Ecuador Reporter

Page 1

Reporter Ecuador

Vredeseilanden Magazine | Maandelijks Tijdschrift van de VZW Vredeseilanden | verschijnt niet in januari, februari, juli en AUGUSTUS | OKTOBER 2005 | jaargang 25 nr. 6 | afgiftekantoor 8500 Kortrijk 1-2° Afd P108038 | Verantwoordelijke uitgever: Jan Aertsen, Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven

De verhalen, interviews en foto's in deze brochure zijn van de hand van door Dirk Musschoot, auteur en journalist bij Het Nieuwsblad. Dirk reisde naar Ecuador en bezocht er de regio’s waar Vredeseilanden samenwerkt met lokale ngo’s, boerenorganisaties en dies meer. Hij luisterde er naar de verhalen over successen en moeilijkheden, en schreef ze voor u neer. Dirk Musschoot (°1961) studeerde voor onderwijzer en begon zijn journalistieke carrière in het begin van de jaren ’80 bij enkele Gentse lokale radio’s. Na een korte periode

magazine V REDESEILANDEN

op het kabinet van de eerste minister en op de dienst voorlichting van zijn geboortestad Gent, kwam hij in 1987 in dienst van de krant Het Volk. Sinds 1995 zit hij bij Het Nieuwsblad, waar hij algemeen reporter is. Dirk Musschoot is ook auteur van non-fictie voor kinderen en volwassenen. Veel van zijn boeken werden vertaald, titels als De Vlamingen op de Titanic, Wij gaan naar Amerika, België Bevrijd (Lannoo) en Is zoenen ook seks? (Clavis) werden bestsellers. (www.dirkmusschoot.be)


Van project naar programma In de jaren ’80, begin jaren ’90 werkte Vredeseilanden in Ecuador rond verschillende projecten. Een project was een afgelijnde actie met één partnerorganisatie. Een terechte kritiek toen betrof het isolement van afzonderlijke projecten; er bleek een noodzaak om van mekaar te leren, elkaar te ondersteunen. Bovendien vervaagde begin jaren ’90 de traditionele politieke tegenstellingen tussen de linksen, de rechtsen, de links-radicalen, de centristen enz. Vandaar de evolutie naar één samenhangend programma in het land. Vredeseilanden heeft nu één Ecuador-programma met deelacties. Dit programma richt zich tot een optimale mix van boerenorganisaties, ngo’s, netwerken, federaties. Al die partners steunen mekaar en leren van mekaar in plaats van mekaar te bekampen in de vroegere partijpolitieke stellingen. De rol van Vredeseilanden is dan ook veranderd. Vredeseilanden motiveert en ondersteunt partners om samen deze doelstelling te realiseren: familiale boeren op een waardige manier met duurzame landbouw hun kost laten verdienen. Een voorbeeld? In plaats van per project vorming te geven rond gender is er nu een genderwerkgroep met vertegenwoordigers van alle partners. De sterkste partner rond gender (in Ecuador is dat Sendas) trekt de werkgroep en zorgt voor vorming bij de andere partners: concreter, cultureel aangepaster, duurzamer.

>


Ecuador

Verder kijken dan het goudgele strand en de wuivende palmen Ecuador wordt ‘verkocht’ als een paradijselijk vakantieland waar je op een relatief korte afstand van het ene klimaat in het andere rolt: andere vegetatie, andere mensen, andere culturen. Er zijn de indianen van het Amazonewoud, het bergvolk uit de Andes, de mestiezen en zelfs zwarten van de kuststreek. Hoogtes en laagtes, vulkanen en eeuwige sneeuw, de natuurpracht van de Galapagos-eilanden, exotische zandstranden, preColombiaanse en Incacultuur en meer exotisch fruit dan je in een mensenleven op kunt. Ecuador heeft het allemaal. Wie iets dieper in de ogen van Ecuador kijkt, ziet ook een land met immense problemen. Ecuador is een van de armste landen van Latijns-Amerika. Zeven op de tien Ecuadoranen leeft in armoede. 45 procent (2001) leeft onder de armoedegrens, dat wil zeggen dat die mensen het moeten stellen met minder dan 30 dollar per maand. Op het platteland is de armoede het grootst. De kloof tussen arm en rijk in Ecuador wordt met het jaar groter. De rijkste tien procent van de bevolking strijkt 46 procent van het nationale inkomen op; de armste tien procent vangt nog geen 0,6 procent. Op het vlak van inkomensongelijkheid doen alleen Brazilië en Paraguay nog slechter. Het is geen derde plaats om fier op te zijn. Ecuador heeft een (recente) geschiedenis van economische, politieke en sociale onrust. Enkele vaststellingen op een rijtje: - Ruim één op de tien Ecuadoranen zit zonder werk, bijna de helft heeft niet genoeg werk (en dus inkomen) om rond te komen. - Monocultuur (bananen, cacao, koffie) maakt het land zeer kwetsbaar voor prijsschommelingen op de internationale markt. - De voorbije tien jaar heeft Ecuador een groot deel van het nationaal inkomen besteed aan de aflossing van de buitenlandse schuld (en dus niet aan binnenlandse projecten). - De neoliberale koers van het land maakt dat invoertarieven zijn verlaagd, waardoor goedkope

buitenlandse import de eigen productie ondermijnt. Veel subsidies voor binnenlandse projecten zijn weggevallen, overheidsinstellingen op een laag pitje gedraaid of zelfs afgeschaft. Er wordt geknipt in de sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg en onderwijs... - De inkomsten van de niet onbelangrijke olie-industrie in Ecuador zijn in handen van multinationals. - Ecuador heeft de voorbije acht jaar zes verschillende presidenten gekend. Corruptie en machtsmisbruik blijven destabiliserende factoren. Het land lijdt onder opstanden en stakingen. - Grootgrondbezitters buiten de wroetende bevolking uit. 42,6 procent van de Ecuadoraanse grond is in handen van slechts 1,6 procent van de bevolking. - Naar schatting zo’n twee miljoen Ecuadoranen (op een totale bevolking van 13 miljoen) zijn de voorbije tien jaar geëmigreerd, hoofdzakelijk naar de VS en naar Spanje. Er kwam ook een binnenlandse migratie op gang: van het platteland naar de stad. - Met een gemiddelde ontbossing van 2,4 procent per jaar is Ecuador de grootste bossensloper van Latijns-Amerika. Het ongecontroleerd gebruik van pesticiden en kunstmeststoffen werkt bodem-, water- en luchtverontreiniging in de hand.

Ecuador :

een relatie van armoede en ongelijkheid Ecuador is een van de armste landen van Zuid-Amerika. 70 procent van de bevolking leeft er onder de armoedegrens, 20 procent leeft in extreme armoede en voedselonzekerheid. De 10 procent armste Ecuatoranen moeten het stellen met 0,6 procent van de nationale rijkdommen, terwijl de rijkste 10 procent van de bevolking over 43 procent van de nationale inkomsten beschikt. Ecuador is daarmee een van de landen met de grootste inkomensongelijkheid ter wereld, enkel Brazilië en Paraguay doen het nog slechter. De armoede in Ecuador is niet het gevolg van een gebrek aan middelen of natuurlijke rijkdommen, maar heeft een structureel karakter. De sociale, economische en politieke context in het land zorgt ervoor dat een groot deel van de bevolking wordt uitgesloten van deelname aan de productie en de rijkdom van het land. Productiemiddelen zoals grond en kapitaal zijn geconcentreerd bij een elite. Bovendien bemoeilijken de heersende wetten van de globalisering en vrijhandel de kansen om het roer om te gooien, ze verscherpen zelfs de situatie.

Het land bevindt zich binnen het huidige mondiale systeem in een erg nadelige positie. De Ecuatoraanse economie is afhankelijk van een beperkt aantal exportproducten - zoals olie, bananen en bloemen - en die sectoren worden beheerd door een kleine groep mensen. Slechts een beperkt segment van de bevolking en enkele multinationale ondernemingen plukken de vruchten van de commerciële activiteiten van het land. Ook de macht is in Ecuador ongelijk verdeeld. Beslissingen worden in het huidige regime niet genomen in functie van de welvaart voor de bevolking, maar ten voordele van slechts een kleine groep. De economische elite speelt er onder één hoedje met de politieke klasse.

Het is tegen die achtergrond dat Vredeseilanden zijn werk doet.

<


Hanneke Renckens is landenvertegenwoordiger van Vredeseilanden in Ecuador “Kleine boeren en boerinnen uit de problemen helpen, dat is wat we hier doen” Ze is Nederlandse, maar haar Vlaams is onberispelijk. Sinds 1989 werkt ze met tussenpozen in Ecuador en België. Antropologe Hanneke Renckens is sinds halfweg dit jaar landvertegenwoordiger van Vredeseilanden in Ecuador.

Een van de eerste opdrachten waarmee ze jaren geleden te maken kreeg, was de commercialisering van maïs, en kredietprogramma’s. “Het probleem was dat men in december de maïs zaaide die men in juni oogstte. Echter, vanaf april hadden de mensen doorgaans geen geld meer. Om dat probleem op te lossen verkochten ze hun maïs te vroeg. Als je maïs te vroeg verkoopt, is de prijs veel lager. Het gevolg was dat die mensen in een vicieuze cirkel terechtkwamen. Dat liquiditeitsprobleem losten we op met kredietverlening.” “We hebben in die dagen veel leergeld betaald. De commercialisering van maïs is er bijvoorbeeld mislukt omdat de vrachtwagens van MCCH (een lokale ngo die van kleine producenten producten koopt en doorver-

>

koopt, red.) vanuit Cuenca moesten komen en de maïs in pakweg Guayaquil moest worden verkocht. Dat was allemaal te ver, waardoor we onmogelijk op konden tegen de reguliere handel.”

Je bent een tijd teruggekeerd naar het hoofdkantoor in België om er een uitwisselingsprogramma voor boerinnen op poten te zetten. Bij elkaar over het muurtje kijken. Had de Vlaamse boer daar iets aan? “Meer dan je vermoedt! Kleine Vlaamse boeren, bioboeren die bezig zijn met duurzame landbouw, hebben het ook niet makkelijk. Het landbouwsysteem in België, de Europese regeltjes daarrond, zijn

Hanneke

vooral goed voor de grote boeren. Akkoord, in vergelijking met pakweg een Ecuadoraanse boer heeft een Vlaamse boer het beter, maar om die levensstandaard te bereiken moet hij zich wel te pletter werken.” “Latijns-Amerikaanse boeren schrokken ook wel als ze die Vlaamse boer beter leerden kennen. Ze dachten dat de boeren hier allemaal over gigantische boerderijen beschikten, en met de modernste machines enorme oppervlakten bewerkten. Viel dat even tegen...”

elkaar over hun problemen vertellen en hoe ze die aanpakken. Ze leren van elkaar en kunnen met die kennis echt wel iets doen. De Vlaamse boeren die naar ginder zijn gegaan, zijn bovendien voor ons schitterende ambassadeurs geworden.”

Maar, wat brengt het op, behalve wat wederzijds begrip?

“Vredeseilanden drijft voor een stuk mee op hoe er internationaal over ontwikkelingssamenwerking wordt gedacht. Je leeft nu eenmaal in een tijdsgeest, en daar kun je niet uit stappen. In de jaren ’70’80 zagen we ontwikkelingssamen-

“Politiek inzicht in het wereldsysteem. Zo’n bezoek doet meer dan honderd theoretische lessen. Laat die boeren

Er zijn projecten die jaren geleden zijn gestart en nu niet meer bestaan. Sommige initiatieven zijn grondig bijgestuurd. Is dat een logische evolutie?


Renckens werking vooral vanuit een politieke benadering, en hebben we samengewerkt met politiek-gebonden boerenorganisaties. Wij niet alleen, iedereen deed dat zo. In heel Latijns-Amerika. In de jaren ’90 ging het over professionalisering van de ontwikkelingssamenwerking en over economische vooruitgang voor de mensen met wie we werkten. Nu zijn we vooral bezig met productverbetering, markttoegang en eerlijke handel.”

Hoelang zal dat duren? “Ik voel al een nieuwe stroming komen. We moeten vanuit de basis – dat is echt wel het ding van Vredeseilanden, meer dan van andere organisaties – proberen op politiek niveau structurele veranderingen gedaan te krijgen. We kunnen dat economische aspect niet helemaal realiseren als er op politiek vlak niets verandert. Concreet voorbeeld: het vrijhandelsverdrag met de VS, de zogenaamde Tratado de Libre Comercio (TLC) zit er aan te komen. In de discussies daarrond zie je pas welke politieke hervormingen nodig zijn. Als men dat TLC politiek goedkeurt, zit de kleine producent in de problemen.” “Ik heb geen idee wat over pakweg vijf of tien jaar onze klemtoon zal zijn. Eén ding weet ik wel: de verschillende klemtonen van de voorbije decennia hebben ons steeds wel vooruit doen gaan. We hebben gelukkig nooit zware mislukkingen gekend waardoor we een stap achteruit hebben moeten zetten.”

Maar vergissingen zijn er wel geweest? “Zeker, en dat is ook logisch. Ont­wik­ kelingssamenwerking is een groeiproces. Wie groeit, valt wel eens. In ons congres van 2000 beslisten we dat we dat al onze partners in alle landen een gelijkwaardige inbreng konden hebben. We gingen het samen doen, in één groot netwerk. Ik vond dat een mooie gedachte. Vrij snel is echter gebleken dat we veel te snel gingen. Een jaar later hebben we weer gezegd: wij zetten een lijn uit, en we kijken welke partners daarin kunnen meespelen. Dat heeft niets te maken met ons gelijk, maar met het realistische antwoord op de vraag: wat kunnen we aan?”

Komen de ideeën wel eens uit het land zelf? “Absoluut. Een mooi voorbeeld is de lokale ngo Sendas in Cuenca. Zij komen steeds met innoverende ideeën rond werken met een genderbenadering of interculturaliteit. Wij proberen die ideeën op te nemen in ons globale programma.” Wie heel kritisch is, zal zeggen: na 25 jaar aanwezigheid in Ecuador hebben jullie de problemen van dat land nog altijd niet kunnen oplossen... “Die ambitie kunnen we ook nooit hebben! Wij zijn maar een heel kleine ngo uit een heel klein land en de problemen van Ecuador zijn groter dan wat ontwikkelingssamenwerking kan oplossen. Maar we slagen er op weliswaar beperkte schaal wel in om lokale initiatieven te ondersteunen waardoor mensen een beter leven krijgen. Pas als mensen beter leven zullen ze energie over hebben om na te denken over manieren om de situatie van hun land te verbeteren.”

Zegt de Ecuadoraanse overheid nooit dat je je maar beter met je eigen zaken kunt bemoeien? “Na de regering-Febres Cordero (begin jaren '90) is er een grote openheid gekomen ten aanzien van internationale ngo’s. Wij ondervinden zelfs vanuit het Ecuadoraanse ministerie van landbouw belangstelling om samen naar oplossingen te zoeken voor hun problemen.” Daarnaast is het ook mogelijk om invloed te hebben op de wetgeving. “Sendas is er bijvoorbeeld in geslaagd mee te werken aan een wet tegen geweld binnen het huwelijk, en ook enkele voorstellen rond contraceptie er door te krijgen. Geef toe, dat is niets niks.”

Je mag één realisatie in Ecuador noemen waar je fier op bent... “Fapecafes! (federatie van kleine koffieboeren in het zuiden van het land, red.) Ik vind dat onze initiatieven rond koffie best mogen gezien worden. De productie is verbeterd. De boeren zijn begonnen met 2 quintal per hectare, nu halen ze tussen de 6 en 10. Ze worden begeleid en krijgen dankzij Fair Trade meer geld voor hun koffiebessen. Steeds meer koffieboeren willen aansluiten. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat minder mensen zullen willen emigreren uit die regio die zo al zwaar door leegloop wordt getroffen.”

Fapecafes draait. Waarom zijn jullie er dan nog aanwezig? “De mensen moeten het zelf doen. Dat is de bedoeling. Omdat Fapecafes goed draait hebben we onze aanwezigheid daar al serieus afgebouwd. We zijn er nu vooral nog

met communicatie bezig: de top moet met de basis blijven praten, en omgekeerd. Hun ervaring wordt nu ook benut om programma’s in andere regio’s op te zetten. Op die manier wordt het steeds meer een vorm van samen zoeken naar oplossingen voor de crisis van de kleine boeren en boerinnen, echte ontwikkelingssamenwerking dus.”

Politiek werk, wat is dat? Vredeseilanden ondersteunt een rits van organisaties in de koffiesector: coöperaties, boerenvakbonden, koffiegremio’s, dienstenngo’s. Deze steun is technisch (voorbeeld: betere teeltmethoden), organisatorisch (professionaliteit van organisaties, participatie van leden) en politiek. Een voorbeeld van politiek werk? Met een heel koffiecircuit (van familiale koffieboeren) kun je lobbyen en lawaai maken opdat de exporttaks op de koffie terug zou vloeien naar de koffieboeren in plaats van te verdwijnen in de grote staatskas. Om een dergelijke politieke strijd te voeren is het belangrijk dat je gehoord wordt (in de media komen!), dat je een sterk dossier hebt, dat je nestelt in het politieke circuit. Dit laatste gebeurt nu door mandaten te verwerven in de Nationale Koffieraad: een voet tussen de deur! Zo zitten niet langer alleen de minister van landbouw en vertegenwoordigers van exportbedrijven aan de tafel, maar ook een sterke delegatie van familiale koffieboeren. Zij komen op voor hun zaak en kaarten politieke thema’s aan. Natuurlijk houden zij hun achterban op de hoogte. Dàt is concreet politiek werk. Dat gaat niet vanzelf. Politiek werken vraagt vorming, een strategie, tactiek en een goede communicatie. Als dit politiek werk lukt, is er ineens een hefboom voor 120.000 koffieproducerende families!

<


Voedselveiligheid in gevaar De landbouwproductie in Ecuador is de afgelopen decennia vooral gericht op export. Er wordt steeds minder geproduceerd voor interne consumptie. Dit heeft vanaf de jaren zeventig een duidelijke afname van het voedselaanbod teweeggebracht. De productie van graan daalde met 60 procent, knolgewassen met 12 procent. De gerst- en maĂŻsproductie werden gehalveerd. Kleine boeren, die minder dan 5 hectare grond bezitten en ongeveer 30 procent van de nationale voedselproductie verzorgen, ondervinden sterk de nadelen van die tendens. Door de gevoerde landbouwpolitiek en de internationale context hebben zij praktisch geen mogelijkheden meer om een waardig bestaan op te bouwen. Tot nu toe keren de autoriteiten deze groep, die van essentieel belang is voor de overleving van het land, de rug toe.

>

De exportgerichte landbouwbedrijven daarentegen, beheerd door belangrijke landeigenaars en multinationale bedrijven, strijken wel hoge winsten op. Maar die belanden dan weer bij slechts een kleine groep begunstigden of in het buitenland. Ook het vrijhandelsakkoord met de VS (het TLC) is een gevaar voor de voedselveiligheid van het land. De invoer van sterk gesubsidieerde Amerikaanse landbouwproducten zal door het akkoord zonder twijfel toenemen. De Ecuatoraanse boeren kunnen onmogelijk concurreren tegen deze goedkope producten. Ze worden weggeconcurreerd uit de markt, met een toename van armoede, sociale problemen en migratie naar de stad of het buitenland tot gevolg. Ook de sociale ongelijkheid - het belangrijkste obstakel voor economische groei - zal in Ecuador blĂ­jven toenemen.

Fapecafes Procap


Koffieboeren vragen zelf aan Vredeseilanden om advies

Samen staan we sterk Waar boeren het moeilijk hebben, vind je Vredeseilanden. Dus ook in het kanton Puyango, in het zuidwesten van de provincie Loja in Zuid-Ecuador. Arm en afgelegen. 85 procent van de bevolking leeft er onder de armoedegrens. In 1997 stapten een groep koffieboeren uit de omgeving van het stadje Alamor naar Vredeseilanden met de vraag of ze hen konden helpen met de commercialisering van hun koffie. Vincent De Grelle, die in die dagen in Ecuador voor Vredeseilanden werkte, herinnert het zich nog goed. “Traditioneel verkopen de producenten uit deze

streek ongewassen natuurlijke koffie. Dat wil zeggen dat de koffiebes enkel wordt gedroogd en ontpulpt, ze wordt dus niet gewassen of gefermenteerd. Toch is de regio, door zijn klimaat, zijn bodem en zijn hoogteligging, zeer geschikt om kwalitatief hoogstaande koffie te produceren. Enerzijds was er dus een gemotiveerde groep koffieboeren, anderzijds was er koffie met een groot potentieel. We zijn met die mensen in zee gegaan.”* Een dertigtal koffieproducenten stapte in een coöperatieve die Procap werd genoemd: Productores de Café de Altura Puyango. Vredes­

eilanden zorgde voor technische ondersteuning en opleiding, de Peruviaanse coöperatie Cepicafe deelde zijn ervaringen, in Colombia werden kleine machines gekocht om koffie te ontpulpen en te wassen. Het waren machines die tien keer minder water gebruikten dan de tot dan toe gebruikelijke systemen. Dat was belangrijk, gezien de koffieoogst in een lange periode van droogte valt en er tijdens en na de oogst bijna geen water voorhanden is. Procap kreeg navolging. In 2001 gingen in andere regio’s in ZuidEcuador de coöperatieven Procafeq en Apecap van start, in 2002 volgde

Apecam, begin 2004 Fecafem. Samen zitten die nu onder de vleugels van de overkoepelende organisatie Fapecafes. Fapecafes vertegenwoordigt vandaag (cijfers 2004) 1.120 koffieboeren. De overgrote meerderheid (1.057) werkt volgens de principes van de Eerlijke Handel, zo’n 833 koffieboeren werken biologisch (of zijn bezig met de omschakeling van conventionele naar biologische koffieteelt). * uit: Biokoffie uit Ecuador (Oxfam Wereldwinkels), april 2002

Roberto Jiménez, directeur van Fapecafes “We kweken koffie, maar we drinken Nescafé” Roberto Jiménez startte in 2000 zijn loopbaan in Procap. Vandaag is hij directeur van de koepel Fapecafes. “Noem me niet de big boss,” zegt hij bescheiden. “De bazen van Fapecafes, dat zijn koffieboeren zelf.” We ontmoeten Roberto Jiménez tussen de zakken koffie in het kantoortje van Procap in Alamor, waar hij net een vergadering met enkele koffieboeren er op heeft zitten. De mensen moeten wel blij zijn met een organisatie die er voor zorgt dat er aan het eind van de maand meer geld in ’t laatje zit... “De prijs is niet het enige. Je moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat de levensomstandigheden van de families er op vooruitgaan, dat hun kinderen naar school kunnen.” “Elke koffieproducent is hier welkom, maar er zijn spelregels waar iedereen zich aan moet houden. Het leidt nergens toe als koffieboeren alleen maar bij ons zouden komen voor de hogere prijs die ze voor hun bessen krijgen. Neen, ze moeten zich ook inschrijven in ons

Aanvaarden de producenten jullie advies?

programma, ze moeten meedoen met de basisgroepen, en ze moeten bij manier van spreken naar de les komen.”

Wat kunt u hen leren?

“Eenvoudige dingen, waar ze zelf beter van worden. Ze werken vaak met onaangepaste landbouwmethodes die de bodem uitputten en tot bodemerosie leiden. Wij leren de producenten om erosie tegen te gaan door aan te planten volgens hoogtelijnen, door te zorgen voor een onderbegroeiing, door greppels te graven volgens de hoogtelijnen... Koffieplanten snoeien, nog zoiets. Samen met Vredeseilanden helpen we de boeren op weg naar een biocertificaat, want het is niet omdat je biologisch teelt, dat je daar meteen ook voor erkend wordt. De weg daar naartoe is lastig en er zijn veel regeltjes.”

“Ik herinner me dat dat in het begin soms moeizaam ging. De mensen hier weten wat corruptie is. Ze hebben veel initiatieven zien komen en gaan, ze hebben vaak ook gezien wie vooral daar beter van werd. Maar we hebben ze overtuigd. Er is vandaag niemand meer die niet het belang inziet van onze coöperatieven.”

Hoe reageerde Procap toen andere groepen hun voorbeeld volgden?

“Aanvankelijk zagen ze dat niet zitten. Het was hun idee en ze waren bang voor de concurrentie. Een begrijpelijke reactie.”

Waarom is het nodig om zoiets als Fapecafes te hebben, een koepel boven al die koffiecoöperatieven?

“Je zou kunnen denken dat dit een loodzware organisatie is, een ministerie zeg maar. Maar dat is het absoluut niet. De coöperatieven zijn zelf te klein om bijvoorbeeld bij de overheid te lobbyen, of om betere koffieprijzen te onderhandelen. Dat kunnen wij voor hen doen. Samen staan we sterker.”

Wat doet een koffieboer buiten het koffieseizoen?

“Dat is een probleem waaraan we proberen te verhelpen. Met Apecap zijn we een project gestart rond bananenchips. Die willen we binnenkort naar Frankrijk exporteren. We broeden ook op plannen om de koffieboeren aromatische planten en rietsuiker te laten kweken

Jullie produceren heerlijke koffie. Waarom drinken jullie dan toch altijd Nescafé, oploskoffie?

“Je hebt gelijk, het ontbreekt ons aan chauvinisme. Het kan eigenlijk niet dat we hier fantastische koffie produceren, maar dat we die zelf niet drinken, dat we in de plaats... euh... Nescafé drinken. Het is waar, als producent weten Ecuadoranen alles van koffie, maar als consument...? Daar gaan we nu ook iets aan doen. Met ondersteuning van Vredeseilanden willen we een promotiecampagne opzetten naar consumenten toe: consumeer goede koffie, consumeer eigen koffie.

<


Cefodi >


Jhony Villafuerte is directeur van Cefodi, een lokale ngo in de noordelijke kustprovincie Esmeraldas

“Hoe doe je een boer inzien dat ook de kwaliteit van zijn cacao belangrijk is?” De lokale ngo Cefodi werkt met steun van Vredeseilanden en van de provincie OostVlaanderen in drie kantons van de noordelijke kustprovincie Esmeraldas (Atacames, Rio Verde en Muisne) aan een beter leven voor de cacaoboeren. Directeur Jhony Villafuerte vertelt hoe ze dat doen. “Toen ik klein was hing ik in de bomen, op de universiteit leerde ik dat het economische leven hard en lastig is. Daar stond ik dan, met mijn diploma. Wat wilde ik er mee doen? Ik had de keuze: in een bank gaan werken of toch maar proberen mijn kennis ten dienste te stellen van de mensen die ploeteren op het land waar ik geboren ben. Ik heb voor het laatste gekozen, omdat ik wist

dat het nuttigheidsgevoel daar veel groter zou zijn.” Jhony Villafuerte was van 1999 tot 2001 bij Cefodi verantwoordelijk voor het systeem van microkredieten, sinds december 2004 is hij er algemeen directeur.

“ONZE CACAO IS DE BESTE”

Er wordt geld verdiend op het strand van Atacames, zo’n 20 km ten zuiden van de stad Esmeraldas. Toeristen kopen souvenirs, de restaurants zitten vol, de cocktails vliegen over de bar. Minder dan een kilometer landinwaarts is het al veel minder salsa en bamba. “Het is haast niet te geloven”, zegt Jhony Villafuerte. “Aan het strand is alles te krijgen, in de rurale gebieden hebben de mensen soms niet eens leidingwater of

elektriciteit. Beneden mag er veel schoon volk lopen met geld in zijn portemonnee, daar hebben de mensen in de heuvels weinig aan. Zij hebben alternatieve inkomensbronnen nodig.”

Cacao is zo’n alternatief?

“Precies. Wij hebben de cacaoboeren geleerd op een biologische en dus milieuvriendelijke manier cacao te kweken.” “Er is hier altijd cacao geweest, maar de kwaliteit is met de jaren achteruit gegaan. De mensen vonden het geen aantrekkelijk product om te kweken. Wij hebben die cacaoboeren weer een beetje uitzicht op een toekomst gegeven: hun productie is zowel kwalitatief als kwantitatief verbeterd, en we helpen hen hun cacao te verkopen.”

Was het makkelijk om boeren ervan te overtuigen in de cacao te stappen? Viel dat mee, tegen een cacaoboer zeggen dat hij het beter anders zou doen? “Dat ging verbazingwekkend makkelijk. Misschien kwam dat doordat ze ons al kenden van de microkredieten en de andere opleidingen. Eigenlijk is het mooi om zien: vertrouwen genieten en daardoor sneller de mensen iets aan het verstand kunnen brengen.” “Het moeilijkste was nog om de boeren ervan te overtuigen dat ze ook iets moesten doen aan de kwaliteit van hun cacaobonen. De productie verhogen, meer geld krijgen, daar waren ze natuurlijk allemaal in geïnteresseerd. Maar betere kwaliteit

<


leveren? Dat konden ze niet meteen meten, hé. Dat was niet direct voelbaar in hun portemonnee.”

Is het moeilijk om in Europa voor cacao eerlijke markten te vinden?

“Afrika produceert veel cacao en kan die makkelijker, en bijgevolg goedkoper, in Europa krijgen. Er is maar één manier om daar een voet tussen de deur te krijgen: betere kwaliteit leveren! Specialisten weten dat onze cacao qua geur en smaak niet te overtreffen is. Dus moeten we ons best doen om dat zo te houden. Het heeft eventjes geduurd vooraleer we de kleine cacaoboeren daarvan konden overtuigen.”

Eigenlijk is Cefodi een schoon ding...?

“Weet je wat ik er zo mooi aan vind? Met mensen van verschillende komaf en verschillende achtergronden werken we samen aan oplossingen voor problemen die hele gemeenschappen aanbelangen. Individuele belangen spelen hier niet, we doen het voor de ander. Ik ben blij dat ik de leiding mag hebben van zo’n ploeg.”

Weten de cacaoboeren hoe chocolade smaakt?

“Ik ben er zeker van dat velen nog nooit van hun leven chocolade geproefd hebben. De mensen hebben ook geen koelkasten, hé. Neen, ser­ ieus. Cacao is in hoofdzaak voor de export bedoeld. Cacao is ons inkomen, maar om onze maag te vullen moeten we rijst, kokos, koeien, varkens en kippen kweken. Dat is ècht eten.”

Cefodi en Vredeseilanden: vier handen op een buik Cefodi startte in 1992 in Esmeral­ das bij een groep “bewuste mensen” (dixit Jhony Villafuerte): een leraar, twee landbouwingenieurs. Zij waren ervan overtuigd dat opleiding en ontwikkeling de sleutels tot vooruitgang waren. Daarmee zaten ze op één lijn met Vredeseilanden, dat al snel in de Provincie Oost-Vlaanderen een entousiaste sponsor vond voor de organisatie die Comité Esmeraldas Flandres Orientales para el Desarollo Integral (Comité Esmeraldas Oost-Vlaanderen voor Integrale Ontwikkeling), kortweg Cefodi, werd genoemd. Vijf jaar later zou de naam veranderen in Corporación Esmeraldeña para la Formación y el Desarollo Integral (Esmeraldeense Corporatie voor Vorming en Integrale Ontwikkeling). Nu bestaat er een vijf-jarenovereenkomst tussen Cefodi, Vredeseilanden en de Provincie

Esmeraldas, de zwarte provincie van Ecuador Esmeraldas, de provincie aan de noordkust van Ecuador, telt een half miljoen inwoners. De meerderheid van de bevolking is er van Afrikaanse origine, verder leven er etnische groepen zoals de Cachis en de Awa. Ongeveer 80 procent van de bevolking is arm. De sociale indicatoren zijn laag, de criminaliteit hoog. De bevolking groeit nog steeds aan, en verviervoudigde tussen 1950 en 1990. De rurale bevolking nam toe met factor drie, en in de stad leven vandaag negen keer

> 10

Oost-Vlaanderen, waarbinnen een permanente ondersteuning en een uitwisselingsprogramma werden vastgelegd. Cefodi begon met het ondersteunen van lokale dynamieken. Er werd technische en organisatorische vorming gegeven; Cefodi hielp boeren de weg te vinden naar een markt voor hun producten. Vooral in het begin werd voor die vermarkting heel nauw samengewerkt met MCCH. Bij Cefodi zagen ze ook snel dat cacao in dit verhaal een hoofdrol zou gaan spelen. Esmeraldas mag dan wel een provincie zijn waar zowat alles wat je er in de grond stopt, op termijn ook vruchten gaat dragen; het was vooral de cacao die toekomst bood. “In rijst en citrusvruchten is de concurrentie te groot’’, zegt Daisy Rodríguez van de Cefodi-ploeg in het kanton Atacames. “Bovendien vragen die producten een veel te grote nazorg. Aan de andere kant hebben we hier

cacao, de beste van de wereld!” Dus heeft Cefodi boeren geholpen over te schakelen naar cacao, hen geleerd hoe ze het maximum uit hun lapje grond kunnen halen, met respect voor mens en milieu. Een cacaoboer met destijds 300 planten per hectare, heeft er nu 700; de kwaliteit van de cacao is spectaculair verbeterd, een quintal cacao levert vandaag 3 dollar meer op. Maar Cefodi staart zich niet blind op cacao. Boeren moeten weten dat de houtkap niet oneindig door kan blijven gaan en dat de chemische vervuiling in de landbouw zich vroeg of laat tegen hen zal keren. Boeren moeten bijvoorbeeld ook weten wat hun rechten zijn, zeker in een land als Ecuador waar de grootgrondbezitters de plak zwaaien. Basisdemocratie, wat is dat? Cefodi helpt leiders vormen, jonge mannen en vrouwen die het straks kunnen opnemen voor hun lokale gemeenschap.

zoveel mensen als vijftig jaar geleden. De werkgelegenheid is laag, wat betekent dat vele inwoners van Esmeraldas hun toevlucht gezocht hebben in andere streken van het land, waar ze omwille van historische redenen het slachtoffer zijn van discriminatie.

zijn nefast en onomkeerbaar. Het natuurbehoud speelt niet enkele een belangrijke economische rol, maar is ook sociaal en cultureel belangrijk.

Ook de ecologische problemen van de streek zijn alarmerend. Esmeraldas heeft een ecosysteem met een ruime diversiteit, maar is als tropische streek ook erg fragiel en kwetsbaar. Tussen 1969 en 1991 is ongeveer 500.000 hectare bos omgehakt. Sinds de komst van de garnaalindustrie verdwijnen jaarlijks ruim 3000 hectare mangrove. De ecologische veranderingen

In het verleden werd de provincie door de opeenvolgende nationale regeringen steeds aan haar lot overgelaten, en dat is vandaag niet anders. Initiatieven om de problemen van de streek aan te pakken bestaan nauwelijks. Vredeseilanden tracht, samen met andere nationale en internationale instanties, verandering te brengen in deze situatie. Het wordt tijd dat de inwoners van Esmeraldas kansen krijgen op een waardig leven.


Sendas Er zijn in Ecuador nogal wat wiegen waar Vredeseilanden bij heeft gestaan. In het zuiden was dat het geval met Sendas, Servicios para un Desarrollo Alternativo del Sur, een ngo die vanuit de stad Cuenca nog steeds werkt aan een alternatieve ontwikkeling voor de rurale bevolking. Je zegt het makkelijker dan je het realiseert: de levensomstandigheden van de plattelandsbevolking verbeteren door hen op een alternatieve manier - in dit geval - groenten te leren kweken en die via een participatief model te commercialiseren; en hen tegelijk te informeren over hun rechten op onder meer economisch, sociaal en seksueel gebied (man/vrouw-

verhoudingen). Sendas werd opgericht in 1991 en opende op verschillende plaatsen Centra voor Lokale Opleiding (CDL, Centro de Desarrollo Local). In al die jaren werden regelmatig klemtonen verlegd. “Zo gaat dat met een organisatie die in volle evolutie is”, zegt Maria Eulalia, directeur van Sendas. “In de periode 1991-1996 werkten we hoofdzakelijk rond projecten, vandaag weten we dat het fundamenteler is om rond processen te werken.” Als Sendas ergens een CDL uit de grond stampt, moet dat centrum er minstens vijf jaar kunnen draaien. “Vijf jaar is echt het minimum dat je nodig hebt om ergens een

proces van verandering in gang te steken. Het is onmogelijk om in twee, drie jaar iets te veranderen. Maar als we het gevoel hebben dat een CDL zijn doel heeft bereikt en de mensen er bij wijze van spreken op eigen vleugels kunnen vliegen, zullen we dat centrum ook niet nodeloos langer open houden. Het is er ons niet om te doen onszelf in stand te houden.” Technische ondersteuning, krediet verlenen, het gender-aspect, lobbyen, het milieu,... Er is geen aspect in dit verhaal waar Sendas zijn tanden nog niet heeft in gezet. Nu en dan worden er nieuwe aandachtspunten aan het lijstje toegevoegd. Neem nu een

begrip als interculturaliteit. “Dat is vrij nieuw voor ons”, zegt Maria Eulalia. “Het is Vredeseilanden die dat bij ons heeft binnengebracht. Het is waar, Ecuador is een zeer divers land. We hebben hier indianen, zwarten, mestiezen... en die slagen er niet altijd in om met elkaar te communiceren. Dat is geen kwestie van taal – we spreken tenslotte allemaal Spaans –, maar van cultuur. Als we daar nu eens werk van maakten. Wel, we zijn er al mee bezig.” Lees meer over Sendas op de volgende pagina's

11 <


Sendas-directeur Maria Eulalia

Tejemujeres, 120 Andesvrouwen maken van de zachtste wol de mooiste truien

“Met de kleuren van de hoop breien we aan een betere wereld” Het breiwerk is onze stille vriend met wie we huilen en lachen. Terwijl we een dessin breien of een mooie vorm gestalte geven, kunnen we even stilstaan bij het leven. We zijn er fier op dat we met het werk van onze handen iets kunnen betekenen. María Muy is een van de vele Andesvrouwen die via het lokale opleidingscentrum in de stad Gualaceo in de coöperatieve Tejemujeres is gestapt. Samen breien ze kleurrijke en kwalitatieve Andestruien die ze

verkopen aan wie er een eerlijke prijs voor wil betalen. “WIE WIL ER EEN PRIKKENDE PULLOVER?” Pullovers breien, de vrouwen van de Andes kunnen er wat van. “Maar”, zegt Sendas-directeur Maria Eulalia, “ze keken niet zo nauw op de kwaliteit van hun werk, waardoor het niet hoefde te verbazen dat ze hun breiwerk moeilijk verkocht kregen. Als een pullover prikt, wil niemand hem dragen. Als de mouwen niet van ge-

lijke lengte zijn, als ze bij het wassen hun kleur verliezen of groter worden, dan haken de klanten af.” Sendas had uitgevlooid dat er voor die pulls belangstelling was, als de kwaliteit maar beter werd. Maria Eulalia: “Het was niet makkelijk om aan die vrouwen uit te leggen dat ze het eigenlijk niet goed deden en dat een kwaliteitsverbetering noodzakelijk was, wilden ze hun truien kunnen verkopen. Het heeft lang geduurd voor ze wilden luisteren. Uiteindelijk

konden ze het met eigen ogen zien: een kwalitatieve trui vond makkelijk een koper, met het andere breiwerk bleven ze gewoon zitten.” Het heeft zes jaar geduurd voor Tejemujeres op de rails stond en kwalitatieve producten afleverde. 120 breiende vrouwen maken vandaag deel uit van de coöperatieve, die volledig autonoom werkt. Hun truien vinden hun weg naar de VS en Europa. De prijs die de vrouwen voor hun breiwerk krijgen, is verdubbeld.

Stakingen in de Amazone

werken of sociale voorzieningen. Bovendien bedraagt de plaatselijke tewerkstelling nauwelijks 3 procent. De petroleumindustrie draagt dus weinig bij aan het aantal arbeidsplaatsen in de regio.

van Sucumbia heeft een tekort aan basisvoorzieningen, in Orellana gaat het zelfs om 86 procent. In de provincies Sucumbios en Orellana - in het Amazonegebied - is de bevolking zich bewust van deze situatie. In augustus van dit jaar braken grote stakingen uit. Arbeiders en bewoners blokkeerden er straten en wegen, bezetten oliebronnen, publieke gebouwen en zelfs de luchthaven. Hun eis was duidelijk: rechtvaardige vergoedin-

gen van degenen die hun grond en hun arbeid uitbuiten. De situatie is kritiek. De bevolking is het wachten beu en manifesteert zich telkens gewelddadiger. De voorstellen van overheidswege werden door de inheemse bewegingen afgewezen. Zij vinden dat de regeringsvoorstellen amper een fractie inhouden van datgene waar ze werkelijk recht op hebben. De kansen op sociale chaos lijken daarmee elke dag toe te nemen.

Petroleum is het zwarte goud van Ecuador. Toch is het niet de Ecuatoraanse bevolking die de vruchten plukt van deze bodemrijkdom. Wel multinationale oliebedrijven zoals ELF en TEXACO strijken grote winsten op. Opbrengsten uit olie die toch in het land blijven, dienen vooral om buitenlandse schulden af te betalen. Slechts een miniem deel van de winsten vloeit naar openbare

> 12

Volgens SIIC - de Integrale Dienst voor Sociale Indicatoren - lijdt 48 procent van de kinderen onder de zes jaar die in het Amazonegebied leven aan chronische ondervoeding. Ruim 81 procent van de inwoners


Sigsig

Wroetende Vrouwen, argwanende mannen leggen en kunnen ze de tussenhandelaren die met al het geld gaan lopen, uitschakelen. Het werkte. Het fruit werd geselecteerd op kwaliteit, het werd verpakt, er werden prijzen afgesproken en contacten gelegd met supermarkten

Argwanende mannen

In 1993 deed Vredeseilanden onderzoek naar de armoede in Ecuador. Het stadje Sigsig, ten zuidoosten van Cuenca, bleek een van de armste. Nochtans staat Sigsig op vruchtbare bodem, in een regio waar de meest blozende appels aan de bomen hangen. Appels genoeg, maar niemand die ze wilde kopen. ,,Het ging zo slecht dat we onze appels aan de varkens gaven”, herinnert Rosario Coyago zich. Rosario heeft aan het jarenlange wroeten in de grond van Sigsig verweerde handen overgehouden. Vandaag is ze nog steeds nauw betrokken bij het initiatief dat in de geschiedenisboeken van Vredeseilanden als het Project Sigsig staat vermeld.

Samen naar de markt

Om Sigsig in de steigers te zetten, deed Vredeseilanden een beroep op een groep verantwoorde mensen. Pas een jaar later ging die groep officieel Sendas heten. “Sigsig was voor ons hét project”, zegt Maria Eulalia die er zelf vier jaar heeft gewerkt. “De commercialisering van fruit: hoe kunnen we die vrouwen – want zij deden het werk – helpen om hun appels tegen een goede prijs op de markt te krijgen?” Het sleutelwoord was – hou u vast – associatieve commercialisering. Simpel uitgelegd: als appelkwekers hun productie samenleggen en samen naar de markt trekken, kunnen ze veel meer gewicht in de schaal

De kwaliteitsverbetering kwam later. En de diversificatie, want appels zijn er niet het hele jaar door. De appelloze tijden werden opgevuld met braambessen en tomaten, al waren er hele boerengezinnen die zich daar niet mee bezighielden en naar de kust afzakten om daar als seizoenarbeider te gaan werken. Rosario Coyago bevestigt dat de hulp van Sendas en Vredeseilanden voor haar een grote verandering heeft teweeggebracht. “Si! We zijn er rijker op geworden, in twee betekenissen: inhoudelijk en financieel. Vroeger betekenden vrouwen niets, vandaag kunnen ze kun mannetje staan en zijn ze zelfs belangrijk geworden, want ze zorgen voor een inkomen.” Ook voor de mannen was het een hele aanpassing. Rosario: “Als ik weer eens naar een vergadering moest, zei mijn man: ‘Ga je weer naar je minnaar?’ Ja, het was wennen voor de mannen.”

Vrouwen zijn beter af dan tien jaar geleden

In 2002 zijn Sendas en Vredeseilanden gestopt met het project-Sigsig. “Je kunt niet eeuwig en altijd bezig blijven, er komt een tijd dat je een project moet loslaten”, vond Vredeseilanden. Het project-Sigsig is voor alle betrokkenen een interessante les geweest. Maria Eulalia: “We hebben

bijvoorbeeld geleerd dat we ons niet alleen op vrouwen mogen focussen, want dat je dan de mannen isoleert. Terwijl het toch onze uiteindelijke bedoeling moet zijn om een hele gemeenschap vooruit te helpen. Als je alle aandacht aan de vrouw geeft en de mannen gaan daardoor tegenwerken, sta je nergens.” “We hebben ook ondervonden dat een associatieve commercialisering niet zaligmakend is. Is het noodzakelijk dat de producent ook zelf op de markt gaat staan? We moeten dat in vraag durven stellen.” Niet iedere producent wil of kan zelf ook op de markt staan, ook tussenhandelaren kunnen een rol spelen in de commercialisering. In de associatieve commercialisering werden de boeren soms echt overbelast. Produceren en zelf vermarkten is, zeker voor vrouwen die ook nog eens een huishouden te beredderen hebben, absoluut niet makkelijk.” Dat het project-Sigsig is mislukt, wil Maria Eulalia niet gehoord hebben. “De irrigatie van de boomgaarden doet het nog altijd, de confituurfabriek draait nog steeds, de gezondheidszorg is oké. We hebben zaadjes geplant waarvan er enkele tot wasdom zijn gekomen en andere niet. Zo gaat dat nu eenmaal. Maar de balans is positief. Er zijn positieve structurele processen gestart. De vrouwen durven nu zelf naar de markt te gaan, ze durven ‘neen’ zeggen tegen hun man, ze kunnen nu zelf geld verdienen. Ja, de vrouwen van Sigsig zijn vandaag beter af dan pakweg tien jaar geleden.”

13 <


MCCH en Vredeseilanden

MCCH

MCCH ontvangt financiële steun uit 6 Europese landen en de VS. Frankrijk, Spanje en Nederland stellen ook coöperanten ter beschikking. Vredeseilanden heeft dat ooit ook gedaan, maar is nu ruim vijf jaar niet meer actief bij MCCH betrokken. Hanneke Renckens (Vredeseilanden Ecuador): “Vredeseilanden heeft een model voor ogen waarbij een organisatie als MCCH bestuurd wordt door de

kleine producenten zelf. Zíj beslissen waar hun producten naartoe gaan, zíj beslissen wat er met de winsten gebeurt. In onze visie worden de kleine producenten aandeelhouder. Daar was MCCH het niet mee eens. Bovendien groeide MCCH zeer snel en kon niet alle ontwikkelingen van de basisorganisaties bijhouden. Vredeseilanden heeft vooral het koffiecircuit verdergezet en MCCH ging door met cacao. Zo zijn onze wegen dan uiteengegaan.

Italiaanse priester stampt ngo uit de grond die producenten én consumenten tegen eerlijke prijzen zaken laat doen “Laten We Als Broeders Handel Drijven” Er was eens een priester die tot welzijn van de kleine producent én consument een organisatie voor eerlijke handel uit de grond stampte. Die lokale Ecuadoraanse ngo heet MCCH en is vandaag de tweede grootste cacao-exporteur van Ecuador. Priester Graziano Mason is fier op zijn realisatie. “We hebben het altijd gedaan tot welzijn van de kleine man.” Graziano Mason (61) is een goedlachs man. Grijze baard, kruisje op zijn borst en een mobieltje dat voortdurend de nieuwe ringtone laat horen. Paus Johannes XXIII, net als hij een Italiaan, was zijn grote voorbeeld. Drieëndertig jaar geleden trok hij naar Chili. Het was de tijd van de kerkelijke basisgroepen en de bevrijdingstheologie. Priester Graziano werkte er rond agrarische hervormingen. “Ik zag in die dagen de prijzen op de markt almaar stijgen en ik zag tegelijk dat de kleine boer in zijn eigen portemonnee niets van die prijsstijgingen voelde. Ik kreeg vrij snel een droom: hoe kunnen we tegelijk de productie van de kleine producent verbeteren en hem een betere prijs bezorgen?” De droom van Graziano Mason was niet naar de zin van Augusto Pinochet. Die wilde die vervelende Italiaanse priester buiten. “Ze gingen mij vermoorden”, zegt Graziano Mason,

> 14

“en toen ook mijn bisschop niet langer voor mijn veiligheid kon instaan, moest ik Chili verlaten – zeer tegen mijn zin.” Priester Graziano kwam in Muisne in de provincie Esmeraldas in Ecuador terecht. “Het was de tijd van president Febres Cordero, die de arme bevolking onderdrukte.” Dat kon Graziano niet hebben. Hij verzette zich en belandde tot vijf keer toe in de gevangenis. “Voor de grootgrondbezitters was ik een lastpost. Er zijn in die dagen zo’n driehonderd activisten spoorloos verdwenen. Mijn oversten wilden niet dat ik een van hen werd, dus plaatsten ze me over naar Quito.” Niet dat priester Graziano daar zijn leven beterde. “In een grootstad als Quito zag ik nog meer dan elders hoe de wereld van de commercie en het ongebreidelde neo-liberalisme de gewone man de das om deed. Het maakte me opstandiger dan ik al was. In Muisne had ik ervaring opgedaan in de commercialisering van cacao en in landhervorming. Ik zag dat in Quito mensen aan gelijkaardige projecten begonnen te werken, en dat ook vrouwen zich begonnen te roeren. Quito bleek een vruchtbare bodem waarin een boel ideeën samen tot uitwerking konden komen. De hamvraag was: wat kunnen we doen?”

“Honger kent geen grenzen”

Graziano zag dat honger in Ecuador zich niet beperkte tot de steden. “Honger is een landelijk probleem.

Dus dacht ik aan een landelijke organisatie met een dubbel doel: enerzijds de mensen beter leren produceren en hen voor hun producten een betere vergoeding geven, en anderzijds de consument toelaten tegen betaalbare prijzen zijn boodschappen te doen.” Graziano, de priester, werd Graziano de manager. “Ik heb thuis, in Italië, veel geleerd. Mijn vader heeft er destijds een coöperatieve opgezet om van graan over te schakelen op groente.” De organisatie werd Maquita Cushunchic Comercializando Como Hermanos (MCCH) genoemd. Letterlijk betekent dat: Geef elkaar de hand om als broeders handel te drijven. Graziano Mason: “We zijn in 1985 gestart met 120 groepen van 8 à 10 families. Bananen, suiker, rijst, olie. We kochten de producten goedkoop op van tussenhandelaren en verkochten die aan de arme consumenten. Er doken tussenhandelaren op, die ons zakken van 100 pond wilden verkopen, terwijl er eigenlijk maar 90 pond of nog minder in zat. Die gasten heb ik meteen wandelen gestuurd. Er kwamen indianen naar ons toe met de vraag of ze hun producten aan ons konden verkopen. Ik zei: kom maar af. En zo zijn we ook gestart met het direct opkopen bij boerenfamilies.” MCCH richtte een keten van winkeltjes op waarin de kleine man aan betaalbare prijzen inkopen kon doen. Er kwamen marktjes en zelfs “groothandelsmarkten”. Het was een

directe brug tussen het platteland en de stad. Met de hulp van Vredeseilanden werden ook in de zuidelijke stad Cuenca winkels geopend. “Vredeseilanden was vooruitziend”, zegt priester Graziano. “Cuenca? Wij kenden die regio niet eens!”

“Aan een betere wereld werken is aan politiek doen”

Vandaag leveren zo’n 25.000 producenten aan MCCH. Graziano Mason is daar fier op. “25.000 producenten, dat betekent 125.000 mensen die door met ons samen te werken een beter leven hebben. Dat betekent niet alleen beter betaald worden, maar ook opleiding in pakweg productverbetering, en goedkope kredieten kunnen afsluiten. We bestaan 20 jaar en zijn er in geslaagd de kleine boeren en producenten waardigheid te geven. Organiseer je, dat is de boodschap. Samen staan die mensen sterk, als individu zijn ze zwak en worden ze uitgebuit. Ook belangrijk: hou je aan je principes, anders word je een kapitalist – en wie wordt daar nu beter van?” Priester Graziano vindt niet dat hij zijn hemel heeft verdiend. “Ik heb de voorzet gegeven, scoren moeten de mensen zelf doen.” Meer dan eens hebben ze hem gevraagd of hij niet in de politiek wil gaan. Graziano: “Ik zit al heel mijn leven in de politiek. Iedereen die werkt aan een betere wereld, is toch met politiek bezig. Of niet soms?”



Vredeseilanden Magazine | Maandelijks Tijdschrift van de VZW Vredeseilanden | verschijnt niet in jan., febr. juli en AUG. | oktober 2005 | jaargang 25 nr. 6 | afgiftekantoor 8500 Kortrijk 1-2° Afd P108038 | Verantwoordelijke uitgever: Jan Aertsen, Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven

hoofdkantoor Vredeseilanden | Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven | tel. ++32(0)16/31 65 80 | fax ++32(0)16/31 65 81 | E-mail en website: info@vredeseilanden.be | www.vredeseilanden.be | Rekeningnummer: 000-0000052-52 | vrijwilligerscoördinatoren: Nationaal Verantwoorde­lijke vrijwilligers: An Bosmans | Heikantstraat 22, 3670 Meeuwen | Tel: 011/61.17.33 | gsm: 0496/27.79.17 | an.bosmans@ vredeseilanden.be | Vrijwilligerscoördinator Regio Oost: Filip Cuypers | Elshage 10, 2850 Boom | tel: 03/844.97.32 | gsm: 0485/57.54.66 | filip. cuypers@vredeseilanden.be | Vrijwilligerscoördinator Regio West: Werner Musenbrock | Hofstraat 72, 9000 Gent | Tel: 09/232.32.49 | gsm: 0474/87.54.49 | Vrijwilligerscoördinator Regio Centraal: Sarah Wulbrecht | Begijnhoflaan 109, 9000 Gent | gsm: 0472/93.85.65 | sarah.wulbrecht@vredeseilanden.be | Voor leerkrachten en scholen: De scholenwerking over heel Vlaanderen wordt gecoördineerd door Nadia Reynders. Je kan haar bereiken op het hoofdkantoor van Vredeseilanden: Tel: 016/31.65.80 fax: 016/31.65.81 | nadia.reynders@vredeseilanden.be | TEKSTen: Dirk Musschoot, Veco Ecuador | TEKSTCORRECTIE: Leen Van Beneden | hoofdredactie: Jo Vermeersch Lay-out: theparkinglot.com | FOTO's: Dirk Musschoot | Papier: Dit magazine wordt gedrukt gerecycleerd papier

Belgie/Belgique PB/PP BC 6712

Tejemujeres heeft verschillende handen. Witte, zwarte en kaneelkleurige handen. Vaardige handen voor in de keuken. Liefdevolle handen voor kinderen en man en buur. Ruwe handen voor op het land. Zachte handen voor de spenen van de koe. Open handen, die het leven vastpakken. Handen waarmee we met de kleuren van de hoop breien aan een betere wereld. María Muy (Lees meer over Tejemujeres op pagina 12)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.