Togo Reporter

Page 1

Reporter TOGO

VREDESEILANDEN NIEUWS | TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN DE VZW VREDESEILANDEN | VERSCHIJNT IN APRIL JUNI AUGUSTUS OKTOBER DECEMBER | VERSCHIJNT NIET IN FEBRUARI | APRIL 2006 | JAARGANG 26 NR. 2 | AFGIFTEKANTOOR 8500 KORTRIJK 1-2 °AFD P108038 | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JAN AERTSEN, BLIJDE INKOMSTSTRAAT 50, 3000 LEUVEN

In 2006 is het twintig jaar geleden dat Vredeseilanden voet aan wal zette in Togo. Stefaan Anrys reisde naar de noordelijke Savannestreek, waar het allemaal begon, en bezocht ook projecten vlakbij de hoofdstad Lomé, in het zuiden van Togo. Zijn verhalen en interviews leest u in dit nummer. Stefaan Anrys (°1976) is freelance journalist met een bijzondere interesse voor Afrika en de Arabische wereld. Na zijn romanistenopleiding, gaf hij eerst les aan het talencentrum van de Gentse unief en koos na enkele jaren voor een baan in de journalistiek. Vandaag is hij reporter voor het persagentschap Belga. Hij schrijft ook gezondheidsbijdragen in De Tijd en is medewerker bij magazines als Reader’s Digest en Mo*. Voorts geeft hij mediatraining en doet hij research in opdracht van Klara (www.stefaananrys.be).

nieuws VREDESEILANDEN


>

Mohammedcartoons

Bier, biefstuk en frieten Baobab

Ça va, la famille?

In Togo is naar schatting 30 % katholiek of protestant, 10 à 20 % moslim en 50 à 60 % animist of aanhanger van een andere traditionele religie. De verschillende religies leven er in vrede samen. Er zijn tallozen sekten en broederschappen. Aanhangers van de voduncultus kunnen er ongestoord hun geloof belijden. Moslimvrouwen lopen gehoofddoekt, maar het gezicht blijft ontbloot. Vooral rond Sokodé vind je de ene moskee na de andere, maar met de islamitische voorschriften wordt soepel omgesprongen. Zo zal je niet licht een moslim zijn tapijtje zien uitspreiden om het gebed te doen op het voorgeschreven uur. De Mohammedcartoons worden er door de moslims afgekeurd, maar leidden er nog niet tot onlusten. De imams die we erover aanspraken, riepen vooral op tot kalmte en verzoening.

Togo brouwt in de Brasserie du Bénin (BB) bier dat de vergelijking kan doorstaan met ons Belgisch gerstenat. In grote flessen wordt Pils en Lager geserveerd. Het bruine Awooyo smaakt minder zoet en is zeker minder straf dan vele streek- en abdijbieren uit onze contreien. BB is wel degelijk Togolees. De brouwerij is genoemd naar de baai van Benin die ook voor de korte kust van Togo stroomt. Ook de pommes de terre sautées of pommes frites vallen best mee: krokant, niet te vet en smaakvol.

Familiebanden zijn uiterst belangrijk in Togo. Je brengt het nodige respect op voor je ouders en zeker voor bejaarden. Ouderlingen worden met nederigheid begroet. Het staat ook niet om je eigen familie te vergeten. Als je het gemaakt hebt, dan steun je de thuisblijvers. Zeker je moeder, die haar man soms moet delen met andere echtgenoten. Wee u, als je op bezoek in je geboortedorp niet langs bent geweest bij je - meestal talrijke - familieleden. Het is voorts ook ongepast om een café binnen te wandelen en de stamgasten die aan hun biertje zitten te sippen, niet te begroeten. Na een goeiedag, volgt steevast “ça va, la famille ? “, ook al kent men jouw naasten van haar noch pluim. Het volstaat om ça va terug te zeggen en natuurlijk naar de familie van je gesprekspartner te informeren. Het familiebelang is in Togo echter een tweesnijdend zwaard. Wie geld heeft, deelt uit aan de zijnen en dat zet soms een rem op ondernemerschap.

Zoemen In Togo zal je niet licht iemand uit zijn slof zien schieten. Tijdens een gesprek wordt er door Togolezen om de haverklap instemmend gezoemd. Om zichzelf wat tijd te gunnen vooraleer men antwoordt of .. om niet gelijk te tonen dat men het oneens is of men op zijn teen getrapt is.

Togo is vergeven van de bomen. Ook al is er door het wilde kapgedrag van de bevolking al menig boom gesneuveld. Landbouwers hebben immers de gewoonte hun bomenpracht op te stoken in kleine, houtverslindende vuurtjes. Misschien de meest tot de verbeelding sprekende boom is de baobab, onlosmakelijk verbonden met het sprookjesachtige kinderverhaal ‘De Kleine Prins’. Deze apenbroodboom ontleent zijn naam aan de vruchten die – inderdaad – door apen wel ’s opgesmikkeld worden. De baobab bloeit heel kortstondig. De bevruchting gebeurt niet zelden door vleermuizen, die in Togo een slagje groter zijn dan de akelige diertjes in België. De vleermuizen in Togo zijn ware zoetebekken en blijkbaar verzot op de nectar in de baobabbloem.

FOTO: Stefaan Anrys

Togo, c’est beau


FOTO: Stefaan Anrys

Togo Het langgerekte landje aan de Baai van Benin in West-Afrika is één van de kleinste landen in Afrika. Met een oppervlakte van nog geen 57.000 vierkante kilometer is het amper tweemaal zo groot als België. Een dagreis brengt je van de hoofdstad Lomé, vlakbij de kust, tot in het uiterste noorden van het land. Daar grenst het aan buurland Burkina Faso. Sinds de burgeroorlog in Ivoorkust – van Togo gescheiden door buurland Ghana - kent het wegtransport tussen de haven van

Lomé en het Afrikaanse hinterland (Burkina, Mali, Niger) een nieuw elan. Ondanks tegenvallende koersen en verouderd materieel, blijven het Togolese katoen en fosfaat een belangrijke bron van buitenlandse deviezen voor de naar schatting 4,8 miljoen inwoners. Een grove schatting, want echt betrouwbare statistieken kan de Togolese overheid niet voor te leggen. Het land wordt sinds de onafhankelijkheid (1960) bestuurd door een militair regime. Op 5 februari 2005 stierf generaal Gnassingbé

%BQBPOH .BOHP

,BOEn

#&/*/

,BSB #BTTBS

5DIBNCB ()"/"

Eyadéma na een regeerperiode van bijna 40 jaar. Alleen Castro deed beter. Het leger hielp zijn zoon Fauré op de presidentstoel. Na protest werden toch verkiezingen georganiseerd die hetzelfde resultaat hadden: Fauré president. In een land waar de rol van het leger belangrijk is, tracht Vredeseilanden al twintig jaar lang het dagelijks bestaan van duizenden Togolezen bij te spijkeren.

4PLPEn #MJUUB

#BEPV "UBLQBNn /PUTn ,QBMJNn

5BCMJHCP 5TnWJn "OnIP

-PNn

(PMG WBO (VJOnF

<


Togolezen zijn noeste werkers,

FOTO: Stefaan Anrys

maar worden genekt in hun creativiteit

Deze agronoom van opleiding coördineert de werking van Vredeseilanden in Togo. “Wij mengen ons niet met politiek in de enge zin van het woord”, zegt Boukari, die al ruim 15 jaar voor Vredeseilanden werkt. “Het is niet omdat er sociale of politieke problemen zijn, dat we zouden moeten inpakken. Integendeel. Precies wanneer het crisis is, moeten we onze solidariteit opdrijven. Het zou een grove vergissing geweest zijn om te vertrekken. Dat we gebleven zijn, geeft de mensen moed en hoop”. Was Togo een arm land toen Vredeseilanden hier arriveerde? Midden jaren tachtig heeft Vredeseilanden in drie zones studies laten uitvoeren: de Maritieme regio, de vallei van de Oti en het noorden van de Savanneregio. Uiteindelijk is de Savanne toen weerhouden. Het was in die tijd ook de armste regio. Er was nog geen asfalt en er waren weinig of geen diensten. Er was gebrek aan voedsel en een nijpend tekort aan drinkwater.

>

De mensen leden honger en dorst? Ja, vooral in de periode net voor het regenseizoen, tegelijk ook het seizoen waarin geproduceerd moet worden. Dat creëert natuurlijk problemen. Je moet krachten opdoen en net dan is er geen eten ! Het

watertekort was vooral nijpend van november tot mei, wanneer er in de Savanne geen regen valt. Vooral maart-april was hard. Zelfs wie in ’t stad woonde, moest buiten water gaan zoeken. Met een emmer. Van stromend water was toen nog geen sprake. Ikzelf heb school gelopen in Dapaong, maar ik had het geluk in een wijk te wonen met een pomp. Heel wat stadsgenoten moesten afdalen in de vallei, waar een put gegraven was. Heen en terug deed je er minstens twee uur over. En dan zwijg ik nog over de tijd dat je rijtje moest schuiven aan de put. Is er sindsdien veel veranderd? Natuurlijk. Vandaag hoef je in Dapaong maar de kraan open te draaien en je hebt drinkbaar water.

Waarom Togo ngo’s nodig heeft Sinds de onlusten begin jaren negentig zijn 100.000’n Togolezen het land uitgevlucht en krijgt Togo bijna geen internationale steun meer. Europa verbreekt in 1993 de samenwerking met het regime, behalve wat betreft sociale projecten, om de bevolking niet teveel te treffen. Alle hulp van ngo’s is dus meer dan welkom. Anderzijds wordt het regime dan weer ongemoeid gelaten of liever gesteund door Westerse landen, niet in het minst omdat de regio ‘stabiel’ en dus geen bedreiging is.

In 2006 viert Vredeseilanden haar twintigjarige aanwezigheid in Togo. “Anders dan de Europese Unie, de Wereldbank of heel wat ngo’s heeft Vredeseilanden Togo niet laten vallen en gelukkig maar”, zegt Boukari Ayessaki, landvertegenwoordiger voor Vredeseilanden in Togo.

Dat is natuurlijk te danken aan de overheid. Maar in de dorpen waarover Vredeseilanden zich ontfermd heeft, is er nu één waterput binnen een straal van 500 meter. Hoe reageerden de Togolezen op de komst van Vredeseilanden? Vredeseilanden is in de jaren '80 begonnen met het boren van waterputten, maar ook met de verbetering van de landbouwtechnieken. De mensen leden honger. Niet alleen omdat de landbouwproductie stokte, maar ook omdat de oogst slecht beheerd werd. Na de oogst, werd er feest gevierd, men organiseerde uitgebreide begrafenisceremonies, men nam een tweede vrouw, men at zijn buikje rond en daarna was er niets meer. Het idee waarmee wij kwamen aandragen was om gezamenlijk een deel van de oogst op te slaan in een bewaakte ruimte. Zo was er nog te eten in tijden van schaarste. Studies hadden uitgewezen dat onze voorouders dat ook zo deden, maar die aanpak was blijkbaar zo oud dat men ze allang weer vergeten was. Die blanken zouden zich even komen bemoeien met onze oogst, kreeg je dan te horen. Wat gaf nog reden tot wrevel?

Nicolas Kwami Adri, raadgever bij het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visvangst: “Sinds 1994 heeft de overheid zich teruggetrokken uit de productie en de commercialisatie van landbouwproducten. Het komt de lokale gemeenschappen toe die voor hun rekening te nemen. Maar zonder de ngo’s kunnen zij zich hierop niet voorbereiden.” Togo is nog niet zover dat het in haar eigen voedselbehoeften kan voorzien. Daarom wordt er een exportverbod afgekondigd als er voedselgebrek is. Wanneer de dag aanbreekt dat er voedseloverschot is, stelt zich de vraag of het land haar producten zal kunnen exporteren, aldus Adri: “De Wereldhandelorganisatie wil dat we onze markten opengooien, maar geeft ons niet de kans om te produceren. Het is alsof je tegen een baby sprint en hem zegt. ’s Kijken wie van ons het snelst kan lopen”.

Ik herinner mij dat we in 1990 naar manieren zochten om de participatie van de bewoners te stimuleren. Door de missionarissen en de overheid was indertijd het systeem werkenvoor-eten geïntroduceerd. Wie een waterput of een school bouwde in


FOTO: Layla Aerts

een dorp, liet de inwoners aan het werk gaan en gaf ze achteraf te eten. Maar daar dachten wij anders over. De dorpsbewoners moesten ook hun bijdrage leveren. Het ging niet op dat wij met voedsel kwamen aandraven. Dat ze zelf bijeenlegden om na het werk iets te eten! Dat viel in slechte aarde. We gingen ook luisteren naar de mensen, om af te tasten welke ideeën er bij ze leefden. Sommigen vroegen zich af. “Allez, wat rijden die blanken hier rond met hun moto’s? Ze doen niets anders dan praten en nog eens praten?”. Blijkbaar dachten ze dat we met veel poen in een handomdraai enkele projecten uit de grond zouden stampen. Niet dus. Tijdens die gespreksrondes gaven wij op de koop toe ook het woord aan de vrouwen. Al helemaal knetter ! Zijn er successen waar je tijdens het verjaardagsfeestje van Vredeseilanden op wil klinken? (lacht) We gaan niet echt feest vieren, hoor. Eerder een balans opmaken van twintig jaar Vredeseilanden in Togo. Maar als ik dan toch moet kiezen… de tomaat, of liever de groenteteelt in het algemeen. In 1990 moesten we de vrouwen nog voordoen hoe ze de nieuwe groenten moesten gebruiken, hoe ze die in hun sauzen konden verwerken. Vandaag eet iedereen in de Savanne watermeloenen, wortelen, tomaten. Niet alleen is de voeding erop vooruit gegaan, er vloeien dankzij de tomatenteelt ook miljoenen CFA’s (lees ook: Geld moet rollen) naar deze regio. Vrouwen en mannen lopen er goed gekleed bij, er wordt op de moto gereden, kinderen gaan naar school. Ook de gezondheid is erop vooruit gegaan. Men kan te-

recht in dispensaria of in hospitalen. Er is zelfs een mutualiteit ! We hebben echt een eiland gecreëerd waar de mentaliteit veel verder staat dan in de rest van de Savanne. Het zijn er allemaal democraten en syndicalisten geworden? Democraten, syndicalisten, you name it. De mensen hier staan open voor participatie, voor het idee van ‘gender’. Zij hebben ook de smaak te pakken van het ondernemerschap. Vroeger leefde men van wat de natuur gaf. Je hield geen rekening met de productiekosten en de energie die je erin stopte. Als een koper op de markt een prijs gaf voor je producten, dan aanvaardde je die. Nu is dat wel anders. We hebben echt wel de geesten vrijgemaakt. Dat lijkt mij niet evident in een land als Togo... Neen, dat is niet makkelijk. Men hoedt er zich voor om uitgesproken politieke standpunten in te nemen. Maar op vlak van ontwikkeling, houden wij ons niet in. Dat kan ook moeilijk anders. Als je spreekt over de verbetering van maïsproductie, zeg maar, dan praat je tegelijk ook over politiek. Moet je als ngo compromissen sluiten? Neen. Wij sluiten geen compromissen, wij bemoeien ons alleen niet met andermans zaken. Maar wij vormen en informeren wel de gewone man. Doordat we de mensen mondiger maken in de dorpen, gaan ze ook al ‘s in discussie met

het dorpshoofd. Misschien durven ze op een dag wel in discussie gaan met de prefect en wie weet zelfs met een minister. We maken van de mensen lobbyisten, veeleer dan ze te bestoken met steriele politieke discussies. Het motto van Vredeseilanden luidt “Afrika helpen is hulp overbodig maken”. Wanneer is het zover? Wat wij vandaag doen, gaat in de goede richting. De mensen zijn almaar beter in staat om zich te groeperen en initatief te nemen. Wij geven niet zomaar geld. Wij steunen mensen om zichzelf te ontplooien. Die basisidee heeft hier echt wel voet aan grond gekregen. Onze financiële inbreng in de CAP’s bijvoorbeeld is vandaag heel miniem. De CAP’s zijn erin geslaagd zelf sponsoring te vinden en hebben een trits diensten gecreëerd die ze zelf beheren. Met onze steun kunnen ze zich nog beter organiseren, maar onze inbreng heeft niet langer het overwicht. Is dat niet een beetje ‘hulp overbodig maken’? Stel: je mag één wens doen voor je land… Als ik iets wens, is het wel ‘echte’ vrijheid: vrijheid van meningsuiting en vrijheid om te ondernemen. Onze energie moet nu maar ‘s eindelijk vrijkomen. Wij Togolezen zijn allesbehalve luiaards. Een Togolees is een genie, een werkpaard, maar het systeem gunt ons niet de vrijheid om te denken en creatief te zijn.

De generaal met de eeuwige zonnebril Op 5 februari 2005 sterft vader Gnassingbé Eyadéma op zeventigjarige leeftijd. De zwarte leider van het West-Afrikaanse staatje Togo was na Castro de langst zittende dictator. Het leger zet gelijk zijn zoon Fauré op de presidentiële stoel, maar onder protest van andere West-Afrikaanse landen komen er in april dan toch presidentsverkiezingen. Die zijn volgens Europese waarnemers vervalst, maar ze zetten Fauré toch opnieuw in het zadel. De onlusten die op de verkiezingsuitslag volgen eisen doden en drijven volgens het Hoog Commissariaat van de Vluchtelingen ruim 35.000 Togolezen op de vlucht naar buurlanden Ghana en Benin. Daar leven ze vandaag nog in vluchtelingenkampen. In juni stelt Fauré een oud-gediende van zijn vader, Edem Kodjo, aan als premier. De belangrijkste oppositiepartijen die als zoenoffer hun kandidaat wilden benoemd zien als premier, zijn daarmee definitief opzijgeschoven. Hun eisenpakket, met onder meer de hervorming van het leger, het respect van mensenrechten en elementaire vrijheden, valt in dovemansoren.

<


FOTO: Layla Aerts

Infrastructuur in de Savannestreek

Gerealiseerd met steun van Vredes­ eilanden in de jaren ’80 en ’90. Landwegen: Korbongou-Tidonti-Yembouat, Tidonti-Margba, Tidonti-Piakul, Korbongou-Naju Waterbekkens: Tidonti, Margba, Bougou en Tidjoate Scholen: Gouandjoaga, Oubiogou, Tidjoate, Nagbandja, Tidonti-Korbongou Herinrichting van dispensaria: Sanfatoute en Bougou Polyvalente centra: Naju, Kpong, Oubiog Geïrrigeerde gebieden geschikt voor groenteteelt : Tidonti, Tidjoate Kleine waterputten: 33 Grote gemetste waterputten: 40 Gebouwen van de CAP Tidonti (opslagplaats, slaapzalen) Gemeenschappelijke “opslagzolders”

>


Het goud

Op één dag rij je per taxi-brousse, een tjokvolle minibus die om de haverklap stopt om passagiers af te zetten en op te pikken, van Lomé naar Dapaong, in het uiterste noorden van Togo. Togo is een klein land (56.600 km²), maar toch is de vegetatie erg divers. Waar je in het maritieme Lomé zelfs tijdens de droge februarimaand nog tussen groene velden rijdt, doet de noordelijke Savanne al roest en dorstig aan. Zandwegels kronkelen zich tussen de stoffige velden, waar tijdens het regenseizoen katoen of maïs heeft gestaan. De Savannestreek (8.533 km²) ligt in het noorden van Togo. Deze regio gaat door voor de armste van Togo. “De Savanne staat aan de poorten van de Sahel”, zegt Akila Likerba Litaba, gewestelijk verantwoordelijke voor landbouw. In Togo zijn er naar gelang de breedtegraad verschillende seizoenen: in het zuiden zijn het er vier, in het noorden maar twee. Een lang droog seizoen en een kort regenseizoen, dat van mei tot september duurt. “De Savanne kent een zeer hard klimaat”, zegt Akila, “ook al valt er per jaar 800 à 1000 millimeter neerslag. Bij gebrek aan waterbekkens en andere infrastructuurwerken, vloeit dat water weg in de natuur. Mede daardoor is de grond uitgeput en erg onderhevig aan erosie”. De regio is trouwens dun bebost, niet in het minst omdat de bewoners tijdens

Het droog seizoen loopt stilaan op zijn einde en de velden liggen er verlaten bij. Na een poosje rijden over de roestkleurige zandwegels zien we in een klein dal de groene bas fonds liggen: relatief vruchtbare vlakten waar zelfs in het droge seizoen water te vinden is, mits je enkele meters diep graaft. “Deze sites zijn vrij talrijk in de Savanne. Maar bij gebrek aan landbouwuitrusting en knowhow, worden die amper gebruikt”, zegt Akila. Toch heeft Vredeseilanden de groenteteelt in de bas fonds nieuw leven ingeblazen. Ondermeer door betonnen putten te installeren, waaruit het nodige water voor de irrigatie opgehaald kon worden. Vredeseilanden heeft hier zelfs nieuwe groenten geïntroduceerd, zoals ajuin, wortelen, sla, kolen, maar vooral: tomaten! Nooit hebben de Savannebewoners beter geboerd dan vandaag en wel dankzij wat ze hier noemen, het ‘goud van de Savanne’: een kleine, eivormige variant van de grillige tomaat die ze vroeger kweekten. In grote trucks wordt het rode goud over het ganse land verdeeld en dat brengt de mensen hier een aardig spaarcentje op. “Het is de verdienste van Vredeseilanden deze tomaat gelanceerd te hebben”, zegt Akila. “Niet onbelangrijk, want het droog seizoen duurt zeven maanden. Zonder de groenteteelt zou er in deze periode geen brood op de plank komen”. Toch liep niet alles van een leien dakje, herinnert François Lamoutidja Labdiedo (38) zich. Hij is voorzitter van het ‘Comité activités maraîchères’ of CAM in Tidonti. Tussen de groene tomatenplantjes en be-

Landbouwer Jozeph Kpalibe Kanfitine (36) schetst zijn dagindeling: 's Morgens starten we om 5 uur met de bevloeiing van het veld. De vrouwen komen mee. Met emmers halen we water uit de putten, dat we daarna op de grond gieten. Rond elven stoppen we en gaan onze vrouwen thuis het eten klaarmaken: gierst, rijst of maïs. Tegen een à twee uur 's middags komen ze terug en eten we samen. Dat is onze eerste maaltijd van de dag. Tussen 16 en 18 uur hervatten we het werk. Als we een waterput graven, ligt onze dagindeling ietwat anders. Dan starten we om 7 uur. Putten graven is een heel karwei en omdat we maar twee keer per dag eten, na de middag en ’s avonds rond 19 uur, kopen we ‘s voormiddags Sodabi van de vrouwen die op het veld komen, om krachten op te doen”. Of ze niet slaperig worden van die sterke drank, vraag ik. “Alleen als we teveel drinken”, lacht één van de landbouwers die bij Jozeph is komen staan.

schut door het lover van een kleine boom, wijst hij naar een oudere man. “Het is dankzij hem dat ik ben overgeschakeld. Vroeger teelde ik wel tomaten, maar niet veel en alleen voor eigen gebruik. Hij is diegene die ons getoond heeft hoe we stekjes moesten opkweken. Elke dag kwam hij ons voordoen hoe die bevloeid moesten worden, later is hij de stekjes komen uitpoten en toonde hij met welke producten de tomaten behandeld moesten worden. En het werkte ! Het jaar daarop zijn we allemaal met tomaten begonnen”. François toont zijn

veld waarop drie percelen tomaten staan, allemaal in een verschillend groeistadium. Gevraagd naar de opbrengst, beaamt hij wat we al wisten. “Vroeger verdienden we veel dankzij de katoenteelt, maar omdat het Afrikaans katoen het niet goed meer deed op de wereldmarkt, moesten we naar iets anders uitkijken. In vergelijking met katoen, verdien je meer aan tomaten. Van de tomatenverkoop zie je ook meteen je geld. Bij katoen is het soms maanden, zelfs jaren wachten op je centen”. De lokale radio, het geheime wapen van de CAP

FOTO: Stefaan Anrys

FOTO: Geert Spillebeen

het droog seizoen de bomen kappen om ze als hout of houtskool te verkopen op de markt. Zo proberen ze de eindjes aan elkaar te knopen wanneer niets meer groeien wil. Of zo deden ze het, tot voor de komst van Vredeseilanden.

FOTO: Stefaan Anrys

van de savanne

Hoe kunnen boeren hun tomaten op dezelfde tijdstippen van het oogstseizoen aan eenzelfde en goeie prijs verkopen: je spreekt gezamenlijk een eenheidsprijs af en die bazuin je rond. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, wanneer mensen in lemen hutten wonen zonder telefoon, televisie of internet. En wat dacht u van de radio? Behalve stichtende boodschappen over het gebruik van organische mest – “die in sommige gevallen een langere houdbaarheid van de tomaat garandeert dan kunstmest” – goede raad over onkruid en ongedierte – “gebruik toch geen katoen-insecticiden op gewassen voor menselijke consumptie ! ” – wordt er ook over geld geklapt op de lokale radio. Tot voor kort bazuinde de christelijke Radio Maria de tomatenprijs van de week rond op de velden. Nu nemen de “radios communautaires” die taak over. De CAP’s maken de programma’s en sturen ze via deze lokale radio’s in de ether. Iedere dinsdag vanaf 15 uur weergalmen de tomatenprijzen over de velden van Tidonti.

<


FOTO: Layla Aerts

Terug naar Katihoë Katihoë, een dorp in het zuiden van Togo, op een kleine zeventig kilometer van de hoofdstad Lomé, sluimert onder de zwoele warmte. Je rijdt er op rustige zandwegels tussen plantages van palmbomen, bananenplanten, maniok. In feite kan er nagenoeg alles geteeld worden. Het enige huizenhoge probleem is grondbezit. Wie er woont, heeft amper één hectare in eigendom. Daardoor moeten veel boeren noodgedwongen pachten. En als ze dan inspanningen hebben gedaan om de grond vruchtbaar te maken, eist de grondeigenaar zijn perceel terug. Niet zelden verpacht hij hetzelfde lapje dan voor meer geld aan een andere boer. Vredeseilanden zoekt samen met parnterorganisaties en de plaatselijke boerengemeenschappen (ACVR) naar een oplossing…

>


Als je weet dat Togolezen nagenoeg uitsluitend op landbouw zijn aangewezen en dat een boerengezin in het zuiden van Togo soms enkele vrouwen telt en drie tot viermaal zoveel kinderen, besef je dat één hectare landbouwgrond niet volstaat. Temeer daar het landbouwareaal uitgeput is door overgebruik. Vredeseilanden zet de Togolezen ertoe aan de uitwerpselen van dieren te verzamelen in putten en die uit te rijden op het veld. Of boompjes te planten die met hun bladeren en wortels jaar na jaar de grond bemesten. Maar landbouwers-pachters durven geen bomen planten, ook al zijn die goed voor de grond. Want bij de mensen hier leeft nu eenmaal de idee dat wie een boom plant, een claim legt op grond. Grondeigenaars kunnen er niet mee lachen als een pachter lustig boompjes plant op zijn familiebezit. Evenmin staan de pachters te trappelen om te investeren in groenbemesters, zoals Mucuna. “Je hebt per hectare liefst 1.670 kleine plantjes nodig”, zegt Tofiou Kobou Koumah van CREMA. Die hebben een volledig regenseizoen nodig om te groeien, te rotten en stilletjes aan terug kracht te geven aan de grond. Een maat voor niets, vrezen de pachters, als de eigenaar na één seizoen zijn grond opeist.

Landbouwers-pachters durven geen bomen planten, ook al zijn die goed voor de grond. Want bij de mensen hier leeft nu eenmaal de idee dat wie een boom plant, een claim legt op grond.

FOTO: Geert Spillebeen

Onder de Agniti, zoals de dorpsbewoners de boom noemen waaronder ze verzamelen, vertelt Adjitossoude Helle (50) gedreven en bijna in colère hoe haar man Akoesso Helle achter de tralies vloog, omdat hij zijn grond niet wilde teruggeven. “Hij is in boel gevallen met de eigenaar, die uiteindelijk bij het dorpshoofd is gaan aankloppen. Mijn man heeft drie dagen opgesloten gezeten, in de prefectuur van Vogan. En na veel discussie, heeft hij toch zijn grond mogen houden. Datzelfde jaar heeft hij zijn oogst verdubbeld, omdat hij het seizoen daarvoor Mucuna had gezaaid”. Alle mannen en vrouwen die op de houten banken zitten onder de Agniti-boom, luisteren stil naar de vrouw die wild gesticulerend het onrecht dat haar man is aangedaan, uiteenzet. Akoesso zelf is er stil van geworden. Ook deze conversatie is een beetje de verdienste van CREMA en ACVR. De vrouwen beamen dat het jaren geleden ondenkbaar was dat een Togolese het woord nam, terwijl haar man aan de overkant toekeek. In het huishouden werd door de vrouw niet gediscussieerd over de opvoeding van de kinderen, over de taken in het huishouden, over het feit dat de dochter niet dezelfde kansen kreeg als de zoon. Maar dat is nu anders, zeggen ze in koor. Koffi Atsou van CREMA beaamt: “In Katihoë gaan vandaag zowel jongens als meisjes naar school. Tijdens volksbijeenkomsten nemen ook vrouwen het woord, om er hun ideeën te uiten. Ze nemen deel aan de opleidingen en ze zetelen in beslissingsorganen. Thuis discussiëren ze met hun mannen over de schoolcarrière van de kinderen”.

De kinderen staan geïntrigeerd te kijken naar de ‘jovo’, die blanke die met z’n micro hun families aan het ondervragen is. “Hier kent iedereen iedereen”, zegt Apety Agbassou, een notabele uit het dorp. Hij legt in de plaatselijke Ewé-taal uit hoe men aan de naam Katihoë gekomen is. “Wij zijn een volk van jagers”, begint hij. “Toen we verhuisden van Notsé, hielden we halt en stichtten we Kponou. Maar al gauw nam ons aantal toe en sommigen reisden verder en stichtten Mome “. Toen de bevolking ook toen weer andere wegen zocht, werd Katihoë geboren. “Dankzij Kponkou, wat ‘dode panter’ betekent. Kponkou stond berucht om zijn moed en dapperheid in het vellen van wilde dieren: panters, leeuwen,... Katihoë betekent lianenhut. In de bomen hingen vroeger

talloze lianen die dienst konden doen als beschutting. Daarin leefde Kponkou”. Vandaag vind je in Togo amper nog groot wild. Sinds het democratiseringsproces in de jaren ‘90 een voorzichtige start nam, heeft de bevolking het geweer van schouder gewisseld en hebben schutters in de vele natuurparken alle wilde dieren omgelegd. Dit als reactie tegen de manier waarop de regering zonder overleg met de bewoners natuurparken en jachtterreinen begon af te bakenen. Vandaag kan je dus heel Togo doorkruisen, zonder een gazelle of een olifant tegen het lijf te lopen. Het nationale Keran-park in Noord-Togo is intussen ook bewoond: de bevolking heeft zich het recht toegeëigend om er lemen hutten neer te poten.

De grondproblematiek is overal aanwezig, maar is nergens zo acuut als in Zuid-Togo. “Onze leiders zitten met de handen in het haar”, zegt Henriette Amelifo-Alagbo, medewerkster bij Vredeseilanden-Togo in de hoofdstad Lomé. “De Togolese overheid is op vlak van grondbezit nooit lief geweest voor haar bevolking”. Zeker niet in het zuiden, waar de cementfabriek en de fosfaatmijnen de bevolking verdreven hebben. Zonder compensaties. Dat maakt dat de regering hierin nog weinig krediet krijgt van de Ewé die het zuiden bevolken. “De regering heeft een grote oef van verluchting geslaakt, toen wij aan dit probleem wilden verhelpen. Er bestaat weliswaar een interminesterieel comité voor grondproblematiek, maar dat draait precies om die reden vierkant: de regering heeft het op dit vlak verknald bij haar bevolking”. Het komt daarom de ngo’s toe om aan de kar te trekken en de neuzen in dezelfde richting te krijgen, zodat er huurcontracten op papier gezet worden, waarin huurder en verhuurder zich tenminste voor enkele jaren verbinden, zodat de landbouwers die de gronden bewerken, de moeite nemen om de gronden te verbeteren. Dat is het lobbywerk waaraan Vredeseilanden in samenspraak met andere ngo’s binnen het consortium Prosem sinds kort werkt. Een eerste stap is het promoten van modelcontracten, mede-ondertekend door het dorpshoofd. Een tweede stap wordt de oprichting van dorpskadasters, zegt Henriette. “Vaak weten de dorpsbewoners niet eens wat de oppervlakte van hun grond is. Daarom willen we in twee piloot­ gemeenten kadasters opzetten, die toelaten op te zoeken welk terrein wie toebehoort en hoe groot het is”. De huurcontracten die tot op vandaag mondeling worden afgesloten, moeten met andere woorden op papier gezet, er moet een termijn worden opgekleefd en een omschrijving van het terrein, zodat er geen discussie meer kan zijn over wie hoelang welke grond mag bewerken. Maar zelfs al slaagt Prosem in haar opzet, de noden blijven groot, ook in Katihoë. Zo is er nog altijd gebrek aan drinkbaar water. De waterpompen die er zijn, vereisen enorm veel spierkracht, klaagt een dorpsbewoonster. Ik neem de proef op de som en pomp samen met twee meisjes een emmer van nog geen vijf liter op. Het zweet staat op mijn rug. Behalve schoolgaande kinderen, bemerk ik vooral ouderlingen in het dorp. “Onze kinderen werken niet graag op het platteland”, zucht een andere vrouw. “Als ze niet verder studeren, leren ze een stiel: houtbewerker, metser, kapster. En zo proberen ze aan de bak te komen in de hoofdstad. Maar veel werk is er niet”. Ze bieden uit armoe hun diensten aan als bagagedrager of laden de grote trucks die van zuid naar noord de nationale weg onveilig maken met ladingen katoen, tomaten, oud ijzer of andere waren bestemd voor het Afrikaanse hinterland.

<


De schrik van de nanabenz Boeren en boerinnen zetten speculanten een hak en controleren de tomatenmarkt in de Savanne

Vredeseilanden doet meer dan alleen productietechnieken verbeteren. De ganse keten wordt onder handen gepakt, tot en met de controle van de verkoopprijzen. Tot grote ergernis van de ‘nanabenz’.

Vredeseilanden in Lomé. “Als je op de markt rondloopt, zou je het niet meteen zeggen, maar echt: die vrouwen bulken van de miljoenen. Zo’n grossierster (opkoopster) heeft genoeg poen om een truck te charteren, die in Dapaong vol te stouwen met tomaten en de lading verder te verkopen in Lomé. Ze hebben veel macht. En meestal ook de neiging om hun prijs op te leggen aan de verkopers. Wat wil je? In een markteconomie zoekt iedereen zijn profijt”.

In Togo leeft 32 procent van de bevolking onder de armoedegrens, maar Togo is geen hongerland. Meer nog. Mits een stevige dosis gezond verstand en wat aanleg voor marketing kan je er heel ver komen. De nanabenz hebben dit al voor de onafhankelijkheid bewezen. Nana is Frans voor ‘meid, griet’. “Men noemt ze nanabenz omdat het madammen zijn die al in Mercedessen rondreden toen zelfs onze hoogwaardigheidsbekleders die niet konden betalen”, zegt Lardja Arouna, vroeger een televisieanker op de staatstelevisie, nu persattaché van de voorzitter van het nationaal parlement. “Op een bepaald moment heeft de overheid ze zelfs gevraagd of ze hun Mercedessen mochten lenen voor een of ander internationale conferentie”. Deze Togolese zakenvrouwen danken hun fortuin aan de “pagnes” of lendendoeken die ze in het groot aankopen en met de nodige marges doorverkopen. Vandaag bevolken ze nog altijd de markten in Lomé.

In het zuiden van Togo zorgt vooral maïs voor extra centen tijdens het droog seizoen. De handel in Togolees katoen is niet meer wat ze geweest is en dus neemt het aantal hectaren maïs overhand toe. Hetzelfde geldt voor de tomatenteelt in de Savanne, zegt Henriette. Overal verliezen de koloniale teelten (katoen, koffie, cacao) terrein, niet in het minst omdat de prijzen op de wereldmarkt gekelderd zijn en omdat er geen geld is om de aloude plantages te vernieuwen. Daardoor bijvoorbeeld kan het staatsbedrijf Sotoco, dat alle katoen opkoopt bij de landbouwers, niet meer uitbetalen. De katoentelers kiezen dan ook eieren voor hun geld en schakelen wat graag over op maïs of tomaten.

De term nanabenz is eigenlijk voorbehouden aan deze textielbaronessen, maar gemakkelijkheidshalve gebruiken we hem als synoniem voor “gehaaide Togolese zakenvrouw”, want het moet gezegd: in Togo is de handel een vrouwenzaak. Op de markten in de noordelijke Savanne zijn het meestal vrouwen die de tomaten opkopen, beaamt Henriette Amelifo-Alagbo, medewerkster voor

“Het probleem van tomaten is dat ze snel bederven”, zegt Lamoutidja Labdiedo (38) van de CAP van Tidonti. Zelfs de nieuwe tomatenvariant die Vredeseilanden heeft geïntroduceerd in de Savanne, blijft hooguit een week goed. Het is voor de opkopers dan ook een koud kunstje om hun bodemprijzen op te dringen aan de boeren. “Als het om niet bederfelijke waren zoals maïs gaat, heeft

> 10

een landbouwer nog de keuze”, zegt Henriette Amelifo-Alagbo. “Hij hoeft eigenlijk maar te verkopen als hij op zwart zaad zit of als ie dringend geld nodig heeft. Maar bij tomaten ligt dat natuurlijk anders”. Lamoutidja bevestigt: “Zo’n vrouw komt dan bij mijn groep aankloppen en biedt 7250 CFA voor een mand. Bij een andere groep betaalt ze diezelfde mand misschien maar 6.000 of erger nog, 8.000. Dat is natuurlijk zeuren!”. Vredeseilanden probeert de boerengroeperingen zover te krijgen dat ze gezamenlijke verkoopprijzen afspreken. In Tidonti staat de CAP al erg ver. Lamoutidja is één van de bestuursleden van de CAP: “Onze boerengroepen hanteren allemaal dezelfde prijs. Elke groep beschikt trouwens over een bestuurscomité, waarin twee leden bevoegd zijn voor de commercialisering van de groenten. Die vertegenwoordigers komen minstens één keer per week op het niveau van de CAP samen om prijsafspraken te maken”. Die zogenaamde CCPM of ‘Commission de Commercialisation des Produits Maraîchers’ gaat met andere woorden op zoek naar afzetmarkten en onderhandelt met de opkopers over een eenheidsprijs. Wanneer de CCPM groen licht geeft, gaan de manden het veld rond en worden de tomaten geplukt. De prijzen liggen dus eigenlijk al vast, nog voor de boer zijn koopwaar naar de markt brengt. Van boter bij de vis gesproken! Dankzij mond aan mondreclame, maar ook via de radioberichten (zie kader op p.7) weten alle boeren die aangesloten zijn bij de CAP hoeveel ze voor hun tomaten zullen krijgen.

Of die aanpak de nanabenz niet ziedend maakt? “Ach weet je, de grossiersters zijn niet onze gezworen vijanden”, nuanceert Henriette Amelifo-Alagbo, “Ook zij hebben er alle baat bij dat de productie gecentraliseerd wordt en gezamenlijk aangeboden op de markt. Zij blijven al bij al de afnemers van onze producten. Wanneer er overaanbod is, kan één boer alleen moeilijk zijn waren aan de man brengen”. Begin februari had Vredeseilanden een aantal van die grossiersters trouwens uitgenodigd om mee na te denken over een betere commercialisering van landbouwproducten in Togo. En hoe moet het verder met de tomaten van de Savanne? Een product dat slechts een korte houdbaarheid heeft, blijft onderhevig aan de wetten van vraag en aanbod, hoe je het ook draait of keert. Op de markt variëren de prijzen doorheen het jaar van 3.000 tot 28.000 CFA. Een negenvoud! Daarom spelen de boeren en boerinnen met het idee om kleine fabriekjes uit de grond te stampen, die afgeleide producten kunnen voortbrengen. Vredeseilanden heeft een haalbaarheidsstudie laten uitvoeren en stelt zich vragen bij het welslagen van de operatie. Zal een gepureerde Savannetomaat kunnen opboksen tegen Italiaanse tomatenconcentré die alomtegenwoordig is in de regio? Om concentré te maken en in te blikken, zijn bovendien forse investeringen nodig. Hoe maak je in godsnaam een pureefabriek rendabel wanneer je basisgrondstof – de tomaat – maar enkele maanden per jaar beschikbaar is? Wordt vervolgd…


FOTO: Stefaan Anrys

Geld moet rollen Midy Fessoribe Barnabo, directeur-generaal van de Union des Caisses Mutuelles d’Epargne et de Crédit (UCMECS), geeft microkredieten aan handelaars en landbouwers in de Savanneregio, in het noorden van Togo. Zeven spaar- en kredietbanken zijn aangesloten bij UCMECS. Deze kassen zijn ontstaan uit de werking van Vredeseilanden. Zij krijgen vandaag steun van andere organisaties, zoals de Belgische ngo Louvain Développement. Waarom gaan de Savanneboeren niet naar de bank om een lening aan te vragen ? Dat zou ideaal zijn. Maar banken stellen zo’n hoge eisen dat je als boer of boerin niet terecht kan bij een gewone bank. Zelfs ik als voorzitter van de Unie krijg nog geen lening. Wat zou dat voor een landbouwer die niet eens een identiteitskaart heeft? Hoe krijgen ze dan een lening bij jullie? Louter op basis van wederzijds vertrouwen. Dat heeft aanvankelijk veel verbazing gewekt. Men zei ons: Jullie durven nogal. Kredieten geven aan mensen zonder identiteitsbewijs!? Hoe gaan jullie de mensen terugvinden als ze hun schulden niet aflossen? Toch hebben we het aangedurfd. We hebben solidaire groeperingen op poten gezet, met een voorzitter, een secretaris en een schatbewaarder. Dat

comité komt bij de bank aankloppen en vraagt in naam van alle groepsleden een krediet aan. Wanneer het krediet is toegestaan, komt de voorzitter het geld halen, om het te verdelen onder de groepsleden. Een groepslening? In het dorp weet iedereen meestal zeer goed wie een krediet van pakweg 100.000 CFA zal kunnen terugbetalen en wie niet. De noden van de afzonderlijke leden verschillen ook natuurlijk. De een heeft misschien 40.000 CFA nodig, de andere wil 50.000 CFA, een derde wil 30.000 CFA. Zij tasten af hoe solvabel de andere leden zijn en vragen dan samen een krediet aan. De dag dat er terugbetaald moet worden, gaat de voorzitter bij de verschillende leden het geld ophalen en betaalt ie de groepslening terug. Wat als Amidou zijn 40.000 CFA niet kan terugbetalen? Als Amidou niet kan terugbetalen, dan moet de groep alles betalen. Zoniet krijgt geen enkel groepslid ooit nog een krediet van ons. Dus oefenen de leden druk uit op de wanbetaler. Het gebeurt zelfs dat men zijn geit afpakt, die verkoopt en de opbrengst ervan gebruikt om de schulden te betalen. Als er echt niets te verkopen valt, dan betalen de groepsleden allemaal een deel van de schuld. Hoeveel boeren kunnen hun lening terugbetalen? Dat is moeilijk te zeggen, maar gemiddeld is 90 % van het geleende bedrag op de vervaldag terugbetaald.

UCMES Wie een lening wil vragen bij één van de zeven kassen van UCMECS, moet dat doen in groep of vraagt minstens twee vrienden om zich borg te stellen. Kan één van de drie zijn schulden niet aflossen, dan moeten de twee anderen daarvoor opdraaien. Hetzelfde geldt voor grotere groepen. UCMECS-topvrouw Midy Fessoribe toont het pasfotootje van Kanfieni Matiégendou. Na jaren in Ivoorkust te hebben doorgebracht, keerde hij terug naar zijn dorp Talg-n-bound in het noorden van Togo. De boerengroepering waarvan hij ooit deel uitmaakte, lag op apegapen. Bleek dat twee leden nog altijd een openstaande schuld hadden van 30.000 CFA en de groep daarom geen vers geld meer kreeg van UCMECS. Matiégendou zette de anderen aan om te sparen en betaalde in plaats van de wanbetalers, de 30.000 frank terug. “Vandaag krijgt zijn groep opnieuw leningen”, zegt Midy Fessoribe. “Dit jaar hebben ze geld geleend om tomaten te telen. Bij de verkoop van hun tomaten hebben ze elkeen 100.000 frank verdiend. Voor het regenseizoen begint, kan je drie à vier keer verkopen! Als mensen beseffen dat ze op die manier 300.000 of 400.000 frank kunnen verdienen, dan blijven ze in hun dorp en trekken ze niet meer naar Ivoorkust om daar hun brood te verdienen. Het bewijst ook dat lenen loont. Als hun krediet niet rendabel was geweest, hadden ze nooit de schulden van hun broeders kunnen afbetalen.”

Sommigen bevatten niet altijd goed de notie van vervaldag en denken dat ze later nog kunnen betalen. Maar de wet zegt nu eenmaal dat je op de vervaldag 95 % van het geleende bedrag moet terug hebben, dus in zo’n geval oefenen wij zelf druk uit op de ontlener. Hoe dan? Door bij de mensen thuis te gaan. Als de andere dorpsbewoners zien dat er iemand van ons aan de deur staat van een wanbetaler, dan gaat hij al snel over de tong, hoor. En ja, dat is nogal beschamend. Als dat niets uithaalt, proberen we via het dorpshoofd. Blijft de man of vrouw in kwestie nog altijd weigeren terug te betalen, dan stappen we naar de gendarmerie of naar het gerecht. Zijn er eigenlijk al boeren rijk geworden dankzij jullie? Jazeker. Ik geef een voorbeeld. Twee weken geleden heeft een vrouw uit één van onze boerengroeperingen haar dorp verlaten om vier van haar kinderen naar school te sturen in Dapaong. Ze heeft haar kinderen ingeschreven in een privé-college, waar het schoolgeld liefst 40.000 CFA bedraagt! En dat terwijl ze in de staatsschool van het dorp amper 5.000 CFA betaalde. Maar ze vindt dat haar kinderen beter af zijn in een privéschool. De klassen zijn er kleiner en ze leren er meer. Onlangs heb ik haar nog gezien en toen vroeg ze mij of ik geen repetitor kende, om haar kinderen na schooltijd bijles te geven. Dat bewijst toch dat ze goed boert.

Waarvoor lenen de meeste boeren geld? Detailhandel. Vorig jaar hebben we ongeveer 400 miljoen kredieten uitgeschreven. Bijna 100 miljoen diende voor de aankoop van landbouwmateriaal, zaaigoed en meststoffen. Drie vierden van alle leningen waren echter bestemd voor kleinhandel. De mensen stellen vast dat die veel rendabeler is. Binnen drie of zes maanden kan je het gekochte doorverkopen, voor twee of driemaal de aankoopprijs. Zo’n winsten vergen wellicht hoge interesten? Bij ons betalen de mensen 20 % interest. Wie op tijd terugbetaalt, recupereert 2 % en betaalt dus 18 procent op het geleende bedrag. De interest bij de banken is ietsje lager, maar daar kunnen de boeren niet terecht. Zelf lenen wij bij de bank aan een interest die schommelt tussen 12 en 14 %. Die 6 % hebben onze kassen nodig om te kunnen functioneren. De mooiste buildings in Togo zijn bankgebouwen. Zitten jullie ook in zo’n poepsjiek kantoorgebouw? Neen, maar we stellen wel vast dat de mensen gemakkelijker vertrouwen geven aan een bank, wanneer die in een aantrekkelijk gebouw is gehuisvest. Daarom bouwen we nu met steun van Louvain Développement een villa. Wij hebben ook vier brandkasten waarin we het geld bewaren. Overdag, want ’s avonds gaat alles weer naar de ‘gewone’ bank. 1 euro = 656 CFA

11 <


FOTO: Layla Aerts

Thuisbevallen is niet langer dodelijk “Zes op tien boerinnen uit de Savanne willen liefst thuis bevallen. Door de traditionele verloskundigen een opleiding te geven, zijn we erin geslaagd de mortaliteit in deze regio terug te dringen. Sindsdien is in het bijzijn van een verloskundige geen enkele vrouw meer in het kraambed gestorven”. Aan het woord is Jean de la Croix Yangnenam, coördinator van 3ASC (Asssociation d’Appui aux Activités de Santé Communautaire). Deze lokale ngo is in 1996 gegroeid uit de eerste projecten van Vredeseilanden in Noord-Togo en vaart vandaag een eigen koers. Momenteel focust Vredeseilanden zich uitsluitend op duurzame landbouw en voedselzekerheid, maar aanvankelijk was gezondheidszorg een prioriteit voor Vredeseilanden in Togo. Noem 3ASC dus gerust een geesteskind van Vredeseilanden. “Onze taak bestaat erin de landbouwers dichter bij de gezondheidszorg te brengen”, zegt Jean. “Wie één uur moet lopen om bij een verzorgingsinstelling te geraken, zoekt al gauw zijn toevlucht tot alternatieve therapieën of automedicatie. Daaraan wilden wij verhelpen”. Behalve het gebrek aan drinkwater, was het twintig jaar geleden vooral slecht gesteld met de gezondheid van de Savanneboeren. Elementaire gezondheidszorg op poten zetten in de dorpen was één van de prioriteiten toen Vredeseilanden in de noordelijke Savanneregio actief werd. Zo nam de organisatie als eerste het initiatief om de lokale dispensaria te voorzien van geneesmiddelenkits, een maatregel die navolging zou krijgen vanwege de Togolese overheid.

> 12

valling. “Van oudsher gebeurden bevallingen op de grond of in de wasplaats. Indertijd gebruikten onze voorouders asse om bloedingen te stoppen. Vaak stierf de pasgeborene aan tetanus en bezweek de moeder aan een infectie”. Nu heeft 3ASC zo’n paar honderd verloskundigen geschoold, zegt Jean. “En sinds wij in deze regio de zwangerschappen registreren, is er geen enkele vrouw meer gestorven, tenminste niet als ze werd bijgestaan door een verloskundige. Het gebeurt wel ’s dat een zwangere vrouw een verloskundige weigert omdat ze tot een clan behoort waarmee ze ruzie heeft, maar dat zijn uitzonderingen”.

Jean de la Croix herinnert zich nog het prille begin. “We hadden een groep traditionele verloskundigen in Korbongou uitgenodigd voor een vormingssessie. We zaten in een bureau, beschut tegen de zon. Na een uur vraag ik hen of ze niet even willen pauzeren. Maar nee, mijn zoon, wij zijn helemaal niet moe! Het kwam gewoon niet bij ze op dat je moe kon worden van binnenzitten in de schaduw. Ze waren gewend aan hard werken op het veld. Pas na enkele uren heb ik ze kunnen overhalen om even uit te blazen”.

Op het Togolese platteland is de eerstelijnszorg een zaak van de dispensaria op het niveau van de kantons of de dorpen. Een consult bij de huisarts is meestal stukken duurder en is voornamelijk weggelegd voor mensen met geld. Dat verklaart gedeeltelijk waarom Belgische ziekenhuizen met een toevloed kampen van Afrikaanse inwijkelingen. In Togo, net als in vele andere Afrikaanse landen, is de gezondheidszorg immers omgekeerd gestructureerd. Met hevige diarree of griep stapt een Afrikaan naar een hospitaal of een dispensarium en niet naar de huisdokter. “In eerste instantie kom je inderdaad terecht in het dispensarium of zoals dat heet, “unité de soins périphériques niveau 1”, legt Jean de la Croix geduldig uit. “Daar werkt behalve een verpleger of een hulpverpleger, ook een verloskundigehulp, iemand die de eerste zorgen voor haar rekening neemt zoals het zetten van een steunverband, en een hygiënisch assistent. Die laatste moet de dorpsbewoners de nodige feeling voor hygiëne bijbrengen”.

De verloskundigen leerden van het toenmalige Vredeseilanden hoe ze risicozwangerschappen konden herkennen. Ze kregen te horen over hygiëne en aseptiek en wat te doen als er iets misliep tijdens een be-

Want gezondheid is meer dan pillen slikken en kinderen baren, weet hij uit eigen ervaring. Drinkwater, een deftige latrine, een stevig dak boven je hoofd wanneer het regenseizoen aanbreekt, het speelt alle-


Een mutualiteit in de Savanne, ongezien in Togo Bovenaan de ladder van de Togolese gezondheidszorg prijken de twee enige universitaire ziekenhuizen van het land. Men kan er terecht voor complexe ingrepen of heel specifieke kwalen, zoals urologische aandoeningen. Je hebt het ‘Centre Hospitalier Universitaire’ in Lomé en het CHU van Kara, niet toevallig ook de geboortestad van de onlangs overleden president. Heeft een boerke uit de Savanne de centen om zich daar te laten verzorgen? “Neen. Ze hebben dan wel een eigen mutualiteit, maar een verblijf in een universitair ziekenhuis wordt niet terugbetaald”, zegt Jean. “Hun mutualiteit is zelfs nog niet toe aan de selectie van regionale ziekenhuizen waarvan ze

eventueel de diensten willen terugbetalen”. Waar heeft een lid van deze fameuze ‘Mutuelle de santé’ of kortweg Musa dan wel recht op? We vragen het aan Adjimpoa Pampandja (39) die ons de werking van de mutualiteit voor landbouwers uit de doeken doet, in het dorp Tidonti. “Je hoeft geen lid te zijn van de CAP om toe te treden”, begint ze. “Je betaalt 500 CFA om je aan te sluiten en daarna betaal je jaarlijks een lidgeld van 1500 frank”. Dan moet je drie maanden wachten.

Deze ‘observatieperiode’ moet voorkomen dat alle zieke boeren zich inderhaast lid maken om van terugbetaling te genieten. Eens toegelaten, kan je steun verwachten, zegt Adjimpoa. “Curatieve zorgen worden a rato van 80 % terugbetaald, prenataal onderzoek voor de helft, net als natuurlijke bevallingen trouwens. Treden er bij een bevalling complicaties op en moet er bijvoorbeeld een keizersnede worden uitgevoerd, dan wordt die voor de volle 100 % door ons terugbetaald”. Het laatste werkjaar telde Musa al 788 leden en

deden ruim 2.500 personen beroep op haar diensten. Ook al zijn ze nog maar twee jaar bezig, de Musa heeft impact op de dienstverlening in de regio, zo blijkt. “Wij geven de verzorgingsinstellingen waar wij onze leden heensturen, medicijnen en educatief materiaal. Onze mensen worden er meestal goed verzorgd, want die instellingen weten maar al te goed dat wij 80 % van de curatieve zorgen terugbetalen. Zo zijn ze zeker dat ze op het einde van de maand hun geld zullen hebben”.

aan de landbouwproducten beter aan de man te brengen. De boeren worden dus niet enkel geholpen bij de productie van hun gewassen, maar ook bij de verkoop ervan. Zo worden opslagplaatsen gebouwd, om de prijs die een boer krijgt op te drijven. Want als iedereen na de oogst zijn maïs op de markt gooit, daalt logischerwijs de prijs. De landbouwvorming van Vredeseilanden omvat: bodemverbetering, kwaliteitsverbetering, onderhandeling en vermarkting. Daarnaast worden de ervaringen op het terrein door Vredeseilanden gebruikt bij lobbywerk op nationaal of internationaal niveau. Voorts zijn een aantal vroegere kernactiviteiten verzelfstandigd, zoals de microfinanciering. Om een lokale of regionale economie tot ontwikkeling te brengen, moeten de landbouwers immers kunnen investeren. Dat kan niet zonder enige vorm van spaarcenten of kredietverlening.

het consortium en houdt zich voornamelijk bezig met landbouw. Andere ngo’s zoals la Colombe zetten zich in voor de bestrijding van kinderhandel, een hardnekkige plaag in een regio waar teveel kindermonden zijn in verhouding met de voedselproductie.

FOTO: Stefaan Anrys

maal een rol. “Toen ik naar school ging, moesten we tijdens het droog seizoen een gat boren in de droge rivierbedding om aan drinkwater te raken. Nu zijn er waterputten. Toen ik jong was, kon je de huizen die bedekt waren met golfplaten daken op één hand tellen. Nu zijn de rieten daken op één hand te tellen. En dat is ook dankzij Vredeseilanden”.

Een woordje uitleg ACVR is een associatie van lokale gemeenschappen in Zuid-Togo. Aan de basis liggen twee dorpen die in 1990 het gebrek aan drinkwater wilden opvangen door kleine waterbekkens te bouwen. Om hiervan de kosten te dragen, werden gemeenschappelijke velden ingezaaid. De opbrengst hiervan ging onder meer naar de waterbassins. De lokale boerenorganisaties namen in aantal toe (34 in 1999) en gingen deel uitmaken van één vereniging, ACVR of Association des Communautés Villageoises Responsables. Het team dat instond voor de technische ondersteuning zou later verzelfstandigen en werd CREMA oftwel “Centre de Recherche et d’Essai des Modèles d’Autopromotion”. Sinds 1996 ondersteunt Vredeseilanden deze gemeenschappen en sinds 2000 sluit Vredeseilanden rechtstreeks contracten af met ACVR, dat aldus een partnerorganisatie werd, net als CREMA. Vredeseilanden ondersteunt zo’n 15 dorpen, met samen ongeveer 12.000 inwoners. CAP staat voor Centre d’Auto­ promotion Paysanne. In 1991 startte de CAP van Tidonti met 102

boerengroepen. Daarna groeide deze eerste CAP uit tot een koepel van verschillende boerengroepen. Een soort boerenbond, zeg maar. Vredeseilanden ondersteunt in Togo lokale ngo’s, die in nauw contact met boeren samenwerken. Zo helpt RAFIA (regio Dapaong) via de CAP’s een 700-tal boerengroepen, onder meer bij de productie van tomaten en maïs. CREMA (regio Lomé) doet hetzelfde voor maïs en maniok. Al deze producten zijn bestemd voor de binnenlandse markt. BUDGET. De partners RAFIA en CREMA worden geprefinancierd en krijgen driemaal per jaar geld van Vredeseilanden. Togo is een relatief klein programma, in vergelijking met landen als Indonesië, en krijgt een jaarbudget van 340.000 euro. Naast Togo, krijgen nog vijf andere Afrikaanse landen steun van Vredeseilanden. FILIERE. Bij de komst van Vredes­ eilanden in Togo was vooral voedselzekerheid aan de orde van de dag. In de Savanneregio leed de bevolking honger. Vandaag is die zekerheid er wel en komt het erop

VERJAARDAG. Vredeseilanden is 20 jaar aanwezig in Togo en dat zal daar eind december uitvoerig gefeest worden. Uit de toenmalige werking in de Savanneregio zijn intussen lokale ngo’s gegroeid, die grotendeels eigen financiering hebben gevonden. Behalve RAFIA zijn uit de eerste initiatieven van Vredeseilanden ook nog CDD en 3ASC voortgesproten. De eerste werkt rond communicatie en alfabetisering, de laatste rond gezondheidszorg. UCMECS geeft microkredieten aan kleine landbouwers. Ook zijn er de koepels van boerenorganisaties of de zogenaamde CAP’s. Zij worden begeleid door Rafia.

PROSEM is een consortium van vier ngo’s die samenwerken in Zuid-Togo, in de streek rond Togoville. Vredeseilanden maakt via de lokale ngo CREMA deel uit van

13 <


Second opinion 20 jaar Vredeseilanden in de Savanne. Wat zeggen de experts?

FOTO: Stefaan Anrys

We schrijven februari 2006. Het kantoor van Vredeseilanden in Lomé (VECO-Togo) barst van energie en werklust. Een externe consultant, David Houinsa, komt een audit voorbereiden. ’s Avonds vertrekt de man huiswaarts met twee kartonnen dozen vol documenten. “Soms lijkt het hier meer een studiecentrum”, bekent hij me voor zijn vertrek. “Ze begeleiden en bereiden hun werk zo nauwgezet voor, dat er minder tijd overschiet voor het echte terreinwerk”. Het tekent het Vredeseilanden-team. Tijdens mijn verblijf in het hoofdkantoor in Lomé tref ik ’s avonds laat meermaals werknemers achter hun pc. Er is en wordt nog steeds hard gewerkt. “De verwezenlijkingen op het terrein zijn navenant”, bekent Houinsa. “De tomaten zijn dankzij VECO uitgegroeid tot het goud van de Savanne (lees het gelijknamige artikel). Alleen heb ik mijn twijfels over de snelheid waarmee VECO zich nu wil terugtrekken uit Rafia”. Deze lokale ngo slaat de brug tussen Vredeseilanden en de boerenorganisaties op het veld, maar vreest nu voor haar toekomst. Want zodra de boerenorganisaties rechtstreeks het geld in handen krijgen en de keuze hebben om bij gelijk welke Togolese ngo’s advies en ondersteuning in te kopen, zou Rafia wel ‘s ‘klanten’ kunnen verliezen. Vredeseilanden in België vindt het dan weer ‘ongezond’ om zolang met dezelfde partnerorganisaties samen te werken. “Misschien is er meer tijd nodig om zich uit Rafia terug te trekken”, oordeelt Houinsa. “2007 is wat krap”. Twintig jaar na de aankomst van Vredeseilanden in het noorden van Togo, maken nog drie andere experts de balans op.

Djerkbary Bambah,

Akila Likerba Litaba,

“Twintig jaar geleden waren er in de Savanneregio geen ngo’s, behalve Vredeseilanden. Anderen zijn gekomen, deels omdat het terrein al geëffend was door Vredeseilanden”. De organisatie die er op poten is gezet, staat model voor het ganse land, zegt hij. “Het model van de Autopromotion Paysanne is één van de beste modellen ter bevordering van voedselveiligheid, herbebossing en inspraak van lokale gemeenschappen. Het is een sociaal, cultureel en economisch model dat beantwoordt aan de traditionele verzuchtingen, maar ook aan de richting waarheen overheid de economie wil sturen. Wij leveren landbouwtoebehoren, zoals meststoffen, aan de bevolking. De boerengroepen zijn hiervoor het ideale doorgeefluik. De landbouwcoöperaties zijn ook de beste manier om informatie en landbouwwinsten te verspreiden”. Maar net als Houinsa houdt Djerkbary zijn hart vast, de dag dat men rechtstreeks de landbouwers gaat financieren. Vredeseilanden kan minder nauw dan RAFIA vandaag de werking van de CAP’s opvolgen, zegt hij. “Overigens staan niet alle boerenorganisaties even stevig op hun benen. Geen enkele endogene animator kan vandaag de animatoren van RAFIA vervangen. Alleen al omdat er nog zoveel ongeletterdheid is bij de bevolking”.

“Vredeseilanden heeft het deel van de Savanneregio waar het actief is, weten te ontsluiten. Met de opening van nieuwe wegen, heeft de streek zich commercieel kunnen ontplooien. Voor de komst van Vredeseilanden was er maar één weg, van Dapaong naar Korbongou. De andere wegen waren moeilijk toegankelijk. Ik wil ook niet teveel bloemen gooien, maar vandaag is RAFIA de enige ngo in deze regio van wie we zo’n tastbare resultaten hebben op het terrein, hetzij wat betreft het opzetten van filières, het introduceren van afgeleide landbouwproducten, of nog het organiseren van de landbouwers. In de projectzone heb je vandaag boerengroeperingen, de Centrales d’Autopromotion Paysanne, en zelfs een overkoepelende federatie FOPAS (Fédération des Organisations Paysannes des Savanes). Wel, voor de Staat is dit een voorbeeld van hoe het beter kan, want behalve voor de katoensector zijn wij er als overheid nog niet in geslaagd de landbouwers op al die niveaus te organiseren”.

gewestelijk verantwoordelijke voor Ontwikkeling:

> 14

gewestelijk verantwoordelijke voor Landbouw:

Same Djobo,

oprichter en directeur van de Togolese ngo “Gradse” Over het werk van Vredeseilanden in de regio rond Dapaong: “Op Europese schaal is Vredeseilanden geen grote ngo, maar ze hebben toch het verschil gemaakt in deze regio. Zij hebben als eerste de weg getoond die nu door tal van andere ngo’s is ingeslagen, namelijk samen met de bevolking nadenken over haar ontwikkeling en de bevolking toelaten na afloop hun zaak in eigen handen te nemen. Vandaag valt RAFIA niet meer weg te denken uit de Savanneregio. Het heeft zelfs grotere naambekendheid gekregen dan het vroegere Vredeseilanden. Enig nadeel is dat het haar ontbreekt aan middelen om de resultaten van haar acties te meten en te evalueren. Want soms is het nodig je eigen werking in vraag te stellen en bepaalde acties stop te zetten. Vredeseilanden is aanvankelijk wel wat hard van stapel gelopen. Ze zijn erg snel tewerk gegaan en ik heb de indruk dat hun acties pas nu voet aan grond krijgen. Wij doen sinds vijf jaar ongeveer hetzelfde in de centrale regio rond Kara, maar op een trager ritme.”


The story of daminka

FOTO: Layla Aerts

een verjaardagsverhaal

Daminka Kangbeni (46) werkt voor Rafia. Zij was er al vanaf het begin bij, twintig jaar geleden. Uit Vredeseilanden ontstond in 1992 de lokale ngo RAFIA, waar Daminka nu op de payroll staat. “Ik wilde vooral mijn broers en zussen landbouwers helpen. Toen ik hier begon, was het leven hard. De

mensen waren lang niet zo open van geest als vandaag. Zelf was ik vooral leergierig. Ik wou mijn eigen milieu herontdekken. Ik kom van een klein dorp, op zo’n vijf kilometer van Dapaong, maar had het nog nooit gezien. Ik ben niet hier geboren, ik vermoed ergens in de regio van Kéran. Mijn vader was ambtenaar en reisde veel. Het is pas na zijn pensioen dat we ons in Dapoang hebben gevestigd. Ik kende niet eens de streek van mijn voorouders, dus brandde ik van verlangen om op ontdekkingstocht te gaan..” Eerst werkte Daminka als vrijwilliger voor Vredeseilanden, twee jaar lang. Pas in 1988 kreeg ze een salaris. Daarvoor combineerde ze haar vrijwilligerswerk met een leven als commerçante: ze verkocht hout aan wie wilde, maaltijden die ze thuis had klaargemaakt of tjsakpalo (zie kader) aan wie dorst had. “Wat mij toen erg getroffen heeft, was de moeilijke toegang tot de dorpen. Er waren simpelweg geen wegen. We hadden toen nog geen fietsen, moto’s of auto’s. Om de dorpen te bezoeken, moest ik te voet gaan of meeliften met een grote vrachtwagen”. Onder meer dankzij Vredeseilanden zijn er

in de Savanneregio nu zandwegen, bruggetjes en betonnen waterputten. Vandaag houdt Daminka zich bezig met alle CAP’s in de Savanneregio. Ze begeleidt er de opslag en de vermarkting van landbouwproducten en rijdt overal rond met haar moto. “Ook mijn dorp maakt deel uit van een CAP, maar ze weten eigenlijk niet dat ik van daar afkomstig ben. Ik doe dit werk ook niet voor de erken-

ning, maar om mijn broers en zussen vooruit te helpen”. Vandaag woont Daminka nog altijd in Dapaong. Ze heeft twee kinderen: een dochter die in Sokodé voor verpleegster studeert en een zoon die in zijn eerste jaar economie zit aan de universiteit van Lomé, de hoofdstad van Togo. Haar man is leraar in Lomé. Van de hoofdstad naar Dapaong is een volle dag rijden.

TSJAKPALO Bier op z’n Togolees Thuis in Dapaong heeft Daminka’s moeder nog altijd een café-restaurant. We drinken er de tjsakpalo of gierstebier, een licht alcoholische drank die het midden houdt tussen bier en cider. Hij wordt in drie dagen gemaakt door gierst op te warmen met gierstetakken, in grote stenen kommen. Na een eerste en tweede gisting wordt het sap gefilterd en wat overblijft is een lauw drankje dat uit een halve kalebas gedronken wordt. “Twee op drie huizen heeft een eigen café”, zegt Daminka. Het is een manier om een centje bij te verdienen. Eén kan, om en bij de twee liter, fungeert als universele maat voor de hele stad en kost 250 cfa. Een klein kannetje 100 cfa. Om de vliegen van onze alcohol weg te houden, wordt de kalebas op een metalen driepikkel gezet met daarop een houten deksel. Op het groene deksel staat mardi / vendredi. Publiciteit voor het huis en tegelijk een aanduiding van de openingsdagen. Omdat het klaarmaken van de tsjakpalo een intensieve bezigheid is en iedereen in de stad wel ’s klanten over de vloer wil hebben, wordt met verschillende openingsdagen gewerkt. Ten huize Kangbeni, wat zoveel betekent als “eindeloos”, mag er zoals op de deksels staat, alleen dinsdag en vrijdag tsjakpalo verkocht worden.

Togo, quo vadis ?

FOTO: Stefaan Anrys

Door Nyaku Yao Laurent, directeur van Fongto, de koepel van Togolese ngo’s “Togolezen, zowel mannen als vrouwen, zijn harde werkers. Serieus en nederig. Maar ons karakter wordt vaak tegen ons gebruikt om ons onder de knoet te houden. We zijn een vredelievend volk, goed van inborst. Maar het leger houdt de mensen eronder. En vandaag staan de zaken er zo belabberd voor, dat wij grote offers moeten brengen om hierin verandering te brengen. Wijzelf bij Fongto hebben bijvoorbeeld al geruime tijd geen salaris meer gekregen. Maar toch

blijven we volhouden, in de hoop dat de zaken keren. Want als dat gebeurt, zal ons leven snel verbeteren. Togo is een land waar je met 300 CFA kan eten langs de baan. Maar daar eet je niet voor in Ghana of Benin. Als men de emancipatie van het Togolese volk een kans geeft, zal het geld circuleren en zullen de mensen zich kunnen ontwikkelen. En is iedereen op zijn gemak. Dan zal er niemand nog naar Europa willen om er zijn kost te verdienen. Togolezen zijn harde werkers. Hier in het zuiden heb je twee regenseizoenen. Wij hebben grond en goede werkkrachten. Togo is lang niet straatarm. Wij hebben natuur-

lijke bronnen. Er is geld. De haven genereert enorme geldsommen. De douane incasseert aardig wat. Als dat geld goed beheerd zou worden, dan kwamen we al een heel eind. Togo is geen dichtbevolkt land. Maar met de werkkrachten die er zijn, kunnen we ons uit de slag trekken. Het volstaat om de burgers de vrijheid te geven zich te emanciperen”.

15 <


hoofdkantoor Vredeseilanden | Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven | tel. ++32(0)16/31 65 80 | fax ++32(0)16/31 65 81 | E-mail en website: info@vredeseilanden.be | www.vredeseilanden.be | Rekeningnummer: 000-0000052-52 | vrijwilligerscoördinatoren: Nationaal Verantwoorde­lijke vrijwilligers: An Bosmans | Heikantstraat 22, 3670 Meeuwen | Tel: 011/61.17.33 | gsm: 0496/27.79.17 | an.bosmans@ vredeseilanden.be | Vrijwilligerscoördinator Regio Oost: Filip Cuypers | Elshage 10, 2850 Boom | tel: 03/844.97.32 | gsm: 0485/57.54.66 | filip. cuypers@vredeseilanden.be | Vrijwilligerscoördinator Regio West: Werner Musenbrock | Magerstraat 35, 9050 Gentbrugge | Tel: 09/232.32.49 | gsm: 0474/87.54.49 | Vrijwilligerscoördinator Regio Centraal: Arianne De Caluwe | BVA-wijk B71, 9240 Zele | 052/44.77.64 | 0478/26.42.12 | arianne.decaluwe@vredeseilanden.be | Voor leerkrachten en scholen: De scholenwerking over heel Vlaanderen wordt gecoördineerd door Nadia Reynders. Je kan haar bereiken op het hoofdkantoor van Vredeseilanden: Tel: 016/31.65.80 fax: 016/31.65.81 | nadia.reynders@vredeseilanden.be | TEKSTen: Stefaan Anrys | TEKSTCORRECTIE: Rita Van Goethem | hoofdredactie: Jo Vermeersch Lay-out: theparkinglot.com | FOTO's: Layla Aerts en Stefaan Anrys | Papier: Dit magazine wordt gedrukt gerecycleerd papier

Belgie/Belgique PB/PP BC 6712

Togolees raadsel. Een gierige vrouw maakt beignets klaar in de hemel. Wie is die vrouw?

FOTO: Layla Aerts

VREDESEILANDEN NIEUWS | TWEEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VAN DE VZW VREDESEILANDEN | VERSCHIJNT IN APRIL JUNI AUGUSTUS OKTOBER DECEMBER | VERSCHIJNT NIET IN FEBRUARI | APRIL 2006 | JAARGANG 26 NR. 2 | AFGIFTEKANTOOR 8500 KORTRIJK 1-2 °AFD P108038 | VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: JAN AERTSEN, BLIJDE INKOMSTSTRAAT 50, 3000 LEUVEN

"De palmboom"


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.