10 minute read
De vermenselijking van de psychiatrie
from Open Venster 52
by W247.BE
Jan Callens, Eddy Deproost en Kim Steeman.
Soms liggen filosofie en psychiatrie dicht bij elkaar. Je mensvisie of ideologie bepaalt mee hoe je als hulpverlener naar patiënten kijkt. Ook maatschappelijke ontwikkelingen spelen een rol. Zo wint de herstelvisie meer terrein. En allicht veranderen je ervaringen in de geestelijke gezondheidszorg ook je mensbeeld?
Eddy Deproost: Wat mij vooral boeit in de herstelbeweging, zijn de mensvisie en de kernwaarden. Het gaat in wezen om de ‘vermenselijking’ van de psychiatrie. Tot voor kort viel de identiteit van patiënten in hoge mate samen met hun ‘stoornis’: men was ‘een verslaafde’, ‘een borderliner’, ‘een psychoticus’… Nu zien we de persoon met een uniek probleem – elke ‘diagnose’ doet de persoon tekort. Elke persoon én zijn context worden beluisterd. Deze visie gaat ook over krachten aanspreken, empowerment, betrokkenheid en gedeelde besluitvorming. In dialoog gaan met mensen in plaats van te snel vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen. Het is een hercontextualisering van wat we in de psychiatrie en in de psychotherapie doen.
Tegelijk wil ik niet in de valkuil trappen om alles via herstel te doen. Je hebt ook psychiatrische en psychotherapeutische behandeling nodig. We zijn trouwens niet alleen bewuste, rationele wezens, maar hebben ook ons onbewuste, waar psychotherapie op in kan spelen. Ik hou van dat tweesporenbeleid, waarbij je verschillende krachtgerichte en probleemgerichte methodieken kan integreren om voor elke patiënt de beste aanpak te kiezen. De kernwaarden van de herstelvisie zorgen voor de inbedding.
Jan Callens: Als psychotherapeut heb ik veel opgestoken uit de bijdrage vanuit de positieve psychologie. Ik heb in Kliniek Sint-Jozef vier jaar een groep
Deelnemers aan het debat:
Jan Callens
klinisch psycholoog
Eddy Deproost
afscheidnemend directeur Zorg Kliniek Sint-Jozef
Kim Steeman
psychologe en algemeen directeur van Familieplatform
‘positieve psychotherapie’ op basis van het werk van Rachid en Seligman gegeven en wat me opviel was de opluchting bij mensen: eindelijk konden ze het ook eens over positieve ervaringen hebben. We moeten erover waken dat de psychiatrie niet op bijna oneerlijke wijze eenzijdig de negativiteit benadrukt. Onderzoek toont dat wie zich niet goed in zijn vel voelt, zich vooral veel negatieve ervaringen herinnert. Het lijkt er soms op dat we mensen in de val lokken: we laten ze hun negatieve levensgeschiedenis vertellen en dan zeggen we: ah ja, nu begrijpen we waar je lijden vandaan komt. Terwijl we de positieve identiteit die elk van ons ook heeft, onder de mat vegen. Je geeft mensen als het ware een identiteit als slachtoffer en werpt jezelf op als redder in nood: wij gaan jou uit de put halen. Dat besef is bij mij steeds scherper gegroeid. Positieve psychotherapie kan als tegenwicht dienen, naast zinvolle interventies rond de klachten en hun ontstaansgeschiedenis. Doorgaans is het leven geen opeenstapeling van alleen ellende. Aandacht voor je positieve identiteit geeft je meer veerkracht om met de negatieve aspecten om te gaan.
Kim Steeman: Het is alvast positief dat veel organisaties – maar lang nog niet allemaal – afstappen van het strikt medische model met doorgaans weinig participatie van de patiënt. Het gelijkwaardig partnerschap tussen patiënt en zorgverlener wint veld. Maar we kunnen nog verder gaan. We denken nog te veel in hokjes. Herstellen klinkt al positiever dan genezen, maar moet
er wel altijd zoveel hersteld worden? Philippe Delespaul gebruikt een mooi beeld: we proberen inclusie te realiseren door enkele gekleurde stippen een plaats te geven in een cirkel met allemaal grijze stippen. Terwijl echte inclusie is als je de hele samenleving ziet als één cirkel met elk zijn eigen kleur. Doen we niet te veel ons best om mensen te includeren? Misschien moeten we onze bril als hulpverlener wat bijstellen: akkoord, er is een stukje dat hersteld moet worden, maar er zijn ook zoveel stukken die wel krachtig zijn.
Bruggen slaan
Eddy Deproost: Het zien, erkennen en waarderen van het hele spectrum is bijzonder waardevol. Wat me ook boeit, is de vraag naar werkzame factoren. Achter elke psychotherapie schuilt een bepaald mensbeeld. Willens nillens laat je mensen met psychotherapie in de richting van dat bepaald mensbeeld evolueren. Ik ben zelf in analyse geweest destijds, en dat heeft me enorm geholpen. Maar minstens even werkzaam waren mijn uitdagende job en de opvoeding van mijn drie kinderen. Hoe veranderen we als mens? En vanuit onze rol als hulpverlener: hoe helpen we mensen veranderen die bij ons komen met problemen? Ik geloof in de combinatie van verschillende methodieken, afhankelijk van patiënt tot patiënt.
In mijn opleiding filosofie aan de UGent heb ik geleerd om altijd vanuit de wetenschap te vertrekken. Ik kijk graag naar het geheel en probeer bruggen te slaan. De overlappingen en connecties tussen uiteenlopende invalshoeken zijn vaak groter dan we op het eerste gezicht aannemen. Vroeger was er een scholenstrijd tussen de psychotherapeutische benaderingen. Die is weggedeemsterd toen de verbindingen duidelijk werden. De algemene systementheorie en het project Worldviews van prof. Leo Apostel zijn
hierop perfect van toepassing. Apostel probeerde vanuit het logische denken connecties te vinden tussen verschillende stromingen. Dat heb ik ook altijd geprobeerd als directeur Zorg: alle disciplines, stromingen en substromingen tot hun recht laten komen.
Jan Callens: Het mensbeeld achter psychiatrie en psychotherapie wordt nog te vaak geschetst als het ‘bezweren van kwade driften’. Terwijl het positieve en het gemeenschapsgevoel onderbelicht blijven. Vanuit mijn opleiding had ik lang de neiging om vooral vanuit mijn kennis patiënten te benaderen. Ik zou het toch moeten weten? Dat weten is geëvolueerd naar een gemeenschappelijk zoeken in dialoog met de patiënt met als grote voordeel dat de patiënt zelf meer greep houdt op zijn eigen leven en functioneren.
Kim Steeman: Het stigma rond psychiatrie is nog niet weg. Het zit ook bij ons als hulpverleners. Kan je eerlijk voor jezelf zeggen dat je niet anders naar een patiënt kijkt dan naar een hulpverlener? Zodra we weten dat iemand patiënt is, denken we in termen van helpen, ondersteunen, herstel… Dat is evengoed stigmatiseren. We moeten leren op een andere manier menselijke verbinding te zoeken. In de hulpverlening en in de samenleving. Wat is de meest werkzame factor? Menselijke verbinding. Onafhankelijk van de methodiek, is dat de essentie. Zelf moet ik bewaken dat ik mijn eigen gesteldheid niet te veel binnenbreng in die verbinding. Ik had deze ochtend vier gesprekken met patiënten en ik betrapte me erop dat ik drie van hen heb aangeraden om het iets rustiger aan te doen. Ze waren het ermee eens, maar toch bekroop me het gevoel: ben ik hier niet te veel uitgegaan van mijn eigen verhaal? Er zijn dus valkuilen, maar laat ons vooral de vele mogelijkheden zien van echte verbinding.
Hulpverleners moeten zich nog meer als mens engageren in de zorgrelatie met patiënten?
Kim Steeman: We zitten nu in een debat, maar als een van mijn kinderen opbelt, wil ik meteen weten wat er scheelt en als het nodig mocht blijken, vertrek ik direct naar huis. Maar zodra we in onze rol van hulpverlener kruipen, zien we alles in een therapeutische context. We zien de moeder ‘die hysterisch aan het doen was’ als iemand met ‘high expressed emotions’ en een ‘negatieve impact’ op de dochter, maar we vergeten hoe we zelf zouden reageren. Het zou een meerwaarde zijn om naast die bril van therapeut tegelijk die bril van mens op te houden. Een leerrijke oefening in die context: stel dat Tom een patient in opname is. In welke fase van de behandeling zou je Tom actief betrekken? Schrijf dat op een A4’tje. En het tweede luik van deze oefening: stel dat Tom jouw zoon, jouw broer of jouw partner is, waar wil je dan dat Tom actief bij betrokken wordt? Voor veel hulpverleners geeft het een shock om die oefening te maken. Ineens krijg je een ander verhaal. Mochten we die twee brillen wat beter kunnen vermengen, zouden we een ander soort hulpverlening krijgen.
Strijden voor verandering
Kliniek Sint-Jozef is sinds enkele jaren gestart met het betrekken van patiënten bij de multidisciplinaire besprekingen en hun behandelplan. Leidt dat tot andere gesprekken, een andere taal, andere zorgverlening?
Eddy Deproost: Ondertussen gaan verschillende organisaties hiermee aan de slag en ja, dat heeft een impact. Je kijkt de mensen rechtstreeks aan. Je bent niet in jargon achter hun rug over hen aan het praten, maar je voert een dialoog in mensentaal. De verhoudingen zijn anders, er is meer respect, je maakt ook meer tijd voor de patiënt.
Jan Callens: Op dat vlak zijn al grote stappen gezet, maar de sector heeft nog veel werk voor het betrekken van de familie en de nabije context. Hen gedurende tien minuten uitleg geven over het behandelplan volstaat niet.
Kim Steeman: Zowel patiënten- als familieparticipatie moet deel van de organisatiecultuur worden. Van bij het allereerste contact tot na het ontslag. Familieparticipatie groeit maar mondjesmaat. Sommige organisaties zijn trots dat ze binnen de zes weken een gesprek met de familie hebben. Dan zeg ik oei, niet binnen de 24 uur? Je moet ook het hele plaatje bekijken: hoe familievriendelijk is het klimaat, hoe ga je om met informatie, welke steun is er voor de familie en waar kan je ze betrekken? Het moet in de cultuur van een organisatie zitten.
De mensvisie heeft een impact op de zorg die hulpverleners bieden. Heeft het werk in de GGZ ook een impact op jullie mensbeeld?
Eddy Deproost: Zeker weten. Zo confronteert de samenwerking met ervaringsdeskundigen me soms met ‘oude beelden’ die nog in me zitten. Dan komen we weer bij het thema van stigmatisering in het hoofd van de hulpverlener. Je mag nog zo deskundig zijn, als expert kijk je door een gekleurde bril.
Enerzijds ben ik ervan overtuigd dat de mens – vanuit kosmisch perspectief – zeer gedetermineerd is. Een van mijn lievelingsfilosofen is Spinoza. Maar daarnaast is er een ander perspectief, waar ik even sterk in geloof. Mensen hebben een grote mate aan vrijheid en subjectiviteit, die we al dan niet benutten. Dat zie ik elke dag in de praktijk. Die twee perspectieven lijken tegenstrijdig, maar ze zijn perfect verzoenbaar.
Jan Callens: Ik herinner me een ‘onmogelijke’ patiënt in Kliniek Sint-Jozef. Hij bezorgde erg veel last. Er was altijd ruzie en discussie. Tegen alle advies in, stopte hij zijn behandeling en vertrok. Niemand van ons zag het nog goedkomen met die man, hij leek een vogel voor de kat. Drie weken later ontmoette ik hem op café. Hij zat gezellig te kletsen, weliswaar met alcohol, maar hij voelde zich veilig in zijn biotoop en hij functioneerde. Hij was weer aan het werk en hij trok zijn plan. Dat was voor mij een eye-opener. Onze kijk als hulpverleners is allicht soms wat eng. Soms moeten we mensen valideren in hun manier van bestaan.
Kim Steeman: Het menselijk lijden raakt me nog altijd. Als hulpverlener, als mens en als moeder. Vroeger vond ik dat soms zwak van mezelf. Nu besef ik dat het me sterker maakt. Ik geloof dat je als hulpverlener het verschil kan maken voor mensen. Toch zie ik ook elke dag dingen waarvan ik denk: dit kan toch niet? De evidentie waarmee we soms doen wat we doen. Ik denk aan toestanden in gevangenissen, bij internering, maar ook in psychiatrische centra die wel nog fixeren en afzonderen. We moeten blijven strijden voor verandering. Wat me positief stemt, is dat mensen krachtige wezens zijn. Met hoop en kracht kan je op korte tijd veel bereiken. Dat zie ik zowel bij patiënten als bij medewerkers. Geef mensen vleugels en ze vliegen. Dat gevoel blijft bij mij overeind, te midden van het menselijke lijden.
Eddy Deproost: Als je kijkt vanwaar we komen in de psychiatrie, staan we vandaag al een eind verder. De attitude is veranderd met het herstelgericht perspectief. Diverse psychotherapieën en methodieken geven goede resultaten. Hoe groot de problemen ook zijn, er gebeurt mooi werk in de sector, door zeer geëngageerde mensen. Een belangrijke uitdaging blijft duurzaam herstel te ondersteunen.