3 minute read
Op bezoek bij André Boekhorst
Op bezoek bij André Boekhorst
Advertisement
Op een schoongeveegd erf in Sint-Oedenrode staat een schitterende moderne stal met 160 stuks jongvee. Bij aankomst vallen niet alleen de nette bermen op, maar ook de steenuilenkast op de oostgevel van de machineloods springt direct in het oog. Eenmaal uit de wind en beschut in de hoge ligboxenstal met de bonte koeien, vertelt André Boekhorst over zijn liefde voor alles wat leeft op het erf.
Een schoon, net erf zonder hagen, overhoekjes en rommelplekjes ... En toch wemelt het er van de verschillende soorten. In de stal zitten huismussen en boerenzwaluwen. André wijst de nestjes aan en vertelt ook direct over de zwaluwlijnen en de modderplaats voor de zwaluwen die achter de jongveestal zijn gerealiseerd. In de zomermaanden is het er een drukte van jewelste. Daarnaast zijn er kerkuilen én steenuilen op het erf. “De steenuilen hebben dit jaar maar liefst vijf jongen grootgebracht.” En dan zijn er nog de weidevogels. Die hebben een speciaal plekje in zijn hart. “Er zitten scholeksters, kieviten en zelfs patrijzen op mijn eigen land en grutto’s op een perceel van een naastgelegen boer.”
Dit jaar was het overal in Brabant droog en heet in de lente en zomer. Zo ook op de uitgestrekte gras- en maisvelden van het bedrijf van André. Op eigen initiatief zette André daarom een aantal keer water in de sloten rondom het drukste perceel voor de kieviten. Ook sproeide hij het perceel waar de grutto’s zaten nat. Op het land van André liggen vogelakkers en kruidenrijke randen. Allemaal maatregelen voor de (weide)vogels. Op één perceel was ook sprake van uitgesteld bewerken en braakstroken. Hier is een groot elektrisch raster rond 7 hectare geplaatst. Allemaal met zijn hulp, want zo’n groot raster plaatsen, is een enorme klus voor vrijwilligers alleen. “Ik vind het wel mooi, die weidevogels,” zegt hij bescheiden, “Wat je eraan kunt doen, moet je doen. En dat is zo veel mogelijk proberen te redden.” Trots vertelt hij over één kievitkoppel en de scholeksters, die allemaal heel laat begonnen met broeden. Die nestjes heeft hij verlegd én omrasterd. Afgelopen jaar was er ondanks het coronavirus gelukkig veel hulp van de vrijwilligers van WVG Rooi, waar hij al jaren met veel plezier mee samenwerkt. “Meestal lopen ze hier met een man of tien, maar nu kwamen ze in twee groepjes van twee”. Op gepaste afstand dronken ze samen met André koffie in de schuur. Er werd door de vrijwilligers ook veel vanaf de weg geobserveerd. Dit jaar gingen er geen vrijwilligers mee op de tractor. Maar tijdens het werk op de tractor vond en markeerde hij zelf twee kievitsnestjes. “Ik hou mijn ogen dan extra open”, vertelt hij. “Je leert steeds bij en ik zie zelf nu veel meer dan dertig jaar geleden. Als de kuikens uitkomen en ze hebben geen eten en drinken, kunnen ze het ook niet overleven.” De maatregelen die hij inzet op zijn percelen helpen daarbij. Hij merkte dit jaar echt dat het laten vollopen van de sloten tot net onder de rand hielp tijdens de droogte.
André houdt de populatie op zijn percelen zo al jaren in stand. Met veel inzet van de enthousiaste weidevogelgroep, maar ook dankzij zijn eigen initiatieven. Zo heeft hij een nieuwe machine aangeschaft om de groenbemester, die ‘s winters op het land staat onder te werken. Zo hoeft hij geen glyfosaat of een andere herbicide te spuiten. Dezelfde machine kan de groenbemester in het najaar ook weer inzaaien. Deze werkwijze komt het bodemleven natuurlijk ten goede. En daar hebben de boer én de weidevogels baat bij.