9 minute read
Wetenschap, onderwijs en klinische praktijk
from Open Venster 52
by W247.BE
Wetenschap is essentieel. De voorbije decennia hebben veel GGZ-disciplines een sprong voorwaarts gemaakt op het vlak van verwetenschappelijking. Andere disciplines, waaronder de verpleegkunde, maken een inhaalbeweging. “De kracht van een interdisciplinair team hangt af van de sterkte van elke discipline,” zegt Eddy Deproost. “Daarom streven we naar een stevig wetenschappelijke onderbouwing van alle disciplines: psychologie en verpleegkunde, maar bijvoorbeeld ook ergotherapie en maatschappelijk werk.”
Eddy Deproost: Enerzijds helpt wetenschap ons om de dingen te begrijpen, anderzijds heb je ze nodig om de klinische praktijk te onderbouwen. De verwetenschappelijking is vooral iets van de voorbije vijftig jaar. Vandaag moet het allemaal evidence based zijn. Zelf spreek ik liever van science based. Veel vooruitgang komt voort uit het leggen van hypothetische verbanden. Om vanuit de praktijk de kwaliteit van de zorg te verhogen, is wetenschap altijd een vruchtbare bodem geweest.
Gilbert Lemmens: Wat ik apprecieer aan Eddy, is dat hij wetenschap en praktijk als een en-enverhaal ziet. Wetenschappelijke inzichten moeten we met een kritische en reflecterende blik verbinden met de klinische praktijk. Eddy past die kritische attitude toe in de verpleegkundige praktijk, die nog in hoge mate onontgonnen terrein is.
Sofie Verhaeghe: Eddy was ook een voorvechter van de specialisatie GGZ in de masteropleiding verpleegkunde. De GGZ-verpleegkundige wordt namelijk geconfronteerd met complexe situaties die zich afspelen in het dagelijkse leven van de patiënt thuis of op een afdeling. Er wordt verwacht dat ze (therapeutisch) handelt in onvoorziene situaties waar soms meerdere mensen bij betrokken zijn. Dit vraagt een degelijke opleiding waarbij theoretische kaders en wetenschappelijke evidentie belangrijk zijn.
Gilbert Lemmens: Naast het formele aspect van een behandeling – bijvoorbeeld het gesprek op afspraak met de psychiater – heb je altijd een informeel luik, waar de verpleegkundige een grote rol in speelt: de informele contacten, de partner die op bezoek komt, het huisbezoek waar de verpleegkundige met de kinderen kennismaakt… Het is in die informele relatie dat patiënt en hulpverlener elkaar van mens tot mens ontmoeten. Daar schuilt de kracht en het privilege van de verpleegkundige.
Sofie Verhaeghe: De complexiteit van de verpleegkundige zorg zit in dat interpersoonlijke. Patiënten zien verpleegkundigen in hun dagelijkse handelen en zien ook hun feilbaarheid. Een verpleegkundige die al met vijf dingen bezig is, kan ook eens geprik-
keld reageren als er nog iets bijkomt. Verpleegkundigen zijn ook maar mensen. Patiënten herkennen zich daarin. Dat maakt het voor patiënten gemakkelijker om samen met een verpleegkundige op weg te gaan, met vallen en opstaan. Dat interpersoonlijke is een cruciaal element.
Eddy Deproost: Alleen in het dagelijkse leven, dicht bij de patiënt, zie je de totale mens in zijn meest kwetsbare momenten. Verpleegkundigen zijn er vaak als eersten bij als een patiënt zichzelf verwondt of als hij angstig of geagiteerd is. Een verpleegkundige moet hiermee om kunnen gaan, zowel in het ziekenhuis als in de thuissituatie. Psychologen en psychiaters spreken over wat er gebeurt, verpleegkundigen staan er middenin, naast de patiënt. Dat is een voorrecht, dat verpleegkundigen veel opportuniteiten biedt om het verschil te maken voor de patiënt. Het vergt kennis, ervaring en creativiteit om altijd te kunnen inspelen op onverwachte en vaak heftige situaties.
De concrete, dagelijkse belevingswereld is het vertrekpunt voor de verpleegkundige. Bij intervisies vraag ik daarom altijd om geen jargon maar gewone taal te gebruiken en te vertrekken van concreet gedrag. De verpleegkundige is ook ideaal geplaatst om samen met de patiënt alle stappen en ervaringen in de multidisciplinaire behandeling een plaats te geven. Met de master GGZ proberen we al die aspecten wetenschappelijk te onderbouwen, wat weer leidt tot nieuwe inzichten, die de praktijk verder helpen.
Gilbert Lemmens: Dat is de ware uitdaging: dicht bij de patiënt staan, midden in de praktijk, en tegelijk kunnen uitzoomen en kritisch reflecteren vanuit een helikopterview.
Pionierswerk
Een grote realisatie van Kliniek Sint-Jozef in de voorbije jaren is het nieuwe veiligheidsbeleid met de afbouw van vrijheidsbeperkende maatregelen. In hoever was die ommekeer wetenschappelijk onderbouwd? Ik herinner me dat er aanvankelijk veel scepsis was over de haalbaarheid van dat nieuwe beleid?
Eddy Deproost: Een van mijn drijfveren is morele verontwaardiging. Ik had het altijd al moeilijk met afzondering. Het thema was ook voldoende wetenschappelijk bestudeerd. Het was bijvoorbeeld aangetoond dat een gesprek door een derde met de betrokken verpleegkundigen en de patiënt na een afzondering, de kans op herhaling vermindert. Ander onderzoek reikte methodieken aan om crisissituaties te de-escaleren. Omgekeerd werd bewezen dat louter inzetten op fysieke veiligheid leidt tot escalatie.
In de praktijk zag ik hoe we investeerden in therapeutische trajecten, in ondersteuning en begeleiding en presentie… tot het slecht liep. Dan was er plots een deconnectie: ‘Nu is het genoeg, we plaatsen jou in isolatie.’ De communicatie werd verbroken, terwijl patiënten net op die moeilijke momen-
ten het meeste nood hebben aan connectie, nabijheid en communicatie. Als je een patiënt het gevoel geeft dat je hem begrijpt, dat je authentiek nabij bent, dan sta je een grote stap verder. Daarvoor moet je de communicatie intensifiëren in plaats van ze af te bouwen of te verbreken. We waren goed voorbereid toen we de omschakeling maakten. Ik wist waaraan ik begon, ondanks alle kritiek. Ook vandaag nog. ‘Bij gedwongen opnames werkt dat niet,’ zegt men. Ervaringen in zware forensische contexten in Nederland bewijzen het tegendeel. De-escalerende maatregelen zijn duurzamer, ook in moeilijke contexten. Veel medewerkers waren overigens opgelucht dat ze eindelijk methodieken kregen waarmee ze op een andere manier met patiënten konden omgaan.
Ik vertrek steeds vanuit de wetenschap. Natuurlijk weet de wetenschap ook niet alles. Er zijn altijd hiaten. Dan probeer ik met een filosofische bril naar de dingen te kijken en bruggen te slaan. Om wat voorhanden is te integreren en verder aan te vullen vanuit de praktijkervaringen.
Prof. Verhaeghe bracht daarnet de introductie van de master in de GGZ-verpleegkunde ter sprake. Werpt die vruchten af? Of is het nog te vroeg voor een evaluatie?
Sofie Verhaeghe: We staan nog aan het begin. Zoals bij alle pionierswerk stoten ook wij op scepsis. Maar op veel plaatsen bewijzen de masters ondertussen hun meerwaarde. Ook bij de ontwikkeling van het nieuwe veiligheidsbeleid in Kliniek Sint-Jozef was een verpleegkundig specialist betrokken. Het masterniveau is nodig voor een goede wetenschappelijke onderbouwing die scepsis weerlegt en wantrouwen wegwerkt. Als je wetenschappelijk data verzamelt, kan je misverstanden de wereld uit helpen.
Gilbert Lemmens: De werkelijke effecten zien we pas over tien jaar. Zelf zou ik als arts niet meer zonder verpleegkundig specialist kunnen. Bij ons coördineert zij projecten en processen over diverse afdelingen heen. Ze werkt vanuit een meta-niveau, dat erg waardevol is. Als je bijvoorbeeld familieparticipatie ernstig neemt, moet je op veel facetten werken. Dan is het goed om een verpleegkundig specialist dit te laten begeleiden. Het draait telkens weer om die dubbele beweging: inzoomen voor nabijheid én uitzoomen voor de helikopterview. De geestelijke gezondheidszorg zou trouwens veel meer aandacht moeten krijgen in alle zorgopleidingen: verpleegkundigen, artsen, kinesitherapeuten, zorgkundigen… Ze krijgen allemaal te maken met mensen met een psychische kwetsbaarheid. Alleen met goed opgeleide medewerkers kunnen we de stigma’s, ook bij de hulpverleners, achter ons laten.
Eddy Deproost: In Kliniek Sint-Jozef loopt op dit ogenblik een experiment dat patiënten de regie geeft over hun medicatie. Een verpleegkundig specialist is een kernfiguur in dit traject: het creëren van de voorwaarden, het uittekenen van een procedure, het coachen van verpleegkundigen, maar ook: het verzamelen van data, het starten van een onderzoek… Een ander verpleegkundig specialist geeft mee les aan de UGent, om de connectie praktijk-onderwijs te versterken. Nog een verpleegkundig specialist is gastdocent en is zich aan het inwerken in contextbegeleiding. Zo kan je
Deelnemers aan het debat:
Prof. dr. Sofie Verhaeghe
is verpleegkundige, licentiaat in de Medisch-sociale Wetenschappen optie Verplegingswetenschap en doctor in de Sociale Gezondheidswetenschappen. Zij werkt in het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde aan de UGent en is onderzoeksbegeleider in de Katholieke Hogeschool Vives.
Prof. dr. Gilbert Lemmens
is hoofddocent psychiatrie aan de UGent en diensthoofd psychiatrie in het UZ Gent.
Eddy Deproost
is afscheidnemend directeur Patiëntenzorg en gastprofessor Psychiatrische en Geestelijke Gezondheidszorg verpleegkunde aan de UGent.
op verschillende thema’s verdiepend werken. Interdisciplinair team
De verwetenschappelijking is nog niet zo lang bezig. Waar staan we dan vandaag? Weten we al veel? En hoe relatief is het allemaal? De waarheid van vandaag is over tien jaar achterhaald?
Eddy Deproost: Mijn geloof in een interdisciplinair team is groot. Zo’n team wordt sterker naarmate alle disciplines sterker worden. Het gaat niet alleen om verpleegkundigen. We hebben baat bij goede muziektherapeuten, ergotherapeuten, motorisch therapeuten, psychologen en maatschappelijke werkers… We moeten alle disciplines uitdagen om steeds beter te worden. Vakgroepen verdienen ondersteuning bij de verwetenschappelijking. De psychiatrie heeft al een lange, wetenschappelijke traditie. Maar de klinische psychologie bijvoorbeeld, bestaat nog maar een goede veertig jaar. In die periode is wel ontzettend veel gebeurd.
Ik herinner me dat rond 1985 het borderlineconcept ingang begon te vinden. Dat was toen een zeer negatieve diagnose. Toch is onder meer Kliniek Sint-Jozef blijven inzetten op intensieve, duurzame psychotherapie. En in de jaren negentig kwam er meer onderzoek over borderline vanuit de dialectische gedragstherapie van Linehan, de mentalisation based treatment en andere richtingen. Zij hebben een doorbraak gebracht door aan te tonen dat intensieve, duurzame psychotherapie wel degelijk helpt. Vandaag geeft een diagnose borderline een veel hoopvoller perspectief. Ook over trauma weten we véél meer dan veertig jaar geleden, zowel psychologisch als neurowetenschappelijk. Toch blijft het eigen aan wetenschap: hoe meer we weten, hoe beter we beseffen dat we lang nog niet alles weten.`
Worden de banden tussen onderwijs, wetenschap en praktijk sterker met de jaren?
Sofie Verhaeghe: Ja, en dat is een grote kracht. In het onderwijs streven we er niet zozeer naar om mensen af te leveren die direct inzetbaar zijn. We proberen vooral goed onderbouwde denkkaders aan te reiken, waarmee verpleegkundigen kritisch kunnen reflecteren en actuele en toekomstige evoluties en innovaties een plaats kunnen geven. Dat is de meerwaarde van docenten die dichtbij of in de praktijk staan en de wetenschappelijke basis integreren. Verpleegkundigen zijn gericht op de praktijk. De opleiding en de wetenschap worden dus vooral gewaardeerd als ze op een of andere manier de patiënt ten goede komen.
Leidt de komst van masters GGZ-verpleegkundigen op termijn ook tot sterkere bachelors?
Sofie Verhaeghe: Masters brengen in elk geval de discipline verpleegkunde in de praktijkvoering op een hoger niveau. Niet door theorie door te geven, maar door als rolmodel te tonen hoe je dingen aanpakt, openstaat voor innovatie en de zorgpraktijk vormgeeft.
Gilbert Lemmens: Het enthousiasme van de masters werkt aanstekelijk op de werkvloer. Ik heb zelf een team met één master en twee bachelors en je merkt dat ze elkaar prikkelen. Het is dezelfde dynamiek van een ploegsport: enkele sterke spelers tillen het hele team naar een hoger niveau. Veel bachelors overstijgen zichzelf door de aanwezigheid van een master, of ze krijgen dankzij de masters meer ruimte om hun talenten maximaal te ontplooien.
Eddy Deproost: Kliniek Sint-Jozef blijft in de toekomst inzetten op verwetenschappelijking, met ook oog voor de outcomes. Dat is nooit eenvoudig, zeker niet in de GGZ. Ik blijf hieraan meewerken. Het is mijn droom om nog meer verbinding te zoeken met andere centra en universitaire vakgroepen rond specifieke thema’s. We moeten blijven kritisch reflecteren en onszelf en onze werkmethodieken in vraag stellen.