2 minute read
Jules
Versoepelingsstress
Jules woont met man en drie kinderen in Oud-Zuid. Ze leidt het perfecte leven. Tenminste, zo líjkt het.
Advertisement
“Vakantie in eigen land? Ben je gek geworden?” Wat een aantal weken geleden nog vanzelfsprekend leek, is niet meer. Er zijn weer grenzen open. En mijn man verklaart me voor gek, nu ik aankaart toch nog ‘vakantie in eigen land’ te vieren. “Wat wil je in Nederland gaan doen, dan? In het vergane glorie Huis ter Duin zitten? Gezellig tussen de Nederlanders vertoeven in een kansloos Landal GreenParks? Doe toch effe normaal, Jules.”
Ik herken mezelf ook niet meer. Maar ik word tamelijk kriegel bij het idee dat we ineens tóch weer op vakantie moeten gaan. Onze vrienden praten uitgebreid over hun Côte d’Azur glamping-boekingen, roadtrips door Europa of ze vliegen met een privéjet naar een bemand zeilschip aan de Griekse kust, om daar te badderen voor de kust van Mykonos.
En ik... ik wil niet weg. Ook niet in Nederland. Ik wil vakantie vieren in mijn eigen Costa del Casa-cocon, zoals ik dat de afgelopen maanden heb gedaan. Inmiddels ben ik misschien iets té gewend geraakt aan het lopen op sloffen, mijn witte ochtendjas — waaronder ik mijn coronakilo’s verhul — en mijn favoriete thuiscafé: dat standaard elke dag om 16.20 uur opengaat en steevast een fles Moët gekoeld heeft liggen.
Het onrustige gevoel begon twee dagen voordat de terrassen weer open mochten. Ik deed mijn dagelijkse ommetje (in trainingspak) en buiten was men overal al drukdoende met het opstellen van de terrastafeltjes. Tien weken lang had ik me verheugd op dit moment, maar ineens werd ik overvallen door stressgevoelens, met als oorzaak een lang moeten-lijstje:
Net als mijn Zuidvriendinnen — die intussen op callcentermedewerkers leken — zou ik als een gek al mijn favoriete restaurantjes moeten bellen om verzekerd te zijn van een plek, voor alle dagen de komende maand. Mijn Tenues de Ville moest ik weer uit de kast trekken en onmiddellijk naar de stomerij brengen en ik zou opnieuw op hoge pumps moeten leren lopen. Het flaneren over De Schuyt was weer begonnen.
En nu komt het meest gruwelijke van mijn moeten-lijstje: ook mijn schoonouders deden mee met de versoepelingstrend: na weken opsluiting kondigden ze aan weer open huis te houden. Met andere woorden: we moeten weer elke week op woensdag komen koffie drinken.
Even was onze stad alleen van de Amsterdammers geweest. Even was onze buurt alleen van de buurtbewoners geweest, die — net als ik, in hun kloffie — een ommetje maakten. Om een frisse neus te halen, de hond uit te laten, de glasbak te vullen met thuiscafé-afval.
Met weemoed denk ik terug aan de tijd, toen niks hoefde. En nu moet ik ook nog op de valreep gaan bedenken waar we heen moeten gaan op vakantie. Maar dat lukt me niet, want ik heb last van versoepelingsstress.