakt hier fosgeen van, dat nodig is bij de productie van polycarbonaat. Voorheen werd het fosgeen na het proces geneutraliseerd tot keukenzout en geloosd op de Westerschelde. Inmiddels heeft het bedrijf een gesloten zoutkringloop gerealiseerd. Het zout wordt nu na het polycarbonaatproces teruggewonnen voor de productie van chloor. Dit is veel beter voor mens en milieu.
Communicatie door de VNCI Ook de VNCI communiceert over Responsible Care. Leden krijgen informatie over veiligheids-, gezondheids- en milieuthema’s. De VNCI ondersteunt hen bij de implementatie van Responsible Care in hun eigen bedrijf. Aan de buitenwereld verschaft de VNCI informatie over het programma en de resultaten van de chemische industrie. Responsible Care is daarmee een belangrijke drager van het imago van de chemie. Communicatie gebeurt onder meer via Chemie magazine, Chemiezine, internet, het Responsible Care-rapport en de media. De communicatie over de Responsible Care Global Charter wordt in 2008 geïntensiveerd.
21
5. Energie en klimaat De chemische industrie is energie-intensief. Een groot deel van het nationale energieverbruik komt voor rekening van de chemische bedrijven. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Maar het biedt ook kansen. Het kabinet wil dat Nederland in 2020 ĂŠĂŠn van de duurzaamste en efficiĂŤntste energievoorzieningen heeft in Europa. Aan die ambitie kan de chemische industrie een belangrijke bijdrage leveren.
Resultaten MJA-2 convenant De 38 chemieondernemingen (met in totaal 45 inrichtingen) die deelnemen aan de Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA-2) hebben in 2006 uitstekend gepresteerd: 2,3% energie-efficiencyverbetering ten opzichte van 2005 en 22,9% verbetering ten opzichte van het basisjaar 1998. Gemiddeld is dat bijna 2,9% per jaar (zie figuur 13). Benchmarkconvenant Minder goed waren in 2006 de prestaties van de 73 chemiedeelnemers aan het benchmarkconvenant. Zij gingen er in energie-efficiency 3,2% op achteruit ten opzichte van 2005. De gemiddelde verbetering ten opzichte van het basisjaar 1999 liep hierdoor terug naar gemiddeld 0,4% per jaar (zie figuur 13).
22
Figuur 13:
Figuur 14:
Energie Efficiency Index
% 100
25
95
20
90
15
85
10
80
5
75
CO2 -emissie (direct) chemische industrie
kton
0
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2001
2002
2003
2004
2005
2006
MJA-2 Benchmark
Er is een verklaring voor deze achteruitgang. Door onderhoudsstops waren belangrijke productiefaciliteiten meerdere maanden uit bedrijf. Daarnaast moesten de meeste deelnemers met ingang van 2005 deelnemen aan CO2-emissiehandel. Dat leidde de aandacht af van de energie-efficiencyprojecten. Ook de uiteindelijk lage CO2-prijzen zorgden ervoor dat minder energie-efficiencyprojecten werden ontwikkeld.
Uitstoot van broeikasgas De minister van Economische Zaken diende in 2006 het nationaal allocatieplan broeikasgasemissies 2008-2012 in, waaruit ook de allocatie voor de chemische industrie voortvloeit. In mei 2007 publiceerde zij het toewijzingsplan. Dit plan is erop gebaseerd dat Nederland zijn Kyoto-doelstelling haalt. Het (ontwerp) toewijzingsbesluit 2008-2012 wordt in 2008 gepubliceerd.
De deelnemende industrie als geheel presteerde trouwens ook minder in 2006: 3% achteruitgang.
Ontwikkelingen
CO2-emissiehandel Alle deelnemers aan het systeem van CO2-emissiehandel voldeden in 2006 aan hun verplichtingen. De CO2-emissiecijfers van het CBS voor de sector chemie laten na een piek in 2003 een daling, en dus een verbetering, zien naar 18,27 Megaton in 2006. Het gaat om directe CO2-uitstoot, inclusief joint venture WKK (zie figuur 14).
Energievisie tot 2032 Europa en Nederland hebben in 2007 forse energie- en klimaatambities geformuleerd voor de periode tot en met 2020. De Energievisie van de VNCI, die in juli 2007 werd gepubliceerd, sluit bij deze ambities aan. In de Energievisie staan plannen tot en met 2032 op het gebied van energie, klimaat en transitie naar een klimaatvriendelijke chemie, ook wel low-carbon chemie genoemd, in 2032.
23
Duurzaamheidsakkoord overheid en bedrijfsleven In november 2007 zetten overheid en bedrijfsleven (VNO-NCW, MKB-NL en LTO-NL) hun handtekening onder het Duurzaamheidsakkoord. Betrokken partijen spraken af v贸贸r april 2008 deelakkoorden af te sluiten voor verschillende sectoren, waaronder de chemie. Binnen de chemie wil men een verdere verbetering van de energie-efficiency bereiken door een vernieuwd MJA-2 en een vernieuwd benchmarkconvenant. Terugdringen van broeikasgassen gebeurt vooral via het broeikasgasemissiehandelssysteem. De doelstelling voor duurzame energie willen de partijen halen met de innovatieagenda en plannen van de Regiegroep Chemie (zie www.regiegroepchemie.nl) die zich uitstrekken tot 2032.
Quick Scan chemie-installaties In 2007 startte de VNCI met een programma om een groot deel van alle chemieinstallaties in Nederland te onderwerpen aan een Procesintensificatie Quick Scan. Inmiddels hebben al veel bedrijven zich aangemeld en is het project in volle gang. Met een ander initiatief, om het potentieel voor nieuwe vormen van warmtekrachtkoppeling in de chemie te verkennen, is een begin gemaakt.
24
Bijlage Emissies in ton Reductie t.o.v. 1985 Effectief Doel Doel IMT IMT 2006 2000 2010 1985 2006 % % % Klimaat 1,1,1 trichloorethaan 66,07 0,001 100 100 Tetrachloormethaan 333,19 21,340 94 100 CFK’s 1353,5 4,716 100 100 Halonen 62,44 0 100 100 Verzuring SO2 NOx* NH3 VOS Verspreiding naar lucht 1,2 dichloorethaan Acroleine Acrylonitril Benzeen* Chloorbenzenen (tot) * Dichloormethaan Dioxines (in gr) Etheen* Ethyleenoxide Fenol & fenolaten Fluoride* Formaldehyde Koolmonoxide3* PAK’s (10) Stof(fijn) Styreen Tetrachlooretheen Tolueen Trichlooretheen Trichloormethaan Vinylchloride Zwavelwaterstof Zware metalen Cadmium* Chroom Koper Kwik (in kg) Lood Nikkel Zink
33264 53989 5507 36891
4100 13055 1407 7364
88 76 74 52
78 60 50 65
90 901 83 302
1208,8 4,4 465,8 753,2 151,0 2492,1 3 4244,8 177,0 28,8 130,5 137,3 28605,3 49,4 10325,8 1418,5 98,3 1589,4 58,7 189,7 365,7 468,7
29,8 1,1 2,1 75,6 34,4 127,7 0,01 889,1 4,9 4,9 26,0 5,3 19253,8 0,7 1074,3 38,1 0,025 147,0 0,6 1,2 27,2 15,0
98 75 100 90 77 95 100 79 97 83 80 96 33 99 90 97 100 91 99 99 93 97
90 50 50 75 70 80 70 50 50 50 95 50 50 80 75 50 90 50 50 50 90 50
90 90 97 98 90 90 90 90 95 50 99 90 90 99 95 60 99 90 50 90 90 90
0,292 1,641 0,704 1253 7,397 0,875 20,360
0,95 0,048 0,038 0,1 2,33 0,072 5,43
-225 97 95 100 68 92 73
70 50 50 70 70 50 50
80 90 80 70 70 80 80
Tabel 1: Emissies van de chemische industrie in Nederland naar lucht
Doelstelling 2010 reeds bereikt
Doelstelling 2010 nagenoeg bereikt
[1] Voor NOx is inmiddels de NOx-emissiehandel geïntroduceerd. [2] De NEC-doelstelling voor VOS is geherformuleerd: 30% reductie t.o.v. basisjaar 2000. [3] Bij verbrandingsprocessen zijn koolmonoxide emissies onvermijdbaar. Prioriteit ligt bij het verbeteren van de energie-efficiency en beperking van NOx-emissies, ten nadele van de koolmonoxide emissie. De doelstelling voor koolmonoxide zal dan ook niet gehaald worden. * voor deze stoffen wordt op basis van de BMP-4 plannen niet verwacht dat de IMT doelstelling wordt gehaald. Er wordt op deze stoffen een analyse uitgevoerd.
Bijlage Emissies in ton Reductie t.o.v. 1985 Effectief Doel Doel IMT IMT 2006 2000 2010 1985 2006 % % % Verspreiding naar water 1,1,1 trichloorethaan (in kg) 732,9 0,3 100 70 99 1,2 dichloorethaan 21,6 0,49 98 55 90 Acrylonitril 4,00 0,000 100 50 90 Asbest 3,7 0 100 50 90 Benzeen 34,7 0,036 100 75 90 Chloorfenolen 0,21 0,0 100 99 99 Dichloormethaan 14,56 0,0301 100 50 50 Dioxines (in gr) 1,00 0,086 91 50 90 Dithiocarbamaten 40,00 0,0 100 99 99 Drins 0,032 0,00 100 99 99 Fenol & fenolaten 44,2 0,68 98 50 90 Formaldehyde 179,8 4,97 97 50 90 Ftalaatesters 0,20 0,00 100 50 90 Hexachloorbenzeen (kg) 2,0 0,001 100 85 90 Hexachloorbutadieen (kg) 1,0 0,021 98 99 99 Org. Tinverbindingen 6,80 0,006 100 90 90 PAK (tot)(kg) 287,0 0,8 100 50 90 Styreen 9,342 0,011 100 50 90 Tetrachlooretheen (PER) 0,0668 0,001 99 85 98 Tetrachloormethaan 1,919 0,001 100 99 99 Tolueen 22,15 0,019 100 50 90 Trichloorbenzeen 0,10 0,0 100 50 90 Trichlooretheen 0,028 0,0005 98 75 95 Trichloormethaan 1,03 0,021 98 60 90 Olie 236,5 7,410 97 60 90 Zware metalen Arseen Cadmium Chroom Koper Kwik Lood Nikkel Zink Vermesting Nitraat (als Stikstof) Fosfaat (als Fosfor)
6,44 14,22 81,65 21,02 0,964 14,74 17,88 129,1
7254,8 14581,7
0,347 0,095 2,677 2,384 0,010 0,827 2,335 10,45
1557,2 116,05
95 99 97 89 99 94 87 92
50 90 85 50 50 65 50 65
50 90 85 80 70 70 80 80
79 100
70 75
75 90
Tabel 2: Emissies chemische industrie in Nederland naar water
Doelstelling 2010 reeds bereikt
Doelstelling 2010 nagenoeg bereikt
[1] In de vorige uitgave van het RC-rapport (cijfers 2005) is een verkeerd getal gepubliceerd. Het juiste getal was 0,057 ton (i.p.v. 3,06 ton).
Colofon Maart 2008 Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) Postbus 443 2260 AK Leidschendam telefoon 070-3378787 e-mail info@vnci.nl www.vnci.nl info@vnci.nl www.vnci.nl
Vormgeving: www.ph-ontwerp.nl (Hans Langstraat), Rotterdam Tekstredactie: Helderder, Den Haag Foto’s: BASF, Bayer, Dow, Cloosterman, Shell, Stefan Dewickere, SusChem, Ton Poortvliet, VNCI
Hoewel bij deze publicatie de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave. © Copyright 2008, VNCI, Leidschendam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.
De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) is de sectorvereniging van de chemische industrie in Nederland. De VNCI creĂŤert optimale voorwaarden voor het functioneren en de groei van de chemische sector en bevordert de kwaliteit van de sector.
Het Responsible CareÂŽ-programma is het streven van de chemische industrie om de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu en de communicatie daarover permanent te verbeteren.