Verantwoordelijk uitgever: VVJ vzw | Marc Ipermans Vijverlaan 53 | 2610 Wilrijk Afgiftekantoor 2610 Wilrijk Erkenningsnummer P206352
BELGIË - BELGIQUE P.B. 2610 WILRIJK BC 1697
TIJDSCHRIFT VOOR LOKAAL JEUGDBELEID Jaargang 18 nr. 3 | juni 2009 Verschijnt 5x per jaar: feb - apr - jun - sep - dec
Inspirerend popbeleid Veiligheidsdiensten als partner Speeltoestelnormen aangepast juni 2009 • p 1
inhoudstafel
jeugdbeleid
Veiligheidsdiensten als partner Geïntegreerd werken loont in Schoten.
8 3
edito
4
over vvj
6
8 11
Nieuwe Vlaamse regering, nieuwe en oude uitdagingen. Nieuwtjes Deze rubriek bestaat enerzijds uit nieuws van de interne keuken van VVJ en uit aankondigingen van eigen activiteiten.
interview
Bert Anciaux VVJ blikt samen met de afscheidnemende minister van jeugd terug en vooruit.
hangman
Een stuurgroep? Hangman duidt het belang van een stuurgroep bij de invulling van een proactief rondhangbeleid.
COLOFON
p2 •
Lokaal popbeleid Hoe ondersteun je jong DJ- en muzikaal talent?
24 12
jaarverslag 2008
15
jeugdtoerisme
18
speeltoestellen
19
speeltoestellen
jeugdbeleid
Veiligheidsdiensten als partner Pleidooi voor een geïntegreerde aanpak.
juni 2009
24 29
Op koers! VVJ voer volle vaart vooruit in 2008, hoe precies lees je in de samenvatting van ons jaarverslag. Jeugdverblijfcentra en de gemeente Inspiratie voor de ondersteuning van jeugdverblijven in je gemeente. Trampolines Trampolines zijn geen speelgoed. Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen De nieuwe regels en de aanpassingen van de oude voor je op een rijtje.
jeugd & cultuur
Lokaal popbeleid Ondersteuning voor muzikanten en DJ’s.
a la carte
Onze afgelopen daagse in beeld.
VORMGEVING IO - Els De Pauw
Wouter Vanvinckenroye Frederik Vercammen Ben Verstreyden Greet Vorsselmans Erik Vreven
REDACTIE Leen Bartholomeus Bart Derwael Koen Depreitere Frans Everaerts Ilse Holvoet Marc Ipermans Sofie Marque Koen Steuperaert Nathalie Van Ceulebroeck Kristof Vansteenkiste
FOTO’S Joris Beckers Tom Bresseleers Maarten Dekoninck Cindy Demuynck Fotoproject Casablanca - JC Vleugel F JOC De Pit JD Deerlijk JD Lanaken Tom Museeuw
HOOFDREDACTIE Leen Bartholomeus
speeltoestellen
jeugd & cultuur
Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen Wat is er sinds 1 juni anders?
19 30
jeugdwerkondersteuning
32
over het muurtje
34
de jeugddienst
35
voor u bekeken
36
uitsmijter
Shoppen voor de uitleendienst Een leidraad voor een doordachte uitbreiding van je aanbod. Marketingstrategieën Check je communicatie op ‘gezin, gaming, sociaal netwerk, mobiel en inhoud is alles’. Uit het dagboek van Kristof Jacobs Geen eenmans, maar een super man(s)dienst. Publicaties, initiatieven en websites We stellen jullie een waaier voor van publicaties, initiatieven en websites van derden. Handig, Bondig. Leerrijk. Overuren en zonnebrand
vormingsdrie-
Paul Victoor Vlaamse Gemeenschapscommissie
ALGEMENE INFO Dropzone is een tijdschrift van de
REDACTIE Vijverlaan 53 2610 Wilrijk T: 03-821 06 06 F: 03-821 06 09 E: info@vvj.be
Dropzone is gratis voor jeugddiensten en partners in het jeugdbeleid. Een abonnement kost 12 euro en kan je aanvragen via smarque@vvj.be
DRUKKERIJ Jansen - Hoeselt
EINDREDACTIE Leen Bartholomeus
Met steun van
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Marc Ipermans
Nieuwe Vlaamse regering, nieuwe en oude uitdagingen
| edito
Nieuwe Vlaamse regering, nieuwe en oude uitdagingen
>> Marc Ipermans
Eens te meer werd ons landje de afgelopen maanden en weken gegrepen door de verkiezingskoorts. De kaarten zijn inmiddels geschud, nu is het reikhalzend uitkijken naar welke coalitie Vlaanderen de komende vijf jaar zal besturen en specifiek wie de nieuwe ‘minister van jeugd’ zal worden. Afscheidnemend minister van jeugd Bert Anciaux geeft zijn opvolger in deze Dropzone alvast een aantal stevige uitdagingen mee. Er is hoe dan ook nog werk aan de winkel. In de middenkatern van deze Dropzone vind je ons VVJ-Memorandum met daarin vijf belangrijke aandachtspunten voor het Vlaamse beleidsniveau ten aanzien van het lokale jeugdbeleid. En terwijl de zitjes in het Vlaamse en Europese parlement verdeeld worden, zitten we intussen ook halfweg in de lopende jeugdbeleidsplannen. Hopelijk heb je al heel wat plannen kunnen realiseren. Misschien zit er dat tikkeltje frustratie in het achterhoofd dat je nog niet alle ambities hebt kunnen waarmaken, maar hopelijk blijft de volle goesting om daar in het komende anderhalf jaar aan te blijven werken. Al ligt dit vaak niet enkel in jouw handen natuurlijk. Halfweg het lopende plan betekent ook dat we na de zomer met rasse schreden een nieuw planningsjaar tegemoet gaan. In het najaar kan je als van ouds terecht op onze ’vormingsdagen voor ambtenaren’ voor tips, tricks en inspiratie. Het is ook uitkijken naar de prioriteiten die de nieuwe minister voor de komende jeugdbeleidsplannen naar voor zal schuiven. VVJ is op zich geen grote voorstander om van jeugdwerkinfrastructuur nogmaals dé jeugdwerkprioriteit te maken. Het onderzoek naar de veiligheid van verenigingslokalen formuleert weliswaar heel wat beleidsaanbevelingen om de jeugdwerkinfrastructuur in Vlaanderen op een aanvaardbaar veiligheidsniveau te brengen. We kijken op dat vlak bv. uit naar wat de nieuwe minister van jeugd denkt over Vlaamse brandveiligheidsnormen voor jeugdlokalen. Als die er komen is het evident dat er vanuit Vlaanderen ook extra middelen voor ter beschikking worden gesteld. Maar op zich is jeugdwerkinfrastructuur zo essentieel voor het jeugdwerk dat de (lokale) overheid er niet buiten kan om hierin te blijven investeren. En eigenlijk zou dit met structurele middelen moeten kunnen gebeuren, niet met prioriteitsmiddelen. Zodat de middelen voor de prioriteit kunnen worden ingezet op een thema dat met een extra boost van enkele jaren kan volstaan om hoger op de beleidsagenda te geraken. Jeugdwerk en (jeugd)cultuur, we suggereren maar iets. Waar ook ter lande, VVJ wenst je een warme, (brand)veilige en vooral dolfijne zomer!
“Investeren in jeugdwerkinfrastructuur moet met structurele middelen, niet met prioriteitsmiddelen”
Marc Ipermans
juni 2009 • p 3
over vvj | Nieuwtjes
SUPERPAPA’S BIJ VVJ Op 12 mei kreeg Gust een zusje: Tine. Ben steekt als toegewijde papa deeltijds mee de handen uit de mouwen thuis tot eind oktober. Proficiat Ben! En Ben is niet de enige superpapa. Koen Depreitere wacht vol ongeduld op de uitbreiding van zijn kroost, uitgerekend voor half juli. Koen zal in juli en augustus de honneurs waarnemen als fulltime huisman.
VVJ ZOMERT De zomer is de periode dat het er net iets rustiger aan toe gaat bij VVJ. De periode bij uitstek dus voor de VVJ collega’s om enkele weken vakantie te nemen. Maar we zijn uiteraard de hele zomer lang bereikbaar voor jullie, alleen op 20 en 21 juli is het VVJ secretariaat gesloten.
OPLEIDING JEUGDCONSULENT: SPEK NAAR JOUW BEK? De job van een jeugdconsulent is ontzettend veelzijdig. Om je met extra bagage op pad te sturen on the job, biedt VVJ je in samenwerking met de afdeling Jeugd een opleiding van drie jaar. De opleiding jeugdconsulent is op maat van je specifieke taken als jeugdconsulent om een eigentijds lokaal jeugdbeleid aan te sturen en uit te voeren. Er wordt aandacht besteed aan belangrijke basiskennis, visievorming en vaardigheden. Als cursist leer je ook je dienst te situeren binnen het gemeentebestuur en maak je kennis met elementaire zaken die het werken binnen een gemeentebestuur met zich meebrengen, toegepast op de praktijk van de jeugddienst. Om de opleiding te doorlopen volg je jaarlijks 8 dagen of 16 dagdelen vorming, gedurende een periode van 3 jaar. Als afsluiter van de opleiding werk je samen met andere cursisten aan een eindproef. Deze opleiding leidt tot de attesten ‘jeugdconsulent’ en ‘hoofdinstructeur in het jeugdwerk’, beide uitgereikt en erkend door de Vlaamse Overheid. De opleiding is eveneens erkend door de Administratie Binnenlandse Aangelegenheden van de Vlaamse Overheid. Meer info? Op www.vvj.be onder de rubriek vorming, en bij onze vormingsverantwoordelijke Greet Vorsselmans, 03-821 06 02 of vorming@vvj.be. Hou begin september je brievenbus in de gaten voor onze vormingsbrochure met een overzicht van alle aspecten van ons vormingsaanbod dit najaar!
p4 •
juni 2009
CO2 bustoere Net zoals de vorige jaren organiseren de Vlaamse Dienst voor Speelpleinwerk en VVJ bustoeren voor beroepskrachten en vrijwilligers. Kijk eens over het muurtje en ontdek wat andere gemeentelijke en particuliere jeugdwerkingen te bieden hebben tijdens de vakantie, hoe zij zich organiseren, en wat hun troeven en werkpunten zijn. Dit jaar organiseren we zes BusToeren rond zes verschillende thema’s. Je hoeft niet meteen de bustoer in jouw regio te kiezen, je kiest eenvoudigweg voor het thema dat jou het meeste ligt.
W
NIEUW*NIEUW *NIEU er: Doe-het-zelf-autoToastructuur’ fr in in ‘mijn speelple
en met long! van 1 juli tot datum: all summer 31 augustus 2009 je de e-het-zelf-toer heb inhoud: in deze do op bepalen wanneer je kans om zelf te be en wij t ons een datum zoek gaat. Jij geef speele met interessante geven jou een rout r van zoeken in het kade pleinen die je kan be ogectuur. De Toer is m leuke speelinfrastru tsen: n het land. Halteplaa lijk in elke regio va op maat. eigen speelplein op/afstapplaats: je
23/7 BusToer: ‘op st ap met de ploegbaas’ datum: 23 juli 2009 inhoud: een dyna mische speelplein ploegbaas is een garant ie voor de kwaliteit van je werking. Als echt e ploegbaas gaan we op stap met het `min ibuske` om het wer k van andere ploegbazen te keuren. We ho uden halt op de speelple inen van Zottegem , La arne, Hamme-Zogge en Beveren. op/afstapplaats: st ation Gent Dampoor t
Nieuwtjes
| over vvj
en: ga mee de hort op! 14/7 FietsToe r: ‘speelinitia de stad’ tieven in datum: 14 juli
fbezoek’
2009
inhoud: al fietsend doo r de stad G gaan we op ent ontdekking naar speelp nen, speelse leipublieke ruim te en allerle andere man i ieren om in d e stad te spe We passere le n . n de pretca mionet, het ject `speelse prowijken’, het speelplein va Gentbrugge e n n een buurtsp eelpleinwerk in een maats in g chappelijk kw etsbare wijk. op/afstappla ats: jeugddie nst Gent, Kammerstra at 10, 9000 G ent
13/8 BusToer: ‘op wer
2009 datum: 13 augustus waar op eken speelpleinen inhoud: we bezo ordt. In de ieren gebouwd w verschillende man en op het we zelf wat bouw n re va er g da id m na mma: de udt. Op het progra speelplein juist inho ht, Hasselt Lanaken, Maastric speelpleinen van en Zonhoven. ation Hasselt op/afstapplaats: st
AANRADER
20/8 Internati ‘mobiel en avoonale BusToer: ntuurlijk spe len’ datum
de praktijk’ 18/8 BusToer: ‘speelvisie in
: 20 augustus 2009 inhoud: op d eze BusToer voor durvers tijd om over maken we de grens te kijken. In he van het Duit t centrum se Northrein W e st fa le n, de streek bekend staa die t om zijn mo biele speelin zoeken we d ia ti e ve n bee stad Frankf urt en haar spielplätze. abenteuerOok ideeën om mobiel o te gaan? Nie f avontuurlijk t te missen d an! op/afstappla ats: station Le uven (vertrek om 7u 00/aankomst om 22u00) voorsmaakje : www.aben teuerspielpla tz.de
datum: 18 augustus 2009 jaar zijn speelvisie uit. Tijinhoud: VDS werkte vorig r je een stukje vorming ove dens deze BusToer krijg ze we hoe speelpleinen de deze speelvisie,en kijken tijten. Maar jullie worden visie in de praktijk omzet het werk gezet om bepaaldens de toer ook zelf aan kan uit te testen, zodat je die de zaken te proberen en speelplein. meenemen naar je eigen Wasper (Kortrijk), speelHalteplaatsen: speelplein lein (Beveren-Leie), speelp plein De Speelberg Zoeber (Hooglede) Kortrijk op/afstapplaats: station
N
MIN G V
ATORE
OR
R COÖ R
DIN
OO
Inschrijven en meer info via de website www. speelplein.net of bij Ilse Van Moer van VDS 02269 71 80. Een Toerticket kost 40 euro voor VDSleden of STAP-gemeenten, 50 euro als je geen lid bent en 15 euro voor vrijwilligers. De BusToeren zijn een onderdeel van CO2, een gezamenlijk vormingsaanbod van VDS en VVJ.
juni 2009 • p 5
V
interview | Bert Anciaux
Bert Anciaux stond quasi 10 jaar aan het roer van het Vlaamse jeugd(werk)beleid. Hij heeft dus in die periode - rechtstreeks of onrechtstreeks - stevig zijn stempel gedrukt op het reilen en zeilen van heel wat Vlaamse jongeren. Geen eenvoudige klus in een sector met een gezonde kritische instelling en snel veranderende behoeftes in een al even gezwind veranderende maatschappij. VVJ nam samen met de afscheidnemende minister de tijd om daar even bij stil te staan. En VVJ vroeg hem meteen ook naar zijn toekomstwensen voor het lokale jeugdbeleid en zijn niet-bindend advies voor de nieuwe minister van jeugd.
✒
Bart Derwael
Afscheid van de minister van jeugd Bert Anciaux blikt terug en vooruit Op welke verwezenlijking en/of ommekeer bent u het meest trots? Bert Anciaux: Algemeen ben ik het meest tevreden over de stevige ontwikkeling van het (een) Vlaams jeugdbeleid. We zetten grote stappen in de goede richting. De basisvisie van ons jeugdbeleid is en blijft zeker optimistisch en offensief, want we vertrekken van de kracht van jonge mensen, niet de klacht. Daarbij werk ik met twee belangrijke leidmotieven, nl. beleid maken kan maar succesvol indien het ontstaat met en door de jeugd en tevens blijf ik ijveren voor meer ruimte: fysieke, mentale maar ook beleidsruimte. Mijn beleidsvoering toont dit ook. Ik ijverde sterk voor speelruimte (o.a. reacties tegen onverdraagzaamheid, introductie van de buitenspeeldag), betere jeugdwerklokalen, positieve aandacht voor hangjongeren, meer en degelijke eigen cultuurruimtes (heel het clubcircuit is verbouwd) en vooral respect voor de eigen(aardig) heden van en permanente dialoog met kinderen en jongeren. De Vlaamse Jeugdraad ontwikkelt zich steeds sterker als een stevige megafoon voor de belangen van kinderen, jongeren en hun verenigingen, het jeugdwerk. Met het decreet Vlaams Jeugdbeleid (2008) kwam er voor het eerst een echt categoriaal beleidskader, zowel in Vlaanderen als internationaal een absolute voorloper. Daarin vond de VVJ ook haar structurele verankering. Ik introduceerde al eerder, in het 2de Vlaams Jeugdbeleidsplan, de visie op beleidskruispunten en –rotondes. Jeugdbeleid is een horizonp6 •
juni 2009
tale bevoegdheid, ze loopt overal dwars door, typisch voor categoriaal beleid. Maar dat vraagt van elke minister een grote en expliciete jeugdgevoeligheid. Deze is zeker en in toenemende mate voelbaar. Daarmee vonden we een concretisering, om jeugdbeleid als categoriaal beleid, toch hanteerbaar te maken. Er groeit steeds betere beleidspraktijk, maar er is nog veel verbetering mogelijk. Bij dit alles kon ik de begroting jeugd bijna laten verdubbelen, maar daarmee wil ik zeker niet van luxe of overvloed gewagen.
“Misschien moet jeugdbeleid als coördinerende bevoegdheid wel bij de Minister-President?” Wat is uw grootste ontgoocheling? Wat bezorgt u eerder een gevoel van onmacht? Bert Anciaux: Jeugdbeleid gaat in essentie over het welzijn van jonge mensen. In grote mate kent Vlaanderen een gelukkige jeugd, hoopvol en krachtig. Maar de kleine groep van kinderen en jongeren met ernstige problemen, van diverse aard, baart me toenemend zorgen. Ik wil daarbij zeker niet in een deprimoverhaal verzeilen, maar oude en misschien ook wel nieuwe bedreigingen blijken meer dan ooit actief. Het is minstens frustrerend om vast te stellen dat je als Vlaams minister, als Vlaamse overheid soms zo weinig impact kan verwerven. De meest belangrijke bierkaaien zijn ze-
ker de armoede en het vechten voor meer interculturaliteit. In een (heel) rijke regio is armoede meer dan onrecht. Het is ook schandalig. Kinderen en jongeren zijn hierbij meer dan kwetsbaar: er worden hen kansen ontnomen, ze krijgen onvoldoende begeleiding, steun en mogelijkheden om zich ten volle te ontwikkelen en uit de prangende cirkel van kansarmoede te ontsnappen. Als Vlaamse overheid proberen we echt wel, via onderwijs, zorg, vroegkinderlijke zorg, gezinsbegeleiding en ook cultuur, sport en jeugdwerk. Maar we winnen deze veldslag niet. Onze middelen zijn niet voldoende sterk om de harde systemen die voor deze uitsluiting zorgen, te veranderen in een omgeving vol reële kansen voor ontplooiing. Soortgelijke onmacht voel ik bij het meer en krachtiger interculturaliseren van onze spelers binnen cultuur, jeugd en sport. Ik lanceerde een duidelijk actieplan, maakte hiervoor middelen vrij en werkte ook aan onze eigen beleidsinstrumenten. Maar het resultaat is nog lang niet zoals verwacht, want jonge mensen van etnisch-cultureel diverse afkomst vinden nog veel te weinig hun weg naar ons prachtig aanbod. Ze zijn overduidelijk ondergewaardeerde makers (deelhebbers) en ondervertegenwoordigde smakers (deelnemers) van cultuur, jeugdwerk en sport. Ook in het decreet lokaal jeugdbeleid leg ik deze prioriteit: 20% van de middelen wordt voorbehouden voor “moeilijk bereikbare doelgroepen”. Daarnaast lanceerde ik het Participatiedecreet, om heel con-
Bert Anciaux
creet en dynamisch te zorgen voor meer gelijke kansen. De politieke tegenstand die ik manifest ondervond, maakte me behoorlijk kwaad. Toch hoop ik dat we met de hulp van het Vlaamse beleid, dat daarvoor nieuwe instrumenten en beduidend meer middelen vrijmaakte het tij kunnen keren. Mondjesmaat, voetje voor voetje. Dit kan echter alleen als de veldwerkers van jeugdwerk, cultuur en sport, zich hiervoor gemotiveerd, duurzaam en vooral enthousiast engageren. Wat wens je de toekomstige minister van Jeugd? Welke goede raad wil u hem/haar meegeven? Bert Anciaux: Ik kan de wensen heel systematisch opsommen: • Blijf het jeugdbeleid prioritair op de Vlaamse politieke agenda houden. De uitgangssituatie is beter dan ooit… zeker veel beter dan toen ik begon. Maar er niets is zomaar verworven! Misschien moet het jeugdbeleid als coördinerende bevoegdheid wel bij de Minister-president? En natuurlijk zijn besparingen juist hier niet aangewezen; • Maak van het jeugdbeleid geen bureaucratische burcht. We hebben nu goede systemen en spelers, maar de kans om in administratieve rituelen te vervallen is reëel. Hopelijk blijft er ruimte voor speelsheid, buiten de lijntjes kleuren en dwarsheid; • Blijf het jeugdbeleid offensief en optimistisch benaderen, trap niet in de valstrik van overmatige problemati-
sering. Maar anderzijds: vind meer dan ooit wapens tegen fundamentele uitsluitingsmechanismen. Er bestaat geen beter investeringsbeleid dan jeugdbeleid; • Behoud het jeugdwerk als apart en bijzonder aandachtspunt, maar hoed u voor een defensieve en zelfs conservatieve onderstroom die soms bij geïnstitutionaliseerde spelers de bovenstroom wordt; • Hou de vinger aan de (jonge) pols, verzamel vele signalen en adviezen. De Vlaamse Jeugdraad is hierbij uitermate belangrijk, maar er zijn nog vele andere waardevolle kanalen. Tenslotte: minister van jeugd doe je vooral met volle goesting en veel energie, soms met de twee voeten vooruit, want het is een vechtjob.
“Minister van jeugd ben je met volle goesting en veel energie en soms met de twee voeten vooruit, want het is een vechtjob.” En als afsluiter: Wat wenst u het lokale beleid en in het bijzonder de gemeentelijke jeugddiensten toe? Bert Anciaux: Jeugdbeleid krijgt vooral plaatselijk gestalte. Gelukkig zijn er meer dan ooit jonge vrijwilligers. Het is aan het lokale jeugdbeleid om jonge mensen steeds opnieuw (ja, om de drie jaar) warm te maken voor een gemeen-
| interview
schappelijk project, een plan waarin kinderen en jongeren centraal staan. Voor hen. Door hen. Ze zijn immers volwaardige mede-eigenaars van de gemeente, met lusten en lasten. Jeugdconsulenten zijn hierbij van doorslaggevend belang: het is hun stielkennis en goesting om deze dialoog begeesterend te maken. Dat is de wezenlijke uitdaging van het lokaal jeugdbeleid: de gemeenschapszin van jonge mensen, met daarin hun eigen belangen (hun vereniging, hun projecten), maar ook het algemeen belang. Maar er liggen veel gevaren op de loer: de mogelijke routine, het vervullen van rituelen “voor Brussel”, het beperken tot een participatie-elite, een oprukkend cynisme waarbij het geloof in een mooi project verzopen is in kleine ergernissen en ambtelijke haarkloverij. De verantwoordelijkheid van de lokale spelers (jeugdconsulenten, schepenen) is hier overweldigend. Het jeugdbeleidsplan is meestal de eerste ontmoeting van jongeren met “de” politiek en overheid. Een geslaagd participatieproces legt een unieke humuslaag voor een duurzaam geloof in een open en democratische samenleving. En daarvoor doen we het toch?
juni 2009 • p 7
jeugdbeleid | Veiligheidsdiensten als partner
Geïntegreerde aanpak: niet verplicht, wel efficiënt! ✒
Leen Bartholomeus Joris Beckers enTom Bresseleers
Ligt er formeel iets vast over de samenwerking tussen de lokale politie en gemeentelijke diensten? Joris: ‘Zonale veiligheidsplannen vragen de samenwerking tussen lokale politie, parket en lokale overheid en dit wordt verder geconcretiseerd in de zonale actieplannen. Een samenwerkingsverband wordt bijgevolg op alle niveaus verwacht!’ Tom: ‘Samenwerking tussen gemeentelijke diensten en de politie is op heel wat vlakken wenselijk, of er al dan niet een formeel kader is voor deze samenwerking is bijzaak. Het is belangrijk dat je elkaar vindt.’ Maar elkaar vinden, da’s niet altijd even gemakkelijk, juist? Joris: ‘Klopt, we kampen allemaal wel eens met drempels en vooroordelen, en in deze situatie is dat niet anders. Mensen zijn al eens terughoudend: “ik ben specialist, dus kom u alstublieft niet moeien!” Elke dienst is natuurlijk specialist op zijn eigen werkdomein, maar de vraag is of je als specialist met je individuele, geïsoleerde aanpak wel het meest rendabel werkt.’ Tom: ‘Of: “we hebben al zo weinig tijd, laat staan nog ruimte om gezellig met elkaar te keuvelen en een probleemoplossende strategie te bespreken!” Werkdruk is zeker een aspect dat meespeelt. Zowel bij de gemeentelijke diensten als bij de lokale politie is er meer dan voldoende werk. Vaak weet je niet waar eerst beginnen. p8 •
juni 2009
Mooie kruisbestuivingen tussen (schijnbaar?) verschillende werelden, da’s waar ‘breed’ lokaal jeugdbeleid/categoriaal jeugdbeleid om draait, niet waar? Lokale samenwerking kan op verschillende sporen en verschillende domeinen. Een niet te missen partner bij probleemsituaties is de lokale politie. Onze blauwe collega’s staan immers in voor het bewaken en mogelijk herstellen van de openbare veiligheid, orde en rust. VVJ haalde Joris Beckers en Tom Bresseleers naar de vormingsdriedaagse voor de sessie over politie en gemeenschapsvorming. Joris Beckers is hoofdinspecteur lokale politie Schoten, Tom Bresseleers is coördinator integrale veiligheid Schoten, met een verleden als jeugdconsulent. We vonden ze bereid hun boeiend verhaal over de samenwerking tussen politie en jeugddienst te doen voor Dropzone. Met een mooi praktijkvoorbeeld als toetje.
Daarbij komt dat er buiten de reguliere werking regelmatig bijkomende problemen opduiken, die enorm arbeidsintensief zijn en een tijdrovende opvolging vereisen.’ Joris: ‘Een open blik en de mogelijkheden om samen te werken willen zien, is niet evident. Je vervalt gemakkelijk in clichés: de politie is te repressief en jeugdwerkers zijn te meegaand en nemen het sowieso op voor jongeren. Vanzelfsprekend mag het repressief luik in de aanpak niet primeren. In de veiligheidsketen komen proactie en preventie namelijk als eerste en tweede onderdeel voor, repressie of sanctioneren komt pas nadien, en enkel en alleen indien het echt niet anders kan.’ Wat zijn de voordelen van een geïntegreerde aanpak? Tom: ‘Door samen te werken kan je een beter en duurzamer resultaat bereiken dan wanneer je maar alleen opereert, al ben je specialist ter zake. Partners betrekken en samen (= geïntegreerd werken) bepaalde incidenten én achterliggende aandachtspunten (= integraal werken) aanpakken loont. Het is belangrijk dat je van bij de beginfase of analyse tot en met de opvolging of nazorg kiest voor samenwerking. Zo krijg je een analyse van het probleem vanuit diverse invalshoeken, wat een genuanceerd resultaat oplevert. Joris: ‘En als de verschillende partners hun zegje kunnen doen
Veiligheidsdiensten als partner
| jeugdbeleid
EEN PRAKTIJKVOORBEELD VAN GEÏNTEGREERDE AANPAK MET INTEGRALE UITSTRALING
Overlast van jongeren in winkelstraat te Schoten Schets van de problematiek Schotense winkeliers kloegen bij derden over wekelijkse bijeenkomsten van een 60 à 70 scholieren, in een bepaalde zone van de winkelstraat. Deze klacht sijpelde zeer traag door naar het gemeentebestuur, de jeugddienst en de politie. Het betrof een wederkerend fenomeen op vrijdagnamiddag, telkens tussen 15u30 en 17u30. De smalle voetpaden en de kleine fietsstalling kunnen deze invasie van jongeren onmogelijk opgevangen. Dit resulteerde in het innemen van parkeerplaatsen voor personen met een handicap, het leunen tegen vitrines, inpalmen van winkelportalen, het belemmeren van de doorgang voor voetgangers, rolstoelgebruikers, ouders met een kinderwagen… Daarbij kwam de klacht van de winkeliers dat jongeren een massa aan verpakkingsmateriaal (snoepzakken, blikjes…) achterlieten, en dat de winkel niet meer bereikbaar was voor hun cliënteel, met minder inkomsten als gevolg. Voor alle duidelijkheid: niet de jongeren waren het probleem, maar wel de massa! De schoolgaande jeugd kwam, voor aanvang van het zuurverdiende weekend, nog even samen om een knuffel te geven en afscheid te nemen. En waar kan dit beter dan voor de deur van een winkel waar je snoep en frisdrank kan kopen? Partners gezocht Zodra de jeugddienst signalen ontving, werd er overleg gepleegd met de hoofdinspecteur van de lokale politie, afdeling BGPZ (buurtgerichte politiezorg). Die is al jaren betrokken bij de opvolging van het feest- en fuifbeleid, bij problemen op een speelpleintje… Dit gebeurt telkens in onderling overleg, met respect voor elkaars mogelijkheden en beperkingen, met als doelstelling het realiseren van een verbetering voor alle betrokkenen. Met de winkeliers werd afgesproken dat jeugddienst en lokale politie deze kar in gang zouden trekken en dat we een aantal participanten zouden motiveren zich mee in dit avontuur te storten, om samen tot een lange termijn oplossing te komen.
Wel werd gehamerd op het deponeren van afval in de voorziene vuilbakken. Hierop werd wel streng toegezien. Na elke actie vroeg en gaf de jeugddienst feedback aan de winkeliers. Zo groeide er een vertrouwensband en werd de lont uit het vat gehaald! Tegelijk knoopten we gesprekken aan met het jeugdhuis over de uitbreiding van de openingsuren op vrijdagnamiddag. De vraag kwam op een zeer gelegen moment want het jeugdhuis was zelf naarstig op zoek naar nieuwe instroom. Het jeugdhuis zag zijn kans en startte alcoholvrije openingsmomenten op vrijdag van 15u30 tot 18u00. De krachten werden gebundeld. We vroegen de technische dienst de infrastructuur in de winkelstraat aan te pakken. Kapotte kettingen werden gerepareerd, vuilbakken rechtgezet, fietsenstalling geoptimaliseerd, bloembakken gereinigd, … Reinheid is trouwens de basis van algemene veiligheid! Contacten leggen met jongeren uit zo’n grote en diverse groep bleek geen sinecure. Uiteindelijk konden we via gesprekken ter plaatse, peilen bij de scholieren naar hun motivatie om precies hier samen te komen. Buiten het gangbare ‘zien en gezien worden’ waren de snoepzakken toch wel een behoorlijke stimulans om hun overgang van week naar weekend te vieren! Op onze vraag waar de afspraken zouden doorgaan bij slecht weer, hadden ze geen pasklaar antwoord. Op dat moment kon het project ‘jeugdhuis’ voorgesteld worden, met een dak boven het hoofd, zetels, lectuur, tafelvoetbal, open haard in de winter en … snoepzakken! Uiteraard duurde het nog enkele weken voor de jongeren de weg naar het jeugdhuis vonden, maar op een regenachtige (dat tikkeltje geluk is dan ook weer mooi meegenomen) vrijdagnamiddag vonden we gelukkige scholieren in het verwarmde jeugdhuis. Voor meer info kan je terecht bij Tom Bresseleers, integrale veiligheid, Verbertstraat 3, 2900 Schoten, tel. 03-680 23 57, fax 03-680 09 97 en tom.bresseleers@ schoten.be.
De eerste ‘brand werd geblust’ door aanwezigheid op het terrein (lokale politie en jeugddienst) met als subdoel de jongeren parkeerstructuur aan te bieden en hun voertuig zo optimaal mogelijk te plaatsen, zonder hinder te veroorzaken voor winkeliers en andere passanten. De scholieren konden er toch niet aan doen dat er te weing fietsstalling voorzien was, toch!
juni 2009 • p 9
jeugdbeleid | Veiligheidsdiensten als partner over de te volgen strategie vergroot je de slaagkansen van het project danig. Ook interessant is dat je de taken verdeelt en de verantwoordelijkheden spreidt over de verschillende partners. Tom: ‘Bovendien heb je op die manier verschillende klankborden ter beschikking om je project (tussentijds) te evalueren.’ Hoe zet je als jeugddienst de eerste stappen voor die samenwerking? Tom: ‘Je kan met de korpschef aan tafel gaan zitten en samen op zoek gaan naar de dienst en politieambtenaren die binnen het korps de meeste voeling hebben met maatschappelijke (on)veiligheidsfenomenen. Zodra je die gevonden hebt, moet er een wederzijds respect voor de eigen werking en basisopdracht groeien. Dit kan enkel maar gaandeweg, met vallen en opstaan, geijkte formules bestaan er niet. Communiceren, open staan voor commentaar, bijsturen, eerlijk zijn … zijn wel ingrediënten om het deze geïntegreerde werking op smaak te brengen.’ Joris: ‘Meestal is het nuttig dat ook andere diensten mee op de kar springen, zoals bvb. de milieudienst (bij geluidsoverlast), de technische dienst (voorzien en herstellen van materialen) en de vrijetijdsdiensten (organiseren activiteiten). Op deze manier werk je met een breed platform en bevorder je de betrokkenheid van derden.’ Last but not least: hoe werk je samen met de klagers én de veroorzakers bij een klacht? Joris: ‘Wij proberen beide groepen zoveel mogelijk te betrekken. Dit hoeft niet onmiddellijk in één gemeenschappelijk forum te gebeuren, gelet op de soms verhitte verstandhouding, maar wel met de mogelijkheid om met elkaar te communiceren. Deze communicatie is essentieel: hoe kan de veroorzaker weten dat hij/zij zorgt voor overlast indien dit niet gezegd wordt? Belangrijk is ook dat de klager regelmatig ventileert in plaats van de frustratiegevoelens op te stapelen en zodoende het spreekwoordelijke vat te laten overlopen.’ Tom: ‘Tijdens de overlegmomenten met klagers en/of veroorzakers maken we bij de start de afspraken dat we starten met een propere lei. Wat gebeurd is, is gebeurd, die gegevens werden verwerkt in de analyse van het probleem, maar moeten niet tot in den treure herhaald worden. Deze negatieve energie kunnen we missen als kiespijn.’
p 10 •
juni 2009
www.dehangman.be We verzamelden alle informatie over de campagne op de website www.dehangman.be. We hopen dat deze website voer kan zijn voor een brede, omvattende discussie en idem beleid, afgestemd op de eigen lokale situatie. We doen hiervoor ook een beroep op jongeren zelf. Het eerste deel van de website is dan ook op hen gericht. We willen jongeren mobiliseren om zelf in actie te komen om de band met de omgeving beter te maken. Een hoop ideeën en een stappenplan vind je onder het luik ‘in actie’. Daarnaast is de campagne ook gericht op iedereen die op lokaal niveau werkt met en voor jongeren. In het deel ‘omgaan met Hangman’ is informatie verzameld dat je hierbij kan helpen. Je vindt er een uitgebreide visietekst die je kan inspireren bij het ontwikkelen van een eigen visie. Je leest er ook een heleboel tips: hoe je het thema ‘rondhangen’ op de lokale agenda krijgt of hoe je in het veld én achter je bureau werk kan maken van het thema. Tenslotte kan je je ook laten inspireren door praktijkvoorbeelden of door de literatuur! Deze website is ‘alive en kicking’. We passen de pagina’s regelmatig aan met nieuwe informatie of boeiende voorbeelden!Hou hem dus in het oog. Mis je toch nog iets op de site? Laat het weten via info@dehangman.be
Een stuurgroep?
| hangman
Een stuurgroep: wat denkt de Hangman ervan? ✒
Nathalie Van Ceulebroeck en Erik Vreven
POSKAART1_RECTO.pdf
Een stuurgroep lijkt onontbeerlijk om een integraal proactief beleid uit te tekenen m.b.t. rondhangende jongeren. Minimaal nemen jeugddienst, een beleidsverantwoordelijke, bij voorkeur de Schepen van Jeugd, (wijk)politie en een veldwerker als vertegenwoordiger van jongeren deel aan dit overleg. Eventueel kunnen andere betrokkenen de stuurgroep versterken. Iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken heeft met jongeren die rondhangen, kan een interessante bijdrage leveren. Denk aan sportdienst, preventiedienst, technische dienst, jeugdhuis, andere schepenen, buurtwerk, OCMW, ... Het doel van een dergelijke stuurgroep is een beleid mogelijk maken dat gebaseerd is op een lange termijnvisie en doordachte beslissingen nemen, rekening houdend met alle betrokken partijen.
5/5/09
11:17:54 AM
stree kpro duc t w w w.d eha ngm an.b e
Om een kwalitatief lokaal beleid naar rondhangende jongeren uit te werken moet je weten wat je wil bereiken met dit beleid, welke de doelstellingen zijn van het beleid op korte en lange termijn. hangman
De doelstellingen zijn geënt op een gedeelde visie over rondhangende jongeren en gedeelde ambities: waar gaan we voor? Wat zijn de uitgangspunten? Wie betrekken we bij de uitvoering? Uit deze gedeelde visie én in kaart gebrachte gegevens, kunnen eventueel acties groeien. Initiatieven houden steeds rekening met de vraag of behoefte van jongeren. Mogelijke acties zijn een vrijetijdsaanbod, plaatsing van infrastructuur, een wijkactiviteit door jongeren voor de buren, het aanbieden van vorming aan gemeentepersoneel/buurtbewoners, organiseren van een wijkvergadering, sportactiviteit waar ook de jongeren op uitgenodigd worden ... Hangman is een Vlaamse campagne in opdracht van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen met als centrale boodschap ‘het recht van jongeren om, op hun eigen typische manier, gebruik te maken van de openbare ruimte’. Deze campagne komt tot stand dankzij de bijdrage van 10 organisaties: LISS - Limburgs Steunpunt Straathoekwerk, Steunpunt Jeugd, Vlaamse Jeugdraad, Vlaamse Minderhedencentrum vzw, Arktos vzw, VLASTROV - Vlaams Straathoekwerk Overleg, Onderzoekscentrum Kind en Samenleving, Uit de Marge, Formaat Jeugdhuiswerk Vlaanderen en VVJ - Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en –consulenten.
an
hangm
hangman
POSKAART2_RECTO.pdf
5/5/09
11:17:31 AM
streekpr o duc t w w w.deh angm an.be
hangman
hangman hangman
juni 2009 • p 11
jaarverslag 2008 | Op koers!
VVJ in 2008: Op koers ! In dit artikel gidsen we je langs enkele accenten in ons jaarverslag 2008. Het volledige verslag kan je downloaden op www.vvj.be.
✒
Vorming: de basis voor een sterk lokaal jeugdbeleid
deren. Zo startten we een werkgroep communicatie op. Deze werkgroep boog zich over de opmaak van een communicatieplan, de voorbereidingen voor een nieuwe website, en de redactieraad van Dropzone.
In het dienstverleningspakket van VVJ neemt vorming altijd een prominente plaats in, in 2008 was dat niet anders, de cijfers spreken voor zich (zie kader: ‘2008 in cijfers’). We stippen hier slechts enkele zaken aan. Ten eerste blijft het aanbod gelijklopend aan dat van de voorbije jaren. We organiseerden een starterstweedaagse, een driejarige opleiding jeugdconsulent, de Vormingsdagen voor jeugdambtenaren, een Co2-traject, de Stap-dag, onze vormingsdriedaagse en andere vormingssessies in open aanbod. Ten tweede namen we in 2008 afscheid van de laatste cursisten van het oude systeem van onze ‘Opleiding jeugdconsulent’ en ontdekten we de mooie en minder mooie kanten van het nieuwe systeem. Regelmatige inhoudelijke bijsturing blijft noodzakelijk, maar ook de administratieve kant van de zaak moeten we verder automatiseren. In totaal telden we 82 cursisten in de opleiding voor het werkjaar 2008-2009. Ten slotte investeerden we meer in de coördinatie van de vorming. We startten met de werkgroep vorming en de vormingscoördinator kreeg meer tijd ter beschikking voor het pakket vorming, wat een aantal kwaliteitsimpulsen gaf aan de vorming. Het is en blijft een uitdaging om ook meer tijd te kunnen steken in de inhoudelijke coördinatie.
Ervaringsuitwisseling: putten uit de ervaring van collega’s De VVJ hecht als ledenorganisatie veel belang aan contacten met het werkveld. Dat vertaalt zich ondermeer in een provinciale en regionale werking. 2008 was een jaar met 37 regionale en provinciale bijeenkomsten, voorbereid op 19 bijeenkomsten van de provinciale besturen. Over de verschillende provincies heen blijft er duidelijk een verschillende aanpak, dynamiek en inhoud bestaan.
Informatie: wegwijs in een snel evoluerend landschap VVJ communiceert via verschillende kanalen: haar website www.vvj.be, de nieuwsbrief Lopend Vuur en haar tijdschrift Dropzone. In 2008 continueerden we vooral de bestaande producten. De extra voorziene personeelstijd dient in eerste instantie vooral om meer kwaliteitsborging te kunnen garanp 12 •
juni 2009
Kristof Vansteenkiste
Dienstverlening: op vraag, op maat De VVJ is een vaak geraadpleegde vraagbaak voor jeugddiensten. De jeugdbeleidsplanning blijft topic nummer één. Verder krijgen we veel vragen over wetgeving allerhande. Onze helpdesk staat onder druk. We voelen ten eerste een toename van juridische complexiteit van de vragen. Veel van de vragen zijn bovendien vragen die via de jeugdconsulent eigenlijk rechtstreeks van particuliere jeugdwerkinitiatieven komen. Deze vragen van particuliere jeugdwerkinitiatieven vallen vandaag, in strikte zin, buiten de opdracht van VVJ. We botsen hier op een problematiek die onze organisatie overstijgt, en die op het niveau van de bovenbouw zou moeten bekeken worden. De problematiek doet zich ook voor binnen de samenwerkingsverbanden Fuifpunt, Locomotief en – in een totaal andere constellatie – Speelom. De digitalisering van onze infotheek blijkt moeilijker realiseerbaar dan verhoopt. We kunnen slechts kleine stapjes zetten. Net zoals de jeugdconsulenten geven collega’s aan dat ze hun informatie bijeenrapen via websites, google, Mediargus, en dergelijke meer. De beweging naar het bijhouden van informatie binnen de eigen systemen hinkt daardoor achterop. Zo blijft het ingeven van praktijkvoorbeelden in een database een heikel punt. Het lukte ook in 2008 onvoldoende, wegens enorm arbeidsintensief. We doen voor praktijkvoorbeelden veel beroep op de kennis en de expertise van de staf en de vrijwillige bestuursleden in alle geledingen van de VVJ. Paradoxaal genoeg ontsluiten we wel proactiever praktijkvoorbeelden in ons tijdschrift, maar de actualiteitswaarde weegt daar meer door dan het conserveren van die voorbeelden. Verder hebben we voor de eerste keer quasi alle jeugdbeleidsplannen (2008-2010) in ons bezit. De screening van deze beleidsplannen is meer wetenschappelijk onderbouwd dan in het verleden. In 2008 konden we ook kennismaken met de nieuwe databank regelgeving, een samenwerkingsverband waar VVJ aan participeert.
Op koers!
| jaarverslag 2008
5 7 2 01 34 6 89 2008 in cijfers Uit het JeugdCentraAL fotoproject van JC Vleugel F in Leuven Met de STAP-dienstverlening richt VVJ zich in belangrijke mate op de jeugdwerkprogramma’s Grabbelpas en SWAP. Deze programma’s kennen nog steeds een ruime spreiding, maar er is sprake van een lichte daling. Grabbelpas en SWAP hebben nood aan een sterkere pedagogische ondersteuning om lokale programmatoren op vlak van zelfevaluatie, kwaliteitsverbetering, coaching van monitoren en herbronning te ondersteunen. Hier werden kleine structurele stapjes gezet: opwaardering van de STAP-dag, breder sporen dan Grabbelpas en SWAP, betere integratie van de ondersteuning van gemeentelijk jeugdwerk in de andere initiatieven van VVJ en meer intern overleg. Met de recente aanwerving van een stafmedewerker ‘tienerbeleid’ in de persoon van Nathalie Van Ceulebroeck, en de aanwerving van een halftijdse administratieve kracht in 2009 mag duidelijk zijn dat VVJ hierin nog nadrukkelijker wenst te investeren. Een sterkere personeelsinzet blijft hoe dan ook noodzakelijk.
Projecten: een groeiend deel van VVJ’s engagementen Met Jeugdcentraal probeerde VVJ aandacht te vestigen op de relatie tussen artistieke jongerenprojecten en jeugdcentra. De link is er al, de uitdagingen blijken nog groot te zijn. Het ‘Buiten spelen’ op de maatschappelijke en politieke agenda krijgen vormde beslist één van onze belangrijkste aandachtspunten in 2008. Het op poten zetten van de Buitenspeeldag, maar ook samenwerking rond speelweefsel en andere jeugdruimte gerelateerde onderwerpen stonden het voorbij jaar vrij centraal.
Onderzoek: voor een gefundeerd jeugdbeleid 2008 was een actief onderzoeksjaar. Zo sleutelde VVJ, in het bijzonder Ilse Holvoet, intensief aan het Cijferboek, www.cijferboek.be. In het voorjaar verzamelden we cijfergegevens bij de gemeentelijke jeugddiensten. Na de omzetting van de online gegevens in een databank kon de analyse starten in september. Bij deze analyse werden actoren uit het jeugd(werk) beleidsveld betrokken door middel van een stuurgroep die drie keer samengekomen is. Daarenboven werden regelmatig vergaderingen gehouden ter bespreking van de inhoud en om de edities van de drie sectoren op elkaar af te stemmen.
• 326 leden, waarbij 297 van de 308 Vlaamse gemeentebesturen • VVJ werkt samen met de 5 provincies • 201 gemeenten maken gebruik van de STAP dienstverlening, waarvan: – 149 Grabbelpasgemeenten – en 131 SWAP-gemeenten • 22 vormingsinitiatieven, goed voor: – 163 sessies – 761 deelnemers • 10 vormingsdagen van partners waaraan de VVJ meewerkte • 37 regionale en provinciale bijeenkomsten, voorbereid op 19 bijeenkomsten van provinciale besturen • Vertegenwoordiging in 34 samenwerkingsverbanden, overlegfora, denktanks, stuur- en werkgroepen samen goed voor 113 bijeenkomsten • 6 vrijwillige en gewaardeerde bestuurders met evenveel bijeenkomsten van het Dagelijks Bestuur • 20 even gewaardeerde leden van de Algemene Vergadering die zich 5 keer bogen over het reilen en zeilen van VVJ • 28 plaatsbezoeken aan gemeentelijke jeugddiensten • 5 edities van Dropzone bezorgd aan 475 abonnees • 12 edities van Lopend Vuur:, verspreid over 574 mailboxen • 2 edities van STAP-nieuws voor 208 abonnees • 80 nieuwe mensen verwelkomd in Lopend Vuur • 57 nieuwe mensen wegwijs gemaakt in jeugddienstland via de starterstweedaagse • 22 examenjury’s • werkelijke personeelsbezetting 8,3 fulltime equivalenten, wel plus 1,5 projectmedewerker vanaf 1/3 tot 31/12
juni 2009 • p 13
jaarverslag 2008 | Op koers! VVJ achter de schermen: netwerkmakelaar VVJ investeerde ook in 2008 stevig in de participatie aan werkgroepen, overlegfora en samenwerkingsverbanden allerhande. VVJ vertolkt de stem van lokale jeugddiensten in een aantal beleidsgerichte fora, waarvan de reflectiegroep lokaal jeugdbeleid één van de belangrijkste exponenten is.
Verder is VVJ actief in tal van inhoudelijke werkgroepen en samenwerkingsverbanden. Fuifpunt, Speelom en Locomotief zijn daarvan allicht de bekendste, maar ook bijvoorbeeld rond diversiteit en jeugdruimte haalt VVJ banden aan met derden. VVJ was dit jaar betrokken in 34 samenwerkingsverbanden, overlegfora, denktanks en stuur- en werkgroepen, samen goed voor 113 bijeenkomsten.
VVJ als organisatie Bestuur Jeugdconsulenten vormen het bestuur van VVJ. VVJ is dus een organisatie voor en door jeugddiensten. Uit elke provincie zetelen 3 tot 5 jeugdconsulenten vrijwillig in de Algemene Vergadering. Zes daarvan vormen het Dagelijks Bestuur. In 2008 vergaderde het Dagelijks Bestuur zes keer. De Algemene Vergadering deed dat vijf keer. Een hoogtepunt blijft telkens de VVJ-bestuurstweedaagse waarop de Algemene Vergadering en de staf gedurende twee dagen intensief overleggen en plannen. Personeel Om alle opdrachten in 2008 tot een goed einde te brengen, kon VVJ rekenen op een staf van 9 personeelsleden, vanaf juni werden dat er met de komst van Leen Bartholomeus 10. De werkelijke personeelsbezetting bedroeg in 2008 echter gemiddeld 8,3 fulltime equivalenten door toedoen van tijdskrediet, zwangeren ouderschapsverloven, en minder leuk -vooral voor de betrokken collega’sdoor langdurige ziekte. Daarnaast zocht Roel Ceyssens zijn Limburgse roots op. Hij vertrok naar Meeuwen-Gruitrode waar hij cultuurbeleidscoördinator werd. Kristof Vansteenkiste werd de nieuwe adjunct-coördinator, en Bart Derwael de nieuwe stafmedewerker Limburg en welzijn. VVJ kon voor de uitvoering van de projecten Cijferboek, Buitenspeeldag en Jeugdcentraal vanaf maart 2008 2 projectmedewerkers aanstellen: Ilse Holvoet en Koen Depreitere, samen goed voor anderhalve voltijdse equivalent tewerkstelling. Middelen Voor 2008 ontving VVJ van de Vlaamse overheid een nominatumtoelage van 285000 euro voor de ondersteuning van de lokale jeugdbeleidsplanning. Tewerkstellingsmiddelen uit het Vlaams intersectoraal Akkoord en de Sociale maribel vullen het luik subsidies verder aan. VVJ kan zo voor 1/3 van haar inkomsten rekenen op subsidies. De gemeentebesturen leveren ook een belangrijke bijdrage door hun lidmaatschapsbijdragen. Ongeveer de helft van de middelen genereert VVJ zelf via haar vormingsaanbod, de verkoop van STAP-materiaal en opdrachten voor derden. Aan de uitgavenzijde slorpten de personeelskosten het merendeel van het budget op. Door een zuinig financieel beleid en heel wat extra inspanningen voor ‘projecten van derden’ kon VVJ het werkjaar 2008 met een positief saldo afsluiten.
p 14 •
juni 2009
Jeugdverblijfcentra en de gemeente
| jeugdtoerisme
Wereldkampioen jeugdwerk, wereldkampioen jeugdtoerisme? ✒
Frederik Vercammen Maarten Dekoninck, Paul Victoor, Cindy Demuynck
Vlaanderen is wereldkampioen op het vlak van jeugdwerk. Nergens op de wereld zijn zo veel kinderen en jongeren betrokken bij de werking van een jeugdvereniging. Logisch dat we ook heel wat jeugdverblijven tellen, want al die verenigingen willen op weekend, op kamp of op cursus gaan. Bovendien zijn er nog bos- en zeeklassen, jeugdsportstages, meerdaagse uitstappen van catechesegroepen of jeugdkoren, buitenlandse jeugdgroepen enz.
jaren drastisch veranderd (zie kader). Enerzijds biedt de regelgeving een aantal kansen: duidelijke normen, subsidies… Anderzijds betekent het voor heel wat uitbaters extra druk die soms hun draagkracht overschrijdt, zeker in het geval van vrijwilligers. Een specifieke bezorgdheid heeft te maken met de zonevreemde jeugdverblijven: bijna de helft van de huizen ligt zonevreemd en het maakt hun voortbestaan op zijn minst onzeker.
Het Vlaamse jeugdtoerisme heeft dus meer dan een reden van bestaan. De cijfers bewijzen dit ook. De sector telt maar liefst 36 000 slaapplaatsen, verdeeld over bijna 600 verschillende entiteiten (ter vergelijking: Vlaanderen telt ongeveer 60 000 hotelbedden). Tegelijk blinken de jeugdverblijven uit in diversiteit. Van boerderijen die nauwelijks ingericht zijn tot comfortabele vormingscentra, van huisjes voor 10 personen tot grote gebouwen geschikt voor 350 kinderen, van jeugdverblijven aan de kust of in het bos tot gebouwen in dorp of stad…
Dit alles heeft een aantal mensen aan het denken gezet. Niemand wil immers dat jeugdgroepen geen weekend- of kampplaats meer zouden vinden. De signalen uit de jeugdsector werden opgevangen door een aantal politici en zo werd in mei 2006 in het Vlaams parlement een resolutie aangenomen over het voortbestaan van de kampplaatsen. Een jaar later werd een rondetafelconferentie georganiseerd in het bijzijn van vijf Vlaamse ministers, respectievelijk bevoegd voor ruimtelijke ordening, landbouw, milieu, jeugd en toerisme. In 2008 vond dan een uitgebreide inventarisatie plaats van alle Vlaamse jeugdverblijven, waarbij o.m. alle gemeentelijke diensten stedenbouw werden bevraagd. Dit vormde uiteindelijk de aanzet voor een actieplan dat in april 2009 aan de Vlaamse regering werd voorgesteld. Bij die gelegen-
Een stukje geschiedenis Tot het begin van de jaren 2000 bestonden er nauwelijks wettelijke regels voor de jeugdverblijven. Dat is de voorbije
heid beloofde minister-president Peeters dat wat hem betreft, de volgende Vlaamse regering werk zal maken van het actieplan.
Ook in de gemeente aan de slag? Jeugdlokalen zijn onbetwistbaar een gemeentelijke bevoegdheid, ze komen immers ten goede van de jeugd uit de eigen gemeente. Jeugdverblijfcentra genieten niet van deze duidelijkheid. Vlaanderen wijst ze graag toe aan het lokale niveau, voor de gemeente hebben de jeugdverblijven vaak een bovenlokaal belang en ook de provincie weet niet altijd welke houding aan te nemen. Daarnaast valt men soms ook nog eens tussen de twee beleidsdomeinen jeugd en toerisme. Deze onduidelijkheid is ook doorgesijpeld in het actieplan. De tekst geeft een volledige beschrijving van alle knelpunten (zie kader), maar de oplossingen zijn helaas nog niet overal even goed uitgewerkt. Dat heeft soms ook te maken met de vraag wie wat moet aanpakken. Dat er de komende jaren een taak voor de gemeentes zal weggelegd zijn, dat is nu echter al zeker. Aan welke zaken denken we dan? juni 2009 • p 15
jeugdtoerisme | Jeugdverblijfcentra en de gemeente
• Jeugdtoerisme verdient een integrale benadering. Op gemeentelijk vlak kunnen jeugddiensten hier een coördinerende rol spelen. Het jeugdbeleidsplan kan zeker oog hebben voor bepaalde problemen, daarnaast is ook overleg met andere diensten (stedenbouw, toerisme…) aangewezen. • Stedenbouwkundige problemen vormen de grootste en moeilijkste knelpunten. Het zou goed zijn dat in ruimtelijke structuurplannen van gemeentes aandacht gaat naar jeugdinfrastructuur, waar jeugdverblijven dan deel van uitmaken. • Gemeenten hebben een grote impact op de omgeving van jeugdverblijven. We denken dan aan mobiliteit, speelruimte, groen e.d. • De lokale brandweer controleert de brandveiligheid van de erkende jeugdverblijven. Het zou goed zijn dat geen extra eisen worden opgelegd, bovenop de normen uit het decreet ‘toerisme voor allen’. p 16 •
juni 2009
• Afvalophaling en de mogelijkheid om naar het containerpark te gaan vormen voor heel wat jeugdverblijfcentra een groot knelpunt. Het zou een grote stap vooruit zijn, mocht het afval van jeugdverblijfcentra niet automatisch beschouwd worden als bedrijfsafval. • Gemeentebesturen kunnen soms bemiddelen bij problemen tussen uitbater en buren. • Gemeenten kunnen mee de communicatie verzorgen naar jeugdgroepen die op weekend of op kamp komen. Dit kan ingepast worden in het jeugdinformatiebeleid. • Het lokale niveau is best geplaatst om opportuniteiten op het spoor te komen. Waar liggen er bijvoorbeeld mogelijkheden om jeugdverblijven op te starten? Zo zijn er vaak kansen bij de bouw van jeugdbewegingslokalen. Er is dus nog veel werk aan de winkel. Niet alleen voor de gemeentes trouwens, ook Vlaanderen, provincies, jeugdverenigingen en uitbaters zelf zul-
len hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Wordt vervolgd!
info Frederik Vercammen is coördinator van het Centrum voor Jeugdtoerisme, kortweg CJT. Sinds 2005 is Centrum voor Jeugdtoerisme erkend als ondersteuningsstructuur voor alle uitbaters van jeugdverblijfcentra. Mocht je zelf nog vragen hebben over het actieplan of over andere aspecten van uitbating, dan kan je steeds bij hen terecht. Mailen kan naar ondersteuning@cjt.be, telefoneren naar 09-210 57 75 of je kan ook de website www.cjt.be/ondersteuning raadplegen.
Jeugdverblijfcentra en de gemeente
| jeugdtoerisme
Het wetgevend kader Sinds een vijftal jaar regelen twee Vlaamse decreten de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse jeugdverblijven. Toerisme voor allen
Decreet jeugdverblijfcentra
Het decreet ‘toerisme voor allen’ valt onder de bevoegdheid van Toerisme Vlaanderen en legt de erkenningscriteria vast, zoals voldoende jeugd bereiken (70%), brandveiligheid en verschillende hygiëne- en comfortnormen. Op basis hiervan worden de jeugdverblijven opgedeeld in types: • Type A (eenvoudige uitrusting, zonder bedden, douches niet verplicht), • Type B (bedden en douches aanwezig), • Type C (voldoende daglokalen, voldoende douches, dekens en kussens op de bedden) • hostel (meer gericht naar individuele jongeren). Ongeveer een kwart van de jeugdverblijven heeft geen erkenning, het grootste deel van deze groep zijn jeugdlokalen die verhuurd worden aan andere jeugdverenigingen.
Het tweede decreet wordt bewaakt door de afdeling Jeugd en is bekend als het decreet ‘jeugdverblijfcentra’. Wie over een erkenning beschikt én aan een aantal extra voorwaarden voldoet (zoals vzw, minimumcapaciteit 40, lagere prijzen voor jeugdwerk), kan genieten van een jaarlijkse basissubsidie van 1 000 euro. Bovendien kunnen jeugdverblijven type C en hostels ook genieten van werkingssubsidies en personeelssubsidies.
Vanaf 2013 wordt een erkenning trouwens verplicht. Een uitzondering is wel voorzien voor jeugdlokalen die maximaal 60 dagen per jaar verhuren aan andere jeugdverenigingen. Het decreet bepaalt daarnaast dat 40% van de kosten voor nieuwbouw of verbouwingen van erkende jeugdverblijven kunnen gesubsidieerd worden.
Andere regelgeving Daarnaast is er nog een pak andere regelgeving. Wie bouwt of verbouwt, heeft uiteraard een stedenbouwkundige vergunning nodig, maar moet ook rekening houden met de Vlaamse toegankelijkheidsverordening en het energieprestatiebesluit. Douches moeten voldoen aan het strenge legionellabesluit. Afval ophalen is verschillend van gemeente tot gemeente. Wie maaltijden aanbiedt, dient de normen van het Federaal Voedselagentschap na te leven. Speelzones in bossen zijn niet overal voorhanden in de onmiddellijke omgeving en het houden van een kampvuur is soms problematisch.
Knelpunten in het actieplan Wat zijn de voornaamste problemen van het Vlaamse jeugdtoerisme anno 2009? • Een aantal uitbaters stoppen met verhuur. Voornaamste redenen zijn de ouderdom van de verantwoordelijken, verdrinken in de toegenomen regelgeving, te veel administratieve rompslomp en te grote investeringen nodig in het gebouw. Vaak lukt het niet om opvolgers te vinden. • Stedenbouwkundige bepalingen werken voor sommige centra verlammend. Zonevreemde jeugdverblijfcentra krijgen meestal geen toelating om aanpassingswerken te doen. Daarnaast zijn niet alle gebouwen correct vergund. Slechts een kwart van de jeugdverblijfcentra is op alle vlakken volledig in orde. • Sommige uitbaters voelen zich geviseerd door de buurt. Klachten rond overlast kunnen natuurlijk wel eens terecht zijn, maar vaker hebben ze te maken met weinig verdraagzaamheid van de buren.
juni 2009 • p 17
speeltoestellen | Trampolines
Trampolines niet zonder risico’s ✒
Koen Depreitere
Sedert een aantal jaren tieren ze welig als paddestoelen in menige achtertuin, de trampolines, al dan niet omgeven met een beschermingsnet. Helaas is ook het aantal ongevallen met trampolines – breuken, nek- en rugletsels, snij- en scheurwonden - evenredig gestegen. In de zondagkrant van 4 mei 2008 oppert de trampolinespecialist Kadee uit Oud-Turnhout zelfs dat de ovale trampoline, de laatste aanwinst in het gamma van trampolines, op vlak van veiligheid niet te kloppen is. De veiligheidsnetten zijn volledig in de constructie ingebouwd waardoor je onmogelijk naast de springmat kan neerkomen. Dat de constructie op zich veilig is, daar gaan we sowieso van uit maar het door kinderen niet in te schatten gevaar loert echter vanuit een andere hoek. Het lichtste kind is de dupe
Enkel voor particulier gebruik
Wanneer meerdere kinderen tegelijkertijd op een trampoline springen, mag je er donder op zeggen dat binnen de kortste keren het kind dat het minst weegt de dupe is. Van zodra een kind dat zwaarder is tegelijkertijd op de springmat neerkomt met een kind dat minder weegt, zal dat laatste kind zijn opwaartse sprong niet meer onder controle hebben met als gevolg dat het ook zijn of haar volgende landing niet meer onder controle heeft. Met een ongecontroleerde valpartij of een ongewilde botsing met een ander kind tot gevolg. We hoeven er geen tekening bij te maken welke nare gevolgen en/of breuken dit tot gevolg kan hebben.
Verankering, zeker bij particulier en/of occasioneel gebruik bij buurtfeesten en aanverwanten vormt hiernaast ook een grote risicofactor, zeker in combinatie met de hierboven vermeldde risico’s. Deze trampolines zijn eigenlijk alleen bedoeld voor particulier gebruik. Dit betekent dat publiek gebruik zoals bijvoorbeeld op scholen, in horecazaken, binnen kinderopvanginitiatieven of speelpleinwerkingen niet kan, wat de verkoper ervan ook moge beweren. Wie dan toch een trampoline publiek wil aanbieden, koopt een trampoline aan die op publiek gebruik is voorzien en zorgt voor permanent toezicht, een stevige verankering en regelmatig nazicht.
Oneigenlijk gebruik Een ander risico wanneer meerdere kinderen zich op een trampoline bevinden is het oneigenlijk gebruik van de trampoline. Zeker wanneer er geen permanent toezicht is, vinden kinderen al snel – net zoals bij springkastelen – hun gading in spelletjes die de stabiliteit van de trampoline in gevaar brengen. Het in of op de veiligheidsnetten springen staat naast elkaar omspringen hier onbetwist op nummer één. Ook hier hoeft het geen betoog dat dit oneigenlijk gebruik heel makkelijk tot ongevallen kan leiden, zeker als de trampoline niet volgens de regels van de kunst is verankerd.
“De trampolines die vandaag verkocht worden zijn niet geschikt voor publiek gebruik.” Binnen deze context willen we er ook nog even op wijzen dat de in de tumbling gebruikte airtrack – een airtrack is een opblaasbare tumblingbaan – onder geen enkel beding als springkasteel kan en mag dienen om vergelijkbare redenen als bij een trampoline. Ook bij de GymFed, de turnfederatie, zijn ze zich bewust van de gevaren die thuistrampolines inhouden en in hun laatste nummer (editie mei 2009) geven ze nog wat bruikbare spelregels mee. (zie kader)
Niet voor salto’s
TIPS VAN DE GYMFED BIJ HET GEBRUIK VAN EEN TRAMPOLINE
Zolang er op een trampoline gewoon op en neer wordt gesprongen en kinderen zelf aanvoelen wanneer ze te hoog springen, is er behoudens het verlies van evenwicht geen vuiltje aan de lucht. Andere koek wordt het wanneer kinderen salto’s en andere turnoefeningen proberen uit te voeren. Ten eerste is zo’n huis- en tuintrampoline niet gemaakt om dergelijke sprongen uit te voeren maar bovendien vereisen acrobatische sprongen kennis van zaken. Met andere woorden, zelfs met begeleiding is het onverantwoord om kinderen dit soort sprongen te laten proberen. Kinderen moeten kunnen experimenteren en grenzen verleggen, maar niet ten koste van het risico om een blijvend letsel op te lopen. Dit zal elke ervaren trampolinespringer beamen.
• Je springt best alleen op een trampoline. Spring je toch samen, spring dan met iemand van dezelfde grootte en hetzelfde gewicht. • Spring alleen wanneer het springdoek droog is. • Maak geen salto’s tenzij dit voldoende is aangeleerd. • Spring in het midden van de trampoline. • Zorg dat je de noodstop (hard door de benen buigen) kent. • Hou altijd oogcontact met de trampoline. • Vermijd landingen op één voet of op je handen. • Val je op je zitvlak of op je rug, plaats dan nooit je handen achter je lichaam.
p 18 •
juni 2009
jeugdruimte | Kindvriendelijke inrichting en vannieuwe de publieke ruimte Aangepaste veiligheidsnormen | speeltoestellen
“WEG MET DE WIPKIP?” De veiligheidsnormen voor speeltoestellen aangepast ✒
Koen Depreitere, Marc Ipermans, Frans Everaerts Koen Depreitere, Frans Everaerts
Reeds bij het in voege treden van de KB’s betreffende de veiligheid van speelterreinen en speeltoestellen in 2001 wisten we dat de toepassing ervan in de praktijk op korte of lange termijn zou leiden tot aanpassingen. Bovendien zit men ook niet stil in speeltoestellenland en hebben ondertussen nieuwe speeltoestellen, nieuwe materialen of variaties op de sterkhouders het levenslicht gezien. Bovendien zet de tendens naar avontuurlijke(r) speelterreinen zich verder en zien we naast speeltoestellen ook meer speelaanleidingen opduiken op speelterreinen. Daarnaast wordt er ook binnen hard gespeeld waarbij vooral de volledig omsloten speeltoestellen een echte kaskraker zijn, maar tot op heden waren hier nog geen veiligheidsnormen voor. Om te vermijden dat jullie eerstdaags met de hakbijl en cirkelzaag ziedend jullie speelterreinen te lijf gaan, zetten we voor jullie de belangrijkste wijzigingen op een rij.
juni 2009 • p 19
speeltoestellen | Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen
D-Day = 1 juni 2009
Toegankelijkheid opnieuw gedefinieerd
1 juni is de datum waarop de aangepaste en nieuwe normen in voege traden. Jawel, naast aanpassingen aan de bestaande normen, komen er ook nog eens nieuwe normen bij voor de ruimtenetten en de volledig omsloten speeltoestellen. Hier komen we verder nog op terug. Wat betekent dat voor jou als uitbater en/of verantwoordelijke voor het onderhoud van speelterreinen?
In de norm werden de termen gemakkelijk en niet gemakkelijk toegankelijk gedefinieerd op basis van leeftijd waarbij de leeftijd van 36 maanden of 3 jaar bepaalde welke speeltoestellen geschikt waren voor kleuters en welke niet. Daarnaast bepaalde de norm dat wanneer de eerste sport van een ladder of een eerste opstap of touwstreng zich hoger dan 400 mm bevond, dit als niet gemakkelijk toegankelijk werd gedefinieerd. Zo ook betekende de aanwezigheid van een trap of een niveauverschil tussen aan elkaar geschakelde platformen kleiner dan 600 mm, dat het speeltoestel gemakkelijk toegankelijk was. Zelfs bij het invoeren van deze norm wist men al dat deze definities niet werkbaar waren. De fysieke en motorische vaardigheden van kinderen verschillen van kind tot kind en zijn niet leeftijdsgebonden. Al wie zelf kinderen heeft zal dit volmondig kunnen beamen. Daarom heeft men deze norm ook gewijzigd en wordt het gegeven gemakkelijk toegankelijk gedefinieerd op basis van de fysieke en motorische mogelijkheden van een kind. Een speeltoestel is volgens de gewijzigde norm gemakkelijk toegankelijk als het kind enkel basisvaardigheden nodig heeft om vrijelijk in, met, op en rond het speeltoestel kan bewegen. De eerder gehanteerde maatvoering blijft evenwel van kracht.
• Alle speeltoestellen, geplaatst voor 1 juni 2009, moeten voldoen aan de veiligheidsnormen van voor 1 juni 2009. • Alle speeltoestellen, geplaatst na 1 juni 2009, moeten voldoen aan de nieuwe veiligheidsnormen. Dit betekent dat je in je logboek zeer duidelijk zal moeten aangeven wanneer het speeltoestel in gebruik is genomen en je bij je controles noteert of de controle met de oude norm of de nieuwe norm is gebeurd. Het spreekt voor zich dat men bij herstellingen, afhankelijk van het toestel en de aard van de herstelling, zal moeten nagaan of het opportuun is om de oude norm nog te volgen dan wel de nieuwe norm toe te passen en dit ook in het logboek noteert. Belangrijk om te onthouden - en trouwens ook de verdienste van Speelom vzw - is dat de toepassing van de gewijzigde normen niet retroactief is.
Benen breken mag Net zoals al in 2001 het breken van een been of een arm ten gevolge van spel als een aanvaardbaar letsel werd gezien, is dit aanvaardbaar risico nu expliciet opgenomen in de introductie bij de EN 1176 deel 1. Het hoeft geen betoog dat dergelijke of andere letsels ten gevolge van slecht onderhoud natuurlijk niet kunnen en dat risico’s die kunnen leiden tot een fataal of blijvend letsel, uiteraard onaanvaardbaar zijn en blijven.
p 20 •
juni 2009
Meer en beter Zoals al eerder aangehaald staat ook de speeltoestellenwereld niet stil en zijn nieuwe speeltoestellen of uitbreidingen van bestaande speeltoestellen niet altijd te vatten in de huidige normenterminologie. De gewijzigde norm speelt hier op in en voorziet definities voor klimtoestellen, steile speelelementen, obstakels, gemakkelijke toegankelijkheid, in hoogte geschakelde platformen, aangrenzende platformen op verschillende niveaus en voor de vrije valhoogte. Door deze nieuwe definities worden de normen beter begrijpelijk en toepasbaar. Daarnaast heeft de norm ook
aandacht voor nieuwe materialen zoals synthetische stoffen waar bijvoorbeeld de ‘hufterproof’-speeltoestellen meestal uit worden vervaardigd, en de relatie ervan tot inspectie en onderhoud.
Vingertje knel Vingerbeknelling is één van die risico’s die meestal op het eerste zicht over het hoofd wordt gezien maar voor heel wat ongewenst leed kan zorgen. Reden te meer om er de nodige aandacht aan te besteden. Ook hier wijzigt de norm. Vingerbeknelling zal in de toekomst gemeten moeten worden vanaf een hoogte van 100 cm in plaats van de nu nog geldende 120 cm.
Vallen en (hopelijk) weer opstaan Valdemping en valondergronden zijn waarschijnlijk sedert het invoeren van de normen het meest besproken en meest bediscussieerde gegeven. Los van het soort valdemping waar we verder nog op terugkomen, zijn vanaf 1 juni valdempende ondergronden verplicht bij alle speeltoestellen met een gedwongen beweging. Dit betekent dat alle speeltoestellen die aan de gebruikers een gedwongen beweging geven zoals schommels, glijbanen, veertoestellen, wippen, draaitoestellen, kabelbanen een valdempende ondergrond dienen te hebben. Vooral bij veertoestellen en draaitoestellen is dit een belangrijke wijziging met een behoorlijke impact omdat hier tot op heden veelal geen extra valdempende ondergrond werd voorzien.
Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen
Al lang verwacht en ook al veelvuldig in de praktijk toegepast is het gebruik van gras als valdempende ondergrond bij valhoogtes tot 1,5 meter op nationaal niveau bepaald mag worden. In de adviestabel van de vorige en huidige norm mag gras enkel tot 1 meter valhoogte. We merken hier evenwel op dat je wel nog steeds rekening dient te houden met de ondergrond zelf, kleigrond heeft bijvoorbeeld een andere HIC-waarde dan leemgrond. HIC staat voor Head Injury Criteria test. De HIC-waarde geeft aan tot welke valhoogte het bodemmateriaal gebruikt kan worden. De gewijzigde norm omschrijft het begrip vrije valhoogte, vrije ruimte en vrije valruimte beter waardoor foute interpretatie tot een minimum wordt beperkt. Belangrijk hierbij is dat toestelspecifieke normen altijd voorrang hebben op de algemene norm. Door een nieuwe, betere definitie van ‘klimmen’ (altijd minimaal 3 gecombineerde hand/voet ondersteuningen) mag de maximale handondersteuning op 400 cm liggen bij klimmen. Zie onderstaande schetsen e en f.
| speeltoestellen
Nieuwe testlichamen en nieuwe maatvoering Om een risico-analyse correct te kunnen uitvoeren, zijn er een aantal hulpmiddelen voor handen. Eén hulpmiddel zijn de testlichamen. Met deze testlichamen A, B, C en D kon men het risico op hoofd- en nekbeklemming nagaan bij geheel begrensde openingen, voor gedeeltelijk begrensde opening gebruikt men het testlichaam V. De koordjestest wijst uit of er een gevaar bestaat voor beknelling van kledij. Het testlichaam vinger (klein en groot) moet uitwijzen of er gevaar bestaat voor vingerbeknelling. Daarnaast zorgt maatvoering ervoor dat handen, voeten en/of haren geen gevaar lopen bij het bespelen van en speeltoestel. Vanaf 1 juni 2009 wijzigen hier een aantal zaken. De testlichamen A en B worden vervangen door testlichaam E. Dit testlichaam moet gebruikt worden bij volledig begrensde openingen met de onderkant hoger dan 60 cm. De testlichamen C en D blijven behouden.
Voor de niet-volledige begrensde openingen en V-openingen wordt in de gewijzigde norm uitvoerig beschreven hoe de risico-analyse moet worden uitgevoerd met de testlichamen V en D (large head). Bij het testlichaam voor de koordjestest wijzigt de lengte van de kogelketting van 600 mm naar 400 mm.
Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de maatvoering bij balustrades met spijlen.
Hier mag de afstand niet groter zijn dan 89mm, dit waar vroeger een afstand van 110mm toegelaten was. Mazen van bijvoorbeeld netten zullen door de toepassing van het nieuwe testlichaam C, D en E ofwel kleiner moeten zijn dan 130 x 130mm of groter moeten zijn dan 230 x 230mm. Ook bij flexibele hangbruggen moeten de gevarenzones voor hoofd- en nekbeklemming met het testlichaam D worden nagekeken op de plekken volgens volgende schets.
juni 2009 • p 21
speeltoestellen | Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen
Eén van de meest hekele wijzigingen in de normen is de maatvoering voor handgrepen en voetsteunen bij wiptoestellen. Aan de basis van deze wijziging ligt een ongeval met een kind dat door een ongelukkige val op een veerdier jammer genoeg een oog verloor. Dit incident heeft er toe geleid dat de diameter van een handgreep of voetsteun vanaf 1 juni 2009 groter moet zijn dan 44mm en eventueel uitstekende delen niet langer mogen zijn dan 22mm. Onderstaande tekening maakt duidelijk wat de aandachtpunten zijn bij het gebruik van dit nieuwe testlichaam.
Steile speelelementen
Niet alleen voorziet de gewijzigde norm in een aangepaste definitie van klimtoestellen, in de gewijzigde norm wordt de maximale hoogte voor steile speelelementen beperkt tot 3 meter met een maximale handsupport van 4 meter, voor gemakkelijk toegankelijke steile speelelementen wordt de hoogte beperkt tot 2 meter.
Zware bewegende balken
Zware bewegende balken zien we meer en meer opduiken in speellandschappen. Hiervoor zijn aan de reeds bestaande veiligheidsnormen nog een aantal nieuwe veiligheidsvereisten toegevoegd. Let wel, het gaat hier om bewegende balken die meer dan 25 kilogram wegen. In realiteit zal het in voege treden van deze normering voor een wat vreemde situatie zorgen op speelterreinen waar ‘oude’ en nieuwe veerdieren broederlijk naast elkaar staan. Speelom vzw heeft ook hier gepleit om de invoering van deze norm niet retro-actief in te voeren. Waarom, daar hoeven we geen tekening bij te maken. Voor leuningen en borstweringen zijn de maximale openingen vastgesteld. Een platform met een uitgang uitgevend op een ladder zonder borstwering moet 500mm of smaller zijn. Beschikt de uitgang uitgevend op een ladder over een borstwering dan moet deze uitgang breder zijn dan 500mm. Geeft de uitgang uit op een klimnet of ladderstructuur, dan mag deze uitgang maximaal 1200mm breed zijn. p 22 •
juni 2009
melend naar een centraal punt, wordt de ruimte onder het zitje tot aan het speeloppervlak in het algemeen bepaald op 350mm. Zitten er verticale banden over het zitje, dan moet de afstand tussen de band en de grond minstens 100mm bedragen. De vrije valruimte mag bij de combinatieschommels overlappen en tussen de onderkant van het zitje of de band, bij een horizontale uitzwaai van 90° en het centrale middelpunt moet de afstand minstens 400mm bedragen. Bij schommels met een éénpuntsophanging moet een extra bevestiging aangebracht worden. De testmethoden voor schommelzitjes worden in de gewijzigde norm accurater omschreven. Voor draaiende en niet draaiende waagconstructies waarbij het veren of wippen niet de hoofdfunctie is, voorziet de norm een nieuwe definitie.
Nieuwe normdelen
De EN 1176 serie wordt vanaf 1 juni 2009 uitgebreid met de EN 1176 deel 10, volledig omsloten speeltoestellen en de EN 1176 deel 1, ruimtelijke netstructuren. De afstand van de balk tot de grond mag in de meest ongunstige stand niet kleiner zijn dan 400mm, de afstand tot de ondersteunende palen bedraagt in diezelfde stand minimum 230mm. De maximale uitslag bedraagt 100mm en mag niet voorbij de ondersteunende palen komen.
Schommels en waagcontructies
Naast de nieuwe definitie van de contactschommel, een groep van schommelzitjes aan individuele draagconstructies, schom-
EN 1176 deel 10 - volledig omsloten speeltoestellen
De norm voor de volledig omsloten speeltoestellen geldt zowel voor binnen als buiten en omschrijft naast de definities van de verschillende onderdelen duidelijk de veiligheidsvereisten betreffende materialen en ontvlambaarheid, de toegankelijkheid voor volwassenen, lichaamsbeknelling, ontsnappingsroutes en evacuatieglijbanen, toegangen, doorgangen en uitgangen. Op basis hiervan wordt tot slot de maximum capaciteit van het volledig
Aangepaste en nieuwe veiligheidsnormen
omsloten speeltoestel bepaald. De norm verplicht de uitbater om bij elk volledig omsloten speeltoestel een duidelijk, zichtbaar informatiebord te plaatsen waarop de leeftijdsdoelgroep, de maximum lengte van de toegelaten kinderen, de capaciteit van het speeltoestel, de hulpsignalen en de spelregels moeten worden vermeld.
EN 1176 deel 1 - ruimtelijke netstructuren
Deze nieuwe norm bevestigd de reeds gehanteerde technische richtlijnen bij ruimtelijke netstructuren waarbij de valbeveiliging en de maasgrootte duidelijk worden omschreven. Belangrijk hierbij is dat de vrije valhoogte gemeten wordt
| speeltoestellen
vanaf de hoogste voetondersteuning tot aan de opvangzone en houdt hierbij geen rekening met de tussenliggende constructieonderdelen.
De EN 1177 herzien
Alle veiligheidseisen die vermeld werden in de EN 1177 zijn nu in de EN 1176 deel 1 verwerkt. De EN 1177 voorziet nu ook in een verantwoording van de HIC waarde, een betere definitie van de kritische valhoogte en geeft verder de eisen voor de testprocedures, testapparatuur en verslaglegging weer.
SAMENGEVAT Nieuwe en gewijzigde normen zijn niet retroactief GEWIJZIGD (o.a.) Toegankelijkheid niet langer leeftijdsgebonden Vingerbeknelling vanaf 100cm in plaats van 120cm Valdempende ondergrond verplicht bij speeltoestellen met gedwongen beweging Gras als valdemping tot 1,5 meter Maximale openingen voor borstweringen Gewijzigde normen voor steile speelelementen, zware bewegende balken, combinatie schommels en waagconstructies NIEUW (o.a.) Definities voor klimtoestellen, steile speelelementen, obstakels, gemakkelijke toegankelijkheid, in hoogte geschakelde platformen, aangrenzende platformen op verschillende niveaus en voor de vrije valhoogte. Nieuw testlichaam voor hoofd- en nekbeklemming Diameter handgrepen en voetsteunen van veerdier moeten getest worden met nieuw testlichaam “ring” Norm voor volledig omsloten speeltoestellen Norm voor ruimtelijke netstructuren
info Meer info Wie meer informatie wenst, die kan terecht bij Speelom vzw via speelom@vvj.be en 03 740 76 41. Of je surft naar www.vvj.be waar onder het luik vorming, veiligheid van speelterreinen alle wijzigingen kunnen gedownload worden. Een nieuw handboek zal niet eerder dan 2010 voor handen zijn. juni 2009 • p 23
jeugd & cultuur | Lokaal popbeleid
Lokaal popbeleid: ondersteuning voor muzikanten en DJ’s ✒
Leen Bartholomeus       JOC De Pit, JD Lanaken
In Dropzone editie december 2008 vertelde collega VVJ-er Koen Depreitere al een en ander over de ideale omkadering als je podiumkansen wil bieden. Naast podiumperikelen zijn er heel wat verschillende aspecten om vanuit de gemeente een lokaal popbeleid te voeren. Bij een aantal gemeenten zit dit bij de cultuurdienst, of gaat het om een samenwerking tussen jeugd en cultuur. Maar in meer dan ĂŠĂŠn gemeente neemt de jeugddienst het heft in handen. Een aantal insteken om werk te maken van je popbeleid en een paar pareltjes van voorbeelden die we jullie niet willen onthouden.
Het traject van muzikanten en dj’s
ONDERSTEUNING VOOR MUZIKANTEN EN DJ’S BIJ ELKE STAP IN HUN TRAJECT Tijs Vastesaeger van Poppunt gaf tijdens de sessie over lokaal popbeleid op de driedaagse heel wat info over het traject dat DJ’s en muzikanten afleggen, van de kennismaking met muziek(instrumenten) tot de (inter)nationale doorbraak voor de happy few. We zetten de deelnemers van deze sessie aan het werk om samen na te denken hoe je als gemeente bij elk van de stappen in het traject de nodige ondersteuning kan bieden. Op inhoudelijk, materieel en financieel vlak en qua samenwerking/netwerking en infrastructuur. We presenteren: een greep uit de gelanceerde voorstellen, niet getest op haalbaarheid en succesfactoren maar mooi ter inspiratie!
Het traject
Semi--prof Semi Gevorderden Beginners
p 24 •
juni 2009
Š ‡ ‹
Prof
 Â€‚ ƒ„
 �   �
 … Â?  Â
 Â
Â
Â? Â? Â? Â?
† ‡
� ˆ ‰
Â? Â? Â? Â? Â?
Lokaal popbeleid
| jeugd & cultuur
Start: de eerste kennismaking met de wondere wereld van muziek maken en muziek spelen stimuleren • Integreer DJ en/of instrumentenwerkwinkels in je Grabbelpas, SWAP of vakantiewerking. • Organiseer een muziekproefdag waar allerlei muziekstijlen en –vormen aan bod komen met een laagdrempelige instap en de mogelijkheid voor kinderen en jongeren die de smaak te pakken hebben om ermee verder te gaan, bvb de mogelijkheid om zich in te schrijven voor een cursus, korting op de aankoop van een instrument…
Actief (leren) spelen: een instrument/DJ technieken onder de knie krijgen • Lease/verhuur instrumenten en DJ materiaal via de uitleendienst • Neem inschrijfgelden voor cursussen die je zelf niet aanbiedt op in je vormingssubsidies
Andere muzikanten: hoe zorg je dat muzikanten elkaar vinden? • Organiseer jamsessies in je repetitieruimtes of op hangplekken • Voorzie een pagina voor muzikanten, DJ’s en groepen op je lokale website
Repeteren en creëren: • Stimuleer creatie door bij wedstrijden bvb slechts 1 cover toe te laten • Biedt een workshop podiumprésence aan
Confrontatie met publiek: • Schep een klimaat waar de organisatie van fuiven en concerten aangemoedigd wordt • Subsidieer de uitkoopsom van lokale bands en DJ’s • Stel eigen permanente podia open voor lokaal talent en biedt het ook een kans bij evenementen
Opname en recensie • Inventariseer de beschikbare opnamestudio’s in de regio’s • Promoot een band van de week/maand/… bij de lokale pers
Omkadering professionele muzikanten Stel je gemeentelijke podia ter beschikking voor PA repetities en trek zo professionele bands aan om een netwerk mee uit te bouwen
Een popbeleid opmaken start zoals elk ander aspect van jeugdbeleid bij het in kaart brengen van de behoeften van kinderen en jongeren en het enten van een langetermijnvisie en planning afgestemd op die behoeften. Er is ook de afweging voor welke groep DJ’s en muzikanten je wil werken en hoe dit kadert in een algemeen amateurkunstenbeleid van de gemeente. Wie meer info wil kan terecht bij Tijs van Poppunt op 02-504 99 00 of tijs@poppunt.be.
juni 2009 • p 25
jeugd & cultuur | Lokaal popbeleid
AARSCHOT Het popbeleid van JC De Klinker biedt een fiks cursusaanbod, podium- en doorgroeikansen, repetitieruimte aan democratische prijzen en zet jong (muzikaal en ander) geweld in de kijker.
Cursusaanbod De Klinker wil met haar cursusaanbod jongeren laten proeven, hen laten kennismaken met muziekinstrumenten. Sinds dit jaar is het aanbod daar nog meer op afgestemd door het aanbieden van ‘combi’s’. Jitske Verwimp, diensthoofd jeugd van jeugdcentrum De Klinker vertelt: “Een combi bestaat uit 3 workshops rond bijvoorbeeld theater of multimedia. Jongeren kunnen inschrijven voor één enkele workshop of een hele combi meepikken. Er is ook de mogelijkheid om 3 workshops uit verschillende combi’s te combineren. Voorkennis is niet vereist. Is een workshop of een combi een groot succes,dan kan een workshop uitgroeien tot een volwaardige cursus. Dit jaar is dat bijvoorbeeld doedelzak en mondharmonica, die in de combi’s stonden geprogrammeerd. Die gaan we programmeren als een volwaardige cursus in het najaar.“ Jongeren die de smaak te pakken hebben, kunnen doorstromen naar een langere lessenreeks. Ook doorstromen naar de (stedelijke) academie kan, maar dat is geen must. Niet iedereen hoeft de overstap te maken naar de academie, het is net zo goed de doelstelling om jongeren te laten proeven van muziek en gewoon gezellig samen te zijn. Hoe vullen jullie het programma van het cursusaanbod in? Jitske Verwimp: “Voor de invulling van het cursusaanbod gebeurt er een bevraging via het jeugdhuis, en er is een papieren en virtuele ideeënbox via de website. We promoten het aanbod ook via Poppunt, de UIT-databank, muziekmagazines en specifieke muziekfora om ook hier jongeren / beginnende muzikanten aan te trekken. Daarnaast gebeurt er ook consequent een evaluatie van het huidige aanbod: wat werkt en wat niet? Verder p 26 •
juni 2009
gaan we voor het aanbod op zoek naar nieuwe dingen die je elders niet zo snel vindt, zoals bijvoorbeeld doedelzak en mondharmonica. De cursussen zijn erg praktijkgericht, zo zit live een band begeleiden mee in de cursus. En ze gaan ook breder dan enkel een instrument leren bespelen. Je kan bijvoorbeeld ook een opleiding tot roadie volgen, en er zitten ook groepslessen DJ-skills in het aanbod.” Wie bereikt het jeugdcentrum met deze popeducatie? Jitske Verwimp: “Elke leerling van de middelbare scholen in Aarschot krijgt persoonlijk de folders via de school. Op die manier komen we tot een grotere verscheidenheid in mensen die we bereiken vanuit het jeugdcentrum. Vroeger ging het veelal om vrijwilligers en jeugdwerkers die al vertrouwd waren met de werking van de jeugddienst, nu bereiken we meer jongeren die de jeugddienst nog niet kenden, en ook jongeren van ver buiten de stad die in Aarschot school lopen. De gemiddelde leeftijd van de cursisten is 18 à 20 jaar, maar we bereiken net zo goed 12- jarigen als twintigers.”
Podium- en doorgroeikansen Het Aarschotse popbeleid mikt ook op een waaier aan podiumkansen voor lokale groepen. Jitske Verwimp: “Klopt. De programmatie van het jeugdhuis is in handen van een jongerenwerkgroep optredens, waar wie uit de cursussen komt ook naar kan doorgroeien. Daarnaast is er de muziekprogrammatie van het jeugdcentrum door de muziekverantwoordelijke. Bands & DJ’s kunnen hun demo en bio insturen naar de muziekprogrammator, ze worden beoordeeld en bijgehouden in een database. Het jeugdcentrum investeert ook in podiumkansen buiten de gemeente. Zo maakt Aarschot deel uit van de stuurgroep van het provinciaal rockconcours en zijn er in het verleden ook al voorrondes in JC De Klinker georganiseerd. De jeugddienst is ook nauw betrokken bij de organisatie van Hageland festival. De
line up is in handen van de werkgroep programmatie met de muziekverantwoordelijke van het jeugdcentrum en jongeren zelf. De Hageland rockrally is een organisatie van het Hageland festival i.s.m 5 jeugdhuizen uit Vlaams-brabant. In totaal mocht de Hageland rockrally organisatie 140 demo’s beluisteren en hieruit werden 20 bands/singer-songwriters/producers geselecteerd die verspreid over 4 voorrondes meedingen naar een plaats in de finale in Jeugdcentrum De Klinker. Alle finalisten maken kans op opnametijd, repetitiemogelijkheden met begeleiding van een geluidstechnieker, een fotoshoot en andere must haves voor beginnende bands. De winnaar verovert ook een podiumplaats op het Hageland festival op 7/8 augustus in Aarschot. “ Wat heeft Aarschot lokale muzikanten en DJ’s verder nog te bieden? Jitske Verwimp: “Het jeugdcentrum stelt drie repetitieruimtes ter beschikking die voor alle bands te huur zijn, waarvan 1 lokaal ook ingericht kan worden als DJlab. Onder de noemer ‘Jong Geweld’ zet Aarschot onder meer lokale bands in de kijker op de website van het jeugdcentrum. Verder maakt de muziekprogrammator van het jeugdcentrum deel uit van ‘Pop in Aarschot’, een collectief muzikanten die onder meer jaarlijks een regionale muzikantendag organiseren.” Een laatste niet onbelangrijke vraag: hoeveel personeelstijd investeert de jeugddienst in haar popbeleid? Jitske Verwimp: ”Het is moeilijk om in te schatten hoeveel personeelstijd hier in kruipt, omdat hier in bepaalde periodes heel veel tijd naar toe gaat en in andere periodes veel minder. Het globale takenpakket dat de jeugddienst opneemt omvat: het cursusprogramma uitwerken en lesgevers zoeken, promotie, inschrijvingen,overleg Pop in Aarschot, muziekprogrammatie jeugdcentrum, overleg provinciaal rockconcours, organisatie festival…”
Meer info op www.jcdeklinker.be.
Lokaal popbeleid
| jeugd & cultuur
KOKSIJDE Muziekeducatieve werking De Muze is één van de drie grote onderdelen van vzw JOC de PIT, naast het jeugdhuis en het JOC zelf in Koksijde. De werking van De Muze concentreert zich op drie onderdelen: de concertenreeks, de muzieklessen, workshops en masterclasses en de repetitieruimtes. Jeugdconsulent Thierry Boonefaes licht toe. Hoe pakken jullie de muzieklessen aan? Thierry Boonefaes:”We proberen de instap zo laag mogelijk te houden. Er is geen voorkennis (notenleer) vereist. Cursisten leren direct spelen op hun instrument naar keuze. Voor kinderen die nog niet precies weten wat ze willen, is er de introductiecursus algemene muziekinitiatie. Om te vermijden dat ouders een duur instrument kopen, dat de kinderen na enkele weken beu zijn. De lessen gebeuren allemaal individueel. Cursist en lesgever spreken onderling een dag en uur af. De lessen staan open voor iedereen (ook volwassenen dus). Elke cursist heeft recht op één gratis proefles. De lesgever vertrekt van de kennis van de cursist. De lesgevers zijn allemaal verdienstelijke amateurmuzikanten. Enkel voor workshops of masterclasses werkt De Muze met professionals. De workshops en masterclasses zijn meer gespecialiseerde cursussen gefocust op instrumenten die niet in het gewone aanbod zitten. Een workshop is een introductie, terwijl een masterclass meer op vervolmaking is gericht. De lessen vinden plaats in het jeugdcentrum (repetitieruimtes, vergaderruimte, artiestenruimte).”
Daarbij zorgen we voor een mix van lokale groepen (ook groepen uit de repetitieruimtes) en bekendere namen. Een medewerker van de jeugddienst en de medewerkers van het jeugdhuis waar de concerten meestal plaats vinden kiezen wie er aan bod komt. De laatste jaren stimuleren we zo veel mogelijk de kruisbestuiving. Cursisten die op het podium staan of een groepje gaan vormen bijvoorbeeld. De workshop ‘on stage’ begeleidt cursisten naar hun eerste optreden op een podium. En we organiseren jamsessies zodat muzikanten van verschillende muziekgroepen eens samen spelen.” Is er ook een dj werking? Thierry Boonefaes: “We organiseren af en toe DJ workshops, meestal op vraag van de jongeren. In het jeugdhuis komen regelmatig beginnende dj’s draaien. Op dat vlak is er ook samenwerking met Westoek.be.” Hoeveel personeelstijd investeert de jeugddienst in haar popbeleid? Thierry Boonefaes: “Op de Jeugddienst werken we met 4 VTE. Ik schat dat ongeveer 15% van onze tijdsbesteding naar de Muze gaat, inclusief de concerten.” Meer info op www.depit.be/muze/
Welke speelkansen bieden jullie voor bands? Thierry Boonefaes: “Tijdens het schooljaar proberen we om de drie weken een concert te plannen met twee tot vier groepen. juni 2009 • p 27
jeugd & cultuur | Lokaal popbeleid
LANAKEN Het popbeleid van Lanaken ademt in alles goesting uit om jongeren te laten kennismaken met muziek (maken) en ze de nodige kansen te bieden om door te groeien. Davy Aerts van de jeugddienst van Lanaken gaat er volledig voor! Van waar het idee om zelf popeducatie in te richten? Davy Aerts: “Lanaken stelt een repetitieruimte ter beschikking van bands, en we vroegen ons af of muzikanten wel voldoende mogelijkheden hebben om hun instrument onder de knie te krijgen of zich erin te vervolmaken. We werkten een voorstel uit en legden dit voor aan een aantal buurgemeenten. Zo kwamen we in samenwerking met de buurgemeenten tot een regionaal vormingsaanbod onder de noemer ‘Try –Out’. Jongerencentrum Apollo (Lanaken), Jeugdhuis ’t Alibi (Maasmechelen), Pop in Bilzen, Jeugdhuis de Plekker (Riemst), de jeugddienst van Zutendaal en de Muziekgieterij (Maastricht) werken samen. “ Kunnen jongeren niet terecht bij de muziekacademie? Davy Aerts: “De muziekacademie biedt voornamelijk scholing aan in klassieke muziek, lichte pop en jazz. Try-out probeert hier een aanvulling op te zijn, met het iets stevigere werk en een alternatieve manier van lesgeven. Ook bandcoaching komt aan bod. Het accent ligt op vorming maar Try-out wil ook een platform zijn waar muzikanten elkaar ontmoeten, met als ultieme verwezenlijking dat muzikanten elkaar vinden en dat ze samen dingen gaan doen.” Hoe maken jullie jongeren warm voor muziek en bij uitbreiding, jullie aanbod? Davy Aerts: “Bij wijze van kennismaking organiseren we bijvoorbeeld in het kader van SWAP een driedaagse rockshop. In de aanloop naar het lokale festival maken zeven jongeren samen enkele nummers die ze als opener mogen brengen op het festival. “ Hoe stellen jullie het cursusaanbod samen? Davy Aerts: “Jaarlijks is er een overlegmoment met de bands, waarbij de jeugddienst peilt naar de behoeften, en met deze p 28 •
juni 2009
input aan de slag gaat om het workshop- en cursusprogramma uit te stippelen.” Stellen jullie het podium van het jongerencentrum open voor bands en DJ’s? Davy Aerts: “Elke maand zijn er live optredens in het jeugdcentrum, waarbij telkens een lokale band en een band uit een buurgemeente het podium op mag. DJ’s die zelf draaiervaring willen opdoen en/of hun kans willen wagen voor een publiek kunnen zich aansluiten bij de DJ-kern van JC Apollo. Iedere laatste vrijdag van de maand organiseert JC Apollo DJ’s@Friday met DJ’s uit de DJ-kern. De focus ligt ook hier op jongeren laten zien wat er kan en er via gepaste ondersteuning voor te zorgen dat ze kunnen doorgroeien.” Jullie organiseren vanuit de jeugddienst sinds vorig jaar de wedstrijd The Rock Factory? Davy Aerts:”Inderdaad, en we proberen een uitgebalanceerd prijzenpakket aan te bieden voor de winnaar. Zo krijgt de band die Rock Factory wint gedurende één jaar professionele ondersteuning en worden de winnende muzikanten op regelmatige basis uitgezonden om deel te nemen aan workshops, popcursussen en infosessies op maat. Dit alles om de carrière een extra boost te geven en zo op een doordachte manier een gezonde carrière op te bouwen. En om de band klaar te stomen om in 2010 de studio in te trekken voor het opnemen van eigen werk. De winnaar van The Rock Factory mag zich bovendien ‘de Huisband’ van JC Apollo noemen. Aan deze titel koppelt het jeugdcentrum minimaal 5 optredens gedurende het lopende jaar binnen en buiten Lanaken. De winnaar mag ook 1 jaar lang gratis gebruik maken van de repetitieruimte in Jeugdhuis De Brik (op wekelijkse basis). De band verdient tot slot een podiumkans op Rookiefest.” Vertel eens wat meer over Rookiefest Davy Aerts: “Rookiefest is een festival dat dit jaar aan haar tweede editie toe is en waar we een gezonde mix nastreven tussen jong talent en gevestigde waarden. Zo zullen de tieners die in de laatste week van augustus deel nemen aan de rockshop
Nieuwtjes
| over vvj
Vormingsdriedaagse 2009 Tom Musseeuw
(de hierboven genoemde SWAP activiteit) de spits afbijten met de 2 nummertjes die ze geleerd hebben in 3 dagen. Ook de winnaars van The Rock Factory 2008 en 2009 zullen hier zeker niet ontbreken. Voor hen is dit een goede test om te zien hoever ze staan in de aanloop naar het opnemen van hun CD. Een hoofddoelstelling blijft nog steeds om al dit jonge geweld te laten zien wat ze kunnen bereiken. We programmeren ook bands die al verder staan (winnaar humo’s rock rally 2008, gevestigde waarden met bekende muzikanten, enz…) Dankzij Rookiefest krijgen jonge repeterende bands de kans om zich te tonen aan een breed publiek.” Welke rol hebben jullie als jeugddienst in de organisatie van Rookiefest? Davy Aerts: “Dit initiatief wordt volledig gedragen door een kern van een 15 tal vrijwilligers die stuk voor stuk een achtergrond in de muziek hebben. Dit gaat van organisatoren in jeugdhuizen en muzikanten in een band tot geluidstechniekers. De dienst jeugd heeft hier een coördinerende rol en neemt de volledige administratie voor haar rekening.” Hoeveel personeelstijd investeert de jeugddienst in haar popbeleid? Davy Aerts: “Ik ben verantwoordelijk voor jongerencultuur en spendeer hier ongeveer een derde van mijn tijd aan, inclusief het beheer van de repetitieruimte.”
Meer info: davy.aerts@lanaken.be – www.jela.be www.rookiefest.be juni 2009 • p 29
jeugdwerkondersteuning | Shoppen voor de uitleendienst
Lokale jeugddiensten hebben doorheen de jaren een rijk palet aan ondersteuningsvormen uitgewerkt voor het jeugdwerk. Het uitgangspunt bij dergelijke ondersteuning blijft het creëren van een goed kader waarbinnen jeugdwerk zich ten volle kan ontplooien. Uiteraard betekent dit in de eerste plaats het voorzien van middelen, maar in toenemende mate is het ook een verhaal van dienstverlening en materiële ondersteuning op maat. Wist je dat de uitleendienst één van de meest ingeburgerde vormen van dienstverlening is?
✒
Koen Steuperaert Vlaamse Gemeenschapscommissie, JD Deerlijk
Verantwoord shoppen voor de uitleendienst Het cijferboek 2008-2010 leert ons dat ruim 87% van de gemeenten beschikt over één of meerdere uitleendiensten. Met in haar rekken in de eerste plaats feest- en evenementenmateriaal, maar ook veiligheidsmateriaal, sport- en spelmateriaal, audiovisueel materiaal, kampeermateriaal…passeren de revue. Uitleendiensten zijn er in alle maten en gewichten. Het verschil in invulling, systemen, procedures en materiaal is wellicht even groot als de diversiteit van de gemeenten zelf. Voor meer cijfermateriaal verwijzen we je graag door naar www.cijferboek.be. Op de afgelopen driedaagse zoomden we in de sessie ‘ook om mee te nemen’ in op de dagdagelijkse praktijk van het opzetten van een uitleendienst. We hadden het in deze uitwisselingssessie ondermeer over gebruiksvriendelijkheid, toegankelijkheid, jeugdvriendelijke tarifering, systemen en procedures voor registratie en reservatie, de kleine en grote beslommeringen voor de betrokken medewerker(s) en uiteraard ook over materiaalkeuze en investering in nieuwe materialen.
Acht mogelijke afwegingen materiaalkeuze voor uitleendiensten In de nazorg van de driedaagse ontwikkelden we een lijst van acht mogelijke afwegingen bij aankoop of investering voor de uitleendiensten. We deden dit op basis van de checklist die de provinciale uitleendienst in Antwerpen gebruikt bij hun huidig aankoop en investeringsbeleid. Om gretig gebruik van te maken, aan te vullen en veelvuldig te kopiëren!
1. Speelt in op bestaande noden en behoeften
Een eerste voorwaarde voor een doeltreffend aankoop en investeringsbeleid is het inspelen op bestaande noden. Waar p 30 •
juni 2009
liggen noden en behoeften binnen het verenigingsleven, hoe breng je die in kaart? Hoe groot is de vraag en wie is vragende partij (verenigingen, jeugdraad…). Aankopen moeten optimaal renderen: op voorhand inschatten hoe, wanneer en hoeveel een bepaalde aankoop zal gebruikt worden is een must.
2. Stimuleert de kwaliteit
De keuze van uitleenmaterieel stimuleert onrechtstreeks de kwaliteit van de ontlener(s). Materiaal kan aanzetten tot creativiteit. Materiaal kan een duidelijk kwalitatieve meerwaarde hebben voor het jeugdwerk. Het risico bestaat dat je met een uitleendienst enkel inspeelt op de noden en behoeften van begeleiders, de jeugdwerkers zelf. Moeilijker is om de noden en behoeften van kinderen aan de oppervlakte te brengen. Hoe kan materiaal aspecten als toegankelijkheid, plezier en de eigen inbreng van kinderen stimuleren?
3. Speelt in op trends en/of technologische veranderingen
Ongetwijfeld heb je zelf al kunnen vaststellen dat materiaal hitgevoelig is. Zo zijn draadloze microfoons veel aantrekkelijker dan hun gesnoerde broertjes en is mp3 compatibiliteit een voorwaarde geworden. Niet enkel audiovisueel materiaal maar ook sport- en spelmateriaal is trendgevoelig. Nieuwe, prikkelende materialen of materiaal dat niet zo makkelijk te verkrijgen is, zet aan tot gebruik.
4. Gebruiksvriendelijk
Een belangrijk overweging bij de aankoop van of de investering in nieuw materiaal is het gebruiksgemak voor de ontlener. Is materiaal makkelijk op te halen en te verplaatsen? Kan het door iedereen gebruikt worden zonder voorkennis? Kan het aansluiten gevat worden in een eenvoudige handleiding?
Shoppen voor de uitleendienst
| jeugdwerkondersteuning
5. Duurzaam
Uiteraard is een goed evenwicht in de afweging prijs/kwaliteit belangrijk bij de aankoop van nieuwe materialen. Daarnaast is de duurzaamheid op zich een belangrijk aandachtspunt. Uitleenmateriaal moet voorzien zijn op veelvuldig gebruik door verschillende gebruikers in diverse omstandigheden. Robuust, schokbestendig, goed verpakt, geen losse onderdelen…
6. Complementair
Een goede invulling van de uitleendienst is aanvullend bij: • het eigen materialenbestand van de verenigingen zelf; • materiaal van andere gemeentelijke uitleendiensten; • provinciale uitleendienst.
7. Controleerbaar
Niet enkel het gemak bij gebruik is een argument bij de aankoop, ook de hanteerbaarheid door de verantwoordelijke van de uitleendienst is een belangrijk aandachtspunt. Zijn materialen makkelijk en direct te controleren op beschadiging, breuk, kwaliteitsverlies…? Zijn er niet teveel losse onderdelen die geteld en gecontroleerd moeten worden voor ze opnieuw de deur uit kunnen? Is materiaal eenvoudig op te bergen? Zijn er niet teveel nabewerkingen om de ontlening af te sluiten? Hoe laat je bijvoorbeeld tenten drogen die in de regen stonden?
8. Budget
Dat nieuwe materialen en investeringen binnen de daartoe voorziene budgetten moeten passen is een waarheid als een koe. Dit evidente argument kwam ons bijzonder goed uit om het aantal criteria op 8 af te ronden.
juni 2009 • p 31
over het muurtje | Marketingstrategiên
It’s all in the family ✒
Koen Depreitere
De helden zijn niet meer Op 6 mei 2009 liet kinderzender Nickelodeon, onderdeel van MTV Networks, onder de noemer ‘Kids Insight Day’ in haar onderzoekskaarten kijken. Een uitgelezen kans, niet alleen om ons eens te wentelen in de luxe van het prestigieuze Hilton-hotel in Antwerpen waar deze namiddag plaatsvond, maar vooral om na te gaan of de marketingstrategieën die commerciële instellingen hanteren, ook bruikbaar zijn in onze ‘zachte’ sector. In goed gezelschap van Seppe Dams (Afdeling Jeugd) en Bert Mellebeek (VIP) neem ik plaats op de eerste rij. De toon wordt meteen gezet want de voertaal is omwille van het internationaal gezelschap, Engels. Chill, dude, feeling comfortable already!
p 32 •
juni 2009
Anno 2009 stelt de commerciële sector vast dat de traditionele marktmechanismen niet meer werken. En dat hebben ze bij Nickelodeon maar al te goed begrepen. De helden van het TVscherm of het witte doek zijn niet meer exclusief de eigendom van kinderen en jongeren maar zijn gemeengoed geworden van het gezin. Wat niet door het gezin wordt gedragen, is gedoemd om verticaal geklasseerd te worden. Niet voor niets dat elke rage of hype in het zog wordt gevolgd door talloze spinoffs waar voor iedereen in het gezin wel iets in zit. Merken, diensten, die nog ingang willen vinden, zullen dus de gezinskaart moeten trekken. En ook dat gezin heeft de laatste decennia een serieuze metamorfose ondergaan. Het gezin betekent nog steeds ‘er bij horen’ en ‘ geborgenheid’, maar heeft er een gezinslid bij gekregen, namelijk de technologie. Het zal dan ook niet verbazen dat TV en multimedia op de eerste plaats staan als familieactiviteit. Van burenafgunst is geen sprake meer, de strijd wordt nu tegen de wereld geleverd. De wereld is de gemeenschappelijke vijand van het gezin. Veiligheid is bij ouders topprioriteit. Zeg dus niet ‘It’s good for you’, maar wel ‘It’s good for your family’. Het ‘Gezin tegen de wereld’ betekent niet alleen maar afgunst, kommer en kwel maar is eerder een positieve ingesteldheid om zelf bij te dragen tot een betere wereld. In vaktermen heet dat dan ‘social awareness’. Net dit sociaal bewustzijn is de verpakking waarmee de commerciële wereld haar boodschap verpakt. En die verpakking werkt. Zo biedt ‘The Big Green Help’ handvaten om op het vlak van milieu een steentje bij te dragen. ‘In de voetsporen van Tia’ moet kinderen aanzetten om aan hun fitheid te sleutelen en misschien ontdekken ze op die manier wel dat er ook een Olympische atleet in hen zit.
Marketingstrategiën
| over het muurtje
E-generation Je moet al blind zijn om niet te zien dat onze samenleving draait op ééntjes en nulletjes waarbij TV en PC het kloppend hart vormen van het gezin. Het is niet alleen een kijkvenster op de wereld maar even zeer een doevenster. Evenwel vinden 71% van de ouders dat kinderen niet voor de TV of de PC hoeven te zitten en voeren hiervoor allerlei beperkende regeltjes in zoals vaste tijdstippen voor TV en PC, het soort programma’s die je mag zien of spelletjes die je mag spelen. In schril contrast hiermee staat de realiteit dat zowat 80% van de aankopen voor de kinderen of het gezin via het internet gebeurt. En dit gaat ook op voor de vrijetijdsbesteding. Als dat geen balletje is om binnen te koppen. Naarmate kinderen ouder worden speelt de PC een belangrijker rol. Eigenwaarde, een eigen identiteit, een eigen sociaal netwerk, autonomie en privacy zijn hier de sleutelwoorden. Cijfers geven aan dat in Vlaanderen 2 op 3 kinderen online zijn. Games staan hier ontegensprekelijk op 1, sociale netwerken zoals Facebook of Netlog worden in Vlaanderen momenteel slecht door 25% van de kinderen gebruikt. Vlaanderen hinkt achterop op dit vlak in vergelijking met ander Europese landen maar is duidelijk aan een inhaalbeweging bezig. Mobiele telefonie betekent voor kinderen sms’en, bellen en ja hoor, games. Een laatste ontwikkeling op dit vlak is de ‘alternative reality’. Zowel Fanta als ING hebben deze toepassing al geïntegreerd op hun website. Check it out! Wanneer kinderen TV kijken, kijken ze vooral cartoons. Ook hier doet de spinoff zijn werk. Wanneer de cartoon is afgelopen, spelen ze er verder mee op de PC. Op Turbonick kan je je eigen cartoon met Spongebob maken. Cool, niet? Wat moeten wij hier als jeugdconsulent nu mee? Wel, leg de kernwoorden ‘gezin, gaming, sociaal netwerk, mobiel en inhoud is alles’ op je aanbod en/of je werking en check waar je minder of meer op scoort. Bij het kernwoord ‘inhoud is alles’ bedoelen we dat de lijn van de inhoud moet doorgetrokken worden van papieren tot digitale drager.
Sensibiliseren is ‘out’, informeren is ‘in’ Onder de noemer Education 2.0, naar analogie met het ons welbekende web 2.0, verpakt de commerciële wereld haar product in een sociaal positieve boodschap. De belangrijkste vaststelling hierbij is dat we er de mensheid niet meer hoeven te overtuigen. Zowel ouders als kinderen weten dat gezonde voeding, het milieu, buiten spelen of sporten belangrijk is, sensibiliseren of overtuigen hoeft niet meer. Wel informeren, tricks en licks hoe je dat nu allemaal doet, zowel voor kinderen als voor volwassenen, dat zoekt men. Waar wachten jullie nog op? juni 2009 • p 33
de jeugddienst | Uit het dagboek van Kristof Jacobs
Uit het dagboek van Kristof Jacobs Kristof Jacobs is de rots in de branding voor het Ravelse jeugdwerk en jeugdbeleid. Sinds 2003 runt hij de jeugddienst. Kristof is bezig met de ondersteuning van jeugdverenigingen en de uitbouw van een gemeentelijk vrijetijdsaanbod (speelpleinwerking, workshops, roefeldag, buitenspeel-dag..). Verder houdt hij de vinger aan de pols bij de uitbouw van skate- en speelpleinen, het jeugdinformatie- en jeugdwerkinfrastructuurbeleid, het kinderopvangbeleid, opvoedingsondersteuning, fuifbeleid en het algemene jeugdbeleid. Een éénmansdienst om u tegen te zeggen.
8:45 uur
Twee kinderen afgezet bij de onthaalmoeder en op school, en ik ben net op tijd gearriveerd om nog even het vrijetijdsoverleg voor te bereiden. 9:00 uur: vrijetijdsoverleg Maandelijks komen de diensthoofden van de vrijetijdsdiensten samen. De sportfunctionaris, bibliothecaris, cultuurbeleidscoördinator en ik, de jeugdconsulent, bespreken er gezamenlijke projecten en zaken die ook voor de anderen interessant kunnen zijn. Deze keer staat ondermeer de evaluatie van de Roefeldag op de agenda waar ook de andere vrijetijdsdiensten aan hebben meegewerkt. 10.00 uur: mails checken Met enige tegenzin worstel ik mij door de (veelal promo-)mails die dagelijks de weg weten te vinden naar mijn mailbox. Ik hou toch heel wat interessante zaken over: jeugdwerkers die mee de handen uit de mouwen willen steken tijdens de buitenspeeldag (we moeten er nog een tiental vinden), een advies van de brandweerdienst over een tentfuif die in aantocht is, de voorzitter van de jeugdraad die meldt dat hij nog binnen zal springen op de jeugddienst… 10.30 uur: foldertime Tijd om de folder van de speelpleinwerking af te ronden, de zomer op het speelplein staat immers weer voor de deur. Het schepencollege gaf haar goedkeuring aan de geplande uitstappen en dus kan ik de folder afwerken. 12.00 uur: etenstijd 12.45 uur: voorbereiding College Vandaag wordt de agenda van het volgende schepencollege afgesloten en moeten alle agendapunten en notulenteksten voorbereid worden. Daarna nog even de bijlagen verzamelen en afgeven op het secretariaat. 13.20 uur: bezoek van de jeugdraadvoorzitter De voorzitter springt even binnen, niet alleen omdat hij wat vrije tijd heeft, maar ook om de agendapunten van de algemene vergadering van zaterdag mee voor te bereiden. Zo kan hij tijdens de vergadering over de meeste zaken toelichting geven en kan ik als jeugdconsulent de voorzitter aan het woord laten en hoef ik niet te veel zelf het woord moet nemen.
>> Kristof Jacobs
14.00 uur: LOK-tijd De voorzitter van het Lokaal Overleg Kinderopvang belt om een datum vast te leggen voor de volgende vergadering. Er moet dringend een advies geformuleerd worden over een mogelijke uitbreiding van de buitenschoolse kinderopvang. Eens de datum gekozen, mail ik deze snel even door naar alle leden van het LOK, ik vraag meteen ook of ze nog andere agendapunten willen bespreken. Het lokaal overleg bestaat uit vertegenwoordigers van kinderopvanginitiatieven enerzijds (gezinsbonden, onthaalouders, IBO, onderwijs…) en uit gebruikers van kinderopvang anderzijds (vooral oudercomités). Zelf ben ik secretaris van dit overleg en sinds kort ook lokaal aanspreekpunt opvoedingsondersteuning. 14.13 uur: kampvervoer Zoals in vele andere gemeenten organiseert ook bij ons de gemeente het kampvervoer. Alle aanvragen zijn binnengebracht en dus maak ik een overzicht op voor de technische dienst. Gelukkig zijn er deze keer geen verenigingen die op hetzelfde moment willen vertrekken en moet er niet onderhandeld worden. 15.05 uur: voorbereiding Buitenspeeldag Op 24 juni staat bij ons de buitenspeeldag op het programma. Niet op 1 april, want toen waren er te weinig vrijwilligers beschikbaar om alles in goede banen te leiden. Er moet nog heel wat materiaal besteld worden: indianenveren, waterpistolen, slibberplastiek, verf, een opblaasbare hindernissenbaan van 35 meter... Ik ga op zoek naar de beste leveranciers en vraag de bestelbonnen aan zodat deze ten laatste morgen de deur uit kunnen. 15.54 uur: avondvergadering voorbereiden Ik maak snel nog even kopieën voor het veiligheidsoverleg van vanavond over het nakende festival. 16.10 uur: even naar huis 19.00 uur: veiligheidsoverleg Met de organisatoren, de schepen van jeugd, de politie, de brandweer, het Rode Kruis en de security komen we samen om de veiligheidsmaatregelen voor een lokaal festival af te spreken. Er worden toch weer een 5000-tal personen verwacht en een veiligheidsoverleg is dan ook geen overbodige luxe. Verkeersmaatregelen, afspraken tussen politie en security, EHBO-post, tentattesten… alles komt aan bod en zal in een afsprakennota gegoten worden. 20.30 uur
Einde van de werkdag. Eerst nog even iets mee gaan drinken in de sporthal en dan om 21.15 uur naar huis.
p 34 •
juni 2009
Publicaties, initiatieven en websites
| voor u bekeken
✒ Vluchteling word je niet uit vrije wil
360° participatie
buiten benen
36 auteurs geven hun kijk op participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport. Ook thema’s als burgerschap, gemeenschapsvorming, armoede, inclusie en interculturaliteit worden gepositioneerd binnen het Vlaamse cultuur-, jeugd(werk)- en sportbeleid. 360°Participatie is een aanzet tot een doorgedreven participatieverhaal, over verschillende sectoren heen. Een verhaal dat vanuit mensen zelf vertrekt, zodat iedereen meer cultuur, jeugdwerk en sport kan smaken en maken. Het is zoeken naar strategieÍn, anders kijken, luisteren en inspireren. Daarvoor zijn visie en doelgerichtheid nodig.
HANDBOEK VOOR NATUURVRIENDELIJK SPELEN
Leen Bartholomeus
Je kan het boek bestellen bij Demos voor 28 euro + 3 euro portkosten, via www.demos.be/publicaties.
Op zoek naar een uitdagend en leerrijk spel voor de leeftijdsgroep 12 tot 18-jarigen? Vluchtelingenwerk Vlaanderen ontwikkelde naar aanleiding van hun campagne “Vluchteling word je niet uit vrije wil� een spel voor jeugdbewegingen met als thema vluchtelingen. Zij willen op die manier jongeren laten nadenken over wat een vluchteling is, waarom mensen vluchten, over hoe een vluchtroute verloopt en wie er toegang krijgt tot Europa. Het spel is te downloaden via www.vluchtelingenwerk.be
De sociale staat van Vlaanderen Hoe woont de Vlaming? Hoe werkt hij? Wat is zijn gezondheids- of inkomenssituatie? Hoe is het gesteld met het opleidingsniveau van de Vlaming? Op welke manier neemt hij deel aan het maatschappelijke leven? Hoe verplaatst hij zich? Kortom wat is de leefsituatie van de Vlaming en hoe evolueerde deze de voorbije 25 jaar? Er bestaat al heel wat literatuur over deze thema’s. Vaak wordt een deelaspect bestudeerd, de kennis over deze thema’s zit verspreid over meerdere onderzoeksgroepen,‌ Daarom de idee om een synthese te maken en meteen ook op zoek te gaan naar de samenhang en mogelijke verklaringen voor de verschillende snelheden en intensiteit waarmee de leefsituatie van de bevolking en van bevolkingsgroepen de voorbije 25 jaar evolueerde. Lieve Vanderleyden, Marc Callens en Jo Noppe (red.) Momenteel in herdruk, wel te downloaden via www.vlaanderen.be, surf naar publicaties.
Buiten Benen Buiten Benen is een handboek voor natuurvriendelijk spelen. Boordevol kant en klare spelen in bos en natuur, weetjes over planten en dieren, originele kooktips, doe-ideeĂŤn die inspiratie geven voor natuurvriendelijke activiteiten in de vier seizoenen voor jong en oud. Bestellen kan voor 7 euro bij Inverde via www.inverde.be/inverde/ buitenbenenboek
23dingen.be
Goe gespeeld
23dingen.be, dat zijn 23 oefeningen om vertrouwd te geraken met een aantal nieuwe en veelgebruikte toepassingen op het web: bloggen, RSS, tagging, wiki’s, podcasts, online applicaties, foto- en videowebsites en nog veel meer. Dit online leertraject laat je toe zelfstandig je internetvaardigheden te vergroten.
Het inspiratieboekje ‘Goe gespeeld’ is een publicatie waar de goesting om te spelen van afdruipt! Dit boekje is een onderdeel van het V!RUSproject van Karuur, Kind&Samenleving, KJL, KSA-KSJ-VKSJ, Steunpunt Jeugd en de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk (VDS). Wat goe spelen is en waar spelen allemaal goed voor is komt zijdelings aan bod. Waar ‘Goe Gespeeld’ wel hun deskundige speelsheid over uitspreekt: spelen in (niet-)georganiseerd verband, spelen in de natuur, spelen en mobiliteit en vuil worden en tolerantie. Veel lees- en vooral speelgenot!
Meer info: www.23dingen.be
Alle jeugddiensten krijgen een exemplaar van ‘Goe gespeeld’ in de bus. juni 2009 • p 35
over vvj | Nieuwtjes
Overuren en zonnebrand ✒
Nathalie Van Ceulebroeck
Aahhh, eindelijk de zomer daar! De zon die ons voorziet van die broodnodige portie vitamine D. Kuiten die dringend een zonnebad nodig hebben voor ze helemaal doorzichtig worden. Café-uitbaters die kreunen van vermoeidheid bij het bedienen van de terrasjes, maar nadien kreunen van tevredenheid bij het tellen van de kas. Barbecues die overuren draaien. Aahhh, de vreugde van de zomer na een lange, koude winter. Hoewel koud? “Dan heb je de winter van 1963 niet meegemaakt”, zou mijn grootmoeder zeggen. “Is zo”, moet ik volmondig beamen. Misschien blijft daarom mijn subjectieve aanvoelen van een lange, koude winter overeind? Omdat ik die tijd van toen, toen het nog erger was niet meemaakte? Hoe dan ook, het gaat hier niet over de winter, daar is al voldoende over gezegd. Het gaat over de zomer. Dat fantastische seizoen waarin het wel lijkt of je dubbel zoveel energie hebt door al die goedgemutstheid rondom je. “Laat die energie maar komen,” denkt de gemiddelde jeugddienstmedewerker en animator dan, “het zal nodig zijn”. Want inderdaad, de zomer betekent ook: elke dag opnieuw werk maken van een nieuwe, creatieve activiteit en hopen dat het aanslaat bij dat kindergeweld. Horen daar ook bij: je formulier van overuren professioneel negeren en thuis benadrukken dat het binnenkort beter zal zijn. Intensieve weken zijn het zeker. Maar je weet waar je het voor doet. Denk aan die momenten waarop mama of papa kindlief komt ophalen en zoon of dochter niet kan zwijgen over de activiteit van die dag. Tieners die te ‘cool’ zijn om het te zeggen, maar op hun gezichten lees je dat ze genoten hebben. Monitoren komen je bedanken op het einde van hun week (of weken) voor de fantastische tijd. Ja, de zomer kan een mooie tijd zijn. Ook voor de hardwerkende jeugddienstmedewerker! Veel plezier!
p 36 •
juni 2009