2013 lezing Prof Dr Friso Wielenga

Page 1


Deze uitgave is een bewerking van de lezing die Friso Wielenga op 20 januari 2013 heeft gehouden tijdens de Beschermersdag voor de Stichting Beschermers van Nationaal Monument Kamp Vught.

Stichting Beschermers Antwoordnummer 10014 5260 VB Vught www.beschermers.nl


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

1

Graag dank ik u hartelijk voor de uitnodiging om in dit jaar de Beschermerslezing te verzorgen. Een uitnodiging die ik bijzonder graag aanvaard heb, omdat ik uit ervaring met mijn Duitse studenten weet hoe belangrijk herinneringsplaatsen als deze in Vught zijn om jongere generaties te informeren over wat in de jaren 1940-1945 gebeurd is. In dit verband is het niet alleen van belang terug te blikken op de bezettingsjaren, maar ook op de periode na 1945: hoe zijn we sindsdien met deze periode omgegaan? Welk verloop kende onze herinneringscultuur? Maar ook: hoe ontwikkelde de NederlandsDuitse verhouding zich na het dieptepunt van de bezetting? Het is deze vraag waarover ik met u op deze historische plek graag van gedachten wil wisselen. Sprekend over de Duits-Nederlandse betrekkingen in de naoorlogse decennia is het niet moeilijk deze als uiterst moeizaam te karakteriseren. Een paar voorbeelden: in 1954 was het voor Duitsers voor het eerst mogelijk om zonder visum naar Nederland te komen. Dat deden ze in groten getale in dat voorjaar, juist tijdens de herdenkingsdagen begin mei. Veel Duitse auto’s en bussen reden naar de Keukenhof, want de Tulpenblüte was ook toen al een toeristische trekpleister. Vriendelijk werden de Duitse toeristen niet ontvangen: langs de wegen stonden bordjes met de tekst ‘Deutsche nicht erwünscht’ en papiertjes met dezelfde tekst werden ook tussen de ruitenwissers van bussen en auto’s gedaan. Het waren bordjes of stukjes papier die er precies zo uitzagen als die met de tekst ‘Juden nicht erwünscht’ uit de oorlogsjaren. Ruim tien jaar later, 1965-1966, waren er de verloving en het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg. De ouderen onder u herinneren zich ongetwijfeld de golf van anti-Duitse gevoelens die door Nederland ging.


2

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Weer een decennium later, in 1979, bezocht de toenmalige Duitse oppositieleider Helmut Kohl (CDU) Nederland en werd hij voor de Duitse televisie door een Nederlands publiek hard aan de tand gevoeld: Was Duitsland niet het land van de Berufsverbote, van overdreven hard anti-terreurbeleid, van een democratie en een rechtsstaat in verval? Vooral in PvdA-kringen en links daarvan werd in deze periode met argusogen over de oostgrens geblikt. En dan - om slechts deze voorbeelden te noemen - werd in 1993 door het Instituut Clingendael in Den Haag een enquête gepubliceerd waaruit bleek dat veel Nederlandse jongeren een uiterst negatief Duitslandbeeld hadden. Ook al was op dit onderzoek methodisch wel het een en ander aan te merken, de teneur van de berichtgeving in de media was duidelijk en dramatisch. Het Duitse weekblad Der Spiegel noteerde: “Die Wunden der Vergangenheit wollen nicht vernarben. Im Gegenteil, der Moffenhaat, der Hass auf die Deutschen, gewinnt wieder an Boden.” Het is niet moeilijk deze lijst veel langer te maken en u een lange serie incidenten en negatieve citaten te presenteren. De werkelijkheid van de Nederlands-Duitse betrekkingen en beeldvorming sinds 1945 is echter gedifferentieerder en die genuanceerdere werkelijkheid wil ik u laten zien. Daartoe verdeel ik de naoorlogse decennia in drie fasen: van 1945 tot het eind van de jaren vijftig: een Nederlands-Duits mijnenveld; de herontdekking van de oorlog in de jaren zestig en ten slotte de politiek-psychologische normalisering sinds 1969. Van 1945 tot het eind van de jaren vijftig: een Nederlands-Duits mijnenveld Op het eerste gezicht is dit de periode waarin Nederland als één man of één vrouw anti-Duits was. Kijken we naar de pers in deze jaren, dan valt veel negatieve berichtgeving op met de boodschap: “De Duitsers zijn eigenlijk weinig veranderd.” Zelfs de Nederlandse diplomatieke berichtgeving is doorspekt met negatieve clichés en generaliseringen. Om slechts één voorbeeld te noemen, volgt hier een citaat van Jhr. Mr. H.F.L.K. van Vredenburch, ambassadeur in Bonn van 1959 tot 1962 over ‘het’ Duitse karakter.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

3

“De Duitser is volgzaam, gehoorzamen heeft hij sinds eeuwen in zijn bloed. Verstand bestaat in dit land in ruime mate, gezond mensenverstand is echter nog steeds ’in short supply’. Bovendien is de gemiddelde Duitser noch evenwichtig, noch matig. Het resultaat is een labiele mens, gedwee en eerbiedig wanneer de gezagsverhoudingen daartoe aanleiding geven, maar anderzijds licht tot hoogmoed geneigd en behept met de onaangename eigenschap zichzelf op te blazen.” Overigens was niet alleen de Nederlandse berichtgeving over Duitsland clichématig en eenzijdig, in de Duitse meningsvorming over Nederland zien we iets vergelijkbaars. Toen Nederland in 1953 werd getroffen door de watersnoodramp, werd het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken in Bonn overspoeld met brieven van Duitsers die hun medeleven kenbaar maakten en aanboden ter plekke hulp te gaan bieden. Sommigen maakten daarbij duidelijk het land goed te kennen uit de jaren 1940-1945 en daarom voor hulp gepredisponeerd te zijn. Gelukkig was men in Bonn verstandig genoeg dergelijke aanbiedingen weg te wuiven. Positief was wel dat veel Duitsers geld gaven om de nood in Zeeland te lenigen en Duitsland was na de Verenigde Staten het land met de omvangrijkste financiële hulp. Toen de Duitse ambassadeur in Den Haag op het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken zijn opwachting maakte om daarvoor bedankt te worden, viel het Nederlandse dankwoord kennelijk wat magertjes uit. Teleurgesteld berichtte hij in zijn bericht aan het Auswärtige Amt in Bonn over dat gesprek: “Es gibt noch immer viele Holländer, die sich von uns nicht gerne helfen lassen. Ob sie Journalisten, Beamte oder Kaufleute sind, im Grunde bleiben die Niederländer Bauern, langsam in ihren Reaktionen und verhalten in ihren Emotionen. Sie vergessen ebenso langsam wie sie denken.” Toegespitst geformuleerd: hier stonden twee landen tegen over elkaar, waarbij voor het ene land de bezettingsjaren nog dichtbij waren en het andere land zich afvroeg waarom daarover nog steeds moest worden gesproken.


4

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Maar toch, het zou te eenvoudig zijn om in deze beelden te blijven hangen. Want in die eerste naoorlogse jaren zien we ook andere ontwikkelingen. Niet weinig Nederlanders zochten al snel na 1945 contact met het ‘andere’ Duitsland, met het ‘betere’ Duitsland. Daarbij valt op dat deze contacten langs verzuilde lijnen liepen: Nederlandse sociaal-democraten zochten contact met Duitse sociaaldemocraten, katholieken met katholieken, protestanten met protestanten. Op het eerste naoorlogse SPD-congres in 1947 overhandigde bijvoorbeeld een Nederlandse sociaaldemocraat, onder donderend applaus, een vooroorlogse SPD-vlag aan de Duitse partijvrienden; een vlag die tijdens de jaren dertig door een correspondent van Het Volk naar Nederland was gesmokkeld en tijdens de oorlog ergens onder een bed verstopt was geweest. Van de teruggave van deze vlag ging verbondenheid, partijpolitieke verbondenheid, uit. Dergelijke toenadering was er ook tussen de kerken. Max Kohnstamm, die gijzelaar is geweest in Haaren en St. Michielsgestel, bezocht Duitsland in 1947 met een delegatie van de Nederlandse Hervormde Kerk. Tijdens de oorlog had Kohnstamm - vanuit Brabant - met instemming de volle geallieerde bommenwerpers naar het oosten en de lege bommenwerpers naar het westen zien terugvliegen. Bij zijn bezoek aan Duitsland in 1947 zag hij de ravage die deze bombardementen in de Duitse steden hadden veroorzaakt en zocht hij een nieuw begin in de Nederlands-Duitse relatie. Kohnstamm zou, niet in de laatste plaats door zijn kampervaringen tijdens de bezetting, een bevlogen Europeaan worden en dit tot het eind van zijn leven blijven. Kortom, we zien dat na 1945 vanuit de verzuilde Nederlandse politiek en maatschappij contact wordt gezocht met vergelijkbare organisaties aan Duitse kant, waarbij het aantal contacten zelfs zó snel toenam, dat er in 1947 een coördinatiecommissie voor de culturele betrekkingen met Duitsland werd opgericht om die contacten te bundelen. In het Duitse stadje Burgsteinfurt, net over de grens achter Enschede, richtte het Rode Kruis in deze jaren een huis in, waar veel Nederlands-Duitse ontmoetingen plaatsvonden. Natuurlijk ging het daarbij niet om grote bijeenkomsten met veel deelnemers en natuurlijk


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

5

stonden veel Nederlanders in deze periode nog met de rug naar Duitsland, maar we doen de historische werkelijkheid onrecht aan, wanneer we deze activiteiten, opmerkelijk genoeg vooral van mensen die door de bezetter vervolgd waren, niet in beeld brengen. Ook aan enquêteresultaten uit deze vroege jaren is te zien dat het begrip anti-Duits te simpel is om de Nederlandse stemming in deze periode te beschrijven. Herhaaldelijk onderzocht het Nederlands Instituut voor Publieke Opinie (NIPO) de houding van Nederlanders ten opzichte van Duitsers met de vraag: “Hoe staat u tegenover het Duitse volk, vriendelijk of onvriendelijk?” Nu is dat natuurlijk een zeer algemene vraag, maar de antwoorden uit de jaren 1947 – 1953 laten een duidelijke ontwikkeling zien. In 1947 zei 53% van de ondervraagden ‘onvriendelijk’ en 29% ‘vriendelijk’ ten opzichte van de Duitsers te staan. Zes jaar later, was het percentage ‘onvriendelijken’ teruggebracht tot 17 en het percentage ‘vriendelijken’ omhoog gegaan naar 54. Van belang zijn ook regionale verschillen. Niet ver van het al genoemde Burgsteinfurt ligt het plaatsje Ochtrup. In 1950 nodigde een voetbalclub uit Enschede een club uit Ochtrup uit voor een vriendschappelijke wedstrijd om de normalisering over de grens op gang te brengen. De wedstrijd stond op het punt te beginnen. Op dat moment betreedt een vertegenwoordiger van de KNVB, uit het westen van het land, het speelveld met de mededeling dat “wij in Den Haag nog geen toestemming hebben gegeven voor de hervatting van de sportieve betrekkingen.” De wedstrijd werd afgeblazen voordat deze goed en wel begonnen was. In de grensregio, waar contacten van oudsher bestonden, was men na 1945 veel sneller geneigd de banden weer aan te halen dan in het westen. Maar ook ‘het’ westen is een vereenvoudiging: in Rotterdam, sterk gebaat bij het weer aanhalen van de economische betrekkingen, bestond een heel ander denkpatroon dan in Amsterdam, van waaruit tienduizenden Joden waren gedeporteerd. Het katholieke zuiden dacht heel anders dan het protestantse noorden, zeker ook omdat het eerder bevrijd was en de Hongerwinter niet had hoeven meemaken.


6

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Dit beeld overziende is het dus te eenvoudig om de Nederlandse stemming ten opzichte van Duitsland in de periode 1945 tot het eind van de jaren vijftig in zijn geheel als ‘anti-Duits’ te etiketteren. Woonplaats, ideologische achtergrond, persoonlijke ervaringen, leeftijd, er waren ook toen al veel factoren die tot een veelheid van beelden leidden. Zoekend naar een overkoepelend begrip zijn de termen ‘belast’ en ‘gedistantieerd’ treffender dan het begrip ‘anti-Duits’. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te geven. In de eerste plaats was door de Koude Oorlog een nieuwe dreiging ontstaan en velen vreesden een expansieve Sovjet-Unie. Het aantal Nederlanders dat onvriendelijk over de Russen dacht, nam in deze periode net zo snel toe als het aantal Nederlanders dat onvriendelijk over de Duitsers dacht verminderde. In dit beeld past ook dat Nederland rond 1950 tot de eerste pleitbezorgers van de Duitse herbewapening behoorde. Al in 1948, dus nog vóór de oprichting van de Bondsrepubliek (1949), had de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Van Boetzelaer, achter de schermen erop gewezen dat de nog op te richten West-Duitse staat in de toekomst deel uit zou moeten maken van de westerse defensie. Zijn argument was nuchter: de toenmalige westerse verdedigingslijn liep langs Rijn en IJssel, hetgeen betekende dat in geval van een oorlog met de Sovjet-Unie Nederland een slagveld zou worden. Er was dus een vitaal Nederlands belang mee gediend om die verdedigingslijn naar het oosten te verschuiven. Duitsland moest dus partner worden, weliswaar een partner uit noodzaak, maar toch. En dat betekende dat gevoelens over het verleden minder belangrijk waren dan het besef dat Nederland Duitsland nodig had. Of zoals een Duitse ambassadeur in Den Haag het in de jaren vijftig uitdrukte: Nederland werd heen en weer geslingerd tussen ‘einem zögernden Gemüt’ en ‘einem vorwärtsdrängenden Verstand’, waarbij het verstand in de jaren vijftig het voortouw nam. Dat hing met een tweede factor samen: de wederopbouw. Al tijdens de oorlog was duidelijk dat een Nederlands economisch herstel ondenkbaar zou zijn zonder een Duitse wederopbouw. Nederland had een vitaal belang bij het herstel van de vooroorlogse structuur van de betrekkingen en dat betekende: Nederland als leverancier van agrarische producten en Duitsland als leverancier van industrieproducten


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

7

en kapitaalgoederen. Ook was het natuurlijk van belang dat Rotterdam opnieuw dé doorvoerhaven naar het Duitse achterland zou worden. Ten derde kan er ook nog op gewezen worden dat in Nederland vanaf de late jaren veertig de belangstelling voor de bezettingstijd af ging nemen. Er waren andere thema’s die op de voorgrond kwamen: behalve de al genoemde Koude Oorlog, was er de daadwerkelijke koloniale oorlog die Nederland in deze jaren in Indonesië voerde. Daarnaast nam natuurlijk het wederopbouw-denken - gezamenlijk de schouders eronder - een belangrijke plaats in. Veel mensen waren ook teleurgesteld over de uitgebleven politieke vernieuwing en over de niet voltooide of ongelukkig verlopen zuivering en strafrechtelijke vervolging, die het rechtsgevoel niet bevredigd hadden. Met andere woorden: hoewel de bezettingstijd nog zeer present was, zie je in deze jaren ook een zekere distantie tot deze periode opkomen. Al met al zijn de jaren vijftig wat de Nederlands-Duitse verhouding betreft goed te karakteriseren met een citaat van de Haagse correspondent van de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Hij schreef in 1954: “In Bezug auf das niederländisch-deutsche Verhältnis ist der Boden in Holland wie unterminiert. Wenn man behutsam auf ihm läuft, dann geschieht nichts. Aber das hochgehen einer Mine bei einem unbedachten Schritt lost eine Kettenreaktion aus.”


8

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

De herontdekking van de oorlog in de jaren zestig De ontwikkeling van de Nederlands-Duitse verhoudingen en van de Nederlandse Duitslandbeelden is geen lineair verlopend proces in positieve richting. Eerder is sprake van een golfbeweging, waarin het soms beter en dan weer slechter ging. De jaren zestig waren een ambivalente periode. Enerzijds werd in 1963 de zogenaamde Generalbereinigung tussen beide landen geratificeerd, een verdrag dat op politiek niveau een streep onder de bezettingstijd trok. Nederland kreeg financiële Wiedergutmachung en ook andere hangende kwesties uit de oorlog werden opgelost. Maar anderzijds zien we in deze jaren een toenemende emotionaliteit, die samenhing met een groeiende belangstelling voor de oorlog en de bezettingstijd. Dat was overigens een internationaal fenomeen: het Eichmann-proces in Jeruzalem van 1961/62 trok aandacht in veel landen en ook in de Bondsrepubliek zien we in deze periode een sterke toename van de aandacht voor het ‘Derde Rijk’. Voor Nederland is vooral belangrijk de televisieserie De Bezetting, vertoond in de jaren 1960-1965, waarin Loe de Jong op indringende wijze het verhaal over de oorlog vertelde, zoals velen het wilden horen. Niet ten onrechte berichtte de Duitse ambassadeur in Den Haag aan het Auswärtige Amt in Bonn: “Die Wiederbelebung der Kriegserinnerungen ist für uns nicht ohne Gefahren.“ Hij vreesde “eine neue Versteifung der ohnehin nur wenig aufgetauten Haltung der Niederländer gegenüber die Bundesrepublik und den Deutschen.” Die herontdekking van de vroegere vijand zien we ook terug in de reacties op de aangekondigde verloving van prinses Beatrix en de Duitse diplomaat Claus von Amsberg. Onbegrijpelijk waren de aanvankelijk gevoelige reacties niet, maar nadat Loe de Jong in een onderzoek de absoluut onschuldige oorlogsbiografie van Von Amsberg had vastgesteld, verdwenen de emoties nog niet. In de ministerraad kwam de minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Luns, met het voorstel dat Claus bij het huwelijk zijn naam zou moeten opgeven. ‘Claus’ was een typisch Duitse naam en dat vond Luns iets te veel voor de Nederlandse ziel. Het zou beter zijn wanneer hij als prinsgemaal George zou


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

9

worden genoemd (Claus’ tweede naam luidde Georg). Nog afgezien daarvan dat George evenmin een Nederlandse naam is, een potsierlijk idee van Luns. Maar de ministerraad was in meerderheid voor en zo moest minister-president Cals (die zelf overigens tegen was) naar het paleis om de naamsverandering met koningin Juliana te bespreken. Gelukkig werd dit plan op het paleis snel terzijde geschoven en Claus bleef Claus. Zoals we weten, werd hij snel een van de geliefdste Nederlanders. In dit verband moet ook de naam Alfred Mozer genoemd worden. Mozer vluchtte als Duitse sociaaldemocraat in de jaren dertig voor de nazi’s naar Nederland, werd opgevangen door Nederlandse partijvrienden en dook tijdens de bezettingstijd onder. Na 1945 werd hij al snel internationaal secretarisgeneraal van de Partij van de Arbeid, zette zich in voor het herstel van de betrekkingen met Duitsland en ging aan het eind van de jaren vijftig als kabinetschef van landbouwcommissaris Sicco Mansholt naar de Europese Commissie in Brussel. Mozer ergerde zich zeer over de manier waarop Claus von Amsberg de maat werd genomen en stelde een bericht samen over Claus’ houding ten opzichte van nazi-Duitsland na 1945. Daaruit bleek onder meer dat Von Amsberg na zijn rechtenstudie in de jaren vijftig stage had gelopen bij een advocaat die zich bezighield met Wiedergutmachung-zaken aan Joden. Vervolgens kwam hij in de diplomatieke dienst en zou hij in 1965, wanneer zijn persoonlijke leven niet de bekende wending zou hebben genomen, als een van de eerste Duitse diplomaten naar Tel Aviv zijn gegaan. Duidelijk moge zijn dat de Bondsrepubliek bij de keuze van Duitse diplomaten in Israël hen zeer goed screende om de broze relatie niet te verstoren en Von Amsberg had zich op het Auswärtige Amt als een uitstekende kandidaat voor die gevoelige post geprofileerd. Toen Mozer met zijn rapportje over Von Amsberg naar buiten kwam, werd dit enerzijds door velen positief opgevat, maar anderzijds waren er ook mensen die verontwaardigd meenden te mogen roepen dat hier ‘de ene Duitser (Mozer) de andere (Von Amsberg) hielp’. Dat waren steken die in de jaren zestig nog werden uitgedeeld. Overigens dateerde uit die tijd een intensieve vriendschap tussen Alfred Mozer enerzijds en prinses Beatrix en prins Claus anderzijds.


10

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

In de vroege jaren tachtig – Alfred Mozer was inmiddels overleden – werd in aanwezigheid van koningin Beatrix en prins Claus in het EUREGIO-gebouw in Gronau een buste onthuld van Alfred Mozer, gemaakt door de beeldhouwster Beatrix. We zien in de jaren zestig dus enerzijds een toenemende gevoeligheid over zaken die samenhingen met oorlog en bezetting. Anderzijds zien we in deze periode ook dat de ‘vriendelijkheid’ ten opzichte van de Duitsers toenam. In 1953 had 54% van de Nederlandse ondervraagden geantwoord ‘vriendelijk’ ten opzichte van het Duitse volk te staan, in 1965 was dit 68%. Ambivalentie is dan ook het juiste begrip ter karakterisering van de jaren zestig: zowel heftige emoties als toenemende nuchterheid waren kenmerkend. De politiek-psychologische normalisering sinds 1969 Het jaar 1969 vormt een belangrijke schakel in de Nederlands-Duitse betrekkingen. In dat jaar werd Gustav Heinemann (SPD) bondspresident en Willy Brandt (SPD) bondskanselier. Beiden hadden een evident anti-naziverleden en beiden representeerden een andere Bondsrepubliek dan velen tot dan toe hadden gezien: boetvaardig en zich bewust van de last van het verleden. Heinemann, die een goede relatie met koningin Juliana en prins Bernard opbouwde, gaf al snel na zijn verkiezing tot bondspresident te kennen Nederland te willen bezoeken. Het laatste staatsbezoek van een Duits staatshoofd was in 1907 geweest, toen keizer Wilhelm II Nederland had bezocht. Heinemann wilde graag de Generalbereinigung van 1963 met een staatsbezoek bekronen en zo de Nederlands-Duitse relatie verder verbeteren. De Nederlandse reacties op dit voornemen waren weliswaar positief, maar Heinemanns voorstel om in 1970 naar Nederland te komen werd afgewezen, omdat men in dat jaar 25 jaar bevrijding zou vieren en de Nederlandse regering in dat jubileumjaar een Duits bezoek ongewenst achtte. Zo kwam Heinemann in november 1969 naar ons land en hij vond de juiste toon en de juiste gestes.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

11

Hij legde niet alleen een krans bij het nationaal monument op de Dam, maar ook in de Hollandsche Schouwburg – die historische plek in Amsterdam-Oost waar duizenden Joden tijdens de bezetting samengebracht werden voordat ze via Westerbork naar de vernietigingskampen werden getransporteerd. Voorts was hij ook in Rotterdam in de heropgebouwde Sint Laurenskerk, die in mei 1940 bij het bombardement op de stad was vernietigd. Dat waren precies de schuldbewuste gestes die Nederland al jaren van Duitsland verwachtte en die tot dan toe zo schaars gebleven waren. Zoals de beroemde knieval van bondskanselier Willy Brandt in 1970 in het voormalige Warschauer getto de wereld een ander Duitsland liet zien, zo leidden Heinemanns gestes in Nederland tot een duidelijk positievere kijk op de oosterburen. Brandts manier van politiek bedrijven kwam in Nederland ook goed over: zijn zoekende, tastende en open regeerstijl werd als positief beschouwd en onderscheidde zich duidelijk van de meer autoritaire Konrad Adenauer (1949-1963). Met Willy Brandt en Gustav Heinemann waren politici aan het bewind gekomen die rond 1970 een duidelijke verbetering in de betrekkingen en de beeldvorming bewerkstelligden. Dat zien we ook terug in enquêteresultaten uit die periode. In de jaren 1971, 1986 en 1993 onderzocht het NIPO de Nederlandse houding ten opzichte van Duitsers, Engelsen, Amerikanen en Fransen.


12

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Tabel 1: Nederlandse houding ten opzichte van verschillende volken (1971, 1986, 1993) in %

Bron: NIPO, Bericht nr. 1407, 26.2.1971 NIPO, 1986 (Week 25) en 1993 (Week 17)

Nemen we de categorieën ‘zeer vriendelijk’ en ‘vriendelijk’ samen, dan valt op dat in 1971 86% van de ondervraagden positief ten opzichte van de Duitsers stond, ten opzichte van de Engelsen was het 90%, ten opzichte van de Amerikanen 82% en ten opzichte van de Fransen 85%. Met andere woorden: de Duitsers kwamen er zeer goed vanaf en alleen de Britten scoorden nog iets beter. Het beeld voor 1986 is niet wezenlijk anders. Wel valt op dat het in 1993 duidelijker negatiever uitpakte, hetgeen overigens ook voor de andere volken gold. Op de vroege jaren negentig kom ik later nog terug. Hier gaat het allereerst om de constatering dat Duitsland en de Duitsers rond 1970 positief werden gezien en in vergelijking met andere belangrijke grote landen en volken geen negatieve uitzondering vormden. Hoe was het gesteld met het vertrouwen van de Nederlanders in verschillende Europese volken tussen 1970 en 1993? In de onderstaande tabel is het vertrouwen hoger naarmate het cijfer hoger is.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

13

Tabel 2: Vertrouwen van Nederlanders in Europese volken (1970-1993)

0 = helemaal geen vertrouwen; 1 = niet zo’n vertrouwen; 2 = redelijk vertrouwen; 3 = veel vertrouwen. N.B.: boven 1,5 overweegt vertrouwen. Bron: Eurobarometer, bij: Hofrichter, Mutual Trust, Appendix p. 8.

Opvallend is niet alleen dat Nederlanders kennelijk vooral vertrouwen in zichzelf hadden, maar ook in de andere kleine Europese volken als Luxemburgers, Belgen en Denen. Daarna volgen de Britten, met wie Nederland historisch veel verbindt en vervolgens de Duitsers. Opnieuw valt dus een onproblematisch Duitslandbeeld op.


14

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Ten slotte nog een internationaal opinieonderzoek naar het vertrouwen van Europese volken in de Duitsers. Tabel 3: Vertrouwen bevolking lidstaten EG/EU in Duitsers (1970-1993)

0 = helemaal geen vertrouwen; 1 = niet zo’n vertrouwen; 2 = redelijk vertrouwen; 3 = veel vertrouwen. N.B.: boven 1,5 overweegt vertrouwen. Bron: Hofrichter, Mutual Trust, Appendix p. 8.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

15

Ook hier is het beeld weer positief. We zien dat de Nederlanders met hun vertrouwen in de Duitsers steeds boven het Europese gemiddelde liggen, ook al neemt het Nederlandse vertrouwen in de vroege jaren negentig wat af. Vat men de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken samen, dan zou men het verhaal over de normalisering van de naoorlogse Nederlands-Duitse betrekkingen hier kunnen afsluiten met de conclusie dat de normalisering in de vroege jaren zeventig was voltooid. Dat nu is echter ook weer te eenvoudig en opinieonderzoeken zeggen niet alles. In de loop van de jaren zeventig reageerden veel Nederlanders, vooral ter linkerzijde, negatief op de interne politieke ontwikkelingen in de Bondsrepubliek met het zogenaamde Radikalenerlaß en de strijd tegen de terreur van de RAF. Aan het begin van mijn verhaal noemde ik al het interview met Helmut Kohl voor de Duitse televisie door een Nederlands publiek in 1979. Daarbij ging het om een uitzending in de ZDF-serie ‘Bürger fragen, Politiker antworten’, die in dat jaar in het kader van de eerste directe verkiezingen voor het Europese Parlement in het buitenland met een buitenlands publiek werd opgenomen en live werd uitgezonden. Zoals al eerder gezegd werd Kohl die avond in Den Haag geconfronteerd met veel Nederlandse vooroordelen jegens Duitsers en de sfeer was zeer onaangenaam. Na de uitzending had Kohl een ontmoeting met de Nederlandse premier Dries van Agt, die zich min of meer voor het gedrag van het Nederlandse publiek verontschuldigde. Kohl vond het allemaal niet zo erg, want hij was ervan overtuigd dat hij op het Duitse tv-publiek een goede indruk had gemaakt in het woordgevecht met al die Nederlanders die hun wantrouwen jegens Duitsland de vrije loop hadden gelaten. Kohl had gelijk: de volgende dag stroomde vele nieuwe leden binnen bij de CDU. Dat mocht positief voor Kohl en de CDU zijn, voor de Nederlands-Duitse betrekkingen, zag het beeld er anders uit. De Nederlandse ambassade in Bonn en de verschillende Nederlandse consulaten in Duitsland werden dagenlang overstroomd met telefonische, meest furieuze boodschappen van Duitsers.


16

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Ambassadeur Van Lynden berichtte bezorgd uit Bonn naar Den Haag dat de Nederlands-Duitse relatie ‘een zware slag’ was toegebracht. Uiteindelijk viel het allemaal wel mee, de storm waaide snel over en Duitse oproepen tot een boycot van Nederland als vakantiebestemming of van Nederlandse agrarische producten sloegen evenmin aan. Wel toonde het incident aan, hoe snel in de Nederlands-Duitse relatie in deze jaren de emoties nog konden oplaaien. Dat gold ook voor de jaren tachtig, toen het Europees kampioenschap voetbal van 1988 tot opmerkelijke reacties leidde. De overwinning van het Nederlands elftal in de halve finale op Duitsland in Hamburg met 2-1 leidde in Nederland op verschillende plaatsen tot volksfeesten die de indruk wekten alsof Nederland 43 jaar na 1945 de Tweede Wereldoorlog toch nog op eigen kracht gewonnen had. Zelfs mensen die zich maar matig voor voetbal interesseerden, deelden in deze vreugde. Ongetwijfeld speelde in deze volkseuforie een rol dat velen meenden eindelijk een ‘verdiende revanche’ te hebben behaald na de ‘ten onrechte’ verloren finale van het WK in 1974. Daarbij werd overigens over het hoofd gezien dat het winnende doelpunt van 1988 in de 89e minuut werd gescoord, dus zo overtuigend was het nu ook niet geweest. Maar dat was allemaal niet zo belangrijk. Trainer Rinus Michels zei na afloop van het toernooi - nadat Nederland in de finale tegen de Sovjet-Unie Europees kampioen geworden was - dat de halve finale tegen Duitsland de eigenlijke finale was geweest. Maar ging het hier werkelijk om diep zittende anti-Duitse gevoelens, voortgevloeid uit de bezettingstijd? Zeker, op de tribune in Hamburg was een spandoek te zien geweest met de tekst ‘Oma, ik heb je fiets gevonden,’ maar dat was meer een ironische knipoog naar de tot mythologische hoogte opgeblazen Duitse fietsenroof ten tijde van de bezetting dan dat het daarbij om anti-Duitse ressentimenten ging. Eigenlijk ging het bij al die Nederlandse uitgelatenheid om iets anders: Nederland was – voor korte tijd – bevrijd van een fundamenteel probleem in de bilaterale relatie, namelijk van het steeds sluimerende gevoel door Duitsland overvleugeld te worden.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

17

In de euforie uitte zich het zeldzame geluksgevoel van een klein land dat zijn grote, machtiger buur ook eens zijn superioriteit had getoond. Weg waren de gevoelens van afhankelijkheid, verdwenen het besef op zoveel terreinen de zwakkere te zijn: David had Goliath overtroefd. Voor het oog van de wereld was nog eens aangetoond: ‘Dutch’ was niet ‘Deutsch’ en Nederland geen afgevallen loot van Duitse stam, maar een trotse, zelfstandige natie. Ook na 1988 liep de voetbalrivaliteit nog door en bij het Wereldkampioenschap in 1990 was er het beruchte spuugincident waarbij Frank Rijkaard tijdens de wedstrijd Nederland-Duitsland naar Rudi Völler spuugde en beiden met een rode kaart van het veld werden gestuurd. Enkele jaren later maakten ze samen reclame voor boter onder het motto: ‘Met echte boter krijg je ze weer aan tafel’. Voetbalwedstrijden tussen Nederland en Duitsland blijven gekenmerkt door een relatief sterke rivaliteit, maar sinds de jaren negentig ging het daarbij meer en meer om de normale rivaliteit van een derby. De hype van 1988-1990 is al lang verdwenen. Kenmerkend voor de huidige situatie is eerder wat er in 2006 gebeurde. In dat jaar organiseerde Duitsland het WK-voetbal en nadat Nederland (terecht) snel uitgeschakeld werd, steunden de Nederlandse fans het Duitse team. Dat is geen vijandschap, maar getuigt van faire, sportieve verhoudingen. Dat het Nederlandse hart bij een wedstrijd tegen Duitsland desondanks sneller zal blijven kloppen, is normaal en getuigt niet van anti-Duitse ressentimenten. Wel is het zo dat een opgeklopte voetbalrivaliteit een uitlaatklep kan zijn voor gevoeligheden en wrijvingen op andere terreinen. Zo gezien kan het in de Nederlands-Duitse derby ook in de toekomst nog wel eens tot spanningen komen. Zoals gezegd, de tegenstelling klein-groot vormt een normaal spanningsveld tussen beide landen en zolang beide zijden zich daarvan bewust zijn, moet de betekenis van daaruit voortvloeiende wrijvingen ook niet worden overdreven. Anders wordt het wanneer de wrijvingen en incidenten zich opstapelen en het gevoel van een daadwerkelijke crisis ontstaat.


18

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Dat was in de vroege jaren negentig het geval. De Duitse eenwording van 1989/90 was in Nederland veel positiever becommentarieerd dan vaak gedacht wordt. Opinieonderzoeken toonden vrijwel steeds een duidelijke meerderheid vóór hereniging, het ministerie van Buitenlandse Zaken liep geheel in de pas met de politiek van Washington en ook de media reageerden genuanceerd. Beeldbepalend in de Bondsrepubliek was echter het optreden van premier Ruud Lubbers, die herhaaldelijk de indruk wekte weinig voor hereniging te voelen. Lastiger in de bilaterale relatie werd het echter na de voltooiing van de eenheid in 1990. In het Joegoslavië-conflict ging de Bondsrepubliek sneller dan de andere EG-landen over tot erkenning van de nieuwe staten Kroatië en Slovenië en dat riep bij sommige waarnemers de vraag op: gaat de nieuwe Bondsrepubliek een eigen politieke koers in Europa varen? Hoe berekenbaar blijft de Duitse partner nu het groter en sterker is geworden? Kort daarop werd de Nederlandse vliegtuigfabriek Fokker overgenomen door het Duitse DASA. Sommigen in Nederland zagen hierin de voorbode van een economisch dominant Duitsland dat in Europa de lijnen aan het uitzetten was. Dat juist Fokker, de nationale vliegtuigtrots, daarvan het slachtoffer zou zijn geworden, maakte de reacties alleen maar gevoeliger. Niet veel anders was in het in 1994 op politiek gebied, toen bondskanselier Kohl (samen overigens met de Franse president Mitterrand) verhinderde dat Ruud Lubbers werd gekozen tot opvolger van Jacques Delors als voorzitter van de Europese Commissie. Had niet minister-president Wim Kok over Lubbers gezegd, dat hij het beste was dat Nederland kon aanbieden? Dat beste werd nu geblokkeerd door Duitsland! Dit is een voorbode van de Duitse politieke almacht in Europa, riep een aantal Nederlanders verontwaardigd. Een jaar daarvoor, in 1993, hadden 1,2 miljoen Nederlanders een briefkaart ondertekend met de tekst ‘Ik ben woedend’, gericht tegen het racistisch geweld dat in die periode in verschillende Duitse steden opbloeide. Al deze briefkaarten werden in grote zakken naar de bondskanselarij in Bonn gebracht


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

19

waarmee de Duitsers niet alleen duidelijk werd gemaakt dat ‘de’ Nederlanders ‘boos’ waren, maar ook dat zij meenden dat dergelijk geweld bij ‘ons’ niet mogelijk zou zijn. Het opgeheven Nederlandse wijsvingertje was een misplaatst teken van vermeende morele superioriteit – alsof de Duitsers niet ook in overgrote meerderheid ‘boos’ waren. Maar niet alleen aan Nederlandse zijde was sprake van wrijvingen. In dezelfde periode reageerde het weekblad Der Spiegel met een uitvoerig artikel, getiteld ‘Frau Antje in den Wechseljahren’ (Frau Antje in de overgang). Daarin werd een weinig vleiend beeld geschetst van Nederland dat onder andere zijn anti-Duitse emoties de vrije loop zou laten. Kortom, we zagen in de vroege jaren negentig een opeenhoping van irritaties en incidenten die duidelijk maakten dat de politiek-psychologische relatie tussen beide landen een duidelijke verslechtering had ondergaan. Het was dat gevoel dat zowel in Den Haag als in Bonn in 1994/1995 leidde tot het besef dat maatregelen nodig waren om de betrekkingen weer in de goede richting om te buigen. Een ware campagne werd in gang gezet. Minister-president Kok bezocht in 1994 bondskanselier Kohl met als doel dergelijke maatregelen in gang te zetten. Kort daarop, in januari 1995, bezocht Kohl Den Haag en sprak met vertegenwoordigers uit politiek, pers en wetenschap over de Nederlands-Duitse relatie. In mei van hetzelfde jaar bracht hij een officieel bezoek aan Nederland, legde een krans bij monument ‘De verwoeste stad’ in Rotterdam en hield een zeer positief ontvangen rede aan de Erasmus Universiteit. Vervolgens bracht bondspresident Roman Herzog in oktober 1995 een staatsbezoek aan Nederland. Met drie bezoeken in één jaar mocht Nederland niet over belangstelling van Duitse zijde klagen. In 1995 werd voorts het Duits-Nederlandse journalistenstipendium in het leven geroepen dat nog steeds bestaat en inmiddels vele tientallen Nederlandse en Duitse journalisten in een uitwisselingsprogramma heeft gebracht. De gedachte daarachter was even simpel als overtuigend: wanneer journalisten het andere land beter kennen, schrijven ze er ook genuanceerder over en vervallen ze minder snel in gemakkelijke clichés.


20

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

In hetzelfde jaar ontwikkelde het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen het Duitslandprogramma voor het hoger onderwijs, waaruit onder andere het Duitsland-instituut bij de Universiteit van Amsterdam voortvloeide. Ook werden maatregelen genomen om op middelbare scholen de kennis over de Duitse naoorlogse geschiedenis te vergroten. Tenslotte wordt sinds het midden van de jaren negentig om het anderhalf jaar een grote Nederlands-Duitse conferentie georganiseerd met als doel brede groepen bij de bilaterale relatie te betrekken. Het precieze effect van al die maatregelen is natuurlijk lastig te meten, maar kijken we naar de ontwikkeling van de Nederlandse-Duitse betrekkingen sinds 1995, dan zien we een snelle vermindering van de spanningen en het ligt voor de hand deze verbetering met die waaier aan maatregelen in verbinding te brengen. Wrijvingen zijn sindsdien vrijwel uitgebleven, staatsbezoeken over en weer vonden in de Nederlandse pers betrekkelijk weinig aandacht, volgens het motto ‘geen bericht, goed bericht’. Nadrukkelijk positief waren wel de Nederlandse reacties op de Bevrijdingslezing van bondspresident Joachim Gauck op 5 mei 2012. Zo heftig en plotseling als de gevoeligheden in de vroege jaren negentig waren opgekomen, zo snel verdwenen ze weer vanaf de tweede helft van de jaren negentig. Ten slotte wil ik ter verklaring van deze ontwikkeling nog bij één aspect stilstaan en dat is de herinneringscultuur in beide landen aangaande de periode van nationaal-socialisme en bezetting. Eigenlijk is dit een thema voor een aparte lezing of studie, maar ik wil hier toch kort op ingaan omdat het voor de bilaterale betrekkingen belangrijk is. In Nederland heeft lange tijd het beeld bestaan dat de overgrote meerderheid van de bevolking ‘goed’ is geweest in de oorlog. Toen ik in de jaren zestig op de lagere school zat, vroeg de meester ons eens in de klas: “Wie van jullie ouders zat er in het verzet?” We waren met 35 kinderen in de klas en er gingen 35 vingers de lucht in. Dat paste in het heldhaftige zelfbeeld dat lang domineerde.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

21

Met de werkelijkheid van de bezetting had dat natuurlijk een stuk minder van doen. Pas later is dit beeld van het ‘goede’ Nederland doorbroken. De historicus Hans Blom, lange tijd directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, maar ook koningin Beatrix heeft in een uitstekende Kerstrede in 1994 die versimpeling in voorzichtige bewoordingen – maar duidelijk genoeg – aan de orde gesteld. In 2002 publiceerde Chris van der Heijden Grijs Verleden, waarin hij de these verkondigde dat de Nederlanders niet goed of fout, niet wit of zwart, maar grijs zijn geweest. Hoe belangrijk zijn boek ook is geweest, Van der Heijden draafde door, omdat hij alles grijs maakte en keuzes voor de ene of andere zijde reduceerde tot toevalligheden. Dat gaat natuurlijk veel te ver en doet geen recht aan de veelkleurigheid van keuzen, aan de vele tinten tussen wit en zwart. Bij het kritischer wordende zelfbeeld hoort ook het zelfkritische debat over de vraag hoe het mogelijk is dat uit Nederland verhoudingsgewijs zoveel meer Joden werden weggevoerd dan uit België en Frankrijk. Had dat niet ook met de Nederlandse aanpassing en gezagsgetrouwheid te maken? En hoe is te verklaren dat er uit Nederland in vergelijking met andere landen zoveel vrijwilligers voor de SS kwamen? Onder historici waren dergelijke feiten al veel langer bekend, maar het is pas in de laatste decennia dat ze ook in het openbaar bewustzijn zijn doorgedrongen. In datzelfde kader past ook het veranderend taalgebruik over de strijd tussen Nederland en de Republiek Indonesië in de jaren 1945-1949. Lange tijd was eufemistisch sprake van ‘politionele acties’, waarbij helaas ook ‘excessen’ waren voorgekomen. Inmiddels zijn de gebruikte begrippen minder verhullend en weten we allemaal dat Nederland een koloniale oorlog heeft gevoerd waarbij veel oorlogsmisdrijven zijn begaan. Kortom, er zijn verschillende redenen waarom in Nederland de oude zelfgenoegzaamheid met het vaak ook geheven moralistische wijsvingertje door velen terzijde is geschoven.


22

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Gold in Nederland dus lange tijd, dat ‘we’ allemaal in het verzet hadden gezeten, in Duitsland riepen velen lange tijd, dat ‘niemand’ in de partij was geweest. Ook dat beeld heeft natuurlijk niets met de historische werkelijkheid te maken. Kijken we naar de omgang met het nationaalsocialistisch verleden in Duitsland in de laatste decennia, dan kunnen we slechts vaststellen dat hier sprake is geweest van een zeer constructief proces. Geen land ter wereld heeft zich zo intensief met de schaduwzijden van het eigen verleden beziggehouden als Duitsland en die ontwikkelingen worden natuurlijk ook buiten Duitsland waargenomen. We zien dus een kritischer Nederlands zelfbeeld en tegelijkertijd dat Duitsland al lang niet meer voor het eigen verleden wegloopt. Die ontwikkelingen samen hebben ongetwijfeld een rol gespeeld in de verbetering van het politiek-psychologisch klimaat tussen beide landen. In dat beeld past ook de ontwikkeling op het gebied van samen herdenken en samen bevrijding vieren zoals we die sinds het midden van de jaren negentig zien. Ik sluit af met de constatering dat de huidige relatie tussen Nederland en Duitsland op alle terreinen als genormaliseerd te beschouwen is en dat de last van de oorlog deel van het verleden is geworden. Normaal is echt niet hetzelfde als spanningsvrij. Ook in de binnenlandse politiek is het normaal dat er wrijvingen zijn, dat er onbegrip is en dat er af en toe harde woorden vallen. Zo is het ook in de verhoudingen tussen buurlanden die partners zijn en wier belangen niet steeds dezelfde zijn. Zo gezien zijn spanningen en wrijvingen die tussen Nederland en Duitsland in de toekomst kunnen optreden te beschouwen tegen de achtergrond van een klein land met een beperkt internationaal gewicht naast een groot land dat een nadrukkelijk stempel op de Europese verhoudingen drukt. Op het moment dat Nederland zijn economische en politieke afhankelijkheid van de grote buur voelt, ontstaat de neiging zich af te schermen. Dan maken Nederlanders duidelijk dat het eigen land nu eenmaal niet de zeventiende deelstaat van de Bondsrepubliek is, maar een zelfstandige natie.


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

23

Dan wijzen ze er fijntjes op dat de Nederlandse taal niet verwisseld mag worden met het plat-Duitse dialect, of zoals ik al eerder opmerkte: dan laten de Nederlanders zien dat ‘Dutch’ echt iets anders is dan ‘Deutsch’. Ter bescherming tegen de Noordzee en het water heeft Nederland hoge dijken, tegenover Duitsland en de Duitsers hebben de Nederlanders soms een lage pijndrempel. De achtergrond is vergelijkbaar: in beide gevallen gaat het om afscherming en identiteit. Kortom, wanneer er in de toekomst sprake zal zijn van spanningen tussen Nederland en Duitsland, dan zijn het normale spanningen in een genormaliseerde relatie, zoals die ook bestaat tussen Portugal en Spanje, tussen Canada en de Verenigde Staten. Dergelijke spanningen staan los van oorlog en bezetting, ook wanneer de herinneringen daaraan af en toe nog worden geïnstrumentaliseerd of gecultiveerd.


24

VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

Colofon Met speciale dank aan Jacques Bom voor de uitwerking van de tekst.

Beschermerslezingen sinds 2007: 9 december 2007 Katrin Himmler, politicologe 18 januari 2009 Frits Bolkestein, oud-politicus VVD 31 januari 2010 Frans Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken 16 januari 2011 James Kennedy, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis 15 januari 2012 Jaap de Hoop Scheffer, oud-secretaris-generaal NAVO

Gespreksleiding sinds 2009: mevr. Joep Baartmans-van den Boogaart, vice-voorzitter Raad van Toezicht Nationaal Monument Kamp Vught


VOLTOOIDE NORMALISERING prof. dr. Friso Wielenga

25

Prof. dr. Friso Wielenga (1956) studeerde geschiedenis in Amsterdam (VU) en Bonn. Hij was universitair hoofddocent aan het Instituut voor Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht (1990-1999), tevens bijzonder hoogleraar Nederlands-Duitse betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen (1992-1997) en bijzonder hoogleraar Moderne Duitse Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht (1997-1999). Sinds 1999 is hij directeur van het Zentrum für Niederlande-Studien aan de Westfälische Wilhelms-Universität in Münster (Duitsland). Over de Nederlands-Duitse betrekkingen publiceerde hij onder meer ‘Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945 (Amsterdam 1999). Onlangs verscheen ‘Geschiedenis van Nederland. Van de opstand tot heden’(Amsterdam, 2003).



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.